DB-vergadering 24-05-2011
Agendapunt 15
Onderwerp Consolidatie vlottende schuld en aangaan basisrentelening met uitgestelde storting bij de Nederlandse Waterschapsbank Portefeuillehouder(s) R.L.M. Sleijpen Afdeling Middelen Bestuursprogramma Niet van toepassing. Waterbeheersplan Niet van toepassing. Programma begroting Bedrijfsvoering Routing Dagelijks bestuur Commissie ABA Commissie MFB Commissie WS Algemeen bestuur
24 mei 2011 – 6 juni 2011 – 5 juli 2011
Voorstel Instemmen met de bijgevoegde concept-notitie aan de commissie Middelen en Financieel Beleid.
./.
Toelichting Hierbij doe ik u toekomen een concept-notitie aan de commissie Middelen en Financieel Beleid inzake consolidatie vlottende schuld c.q. aantrekken langlopende geldlening met uitgestelde storting. De bijgevoegde concept-notitie spreekt naar mijn oordeel voor zich. Kortheidshalve volsta ik verder dan ook met een verwijzing daarnaar. De secretaris/directeur,
ing. J.M.G. In den Kleef
110711/PDA
DB-vergadering 24-05-2011 Agendapunt: CMFB
#
Sittard, AAN DE COMMISSIE MIDDELEN EN FINANCIEEL BELEID Onderwerp: Consolidatie vlottende schuld en aangaan basisrentelening met uitgestelde storting bij de Nederlandse Waterschapsbank
Inleiding Gelet op het negatieve rekening-courant saldo en de daarmee gepaard gaande rentekosten is de financieringsconstructie van het waterschap een constant punt van aandacht. Uitgangspunten hierbij zijn de beperking van de rentekosten en de minimalisering van de renterisico’s op lange termijn. Om zo lang mogelijk van de korte rente te kunnen profiteren, en het renterisico op lange termijn zoveel mogelijk te beperken wordt binnen de grenzen van de wet Financiering decentrale overheden (wet Fido) het negatieve rekening-courantkrediet gefinancierd door middel van goedkope kasgeldleningen. Indien de kasgeldlimiet voor het derde achtereenvolgende kwartaal wordt overschreden betekent dit in de praktijk dat de vlottende schuld geconsolideerd zal moeten worden in een vaste geldlening. Hierdoor dient het negatieve rekening-courant saldo dat uitstaat tegen de lage debetrente omgezet te worden in een vaste geldlening, waardoor niet meer geprofiteerd kan worden van de lage korte rente. Financieringsstructuur Als gevolg van de dagelijkse activiteiten van het waterschap is sprake van een constante ingaande en uitgaande geldstroom. Via deze geldstroom worden exploitatie en investeringsuitgaven gedaan. Uitgaande van een sluitende begroting zorgen de investeringsuitgaven ervoor dat een kapitaalbehoefte op lange termijn bestaat. In de bedrijfseconomie wordt als vuistregel gehanteerd dat exploitatie uitgaven met 'kort geld' gefinancierd worden en investeringsuitgaven met 'lang geld'. Dit om de financieeleconomische kwetsbaarheid te minimaliseren en de continuïteit op lange termijn te waarborgen (solvabiliteit). Op grond van het voorgaande kan de financieringsstructuur van een organisatie op hoofdlijnen worden afgelezen aan de verhouding tussen de afschrijvingen en aflossingen op geldleningen. Wanneer deze verhouding nagenoeg 1:1 is, kan worden geconcludeerd dat de investeringen zijn gefinancierd met langlopende geldleningen met een looptijd die nagenoeg aansluit bij de investering- en kapitaalbehoefte op lange termijn. Voor een (semi) overheidsorganisatie geldt echter een uitzonderlijke situatie in die zin dat naast de wettelijke kaders financieringsbeslissingen vaak worden geleid door kostenaspecten. Als we kijken naar de relatie afschrijvingen versus aflossingen in de programmabegroting 2011 dan is de verhouding € 6.833.043 versus € 5.192.047. Hieruit mogen we concluderen dat investeringen in het verleden gedeeltelijk gefinancierd zijn met 'kort geld' en interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen).
110710/PDA
1/7
Aangezien de wettelijke kaders daartoe de ruimte hebben gegeven en de rentepercentages voor kort geld voordeliger waren is dit uit het oogpunt van kostenoverweging een verantwoorde keuze geweest. Liquiditeitspositie • 2011 Uit de liquiditeitsprognose blijkt dat de negatieve liquiditeitspositie van het waterschap een structureel karakter vertoont en in het 1e kwartaal van 2011 de kasgeldlimiet heeft overschreden. De kasgeldlimiet bedraagt voor 2011 € 18.556.000 terwijl de liquiditeitspositie in het 1e kwartaal een negatief gemiddeld saldo heeft laten zien van € 25.892.000. Verder blijkt uit de liquiditeitsprognose dat door de aanslagoplegging 2011, in het 2e, 3e en 4e kwartaal van 2011 sprake is van een tijdelijke verbetering van de liquiditeitspositie. Het geprognosticeerde tekort bedraagt in de aangehaalde kwartalen respectievelijk € 17.276.000, € 860.000 en € 16.895.000 en blijft behoudens onvoorziene omstandigheden nog onder de kasgeldlimiet. In 2011 wordt de kasgeldlimiet dan ook geen drie opeenvolgende kwartalen overschreden waardoor geen noodzaak aanwezig is om de vlottende schuld te consolideren. • 2012 In 2012 zal het liquiditeitstekort mede door de financiering van de bijdrage aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) echter verder oplopen. Vanaf het 1e kwartaal 2012 zullen de tekorten de kasgeldlimiet ruimschoots overschrijden. Deze situatie heeft een structureel karakter en zal zich voor heel 2012 voordoen. Het moge dan ook duidelijk zijn dat consolidering van de vlottende schuld in 2012 aan de orde is. Het verzoeken om een ontheffing aan de provinciale toezichthouder biedt geen structurele oplossing omdat de liquiditeitstekorten blijven bestaan en in 2013 verder zullen oplopen. Renteontwikkeling • Korte rente De (korte) rente op de geldmarkt bevindt zich - ondanks de verhoging van de rente door de ECB op 7 april 2011 - nog altijd op een relatief laag niveau. Voor het debet (lees rood) in rekening-courant staan dient bij de Nederlandse Waterschapsbank (NWB bank) momenteel 1,20% betaald te worden. Ondanks dat de korte rente de afgelopen maanden een stijging heeft laten zien, is dit percentage nog altijd zeer laag. Aangezien sprake is van een vlakke rentecurve is de verwachting dat de korte rente sneller zal stijgen dan de lange rente. Hoe zich dat verder zal ontwikkelen, is maar de vraag. De korte rente wordt namelijk beïnvloed door de Europese Centrale Bank terwijl de lange rente afhankelijk is van de markt. • Lange rente Ook op de kapitaalmarkt is momenteel nog sprake van acceptabele renteniveaus. Indien de economische groei zich positief blijft ontwikkelen, zal dit een verhogend effect hebben op de vraag naar lang geld waardoor de rente kan stijgen. Ondanks het positieve verloop van de renteontwikkeling op de kapitaalmarkt zijn de verschillen tussen de korte en lange rente nog altijd aanzienlijk. Het verschil tussen de korte debetrente en een langlopende geldlening (25 jaar vast zonder renteaanpassing) bedraagt bijna 3,3%. In dit stadium is het financieel gezien dan ook niet interessant om de vlottende schuld reeds in 2011 te consolideren naar een langlopende geldlening.
110710/PDA
2/7
Leningportefeuille De laatste geldlening groot € 17.000.000 is op 11 mei 2005 (stortingsdatum 31 december 2005) afgesloten bij de NWB bank. De huidige leningportefeuille bestaat uit een 22-tal geldleningen, gemiddelde looptijd 9 jaar, rentevast en een gemiddeld rentepercentage van 4,77%. Uitgaande van het gemiddelde rentepercentage van de afgelopen jaren is dit een zeer verantwoorde leningportefeuille. Geldlening met uitgestelde storting Gelet op de huidige inzichten zal de vlottende schuld op 31 mei 2012 dienen te worden geconsolideerd in een vaste geldlening. Hiervoor is een geldlening van € 17.000.000 noodzakelijk waarmee het liquiditeitstekort in 2012 deels wordt weggewerkt en in 2013 een geldlening achterwege kan blijven. • Traditionele geldlening De mogelijkheid bestaat om een geldlening af te sluiten met stortingdatum 31 mei 2012. In de praktijk wordt dit een geldlening met uitgestelde storting genoemd. In feite is hier sprake van een bestendige gedragslijn die bij het waterschap de laatste jaren bij het afsluiten van geldleningen is gehanteerd. Het voordeel hiervan is dat het renterisico op termijn wordt geëlimineerd en tot het eind van genoemde datum geprofiteerd kan worden van de korte debetrente. Het indicatieve rentepercentage van een geldlening met een lineaire looptijd van 25 jaar, rentevast en stortingsdatum 31 mei 2012 bedraagt momenteel 4,79%. De opbouw van dit bestaat uit een drietal elementen, te weten: − de basisrente; − de forwardopslag (de opslag voor toekomstige storting); − de kredietopslag (risico opslag). Momenteel doet zich de situatie voor dat gelet op de kapitaalmarkt bijna geen partijen (ook de NWB bank niet) de traditionele leningen aanbieden met een rentevast periode van 25 jaar. In alle gevallen is sprake van een renteaanpassing na 10 jaar waardoor een renterisico niet is uitgesloten. Het indicatieve rentepercentage voor een geldlening met een lineaire looptijd van 25 jaar, renteaanpassing na 10 jaar en stortingsdatum 31 mei 2012 bedraagt momenteel 4,17%. • Basisrentelening Naast de traditionele lening heeft de NWB bank in 2009 de basisrentelening op de markt gebracht. De basisrentelening is een leningvorm waarbij de kapitaalmarktrente (basisrente) plus de (eventuele) forwardopslag voor een lange periode wordt vastgezet, terwijl de kredietopslag voor een kortere periode wordt overeengekomen. Daarnaast wordt deze leningvorm in tegenstelling tot een traditionele lening wel aangeboden met een rentevastperiode van 25 jaar. Diverse waterschappen waaronder de Dommel, Rivierenland, Wetterskip Fryslân en Hollands Noorderkwartier maken bij hun financiering al gebruik van deze leningvorm. Het rentepercentage van de basisrentelening is lager dan de traditionele lening. Het verschil wordt volledig veroorzaakt door de kredietopslag. Bij de traditionele lening is de kredietopslag voor de hele looptijd van de geldlening in het percentage verdisconteerd (hoe langer de looptijd hoe hoger de kredietopslag) terwijl deze bij de basisrentelening variabel is en gekozen kan worden voor een kortere periode waardoor de kredietopslag lager is.
110710/PDA
3/7
Na afloop van de periode wordt de kredietopslag herzien. Door te kiezen voor een korte periode wordt de kredietopslag in de lening gedrukt. Voor een geldlening met uitgestelde storting zijn in de opbouw van de basisrentelening de basisrente en de forwardopslag vast en de kredietopslag variabel. − basisrente en forwardopslag Het indicatieve percentage voor de basisrentelening met een lineaire looptijd van 25 jaar, rentevast met stortingsdatum 31 mei 2012 bedraagt momenteel 4,00%. − kredietopslag Kredietopslagen hebben zich sinds de kredietcrisis geopenbaard. Banken betalen extra kredietopslagen voor de inkoop van de eigen financiering en berekenen dit door aan de klanten. Dit staat los van de kredietwaardigheid van bank. De kredietopslagen waren na de val van Lehman Brothers (eind 2008) zeer hoog en zijn sindsdien verbeterd. Onderstaand is het historisch verloop van de kredietopslagen grafisch weergegeven. Kredietopslagen 160 140
December-08 July-09
120
May-11
in bp
100 80 60 40 20 0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
looptijd
Uitgaande van een stortingsdatum per 31 mei 2012 gelden momenteel in de markt de volgende kredietopslagen: 1 jaar
2 jaar
3 jaar
4 jaar
5 jaar
6 jaar
7 jaar
8 jaar
9 jaar
0.05%
0.15%
0.24%
0.32%
0.36%
0.38%
0.41%
0.42%
0.45%
Bij een kredietopslag die één jaar vastligt, geldt bij een 25-jarige lineaire lening per 31 mei 2012 het eerste jaar een rentepercentage van 4,05% (= 4,00% + 0,05%). Na het eerste jaar (op 31 mei 2013) wordt de kredietopslag opnieuw vastgesteld. Als gekozen wordt voor een kredietopslag die twee jaar vastligt geldt de eerste twee jaar een rentepercentage van 4,15% (= 4,00% + 0,15%). Na het tweede jaar (op 31 mei 2014) wordt ook hier de kredietopslag opnieuw vastgesteld.
110710/PDA
4/7
De basisrente blijft overigens in alle gevallen voor de gehele looptijd gelijk (in dit voorbeeld 4,00%) waardoor we voor de gehele looptijd ongevoelig zijn voor rentefluctuaties. • Afweging De ervaring leert dat renteontwikkelingen moeilijk voorspelbaar zijn en onderhevig zijn aan fluctuaties welke veroorzaakt kunnen worden door 'wereldse' gebeurtenissen. Om het renterisico zo veel mogelijk te beperken heeft het aangaan van een lening met uitgestelde storting de voorkeur. Voor wat betreft het moment van afsluiten kan gekozen worden voor een datum in de nabije toekomst en wel op een dusdanig moment dat de rente zich ‘voor ons positief’ ontwikkelt. Om dit te bereiken zal de renteontwikkeling dienen te worden gevolgd zodat op het juiste moment kan worden overgegaan tot consolidering ofwel het aangaan van de lening. Ook is de forwardopslag die in het percentage is verwerkt voor het aantrekken van een geldlening met een uitgestelde storting lager naarmate het moment van afsluiten en de stortingsdatum dichter bij elkaar liggen. Uitgaande van de gedragslijn die in het verleden is gehanteerd wordt geopteerd voor een looptijd van de geldlening van 25 jaar omdat deze aansluit bij de gemiddelde afschrijvingstermijn van de kapitaalsinvesteringen. Verder wordt om renterisico’s uit te sluiten de voorkeur gegeven aan een rentevastperiode van 25 jaar. Voor wat betreft de leningvorm geniet de basisrentelening de voorkeur omdat in deze vorm een lening met een rentevast periode van 25 jaar kan worden afgesloten en de risico’s in verhouding tot het aangeboden percentage beperkt zijn. Het verschil tussen een traditionele lening en de basisrentelening komt dan ook volledig tot uitdrukking in de hoogte van de kredietopslag. Door het variabel karakter van de kredietopslag is een beperkt risico echter niet uitgesloten. Omdat de hoofdsom van de geldlening door de reguliere aflossing ieder jaar afneemt heeft dit echter een mitigerend effect op het risico. De optimale situatie zou zijn indien de opslagen op moment van herziening verdwenen zouden zijn. Onderstaand zijn de diverse vormen nogmaals in beeld gebracht en is aangegeven wat de indicatieve percentages en de risico’s zijn. Rentevorm
Indicatief renteniveau 6 mei 2011
Opbouw Basisrente en forwardopslag
kredietopslag
Traditionele lening - 25 jaar gelijk met renteaanpassing om de 10 jaar - 25 jaar gelijk zonder renteaanpassing
4,17% 4,79%
3,64% 4,00%
0,53% 0,79%
Basisrentelening - 25 jaar gelijk zonder renteaanpassing kredietopslag 1 jaar vast - 25 jaar gelijk zonder renteaanpassing kredietopslag 2 jaar vast - 25 jaar gelijk zonder renteaanpassing kredietopslag 3 jaar vast
4,05% 4,15% 4,24%
4,00% 4,00% 4,00%
0,05% 0,15% 0,24%
Risico’s Traditionele lening - 25 jaar gelijk met renteaanpassing om de 10 jaar - 25 jaar gelijk zonder renteaanpassing Basisrentelening - 25 jaar gelijk zonder renteaanpassing kredietopslag 1 jaar vast - 25 jaar gelijk zonder renteaanpassing kredietopslag 2 jaar vast - 25 jaar gelijk zonder renteaanpassing kredietopslag 3 jaar vast
110710/PDA
- renterisico na 10 jaar over gehele percentage - geen risico - risico na 1 jaar bij herziening (31 mei 2013) alleen over kredietopslag - risico na 2 jaar bij herziening (31 mei 2014) alleen over kredietopslag - risico na 3 jaar bij herziening (31 mei 2015) alleen over kredietopslag
5/7
Mandatering aangaan geldlening Het algemeen bestuur heeft op 1 maart 2011 het ‘Treasurystatuut 2011’ vastgesteld waarin de ‘spelregels’ zijn opgenomen voor het aantrekken van langlopende geldleningen. In paragraaf 6.3 van het statuut is het delegatiebesluit van het algemeen bestuur aangehaald. Het betreft de Delegatie- en Mandaatverordening 2004, waarin de bevoegdheid om met inachtneming van de in het treasurystatuut gestelde regels geldleningen aan te gaan ter financiering van de publieke taak zijn gedelegeerd aan het dagelijks bestuur. Het aangaan van overeenkomsten van geldlening heeft het dagelijks bestuur op 20 december 2010 gemandateerd aan de secretaris/directeur en de coördinator van het team financiën gezamenlijk. Afwijking van treasurystatuut In het treasurystatuut is in de procedure tot het aantrekken van geldleningen vastgelegd dat voor het afsluiten van een langlopende lening minimaal 3 offertes dienen te worden gevraagd. Omdat de basisrentelening alleen door de NWB bank en de Bank Nederlandse gemeenten (BNG) wordt aangeboden (en de BNG afziet van offrering omdat de NWB bank altijd voordeliger is) en dus onvergelijkbare offertes zouden worden uitgebracht zijn we voornemens deze lening rechtsreeks af te sluiten bij de NWB bank. Aangezien in het voorliggende voorstel wordt afgeweken van het treasurystatuut is een besluit van het algemeen bestuur noodzakelijk. Financiële consequenties In de meerjarenraming 2011-2015 is voor het aantrekken van langlopende geldleningen in 2012 uitgegaan van een percentage van 4,75%. Het is dan ook wenselijk dat het aantrekken van een nieuwe geldlening binnen dit percentage kan worden gerealiseerd. Op basis van de huidige inzichten zou dit haalbaar moeten zijn. Resumé Gelet op bovenstaande argumentatie trachten wij zolang mogelijk te profiteren van de korte debetrente voor de liquiditeitstekorten. Op basis van de huidige liquiditeitsprognose is 31 mei 2012 het moment waarop consolidatie van de vlottende schuld in een vaste geldlening aan de orde is. Wij zijn dan ook voornemens het algemeen bestuur voor te stellen ter consolidatie van de vlottende schuld een langlopende geldlening met uitgestelde storting bij de NWB-bank af te sluiten die er als volgt uit ziet: • vorm basisrentelening; • hoofdsom € 17.000.000; • storting 31 mei 2012; • looptijd 25 jaar lineair; • rentevastperiode 25 jaar. Voor wat betreft de kredietopslag zijn wij gelet op de economische vooruitzichten en gelet op het advies van de NWB bank voornemens deze aan te gaan voor de periode van één jaar en bij iedere herziening (eerstvolgende 31 mei 2013) als dagelijks bestuur hierover een besluit te laten nemen. Het moment waarop de basisrentelening daadwerkelijk bij de NWB bank wordt afgesloten is afhankelijk van de situatie op de geld- en kapitaalmarkt.
110710/PDA
6/7
Graag vernemen wij uw advies ter zake. Het dagelijks bestuur, de secretaris/directeur,
de voorzitter,
ing. J.M.G. In den Kleef
dr. J.J. Schrijen
110710/PDA
7/7