Congresnota
Themacongres FNV Bouw 2012 | De Nieuwe Vakbeweging
Congresnota FNV Bouw 2012 De Nieuwe Vakbeweging
Inhoud De Nieuwe vakbeweging: een sterke en moderne vakbeweging
5
Waarom een Nieuwe Vakbeweging?
5
Ledenraadpleging FNV Bouw in de aanloop naar het oprichtingscongres van DNV
5
Historie
6
Congres FNV Bouw
6
FNV congres: probleembeschrijving
7
Algemene herkenbaarheid
7
Belangenvertegenwoordiging
7
Dienstverlening
7
Bestuur en organisatie
7
Eerste conclusies ledenraadplegingen en verdere onderzoekspunten
8
Missie en identiteit van De Nieuwe Vakbeweging
8
Doelen van De Nieuwe Vakbeweging
8
Polderen en/of polariseren
9
Wie sluit zich aan bij De Nieuwe Vakbeweging?
10
Waar gaat het om?
10
Wat is afgesproken in Dalfsen?
10
Hoe is het nu?
10
Wat valt daarover te zeggen?
11
Voorbeeld uit Spanje
11
Doelstellingen FNV Bouw en FNV
11
Tegengestelde belangen
12
Maatschappijvisie
12
Brede of smalle visie
12
Vormen van lidmaatschap binnen De Nieuwe Vakbeweging
14
Waar gaat het om?
14
Wat is afgesproken in Dalfsen?
14
Hoe is het nu?
14
Wat valt daarover te zeggen?
15
Eén lidmaatschap
15
Dwarsverbanden
16
Aanvullend pakket
17
april 2012 | Congresnota 2012 | 3
Solidair, democratisch en autonoom
18
Wat is afgesproken in Dalfsen?
18
Representativiteit ledenbestand
18
Structurering via kolommen
19
Samenwerking tussen vakorganisaties
19
Besluitvorming in De Nieuwe Vakbeweging
19
De weg ernaartoe
19
Hoe is het nu?
20
Structurering via kolommen
20
Samenwerking tussen vakorganisaties
21
Besluitvorming Mogelijkheden
4 | Congresnota 2012 | april 2012
20
Representativiteit ledenbestand
21 23
De Nieuwe Vakbeweging en de bouwkolom
23
De verdeling van financiële middelen
24
De ledenraad: het hoogste orgaan
25
Het bestuur
26
Bijlagen
27
Vragenlijst
27
Besluitenlijst Dalfsen
30
De Nieuwe vakbeweging: een sterke en moderne vakbeweging Waarom een Nieuwe Vakbeweging? De voorzitters van de FNV-bonden hebben zich op 3 december 2011 in Dalfsen uitgesproken over het blijvende belang van een sterke en moderne vakbeweging. Deze moderne vakbeweging heeft als werktitel ‘De Nieuwe Vakbeweging’ meegekregen (vaak afgekort als DNV). De Nieuwe Vakbeweging is het middel om samenwerking tussen bonden en vernieuwing mogelijk te maken. De besluitenlijst van Dalfsen is bijgevoegd als bijlage. In Dalfsen is ook besloten om een commissie van kwartiermakers te benoemen, die aan het werk is gegaan om tot een nieuwe vakbeweging te komen. Voormalig staatssecretaris Jetta Klijnsma is voorzitter van de kwartiermakers. Op dit moment voeren de kwartiermakers op veel plekken in het land gesprekken met mensen om wensen en verwachtingen over De Nieuwe Vakbeweging in kaart te brengen. FNV Bouw doet dat ook. De bond benadert alle leden om helder te krijgen wat FNV Bouw-leden vinden van De Nieuwe Vakbeweging en de positie van FNV Bouw daarin. Dat doen wij door middel van vragenlijsten, regionale voorconferenties en gesprekken. En via dit congres.
Ledenraadplegingen FNV Bouw FNV Bouw organiseert op 25 april in het Congrescentrum in Den Haag een raadgevend congres. De bondsraad neemt op de jaarvergadering van 31 mei/1 juni een besluit over de inzet voor het oprichtingscongres van De Nieuwe Vakbeweging. Vervolgens komen op 23 juni 2012 alle FNV-bonden bij elkaar voor het oprichtingscongres van De Nieuwe Vakbeweging. Dan zal De Nieuwe Vakbeweging een feit zijn. De bondsraad van FNV Bouw neemt een besluit over de inzet op het oprichtingscongres van DNV (23 juni 2012). Om de bondsraad te ondersteunen in haar besluit haalt FNV Bouw op diverse manier informatie op bij haar leden. Het raadgevend congres op 25 april is de laatste stap in dit ophaaltraject. Voorafgaand aan het congres op 25 april over de oprichting van DNV heeft FNV Bouw haar leden geraadpleegd door middel van een vragenlijst en in regionale voorconferenties. In zowel in de vragenlijst als in de voorconferenties is ingegaan op voor FNV Bouw belangrijke thema’s voor DNV. NB. Het traject van FNV Bouw staat los van het ophaaltraject van de kwartiermakers en derhalve ook los van de congresnota die de kwartiermakers op zullen stellen voor het oprichtingscongres van DNV. Uiteraard zijn de door FNV Bouw gekozen thema’s wel relevant voor het oprichtingscongres van DNV, maar ze zullen niet één op één te vertalen zijn.
april 2012 | Congresnota 2012 | 5
Historie Zowel het congres van FNV Bouw als het congres van de vakcentrale FNV hebben in 2009 uitspraken gedaan over vernieuwing. Het oprichten van De Nieuwe Vakbeweging is een belangrijke stap naar vernieuwing van de vakbonden in Nederland. Deze vernieuwing is nodig omdat er in Nederland op een andere manier gewerkt wordt. Zo is er steeds meer internationalisering en flexibilisering van arbeid. Ook werken mensen niet meer hun hele leven bij één werkgever en is ‘de werknemer’ niet meer automatisch man en fulltime werkzaam. Ook jongeren, vrouwen, allochtonen, deeltijdwerkers, hoogopgeleiden, ouderen, zzp’ers en migranten zijn een belangrijk onderdeel van de beroepsbevolking in Nederland. De positie van de vakbeweging op de veranderende arbeidsmarkt verzwakt, werkenden worden niet meer automatisch lid van een vakbond. Het gevolg is dat de organisatiegraad terugloopt en het ledenbestand van de FNV-bonden sterk vergrijst.
Congres FNV Bouw In 2009 heeft het congres van FNV Bouw ‘Anders werken werkt anders’ uitgesproken de bond te willen vernieuwen om beter in te kunnen spelen op deze ontwikkelingen, die zich met name ook in onze eigen sectoren voordoen. Leidraad daarbij is de combinatie van de macht van het getal en de kracht van de herkenbaarheid. Sinds 2009 is er op verschillende manieren gewerkt aan samenwerking met andere bonden op de werkplek en aan het streven naar een ongedeelde FNV. Zo is het project ‘FNV op de Bouwplaats’ gestart, zijn er gesprekken met FNV Bondgenoten over samenwerking in de bouwkolom en huurt de ANBO in het hoofkantoor te Woerden ruimte voor hun werkorganisatie. Eerder werkte FNV Bouw al samen in een federatie met Zbo en is FNV Waterbouw opgericht samen met Nautilus.
6 | Congresnota 2012 | april 2012
FNV congres: probleembeschrijving Op het FNV congres in 2009 is een resolutie aangenomen met de opdracht ‘tot een verkenning te komen van vormen van een verbeterde slagkracht’ van de vakbeweging, waarbij ‘geen enkele uitkomst op voorhand wordt uitgesloten’. Samenwerking tussen bonden wordt hierbij als belangrijk middel genoemd. In 2010 is aan onderzoeksbureau Andersson, Elffers, Felix (AEF) opdracht gegeven om te onderzoeken hoe een slagvaardige en herkenbare FNV tot stand kan komen. In dit onderzoek is ingegaan op de algemene herkenbaarheid, de belangenvertegenwoordiging, de dienstverlening en bestuur en organisatie.
Algemene herkenbaarheid
In dit onderzoek geven de bonden aan dat FNV een sterke merknaam heeft. Lobbyen is een belangrijke taak van de vakcentrale FNV. Hiervoor is de binding tussen de bonden onderling en tussen bonden en vakcentrale echter onvoldoende. Ook is er een gebrek aan een heldere en aansprekende visie en leidt gebrekkige besluitvorming tot een ineffectieve lobby.
Belangenvertegenwoordiging
Een actieve en herkenbare vakbond op de werkvloer is cruciaal voor ledengroei en herstel van de organisatiegraad. In 2010 waren de bonden het eens over de noodzaak tot samenwerking, maar niet over hoe het gerealiseerd kan worden. Het verschil zit hem vooral in de organisatorische voorwaarden, met name in aanpassingen in structuur en wijze van samenwerking: variërend van geen tot ingrijpende.
Dienstverlening
Dienstverlening is een belangrijk aspect van de vakbeweging. Bij structurele ledendaling zullen er echter keuzes gemaakt moeten worden in de uitvoering van de dienstverlening en in de bijbehorende organisatie.
Bestuur en organisatie
Op dit moment is de besluitvorming binnen de FNV niet optimaal. Hierdoor neemt de disbalans tussen bonden en verenigingsorganen toe. Ook zit er een overlap in beleidsvoorbereiding. Over de oorzaken van de slechte kwaliteit van besluitvorming verschillen de opvattingen. Genoemd worden structuur, cultuur, gebrek aan professionaliteit, gedrag en sturing. Het onderzoek door onderzoeksbureau AEF is uitgevoerd voordat er een bestuurscrisis ontstond en De Nieuwe Vakbeweging ter sprake kwam. De resultaten geven echter aan dat de problemen en gedachten hierover niet pas in het afgelopen half jaar zijn ontstaan. Het oprichten van De Nieuwe Vakbeweging is een volgende stap in een al jaren durend proces.
april 2012 | Congresnota 2012 | 7
Eerste conclusies ledenraadplegingen en verdere onderzoekspunten In de voorconferenties en bij de vragenlijst zijn de leden over enkele thema’s duidelijk geweest wat hun standpunt is. Voor enkele andere thema’s is dat minder helder. In dit hoofdstuk staat beschreven wat het standpunt van de leden is voor de thema’s ‘missie & identiteit’, ‘doelen’ en ‘polderen en/of polariseren’. De thema’s ‘wie sluit zich aan bij De Nieuwe Vakbeweging’, ‘welke vormen van lidmaatschap zijn mogelijk binnen De Nieuwe Vakbeweging’ en ‘solidair, democratisch en autonoom’ hebben elk hierna een eigen hoofdstuk gekregen omdat deze thema’s meer discussie en besluitvorming behoeven. Het congres zal in het teken staan van deze drie thema’s.
Missie en identiteit van De Nieuwe Vakbeweging Op de voorconferenties van FNV Bouw is de huidige missie van FNV Bouw onderschreven. Ook worden uitgangspunten voor DNV, zoals vastgelegd in Dalfsen, onderkend. Wel is benadrukt dat FNV/DNV zich meer moet richten op nieuwe groepen werkenden. Ook moet FNV/DNV daadwerkelijk iets voor deze mensen gaan betekenen. Nu wordt er te weinig gedaan voor deze mensen. Bij de nieuwe groepen werkenden staan jongeren en UTA-personeel volgens onze leden bovenaan als het gaat om groepen waar winst te halen valt. Het belang en de producten van de vakbond zijn voor deze groepen nu veelal onbekend. Voor de leden op de voorconferenties is het belangrijk dat de missie duidelijker uitgedragen wordt en dat de bouwkolom herkenbaar blijft/wordt. FNV Bouw moet volgens hen het voortouw nemen in de vernieuwing en de oprichting van DNV.
Doelen van De Nieuwe Vakbeweging De vakbeweging houdt zich momenteel met twee verschillende zaken bezig: aan de ene kant met directe belangenbehartiging en aan de andere kant met het beïnvloeden van het overheidsbeleid. Nu kun je het één niet los zien van het ander. Overheidsbeïnvloeding doe je immers ook vanuit het belang van de leden. Leden vinden zowel individuele als collectieve belangenbehartiging erg belangrijk vanuit een stevige basis op de werkplek en in de woonplaats. Maar leden vinden ook dat de vakbeweging een sterke top moet hebben die op nationaal niveau de sector overstijgende belangen moet behartigen in overleg met overheden. In de regionale voorconferenties is wel regelmatig genoemd dat de leden meer geïnformeerd willen worden over deze sector overstijgende zaken als het algemene arbeidsvoorwaardenbeleid.
8 | Congresnota 2012 | april 2012
Polderen en/of polariseren In de voorconferenties en in de vragenlijst hebben de leden van FNV Bouw aangegeven zowel het overleg als het actievoeren belangrijk te vinden. Het is belangrijk om in een vroeg stadium mee te praten over beslissingen en het is even zo belangrijk om middels actie een vuist te kunnen maken als je het ergens niet mee eens bent. FNV heeft een sterke positie in het poldermodel van Nederland. Deze sterke positie is echter niet altijd meer gebaseerd op een sterke basis. Het maken van een vuist moet niet alleen gebeuren op thema’s die aan de overlegtafel moeilijkheden geven, maar ook op thema’s waarvan leden zelf aangeven dat deze belangrijk zijn. De stem van de leden is belangrijk om te bepalen waar energie van de vakbeweging in gestoken moet worden. Het sterker maken, het faciliteren en in hun kracht zetten van leden is enorm belangrijk voor de sterke basis die de vakbeweging nodig heeft. Het lijkt alsof het polderen en het actievoeren in de huidige vorm hun beste tijd hebben gehad (polderen: verslechteringen afzwakken, slikken of stikken, actievoeren: petjes en toeters). Helemaal afstand nemen van het polderen zal weer andere problemen opleveren (verminderen van invloed, aan de zijlijn staan, meer conflicten). Het ligt dus voor de hand te profiteren van het gegeven dat de vakbeweging beide instrumenten tot zijn beschikking heeft. Wel is het belangrijk dat polderen en actievoeren meer verbonden en per situatie strategisch ingezet worden. Er moet meer expliciet gekozen worden wanneer welk middel wordt ingezet.
april 2012 | Congresnota 2012 | 9
Wie sluit zich aan bij De Nieuwe Vakbeweging? Waar gaat het om? Niet alleen de huidige FNV-bonden kunnen zich aansluiten bij De Nieuwe Vakbeweging, de organisatie staat ook open voor andere organisaties. Maar gaat het dan alleen om andere vakbonden? Of ook bijvoorbeeld om (organisaties van) zzp’ers? En wat te denken van beroepsverenigingen zoals de V&VN (Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland) of de Vereniging van Huisartsen? Waar ligt de grens tussen beroepsgroep, vereniging van zelfstandigen en ondernemersvereniging? En hoe breed is De Nieuwe Vakbeweging? Willen we ook studentenvakbonden onderdak bieden en misschien zelfs huurdersorganisaties? En hoe zit het dan met organisaties op het gebied van milieu en duurzaamheid?
Wat is afgesproken in Dalfsen? De Nieuwe Vakbeweging moet een open structuur krijgen. Dat betekent dat ook vakbonden die nu geen lid zijn van de FNV worden uitgenodigd om toe te treden. Verder kunnen ook nieuwe of bestaande verenigingen toetreden die zijn georganiseerd langs de lijnen jongeren, uitkeringsgerechtigden en ouderen. Ook kunnen maatschappelijke organisaties als Greenpeace, Amnesty en de consumentenbond zich in theorie aansluiten bij De Nieuwe Vakbeweging.
Hoe is het nu? FNV Bouw is aangesloten bij de vakcentrale FNV. In totaal zijn nu 19 bonden aangesloten, waaronder de FNV Vrouwenbond (voor vrouwen), ANBO (voor ouderen), FNV Zbo (voor zelfstandigen in de bouw) en FNV Zelfstandigen (voor andere zzp’ers). Daarnaast heb je ook nog FNV Jong, de bond die zich richt op jongeren van de aangesloten bonden. En FNV Mondiaal die zich bezighoudt met nakoming van internationale afspraken (zoals het ILOverdrag) en met internationale solidariteit. Naast de FNV zijn er nog twee grote vakcentrales: het CNV en de MHP. Verder bestaan er alternatieve vakbonden zoals de Landelijke Belangenvereniging (LBV) en het Alternatief voor vakbond (AVV). En er zijn categorale bonden, die alleen werknemers in een bepaalde sector, branche of zelfs beroep organiseren en die niet zijn aangesloten bij een van de drie vakcentrales. In de bouw en infra heb je bijvoorbeeld Het Zwarte Corps (HZC), een vakbond voor machinisten en ander ‘machine-gebonden personeel’.
10 | Congresnota 2012 | april 2012
Al deze vakbonden bestaan naast elkaar, maar zitten vaak wel samen aan tafel, bijvoorbeeld bij cao-onderhandelingen of in de SER en de Stichting van de Arbeid. De kleine bonden zitten aan tafel als het gaat om een bepaalde branche of beroepsgroep (categorale bonden). Het gebeurt ook dat werkgevers de grote bonden buiten spel zetten, door afspraken te maken met een kleine bond. Dat gebeurt vooral in sectoren waar de organisatiegraad van de vakcentrales laag is.
Wat valt daarover te zeggen? Hoe breed een vakbond is – en met welke thema’s deze zich bezighoudt – hangt allereerst af van de doelstelling. De leden van FNV Bouw zijn hierover behoorlijk verdeeld: de ene helft is voor een brede maatschappelijke taakopvatting, de andere helft is voor beperking tot de gebieden arbeid en inkomen.
Voorbeeld uit Spanje
Om de discussie duidelijk te maken, helpt het soms te kijken naar uitersten. Bijvoorbeeld naar de Spaanse vakbond Comisiones Obreros (CCOO), die zich met alles bezighoudt, tot de strijd tegen kernenergie aan toe. Zij leggen dat zelf zo uit: “Ons doel is bescherming en verbetering van de maatschappelijke en arbeidsbelangen van álle burgers, vanuit het besef dat collectieve belangen boven die van het individu of van een sector gaan, en dat de voorwaarden voor een goed leven niet alleen bestaan uit werk, maar ook afhangen van het soort samenleving waarin je leeft. Wij hebben een visie op een betere wereld, waarin zaken anders verdeeld en georganiseerd zijn. Alles wat we doen is er op gericht die wereld een stapje dichterbij te brengen. Daarom houden wij ons óók bezig met thema’s als de toegang tot het onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg en milieu.” De CCOO plaatst dit tegenover sectorale of categorale bonden van bijvoorbeeld verpleegsters of piloten, die zich alleen bezighouden met bescherming en verbetering van de belangen op het gebied van werk en inkomen van die specifieke groep. Risico’s van een dusdanig brede doelstelling zijn o.a. versnippering van aandacht en mogelijke aantasting van de kwaliteit van dienstverlening.
Doelstellingen FNV Bouw en FNV
De doelstellingen van FNV Bouw zijn redelijk breed, zoals het streven naar de instandhouding en uitbouw van een democratische samenleving met als grondslag rechtvaardigheid en solidariteit. Internationaal streeft FNV Bouw naar rechtvaardige verdeling van de welvaart en de handhaving van de vrede tussen volkeren. Toch is die doelstelling in de loop der tijd versmald. Zo voert de FNV niet meer de ‘klassenstrijd’, wordt ‘het kapitalisme’ niet langer afgewezen en organiseert de FNV veel meer groepen dan alleen de ‘traditionele arbeider’. Ook zijn ‘huur- en consumentenzaken’ uit het rechtenpakket van FNV Bouw verdwenen. Behalve de hoge kosten, was het
april 2012 | Congresnota 2012 | 11
argument hiervoor dat dit niets te maken had met werk en inkomen, de kerntaak van de bond. Van de FNV waren oorspronkelijk alleen vakbonden lid die werknemers in een bepaalde beroepsgroep of sector organiseerden. In de loop der tijd zijn daar ook bonden bijgekomen die zich richten op een speciale groep door alle sectoren heen, zoals de FNV Vrouwenbond en ANBO. Zij organiseren niet alleen werknemers, maar bijvoorbeeld ook vrouwen die niet werken of zelfstandige zijn, of ouderen die al met pensioen zijn. Net als de bonden voor zelfstandigen die geen werknemers organiseren, maar wel ‘werkenden’.
Tegengestelde belangen
De belangen van zelfstandigen zijn soms tegengesteld aan die van werknemers. Bijvoorbeeld als het gaat om de hoogte van hun tarieven of om de flexibiliteit van werktijden. Dat geldt in bepaalde mate ook voor buitenlandse arbeidskrachten en voor uitzendkrachten en andere flexwerkers. De vraag is dan ook of het mogelijk is om deze tegengestelde belangen allemaal binnen dezelfde ‘nieuwe vakbeweging’ te organiseren. Ook de belangen van uitkeringsgerechtigden en ouderen zijn soms tegengesteld aan die van werknemers. Bovendien: waar behartig je die belangen? Kan dat aan de cao-tafel?
Maatschappijvisie
In de discussie op de voorconferenties vonden de meeste mensen dat toetreding tot De Nieuwe Vakbeweging alleen mogelijk moet zijn voor vakbonden en organisaties van zzp’ers, dus organisaties van werkenden. En dat er per sector maximaal één bond kan toetreden. Daarnaast zou je dan door de hele nieuwe vakbeweging heen dwarsverbanden kunnen hebben voor bijvoorbeeld flexwerkers, vrouwen, ouderen, jongeren en uitkeringsgerechtigden. De vraag is dan wel: welk belang gaat voor? De CCOO in Spanje beantwoordt die vraag duidelijk: het collectieve belang van alle burgers (werkend of niet werkend). Maar om dat belang te kunnen toetsen, heb je misschien wel eerst die visie nodig op een andere maatschappij. En dan is het maar weer de vraag of mensen in Nederland – en onze huidige leden – op zo’n overkoepelende maatschappijvisie zitten te wachten.
Brede of smalle visie
Dit alles leidt ertoe dat we een beetje op twee gedachten hinken. Uit de discussie tot nu toe blijkt dat we mensen het liefst willen organiseren op hun sector of zelfs op hun beroep. Dat zou ervoor pleiten je te beperken tot arbeidsomstandigheden, werk en inkomen. Maar we willen ons ook bemoeien met bijvoorbeeld beroepsonderwijs of met de sociale zekerheid. Omdat we daar een directe link zien met werk en/of inkomen. Die wat bredere blik zou betekenen dat binnen De Nieuwe Vakbeweging (organisaties van) zzp’ers welkom blijven. Hetzelfde geldt vooruitkeringsgerechtigden. Veel gemeentes kennen een eigen organisatie van uitkeringsgerechtigden, of soms zelfs meer (bijvoorbeeld èn een WSW-raad èn een werklozenbond).
12 | Congresnota 2012 | april 2012
Kunnen al die plaatselijke clubs straks lid worden van De Nieuwe Vakbeweging? En worden ze dan lid van de koepel, of worden ze verplicht zich aan te sluiten als plaatselijke afdelingen van één bond voor uitkeringsgerechtigden? En als we (beroeps)onderwijs van belang vinden voor werk en inkomen, kunnen organisaties van studenten (LAKS, JOB, LSVb) dan ook toetreden? Bij zo’n ‘iets bredere blik’ is het wel lastig te bepalen waar de grens ligt. Zo zat onlangs de Arena vol met leraren die niet zozeer opkwamen voor hun loon of arbeidsplaats, maar voor de kwaliteit van het onderwijs. De AOb vindt dit kennelijk tot haar taak horen. Maar hoe zit het dan met zaken als inburgering, het debat over integratie, acties tegen discriminatie? Dat is allemaal in feite toch ook nodig om ‘gewoon goed werk’ voor iedereen mogelijk te kunnen maken? Bovendien: stel dat je het eens wordt over de thema’s en de grenzen, dan blijft er een grijs gebied. Want voetbalclubs kunnen bij een focus op werk en inkomen niet toetreden. Maar wat nu als bijvoorbeeld FNV Bouwkolom vanuit ledenbinding een aantal voetbalteams opricht, of FNV Jong een klimsportclub? En de ANBO-afdelingen, die vooral door leden zeer gewaardeerde wandelingen, klaverjasavonden en koffie-uurtjes organiseren, mogen wel blijven, terwijl een wandel- of klaverjasclub niet mag toetreden? Of gaat het er dan om dat dit niet het hoofddoel is, maar ‘slechts’ een bindende activiteit? En wie bepaalt dat dan? Dat lijkt misschien een flauwe vraag, maar het is precies die discussie (zijn we nu een jongerensoos of en club uitsluitend gericht op werk en inkomen) die de vroegere Jongerenbeweging verbonden met de FNV de das om heeft gedaan.
april 2012 | Congresnota 2012 | 13
Vormen van lidmaatschap binnen De Nieuwe Vakbeweging Waar gaat het om? Hoe word je lid van de nieuwe vakbeweging? Hier liggen een paar mogelijkheden. Je kan lid worden van de nieuwe beweging, van de aangesloten vakbonden/kolommen of van een combinatie van beiden. Alles is mogelijk, maar de doelstelling is: een zo groot mogelijke betrokkenheid van de leden.
Wat is afgesproken in Dalfsen? Er zijn drie besluiten genomen die betrekking hebben op het lidmaatschap. Ten eerste: het wordt mogelijk om rechtstreeks lid te worden van De Nieuwe Vakbeweging. Ten tweede: mensen kiezen zelf met welke vakorganisatie zij zich het meest verbonden voelen. Van die vakorganisatie worden mensen lid. En ten derde: er wordt gestreefd naar een zo direct mogelijke betrokkenheid van leden bij de besluitvorming binnen de vereniging.
Hoe is het nu? De FNV heeft 19 bonden als lid. Die bonden hebben alles bij elkaar ongeveer 1,4 miljoen leden en dat maakt dat de FNV bij de grootste organisaties van Nederland hoort (met de ANWB en de kerken). Alle leden zijn lid van hun eigen FNV-bond: daaraan betalen ze contributie en daar krijgen ze een cao, dienstverlening en invloed voor terug. Er is één soort lidmaatschap. Je kunt alleen lid worden als natuurlijk persoon. Een ondernemingsraad (OR) kan bijvoorbeeld geen lid worden. En je kunt alleen maar lid worden voor het hele pakket van dienstverlening. Het is niet mogelijk om een onderscheid te maken tussen bijvoorbeeld een basispakket en een aanvullend pakket – zoals bij je zorgverzekeraar. Tegelijkertijd wordt het steeds duidelijker, dat mensen onderling verschillen. Niet alleen in het werk of in de gezinssituatie, maar ook in voorkeuren. Het huidige lidmaatschap komt daaraan niet tegemoet. Het lidmaatschap van jongeren geeft precies dezelfde rechten als dat van gepensioneerden. Een hoogopgeleide werkende heeft dezelfde aanspraken als een laaggeschoolde werkloze. Elke bond heeft zijn eigen ledenadministratie. Als je van sector verandert, moet je vaak ook van bond veranderen. Dat is omslachtig en duur. Bovendien heeft het tot gevolg dat mensen blijven hangen bij een bond die hun belangen niet meer behartigt. En tenslotte kan het leiden tot belangentegenstellingen tussen bonden: elke bond wil een zo groot mogelijk
14 | Congresnota 2012 | april 2012
werkveld, om ook de bijbehorende leden te kunnen inschrijven. Je zou zeggen: dat kan gemakkelijker. Maar die structuur is niet helemaal willekeurig. Er is voor deze weg gekozen bij de oprichting van de FNV in 1981. FNV Bouw is één van de 19 leden van de FNV. Na FNV Bondgenoten, AbvaKabo FNV en de ANBO is FNV Bouw de vierde bond binnen de FNV. Het aantal leden bepaalt hoeveel stemrecht een bond heeft binnen de FNV. De stemverhouding is in de statuten vastgelegd. Hoewel de twee grootste bonden meer dan de helft van de leden hebben, hebben ze volgens die statuten samen geen meerderheid binnen de FNV. Voor de 17 andere FNV-bonden zou het niet acceptabel zijn als de twee grootste bonden alles met elkaar konden bedisselen. Bij fusies in het bedrijfsleven is dat geen ongebruikelijke gang van zaken. Maar het heeft wel effect op de besluitvorming. Leden worden niet rechtstreeks in de besluitvorming betrokken. Als je niet gestemd hebt bij een referendum, of zelfs tegen hebt gestemd, wordt jouw lidmaatschap toch meegerekend bij de vóór-stemmers als in jouw bond een meerderheid heeft voorgestemd. Niet de leden, maar de organisaties hebben de zwaarste stem in het kapittel als er een sector overstijgend besluit moet worden genomen. Referenda worden alleen gehouden bij grote en zwaarwegende akkoorden tussen de vakbeweging, de werkgevers-organisaties en de overheid. Statutair hebben die referenda een adviserende rol, en neemt het parlement van de bonden, de Bondsraad, uiteindelijk het besluit.
Wat valt er verder over te zeggen? Eén lidmaatschap
Het Congres van FNV Bouw heeft zich in 2009 ondubbelzinnig uitgesproken voor een ongedeelde FNV binnen afzienbare termijn. De tijd lijkt hier nu rijp voor te zijn. Het oogt betrekkelijk simpel: maak één lidmaatschap van de FNV mogelijk en deel iedereen vervolgens toe aan de bond die het beste past en die de voorkeur van het lid heeft. Zo bespaar je organisatiekosten en administratieve lasten. Heel veel mensen maakt het niet uit van welke FNV-bond ze lid zijn. De FNV is het sterke merk, en de FNV-bonden zijn dat veel minder. Maar zo eenvoudig is het niet. Rechtstreeks lidmaatschap betekent ook, dat er nieuwe afspraken over besluitvorming moeten komen. Kunnen de grote bonden dan alsnog al hun leden vertegenwoordigen? Wat betekent dat voor de positie van kleinere bonden? Worden hun belangen wel voldoende meegewogen in de uiteindelijke besluiten? En wat betekent het voor het financiële beheer van de afzonderlijke bonden? Een deel van de financiering is immers afkomstig uit de sectoren waar cao’s worden afgesloten. Ook niet
april 2012 | Congresnota 2012 | 15
onbelangrijk: elke bond heeft zijn eigen lidmaatschap, met eigen algemene voorwaarden, rechtenpakket én een eigen prijs. De hoogte van de contributie loopt flink uiteen. Kiezen voor één lidmaatschap betekent ook, dat je de contributie gelijk moet trekken en daaraan gekoppeld ook het dienstverleningspakket. De grote meerderheid van de geënquêteerde leden binnen onze achterban (ca. 75%) vindt dat er een (rechtstreeks) lidmaatschap van De Nieuwe Vakbeweging moet komen. Vervolgens is er een aantal sector- of beroepsgerichte kolommen of bonden, waarbij je je kunt aansluiten. Iedereen is dan lid van De Nieuwe Vakbeweging, maar het lidmaatschap van de afzonderlijke aangesloten organisaties blijft een bewuste, individuele en herkenbare keuze. Een vrije keuze ook, want alleen zo stel je echt het lid centraal. Maar dat stelt wel eisen aan betere en soepelere samenwerking en afspraken tussen de kolommen of bonden. Stel ik werk als klusjesman in een verzorgingshuis. Dan val ik onder de cao verpleeg- en verzorgingshuizen, die wordt afgesloten door de kolom Zorg en Welzijn. Maar zelf heb ik hiervoor altijd als timmerman in de bouw gewerkt. Dus ik ben lid geworden van de Bouwkolom, omdat ik me daar het meest thuis voel. Ideaal gezien zou ik dan tóch informatie moeten krijgen over mijn cao. En als ik een conflict krijg met mijn baas, bijvoorbeeld omdat mijn loon niet op tijd betaald wordt, moet ik hierbij juridische hulp krijgen. En dat allemaal zonder dat ik me hoef over te schrijven naar de kolom Zorg en Welzijn en zonder dat iemand gaat zeuren dat ik ‘verkeerd georganiseerd’ ben. ‘Verkeerd georganiseerd’ zou een uitdrukking moeten zijn die bij De Nieuwe Vakbeweging niet meer bestaat.
Dwarsverbanden
Naast het rechtstreekse lidmaatschap van DNV en vakorganisaties of kolommen wordt het binnen de nieuwe structuur ook mogelijk om je te organiseren langs de lijn jongeren, ouderen, uitkeringsgerechtigden en vrouwen. De zogenaamde dwarsverbanden. Het moet dus mogelijk zijn dat je rechtstreeks lid wordt van DNV, van de vakorganisatie Bouw maar ook van DNV Jong of DNV Vrouwen. De vraag is dan vervolgens of iedereen zijn eigen dwarsverband kan beginnen. Als ik met een groep Poolse collega’s in de kassen werk en ik wil graag contact met Poolse collega’s in de bouw, omdat we deels dezelfde problemen tegenkomen als het bijvoorbeeld gaat om huisvesting, kunnen we dan een dwarsverband ‘Polen’ oprichten? En wanneer is iets een dwarsverband en wanneer een kolom? Die grens is niet altijd zo duidelijk. Zo wordt de beroepsgroep ‘secretaresses’ door de één als dwarsverband genoemd, terwijl de ander dit ziet als beroepskolom. En zzp’ers zijn in beginsel een dwarsverband, maar als je de zzp’ers in de bouw apart organiseert (zoals nu bij ZBo), is het misschien weer eerder een beroepskolom? En wie bepaalt dat? Wie bepaalt sowieso of een nieuw
16 | Congresnota 2012 | april 2012
dwarsverband ontstaat? Degenen die er één willen oprichten, of moet dat een officieel besluit zijn van een overkoepelend bestuur of ledenraad?
Aanvullend pakket
Iets anders is dat bovenop het basislidmaatschap verschillende soorten lidmaatschappen kunnen komen. Je kiest daarvoor net als de manier waarop je bovenop je verplichte zorgverzekering een aanvullende verzekering afsluit. Denk aan recht op juridische ondersteuning bij ontslag, op loopbaanadvies of op collectieve voordelen. Hoe dat precies wordt ingevuld, is een verantwoordelijkheid van de bonden die zich aansluiten. Nu verschilt de dienstverlening en de voorwaarden behoorlijk per bond. Tijdens de voorconferenties in de regio’s in maart bleek overigens wel dat er verschillend gedacht wordt over welke dienstverlening thuishoort bij het basispakket en welke bij het aanvullend pakket. De ene stroming vond dat het basispakket veelomvattend hoort te zijn, dat hier veel dienstverlening bij thuishoort. Anderen vonden dat het basispakket relatief beperkt kan zijn (en goedkoop) en dat de andere elementen eerder bij het aanvullend pakket horen. Hoort loopbaancoaching of juridische ondersteuning bij (mogelijk) ontslag bij de het basispakket of bij de aanvulling? Hier valt over te discussiëren. Collega vakbonden in landen als Zwitserland en Scandinavië hebben een omvangrijk dienstenpakket gekoppeld aan het lidmaatschap. De keerzijde is dat hier aanzienlijk hogere contributiebedragen voor worden gevraagd dan bij ons. De vraag is of dit soort bedragen in Nederland haalbaar zijn, ook al gezien de scherpe concurrentieverhoudingen met de bonden van het CNV.
april 2012 | Congresnota 2012 | 17
Solidair, democratisch en autonoom De representativiteit van de huidige bonden staat onder druk. Door de veranderingen in economie en maatschappij worden jongeren, flexwerkers en hoger opgeleiden minder goed vertegenwoordigd dan ouderen, vaste werknemers en lager opgeleiden. Eenmaal binnen, dan zijn het vooral de ouderen (vaak gepensioneerd of uitkeringsgerechtigd) en de vaste werknemers die meedoen in de vakbondsdemocratie. Het resultaat is, dat (vaak ongewild) de belangen van de slechter vertegenwoordigde groepen minder goed worden behartigd dan die van de wél gerepresenteerde groepen. En al was het niet zo, elk vakbondsstandpunt kan door de onderhandelaars van de tegenpartij worden weggezet omdat het niet representatief is. Representativiteit en verenigingsdemocratie zijn onontbeerlijk voor een sterke vakbeweging. De gang van zaken rond het pensioenakkoord in 2011 liet zien hoe wankel de huidige democratische besluitvorming is – en tot wat voor gevolgen dat kan leiden. De Nieuwe Vakbeweging moet perspectief bieden op de vraag hoe je alle groepen werkenden, de traditionele én de opkomende, kunt vertegenwoordigen. Enerzijds door het lidmaatschap voor zo veel mogelijk mensen aantrekkelijk te laten zijn. Anderzijds door ieders belang via een slimme democratische structuur te laten meewegen in de uiteindelijk geleverde producten van individuele en collectieve dienstverlening. Het gaat erom hoeveel vrijheid mensen krijgen om hun eigen belangen te behartigen (autonomie) en hoe de vakbeweging voorkomt dat groepen werkenden en uitkeringsgerechtigden tegen elkaar worden uitgespeeld (solidariteit). De structuur en de wijze van democratische besluitvorming van De Nieuwe Vakbeweging moeten bijdragen aan het vergroten van representativiteit en onderhandelingsmacht.
Wat is afgesproken in Dalfsen? De representativiteit en de structuur van besluitvorming zijn op verschillende manieren aan de orde gekomen in Dalfsen.
Representativiteit ledenbestand
Het uitgangspunt voor De Nieuwe Vakbeweging is de grote onderlinge verscheidenheid tussen werkenden, zowel wat betreft maatschappelijke positie (in een vast contract, als flexwerker of zzp’er) als voorkeuren en persoonlijke situatie. Binnen al die diversiteit en pluriformiteit komen mensen elkaar tegen in hun werk. De Nieuwe Vakbeweging moet dichtbij die mensen staan, en herkenbaar zijn. Ook al hebben mensen soortgelijk werk, dan nog verschillen ze in hoe ze hun werk, hun beroep en hun arbeidsvoorwaarden vorm willen geven. Daarvoor moeten ze binnen De Nieuwe Vakbeweging de ruimte en de autonomie krijgen.
18 | Congresnota 2012 | april 2012
Structurering via kolommen
De Nieuwe Vakbeweging zal bestaan uit sterke sectoren, ingedeeld in kolommen. Die maken samen met de leden hun eigen keuzes binnen de verbindende structuur van De Nieuwe Vakbeweging. Binnen De Nieuwe Vakbeweging kunnen dus afzonderlijke vakorganisaties bestaan. Elke bond moet kijken welke stappen gezet moeten worden om zich om te vormen in een beroepsgerichte vakorganisatie die herkenbaar is en dicht bij de leden staat. Voor sommige bonden is de gevraagde verandering groot, en voor andere wat minder groot. Onze bond, FNV Bouw, staat voor de vraag waar het huidige werkgebied te krap is om de belangen goed te kunnen behartigen, en waar het werkgebied zo ruim is dat mensen zich niet of onvoldoende in hun bond herkennen.
Samenwerking tussen vakorganisaties
De vakorganisaties hebben elkaar nodig om de belangen van werkende mensen te behartigen als die niet binnen de sector of het beroep kunnen worden opgelost. Bovendien zijn er organisatorische zaken die de vakorganisaties net zo goed of zelfs beter samen kunnen doen dan alleen. De Nieuwe Vakbeweging doet niets zonder mandaat van de aangesloten vakorganisaties. De Nieuwe Vakbeweging zal een open structuur hebben. Dat betekent dat ook andere bonden die geen lid zijn van de FNV en (bestaande of nieuwe) verenigingen die jongeren, uitkeringsgerechtigden en ouderen organiseren kunnen toetreden. Het organisatieprincipe is ‘bouwen van onderop’. De beroepsgerichte vakorganisaties zijn autonoom, maar opereren binnen de verbindende structuur van De Nieuwe Vakbeweging. De bevoegdheden van De Nieuwe Vakbeweging worden door de aangesloten vakorganisaties van goedkeuring voorzien.
Besluitvorming in De Nieuwe Vakbeweging
De Nieuwe Vakbeweging heeft een bestuur dat wordt gevormd vanuit de voorzitters van de beroepsgerichte vakorganisaties. Zij besturen samen, en zijn samen verantwoordelijk. Bij de besluitvorming binnen de vereniging wordt gestreefd naar een zo direct mogelijke betrokkenheid van de leden.
De weg ernaartoe
Het besluit tot oprichting van De Nieuwe Vakbeweging wordt genomen door bonden die bij de FNV zijn aangesloten. Vooralsnog blijven de huidige verenigingsstructuren intact. Het besluit om toe te treden zal door iedere bond afzonderlijk in een latere fase worden genomen.
april 2012 | Congresnota 2012 | 19
Hoe is het nu? Representativiteit ledenbestand
FNV Bouw is een loyale en vaak richtinggevende bond binnen de FNV. Als het erom gaat verschillende belangen op één lijn te krijgen, is FNV Bouw de laatste jaren vaak ook een innovatieve en dappere bond geweest. Altijd in intensieve samenspraak tussen bondsbestuurders, cao-onderhandelaars en de achterban. Denk aan de keuzes die we hebben gemaakt over loopbaanbeleid in de cao, over het organiseren van zzp’ers, over de hervorming van het pensioen. Altijd met een open oog voor maatschappelijke ontwikkelingen, maar ook met oog voor de belangen van werkenden, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden. FNV Bouw is een bond die wil leveren, niet een bond die koste wat kost een principiële maatschappijvisie centraal stelt. Ook als dat soms verwijten en kritiek oplevert. De cao’s van FNV Bouw staan onder grote druk. Niet alleen vanwege de crisis, maar ook vanwege de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De bouwsector vergrijst, flexibiliseert en internationaliseert. Het aantal werknemers in loondienst is sterk gedaald. Onder de werknemers is een verschuiving gaande van uitvoerend personeel naar UTA. Het aantal zzp’ers is enorm toegenomen. En bovendien werken veel mensen in de bouw onder een cao die FNV Bouw niet afsluit. Denk aan installateurs, uitzendkrachten, de architecten en ingenieurs. Werknemers onder de cao’s van FNV Bouw voelen die versplintering als een bedreiging van hun werkzekerheid. Het is lastig om via de cao succes te boeken. Die ontwikkeling slaat terug op het ledental. Het aantal werkende leden was in januari 2002 114.892. In januari 2012 was dat 72.990. Doordat het totaal aantal werknemers (leden en niet-leden van de bond) net zo hard afnam, is in 2012 een even groot percentage van de werknemers lid van FNV Bouw als tien jaar eerder. Het aantal betalende leden beneden de 22 daalde in diezelfde periode met maar liefst 80%, van 7.230 naar 1.482 mensen. Het aantal uitkeringsgerechtigde en gepensioneerde leden steeg in diezelfde periode van 40.127 naar 45.081. De bond van 2012 is dus een heel andere dan die van tien jaar geleden. De gezichtsbepalende rol van FNV Bouw in de overlegeconomie wordt steeds minder gesteund door macht en invloed op de werkvloer, op de bouwplaats. En op de lange termijn ondermijnt dat natuurlijk de invloed van de bond.
Structurering via kolommen
Om vakbondsmacht van onderaf te organiseren en te benutten, moeten we over de grenzen van de bond heen kijken: naar de uitzendsector, naar de kleinmetaal, naar de architecten en ingenieurs. Maar ook binnen de bouwsector zelf moeten we ervoor zorgen dat UTA-mensen en zzp’ers zichzelf organiseren via de bond – of via De Nieuwe Vakbeweging. Voor FNV Bouw zal
20 | Congresnota 2012 | april 2012
De Nieuwe Vakbeweging dan dus betekenen, dat de in het verleden gegroeide grenzen met andere sectoren wegvallen, en dat de samenwerking met FNV Bondgenoten (in het project Bouwkolom) en FNV ZBo wordt omgezet in een nieuwe kolom voor alle werkenden in de bouwnijverheid.
Samenwerking tussen vakorganisaties
De verschillende FNV-bonden hebben er niet voor gekozen dingen samen te doen, maar dingen enigszins te coördineren. Elke bond voert zijn eigen beleid ten aanzien van de individuele dienstverlening, het kader- en verenigingsbeleid, de ledenadministratie, communicatie en marketing. Let maar eens op: elke bond heeft zijn eigen huisstijl, zijn eigen actiemateriaal en -methoden, zelfs zijn eigen dienstenpakket voor de leden. De echte samenwerking vindt vooral plaats als er gepolderd moet worden of als moet worden vastgesteld wat er het komende jaar in de cao’s moet worden geregeld. De FNV vertegenwoordigt de bonden, en daarmee de leden, in het landelijke overleg met werkgevers en het kabinet. En als er landelijke acties moeten komen, zoals in 2004, dan is de FNV de plek waar de bonden met elkaar afspreken om samen te komen op het Malieveld of het Museumplein. Lobby-organisatie en actie-coördinator. Dat zijn de twee rollen van de FNV, en die zijn moeilijk met elkaar te verenigen. Een lobbyist wil het liefste overleggen, en gaat geen acties organiseren. Dat is immers, zeker op korte termijn, funest voor het overleg. En een actie-coördinator wil het liefste een simpele boodschap kunnen verkondigen in plaats van een moeizaam bereikt compromis uitventen. Volgens veel mensen heeft de FNV de afgelopen jaren die spanning proberen op te lossen door zich in het polderoverleg te storten en zich min of meer los te zingen van de achterban – die vaak eerder klaar is met overleggen en kiest voor actie. Daarnaast slaagden FNV-bonden er niet in de achterban te mobiliseren. Het helpt daarbij niet dat het FNVbestuur zich alleen maar hoeft te verantwoorden in de federatieraad, en niet rechtstreeks tegenover de leden.
Besluitvorming
Die samenwerking binnen de vakcentrale is in 2011 in de problemen geraakt als gevolg van het pensioenakkoord. Hoe dat precies ging, is niet zo interessant. Maar het liet wel heel duidelijk zien hoe de bestaande structuur de besluitvorming in de weg zat. De belangrijkste knelpunten waren de volgende. Ten eerste, bij een technisch complex onderwerp is het bijzonder moeilijk om onderhandelingen in Den Haag te koppelen aan betrokkenheid van grote groepen leden. Ondanks alle commotie is er van massale actie geen sprake geweest, óók niet toen de FNV of de bonden daartoe opriepen. En toch zullen er altijd wel complexe en technische onderwerpen blijven. Denk aan de toekomst van de zorg, aan bezuinigingsprogramma’s om het begrotingstekort binnen de perken te houden, of aan de politiek ten aanzien van de Europese Unie.
april 2012 | Congresnota 2012 | 21
Ten tweede, het is (ook weer dankzij de complexiteit van het onderwerp) moeilijk om naar buiten toe duidelijk te maken dat met ieders belang voldoende rekening is gehouden. Het pensioenakkoord heeft erg veel kritiek gekregen omdat oudere werknemers en gepensioneerden (de leden van de FNV) er beter af leken te komen dan jongeren en flexwerkers. Misschien terecht, misschien ten onrechte. Maar als je jongeren nauwelijks organiseert, ben je kwetsbaar voor het verwijt. Ten derde, de stemverhouding tussen de bonden in de federatieraad (de vergadering van alle FNV-voorzitters) heeft wel te maken met ledentallen, maar een lid van FNV Bondgenoten wordt wat minder zwaar meegeteld dan een lid van de Politiebond. Daardoor kunnen de twee grootste bonden in de FNV niet met elkaar de dienst uitmaken. Maar als er diepe meningsverschillen zijn, is die stemverhouding een probleem extra. Ten vierde, het standpunt van een bond wordt uiteindelijk bepaald door de bondsraad. In de stemming in de federatieraad geldt het standpunt van de bondsraad voor alle leden (of die nu wat zwaarder of wat minder zwaar meetellen). Een individueel lid van een bond heeft niet de zekerheid dat zijn opvatting doorklinkt in het uiteindelijke besluit binnen de FNV. Zelfs niet als die opvatting zou gelden voor een meerderheid van de leden. Nu vindt de vakbondsdemocratie binnen de FNV veelal ‘getrapt’ plaats. Kaderleden worden door leden verkozen in vertegenwoordigende functies als sectorraden en de bondsraad. In de praktijk zijn er doorgaans niet zo veel kandidaten dat er verkiezingen moeten plaatsvinden. Samen met sector- en bondsbesturen bepalen kaderleden, eenmaal verkozen, het beleid, en zijn ze daar ook (mede)verantwoordelijk voor. Regio- en sectorbestuurders worden door de bondsraad benoemd, en bondsbestuurders worden gekozen door de bondsraad. Uiteraard krijgen de verkozen kaderleden input via collega’s in afdelingen en bedrijven. Leden worden ook geraadpleegd in de aanloop van caoonderhandelingen en zorgen voor input. Soms vindt ook directe ledenraadpleging plaats via referenda. Over het algemeen gaat de besluitvorming goed, en worden er zinvolle en afgewogen besluiten genomen, maar helaas is de besluitvorming niet altijd optimaal.
22 | Congresnota 2012 | april 2012
Mogelijkheden FNV Bouw is best goed in het behartigen van de belangen van zijn leden. De cao Bouwnijverheid stelt de norm, en dat is een hoge: goede beloning, goede secundaire arbeidsvoorwaarden, goede pensioenvoorziening, goede faciliteiten in de sector. Maar daarvoor wordt een prijs betaald. Werkgevers worden geprikkeld om het werk te laten doen door mensen die niet onder de cao vallen: door uitzendkrachten, Poolse en Slowaakse schijnzelfstandigen, zzp’ers. Dat kost minder en het levert minder risico op. Deze toenemende focus op flex leidt niet alleen tot uitbuiting van betrokken collega’s, maar zet ook druk op de arbeidsvoorwaarden van de mensen met een vast contract en op door de bedrijfstak gefinancierde voorzieningen. Maar hoe zit het met de solidariteit? Wordt de goede positie van de mensen onder de cao en onder het bedrijfstakpensioen niet bereikt ten koste van uitzendkrachten, zzp’ers, jongeren, migranten, mensen die geen lid zijn van FNV Bouw, vaak geen lid zijn van een bond en daar ook weinig van verwachten? FNV Bouw heeft de ambitie dat in DNV iedereen die in ‘de bouwkolom’ werkzaam is, zich vertegenwoordigd moet voelen, van de architecte aan haar tekentafel tot de tegelzetter die het huis àf maakt. Dat willen we doen met gezag, kennis van zaken, een aansprekende agenda, dichtbij en samen met de mensen voor wie we het allemaal doen. De FNV van nu is niet aantrekkelijk genoeg voor grote en groeiende groepen werkenden. Dat geldt óók voor FNV Bouw. De structuur van sectoren en cao’s knelt en de investeringsmogelijkheden van de bond worden beperkt door de snelle terugloop in het ledental. De invloedrijke positie van FNV Bouw wordt ondergraven door ontwikkelingen in de bedrijfstak en de arbeidsrelaties. Om voor FNV Bouw zinvol te zijn, moet De Nieuwe Vakbeweging perspectief bieden op een grotere representativiteit en betere democratische besluitvorming. Daarom moet het voorstel van de kwartiermakers aansluiten op onze uitgangspunten op dat gebied. Die uitgangspunten worden door de bondsraad vastgelegd op grond van het advies van het congres van 25 april. Maar er zijn nog erg veel vragen die op antwoord wachten. In het congres zal daarover van gedachten kunnen worden gewisseld – bijvoorbeeld over de vragen hieronder.
De Nieuwe Vakbeweging Binnen DNV komen er vakorganisaties per bedrijfskolom. Landelijk moeten en de bouwkolom de werkgebieden van de kolommen worden vastgesteld op basis van de potentiële arbeidsmobiliteit van werkenden. Binnen de kolommen zal er autonomie voor bonden overblijven ten aanzien van de methode van interne democratische besluitvorming. De sterke punten van een bestaande bond blijven overeind, en worden overgezet naar de nieuwe organisatie. 85% van de leden van FNV Bouw heeft in de
april 2012 | Congresnota 2012 | 23
vragenlijst aangegeven, dat de sector of kolom zelfstandig moet zijn, maar belangrijke strategische besluiten moeten over alle sectoren heen genomen worden. Verder is een gezamenlijke coördinatie-afspraak binnen De Nieuwe Vakbeweging nodig over de groei naar meer directe en minder getrapte democratie binnen de bond. De vraag is, of er één vakorganisatie per kolom zou moeten zijn, of dat er meerdere vakorganisaties mogelijk zijn. In het laatste geval zou op zijn minst de onderlinge samenwerking en coördinatie van die meerdere vakorganisaties krachtig moeten worden uitgewerkt. Denk aan een samenwerking tussen FNV Bouw en FNV ZBo. Op het niveau van de afzonderlijke werkgever of onderneming is het misschien wel onzinnig verschillende belangenorganisaties het overleg voeren – dus op dat niveau moet er in ieder geval gezamenlijk worden opgetreden. Het uitvechten van onderlinge meningsverschillen binnen DNV dient te worden gereguleerd door samen leefregels te formuleren over de manier waarop besluiten worden voorgelegd aan de leden. Aansluiting bij De Nieuwe Vakbeweging is aantrekkelijk als het daardoor mogelijk wordt de belangenbehartiging zo dicht mogelijk bij de mensen zelf, en zo veel mogelijk door de mensen zelf uit te voeren. Daarvoor wordt gewerkt met een indeling in kolommen. De vakbond in de bouwkolom zal in haar sociale plannen, overeenkomsten deeltijd-WW, van-werk-naar-werkplannen, kortweg in alle collectieve afspraken waar de bond zelf bij zit, een manier van werken ontwikkelen waarin een integrale afweging wordt gemaakt van de belangen van werkenden ongeacht hun cao of arbeidscontract. De Nieuwe Vakbeweging moet zich niet lenen voor werkgeversvoorstellen waardoor groepen mensen tegen elkaar worden uitgespeeld. En die zullen daarmee komen zolang er voor hun een voordeel zit in het bevoordelen van sommige werknemers om zo de meerderheid te kunnen benadelen. De Nieuwe Vakbeweging maakt die integrale benadering mogelijk door bestaande arbeidsvoorwaardelijke en organisatorische drempels te slechten. Binnen de kolom zal de verregaande samenwerking kunnen leiden tot vergroting van de macht van de werkenden en hun vakbond, ook al omdat die bond dan meer leden aan zich kan binden en een hogere organisatiegraad bereiken.
De verdeling van financiële middelen
De Nieuwe Vakbeweging is een vereniging, waarvan zowel de vakorganisaties, als individuele mensen lid kunnen zijn. De vakorganisaties zijn formeel een onderdeel van de vereniging. Zij krijgen een financiële bijdrage per lid vanuit de centrale kas waarin alle leden hun contributie storten. Daarnaast krijgen de vakorganisaties geld vanuit de kolom op basis van sectorale afspraken, bijvoorbeeld via O&O-fondsen. Bestuur en ledenraad besluiten over de toedeling van een bepaald percentage van de
24 | Congresnota 2012 | april 2012
contributiegelden aan een investeringsfonds, waarmee de verbetering van de positie van werknemers in ‘arme’ kolommen kan worden gefinancierd. In Dalfsen is afgesproken dat er op centraal niveau middelen beschikbaar zijn om strategische keuzes te maken
De ledenraad: het hoogste orgaan
Het hoogste orgaan binnen DNV zal een ledenraad moeten zijn, waarvoor vrije verkiezingen worden gehouden. Driekwart van de leden van FNV Bouw is daar vóór, blijkt uit de respons op de vragenlijst. Er worden afspraken gemaakt over de wijze waarop representativiteit voor de verschillende groepen in het ledenbestand wordt gegarandeerd: het aantal afgevaardigden per kolom, voor bepaalde groepen (jongeren, zzp’ers, uitzendkrachten, gepensioneerden) wordt gerelateerd aan het aandeel in de beroepsbevolking, niet aan het aandeel in het ledental. Een alternatief is, de kandidaatstelling en de verkiezingen helemaal vrij te geven. Bonden of groepen leden die zich zorgen maken over hun representatie kunnen elkaar en verschillende groepen kiezers prikkelen om op die manier tot een hoger niveau van participatie in de vakbondsdemocratie te komen. De Nieuwe Vakbeweging stelt hoge eisen aan hoe een lid van de ledenraad van De Nieuwe Vakbeweging verantwoording aflegt aan zijn of haar achterban. Die verantwoording is intensief en duidelijk. Leden van de ledenraad opereren zonder last of ruggespraak, en zijn geen afgevaardigden van de vakorganisaties in de kolommen. Wel hebben zij een speciale verantwoordelijkheid ten aanzien van de groep die zij representeren, niet in de laatste plaats doordat zij aan het eind van de zittingsperiode verantwoording aan die groep dienen af te leggen. Als De Nieuwe Vakbeweging een vereniging is, en de ledenraad de juridische algemene vergadering, dan zijn daarmee meteen ook de bevoegdheden voor de ledenraad duidelijk. De algemene vergadering van een vereniging heeft juridisch gesproken alle bevoegdheden die statutair niet ergens anders zijn neergelegd. De ledenraad of algemene vergadering heeft verder wettelijk een aantal bevoegdheden, waaronder besluiten tot statutenwijziging, ontbinding, fusie, splitsing, de benoeming van de bestuursleden en de goedkeuring van de jaarrekening. Maar de ledenraad is ook het hoogste orgaan van de vereniging, waar de vinger aan de pols wordt gehouden over het navolgen van gezamenlijke afspraken – bijvoorbeeld ten aanzien van de toetsing van voorgenomen besluiten van de kolommen, de afspraken over de omgangsvormen en de cao-coördinatie. De ledenraad moet een levendig vakbondsparlement zijn. DNV moet bij oprichting duidelijk maken op wat voor manier dat doel wordt bereikt. Een apart punt van aandacht is de grootte van de ledenraad. Een aantal leden van 100 tot 250 lijkt voldoende om recht te doen aan de diversiteit van de werkende mensen in Nederland. De ledenraad zal de plek zijn waar het
april 2012 | Congresnota 2012 | 25
onvermijdelijke polderoverleg over complexe onderwerpen als pensioenen of Europa aan de achterban wordt voorgelegd. Ter ondersteuning van zijn besluitvorming kan de ledenraad ervoor kiezen een representatieve ledenpeiling of, in andere gevallen, een referendum onder de leden te houden. De vraagstelling van zo’n peiling of referendum moet duidelijk, feitelijk en neutraal zijn – bijvoorbeeld door de vraagstelling te laten uitwerken door onafhankelijke deskundigen. DNV zal ook over andere onderwerpen leden veel intensiever en grootschaliger bij de besluitvorming betrekken dan nu het geval is. Een mogelijkheid daarvoor is om veel meer via Internet en sociale media te doen, maar misschien zijn er alternatieven denkbaar. Het basisprincipe is, dat besluitvorming dicht bij de leden alleen kan werken als de uitkomst meer status heeft dan die van advies. De ledenraad dient te worden samengesteld voor een periode die het mogelijk maakt deskundigheid en interne samenwerking op te bouwen. Een periode van vier jaar is dan niet gek. Een idee zou zijn, eens in de drie of vier jaar een grote vakbondsverkiezingsdag te organiseren waar ook sectorof kolomraden nieuwe stijl worden verkozen.
Het bestuur
De leiding van De Nieuwe Vakbeweging wordt gevormd door een bestuur, dat bestaat uit de voorzitters van de vakorganisaties in de kolommen. Een belangrijke vraag is, of daarnaast ook enkele vrijgestelde dagelijks bestuurders deel van het bestuur moeten uitmaken. Daarbij is van belang op wat voor manier het voorzitterschap van een vakorganisatie in de tijd kan worden gecombineerd met het bestuur van De Nieuwe Vakbeweging. Het voorstel voor DNV moet duidelijk zijn over de vraag of er één voorzitter van het bestuur nodig is, en op wat voor manier die ene voorzitter recht kan doen aan de grote mate van autonomie en diversiteit binnen de hele organisatie. Driekwart van de leden van FNV Bouw heeft in de vragenlijst aangegeven dat zowel de voorzitter als het bestuur rechtstreeks door de leden gekozen moeten worden. Wanneer er een overtuigend voorstel wordt gedaan om te komen tot een voorzitter, zal die dienen te worden gekozen door de leden, met een even lange zittingsperiode als de ledenraad. De voorzitters van de vakorganisaties (die samen het bestuur vormen) zullen rechtstreeks gekozen worden door de leden binnen de kolom. De benoeming dient plaats te vinden halverwege de zittingsperiode van de ledenraad.
26 | Congresnota 2012 | april 2012
Bijlagen Vragenlijst leden FNV Bouw en De Nieuwe Vakbeweging Ruim 3.100 leden hebben de vragenlijst over De Nieuwe Vakbeweging ingevuld.
RESULTAAT
1. TOELICHTING: ‘De kracht van herkenbaarheid en de macht van het getal’ is een gevleugelde uitspraak die van toepassing is op DNV. De nieuwe vakbeweging komt dichtbij werkende mensen te staan. Hun wensen, verwachtingen, vragen en uitdagingen staan centraal. Samenwerking tussen bond en werkenden is de spil van het succes. Binnen DNV komen leden zelf in beweging. Ze kunnen daarbij rekenen op ondersteuning van de bond. DNV communiceert over thema’s die relevant zijn voor grote groepen werkenden. VRAAG: Bent u het eens met de principes van De Nieuwe Vakbeweging?
87,4%
g
Ja, ik sta achter een herkenbare en machtige vakbeweging volgens de principes van DNV. Het activistische model en het harmoniemodel zijn hierin allebei vertegenwoordigd.
6,7%
g
Nee, DNV zou voor mij een dienstverlenende verzekeringsmaatschappij op afstand moeten zijn of een soort ‘sociale ANWB’.
5,9%
g
Geen mening / neutraal.
2. TOELICHTING: Op het moment dat DNV daadwerkelijk wordt opgericht, moet DNV beschikken over een eigen identiteit, een missie en een uitgestippelde koers voor de toekomst. En: is het zinnig om de vakbeweging te verbreden tot een brede maatschappelijke organisatie met een mening over heel veel maatschappelijke onderwerpen of kiezen we voor de smalle benadering: een vakbond die primair over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden gaat? VRAAG: Hoe kijkt u aan tegen de grondslagen van DNV?
47,9%
g
Ik ben voorstander van een brede maatschappelijke taakopvatting van DNV.
48,1%
g
Ik ben voorstander van een vakbeweging die over arbeid en inkomen gaat.
4,0%
g
Geen mening / neutraal.
april 2012 | Congresnota 2012 | 27
RESULTAAT
3. TOELICHTING: Verenigingsdemocratie. DNV streeft naar een zo direct mogelijke betrokkenheid van leden bij de vereniging. Binnen DNV wordt op dit moment nagedacht over een door leden gekozen overkoepelend bestuur dat wordt gecontroleerd door een parlement van leden. Dit parlement heeft volledige zeggenschap over bijvoorbeeld de koers van DNV. Het parlement kan het bestuur naar huis sturen. De leden kiezen uit hun midden hun vertegenwoordigers die zitting nemen in de ledenraad. VRAAG: Bent u het eens met de bestuurlijke organisatie van DNV zoals hierboven geformuleerd?
75,7%
g
Ja, ik ben het eens met één rechtstreeks door leden gekozen overkoepelend bestuur en een rechtstreeks door leden gekozen parlement van leden.
17,2%
g
Nee, het mag ook anders.
7,1%
g
Geen mening / neutraal.
4. TOELICHTING: Sterk van boven, sterk van onder. Aan de top van DNV staat een sterk bestuur, dat gesprekspartner is voor politiek, maatschappij en internationale organisaties. De basis van DNV wordt gevormd door zelfstandige, beroepsgerichte sectoren die opereren binnen de verbindende structuur van DNV. Aandachtspunt is de verhouding tussen zeggenschap, zelfstandigheid en solidariteit. Sectoren en beroepsgroepen organiseren zelf activiteiten, maar groepen onderling moeten elkaar niet uit het oog verliezen. VRAAG: Hoe ziet u de combinatie van een sterke bovenkant en een sterke onderkant?
89,1%
g
Ik geloof in zelfstandige sectoren, maar belangrijke strategische besluiten moeten over alle sectoren heen genomen worden.
4,8%
g
Ik zie dit anders.
6,2%
g
Geen mening / neutraal.
28 | Congresnota 2012 | april 2012
RESULTAAT
5. TOELICHTING: Sectorindeling. Als het aan DNV ligt, komt er een matrixstructuur voor de indeling in sectoren. Naast de beroepsgerichte sectoren als FNV Zorg, FNV Onderwijs en natuurlijk FNV Bouw, zijn er ook inhoudelijke dwarsverbanden mogelijk als FNV Flex, FNV Jong, FNV Senior en FNV Secretaresse. VRAAG: Wat is uw mening over deze basisindeling?
80,4%
g
Ik zie wel wat in deze basisindeling.
9,2%
g
Ik zie meer in een andere indeling.
10,4%
g
Geen mening / neutraal.
6. TOELICHTING: Rechtstreeks lidmaatschap versus zelfstandige bonden. DNV biedt mensen de mogelijkheid om rechtstreeks lid te worden. Mensen kiezen zelf de beroepsgerichte sector waar zij zich het meest mee verbonden voelen. VRAAG: Wat vindt u van het gezichtspunt van DNV over het lidmaatschap?
73,4%
g
Eens. Ik vind dat mensen rechtstreeks lid moeten kunnen worden van DNV en dat ze zich binnen DNV moeten kunnen aansluiten bij een beroepsgerichte sector die bij hen past.
21,3%
g
Oneens. Ik vind dat mensen lid moeten kunnen worden van een bepaalde vakbond. Die vakbond kiest er vervolgens voor om zich aan te sluiten bij DNV of niet.
5,4%
g
Geen mening / neutraal.
april 2012 | Congresnota 2012 | 29
Besluitenlijst Dalfsen 3 december 2011 Definitief Besluit Dalfsen, 3 december 2011 17.00 uur 1.
De voorzitters van de leden van de FNV, bijeen op 3 december 2011 te Dalfsen, overtuigd van het blijvend belang van een sterke en moderne vakbeweging hebben besloten de verenigingen die zij vertegenwoordigen op te roepen om actief mee te werken aan het oprichten van – met als werktitel – De Nieuwe Vakbeweging.
2.
Zij zullen daartoe een commissie van kwartiermakers installeren die de opdracht heeft om op basis van geformuleerde uitgangspunten De Nieuwe Vakbeweging in te richten en een oprichtingscongres voor te bereiden dat in voorjaar 2012 moet plaatsvinden.
3.
Uitgangspunt voor De Nieuwe Vakbeweging is de diversiteit en pluriformiteit die kenmerkend is voor de huidige arbeidsverhoudingen.
4.
In deze diversiteit hebben mensen de behoefte om zich zelf te organiseren en te verbinden langs de lijnen van het werk en het beroep. Dit betekent dan ook dat de diversiteit in wensen en situaties van werkenden het uitgangspunt wordt. De Nieuwe Vakbeweging staat dichtbij mensen en is herkenbaar. Mensen met soortgelijk werk willen en krijgen ruimte en autonomie om zelf te bepalen hoe ze het werk, beroep en de arbeidsvoorwaarden vormgeven.
5.
De Nieuwe Vakbeweging heeft als ambitie om een bijdrage te leveren aan het vermogen van mensen om zich in en door hun werk te ontwikkelen tot vrije, onafhankelijke individuen. In het volle besef dat dit alleen mogelijk is indien mensen elkaar weten te vinden en elkaar weten te ondersteunen. Waar het uiteindelijk om gaat is dat mensen zich ontwikkelen naar hun mogelijkheden en zo een bijdrage leveren aan de samenleving. Door onderlinge solidariteit wil de Nieuwe Vakbeweging bijdragen aan deze menselijke waardigheid.
6.
De Nieuwe Vakbeweging heeft de ambitie een vormende kracht te zijn in deze veranderingen in de Nederlandse samenleving en daarbinnen blijvend de beroeps overstijgende belangen te behartigen van werkende mensen.
7.
Om deze ambitie waar te maken leveren de vakorganisaties die lid zijn van De Nieuwe Vakbeweging een bijdrage aan het formuleren en het realiseren van de gezamenlijke doelen. Deze doelen zijn vijfledig: 1. Het formuleren van een agenda voor het centrale niveau: nationaal en internationaal; 2. De bevoegdheid om op centraal niveau afspraken te maken met betrekking tot sector overschrijdende belangen; 3. Het investeren van mensen en middelen in (nieuwe) sectoren en beroepsgroepen; 4. Het oprichten van een nieuwe vakorganisatie te faciliteren; 5. Het beslechten van domeindiscussies tussen bonden.
30 | Congresnota 2012 | april 2012
8.
De mogelijkheid wordt gecreëerd om rechtstreeks lid te worden van De Nieuwe Vakbeweging.
9.
Mensen kiezen zelf met welke vakorganisatie zij zich het meest verbonden voelen. Van die vakorganisatie zijn mensen lid.
10.
Het organisatieprincipe is ‘bouwen van onderop’. De beroepsgerichte vakorganisaties zijn autonoom én opereren binnen de verbindende structuur van De Nieuwe Vakbeweging. Binnen De Nieuwe Vakbeweging verbinden de vakorganisaties zich met als doelstellingen het behartigen van beroeps- en/of sector overstijgende belangen van werkende mensen op landelijk niveau en het faciliteren en servicen van de vakorganisaties op de manier waarop vakorganisaties dat wensen en dat willen afnemen. De bevoegdheden van De Nieuwe Vakbeweging worden door de aangesloten vakorganisaties gemandateerd.
11.
Het bestuur van De Nieuwe Vakbeweging wordt op een nader te bepalen wijze gevormd vanuit de voorzitters van de vakorganisaties. Zij besturen samen en zijn daarmee gezamenlijk verantwoordelijk voor het functioneren van De Nieuwe Vakbeweging.
12.
Er wordt gestreefd naar een zo direct mogelijke betrokkenheid van leden bij de besluitvorming binnen de vereniging.
13.
Tijdens het oprichtingscongres zullen de bestuurders van De Nieuwe Vakbeweging worden benoemd en de statuten worden vastgesteld.
14.
Het besluit tot oprichting wordt genomen door de congressen van de bij de FNV aangesloten bonden.
15.
Bij het oprichten van De Nieuwe Vakbeweging blijven de huidige verenigingsstructuren in tact. Het besluit toe te treden tot De Nieuwe Vereniging zal door iedere bond afzonderlijk in een latere fase worden genomen. De commissie van kwartiermakers zal een termijn voor de transitieperiode bepalen.
16.
De Nieuwe Vakbeweging zal een open structuur kennen. Dit betekent dat ook vakbonden die op dit moment geen lid zijn van de FNV zullen worden uitgenodigd om toe te treden.
17.
Ook kunnen bestaande of nieuwe verenigingen toetreden die georganiseerd zijn langs de lijnen: jongeren, uitkeringsgerechtigden en ouderen.
18.
Uiteindelijk zal de bestaande vereniging – na afloop van de transitiefase – opgaan in de nieuwe structuur.
april 2012 | Congresnota 2012 | 31
Colofon Dit is een uitgave van de Stichting FNV Pers in opdracht van FNV Bouw | Postbus 520, 3440 AM Woerden | T 088 5757000 | I fnvbouw.nl | Vormgeving en opmaak Studio FNV Bouw | Foto Jonathan Seelemann | Druk ZuidamUithof, Houten | Oplage: 450 | april 2012 | 12133
32 | Congresnota 2012 | april 2012
fnvbouw.nl
12133
08231 | A 0014