D5 CTE LINTUM.
DE GESCHIEDENIS VAN HET VAN HET VOLK
W.J. THIEMEACLE ZUTPHEN.
President Woodrow Wilson
DR C. TE LINTUM
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK GEOGRAPHISCH-H1STORISCH
MET VELE 1LLUSTRATIEN EN KAARTEN
TWEEDE DRUK
ZUTPHEN - W. J. THIEME & CIE - 1923
AAN DEN LEZER. Dit is, zoover den schrijver bekend, het eerste werk van dezen acrd, dat over de Vereenigde Staten in het Nederlandsch verschijnt. De schrijver is niet in Amerika geweest, wat een nadeel kan zijn voor de levendigheid der voorstelling, maar wat tevens een waarborg is, dat er geen voorkeur kan gegeven zijn aan zelf-waargenomen streken, personen of toestanden. De waarneming is in hoofdzaak geschied met de duizendoogige waarnemings-apparaten van kaarten en statistieken, die veel ruimer en betrouwbaarder zijn dan „eigen oogen. Het boek dankt zijn ontstaan aan voordrachten, to Rotterdam en Amsterdam gehouden. De opzet is deze: Eerst een schildering van het Ian d, zooals het van nature was bij 't begin der geschiedenis, vervolgens — steeds in verband met dit terrein een b e s c h r ij v i n g van de kolonisatie en de ontwikkeling, en eindelijk, als resultaat, een beeld van de tegenwoordige toestanden op politiek, cultureel en economisch gebied. Dus: tooneel, actie en resultaat. In verband hiermee zijn, behalve een aantal illustraties en kaartjes, o.a. opgenomen een natuurkundige schetskaart van de V. St. in 't begin en een kaart der bevolkingsdichtheid met eenige andere gegevens aan het slot. Waar het kon, is de Amerikaansche litteratuur aangehaald ter illustratie van het Amerikaansche Leven. Het geheel is bewerkt naar een aantal belangrijke bronnen, die aan het slot vermeld zijn (met toevoeging van eenige andere). De schrijver hoopt, dat het boek in dezen tijd, waarin de Groote Republiek zoo'n belangrijke rol speelt, zich in veler belangstelling moge verheugen. DE SCHRIJVER.
BIJ DEN TWEEDEN DRUK. Het is voorwaar in Nederland geen dagelijks voorkomende gebeurtenis, dat een boek als dit een nieuwe uitgave beleeft, en nog wel binnen den tijd van een jaar of vijf. 't Is wel een bewijs, dat de belangstelling voor de Groote Republiek van de overzijde wassende is, en dit verheugt ons nog veel meer dan het feit van den herdruk op zichzelf. De tekst is natuurlijk bijgewerkt met een overzicht der zeer belangrijke allernieuwste gebeurtenissen, die Amerika in het midden der wereld gebracht hebben. Overigens is de tekst nauwkeurig herzien. Het portret van Wilson op de titelplaat is b e h o u d en; niet voor 't gemak, maar omdat Wilson ons nog altijd de mooiste figuur van het moderne Amerika toeschijnt ; al wordt hij thans miskend en gesmaad, de geschiedenis zal hem, naar onze vaste overtuiging, herstellen in zijne eer en erkennen als den draper van de s c h o o n s t e i d e e e n uit het machtigste land der wereld. Eenige belangrijke nieuwe werken zijn geraadpleegd ; ze zijn in de litteratuurlijst bijgevoegd. Moge deze tweede druk dezelfde ontvangst vinden als de eerste. C. t. L. Scheveningen, Febr. 1923.
EERSTE HOOFDSTUK.
HET TOONEEL DER AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS. Le pouvoir et la richesse d'un pays sont le fruit de la collaboration de l'homme et de la nature.
M
ET deze woorden begint Leroy-Beaulieu zijn beroemde schets „les Etats-Unis au XXe siecle'', en hij geeft daarmee, op het voetspoor van zijn grooten landgenoot Elisee Reclus, den weg aan, lien elk geschiedschrijver te volgen heeft. De ontwikkeling van een yolk te teekenen zonder vooraf een blik te slaan op het tooneel daarvan, is wel vaak ondernomen, al te dikwijls zelfs, maar nooit geslaagd. Van het onmetelijk gebied der Vereenigde Staten is schildering in kort bestek Been gemakkelijke taak. 1 ) Toch dient zij hier beproefd. We zullen daartoe niet afdalen in de grondelooze diepten van het verre verleden, om van daaruit den natuurlijken groei van den bodem te schetsen. Dit is het werk der geologen, die o.a. meenen te kunnen verklaren, dat er eenmaal een vaste verbinding met Europa bestaan heeft. Een stoffelijk verband als verre voorlooper van het geestelijk verband, dat in onze tijden de menschheid zal moeten helpen uit Karen nood, We willen alleen aangeven, welk resultaat het werk der natuurkrachten in den loop der eeuwen in den 1 ) Heelwat moeilijker dan een onzer bekende ingenieurs beweerde, die het land „zeer eenvouclig" noemde, alle tegenstellingen wegredeneerde en zelfs de Alleghanies wilde „wegdenken". Het land is wel veel eenvoudiger dan Europa, maar vertoont toch nog afwisseling genoeg. Wij seven hier slechts een algemeen overzicht, dock zullen in de volgende hoofdstukken telkens op de onderdeelen terugkomen. F en volledig, nauwkeurig overzicht te krijgen, is heden nog niet mogelijk, daar de topographische opneming der Unie nog pas voor 25 •k 309 /0 in orde is ; maar volgens de Temple Bill van 21 April 1921 zal de wetenschappelijke opneming binnen 20 jaar voltooid moeten zijn. Dan zal men Europa ook in dit opzicht ver voor wezen.
A
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Amerikaanschen bodem heeft neergelegd. Allereerst dient dan vermeld, dat die bodem drie groote riggels van meest oude gesteenten vertoont, twee in het Westen en een in het Oosten, waartusschen zich breede lagen van gedeeltelijk jongere vormingen uitstrekken. De oostelijke riggel is het gebergte der Alleghanies met zijne vele evenwijdige ketens en lange dalen, de twee westelijke zijn het hooge gebergte der Rocky Mountains en de trotsche rij van Sierra Nevada en Cascaden-gebergte, nog weer op een afstand begeleid door het Kustgebergte 1 ). Deze drie vormen samen het sterke geraamte van het groote vasteland en verdeelen het in zes verschillende landschappen, diealslangestrooken achter elkaar liggen van den Atlantischentot den Grooten Oceaan. Vooraan de Atlantische kustvlakte, met breede trappen oploopend naar de bergen. In 't Noorden, in NieuwEngeland, is ze rotsachtig als Midden-Zweden en ZuidFinland ; de tallooze riviertjes joegen er vanouds hunne snelle wateren met kleine cascaden naar de zee tusschen donkere wouden van naaldboomen. Verder zuidelijk, vanaf New York, wordt haar bodem beter ; daar opent het Hudson-dal een ruime poort zoowel naar 't Noorden als naar Westen, den aangewezen ingang naar het achterland, die op den duur, na ontzaggelijke inspanning van vele menschengeslachten, de poort des !evens moest worden. Vervolgens komen andere rivieren, afstroomend van de Alleghany-ketens, altijd nog met watervallen, maar met ruimte genoeg in de vlakte, om rustig de diepe en breede mondingsgolven to kunnen bereiken. Voorbij de James-rivier, in Virginie, laat de kustvlakte zelfs plaats voor talrijke moerassen en daar gaat ze over in de zuidelijke poort langs de Mexicaansche golf, veel breeder dan de poort van de Hudson. 1 ) Dit Cascaden-gebergte met zijne geduchte vulkanen bestaat wel is waar grootendeels uit jongere gesteenten, den grooten lava-vloed van Oregon en Washington, zooals de beroemde Suess zest, maar het Kustgebergte daarachter is in zijn geheel zeer oud.
2
f\\\\ 4in,n\v,;ç\
4\ ' \\\r 'v,' \\\'' , \GA0
w
II
ir4wro,
Mil7 t 0
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Achter de kustvlakte verrijst dan het bergstelsel der Alleghanies, tweemaal zoo Lang en driemaal zoo uitgestrekt als dat der Alpen. Ook in ouderdom overtreft dit gebergte de Alpen zeer ver, maar niet in grootschheid. Integendeel ; zelfs de hoogste ketens in het zuiden dragen slechts toppen, weinig verheven boven die van het Duitsche Reuzengebergte, en het noordelijk deel, voorbij de Hudson, steekt nauwelijks uit boven het Teutoburger woud. 't Is alles veel hooger geweest, maar de regens hebben in den loop der eeuwen het grootste deel weggespoeld en de verzakkingen hebben mede hun rol gespeeld. Zelfs zijn de dwarsdalen zoo diep ingesneden, dat de Alleghanies voor het verkeer nooit zeer lastig geweest zijn. Toch is het gebergte niet z o o toegankelijk als men dikwijls beweerd heeft, en het zou in den loop der tijden niet zooveel bedrijvig leven gezien hebben, indien het niet, volgens Bogart's Economic History, ,,misschien de mooiste bergstreek ter wereld ware geweest voor menschelijk gebruik", door de verborgen schatten van „der aerde geheymen schoot" : steenkolen, ertsen, petroleum en brongas. Achter de Alleghanies strekken zich de breede v lak t en van den Mississippi en de Canadeesche meren uit, „la terre benite de la colonisation", volgens LeroyBeaulieu. Ze hellen langzaam of tot den grooten stroom en klimmen dan weer even langzaam, slechts hier en daar verlevendigd door heuvel- of bergrijen, meest overblijfselen van vroegere dekkende lagen. Overal waren ze van ouds bedekt met vruchtbare teelaarde, en heinde en ver boden de groote rivieren een gemakkelijk verkeer. In 't westen gaan deze vlakten ongemerkt over in de eigenlijke Pr airie6 n, de boomlooze grasvlakten, doorsneden door vele zijtakken van den Mississippi, waarvan alleen de Missouri bevaarbaar kan genoemd worden. Tot den 1 00en lengtegraad zijn ze nog zeer goed, maar dan
4
HET TOONEEL DER AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS. begint de „Arid Region", de krijtformatie der Plains met steeds toenemende dorheid, totdat het vlakke land stuit tegen de Rocky Mountain s. Deze zijn niets antlers dan de hooge, woeste oostrand van een uitgestrekt plateau (door geweldige verzakkingen afgewisseld), dat aan de andere zijde begrensd wordt door den derden der bovengenoemde zware riggels, bestaande uit de bergketenen van California met de Sierra Nevada en verder het wilde vulkanische Cascaden-gebergte. De Rocky Mountains vormden vanouds, vooral in het midden, een geduchte hindernis voor het verkeer met toppen als die der Alpen, hoewel minder indrukwekkend, daar zij bijna Been eeuwige sneeuw vertoonden en ook Been rijkdom van bosschen. De hoogvlakten erachter, het U t a hplateau, het Groote Bekken en de Coloradow o es t ij n, hadden bij het begin der Geschiedenis reeds lang hare groote watervlakten verloren ; deze waren verschrompeld tot eenige meren, waaronder het bekende Groote Zoutmeer, die de weinige wateren der bergstroomen konden opvangen. In 't zuiden hadden alleen de Rio Grande del Norte en de Colorado hare diepe geulen naar de zee toe opengehouden, en ze jagen daardoor nog heden hare troebele wateren, kleine sprankjes in vergelijking van wat ze eens, in voorhistorische tijden, waren. Vooral de Colorado heeft hier, geholpen door een sterke verzakking, een natuurwonder geschapen, Naar fameuzen een afgrond tusschen kale rotsen, 15 K.M. breed (als van den Haag tot Leiden) en honderden kilometers lang, waardoor in peillooze diepten de gele wateren wild voortbruisen naar de golf van California. In de buurt liggen nog de haast even beroemde versteende bosschen, stille getuigen van de lang vervlogen tijden, dat hier vruchtbaarheid heerschte, waar nu alles dor en doodsch is. Wat verder westelijk opent zich de mystieke Death-valley,
5
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. een afgrond van duizenden meters diepte, wiens bodem reikt tot onder de oppervlakte der zee. In 't noorden, naar den kant van Montana en Oregon, gaat het Groote Bekken over in een breed bergland, bedekt met lava, dat veel meer van de oude vruchtbaarheid behouden heeft en Been versteende, maar levende bosschen bezit, al zijn ze meest niet weelderig meer. Links en rechts vertoonen zich daar de herinneringen aan Wilde vulkanische beroeringen, waaronder de beroemde warme bronnen van het Yellowstonegebied, die in onze dagen als natuurmonument zijn geschonken aan het Amerikaansche yolk, als het eerste „Nationale park''. Eindelijk blijft, als zesde groote landschap, het Westel ij k kustgebied aan den Grooten Oceaan over, het Pacific-land. Dit is het meest poetische gedeelte van alles ; in 't zuiden begint het met de goddelijke Amerikaansche Riviera van Californie ; dan volgt de schoone vlakte van de Sacramento, de tuin van het Westen, tusschen de breede hellingen der Sierra Nevada en het schilderachtige Kustgebergte met zijn archaeische Gouden Poort van San Francisco. Het eenige gebrek van deze beide streken is, meer nog dan in ZuidEuropa, de droogte. Dit wordt antlers in de noordelijker kuststreek, in Oregon en Washington, waar de trotsche bergen getooid zijn met dichte wouden en de dalen besproeid worden door breede rivieren met grootsche watervallen en stroomversnellingen. Daar bevindt zich ook een der hoogste bergen des lands, de Mount Rainier, een vulkaan van 4300 M., met prachtige gletsjers, een ander „Nationaal park". Bij de beroemde Puget Sound gaat dit bergland over op Canadeeschen bodem ; het vormt dus den achtergrond van de bekoorlijke hellingen, waarop de nieuwe snel gegroeide 1 ) De groote hoogvlakten met de twee bergranden samen kunnen ook als een reusachtige verheffing heschouwd worden, the Hill", zooals de zwervers van Jack London zeggen, in ziin romantische schets the Road".
6
HET TOONEEL DER AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS. metropolis van het Noordwesten, de mooie stad Seattle gebouwd is. Ziedaar in vogelvlucht de zes geweldige strooken land, die zich achter elkaar uitstrekken over een afstand van bijna 5000 K.M., dat is als van Lissabon tot ver achter de Kaspische zee. Ze gaan over 60 lengtegraden, zoodat er vier tijden zijn in de Vereenigde Staten ; als het bij ons 12 uur 20 min. is, heeft New York 7 uur in den morgen, Chicago ongeveer 6 uur, Denver 5 uur en San Francisco nog Been 4 uur. Gezamenlijk beslaan de landschappen der Vereenigde Staten een oppervlakte van ± 8 millioen K.M. 2 , dus 4/ 5 van gansch Europa. Deze afmetingen zijn het, die de Yankee gaarne aanhaalt, wanneer hij roemt op het aanzien en de macht van zijne „big country", doch die hij gaarne verzwijgt, wanneer hij handel en bedrijf van zijn vaderland vergelijkt met die van andere zooveel kleinere landen. De lucht, die boven deze enorme landstreken golf t, is volgens een Engelschen vriend van Andrew Carnegie zoodanig, dat „de matigheid in drank niet als een der hoofddeugden van den Amerikaan beschouwd kan worden, daar hij champagne inademt". Dit mag, gelijk alle dergelijke occasioneele uitspraken, wat overdreven zijn, maar het is toch wel zeker, dat een klimaat, gelijkend op het Hollandsche, nergens in de Vereenigde Staten to vinden is dan in den uitersten noordwesthoek, aan de kusten van Oregon en Washington. Daár alleen kan de Nederlander zich klimatisch thuis gevoelen — als hij wil — bij de vochtige westenwinden, de koele zomers en de zachte winters. Nog weer zal de ler en de Breton er zijn vaderlandsche lucht terugvinden, maar dan geklealiseerd, ontdaan van de meeste onaangenaamheden, zoozeer, dat het klimaat van Seattle sours wordt geschilderd
7
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. als een voorproef van den hemel ! De Italiaan zal gemakkelijk kunnen wennen in het droge, gelijkmatige klimaat van California, dat trouwens voor iedereen aangenaam is en dan ook honderden rijkaards trekt, vooral in den gezegenden omtrek van Los Angeles en Point Loma. Het is daar nog beter dan aan de beroemde Europeesche Riviera, want de zomers zijn er minder warm, de winters minder vochtig. Het gansche overige deel des lands is een gebied van uitersten : in den zomer is men er nergens veilig voor zonnesteken en overweldigende hitte, in den winter komen er overal lage temperaturen voor. Zelfs het uiterste Zuiden, op de breedte van Egypte, is niet vrij van gevaarlijke nacht- en dagvorsten. Immers overal kunnen de koude noordenwinden doordringen gelijk in Rusland : bij NewOrleans en in Florida bevriezen dikwijls de bloesems aan de oranjeboomen en de visschen in het water. In Februari 1899 daalde te New Orleans de thermometer eens tot 18° C. onder nul. New York, op de breedte van Rome, heeft in Juli gemiddeld 24° bove n, in Januari 1/4 ° onder het vriespunt; de Hudson vriest er telkens dicht, soms wei voor drie maanden ; in 1779—'80 marcheerden de troepen over het ijs van de haven naar het Staten-eiland 1 ). New York heeft geenszins een zeeklimaat, al ligt het vlak bij den oceaan, want de wind is er meest zuidwest of noordwest. Chicago is dan ook weinig verschillend van New York ; daar liggen de Canadeesche meren elken winter grootendeels vol ijs ; op een korte lente volgt er een heete zomer en dan komt de beroemde Amerikaansche herfst met zijne mooie langaanhoudende bruine en gele tinten, de „Indian Summer". Te St. Louis, zuidelijker dan Napels, brengt elk jaar ijsgang op den Mississippi. Zoowel de Engelsche Pilgrimfathers in 1 ) In de laatste 50 jaar is zelfs eens de gem i d d el d e temperatuur van Januari te New York op — 63 F. vastgesteld, d.i. 210 C. Maar St. Paul (Minnesota) had eenmaal — 41 0 F en Bismarck (N.D.) — 45°.
8
HET TOONEEL DER AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS. Nieuw-Engeland als de Zeeuwsche Afgescheidenen in Michigan hebben tot hun schade moeten ondervinden, wat de verschrikkingen van den kouden Amerikaanschen winter zijn. Boston heeft winternachten gekend van 30 tot 40 ° C. onder het vriespunt ! 1 ) De ergste uitersten vertoonen echter de Prairieën, de Plains en het Groote Bekken. In Dakota bij de Missouri zijn verscheidene hoeven verlaten om het Siberische klimaat. Hier is het ook, dat de plotselinge sprongen der temperatuur zoo buitengewoon groot kunnen zijn, dat men spreekt van „de vier jaargetijden op eenen dag". In Denver, aan den voet der Rocky Mountains, is het voorgekomen, dat de thermometer in 5 minuten tijds 20 ° C. naar beneden ging! In Texas geeft de ruiter, die in 't zweet zijns aanschijns door de Prairieën rijdt, zijn paard de sporen (als hij ze heeft), zoodra hij het kleine wolkje ziet, dat den noordenwind aankondigt : hij rent naar de naastbijzijnde woning, waar reeds anderen klappertandend om een groot vuur zitten. Een uur later rijdt hij wederom in het zweet zijns aanschijns door de Prairieen ! De wind is het, die hier, gelijk bij ons en overal, met de zon alles beheerscht. Des zomers, wanneer de kale vlakten van het Westen als een gloeiende oven de lucht naar zich toetrekken, waait veelvuldig de zuiden- of zuidwestenwind over de onmetelijke velden. Dan brengt die tevens de zomerregens, die overvloedig zijn in de gansche oosthelft, zoodat die vanouds bedekt was met geweldige wooden en een land van belofte mocht heeten voor den korenzaaier. Vooral de kustvlakte in 't Zuiden en Zuidoosten, waar de warme Golfstroom langs gaat, wordt rijkelijk besproeid. In het Westen, voorbij den 1 00en lengtegraad van Greenwich 1 ) Daar de winden hier in de voornaamste streken van Amerika landwinden zijn, kunnen de weer b e r i c h ten er veel betrouwbaarder wezen dan bii ons. Iedereen, maar vooral de Landman, houdt er dan ook rekening mee; ze worden dageliiks door de draadlooze telefonie geseind tot op de afgelegen hoeven.
9
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. geven die winden slechts weinig regen meer of ; vandaar dat de bodem er oudtijds niet anders dan steppenplanten voortbracht in de Prairieen en de Plains, terwiji hij verderop, in het Groote Bekken, zelfs meestal geheel kaal was. Alleen de bergen konden er nog wat regenval van beteekenis krijgen, zoodat er voor den mensch, behalve in de veeteelt en den mijnbouw, alleen Neil was te vinden in het aftappen der bergstroomen en het verspreiden hunner wateren over het dorre land. Het eerste mooie voorbeeld van zulk een kostelijke maar moeielijke irrigatie hebben er de Mormonen gegeven bij het Groote Zoutmeer. In den winter kent men zoowel in het oostelijk woudgebied als in het dorre of halfdorre Westen veel noordelijke winden. Zij veroorzaken de 'age temperaturen en brengen heinde en ver, vooral in de Alleghanies, bergen van sneeuw. In 't Westen is men echter reeds blij, wanneer er, b.v. in Dakota of Montana, een dun sneeuwkleed op de vlakten ligt, en men beijvert zich op alle wijzen, om het vocht hiervan zooveel mogelijk te bewaren. Aan de kusten van den Grooten Oceaan waaien vrij veel westenwinden, maar ze brengen in Californie niet veel regen, omdat ze in de zee over de koude strooming komen. Daarom was ook hier het land in vroeger dagen weinig vruchtbaar en aantrekkelijk. Alleen in het Noordwesten, waar de zeewind over een warme strooming strijkt en dan tegen de bergen slaat, is altijd water in overvloed te vinden geweest. De droogte is voor het Westen vanaf het begin der geschiedenis steeds nog grooter hindernis geweest dan de hooge ligging. Rivieren of meren van beteekenis vindt men er weinig. Het Oosten daarentegen is bedeeld met prachtige waterwegen. Daar liggen vooreerst als een ware binnenzee de vijf Canade es che meren, waarvan de Brie westelijkste tezamen bijna zesmaal zoo groot zijn als Nederland. Deze 10
HET TOONEEL DER AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS. kennen evengoed hunne stormen en hooge golven als de Noordzee en de Golf van Biscaye. Er zijn afstanden als van Rotterdam naar Lissabon I De twee oostelijke, Erie en Ontario, die afzonderlijk liggen, zijn kleiner, maar toch nog tezamen 4 of 5 maal zoo groot als onze Zuiderzee met de Wadden. Vanuit die meren stroomt alleen de breede Sint-Laurens, dock aan den zuid- en westkant worden ze
De Canadeesche meren, met de draagplaatsen (volgens Miss Semple).
omgeven, belegerd als het ware, door de talrijke bronrivieren van den Mississippi, terwijl in het oosten de Hudson dicht in de buurt zijn oorsprong neemt. Daarom konden reeds eeuwen geleden de Roodhuiden hunne kano's van de Hudson naar de meren en dan in de takken van den Mississippi voeren ; overal rondom de meren waren bekende draagplaatsen, die later den weg wezen voor kanaalverbindingen. De Mississippi zelf is de langste rivier der gansche wereld (wanneer men meet vanaf de bronnen der Missouri in de 11
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Rocky Mountains). Zijn gebied is veertien maal zoo groot als dat van den Rijn, zijn vaargelegenheid, alle zijtakken meegerekend, gaat over meer dan 20000 K.M , is dus langer dan de halve omtrek der aarde ! En dan moet men nog in aanmerking nemen, dat de westelijke zijtakken grootendeels onbevaarbaar zijn, als prairie-stroomen. De Sint-Laurens en de Mississippi met hunne zijtakken en met de groote meren beheerschen de gansche reusachtige vlakte achter de Alleghanies ; de Hudson gaat dwars door dit bergstelsel heen en door de groote poort naar den Oceaan. Hij ontspringt op het lieflijke Adirondak-gebergte, en voert zijne wateren zuidwaarts, zoodra hij in het verlengde van het Champlainmeer gekomen is. Hij is de kleinste van de drie, maar niet de minste. Meer dan eenige andere rivier heeft hij op den duur den Europeaan naar het binnenland getrokken, en 't is geen wonder, dat aan zijn breede monding de grootste stall van Amerika verrezen is. Aldus is in hoofdtrekken het tooneel der Amerikaansche geschiedenis, zooals het door de natuur gevormd werd. Een land, waarvan weinig te maken was door onbeschaafde Indianen, menschen zonder vee, zonder goede schepen, zonder geschikte middelen om zich te beschermen tegen het klimaat, zonder goede werktuigen om de bosschen te vellen in 't Oosten, om het water te leiden over het dorre land van het Westen. Voor zulke primitieve volken zijn er alleen goede kansen in landen als Egypte en Mesopotamia, die hun de vruchten zonder veel arbeid of kennis in den schoot werpen. Maar daarentegen moest Amerika wel een uitstekend terrein zijn voor arbeidzame, ontwikkelde kolonisten, die de vaartuigen en het vee, de gereedschappen en de zaden, de middelen tot beschutting en de werktuigen tot ontginning meebrachten. Voor dezulken was er op den aardbodem zelfs geen beter kolonisatie-gebied te vinden. Leroy-Beaulieu berekent, dat 12
HET TOONEEL DER AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS. op het terrein der tegenwoordige Vereenigde Staten van nature slechts een achtste deel gansch dor en onvruchtbaar is, terwijl Argentinie voor de helft, Canada voor 3/4, Australia en Zuid-Afrika zelfs voor 4/5 door hem ongeschikt geacht worden. In Rusland schat hij de waardelooze streken op ongeveer -73 van den bodem, zoodat ook Europa a 1 s geheel bij de Groote Republiek zou moeten achterstaan. Men mag zulk een schatting een „Franschen slag" noemen, misschien wat te gunstig voor de Vereenigde Staten en te ongunstig vooral voor Australia en Zuid-Afrika, maar de hoofdzaak zal men toch moeten toegeven. Er zal wel geen beter kolonisatie-gebied gevonden worden, zelfs dan niet, als het bewonderenswaardige streven, om de warme luchtstreek bewoonbaar te maken voor Europeanen, etc., nog veel meer succes mocht hebben dan men na het optreden van majoor Goethals in Panama kan verwachten.
13
TWEEDS HOOFDSTUK.
DE EERSTE BEWONERS. — DE „INDIANEN". I should tell you From the great lakes of the Northland, From the land of the Ojebways, From the land of the Dacotahs. LONGFELLOW. The Song of Hiawatha.
L
ONGFELLOW, de zanger van het schoonste en weldadigste lied, ooit aan den „Rooden man" gewijd, kende diens Leven, geschiedenis en sagen zoo goed als eenig ander. Maar zelfs hij, de dichter, kon toch niet ver genoeg terugzien, om te ontdekken, waar en wanneer de voorvaderen zijner beschermelingen het eerst den Amerikaanschen bodem betraden. Dit zal trouwens wel voor altijd verborgen blijven, ofschoon vele geleerde onderzoekers getracht hebben iets van den sluier op te lichten. Volgens de nieuwste nasporingen zijn er menschelijke overblijfselen gevonden uit het tertiaire tijdvak, dus van fang voor den ijstijd, zoodat de Nieuwe Wereld in dit opzicht niets voor Europa onderdoet. Vanwaar ze gekomen zijn, is niet met zekerheid bekend, maar men zoekt hun vaderland vrij algemeen in Azie ; zelfs worden ze door sommigen bij het Mongoolsche ras gerekend, ten minste bij de „Mongoloiede volken". Misschien hebben ze dan bij hun overtocht den noordelijken weg kunnen volgen zonder last van de Beringstraat en van de koude, die daar nu heerscht ; misschien hebben ze, met hun vee, zonder al te veel ontberingen verder kunnen gaan langs de kuststreken van den Grooten 14
DE EERSTE BEWONERS. Oceaan, zoodat hunne voortrekkers de hoogvlakten van Peroe konden bereiken en daar tot ontwikkeling konden komen met de hulp hunner lama's. Zij, die later gevolgd zijn en de Beringstraat wel reeds op hun weg vonden, moesten die oversteken met vaartuigen of wel to voet over het ijs. Een deel daarvan moet Mexico bereikt hebben en daar een zekere beschaving hebben verworven ; bij de komst der Europeanen dreven de Aztekische bewoners er immers een belangwekkenden landbouw, maar bezaten Been huisdieren. Ze hadden steden en dorpen en woonden nog voor een klein deel in het gebied der tegenwoordige Vereenigde Staten, namelijk aan den Rio Grande del Norte in Nieuw-Mexico. Men ziet daar nog heden de „steden" der Moki, die door Elisee Reclus de „dichters en componisten onder de Indianen" genoemd worden. In elk geval weken zij zeer of van de gewone zwervende „Roodhuiden'', b.v. van de wilde Apachen, die hunne lastige Buren geworden zijn. Deze Apachen moeten, volgens den Franschen socioloog Demolins, die den aard der volken verklaart uit den weg, waarlangs ze getrokken zijn, hunne route genomen hebben door de Prairie8n, evenals de Sioux, de Dakota's en vele andere stammen. Ze konden eeuwen lang niet antlers !even dan van de jacht, vooral op de schichtige bisons, die ze nooit hebben kunnen temmen. En ze bleven daarbij wild, gelijk deze dieren zelf, zij vormden de groep der Wilde Indianen, geheel verschillend van de „Halfbeschaafden" van het westelijk bergland. De derde groep, door de Amerikanen de Barbaarsche Indianen genoemd, moet volgens Demolins vanaf de Beringstraat den meer oostelijken „weg der meren" gevolgd hebben. Deze barbaarsche Indianen bereikten de streken van den Mississippi en de Alleghanies. Zij ook leefden van jacht, maar tevens van vischvangst, ter wijl hunne vrouwen
15
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. eenigen primitieven landbouw dreven en daardoor grooten invloed hadden. Onder hen waren de Algonkinen, die, in vele stammen verdeeld, doordrongen van de Sint-Laurens en de G.roote Meren tot aan de Ohio en de Chesepeakebaai ; ook de Irokeezen, de stam der vijf naties, die in de 16e eeuw bezig was een groot rijk to stichten vanaf het Huronmeer tot aan den Hudson. De Algonkinen hadden Coen reeds de verbinding gevonden tusschen den SintLaurens en den Mississippi, terwijl de Irokeezen de groote poort van de Hudson-rivier bezet hadden. Indien de vreemde kolonisten niet gekomen waren, zou misschien tusschen deze twee stammen de strijd op leven en dood gevoerd zijn, die later tusschen Franschen en Engelschen uitbarstte. Trouwens, die strijd was reeds in gang ; de Algonkinen hadden al een doorbraak volvoerd door het gebied der Irokeezen, maar dezen zouden wellicht met hun federatie der vijf naties de oneenige Algonkinsche volken weer teruggedreven en dan de overhand gekregen hebben, gelijk later de Engelschen. In 't Zuidoosten eindelijk, vanaf den Mississippi en de Chesepeake-baai tot in Florida, was de groote stam der Maskoki terecht gekornen, blijkbaar de groep der voortrekkers aan deze zijde. Bij de Maskoki was de landbouw al meer ontwikkeld dan bij de anderen ; zelfs zag Walter Raleigh in de 1 6 e eeuw bij hen reeds zorgvuldig bebouwde akkers met mais en tabak, het „Virginische kruid". Ook is het in him gebied, dat men de talrijke terpen en grafheuvels gevonden heeft, die door de oudheidkundigen vroeger aan een afzonderlijk oud yolk der „Mountbuilders" werden toegeschreven. Toch was er slechts een kleine stam onder hen, die der Tsjiroki's, tot een gezeten leven gekomen ; dit yolk heeft hier in den tegenwoordigen „Black Belt" het eerste voorbeeld gegeven van een landbouw met behulp
16
DE EERSTE BEWONERS. van slaven 1 Overigens hadden ook hier in het Oosten de Indianen nog geen rust gevonden ; ze trokken voortdurend been en weer over hunne jachtvelden en beoorloogden elkaar met tomahawk en scalpeermes. De beroemde Bostonsche geschiedschrijver John Fiske rekent alle Indianen beöosten het Rotsgebergte tot de „barbaarsche'', die van het Westen tot de „wilde ; alleen de Moki van den Rio Grande del Norte, die reeds irrigatiewerken met sluizen hadden aangelegd voor de komst der Europeanen, noemt hij „halfbeschaafd''. Inderdaad, de Roodhuiden — gelijk men de oudste Amerikanen genoemd heeft naar de koperkleur van enkele hunner stammen — hebben niet veel van dit land weten to maken. Toen de Blanke man kwam, was hun lot beslist „de vleescheter" moest hier, gelijk elders, voor „den korenzaaier" wijken. Wel heeft de Roode man zijn erf met moed en doodsverachting verdedigd, zoolang hij kon, maar het is overal vergeefsch geweest. Brandewijn, kruit en lood en besmettelijke ziekten hebben tot de uitroeiing van vele stammen meegewerkt. De Europeanen hebben den Rooden broeder veelal meer met de hardheid van den eigenbaat, dan met de liefde van den Christen behandeld. En zoo leveren de aanrakingen met de Indianen in 't algemeen niet de mooiste bladzijden in de Amerikaansche geschiedenis, at zijn er schitterende uitzonderingen. Maar ook is de Indiaan zelf veel schuld geweest aan zijn ellende ; vaak heeft hij zich verbonden met den Blanke tegen zijn eigen rasgenooten, en gewoonlijk heeft hij een afkeer getoond van alien geregelden arbeid en van alle economische ontwikkeling. Op het terrein, dat wij hier bespreken, heeft hij na de komst der Europeanen geen rol van beteekenis meer gespeeld, behalve in de vele Wilde oorlogen en wanhopige opstanden. Lang nog is hij met zijn fieren aard en zijn wonderbaarlijke
17
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. behendigheid een geliefkoosde held geweest voor de romans van een Cooper en een Aimard en voor de gedichten van een Longfellow. Doch eindelijk is ook daze kroon van zijn hoofd genomen, en men meende, dat hem niets meer overbleef dan de stifle tragiek van het noodlot, die zich afspiegelde in zijn sombere, fatalistische gelaatstrekken. Men sprak over hem als over een, die ging verdwijnen van het wereldtooneel, en men berekende reeds, hoelang dit nog zou kunnen Buren. Maar ziet, de nieuwe eeuw, die reeds zooveel verrassingen bracht, heeft de Indianenkwestie plotseling in een nieuw Licht genet. De volkstelling van 1900 verbaasde de wereld met een toeneming der Indianen, een vrij belangrijke zelfs! Terwijl hun aantal van 1860 tot 1890 gedaald heette van 340000 tot 243000, vond men het in 1900 weer gestegen tot 270000. Men ging twisten en twijfelen. Waren de tellingen wel goed geweest, was er geen vergissing ? — Maar bij den volgenden census in 1910 was de uitkomst nog hooger, meer dan 300000, en in 1920 werden er zelfs ruim 336000 opgegeven, zoodat de schade sinds 1860 bijna weer ingehaald was. Wat was de oorzaak ? Wie de lijst van 1920 nagaat, b.v. in den Statistical Abstract van het handelsdepartement, bevindt, dat er vooruitgang is in bijna alle staten, waar het Indian Office vertegenwoordigd is. Maar betrekkelijk verreweg het meest in het zuidwesten, in Nieuw-Mexico (van 8 op 22000 Hieruit kan men opmaken, dat de halfbeschaafden, b.v. de Moki's, onder de nieuwe toestanden, na den spoorwegaanleg, kunnen meegroeien als een deal van het groote yolk. Maar dit verklaart niet alles : er is ook immigratie bij uit het naburige, laatstelijk zoo onrustige Mexico. Zoo zal het ook wezen in California en Arizona. In de overige staten van het Westen, waar de „Roode broeders meest gemnterneerd zijn in de concentratie-kampen, de
"
!8
DE EERSTE BEWONERS. Reservations, en waar men het sterkst aan uitsterving geloofde, is de toeneming minder geweest : maar — ze w a s er toch overal (behalve in Nebraska, Nevada, Iowa en Wisconsin) 1 ). In het vroegere Indianen-Territory, nog niet zoo heel lang geleden voor de Blanken opengesteld als staat Oklahoma, bleek het aantal der Indianen zelfs geklommen van 1 00000 tot 1 19000 ! Hebben ook deze op-zij-gedrongenen zich weer opgericht uit hun doffe berusting ? Het schijnt werkelijk wel zoo te zijn, ten deele ten minste. Onder de Indianen van Oklahoma werden immers in 1920 afzonderlijk vermeld de 100000 leden van „de vijf geciviliseerde stammen." De traditie van het algemeen uitsterven leeft nog voort, vooral in Europa. Ten onrechte ! Het is bij het licht der genoemde opgaven, alsof toch ook voor deze reeds doodverklaarden het woord geldt : „een yolk zal niet vergaan". En waarom ook niet ? Er is zooveel veranderd. De wreede oorlogen zijn zoo goed als geeindigd en de Amerikaansche regeering heeft zich zeer beijverd, om het vroegere onrecht goed te maken, zooveel ze kon. Ze voorziet de Indianen in de Reservations, waar noodig, van levensmiddelen, zendt soms zelfs runderen, om — op te jagen ! — Het Amerikaansche yolk, dat zooveel volbracht heeft tot opvoeding van achterlijke volkselementen, kan ook wel de methode gevonden hebben, om de zonen der prairie tot rustigen arbeid te brengen. In elk geval is er weer groei in gekomen. Had Longfellow het molten beleven !
]) In Colorado en Florida wordt ook eenige afneming vermeld, dock die is nauwelijks de aandacht waard, daar er niet meet dan resp. 796 en 454 lndianen woonden. Daarentegen vindt men zelfs nog belangrijke toeneming in Noord-Carolina (van 1400 tot 8200), in het barre Zuid-Dakota (van 19000 tot 23000) en in den staat New York (van 5300 tot 6400).
19
DERDE HOOFDSTUK.
DE KOLONISATIE DOOR DE BLANKEN. „Vaarwel, Europe, slaafsch Europe, Waar, zonder toekomst, zonder hope Schier alles nadert tot zijn val."
V
het Oosten, uit het oude Europa, was Amerika niet gemakkelijk to vinden. Aan die zijde was nergens een Beringstraat of wat daarop geleek ,
ANUIT
De schepen van Columbus op den Oceaan.
de kortste afstand, tusschen Noorwegen en Groenland, bedroeg altijd nog ruim 2500 KM of ± 1400 zeemijlen. En het heeft in Europa fang geduurd, voordat op die hooge breedten beschaving genoeg was doorgedrongen, om zulke
20
DE KOLONISATIE DOOR DE BLANKEN. lange en moeilijke zeetochten mogelijk te maken. Omstreeks het jaar 900 zijn de Noorsche vikings er in geslaagd, over Usland naar Groenland te komen, en omstreeks 1000 deden ze hun beroemde landing in W inl an d, dat nu NieuwEngeland beet. Ware het niet, dat de kusten en zeeën van Groenland en Labrador vanouds door koude stroomingen geplaagd werden, de Noormannen zouden wellicht bier een geregelde vaart en geregelde koloniën gesticht hebben. Maar deze stroomingen met hun ontzaglijke ijsbergen en sombere nevels maakten den weg z66 gevaarlijk, dat hij nooit van beteekenis werd ; alleen op de westkust van Groenland, waar nog een smalle arm van den Golfstroom komt, hebben de Noormannen, of liever de Denen, zich duurzaam kunnen vestigen. In „Winland" is enkel de herinnering °vergebleven ; ze heeft zelfs door de traditie groote afmetingen aangenomen. Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat elke steenhoop van eenigszins vreemden vorm in NieuwEngeland voor een overblijfsel van de Noorsche vikings werd aangezien i Op de tentoonstelling te Chicago in 1892 zijn de Noormannen als eerste ontdekkers van Amerika rijkelijk gehuldigd ; een vikingschip lag als symbool op de golven van het meer Michigan. Columbus heeft op Been zijner vier reizen iets van het gebied der tegenwoordige Vereenigde Staten gezien. Ware hij van uit Spanje recht naar 't westen gezeild, hij zou precies bij den ingang der Chesepeake-baai gekomen zijn, niet ver van het tegenwoordige Washington (na een vaart van bijna 5000 KM.). Maar Columbus zocht den weg naar Indie ; daarom voer hij eerst naar zuiden tot dicht bij den Kreeftskeerkring ; toen pas richtte hij den koers naar 't westen, zoodat zijn reis nog veel langer dan 5000 KM werd. Hij heeft, behalve enkele streken van het vasteland, niet antlers gezien dan het zoogenaamde West-Indie, dat nog lang na zijn
21
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. flood voor een deel van Azie werd gehouden. Later voer A m e r i g o V e s p u c c i Tangs Brazili6 naar zuiden ; aan hem werd toen, in een veelgelezen boek van Waldseemtiller, de ontdekking van een nieuw werelddeel toegeschreven, dat den naam Amerika kreeg ; het was het tegenwoordige ZuidAmerika. Vespucci heeft evenwel ook — wat minder bekend is — een deel der kust van de tegenwoordige Vereenigde Staten bevaren, van Florida tot aan de Chesepeake-baai. Intusschen waren de gebroeders Cabot vanuit Engeland aan de kust van Labrador gekomen, terwijl de koene visschers van Bretagne en ook die van Groot-Brittanje de wateren van New Foundland hadden bereikt. Aan de Atlantische kust van Noord-Amerika zijn dus de Spanjaarden, Franschen en Engelschen ongeveer tegelijk verschenen. De Franschen waren de eersten, die er een kolonie stichtten. Fransche Hugenoten gaven in 1562 aan dezen bodem wijding als toevlucht voor vervolgden en verdrukten. Het was op initiatief van den beroemden Coligny, en de uitverkoren plek lag in Florida. Maar de Spanjaarden, die de kusten van dit schiereiland al lang afgezocht hadden, in de hoop er de „eeuwige bron der jeugd" to vinden, beschouwden zich natuurlijk als eigenaars en verdeigden de jonge kolonie reeds na drie jaren. In 1565, zeven jaar voor de beruchte Bloedbruiloft van Parijs, vonden de Hugenoten hier hun Bartholomeusnacht. Menendez, de leider dezer moordpartij, stichtte nu de kolonie St. Augustins, de oudste Europeesche stad op den bodem der tegenwoordige Vereenigde Staten. In 't Noorden, in Terre Neuve en het gebied der SintLaurens, waren de Franschen gelukkiger ; nadat ze voor 1550 reeds doorgedrongen waren tot een dorp der Irokeezen, dat zij Montreal noemden, kwam in 1608, in de dagen van Hendrik IV, de ridderlijke Champlain hier de eerste
22
DE KOLONISATIE DOOR DE BLANKEN. kolonie Quebec stichten Te Montreal vond hij echter de Irokeezen niet meer ; zij waren verdreven door hunne doodsvijanden, de Algonkinen. Champlain rookte nu met deze laatsten de vredespijp en voerde hen ter overwinning tegen de Mohikanen, de oostelijkste der vijf Irokeesche naties. Hier, bij het meer Champlain, hoorden de Indianen voor eerst den knal van het musket, maar pier ook vatten de Irokeezen den doodelijken haat tegen de Franschen op, die later zoozeer heeft bijgedragen tot den ondergang der Fransche heerschappij. Naar 't westen drong Champlain reeds door tot de meren Ontario en Huron. De Engelsche zeevaarders begonnen pas met ernst hunne blikken op de Amerikaansche kusten te richten na 1558, toen de „Virgin Queen" Elisabeth den troon beklommen had. Onverschrokken zeevaarders als Drake en Howard stroopten toen fangs de kusten van Spaansch-Amerika. Hawkins bracht reeds als smokkelaar zwarte slaven van Guinea naar West-Indiê en verkreeg daarvoor een wapen, dat een Neger aan een touw vertoonde ! Maar het was de beroemde W alter Raleig h, die voor het eerst beproefde, in Amerika een Engelsche kolonie te stichten. Hij had hierbij het voorbeeld der Fransche Hugenoten voor oogen, daar hij vroeger onder Coligny gestreden had. Hij zocht evenwel zijne plek jets noordelijker, in het tegenwoordige NoordCarolina, op Roanoke-eiland. Daar verrees het eerste dorp van Engelsche Protestanten, dat volgens Raleigh het begin zou worden van een „Engelsche natie in Amerika". Maar zijn succes was niet veel grooter dan dat van Coligny ; zijn kolonie werd wel is waar niet uitgemoord, al had ze last van de Indianen, maar ze stierf een langzamen flood wegens gebrek aan steun uit het moederland. Koningin 1) Vier jaar vroeger had Poutrincourt de oudste vaste Fransche nederzetting gegrondvest in Acadia (thans Nieuw-Schotland), n.l. Port Royal.
23
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Elisabeth kon er weinig aan doen, omdat juist in die jaren Engeland bedreigd werd door de Spaansche Armada. Kort na 1588 moest Raleigh zijn kolonie opgeven, nadat hij er bijna een millioen gulden naar onze geldswaarde aan opgeofferd had. Hij deed ze over aan eene maatschappij, de „London and Plymouth Company", die er voorloopig echter ook nog niet veel van maken kon. In Amerika had Raleigh het tabakrooken geleerd, en van hem gaat het verhaal, dat hij later, in Engeland teruggekeerd, in zijn kamer zat te rooken en door de meid, die meende dat hij in brand stond, „gebluscie werd met een emmer water over het hoofd. Zeker is het, dat hij in Engeland slecht beloond is voor zijn edel streven ; eerst werd hij door koning Jacobus I in de gevangenis geworpen en later zelfs onthoofd. De Staat Noord-Carolina heeft zijne verdiensten terecht erkend door aan zijne hoofdstad den naam van Raleigh te geven. Raleigh zelf heeft intusschen den naam „Noord-Carolina" nooit gekend ; hij noemde zijn kolonisatiegebied, dat zich mocht uitstrekken Tangs een groot deel der Atlantische trust, Virginia (naar de Virgin Queen). Toen nu later, in 1608, de eerste groote schare van Engelsche kolonisten zich nederzette aan de Sint-Jamesrivier bij de Chesepeake-baai, kreeg deze streek in 't bijzonder den naam Virginia en zij draagt hem nog heden. Die kolonisten waren de eerste uitwijkelingen, die wegens economischen druk een nieuw vaderland zochten. Zij hadden in Engeland geleefd als pachters en moesten weg, omdat hunne landheeren den grond wilden gebruiken voor schapenteelt, wegens de groote vraag naar wol in de Nederlanden, in Leiden vooral. In Virginia legden ze den grond voor de later zoo beroemde tabakscultuur, die het „Virginisch kruid" in Europa overal bekend maakte. In den tijd van Cromwell zagen ze echter gansch andere
24
DE KOLONISATIE DOOR DE BLANKEN. kolonisten naast zich verschijnen, de Cavaliers, ridderlijke aanhangers van koning Karel I, zoodat de kolonie een half-aristocratisch karakter kreeg. Merkwaardig genoeg, was onder deze Cavaliers de voorvader van George Washington, wiens familie het landgoed Mount Vernon aan de Potomac stichtte. Zoo wend Virginia een land van tegenstellingen ; het verwierf al vroeg een betrekkelijk vrij bestuur, maar bezat ook al vroeg slavernij op vrij groote schaal. In 1619 verscheen reeds een Hollandsch schip met 20 Negerslaven aan den mond der James-rivier. Zelfs blanke slaven waren er lang niet zeldzaam, loch dezen kregen meest nog in de 1 7e eeuw hunne vrijheid en werden toen de eerste voortrekkers naar de wouden der Alleghanies. In Virginia is de grond gelegd van het droevige contrast tusschen slavernij en vrijheid, dat naderhand de groote zweer in het lichaam der Vereenigde Staten zou worden. Geheel anders was de kolonie, die, eveneens in 't begin der 1 7e eeuw, in 't noorden, in Nieuw-Engeland, gesticht w 2rd. Hier zetten in 1 620 de beroemde „Pilgrimfathers" 1 den voet aan wal, en stichtten, benoorden kaap Cod, de kleine kolonie New Plymouth. Het waren strenge Calvinisten, geplaagd en vervolgd door den hardvochtigen en eigenwijzen koning Jacobus I. Ze hadden voor 't grootste deel eerst negen jaren lang op den gastvrijen bodem van Holland vertoefd en waren toen op de „Speedwell" vanuit Delfshaven vertrokken. In Plymouth waren ze overgegaan op de „Mayflower", met andere geloofsgenooten, die evenals zij, met vast vertrouwen op den Heer der Heirscharen en onbedwingbare zucht naar vrijheid den moeilijken tocht van twee maanden over den oceaan ondernomen hadden. In Nieuw-Engeland vonden ze veel overeenkomst met Oud-Engeland : een goede trust, een rotsachtigen bodem, kleine waterrijke rivieren.
)
1 ) „Vaders" als de eersten onder de pelgrims, die de groote, moeielijke rein voor hun geloof deden.
25
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Maar ook zeer groote verschillen. Vooral de Amerikaansche winter viel hun wreed op het lijf. Toen de eerstvolgende lente verscheen, hadden zij de helft van hunne lotgenooten ten grave gedragen, en onder dezen was ook hun uitverkoren lei er . . . . 't Was bier met recht „door den nacht tot het fiche'. Toch volgden binnen tien jaren zooveel andere broeders het dappere voorbeeld, dat er omstreeks 1632 reeds twintig parochieen gesticht waren, ieder met een 200 inwoners. De voornaamste was Bost o n, gelegen aan een prachtige baai en gegrondvest door John Winthrop. Deze ondernemende, godvreezende, onverschrokken Puriteinen van Nieuw-Engeland waren het, die op den duur de kern van het Amerikaansche yolk moesten worden. Zij waren de echte Yankees en hebben dan ook het eerst Bien naam gedragen. Als een scheldnaam hebben ze hem ontvangen van de Indianen, volgens de meeste schrijvers, maar die scheldnaam is mettertijd tot een eeretitel geworden gelijk bij ons die der Geuzen 1 ). De natuur van hun nieuwe vaderland heeft niet weinig bijgedragen om hunne kracht en hunne vrijheidszucht te ontwikkelen ; zij hebben zoodoende een leerschool gevonden gelijk de Friezen en de Noren. Met harden arbeid moesten ze hun bestaan zoeken in moeilijken landbouw, in pelsdierenjacht, in visscherij en scheepvaart op den vrijen oceaan. De pelsjacht trok hen naar 't binnenland, de zeevaart dreef hen naar verre streken en de onophoudelijke kerkelijke geschillen werkten mede, om voortdurend in deze menschen de rustelooze zucht naar expansie te onderhouden. In 1640 woonden ze reeds ver uiteen in vijf afzonderlijke kolonien, waarvan de zuidelijkste, Connecticut, steeds meer den mond van de Hudson naderde. 1) Sommige Nederlandsche schrijvers van „schetsen", „indrukken" en dergelijke, willen ons wiis maken, dat de bijnaam gevormd zou zijn in Nieuw-Nederland uit de namen Jan Kees. Ze mogen het gelooven, als 't hun aangenaam is.
26
DE KOLONISATIE DOOR DE BLANKEN. In al deze nederzettingen waren natuurlijk kerken gebouwd, die in buitengewone omstandigheden tevens voor vergaderzalen dienden. Maar ook werd overal met bijzonderen ijver gezorgd voor scholen. Zelfs verrees al in 1636, tegelijk met de Utrechtsche academie en slechts 60 jaar na de Leidsche, een hoogeschool (college) te Newton bij Boston. Zij kreeg twee jaren later een belangrijk legaat van den predikant Harvard en ontwikkelde zich later tot de beroemde Harvard University, terwijl haar zetel Newton verdoopt werd tot Cambridge. Het onderwijs van Nieuw-Engeland is in den loop der tijden van onschatbaar belang geworden voor Amerika. Aan de Hudson, achter het Lange Eiland, hadden de Hollanders hunne eerste en eenige kolonie gesticht. Nadat Henry Hudson deze prachtige haven ontdekt had, was er door de Maatschappij van Nieuw-Nederland een factorij voor den pelshandel gevestigd. In 1624 werd deze verkocht aan de pas gestichte West-Indische Compagnie, die een goed zaakje deed, toen ze van de Indianen voor een hoop linten en kralen ter waarde van f 60 het veelbelovende eiland Manhattan verwierf. Daar verrees Nieuw-Amsterdam, een vesting, omringd door palissaden, met de Walstraat (nu Wallstreet) aan de binnenzijde daarvan. Omstreeks veertig jaren is de Compagnie in 't ongestoord bezit van Nieuw-Nederland gebleven 1 ). Een goede kolonie heeft ze er niet van gemaakt ; daarvoor had ze te weinig middelen en te weinig aanbod van landverhuizers. Ook was haar regeeringssysteem niet geschikt, om goede agrarische verhoudingen te scheppen ; de landgoederen harer „patroons" met hunne bijwoners langs de Hudson geleken Al te veel op Middeleeuwsche riddergoederen. En hare gouverneurs waren Been menschen van den eersten rang. Maar ze heeft wel de eer, dat ze Nieuw-Amsterdam toen reeds maakte tot 1) I n 1914 bestond dus de stad 290 jaar, terwijl ze juist 250 jaar New York heette.
27
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. de eerste handelsplaats van de gansche kust. In 1664 bezat deze stad waarschijnlijk at een 7000 inwoners en was niet alleen de hoofdmarkt voor den pelshandel uit het binnenland, maar ook het brandpunt van den transito-handel tusschen Nieuw-Engeland en Virginia (niettegenstaande de bekende bekrompen verbodsbepalingen). Ze geleek dus in de verte op het roemruchte oude Amsterdam, dat toenmaals immers den transito-handel had tusschen de landen van de Oostzee en die van het Zuiden. De Langeiland-sond kon vergeleken worden met de Zuiderzee, de nog half door Indianen en wildernissen verstopte Hudson met den voor de Amsterdammers moeilijk toegankelijken Rijn. In een opzicht was de stad door de natuur zelfs reeds hoog begunstigd boven de Hollandsche metropolis : zijn IJ, de baai van Nieuw-Amsterdam, bezat al een prachtigen directen uitgang naar den oceaan, terwijl oud-Amsterdam hierop nog tweehonderd Saar moest wachten. Welke beteekenis hebben nu de oude Hollandsche kolonisten, de „Knickerbockers'', voor het Amerikaansche yolk gehad? Hierover is zeer verschillend geoordeeld. Washington Irving heeft er den spot mee gedreven, in zijne bekende persiflage van „Rip van Winkle". Een andere Amerikaan, Douglas Campbell, prees daarentegen den Hollandschen invloed hemelhoog, verkondigde in zijn werk, „the Puritans in Engeland, Holland and Amerika'': „Holland is de geestelijke moeder van Amerika, Amerika is made by Holland". De Amerikaansche instellingen konden volgens hem niet afkomstig zijn van Engeland met zijne aristocratische gebruiken, zijn kerkelijke onverdraagzaamheid, zijn groot grondbezit. De kiem daarvan moest gelegd zijn door Holland, rechtstreeks in Nieuw-Nederland, indirect in Nieuw-Engeland met zijn eerste Pilgrimfathers, die immers zoo Lang in Leiden gewoond hadden !
28
DE KOLONISATIE DOOR DE BLANKEN. IJverige Nederlandsche patriotten hebben gretig deze complimenten van Campbell nageschreven, het laatst nog Dr. Blink in zijne „Economische schetsen over de Ver. Staten" 1 ). Maar een onpartijdig historicus van den rang van Dr. Colenbrander had reeds lang de onmogelijkheid ervan aangetoond. Hoewel hij gaarne zijn vaderland geprezen zag, zoo schreef hij in het Report of the American historical Association van 1909, wilde hij het liever niet „vertroeteld zien als een jongen hond". Amerika kon hij onmogelijk erkennen voor de dochter der Nederlandsche republiek. „De Pilgrimfathers", zoo meende hij, „hebben geen Nederlandsche, maar Engelsch-Puriteinsche begrippen meegebracht ; de meeste kolonisten van NieuwEngeland kwamen trouwens direct uit Groot-Brittanje. Vooral brachten ze geen verdraagzaamheid: in NieuwEngeland hingen ze nog menigen Quaker op! En de Nieuw-Nederlandsche kolonisten der West-Indische Compagnie hebben zeker niet veel vrijheidsideeen geimporteerd ; ze kenden immers zelf veel minder eigen bestuur dan die van Virginia en Nieuw-Engeland." Dr. Colenbrander erkent dus geenszins Nieuw-Nederland als de geestelijke kern van de latere Vereenigde Staten, wel echter Nieuw-Amsterdam als kiem van het latere New York, en dan vooral in economischen zin. De Hollandsche handelsgeest is volgens hem een gelukkige factor geweest in de ontplooiing van het Amerikaansche leven 2). Deskundige Amerikanen als b.v. Fiske, zijn het daarmede eens. En de waarheid is ook, dat de herinnering aan de oude Hollanders practisch alleen voortleeft in New York, waar de Knickerbockers zelfs weer de Nederlandsche taal gaan leeren 1 1 Tiidschrift voor Economische Geographic Jan. 1915. 2) Misschien overdrijft ook hij hierbij nog eenigszins, door niet te verwijzen naar de natuurl ij k e g cs teldhei d, die toch sterk moet hebben meegewerkt, om New York zijn beteekenis te seven.
29
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. en waar in onzen tijd allerlei Hollandsche namen zijn gegeven aan straten en pleinen, ook die van den energieken laatsten gouverneur Peter Stuyvesant, den „koppigen Piet". In het binnenland daarentegen zijn zelfs de oude namen meest verdwenen, zooals Fort Oranje, dat Albany is geworden. Aan de vorming van het Amerikaansche volkskarakter, zoover dit te doorgronden is, hebben vele natiën meegewerkt, maar de Engelschen het meest. Naast die van Virginia en Nieuw-Engeland, die de toorts der vrijheid hoog hielden, mogen nog genoemd worden de Katholieke kolonisten onder Lord Baltimore, de stichters van Maryland, maar vooral de vrome Kwakers onder den edelenWilliam Penn. Dezelaatsten waren de profeten der burgerlijke geiijkheid en verdraagzaamheid en bovendien — de vaders der Amerikaansche reclame. Toen William Penn het woudland aan de Delaware van koning Karel II gekocht had (100000 H.A. voor f 200000), richtte hij in 1680 de regeering, die hem bijna geheel overgelaten werd, heerlijk vrijzinnig in. Allereerst zocht hij op vriendschappelijke wijze van de Indianen af te komen hij ontnam hun Been voetbreed van hunne gronden, geheel antlers dan de meeste zijner voorgangers, maar kocht royaal hunne rechten of vermeende rechten af. Hierop maakte hij bekend, dat iedere vreedzame vreemdeling hem welkom zou zijn. Naar vele plaatsen van Europa, o.a. naar Rotterdam, zond hij aantrekkelijke prospectussen, met duidelijke teekening van het terrein aan de Delaware, waar de toenmalige zeevaart moest stoppen, en waar al dadelijk een net van straten werd afgebakend voor de „Stad der Broederliefde", Philadelphia. „Komt, gij allen, die verdrukt en beladen zoo klonk zijn roep o.a. tot de destijds wreed vervolgde Paltsers, „komt naar het land der vrijheid en broederschap ! Gij zult er werk en brood en een waarlijk Christelijke behandeling vinden !" En ze kwamen bij honderden, weldra zelfs bij duizenden,
30
DE KOLONISATIE DOOR DE BLANKEN. zoodat b.v. Rotterdam reeds toentertijd een drukke inscheping van landverhuizers to zien kreeg 1 ). De meesten waren Duitschers, van wie nog enkele kenbare sporen van taal en zeden zijn overgebleven bij de zoogenaamde „Dutchlanders in Pennsylvania. Het beroemde Charter van 1 706 gaf aan bijna alien gelijke rechten en bevatte een zeer uitgebreid kiesrecht, zooals het destijds nergens op aarde bestond. De eenige beperking naar 't geloof was deze, dat Katholieken, Socinianen en Joden Been openbare ambten mochten bekleeden. Waarlijk, de beroemde leuze van ,,Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap" werd, al is ze later het luidst uitgeroepen door de Franschen, het eerst en wellicht ook het best toegepast in Pennsylvania. Vanuit het Charter van William Penn heeft ze haren weg gevonden naar de Constitutie der Vereenigde Staten, al is 't niet precies in denzelfden vorm. Geen wonder, dat Philadelphia in de 18e eeuw de grootste stad werd van gansch Amerika, waarbij New York met zijn mooie ri vier en Boston met zijn oude rechten ver achterbleven. Geen wonder, dat men, toen de tijden rijp waren, de stad der Broederliefde heeft uitgekozen voor de verklaring der onaf hankelijkheid, gegrond op de „eeuwige rechten van den Mensch". Nog heden, nu Philadelphia een ontzaglijke fabrieksstad geworden is, verrijzen er boven den rook van het materiftle leven de ideale symbolen van Vrijheid en Menschenwaarde, in de eerste plaats het reusachtige beeld van den edelen Penn, op den hoogen stadhuistoren (van 1 70 Meter). Nieuw-Engeland moge de bakermat geweest zijn van sterken geloofsmoed en ondernemingsgeest, Nieuw-Amsterdam moge de kiemen gedragen hebben van cosmopolietischen 99
1) Zie mijn Gids-artikel van November 1908 „Emigratie over Rotterdam in de 18e eeuw".
31
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. handelsgeest, aan Philadelphia komt naar ons inzien de eerekroon toe als bakermat van den Amerikaanschen geest ; daar is het edelste en beste gegroeid, wat het Amerikaansche volkskarakter kenmerkt : de geest van verdraagzaamheid en humaniteit. De overige Engelsche koloniên der 17e eeuw waren van gansch ander karakter dan de tot dusver genoemde. Carolina, geschonken aan generaal Monk en zeven andere aristocraten, die Karel II hadden teruggeroepen naar Engeland, begon als een „Middeleeuwsche" leenstaat. Het werd dadelijk op twee verschillende plaatsen ontgonnen en viel spoedig uiteen in Noord- en Zuid-Carolina, welke twee reeds in 't begin der 1 8 e eeuw aan de kroon verkocht werden, zoodat ze zuivere koninklijke kolonien mochten heeten. Ze kenden weinig vrijheid en werden echte slavengebieden, hoewel toch op den duur langs de rivieren verscheidene Kwakers, Hugenoten en Paltsers, benevens andere gewone kolonisten uit Schotland en lerland kwamen binnendringen. G e o r g i a, gesticht in 1732 door Oglithorpe, op bevel van koning George II, was bedoeld als militaire kolonie tegen het Spaansche Florida. Het begon als een soort deportatie-gebied, daar men geen andere kolonisten kon vinden dan schuldenaars uit de Engelsche gevangenissen ! Hoewel er later ook Schotten en Duitschers verschenen, bleef dit land een minder gunstige reputatie behouden, zelfs tot op onze dagen toe, een bewijs, dat taaie tradities ook in de Nieuwe wereld wel kunnen groeien. In 1752 werd Georgia een kroonkolonie gelijk de beide Carolina's. Toen bezat het ook reeds Negerslaven, die er in den beginne geweerd waren. Met New Yersey en Delaware, die nog in de 17e eeuw ontstaan waren tusschen New York en Virginia, telde men dus in de 18e eeuw dertien Engelsche koloniën,
32
DE KOLONISATIE DOOR DE BLANKEN. die alle den onweerstaanbaren trek vertoonden, zich uit te breiden naar het binnenland, de eene door de jacht op pelsdieren, gepaard met Indianen-oorlogen, de andere door den drang naar meer vrijheid tegenover lastige stadhouders of onverdraagzame Calvinisten. Zelfs in de nieuwste, de zuidelijke, zag men dit optrekken naar het westen ; daar was het vooral de noodzakelijkheid, om uit de moerassen te komen in meer gezonde streken, die de menschen voortdreef. In Virginia werkten al deze factoren tezamen : daar bleken ook de Alleghanies geen beletsel ; reeds v6ór het midden der 18e eeuw zetten zich de pioniers aan gene zijde neer. De Indianen moesten wijken, al ging dit niet zonder bloedige botsingen. Achter de bergen echter stuitte men weldra op een andere hindernis, op de Fr ansc he n. Deze avontuurlijke veroveraars hadden reeds lang voor 1700 alle Canadeesche meren bevaren en langs de menigvuldige draagplaatsen (portages) den Mississippi bereikt. De ridderlijke La Salle voer in 1679 met een vloot van cano's de Chicago-rivier op, bereikte dan de Illinois en zakte vervolgens de groote rivier van het midden of tot aan de monding in de Golf van Mexico. Hij nam het gansche onmetelijke gebied van den Mississippi in bezit voor den „zonnekoning" Lodewijk XIV en noemde het „Louisiana". Dat hij den omvang ervan niet kende, was geen bezwaar ; hij proclameerde eenvoudig de rivier met Naar geheele stroomgebied tot Fransche invloedssfeer. Weldra werd zelf het gezamenlijk terrein van SintLaurens en Mississippi versierd met den schitterenden naam van „la Nouvelle France", die zich nu over een oppervlakte van wel tienmaal het oude Frankrijk uitstrekte, veel grooter dan die van alle Engelsche koloni8n tezamen. Maar het Fransche gebied was slechts een losse fantastische 33 C
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. gordel met eenige militaire posten en pelsjagersstations. De weinige verspreide Franschen leefden er als „vleescheters", bijna in den geest der Indianen, met wie ze trouwens dikwijls „frere-compagnon" speelden. Zelfs wordt van den Canadeeschen gouverneur Frontenac verteld, dat hij nu en dan zijn gelaat met oorlogsverf insmeerde en den Indiaanschen krijgsdans uitvoerde, den tomahawk volgens de regelen der kunst boven zijn hoofd zwaaiend. Alleen in het eigenlijke Canada kon men van Fransche nederzettingen spreken, totdat in 1718 op initiatief van den bekenden John Law met zijn Mississippi-Compagnie de plaats La Nouvelle Orleans gesticht werd, te midden der ongezonde moerassen van de Mississippi-delta. Doch destijds was reeds de groote worsteling tusschen de Franschen en de Engelschen begonnen, die met den ondergang der Fransche macht moest eindigen. In 't midden der 18e eeuw kwam de beslissing. Toen waren de Franschen bezig, den militairen gordel van forten te voltooien, die den Mississippi met de Canadeesche meren en den Sint-Laurens zou verbinden, en de uitbreiding der Engelsche koloniën naar 't westen voorgoed moest stuiten. Kaskaskia, Cahokia, Vincennes, Detroit en eenige andere versterkingen waren reeds lang klaar ; men begon te bouwen met Louisville en fort Duquesne aan de Ohio. Hier kruisten de Engelsche belangen op scherpe wijze de Fransche. Fort Duquesne werd het critieke punt, even gevaarlijk als Fashoda in onze dagen. Neen, veel gevaarlijker, want in de 18e eeuw vloog het zwaard heel wat sneller uit de schede! In 1755 werd een jong landmeter uit Virgina, George Washington, met zeven anderen afgezonden, om de Franschen te verzoeken, den bouw van het fort Duquesne op te geven. Ze legden onder duizend gevaren ongedeerd
34
DE KOLONISATIE DOOR DE BLANKEN. den langen weg van ruim 500 KM door de Alleghanies midden in den winter af. De jonge Washington wendde al zijne uitstekende diplomatieke gaven aan, maar tevergeefs. Zonder resultaat moest men de terugreis aanvaarden, en nu was het woord aan het zwaard. De koloniale oorlog barstte uit, nog v6Ordat de groote worsteling van den Zevenjarigen zeeoorlog begon. Onmiddellijk wierpen de Franschen zich op de Poort van den Hudson, waar ze reeds vroeger hadden getracht door to breken en een geduchte bres hadden gemaakt in den levenden wal der Irokeesche Vijf Natien ; een van deze, het yolk der Mohikanen, was zelfs al bijna uitgeroeid. Montcalm veroverde het fort William Henry aan den Boven-Hudson en kon daarbij niet verhinderen, dat zijne lndiaansche bondgenooten, vooral de woeste Hurons, een ontzettende slachting aanrichtten. Vandaar ging de vreeselijke strijd verder, die ons door Fennimore Cooper zoo aangrijpend is geschilderd en die, door de wreedheden der Indiaansche bondgenooten, in alle volgende tijden een kreet van woede heeft doen opgaan, wanneer gekleurde volken in den oorlog werden gebracht, ook al waren ze soms zachtmoediger en eerlijker dan menige blanke ! De Franschen bleven in het voordeel, totdat de Engelsche expeditie van generaal Wolfe hen in den rug aangreep. Langs New Foundland, dat reeds vroeger met Akadia 1 door Engeland veroverd was, voer deze de Sint-Laurens op en nam door eene schitterende bestorming de sterke vesting Quebec. Hier sneuvelden Wolfe en Montcalm beiden, maar de Engelsche generaal kon „sterven in vrede", want het pleit was beslist. Weldra wend ook Montreal ingenomen en nu volgde )
1 ) In Akadia, nu Nieuw-Schotland en Nieuw-Brunswiik genoemd, had men tevoren van alle Fransche kolonisten den eed van trouw gevergd ; ruim 6000 van hen, die weigerden, waren het land uitgezet, onder hen de dappere Evangeline, door Longfellow bezongen. Velen van hen waren naar New Orleans getrokken.
35
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSGHE VOLK in 1763 de vrede, waarbij Frankrijk al zijne bezittingen v erl o or, behalve de kleine eilandjes St. Pierre en Miquelon, die het steeds als aandenken bewaard heeft. Spanje, dat in het laatst van den oorlog nog door Frankrijk was meegesleept, moest Florida afstaan en kreeg daarvoor de Prairie8n bewesten den Mississippi. Hierdoor werd al het land tusschen deze rivier en den Grooten Oceaan Spaansch, terwijl Engeland voorgoed meester scheen over het gebied beöosten den Mississippi. Het mocht echter niet vergeten, dat de kolonisten, vooral de vrije burgers van Virginia en Nieuw-Engeland, een groot aandeel in de overwinning hadden ; Washington b.v. had bij het fort Duquesne getoond, dat hij even groote militaire als diplomatieke talenten bezat ; met zijne medewerking was dit fort veroverd, waarop het den naam verkregen had van Pittsburg, naar den beroemden Engelschen minister William Pitt Senior. Zoodra de vrede in 't land was, begon de trek der Engelsche kolonisten naar westen opnieuw ; vooral de Virginiers drongen voorwaarts aan gene zijde der Alleghanies, in het dal der Tennessee en ook langs de Ohio zelf in Kentucky. Onder hen waren vele oud-strijders uit den oorlog, die landconcessies verkregen hadden. De ban was gebroken.
36
VIERDE HOOFDSTUK.
DE STRIJD VOOR DE ONAFHANKELIJKHEID. „Het is alsof voor mijne verbeelding een visioen oprijst, dat voorstelt een edele en machtige natie, die als een leeuw uit den slaap ontwaakt en hare manen schudt."
D
EZE woorden schreef de groote ziener Milton in het midden der 1 7 e eeuw. Honderd jaar later begon zijn visioen tot werkelijkheid te worden ; de natie der Yankees stond op als een leeuw en heeft sindsdien de wereld verbaasd door hare groote kracht. Niemand kan meer en beter genieten van den schoonen strijd voor de Amerikaansche onaf hankelijkheid dan de Nederlander, wiens voorvaderen hiervoor het schitterende voorbeeld gegeven hebben. En het is onze lure plicht, ten aanzien van dien strijd de incest oprechte belangstelling te toonen, gelijk de Amerikaan Motley gedaan heeft voor onzen opstand tegen Spanje. Er zijn er helaas, zoovelen onder ons, die, met Over-critische bedilzucht, altijd klaar staan, om te schelden over Amerikaansche dollarjacht en politieke knoeierij ; laten ze toch niet vergeten, het oog van tijd tot tijd te richten op wat de Yankees gedaan hebben voor groote ideale goederen, in de eerste plaats op hun heldenstrijd voor de vrijheid, omstreeks 140 jaar geleden ! De zucht naar vrijheid was in de meeste Amerikaansche koloniên reeds van den beginne of sterk geweest, evenals bij ons in de meeste Hollandsche s t e d e n. Menige bladzijde uit hunne geschiedenis getuigde van dapper verzet tegen tyrannieke Engelsche stadhouders. De oorlog tegen de Franschen had het zelfbewustzijn niet weinig doen
37
DE STRIJD VOOR DE ONAFHANKELIJKHEID. stijgen en zelfs was vlak v6Or die worsteling reeds het plan van eene U n i e geopperd tusschen de dertien Engelsche kolonien. B en j a min Franklin, geboortig uit Boston, maar sedert zijn zeventiende jaar burger van Philadelphia, waar hij de „Pennsylvania-gazette" had gesticht benevens de beroemde Philadelphia-bibliotheek en de nog meer beroemde Philadelphia-Universiteit, kwam reeds in 1 754, op een congres der verschillende kolonien to Albany aan de Hudson, voor den dag met een uitgewerkt schema voor een federale grondwet. Maar de NC IN& NJ tr% tijden waren er nog niet rijp -4k voor; het plan van Albany werd SC it NE met algemeene stemmen verworP pen, en 't mocht ook niet oaten, UNITE OR DIE dat Franklin in de volgende jaren Vignet van Franklin's „Gazette'. zijn „Gazette" geregeld liet verschijnen met het motto: „Unite or die" (vereenigen of sterven). Ware het plan aangenomen en goedgekeurd door Engeland, dan zou zegt Fiske 1 ) — de vrijheidsoorlog waarschijnlijk vermeden zijn, dan zou het Amerika wellicht gegaan zijn als in onze dagen Australia, dat — tijdens den ZuidAfrikaanschen oorlog — zich tot een sterk Gemeenebest onder een los Engelsch oppergezag aaneengesloten heeft. De plaatselijke bekrompenheid, de „esprit de clocker", die indertijd ook zooveel bedorven had in de Nederlandsche gewesten, heeft alle moeite van Franklin vruchteloos gemaakt. Men wilde Been geregeld verbond. Maar dat nam niet weg, dat het zelfbewustzijn van iedere kolonie afzonderlijk, ook tegenover het Moederland, tijdens den Franschen oorlog geducht aanwies. En nadat het Fransche gevaar voorgoed verdwenen was, werd dit nog sterker ; men had immers toen den steun van Engeland bijna niet meer noodig 1) Zie John Fiske — A History of the United States, London, 1894 blz. 168,
39
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Nu geviel het, dat juist in die dagen de Britsche troon bestegen was door een van die eigenwijze en gevaarlijke heerschers, als de geschiedenis er helaas zoovele gekend heeft ; door George III, een man van een zelfden aard als Filips II. In Engeland zelf kon hij natuurlijk zijn lust tot baas spelen niet te best doorvoeren, al zette hij dadelijk in 1760 den uitnemenden minister Pitt op zij. Zooveel te meer beproefde hij het in de kolonien. Het oude egoistische beginsel : „de kolonien voor het Moederland", dat toen nog vrijwel algemeen gold, begon hij dadelijk met nieuwe kracht door te voeren. De oude wetten tot belemmering van handel, nijverheid en scheepvaart werden scherper dan ooit toegepast. Alle verkeer der Amerikanen met vreemde natien, gedoodverfd met den naam van smokkelhandel, moest belet worden, en loyale ambtenaren in de kolonien ontzagen zich niet, veelvuldig huiszoekingen bij de burgers te laten doen. Hiervoor werden zelfs wel „lettres de cachet" uitgegeven, waarop de ondergeschikte ambtenaar een naam kon invullen van een vermeenden smokkelaar. Heftige protesten in de parlementen van Nieuw-Engeland waren het gevolg : juist bier, in het land der Puriteinen, herinnerde men zich beter dan ergens elders de oude Engelsche spreuk : „my house is my castle". Zelfs stuitte bij menig huis de man der wet op gewapenden tegenstand. Grooter en algemeener evenwel werd het verzet, toen George III, die in Lord North als minister een geschikt werktuig gevonden had, aan de Amerikanen belastingen wilde opleggen. Toen werden zij getroffen in een ander groot beginsel van burgerlijke vrijheid ; toen kwamen ze met de leuze : „geen belasting zonder vertegenwoordiging", gelijk indertijd de Nederlanders tegenover den Tienden Penning. Zij wilden zelf mee beslissen door middel van hunne parlementen, maar de koning vond dit te lastig en
40
DE STRUD VOOR DE ONAFHANKELIJKHEID. ook ver beneden zijne waardigheid. Het conservatieve Britsche parlement van die dagen, dat allerminst een volksvertegenwoordiging mocht heeten, steunde hem, niettegenstaande de welsprekende waarschuwingen van William Pitt en de zijnen. Ook Benjamin Franklin, die toen, als postmeestergeneraal, naar Engeland ging om voor de rechten der kolonisten te pleiten, kon, niettegenstaande zijne groote talenten, niets bereiken. De eerste proef, een zegelbelasting, mislukte, de tweede proef, een invoerrecht op thee, papier, glas en verfwaren, eveneens. Maar de verwaande koning wist niet van wijken. Waar zijne macht te kort schoot tegenover den welbewusten tegenstand der onderdanen, versmaadde hij ook de laagste middelen niet. Zonder moeite vond hij een gedienstigen raadsman, die hem een gemeene krijgslist aan de hand deed. De belaste thee werd in de koloni8n niet gekocht, daar men ze door smokkelarij op het Nederlandsche eiland SintEustatius goedkooper kon krijgen. Welnu, de koning zou de belaste thee tegen lager prijs verkrijgbaar maken door een uitvoerpremie in Engeland. Dan zouden de Amerikanen ze wel koopen en het spel was gewonnen ! De schade kon men later inhalen. In den herfst van 1773 zond nu de East India Company een aantal scheepsladingen van deze goedkoope thee naar Boston, New York, Philadelphia en Charleston. De thee was geconsigneerd aan 't adres van burgers in die vier steden. De Amerikanen waren echter op hunne hoede en wisten door dreigementen of overreding overal de geconsigneerden te bewegen, de ontvangst te weigeren, behalve alleen te Boston, waar de koppigheid den menschen in 't bloed zat, 66k soms, wanneer het kwade zaken gold. De Nieuw-Engelanders waren de „Friezen" van Amerika. Maar, waar de importeur zijn eigenbelang boven de zaak der vrijheid stelde, wist de
41
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSGHE VOLK. burgerij van Boston nog een anderen weg te vinden. De reeder van de schepen was 66k een der hunnen, en deze vond goed, dat de vaartuigen in de haven voor anker gingen en onder toezicht werden gesteld van eene commissie met den vurigen vrijheidsheld Adams aan het hoofd. Twintig dagen lang kon zoodoende de lossing tegengehouden worden ;
era,e1.1; fide De „wieg der vrijheid" te Boston.
daarna had de douane het recht, ze tegen den zin van reeder en kapitein door te zetten. In die twintig dagen trachtte de reeder tevergeefs, een bewijs van uitklaring te krijgen, om ze met voile lading weer terug te zenden. Maar Adams en de zijnen organiseerden onderwijl groote meetings in een der kerken en brachten het land links en rechts in rep en roer voor de bedreigde vrijheid. Den twintigsten dag waren 7000 menschen bijeen in de bedoelde kerk (het „Old South Meeting-House"), terwijl de scheepsreeder een laatste poging
42
DE STRIJD VOOR DE ONAFHANKELIJKHEID. deed bij den gouverneur om zijn uitklaringsbewijs. Tegen den avond keerde de man onverrichter zake terug. Toen kwam de uitbarsting. Midden in den nacht roeiden een aantal jonge burgers van Boston, als Indianen verkleed, naar de theeschepen, beklommen die met Indiaansche vlugheid en wierpen de gansche kostbare lading in zee. Dit was het bekende t h e e-c o m p l o t, van Engelsche zijde vaak voorgesteld als een kwajongensstreek, maar inderdaad niets anders dan een welberaden uiterste middel van vrije mannen tegenover de dreigende tyrannie. Onder de daders waren dan ook zonen uit de eerste familien der stad. Het bericht van den welgelukten aanslag verbreidde groote voldoening door alle dertien kolonien, maar verwekte groote woede bij koning George. Hij deed, met goedvinden van het volgzame parlement, wat Philips II gedaan had na den Beeldenstorm : hij zond een nieuwen gouverneur, om de „rebellen" voorbeeldig to straffen. Deze Engelsche Alva vond echter een dergelijke teleurstelling als eens zijn Spaansche voorganger in Holland. Al dadelijk, in 1774, had hij een tegenslag in het beroemde gevecht van Lexington, en na twee jaren van harden strijd werden de Engelschen uit Boston in zee gedreven. De Puriteinen van Nieuw-Engeland hadden met groote dapperheid den eersten stoot gegeven gelijk bij ons de Geuzen van Holland en Zeeland, maar de groote aanvoerder, George Washington, was uit het Zuiden gekomen met hulptroepen, gelijk bij ons de Prins van Oranje. Hij had de eigenzinnige burgerscharen uit de verschillende kolonien doen samenwerken en met hen de zege bevochten. Hij wist nu ook, nadat in de zuidelijke (koninklijke) kolonien de partij der vrijheid de overhand verkregen had, de langgewenschte confederatie tusschen de dertien kolonien
43
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. tot stand te brengen. In 1776, juist twee eeuwen na de Gentsche Pacificatie, die Noord- en Zuid-Nederland naar den wensch van Willem van Oranje bijeen bracht, zag men te Philadelphia het eerste geregelde Congres der V er een igd e Staten. Hier bleef het verbond evenwel beter bijeen dan destijds in de Nederlanden. En men tastte ook dadelijk meer door; de „Unie" werd onmiddellijk
onafhankelijk verklaard, de koning werd meteen afgezworen. Den 4' Juli 1 776 teekenden de afgevaardigden der Dertien Staten in het oude gebouw der Staten van Pennsylvania de beroemde „Declaration of Independence". Doch hiermee was de zaak nog lang niet beslist. De Engelsche koning richtte nu zijne aanvallen op de Hudson-lijn, om de Noordelijken van de Zuidelijken te scheiden. Vanuit Canada, dat hem trouw bleef, moesten de troepen langs het Champlain-meer en langs de Mohawk naar het zuiden rukken, terwijl de hoofdmacht te New York moest
44
DE STRIJD VOOR DE ONAFHANKELIJKHEID. landen en noordwaarts optrekken. 1) Washington begreep het plan en stond reeds met een leger op het Lange Eiland bij Brooklyn. Maar hij werd daar hich nog verrast door de Engelsche landingsvloot, die de haven van New York binnenvoer en kon zich slechts met groote moeite in een donkeren nacht uit zijn gevaarlijke positie redden door een prachtigen terugtocht over de East-river. Na eenige gevechten trok hij vervolgens over de Hudson zuidwaarts, om zoowel Philadelphia als de Hudson-lijn in het oog te kunnen houden. Zijn onderbevelhebber, de Engelsche avonturier Lee, bleef echter, tegen Washington's bevelen, met de helft van het leger achter ; hij wilde blijkbaar oorlog voeren op eigen hand, maar werd op zekeren nacht door Engelsche dragonders in een herberg gevangen genomen. Naar New York gevoerd, verried hij alle hem bekende plannen van Washington, welke schanddaad pas negentig jaar later uit de papieren van den Engelschen generaal Howe aan den dag gekomen is ! Intusschen was Washington steeds verder teruggetrokken, en er werd zelfs beweerd, dat hij den strijd moest opgeven. Maar nadat het leger van Lee door Sullivan naar hem toegevoerd was, Book hij plotseling weer op en manoeuvreerde z66 goed, dat Howe Been gelegenheid vond, zijn noordwaartschen marsch langs de Hudson met kracht te beginnen. Intusschen drongen de Noordelijke troepen van hun kant zoowel langs de Mohawk-rivier als langs het Champlain-meer in 1777 tlich voorwaarts door de wilde bosschen in de richting van den Hudson. In de Mohawk-vallei kwamen ze echter niet verder dan tot fort Stanwix, de vermaarde plek, waar uit de afgescheurde reepen van een blauwen kiel en een witte schort met eenige stukjes rood Hanel de eerste Amerikaansche vlag werd samengesteld. Langs 1)
Zie het kaartie blz. 66.
45
DE GESCHIEDENIS VAN HET A MERIKAANSCHE VOLK. het Champlain-meer wist generaal Burgoyne wel is waar den Hudson to bereiken, maar daar werd hij weldra van alle zijden aangevallen en na verwoede gevechten ingesloten, zoodat hij zich eindelijk bij Saratoga met 6000 man moest overgeven. Deze tegenslag werd door de Engelsche regeering z66 geducht gevoeld, dat Lord North naar middelen tot vrede zocht, natuurlijk op den grondslag, dat de Engelsche oppermacht weer zou erkend worden. Ware hij geslaagd, dan zou wellicht (dadelijk of op den duur) tOch nog de toestand verkregen zijn, zooals wij lien in Canada en Australia kennen, de toestand van eene koloniale federatie met eigen regeering voor binnenlandsche zaken. Groot waren de kansen voor zulk een verzoening intusschen niet. Washington zou waarschijnlijk even weinig op de „Engelsche trouw" van die dagen hebben willen rekenen als Willem van Oranje twee eeuwen vroeger op de Spaansche trouw van Don Juan. Edoch, de proef is niet eens genomen. WOrdat de Amerikanen goed en wel kennis hadden gekregen van de Engelsche voornemens, kwam Frankrijk tusschenbeide. De Fransche regeering, begeerig naar revanche wegens den Zevenjarigen oorlog en alleen tegengehouden door de financieele bezwaren van Necker, kon zich nu, op het laatste gunstige oogenblik, niet meer bedwingen. Necker moest wijken voor de oorlogszuchtige hofpartij, die onder het yolk toejuiching vond. Velen waren reeds vervuld van geestdrift over de ridderlijke expeditie van Lafayette, die met eigen schip en manschappen de Amerikanen was gaan helpen. Bovendien had Benjamin Franklin, toemaals gezant der Vereenigde Staten, in Parijs een groote populariteit verworven. In 1 778 verklaarde Frankrijk op eens den oorlog aan Engeland en de bondgenoot Spanje ging weer mee.
46
DE STRIJD VOOR DE ONAFHANKELIJKHEID. Toen werd het wederom een zeeoorlog gelijk de Zevenjarige, gericht tegen de Engelsche heerschappij over de golven. Nederland kwam er tusschenin te zitten en wenschte neutraal te blijven, al was het sinds honderd jaar bondgenoot van Engeland. 1 ) Maar een groote partij, die der Patriotten, toonden openlijk sympathie voor de Amerikanen, o.a. bij het feestelijk inhalen van den vermetelen kaperkapitein Paul Jones in den Helder en zelfs in den Haag. Winzuchtige kooplieden, vooral van Amsterdam, leverden alle mogelijke contrabande aan de Franschen, en de Amsterdamsche pensionaris Visscher teekende zelfs een voorloopig handelsverdrag met de Vereenigde Staten. Eindelijk, toen de Republiek Wilde toetreden tot het bekende „Verdrag van Gewapende onzijdigheid" met Rusland, Zweden en Denemarken, achtte Engeland de mast volgemeten ; tegen het einde van 1780 verklaarde het den oorlog, die bij ons de „Vierde Engelsche" beet. Intusschen hadden de Amerikanen doorgevochten, zedelijk versterkt door de sympathieen in Europa en materieel ook nog geholpen door den Pruisischen officier Von Steuben, die de burgermilitie eenigszins aan discipline gewend had. Van directe hulp uit Frankrijk en Spanje bemerkten ze echter vooreerst nog niet veel: de bondgenooten hadden hun kracht te veel noodig voor hun eigen 6elangen, b.v. voor de (vruchtelooze) belegering van Gibraltar. Daartegenover spanden de Engelschen van him leant alle krachten in, om, met hulp van gehuurde of „gekochte" legers uit Hessen en andere Duitsche staten Amerika ten onder te brengen. Zij hadden nu, in de derde phase van den oorlog, hun hoop gebouwd op het Zuiden. Eerst hadden ze Georgia veroverd, vervolgens Zuid- en Noord-Carolina, waar ze overal steun vonden bij de oude koningsgezinde partij, de Tories. Reeds bedreigde Lord Cornwallis den 1)
Positie als tot in onze dagen die van Portugal !
47
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. staat Virginia, wederom in treffende overeenkomst met wat twee eeuwen vroeger in de Nederlanden gedaan was, door den hertog van Parma! Plotseling, in den zomer van 1780, kwam hierbij nog het schandelijke verraad van den generaal Arnold, den Amerikaanschen Rennenberg. Arnold, een der meest vertrouwde vrienden van Washington, had het commando verkregen over het fort West Point even boven het nog steeds door de Britten bezette New York. In de buurt daarvan bij Stony Point had hij op zekeren avond in September een geheime samenkomst met den Engelschen officier Andre. Deze werd echter op den terugweg gevangen genomen en bij hem vond men de bewijzen van het beraamde verraad. West Point bleef behouden, Andre werd opgehangen, maar Arnold wist naar New York te vluchten. Wat de oorzaak van zijn treurige daad aangaat, moet men blijkbaar vragen: „oil est la femme?" Hij was kort tevoren getrouwd met een koningsgezinde Amerikaansche. Deze donkere dagen van 1780 waren wellicht de meest kritieke tijd van den ganschen oorlog ; bij alle tegenslagen kwam nog het nijpende geldgebrek, dat door eenige kleine leeningen in Frankrijk en Nederland slechts weinig verholpen werd. Het bankpapier, dat in groote hoeveelheid was uitgegeven, was bijna waardeloos geworden. Voor een bedrag van f 5000 kon men nauwelijks een pak kleeren krijgen ! Maar Washington, die juist in dezen tijd zijn meeste zielegrootheid toonde, versaagde niet. Zijn vrome voorbeeld van vertrouwen op God hield bij de meesten den moed wakker. En de natuur van het land, de geographische gesteldheid, kwam den dapperen te hulp. Vijf dagen na de terechtstelling van Andre drong een Engelsche legerafdeeling van 1100 man te ver door in de bosschen van de Alleghanies en werd daar totaal vernietigd door een zwerm „back-
48
DE STRIJD VOOR DE ONAFHANKELIJKHEID. woodsmen", een troep van de energieke pioniers, die er dezelfde rol speelden als eens bij ons de Bosch- en Watergeuzen. Hiermee begon een gansche rij van nieuwe overwinningen, waarbij de Virginiers het grootste aandeel hadden, een Morgan, een William Washington, een Henry Lee. En hiermee kwam de redding nabij. In 1782 werd eindelijk Lord Cornwallis teruggedrongen naar de trust van Virginie bij Yorktown. Daar verscheen in Augustus George Washington zelf met 16000 man, terwijl een groote Fransche vloot van de zeezijde naderde. Reeds den 1 9 en October moest Cornwallis zich overgeven en hiermee was in eens de oorlog ten einde. De Puriteinen van Nieuw-Engeland hadden de spits afgebeten, de Quakers van Pennsylvania hadden de samenwerking tot stand helpen brengen, de „backwoodsmen" van Virginia hadden de eindzege ingeleid. En de Franschen hadden groot aandeel in de beslissing. Wat de overige koloniën betreft, die hadden alle met mate hun deel in den strijd gehad, New-York met zijne oude Hollanders ook, al was het lang in 's vijands macht gebleven evenals vroeger bij ons Amsterdam. De Zuidelijken hadden het minste gedaan. Den 3en September 1783 werd to Versailles de vrede geteekend. 't Was een der schoonste dagen uit de gansche wereldgeschiedenis. De dertien Staten der Amerikaansche Unie werden voor altijd vrij en onafhankelijk verklaard en kregen het gansche gebied tot aan den Mississippi. Florida evenwel, dat niet aan den opstand had deelgenomen, werd wederom Spaansch, terwijl Spanje tevens het geheele terrein bewesten den Mississippi behield. Frankrijk verkreeg voor zijne groote moeite niet anders dan Tabago in WestIndi6 en de Senegal-monding in Afrika. Nederland, dat jammerlijk achteraan kwam, immers pas in 1784 vrede sloot, mocht niet eens bij de overwinnaars meetellen.
49 D
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Het had van den oorlog niets dan ellende beleefd en verloor aan eind de kolonie Negapatnam. Zijn eenige voldoening was, dat het toch ook nog eens weer had meegestreden aan de zijde der vrijheid, tegen de verdrukking. Deze eer is door de Amerikanen steeds erkend, 66k nog in onze dagen, toen er te Leiden een gedenksteen geplaatst werd voor Jean Luza c, die in zijn „Gazette de Hollande" het eerst met vuur de zijde der opstandelingen gekozen had. Wanneer er in Amerika sympathie leeft voor het Nederlandsche yolk, dan is die zeker 66k mee te danken aan zijne houding tijdens den grooten strijd tegen Engeland. En ze is zonder twijfel zeer versterkt, toen Motley in zijn beroemde werk over „de opkomst der Nederlandsche republiek" aangetoond had, hoe de Hollandsche Geuzen indertijd het schitterende voorbeeld gegeven hadden, en hoe treffend dit, zelfs tot in vele onderdeelen, Binds Over den oceaan was nagevolgd. Er is niets, dat z66 tot de harten spreekt als de gemeenschap der geesten in den heiligen strijd voor de vrijheid.
50
VIJFDE HOOFDSTUK.
DE MOEILIJKE JEUGD DER VEREENIGDE STATEN. „Vergeet nooit, dat om zulk een uitgestrekt land te besturen, de Regeering de hoogste mate van gezag noodig heeft, en dat die met volkomen veiligheid van de vrijheid bestaanbaar is." „Politiek Testament van George Washington, 1796.
W
IE meenen mocht, dat met de erkenning hunner onaf hankelijkheid door Engeland de Vereenigde Staten in eens als een machtig rijk op het wereldtooneel konden optreden, vergist zich. De gemeenschappelijke strijd had hen nog niet genoeg eendracht geleerd, om dadelijk het duurzame verbond te vormen, dat Franklin reeds zoo Lang gewenscht had. Evenals indertijd in de republiek der Zeven Vereenigde Nederlanden, scheen de vrede in den beginne noodlottig te zullen worden voor de eensgezindheid. De jaren van 1783 tot 1787 zijn zeer kritiek geweest, z66 zelfs, dat koning George III soms gemeend moet hebben, dat de afvallige onderdanen met beschaamde kaken bij hem zouden komen, om de Engelsche souvereiniteit terug te vragen ! Er was een soort grondwet, opgesteld tijdens den oorlog in den geest onzer Unie van Utrecht ; ze gaf aan het Congres z66 weinig macht, dat het bijna tot een aanfluiting wend. ledere staat zocht zijn eigen belang te behartigen. Connecticut geraakte bijna in oorlog met Pennsylvania om een deel van het achterland, New-York kreeg hoogloopende kwesties met New-Hampshire over een deel van NieuwEngeland. Verschillende staten begonnen onderling een
51
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. tarievenoorlog, die den handel meer belemmerde dan alle Engelsche invoerrechten tezamen gedaan hadden en die zelfs bijna tot gewapenden strijd leidde. Daarbij kwam nog een hopelooze verwarring in het geldwezen, daar overal de slechte gewoonte om maar in 't wilde weg papier uit te geven na den oorlog aangehouden werd ! De economische ontreddering leidde in verschillende staten tot formeele oproeren, vooral in Massachusetts, op den klassieken bodem der eerste overwinning, waar zekere Daniel Shays op een gegeven oogenblik meer dan 2000 insurgenten onder zich had. In 't zuiden, in de eigenlijke Slavenstaten, sprak men reeds in alien ernst van afscheiding in een afzonderlijke republiek. Had men in dezen tijd het ongeluk gehad, den grooten leider Washington te verliezen, gelijk de Hollanders hun Willem van Ora*, dan zou de toekomst donker geweest zijn. Maar hij bleef gelukkig nog lang gespaard. Wel had hij zich eerst, na den vrede, bescheiden teruggetrokken op zijn landgoed, verontwaardigd over het voorstel van eenige zijner officieren om hem koning te maken, maar toen de nood aan den man kwarn, verliet hij dadelijk weer het rustige landleven, gelijk eens de Romeinsche staatsman Cincinnatus. Washington, wijs en voorzichtig, had gewacht tot men, ten einde raad, hem van alle zijden riep. Toen greep hij in, niet als een Caesar, maar als een moderne Solon. Met eenige andere edele en wijze patriotten moist hij het Congres te bewegen tot het aannemen der Cons tit utie van 1789, een der schoonste gewrochten van staatsmanskunst, die de wereld ooit aanschouwde. Men heeft deze grondwet sours wel voorgesteld als eene navolging, een soort verbeterde editie van de Unie van Utrecht, maar wie dat doet, geeft wederom den Hollanders te veel eer en den Amerikanen te weinig. Met de Unie van Utrecht, of liever met de staatsinstellingen der Nederlandsche republiek had
52
DE MOEILIJKE JEUGD DER VEREENIGDE STATEN. ze niet anders gemeen dan het fed e r ale begins el, en dit behoefde ze niet vandaar te importeeren, want het kwam zichzelf aanbieden, waar zooveel verschillende, ver uiteen gelegen landschappen zich gingen aaneensluiten op vrije grondslagen. En hare groote verdienste was juist, dat ze tinder dat federale beginsel een democratisch fondament legde en er bOven een sterk centraal bestuur vestigde, gelijk de Republiek der Zeven Provincien nooit gekend had, zelfs niet in naam. Alleen de S en a a t kon vergeleken worden met de Nederlandsche Staten-Generaal ; hij vertegenwoordigde de verschillende Staten, die er ieder twee stemmen kregen; onder hem kwam als democratisch fondament de Kamer van Afgevaardigden, gekozen door het gansche yolk bij algemeen kiesrecht; bOven hem werd als bekroning van het gebouw gezet de Pr e sid en t, die eveneens werd aangewezen door het algemeen kiesrecht, maar indirect; de kiezers moesten eerst gemachtigden benoemen, die als Nationale Conventie bij meerderheid den President hadden te kiezen. Daar dit natuurlijk een omslachtig en langdurig proces was, moest er altijd tevens een Vicepresident worden aangewezen, die bij ziekte of sterfgeval den President kon vervangen. Door deze wijze van benoeming kreeg de President natuurlijk een zeer sterke positie, vooral wat de uitvoerende macht betreft ; in 't bijzonder tegenover het buitenland hebben de Amerikaansche presidenten altijd meer beteekend dan de meeste constitutioneele vorsten. 1 ). Tegenover het Congres (Senaat en Kamer) bezat hij een opschortend veto, dat in de praktijk dikwijls grooter beteekenis bleek te bezitten dan het absolute veto der latere Engelsche en Nederlandsche koningen. 11 De President kreeg n.l. de leiding der Buiteniandsche Zaken, dock hij kon ze niet af handelen zonder „den raad en de instemming van den Senaat". Voor handelsverdragen, oorlogsverklaringen eu vredesluiting was zelfs de goedkeuring van het gansche Congres noodig.
53
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Overigens behoorde de wetgevende macht aan het Congres, dat echter in hoofdzaak alleen met buitenlandsche zaken, leger en vloot te maken had. Het belangrijke recht van belastingen op te leggen was speciaal voorbehouden aan de Kamer, op voorbeeld van het Engelsche Lagerhuis : voor de benoodigde geldmiddelen hing dus de centrale regeering niet of van de afzonderlijke staten, ook niet gedeeltelijk, gelijk b. v. in het latere Duitsche keizerrijk. Voor de nationale rechtspraak in hoogste instantie moest een Hooggerechtshof worden opgericht, dat in de eerste plaats diende ter handhaving der nationale wetten en ter beslissing der geschillen tusschen de Staten onderling. Die Staten hadden overigens over al hunne binnenlandsche zaken volledig de vrije beschikking ; zij bezaten een eigen wetgevend George Washington. lichaam met een eigen gekozen gouverneur, die over administratie, rechtspraak, onderwijs, verkeer, enz. beslisten. Op kerkelijk gebied huldigde de Grondwet van 1789 de grootst mogelijke vrijheid ; de federale regeering mocht geen enkel onderscheid om 't geloof maken. Op economisch terrein werd eveneens volledige vrijheid
54
DE MOEILIJKE JEUGD DER VEREENIGDE STATEN. binnenslands geproclameerd ; alle handelsgrenzen tusschen de Staten vervielen. Daarmee werd een vrijhandelsgebied gesticht zoo groot als er nog nooit een bestaan had. Naar buiten evenwel werd dit gebied dadelijk scherp afgesloten door een hoogen muur van invoerrechten ; aan vrijheid van den buitenlandschen handel werd zelfs Been oogenblik gedacht. 't Kon ook moeilijk anders onder de bestaande omstandigheden na den oorlog ; men mbest voorloopig wel uit de gemakkelijke bron der douanerechten zijne financidn trachten te herstellen ; de beginselen van de moderne economie waren trouwens nog weinig doorgedrongen, en de gelegenheid tot directe belasting naar draagkracht was nog te moeilijk. De Amerikaansche grondwet van 1 789, de eerste groote democratische staatsregeling, die de wereld ooit gekend heeft, leeft nog steeds voort met voile kracht. Ze schijnt wel een werk voor de eeuwigheid te zijn, voor zoover dit in de menschenmaatschappij denkbaar is. Herzien is ze nooit, wel nu en dan uitgebreid, volgens het zoogenaamde „elastische artikel" I, sectie 8, clausule 18, dat aan het Congres het recht geeft, om alle noodzakelijke wetten te maken tot het inwerkingbrengen van de macht, die „door deze constitutie in handen van het Gouvernement gelegd is". Op grond hiervan zijn in den loop der tijden tot dusver achttien amendementen op de Grondwet tot stand gebracht. Op deze wijze heeft men het wonderbaarlijke resultaat weten te bereiken, dat bij de enorme uitbreiding van het grondgebied en de opneming van millioenen nieuwe burgers van allerlei stam en godsdienst en gewoonten, de Groote Republiek zich nu reeds 130 jaren Lang heeft kunnen ontwikkelen op ongekende wijze. Slechts een zwaren schok heeft ze moeten doorstaan, den geweldigen Burgeroorlog juist midden in Naar levensloop. En die is gekomen niet door de Grondwet, maar ondanks de Grondwet. Had men de
55
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. beginselen van 1789 niet dadelijk op een der voornaamste punten verloochend, die Burgeroorlog zou nooit gewoed hebben. Immers, er was geproclameerd : „iedere Amerikaan is vrij geboren", en dit voorschrift had dadelijk voorzichtig moeten worden toegepast op de kinderen der slaven, zoo niet op de slaven zelf. Er zijn trouwens onmiddellijk in het Congres stemmen opgegaan voor afschaffing der slavernij. Had men bovendien het Principe der vrijheid willen en kunnen toepassen op den buitenlandschen handel, dan zouden ook vele economische gevaren geweken zijn, die nu en dan den binnenlandschen en den buitenlandschen vrede bedreigd hebben. Maar ook bij deze en andere onvolmaaktheden in de uitvoering heeft toch het Amerikaansche yolk met zijn grondwet schitterend gewerkt. Men behoeft het slechts even te vergelijken met het Europeesche yolk, dat zich dadelijk na afloop der Amerikaansche revolutie 66k gereed maakte, om de Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap in praktijk te brengen. Niemand beter dan de ideaal-gezinde Lafayette heeft kunnen getuigen, hoezeer de proefnemingen van het Fransche yolk in de schaduw bleven tegen het werk der Amerikanen. Frankrijk probeerde het allereerst met de grondwettige monarchie, toen met de republiek, daarna met de militaire dictatuur, om eindelijk terug te vallen in de ouderwetsche, slechts weinig getemperde monarchie der Bourbons. Lafayette mocht nog medewerken tot een tweeden aanloop der revolutie (in 1830), maar kon toen nog juist voor zijn flood constateeren, dat men ook hiermee geenszins de jonge, rustige democratic van Amerika zou evenaren. In 1789, net bij 't begin de Groote Fransche Revolutie, trail Washington op als president, gekozen met algemeene stemmen. Na vier jaar werd hij voor de tweede maal aangewezen, na acht jaar voor den derden keer gevraagd. Maar nu bedankte hij voor de candidatuur, zeggende, dat in een vrije republiek zeker niemand langer dan acht jaar aan het hoofd
56
DE MOEILIJKE JEUGD DER VEREENIGDE STATEN. moest staan. En deze uitspraak is altijd een heilige en gelukkige traditie gebleven. Hij trail dus of in 1 797 en eenige jaren later stierf hij, juist Coen in Europa Napoleon optrad. 06k een geniaal organisator, maar die met al zijn schittering toch donker afsteekt tegen den eenvoudigen Amerikaanschen Cincinnatus ! Hij miste diens twee grootste deugden : e e nvoud en zelfverloochening. Gemakkelijk is het presidentschap van Washington niet geweest. Eerst gaven de financien zware zorgen. De geniale Secretaris van de Schatkist, Alexander Hamilton, wist een oplossing te vinden, dock alleen met behulp van de bovengenoemde hooge invoerrechten. Hij legde den grond tot een behoorlijk crediet van de Unie door samensmelting van alle schulden der Staten en erkenning van alle vervallen rente. Die samensmelting vond hier een even groot verzet als terzelfder tijd bij ons het bekende „amalgama , maar ze gelukte beter. De tegenstanders uit het Zuiden werden gewonnen met de concessie, dat de zetel der regeering bij hen zou gevestigd worden. Hij was eerst geweest te New-York in het „Federatiegebouw" in Wallstreet, daarna in Philadelphia. In 1800 wend hij verlegd naar het Capitool in de nieuwe stad Washington, niet ver van Mount Vernon. Bij dezen strijd kwamen dadelijk de twee partijen op den voorgrond, die altijd het politieke leven der Vereenigde Staten beheerscht hebben, onder verschillende tijdelijke leuzen. Ze hadden een soortgelijk onderscheid van beginsel als destijds bij ons de Unitarissen en Federalisten ; de eene partij onder Hamilton was vO6r versterking der centrale macht, de andere onder Jefferson was v6Or de grootst mogelijke zelfstandigheid der afzonderlijke staten. Maar de tegenstelling was hier dadelijk minder s c h e r p dan bij ons. Een- en ondeelbaarheid verlangde niemand. Daarom stelde zich de partij van Hamilton tevreden met den naam van Federalisten (voorstanders van —
57
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. een sterken federalen band tusschen de Staten). Die van Jefferson kreeg den naam van Demo cr a tische Repub lik e i n e n, omdat zij de democratic voorstond in de republiek, namelijk de meest mogelijke vrijheid van den enkeling en van de afzonderlijke staten. Zij neigde altijd naar den State nb o n d, de andere naar den Bondsstaa t. De strijd was dus in den grond zeer eenvoudig en zeer gezond, maar de namen hebben veel verwarring gesticht, te
weer, daar ze later veranderd zijn. De Federalisten noemden zich bij een latere nieuwe opleving Whigs en vervolgens Rep u b lik e in e n, de anderen heetten later eenvoudig D e m ocr at e n. Beter zouden ze heeten: Centraliseerenden en Decentraliseerenden. De Europeesche oorlog had nog andere gevolgen voor de jonge Republiek. Terwiji, als nasleep van den Vrijheidsoorlog, een vreeselijke strijd tegen de Indianen van Hudson en Ohio gevoerd werd, kregen ter zee de Amerikaansche 1 ) Deze oorlog maakte vooral den weg naar de Ohio goed open ; de Virginische kolonisten bereikten weldra, lanes deze rivier en de Tennessee, den Mississippi. Aan de Ohio werd C i n c i n n a ti gesticht als andere herinnering aan Washington, aan den Mississippi verrees de plaats Natchez. New-York, nu van dezelfde vrijheden genietend als Philadelphia, begon met kracht te profiteeren van zijne Hudson-poort.
58
DE MOEILIJKE JEUGD DER VEREENIGDE STATEN.
koopvaarders zeer veel last van Frankrijk en Engeland beide. De Regeering trachtte tusschen de moeilijkheden door te zeilen, wat met Engeland vrij goed lukte, maar met Frankrijk tot een begin van oorlog leidde. Nog in zijn laatste levensjaren moest Washington, als ex-president, van zijn landgoed of komen, om opnieuw het bevel over het leger op zich te nemen. Maar de langdurige oorlog in Europa bracht voor de Amerikanen ook groote voordeelen. Hunne koopvaardijvloot nam een geweldige vlucht, zoodat Naar inhoud tusschen 1789 en 1805 steeg van 124000 tot bijna 750000 ton. De uitvoer van allerlei voedingsmiddelen en grondstoffen werd in de tien jaren van 1791 tot 1801 vervijfvoudigd en bereikte in het laatstgenoemde jaar volgens schatting ± 235 millioen gulden. Op alle zeeen van de wereld vertoonde zich de Amerikaansche vlag, zoowel in Europa als in OostAzie en elders. Men kon geen zeelui genoeg vinden en lokte ze van alle zijden. Waar de beschermende wetten bezwaar leverden, wist men raad te schaffen. De bekende J. C. Baud, later gouverneur-generaal van Indict en minister van Koloni8n, heeft het in zijn jeugd ondervonden. Naar Amerika verzeild, zat hij daar zonder middel van bestaan. Men ried hem, op een Amerikaansch schip, te gaan varen ; daarvoor moest hij eerst burger worden, maar hierbij kon zekere Johnson hem wel helpen. Deze was geboren Amerikaan en had in zijn huis een groote wieg. Baud moest daar even in gaan liggen en vervolgens zou Johnson, op de vraag of hij Amerikaansch burger was, getuigen : „ik, Johnson, heb hem bier zelf nog in de wieg gezien". Met deze ontwikkeling der zeevaart begon zich ook bij de Amerikaansche burgers de lust te openbaren, om Europa te bezoeken. In 1804 maakte o.a. de bekende Washington Irving een „trip" naar de overzijde. Op zijn terugreis schreef hij zijn eerste boek Salgamundi en dadelijk na zijn thuiskomst verscheen zijne humoristische History of
59
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. New York onder den schuilnaam van Diedrick Knickerbocker. Een ander buitenkansje voor de Vereenigde Staten was, dat ze van Napoleon in 1 803 het gansche onmetelijke gebied van Louisiana konden koopen, dat door Spanje wederom aan Frankrijk was afgestaan. Ze verdubbelden hiermee hun gebied en betaalden in 't geheel slechts 37,5 millioen gulden! Het nieuwe terrein kwam bijzonder goed te pas, daar de kolonisten immers reeds lang den Mississippi bereikt hadden en nu een uitweg naar de Mexicaansche Golf kregen, terwijl het verkeer naar het oosten over de Alleghanies voor hen nog zeer lastig was. Honderd jaar later, Coen de genoemde aankoop door de tentoonstelling van Saint-Louis feestelijk herdacht werd, prijkte dan ook Napoleon's portret op de reclameplaten, en de beroemde Fransche statisticus Leroy-Beaulieu stichtte een monument op zijne wijze in zijn prachtig bock over „les Etats Unis au XXe siecle”. Tegen 't einde van den Napoleontischen tijd kwam echter voor de Amerikaansche ontwikkeling nog een geweldige terugslag. De handelsoorlog werd na de gebeurtenissen van Trafalgar en Austerlitz wilder dan ooit tevoren. Napoleon wilde in machtelooze woede het gansche continent meesleepen, om den Engelschen handel te vernietigen. Hij verbood alle verkeer met Engeland en vervolgens ook met de Britsche koloniên. De Engelsche regeering antwoordde met „orders in Council", die een groot deel der Europeesche kusten in staat van blokkade verklaarden. Napoleon liet nu bekend makes, dat elk schip, neutraal of niet, dat een Engelsche haven aangedaan had, voor goeden prijs moest verklaard warden. De Amerikanen bleven varen, maar leden groote schade en ergerden zich geweldig over de herhaalde aanhoudingen, waarbij dan vaak Amerikaansche „burgers" als „Engelsche onderdanen" werden vastgehouden. Jefferson, president sinds 1801, wilde den vrede bewaren en wist daarom het Con-
60
DE MOEILIJKE JEUGD DER VEREENIGDE STATEN. gres tot geheel-onthouding te bewegen. De Embargo Act van 1807 verbood aan de Amerikaansche schepen alle vaart op vreemde havens. Men dacht, dat zoowel Engeland als Napoleon nu zouden inbinden, daar beiden de Amerikaansche waren noodig hadden. Dit gebeurde echter niet; wel ontstond er een groote ontevredenheid in Amerika zelf, vooral in het Noorden, waar alle bedrijf op eens stil lag. De werven en havens van Nieuw-Engeland waren plotseling als verlamd en te New York zag het er, volgens de woorden van een ooggetuige, uit, alsof de stag door een zware pestziekte geteisterd wend. Nu hoorde men in het Noorden dreigen met afscheiding van de Unie. 't Eerste gevolg was, dat in 1808 de Embargo Act vervangen werd door de Non Intercourse Act, die alleen de vaart en den handel op de oorlogvoerende landen verbood. Dat was echter 66k op den duur niet houdbaar, en daarom ging de nieuwe president Madison, een knap, wet.. denkend en zeer vredelievend man zoo goed als Jefferson, zelf — met goedvinden van 't Congres — den weg der toenadering op. Hij liet aan Napoleon en aan Engeland verzoeken, hunne maatregelen in te trekken (ten opzichte der Amerikaansche schepen); dan zou van zijn kant ook de vaart weer vrij gegeven worden. Maar de brave president had in zijn eenvoud niet gerekend op de perfidie van . . . Napoleon. Deze ging heel vriendelijk op de voorstellen in, beloofde zijne decreten in te trekken, maar gaf tegelijk aan zijne dienaren te kennen, dat ze moesten doorgaan alsof er niets gebeurd was! Aileen de eerstkomende Amerikaansche schepen moesten ze vriendelijk ontvangen en dan als er genoeg waren — op alles beslag leggen. Aldus geschiedde, en het kostte den Amerikaanschen reeders opnieuw honderdduizenden. Engeland toonde zich niet perfide dock alleen lastig ; het weigerde
61
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. alle verzachting. Nu Linden de Yankees niet meer buiten den oorlog blijven de publieke opinie riep er luide om, hier tegen Frankrijk, ginds tegen Engeland. De voortrekkeri in het binnenland wilden Albion te lijf en zij kregen hun zin, ook wegens de practische overweging, dat men de Franschen, hoezeer die meer schuld hadden, niet bereiken kon. Toen de Britsche regeering bemerkte, dat het ernst werd, trok zij op het laatste oogenblik t6ch nog hare maatregelen in, maar het bericht kwam niet tijdig meer in Amerika .. . Toen de zeilpost ermee aanlandde, waren de vijandelijkheden reeds begonnen. De Engelsch-Amerikaansche oorlog van 1812—'14 is zoodanig overschaduwd door de donkere wolken van Napoleon's wanhoopsworsteling in Europa, dat de meeste Nederlanders er nooit van gehoord hebben. Toch is hij verre van onbeduidend geweest. De Engelschen hebben door dezen strijd geleerd, dat ze ook na de vernieling van Napoleon's vloten g e e n meester op den oceaan waren, zoodat de Duitschers in onze dagen — indien ook zij die geschiedenis niet vergeten hadden — zich wellicht de moeite zouden bespaard hebben, om zich voor te stellen als de baanbrekers op dit terrein. De Amerikaansche zeerobben hebben namelijk aan de Engelsche oorlogs- en koopvaardijvloten in zes maanden tijds meer schade toegebracht dan de Franschen in twintig jaar gedaan hadden. In 1812 namen de Yankees in zes gevechten zes Engelsche oorlogsschepen en verloren er zelf Been een. Den grootsten roem verwierf het Amerikaansche schip „the Cons tit ution'', later zoo vurig bezongen door den Bostonschen dichter Holmes in zijn beroemd gedicht „Old Ironsides". Het nam in een half uur tijds in de Golf van St. Laurens het Engelsche fregat Guerriere en was een uur later al weer klaar voor een nieuw gevecht. Holmes heeft het
62
DE MOEILUKE JEUGD DER VEREENIGDE STATEN. bewaard voor slooping, en het is nog heden te zien in de „Navy Yard" van Portsmouth in Nieuw-Engeland, gelijk het schip van Nelson op de reede van Portsmouth in OudEngeland. Hoezeer dit den Britten tegenviel, bewees het overdreven vreugdebetoon in I 813, toen kapitein Broke het Amerikaansche schip Chesepeake overwon in de buurt van Boston. Ook aan de Canadeesche zijde behaalden de Yankees menige zege, waaronder vooral die van Perry op het Erie-meer. Van de andere zijde leden ze echter groote schade ; niet minder dan 1400 koopvaardij- en visschersschepen gingen verloren, en bij Engelsche invallen vanuit Canada werden nu en dan, met hulp der Indianen, vreeselijke moordpartijen en verwoestingen aangericht. Ook werd in 1814, na den eersten val van Napoleon, de stad Washington gebombardeerd en het pas gebouwde Capitool verbrand. Beide partijen waren verheugd, dat met Kerstmis 1814 te Gent de vrede tot stand kwam, en ze zijn sindsdien zoo weinig meer op oorlog gesteld geweest, dat ze in de volgende honderd jaar alle kwesties zonder uitzondering bij arbitrage geregeld hebben. Wel een bewijs, dat in Engeland de machtspreuk „Rule the Waves" op zij gezet was, ten minste voor de Nieuwe Wereld. Voordat de vrede in Amerika bekend was, behaalden de Yankees echter nog een schitterende overwinning bij New Orleans onder Andrew Johnson, „Fighting Jack", den lateren president. En een andere, ter zee, bij Madeira. In de Vereenigde Staten was het eerste gevolg van den oorlog, dat wederom duizenden naar Westen trokken. In de eerstvolgende jaren werden achter de Alleghanies als nieuwe staten gesticht Indiana, Illinois, Alabama en Mississippi, terwiil in 1812 reeds de naam Louisiana was beperkt tot het gebied van een nieuwen staat aan den
63
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK.
mond der Mississippi met de hoofdstad New Orleans. 1) In 1820 werd de eerste staat aan gene zijde der groote rivier opgenomen, name„ ,..r.-- ,..,,,,:, ', : ,,,,., lijk Missouri, -' ' , ----- - N "s , na een hevigen hevigen AY ' -i- .,.1 ,.- 1,4 . Aps \>,\],--. 1:': . .4Pi.0;,. 4 , ,, 4 .” ' strijd over de slaG c ) 4-Tie; A ,/ - 1 .), ' - .?. : 4 e -;'' ,': ...‘ ../'.01 V-_, , -,J . venkwestie. - i, A A 4 00,!` f __'\‘t 4 Voor de stall , • ''r - -.=- 1±: :s*,' ,--.L.4-.: ,, ,--km j:_:_, New York was (10.,N --= -E.- !),!: ,\_...1,' . iilF de vrede van 1814 het begin van hare grootheid. De oorlog Syracuse ".*: had de noodzakeItAlV lijkheid aangetoond van een gemakkelijke verbinding met de Canadeesche meren. Daarom werd met groote energie de hand geslagen aan een , // kanaal van meer NEW YORK dan 500 KM met ERIE - en lengte door de / CHAMPLAIN KAN. 1 Mohawk- vallei, 1825 naar Buffalo. Dit Erie-kanaal, tijdgenoot van ons Noord-Hollandsch kanaal, was een reuzenwerk, een „big ditch", dat toenmaals evenveel -
.
-
,-
-
.
-
-,
---
"
-9
1 ) Tot 1818 werd voor elken nieuwen staat een nieuwe streep in de vlag opgenomeil benevens een nieuwe ster. Maar daarna keerde men tot de 13 streepen terug, ziende dat de strooken anders te talrijk en te lastig zouden worden. Na eenigen tijd van onzekerheid werden ze bepaald op zeven roode en zes witte.
64
DE MOEILUKE JEUGD DER VEREENIGDE STATEN. indruk maakte als nu het kanaal van Panama. Het bekortte de refs van Albany naar het Erie-meer, niettegenstaande zijn 73 sluizen, van 20 dagen tot acht dagen en verminderde de vracht tusschen New-York en Buffalo van f 250 tot f 50. Tegelijkertijd werd ook een kanaalverbinding gemaakt van de Hudson naar het Champlain-meer, en in 1826 gingen door het Champlain-kanaal en het Erie-kanaal samen reeds 19000 vaartuigen. Hiermee werd de vallei van de Hudson eindelijk wijd opengezet voor het verkeer. Onderwij1 kreeg ze tevens een patische wijding door het beroemde Sketc h-b o o k van Washington Ir ving, waarin de romantische schoonheid van de rivier tot aan haven oorsprong in de lieflijke Catskillbergen met groote liefde geschilderd werd. Iets later kwam Fennim ore Coop e r, die zelf reeds als jongen van Lien jaar met zijn varier naar de binnenlanden achter New-York getrokken was om de wildernis te ontginnen, met zijne boeiende romans. In zijne „Leatherstocking Tales" is uie wildernis met sterke kleuren geschilderd en wie ze achtereenvolgens doorleest, ziet voor zijn oogen, hoe het landschap verandert door de hand des menschen ; in „Hertendooder" en „de laatste der Mohikanen" is nog het primitieve woud, in „de Padvinder" wordt het reeds gebroken door de eerste nederzettingen, in „de Pioniers" is het houthakken in vollen gang tot grievende smart voor den ouden jager, en in „de Prairie" zijn de boomen haast verdwenen en de beminnaar der wildernis sterft op de vlakte ver in 't Westen. Het stadhuis van New-York, voltooid in 1825, getuigt nog heden van zijn nieuwe opkomst in dien tijd. Een ander getuigenis is het fortuin der V an d e rb ilt s, waarvan de jonge Cornelis destijds den grond legde door zijns 'traders farm op Staten-eiland te verlaten voor de stoomvaart in de haven en in den verren omtrek.
65
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Johan Jakob A s tor, uit Waldorp bij Heidelberg, toenmaals reeds beroemd om zijn groote pelshandelszaken tot in A st or ia aan den Pacific, profiteerde van New-York's snelle uitbreiding door gelukkige bouwgrondspeculaties, waarvan de sporen nog in alle hoeken van de stad to vinden zijn. Omstreeks 1830 werden twee waterwegen gegraven van het Erie-meer naar de Ohio, terwijl in Canada reeds begonnen werd aan het Welland-kanaal, dat een vaarweg opende
ten westen van de Niagara. 't Was de tijd, dat men overal zijn Neil zocht in waterverbindingen, en de Yankees bleven bij niemand achter. De trek naar 't Westen maakte vele ledige plaatsen in het Oosten, en men klaagde zelfs in Virginia reeds, dat de besten weggingen. Maar nu kwam de immigratie, die in Napoleon's tijd bijna stil gestaan had, langzamerhand weer opzetten. Uit West- en Midden-Europa, waar de welvaart zoozeer geleden had en de vrijheid weer in verdrukking was gekomen, voeren weer de landverhuizersschepen,
66
DE MOEILIJKE JEUGD DER VEREENIGDE STATEN. vooreerst nog hoofdzakelijk uit Engeland. Nu zetten de meeste ervan echter niet meer koers naar Philadelphia, dock naar New-York. Stoomschepen waren er nog niet bij. Wel hadden de Amerikanen reeds in 1819 Europa verrast met het stoomzeilschip „Savannah," dat de Mersey was komen opvaren, toen men in Londen nog fel disputeerde over de vraag, of een stoomvaart over den Oceaan ooit mogelijk zou zijn, maar dit was slechts een proef geweest, niet voldoende, om geregeld menschenlevens te wagen. 1) Rivierbooten had men in Amerika reeds gekend sinds 1790, toen er al een vaste stoombootdienst was ingesteld op de Delaware tusschen Philadelphia en Trenton. Het bekende schip van Fulton, dat pas in 1807 zijn proeftocht op de Hudson deed, is dus niet het eerste geweest; het schijnt zijn niet ten vollen verdienden roem te danken te hebben aan New-Yorksche reclame. \TO& 1830 voeren reeds vele stoombooten over de kanalen en de meren tot ver op den Ohio en zeifs op den Mississippi. Hun schel gefluit klonk vroolijk mee in den zegezang, die aan de wereld verkondigde, dat de nieuwe Republiek van 't Westen nu met reuzenkracht vooruit ging. De moeilijke jeugd was voorbij. Zelfs had de Republiek door den oorlog van 1812 en zijne gevolgen, reeds een reputatie van macht en moed verworven. En het jeugdige yolk der Amerikanen was zich zijne kracht bewust geworden, getuige zijn rationale liederen, in dezen tijd ontstaan, vooreerst The Star Spangled Banner van Key en dan de forsche en plechtige vrijheidsen vredes-hymne H ail Colu mbia van Joseph Hobkinson: 1)
Een proef, evenals in 1919 de eerste luchtvaart over den Oceaan.
67
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Hail Columbia, happy land, Hail, ye heroes, heav'n-born hand, Who fought and bled in freedom's cause, And when the storm of war was gone, Enjoyed the peace, your valor won. Let independance be your boast, Ever mindfull what it cost, Ever grateful! for the prize, Let its altar reach the skies. Firm, united let us be, Rallying round our liberty ! As a band of brothers join'd, Peace and safety we shall find.
Die liederen sloegen beter in dan ons „Wien Neerlands Bloed", dat eveneens van die dagen dateert. En men liet zich ook niet onbetuigd, toen de eerste der eigenlijke Amerikaansche dichters, William Cullen Bryant, zijn land aansprak als „the mother of a mighty race." Negen jaar na den Engelschen oorlog sprak Monroe zijne bekende woorden: „Amerika voor de Amerikanen". Waren die geuit vO6r 1812, ze zouden in Europa begroet zijn met hoongelach. Maar in 1823 werden ze opgenomen als een zeer ernstige waarschuwing. De hooghartige deelgenooten van het Heilig Verbond, die na Napoleon's val de volken van Europa onder de zware vleugelen hunner keizerlijke adelaren gebracht hadden, deinsden terug voor het dreigen van Amerika! Juist had, in 1823, de Fransche koning zich laten gebruiken, om in Spanje de despotische macht der Bourbons te herstellen; hij scheen zich gereed te maken om dit eveneens te doen in de opgestane Spaansche kolonien van Midden- en ZuidAmerika. Waarschijnlijk zou Cuba het beulsloon worden. De opstandelingen, ten deele reeds georganiseerd in republieken, richtten smeekend hunne blikken op president 68
DE MOEILIJKE JEUGD DER VEREENIGDE STATEN. Monroe. Zou de Groote Republiek den handschoen voor hen opnemen ? Zou ze het doen tezamen met Engeland, dat, buiten het Heilig Verbond gebleven, medewerking aanbood? Monroe riep in deze moeilijke oogenblikken Jefferson, Madison, Adams 1) in zijnen raad. En zij erkenden, dat de toekomst van het gansche werelddeel, ja de vrijheid der wereld op het spel stond. Toen Monroe den 2" December zijne beroemde Boodschap aan den Senaat voorlas, wist men, dat de Unie hare beschermende hand over geheel Noord- en Zuid-Amerika had uitgestrekt. Hiermee trail ze op als de groote verdedigster der k 1 eine v olk en van de Nieuwe Wereld. Waar ginds, in Europa, het despotisme heerschte, zou bier in Amerika voor alle tijden het beginsel hoog gehouden worden, dat elk yolk zou beschikken over zijn eigen regeering. De vrijheid, die Washington bevochten en bevestigd had voor de Vereenigde Staten, wend door Monroe uitgebreid over gansch het werelddeel. De gevolgen zijn groot en zegenrijk geweest. Om ze goed to beoordeelen, moet men zich het oog niet blind staren op al de kleine revolutietjes en oorlogjes, die de Midden- en Zuid-Amerikaansche republieken spreekwoordelijk gemaakt hebben. Dat zijn noodzakelijke kinderziekten geweest, ten deele nog niet afgeloopen, die door de groote Voogdes van het Noorden in den regel met verstand en geduld, met geduld vooral, behandeld zijn. Maar men moet eens gaan vergelijken met de tegenoverliggende streken van Afrika, die in klimaat en bevolking niet zoo heel veel antlers zijn. Daar, in Afrika, heeft de heerschzucht en de naijver der Europeesche mogendheden geleid tot de gruwelijkste tooneelen van oorlogswoede tot op onzen tijd 1) Quincy Adams, IA ons reeds bekend als gezant in 1783 op 19-jarigen leeftijd, later o. a. gezant in Engeland en dan president der V. St.
69
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. toe. In Amerika daarentegen is men sedert 1823 van die veroveraars zoo goed als verschoond gebleven. De Franschen gaven dadelijk hun plannen op, en de Russen lieten zelfs zonder moeite hunne jonge nederzettingen in California los (later ook, voor eenig geld, hun bezit in Aljaska). En naderhand heeft geen der Europeesche mogendheden haar gebied op Amerikaanschen bodem meer uitgebreid, ook niet het machtige Albion. Wat ze hadden, mochten ze behouden, maar dit werd gezegd in bewoordingen, die het bijna als een genade voorstelden. Spanje heeft trouwens in onze dagen ondervonden, dat hierbij op goede behandeling gerekend werd. Het is immers uit Cuba en Porto Rico gezet, opdat ook &Ar de volken de Amerikaansche vrijheid konden deelachtig worden.
70
ZESDE HOOFDSTUK.
DE MACHT VAN DEN STOOMWAGEN IN AMERIKA. „De uitvinder van den locomotief client te worden gerekend onder de voornaamste bouwmeesters der Amerikaansche Unie." Fiske. „A History of the U. S."
W
AT de locomotief gedaan heeft voor de ontwikkeling der menschheid in 't algemeen, is bijna niet te overschatten. Tegen zijn invloed op economisch, staatkundig en sociaal gebied valt zelfs die van Washington en Napoleon in de schaduw. Nergens is dit beter te zien geweest dan in de Vereenigde Staten van Amerika. Nergens heeft men dit ook beter begrepen. Reeds in 1844 schreef de beroemde Emerson, dat de spoorweg het behoud der Unie zou zijn, in den tijd toen Naar toekomst al donkey werd ingezien wegens het bezwaar van het vervoer der afgevaardigden, rechters en ambtenaren. Al lang voor de tijden van Stephenson waren in Amerika hier en daar sommige wegen van houten of ijzeren rails voorzien, eveneens trouwens in Engeland. En de eerste spoorlijn van beteekenis werd er reeds aangelegd in 1828, dus nog voor de beroemde lijn Liverpool—Manchester. Het was de spoorweg „Baltimore and Ohio". Hij werd geopend in 1830. Ofschoon nu al in 1825 door John Stevens te Hoboken bij New-York een primitieve locomotief vervaardigd was, ging men het op de nieuwe lijn eerst beproeven met zeilwagens en ook met voertuigen, waarin een paard stond te trappen als in een rosmolen. Het nieuwsblad de „Charleston Patriot" schreef in een zijner nummers van April 1830:
71
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. „Gisteren middag werd er in tegenwoordigheid van een groote menigte toeschouwers een zeil op een spoorwagen geplaatst. Deze liep toen met vijftien personen aan boord met een vaart van vijftien mijlen per uur. Later werden er dertien personen en Brie ton ijzer vervoerd met een snelheid van tien mijlen per uur. De onvolmaakte manier waarop de zeilen waren vastgemaakt in aanmerking genomen, was de uitkomst zeer bevredigend." Het duurde intusschen niet lang, of de stoom werd als eenige trekkracht ingevoerd, en nu volgden weldra verschillende andere lijnen, vooral in New-York, Pennsylvania en de Nieuw-Engeland-staten. Zelfs kon Amerika zich al spoedig beroemen op den langsten spoorweg van de wereld, dock die was — merkwaardig genoeg niet in het Noorden te vinden, maar in den staat Zuid-Carolina. 't Was de lijn Charleston—Hamburg, 220 K.M. lang! Wellicht was dit toe te schrijven aan het feit, dat de sterk aangroeiende katoencultuur groote behoefte aan verkeer had, terwiji de waterwegen bier van nature minder geschikt waren. In Noorden, vooral in Pennsylvania, waren de spoorlijntjes voorloopig alleen bedoeld als schakels tusschen de waterwegen of als verbindingen tusschen de mijnstreken en de havens. Aan doorloopende lijnen dacht nog niemand, evenmin aan concurrentie met het waterverkeer. Kinderachtige rivaliteits-maatregelen, gelijk bij ons op de lijn Amsterdam—Rotterdam, waar alle stations werden geplaatst zoover mogelijk van de waterwegen, kwamen in Amerika nog niet voor. Alle lijntjes waren particulier, en ze wedijverden in pogingen, om den weg en het rollend materiaal zoo voordeelig mogelijk in te richten. In Europa begon men destijds reeds de Amerikaansche spoorwegmethodes als voorbeeld te nemen ; de Franschman Guillaume Tell Poussin schreef er een werk over, en onze bekende spoorwegpromotor
72
DE MACHT VAN DEN STOOMWAGEN IN AMERIKA. W. C. Bake bestudeerde dit ijverig en gebruikte ook de Amerikaansche wijze van reclame in zijn prospectus voor zijn groote Rijnspoorweg-plan van 1831. In 1840 bezat de Unie al 4500 KM spoorweg, en overtrof daarmee reeds geheel Europa. (Rusland had 22 1/2 KM !) Toch was dit nog maar het eerste begin. Tusschen 1840 en '50 ontstonden de eerste groote lijnen, die de felle concurrentie met de waterwegen begonnen. Boston kreeg zijne verbinding met Albany door de Bergen, en van Albany kwam er een doorgaande spoorweg langs het Erie-kanaal naar
Een der eerste Amerikaansche spoortreinen.
Buffalo. New-York werd over Philadelphia en Baltimore verbonden met Washington, terwijl verderop vanaf Frederiksburg een lijn werd aangelegd over Richmond naar Wilmington aan de kust van Zuid-Carolina. Hier had men den NoordZuidspoorweg in concurrentie met de kustvaart : hij geleek in de verte op onze verbinding tusschen Amsterdam en Antwerpen ; de bootvaart tusschen Washington en Frederiksburg nam dan de plaats in van den stoombootdienst Rotterdam—Moerdijk. In 1850 waren de 4500 KM reeds gegroeid tot 14400 KM, dus meer dan verdrievoudigd. Nog steeds waren ze bijna alle in handen van particuliere maatschappijen, wat den wedijver bevorderde, maar de eenheid niet in de hand werkte. Men stelle zich slechts voor, dat alleen de 500 KM lange lijn Albany-
73
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Buffalo aan z e s t i e n verschillende compagnieen behoorde. Na 1850 kwam echter de overheid helpen met subsidien, soms in geld, maar meest in land, de zoogenaamde landgrants. Nu brak vooral in 't Noorden, waar ook nog andere factoren meewerkten, een ware spoorwegkoorts uit. Elk oogenblik werden nieuwe maatschappijen opgericht, die met mooie prospectussen de Europeesche bankiers aan 't werk wisten te krijgen, zoodat millioenen aan Amerikaansche spoorwegwaarden in Europa genomen werden. Vele Nederlanders deden hieraan mee, en 't is hun toen en later dikwijls kwalijk genomen, want ze lieten hun eigen land wachten en zuchten. Maar ze zijn wel wat Al te hard gevallen ; immers een spoorweg Levert gewoonlijk meer indirecte voordeelen (voor de streek aan weerszijden) dan directe baten uit zijn exploitatie. Daarom zijn er in den regel slechts twee rationeele manieren van onderneming : aanleg met staatsgeld of aanleg met beschikking over aangrenzenden grond. Bij ons kwamen die voor 1860 Been van beide voor, in Amerika had men de laatste volop. De schuld valt in Nederland voor een deel op de Regeering. In 1860 bezat Nieuw-Engeland reeds een vrij dicht spoorwegnet, dat zich — wat ijler — voortzette in New-York en Pennsylvania en verder naar 't Westen al verbinding had tot aan Chicago en Saint-Louis. Het was een van de voornaamste strijdmiddelen in den toen volgenden grooten burgeroorlog. De spoorwegkoorts echter had reeds een paar malen geleid tot geweldige crises, waardoor dan meteen Europa duchtig getroffen werd. In dit eerste tijdperk van den spoorwegaanleg (1830-60) zag men de immigratie al een belangrijke vlucht nemen. Terwijl er vanaf 1820, toen voor 't eerst in den census (de volkstelling) het aantal landverhuizers opgegeven werd, tot 1830 ongeveer 150000 waren binnengekomen, zag men er in
74
DE MACHT VAN DEN STOOMWAGEN IN AMERIKA. de volgende Lien jaar bijna 600000 verschijnen. Tusschen 1840 en '50 landden er meer dan 1.700000 aan en van 1850 tot '60 zelfs meer dan 2 1/2 millioen ! Wel is waar wordt niet vermeld, hoevelen er om tegenspoed of iets anders teruggingen naar Europa, — tot zulk een onderzoek is men, wonderlijk genoeg, pas in den allernieuwsten tijd gekomen, — maar we mogen aannemen, dat hun getal destijds toch niet veel beteekend heeft, daar de kansen tot slagen ruim waren en de gelegenheid voor de thuisreis lang niet zoo gemakkelijk mocht heeten als nu. Ook weten we, dat de geheele bevolking der Unie van bijna 13 millioen in 1830 geklommen is tot 31 millioen in 1860, zoodat het land in dit laatste jaar zijn moeder Engeland boven het hoofd was gegroeid. Dit bewijst dus een veel grooter toeneming dan in de vorige dertig jaren, toen de populatie, niettegenstaande de inlijving van Louisiana, nauwelijks verdubbeld was. Wel is ook in de jaren tusschen 1830 en '60 het gebied der Unie wederom sterk uitgebreid, maar het nieuw-gewonnen terrein bevatte bij de inlijving slechts weinig bewoners. Er hadden trouwens — behalve de groote expansie der spoorwegen — nog andere factoren meegewerkt, om de landverhuizing naar Amerika na 1830 to doen aangroeien. Vooreerst de opkomst der Transatlantische stoomvaart, die de reis zooveel gemakkelijker maakte. Vervolgens de aardappelziekte in Europa, die zeer vele leren, maar ook wel anderen over den oceaan joeg. Dan de nog niet uitgestorven kerkelijke onverdraagzaamheid, waardoor o.a. verscheidene Nederlandsche Afgescheidenen naar het land der vrijheid gedreven werden. Eindelijk de gebeurtenissen van het veelbewogen jaar 1848, die talrijke politieke schipbreukelingen naar Amerika joegen, terwijl tegelijk de goudvondsten van California Naar sirenenzang deden hooren. De geregelde stoomvaart naar Amerika werd ingeleid in
75
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. 1838 door de bekende Cunard Line van Liverpool, kort nadat Ericsson de schroefstoomboot had uitgevonden. Haar voorbeeld werd later gevolgd door verscheidene andere Engelsche en vastelandsche ondernemingen, maar men moet toch geenszins meenen, dat die met elkander in den beginne het vervoer zoodanig in de macht gehad hebben als in onze dagen. Tusschen 1840 en '60 wisten de Yankees zelf hun aandeel wel te verkrijgen. Reeds in 1840 kwam een Amerikaansche concurrent op de baan : de Pacific Steam Navigation Company, die behalve op de westkust der Nieuwe Wereld, ook op Engeland voer. Een groote onderneming voor die dagen en — zonder eenige staatssubsidie. In 1846 volgde de Ocean Steam Navigation Company met een geregelden dienst van New-York op Bremen. Wel is waar was de eerste stoot tot hare oprichting gegeven door Bremensche kooplieden in samenwerking met den Amerikaanschen consul, maar Naar zetel werd toch gevestigd te New-York en hare booten voeren onder Amerikaansche vlag. Ook kreeg ze van het Congres een subsidie van 100000 dollars voor elk parer vier schepen, terwij1 de republiek Bremen slechts 100000 dollars in 't geheel toestond en de Pruisische staat zijn subsidie nog lager stelde. De onder. neming hield de vaart, onder vele tegenspoeden, vol tot 1857, toen de Amerikaansche subsidies werden ingetrokken. Op hare ruines verrees daarna de Norddeutsche Lloyd. Zoo was de Amerikaansche stoomvaart reeds betrekkelijk goed ingespannen, toen het „wonderjaar 1848" kwam. Bovendien had de zeilvaart der Yankees 66k langzamerhand weer een groote vlucht genomen; eerst na den beruchten opium-oorlog van 1840 — op China en Indie, vervolgens ook op de Europeesche kusten. Een ingenieus type van schepen, de t e a-c tipper s, uitgevonden in NieuwEngeland, kwam hun daarbij te hulp. Deze vaartuigen
76
DE MACHT VAN DEN STOOMWAGEN IN AMERIKA. waren zeer scherp en lenig gebouwd en voorzien van een buitengewoon groote vlucht van zeilen. Naar Engeland konden ze, vanuit Boston of New-York, drie reizen doen tegen een gewoon zeilschip twee. Natuurlijk kregen ze ook hun deal van de emigranten, die meer en meer toestroomden. Omstreeks 1845 werden de clippers bij tientallen tegelijk van stapel gelaten op de werven van Nieuw-Engeland. In 1848 ondernamen vele dezer clippers de lange reis om Kaap Hoorn, om de goudgravers naar California to brengen. Maar een groot getal dezer avonturiers zochten een korteren weg, en voor hen werd, behalve een overlandsche postdienst dwars door de Vereenigde Staten, een stoomvaartlijn tot stand gebracht naar de landengte van Panama. Dit was wederom een Amerikaansche onderneming, de Pacific Mail Steamship Company, wier hoofdman W. H. Aspinwall was. Deze pionier nam tevens het initiatief voor den Panama-spoorweg, welks aanvangspunt destijds naar hem genoemd werd, loch later weer den naam Colon verkreeg. De Pacific Mail weerde zich de eerste tien jaren zoo dapper, dat ze kon roemen op een vervoer van 17500 passagiers naar California en een goudtransport terug ter waarde van 200 millioen dollars. Met Naar concurreerde Cornelis Vanderbilt door een verbinding over de landengte van Nicaragua. Maar bovendien liet deze ondernemende reeder nog verscheidene groote booten bouwen voor den Trans-Atlantischen dienst, die hij weldra met veel winst, in de Transito Company bracht. Zijn „North Star" wekte de bewondering van geheel Europa, en zijn „Vanderbilt" sloeg het record in snelheid tegenover alle Engelsche booten. Hij, de Amerikaansche scheepvaartkoning, stichtte ook omstreeks 1850 twee nieuwe vaste lijnen op Europa: de New-York and Havre Steamship Navigation Company en de New-York and Liverpool 77
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. U. S. S.S. Co m p an y, beide met mailsubsidies volgens de wet van 1846. Zij profiteerden van den steeds aanhoudenden stroom van landverhuizers, die tusschen 1850 en '55 jaarlijks wel 3 tot 400000 bedroeg, terwij1 men omstreeks 1840 met 100000 personen al blij geweest was. De Amerikaansche handelsvloot nam in deze jaren zoo'n geweldige vlucht, dat ze de Engelsche dreigde in te halen en te overtreffen. Volgens Bogart's Economic History steeg Naar tonneninhoud tot bijna 2 1 /2 millioen en werd geschat op een derde van de gansche wereldvloot 1 ). Daarbij kon ze — met den bekenden Yankee-trots — roemen op het bezit van de mooiste en grootste stoomschepen der wereld ; de New York and Liverpool Line bezat booten tot 2000 ton toe, mooier dan de beste Cunarders ! Europa was op zijne bekende manier blijven medewerken tot deze ontwikkeling, namelijk door den Krim-oorlog, die vele Engelsche en Fransche schepen uit de vaart haalde. Bovendien droeg de vreeselijke opstand in Engelsch-Indie bij tot het onttrekken van Britsche schepen aan de koopvaardij. De Nederlandsche landverhuizers van die dagen gingen meestal met Engelsche of Amerikaansche schepen, ofschoon omstreeks 1850 ook reeds een Rotterdamsche firma, Warnbersie en Crooswijk, landverhuizers met zeilschepen vervoerde. De Afgescheidenen, die in 1846 vertrokken naar Michigan, volgden denzelfden weg (over Engeland) als hunne voorgangers, de Engelsche Pilgrimfathers ; evenals dezen hadden ook zij in het ruwe klimaat van den Amerikaanschen winter ontzettende ontberingen te verduren. Toch waren er in 1906, toen ze het zestigjarig bestaan hunner koloniën Holland en Zeeland vierden, nog twaalf van deze onversaagde voortrekkers over, die aan het feest de schoonste wijding gaven. 1 ) Voor 1860 geeft het „Statistical Abstract" ruim 2 millioen ton voor de overzeesche vaart en ruim 3 millioen voor de kustvaart en de Canadeesche meren.
78
DE MACHT VAN DEN STOOMWAGEN IN AMERIKA. De aardappelziekte, die in 1844 voor eerst hare intrede deed, dreef ook menigen Nederlandschen Boer naar Amerika, maar hare werking was toch veel sterker in lerland. De tallooze leren, die toen hun groene eiland verlieten en zich in den regel aan de goedkoope, maar slecht ingerichte zeilschepen toevertrouwden, vertoonden aan de wereld het merkwaardige schouwspel van een yolk, dat aan landbouw gewoon was en toch in de Nieuwe Wereld meest in de steden bleef hangen. Ze waren er dan ook veel minder welkom dan de Engelschen, Nederlanders en Duitschers, die gaarne naar 't Westen trokken, om den grond te ontginnen of ondernemingen op te zetten. De leren brachten inderdaad het eerste element van pauperisme in Amerika. Ofschoon velen van hen tot welvaart kwamen en de acme achtergeblevenen konden steunen in hun strijd voor de vrijheid, zoo waren er toch ook niet weinig, welke konden instemmen met den bekenden ler van Carnegie 1 ), die getuigde : „Amerika is een goed land ; zie mij slechts aan ! Toen ik hier kwam, droeg ik Been enkelen lomp, en nu draag ik niets anders dan lompen." De aardappelziekte had echter nog een ander gevolg : zij verhaastte in Engeland en Nederland de beweging voor de handelsvrijheid. Sinds 1830 was daar in beide landen voor geijverd ; nu, omstreeks 1845, volgden de eerste stappen ; vooral werd de graaninvoer veel gemakkelijker gemaakt. Hierdoor werden de vooruitzichten van den korenbouw in de Vereenigde Staten zeer begunstigd, vooral in de vruchtbare vlakten van Ohio, Indiana en Illinois. En dit vermeerderde opnieuw den stroom der landverhuizers. Amerika zelf werd erdoor verleid, ook eenigzins terug te gaan van den weg der hooge protectie, lien het vooral na 1815 betreden had. De industrieelen van Nieuw-Engeland hadden toenmaals denzelfden druk geoefend op het 1) Aangehaald in Carnegie's „Glorious Democracy".
79
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Gouvernement als de Belgen op de regeering van Willem I ; steeds hadden ze meer bescherming verlangd en verkregen voor hunne katoenen goederen en hunne talrijke andere fabrikaten. De planters van het Zuiden hadden, met meer of minder steun van de groothandelaars, langen tijd vruchteloos gepoogd, dit drijven tegen te gaan ; na 1830, onder het bestuur van den Democratischen president Jackson 1 ) hadden ze eenig succes weten te behalen. Maar nu, in 1846, dreven zij, met hulp der pioniers van het toenmalige „Verre Westen", een belangrijke tariefsverlaging door. Ze geleek veel op die van Van Hall ten onzent : de bescherming der fabrikaten werd verminderd, terwijl de scheepvaart een aanmoediging kreeg door de reeds genoemde mailsubsidies. Evenwel, de Amerikaansche tarieven van 1846 waren altijd nog veel hooger dan de toenmalige rechten in Nederland, en ze zouden wellicht ook bij volharding op den weg naar den vrijen handel, boven de onze gebleven zijn. Met dat al heeft de tariefwet van 1846 alweer meegeholpen om nog meer landverhuizers te trekken vooral van de beste : de ridders van de bijl en de spade. Geheelanders werkten de goudvondsten van California. De goudontdekking-zelf in de vallei der Sacramento heeft iets tragi-komisch. Gedurende meer dan driehonderd jaar was deze streek in Spaansche handen geweest, .eerst in die van Spanje zelf, daarna, sinds 1820, in die van Mexico. Deze Spanjaarden hadden, behalve hun bekeeringszucht, niets hoogers gekend dan het vinden van goud. En ziet, juist in het jaar, dat ze Californi8 verloren, werd daar het kostbare metaal voor 't eerst gevonden in wonderlijk groote hoeveelheden Hoe waren ze het land kwijt geworden ? 1) Jackson was aan de andere ziide ook de man, die het beruchte „plunder-systeem" invoerde, den regel, dat bij het optreden van een andersgezinden president, alle ambtenaren van eenige beteekenis vervangen werden. Zijn opvolger, de oud-Hollander v. Buren, bewerkte de afschaffing der centrale Amerikaansche bank, 66k een achteruitgang, gevolg van te groote vrijheidsliefde,
80
DE MACHT VAN DEN STOOMWAGEN IN AMERIKA. In 1835 hadden de bewoners van Texas, onder wie reeds vele gemmigreerde Amerikanen waren, zich losgemaakt van het steeds door burgertwisten geteisterde Mexico. Ze hadden het eerst beproefd met een eigen republiek, onder de vlag „met de eerie ster", doch in 1845 hadden ze opneming als staat gevraagd en verkregen in de Amerikaansche Unie. Hierom was Mexico een oorlog begonnen, 1 ) die in 1848 met zijne nederlaag eindigde. In plaats van Texas terug te krijgen, moest het nu bovendien California afstaan, benevens Arizona en Nieuw-Mexico. Daar in denzelfden tijd de oude kwestie met Engeland over Oregon en de verdere kuststreken tot een vreedzame oplossing kwam, verwierf de Unie in eens de gansche Pacific-kust van San Diego tot de Puget-Sound en verkreeg dus de oppervlakte, die ze heden nog heeft, de acht millioen K1\4 2 . Maar, gelijk we reeds vroeger opmerkten, het nieuwe gebied was wel groot, doch zeer dun bevolkt. In California een van de beste deelen, woonden nog Been zevenhonderd blanken ! Daar klonk op eens de mare door de wereld, dat er goud en veel goud gevonden was! Johan A. Sutter, een voortrekker uit Oregon, had een houtzaagmolen willen bouwen in Eldorado-County, aan de Sacramento-rivier ; daarbij was hij onverwachts gestooten op een rijke goudader. De faam vergrootte het wonder duizendvoudig en verbreidde den naam van California tot in de verste uithoeken. En de wereld zag voor 't eerst de echte goud-koorts. Overal maakten ze zich op, de ondernemende goudzoekers, zonder te vragen, hoe ver het wel was, dat El Dorado, en hoe moeilijk de refs. In den 1 ) Een oorlog, die Lang niet algemeen goedgekeurd werd in de Ver. Staten. J. Russell Lowell vond er aanleiding in, om zijne bekende Biglo w-p apers te schrijven, waarin de geheele opzet werd veroordeeld als een drijverij van de katoenplanters van het Zuiden, die van Texas een nieuwen slavenstaat wilden maken. (Zoolang het Mexicaansch was, was slavernij er verboden geweest).
81
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Achterhoek van Gelderland wordt nog steeds verteld van een eenvoudigen boer, die te voet naar Amsterdam trok, daar een schip vond naar Engeland en verder naar New-York. Hier meende hij reeds ongeveer bij de goudvelden te zijn ; van de 5000 KM. dwars °door Amerika had hij nooit gehoord Toch gaf hij geenszins den moed op, en wist ook nog in California te komen. Geluk had hij echter niet ; na eenige jaren kwam hij terug, armer nog dan tevoren. Hij moest tot zijn flood hard werken voor het dagelijksch brood, en wat hem overbleef als herinnering aan zijn moeilijke onderneming was het bezit van een paar gouden oorringetjes en van den onafscheidelijken bijnaam, „de Goudgraver". Verscheidene anderen zijn nog veel ongelukkiger geweest; menigeen heeft zelfs het goudland niet eens bereikt of is ellendig omgekomen in den eersten wilden, rechtloozen chaos van avonturiers. Maar dat verhinderde niet, dat de stroom naar California steeds gevoed werd van alle zijden, jaren lang. In 1849 waren er reeds meer dan tachtigduizend goudzoekers. Ze kwamen, behalve uit de Vereenigde Staten zelf, uit alle landen van Europa, en bovendien uit Afrika, Australia en Oost-Azie. Chineezen waren er al dadelijk bij duizenden onder ; in 1852 was hun getal reeds gegroeid tot ruim 10000. Zij waren als gewoonlijk georganiseerd ; zij hadden vijf maatschappijen gesticht, waarvan er vier te Shanghai werkten en een te San Francisco. Hun rijk was echter spoedig uit ; reeds in 1853 werden beperkende bepalingen tegen hen uitgevaardigd, die, steeds scherper wordend, in 1862 uitgeloopen zijn op een absoluut verbod. Overigens liet men alles vrij binnenkomen en, nadat de veelsoortige menschenmassa zichzelf eenigszins georganiseerd had, werd California al spoedig tot staat verheven. Deze staat was een gansch ander gewrocht dan alle vroegere, dan by. Ohio, Indiana of Illinois, die door degelijke,
82
DE MACHT VAN DEN STOOMWAGEN IN AMERIKA. ijverige landbouwers tot welvaart waren gebracht, zoodra de spoorwegen er den toegang gemakkelijk maakten. Calif ornia werd grootendeels bevolkt door een wilde bende avonturiers van alle soort 1 ), waaronder de Chineezen, hoewel de meest gehate, toch nog lang niet de slechtste waren. En het had zijne eerste ontwikkeling niet aan de
San Francisco in 1849.
spoorwegen to danken ; integendeel, het bleef langen tijd ver verwijderd van het spoorwegnet. Niet de locomotief heeft California aantrekkelijk gemaakt, dock California heeft zichzelf aantrekkelijk gemaakt voor de locomotief. Scherp geteekend door Bret Harte in zijn schets : „the Luck of Roaring Camp", het eerst gedrukt in het tijdschrift the Overland Monthly" in 1868. Bret Harte was toes superintendent van de Munt in San Francisco en maakte zich daar met zijn niets-ontziende schildering vele vijanden. Ook Mark Twain schreef verhalen uit het goudland.
83
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Reeds dadelijk in 1848 zijn er plannen voor een grooten Pacifi c-s poor w e g ontworpen, die dwars door het hoogste deel van 't Rotsgebergte zou loopen. Maar de verwezenlijking heeft zich — naar Amerikaansche verhoudingen lang laten wachten. De goudzoekers moesten zich voorzoover ze niet over de Landengte of om Kaap Hoorn gingen — vele jaren vergenoegen met de overland-posten, die weldra over de Indianen-trails werden ingericht. Het merle, dat de goudkoorts op California gedrukt heeft, is altijd zichtbaar gebleven, hoezeer het land later veranderd moge zijn ; daarom is het zoo onverantwoordelijk, op het voorbeeld van oppervlakkige reizigers, de Californische bestuurstoestanden te goon uitgeven voor typisch-Amerikaansch. San-Francisco is altijd, veel meer nog dan New-York, een heksenketel geweest, en 't is een eer voor Amerika, dat daar niet nog veel meer schuim en rook afgekomen is 1 ). Met de ontwikkeling van San-Francisco begon een nieuw tijdperk voor den Grooten Oceaan, en dat is misschien nog het voornaamste gevolg van de goudvondsten geweest. De vaart op China werd drukker dan ooit tevoren ; met Australia, dat eveneens zijn eerste goudzoekers trok, werd 66k verbinding gezocht. En eindelijk werd vanuit San-Francisco de zoo lang gesloten poort van Japan geopend. In 1 854, zes jaar na het goudavontuur van Sutter, verscheen Commodore Perry met drie zeilschepen en drie stoomzeilvaartuigen in de baai van Tokio en eischte met jeugdigen Yankee-trots de openstelling van havens voor den handel. En ziet, wat niemand verwacht had, gelukte aan dezen onverschrokkene ; na zes maanden bedenktijd gaf Japan toe : twee havens gingen open, om te beginnen. Dat ze daarmee een „gevaarlijken geest", het „gele gevaar", 1 ) Volgens de nieuwste berichten moet zelfs in San Francisco, na zijn verwoesting door de jongste aardbeving een zeer fatsoenlijk bestuur gekomen zijn.
84
DE MACHT VAN DEN STOOMWAGEN IN AMERIKA. opriepen, deerde deze pioniers niet ; 1) er was trouwens voorloopig weinig van to vermoeden, want de Japanners bleven vooreerst nog binnen hun land, dat meer dan twee eeuwen hun gevangenis geweest was. In Amerika vooral bemerkte men weinig van hen ; veertig jaar na de opening, in 1890, telde men er nog slechts 1 500 Japanners ! 1) D e uitvinder van dit „gele gevaar", de ex-keizer Wilhelm II, heeft, merkwaardig genoeg, in ziine veelbesproken Gedenkschriften zeif nu onlangs erkend, dat hij 't niet altiid even erg vond!
85
ZEVENDE HOOFDSTUK. DE BEVRIJDING DER SLAVEN. „Waarom zijt gij weggeloopen", vroeg een rechter in Ohio aan een ontvluchten slaaf. „Wel, rechter, ik wilde vrij zijn", „O, wildet gij vrij zijn, zoo zoo I Een slechten meester, vermoed ik". „Neer, zeer goede man, massa". „Dan moest je zeker te hard werken". „O, neen, niet erg hard!" „Dan was je niet goed gehuisvest". „Zeer goed. U moest maar eens mijn mooie hut in Kentucky gezien hebben". „Kreeg je dan niet genoeg te eten ?" „O, Heere mijn tijd. Niet genoeg te eten in Kentucky Meer dan genoeg". De rechter, eenigszins korzelig: „Wel, je had een goeden meester, volop te eten, niet te veel te werken, een goed onderkomen ; ik begrijp dus niet, wat in de wereld jou aanleiding gaf om weg te loopen". „Wel, rechter, ik heb de betrekking opengelaten ; U kunt er dadelijk heengaan en haar krijgen".
Z
ULKE slaven met goede woning, goed eten en mensche-
lijke behandeling waren er vele in de Vereenigde Staten. En de voorstanders der slavernij hielden niet op, dit aan de wereld te verkondigen, met de noodige overdrijving. Maar toch was de slavernij tot aan haar opheffing een schande voor het land, een „doom in 't vleesch der Unie". Bovendien — wat minder algemeen bekend is — het was een groote economische fout. De verleiding tot invoer van slaven was in Amerika van den beginne of zeer groot geweest. Immers, het land hood aan de Europeesche zijde volop gelegenheid tot allerlei arbeid, maar de werkkrachten ontbraken. De Indianen waren te weinig
86
DE BEVRIJDING DER SLAVEN. geschikt of genegen tot geregelden arbeid en bovendien te Bering in aantal. Aan de overzijde van den Oceaan, op niet al te grooten afstand, bevonden zich daarentegen talrijke Negers, die sterk en gehard waren en ook eenigszins geoefend in den landbouw. Hun ontbrak alleen maar de lust, om naar Amerika over te komen. Reeds hadden de Spanjaarden — niet op aandringen van den edelen De las Casas, maar op instigatie van andere, minder scrupuleuze leiders een begin gemaakt met den gewelddadigen aanvoer uit Guinea ; niets was gemakkelijker dan hun voorbeeld te volgen. In de 17e eeuw hadden dan ook alle koloniën vanaf Nieuw-Engeland tot aan Florida toe, zich laten vinden tot den slavenhandel. De meeste Negers waren natuurlijk gevoerd naar de zuidelijke streken, naar de tabaksplantages en de rijst- en katoenvelden, maar in het Noorden waren er toch 66k gekomen, daar overal gebrek was aan werkkrachten. Alleen de Quakers hadden steeds geweigerd zich met slavernij in te laten en dus ook hierin getoond, den geest van het Christendom het best te verstaan. De Puriteinen van Nieuw-Engeland deden Anders ; hun is dikwijls, tot nog in onze dagen, verweten, dat zij eerst het meest aan den invoer van slaven hebben deelgenomen en daarna het sterkst tegen de slavernij getoornd hebben. Dit verwijt is intusschen niet geheel billijk. Vooreerst mag als een gulden feit vermeld worden, dat de eerste zending slaven in Massachussets op kosten der koloniale regeering teruggestuurd werd ! En in de tweede plaats is het zeker, dat in de 17 e eeuw, tenminste tot 1688 toe, het monopolie van den slavenaanvoer in de Engelsche koloni8n was geWaarborgd aan eene der vele Britsche chartered companies, de Royal African Company. Pas in de 1 8 e eeuw namen de Nieuw-Engelanders met kracht deel aan den slavenhandel, hoewel het nog steeds eenigszins clandestien
87
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. moest gaan. Tegenover de tweehonderd Engelsche slavenhalers bleef hun aantal slavenschepen altijd nog ver in de minderheid. Zeker, zij deden meer aan dit droevige bedrijf dan de andere Amerikaansche kolonisten, maar zij moesten ook veel meer van de zeevaart bestaan ; hun land was het minst vruchtbare en betrekkelijk een der meest bevolkte. Vrije ontwikkeling van de industrie en zelfs van de visscherij was niet mogelijk door de Engelsche koloniale politiek. Geen wonder, dat ze grepen naar minder edele praktijken, even goed als oudtijds de Noren en de Friezen. En met de slavenschepen waren juist voor hen groote voordeelen te behalen : zij brachten uit West-Indic melasse naar Nieuw-Engeland ; hier werd rum bereid en daarmee voeren ze naar Afrika, om vandaar de Negers naar West-Indic te brengen, en ten deele naar Georgia, Carolina, Virginia, enz. Van de vele duizenden, die in de 18e eeuw uit het ongelukkige Afrika gesleept zijn, hebben de Amerikaansche kolonicn er betrekkelijk slechts weinig gekregen. Omstreeks 1770, toen er jaarlijks een honderdduizend Negers werden gehaald uit het „Donkere Werelddeer, bezaten alle kolonien vanaf Georgia tot en met Maine er in 't geheel Diet meer dan een 400000. Drie kwart daarvan woonde bezuiden de bekende Mason and Dixon lin e, de noordgrens van Maryland, die indertijd door Mason en Dixon was opgemeten als grondslag voor een eerste landkaart van deze streken. Het lot deter slaven was zeer verschillend. In de tabaksplantages van Maryland en Virginia werden ze over het algemeen patriarchaal behandeld op de wijze van den Neger, die aan 't begin van dit hoofdstuk sprekend is opgevoerd. In de rijstvelden van Carolina echter was hun lot zeer treurig. Ze hadden er hard te werken in een moordend klimaat, en de eigenaars vonden het voordeeliger, ze te „verslijten"
88
DE BEVRIJD1NG DER SLAVEN. en aan te vullen, dan ze in het Leven te houden. Hun bestaan was erger dan dat van een mijnpaard Daarentegen hadden de slaven in het Noorden, b.v. in New-Jersey, waar ze altijd nog 10 % van de bevolking uitmaakten, zeer weinig te klagen : velen werkten als huisbedienden en hadden het beter dan menige vrije arbeider. De groote Vrijheidsoorlog bracht voor de slaven niet de vrijheid gelijk wij zagen — dock wel de b e 1 o f te daarvan. Op aandrang der Zuidelijken was het instituut der slavernij blijven bestaan ; maar men meende, dat het weldra vanzelf zou verdwijnen. Immers, op economische gronden kon reeds betoogd worden, dat het kapitaal, in slaven belegd, meer kon opbrengen in andere belegging ! De winzucht, die het kwaad had doen ontstaan en had gevoed, zou het nu ook weer doen wegsterven, op volkomen natuurlijke wijze. Ziehier een der vele practische overwegingen, op economisch belang gegrond, die, zooals Prof. Huizinga zoo duidelijk heeft aangetoond, bij de stichting en de ontwikkeling der V. St. zoo veel gewerkt hebben. 't Is intusschen jammer genoeg, dat men zich door deze gemakkelijke overweging heeft laten weerhouden. Zoo ooit, dan is toen gebleken, dat de meest „practische" zienswijzen vaak de slechtste kunnen zijn. Nooit was de gelegenheid zoo goed geweest, om den gevaarlijken en onwaardigen doom uit het vleesch te rukken. Tegenstand der Zuidelijken had toen kunnen worden gebroken door compensaties, even goed als bij de samensmelting der schulden. Wellicht had juist met deze laatste zeer geschikt de vrijkooping der slaven kunnen gecombineerd worden. Had men de gezamenlijke schuld met een niet eens zoo heel groot getal millioenen vermeerderd voor zulk een schadeloosstelling, de Zuidelijke planters zouden misschien gaarne hunne slaven tegen de nieuwe staatsobligatien ingeruild hebben. 89
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Later, in de eerste jaren der 1 9 e eeuw, zijn er nog pogingen gedaan om het verzuimde in te halen. De slaveninvoer werd geheel verboden in Noord en Zuid ; verbod van de slavernij-zelf werd ook voorgesteld, doch alleen bereikt voor het Noorden. Voor Zuiden was het te laat, want onderwijl had daar een machine Naar intrede gedaan, die de grootste vijand der Negers geworden is : de cotton-gin (engine) of e n i g r e e r mac h i n e van den huisonderwijzer Whitney. Zij deed opnieuw de katoencultuur een enorme vlucht nemen, terzelfder tijd, dat de nieuwe spin- en weefwerktuigen aan de katoenindustrie in Engeland en elders een ongedachte groeikracht verleenden. De katoen werd koning, en hij toonde zich een hardvochtiger tyran dan Napoleon of eenig ander despoot ; hij eischte in Engeland de teedere krachten van duizenden kinderen op en in Amerika den harden arbeid van duizenden slaven. Vooral in de Carolina's en in Georgia werd door de planters alles op zij gezet voor de katoen, en ze drongen vandaar zoo snel mogelijk naar 't Westen op, zoodat Alabama, Mississippi en Louisiana weldra als nieuwe katoenstaten hun intree deden. De productie van ruwe katoen, in 1791 slechts twee millioen pond, bedroeg in 1801 al 48 millioen en in 1807 reeds 80 millioen ponden ! Onmiddellijk werd de pas verboden slavenhandel weer aangevangen, meer nog vanuit West-Indic dan uit Afrika zelf. En wederom bleven de Nieuw-Engelanders niet achter, om slavenschepen uit te zenden, zij het dan onder vreemde vlag. Charleston werd drukker slavenmarkt dan het ooit geweest was. Toen later op den handel in menschelijke lastdieren de doodstraf gezet werd, bleef hij tOch aanhouden ; er zijn zekere bewijzen, dat de invoer nog minstens tot 1857 toe is blijven doorgaan. Ook is het zonder twijfel, dat het aantal slaven in het gebied der Vereenigde Staten nooit zoo sterk
90
DE BEVRIPING DER SLAVEN. is toegenomen als in de eerste helft der 1 9e eeuw, deels door den aanvoer van buiten, deels door geregelde aanfokking. Terwijl er omstreeks 1 800 hoogstwaarschijnlijk niet meer dan een half millioen sla yen aanwezig waren, telde men er tegen 't jaar 1 860 niet minder dan 3,7 millioen ! Het eenige lichtpunt in dit donkere proces was, dat overal, Obk in 't Zuiden, de slavenhandelaars geminacht werden, evenals ten onzent de „remplaçantenbazen" of „zielverkoopers''. De economische voordeelen waren, volgens deskundige schrijvers, ook in dezen tijd van katoenvergoding niet veel anders dan schijn. De bekende John Taylor getuigt, dat „de cultuur in het Zuiden niet zoozeer bestond in het bebouwen van het land als wel in het do oden daarvan." De katoenteelt werd gedreven als een ware roofbouw, volgens het illustre voorbeeld der verdreven Roodhuiden. Daardoor schreed hij zoo snel het binnenland in, terwiji in het Oosten bij de kust de oude plantages als flood kapitaal bleven liggen. Zonder de slavernij zou de landbouw zich zeker ook wel naar 't Westen hebben uitgebreid, maar niet zoo vlug en niet zoo ruw, want de vrije arbeider zou, ook in Amerika, veel moeilijker te verplaatsen geweest zijn. De Negerslaaf liet zich het land injagen nog gemakkelijker dan de Indiaan ; men kan nog heden constateeren, dat de Negerbevolking bij de kust veel minder dicht is dan dieper in het binnenland. ander de slavernij zou het ook onmogelijk geweest zijn, voor de katoen alle andere cultuur te doen wijken ; vrije landarbeiders zouden nooit vast te houden geweest zijn zonder gelegenheid, om zelf hun voedingsmiddelen te verbouwen, zooals de moderne praktijk genoeg bewijst. Met de slavernij is het in Zuid-Carolina en Georgia en Alabama zoover gekomen, dat bijna alle levensmiddelen uit het Noorden moesten worden aangevoerd ! Dit maakte ze natuurlijk duur,
91
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. wat weer de kosten van den slavenarbeid verhoogde, ook bij die meesters, die hen honger lieten lijden. Terwijl dus de landbouw, niettegenstaande groote uitbreiding, feitelijk slechter werd, bleven de andere takken van bedrijf geheel ten achter. Aan mijnbouw of nijverheid kon zelfs bijna niet gedacht worden, daar de blanke immigranten niet wilden komen naar het land der zwarte slaven. Kanalen en spoorwegen werden ook weinig aangelegd, daar het vreemde kapitaal afkeerig was van het Zuiden en de planters zelf hun kapitalen steeds weer moesten vastleggen in slaven en grond. Het is dan ook weer niet antlers dan een schijneffect geweest, dat Zuid-Carolina op zeker oogenblik, in 1835, kon Bogen op de langste spoorlijn van de wereld ! Aan de zeevaart had men in 't Zuiden nooit veel gedaan, al was er genoeg rijkdom van hout ; ze kwam ook nu niet tot ontwikkeling, getuige de aanvoer van slaven met schepen van Nieuw-Engeland. In een woord, het gansche economische leven was er ongezond en eenzijdig, en de maatschappij was er z66 bedorven, dat de kwade dampen, uit Naar opstijgend, in de geheele Unie bemerkbaar waren. Het Congres werd voortdurend verontrust door den strijd over de slavernij. Bij elken nieuwen staat in 't Westen moest beslist worden, of hij slaven mocht hebben of niet. Eerst, tot 1820 ging dit nog gemakkelijk, daar de Ohio als duidelijke grens werd aangenomen. Zoo kregen dus de tabakslanden Kentucky en Tennessee nog het merle der slavernij, de korenlanden Ohio, Indiana en Illinois niet. Maar in 1820 was het territorium Missouri zoover gekomen in bevolking, dat men het den rang van staat niet langer kon onthouden. Nu lag zijn gebied 1 ) Het nieuw verworven gebied ten westen van de Mississippi was in 1803 als generaliteits. land onder het Congres gesteld. Het werd verdeeld in territories, die Been stem in den Senaat hadden en waarin de slavernii verboden was. Zoodra een territory 60000 inwoners had, k o n het tot staat worden verklaard. Missouri was in 1820 reeds ver boven de 60000 inwoners.
92
DE BEVRUDING DER SLAVEN. dwars v66r de monding der Ohio, en 't was dus twijfelachtig, of het bij 't Noorden of bij 't Zuiden behoorde. Na een vinnigen strijd kwam men tot het befaamde Missour Compr omis : de staat Missouri zou slavenstaat worden, maar ten westen daarvan zou alles vrij van slavernij blijven ; daar zou voortaan de parallel van 36 1/2 0 als grens gelden tusschen Noord en Zuid. A D A
z
Bosturt -7.);
4.4
ZadeLph,a
eme...g=1
'rt Snml rr
Charleston von naJt
ONTWIRKELING DER VEREENIGDE STATEN benevens den SIaven0Orlog en den eeriden Pacific spoorweg. Koardetreers der slavernif in 1860.
Golf Mexico
r----11.0egro1it lothIen deplionrdflykea. • • • ** 8ThIrkade dims katoenhavens.
Hiermee scheen de strijd over de grenslijn voorgoed beslist, dock hij was het niet. Toen in 1 850 California in de Unie zou worden opgenomen, begon hij opnieuw, want hier ging de lijn van 36 1/2 ° juist midden door. En nu bevatte de jonge, woeste Californische samenleving wel allerhande avonturiers, boeven en gespuis, maar ze telde weinig voorstanders van de slavernij ; de groote meerderheid bestond uit Blanken, die zelfs gaarne alle gekleurde rassen buiten de grenzen hadden gehouden. Na nieuwen hevigen strijd werd beslist, dat California een vrije staat zou zijn. Hiermee werd dus de slavengrens 93
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. omgebogen naar het Zuiden en bereikte dichtbij den mond der Colorado haar onveranderlijk eindpunt. Feitelijk is er na 1820 alleen nog een slavenstaat bij de Unie gevoegd, namelijk het uitgestrekte Texas, ter grootte van Duitschland. De strijd over de grens mbest nu wel ophouden, maar de Zuidelijken hadden door hun welsprekende redenaars in het Congres een besluit weten te verkrijgen, dat het land voortdurend in agitatie hield. Alle slaven, die over de grenslijn naar het Noorden wisten te vluchten, moesten uitgeleverd worden. 1) En dit waren er velen ; dagelijks kon men in de couranten de advertentien zien, met een rennenden Neger als vign et. In 't Noorden vond men het opvangen en terugzenden der acme vluchtelingen stuitend en vernederend ; overal werden vereenigingen opgericht, om hen voort te helpen naar het vrije Canada, Tangs den zoogenaamden „Underground Railway — . Harriet Beecher Stowe verheerlijkte dezen menschlievenden arbeid, waaraan zij zelf met alle kracht deelnam, in haar romantisch verhaal „Uncle Tom's Cabin" ; zii had niet bet schitterend talent van Multatuli, die in denzelfden tijd zijn Max Havelaar dichtte, maar wel dezelfde bedoeling : de wereld te toonen, dat er m ens c hen mishandeld werden. En de uitwerking van haar pamphlet was veel grooter dan die van het Multatuliaansche : het werd al dadelijk vertaald in vele talen en het werd verspreid onder alle standen, vooral in Amerika en Engeland. Daar riep het de publieke opinie wakker, daar wekte het geestdrift bij de velen, die tevoren zoolang hadden ja-geknikt, wanneer de kooplieden en fabrikanten riepen : „de slavernij kan niet gemist worden !" Het 11 Dit was bij het bekende comp romis van Clay, waarmee ook de beroemde redenaar Daniel Webster, de „Amerikaanscbe Cicero", had ingestemd, wat hem een zeer scherpe critiek bezorgde in het abolitionnistische Nieuw-Engeland, vooral van den dichter Whittier in zijn satire „Ichabod".
94
DE BEVRIJDING DER SLAVEN. maakte de beschaafde leekenmaatschappij los uit den ban der „economische noodzakelijkheid". Het ontnam ook de kracht aan de bewering, dat vele slaven in betere conditie waren dan de meeste fabrieksarbeiders"; immers, zijn betoog strekte vooral, om te laten zien, dat zelfs de best behandelde slaaf in eens alle heerlijkheid kon verliezen door overgang in andere handen. De Zuidelijke planters hadden voor het boek slechts een spotlach, en zij waren het, die het meest scholden, toen de schrijfster, na een feestelijke ontvangst in Europa, zich eenigszins vergaloppeerde door haar bekenden aanval op Mrs. Byron. Maar zij voelden toch de toeneming der gevaren voor hun idool ; ze zagen de steeds wassende macht der Noordelijken en grepen in wanhoop naar alle middelen, om die te verzwakken. Een van die middelen was de actie in het Congres, die uitliep op de intrekking der scheepvaart-subsidies. Een ander was de avontuurlijke aanslag op Cuba, die ten Joel had dit eiland als nieuwen slavenstaat in de Unie te brengen. Deze en andere gewelddaden der Zuidelijke Democraten leidden tot de aaneensluiting van Whigs, Free Soilers (voorstanders van beperking der slavernij) en eigenlijke Abolitionisten tot de groote partij der R epublik e in e n, die nog heden bestaat. De atmosfeer werd steeds zwoeler en drukkender ; alles deed een uitbarsting verwachten. Ze kwam in het merkwaardige jaar 1860, toen A braham L in c o In tot president gekozen werd. Deze eenvoudige, nobele man, toenmaals in zijn 52e levensjaar, was weer, als Washington, een figuur uit het middenstuk der Vereenigde Staten. Hij was geboren in 1809 uit een Quakersf a mil ie in Kentucky, waar zijne vrome ouders, onder harden arbeid, in een blokhuis in de wildernis leefden. Als jongen was hij mee verhuisd naar Indiana, had vervolgens 95
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. zijn eigen brood verdiend als bouwknecht, bootsman, houthakker en havenarbeider en was in 1830 naar zijne ouders
• teruggekeerd, voor wie hij met eigen hand een nieuw, nog bestaand blokhuis in Illinois gebouwd had. Kort daarop was hij, aan 't hoofd eener compagnie vrijwilligers, tegen de Sioux 96
DE BEVRIJDING DER SLAVEN. opgetrokken, had vervolgens zijn bestaan gezocht in een winkel te Salem, en eindelijk, na de teleurstelling van een faillissement, zijn ware roeping gevonden. Als selfmade advocaat had hij weldra zooveel naam gemaakt in Illinois, dat hij daar reeds in 1838 tot lid van het Wetgevend lichaam gekozen was en in 1847 tot afgevaardigde naar de Kamer te Washington. Na eenige pogingen, om hem tot vice-president en senator te verheffen, werd hij nu, in 1860, als candidaat der Republikeinsche partij over 't gansche land, den 6e n November tot president gekozen met groote meerderheid. Hij stond bekend als een vurig tegenstander van de slavernij, al had hij eenmaal gezegd, dat hij wellicht voorstander geweest zou zijn, indien hij als zoon van een slavenhouder geboren ware. Zulke uitlatingen, die doen denken aan de disputen van Jezus met de Pharizeën en die natuurlijk voor politieke munt gebezigd zijn, kunnen toch onmogelijk eenige ernstige beteekenis hebben. Wel kon men verwachten, dat een man met zooveel verstand en zooveel levenservaring als hij, Been overijlde maatregelen zou voorstellen. Maar de Zuidelijken zagen toch in hem een z66 gevaarlijken tegenstander, dat ze niet langer in de Unie wenschten te blijven. Zuid-Carolina besloot onmiddelijk tot de Secessi e, de afscheiding, en in Januari 1 86 1 volgden Georgia, Alabama, Florida, Mississippi, Louisiana en Texas dit voorbeeld ; ze vormden met ZuidCarolina een nieuwe republiek : „the Confederated States of America". Dit was vierkant tegen de Grondwet en kon niet geduld worden : het was een aanslag op het leven der Unie ! Toch werden vanuit de Noordelijke staten, om de wille van den lieven vrede, nog allerlei pogingen gedaan, om de zaak bij te leggen. Wanhopige pogingen, die niet anders bewerkten dan een nog grootere vertroebeling van den toestand. De president Buchanan, die den winter &Or nog in functie
97
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. bleef, durfde niet doortasten, en de Zuidelijken namen de gelegenheid waar, om zich zooveel mogelijk in 't bezit te stellen van de forten en arsenalen der Unie. Ook kozen ze een eigen president Jeff e r s on Davis en trachtten alle slavenstaten tot de rebellie over te halen. 't Was duidelijk, dat langer wachten en toezien hen slechts kon sterken in hun verzet. Zoodra Lincoln, na met levensgevaar Washington bereikt te hebben, het Witte Huis betrokken had, kwam onmiddellijk aan de aarzeling een einde. Hij stelde, hoewel vredelievend als de beste, den eisch : „goedschiks of kwaadschiks terug in de Unie", den ouden eisch van Franklin „Unite or Die" in nieuwen vorm. De meerderheid van het Congres, zoover het nog aanwezig was, stemde met hem in en nu stond de oorlog voor de deur. Lincoln b e g o n evenwel de vijandelijkheden nog niet : eerst liet hij den gouverneur van Zuid-Carolina de waarschuwing toekomen, dat hij schepen zou zenden, om het fort Sumter, dat belegerd werd, te ontzetten. Hierop viel het eerste schot als antwoord van de Zuidelijken toen kon dus niemand meer betwijfelen, dat zij, de rebellen, de Secessionisten, den oorlog begonnen hadden. Het bombardement van Sumter gaf het sein tot een der bloedigste en verschrikkelijkste worstelingen, die de geschiedenis ooit gezien heeft. Men noemt Naar den Amerikaanschen Burgeroorlog of wel den Secessie-oorlog, dikwijls ook den Slaven-oorlog. In vernieling van menschenlevens en van kapitaal kon tot voor korten tijd Been enkele oorlog ermee wedijveren, ja, in sommige opzichten kan dit zelfs niet de ontzettende wereldbrand van 1914. Immers, al was deze veel erger en veel uitgebreider, hij heeft niet zoo ver de verwachtingen overtroffen als de Secessie-oorlog. Bij het begin van 1861 dachten de deskundigen, dat deze niet langer dan Brie weken kon Buren en dat de 75000 man,
98
DE BEVRUDING DER SLAVEN. die Lincoln dadelijk opriep, wel voldoende zouden zijn. Immers, de Zuidelijken schenen z66veel zwakker dan hunne tegenstanders, zoowel in bevolking als in kapitaal en in hulpmiddelen, 1 ) dat een ernstig verzet bijna onmogelijk leek. Ze kregen niet eens alle slavenstaten aan hunne zijde ; wel kwamen Noord-Carolina, Tennessee, Arkansas en een d e el van Virginia in de Confederatie, zoodat de zetel barer
Woonplaats van Lincoln op 12-jarigen leeftijd.
regeering naar Richmond kon verplaatst worden, maar Maryland bleef in de Unie, evenals de westelijke bergstreek van Virginia, die voortaan West- Virginia heette, terwijI Kentucky, na eenige aarzeling, dit voorbeeld volgde en Missouri bij verrassing naar de Noordelijken overging. Ook vervloog at vrij spoedig de hoop der Zuidelijken op hulp van Frankrijk en Engeland. De Engelsche regeering erkende hen wel als oorlogvoerende macht, dock niet als zelfstandige republiek ; 1) Ze lfs voor hunne voeding waren ze immers hoofdzakelijk van de Noordelijken afhankelijk geweest.
99
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. al werd men in Londen geprikkeld door belanghebbende katoenfabrikanten en andere „practische" of aristocratische elementen, om de „arrogante Yankees eens mores te leeren", men kon er toch niet toe komen, lijn te trekken met een gouvernement, welks vice-president nog pas, in een onbewaakt oogenblik, verklaard had, dat de slavernij de hoeksteen van zijn staatswezen vormde. Immers, juist Engeland was indertijd de eerste mogendheid geweest, die in hare kolonien dit menschonteerende euvel had afgeschaft. Het liberale Engeland van 1834, welks regeerders de geestelijke vaders waren geweest van het ministerie Russell-Palmerston, dat in 1861 aan 't roer stond. En Napoleon III, hoewel zeer geneigd, in verband met zijne Mexicaansche plannen, om de Zuidelijken te helpen, Borst dit niet te doen zonder Albion's hulp. Zoo bleven de Zuidelijken aan zichzelf overgelaten, behalve dat ze eenigen bedekten steun van Engelsche zij de kregen. Maar ziet, toen het tot vechten kwam, bleek hunne kracht toch grooter dan verwacht was. Ze konden gebruik maken van twee voordeelen, een actief en een passief. Het eerste was het feit, dat verreweg de meeste officieren en zeer vele soldaten van het staandeAmerikaansche Leger hunne partij gekozen hadden ; het andere was de omstandigheid, dat het geographische karakter van het gevechtsterrein hun een groote bescherming bood. Dit terrein onderscheidde zich namelijk door enorme afmetingen en door geduchte natuurlijke hindernissen. Het strekte zich uit van den Mississippi tot aan den Oceaan over meer dan 1200 KM en bevatte, behalve de Alleghanies met hunne tallooze rivierdalen en poorten, een groot deel der Mississippivlakte en de breede terrassen en moerassige laagten aan den Atlantischen Oceaan. Zelden of nooit hadden legerbevelhebbers voor zulke groote problemen gestaan als de generaals der Noordelijken, die dit gansche terrein moesten afjagen ; en dan nog zonder voldoende kaarten ! 100
een
DE BEVRIJDING DER SLAVEN. De oorlog te land bleek weldra van langen duur te moeten zijn. Die ter zee viel ook niet bijzonder mee. Wel is waar hadden de Noordelijken verre de overmacht in het aantal der schepen en der werven, maar de Zuidelijken wisten toch ook nog wel vaartuigen te vinden en namen in beslag, wat ze krijgen konden. Zoo vermeesterden ze al spoedig de marinewerf te Norfolk in Virginia en vonden daar o.a. het fregat Merrimac. Ze kwamen op het ingenieuse denkbeeld, om dit met ijzer te bekleeden en van een stevigen ram te voorzien. Toen verschenen ze op 8 Maart 1862 met dit eerste rampa n t s er s chip der wereld voor de haven van Hampton Roads, waar de Noordelijken vijf houten oorlogsschepen hadden liggen. Dit was een verrassing, veel grooter dan in onzen tijd de onderzeeers. VOOr den avond van den genoemden dag ramde de Merrimac reeds een der groote zeilschepen en dwong een ander tot de overgave. De invallende nacht bewaarde de overige drie voor hetzelfde lot, maar ze verbeidden met schrik en angst den volgenden morgen, want ze hadden reeds ondervonden, dat ze met hun geschut niets tegen de kunstig aangebrachte pantserbekleeding van het monster vermochten. Maar ziet, midden in den nacht kwam onverwachts een prachtige uitredding. Kapitein John Ericsson, de uitvinder der stoomschroef, verscheen met zijn nieuw gebouwde vaartuig Monitor, een klein schip, laag op het water, voorzien van een draaibaren geschuttoren midden op het dek, bij wijze van een revolver. En toen zich nu bij het aanbreken van den dag de Merrimac gereedmaakte om zijn naaste slachtoffer uit te kiezen, kreeg hij meteen de voile laag van den Monitor. Hij gaf den strijd niet dadelijk op tegen dezen nieuwen vijand, maar het einde was toch, dat hij zich uit de voeten maakte. 101
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Ericsson had de Brie schepen gered en meer dan dat : hij had voorgoed de overmacht der Noordelijken ter zee bevestigd. Het gevecht van Monitor en Merrimac, duizendmaal beschreven, was een Amerikaansche verrassing, die naderhand heelwat hoofdbreken heeft gekost aan alle ministers van marine over de gansche wereld, want het leidde de nieuwe periode in van onophoudelijk zoeken naar nieuwe middelen van vernieling en van bescherming. Voor het oogenblik zelf bracht het voor de Noordelijken de zekerheid, dat zij hun reeds begonnen blokkade der Zuidelijke havens ongestoord zouden kunnen doorzetten, terwijl het aan Europa de lasten van den beruchten k a t o e n h o n g e r bezorgde. Immers, de afsluiting der katoenhavens werd nu zoo scherp doorgevoerd, dat de katoenuitvoer, in 1860 nog ruim 500 millioen gulden bedragend en in 1861 reeds gedaald tot op ruim 100 millioen gulden, in '62 op 10 millioen terugliep ! De ellende in Lancashire werd verschrikkelijk en dreef de Engelschen tot allerlei heimelijke begunstiging der rebellen, culmineerend in de hulp en medewerking aan Zuidelijke kaperschepen, waarvan die aan de „Alabama" het meest bekend geworden is. Ook elders ondervond men natuurlijk de lasten van den katoennood, b.v. in Twente, waar ze intusschen zeer verzacht werden door den arbeid, dien de staatsspoorwegen — in aanleg — er gaven en door de ruime bijdragen, die de brand van Enschede van alle zijden deed toevloeien. De gruwelijke oorlog te land was te omvangrijk en te langdurig, dan dat we dien hier in ons korte bestek volledig zouden kunnen schilderen. Op het westelijk oorlogstooneel tusschen den Mississippi en de Alleghanies behaalden de Noordelijken met hun steeds aangroeiende legers van vrijwilligers reeds in 1862 groote voordeelen : ze dreven de Zuidelijken in zeer bloedige
102
DE BEVRUDING DER SLAVEN. gevechten terug tot op de lijn Vicksburg—Chattannooga, maar daarop vonden ze geduchten tegenstand. Het was de generaal Ulysses Grant, oorspronkelijk officier van beroep, maar in de laatste jaren vciOr den oorlog als leerlooier en handelaar werkzaam geweest in zijns vaders bedrijf, die hier zijn eerste groote lauweren behaalde. In Juli 1863 werd zijn naam wereldberoemd door de schitterende forceering van de rotsvesting Vicksburg aan den Mississippi, waarbij een leper van 32000 man in zijn handen viel. Hiermee geraakte de groote rivier tot aan hare monding in de macht der Noordelijken, daar New Orleans reeds vroeger van de zeezijde genonien was. Texas en het overige Westen werden zoodoende geheel van het Oosten afgescheiden, en Grant kon al zijne krachten wijden aan den verderen strijd bij de Tennessee-rivier en in de Alleghanies. Vanuit het westen en noordwesten begon hij langzamerhand den ijzeren ring om het centrum van den opstand samen te trekken, maar 't was nog altijd een manoeuvre van geweldigen omvang. In 't Oosten gingen de bewegingen eerst veel minder voorspoedig. Daar stond de beste generaal der Zuidelijken, Robert Edward Le e, een strateeg van buitengewone bekwaamheden, die het bevel overgenomen had na den dood van generaal Johnson. De strijd werd er natuurlijk gevoerd op het terrein tusschen Washington en Richmond, in de vlakte met hare talrijke waterloopen en aan den voet der Alleghanies met hunne vele rivierdalen. De eerste pogingen van het Noordelijke Potomac-leger, om Richmond te bereiken, mislukte geheel en al, en Lee kon zelfs, na eenige groote veldslagen, op zijn beurt Washington bedreigen, ja, voorttrekken tot in Pennsylvania. Te midden van deze wisselingen van den strijd kwam Lincoln ertoe, plotseling, op 22 September 1862, de beroemde
103
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. proclamatie uit te vaardigen, die alle slaven v r ij v e rkl a a r d e. Dit was bij den aanvang van den oorlog niet bedoeld, maar nu dreven de omstandigheden ertoe ; de maatregel kon tegelijk dienen als economische verzwakking der Zuidelijken en als nieuwe waarborg tegen inmenging van Engeland. Immers, na deze verklaring was alle twijfel aan het doel van den oorlog onmogelijk geworden ; het was nu beslist een strijd voor de vrijheid, en daartegen kon het geweten van het Engelsche yolk Been partij kiezen. De oorlog kreeg veel meer dan te voren een ideaal karakter. Uit de vrij verklaarde slaven werden ook eenige Negerregimenten gevormd, maar veel heeft deze steun aan het Leger niet geholpen, ook al, omdat de wapenbroederschap tusschen Blanken en Zwarten niet zeer innig was. Evenwel zag men spoedig na den len Januari 1863, toen de Emancipatie inging, de kansen duidelijk keeren ten gunste der Noordelijken. In Juli van dat jaar, ongeveer tegelijk met de inneming van Vicksburg, werd de geweldige slag b ij Gettysburg geleverd, de bloedigste van den ganschen oorlog, met diep ontroerende welsprekendheid geschilderd door Lincoln zelf in zijn beroemde „Gettysburg Address". Van de 156000 man, die eraan deelnamen, telde men na afloop ruim 50000 dooden, gewonden en vermisten, een record tegen bijna alle vroegere veldslagen. Lee was, na dapperen strijd, verslagen, en het pleit scheen beslist. Toch liep het jaar nog ten einde, zonder den werkelijken afloop te brengen. Eerst moest Grant, in Maart 1864, na een nieuwe overwinning bij Chattannooga aan de Tennessee, den weg naar het Oosten geheel vrij maken en het opperbevel over alle troepen der Noordelijken in handen nemen. Toen begaf hij zich naar de Potomac, terwiil generaal Sherman den vijand voor zich uitdreef zuidelijk van de Alleghanies. Generaal Lee kwam nu, in 1865, tusschen twee vuren •
104
DE BEVRIJDING DER SLAVEN. van 't noorden rukte Grant door Virginia naar de Jamesrivier van 't zuiden kwam Sherman, na de verovering van Savannah, hem tegemoet. Lee verdedigde zich bijna even schitterend als Napoleon indertijd bij den inval der Gedlli8erden in 1814. Eindelijk, toen Richmond reeds door de Noordelijken bezet was, moesten de overblijfselen der Zuidelijke legers den strijd opgeven. Lee capituleerde den 9.. April met 26000 man en zijn onderbevelhebber Johnston volgde dit voorbeeld veertien dagen later. Ook Jefferson Davis, de president der Confederatie, viel weldra in handen van Grant en werd als gevangene naar Fort Monroe gezonden. Zoo was dan, na ruim vier jaren van verschrikking, deze geweldige oorlog geeindigd met een volledige overwinning van Lincoln en de zijnen. Een zucht van verademing ging over de onmetelijke landstreken der Unie vanaf den Atlantischen tot den Grooten Oceaan en verder over de gansche wereld. Jammer, dat de boden, die den vrede verkondigden, bijna onmiddellijk gevolgd werden door de Jobstijding, dat Lincoln gevallen was als slachtoffer van een ellendigen moordenaar. Den 1 4 en April 1865 zat hij met familie en vrienden in een loge van Ford's Theatre te Washington, toen plotseling een tooneelspeler John Wilkes Booth binnendrong en hem a bout portant van achteren dwars door het hoofd schoot. De onsteltenis rondom den stervenden President was z66 groot, dat de moordenaar, hoewel hij bij den sprong naar beneden een been brak, ontsnappen kon. Hij werd later op straat vervolgd en doodgeschoten. Zijn bedrijf was een der ergste en dolzinnigste misdaden, die ooit begaan zijn, en zijn uitroep „sic semper tyrannis" (zoo client het altijd den tyrannen te vergaan) bevatte den meest onzinnigen leugen. Toch was het niet het bedrijf van een krankzinnige, maar de uitvoering van een vooraf beraamd complot, gevolg van de Wilde hartstochten, door den oorlog opgewekt, gelijk wij
105
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK.
nu in Duitschland beleefd hebben. Een mislukte aanslag op het Leven van den staatssecretaris Seward ging ermee samen. Niemand heeft den dood van Lincoln meer betreurd dan de dichter Walt Whitman, die zelf als ziekenverpleger den oorlog van nabij heeft gezien en vele zijner treffendste zangen aan de gebeurtenissen van dezen tijd heeft gewijd. Een der allermooiste is de treurzang „O Captain, my Captain". O Captain, my captain ! our fearful trip is done, The ship has weather'd every rack, the price we sought is won, The port is near, the bells I hear, the people all exulting, While follow eyes the steady keel, the vessel grim and daring ; But o heart ! heart ! heart ! O the bleeding drops of red, Where on the deck my Captain lies, Fallen cold and dead. Leaves of Grass, by Walt Whitman, London 1897, blz. 262.
De moord op Lincoln heeft de gevolgen van den Burgeroorlog veel schrijnender gemaakt dan ze anders zouden geweest zijn. Bij de zoo ontzaglijk moeilijke regeling der nieuwe toestanden kon men dezen eerlijken, bezadigden, algemeen geachten man niet missen. Zijn dood heeft een dergelijken fatalen invloed gehad op de politieke verhoudingen in de Vereenigde Staten als eens de moord van den Prins van Oranje ten onzent. Juist in 't vorige jaar was Lincoln met bijna algemeene stemmen tot president herkozen, en de vice-president Johnson moest dus voor ruim Brie jaar zijn taak overnemen. Deze man nu, een zoogenaamde oorlogs-democraat, bezat niet de wijsheid en de energie, die in zoo hooge mate vereischt werden. Het Congres was hem de Baas, zoodat de Wilde gevoelens van haat en wantrouwen, die daar natuurlijk bij vele leden heerschten, weldra hun invloed to sterk deden gelden. I 06
DE BEVRIJDING DER SLAVEN. In eerste begin scheen men op den goeden weg. De gevangenen werden op vrije voeten gesteld (ook Jefferson Davis en Lee), de gewapende manschappen aan de burgermaatschappij teruggeven, zoodat van het millioen, dat op de been was, er na zes maanden slechts 50000 als staand leger overbleven ! Een prachtige ontwapening, zooals de Oude Wereld nooit gezien heeft Maar daarna kwamen de harde maatregelen, die toonden, dat het „vae victis" (wee den overwonnenen) toch ook in Amerika kon gelden. In de eerste plaats werd beslist, dat in de Zuidelijke Staten Been ambtenaar mocht worden gekozen uit degenen, die hadden deelgenomen aan de secessie. En in de tweede plaats werd aan alle pas vrijgeworden Negers op korten termijn volledig burgerschap met kiesrecht gegeven. Hierdoor werd elk gezond politiek Leven voor jaren onmogelijk gemaakt. De regeeringsambten geraakten in handen van vreemdelingen uit het Noorden, meest avonturiers, die een ruim geweten en groote voorliefde voor de Zuidelijke dollars meebrachten. Men noemde deze vampyrs de „carpetbaggers" 1), en zij hebben -eel bijgedragen om den naam der Amerikaansche ambtenaren in 't algemeen nog veel slechter te maken dan hij reeds was geworden na het beruchte besluit der partij-benoemingen van 1830 2). De politieke emancipatie der Negers hood natuurlijk hierbij een prachtige gelegenheid om op grooter schaal dan ooit de kiezers om te koopen. En dit werd op den duur eer erger dan beter, want de deelneming aan de verkiezingen groeide eerst langzaam aan ; 't was hier als gewoonlijk : „l'appetit vient en mangeant". Wat de Bondsregeering in 1865 had moeten doen, werd nu later door particulieren en door StaatsI) Waarschijnlijk, omdat ze kwamen en gingen met de toen nieuw-moodsche reiskoffers, genaamd carpet bags. 2) D e regel van Jackson, dat de nieuwe president, als hij van de andere partij was, alle hooge ambtenaren door partij-genooten verving.
107
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. regeeringen beproefd ; officieus en officieel trachtte men het kiesrecht der Negers te bekrimpen, maar dit kon niet anders dan aanleiding geven tot nieuwe moeilijkheden. Er zijn zelfs staten geweest, die speciale eischen van ontwikkeling gingen stellen, wat hen in conflict bracht met de grondwet. De kwade politieke toestanden lieten niet na, hun invloed uit te oefenen op het gansche maatschappelijke Leven. Immigranten kwamen er na den oorlog voorhands haast even weinig in het Zuiden als erv66r, en het kapitaal waagde zich slechts noode in de „Black Belt". Zoodoende bleef het Zuiden nog lang ten achter, b.v. in den aanleg van spoorwegen, die het zoo noodig had, en in de ontwikkeling van de industrie, waarvoor het toch de natuurlijke hulpbronnen bezat. Zelfs de landbouw kon er zich slechts langzaam van de groote crisis herstellen. Er is dikwijls met trots op gewezen, dat de katoenoogst der Vereenigde Staten al spoedig na den oorlog weer de opbrengsten der nieuw- opgestane concurrenten Britsch-Indid en Egypte ging overtreffen. En op grond daarvan is door Negervrienden betoogd, dat de Zwarten onder de zegeningen der vrijheid veel beter werklieden gebleken zijn dan in de slavernij. Bij nadere beschouwing blijkt dit helaas een vergissing. Vooreerst beteekent het inhalen van de genoemde concurrenten nog niet zoo heel veel, wanneer men weet, dat Amerika zichzelf pas in 1 879 weer ingehaald beef t. V eertien jaren zijn noodig geweest, om den achterstand bij te werken ! En in de tweede plaats is de wederopleving van de katoencultuur meer te danken geweest aan Blanken dan aan Negers. De proef, om de Negers als gewone loonarbeiders weer aan 't werk te krijgen, is zoodanig mislukt, dat de plantage-houders ze na eenige jaren opgegeven hebben. De zwarte knecht kon niet met geld omgaan en hield, na ontvangst van zijn loon, „blauwen Maandag" totdat het weer op was. Zoo erg als in Suriname is dit leegloopen wel is
108
DE BEVRIJDING DER SLAVEN. waar niet geworden natuurlijk niet, want klimaat en omgeving waren daartoe minder gunstig — maar 't was toch erg genoeg, te meer, daar de landheeren , die, volgens J. R. H. Moore's „Industrial history of the American people", door de vrijverklaring der slaven ± 2 billioen dollars armer waren geworden, veel met geleend geld moesten werken. Ze vonden zich nu genoodzaakt, een systeem van landgebruik met aandeel in de winst te gaan invoeren, een soort van „Middeleeuwsche" hoorigheid. Elke Negerfamilie kreeg een klein stuk grond met katoen te bebouwen en mocht van de opbrengst een zeker deel voor zich behouden. Dit gelukte wat beter, maar toch moest later zelfs een man als de bekende Neger-philantroop Booker Washington toegeven, dat de Neger een slecht werkman gebleven is. „I do not mean to say", schreef hij nog in 1885 in zijn werk „Future of the American Negro", „that all skilled labour has been taken out of the Negroes hands, but I do mean to say that in no part of the South is he so strong in the matter of skilled labour as he was twenty years ago'' Indien dus de katoen-cultuur in de Vereenigde Staten in den nieuwsten tijd sterk is vooruitgegaan — en dat is ze zonder twijfel — dan moet dit vooral te danken zijn aan den arbeid van Blanke n, die in den slaventijd dit bedrijf niet hadden kunnen of willen aanvatten. De statistiek bewijst trouwens, dat hun aantal in de katoenvelden na 1865 steeds gestegen is ; voor 1860 had het ten hoogste 11% bedragen, in 1876 was het geklommen tot 40 %. Zij zijn opgetreden deels als landgebruikers, deels als landhuurders en eindelijk ook, hoe Langer hoe meer, als eigenaars van kleine katoenvelden. 1 ) Ik wil niet zeggen, dat de geregelde geoefende arbeid geheel uit handen van den Neger genomen is, maar ik zeg wel, dat hij in Been enkel deel van het Zuiden zoo geoefend meer is als twintig jaar geleden (voor den oorlog).
109
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. 't Kan dus niet geheel juist zijn, wat Dr. Blink in een beschouwing over de Economische ontwikkeling der Vereenigde Staten (Tijdschrift voor Economische Geographie, 15 Januari 1915, p. 29) beweert : „als kleine farmers komen de Negers vooruit, als arbeiders hebben zij in het Zuiden op de plantages schier onbeperkt gebied." En 't is eveneens een misverstand, wanneer de groote zakenman Andrew Carnegie schrijft in zijn lofzang in proza over „de Zegevierende Republiek": „Men vreesde, dat van de vrijheid, die dezen armen slaven zoo plotseling werd geschonken, misbruik gemaakt zou worden. De Zuidelijke slaveneigenaars, die het beste met hunne zeden bekend waren, voorzegden, als gevolg van hunne vrijheid, algemeenen lediggang, muiterij en verkwisting. Men beweerde, dat de Neger niet zonder zweep van den opzichter zou arbeiden. Geen van deze donkere voorspellingen is vervuld, elk hunner is gelogenstraft". Beide schrijvers hebben zich, gelijk zoo vele anderen, laten leiden door hunne humane wenschen ; de werkelijkheid is niet zoo rooskleurig als zij ze voorstellen. De Negers hebben zich na 1865 ontwikkeld in quantiteit meer dan verwacht was, maar in qualiteit is hun vooruitgang niet naar wensch geweest. De vrijheid heeft aan een beperkt getal uitverkorenen den prikkel gegeven om zich omhoog te werken, zoodat men ze in allerlei maatschappelijke functies en rangen aantreft, maar de groote massa heeft er nog niet voldoende gebruik van weten te maken. Geen sterveling zal daarom de slavernij terugwenschen; integendeel, elk weldenkend mensch, zoowel in de Vereenigde Staten als daarbuiten, beschouwt de Emancipatie als een van de grootste en gelukkigste maatregelen van den modernen tijd, als een succes van het Christelijk idee. Maar het blijft te betreuren, dat die Emancipatie heeft moeten gebeuren met geweld en in 110
DE BEVRIJDING DER SLAVEN. eens. Ware ze geleidelijk geschied, er zou kans geweest zijn op een gezonde ontwikkeling van de Negers en van het gansche maatschappelijk leven in het Zuiden. Ook zouden haat en wrijving tusschen Blanken en Negers niet zoo groot en zoo hardnekkig geweest zijn. Dat die nog altijd bestaan als een diepe kloof in het sociale leven der Zuidelijke Staten, is iedereen bekend. Men heeft gemeend, dat de tijd hierin vanzelf verbetering zou brengen, maar daar is tot dusver weinig van te bemerken geweest. Ja, in de laatste jaren zou men eer zeggen, dat de tegenstelling grooter, de kloof dieper wordt. De vele conflicten en gewelddaden wijzen daarop en verscheidene deskundige schrijvers geven het toe. Deze laatsten weten er ook verschillende oorzaken voor aan te wijzen. Vooreerst, zoo zeggen ze, is het omstreeks 1900 opeens duidelijker dan ooit geworden, dat de Negers zich sterker vermenigvuldigden dan de Blanken. De vermindering der immigratie in de laatste jaren der eeuw en de uitkomsten der volkstelling van 1 900 brachten dit onder ieders oogen en het gevolg was een zekere onbestemde vrees, ongunstig voor alle toenadering. In de tweede plaats had de ontluikende industrie van Alabama het blanke element juist in de voorafgaande jaren vermeerderd met duizenden arbeiders in de kolen- en ijzermijnen en in de ijzer- en staalfabrieken van Birmingham. Bij deze werklieden was de afkeer tegen het Neger-ras zeker niet kleiner dan bij de reeds aanwezige planters en farmers, en hij werd nog versterkt door economischen naijver. Er is dan ook geconstateerd, dat de bekende maatregelen tegen het Neger-kiesrecht vooral genomen zijn op aandrang van deze nieuwe fabrieks- en mijnarbeiders. Van hen komt de merkwaardige ongrondwettige eisch van geestelijke ontwikkeling, te bewijzen door een examen aangaande de constitutie. 111
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Als derde factor wordt opgegeven een bepaalde geographische verschuiving der twee rassen ; de Negers trekken langzaam maar zeker naar het Zuiden, de Blanken naar het Noorden, zoodat de Black Belt hoe langer hoe compacter wordt en de grens hoe langer hoe scherper. „Het is , zegt Leroy-Beaulieu, „alsof men te doen heeft met twee vloeistoffen van verschillende dichtheid, waarvan de eene naar beneden zakt". Eindelijk moet nog tot de verscherping van het Negervraagstuk geleid hebben een verschijnsel, dat op zichzelf niet anders dan verblijdend kan heeten : het bovengenoemde optreden van Negers in aanzienlijke betrekkingen. Het heeft menigen Yankee zeer gehinderd, dat een man als Booker Washington als hoofd van philantropische en paedagogische instellingen, als spreker en als schrijver naam maakte in de gansche wereld, en het heeft vooral groote woede verwekt, dat deze Neger indertijd door president Roosevelt aan zijne tafel genoodigd werd. Niet minder ergernis kwam tot uiting, toen dezelfde Roosevelt de vrijheid vond, om den Neger Crum te benoemen tot ontvanger der invoerrechten te Charleston. Niet enkel bij de Democraten werd hierover moord en brand geroepen, maar zelfs bij vele leden van Roosevelt's eigen Republikeinsche partij. Of men voor de Neger-kwestie ooit een goede oplossing zal vinden, is heden dus meer dan ooit een open vraag. Ze gelijkt op de Joden-kwestie in Rusland en Duitschland, ook in zooverre, dat elke Neger en zelfs elk spoor van Negerbloed dadelijk herkend wordt door het geoefend oog der anderen. Ze is aan de eene zijde scherper dan die Joden-kwestie, omdat de afstand tusschen de rassen grooter is, aan de andere zijde echter weer minder scherp, omdat de godsdienst er geen rol bij speelt. IJverige en geleerde onderzoekers, zooals b.v. Leroy112 9,
DE BEVRIJDING DER SLAVEN. Beaulieu, hebben de meening uitgesproken, dat het Negervraagstuk b ij n a onoplosbaar moet geacht worden. En ze wijzen daarbij op het feit, dat niet alleen de Negers nog meer dan vroeger geweerd worden uit de hoogste rangen van de schouwburgen en uit de beste hotels, maar dat zelfs onlangs bij een feestelijke samenkomst van veteranen uit den Burgeroorlog de Zwarte broeders apart gezet werden, gescheiden van hun strijdmakkers ! Intusschen bestaat er gelukkig nog altijd een spreekwoord, dat luidt : „bijna is nog lang niet". De tijd kan veel doen, al ziet men dat op 't oogenblik niet voor zich. En vooral in een land met democratische instellingen is op den duur veel mogelijk. Wanneer we nogmaals den blik wenden naar de Joden-kwestie en dan eens zien op ons eigen land, dan geeft dit wel e e n i g e hoop. Men vergelijke slechts ten onzent de positie der Joden in 't laatst der 1 8e eeuw met die van he en. Voor de optimisten, gelijk er nog vele zijn, zoowel onder de Blanke als de Zwarte Amerikanen, kan het niet twijfelachtig wezen, welken weg ze voor de bereiking van bun begeerde doel hebben te volgen. Ze moeten zonder ophouden arbeiden aan de beschaving en ontwikkeling der Negers en van de overheid alleen eischen, dat die daartoe de gelegenheid op alle wijzen openstelt, wat ze trouwens reeds lang bezig is te doen door oprichting en in-standhouding van talrijke Neger-scholen tot universiteiten toe. Dan kunn en mannen als Booker Washington en Crum steeds talrijker worden en met vereende krachten meewerken om hun geminacht ras een betere plaats en wat meer aanzien te bezorgen. Een groot voordeel zou het hierbij zijn, indien ze de concentratie naar zuiden tot staan konden brengen en de verspreiding der Negers en kleurlingen door de Unie konden bevorderen.
113
ACHTSTE HOOFDSTUK.
DE GROOTE TREK NAAR DE CANADEESCHE MEREN EN VERDER. „A pause — the armies wait, A million flush'd embattled conquerors wait, The world too waits ; then soft as breaking night and sure as dawn, They melt, they disappear." Walt Whitman „the Return of the Heroes".
E
EN groote oorlog is als een stormwind, die de menschenmaatschappij uiteenrukt en de individuen heinde en ver verspreidt. Nooit is dit wellicht zoo sterk gebleken en zoo goed gecontroleerd als na den Amerikaanschen Burgeroorlog. Reeds tevoren was de beweeglijkheid in het land der Yankees grooter geweest dan in eenig ander land der wereld, maar na 1865 werd dit nog gansch anders. De oorlog had honderdduizenden jonge ondernemende mannen uit hun dagelijkschen arbeid gerukt ; velen van hen hadden het leven gelaten op de slagvelden of in de hospitalen, maar meer dan een millioen stonden er bij het einde der vijandelijkheden nog in het veld, alleen aan de zijde der Noordelijken, terwij1 het getal der Zuidelijke strijders toen ook nog, met de gevangenen mee, in de honderdduizenden liep. Al deze menschen moesten in de burgermaatschappij terug, met uitzondering van een 50000 man blijvende soldaten. En dit reuzenwerk werd verricht in den tijd van zes maanden, tenminste in zooverre, dat na afloop daarvan alien ontslagen en de meesten aan den arbeid geholpen waren. 1 ) 1 ) Niet alien; men heeft o.a. aan de Canadeesche grenzen nog heelwat last gehad van zwervende benden, waaronder vooral lersche Fenians.
114
DE GROOTE TREK NAAR DE CANADEESCHE MEREN. De Zuidelijken waren eenvoudig op eerewoord vrijgelaten uit de gevangenschap en grootendeels teruggekeerd naar hunne haardsteden. Van de Noordelijken gingen er een aantal, gelijk we zagen, in de overwonnen staten de vruchten plukken van hunne zegepraal, een ander gedeelte, veel talrijker, trok naar het Westen, waar ruimte genoeg was. Hoe moesten ze daar aan den slag komen ? De Regeering zorgde voor hen op de wijze van de oude Romeinsche veldheeren, van Marius, Sulla en Caesar. Zij verschafte gratis den grond voor veteranen-akkers en steunde nog bovendien met gereedschappen en voorschotten. Voor een groot deel ging dit indirect, door middel van de spoorwegmaatschappijen, die als paddestoelen uit den grond verrezen. Aan deze lichamen gaf het Congres groote strooken land langs hunne ontworpen spoorlijnen, waarvan dan een gedeelte werd gereserveerd voor de veteranen, terwijl het overige verkocht of verpacht kon worden aan gewone landverhuizers. Een gemakkelijke en voordeelige wijze van doen, en gelukkig mag het land heeten, dat na een grooten oorlog de ruimte daarvoor heeft en de kunst verstaat om die te gebruiken 1 ). Natuurlijk is het hierbij onvermijdelijk, dat er te wild wordt te werk gegaan en dat er onbillijkheden gebeuren ten koste van de schatkist en van particulieren, maar dat is dan een betrekkelijk Bering nadeel tegenover het groote voordeel. Een nadeel, dat niet zoozeer te wijten is aan de personen, die de plannen uitvoeren, als wel aan den grooten boozen factor, den oorlog. Men mag aannemen, dat, indien de slavernij had kunnen verdwijnen zonder geweld, de trek naar 't Westen evengoed zou gekomen zijn, waarschijnlijk wat later, maar zeker veel geregelder en beter. Ook dan zouden de spoorwegmaat1) Kon het huidige Europa er maar een voorbeeld aan nemen in de uitgestrekte vlakten van Rusland
115
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. schappijen hunne „landgrants" verkregen hebben, omdat het eenvoudig niet anders mogelijk geweest ware, maar die grants zouden niet zoo wild en ongelijk zijn uitgedeeld en niet zoo ruim zijn toegemeten. Hoever men reeds tijdens en vlak na den Burgeroorlog daarmee gegaan is, wordt het best bewezen door de schenkingen aan de Union Pacific en aan de Central Pacific Railroad Companies, die respectievelijk 5 millioen en 3 millioen bunder ontvingen, dus samen bijna 2 1/2 maal de oppervlakte van Nederland ! Daartegenover kwamen latere spoorweg-maatschappijen in zeer ongunstige conditie, want de groote mildheid van het Congres in de eerste jaren leidde vanzelf tot een scherpe reactie, die in 1871 op de afschaffing van alle verdere landconcessies uitliep, nadat in 't geheel omtrent 48 millioen bunders waren uitgegeven Behalve de veteranen, die in speciale regeeringstreinen naar 't Westen vervoerd werden, dikwijls zeer ver weg, trokken na 1865 ook nog vele andere Amerikanen meer landwaarts in. Het waren meest echte Yankees uit NieuwEngeland, die weggedreven werden uit hun oude schrale gewest, omdat door den oorlog hun scheepvaart- en visscherijbedrijf veel geleden had. Wel kon de visscherij zich spoedig herstellen, te meer daar door de verdragen van 1868 en 1871 de toelating in de vischrijke Canadeesche wateren veel gemakkelijker wend dan ooit tevoren, maar scheepvaart en scheepsbouw bleven heel lang tobben. Terwij1 vOcir den oorlog de Amerikaansche koopvaardijvloot een zeer hooge plaats had ingenomen en zelfs de Engelsche naar de kroon scheen te zullen steken, leverde ze na den oorlog een droevig beeld ; de meeste schepen 1 ) Dit verschil is natuurlijk steeds merkbaar gebleven in den stand der onderscheidene spoorwegaandeelen.
116
DE GROOTE TREK NAAR DE CANADEESCHE MEREN. waren vernield of verkocht en de meeste werven moesten gesloten worden, daar de zeer hooge invoerrechten (als gevolg van den oorlog) met hun nasleep van lure materialen en hooge loonen alle herstel der oceaanvaart onmogelijk maakten. Het treffendst zag men dit aan Cornelis Vanderbilt, die in den oorlog al zijne schepen geleverd had aan de Regeering (de „Vanderbilt" zelfs gratis) en die nu van scheepvaartkoning tot spoorwegkoning werd. Wanneer er tOch nog een belangrijk getal nieuwe schepen gebouwd werd, gebeurde dit meer op de werven der Canadeesche meren dan op die van NieuwEngeland en de verdere zeekusten, zoodat ook dahrdoor nog de trek naar het Westen bevorderd werd. Ongetwijfeld hadden de kleine boeren en burgers van Nieuw-Engeland, die in zoo grooten getale den reisstaf opnamen om elders hun heil te zoeken, wel voor een deel thuis kunnen blijven en werk vinden in de snel aangroeiende industrie. Want de fabrieken van allerlei aard verrezen in Nieuw-Engeland in grooten getale, zooals steeds in een landstreek, die Naar verkeer ziet verminderen, terwijl de industrieele ontwikkeling natuurlijk nog buitengewoon begunstigd werd door de ernorme invoerrechten. Maar voor den fabrieksarbeid gevoelden de meeste Yankees geen grooten lust, al waren er fabrieken, die met hare vroegtijdige sociale maatregelen als modellen geprezen werden. Op den duur moesten de fabrikanten hunne werkkrachten hoofdzakelijk uit den vreemde betrekken. Vooral na de geweldige crisis van 1873, die evenals de Duitsche „Krach" nog door verscheidene andere schokken gevolgd werd — merle te wijten aan de groote oorlogen — werd het getal der Yankees in de weverijen, schoenfabrieken, etc., betrekkelijk nog veel kleiner en had er een nieuwe groote uittocht naar het Westen plaats. Zoo hebben zich de nakomelingen der energieke Pilgrimfathers als voortrekkers over de geheele Unie verspreid, vooral 117
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. na 1865. Hun invloed als ondernemers, farmers en in 't bijzonder ook als onderwijzers in allerlei rangen en richtingen is zoo groot geweest, dat zij in vele streken de kern der bevolking vormen. Voor zoover er in de Unie van een algemeen yolkskarakter sprake kan zijn, draagt dit vooral na 1865 het merle der Puriteinsche Yankees. in Nieuw-Engeland is de zuurdesem gevormd, die het lichaam van het Amerikaansche yolk bijna overal doordrongen heeft. De reiswegen dezer ondernemende Puriteinen straalden vanuit het Noordoosten naar alle richtingen het land in. Maar de meesten kozen toch de groote route door de poort van het Eriekanaal naar de Canadeesche meren en den Ohio, vanwaar ook reeds een belangrijk getal voortrekkers langs de nieuwe spoorwegen de Prairieen, het Groote Bekken en Californi8 bereikte. De vruchtbare vlakten tusschen den Ohio en het merengebied konden prachtige woonplaatsen aanbieden voor duizenden farmers, terwiil de gunstig gelegen steden als Cincinnati en Louisville, St. Louis en Indianapolis, Buffalo en Rochester, Cleveland en Detroit, Chicago en Millwaukee gelegenheid gaven tot allerlei industrieëele en commerciaele ondernemingen. Verderop bij den Mississippi, toen nog gerekend bij de „Far West", was de bodem eveneens nog zeer dankbaar en bleek later zelfs gemakkelijker te ontginnen wegens den geringen boomgroei. Maar voorloopig werd hij in hoofdzaak gebruikt voor de groote veeteelt 1 ). Intusschen waren het geenszins all e n Yankees, die de 1 ) Dr. Huizinga vertelt, hoe die in 1860 in Nebraska op den grooten weg naar 't Westen begonnen was. „Een karavaan was daar ingesneeuwd ; de drijvers joegen hun ossen de wildernis in, om hen daar te laten omkomen. Doch in 't voorjaar vonden ze de dieren weldoorvoed terug. Toen begon het drijven over geheel onbezet gebied, zonder eenigen particulieren eigendom. In korte jaren kwam het cowboy-type op, met zijn eigen splinternieuwe romantiek, zooals die nog in de bioscoop voortleeft. Maar omstreeks 1870 werd het prikkeldraad uitgevonden en nu werd de veeteelt stuk voor stuk ingeperkt door een proces van afsluiting („enclosure'';. Een afgrenzing van privaat grondeigendom zonder eenig recht" Begin van de groote, meer intensieve veeteelt, die het oude romantische bedrijf reeds geheel op zij gezet had, toen kolonel Cody, ,,Buffalo Bill", in 1883 zijn Wild West Show organiseerde.
118
DE GROOTE TREK NAAR DE CANADEESCHE MEREN. genoemde vruchtbare streken zoo snel in bevolking deden toenemen. Ook Europeanen wisten den weg daarheen te vinden, toen de landverhuizing na 1865 nieuwe tot dusver ongekende verhoudingen ging aannemen. Tijdens den oorlog was de emigratie in den beginne bijna geheel stopgezet en daarna langzaam weer aangegroeid, maar na den vrede was het, of de sluizen opengingen ; bij duizenden stroomden de immigranten binnen, meest nog altijd Engelschen, Ieren en Duitschers. Bij de laatsten werkten de oorlogen van 1866 en 1870 mee, vooral door de zware persoonlijke en zakelijke lasten, die Bismarck zijn yolk oplegde. In 't geheel kwamen er in de havens der Unie tusschen 1865 en '70 ruim 1 1 /2 millioen landverhuizers aan, terwijl er tusschen 1870 en '80 bijna 3 millioen geteld werden. De gelegenheid tot den overtocht moest hun nu vanuit Europa geboden worden, daar de Amerikaansche zeevaart immers zoo klein en onbeduidend was geworden. In Engeland verrezen naast de Cunard-lijn en de Imman-lijn (die 't eerst Naar Neil in de 3e-klas-passagiers gezocht had) verscheidene andere particuliere stoomvaartondernemingen ; in Duitschland breidde de Hamburg-Amerika-lijn hare vloot uit, terwijl de Nord-Deutsche Lloyd voorgoed het bedrijf der vroegere Amerikaansch-Duitsche booten overnam. In Frankrijk begon, met den steun van Napoleon III, de Compagnie Transatlantique hare geregelde diensten. In Nederland, dat sinds 1846 ook zijn deel aan landverhuizers leverde, werd pas in 1873 de N. A. S. M. opgericht. Wel is waar was het plan daartoe reeds gevormd v6Or 1850, maar men had zich nog langen tijd moeten behelpen met zeilschepen, Amerikaansche clippers en Nederlandsche driemasters, o.a. van de firma Wambersie en Crooswijk te Rotterdam, terwijl een groot deel der emigranten zijn weg nam over Engeland. De stichting eener eigen stoombootmaatschappij scheen te gewaagd, waar
119
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. reeds zooveel concurrentie bestond. En de Regeering, in den vollen koers van het laisser-faire, wilde van geen financieelen steun weten. In 1869, toen de jonge energieke Rotterdamsche cargadoor A. Plate het plan opnieuw opwierp, weigerde de Staat nogmaals de gevraagde rente-garantie. Maar in 't volgende jaar, toen de doorgraving van den Hoek van Holland schoone beloften voor de toekomst scheen te brengen, werd de groote sprong tOch gewaagd. De commanditaire vennootschap Plate, Reuchlin & Co. begon de geregelde vaart met twee stoomzeilschepen de „Maas" en de „Rotterdam", respectievelijk van 2500 en 1600 ton. In 1873 werd de onderneming omgezet in een naamlooze vennootschap, de NederlandschAmerikaansche Stoomvaartmaatschappij, die op grooter schaal en met ruimer middelen het bedrijf voortzette. Ze kon dit doen vooral door den steun van den Groningschen fabrikant W. A. Scholten. Een oogenblik scheen de zaak z66 hoopvol, dat de Amsterdammers, als altijd bezield door een ,,gepasten naijver", 66k een landverhuizersdienst wilden openen. De Koninklijke Nederlandsche Stoombootmaatschappij bestelde reeds een paar stoomschepen te New York. Maar ziet, daar kwam nog in 't zelfde jaar 1873 de groote crisis, de eerste onder de vele tegenspoeden der N. A. S. M. Zij bleef volhouden, onder de moeilijke leuze „luctor et emergo", te meer, daar ze de Amsterdamsche mededinging dadelijk weer kwijt raakte ; nog v6Ordat de Koninklijke hare nieuwe schepen in de vaart had kunnen brengen, deed ze die van de hand en dacht niet meer aan Trans-Atlantische ondernemingen. Maar de N. A. S. M. moest hard werken, om zelfs maar een deel der Nederlandsche landverhuizers te krijgen ; hare reputatie bleef nog langen tijd veel te gering, om een belangrijke rol in het algemeene vervoer te spelen. Onder de landverhuizers waren er velen, die hun bestaan
120
DE GROOTE TREK NAAR DE CANADEESCHE MEREN. zochten in de industrie van Nieuw-Engeland en Pennsylvania ; vooral ingevolge de Amerikaansche wet van 1864, waarbij aan fabrieksarbeiders vrije overtocht werd toegezegd, terug te betalen uit hun te verdienen loon. Op dit lokaas kwamen in 't bijzonder talrijke scharen van leren, wier ongelukkig eiland nog steeds geteisterd werd door de aardappelziekte en die bovendien meer dan ooit zuchtten onder de Engelsche landheeren, al hadden reeds Gladstone en de zijnen zich hun lot aangetrokken. Bij hen deed zich nu nog veel meer dan vroeger het merkwaardige sociale verschijnsel voor, dat boven reeds vermeld is. Zij, die in hun land bijna alien pachters of landarbeiders geweest waren, begaven zich in Amerika in de fabrieken, al konden ze daar niet dadelijk voor „skilled labor" gebruikt worden. Het zal hun wel gegaan zijn als de vele landlieden uit den omtrek van Steenwijk en Wolvega, die later naar Twente trokken ; de meeste volwassenen zullen alleen geschikt geweest zijn voor magazijnwerk, transport en dergelijke bezigheden, terwijl de kinder en tot den eigenlijken fabrieksarbeid konden worden opgeleid. In Nieuw-Engeland ontmoetten deze Katholieke leren de Katholieke Fransche Canadeezen, die reeds vroeger hun intocht begonnen hadden. Deze beide stroomen van werklieden, voortgaand ook na de intrekking der wet van 1864, hebben het oude karakter van het Puriteinsche land aanzienlijk veranderd, al bleven er natuurlijk de oude famili8n, evenals in Twente, de hoofdrol spelen. Ook is het beroemde type der deftige vrome werkplaats met de vaak-geschilderde halfideate verhoudingen onder deze omstandigheden heelwat gewijzigd. De bevolking der tallooze fabrieken is bont en roerig geworden, zoodat ze misschien op den duur nog beter te vergelijken is met wat wij in onze dagen gezien hebben te Gronau in Westphalen dan met de Twentsche arbeidersklasse. Immers, daar in dat Duitsche spinnerij-centrum werd evenals 121
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. in Nieuw-Engeland de ontwikkeling kunstmatig begunstigd door hooge invoerrechten. Zoo zag men dan door de Iersche en andere immigratie na den Burgeroorlog de leegte aanvullen, die in Nieuw-Engeland ontstaan was. De golf naar 't Westen werd gevolgd door een grootere golf vanuit het Oosten over den Oceaan. Dit was tot voordeel voor de industrie, die zich steeds bleef uitbreiden, al was het met heftige schokken, maar 't was tot nadeel van het gehalte der bevolking. Na 1865 begonnen in Nieuw-Engeland de klachten over maatschappelijke onrust en de pogingen, om met steeds strenger wetten de deugd te bewaren. Dergelijke klachten kon men ook hooren in New York, al maakten ze er wegens vroegere bekendheid met vreemdsoortige elementen niet zooveel indruk. Zelfs in het oude Quakerland Pennsylvania kon de maatschappij de nieuwe arbeidersstroomen niet gemakkelijk meer verwerken, noch te Philadelphia, noch in het achterland. En in Virginia werd eveneens geklaagd, dat de bevolking er steeds meer afstak tegenover die der staten Tennessee en Kentucky, waarheen voortdurend de beste elementen afvloeiden. Intusschen lieten zich natuurlijk lang niet alle immigranten gebruiken, om de fabrieken en werkplaatsen van de Oostelijke staten te vullen. Zelfs onder de leren waren er velen, die doortrokken naar de steden van de Ohio en de Canadeesche meren, om daar hun loopbaan te beginnen als schoenpoetsers, pakjesdragers, huisknechts enz. De Engelsche immigranten bleven natuurlijk veel minder aan de kust zitten dan de leren ; zij verspreidden zich zelfs dadelijk zeer ver naar het Westen, volgden a.h.w. de stamverwante Yankees op den voet. In de streek der Canadeesche meren en daarachter beproefden zij, meest met eenig kapitaal en veel energie, hun geluk zoowel in den landbouw als in
122
DE GROOTE TREK NAAR DE CANADEESCHE MEREN. handel en industrie. Nog beter kolonisten toonden zich, gelijk overal, de Sc h o t t e n, als farmers tot in de Prairieen en als industrieêelen in de steden. Wat deze kinderen van het ruwe Noorden vermochten, bewijst, naast de algemeen bekende levensgeschiedenis van Carnegie, o.a. ook de minder bekende loopbaan van Al ex a n d e r Mit c h ell van Aberdeen, den spoorwegkoning van Milwaukee en Wisconsin. De Duitschers vormden reeds in de eerste jaren van 1865 een groot contingent van de immigranten, maar ze bleven toch nog vrijwat achter bij de Britten van Engeland en Schotland. Eerst na 1880 gingen zij het gezamelijke aantal van dezen overtreffen. Van hen vooral kan men zeggen, dat zij bij voorkeur de streek der groote meren opzochten en ze kregen er een goeden naam als rustige, ijverige werkers. Op den duur werden ze in de staten Ohio, Indiana en Illinois, Michigan en Wisconsin, en -clan ook in Missouri, Iowa en Minnesota tot een belangrijk deel der bevolking. De groote meerderheid zocht haar bestaan in het landbouwbedrijf, maar natuurlijk kwam er ook een aantal in de steden terecht, waar ze van alles aanpakten, loch misschien wel het meest uitmuntten in de bierbouwerij, getuige de algemeen bekende reuzenfirma Busch to St. Louis. De Duitschers behielden den naam, dat ze bijzonder snel hunne nationaliteit afwierpen, maar dit was toch na 1870 minder waar dan tevoren. Duitsche scholen en kerken, dagbladen en tijdschriften werden vooral in de merenstreek veel talrijker, al waren ze naar den zin der Clauvinisten in het „Grosse Vaterland" nog lang niet voldoende 1 ). De N e d erl a n d er s, vooral afkomstig van de zandstreken in het Oosten en Zuiden, volgden meest het spoor der Duitschers en werden als ,,Dutchman" niet zelden met hen 1) Tiidens den wereldoorlog is wel gebleken, dat van de „negen millioen" Duitschers slechts een kleine minderheid was voor „Kaiser and Vaterland".
123
DE GESCH1EDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. vereenzelvigd. Zij hielden aan taal en gewoonten zeker niet sterker vast dan de uitwijkelingen uit het land van Bismarck ; alleen in Michigan bleef onder de strenge Calvinisten o.a. van de steden Holland en Zeeland, Overijsel en de Graafschap, het verlangen naar Nederlandsche predikanten en onderwijzers levendig. Als kolonisten waren de Hollanders steeds zeer gezien, waarbij de oude sympathie voor de gastheeren der Pilgrimfathers medewerkte. Skandinaviers kwamen er in de eerste vijftien jaren na den Burgeroorlog nog niet veel ; hun emigratie begon pas met kracht omstreeks 1880. En wat eindelijk de Franschen en Belgen betreft, die zijn altijd weinig talrijk gebleven. „De Franschman", zegt Carnegie in zijn „Glorious Democracy", „ijvert niet voor verwisseling van vaderland. Het is zeer in het voordeel van Amerika, dat het toch nog driehonderdduizend van deze Galliers, die zich zoo noode verplaatsen, tot zich heeft getrokken. Het getal is z66 Bering, dat hun invloed op het nationale karakter niet antlers dan onbeduidend zijn kan. Zij zijn de koks en de epicuristen der wereld, en Amerika mag hun wel dankbaar zijn voor den standaard door de „Delmonicos" de Fransche restauraties der voornaamste steden gehandhaafd. Geen land heeft dit op lateren tijd duidelijker ondervonden dan het onderhavige, want terwiji God het de levensmiddelen zond, kwamen de koks van elders herwaarts. Vroeger kwamen zij niet uit Frankrijk en stonden evenmin onder Franschen invloed. Zelfs nu nog is ten westen van Chicago de keuken allerellendigst, maar dank zij den Franschman, verbeteren die toestanden meer en meer. Niettegenstaande de natuur aan Beene natie zulk eene verscheidenheid in voedsel heeft gegeven als aan de onze, bestaat er geen beschaafd yolk, dat slechter op de hoogte is van de kookkunst". Deze woorden van iemand, die het weten kan, werden
124
DE GROOTE TREK NAAR DE CANADEESCHE MEREN. geschreven kort na 1880 en door den oud-Nederlandschen Amerikaan Siclen vertaald. Ze gelden in hoofdzaak nog altijd. De Franschen zijn als vertegenwoordigers van goeden smaak en beschaafde vormen in de steden der Unie verspreid, loch op het platteland zijn ze zeldzaam to vinden. Waar Franschsprekenden in grooten getale bijeen zijn, zooals in NieuwEngeland en Louisiana, daar zijn het de afstammelingen der oude kolonisten uit den tijd van Nieuw-Frankrijk. Het veelbelovende gebied der groote meren nam intusschen door de boven-geschetste volksverhuizingen na 1865 snel in bevolking toe. Het werd de korenschuur en de slachtplaats bij uitnemendheid en verzond zijne voedingsmiddelen over een groot deel der Unie, zelfs reeds over den oceaan naar het oude Europa. De schepen, die de landverhuizers overgebracht hadden, vulden hunne ruimen voor den terugtocht met mais en tarwe, vleesch en spek, vet en huiden en gingen op den duur daarmee de Europeesche markten overstroomen. Merkwaardig was het nu, dat in deze landbouwstreek van het Midden-Westen de steden nog veel sterker groeiden dan het platteland, zoodat de volksophoopingen er bijna evenzeer voorkwamen als aan de kust. Chicago groeide veel sneller dan zijn staat Illinois, Detroit overtrof in wasdom zijn staat Michigan. Indianapolis nam veel meer toe dan de staat Indiana, welks middelpunt het was, Cleveland zag meer toestrooming dan het platteland van zijn staat Ohio, Millwaukee overtrof daarin zijn staat Wisconsin. Het eerst vertoonde zich deze snelle wasdom in de oudere steden als Buffalo, Cincinnati en St. Louis, maar weldra kreeg Chicago den grooten trek. Deze wonderstad aan den zuidwestelijken oever van het Michigan-meer, in 1850 reeds, na de opening van het Illinoispicanaal, tot een graanmarkt van beteekenis geworden, begon na den oorlog als
125
DE GESCHIEDENIS VAN HET A MERIKAANSCHE VOLK. slachtplaats sterk te concurreeren met de oude „Porcopolis" Cincinnati en groeide die stad weldra over het hoofd. Tusschen 1860 en 1870 werd zijne bevolking verdriedubbeld en bereikte het getal van 300000 zielen. Met verrassende snelheid verrezen de huizen uit den grond, vele van hout en roomkleurige baksteen, sommige ook al van mariner uit de onuitputtelijke steengroeven der prairie.
Chicago ± 1830.
In den haast had men echter vergeten voor goede fundeering te zorgen, wat in den weeken, moerassigen bodem bijna tot een catastrophe geleid had. De grond aan de monding der Chicago-rivier was niet z66 slecht als die van Amsterdam, maar wel zoo bedriegelijk als die van Petersburg, waarmee Chicago dikwijls vergeleken is. Een stevige ophooging, zooals Peter de Groote bij den eersten aanleg zijner hoofstad door de Russische boeren had laten maken, was ginds verzuimd ; zij moest achterna worden
126
DE GROOTE TREK NAAR DE CANADEESCHE MEREN. aangebracht, wilde men niet gansche straten zien verzinken in den grond. De Raad der stad besloot, met echt-Amerikaansche energie, dit reuzenwerk te ondernemen. Onder een aantal groote en kleine gebouwen werden roosters aangebracht en nu rezen ze door middel van hydraulische persen zoo langzaam en gevaarloos omhoog, dat de zaken daarbinnen rustig door konden gaan Panden tot een gewicht van 25000 ton zijn zoodoende tot een hoogte van tien voet opgelicht, terwij1 de grond eronder stevig werd aangevuld. In denzelfden tijd werd op even grandiose wijze voorzien in de behoefte aan goed drinkwater, waarnaar de sterk aangroeiende bevolking snakte, zich behelpend met regenwater en troebel, vervuild rivier- en meerwater. Besloten werd, om volgens het plan van een Duitsch ingenieur, een tunnel te maken onder den bodem van het Michigan-meer, uitkomende op een plaats, waar tengevolge der diepte niet anders dan koel, zuiver water kon binnenstroomen. Door machines werd het vandaar opgezogen en gebracht tot boven in de huizen, waaronder toenmaals nog geen „sky-scrapers" waren. Meteen zorgde men voor verwijdering van het voile bovenwater van het meer, door het kanaal naar de Illinois zoo diep uit te graven, dwars door de waterscheiding, dat er een doorgaande stroom ontstond naar het zuiden. Sindsdien is deze waterweg een rivier geworden, die het vuil meeneemt en dan in haar loop gezuiverd wordt door zonlicht en plantengroei. Zoo was Chicago in 1870, hoewel geen mooie, dan toch een groote en gezonde stad geworden, gereed om aan nieuwe duizenden een behoorlijke woning te bieden. Maar op den 9 en October van dat jaar ontstond, naar men zegt door de schuld van een koe, die een petroleumlamp omtrapte, een brand, zoo geweldig als maar zelden voorgekomen is. De vele houten huizen gaven gemakkelijke gelegenheid tot snelle uitbreiding, ja zelfs de straten met haar plaveisel van geteerde 1 27
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. houten blokken en plankjes hielpen de vlammen bij haar vreeselijken wedloop. Een felle wind blies het vuur over de rivier, waar de houten bruggen vlam vatten, en zelfs in de haven, waar vele schepen aangetast werden. De brandweer stond machteloos, daar ook het gebouw der waterleiding in vuur stond ; kruitontploffingen, die in wanhoop beproefd werden, baatten niet, daar de vlammen over de gemaakte gaten heensprongen. Toen de havenwijk aan het meer in de asch was gelegd, draaide de wind in eens om en joeg de vuurzee naar 't zuiden de stad weer in. Nu moesten de overige wijken het ontgelden, waar de houten huizen nog meer regel waren. Zes en dertig uur woedde de brand ; toen ging de wind liggen, een fade regen daalde neer en maakte een einde aan de verwoesting. Toen men de rekening opmaakte, kwam men in ronde getallen tot 300 millioen dollars schade, terwiji het aantal verloren menschenlevens meeviel. Het grootste en beste deel der stad was een puinhoop ; van alle pakhuizen en haveninrichtingen, waaronder toen reeds reusachtige silo's met elevators behoord hadden, was niets meer over. Assurantie kon bij niemand de schade dekken, want zelfs de beste maatschappijen waren niet in staat, meer dan 10 uit te betalen. De bewoners waren geschokt, maar niet terneergeslagen. Hun energie had nooit schooner gelegenheid gehad om zich te doen gelden, en ze liet zich waarlijk niet onbetuigd. Binnen eenige jaren herrees de stad uit de asch en daarna ging de groei weer door met grooter kracht dan ooit tevoren. Reeds in 1 875 werd Chicago de eerste graan-, vee-, vleesch- en houtmarkt der wereld genoemd ; en bij de volkstelling van 1 880 bleek haar inwonertal reeds boven de 500000 gestegen te zijn. Ze had toen ook St. Louis overtroffen en gold voor de derde stad der Unie. Alleen de omzet van graan en meel werd destijds al berekend op 60 millioen H.L. per jaar. De
128
DE GROOTE TREK NAAR DE CANADEESCHE MEREN. korenpakhuizen besloegen een gansche wijk en boden ruimte voor 5 a 6 millioen H.L. „Iedere minuut", zegt Carnegie, „stierven er dertien varkens voor de menschheid, dag en nacht doorgerekend". Bovendien kwamen er per jaar ongeveer 2 millioen runderen en 1 millioen schapen ter slachtbank. Fabrieken waren er verrezen van geweldigen omvang, niet enkel slachterijen, houtzagerijen en meeifabrieken, maar ook de grootste werkplaatsen van gansch Amerika voor spoorwegmaterieel. Deze laatste konden, volgens Carnegie, in een jaar reeds spoorstaven genoeg maken, om een lichten stalen band om de aarde te gordelen. De bevolking bestond toenmaals voor een kwart uit geboren Yankees en voor een ander vierdedeel uit Duitschers of kinderen van Duitschers. De overeenkomst met Petersburg was nog iets grooter geworden dan voorheen, want door de verbetering der waterwegen was het reeds mogelijk, met kleine zeeschepen over de Sint-Laurens en de meren te komen behalve in den vrij langen winter. Wonderbaarlijk klinkt het verhaal, dat er in die dagen nog een man leefde, die den tijd gekend had, dat men ,,het gansche vuile moeras" voor een paar oude laarzen kon koopen. Nog merkwaardiger is het, dat er destijds ook kundige schrijvers waren, die Chicago met zijn eindelooze rechte straten een m o oie stad noemden, ten minste „een der schoonste steden van Amerika." Later is de bewondering voor den steeds toenemenden groei nog gestegen, maar van schoonheid spreekt niemand meer 1), en evenmin van gezelligheid. Een ander voorbeeld van snellen groei leverde Detroit, op de plaats van het oude Fransche fort tusschen de meren Erie en Michigan. Het vermeerderde tusschen 1865 en 1880 van 50 tot 116 duizend inwoners. Cleveland aan het Erie-meer zelf kwam in dezen tijd van 50 duizend op 160 duizend, Millwaukee aan de westzijde 1)
Behalve dan voor den waterkant, die pier toch, evenals te Rotterdam veel vergoedt.
129
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. van het Michigan-meer rees van 25 op 72 duizend. Indianapolis verdubbelde zijn bevolking en liep naar de 80 duizend. Zelfs de zoogenaamde tweelingsteden aan den Mississippi, St. Paul en Minneapolis in Minnesota, in 1865 nog kleine landstadjes, kwamen in 1880 al dicht bij de 50000 inwoners. Maar genoeg van de cijfers ! Het wordt tijd, om de vraag te stellen, waarom de steden in deze landbouwstreek zoo spoedig groat geworden zijn. Is het, dat de landeigenaars hun verblijf in de steden zochten, gelijk men veel ziet in de Po-vlakte ? Zeker niet : de boerenkolonisten, die veelal wat kapitaal meebrachten en den grond op gemakkelijke voorwaarden meest binnen eenige jaren in eigendom verwierven, bleven wonen te midden van hunne akkers. Immers, de koop van groote stukken grond op speculatie, die vroeger zooveel kwaad had gesticht, was sinds 1841 voorgoed afgeschaft. De pre-emption-act van dat jaar had algemeen voorgeschreven, dat de grond pas te koop was voor dengene, die er zich had neergezet er zich een „home" had gesticht. Juist in de jaren van 1860 tot '80 was het aantal dezer eigen boerderijen verbazend toegenomen en dan vooral in de merenstaten. In 1880, toen voor eerst bij de volkstelling met ernst op het grondgebruik gelet werd, bleek het, dat slechts een vierdedeel der hoeven door huurders werd bewoond, en dat was nog grootendeels in het Zuiden. Gaven dan wellicht steenkolenbeddingen en andere mijnvelden aanleiding tot het samentrekken van duizenden ondernemers en arbeiders op enkele plekken ? Ook dat niet. Er werden wel is waar steenkolen gevonden in Illinois en, metalen bij het Bovenmeer en in Michigan, maar de steenkolen leverden nog geen bijzonder groote opbrengsten en de ijzer- en koperertsen werden toen nog niet krachtig ontgonnen. Eigenlijke fabrieks- en mijnsteden waren er niet onder de genoemde plaatsen. 130
DE GROOTE TREK NAAR DE CANADEESCHE MEREN. De hoofdoorzaak zal wel gelegen hebben in de landbouwmachines en in de verkeersmiddelen. Natuurlijke, maatschappelijke en politieke toestanden werkten mede, om zoowel de landbouwwerktuigen als de stoombooten en spoorwegen hier veelvuldig te maken. De breede, maagdelijke, vruchtbare vlakten en heuvelstreken lokten uit tot de vorming van groote farms, 1) de schaarsheid der werkkrachten en de hooge invoerrechten dreven de loonen geducht op, zoodat eigenlijk Been Boer kon werken zonder machines. Men zag hier allerhande ploeg-, zaai-, maai- en dorschwerktuigen, lang voordat daaraan in Nederland gedacht werd. De verlegenheid dreef de geestkracht der uitvinders aan, zoodat telkens nieuwe patenten voor landbouwwerktuigen gevraagd werden. Zoo kon een betrekkelijk gering getal plattelandsbewoners groote massa's produceeren, al ging het op ruwe wijze. De spoorwegen, die in deze landstreek zonder veel moeite konden gelegd worden, gaven gelegenheid, de producten snel of te voeren, liefst naar de oevers der groote meren, waar ze den waterweg bereikten. Bij de enorme capaciteit en de groote snelheid dezer vervoermiddelen konden er niet, als b.v. ten onzent, vele kleine marktplaatsen ontstaan, maar vloeide alles samen op enkele van de beste punten. Daar moesten dan geweldige hoeveelheden worden overgeladen, gefinancierd en verwerkt, zoodat er arbeid kwam voor duizenden. En daar de landbouwers, door den snellen en voordeeligen afzet van zulke quantums, meest spoedig tot welvaart kwamen, kregen zij, niettegenstaande hun betrekkelijk gering aantal, ook groote behoeften, die wederom vanuit de weinige steden moesten bevredigd worden. Wanneer men nu nog bedenkt, dat tien steden van 50000 inwoners meer aantrekking uitoefenen dan honderd stadjes van 1 0000 zielen, vooral op 1) I n 1880 waren de boerderiien in Amerika gemiddeld biina zevenmaal zoo groot als in Frankrijk.
131
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. binnenkomende landverhuizers, dan is hiermee het verschijnsel van den snellen groei der bovengenoemde plaatsen vrijwel verklaard. De aanleg der spoorwegen blijft onder alle factoren wel de voornaamste. Juist de jaren na 1865 zijn in dezen bijzonder merkwaardig geweest. Men leefde bijna voortdurend in de zoogenaamde spoorwegkoorts, die beter een g r o e i k r a m p mocht heeten : tallooze maatschappijen verrezen allerwege en wisten met verlokkende prospectussen het Amerikaansche en vooral het Europeesche kapitaal te lokken. leder jaar werden Brie- tot vijfduizend K.M. aan nieuwe lijnen gelegd, dus ongeveer zooveel als ons gansche tegenwoordige Nederlandsche net van spoor- en tramwegen bedraagt. Van die nieuwe lijnen kreeg de streek bij de Meren steeds Naar behoorlijk aandeel. Evenals vroeger ging alles uit van particuliere ondernemers, op den duur zelfs met veel minder officieelen steun dan voorheen, daar immers na 1871 geen landgrants meer werden uitgegeven. Bekend onder de spoorwegmannen van de merenstreek werd vooral de bovengenoemde Schot Alexander Mitchell te Millwaukee, die omstreeks 1835 als knaap uit Aberdeen was gekomen. Carnegie, die hem goed gekend heeft, prijst hem met de volgende karakteristieke woorden : „Hem valt een fiere onderscheiding ten deel, waarvan niemand hem kan berooven, want men kan in de geschiedenis van het menschdom nauwelijks verwachten, dat eene ontwikkeling van stoffelijke hulpbronnen, welke het ook zijn moge, het Amerikaansche spoorwegstelsel kan evenaren. Alexander Mitchell heeft meer mijlen spoorweg gelegd dan eenig mensch, die geleefd heeft, nu leeft of nog leven zal. Hij ondernam het werk te Millwaukee, als president van den Millwaukee en St. Paul-spoorweg, een betrekking, die hij nu nog bekleedt (d.w.z. omstreeks 1883). Het is nauwelijks noodig bier
132
DE GROOTE TREK NAAR DE CANADEESCHE MEREN. bij te voegen, dat de genoemde Mitchell niet verzuimd heeft, een goed aandeel van dit reusachtig eigendom te verkrijgen, want men heeft ondervonden, dat hij een Schot is. Toen wij twee jaar geleden met onze Schotsche gasten te Chicago kwamen, vonden wij zijn eigen waggon — een grooter hotel dan eenige salonwagen — op onze bevelen wachtend. De conducteur zeide ons, dat hem was opgedragen ons te brengen waarheen wij wilden, elken trein te doen stoppen of te laten vertrekken geheel naar onzen wensch en als wij ten laatste zijne diensten niet verder verlangden, ons met zijn waggon naar Miliwaukee te brengen. Wij brachten menigen dag in dien waggon door, bezochten St. Paul in het noorden en Davenport in het westen ; wij reden over geen enkele mijl van den spoorweg, die niet door dien Schotschen jongen was gebouwd en waar zijn woord niet als wet gold. De heer Mitchell is een der twaalf rijkste menschen van de wereld, een man, waarop Aberdeen en Schotland trotsch • • f mogen In Amerika leeft men snel. Heden, veertig jaren nadat Carnegie het bovenstaande schreef, is Mitchell's naam verdrongen door die van verschillende andere spoorwegkoningen, die aan Carnegie zeker evengoed bekend zullen geweest zijn. Maar dit neemt van Mitchell's verdienste niets weg. 't Was billijk, dat hij bier een plaats vond, als een der groote pioniers van het land bij den Boven-Mississippi. Hij heeft mee den weg gebaand voor de talrijke Yankees, Engelschen, Schotten, Duitschers en vooral Sk an dina viers, die omstreeks 1880 over Chicago en Millwaukee de breede vlakten tusschen Michigan-meer en Missouri binnentrokken en de staten Wisconsin en Minnesota deden groeien. De Skandinaviers, gewend aan ruw klimaat en schralen bodem, waren mede van de eersten, die in de twee Dakota's den Missouri bereikten.
133
NEGENDE HOOFDSTUK.
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. Come, my tan-faced childern, Follow well in order, get your weapons ready, Have you your pistols ? Have you your sharp-edged axes ? Pioneers, o pioneers 1 Walt Whitman.
OEN de Burgeroorlog begon, was er tusschen den Mississippi en de kustvlakten van den Grooten Oceaan nog een eindelooze dorre woestenij. In de westelijke Prairien, in het Rotsgebergte en in het Groote Bekken was het rijk bijna geheel aan de zwervende Indianen, waarvan de Sioux, de Comanchen en de Apachen door de romans van Aimard een bijzondere beruchtheid verkregen hadden. Alleen in het zuiden en oosten der Prairieën had de blanke man reeds de overhand verkregen ; in Missouri allereerst, dan ook in een deel van Nebraska, Kansas en Arkansas. Gezeten landbouwers waren onder deze voortrekkers nog niet zeer veel ; de meesten waren half zwervend, als veefokkers en jagers, vormden economisch een overgang tusschen Yankees en Roodhuiden. In 't zuiden, bij de Golf van Mexico, hadden de katoenplanters hun rijk verder uitgebreid, zij 't ook nog niet als geheel rustige kolonisten ; zij zwierven niet gelijk de herders, maar zij dreven toch maar al to vaak hunne slavenkudden van het eene land naar het andere, steeds verder westelijk den maagdelijken bodem ontginnend en uitmergelend. In Texas hadden de Zuidelijke katoenplanters en de Noordelijke veefokkers elkaar reeds vOOr 1835 ontmoet en samen de „Republiek der Enkele Ster" gesticht, die in
T
134
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. 1 845 zich, als laatste slavenstaat, bij de Unie had aangesloten. Tusschen Texas en Kansas was kort daarop het In dian en-t erritorium uitgebakend, het groote concentratiekamp, waar de armzalige overblijfselen der eens zoo trotsche „Roode mannen" van het Oosten bijeengejaagd waren. Tusschen deze streken en California waren slechts zeer weinig blanke kolonisten of zelfs avonturiers te vinden. Aan den voet van het Rotsgebergte lag bij de samenvloeiing van Zuid-Platte en Cherry-Creek de goudgraversstad Den v e r, een nieuwe, nog bandelooze kolonie, diep in de eenzaamheid, als heden Klondike, niet anders bereikbaar dan te paard of per wagen door de gansche breedte der Prairiedn. In 't Groote Bekken, ver westelijk tegen de Sierra Nevada, hadden zich eveneens goudgravers laten lokken door de schatten van „der aerde geheymen schoot"; zij waren meest uit California gekomen en wel in zoo grooten getale, dat hun territory Nevada reeds in 1864 als staat was toegelaten. Deze bevordering, die in Amerika, gelijk men weet, kan plaats hebben bij een inwonertal van 60000 zielen, was door het Congres besloten onder den drang der oorlogsnoodzakelijkheid, maar eigenlijk tegen den zin der Oostelijke staten. Nevada, dat sinds 1864 gelijk iedere andere staat, twee afgevaardigden in den Senaat kan zenden, is dan ook eigenlijk nooit voor vol aangezien en heeft tot op den huidigen dag den minachtenden titel van „rotten bourough" behouden, daar het nooit tot gezonde ontwikkeling is kunnen komen. Wat meer oostelijk, aan den voet van het Wasatch.gebergte, lag sedert 1846 de merkwaardige kolonie der Mor m one n. Deze Blanken met hunne onwettige polygame instellingen waren tegelijk met de Oostelijke Indianen naar het Westen gedreven. In 1846 hadden zij vanuit Michigan den moeilijken tocht door de Prairie8n en over het Rotsgebergte 135
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. ondernomen, weg van „de vleeschpotten van Egypte" naar „het land Kanadn''. Bij het Wasatch-gebergte hadden ze hunne Jordaan gevonden, afstroomend in hun Doode Zee, het Groote Zoutmeer. Dit water was evenzeer zonder leven als de Syrische Doode Zee, maar in de Jordaan vonden ze goed helder water en daar stichtten ze hun Nieuwe Jeruzalem, de Groote-Zoutmeerstad. Een onvergankelijk gedenkteeken van hun zegenrijken arbeid, hoezeer hunne vijanden het mochten smaden als een „modern Sodom en Gomorra". De Mormonen hebben in hun Kanasn, dat geenszins een land was overvloeiende van melk en honing, het groote voorbeeld gegeven voor de irrigatie, dat later in het gansche Westen is nagevolgd. Een irrigatie, waardoor het dorre terrein bij het Zoutmeer voor een belangrijk deal is omgetooverd in welige korenvelden en lachende boomgaarden, zooals het eigenlijke Kanaän ze misschien nog krijgen zal. Nieuw was deze arbeid natuurlijk niet ; men had immers sinds de oudste tijden bevloeiingswerken gekend in Egypte en Mesopotamie. Maar bier, op de hoogvlakten van Amerika's Westen, was hij toch nooit beproefd. Wellicht hadden de Mormonen den impuls ertoe gekregen uit hun Heilige Schrift, die ze ijveriger lazen dan eenige andere sekte. Maar hun verdienste wordt er niet minder om. Zij hebben evenzeer recht op den dank der menschheid als de Pilgrimfathers, die de eerste opening maakten in de wouden van Nieuw-Engeland. Van de andere zijde moet men wel oppassen, zich het resultaat van hun arbeid al te groot voor te stellen. Dan zou men vervallen in dezelfde fout, die zoo vaak begaan wordt tegenover de beroemde streken van het Morgenland : Egypte, Mesopotamia en ook Kanadn zelf. Zulke landen van weinig of Been regen kunnen nooit vergeleken worden met „moderne korenschuren" als de streek der Canadeesche meren en de
136
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. oostelijke Prairieën of met „rijstschuren" als China en Java. Tot aan den Burgeroorlog werden de Mormonen in hunne nieuwe woonplaatsen vrijwel met rust gelaten. De arm der wet was niet lang genoeg, om hen in dezen eenzamen uithoek te bereiken. En er was bovendien zooveel antlers te doen ! Wel zweefden er sinds lang plannen in de lucht voor een grooten overlandspoorweg, maar die maakten geen voortgang. Ongelooflijk vroeg, in 1834, had reeds een verziende Yankee zulk een project opgeworpen, toen het gansche land nog geen 1000 K.M. spoorlijn bezat en het Westen nog onder Mexico hehoorde ! Het had tot niets geleid, maar — merkwaardig en hoopvol teeken — het was toch niet uitgelachen. Na 1848 had men tal van nieuwe plannen hooren opperen en verdedigen, dock de uitvoering was, niettegenstaande den aandrang uit Californie, afgestuit op de groote bezwaren van het terrein en den afstand. De oorlog deed eindelijk den knoop doorhakken. De oorlogsnoodzaak, zoo dikwijls een bron van de ergste ellende, werd hier de prikkel tot het ondernemen van een der grootste wonderwerken van den modernen tijd. California dreigde namelijk het voorbeeld der Zuidelijken te volgen en zich 66k of te scheiden van de Unie. Niet om de kwestie der slavernij natuurlijk, maar om de verwaarloozing zijner belangen. „Wij worden behandeld alsof we niet meetellen", klaagden de kolonisten van het goudland, „men last ons tobben achter steppen en woestenijen. Wij willen een behoorlijke verbinding." De regeering van Lincoln, genoodzaakt om alle krachten der vrije staten aan zich te binden, sloeg nu met ijver de hand aan 't werk. Niet, dat ze zelf tot spoorwegaanleg overging — dit was immers tegen alle tradities en werd door weinigen gewenscht— maar ze deed, wat ten onzent juisttevoren verworpen
137
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK.
was ; ze hood groote subsidies aan dengeen, die de koe bij de horens zou vatten. Hierop werden twee maatschappijen gevormd, de Union Pacific Railroad Cy en de Central Pacific Railroad Cy. De eerste zou den weg aanleggen door de Prairieën en over het Rotsgebergte naar het Groote Zoutmeer, van Omaha aan de Missouri naar Ogden in Utah. Zij kreeg van het Congres, gelijk wij reeds boven aanstipten, een landgrant aan weerszijden van de to bouwen spoorlijn ten bedrage van 5 millioen H.A., dus 1 1 /2 X Nederland ! De andere moest vanuit California beginnen en over de Sierra Nevada het Zoutmeer bereiken. Zij verwierf ruim 3 millioen H.A. grond. Bovendien sprong de Regeering nog bij met geld. In 1862 werd het werk aan beide zijden aangevangen, nu met Amerikaanschen spoed. En binnen zeven jaren was het voltooid, Dit scheen nog een betrekkelijk Lange tijd, vooral in de oogen der heetgebakerde Californie&s, maar het w a s inderdaad buitengewoon haastig. 1) Immers, in die zeven jaar werd een spoorweg aangelegd van 2500 K.M. over een terrein vol moeilijkheden. Twee hooge woeste bergketens moesten worden gepasseerd op plaatsen van meer dan 2500 M. pashoogte en verder ging de weg over een lengte van 1800 K.M. door een deel van het Groote Bekken, dat nergens lager was dan 1300 M. (de hoogte van den Brennerpas). Op dit gedeelte had men ontzettenden last van stof en van sneeuwstormen, zoodat over aanzienlijke afstanden beschermende tunnels moesten gebouwd worden, de zoogenaamde snow-sheeds. Zonder deze zou het verkeer in den winter niet hebben kunnen doorgaan. Den 1 O en Mei 1869 werd onder groote feestelijkheden de verbinding tusschen Central- en Union-pacific-railway tot 1 ) Niet zoo haastig wel is waar ais de aanleg van den Moermanspoorweg (1400 K.M. door de onherbergzame streken van Noord-Rusland) in onze dagen. Maar die geschiedde dan ook in dwangarbeid en kostte duizenden menschenlevens1
138
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. stand gebracht. Generaal Grant, kort tevoren tot president gekozen, mocht dit vredeswerk na den grooten oorlog inwijden ; hij sloeg den laatsten klinknagel (van Calif orn is ch gou d) en dadelijk daarop werd het heugelijk feit van de verbinding der twee oceanen naar alle hoeken der Unie en naar de overige beschaafde wereld getelegrafeerd. Hiermee was voorloopig de rein van New York naar San Francisco teruggebracht tot een tocht van zeven dagen en zeven nachten, d. i. tot denzelfden tijd, dien George Washington in 1 774 had noodig gehad om van New York naar Boston te komen. Wel is het jaar 1869 een merkwaardig tijdstip geweest in de geschiedenis van het wereldverkeer. Immers ongeveer tegelijk met de eerste Pacific-lijn werd ook het Suez-kanaal geopend, zoodat „de Reis om de Wereld in tachtig dagen" mogelijk werd, waarmee de befaamde Philias Phogg zijn denkbeeldige weddenschap kon winnen, al kon hij op de nieuwe Amerikaansche lijn lang niet de gemakken en de vlugheid vinden, die men er heden kept. Hij kon ook vanuit Amerika reeds zijiie vrienden inlichten omtrent zijn welzijn, want kort vO6r 1869 was de eerste telegraaf kabel door den Atlantischen oceaan gelegd. Voor de Mormonen was de merkwaardige plechtigheid te Ogden in hun „Kanadn" geenszins een feest. Zij zagen met smart, hoe de „ongeloovigen'', de „gentiles'', hen nu in grooten getale kwamen opzoeken in hunne eenzaamheid en hen bedreigden met de onvermijdelijke opheffing van hun veelvoudige huisgezinnen, die zij in eer en deugd meenden te bezitten, op het heilige voorbeeld van Vader Abraham. Wegtrekken als vroeger was niet meer mogelijk, behalve naar Mexico, waar werkelijk een deel van hen, bij Chihuahua een nieuwe kolonie gesticht heeft in een even dorre streek, levende volgens de oude instellingen. De groote meerderheid moest, in Utah blij vend, tot het enkelvoudig huwelijk overgaan ; 139
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. zij deed dat echter niet zonder verzet, ook zelfs nadat, op verlangen van den „profeet" Brigham Y o u n g, de zaak v6Or het Hooggerechtshof gebracht was, en tegen zijn wensch was beslist. In den vervolge zijn nog verscheidene familiehoofden in de gevangenis gezet en we zouden nog niet eens gaarne beweren, dat daarni de oude zeden geheel verdwenen zijn. Toen Brigham Young in 1877 stierf, nadat hij juist veertig jaren president der kerk, profeet en alleenheerscher over zijn yolk geweest was, wend ten minste nog openlijk getuigd, dat hij t w a alf weduwen naliet, benevens zestien zonen en acht en twintig dochteren. Dr. H. P. N. Muller, die tijdens den Zuid-Afrikaanschen oorlog op zijn moedige propaganda-reis ook den staat Utah bezocht, vond dit opgeteekend in een hem geschonken boekje „Pictures and Biographies of Brigham Young and his Wives", terwijl hij in het adresboek van Salt Lake City c.a. meer dan 5 1/2 bladzijden aantrof, gewijd aan de opsomming der namen en woonplaatsen van Young's nageslacht. De talrijke moeilijkheden met de Regeering hebben bewerkt, dat Utah pas in 1896 tot staat verheven is, terwijl het in 1870 reeds ver boven de vereischte 60000 inwoners was uitgekomen. Intusschen hebben de Mormonen met ongeschokten ijver voortgewerkt aan de ontwikkeling van hun land, zoowel op industrieel als op agrarisch gebied. Dicht bevolkt is het nooit geworden en zal het ook nooit worden (het behoort nog heden tot de vijf minst bewoonde staten en telt nog geen 2 zielen op de KM 2 ) maar 't is en blijft toch een wonder van menschelijke energie. Door de ,.ongeloovigen" zijn er ook, gelijk in alle Westelijke staten, schatten in den bodem ondekt en ontgonnen, eerst goud en toen koper. Zij wekten den tegenzin der Mormonen, die van „het Louden Kalr en de „Koperen Slang" spraken, maar hebben tot de ontwikkeling toch het hunne bijgedragen.
140
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. Bovendien is Ogden na 1869 langzamerhand een belangrijk centrum van verkeer geworden door de spoorlijnen near Noord en Zuid, terwijl het Groote Zoutmeer als natuurwonder de aandacht van menigen toerist getrokken heeft, die ging genieten van het bijzondere vermaak, om in de badplaatsen aan den oever te gaan liggen drijven op het zware, van zout verzadigde water. De Union- en Central Pacific-lijnen, die Utah aan het wereldverkeer verbonden, brachten ook eenig nieuw levee in Nebraska en vooral in California. Het eerstgenoemde landschap, gelegen aan en bij de oevers der Nebraska of Platterivier, kreeg vrijwat beteekenis door uitbreiding van landbouw en veeteelt. De stad Omaha aan de Missouri, die in 1860 slechts 1800 inwoners telde en in 1880 reeds ruim 30000, gaf er een beeld van ; zij werd op den duur vooral bekend als nieuwe mededingster op 't gebied der groote slachterijen, nadat de koeltechniek of bevrieskunde was uitgevonden. Als landbouwmarkt had ze minder succes ; de prairie bleek hier toch te droog, om zulke oogsten te geven als verder oostelijk in Iowa en Minnesota. Na 1880 heeft Omaha zelfs een tijd van afneming gekend. Wyoming, de streek in en bij het Rotsgebergte, waar de spoorweg eveneens dwars doorheen getrokken was (hoewel enkel door het zuidelijk deel), profiteerde er voorloopig minder van ; het telde in 1880 nog maar é e n mensch op de tw aalf vierkante K.M. En dat niettegenstaande de ontdekking van belangrijke petroleumbronnen en koperertslagen ! Later is het echter, door de ontginning van steenkolen, naast de uitbreiding der petroleumindustrie, beter geworden, zoodat zijne bevolking tegenwoordig zelfs zevenmaal zoo talrijk is als in 1880. Toch staat het, wat kolonisatie betreft, nog in de achterste rij maar — het geniet een roem, die wellicht eenig is in de wereld: het kent geen armoede. 141
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Nevada, de „rotten-bourough" aan de andere zijde van Utah, is door de komst der locomotief zoo goed als niets verbeterd : het bleef na 1869 dezelfde eenzame dorre woestenij als tevoren, vlak, kaal en eentonig. Negen tiende van den grond bleek tot dusver geheel onbruikbaar, en men heeft door irrigatie en alle verdere hulpmiddelen nog niet meer dan 1 /2 % van den bodem tot behoorlijke bouwland weten te maken. Eigenlijk is het steeds beheerscht gebleven door het grillig toeval der goud- en zilvervondsten ; hiermee ging alles, ook het bevolkingscijfer op en neer. De oude „steden'', als Reno bij den Truckee-pas en Virginia City bij het eens zoo befaamde Comstock-Lode-goudrif, schrompelden mettertijd ineen ; andere als Goldfield en Ely schoten elders als paddestoelen weer op, in het bijzonder in den allernieuwsten tijd. In 1890 telde men in Nevada 0,08 bewoner op 1 vierkante K.M., in 1900 was dit verminderd tot beneden 0,06, zegge zes honderdsten van een mensch, terwijl de volkstelling van 1910 het ongehoorde cijfer van twaalf honderdsten bracht en die van 1920 nog weer 6 % minder aantoonde, Nevada is en blijft een sprekend voorbeeld van de waarheid, dat het ongelukkig is, van goud alleen te moeten leven. Calif ornie is van dit lot verschoond gebleven, meer misschien dan eenig ander goudland. Toen de spoorweg van 1869 geopend werd, waren de rijke tijden der eerste goudontdekkingen reeds Lang voorbij. Men was zelfs juist toen in een sterke depressie, zoodat menig avonturier het land al weer verlaten had. Maar men had zich zooveel te meer toegelegd op andere bronnen van bestaan, vooral op landbouw en tuinbouw. De rivieren van de Sierra Nevada boden een prachtige gelegenheid om de Californische laagvlakte te bevloeien, veel gemakkelijker dan b.v. de stroomen van Utah. Vooral in het noordelijk deel, bij de Sacramento, was rijkelijke toevloed van water ; in 't zuiden, in het dal der San Joaquin, 142
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. waar de bergstroomen in schilderachtige watervallen naar beneden stortten longs de steile wanden van het Yosemitedal en andere prachtige rotspartijen, werd de vochtigheid wel minder, maar toch was ook daar met kunstwerken nog veel te beret en. In 1869 werd de streek bij de Sacramento reeds de tuin van California genoemd, maar later is er het akker- en tuinland nog zeer uitgebreid. Ook het weiland. Merkwaardig is vooral, wat daar verricht werd door Nederlandsche kennis en vlijt. Een Hollander, Mr. P. J. van Löb en Sel s, nam er het initiatief tot een belangrijke b e d ij kin g, een der mooiste in de Vereenigde Staten. Hij had gezien, dat tegenover de droge streken op eenigen afstand van de rivier, die irrigatie noodig hadden, andere landerijen stonden vlak bij de oevers, die telkens last kregen van overstrooming. Hiervoor werd het Hollandsche dijk- en poldersysteem toegepast, waardoor het landschap er een Hollandsch voorkomen gekregen heeft, behalve dat de typische molenwieken ontbreken. Immers, de windkracht kon hier niet voldoen ; en het was niet moeilijk, zich te voorzien van electrische drijfkracht, daar de rivieren in den omtrek sterk en waterrijk genoeg waren, om die te leveren. Toen Dr. H. P. N. Muller in 1902 deze streken bezocht, was de oudste polder, de polder „Vorden'', genoemd naar de geboorteplaats van Mr. van Löben Sels, nog van stoombemaling voorzien. Hij vertelt ervan, op zijn bekende onderhoudende wijze, als volgt : Op mijn weg naar het Zuiden moest ik eerst, ingevolge de vriendelijke uitnoodiging van mijn landgenoot Mr. P. J. van Löben Sels, den grooten polder Vorden in oogenschouw goon nemen, lien hij op Hollandsche wijze heeft drooggemaakt, naar zijne geboorteplaats gedoopt en die nu het Californische landbouwbedrijf op groote school vertoont. Wij 143
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. overnachtten in de liefelijke hoofdstad van California, Sacramento, dat weder in zijn State-House het Kapitool te Washington heeft nagebootst en door de helder gekleurde bloemen langs de beboomde straten een twin gelijkt, met huizen bestrooid. In de club wend mij de sjouwer van de Express-Company, die mijn grooten troffer van den wagen naar boven droeg, aangekondigd als „this gentleman" ; ook de vrouwelijke dienstboden, zeldzaam in California, noemen er zich ladies. Mijn handkoffer moest ik al reeds Lang zelf dragen en ik heb ook verder op mijne refs door de Vereenigde Saten nooit iemand aan de stations gezien, die zich daarmee belastte. De polder van den beer Van Löben Sels ligt een paar uur rijdens van Sacramento aan de rivier van denzelfden naam. Een Hollandsch landschap omgeeft ons, laag, geheel effen, veel water, veel dijkjes. Een heel klein posthuisje wijst den naam aan van de nederzetting. Dan bevinden wij ons in de ranch, de boerderij van den genoemden vroegeren Nederlandschen consul. Niet minder dan 4000 bunders omvat zij. Dit jaar bedraagt de oogst, alleen van spergels — het woord onzer voorouders voor asperges — 40000 dollars of een ton gouds aan waarde. Japanners zijn bezig die uit den grond te steken in koortsachtigen haast, want nauwelijks hebben zij de te voorschijn gekomen stelen afgesneden, of op dezelfde rij piepen er weer andere uit den grond. De maatschappij , welke dezen spergeloogst voor vijf jaren vooruit heeft gekocht, bezit hier een groote loods, waar dozijnen Chineezen de spergels dadelijk koken en in blikken verpakken, die van hier naar het Oosten en naar Engeland verzonden worden, de eenige landen, waar men den hoogen prijs voor deze uitstekende soort wil betalen. De winst gaat intusschen grootendeels in de handen der daglooners over, die goed gebruik weten te maken van hun in den oogsttijd
144
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. overal in California te gering aantal en dan minstens twee en meer dollars per dag verdienen. Ofschoon verschillende soorten van gewassen hier in zelfs voor Californi8 ongewone mate gedijen, zie ik toch bloeiende vruchtboomen omkappen, omdat de aankweeking van hunne vruchten door de groote kosten geen voordeel meer oplevert. Op wetenschappelijke wijze, met een afzonderlijke boekhouding voor elk voortbrengsel, bestuurt een jonge Hollander, de heer Jongeneel, deze ranch. Groote stukken zijn onder-verhuurd aan Hollandsche en Friesche boeren, en ook paarden en vee worden er aangekweekt. Amerikanen werken hier eveneens, en zwijgend zetten arbeiders van den meest verschillenden landaard zich aan den krachtigen disch, waaraan een Chineesche kok hen en ook ons vereenigt. Den nacht brengen wij door in een groot stoomgemaal, dat op Hollandsche wijze den waterstand in den polder op het gewenschte pail houdt. In tegenstelling met de indijking door Amerikanen, minder geslaagd, zijn ook de dijken, die het rivierwater keeren, volgens de oudvaderlandsche methode uitstekend aangelegd." Prof. Niermeyer, die tien jaar later dezelfde polderstreek bezocht, werd o. a. getroffen door het feit, dat men ginds op vele plaatsen dezelfde fouten gemaakt had als in vroegere tijden bij ons, dat men namelijk de dijken te dicht bij de rivier had gelegd. Hieruit is dan weer te zien, hoe kwaad het verwaarloozen van historische studien is. Hoe het zij, het zou zeker van belang zijn voor de Vereenigde Staten, indien men het Californische voorbeeld, zonder de fouten, eenigszins algemeen ging volgen. Hierbij zou voor onze ingenieurs nog veel te doen zijn, want de moerassige streken, geschikt tot inpoldering, zijn er nog legio ; men vindt ze zelfs onder den rook van New York 1 ). De gronden in de vallei der San Joaquin zijn later in 1)
Bij den Mississippi is trouwens een reuzenplan in uitvoering.
145
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. ontginning gekomen dan die van het noordelijk deel der Californische vlakte. Ook clharvan weet men in Nederland mee te praten ; het zijn o.a. de streken van Merced en Fr e s n o, waarheen indertijd zoovele Nederlanders gelokt zijn door den welbespraakten grondspeculant Nijgh. Hun werd voorgespiegeld, dat ze daar rijk konden worden door de teelt van ooft en zuidvruchten, die „er ging als vanzelf, automatisch, zoodat men niet eens vakman behoefde te zijn, om te slagen." Dat het „paradijs van Fresno en Merced" bijna Been regen kende, evenals de streek, waar het paradijs van Adam en Eva gezocht wordt, werd niet medegedeeld. De goedgeloovige emigranten, wier aardrijkskundige kennis, ook al hadden ze, wat niet zeldzaam was, middelbare scholen of gymnasia bezocht, niet vender reikte dan tot een flauwe voorstelling der kaart, stonden dus in den regel smartelijk verbaasd, als ze bij aankomst bemerkten, dat de gekochte „vruchtbare landerijen" een nog Border voorkomen hadden dan de Drentsche heidevelden. En wanneer zij daarover hunne verbazing te kennen gaven, dan was het antwoord : „de grond is best, maar ge moet u eerst van water voorzien." D i t was meestal de waarheid, en wie geld genoeg had, om de onkosten der irrigatie te dragen en dan nog een tijd van afwachting door te komen, had eenige kans op een goede toekomst, mits hij niet al te zeer leek in den ooftbouw was. Sommigen is het werkelijk goed gelukt, „door den zuren appel heen te bijten" en later mee te genieten van de heerlijke oogsten der Californische appels, peren, pruimen en zuidvruchten, die heden in de gansche wereld bekend zijn. Zij vormen met hunne families de Nederlandsche kolonie van Fresno en omgeving. Maar vele andere zijn jammerlijk verongelukt. Nadat zij hun meegebrachte geld hadden besteed aan de watervoorziening en de verdere voorbereidende werkzaamheden — indien
146
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. het ten minste niet reeds diárvoor te kort schoot stonden zij hulpeloos, arm, zonder kapitaal en zonder kennis, tegenover een stuk grond, dat niet eens altijd goed was. Waar die alien gebleven zijn, weet niemand. Een aantal is teruggekeerd in het vaderland en heeft daar den naam der onderneming nog veel meer berucht gemaakt dan hij verdiende ; de overigen zullen wel een heenkomen gezocht hebben in Amerika-zelf, waar bij eenige energie en eenig weerstandsvermogen toch altijd w a t te vinden is, hoe hard en fel de strijd om het bestaan er wezen moge. Licht is er wel meer dan een van deze teleurgestelden terecht gekomen op het mooie terrein van Mr. van Löben Sels. Schitterend is zonder twijfel de ontwikkeling van het Californische land- en tuinbouwbedrijf na 1 869 geweest, aantrekkelijker en regelmatiger dan die van de goudexploitatie. Op vele plekken van dit Amerikaansche „Westiand" zijn aanplantingen ontstaan, zoo mooi als men in ons Westland nog niet kan droomen. Zelfs in 't verre Zuiden, waar vroeger niets antlers dan dorre vlakten en hellingen te zien waren, kan het oog nu genieten van prachtige boomgaarden, veelkleurige bloemenvelden en reusachtige wijnstokken. In de kuststreek bij Santa Barbara en vender zuidelijk bij Los Angeles zijn duizenden oranjeboomen geplant, die sinaasappels leveren, zooals men ze aan de Riviera te vergeefs zal zoeken. „Van den spoorweg tusschen Monterey en Los Angeles gebruik te maken", zegt Dr. Muller, „is een lust voor de oogen. Wij houden stil aan een aantal stationnetjes met Spaansche en Engelsche namen, waar de lage, houten villaachtige woninkjes zich verschuilen achter een overdaad van bloemen. Nergens zag ik een land, waar de natuur zoo vrijgevig, zoo verkwistend is met bloemen. Het land geurt ervan. Wij stoomen hier voorbij uitgestrekte aanplantingen van navel-sinaasappels. Het landschap lijkt ééri reusachtige twin".
147
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. California heeft, naast zijn natuurwonderen van de Yosemitevallei en de Mariposa Grove, zijne wonderen van menschelijke vlijt en menschelijken ondernemingsgeest verkregen. Maar toch is California nog g eenszins een dichtbebouwd en dichtbevolkt land geworden. De gansche oppervlakte van zijn werkelijk productief bouwland („improved land", zooals de officieele term der statistieken luidt) bedroeg in 1910 nog niet meer dan 11 1 /3 millioen acres of ruim 4 1 /2 millioen H.A., d.i. ongeveer 1 1/4 maal de grootte van Nederland, terwijl de staat California toch minstens elf maal de oppervlakte van Nederland bezit. Tegenover een werkelijken landbouwstaat als Illinois maakte California dan ook in 1910 nog een vrij pover figuur : Illinois prijkte destijds met een cijfer van 28 millioen acres „improved land", terwijl het slechts de derdepart van California's oppervlakte bezit. In bevolking kan California dan ook nog met geen enkelen staat beoosten den Mississippi concurreeren, behalve eenigszins met Florida. Het heeft nog steeds geen 9 inwoners per K.M. 2 kunnen bereiken (terwijl onze provincie Drente er ruim 60 bezit, zonder steden als San Francisco en Los Angeles te kennen). Evenwel is het in den jongsten tijd sterk aan t groeien geweest, vooral in het zonnige zuiden. Immers in 1910 bezat het nog nauwelijks een dichtheid van 5. Een golvende korenzee of een doorgaande vruchtentuin zal het land nooit worden, zelfs niet in de verbeelding van geestdriftige reizigers, die per sneltrein er door vliegen, tenzij ze heel dikwijls en lang gaan slapen in de mollige coupekussens, en dan nog op vooraf vastgestelde tijden. Immers er zijn groote terreinen, die no oit lets kunnen worden, in de eerste plaats de Mohawe-woestijn, die als scherpe tegenstelling op twee uren sporens beoosten Los Angeles begint. Tegenover ons Westland — om daar nog even op terug heeft California groote voordeelen van klimaat. te komen '
148
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. De geweldige kosten en zorgen van glasbedekking, kassen, „warenhuizen" etc. komen er dan ook veel minder voor, terwijl de lasten der bevloeiing in den regel wel niet veel hooger zullen zijn dan onze polderlasten, en de condities van grondbezit en -gebruik zeker niet moeilijker dan de Westlandsche ; integendeel. De verkrijging der werkkrachten brengt echter groote lasten mee, zonder twijfel veel meer dan in 't Westland, maar de voornaamste hindernis voor nog sneller ontwikkeling zal toch wel de ligging zijn, ver van de dichtbevolkte streken der wereld. De afstanden naar Chicago en New York zijn te groot, om van die naar Europa en Oost-Azi6 niet eens te spreken. In dit opzicht is een vergelijking met ons Westland nauwelijks mogelijk. De Californische cultuur is en blijft belemmerd door het groote bezwaar van den afzet. Toch is hierin reeds verwonderlijk veel gepresteerd na 1869, en de toekomst zal nog wel andere Bingen doen zien. Reeds heeft de groei der Westersche steden Los Angeles en Seattle naast lien van San Francisco 1) den afzet in eigen land veel gemakkelijker gemaakt. Voor onze ervaren en welgeziene kweekers is het, gelijk wij zagen, reeds meermalen een vraag van belang geweest, of zij in California niet een breeder en rijker toekomst konden vinden dan hier. De teleurstellingen van Fresno hebben menigeen afgeschrikt (te veel natuurlijk) en daarna hebben de gouden jaren der twintigste eeuw den lust tot trekken ingetoomd. Maar na den wereldoorlog zou Licht de bedoelde vraag weer kunnen rijzen, zoowel bij onze tuinders en fruittelers als bij onze bloemisten. Ze behooren dan niet alleen aan Californie te denken, lang niet, maar ze zullen toch wellicht nergens meer welkom zijn en nergens mooier en 1 ) Los Angeles telde in 1920 reeds 577000 inwoners, had dus San Francisco (met 501000) al ver overvleugeld. Seattle, hoewel 20 KM lang, stond nog een eind achter met zijn 377000 inwoners.
149
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. aangenamer klimaat vinden. Een bijzondere studie der natuurlijke en maatschappelijke verhoudingen zou dan intusschen wel vooraf molten gaan ; misschien heeft onze regeering daaraan reeds gedacht bij hare royale deelneming aan de tentoonstelling van San Francisco. Een ruime plaats zou California ook waarschijnlijk nog wel bieden voor goede wijnbouwers uit Frankrijk of Duitschland, Zwitserland of Italie. Immers, de wijnstok groeit er sedert Lang uitstekend, maar het produkt, de Calif ornische wijn, heeft nog Been hooge plaats verworven. Zelfs als tafelwijn wordt hij in Amerika nog niet bijzonder gewaardeerd. Wellicht zou er, met veel ijver en veel geduld, wat van te makers zijn, evengoed als van de zuidvruchten. Sedert de opening van den eersten Pacific-spoorweg is natuurlijk ook het verkeer in California in een gansch ander stadium gekomen, niettegenstaande de groote afstanden. San Francisco werd het westelijke doorgangshuis, een verkleinde afspiegeling van New York, maar zeker in zijn soort nag onrustiger en bonter van volkstypen. Hier ontmoetten elkaar alle rassen van het Oosten en 't Westen, en ze vonden er, beter dan in New York, een klimaat, dat alien paste. Door de Gouden Poort kwamen er Maleiers van Polynesie en India, Mongolen van Achter-Azie ; van het Oosten over den nieuwen spoorweg werden er dagelijks meer Yankees en Europeanen aangebracht, kooplieden en handelsreizigers, en de eerste globe-trotters begonnen er door te trekken op hun reizen om de wereld. Maar ook handelswaren zochten er hunnen weg naar Oost en West ; weldra kwamen zelfs de eerste partijen Chineesche zijde en thee, om langs een gansch nieuwe route niet enkel de oostelijke havens der Unie, maar ook zelfs de Europeesche markten te bereiken. De bevolking steeg tusschen 1870 en 1880 van 150000 op 250000 inwoners, terwij1 ze later wat langzamer bleef 150
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. groeien tot ruim 500000 in 1920. Alleen de Chineezen deden op den duur niet meer mee aan deze toestrooming, omdat hun immigratie eerst beperkt en later (in 1884) geheel verboden werd. Daarvoor kwamen, tegen het einde der eeuw, de Japanners voor 't eerst in vrij grooten getale ; zij lieten zich, vooral na hun militaire successes, niet zoo gemakkelijk terugdringen. Terwijl in 1900 hun aantal in Californie nog maar ruim 10000 bedroeg, werd het twintig jaar later reeds op meer dan 100000 geteld. Geen wonder, dat in de nieuwe eeuw de moeilijkheden begonnen zijn, in geheel Californie, maar vooral in San Francisco, waar men hen niet kon weren, maar hun allerlei last bezorgde, b.v. door de weigering van toelating op de openbare scholen. San Francisco heeft, evenals Amsterdam in de 17 eeuw, zijn wasdom willen vereeuwigen door een monumentaal stadhuis, dat inderdaad een imposant gebouw geworden is, te mooi, naar men zeide, voor een stadsbestuur, waarin nog altijd iets van de zeden der oude goudgravers te bespeuren viel. Op den duur is dit stadsbestuur toch ten deele nog solieder gebleken dan zijn raadhuis ; immers, hoewel dit bouwwerk van 3 millioen dollars enkel uit ijzer en steen was samengesteld om tegen aardbevingen bestand te zijn, is het toch door de bekende ramp van 1906 grootendeels vernield. Het stadsbestuur is na de groote aardbeving veel in de algemeene achting gestegen door de energie, waarmee het bij de herbouwing optrad ; de bezoekers der wonderbaarlijke tentoonstelling van 1915 hebben het kunnen aanschouwen, hoe de overheid met de particulieren samen de stall als een phenix hebben doen herrijzen en er nog een tweede tijdelijke wonderstad naast hebben gebouwd. Wel een bewijs van levenskracht (vooral in tegenstelling met het rampzalige Messina). San Francisco moet nog een mooie toekomst hebben, ook al heeft het Los Angeles en Seattle als mededingers .
151
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. aan den Grooten Oceaan gekregen, al is het zelfs door de gezamelijke havens van den Puget Sound reeds overtroffen in scheepvaartbeweging. Aan spoorwegen heeft men het, na de opening van de Pacific-lijn van 1 869 , in California niet laten ontbreken. Vooral de lijnen naar het Zuiden, naar Los Angeles, zijn in de gansche wereld bekend geworden door de vrijgevigheid van haren aanlegger, den spoorwegkoning L e la n d-S tanf or d. Deze rijkaard heeft namelijk, op twee uren sporen van de staatsuniversiteit van Berkeley, een particuliere hoogeschool gesticht ter herinnering aan zijn jong gestorven eenigen zoon. De Leland-Stanford-universiteit is gebouwd als een kleine tuinstad bij Pablo Alto ; de talrijke college-gebouwen, laboratoriên, musea en de woningen voor professoren, mannelijke en vrouwelijke studenten staan er verspreid in een fraai park, te midden van eiken, palmen en bloemen. De instelling heeft aan de familie Leland-Stanford reeds meer dan 1 00 millioen gulden gekost. Er zijn al veel critische bezoekers geweest, ook Nederlanders, die zich gedrongen voelden, in hun reisbeschrijvingen van „bluf, aanstellerij en boetedoening" te spreken, maar ze zullen toch willen toegeven, dat een rijke man zijn geld op minder nuttige wijze had kunnen besteden. Het ware te wenschen, dat onze financieele geluksvogels, het voorbeeld van Leland-Stanford en zijne vele Amerikaansche mede-Maecaenassen wat meer gingen volgen ! Een groot bezwaar bij de bediening der Californische spoorwegen en ook bij die der stoomvaart op den Grooten Oceaan was langen tijd de schaarste en dus de duurte der steenkolen. Daarin is nu een gelukkige verandering gekomen sedert de ontdekking der rijke petroleumbronnen bij Los Angeles. Niet dadelijk evenwel. In den beginne scheen deze aardolie niets dan teleurstelling te geven, want hij bevatte
152
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. bijna geen lampolie. Maar de nood, die vindingrijk maakt, bracht de ondernemers tot proeven met het stoken op locomotieven ; toen die, na eenige moeite, schitterend slaagden, wend de olie de algemeene brandstof. Weldra zag men bijna geen treinmachine, geen stoomboot, geen fabrieksoven meer zonder brandolie. De Amerikaansche marine ging de nieuwe vinding toepassen op hare schepen en vond navolging bij de anderen. Sinds het begin der 20e eeuw staat California in het teeken .der petroleumbronnen. Los Angeles profiteerde er het meest van : het groeide in tien jaar van 1 00000 tot over de 300000 inwoners (1910), en in het volgende decennium zelfs tot bijna 600000 ; zoodat het de volkrijkste stad is geworden van de gansche Westhelft der vereenigde Staten. Men zou zich intusschen zeer vergissen, door te meenen, dat deze koningin van het Zuid-Californische paradijs door de olie een stinkende, vuile industriestad geworden was, een steeds verder uitvloeiende olievlek. Integendeel, het is een van de aangenaamste plaatsen der wereld gebleven, ruim gebouwd, ver uiteengelegen, een aaneenschakeling van tuinsteden met ruime pleinen en straten, de huizen verscholen in groen en bloemen. Middenin ligt de oude Spaansche kern als een verroeste antiquiteit, en zeer ver naar buiten staan de boortorens verspreid met pijpleidingen voor de raffinaderijen. De bezoeker merkt hier niet eens veel van ; hij ziet Los Angeles nog voornamelijk als de stad der bloemen en der vruchtentuinen en als de woonplaats van vele rijke Amerikanen, die er hunne villa's van alle soort bezitten, om te genieten van het heerlijke klimaat. Idyllisch is California gebleven nadat het gekomen is in het groote verkeer, ja, het is dat nog meer geworden dan voorheen, getuige o.a. de heerlijke stichting te Point Loma, waar Madame Tinley Naar beroemde opvoedings-instituut deed verrijzen met Grieksche bouwwerken onder Grieksche luchten.
153
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. California kwam op door het goud ; daarna werd het een landbouwstaat van beteekenis, doorgangsland van den eersten rang en tevens de eerste petroleumstaat van de gansche Unie. Maar het bleef ook steeds een goudland. Heden speelt het goud er zelfs weer een voorname rol. In de 20e eeuw is California wederom het eerste goudl and van de Groote Republiek geworden, ook indien men het territorium Aljaska meerekent met zijne nieuwe, trouwens reeds veel verlaten goudvelden van Klondike 1 ). In 1881, ruim tien jaar na de opening der eerste Pacificlijn, werd een tweede transcontinentale spoorweg voltooid, de Z u i d-P a cif i c. Hij verbond het net van Texas met dat van Zuid-Californie en bracht een directe communicatie tusschen New Orleans en Los Angeles, gaf dus tevens een nieuwe gelegenheid, om van New York en de andere Atlantische havens in een grooten bong San Francisco to beret en. Zijn aanleg was zeker niet gemakkelijker dan die van de allereerste groote lijn, maar maakte natuurlijk minder indruk. Hij doorsneed de prairieen van Texas en de dorre hoogvlakten van Nieuw-Mexico en Arizona. Texas, de grootste der staten, uitgestrekter dan geheel Duitschland, zag er zijne bevolking niet sneller door groeien, doch wel eenigzins veranderen van samenstelling ; het Blanke element kreeg er een groote meerderheid. In verband hiermede nam zijn veestapel in de eerste jaren sterk toe ; rundvee en schapen werden er in 1890 bijna 60 % meer geteld dan in 1880 en de uitstekende paarden vermenigvuldigden zich eveneens sterk. Later heeft de ontwikkeling van Texas een 1) I n 1920 bracht California nog voor 14,3 millioen dollars op, Aljaska slechts voor 7 millioen, zoodat dit zelfs door den Staat Colorado bijna was ingehaald Echter was California rinds 1910 weer achteruit gegaan, hoewel niet zoo sterk als Aljaska; de opbrengsten waren toen reap. 215 en 26 millioen dollars geweest.
154
DE ONTGINNING. VAN HET WILDE WESTEN. andere richting genomen ; terwijl de veeteelt ongeveer stationair bleef in de wijde vlakten en de katoenbouw in 't Zuiden langzaam vooruitging, kwam een nieuw bedrijf kolonisten trekken van andere soort. Dallas en Fort Worth, vroeger gansch onbekende plaatsen, werden wereldberoemd om hunne petroleumbronnen, die een bijzondere plaats innamen tusschen de oude achteruitgaande lampoliebronnen van Pennsylvania en de nieuwe rijke brandolieputten van California. Zij leverden zoowel het eene als het andere en zien nog dagelijks hunne productie toenemen. Langs Dallas en Fort Worth is intusschen een nieuwe spoorweg aangelegd, die van Vicksburg aan den Mississippi naar El Paso aan den ZuidPacific voert. El Paso is van ouds de poort van het woeste, dorre N i e u w-M exic o, het land der halfbeschaafde Moki's en der Wilde Apachen. Dit land werd door den Zuid-Pacific eigenlijk voor 't eerst behoorlijk toegankelijk, en de Apachen hebben de gevolgen ondervonden. Door eenige bloedige en lastige expedities is aan hun rooversbedrijf een einde gemaakt : de soldaten der Unie hebben hen vervolgd tot in hunne uiterste schuilhoeken in de holen van het Rotsgebergte. Hun laatste wanhopige strijd werd er gestreden juist in den tijd, dat de Parijsche politie hare gevaarlijke ondernemingen uitvoerde tegen de „forten" der achterbuurten, en daarmee werd hun naam voortgeplant naar de „stall des lichts", waar hij sedert meer genoemd is dan in Amerika. Toch bleef Nieuw-Mexico nog lang een onbeduidend territory met een onrustige bevolking, een land van Mexicaansche en andere avonturiers. Zelfs vlak langs den spoorweg ging het slechts langzaam vooruit, omdat er weinig to irrigeeren was. Eerst in den nieuwsten tijd heeft de ontdekking van rijke kolenvelden er meer geregeld Leven gebracht, vooral langs den nieuwen spoorweg, die van St. Louis naar Santa-Fe 155
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. voert en dan westelijk naar Los Angeles. Ook zijn er kolossale stuwdammen gelegd in de Rio Grande del Norte. Toch heeft de reiziger over den Zuid-Pacific er nog altijd een meer dan eentonige reis en kan niet nalaten, om v66r en na het welkome oponthoud te El Paso weg te duiken in de zachte kussens. Nieuw-Mexico, hoewel sinds lang veel meer
Wolfi, een van de versterkte pueblos (steden) der Moki's in Arizona.
bevolkt dan Nevada en Wyoming, heeft pas in 1912 den rang van staat verkregen. Ariz on a, het land met den schoonklinkenden maar weinig belovenden naam, was vóór 1880 nog meer afgelegen dan Nieuw-Mexico en telde op zijne uitgestrekte kale vlakten niet meer dan 40000 inwoners, die ieder gemiddeld ruim 700 H.A. ter beschikking hadden. Het land bleef in minachting, nog lang nadat de Zuid-Pacific er doorheen
156
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. getrokken was. Maar toen de bovengenoemde lijn van Santa-Fe naar Los Angeles den weg baande tot de natuurwonderen van den Grand Canon en de versteende wouden der hoogvlakte, kreeg het groot aanzien bij de toeristen. En toen wat later de rijke koperertslagen werden ontdekt, ging zijn reputatie door de gansche handelswereld. Sedert den aanvang der 20e eeuw is zijn blanke bevolking meer dan verdubbeld ; het is het e e r s t e k op e r l a n d van den aardbol geworden, uitstekend boven Montana, dat nog bij menigeen als zoodanig bekend staat. In 1910, tegelijk met Nieuw-Mexico, is Arizona tot staat verheven, toen het ruim 200000 zielen telde. Niettegenstaande eenige groote irrigatiewerken is het een onvruchtbaar land gebleven, in 't Westen overgaand in de Mohawe-woestijn, waardoor de Zuid-Pacific het paradijs van Los Angeles bereikt. Twee jaar na de ontsluiting dezer Zuidelijke hooglanden werd in het Noorden de stalen band door het Rotsgebergte voltooid. Het was de N orthern-Pa cif lc, die van Fort Bismarck aan de Missouri naar Portland aan de Columbia voerde en dus een directe verbinding bracht van New York en Chicago naar Oregon en Washington. Het was juist in den tijd, dat Dakota zooveel landverhuizers trok : Schotten, Duitschers en in 't bijzonder Skandinaviers, die niet terugschrokken voor dit land van den noordenwind, waar de thermometer kan dalen tot 44° Fahrenheit onder nul ! Een aantal van hen waagde het zelfs, zich na 1883 neer to zetten langs den nieuwen spoorweg bewesten den Missouri, maar ze vonden daar in den regel naast het ruwe klimaat ook nog een minder goeden bodem, al waren deze zoogenaamde „bad-lands " niet geheel onvruchtbaar zooals de zandstuivingen van westelijk Kansas en Nebraska. Men kon in de „bad-lands
157
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. wel vee houden, loch met zbOveel bezwaren en zoo weinig voordeel, dat menigeen er reeds lang zijne hoeve weer verlaten heeft. Hier en daar zijn dan streken met ruines achtergebleven, tragischer en doodscher dan het doode woestijngebied, sterk afstekend tegen de lachende tarwevelden, die beöosten den Missouri de roem van Dakota zijn geworden. De „steden" hebben in deze noordelijke streken niet veel groeikracht getoond, ook al kwamen ze te verrijzen aan den grooten Noord-Pacific ; het karakter van boerenland is bier veel meer bewaard gebleven dan in de buurt der groote meren, waar de plaatsen als Chicago en Millwaukee aldoor sterk in bevolking zijn toegenomen. Bismarck, de poort van het Noordwesten, is zelfs heel klein gebleven en ver overtroffen door Fargo, dat toch nog nauwelijks 15000 zielen telt ! In Zuid-Dakota is Sioux Fall City tot een dergelijk landstadje van 15000 inwoners aangegroeid, dat in zijn vermaarden vredeseik de herinnering bewaart aan bloedigen strijd tegen een der wildste Indianenvolken. Te verwonderen is trouwens die trage groei niet ; immers, al is het tarwegebied groot en rijk, het kan niet veel stedelingen voeden. Het product, de tarwe, vraagt weinig verwerking ; hoogstens moet het g e male n worden. En 't is heel niet noodig, dat de fabrieken daarvoor in de buurt zijn ; de tarwe is immers zoo gemakkelijk te be waren en te vervoeren. Daarom heeft men in de streek zelf niet anders noodig dan transportstations, terwijl het werk van het malen geconcentreerd wordt in de groote molenstad Minneapolis met hare goedkoope waterkracht. Vanuit Dakota moest de Noord-Pacific een weg zoeken door de woeste bergstreken van Montan a. Daar werd met smart op hem gewacht door de voortrekkers, die reeds sedert meer dan twintig jaar door de ontdekking van goud- en
158
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. zilveraderen naar het onherbergzame oord gelokt waren. Zij beleefden juist een moeilijken tijd, want de goudvondsten waren sinds 1867, toen zij niet minder dan 15 millioen dollars opgeleverd hadden, zeer verminderd. Na de komst van den spoorweg zakten ze nog meer, maar nu kon men in de dalen werk vinden in landbouw en veeteelt, daar de vochtigheid bier heelwat grooter was dan in zuidelijker gelegen streken. Bovendien had Montana het onschatbare geluk, dat zich viak aan zijne grenzen de buitengewone natuurtooneelen van de Yellowstone bevonden, die nu door den nieuwen spoorweg veel gemakkelijker bereikbaar werden. Toen het Congres besloot, het brongebied der Yellowstone met zijne warme bronnen en rotspartijen tot het eerste National Park te verheffen, maakte het daarvoor een ongemeene reclame. Het National Park werd om zoo te zeggen een soort bedevaartsplaats voor het Amerikaansche yolk. En het is dat gebleven, ook nadat er andere nationale parken waren gesticht, die het zoowel in grootschheid als in afwisseling overtroffen. Het toerisme heeft, zooals altijd, de aandacht veel meer dan tevoren gevestigd op de hulpbronnen der landstreken in den omtrek. De zakenman, vooral de Amerikaansche, laat zijn ondernemingsgeest niet thuis, als hij voor plezier op refs is. En het „aanzien doet gedenken" heeft bij hem een diepe beteekenis, wat men in Nederland en zijne kolonien wel eens goed mag bedenken, met ter-zijde-stelling van de Hollandsche hui erigheid voor reclame. Men heeft maar eens na te gaan, hoe in Montana, na de opening van den Noord-Pacific en van het National Park verwonderlijk snel allerlei nieuwe bronnen van welvaart zijn gaan vloeien. De bodem bleek belangrijke kolenbeddingen te bevatten, ook ijzererts, ook lood. Naast het goud en zilver, die er door de ontsluiting van nieuwe vindplaatsen telkens ,
159
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. weer van zich deden spreken, kwamen sommige edelgesteenten. Bovendien groeiden landbouw en veeteelt gestadig aan, de schapenteelt zelfs buitengewoon. Maar den grootsten stoot gaf de ontdekking der rijke k op er er t s 1 a g e n bij Butte en bij Anaconda, waardoor Montana een tijdlang de eerste plaats verkreeg onder de koperlanden der aarde. In Butte en Anaconda verrezen als bij tooverslag een aantal smelterijen, zooals ze nog nooit gezien waren, en de kopermaatschappijen de „Anaconda and Boston Cy" en de „Montana Company", beheerschten welctra een groot deel van de wereldmarkt. De eerste naam kon wel aantoonen, dat de ondernemers weer ten deele uit het land der echte Yankees afkomstig waren. Natuurlijk bleef bij deze snelle ontwikkeling de NoordPacific niet de eenige spoorweg in Montana. Een andere trans-continentale lijn werd aangelegd, die van Duluth aan het Bovenmeer bijna rechtuit naar Seattle ging. En er kwamen ook verbindingen noord- en zuidwaarts naar Canada en naar Utah. De goudstad Helena werd zelfs het kruispunt van z e s lijnen. Zij is gegroeid tot een 20000 inwoners, terwiji Butte, de stad der kopermijnen, het dubbele getal bereikt heeft en buitendien nog vier andere plaatsen al Lang de „steden" van Dakota boven 't hoofd gewassen zijn. Daaronder is ook de fabrieksstad Great Falls aan de watervallen der Missouri. Montana heeft zijne blanke bevolking sinds 1880 vertienv oudigd, terwijl de gekleurden (66k Negers) er slechts half zooveel vermeerderd zijn. Het kan dus waarschijnlijk van de toekomst nog veel verwachten, al staat het heden, naar dichtheid van bevolking, nog in de achterste rij. Zijne kansen schijnen beter dan die van Utah en Nevada. Zoo is het ook met het aangrenzende I d a h o. Van ouds iets meer toegankelijk door den Oregon-trail, kon dit land minder profiteeren van den Noord-Pacific, die alleen het smalle
160
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. noordelijke deel doorsneed. Maar mettertijd liet de oude verkeersweg zijn rechten gelden ; langs den Oregon-trail kwam de spoorweg, die van den Union-Pacific door de vallei der Slangenrivier de Columbia bereikte, als kortste verbinding tusschen St. Louis en het Noordwesten. Toen trok Idaho geregeld nieuwe kolonisten, die een goeden naam kregen door de bevloeiing van ruim 200000 H.A. kale gronden. Hier werd het voorbeeld der Mormonen schitterend gevolgd, naast de irrigatie paste men met goeden uitslag de nieuwe methode van dry-farming toe. In sommige streken van Idaho toch, vooral in het noorden, valt neerslag genoeg, hier en daar zelfs meer dan bij ons, maar de verdamping doet het vocht dadelijk weer vervliegen. Men heeft dus naar middelen gezocht, om die verdamping tegen te gaan en vooral baat gevonden in een bijzonder-intensieve manier van egg en 1 ). Ook de veeteelt heeft in Idaho een belangrijke vlucht genomen, b.v. in de Artemisia-steppe. Door dit alles is Idaho erin geslaagd, Montana nog steeds v66r te blijven in dichtheid van bevolking, en dat zonder buitenkansjes als de rijke koperertsen en de kolenvelden. Alleen de goudvondsten van Clairwater Creek en eenige loodmijnen hebben nu en dan bijzondere reclame voor Idaho gemaakt. Men kan dus aannemen, dat de kansen op geregelden vooruitgang hier nog beter zijn dan in Montana, te meer daar de eerste tien jaren der 20e eeuw een verdubbeling der bevolking gebracht hebben tegen de 50% toeneming in het koperland Montana. De Noord-Pacific vond zijn eindpunt in Oregon, maar zijn verkeer werd al spoedig veel meer getrokken naar den jongeren staat Washington, waar ook de Great-Northern uitmondde. Immers, de havenstad Seattle heeft in dezen hoek in Naar 1 ) Eii ons ook hier en daar toegepast in 1921 en '22. Uit Curaçac is voor eenigen tiid een landbouwkundige naar de V.St. gezonden, om de dry-farming te bestudeeren,
speciaal in Utah.
161 K
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. onweerstaanbaren groei alle andere havens ver achter zich gelaten, in 't bijzonder Portland en Tacoma. Seattle, de koningin van het Noordwesten, werd eerst gesticht kort na den Burgeroorlog en genoemd naar een Indianen-opperhoofd in de streek, wiens herinnering in een reusachtigen totem-paal bewaard wordt. Het telde in 1880 nog geen 4000 inwoners, maar bereikte voor het einde der eeuw reeds de 80000. Nadien is het evenwel nog gansch anders gegaan ; sedert 1900 is de toestrooming zelfs voor Amerika wonderbaarlijk geweest. In 1910 werden er reeds 237000 inwoners geteld, in 1920 al ruim 315000 ; verspreid over een terrein van 20 K.M. lengte, als een lachende rij tuinsteden rondom het drukke business-centrum aan de haven. Tijdens den wereldoorlog heeft zijne havenbeweging die van San Francisco reeds een korten tijd o v e r t r o f f e n! Alles heeft dan ook meegewerkt tot die glansrijke ontwikkeling, niet enkel de aanleg der spoorwegen, die het uit zijn afgelegenheid verlosten, maar ook de prachtige Jigging aan de PugetSound en het Lake Washington, die het tot uitgangspunt maakte van de scheepvaart langs de noordwestkust en over den Grooten Oceaan. Zoowel de groei van Japan als de goudvondsten van Klondike zijn Seattle ten goede gekomen. Maar bovendien kon het genieten van een vruchtbaar, goedbesproeid achterland. Immers de staat Washington, hoewel bergachtig, heeft veel goede gronden door zijn gelukkig klimaat. Een klimaat, dat den medicus Dr. Woods Hutchisson tot den uitroep bracht : „wie dit land niet bezocht heeft, mist belangrijke gegevens om zich het klimaat van den hemel voor to stellen". De stad geldt, met Naar sterftecijfer van 6 a 7 p. m. voor de gezondste der wereld. De warme Koeroe-Siwoe-drift brengt er zachte winters en koele zomers met regen in alle jaargetijden, gelijk bij ons de Golfstroom-drift. Alleen reeds de boschrijkdom zijner Bergen en de vischrijkdom zijner
162
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. rivieren konden gelukkige bronnen van welvaart leveren en duizenden immigranten trekken. In korten tijd is Washington de eerste hout-staat der Unie geworden. Terwijl in 1880 nog maar 180000 Mile feet van allerlei houtsoorten werd uitgevoerd, was dit cijfer in 1911 gestegen tot meer dan 4 millioen (een enorme hoeveelheid, als men bedenkt, dat 1 Mile feet beteekent 1 000 vierkante voet planken tot een dikte van 1 duim). Overal zijn dan ook groote houtzaagmolens opgericht, die natuurlijk genieten van de ruim verkrijgbare waterkracht 1 ). Landbouw en veeteelt hebben zich in Washington ook buitengewoon snel ontwikkeld, al kan deze staat daarin nog lang niet concurreeren met de streken van den Mississippi. De waarde der hoeven is in Washington sinds 25 jaar ongeveer verzevenvoudigd. Ze leveren, behalve goede tarwe,2) tevens een belangrijken oogst van appels, peren, pruimen en kersen, uit de talrijke boomgaarden, die hier minder bedreigd worden door nachtvorsten dan in California. hi de binnenlanden, waar de regenwinden niet goed meer kunnen doordringen, heeft men met bijzonder succes het „dryfarming" stelsel toegepast. De merkwaardige stad Spokane aan den Great-Northern-railway is erom beroemd. Spokane werd eerst in 1873 gesticht als zaagmolenstad aan de Spokane-rivier. Het heeft in zijn vijftig-jarig Leven al heel wat wisseling gezien, heeft goede en slechte dagen gekend, maar goede het meest. Nergens zijn wellicht de groote fouten en tevens de groote geneesmiddelen van den Amerikaanschen 1) I n 't gebied der Columbia-rivier, waarvan het beste deal in dezen staat list, werden in 1903 reeds bijna 500000 paardekrachten aan de stroomende wateren onttrokken. 2) D e tarwe productie van Washington overtreft zelfs in de laatste jaren hoe langer hoe meer die van California (waar het tarweland trouwens sterk is ingekrompen). Daar nu de staat Washington (evenals Oregon en Idaho) nog betrekkelijk dun bevolkt is, zoodat er slechts 30 pCt van de verbouwde tarwe verbruikt wordt, heeft deze hoek van Amerika reeds een belangrijke beteekenis gekregen voor de wereldmarkt, hoewel hij nog ver achterblijft bij het groote gebied van den Boven-Mississippi. [Zie de berekeningen van J. F. Unstead in zijn artikel „Statistical study of wheat cultivation and trade" in the Geograhical Journal van Aug. en Sept. 1913].
163
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. ondernemingsgeest zoo duidelijk vertoond. Eerst hebben de houtzagers zich met niets ontziende energie op het kappen der bosschen geworpen, zoodat ze in korten tijd een onherstelbare verwoesting aanrichtten, gelijk oudtijds de Venetianen in Dalmatia. Toen lag het land in dorheid, blakerend onder de felle zon. Maar het bleef niet liggen zooals Dalmatie. De Amerikaansche energie beproefde de dry-farming en paste ze toe in 't groot. En Spokane, de gewezen zaagmolenstad, werd in korten tijd een drukke marktplaats voor graven en veeprodukten, sterker groeiend dan ooit tevoren. Terwiji het tusschen 1890 en 1900 naar Amerikaansche begrippen bijna stil had gestaan, groeide het in de eerste jaren der 20e eeuw van 37000 tot 104000 inwoners en telde toch in 1900 nog voor driekwart geboren Amerikanen. In 1917 was de bevolking gestegen tot 138000, loch in 1920 weer gedaald op 104000 ! De staat Washington bleek, boven al de genoemde voordeelen, 66k nog het geluk to hebben, dat de bodem er belangrijke steenkolenlagen bevatte, wat in het uiterste Westen een zeldzaamheid is. Hij leverde in de laatste jaren ruim tweemaal zooveel als onze Limburgsche mijnen en de productie ging snel vooruit. Bovendien werden hier en daar ertsen ontdekt. Zoodoende is deze vroeger zoo afgelegen en weinig bekende uithoek een der meest belovende plekken van de Groote Republiek geworden. De bevolking van Washington is zoo snel gewassen, dat niet alleen de moederstaat Oregon overtroffen werd, maar ook het wijd beroemde California. In 1910 bedroeg de dichtheid van bevolking in Washington ongeveer 7 op 1 KM 2 , in California slechts even 52, terwijl Oregon nog gees 3 haalde. 1) Hoe Lang zal het nog Buren, voor men bier in Europa dit algemeen weet ? Nog kort geleden heeft San Francisco met Intusschen is later de verhouding weer cenigszins veranderd : in 1920 had Washington het cijfer 8 bereikt, maar GaliforniE was op 9 gekomen, terwii ► Oregon voor 3 1 /2 genoteerd stond.
164
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. zijn tentoonstelling de oude reclame voor California weer vernieuwd en de wereld opnieuw in den waan trachten te brengen, dat het de eenige ster van het Westen is. Mochten toch onze couranten en ook onze scholen eens begrijpen, dat het niet op hun weg ligt, aan dergelijke misleiding mee te doen ! Hun plicht is het, zoowel den toerist als den landverhuizer en den ondernemer te wijzen op het land van belofte bij den Puget-Sound, waar de Nederlander zich veelal beter zal thuis gevoelen en meer kansen zal hebben, waar b.v. teleurstellingen als die van Fresno nooit mogelijk zullen zijn. Een goudland van beteekenis is Washington tot dusver niet geweest, maar het bond den hartstochtelijken goudzoeker, gelijk wij zagen, de gemakkelijkste gelegenheid, om de ijzige goudvelden van Klondike te bereiken. Klondike ! Ziedaar een naam, die wel bekend is, tienmaal meer dan Seattle ! In 1895, bij de eerste goudvondsten, was hij opeens op aller lippen en dat is hij nog ! Klondike ligt in Aljaska, ofschoon de belangrijkste goudstad der Jukon-rivier, Dawson-City, op Canadeesch gebied ontstaan is. Door Klondike is Aljaska weer algemeen bekend geworden, en 't is bier de plaats, om van dit land, in verband met het pasgenoemde Seattle, iets te zeggen. Aljaska behoort sedert 1867 tot de Vereenigde Staten, als men wil tot het „Wilde Westen". Voordien was het Russisch geweest, maar de czaar aller Russen heeft zich in genoemd jaar laten vinden, om het te verkoopen voor 7 millioen dollar. Hoe was dit mogelijk? Hoe kon Rusland ertoe komen, de eenige ruime ijsvrije kust van zijn gansche gebied van de hand te doen ? Nog daargelaten het uitgebreide achterland van bijna anderhalf millioen KM 2 ., dat niettegenstaande zijn onherbergzaamheid, toch schatten kon bevatten. De zaak schijnt onverklaarbaar ; ze heeft, vooral van onzen tijd uit bezien, iets zeer tragi-komisch, iets van een wonderlijke
165
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. politieke grit. Wig, die gezien hebben en zelfs nil nog zien, hoe Rusland zwoegt en zucht om toch maar ergens aan de open zee te komen, kunnen niet begrijpen, dat het ruim vijftig jaar geleden de prachtige, met eilanden versierde, havenrijke trust vanaf de Aleoeten tot en met het Prins-vanWales-eiland (op de breedte van Newcastle) heeft willen verkwanselen. De geschiedenis, zoover ze ervan spreekt, weet twee redenen op te geven, een motief van vrees en een van haat. Het eerste vindt zijn grond in de Monroe-leer en wel op deze wij ze : De Monroe-leer was een oogenblik in 't gedrang gekomen tijdens den Burgeroorlog. Niet alleen, dat Napoleon III van de gelegenheid had willen gebruik maken, om een Romaansch keizerrijk in Mexico te stichten als tegenwicht tegen de „Germaansche Republiek", maar ook had Engeland een tijdlang heimelijk de afscheiding der Zuidelijken begunstigd en de uitrusting van kaperschepen als de beruchte ,,Alabama in zijne havens toegelaten, gelijk wij boven verhaalden. Zelfs was er een oogenblik gevreesd, dat de Engelsche regeering openlijk de Confederatie der Zuidelijken als zelfstandige republiek zou erkennen. De regeering van Lincoln had voor zeer heete vuren gestaan en een tijdlang onder zwaren druk geleefd. Maar toen ze, na bovenmenschelijke inspanning, dan ook ten laatste den grooten oorlog tot een gelukkig einde gevoerd had, was het, of de Unie, uit een zware ziekte genezen, met verjongde kracht herrees. De staats-secretaris van buitenlandsche zaken Seward, ontsnapt aan den dolk van den moordenaar, liet de Monroe-leer luider dan ooit klinken, naar alle zijden. Napoleon moest zijn tragischen keizer in den steek laten. Engeland zag zich verplicht, de Alabama-kwestie voor een scheidsgerecht te brengen en in 1872 de uitspraak van Geneve te erkennen, al werd dan ook de schadevergoeding van 15 millioen dollar op 3 millioen teruggebracht. "
166
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. Waar nu twee mogendheden als Engeland en Frankrijk zooveel eerbied toonden voor de krachtig-herrezen Unie, is het Been wonder, zoo kan men redeneeren, dat Rusland dit ook moest doen. Bij de eerste verkondiging der Monroe-leer had het zich teruggetrokken uit California, bij de tweede ging het terug uit Aljaska c.a. Dit schijnt logisch, maar 't is toch niet geheel evident ; immers, het langdurig vast bezit van Aljaska was nog wel iets antlers dan de erg-jonge, door niemand erkende nederzetting bij San Francisco, op Mexicaansch gebied. „Daarvoor werd nu dan ook een vergoeding gegeven in geld, Aljaska werd verkocht", kan men betogen. Ja, maar die schamele 7 millioen kunnen toch moeilijk de leegte in de verklaring aan vullen. Het tweede argument, dat van den haat of de jaloezie tegen Engeland, zegt iets meer. „Rusland'', zoo redeneert men, „wilde Engeland's kolonie Canada gaarne aan beide zijden beklemd zien tusschen het gebied der Vereenigde Staten". Zulke achterbaksche politiek komt in de geschiedenis meer voor, maar — men offert er toch gewoonlijk niet zijn e i g e n bezit voor op, allerminst een bezit van groote waarde! Er moet nog een andere overweging bij gekomen zijn, en dan lijkt ons het waarschijnlijkst, dat Rusland, blij met het pas verworven „ijsvrije" Wladiwostok, het belang van Aljaska c.a. destijds niet volledig ingezien heeft, en wellicht ook gevreesd heeft voor verwikkelingen met de Vereenigde Staten, wanneer de Yankees hoe langer hoe meer zouden komen visschen en exploreeren op de kusten van Aljaska. De Russen kenden immers het voorbeeld van Mexico, en ze hechtten evenals vroeger aan de vriendschap der Yankees. Hoe het zij , om deze en wellicht nog meer andere redenen heeft Rusland zijn laatste bezit in Amerika verkocht : „Aljaska met de bijbehoorende eilanden". En dat voor een prijs ver beneden de waarde, die er in modernen tijd jaarlijks aan goud uitgekomen is !
167
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Indien Rusland bij deze overdracht werkelijk gerekend heeft op moeilijkheden voor Engeland, heeft het zich niet vergist. Maar wanneer het hierbij gehoopt heeft op gewapende conflicten, dan is het teleurgesteld: Engeland en de Vereenigde Staten hielden niet van Russische begrippen in zulke Bingen. Ziehier, hoe de moeilijkheden ontstonden en werden bijgelegd. De grens tegen Rusland's Aziatisch bezit was vastgesteld volgens een rechte lijn vanaf het midden der Beringstraat tot een punt midden tusschen de Aleoeten en de Komandorskieilanden. Ten oosten van die grens bevonden zich o.a. de Pribylof-eilanden, ten westen de genoemde Komandorskieilanden, beide bekend als uitnemende teelgronden voor robbe n. De Amerikanen meenden nu, dat ze bij hun voordeeligen koop ook den eigendom van de wateren van de Russen overgenomen hadden. Immers, de Beringzee was altijd beschouwd als Russische binnenzee, als Mare Clausu m, en Alexander I had er o.a. in 1821 alle vreemde scheepvaart verboden. Ofschoon nu bij den verkoop het binnenzee-karakter, ten minste in politieken zin, verdwenen was, ging het Congres toch bij verschillende besluiten den robbenslag op de Pribyloffeilanden en de „bijbehoorende (adjacent) wateren" verbieden, „tenzij op bijzondere voorwaarden". Tegelijkertijd verleende de Amerikaansche regeering aan de Alaska Commercial Company het monopolie van dien robbenslag, op voorwaarden, die tegen uitroeiing moesten waken. Voor de Canadeezen en andere buitenlandsche visschers was nu de groote vraag, hoever die „adjacent waters" zich uitstrekten. Ze konden moeilijk gelooven, dat daartoe het geheele oostelijk deel der Bering-zee moest gerekend worden, daar immers door de verdeeling het gansche begrip van Mare Clausum vervallen was. Voor zoover ze met de juridische onderscheidingen niet
168
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. te zeer vertrouwd waren, leerde hun dit wel bun visschersinstinct. Ze whhgden het er ten minste op, ook al werden nu en dan eenige hunner schepen naar San Francisco opgebracht, wanneer ze de robbenvangst dreven bij den in gan g der Beringzee. In 1 866 werd echter een brief gepubliceerd van den Amerikaanschen staatssecretaris French, waarin zonder omwegen het geheele Amerikaansche deel der Beringzee tot verboden terrein verklaard werd. De autoriteiten van San Francisco werden aangewezen om tegen overtreding te waken, en ze draalden niet, om in denzelfden zomer reeds drie Canadeesche robbenschepen op te laten brengen, die gevischt hadden op 60 mijlen van land. Engeland protesteerde onmiddelijk en nu klonk waarlijk in Amerika nog eens de bekende „war cry", vooral in het „Wilde Westen". De regeering te Washington verklaarde onvervaard, dat haár alleen de jurisdictie op alle bedoelde wateren toekwam ; zij wilde echter nog wel in 't algemeen onderhandelen over internationale bescherming der robben. Dit laatste gaf ten minste gelegenheid tot toenadering, en, na nieuwe gewelddaden tegen Canadeesche robbenvangers, werden geregelde besprekingen geopend tusschen Engeland, de Vereenigde Staten en Rusland. De Amerikaansche regeering begreep hierbij gelukkig, dat ze toch eigenlijk met het recht van sluiting (Mare Clausum) niet goed meer aan kon komen ; zij betoogde alleen, dat zij van Rusland de beschikking over een deel der Beringzee had overgenomen. En ze wilde nu — op grond dáirvan en „tot heil van de robben zelf, die eenigszins als huisdieren (domestic animals) te beschouwen waren"de robbenvangst in open zee geheel verbieden. Dit toch was een bedrijf tegen de goede zeden („contra bonos moros"), een soort zeeroof ; men kon niet eens onderscheiden, of men mannetjes of wijfjes ving enz. Engeland wilde daar natuurlijk niet op ingaan omdat het
169
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. dan toch feitelijk alles zou overgelaten hebben aan Amerika en Rusland, die de eenige twee teeltplaatsen bezaten. De Engelsche vertegenwoordigers beweerden trouwens, dat, wanneer er ergens uitroeiing van robben had plaats gehad, dit meer op de teeltplaatsen dan in de open zee was geschied. Ten slotte werd men het in 1890 eens, om de zaak, evenals vroeger de Alabama- en Oregon-kwesties, wederom aan arbitrage over te laten. Deze arbitrage van Parijs kwam in Augustus 1893 tot stand. Ditmaal kreeg En g ela nd zijn zin : de robbenvangst in de Beringzee werd voor ieder vrij verklaard tot op 60 zeemijlen afstand van de Pribyloffeilanden. Alleen werden — en nu werkelijk alleen tot bescherming der robben — eenige beperkingen voorgeschreven, bestaande in het vaststellen van een besloten tijd en het verbod van vuurwapenen. Natuurlijk behield Amerika zijn recht op de drie-zeemijlenstrook. Aan de opgebrachte Engelsche visschers werd een half millioen dollars schadevergoeding toegekend. Hiermee was de zaak opgelost. Ze had de courantenlezers genoeg verveeld, rnaar de afdoening was er niet minder lofwaardig om. Wederom hadden de twee groote Engelsch-sprekende mogendheden getoond, dat ze hun geschillen konden oplossen zonder „frisch en vroolijk" vechten. Sinds 1890 werken nu de robbenvangers van San Francisco en van Seattle vreedzaam naast die van Vancouver en Sitka. De Beringzee is er levendiger door geworden dan ooit tevoren, terwijl na 1895 er nog nieuwe beweging bij gekomen is door de stoomschepen, die in den zomer naar de Jukon-rivier varen, om de goudzoekers naar Klondike te brengen. Aljaska zelf is, vooral door de goudvondsten, een tijdfang snel in bevolking toegenomen ; van 1890 tot 1900 klom het van 32000 tot bijna 64000. Naderhand is het
170
DE ONTGINNING VAN HET WILDE WESTEN. echter weer afgenomen ; alleen de kuststreken bleven nog vooruitgaan. Maar in den allernieuwsten tijd is de opgaande lijn hervat en zijn de verwachtingen opnieuw gespannen. Vooreerst is de koperproductie belangrijk geworden ; ze bedroeg in 1920 reeds bijna 12 1 /2 millioen dollars, terwij1 het goud nog slechts 8 millioen opbracht. Bovendien leverde Aljaska nog voor 2 millioen dollars aan andere mineralen en voor ruim 3 millioen aan pelzen en vellen. De mijnbouw beloofde nog veel, maar vooral begonnen er, in de kuststrook, landbouw en veeteelt to ontluiken, waaraan zich ruim een duizendtal gezinnen wijdde. De wateren leverden al voor 43 millioen dollars aan visch, vooral zalm. Hoe hoog de verwachtingen gaan, ook nog in verband met den houtrijkdom, bewijst de voorspeliing, dat Aljaska's bevolking zou kunnen stijgen tot meer dan 10 millioen ! Wie dit cum grano salis neemt, zal toch wel gelooven, dat dit eens zoo afgelegen gebied heel anders is dan zijn reputatie, evenals dit met andere dergelijke landen ondervonden is, zooals met Siberid en Midden-Canada.
171
TIENDE HOOFDSTUK.
DE GROEI DER UNIE TOT INDUSTRIELAND VAN DEN EERSTEN RANG. Elk yolk ontving, uit den Hooge, zijne roeping, Elke natie is draagster eener haar bezielende gedachte Voor de volmaking en het genot der menschheid. Een is er, die ons leeren moet, dat arbeid adelt.
IT dichterwoord van den beroemden James Russell Lowell, die tijdens den Burgeroorlog zijne „Biglow Papers" schreef, door John Fiske „wellicht de mooiste politieke gedichten der wereld" genoemd, bevat waarschijniijk aan 't slot de meeste waarheid. Bij ons heeft men het eeuwen lang niet verder gebracht dan tot de vermaning ,,arbeid is geen schande", en die moest dan nog voor velen al te dikwijls herhaald worden. Zelfs heden is 't in Nederland geen zeldzaamheid, dat een leegloopend student of een suffend rentenier ver verheven geacht wordt boven den nijveren burger, om van den zwoegenden werkman niet eens te spreken. En de huzarenofficier, die „het een schande acht, om boeken in huffs te hebben", staat zelfs in sommige kringen hoog aangeschreven boven den besten en ijverigsten vertegenwoordiger van handel en nijverheid. Dat arbeid adelt, heeft men in Europa eigenlijk nooit ontdekt, al is de leuze bier en daar te lezen en al hebben de vorsten zich soms verwaardigd, den een of anderen grooten ondernemer te „ridderen''. In Amerika daarentegen heeft men nooit andere ridders gekend dan de „knights of labor", en dit was dan een 1 72
D
DE GROEI DER UNIE TOT INDUSTRIELAND. eeretitel niet voor groote industrieelen, doch voor de leden eener geduchte arbeidersvereeniging. Maar de leiders der milliarden-ondernemingen op 't gebied van handel en nijverheid, 66k geweldige werkers, kregen er den titel van „koningen''. Carnegie, die zelf onder deze „koningen" een eerste plaats innam, maakte een vergelijking tusschen den arbeidsdrang der Amerikanen en lien van zijn vroegere landgenooten, ni. de Britten (niet de Schotten). „De Amerikaan'', zei hij, „werkt veel harder dan de Brit. Zijn ijver is grooter, zijn uren zijn langer, zijn feestdagen minder. Nog maar kort geleden was een nietwerkende klasse hier (in Amerika) bijna onbekend en zelfs heden kan een man, die geen nuttige bezigheid aan de hand heeft, geen aanspraak maken op de achting zijner medeburgers. De Amerikaan moet zich bezig houden, zelfs al is hij meer geneigd een werkeloos leven te leiden ; hij is gedwongen, zich bij de werkers te voegen, door de loutere onmogelijkheid, geschikte metgezellen te vinden, om de ledige uren mee door te brengen. lemand, bekend met het moederland en met Naar kind, staat verbaasd over het verschil in dit opzicht tusschen Britten en Amerikanen". Natuurlijk was hier eenige overdrijving, in de algemeenheid der uitspraak. Zoo kan men b.v. moeilijk gelooven, dat in een streek als die der Negerstaten of in een ambtenarenstad als Washington geen metgezellen in ledige uren te vinden zouden wezen. En zelfs in het nieuwgeschapen Westen zal de uitspraak, b.v. voor Los Angeles en de bijgelegen „Riviera'', niet in alle opzichten juist zijn. Maar dit neemt toch het feit niet weg, dat i n algemeen de achting voor den arbeid in de Vereenigde Staten veel grooter is dan in de Oude Wereld. De oorzaken liggen trouwens genoeg voor de hand : behalve de natuurlijke invloeden van het „prikkelend" klimaat en de vele aanlokkende voordeelen van den bodem, moeten de maatschappelijke toestanden volgens hun historische
l73
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. ontwikkeling er krachtig toe meegewerkt hebben. De kinderlijke tradition van afkomst en stand konden op den Amerikaanschen bodem nooit z66 tieren als in het oude Europa, en de treklust, die vanzelf een der grondslagen van de Amerikaansche maatschappij moest worden, bleef voortdurend den afkeer van elk lui en gemakkelijk Leven voeden. Bovendien moest de politieke vrijheid en gelijkheid, die van den beginne of den grondslag der Amerikaansche staatsregeling uitmaakten, meewerken, om ieder aan te sporen, zijne krachten zoo ruim mogelijk te ontwikkelen. Had men die vrijheid 66k wat meer toegepast op de economische betrekkingen met het buitenland, dan zou zeker de prikkel tot werken nog grooter geworden zijn : de gelegenheid tot gemakkelijken rijkdom, bevorderd door de hooge invoerrechten en door de hierdoor zooveel gemakkelijker trustvorming, moet wel weelde en nepotisme in de hand gewerkt hebben. In den nieuwsten tijd is dan ook de tegenstelling tegenover het oude Europa iets minder sterk geworden, te meer daar de Europeesche volken door velerlei omstandigheden (Diet het minst door het Amerikaansche voorbeeld) in hun werkkracht groote vorderingen gemaakt hebben. Elk land kan streken aanwijzen, die een „Amerikaanschen geest" vertoonen ; ten onzent hoort men dit b.v. van het energieke Groningen. Aan den anderen kant is het bekend genoeg, dat Europeesche drapers van hooge titels in de laatste jaren meer dan vroeger succes hebben bij de rijke Yankees en vooral bij hunne dochters, die naast hare overige tallooze weelde-artikelen gaarne zulk een adellijken of vorstelijken man aanschaffen. De werkkracht van een yolk vindt haar meest onbegrensd arbeidsveld in de industrie, gepaard met den handel. Het is dus geen wonder, dat de Amerikanen zich hierop reeds lang toegelegd hebben. Zelfs in den „kolonialen tijd," toen de bekrompen Engelsche wetgeving alle nijverheid van
1 74
DE GROEI DER UNIE TOT INDUSTRIELAND. beteekenis verbood, bestonden er reeds talrijke werkplaatsen en fabrieken in Nieuw-Engeland, New York en Pennsylvania. En dat dit niet enkel inrichtingen waren voor verwerking van ruwe artikelen tot halffabrikaten, gelijk de ijzersmeiterijen van Pennsylvania, bewijst o.a. de geschiedenis van Franklin, die reeds een belangrijke drukkerij gehad heeft. Maar nog veel sterker blijkt het uit het feit, dat de scheepsbouw in NieuwEngeland in de dagen van het Theecomplot al bijna de gansche vaart op Engeland bediende. Na den Vrijheidsoorlog kon de Amerikaansche industrie hare vleugels beter uitslaan, en ze heeft dit gedaan onder velerlei invloeden. Hare hoofdzetels bleven steeds, tot in onze dagen, in Nieuw-Engeland en Pennsylvania. Den eersten grooten stoot kreeg ze er in de jaren van 1808 tot 1815, toen de invoer van vreemde artikelen door de embargo-wetten en den Engelschen oorlog zoo sterk belemmerd werd. In lien tijd ontlook vooral in Massachussets de moderne katoenindustrie, gevoed door de toenemende katoenoogsten van het Zuiden en gesteund door de spinmachine, ja zelfs al door het mechanische weefgetouw. Samuel Slater had reeds in 1 789 de eerste Amerikaansche spinmachine vervaardigd, lang v6Ordat zulk een instrument bekend was op het Europeesche vasteland. Hij had ze in Engeland leeren kennen, en — in verband met het scherpe verbod van uitvoer — u i t z ij n g e h e u g e n Arkwright's uitvinding nagemaakt Francis Lowell ondernam het nu reeds in 1814, om te Waltham in Massachussets een fabriek op te richten voor machinaal weven en spinnen, de eerste „complete factory" in de wereld. Men was er dus Gent en Twente in moderne ontwikkeling ver voor, maar kon toch in de verste verte niet in eigen behoefte voorzien. Stoom als drijfkracht werd weinig gebruikt, want men had te Lowell, Holyoke, Laurence, Fall River, enz. overvloed van goedkoope
175
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. waterkracht, waarmee trouwens destijds in Engeland ook nog veel gearbeid werd. In denzelfden tijd groeide hier naast de katoenindustrie de bewerking van wol, zoodat de producten daarvan naar schatting tusschen 1810 en 1815 rezen van 4 millioen tot 19 millioen dollars. De ijzerindustrie van Pennsylvania kreeg hare eerste groote beteekenis kort na 1830, toen de houtskoolsmelterijen vervangen werden door de ovens met anthraciet-kool, terwiji tegelijk de spoorwegen groote vraag naar ijzerartikelen deden ontstaan. Toen Charles Dickens in 1842 Pittsburg bezocht, werd hem daar reeds verteld, dat deze stall zoo iets was als Birmingham in Engeland. Hij wilde dit eerst niet gelooven, en er was zeker toen ook nog veel Amerikaansche humbug bij, maar als Dickens evengoed waarnemer geweest ware van den ondergrond als van de menschenmaatschappij, dan zou hij begrepen hebben, dat de toekomst hier op de enorme kolenvelden nog veel meer beloofde dan in het Engelsche industrie-centrum. Na 1814 had men in Amerika, evenals op het Europeesche continent, zijne toevlucht genomen tot beschermende tarie ven; gelijk bij ons werd er gedebatteerd over vrijhandel en protectie, dock met minder hevigheid. Zelfs de Zuidelijke staten hadden geen bezwaar tegen een invoerrecht van 25% op wollen- en katoenen stoffen. Veel droeg tot deze eensgezindheid, als gewoonlijk, de nood der schatkist bij, gevolg van den oorlog. In de latere jaren werd het tarief nog veel meer opgedreven, maar nu niet meer met medewerking der Zuidelijken ; dezen voerden zelfs na 1830 hunne oppositie met zbOveel kracht, dat de rechten langzamerhand tot hoogstens 20 % werden teruggebracht. Natuurlijk veroorzaakten de herhaalde wijzigingen eenige schokken in den gang der industrie, maar ze bleef zich Loch voortdurend ontwikkelen.
176
DE GROEI DER UNIE TOT INDUSTRIELAND. Merkwaardig was hierbij, hoewel zeer begrijpelijk, dat in dit democratische land de arbeidersbeweging zich vroeger liet gelden dan in de meeste Europeesche staten. Reeds in 1825 verscheen het eerste arbeidersblad, de „Workingsman's Advocate"; kort daarna werden er al organisaties van beteekenis gesticht, met eischen van hooger loon en een tien-urigen werkdag. Werkstakingen werden talrijk geproclameerd in een tijd, dat bij ons nog niemand daaraan dacht. Het gevolg was, dat de oud-Hollandsche president van Buren reeds in 1840 den tien-urendag voorschreef voor de rijkswerf te Washington en voor alle andere openbare inrichtingen van de Unie, een voorbeeld, dat het begin wend van groote verbetering der arbeidsvoorwaarden in 't algemeen. Tot dit vroegtijdig succes werkte natuurlijk zeer sterk de omstandigheid mee, dat in dit jonge land de verkrijging van voldoende werkkrachten steeds moeilijk was. De arbeidsloonen waren er dan ook toen al betrekkelijk zeer hoog, en dit werkte weer de toepassing van allerlei uitvindingen sterk in de hand. In 1830 was bet getal der Amerikaansche patenten reeds gestegen tot 544, terwijl bovendien alle buitenlandsche uitvindingen snel hun weg vonden naar de Vereenigde Staten. Toen Lowthian Bell in Amerika vertoefde (omstreeks 1850), verklaarde hij : „ik heb altijd hooren spreken van groote uitvindingen in het fabriekswezen door Amerikanen gedaan, en over hun verwonderlijke bekwaamheid op dit gebied ; maar nu heb ik bemerkt, dat de Engelschen voor een groot gedeelte de eigenlijke uitvinders geweest zijn". Dit bleek hem b.v. uit de paardenbeslagmachines, geimporteerd door Burdus, een Schot, verder uit de ijzersmelterijen met anthraciet, ingevoerd door Thomas uit Wales, en uit de staaldraadfabrieken te Cleveland, begonnen door Chisholm uit Dunfermline in Schotland. Tijdens den Burgeroorlog kregen vele industrieën een
177 L
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. geduchten klap, en Engeland profiteerde daarvan door enorme vermeerdering van zijn uitvoer naar Amerika. Het leverde o.a. groote hoeveelheden wapens en ammunitie, waaraan in onzen tijd meermalen herinnerd is. Na den vrede in 1865 echter kwam, gelijk wij reeds zagen, door allerlei oorzaken de terugslag. De reeders van Nieuw-Engeland gingen hun kapitaal beleggen in fabrieken, de ontsluiting van het Westen door de nieuwe spoorwegen bracht een enorme vraag naar allerlei industrie-artikelen en leverde tevens groote hoeveelheden aan grondstoffen. Ook het overwonnen Zuiden, hoewel zeer verarmd, vroeg meer fabrikaten dan tevoren, omdat het nu, naast de katoencultuur, gelegenheid gaf tot ondernemingen op velerlei ander gebied. De wetgeving werkte a.h.w. met stoom, om de industrie vooruit to jagen. Tijdens den oorlog was er bijna Been week voorbijgegaan, dat het Congres niet een of meer invoerrechten verhoogd had. En het zoodoende bereikte oorlogstarief van 1864, dat gemiddeld 47% op alle fabrikaten legde, bleef bijna twintig jaar met onveranderde kracht voortbestaan. Aileen in 1872, toen de merkwaardige klacht over de overvulling der schatkist door de wereld ging, besloot het Congres tot „horizontale" vermindering met 10 een maatregel, wiens tegenhanger later onze minister Kolkman voorstelde. Maar de geweldige crisis van 1873 deed hem weldra weer intrekken. Waar nu, na den Burgeroorlog, aan de andere zijde alle binnenlandsche belemmeringen wegvielen, zelfs de accijnzen bijna geheel verdwenen, moest alles zich gaan richten op voorziening in de eigen behoeften aan fabrikaten. Ja, de tijd moest in het zicht komen, dat de Unie hare plaats zou gaan eischen op vreemde afzetmarkten. Gewoonlijk wordt in Amerika het jaar 1880 gerekend als het punt van overgang van de „home use-industry" tot de industrie voor de wereldmarkt, 1 78
DE GROEI DER UNIE TOT INDUSTRIELAND. maar deze tijdbepaling heeft natuurlijk veel willekeurigs, zooals altijd in dergelijke ingewikkelde verschijnselen. Er zijn fabrikaten geweest, die reeds lang v o Or 1880 uitgevoerd werden, en andere, die ook na 1880 nooit eenig belang in den export bereikt hebben. Men moet in 't algemeen meer denken aan een geleidelijke ontwikkeling, zij het met eenige groote schokken, die na 1880 zoo snel ging, dat ze in de gansche wereld door een „overstrooming met Amerikaansche artikelen" bemerkbaar werd. Hetzelfde verschijnsel, dat men iets later bij Duitschland gezien heeft, het land dat hierin misschien het meest naar Amerikaansch voorbeeld gewerkt heeft. Hoe hard men al dadelijk van stal liep in 1865, bewijst een officieel rapport van Dewey slechts vier jaar later, waarin verklaard wordt : „in de laatste vijf jaar zijn meer katoenspindels in beweging gebracht, meer hoogovens opgericht, meer platen gewalst, meer steenkool en koper uit den grond gehaald, meer boomstammen gehouwen en gezaagd, meer huizen en winkels gebouwd, meer fabrieken van alle soort geopend en grooter hoeveelheden petroleum gewonnen, gezuiverd en uitgevoerd dan in eenig ander lustrum van onze geschiedenis". Daar de loonen, niettegenstaande de reeds vermelde wet op den officieelen invoer van arbeiders, nog veel hooger stegen dan voor den oorlog, werd de lust tot uitvindingen ook nog veel sterker geprikkeld. Terwijl in 1 860 het getal van 4363 nieuwe patenten reeds verwonderlijk gevonden werd, hoorde men in 1869 spreken van niet minder dan 1 2957 stuks. Ze betroffen natuurlijk voor meerendeel kleinigheden, maar ze onderscheidden zich door een bijzondere „Amerikaansche" methode, namelijk door het streven, om machinedeelen to vinden, die op verschillende wijzen ineen konden gezet worden en die op vaste maten werden gemaakt,
1 79
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. zoodat ze los verkoopbaar werden. Deze invoering der con f ectie in machineriedn evengoed als in kleeding, schoeisel en huizenbouw heeft Karen waren oorsprong gevonden in Amerika, het land der hooge loonen en der groote afstanden. Toen men deze onderdeelen op maat ging exporteeren naar Europa, ondervond men natuurlijk grooten last van de afwijkende Engelsch-Amerikaansche maten, en 't mag een wonder heeten, dat de practische Amerikanen nog altijd Been middel hebben weten te vinden, om het tientallig stelsel in te voeren, hoezeer er dikwijis op aangedrongen is ! Zeer sterk profiteerde van de nieuwe uitvindingen de katoenindustrie, die letterlijk, gelijk in het afgebrande Enschede, als een phoenix herleefde, daar zij tijdens den oorlog immers zoo goed als verstoken geweest was van grondstof. In NieuwEngeland verrezen talrijke nieuwe fabrieken, nu algemeen met stoomkracht, daar de ouderwetsche waterkracht niet geschikt was om de nieuwe groote machinerieen te drijven. Deze verandering van methode bewerkte evenwel tevens, dat Nieuw-Engeland niet meer als vroeger de aangewezen plaats bleef voor de katoennijverheicl reeds kort na den oorlog begon de concurrentie in het Zuiden, in de katoenstreek zelf, die later zoo groot zou worden. Anders dan bij ons en in Engeland, waar de katoen-industrie zich juist na 1865 meer dan tevoren concentreerde. Welk een macht de machines ontwikkelden, kon men duidelijk zien op de tentoonstelling te Atlanta (Georgia) in 1881. Daar zaten vijf vrouwen uit de bergstreken van Georgia, die nog met handkaardmachine, spinnewiel en handweefgetouw werkten. Zij vertegenwoordigden toenmaals nog 2 a 300000 huiswevers en -spinners en zij maakten per tien-urendag ruim 8 Meter gewoon wit katoenen goed. Wanneer deze vlijtige arbeidsters het hoofd omwendden, konden zij achter zich op den muur lezen, dat zij, mits na
180
DE GROEI DER UNIE TOT INDUSTRIELAND. behoorlijke oefening, met de nieuwste machines van lien tijd precies honderdmaal zooveel konden vervaardigen De wolindustrie groeide eveneens zeer sterk in NieuwEngeland, terwijl de zijdefabrikatie, voorheen bijna onbekend in Amerika, in Pennsylvania een buitengewone vlucht nam na de uitvinding der naaimachine. Dit vernuftige werktuig, bij ons nog zoo betrekkelijk nieuw, was in Amerika al vervaardigd in 1852 ; het verlangde zijden garen, zoogenaamd „machinetwisk", destijds reeds eenige fabrieken waren opgericht, die in 1860 voor ± 6 millioen dollars leverden. Dit was het begin der Amerikaansche zijde-industrie. Na den oorlog kwamen er nieuwe inrichtingen bij, die zich Coen ook sterk op andere zijden goederen toelegden, zoodat in 1880 hun productie in 't geheel al meer dan 40 millioen dollars waard was. De industrie van ijzer en staal had natuurlijk tijdens den oorlog geenszins stilgestaan, maar na 1865 begon zij zoo geweldig te groeien, dat reeds in 1866 de Engelsche economist Jevons kon schrijven : „Er kan Been verschil van meening meer zijn over den toekomstigen hoofdzetel der ijzerindustrie. De overvloed en de zuiverheid van brandstof en erts beide in de Vereenigde Staten, benevens de ondernemingsgeest der Amerikaansche fabrikanten stellen dit punt buiten twijfel." Nu kwam weldra de tijd, dat Pittsburg inderdaad op Birmingham in Engeland begon te gelijken. De productie van ruw ijzer steeg in vijftien jaar van een millioen tot vier millioen ton en die van staal vloog van 9000 tot bijna 1 .4 millioen ton. Dit laatste wijst vooral op snelle invoering van nieuwe methoden. Terwiji voor de hoogovens het vroeger zoo toegejuichte gebruik van anthraciet eer dan in vele andere landen week voor de aanwending van cocks, greep men voor de staalfabrikatie reeds in 1867 naar de Bessemer-methode en maakte die vlugger algemeen dan in Naar eigen vaderland. Het was dan ook al in dezen tijd, tegen 1880, dat in Amerika de
181
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Era van het Staal begon voor spoorwegen, bruggen, bouwwerken en alle andere Bingen, waarbij sterkte en duurzaamheid noodzakelijk waren. Evenals Nieuw-Engeland in de textiel-industrie, behield Pennsylvania voor ijzer en staal de eerste plaats, maar het begon toch ook in vele andere staten concurrentie te krijgen. Zelfs waren er in 1880 reeds 30 staten, die ijzerindustrie bezaten, samen zooveel als Pennsylvania alleen. De verspreiding dezer nijverheid was trouwens in lien tijd Been ongewoon verschijnsel ; men zag ze ook in de meeste Europeesche landen, eensdeels ten gevolge van nieuw ontdekte steenkolenlagen, anderdeels door het feit, dat in elke streek, waar machines gebruikt werden, dringende behoefte kwam aan reparatie-inrichtingen, die als vanzelf uitgroeiden tot machine-fabrieken. Wij hebben dat ten onzent gezien in alle havens en industrie-centra, en we zien het tegenwoordig duidelijk in de steden van Java. De Amerikanen konden het constateeren zoowel in New York en Baltimore en Nieuw-Engeland als in New Orleans, Chicago en St. Louis, ook zelfs in de meest westelijke plaatsen als San Francisco met zijn hoogen steenkolenprijs. De groote omwenteling na 1865 openbaarde zich vooral niet het minst in de kleeding- en schoeisel-industrie. Amerika was van ouds berucht om zijne lure kleeren en schoenen. Als er een of ander landverhuizer, die fortuinlijk genoeg geweest was om zich een groote reis te kunnen veroorloven, zijne familie kwam opzoeken in een der uithoeken van ons land, dan behoorde onder de wonderbaarlijke, gretig aangehoorde verhalen altijd ook de klacht over de prijzen van alle mogelijke kleedingstukken. Dit was in 1880 nog niet voorbij, ofschoon toen toch reeds Lang de machinate confectie hare intrede had gedaan. De naaimachine werkte destijds al voor vele groote ondernemers, die bovendien het beruchte „sweating-systeem" hadden weten in te voeren door gebruik
182
DE GROEI DER UNIE TOT INDUSTRIELAND. te maken van den sterken uittocht van Russische Joden in 1876. Deze gewetenlooze exploitanten in Nieuw-Engeland, New York en elders moeten in die dagen schatten verdiend hebben. Aangenamer en mooier is de indruk, lien de fabelachtige ontwikkeling der leder- en schoenenindustrie geeft, in 't bijzonder in Massachussets. De eerste moderne machine in dit bedrijf was wel is waar reeds in 1 845 in gebruik genomen, namelijk een werktuig om leder te rollen, maar het eigenlijke machinale werken begon toch pas omstreeks 1870, toes Mc Kay zijn kunstige schoennaaimachine uitvond. Toen verrezen de talrijke groote fabrieken, waardoor vooral de stad Lynn in Massachussets beroemd werd en waarvan reeds in 1880 verklaard werd, dat de verdeeling van den arbeid er ongeveer hare uiterste grenzen bereikt had. Carnegie zeide ervan, omstreeks dezen tijd : „Vijftig jaar geleden zoude de bezoeker van het dorp Lynn uit de loodsen, die tegen de muren der huizen waren opgeslagen, het onophoudelijk geklop van vele hamers hebben vernomen. Dit geluid werd voortgebracht door de leerlingen van St. Crispijn, die, met de leest op de knie, aan den arbeid waren en wellicht een paar schoenen per dag vervaardigden. Gedurende den zomer werden dezelfde mannen boeren of visschers, en in het dorp was het geluid van de hamers der schoenmakers verstomd. De tegenwoordige stad Lynn, met vijf en veertig duizend inwoners, heeft ontelbare schoone gebouwen van groote lengte en hoogte, die lijnrecht van de kleine houten loodsen van vijftig jaar geleden afstammen. In deze gebouwen worden schoenen en laarzen bij de millioenen vervaardigd, bijna zonder door de zonen van Crispijn gehanteerd te worden. De machinerie snijdt, hamert en naait nu. Massachussets is de schoenenstaat bij uitnemendheid."
183
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Volgens Mulhall, die voor de Amerikanen als grootmeester der historische statistiek geldt, had de Unie in 1880 toch dertigduizend schoenmakers minder dan in 1835, maar hun werk bracht 70 millioen dollars meer op. Onze Brabantsche schoenmakers, die in de Langstraat omstreeks 1880 nog altijd „klopten met de leest op de knie", kenden destijds de stad Lynn ternauwernood bij name, maar later hebben ze er hardhandig kennis mee gemaakt en toen, door den nood gedrongen, hare machines zien te verkrijgen, al was het maar in huur. Zoodoende is het hun, na moeilijke jaren, gelukt, dank zij hunne veel lagere loonen, de concurrentie met succes te bestrijden. De Langstraat heeft in 't klein dezelfde omwenteling vertoond als Lynn in 't groot. Maar ze heeft nog Been lofredenaar als Carnegie gevonden. Terwijl men intusschen aan deze zijde van den Oceaan van de bovengenoemde producten der Oostelijke meer ingewikkelde industriedn omstreeks 1880 nog weinig te zien kreeg, stroomden de grovere fabrikaten van de „Middenstaten" reeds in massa naar Europa. Men kende hier destijds de vleesch- en vetprodukten van Chicago en Millwaukee veel beter dan de schoenen van Lynn of de horloges van Waltham of de staalwaren van Pittsburg. En voor de manufacturen kon Amerika nog alleen gelden als afnemer, niet als concurrent. In de officieele statistieken van 1880 stond trouwens de opbrengst Bier meelfabrieken en slachterijen hooger opgegeven dan die van alle andere takken van industrie. Zij prijkten er met 500 en 300 millioen dollars, terwijl ijzer en staal volgden met 296 1 /2 millioen en wollen manufacturen met 267. Wanneer men echter, zooals billijk is, het ijzer en staal samentelde met de fabrikaten daarvan, overtrof de opbrengst reeds verre die der meelfabrieken. En als men de rekening 184
DE GROEI DER UNIE TOT INDUSTRIELAND. opmaakte van alle kleedingstoffen, kwam men hierbij zelfs heelwat boven de totale som der genoemde plantaardige en dierlijke voedingsmiddelen. Verrassend was het, dat alleen aan schoenen en laarzen voor de kapitale som van bijna 200 millioen dollars geleverd werd, d.i. 3 dollars voor elken inwoner groot of klein. Intusschen, hoe verwonderlijk de groei der Amerikaansche industrie tot omstreeks 1880 reeds wezen mocht, ze bleek toch nog maar een voorspel van wat de latere jaren te zien zouden geven. Met 1880 beginnen de Amerikaansche geschiedschrijvers, gelijk wij zeiden, het tijdperk der heerschappij van de grootindustrie („manufacturing on a large scale"), en ze noemen dit in alle opzichten phenomenaal. Terwiji de Unie in 1880 den vierden rang innam onder de industrielanden der wereld, streefde zij veertien jaar later, in 1894, alle anderen voorbij. Honderd jaar lang was zij in hoofdzaak landbouwstaat geweest, nu zag men voor eerst de fabriekswaren vooraan staan bij den uitvoer. Bij het einde der eeuw overtroffen de fabrikaten zelfs de landbouw-artikelen bij den export al met 100 %. Aan ijzer en staal produceerden de groote werkplaatsen der Unie toen reeds bijna driemaal zooveel als het oude Engeland, dat zoolang hierin de eerste plaats bekleed had. Pittsburg had Birmingham ver achter zich gelaten. En het groeide daarna nog z66 sterk, dat het met zijn omgeving in 1909 meer dan de tiendepart van de gansehe wereldproductie leverde. Daar het, evenals Birmingham in Engeland en Essen in Duitschland, op verre na niet genoeg ijzererts uit de buurt kon krijgen, moest het die grondstof uit andere streken aanvoeren. De gelegenheid was te vinden in 't eigen land, in de uitgestrekte ertsheuvels bij het Bovenmeer, waar het erts aan de oppervlakte lag, terwijl het over de meren en kanalen
185
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. gemakkelijk vervoerd kon worden. De toevoer van dit erts en van allerlei andere artikelen naar de „zwarte plek" van Pittsburg werd zoo geweldig groot, dat hij „alle vrachten naar New York, Londen, Hamburg en Marseille tezamen met 100 Y. overtrof" ! Maar bovendien ontwikkelden zich in
MINN.
SCALE OF MILES
MON ORE
100 200 SCALE, 1:17,000,000
o Shipping Ports • Receixing Ports
WISOONS
IN
4is
C
tilbtabula
FairOut yi&pptown 9 . ft.
a
ie.1.
—N Pn
AlleshenY f..PIttsbu
Verscheping van ijzererts over de Canadeesche meren, volgens Bogart. inlaadhavens. • havens van lossing.
Illinois en in Alabama andere centra voor de ijzer- en staalindustrie, in nog sneller tempo dan die van Pennsylvania. Vooral Birmingham in Alabama deed in den nieuwsten tijd de wereld verbaasd staan. Deze plaats groeide sinds 1880 van een klein vlek van 3000 inwoners tot een stad 1) Volgens Bogart, misschien lichtelijk overdreven.
186
DE GROEI DER UNIE. TOT INDUSTRIELAND. van omstreeks 173000 zielen ! Hoogovens en staalfabrieken verrezen er met verwonderlijke snelheid uit den grond. En de toekomst belooft er nog veel meer, want volgens Bogart biedt het schooner gelegenheid om goedkoop ijzer te fabriceeren dan eenige andere plaats in Amerika, ja dan eenige plek in de gansche overige wereld. Kolen, ijzererts en kalksteen zijn er in overvloed aanwezig in den naasten omtrek ; niets behoeft er van verre te worden aangebracht. De eenige moeilijkheid leverde langen tijd de betrekkelijke onzuiverheid van het ijzererts, maar die is schitterend overwonnen door de algemeene invoering van het procede van Siemens. In Illinois heeft de groote magneet Chicago het leeuwendeel der moderne ijzer- en staalindustrie naar zich toegetrokken, hoewel het, juist andersom dan Birmingham, noch de steenkolen. noch het ijzererts vlak in de buurt had. Het ligt tusschen de kolenvelden van Illinois en de ertsgroeven van Duluth, gelijk Rotterdam tusschen het kolendistrict van de Ruhr en de ijzermijnen van Zweden en Spanje. Reeds in 1885 schreef Carnegie : „Chicago heeft binnen hare stadsgrenzen drie fabrieken voor het vervaardigen van stalen spoorstaven en een vierde binnen dertig mijlen. Hunne gezamenlijke werkkracht levert 500000 ton per jaar, hetwelk voldoende is, om een lichte stalen staaf om de aarde te leggen. Het aanstaande jaar zullen er in en nabij Chicago waarschijnlijk anderhalf maal zoovele stalen spoorstaven gemaakt worden als in geheel Groot-Brittanje. Haar wapenschild moest zijn : een dwarsbalk van stalen spoorstaven, afgewisseld door pijnboom-planken ; bovenaan een varken staande op zijn achterste pooten, rood. Het Bevies : „het geheele
varken. Heden zou hij wellicht geneigd zijn, dit schoone project in dezen zin te wijzigen, dat er tusschen de planken twee of drie stalen dwarsbalken kwamen te liggen, want de 187
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. productie van ijzer en staalartikelen is er, sinds hij schreef, nog Brie of viermaal zoo groot geworden. Chicago geldt thans b.v. als de eerste stad der wereld voor landbouwmachines. Rotterdam zou mettertijd aan Chicago's ontwikkeling op dit gebied wellicht een voorbeeld kunnen nemen. Er is ten minste geen enkel ernstig bezwaar te vinden, waarom deze stad of hare omgeving niet zou kunnen profiteeren van den gemakkelijken aanvoer van erts en kolen (voor welke laatste het zelfs ontmoetingspunt is van den Engelschen en den Duitschen import, terwiji de kolenbeddingen van Venlo op den dour wellicht nog een derde goede gelegenheid zullen bieden). Hoe hoog de positie is, die de Amerikaansche ijzer- en staalindustrie heden, na den wereldoorlog, bereikt heeft, wordt het best bewezen door het feit, dat de V. St. meer ruw ijzer voortbrengen dan de geheele overige wereld. Verrassender nog dan de geweldige uitbreiding der ijzeren staalindustrie in de Vereenigde Staten mag die der textiel-nijverheid heeten na 1880. Hierin was de supprematie van Engeland z66 groot, dat het niet van de eerste plaats scheen of te dringen. Vooral gold dit voor de katoen. Maar ziet, nog vOcirdat de 1 9 c eeuw ten einde liep, had Amerika ook in dit bedrijf met groote sprongen den voorrang gekregen. Zijne spinnerijen verwerkten zelfs in 1 899 reeds bijna 1 60 millioen K.G. ruwe katoen meer dan de Britsche. Later is het getal der Amerikaansche spindels nog bijna verdubbeld, zoodat het in 1914 geklommen was tot het enorme getal van 32 millioen ! Wanneer men nu toch nog in dit laatste jaar hoorde verkondigen, dat Engeland in de katoenindustrie de eerste plaats had behouden, dan doelde men hierbij op de w a ar de der produkten. Immers, de Engelsche spinners bleven boven alle andere uitmunten in fijne garens (van hooge nummers), die ze leverden zoowel aan Amerika als aan het
188
DE GROEI DER UNIE TOT INDUSTRIELAND. Europeesche continent. Hieruit is dan ook het verschijnsel te verklaren, dat het aantal der Engelsche s p i n d e 1 s steeds heelwat hooger bleef dan dat der Amerikaansche. Wellicht heeft de groote oorlog dit nu reeds anders gemaakt, maar zelfs indien hij niet gekomen was, zouden de Yankees ook in dit opzicht het oude moederland mettertijd overtroffen hebben. Immers, de uitvoeren van ruwe katoen uit Amerika stegen al Lang minder snel dan tevoren, hoewel de oogsten nog steeds sterk toenamen. In Europa werd reeds sedert jaren gesproken van een nieuwen „katoennood'', die door de pogingen van nieuwen aanplant in de koloni8n en elders niet werd opgeheven. Dit was een natuurlijk gevolg van den groei der spinnerijen in Amerika.9 Bij lien groei werd nu echter in het oude industrie-district van Nieuw-Engeland tevens hoe langer hoe meer gestreefd naar de productie van f ij n e garens. Hier toch gold, evenals in Europa, de leus, dat de fijne stollen de toekomst moesten beveiligen. Immers, in Amerika zelf was een nieuwe concurrentie opgetreden : de Zuidelijke Staten, de leveranciers van de ruwe katoen, hadden hunne spinnerijen en weverijen z66 zien toenemen, dat ze reeds b ij n a de helft van hun produkt zelf verwerkten. De Nieuw-Engelanders begonnen dus duidelijk te bemerken, dat de katoenindustrie ook bij hen „een vreemde kasplant" was, zooals Potgieter haar reeds jaren geleden in Twente genoemd had. Zij moesten zich derhalve op de been houden, eensdeels door steeds vernuftiger machines, anderdeels door steeds fijner en kunstiger fabrikaat. De wolindustrie nam evenzeer geweldige afmetingen aan, terwij1 de zijdefabrieken van Philadelphia en Paterson zoozeer uitgebreid werden, dat Amerika op dit gebied met Frankrijk in de eerste rij kwam te staan. Amerikaansche schrijvers 11 Helaas in den nieuwsten tijd ook van de kwade ziekte in de katoenplant, die vooral aan de beste soorten zeer groote schade heeft toegebracht.
189
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. wisten zelfs reeds omstreeks 1900 te vertellen, dat hun land ruim 1 /3 deel van alle ruwe zijde der wereld verwerkte. Zij hebben bij die bewering — meer dan bij vele andere — het voordeel, dat niemand hen kan narekenen, daar de zijdeproductie van China nog voor ieder ander een niet te schatten grootheid is. Maar dat neemt toch niet weg, dat in den nieuwsten tijd enorme massa's Chineesche zijde hun weg y,
,
00
MAP SHOWING THE
t CENTER OF MANUFACTURE 1850
to
©
1900
•
AND I NE
,8
Will
0
•
N
D, I
1 'napoli:
..... , . b
.-
/*
1890 I
1-9C0
I. 40
.--
-------- 17. v 180004' . : '' , 4k tr . Clarks rg 1 ', 41.4 ": , 7 0 -.'" ES I fi I V820* — r> n • ' •••83 * 1 . 0+ • 181 1840 * 50 P 19 *N A ING cnidbt• k iw/
187ic
*186
%
Ch a. lesson
l
‘, ''',4
'
'4,,, 1 W. rr::
NI.
mu! ► no - '
..iiiii
"--- ;."
C
r 8G
vi
II)fw f -n
I
V IR
Lo is•
we
'
L' rrg.1
arris . t g
‘3
1
•
KENT
) '
.
I
Park • Cbilli:othe i n i ivati 1 Ohio
• Pit
I
s
H
0•'
)1
'
ton
LV
1870 o 1860 o Altti'a 685° burg
.
.
100
50
dOIDMb
1
.0
amSpOrt
NNS
* Center of Population m ansfl 0 Center of Manufactures . I .scAt; E , 11 .m..t.4.4.1 1
1 S,•11
1, '
CENTER OF POPULATION FROM 1790 TO 1910
0
'6
NEW YORK
• Elie
AT EACH DECADE
i
• )4 80
' to ve_
01 In 1
:
' i
VITYV.
Verplaatsing van de centra der bevolking en der industrie, volgens Bogart.
naar Amerika gevonden hebben en dat de Amerikaansche zijdewaren een onverwachte beteekenis op de wereldmarkt kregen. Bij den sterken groei van deze en tallooze andere industrieen 1 is tot dusver, gelijk wij reeds zagen, de plaatselijke verbreiding wel heelwat veranderd, maar de hoofdzetel is toch gebleven in het N o or d o o s t e n. Al )
1 ) Men denke aan de automobiel-industriel In 1900 moesten de meeste auto's nog van buiten komen, thans leveren de V. St. 800/ 0 van alles Ook de b e w e r k i n g van vetten is in onze dagen sterk opgekomen, terwijI de lederbewerking b.v. in St. Louis een nieuwe vlucht genomen heeft.
190
DE GROEI DER UNIE TOT INDUSTRIELAND. heeft het Zuiden zich merkwaardig ontwikkeld door zijn rijkdom aan grondstoffen en zijne goedkoope werkkrachten (waarbij de doorgaans ijsvrije rivieren een voorname rol spelen), en al zijn in de groote steden van het Midden en het Westen veel meer fabrieken verrezen dan tevoren, toch hebben Nieuw-Engeland en Pennsylvania den voorrang behouden. Alleen kan men zeggen, dat de tusschengelegen streken van New York en New Yersey en het aanliggende Ohio langzamerhand mee door de bedrijvigheid der twee groote centra zijn aangetast. Indien men de fabrieken de Vereenigde Staten zuiver kon teekenen op een niet te groote kaart, zouden de donkere plekken van Nieuw-Engeland en Pennsylvania, die vroeger vrij ver uiteenlagen, blijken shmengevloeid te zijn met wat lichter kleur. Men zou dus van een groot Noordoostelijk nijverheidsdistrict kunnen spreken, waarin New York het centrum zou vormen, evenals Brussel in Belgie tusschen het Luikerland en de Vlaamsche textiel-districten. New York, hoewel geen bepaalde fabrieksstad, zou dan prijken met het grootste getal fabrieken, evenals Berlijn in Duitschland, Parijs in Frankrijk en Amsterdam in Nederland. En wanneer men dan, wat nog veel moeilijker zou zijn, de fabrieken wilde onderscheiden naar hun produkt, dan zou zelfs blijken, dat in den staat New York met zijn bont mengelmoes van allerlei ethnographische, economische en sociale elementen, onder de vele verschillende industrie8n er enkele zijn gegroeid, die nergens overtroffen worden. Zoo b.v. de handschoenenmakerij in de dubbelstad Gloversville-Johnstown en het maken van boorden en manchetten in Troy aan de Hudson. Indien men nu vraagt, waar de duizenden nieuwe arbeiders voor de groote nijverheid vandaan gekomen zijn, dan moeten we wijzen op de buitengewone verandering in de immigratie. Terwijl v66r 1880 de groote massa afkomstig was van
191
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. het platteland van West-Europa, zijn naderhand bij duizenden en duizenden de Italianen, de Russen, de Polen en de bontgeschakeerde volken der Donau-landen toegestroomd. Deze lieden kwamen vrij talrijk uit de groote steden, en dezulken voelden zich vanzelf geneigd om in de fabriekscentra van Amerika te blijven hangen. Maar ook bij de overigen, die op het platteland geboren en getogen waren, bleek de lust groot, om bij elkaar te hokken. Of wellicht moet men bier meer van d r a n g spreken dan van lust. Immers, gelijk vroeger de leren, werden deze Oost- en Zuid-Europeesche gasten door de Yankees met weinig vreugde ontvangen ; zelf konden ze zich ook moeilijk thuis voelen onder Amerikaansche, Engelsche, Schotsche, Skandinavische of Nederlandsche farmers. Bovendien beschikten zij gewoonlijk, niettegenstaande den bekenden nieuwen welstandseisch, over veel te weinig geld om grond te koopen, en zelfs om veel verder dan New York te reizen. En eindelijk stonden de agenten der fabrikanten bij elke landverhuizersboot gereed, om alwat eenigszins voor den fabrieksarbeid deugde, aan te werven, helaas maar al te vaak met de weinig conscientieuze middelen, die elders de koeliewerving ken merken. Vooral na 1900 is de toevloed dezer nieuwe elementen geweldig sterk geworden. Hij heeft gemaakt, dat de immigratie, die na 1890 heelwat geluwd was, grooter afmetingen is gaan aannemen dan ooit tevoren. In de eerste tien jaren der nieuwe eeuw brachten de landverhuizersbooten meer dan twee millioen Italianen, bijna 1,6 millioen Russen en Polen en ruim 2,1 millioen onderdanen van Frans Jozef aan, benevens een k wart millioen gewezen bewoners van het Balkan-schiereiland. Alle overige immigranten, Japanners en Canadeezen inbegrepen, bereikten nog niet het cijfer van driekwart millioen ! En na 1910 werd de toeloop uit Zuid- en Oost-Europa nog grooter, totdat de wereldoorlog zijn noodlottig „halt" liet hooren.
192
DE GROEI DER UNIE TOT INDUSTRIELAND. Wel is waar plachten vele duizenden dezer moderne landverhuizers na kort verblijf terug te keeren, maar de meesten toch niet. Toen men in 1908 besloot, om niet enkel de binnenkomenden, maar ook de weervertrekkenden te gaan tellen, bleek het aantal dezer laatsten ongeveer 30 % te bedragen van dat der eersten. Van Noord-Italianen en Grieken overtrof het wel is waar sours de binnenkomenden, maar van de Russen, Polen en Oostenrijkers en ook van de ZuidItalianen was het blijvend getal ver in de meerderheid. Voorwaar geen wonder, ten minste voor de onderdanen van den Czaar, die maar al te veel reden hadden, om niet naar het vaderland terug te verlangen ! De Canadeezen, voor wie de reis slechts een „trip" mocht heeten, trokken er jaar op jaar meer uit dan in. Hoe sterk de toevoer der Oost- en Zuid-Europeesche „blijvers" geweest is, blijkt vrij duidelijk uit de toeneming der gansche bevolking. Van 1900 tot 1914 klom deze van ruim 75 millioen tot bijna 99 millioen, terwiji toch de inheemsche geboorten in vrij sterke mate afnamen. De oorlogsmaanden van 1914 hebben — vreemd genoeg — geen merkbaren in vloed op de imrnigratie van 't jaar in zijn geheel gehad : het overtrof zelfs nog zijne twee voorgangers, terwiji het getal der vertrekkenden geringer was. Maar het jaar 1915 toonde gansch andere resultaten. Toen viel het aantal immigranten van 1,248000 in eens op 326000, terwiji het in de volgende jaren daalde tot 298,295 en 110 duizend. Men moet zich, bij het zien daarvan, met verbazing afvragen, hoe het mogelijk is, dat toch juist in dezen tijd de Amerikaansche uitvoeren op elk gebied, zoowel van den landbouw als van de industrie, zulk een geweldige vlucht genomen hebben. Waar heeft men de werkkrachten vandaan gehaald ? Vooral na 1917, toen er, behalve de honderdduizenden Canadeezen, nog millioenen Amerikanen uit hun werk zijn
193 M
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. gehaald om ten strijde te trekken ? Wat de Amerikaansche industrie toen geleverd heeft, geeft wellicht nog sterker bewijs van het verwonderlijk accommodatie-vermogen der moderne maatschappij dan het voortgaande economische leven in de oorlogvoerende landen. Zonder twijfel is men Binds weer heel sterk zijn Neil gaan zoeken in verbetering der machines tot arbeidsbesparing. Een bewijs daarvan leverde reeds de statistiek der uitvinderspatenten, die voor 1914 het enorme getal van bijna 42000 aanwees, terwiji men vroeger nooit meer dan 38000 had gekend en in de vorige eeuw zelfs nimmer boven de 27000 gekomen was ! Waarschijnlijk is men ook, onder den drang der omstandigheden, elke arbeidskracht gaan aannemen, die maar eenigszins kon dienen, gelijk wij dat in Europa zagen. WOr den oorlog waren de klachten over te grooten aanvoer van „ongewenschte elementen" reeds zeer luid geworden ; men sprak zelfs al van een „nieuwe zweer in het lichaam der Unie", naast de twee oude, de Negers en de Chineezen. New York en andere steden begonnen te zuchten over het achterbuurtenvolk, dat men vroeger nauwelijks had gekend, en in alle kringen werd sterk geklaagd over de vele onontwikkelde, ongeoefende menschen. Naast de oude wetten tegen het binnenkomen van zwakken en ongeneeslijk-zieken, van geheel onbemiddelden en armlastigen, had het Congres reeds voorstellen aangenomen, om formeele exa m en s in te voeren, waarbij de immigrant moest toonen, een of andere gangbare taal (Jiddisch inbegrepen) te kunnen lezen. President Taft had die nieuwe wetten met zijn veto tegengehouden, maar kort voor den oorlog waren ze wederom aan de orde gesteld. En in 1917 is de leesproef inderdaad aangenomen. Tegelijkertijd is toen echter het absolute verbod voor de eigenlijke Chineezen opgeheven, onder den invloed van het merkwaardige bondgenootschap.
194
DE GROEI DER UNIE TOT INDUSTRIELAND. Intusschen schijnt dat op de Chineesche immigratie niet belangrijk gewerkt te hebben ; de officieele statistiek vermeldt in de jaren 1913-16 telkens van 2000 tot 2500 Chineesche immigranten, terwijl ze er voor 1917 slechts 1800 opgeeft en voor de volgende jaren 1500, 1700 en 2 1 00. De invloed der latere beperkende wetten is 66k al moeilijk te zien in de cijfers van den Board of Immigration. Zij getuigen, dat in 1919 de landverhuizing weer iets gegroeid is en in 1920 veel meer (in 't geheel tot 430000, dus hooger dan in 1915). Het merkwaardigste is, dat daarbij de Engelschen, als in oude tijden, weer vooropstonden, met meer immigranten dan voor den oorlog. Op hen volgden de Mexicanen met een zeer belangrijke toeneming, terwij1 de Nederlander s e n V 1 a mingen tezamen ook nog iets boven het getal van 1913 kwamen evenals de Franschen, en de Spanjaarden zelfs weer zeer ver. Daarentegen waren de Italianen en Grieken nog ver ten achter bij vroeger, terwiji de volken van Oost-Europa en de Donau-landen nog haast niet meetelden. Duitschers werden er ten getale van 7300 opgegeven (tegen 80000 in 1913). Een statistiek met raadselen ! 1 ) Latere opgaven hebben wij nog niet gevonden, maar 't is te verwachten, dat de immigratie voorloopig niet heel sterk zal groeien, vooral niet uit Zuid- en Oost-Europa. De tegenzin tegen „ongewenschte elementen" zal nog wel Lang voortduren. Immers, behalve de idealistische patriotten, die gaarne alles willen vermijden, wat tegen de vorming van eene homogene Amerikaansche natie ingaat, zijn er nog vele anderen, en niet van de slechtsten, die groote gevaren zien in den onnatuurlijken groei der steden en in de toenemende industrialiseering. Gevaar voor de rust in het binnenland, gevaar voor de gezonde maatschappelijke ontwikkeling, gevaar zelfs voor den vrede Te meer, daar de volkstelling van 1920 bewiist, dat de geheele bevolking in de 6 jaren van 1915 tot '20 toch nog bijna evenveel aangegroeid is als in de vier jaren van 1911—'14. Het totaal-cijfer was in 1920 ruim 105,7 mi 1 1 ioe n.
195
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. met het buitenland. „Het klinkt wel mooi", zoo zeggen zij, „dat men zijn eigen land kan voorzien van alle noodige fabrikaten en zelfs nog de overige wereld kan overstroomen met Amerikaansche goederen, maar het heeft sterke schaduwzijden. Vooreerst zou het voorzien in eigen behoeften, indien het ooit mogelijk was, alien invoerhandel dooden ; ten tweede drijft het sterke exporteeren indien dat mogelijk zal blijven — tot allerhande politieke moeilijkheden buiten Amerika. En dan de sociale kwestie". De sociale kwestie, het „labor problem" in modernen zin, is in Amerika zeker even oud als in de meeste Europeesche landen. Zelfs zonder het slavernij-vraagstuk, dat v6Or 1860 alles overschaduwde, erbij to rekenen, kan men gerust tot het begin der 19e eeuw teruggaan. Men vindt dan wel is waar slechts plaatselijke bewegingen, maar dat „plaatselijke" nam toch in dit groote land met zijn trekachtige bevolking geheel andere verhoudingen aan dan b.v. ten onzent. En wanneer men leest, dat omstreeks 1850 de eerste nationale arbeidersvereeniging gevormd werd, die der drukkers, dan is dit een gansch andere stap dan de bescheiden oprichting van den Algemeenen Nederlandschen Typographenbond zestien jaar later. Toen de Burgeroorlog begon, telde men reeds zes en twintig van zulke trad e-u nions op Engelsch voorbeeld. Maar tijdens Bien oorlog zelf werd de grond gelegd tot veel algemeener beweging. De treinmachinisten, die zulk een groote rol speelden in de ondernemingen der Noordelijken, kwamen door den oorlog tot aaneensluiting en stichtten de eerste m a c htige trade-union. Zij vonden bijzondere aanleiding tot het stellen van belangrijke eischen, omdat de ernorme uitgifte van papieren geld de loonen bedierf. Na den oorlog deden zich nog velerlei andere algemeene grieven op, in 't bijzonder door den toevloed van ontslagen strijders in allerlei bedrijven. Want, al vonden de meesten
196
DE GROEI DER UNIE TOT INDUSTRIELAND. dezer veteranen een goed heenkomen op de staatslanderijen van het Westen, ze trokken daar toch lang niet alien been. Duizenden boden zich aan bij de poorten der fabrieken, aan de bureaux der spoorwegen en aan velerlei andere kantoren. Dit aanbod, vermeerderd door den toevloed der door de wet van vrijen overtocht gelokte Europeesche arbeiders, bedreigde den hoogen levensstandaard. Aan de andere zijde zullen er natuurlijk onder de veteranen wel geweest zijn, die moed en organisatie-vermogen genoeg bezaten, om als krachtige leiders op te treden. Hoe 't zij, 't is zeker, dat de Unions veel talrijker en sterker werden, zOcizeer, dat zij in 1869 reeds in 't Congres den ach turen-werkdag konden doordrijven voor alle loontrekkenden in dienst van de Unie, al bleef dan deze wet nog langen tijd een doode letter. Ook werden reeds in deze jaren vlak na den oorlog pogingen gedaan tot de vereeniging van alle arbeiders in een groot lichaam. De National Labor Union, opgericht in 1866, had slechts een kort, roemloos bestaan ; zij verging in 1872, tegelijk met de befaamde Europeesche „Internationale" op de klip der politieke geschillen. Maar nauwelijks hadden zich de golven boven Naar gesloten, of uit den nevel kwam geheimzinnig en dreigend een andere verschijning opdoemen. Het was een verborgen organisatie, gesticht in 1869 door Ulrich Stevens, coupeur te Philadelphia ; de naam zelfs bleef lang onbekend, totdat in 1881 plotseling alle geheimzinnigheid werd afgeschud. Toen trad het nieuwe verbond in het daglicht met den trotschen naam van de „Knights of Labor", de Ridders van den Arbeid, en het groeide z66 ontzaglijk, dat den werkgevers en den staatslieden de schrik om 't hart sloeg. Het programma was grootsch opgezet als een nieuwe Declaratie van de rechten van den mensch (hier den arbeider). „Niet het bezit, maar de industriedele en moreele waarde
197
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. moest de ware maatstaf van nationale grootheid zijn. Daarom moest aan de werkers het voile genot verzekerd worden van den „door hen geschapen rijkdom" en daarnaast voldoende vrije tijd om hunne verstandelijke, zedelijke en sociale krachten te ontwikkelen." Op grond hiervan eischten zij o.a. het referendum (de voiksstemming over alle wetten), de oprichting van arbeidersbeurzen, bevordering der coOperatie, arbitrage bij werkstakingen, afschaffing van aangenomen werk voor den publieken dienst, verbod van kinderarbeid Onder veertien jaren en den algemeenen achturigen werkdag. — Hun leus was het „arbeiders vereenigt u" in den ruimsten zin ; zelfs strekten ze het uit tot de kleine boeren, zooals blijkt uit den eisch, om publieke landerijen gratis over te laten aan dengene, die ze tot productie bracht. In de praktijk bleef de invloed der Knights of Labor echter beperkt tot de industrie-arbeiders, maar daar werd hij dan ook z66 sterk, dat de vereeniging in 1 886 meer dan 700000 leden telde ! Het voornaamste wapen was natuurlijk de werkstaking ; het werd gebruikt alsof men op het werkelijk oorlogsterrein was, onophoudelijk, dan hier en dan daar, meestal op direct bevel van het hoofdbestuur, den generalen staf. Strikes van allerlei soort volgden elkaar op; hier een voor hooger loon, ginds een andere voor korter werktijd, elders weer een andere voor het boycotten van een nieuwe machine of voor steun aan stakende broeders. Alwat op dit gebied bedacht kon worden, brachten deze vermetele „ridders" in de praktijk, lang vOOrdat het ten onzent zelfs bij name bekend was. Het staken werd een sport, een wedstrijd, een manie. Het genoemde jaar 1886 in 't bijzonder bracht een springvloed van strikes (en uitsluitingen). Hun aantal steeg ineens van 695 op 1 572 en omvatte niet minder dan 610000 arbeiders tegen 258000 in het vorige jaar. Het was de crisis! De springvloed ondermijnde, door het mislukken van eenige
198
DE GROEI DER UNIE TOT INDUSTRIELAND. der grootste stakingen, in zijn terugloop de groote organisatie zelf. Af val en verzet begonnen dadelijk na 1886 ; hierop volgde een verwoede strijd met eenige onafhankelijke tradeunions, en eindelijk kwamen de politieke oneenigheden, die aan de gansche heerlijkheid der Knights een einde maakten. Ten tweede male stond evenwel een nieuw lichaam klaar om de leiding over te nemen, namelijk de American Federation of Labor. Zooals de naam reeds aanduidde, was deze algemeene organisatie meer in overeenstemming met het volkskarakter en de staatkundige verhoudingen opgezet. Terwijl de Knights geregeerd waren vanuit een centraal bureau, bestond de Federatie uit een verbond van vele zelfstandige trade-unions, een in het noodige, vrij in het overige. Het hoofdbestuur was en is dan ook niet anders dan een vertegenwoordiging van de afzonderlijke vereenigingen, gelijk de Amerikaansche Senaat en gelijk onze vroegere Staten-Generaal. De bedoelingen en de middelen weken slechts weinig of van die der Knights, maar men ging over 't algemeen wat voorzichtiger te werk. Het ledental wies met groote snelheid, vooral na 1900. Terwijl het in 1890 nog maar 200000 bedroeg en in 1900 ruim 550000, had het in 1903 reeds het enorme cijfer van 2 3/4 millioen bereikt. Het omvatte toen dan ook de groote meerderheid der georganiseerde arbeiders van Amerika 1 ) en telde, ofschoon de spoorweg-unies er buiten bleven, meer leden dan alle vereenigingen van geheel Duitschland, terwij1 de Engelsche organisaties tezamen er in getal slechts weinig boven kwamen. De Federatie heeft dan ook een grooten invloed uitgeoefend, en dat meestal zonder de geweldige krachtmiddelen der Knights. Betrekkelijk zijn de stakingen nooit meer zoo talrijk 1) Hoe groot die meerderheid was, is niet precies na te gaan, daar het „Department of Labor bulletin" al leen de leden der Federation opgeeft.
199
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. geweest als in 1886 en de verwoestingen van eigendom en andere gewelddaden zijn nog meer afgenomen. Er is, gelijk overal, een neiging merkbaar geworden, om de geschillen te beslechten langs vreedzamen weg, hoewel de resultaten daarvan slechts zeer langzaam gegroeid zijn. Voorbeelden van regeling der arbeidsverhoudingen bij vrije overeenkomst dateeren in de Vereenigde Staten reeds van 1865, loch ze zijn pas algemeen mogelijk geworden sedert het crisisjaar 1886, toen de werkgevers b e g o n n e n zijn met van hun kant naar nationale verbonden te streven. Het eerste voorbeeld werd gegeven door de Stove Founders National Defence Association. Natuurlijk boden die organisaties eerst vooral gelegenheid om de conflicten nog te vergrooten, maar op den duur hebben ze, onder den drang der publieke opinie, de maatschappij iets nailer gebracht tot den socialen vrede. De publieke opinie heeft ook eindelijk bewerkt, dat de Regeering wat meer betrokken is in de sociale beweging. De tegenzin tegen wettelijke maatregelen is bij de Amerikanen langen tijd z66 sterk geweest, dat zij, niettegenstaande hun algemeen kiesrecht, minder sociale wetten hebben verkregen dan de Nederlanders. Eerst zeer laat zijn b.v. algemeene kamers van arbeid door 't Congres voorgeschreven, nadat een aantal staten afzonderlijke wetten hieromtrent gemaakt hadden. Evenzoo zijn, later dan in de meeste andere landen, arbeidsinpecties ingevoerd en voorschriften gemaakt omtrent de verantwoordelijkheid voor ongevallen, etc. Aan v e r zekerin g sw et ten is men zelfs tot op dit oogenblik bij het Congres nog niet toegekomen. Onze vele Nederlandsche medeburgers, die meenen, dat men met zulke „lure wetten" niet te haastig moet zijn, zouden dus tot stijving van hunne betogen kunnen verwijzen naar de Amerikaansche Unie, die toch bij niemand als achterlijk bekend staat. Ze doen het evenwel zoover ons bekend is niet, en met reden. Immers, de vaak misbruikte dooddoener,
200
DE GROEI DER UNIE TOT INDUSTRIELAND. dat Amerikaansche toestanden niet te vergelijken zijn met Europeesche, heeft op dit gebied wel eenige geldigheid. Behalve door de ontzettende uitgestrektheid en verscheidenheid van het land is Amerika zich steeds blijven kenmerken door de buitengewone beweeglijkheid zijner bevolking, die nog altijd minder dan eenige andere gevoelt voor onze oud-vaderlandsche spreuken ,,Oost West, thuis best" en „twaalf ambachten, dertien ongelukken". De moderne arbeiders-immigratie bovenvermeld maakte de moeilijkheid nog veel grooter en deed het haast onmogelijk schijnen, om zelfs voor afzonderlijke staten tot aannemelijke verzekeringswetten te geraken. Werkelijke vastheid van arbeidsverhoudingen heeft men tot dusver alleen in de openbare diensten en bij een aantal der grootste maatschappijen kunnen bereiken. Is er dus van overheidswege betrekkelijk weinig gedaan voor sociale organisatie en verbetering der arbeidstoestanden, men heeft aan de andere zijde door self-help zooveel bereikt, dat de toestand der Amerikaansche arbeiders zeer goed de vergelijking met die der meeste Europeesche landen kan doorstaan. De loonen zijn naar schatting in de kwarteeuw na 1880 gerezen met 25 % in alle industrie8n dooreengenomen, en in de laatste jaren zijn ze wederom vooruitgegaan, in bijzonder tijdens den jongsten oorlog 1 ). Dat ze veel gediend hebben tot verhooging van den levensstandaard bewijst o.a. de groote toeneming van de suiker-consumptie, die tusschen 1871 en 1903 verdubbelde en daarmee steeg tot ruim 31 K.G. per hoofd ! De Amerikaansche arbeider heeft de reputatie verkregen van groote intelligentie en handigheid en veel aanpassingsvermogen, maar tevens van neiging tot weelderig leven. Wanneer men zijn lot prijst, heeft men intusschen meestal enkel het oog op de groote nijverheidscentra van het Noord1 ) Zie over gunstige verhoudingen tegenover Duitsche loonen J. Singe r, „das land der Monopole, Amerika oder Deutschland ?" Berlin 1913. Zelfs in 1921 en '22 zijn de loonen nog belangrijk gerezen vooral in verband met de beperking der immigratie.
201
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. oosten, waar de k wade plekken alleen gevonden worden in de proletarische achterbuurten der groote steden, vooral van New York. In het Zuiden valt er, afgescheiden van het Neger-vraagstuk, veel minder to roemen. Daarheen zijn in de laatste jaren duizenden van de nieuwe landverhuizers getrokken, vooral Italianen, die werk zochten en vonden in de nieuwe fabrieken van ijzer, staal en katoen, in de groote houtzagerijen, enz. Hier zijn de arbeidstoestanden nog in hun kindsheid, weinig beter dan vciOr vijftig of zestig jaar die van het Noordoosten. De kinderarbeid b.v. tiert er zoo welig als in de meest-afgelegen streken van Europa. In de reusachtige spinnerijen van ZuidCarolina kan men zalen genoeg vinden, waar kinderen onder tien jaar in grooten getale meehelpen. Wie de statistieken hieromtrent inziet, voelt zich a.h.w. den killen adem der oude slavernij tegemoetkomen en begrijpt, dat de Black Belt nog andere problemen kept dan dat der Zwarten. Welke litteraire Nederlandsche ingenieur was het ook weer, die na een vliegreis door Amerika getuigde, dat de toestanden er zoo eenvormig waren?
202
ELFDE HOOFDSTUK.
DE MACHT DER KAPITALEN EN HAAR TEGENWICHT. „Men kan niet genoeg smalen op die rijkaards, die, met terzijdestelling van alle plichten en beginselen, slechts bedacht zijn op 't bijeen schrapen van geld, om het op de laagste manier te gebruiken, 't zij om ermee in effecten of in rotte spoorwegaandeelen te speculeeren, 't zij om hun zonen in staat te stellen een onnut Leven van nietsdoen, verkwisting en groote uitspattingen te leiden, of om voor hun dochters als man te koopen, het een of ander verloopen sujet uit een hooggeplaatste binnen- of buitenlandsche famine". Roosevelt „Americana".
D
E bovenstaande ongezouten uitspraak zou 66k bij ons kunnen gedaan zijn, en dan zou de auteur het misschien hebben kunnen brengen tot lid der Tweede Kamer, ja, wellicht tot onder-voorzitter. Maar in Amerika kon de man, die ze uitte, stijgen tot de hoogste waardigheid in den Staat, en dan nog wel onder de auspicien der Republikeinsche partij. Ziedaar een onderscheid, dat op de positie van het Amerikaansche kapitalisme een ander licht werpt dan men hier bij ons in den regel wil zien. Een rage voor naamlooze vennootschappen had Amerika reeds gekend omstreeks 1830, ruim honderd jaar na de beruchte actien-koorts van John Law en anderen in Europa. Ze was uitgeloopen op een geduchte crisis en daarna gevolgd door jaren van kalmte. Maar na 1848 en vooral na 1865 was de kapitaalcombinatie met nieuwe kracht voortgegaan en, niettegenstaande herhaalde terugslagen, voortdurend reusachtiger geworden. Tegen het einde der 19e eeuw had
203
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKA ANSCHE VOLK. men het zoover gebracht, dat de industriëele productie voor twee derden in handen was van vennootschappen en andere combinaties, terwijl de verkeers- en mijnbouwondernemingen bijna zonder uitzondering met aandeelenkapitaal werkten en zelfs de visscherij, de landbouw en de veeteelt een belangrijk getal corporaties konden aanwijzen. In aant al bedroegen de industriëele vennootschappen niet meer dan 1/3 deel van alle fabriekszaken, maar dooreengenomen produceerden ze elk voor een half millioen gulden per jaar. Samenwerking tusschen verschillende maatschappijen was in Amerika 66k reeds vroeg beproefd, Lang voordat in Europa de kartels en syndicaten opdoken. In 1880 bestond b. v. al de Michigan Salt Association, een syndicaat voor gemeenschappelijken verkoop, dat den Amerikaanschen zouthandel beheerschte gelijk later het Rheinisch-Westfälische Kohlensyndikat den Duitschen kolenhandel. De bedoeling van zulke verbonden was natuurlijk oorspronkelijk, om de productie en den afzet beter te regelen, in 't algemeen meer economisch te werken. Zij heetten voort te komen uit economische noodzakelijkheid en &den dit ook tot op zekere hoogte. Maar zoodra deze „kinderen van den flood'', na de eerste moeilijkheden, in oversnellen groei bevangen werden door een gevoel van macht, begonnen ze te streven naar heerschappij, naar monopolie, en de genoemde zout-combinatie had dit gevaarlijke Joel omstreeks 1880 zoo goed als bereikt. Het scheen, of de economische tyrannie, pas bedwongen in den bloedigen Burgeroorlog, opnieuw het hoofd zou opsteken, in anderen vorm. Velen zagen het gevaar niet en juichten de stoute combinaties toe. Maar de Regeering, meer onder den volkswil dan elders, zag het gevaar wel en begon het dadelijk te bestrijden. In 1887 werd reeds de S h e r m an-a c t aangenomen, die alle aaneensluiting van maatschappijen met
204
DE MACHT DER KAPITALEN EN HAAR TEGENWICHT. monopolistische bedoeling verbood op straffe van boete en gevangenis. Het resultaat was grooter dan menigeen, vooral in Europa, gemeend heeft. De monopoliezucht werd niet in eens bedwongen, natuurlijk niet, maar ze werd toch al dadelijk genoodzaakt, bepaalde wegen in te slaan. De tijd der syndicaten was in Amerika voorbij. Nu begon de tijd der Amerikaansche trusten. John Rockefeller had daarvoor reeds het voorbeeld gegeven bij de stichting zijner Standard Oil Company in 1882. Negen groote petroleum-maatschappijen waren door zijn toedoen volgens het slimme, heimelijk-werkende recept van den advocaat Dodds (die het oude nuttige beginsel van den vrijwilligen beheersafstand aan trustees, ging toepassen op in l't nauw gebrachte lichamen), samengesmolten tot een machtig lichaam onder negen trustees als leiders. Hier was dus niet meer een verbond, maar een volledige, hoewel verkapte vereenigin g. Hier was een vast en sterk lichaam, niet anders van aard dan een gewone maatschappij, dat gerekend werd, buiten de bepalingen der Sherman-act te blijven. Na 1 887 werd dan ook overal beproefd, de uiteengevallen syndicaten naar dit model weer samen te smeden, en dit scheen maar al te goed te gelukken. Naast de machtige trust voor den petroleum verrezen sterke trusten voor allerlei minder risquante artikelen, voor tabak, voor whisky, voor suiker, katoenolie, stijfsel, enz. Ze groeiden bij den dag en dreigden alle bedrijf van Amerika op te slurpen. In Europa lachte men om de Sherman-act en sprak van de hydra, wier koppen niet verdubbeld, maar verdriedubbeld waren. In Amerika lachten de trustkoningen Rockefeller, Morgan, Vanderbilt c.s. meer laconiek : „pool dies, trust born". In de tien jaren van 1 890 tot 1900 stegen de Amerikaansche trusten van 18 stuks met 288 millioen dollars kapitaal tot 1 57 stuks met 3150 millioen. En daarbij kwam tegen
205
DE GESCHIEDENIS VAN HET A MERIKAANSCHE VOLK. einde van 't jaar 1 900 de United States Steel Corporation, toen de geniale Carnegie zijn groote combinaties overliet aan Morgan c.s., die over 1400 millioen dollars beschikten. Toen begon de Regeering hare tweede campagne tegen de monopolies. De wet van Sherman werd pasklaar gemaakt voor de trusten, en de lange reeks van opzienbarende trustprocessen begon, waar Europa alweer om lachte, maar Amerika niet. Roosevelt vatte den strijd wat theatraal op, als een moderne Sint Joris tegenover den draak, Taft voerde den kamp bedaarder, dock met groote standvastigheid. En toen eindelijk de Democratische partij aan 't roer kwam met Wilson, toen werd het een verwoede oorlog. De processen waren niet van de lucht, en eindigden meermalen met een jaar gevangenisstraf voor een of anderen grooten trustleider. De wetten werden telkens verscherpt, ook in de afzonderlijke staten, b.v. in New Jersey, dat jaren lang een gemakkelijke toevlucht geweest was. Alle groote trustkoningen, Carnegie zoowel als Morgan, Rockefeller zoo goed als Harriman, hebben als beschuldigden voor de rechtbank gestaan, en de meeste trusten hebben hunne monopolie-plannen moeten laten varen. De tabakstrust is zelfs uiteengeslagen in 14 stukken, de Standard Oil is ook ontbonden verklaard en kon aan beheersching niet meer denken. Heeft niet de KoninklijkeShell kunnen constateeren in een barer laatste verslagen, dat zij weldra haar hoofdbelangen zou hebben in de Vereenigde Staten. Nog steeds heeft Amerika bij traditie den naam, het land der monopolies te zijn, maar die tijden zijn voorbij. Er bestaan nog trusten genoeg, maar bijna Been monopolie-combinaties meer. D i e moet men heden zoeken in Europeesche landen, waar de winzucht even groot is als in de Vereenigde Staten, maar de volksinvloed z66 klein, dat hij tegen de plannen der „grooten" niets vermag. De vergelijking met Middeleeuwsche feodaliteit, o.a. te vinden bij Prof. Huizinga, lijkt dan ook voor
206
DE MACHT DER KAPITALEN EN HAAR TEGENWICHT. Amerika weinig passend, al spreekt men er veel van „Morgan Men en Rockefeller Men". Boven de geldmagnaten, hoe sterk ze mogen zijn, staat de macht van den democratischen Staat, die gansch andere machtsmiddelen heeft dan de Middeleeuwsche keizers en koningen. De Amerikaansche trusten hebben zich tegenover de publieke opinie en ook tegenover den rechter steeds beroepen op hun verdienste voor de regeling der economische verhoudingen. Het zou dwaas zijn, hun lien roem te willen ontzeggen ; men behoeft daarvoor alleen maar te zien naar het werk der groote spoorweg-combinaties van Morgan, Vanderbilt, Harriman en anderen. Zij hebben met hunne geweldige kapitalistische „groepen" doorgaand vervoer voor personen en goederen mogelijk gemaakt, zooals men dat tevoren bij de tallooze maatschappijen en maatschappijtjes niet had kunnen droomen. Zij tellen tegenwoordig hunne spoorlijnen bij duizenden en duizenden kilometers, zoodat de groote Pacificspoorwegen, die trouwens merle ingeslikt zijn, al prijken ze nog met de eigen namen, er klein bij schijnen. De Van der bil tgr o ep beheerschte b.v. in 1906 reeds meer dan 21000 Engelsche mijlen of bijna 34000 KM, zoodat hare rails alleen ongeveer den ganschen aardbol konden omspannen. Hare treinen liepen van New York en Boston langs het gansche merengebied naar Superior aan het Bovenmeer, Landry in het Rotsgebergte van Wyoming, St. Louis en Cairo aan den Mississippi. De Pennsylvania-groep, vastgegroeid aan den bekenden vooruitstrevenden Pennsylvania-spoorweg, liet hare wagens loopen van Long Island naar New York (waar haar nieuwe reuzenstation de treinen loslaat door den prachtigen Hudson-tunnel) naar het Westen tot St. Louis en Springfield aan en bij den Mississippi. Maar zij had bovendien verbinding gekregen met Baltimore, Washington, Richmond, Norfolk en Newport News, zoodat haar gebied
207
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. zich eveneens uitstrekte van de voornaamste kusthavens tot in de Middenstaten. Het liep evenwijdig met dat van Vanderbilt, maar zond toch ook uitloopers erdoorheen naar de oevers der Canadeesche meren. Met hun beiden gaven de twee stelsels den toon aan in het spoorverkeer van het voornaamste deel der Unie. Het Westen, met zijne lange Pacific-lijnen en hare zijverbindingen, was vooral in handen gekomen van Harriman en Hill. De H a r r i m a n-g r o e p beheerschte zoowel den Central and Union- als den Southern-pacific en daarbij nog een noordelijken tak naar Portland. Hare treinen konden dus dagelijks de onmetelijke afstanden d6Orvliegen van Chicago en New Orleans naar de kusten van California en Oregon. De H i 1 l-g roep had hare zinnen gezet op het verre Noordwesten. Zij had verbindingen verkregen vanuit New York over Chicago naar de velden van Iowa en Dakota en dan tot aan het vermaarde Seattle. Zij beschikte dus zoowel over den Northern Pacific als over den Great Northern (van Duluth aan het Bovenmeer naar den Puget Sound). Ook vond ze to Winnipeg aansluiting bij den grooten Canadian Pacific. De Gould-gr oep had zich vooral toegelegd op de vlakte van den Mississippi. Zij liet hare treinen loopen van New Orleans en Galveston noordwaarts tot Omaha en Chicago en spreidde zich westwaarts uit tot El Paso en tot het Groote Zoutmeer, terwijl ze oostwaarts als uiterste punt Buffalo in den staat New York bereikte. De overige groote spoorwegkoningen als Morgan, Moore, Rockefeller enz. hadden weer andere landschappen der Unie tot hun hoofdgebied uitverkoren, maar kwamen ook op verschillende plaatsen tusschen de andere groepen indringen. Zoo was langzamerhand het gansche land tusschen deze magnaten verdeeld, al waren er dan ook nog honderden min of meer onafhankelijke maatschappijen overgebleven. De winzucht dreef hen voort tot steeds verdere concentratie; Morgan schijnt
208
DE MACHT DER KAPITALEN EN HAAR TEGENWICHT. zelfs gedroomd te hebben van een algemeene aaneensluiting, die den treinenloop naar alle Atlantische havens zou beheerschen en dan hare vangarmen zou uitstrekken over het verkeer naar Europa door middel van zijne bekende stoomvaarttrust. Alles scheen dezen geweldigen man mogelijk door samenvoeging, neen samenspoeling van kapitaal. Hij stuitte echter bij de Cunard-lijn op den vrijheidszin der Engelsche regeering en bij de Duitsche maatschappijen op de nationale politiek, wat evenwel niet wegnam, dat vele Engelsche stoomers financieel in zijne handen kwamen, al bleven ze varen onder eigen vlag. Bij de Lusitania b.v. waren evengoed Amerikaansche aandeelhouders als Amerikaansche passagiers betrokken. In de Unie-zelf is de toomelooze combinatie-zucht bij de spoorwegen, evenals in de andere bedrijven, bestreden door de overheid. Eerst bonden alleen een aantal staatsregeeringen den moeilijken strijd aan tegen het opdrijven der vrachten, het begunstigen van enkele lichamen of steden, het dooddrukken der waterwegen, enz. Maar dit was op den duur niet voldoende ; er waren immers staten in de Westelijke hooglanden, die niet anders konden doen dan de spoorwegondernemingen tegemoetkomen en toejuichen, omdat ze geen ander verkeer hadden. Er bestonden aan den anderen leant ook staten in het Oosten, die niet anders wilden doen dan de groote combinaties steunen, omdat ze door deze geregeerd werden ! Daarom tastte het Congres zelf in 1887 toe met de Interstate Commerce Ac t, die alle begunstiging verbood, openbaarmaking van alle tarieven eischte en speciaal opkwam tegen het misbruik om lager vracht te gaan stellen bij grooter afstanden. Voor de handhaving der wet werd een Interstate Commerce Commission van vijf leden aangesteld, die in 1906 zelfs de macht verkreeg om redelijke vrachtprijzen voor te schrijven. De wet van Hebburn, waarbij dit bepaald werd,
209
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. verbood o.a. ook, dat een spoorwegmaatschappij haar eigen goederen zou vervoeren. 1 Tat eerst vechten tegen windmolens scheen, is ook bier een vruchtbare strijd geworden. Toch zijn de gevolgen van 't machtsmisbruik nog lang niet verdwenen, o.a. ten opzichte der waterwegen. Al is de tijd voorbij, dat de kanalen tot rumes werden gemaakt gelijk vijftig jaar geleden in Pennsylvania, de waterwegen zijn toch nog lang niet zoo vrij geworden als bij ons. Ergerlijk droevig bleef b.v. langen tijd het lot der Mississippi-vaart. Terwij1 bij ons de Rijnweg steeds meer het leeuwendeel van 't vervoer verwierf, zag men to St. Louis de riviervrachten tusschen 1880 en 1900 met meer dan 40 Y. verminderen, de spoorvrachten daarentegen met 150 Y. toenemen ! Te New Orleans slonk de katoenaanvoer per schip in denzelfden tijd tot op 1/3, terwijl die per rail verdriedubbelde ! In den laatsten tijd zijn echter de kansen der waterwegen veel beter geworden. Vanaf het oogenblik, dat het Congres, tegen den zin der spoorwegkoningen, besloot tot het maken van den grooten doorsteek door de landengte van Panama, is de liefde voor de waterwegen met kracht opgekomen. Plannen voor kanalenaanleg en rivierverbetering op groote schaal zijn allerwege ontworpen en ten deele reeds uitgevoerd. Het Erie-kanaal b.v. is zoodanig verruimd en op diepte gebracht (3 1/2 meter), dat middelmatige zeeschepen kunnen varen van New York door den Hudson en dit kanaal naar de Meren en Chicago. In wat verder toekomst zullen ze zelfs vandaar den Ohio en den Mississippi kunnen bereiken. Dan zal de tocht, lien La Salle voor 250 jaar deed met zijn draagbare kano's, kunnen worden volvoerd met flinke, vlugge, )
1 ) Bovendien werd ook op de spoorwegtrusts de wet van Sherman toegepast, vooral in den nieuwen tijd, zoodat b.v van de bovenvermelde groote netten van 1907 heelwat uiteengerukt is. De Harriman-combinatie beschikt b.v. in hoofdzaak alleen meer over de hoofdlijn naar San-Francisco
210
DE MACHT DER KAPITALEN EN HAAR TEGENWICHT. groote booten. Een ruime „binnenvaart" van New York over Philadelphia, Washington en Richmond is ook reeds in uitvoering, zooals op het scheepvaartcongres te Philadelphia in 1908 met trots getuigd werd. Deze levende verkeersaderen zullen meer vermogen tegen de hooge spoorwegkoningen dan alle wetten en commissies. Maar — ze zullen alleen kunnen werken in het Oosten en
Loop van het Erie-kanaal.
dan ook dáir lang niet overal. In het Westen, waar de Missouri de eenige, en niet eens een mooie kans tot scheepvaart biedt, zullen de spoorwegmaatschappijen nog lang een sterke positie behouden. De Harriman's, Hill's en Gould's c.s. zullen er nog lang hunne macht laten gevoelen, maar daardoor tevens meewerken, om den geest der democratie te prikkelen. Wanneer het Westen altijd grooten steun geeft aan de Democratische partij, dan is dit ten deele te danken aan zulke „trustkoningen" ; zij hebben zoodoende zelf
211
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. meegewerkt aan de besnoeiing hunner macht, die in den nieuwsten tijd nog zoo duidelijk gebleken is bij de plannen tot vrachtverhooging. Wat de toekomst in dezen zal brengen, is natuurlijk niet te bepalen, maar zeker is het, dat de Unie niet licht zal komen tot algemeene staatsexploitatie, evenmin als Engeland en minder dan Nederland. Nog Lang zal men kunnen getuigen, dat alleen aan de trusts de verdienste van spoorwegconcentratie toekomt. Zij zullen in elk geval de eer behouden, dat ze het eerste licht gebracht hebben in den chaos der spoorwegtoestanden. En, wat hunne gebreken ook zijn mogen, ze hebben het Amerikaansche spoorwegnet op een hoogte gebracht, waarmee het Europeesche ook in zijn besten tijd in 1914, niet te vergelijken was. Het Amerikaansche net was niet enkel grooter, maar ook over 't algemeen veel beter en aangenamer ; dat kon elk reiziger aldaar getuigen. Zelfs kon men lezen van Europeesche bezoekers, die van New York naar Montreal opzettelijk een omweg namen, om in den trein van vermoeienissen uit te rusten. Waar heeft men dat ooit bij ons gehoord ? Dat ook de menschen in de groote Amerikaansche systemen nog niet allen tot machines worden, zooals bier in Europa wel eens beweerd is, bewijst alleen reeds het feit, dat een groote Engelsche spoorwegmaatschappij in Amerika ging zoeken, toen ze een manager noodig had, die frisch leven in Naar bedrijf moest brengen. En dat men ginds voor alle nieuwe hervormingen te vinden is, kan men o.a. zien aan de statistiek van 1920, die reeds meer dan 47000 mijlen electrische spoorwegen vermeldt, d.i. veel meer dan alle spoorlijnen van het gansche Duitsche rijk met die van Belgie en Nederland erbij. In den oorlog zijn de meeste Amerikaansche spoorwegen door het Gouvernement in handen genomen volgens een van de herculische voorstellen van Wilson. Maar na den wapenstilstand zijn ze wederom in handen van de eigenaars
212
DE MACHT DER KAPITALEN EN HAAR TEGENWICHT. teruggegeven, een erkenning van hun verdienste, tevens een bewijs, dat de boven gewaagde voorspelling omtrent de onwaarschijnlijkheid van vaste staatsexploitatie veel kans van vervulling heeft. Op een ander gebied van 't verkeer, minstens even belangrijk, is de regeling der verhoudingen in het groote Amerika nog veel grooter kunststuk gebleken. We bedoelen het terrein van het geldverkeer, of liever van het bank w eze n. In de organisatie hiervan stond men in 1908 nog zOO ver ten achter bij de meeste landen van Europa, dat de Amsterdamsche financier J. de Bruin schrijven kon : „Hiervoor ontbreekt ons mooie Europeesche kanalenstelsel. Er vloeit geen water, er is geen communicatie tusschen de verschillende banken; eb en vloed, duur en goedkoop geld maken zich niet als met een tooverslag gelijktijdig op alle handelsplaatsen voel- en kenbaar. In plaats van ruime, breede kanalen, slechts nauwe hobbelige wegen, voetpaden, slecht van ondergrond, langzamerhand iets gemakkelijker wordend door veelvuldig gebruik". Met deze beeldspraak werd bedoeld, dat de Vereenigde Staten duizenden verschillende banken kenden, die ieder hare zaken dreven zonder voldoend verband en zonder wettelijk aangewezen centraal instituut, in staat om het geldverkeer in het binnenland en de geldverhoudingen met het buitenland te regelen. Mooi is het beeld niet ; wat eigenlijk bedoeld wordt en wat b.v. ten onzent de Nederlandsche Bank geeft, is beter te vergelijken met de regeling van den bloedsomloop in het menschelijk lichaam. Het centrale bankinstituut is dan het hart van het geldverkeer, geschikt om, door een volledig stelsel van aderen en slagaderen, voor de toevloeiing van de betaalmiddelen van en naar alle deelen des lands te zorgen, en daarbij in 't bezit zijnde van de longen, waardoor de uitwisseling met het buitenland plaats heeft.
213
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. In Amerika kende men den gemakkelijken liquiden wissel met vele handteekeningen zoo goed als niet ; daardoor kon op een geregeld, ongestoord geldverkeer niet gerekend worden. De banken zaten vaak verlegen met hare deposito's, daar ze er geen geregelden handel in wissels mee konden drijven. Ze zonden daarom een groot deel hunner deposito's naar de banken der groote steden, vooral van New York, zoodat daar den meesten tijd van het jaar een overgroote toevloed van geld was. De New Yorksche banken moesten belegging ervoor zoeken en vonden die gewoonlijk alleen op de beurs van Wallstreet, waar ze konden uitleenen on call 1 ). Dit bevorderde natuurlijk de speculatie, die dan ook in New York sterker was dan in eenige andere plaats der wereld. Wanneer nu de herfsttijd naderde en de oogst begon, moesten de banken in het binnenland hare geldmiddelen terug hebben, bijna alles tegelijk. Dikwijls bedroeg de aanvraag een paar honderd millioen dollar per week. Dan moesten de New Yorksche banken hare beleeningen op de beurs ineens opzeggen, want hare wissels konden ze niet te gelde maken, voorzoover de vervaldag nog niet was aangebroken. Zoodoende ontstond haast ieder jaar een groote geldschaarschte aan de beurs van Wallstreet en ook op andere plaatsen. Na negen maanden van te veel toevoer volgden drie maanden van bloedarmoede. Na den tijd van koortsachtige speculatiewoede kwam een tijdperk van verslapping en gevaar. Trof nu het ongeluk, dat juist in den herfst een of andere financieele ramp plaats had, dan waren de gevolgen niet te overzien. De val van een enkel groot huis kon dan een geweldige crisis veroorzaken. Immers, de banken, die erin betrokken waren, stonden dadelijk bloot aan een „run" en konden dan niet afdoende worden gesteund, ook al bezaten D.i. op conditie van opzeggen op slag.
214
DE MACHT DER KAPITALEN EN HAAR TEGENWICHT. ze solied onderpand genoeg voor hare deposito's. Er bestond wel is waar een toevlucht, het groote New Yorksche clearinghouse, in dit opzicht surrogaat voor een centrale bank, maar dit was een zuiver-particuliere instelling, die b.v. niet het recht bezat, bankbiljetten uit te geven. Juist in October 1907, een jaar voor de uitgifte van bovengenoemd geschrift, had men nog gezien, hoe de val van een enkel, niet eens bijzonder groot lichaam, de zaak van den koperspeculant Heinze, tien banken in New York had meegesleept en een paniek op de beurzen van New York en Pittsburg veroorzaakt had. Het New Yorksche clearing-house had toen in den geldnood trachten te voorzien o.a. door uitgifte van clearinghousecertificaten a 6 Y., maar dit had weinig geholpen, ja, bij velen de paniek nog vergroot. Waarom greep men niet naar het middel van vermeerdering der banknoten, dat toch in Europa in zulke omstandigheden in den regel deugdelijk bleek? Dit was in de Vereenigde Staten niet mogelijk, tenminste niet onmiddellijk uitvoerbaar. Er bestonden wel is waar omstreeks 7500 Nationale Banken, die biljetten mochten uitgeven, maar ze waren daarin beperkt door twee voorwaarden : vooreerst mochten ze niet hooger gaan dan haar aandeelenkapitaal bedroeg en ten 2e. moesten ze als onderpand bezitten n i et een goudvoorraad, maar een hoeveelheid s taatso bligatien (bonds), in waarde gelijk aan de uit te geven banknoten (de bonds te deponeeren bij de schatkist). Wanneer ze dus den biljettenomloop vermeerderen wilden, moesten ze in elk geval eerst nieuwe bonds inkoopen, en daarmee verliep gewoonlijk zooveel tijd, dat onderwiji de crisis haar booze werk gedaan had. De rationale banknoten, hoewel in gewone tijden een goed en solied betaalmiddel gebleken, hebben in geval van crisis niet veel kunnen doen. Nog minder de zoogenaamde gree nb a ck s, de muntbilletten van het Gouvernement zelf. Immers,
215
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. die konden heelemaal niet vermeerderd worden ; zij waren in 1878 vastgesteld op een bedrag van 346,681016 dollars en mochten daar in geen geval boven gaan, ofschoon voor hen bij de schatkist een goud-reserve bestond van 133 millioen, de eenige geregelde goud-reserve in de Unie. Men zuchtte dus in 1908 onder een bankstelsel, dat telkens zijne onvolmaaktheden toonde. Algemeen was, na de hevige crisis van de vorige jaren, de roep om hervorming, en velen zochten die in de stichting eener algemeene centrale circulatie-bank naar Europeesch model. lets nieuws was zoo'n centrale bank voor de Amerikanen niet ; ze hadden er reeds driemaal een proef mee genomen. In dit opzicht is dus de geschiedenis van het bankwezen geheel antlers dan die der spoorwegen. De eerste proef was eigenlijk een vOOrproef geweest. Midden in den Vrijheidsoorlog, ten tijde der grootste geldverlegenheid, had het „Continentale congres" in 1781 de Bank van No or d-A m erik a opgericht te Philadelphia met het recht van biljetten-uitgifte. Daar dit voorloopig congres evenwel geen eigenlijke politieke macht bezat, had deze bank nog een bijzonder octrooi van den staat Pennsylvania gevraagd en verkregen. Hierdoor was ze tweeslachtig geworden en had al spoedig twee concurrenten naast zich zien verrijzen, de notenbanken van Massachussets en van New York, waarmee de strijd tusschen eenheid en federalisme dadelijk was ingeluid. Bij de vastlegging der machtsverdeeling in de grondwet van 1787—'89 gelukte het den voorstanders van financieele eenheid niet, een algemeene regeling van het bankwezen te verkrijgen ; er werd zelfs geen woord hiervan in de constitutie opgenomen, zoodat dit onderwerp in 't algemeen aan de afzonderlijke staten werd overgelaten. Alleen het zoogenaamde „elastische artikel" gaf gelegenheid, d a a rnaas t een wetgeving voor het gansche land te beproeven,
216
DE MACHT DER KAPITALEN EN HAAR TEGENWICHT. maar dan moest het Hooggerechtshof in laatste instantie de vraag beslissen, of dit met „den geest der grondwet" overeenkwam. Elke poging tot een algemeene regeling kon dus afstuiten op constitutioneele bezwaren, en men heeft dit dan ook gezien tot aan het jaar 1819, toen de bedoelde vraag door het Hooggerechtshof bevestigend beantwoord werd. Niettemin waagde het de allereerste minister van financién (Secretary of the Treasury), de beroemde Alexander Hamilton, om reeds in 1791 een centrale bank voor te stellen, ingericht naar 't model der Bank of England. Hij vond een fellers tegenstand, waarbij de belangen der bestaande statenbanken nog meer vooropstonden dan de constitutioneele bezwaren, en alleen de vrees voor een dreigend staatsbankroet bezorgde aan eind aan Hamilton de meerderheid. Het octrooi werd nog in 1791 verleend, maar het gold slechts voor twintig jaar. Deze eerste wettige centrale bank werkte technisch wel goed, niet langer evenwel dan tot den genoemden termijn, want in 1811 viel ze ten offer aan de verwoede federalisten vooral uit de binnenstaten, die bang waren voor kapitalistische overheersching vanuit de groote steden. De voortrekkers achtten hun economische vrijheid bedreigd. Onmiddellijk verrezen nu meer dan honderd officieele statenbanken, die alle het recht van biljetten-uitgifte verkregen, nog wel zonder eenige beperking. Ze maakten daarvan, vooral in de volgende oorlogsjaren, een zoodanig gebruik, dat de publieke meening al heel spoedig weer omsloeg. Immers, reeds in eerste oorlogsjaar staakten al deze bankers, behalve de in Nieuw-Engeland gevestigde, hare betalingen, waardoor ook de Regeering geduchte verliezen op hare gedeponeerde gelden Teed. Reeds in 1816 besloot het Congres derhalve, na twee jaren van dispuut, een n i e u w e centrale bank op te richten, geheel gelijk aan de vorige, behalve dat Naar
217
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. kapitaal, in plaats van 10 millioen dollar, 35 millioen bedroeg. Na eenige moeilijke jaren en na een noodig gebleken reorganisatie, deed ook deze bank goed werk ze wist zelfs de nog voortlevende statenbanken tot betere manieren te dwingen, nu eens door weigering van biljetten, clan weer door een groot aantal bepaalde noten van bepaalde banken op de markt te werpen. Maar hiermee riep ze alle oude vijanden en een aantal nieuwe in de wapens, en in 't jaar 1828 begonnen die tegenstanders een zoo geweldige actie tegen haar, dat men sprak van een bank o o r 1 o g. Zoodra de democratische president Jacks o n, de grondlegger van het zoogenaamde Spoil-systeem (de vervanging der ambtenaren bij verwisseling van President) aan 't roer gekomen was, bleek haar lot bezegeld. Jackson verlangde in 1829 een streng onderzoek naar de gestie der bank, die „tegen hare roeping niet opgewassen was, en welker grondwettig recht van bestaan door een groot deel der burgers betwijfeld werd". Ofschoon nu de bank deze vuurproef schitterend doorstond en het Congres in 1831 tot verlenging van haar octrooi besloot, hield president Jackson die verlenging tegen door zijn veto, waarbij hij o.a. ook betoogde, dat de centrale bank „gevaarlijk was vo or de vrijheid des lands". Kort daarna werd hij herkozen, en nu ging hij nog een stap verder. Hij onttrok aan de bank alle gouvernements-deposito's, om die te beleggen bij kleine banken, gesticht door zijne politieke vrienden. Hierop moest de bank in 1837 hare algemeene taak neerlegen, hoewel ze daarna nog eenige jaren bleef bestaan onder een octrooi van den staat Pennsylvania, totdat ze in 1840 een roemloos einde vond door verwikkeling in katoenspeculaties. De kwade gevolgen der opheffing kwamen weder onmiddellijk aan den dag, te meer, daar juist het jaar 1837 door een geduchte economische crisis geteisterd werd. Bijna alle bestaande banken staakten hare betalingen, ook
218
DE MACHT DER KAPITALEN EN HAAR TEGENWICHT. diegene, die gouvernementsgelden onder zich hadden. Het gevolg was, dat de Regeering tOch weer in moest grijpen, maar ze deed dit nu op andere, negatieve wijze. Ze stichtte onder president Van Buren geen nieuwe centrale bank, waar veiligheid te vinden geweest ware zoowel voor den geldsomloop als voor hare eigen middelen, maar ze maakte zich geheel los van het bankwezen en nam hare gelden onder ei gen be he er, bij het ministerie van financi8n en de filiales daarvan, die in de voornaamste steden opgericht werden. Vanaf 1840 was de Regeering Naar eigen bankier en kassier. Dit officieele certificaat van onvermogen maakte den toestand voor handel en verkeer niet beter ; vooral de banknoten-omloop bleef nog Lang schandelijk onbetrouwbaar. Wel moesten de biljetten, die nu weer door een groot aantal banken moc hten uitgegeven worden, te alien tijde inwisselbaar zijn, maar vele van deze fraaie instellingen wezen als plaats hiervoor aan een of andere afgelegen piek, die slechts „door wilde katten bezocht werd" ! Men noemde ze wild-cat-b a nk s. De kooplieden en bankiers in de meest-ontwikkelde streken begrepen nu, dat ze zichzelf moesten helpen. Allereerst die van Massachussets. De Suffolk-bank te Boston begon de biljetten der wild-cat-banks op te koopen en dan opeens op de markt te werpen. En ze wist het ook zoover te brengen, dat zij als algemeene plaats van inwisselingvoor de banknoten erkend werd. Vervolgens werden in New York, dat intusschen het groote handelscentrum was geworden, zuiveringsmaatregelen genomen. Hier greep de staatsregeering (van den staat New York) in, en wel op een nieuwe manier, volgens de pas-opgekomen leer der „bank v rij h eid''. Zij verklaarde de uitgifte der biljetten tot een vrij bedrijf, onafhankelijk van eenig octrooi. Daardoor moest alle begunstiging onder invloed van politieke knoeierij of omkooperij, onmogelijk gemaakt worden. Elke physieke of rechtspersoon mocht banknoten uitgeven, mits
219
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. onder toezicht van een officieele bankcommissie van den staat New York, waarbij als onderpand soliede papieren moesten gedeponeerd worden. Daar deze papieren al spoedig geheel beperkt werden tot staatsobligatien (van de Unie en van den staat New York zelf) werd hiermee de grond gelegd tot het speciaal-Amerikaansche systeem van waarborging der biljetten door het staatscr e d i e t. Het had van den beginne of natuurlijk het nadeel, dat de omloop beheerscht werd door den koers der schuldbrieven, dus door een vreemden factor, maar het waarborgde tenminste den bezitter der biljetten tegen verlies bij ineenstorting der bank van uitgifte. Daar het weldra door verscheidene andere staten werd overgenomen, droeg het veel bij tot zuivering der treurige bankverhoudingen. Maar toch bleek bij elke nieuwe crisis, dat er altijd nog veel aan den geldsomloop ontbrak. ledere poging echter om vanwege de centrale regeering nieuwe maatregelen te nemen, bleef onvruchtbaar door den aanhoudenden woedenden strijd tusschen Noordelijken en Zuidelijken, die immers destijds op elk gebied zijn invloed deed gelden. Toen de Burgeroorlog uitbrak in 1861, werd dit antlers. De nood der schatkist drong tot groote financieele regelingen, en de afscheiding der Zuidelijken maakte de kansen daarvoor veel gemakkelijker. Nog in 't zelfde jaar 1861 stelde de minister van financidn Chase voor, de gansche banknotenemissie onder contrOle van de Regeering te brengen, en in het volgende jaar kwam Spaulding, voorzitter der financieele commissie uit het Huis van Afgevaardigden, met een ontwerpbankwet, dat geheel naar het New-Yorksche voorbeeld bewerkt was. Daar de oude bezwaren evenwel vanwege de afzonderlijke staten nog weer veel oponthoud veroorzaakten, kon de Regeering den afloop der beraadslagingen niet afwachten en moest voorloopig naar een ander middel grijpen,
220
DE MACHT DER KAPITALEN EN HAAR TEGENWICHT. om in den nood var de betaalmiddelen te voorzien. Tegen het einde van 1862 besloot zij, voor 1 00 millioen dollars aan muntpapier uit te geven, de eerste zoogenaamde gree nback s. Eenige maanden later kwam de Nationale Ban kw et van 1 863 tot stand, die wegens moeilijkheden bij de invoering korten tijd daarna herzien wend en eindelijk den 3 en Juni 1 864 Karen vasten vorm kreeg. Zij heeft juist vijftig jaar het Amerikaansche bankwezen beheerscht, zonder groote wijzigingen te ondergaan. Van een centrale circulatiebank was hierbij, zooals uit het bovenstaande reeds gebleken is, Been sprake. Men was midden in het tijdperk van het laisser-faire en had niet eens de herinnering aan Jackson noodig, om zulk een instelling als gevaarlijk voor de vrijheid of te keuren. Het beginsel der wet was dus de bankvrijheid. leder kon het recht krijgen om aan de uitgifte van bankbiljetten deel te nemen, en de Regeering bepaalde zich tot toezicht, tot het vragen van eenige waarborgen. Vooreerst moesten de Nationale Bank en, die biljetten wilden uitgeven, georganiseerd zijn als naamlooze vennootschappen van minstens vijf aandeelhouders en volgens wettelijk bepaalde statuten. Het kapitaal moest in groote steden minstens 200000 dollars bedragen, in middelmatige 100000, in kleine 50000. Nadat de officieele contr6le-commissie (onder presidium van den Comptroller of the Currency) de soliditeit der stichters en de wenschelijkheid der oprichting had erkend en nadat 50 Y. van het kapitaal was gestort, kon de bank worden aangewezen als Nationale Bank. Dan moest ze dadelijk obligatien van de Vereenigde Staten (zoogenaamde Bonds) aanschaffen tot een bedrag van minstens 30000 dollar en die deponeeren bij het Gouvernement. Daarvoor kreeg ze in ruil een aantal banknoten tot een bedrag van 90 % van de
221
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. gedeponeerde waarde. Hare bonds werden dus beleend met een hypotheek van 90 %, maar, wanneer de koers der bonds daalde, kon die verhouding veranderd worden. De banknoten werden alle door de Regeering zelf vervaardigd, dock voorzien van den naam der bank van uitgifte. Ze konden volgens de wet worden aangemaakt tot een maximumbedrag van 300 millioen dollar en dan uitgegeven aan de verschillende Nationale Banken in de afzonderlijke staten. ledere staat werd gesteld op een bepaald aandeel, naar gelang der behoefte en der beteekenis van de reeds bestaande banken. Het land werd verdeeld in een groot aantal districten, ieder met een hoofdplaats, de reservestad. Bij de banken van zoo'n reservestad konden alle biljetten uit het district worden ingewisseld (66k natuurlijk bij de bank van uitgifte zelf). En de biljetten der reserve-steden waren weer inwisselbaar bij de banken van New York, de centrale reservestad. Zoo werd er toch, bij alle federalisme, een centrum voor den geldsomloop aangewezen, en al is dit niet geheel blijvend geweest, daar later, bij de ontwikkeling van het Westen, ook Chicago en St. Louis tot centrale reserve-steden zijn verheven, New York heeft toch altijd zijn eersten rang gehandhaafd, New York behield zijne functie als regulator van bet banknoten- en van het gansche geldverkeer, al vond het daarbij steeds allerlei hindernissen. Dit stelsel beloofde voor alle partijen belangrijke voordeelen. De Regeering moest er vooreerst een gemakkelijke plaatsing harer schuldbrieven van verwachten en heeft die op den duur dan ook zeker gevonden. In 't begin, tijdens den Buren oorlog, heeft ze wel is waar tot 7.3 Y. rente betalen moeten (betrekkelijk toch nog niet bijzonder veel), maar later kon ze hare obligatien zonder moeite plaatsen tegen 3 Y., en in de twintigste eeuw heeft men zelfs het ongekende verschijnsel gezien, dat hare 2 % bonds geregeld ongeveer een
222
DE MACHT DER KAPITALEN EN HAAR TEGENWICHT. pari-koers hadden. Dit is mogelijk geworden, doordat zij sinds 1900 aan de Nationale Banken het recht heeft toegekend, om voor die 2 % bonds de v o 11e waarde in bankbiljetten te ontvangen, zoodat er bij de banken steeds groote vraag naar deze staatspapieren was. Bovendien vond de Regeering bij de Nationale Banken weer gelegenheid, om hare eigen vrij-komende Belden te beleggen, zonder zulke gevaren te loopen als vroeger in de tijden der wild-cat-banks. Men had nu immers e e nig e contrOle (daar de officieele commissie te alien tijde inzage der boeken kon verlangen). Wat de Nationale Banken zelf betreft, die hadden in de eerste plaats het onschatbare voordeel van een goede reputatie. Het feit, dat zij onder geregelde keuring stonden, verhoogde het vertrouwen 6ij het publiek. Dit voordeel werd zoo hoog geschat, dat er banken geweest zijn, die bijna Been biljetten meer in omloop hadden en toch het minimum van 30000 dollars aan bonds lieten staan, om maar den titel van Nationale Bank te behouden. In de tweede plaats gaf natuurlijk de emissie van biljetten ook directe winst. Deze bestond bier uit een groat deel der rente van de gedeponeerde bonds, ten minste als de banknoten alle in omloop waren. Tegenover die voordeelen stonden alleen deze beperkingen, dat de Nationale Banken zich niet met hypotheken, effectenhandel en uitgifte van leeningen mochten bezighouden, dock alleen met zoogenaamde regulaire bankzaken, terwijl ze tevens wettelijk gebonden waren aan een zekere, zij het niet groote, reserve. Voor het publiek bestond het nut der Nationale Bankwet voornamelijk hierin, dat het soliede banknoten in handen kreeg. Immers, al hadden deze in de bonds slechts een „papieren waarborg", daarachter stond de Regeering, die
223
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. zich zelfs verplichtte, in geval van koersverlaging het verschil bij te betalen. In de halve eeuw, dat de Bankwet gewerkt heeft, zijn er ongeveer 500 Nationale Banken gefailleerd, maar daarbij heeft nooit een enkele bezitter van banknoten schade geleden ; ze zijn alien afbetaald uit de opbrengst der gedeponeerde bonds, en de Regeering heeft betrekkelijk weinig behoeven aan te vullen. Hierbij mag men evenwel niet vergeten, dat Amerika in Bien tijd Been groote staatkundige crisis beleefd heeft ; ware er een oorlog gekomen als die van 1861 of van iets minder hevigheid, dan zou de „papieren waarborg" natuurlijk sterk gedaald zijn. De Regeering zou veel hebben moeten bijpassen en ze zou dat wellicht niet anders hebben kunnen doen dan met minderwaardig papieren geld. Ten slotte hing immers alles of van het crediet der Vereenigde Staten. Als een ander voordeel werd door het publiek, zoowel als door de Regeering, aangevoerd, dat de Bankwet zou waken tegen trustvorming in het bank wezen. Immers, de wet verbood het hebben van Haien, zoodat het elders zoo bekende opslokken van de kleinen door de grooten moeilijk gemaakt werd. Hoewel nu ook hierin wel manieren gevonden zijn, om de wet te ontduiken (door b.v. Nationale Banken onder de contrOle van een Morgan-trust of een Standard-Oil te brengen), is toch de „opzuiging" fang niet zoover gegaan als b.v. in Canada, waar zulk een voorschrift niet bestond. Met dat al bleef er veel te wenschen over. In de eerste plaats miste het systeem der Nationale Banken de zoo noodige elasticiteit. De omloop der banknoten kon zich niet regelen naar de meerdere of mindere behoefte, zooals bij de Nederlandsche Bank. Niet alleen was er een maximum vastgesteld, dat nu en dan verhoogd werd, maar dan toch voor j a r e n weer hetzelfde bleef, maar verder regelde zich de omloop naar een geheel vreemden factor : den koers der bonds. Immers, zoodra die koers rees, werd het voor de Nationale
224
C7N
Cl
. it/ Cs-
!
-,_........
1
I
1
i
A — ---4-- --
..
..........
•N
, Pr; 0
of co
I ........I
CO
Co
00
..,
rl
Pts 0
6.
_
\ .
Illi
.,
— 411
•
N
CO
co ••.•
Co Co
20 Co
2
e I e
0,
•• I
•., •• it
. i
1
0
0
0
0 m
0
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Banken voordeelig, hare bonds te verkoopen en dus hare banknoten in te krimpen. Dit kon heel goed samenvallen met een tijd van geldschaarschte. Vooral na 1873, toen het terugkrijgen der gedeponeerde bonds gemakkelijk gemaakt werd, zag men den voorraad banknoten bijna doorloopend sterk verminderen zoowel in goede als in slechte jaren. Van 1873 tot 1890 daalde de circulatie van 339 millioen dollars tot 75 millioen ! Deze vermindering van dit in elk geval vrij soliede betaalmiddel werd te meer gevoeld, omdat de beruchte zilverpolitiek der Bland- en Sherman-wetten in denzelfden tijd het metaalgeld bedierven, terwijl de greenbacks, eerst, tijdens en na den oorlog, sterk ingekrompen, sinds 1874 v a s tg e s t e 1 d waren op een bedrag van 382 millioen. De Bland-a c t van 1878, aangenomen op aandringen der zilvermijneigenaars van het Westen, verplichtte de schatkist, maandelijks voor minstens 2 millioen en hoogstens 4 millioen dollar zilver te koopen en tot zilveren dollars te munten. Die dollars, in omloop gebracht, konden weer gedeponeerd worden bij de schatkist tegen zilverbons, tot zelfs van 1 dollar. Het gevolg was, dat het land overstroomd werd met dit papier. Maar de Sher man-act van 1890 verdubbelde de verplichte aanmunting. Ook zij gaf gelegenheid tot inwisseling tegen bons, terwijl die op hiinne beurt weer geruild konden worden tegen zilver of g o u d. Vooral door dit laatste werd deze wet een ware ramp voor het land. Alles beijverde zich, het goud uit de circulatie te halen en aan de schatkist te onttrekken, om het vervolgens naar het buitenland te verkoopen. En men zag in Amerika bijna niet anders meer, naast de weinige banknoten en de greenbacks, dan minderwaardig zilvergeld en zilverpapier. De goud-reserve der schatkist, bestemd tot waarborg van de greenbacks, daalde in een jaar tijds tot 118 millioen dollar en vervolgens in zes maanden tot 68 millioen.
226
DE MACHT DER KAPITALEN EN HAAR TEGENWICHT. Toen nu in 1893 de zilverprijs door de stopzetting der Britsch-Indische aanmunting plotseling sterk daalde, kwamen de gevaren van den toestand in het felste licht. Er ontstond een crisis, zooals men in lang niet gekend had, eerst voor de zilvermijnen, toen voor de banken, vervolgens voor den ganschen handel en voor allerlei ondernemingen. Zelfs spoorwegmaatschappijen als de Philadelphia and Reading, de Noord-Pacific en de Union-Pacific failleerden. Toen in het volgende jaar ook nog de oogst slecht uitviel en tevens de korenprijzen daalden, werden de boeren dubbel getroffen. De toestand werd bijna wanhopig en begon te gelijken op lien van sommige Zuid-Amerikaansche republieken. De Regeering moest redding brengen. Zij deed dit door een leening te plaatsen van 262 millioen dollars in bonds en begon hare goud-reserve weer aan te vullen. De leening, gevolgd door koersdaling der bonds, bewerkte daardoor tevens een vermeerdering van den banknoten-omloop. Nadat in 1896 de „Democratische" zilvermannen bij de verkiezingen verslagen waren, werd de zilverpolitiek geheel verlaten, niettegenstaande den tegenstand van den Senaat, waarin natuurlijk de vele nieuwe Westelijke staten nog grooten invloed konden uitoefenen. De goudvondsten van Klondike gaven gelegenheid, de goudvoorraden sterk te vermeerderen, en in 1900 durfde men zelfs overgaan tot den goud en standaar d, wat eindelijk ten minste den metaalomloop gezond maakte, terwijl tevens de greenbacks weer een behoorlijken ondergrond kregen in een goudreserve van 150 millioen dollars. Ook de Nationale bankwet werd nu — onder Mac Kinley's presidentschap — eenigszins gewijzigd. Vooreerst werd de vermeerdering van banknoten-uitgifte voor alle Nationale Banken vergemakkelijkt en ten tweede werd gelegenheid gegeven om kleine Nationale Banken op te richten met een
227
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. kapitaal van minstens 25000 dollars. Hierdoor is zooveel bereikt, dat het aantal der Nationale Banken na 1900 gestegen is van 4200 tot 7500, terwijl de biljetten-in-omloop rezen van 210 millioen dollars in 1900 tot 750 millioen in 1914. Maar de elasticiteit, het aanpassingsvermogen der banknoten werd er weinig mee bevorderd. De toestand bleef kunstmatig, onnatuurlijk en stroef. Men ondervond het, gelijk wij zagen, zeer duidelijk bij de geweldige crisis van 1907. Toen werd de kreet om radicale hervorming, sedert 1902 aangeheven, algemeen. Velen riepen nu zelfs reeds om een centrale bank, wat men sinds 1840 eigenlijk niet meer gehoord had. Ook President Roosevelt verklaarde zich daarvaór en eveneens de algemeene Bankcommissie, die zich tevoren steeds huiverig getoond had. Maar het Gongres was er nog niet dadelijk voor to vinden het kwam voorloopig niet verder dan tot eene noodwet, de Aldrich Vreelan d-b i 11 (genaamd naar den senator Aldrich en den afgevaardigde Vreeland, die eerst ieder een afzonderlijk voorstel gedaan hadden). Deze wet gaf gelegenheid tot eenige concentratie, maar alleen in tijd van nood. Dan konden tien of meer Nationale Banken van bepaalde grootte zich aaneensluiten tot bankvereenigingen. Deze lichamen kregen dan het recht tot een buitengewone uitgifte van bankpapier, niet meer gewaarborgd door bonds, maar door alle papieren van waarde (w i s s els in begrepe n), die de verbonden banken tezamen bezaten. Bovendien mochten de overige Nationale Banken in zoo'n tijd van crisis eveneens tot zulk een buitengewone biljettenuitgifte overgaan, gewaarborgd door hare papieren (maar met uitzondering van de wissels). Intusschen werd ook voor deze gevallen weer een maximum van uitgifte gesteld, namelijk 500 millioen dollar. Overigens kon elke bank of bankvereeniging gaan tot 75 % der waarde van Naar onderpand. Eigenlijk bracht deze noodwet, die eerst na veel strijd tot
228
DE MACHT DER KAP1TALEN EN HAAR TEGENWICHT. stand kwam, niets nieuws. Zij trachtte alleen aan de officieele bankvereenigingen het werk over te dragen, dat de clearinghouses in 1907 hadden gedaan, Coen ze hunne certificaten uitgaven tot redding der bedreigde financieele lichamen. Het was slechts een wettelijke organisatie van dit noodmiddel. De duur der wet was bepaald op ruim zes jaar, tot 30 Juni 1914. Ze heeft binnen dien tijd niet behoeven te werken, daar er geen crisis van belang is voorgekomen. Na dien termijn heeft ze echter nog dienst gedaan bij het uitbreken van den Europeeschen oorlog. Intusschen was er, tegelijk met hare aanneming in 1908, besloten, een commissie te benoemen, om, na onderzoek der Europeesche toestanden, een geheel nieuw banksysteem voor te bereiden. In 1911 kwam deze commissie met hare voorstellen voor den dag. Zij huldigden in Principe de centralisatie, at spraken ze niet van een centrale „United States bank". Zij wilden de oprichting van eene C e n t r a 1 e R e s e r v ea s s o c i a t i e, die toch ongeveer de bevoegdheid zou erlangen van onze Nederlandsche Bank. Immers, zij zou het recht hebben, biljetten uit te geven, gedekt voor 1/3 door goud of ander wettig betaalmiddel. Een maximum was niet meer gesteld ; evenwel bleek nog iets van terughouding uit de bepaling, dat de biljetten boven een bedrag van 900 millioen dollars zouden moeten gedekt zijn voor 100 % of anders zouden belast worden. Haar taak zou overigens hoofdzakelijk bestaan in het herdisconteeren der wissels van andere banken, terwijl zij het disconto voor de geheele Unie zou kunnen vaststellen. Hiermee zou dus de geregeld doorloopende wissel met vele handteekeningen ingevoerd worden, die door den beer de Bruin in 1908 met „vloeiend water" vergeleken werd „in ons Europeesch kanalenstelsel." Toch was het ontwerp der commissie geen eenvoudige
229
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. copie der Europeesche bankwetten. Het hield ook rekening met den bestaanden toestand, waaraan men een halve eeuw gewend was. Het centrale instituut zou niet in de plaats der Nationale banken komen, maar b oven die banken gezet worden, op dezelfde wijze als de Federale Regeering stond boven de Staten. De Nationale Banken zouden zelf de Centrale Reserve-associatie samenstellen, doordat zij (tezamen met een deel der Statenbanken) het kapitaal van 300 millioen dollars bijeenbrachten. Ook zouden ze vertegenwoordigers kiezen in het bestuur der Centrale Associatie en in de 15 filialen daarvan. Deze werd dus Been zelfstandig lichaam, maar een „bank der banken". Zelfs zouden de Nationale Banken haar bestaanden omloop van biljetten, als overgangsmaatregel, kunnen behouden ; vermeerdering daarvan was evenwel uitgesloten. Tegenover het binnenland bleef zoodoende eenigszins het geliefde federalistische beginsel gehandhaafd, tegenover het buitenland echter zou het centrale instituut als machtige eenheid optreden ; het zou buitenlandsche wissels koopen en verkoopen en goud importeeren en exporteeren. Het ontwerp der commissie, waarin de senator Aldrich een hoofdrol gespeeld had, viel we! in den smaak der Republikeinen, maar niet in Bien der Democraten. En aangezien juist in 1910 deze laatste partij voor eerst sedert vele jaren de meerderheid verworven had in het Huis van Afgevaardigden, terwij1 zij vervolgens in 1912 ook Karen candidaat Woodrow Wilson op den presidentszetel wist to krijgen, kwam het ontwerp niet eens in behandeling. Dadelijk bij zijn optreden in April 1913 kondigde Wilson echter, tegelijk met zijne tariefvermindering, een ander nieuw voorstel van bankwetgeving aan. Weldra werd zulk een ontwerp door Gla s s uit Virginia in het Huis ingediend en, na verwoeden strijd, waarbij heelwat gewijzigd werd, nog juist voor einde des jaars tot wet verheven onder den naam
230
DE MACHT DER KAPITALEN EN HAAR TEGENWICHT. van „F e d e r al Reserve Ac t" of Owen-Glass-bill. In deze wet, die op 1 Juli 1914 in werking zou treden, is de eenheid van het vorige ontwerp, volgens de Democratische inzichten voor een groot deel weer losgelaten, maar toch niet geheel. In plaats van de eene centrale Reserve-associatie kwamen nu twaalf verschillende R e s er v e-banken, vier in het commercieele en industrieele Noord-Oosten, te B o s ton, New York, Philadelphia en Cleveland, — vier in de landbouwstreek van het midden, te Chicago, Minneapolis, St. Louis en Kansas-City, drie in het uitgestrekte Zuiden, te Richmond, Atlanta en Dallas (Texas) en slechts een in de geheele Westhelft, te San Francisco. Hiermee was dus het land in twaalf economische districten verdeeld, ieder met een eigen* centrale bank, ingericht en bestuurd naar hetzelfde gemeenschappelijke beginsel als de algemeene Reserve-associatie van Aldrich. De Nationale Banken uit zoo'n district moesten aandeelhouders worden en de overige banken en trust-compagnieen konden dit worden. Tezamen kregen zij twee derde deel van het bestuur te kiezen. Evenwel bleef de zelfstandigheid der afzonderlijke leden grooter ; de Nationale Banken mochten voortgaan met biljetten-uitgifte en zelfs filialen in het buitenland oprichten. De Reservebanken konden natuurlijk 66k banknoten uitgeven, ten deele zelfs op de oude manier tegen de bonds, maar verder tegen voile dekking met hare wissels (in herdisconto overgenomen van hare aandeelhoudsters) benevens een goudreserve van 40 %, dus te zamen tegen een dekking van 140 %. Ofschoon ze zoodoende Been biljetten-monopolie verkregen, werd hiermee toch de leans gegeven, dat op den duur hare nieuwe banknoten de oude zouden kunnen verdringen. Behalve voor het binnenlandsche wisselverkeer zouden ze ook te zorgen hebben voor de verrekening der cheques als clearing-houses voor haar district. En tevens zouden ze
231
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. het recht krijgen, accepten, gebaseerd op import- en exporthandelstransacties, te verdisconteeren, mits niet langer loopend dan Brie maanden en reeds gedisconteerd door een der banken-aandeelhoudsters. Hiervan was de bedoeling, de financeering van den buitenlandschen handel tot zich te trekken, die tot dusver zooveel in Europeesche handen geweest was. De naam Reserve-banken gaf te kennen, dat ze een deel der reserves van de banken-aandeelhoudsters zouden ontvangen, zoodat ze het bovengenoemde overmatige wegvloeien van het geld naar New York konden tegengaan. 't Was de oude groote vrees der Democraten voor de macht van Wallstreet, die ook hierin, gelijk in de gansche wet, doorschemerde. „Sluizen" zouden de Reserve-banken zijn, volgens de beeldspraak van den heer de Bruin, sluize n, maar Been dammen. Er zou verband blijven, een zekere eenheid, we zeiden het reeds. Al schreef de Owen-Glass-bill Been centrale bank voor, ze sprak wel van een centrale Ban kcommissie, de Federal Reserve Board. Deze zou bestaan uit zeven leden, vooreerst den Minister van Financieën, dan den Controleur van den geldsomloop en verder vijf leden uit vijf verschillende districten, gekozen door den President der Republiek. Dit onafhankelijke bank-ministerie zou wel weer een door de Reserve-banken gekozen bankparlement naast zich hebben, maar zonder beslissenden invloed. Aan den Federal Reserve Board werden groote bevoegdheden toegekend. Vooreerst het toezicht op de Reservebanken ; verder het recht, om de uitgifte der biljetten te regelen en b.v. in geval van nood een lageren goud-waarborg toe te staan. En eindelijk — als het voornaamste — de bevoegdheid, om wisselverkeer tusschen de Reserve-banken onderling toe te staan en het disconto voor iedere bank in
232
Ink
137/ 50
/891 YEAR
19/ 1
1901
1111111111 '24w
VO ill
'00 5
H 480( FA
o 4440 0 toz 0 00 ...1—
, .4, 04 mir 0 0 (
z a Et < t- 1.1 '0
'56 00
28 00
111
3600
1/4t-. 41- To
', ,. Q0 0 ,..... ‘," 041
, ,
-7 3200 2800
0 2400 co cc .c 40 20 002000 00 RIJK u. R A'St -Ad_ ...j EIVP : 600 90 moil u) Oz 7.1 1200 /2 0 0 smi CHART ART SHOWING.THE COMMERCIAL EXPANSION OF THE FOUR PRINCIPAL NATIONS. Z_ 1871- 1.912 8 00 la 800 24 00
El
Nx\ /
40C
4 20
1871
III IA RI
• De handel van de
III IR91 1.90/
/911
4 eerste handelslanden der wereld van 1871-1911 1). (volgens Bogart).
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. hoogste instantie vast te stellen. Dit laatste beteekende om nogmaals tot de beeldspraak van den beer de Bruin terug te keeren dat de Board de twaalf sluizen in het Amerikaansche kanalenstelsel zou kunnen openen en sluiten en dus het water geregeld been en weer laten loopen. De taak der commissie moest derhalve wel een belangrijke en moeilijke zijn, en 't klinkt wat vreemd, dat onder hare zeven leden slechts twee mannen van 't vak behoefden voor te komen. Ook kon het menigeen eenigszins gevaarlijk toeschijnen, dat aan Naar hoofd een politiek persoon stond, de Minister, met een ambtenaar naast zich, benevens vijf leden, gekozen door een ander politiek persoon, den President. Men diende evenwel niet te vergeten, dat hierdoor in dit democratische land ook de controle door de publieke opinie zooveel te meer zou kunnen werken. 1 ) Juist Coen de nieuwe wet zou worden ingevoerd, begon de gevaarlijke staatkundige crisis in Europa, die tot den ontzettenden wereldoorlog zou leiden. Men hield daarom de invoering terug en besloot, de Aldrich-Vreeland-bill nog een vol jaar te laten bestaan. Met deze noodwet heeft Amerika zich door de eerste groote moeilijkheden van 1914 heengeslagen ; wel is waar zijn, gelijk bij ons, de beurzen gesloten, maar een moratorium is niet afgekondigd. Extra-uitgifte van bankbiljetten, vorming van een goud-pool, uitgifte van clearinghouse-certificaten brachten eenige uitkomst in de geweldige financieele en economische crisis van Augustus en September. Maar de Regeering moest ook directe hulp verleenen in den vorm van voorschotten aan New Yorksche banken, enz. Toen er in October en November verademing kwam door 1) Europeesche beoordeelaars, gelijk b•v. Dr. Marense, zijn Licht geneigd, het banksysteem, dat in dit werelddeel reeds zoolang haast algemeen is, ook als het gewenschte voor andere streken te beschouwen. Intusschen zal dit toch ook wel zijne nadeelen hebben ; de vrees, in Amerika zoo sterk geuit, dat zulk een lichaam onder geheel particuliere leiding een n staat in den staat" kon worden, is b.y. lang niet overal denkbeeldig gebleken.
234
DE MACHT DER KAPITALEN EN HAAR TEGENWICHT. de groote aanvraag uit Europa om export-artikelen, wist de Minister van Financien door te zetten, dat de nieuwe bankwet toch werd ingevoerd en wel op 16 November 1914. Deze dag wordt door velen beschouwd als een der grootste dagen in de Amerikaansche geschiedenis ; de bankwet is zelfs genoemd de voornaamste wet na de onafhankelijksverklaring en de grondwet. Op dien gedenkwaardigen dag zijn de Reserve-banken begonnen met hare biljetten-uitgifte en met het disconteeren van wissels. Dit begin is zeer kalm en voorzichtig geweest. Ofschoon vanaf diezelfde maand November de noodbiljetten en clearinghouse-certificaten ingetrokken werden, hadden de Reserve-banken toch een klein jaar later nog in 't geheel slechts 107 millioen dollars aan banknoten uitgegeven, die voor 6/7 part geheel door goud gedekt waren, dus eigenlijk goud-certificaten konden heeten. Ook de wissel-transacties gingen in het eerste jaar een zeer bescheiden gang. Ten deele is dit toe te schrijven geweest aan de houding der gewone Statenbanken en particuliere instellingen, die slechts voor een zeer klein deel als aandeelhoudsters tot de Reserve-banken toetraden. Maar overigens was het een gevolg van de bijzonder voorzichtige houding van den Federal Reserve Board, die alles deed wat hij kon, om het nieuwe stelsel op soliede basis te vestigen. Hij maande vooreerst de banken aan, het kapitaal en de reserven voor de Reserve-banken zooveel mogelijk in goud te storten en niet te scheutig te zijn met eigen gelden uit te zetten. Hij zorgde verder, dat het disconto in de twaalf districten ongeveer gelijk bleef, door o.a. de pogingen tot lager vaststelling in het Zuiden tegen te gaan. (De regel was eerst 5 a 6 %, later 4 a 5 %). Ook drong de Board erop aan, dat zoo streng mogelijk werd toegezien, of de wissels voor herdisconteering werkelijk altijd co m m er cie ele zaken betroffen.
235
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Zoodoende trachtte men een stevigen algemeenen grondslag te leggen, waarop in dezen buitengewonen tijd kon worden voortgebouwd. In de voordeelige jaren der neutraliteit heeft toen het bedrijf reeds een groote vlucht genomen. En nadat Amerika in den oorlog betrokken is, is die uitbreiding verder gegaan. Natuurlijk heeft de oorlog tevens geleid tot meer concentratie. De invloed van den Board is steeds grooter geworden, het stelsel begon hoe langer hoe meer te gelijken op dat der Europeesche landen. Reeds dadelijk heeft men besloten, om voor de biljetten-uitgifte tevreden te zijn met de goudreserve van 40 % alleen (gelijk ten onzent) en aangestuurd op een samentrekking van al het goud in de Reservebanken. Met de stichting van bankfilialen werd spoedig een aanvang gemaakt, eerst in Zuid-Amerika, daarna ook in Europa (te Milaan). Onder den invloed der ontzaglijk toenemende exporten groeiden de Nationale Banken steeds sterker aan in tal en kapitaalkracht, en steeds meer traden ook de State Banks in het verband der Federal Reserve, terwijl de Calden Bill mede gelegenheid daartoe aanbood voor de onderlinge Saving Banks. Bij de groote oorlogsleeningen deed het systeem prachtige diensten en de actie der twaalf reservebanken werd uitgebreid o.a. door de stichting van filialen (5 in 1917, 11 in 1918, 6 in 1919, en daarna nog meer). De reusachtige winsten, die ze behaalden, versterkten hun kracht en aanzien op ongedachte wijze. Al heeft de oorlog aan de andere zijne geleid tot een al te wilde en abnormale ontwikkeling, de gang is er nu toch in, en de Secretaris van den Federal Reserve Board, H. Parkes Willis, kon in het American Yearbock van 1919 schrijven, dat het Federal Reserve systeem was geslaagd in zijne eerste en voornaamste bedoelingen ; namelijk v o or e e r s t in de instelling van een coaperatief of gecentraliseerd stelsel van vereenigde bank-reserves met her-disconto tot verlichting
236
DE MACHT DER KAPITALEN EN HAAR TEGENWICHT. van banken in verdrukking en tot verschaffing van een liquiden geldsomloop, en ten tweede in den schepping van een degelijk (efficient) en algemeen (nation-wide) systeem van cheque-verzameling. Alleen de zuivere (genuine) discontobepaling was nog niet geheel bereikt. Het „mooie Europeesche kanalenstelsel" was dus overgebracht naar de Vereenigde Staten, terwijl het in Europa zelf voor driekwart bedorven was.
237
TWAALFDE HOOFDSTUK.
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. „Ik zie in mijne verbeelding een machtige natie, gelijk een adelaar, die zijne groote jeugd vernieuwt en zijne schitterende oogen doet gewennen aan de stralen der middagzon". Milton.
H
ET is nog niet zeer lang geleden, dat de wereld niet antlers wilde kennen dan de traditioneele vijf groote mogendheden. Deze regeerden Europa, in min of meer harmonisch concert, en Europa meende den aardbol
Capitool te Washington, eerst gebouwd v6Or 1811, vernield 1814, herbouwd 1817—'27, voltooid met den koepel 1865, (juist bij de bevestiging der Unie).
te beheerschen. Wel is waar werd rinds 1 860 Italiê meegeteld als zesde in de rij, loch bij velen gold het altijd als achteraankomer, als een soort parvenu. In 't begin der 20e eeuw echter
238
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. heeft men eindelijk twee buiten-Europeesche landen in het hooge gezelschap moeten toelaten, Japan en de Vereenigde Staten. Japan heeft deze eer alleen kunnen verwerven, nadat het, gelijk een zijner staatslieden getuigde, eenige tienduizenden op het slagveld gedood had ; zijne lieflijke kunst, zijn verwonderlijke ontwikkeling en zijn talrijke, energieke bevolking hadden het land zoover niet kunnen brengen. De Vereenigde Staten daarentegen zijn algemeen erkend als wereldmogendheid zonder grooten oorlog, want de korte strijd tegen Spanje kan lien naam toch niet dragen. De Groote Republiek heeft haren intocht in het veld der wereldpolitiek gedaan op een wijze, die tot dusver onbekend was. De militaire wapenen hebben er slechts een ondergeschikte rol bij vervuld. De economische ontwikkeling, die hare geschiedenis in zoo hooge mate beheerschte, heeft haar langzamerhand den grooten weg op gedreven. Eerst, in haar kindsheid, had ze als richtsnoer aangenomen de wijze les van Washington, om, onder het uitbreiden van alle handelsrelaties, to streven naar de minst mogelijke politieke connecties. „teen vaste staatkundige bondgenootschappen, hoogstens tijdelijke ententes voor speciale doeleinden", zoo luidden de woorden van het „Farewell Adress", een der heilige boeken van de Amerikaansche staatslieden. En de Republiek had hare kracht gezocht in een prachtig isolement. Monroe en zijne opvolgers hadden dit isolement steeds versterkt en hun land gemaakt tot beschermer van het gansche werelddeel, tevens van de democratische vrijheid. Daardoor was het reeds toen een groote mogendheid geworden, maar slechts als een, „qui brille au second", een heerscher in eigen huis, buiten het gewoel der wereld. Ongeveer als Rome in den tijd van Appius Claudius, maar dan zonder militairisme en dwingelandij. Destijds had de vader der Amerikaansche dichters, William Cullen Bryant, zijn land reeds aangesproken als „de moeder van een machtig ras".
239
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Soms was het moeilijk gebleken, de commercieele uitzwerming over de wereld te rijmen met de politieke afzondering. Eenmaal, in 1816 reeds, had men de wapenen opgevat tegen de Algerijnsche zeerooverstaten ; een ander maal, in 1854, had de Republiek het initiatief genomen om aan de gesloten deur van Japan te rameien. Maar niemand had er aan gedacht, in een van beide streken ook maar het kleinste plekje grond te bezetten. Zoodra het doel, de vrijheid van den Amerikaanschen koopman, bereikt was, had de Amerikaansche adelaar zijn klauw teruggetrokken. Overigens had men alleen politieke verwikkelingen gekend over kwesties in Amerika zelf, die meestal ten voordeele der Unie beslist waren. Zelfs tijdens den Burgeroorlog hadden de Amerikanen zich in den regel buiten Europeesch of Aziatisch gebied gehouden ; alleen in verband met de toelating der kaperschepen van de Zuidelijken in Engelsche havens was er een enkele maal aanstoot gegeven op Britsch gebied (bij het binnendringen der „Tuscarora" in de wateren van Southampton in November 1862, om den kaper „Nashville" aan te vallen). Eerst na 1880 wend het, bij de geweldige uitbreiding van de Amerikaansche industrie, moeilijk, om expansie-zucht buiten het eigen werelddeel tegen te houden. De overmatige, eigenlijk ongezonde groei der fabrieken toonde zijne groote schaduwzijde, want hij dreef tot koortsachtige deelneming aan den strijd om nieuwe afzetgebieden. Terwijl de landbouw binnenslands krachten te kort k wam om den grond werkelijk intensief te bebouwen, zwermden de handelszendelingen naar alle zijden uit, om de fabriekswaren aan den man te brengen. Het scheen niet meer mogelijk, volgens Washington's voorschrift den burger de vrijheid van handelsbeweging te verzekeren, zonder dat de Regeering hem hielp met machtsuitbreiding buiten Amerika.
240
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. Het eerst ging men hiertoe over op de Samoa-eilanden. Deze behoorden tot het gebied van den Grooten Oceaan, dat tot dusver nauwelijks bij eenig ander werelddeel gerekend was, maar ook zeker niet bij Amerika. Daar had de Unie sinds 1878 een kolenstation verworven, en daar woonden ook een aantal Amerikaansche zendelingen en planters. Doch men vond er tevens Engelsche en Duitsche kolonisten, speciaal in het district Apia. In het inlandsche bestuur heerschte anarchie en men zag zich daarom gedwongen, om het district Apia onder de jurisdictie der Engelsche, Duitsche en Amerikaansche consuls te stellen. De samenwerking liet echter te wenschen over, vooral, omdat men Duitschland, wegens zijne houding aldaar, verdacht van annexatie-plannen. In April 1885 was nu de Amerikaansche consul zoo vrij, het protectoraat der Vereenigde Staten over de gansche Samoa-groep of te kondigen, maar zijne Regeering, gedachtig aan hare principes en voorzichtig vooral tegenover Engeland, keurde deze voorbarige daad niet goed. Een Internationale commissie van onderzoek werd uitgezonden, dock kwam ook niet tot overeenstemming. Eindelijk besliste een conferentie te Berlijn in 1889, dat Been van drieen een uitsluitend protectoraat zou voeren ; men verklaarde de eilanden „onafhankelijk onder gemeenschappelijk toezicht". Dit condominium bleef onder veel gehaspel bestaan tot 1899, toen de mooigelegen archipel onder de Brie mogendheden verdeeld werd. De Unie kreeg Tutuila met de haven P a g o-P ago. Hiermee was de eerste stap buiten de Amerikaansche werelddeelen gedaan. De ban was gebroken, en andere stappen moesten volgen. Natuurlijk was het de Republikeinsche partij, de voorvechtster der groote sterke Republiek en der beschermende rechten, die de zaak doordreef. Zij had sinds den Burgeroorlog steeds het roer in handen gehad, eerst onder John son,
241
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. dan onder Grant, Hayes, Garfield en Arthur, tot 1886 toe. Toen eindelijk hadden de Democraten kans gezien, om hun voorman Grover Cleveland op het Witte Huis te krijgen, en deze had zich gehaast, om den annexatie-lust tegen te houden. Maar in 1889 behaalden de Republikeinen weer de overwinninig met B e n j a min Harrison en nu werd met minder aarzeling dan tevoren de expansie-koers ingeslagen. Men kon het zien aan de bovenvermelde ontwikkeling der toestanden op de Samoa-eilanden, maar ook aan de merkwaardige geschiedenis, die zich ging afspelen op den Haw aiar chip el. Deze mooie en vruchtbare eilandengroep, indertijd ontdekt door den beroemden Engelschen reiziger Cook en toen gedoopt met den naam van Lord Sandwich, lag niet meer dan 4000 KM van San Francisco, op den weg naar de Samoa-eilanden en Australia en ook op de route naar Japan en Indies Onder de vreemde kolonisten speelden de Amerikanen verreweg de grootste rol, ofschoon sommige Europeanen het tot hooge posities gebracht hadden. (Er was o.a. een Franschman als minister). De Yankees waren meest suikerplanters, en toen nu onder Harrison's presidentschap het sterk verhoogde tarief van Mac Kinley den uitvoer van hun product naar de Vereenigde Staten opeens bijna onmogelijk maakte, vonden zij weldra gelegenheid, om een opstand te verwekken en het inlandsche koningschap omver te werpen. De bemanning van eenige Amerikaansche oorlogschepen, die toevallig ter plaatse waren, hielp daarbij een handje mee. De leiders beproefden nu onmiddellijk, hunne republiek onder de vleugelen van de Unie te brengen, maar ziet, juist was Republikein Harrison weer vervangen door den Democratischen president Cleveland. En deze, de houding van zijn voorganger als „onzuiver" afkeurend, weigerde beslist het mooie geschenk. Zoo bleven de Yankees op Hawai met hun nieuwe republiek zitten, gelijk eertijds die van Texas
242
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. Maar ook ditmaal konden de Democraten niet anders bereiken dan kort uitstel van executie. In 1896 trail Mac Kinley, de varier van het hooge tarief en de inleider van een nog sterker protectionisme, als president op en nam het opnieuw aangeboden cadeau onmiddellijk aan. In 1898 werd Hawai geannexeerd en als „territory" in de Groote Republiek opgenomen. De titel, die toen ook nog gold voor een aantal der tegenwoordige Staten van de Unie, kon dienst doen, om voor de Democraten de pil wat te vergulden; hij moest den indruk vestigen, alsof de Sandwicheilanden toch eigenlijk wel bij het werelddeel behoorden. En de Californische stoomboot-ondernemingen, in de eerste plaats de groote Pacific Mail Cy, beijverden zich met alle macht, om door gemakkelijke en goedkoope reisgelegenheid lien indruk te versterken. De vele toeristen, evenzeer als de vele nieuwe kolonisten, wisten spoedig genoeg op de heerlijke en gezonde eilanden een gevoel te krijgen, alsof ze „thuis waren". Intusschen liet men zich, noch in Amerika, noch in de overige wereld, in den waan brengen, dat men bier met „een soort kusteilanden" te doen had. Vooral de groote mogendheden, die zelf een begeerig oog op Hawai geslagen hadden, gevoelden nu met de meeste duidelijkheid, dat het Amerikaansche imperialisme dreigende werkelijkheid geworden was. Japan, dat juist tevoren in den Chineeschen oorlog zijn eersten greep naar den rang van groote mogendheid gedaan had, zag de annexatie met leede oogen; Engeland, dat reeds in 1843 rechten had meenen te hebben op de Sandwicheilanden, ergerde zich niet minder. Maar de regeering van Chamberlain had voor haar overige plannen de vriendschap der Unie te veel noodig, om dit sterk te laten merken. Zij toonde voor de wereld evenveel meegaandheid als eenige jaren te voren bij de grenskwestie met Venezuela, toen
243
DE GESCH1EDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Cleveland en zijn staatssecretaris Olney de Monroeleer hadden uitgebreid in dezen zin, dat „de Vereenigde Staten feitelijk souverein waren in hun werelddeel en dat hun wil wet was ten opzichte der onderwerpen, waarmee zij zich wenschten te bemoeien". Voorwaar, in dezen tijd kon men zien, hoe toch eigenlijk het gansche Amerikaansche yolk van houding veranderd was. De moderne Democraten onder Cleveland, hoewel nog steeds tegen „expansie'', maakten hun land in Amerika tot opperrechter, waar de oude Republikeinen Monroe en Lincoln het slechts als verdediger der vrijheid hadden beschouwd. En de moderne Republikeinen van Mac Kinley onderstreepten dit en maakten zich tegelijk op tot systematische expansie over den Grooten Oceaan. Met Europeesche vraagstukken bemoeiden ze zich nog niet, met Oceanische wel, ja zelfs reeds met Aziatische. Immers, in hetzelfde jaar 1898, dat Hawai geannexeerd werd, viel ook de verwerving van de Philippijn en. De aanleiding hiertoe werd gegeven door den Spaansch-Amerikaanschen oorlog van 1897, d.i. door de eeuwige kwestie van Cuba. Dit schoone eiland, de parel der Antillen en de sleutel der Middel-Amerikaansche wateren, was sinds de dagen van Monroe nooit duurzaam in rust geweest. Tallooze opstanden tegen het tyrannieke, domme bestuur vanuit Spanje hadden er gewoed en telkens bezorgdheid gewekt bij de regeering der nabijgelegen Republiek. Na 1880 hadden ze tijdelijk gerust, maar in 1895 waren ze met nieuwe kracht begonnen : Cuba was in de laatste jaren van Cleveland weer een bron van groote onrust en tevens een haard van kwade epidemieen ; het riep om de sterke hand, die het een betere toekomst zou bezorgen. Mac Kinley toonde zich hiertoe dadelijk bereid. Nauwelijks had hij het Witte Huis betreden, of er werd een aanleiding gevonden om aan Spanje den oorlog te
244
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. verklaren. Die aanleiding, gezocht in het zinken van het schip de „Maine'', was „onzuiver'', met overhaasting gevonden, en ze is later zelfs geheel onjuist gebleken, maar de oorlog was tOch rechtvaardiger dan de meeste andere. Immers, Spanje had door zijn droevig bestuur al lang alle recht verloren om Cuba to regeeren. Men kan medelijden hebben met de zwakke mogendheid, die in den ongelijken strijd tegen „Uncle Sam" zoo smadelijk overwonnen werd, maar geen verstandig mensch kan het betreuren, dat Cuba en Porto Rico uit de Spaansche handen bevrijd zijn. Waar nu de Spaansche trots van geen vreedzamen afstand wilde weten op de wijze als vroeger met Florida, was geweld de eenige weg. Mac Kinley heeft dit aangedurfd en Cuba bevrijd. En alwat er verkeerd geweest moge zijn in de aanleiding en in de oorlogsdaden zelf, is verzoend door de ongekend edelmoedige wijze, waarop van de overwinning gebruik is gemaakt. Het Europeesche publiek, gewend aan Machiavellisme in de politiek, heeft lang gespot met de beloofde vrijheid voor de Cubanen. Maar het Amerikaansche yolk heeft bij Cuba schooner dan ooit getoond, dat het zijne vrijheidstraditie hoog wilde houden : het heeft zich daar gedragen als de vaderlijke voogd volgens de Monroe leer. Het heeft de Cubanen leiding gegeven in de eerste moeilijke jaren en hen langzamerhand opgevoed tot zelfstandigheid, volgens de beginselen der moderne, vrije paedogogiek. Toen het, na eenige tegenvallers, bleek, dat de Cubanen in staat waren tot zelfregeering, zijn ze werkelijk vrij gelaten en ze leven nu in de onafhankelijke republiek Cuba. Een prachtige behandeling, zooals nog geen Europeesche mogendheid in eenig veroverd land toegepast heeft. Het eenige loon, dat de Unie voor hare moeite verlangde en verkreeg, bestond in handelsvoordeelen. De Cubaansche suiker en tabak, welker cultuur na 1897 buitengewoon is toegenomen, hebben meer dan ooit hun weg gevonden naar de Amerikaansche markten,
245
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. onder den invloed van lage uitzonderingstarieven (nu meest verdwenen). Interessant is hierbij, dat vele Spanjaarden ook nog van hun rationale verlies geprofiteerd hebben ; duizenden landverhuizers zijn later uit Spanje naar Cuba getrokken, om van de nieuwe welvaart mee te genieten. En die emigratie is na den wereldoorlog met nieuwe kracht voortgegaan. Voor Porto Rico is intusschen de methode der vrij making niet gevolgd ; het is ingelijfd als territory gelijk Hawai, daar het voor zelfstandige republiek te klein geacht werd en trouwens ook geen belofte had verkregen. Toch is ook dit eiland zoowel economisch als politiek in veel beter conditie gekomen ; welvaart en burgerlijke vrijheid zijn sterk vooruitgegaan. 1) Het merkwaardigste en meest opzienbarende in de houding der Unie was echter, dat in 1898 ook de Philippij nen van Spanje geeischt werden. Hiermee strekten de Yankees opeens hunne handen uit tot over den Grooten Oceaan. Hawai, Tutuila, Guam en de Philippijnen vormden voortaan een doorloopende rij van bezittingen tot bij de Aziatische kust, ja, eigenlijk tot i n Azi8. Dit was een nieuwe verrassing voor Engeland en Japan, voor Frankrijk, voor Nederland, die alien bezittingen in de buurt hadden, ook voor Duitschland, dat zich niet lang geleden in Austral-Azi8 gevestigd had en weldra zijn gebied nog uitbreidde door aankoop van de armzalige overblijfselen uit den Spaanschen boedel (de Carolinen en Mariannen). De Nederlandsch-Indische machthebbers mochten het een aang en a me verrassing noemen, want het kon hun zeker niet mishagen, een buurman te krijgen van z66 vriendschappelijke gezindheid en van betrekkelijk z66 kleine imperialistische neigingen. Tevens was het een geruststelling, de sterke 1 obk natuurliik, als een der voornaamste zorgen, het onderwijs: in de eerste 14 jaren der 20e eeuw kwam men van 916 onderwijzers met 22000 leerlingen op 2535 onderwijzers met 4- 140000 leerlingen, en de kosten, besteed aan de scholen, stegen van 435000 dollars op bijna 2 3 /4 millioen.
246
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. Amerikaansche macht te weten tusschen Insulinde en Japan, in plaats van het zwakke, onrustige Spaansche bestuur. Onze ambtenaren toonden zich dan ook zeer belangstellend naar het optreden der Yankees als kolonisators, ofschoon ze soms wel wat vreemd opkeken over hun radicale manieren. Immers, ook op de Philippijnen, op de verre Aziatische kust, hebben de Amerikanen het gewaagd, hunne democratische instellingen met de hun eigen voortvarendheid te beproeven. Na twee jaren van militair bewind voerden ze in 1900 een burgerlijk bestuur in onder den bekenden William Taft. In 1905 werd hem een raad ter zij de gesteld voor bestuur en wetgeving, van zeven leden, waarin eerst de Amerikanen, maar weldra de Philippino's de meerderheid verkregen. (In 1913 bestond deze raad, b en oemd door de Regeering, reeds uit vijf Philippino's naast Brie Yankees). In 1907 kwam hiernaast de volksvertegenwoordiging, de Assembly, gekozen door alle volwassen mannen, die Engelsch of Spaansch konden spreken, lezen of schrijven. Deze Kamer moest met den bovengenoemden raad de wetgevende macht vormen, wier besluiten niet door den GouverneurGeneraal, maar door den Amerikaanschen President konden vernietigd worden. In verband hiermee kregen de twee vergaderingen nog het recht, om twee afgevaardigden te kiezen naar Washington, die daar toegang en recht van spreken, doch geen stem in het Huis van Afgevaardigden kregen. Voor de provinciale en gemeentelijke besturen werd eveneens een groote plaats ingeruimd aan de volkskeuze, ten minste in de Christelijke provincien (voornamelijk op Lucon). In de overige dorst men dit nog niet aan daar moet de Gouverneur-Generaal nog de bestuurders benoemen, terwijl op Mindanao bij de Moro's de inrichting geheel hierarchisch is gebleven. Onze Indische specialiteiten, b.v. de scherpzinnige ambtenaar G. Stibbe, thans hoogleeraar te Rotterdam, die belangrijke artikelen over „Deelneming aan bestuur en wetgeving door de
247
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. bevolking in koloniên'' 1 ) schreef, zijn van dit „hard van stapel loopen" in hun nabuurschap geschrokken. Zij weten te verhalen van ergerlijke knoeierijen bij verkiezingen, en van gemeenteraden, die alle inkomsten besteden voor de bezoldigingen van voorzitter en secretaris. Ze wijzen op het feit, dat de geletterden, die van het kiesrecht voor de „Assembly" gebruik kunnen maken, nog maar 15 % der meerderjarigen bedragen, enz. Maar de toekomst zal het uitwijzen, of de Amerikanen met deze krachtproef onverstandiger gehandeld hebben dan b.v. de Nederlanders, die zelfs de beschaafdste inlanders op Java en Sumatra eeuwenlang bleven afschepen met een simpele keuze van dessa-hoofden, en die hun eigen volksgenooten in Batavia en elders tot voor korten tijd buiten elke vertegenwoordiging hielden. De democratie moge op de Philippijnen — evenals trouwens in vele nieuwe staten van de Unie zelf stof opjagen en allerlei misbruiken en moeilijkheden meebrengen, ze draagt tevens de genezing daarvan in zich, ten minste wanneer ze wordt geleid door een Regeering als de Amerikaansche, die geen moeite of kosten ontziet, om onderwijs en economische ontwikkeling te bevorderen. Ze heeft eerst, tijdens den opstand van de Philippino's, hare soldaten gezonden, maar daarna een leger van onderwijzers 2 ) en ondernemers. Het is een belangwekkend en geheel nieuw schouwspel, dat de Amerikanen hier in Achter-Azi8 te zien geven. De aandacht waard, niet alleen van ons, maar ook van de Franschen en Engelschen, die ieder op hunne wijze na lang aarzelen en na gevaarlijke waarschuwingen, tot eenig medezeggenschap der inboorlingen gekomen zijn. Niet, dat het voor 1) In het Koloniaal T ij dschrif t, uttgegeven door de Vereeniging van Ambtenaren bij het Binnenlandsch bestuur in Ned. IndiE, No. 9, September 1913. 2) In het schooljaar 1912—'13 hadden volgens het Statistical Abstract van 1914 de Philippijnen, met een bevolking van 7 1 /2 millioen, reeds 3000 lagere scholen met 330000 leerlingen en bijna 7700 onderwijzers en onderwijzeressen ( hieronder 658 Amerikaansche onderw,) terwin wij uit onze Indische Jaarcijfers voor 1913 bij een bevolking van bijna 40 millioen niet meer dan 6200 scholen met 882000 leerlingen konden optellen (het personeel is niet volledig opgegeven).
248
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. die alien gewenscht en mogelijk zou zijn, hunne Aziatische onderdanen op de Amerikaansche wijze te behandelen, maar ze kunnen er zich wel aan spiegelen. Dat de Amerikanen, zooals Stibbe betoogt, geheel onhistorisch te werk zijn gegaan, is niet juist ; ze hebben immers een scherp onderscheid gemaakt tusschen Christelijke Philippino's en Heidensche Moro's. Ze hebben begrepen, dat juist die eerstgenoemden, RoomschKatholiek en gemengd met veel Spaansch bloed, een vrije, democratische opvoeding waard konden zijn, en ze hebben zich niet laten afschrikken, noch door den Spaanschen trots dier heeren, noch door de traditie, dat „Aziatische toestanden nu eenmaal anders zijn dan Amerikaansche of Europeesche". De Regeering te Washington schijnt zich trouwens van de bezwaren van Prof. Stibbe en diens geestverwanten niet veel aangetrokken te hebben. Juist in den tijd, dat de voorzichtige Nederlandsch-Indische ambtenaar klaagde over het „kindersper op de Philippijnen en de verkiezingen aldaar geestig vergeleek bij „een telkens derailleerenden kindertrein", kwam President Wilson bij het Congres met het wets- ontwerp, om het zelfbestuur nog veel ruimer te maken. De bestaande inrichting met ,,kinderspel" had immers al zOOveel bewerkt, dat in het „American Yearbook" van 1914 kon getuigd worden : „er was het gansche jaar geen rustverstoring in eenig deel van de Philippijnsche eilanden." i) Wilson stelde voor, de Philippijnen evenzoo te behandelen als Cuba : al dadelijk een bestuur te geven geheel op de leest der Unie, om in de toekomst zoo spoedig mogelijk tot v olle dig e onafhankelijkheid te kunnen komen. Een Philippijnsch Congres dus, om te beginnen, bestaande uit vrij-gekozen leden van Senaat en Kamer, alleen nog met deze beperking, dat 1 ) Dat van 1915 schrijft zelfs ; „A state of peace exists throughout the Philippine Islands. This has now been long continued and the present indications are such, that it m ay be unnecessary again to refer to this condition", Niet meer noodig te zeggen. Wanneer zijn wij in Indie zoo ver ?
249
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. de Gouverneur-Generaal zelf, uit naam der Mohammedaansche en Heidensche bewoners 2 senatoren en 9 afgevaardigden zou benoemen. De suprematie der Vereenigde Staten zou alleen nog blijken uit het veto-recht van de Regeering te Washington en uit de benoeming van den President en het Hooggerechtshof op de Philippijnen. Het milde ontwerp is aangenomen, op proef voor twee jaren, en het schijnt zoo goed voldaan te hebben, dat de proef na afloop voortgezet is. Men mag trouwens bij ons wel wat voorzichtiger zijn in zijn oordeel over de Amerikaansche buren. Onze eigen veelgeprezen koloniale politiek heeft ook nog niet algemeen den naam, die men zoo gaarne uit sommige buitenlandsche loftuitingen wil distilleeren, In een recent Amerikaansch werk over de Philippijnen, schreef niemand minder dan de bekende Senator Elihu Root, de tegenstander van Wilson: wij willen de Philippijnen behandelen volgens de nieuwe humane beginselen, in tegenstelling met de oude egoistische methode, die nog het langst door de Hollanders gevolgd is. Blijft de koers van Wilson wat aanhouden en toonen de Philippino's zich de vrijheid ook vender zoo waardig, dat jaar op jaar van rust en welvaart kan getuigd worden, dan zal de onafhankelijkheid der Philippijnsche republiek niet lang meer op zich laten wachten. Het zal dan evenwel niet geheel losgelaten worden, maar stilzwijgend onder de vleugelen der Unie blijven gelijk Cuba en de overige Amerikaansche republieken. Men zal de Monroe-leer niet noemen, maar ze toch feitelijk toepassen. Bovendien zal de Unie eenige kolenstations en vaste steunpunten voor de vloot behouden, en tot bescherming der Philippijnen tegen vreemde veroveringsplannen en tot bevestiging der Amerikaansche positie in den Grooten Oceaan. Immers, die positie is door andere stappen zoo belangrijk geworden, dat men ze niet weer los kan laten.
250
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. Nadat, nog onder Mac Kinley's presidentschap, de scoot was gegeven tot uitbreiding der oorlogs- (en koopvaardij-) vloot, heeft de Unie zich, aan de zijde van Engeland en vier andere groote mogendheden, laten vinden, om deel te nemen aan den bekenden tocht naar Peking onder den „Weltmarschall Von Waldersee. Wel is waar deed ze dit op meer zachtaardige wijze dan de meeste anderen, streed voor de „open deur" en verlangde geen Chineesch grondgebied, maar ze bleef er toch niet buiten, kbn er niet buiten blijven, omdat haar handel op China sinds 1890 gestegen was van 18 millioen dollars tot 42 millioen. Al sloot ze, volgens oude goede traditie, geen verbonden, ze moest toch samenwerking zoeken, in de eerste plaats met Engeland, dat 66k voor de „open deur" streed. En dit bracht haar vanzelf in nauwer connectie met Japan, toen dit land het verrassende verbond met Engeland sloot in 1902. lets later, bij den Russisch-Japanschen oorlog van 1904, moest Amerika zich weer laten gelden, al was het dan in vredelievenden zin. Roosevelt bracht den vrede van Portsmouth tot stand (wat hem den Nobel-prijs bezorgde), maar volgens gerucht was hij het ook, die met Engeland hierbij bewerkte, dat elke oorlogsschatting aan Japan onthouden werd. Zeker is het, dat sinds lien tijd de verhouding tot Japan moeilijker werd en dus het bezit van steunpunten in den Grooten Oceaan nog meer noodig werd dan vroeger. En eindelijk — last not least — heeft de onderneming van het P a n a m a-k a n a a 1 ertoe geleid, om alle kolonien in de Westelijke zee in waarde te verdubbelen. De wijze, waarop dit groote werk aangevat is, toonde meer dan eenig ander feit, dat de nieuwe imperialistische koers niet geheel kon gevolgd worden zonder gevaar voor de oude reputatie. Na den Spaansch-Amerikaanschen oorlog stond het voor -
251
NIVEAU 25,90 M
GATIN SLIIIZEN
PEDRO MIGUEL 51.1115
MIRA FLORES SWUM
RAFLORES
m AITANTISCHr OMAN
-7' GEM.
ROQUE VAN DEN ZEESPIEGEL.
1WO TEW LENGTE DOORSNEDE VAN HET PANAMA KANAAL
HET PANAMA KANAAL KILOMETERSCHAAL
a
10
IC
20
20
GROOVE OMAN
AVK
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. de Yankees vast, dat z ij het kanaal moesten maken en bezitten. En wel zoo snel mogelijk. Aileen de eigenaars der Pacific-spoorwegen en hun aanhang waren er nog tegen, maar, hoe machtig ook, zij konden niet meer tegen den stroom op, te minder, daar de voorstanders aangevoerd werden door den voortvarenden President Roosevelt. Een eerste groote bezwaar vormde intusschen het C la yt o n-B ulwer-traktaat met Engeland van 1850, dat niet anders dan een volkomen neutraal kanaal toeliet. Maar de staatssecretaris (minister) van buitenlandsche zaken John Hay wist met groote handigheid te profiteeren van de buitengewone omstandigheden tijdens den Zuid-Afrikaanschen oorlog, die Engeland bijzonder toeschietelijk maakten. Met den Britschen gezant Lord Pauncefote sloot hij in 1902 het bekende Hay-Pauncef ote-traktaat, waarbij wel is waar de vrijheid en gelijkheid van den toekomstigen waterweg voor ieder gewaarborgd bleven, maar waarbij alle beperkingen omtrent beheer en fortification vervielen. Hiermee verkreeg dus de Regeering der Vereenigde Staten de bevoegdheid, een kanaal te doen graven en in eigendom te bezitten, alleen met deze beperking, dat alle oorlogsdaden in en bij het kanaal verboden bleven, blokkade inbegrepen. Hiermee was de eerste hinderpaal snel en afdoend uit den weg geruimd, op wettige, hoewel dan niet overmatig-edelmoedige wijze. De tweede stap was minder „regelmatie. Nadat door een plan voor een kanaal door Nicaruaga (reeds sedert lang uitgespeeld tegenover de onderneming van De Lesseps en zelfs reeds voor een klein deel uitgevoerd in 1899) de tweede Fransche Panama-kanaal-maatschappij was bewogen, om hare eigendommen tegen een behoorlijken prijs aan de Amerikaansche regeering over te doen, moest men bij de republiek Columbia aankloppen om concessie. Het gouvernement te Bogota meende van de gelegenheid gebruik te moeten maken,
253
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. om zich hiervoor geducht te laten betalen, denkende, dat het op een paar millioen niet zou aankomen. Roosevelt en de zijnen wilden zich niet laten afzetten en begonnen te loven en te bieden. Maar, toen de heeren te Bogota zich niet spoedig toeschietelijk betoonden, dreef de imperialistische haast den „rough-rider" ertoe, den knoop op zeer bijzondere wijze door te hakken. Nieuw was het middel niet, in hoofdtrekken een herhaling van de tragi-comedie van Hawai. Een revolutie, op de Landengte in 't werk gesteld, bracht de uitroeping der republiek Panama. Onmiddellijk volgde de erkenning vanuit Washington, en toen Columbia een Leger wilde zenden, vond het den weg versperd door de actie van eenige Amerikaansche oorlogsschepen. Het slot was, dat de heeren van Bogota het lit op den neus kregen : de republiek Panama bleef bestaan, niettegenstaande de Columbiaansche protesten, en liet een vrij breede strook aan beide zijden van het kanaalplan als eigen territoor aan de Vereenigde Staten over. Deze daad van willekeur was niet goed te praten dan met de machiavellistische „politieke noodzakelijkheid". Zij verwekte dan ook groot opzien in de overige wereld en verontwaardiging in gansch Latijnsch-Amerika. Men verweet er, terecht, den Noordelijken voogd, die zich altijd als beschermer had voorgedaan, misbruik van zijn macht. Evenals bij het geval van Cuba is intusschen dit onrecht in Europa en elders spoedig vergeten, daar de Yankees weer op schitterende wijze van de verkregen gelegenheid gebruik maakten. Met verwonderlijke energie wisten ze immers de ontzaglijke moeilijkheden van bodem, klimaat en arbeidskrachten te overwinnen, zoodat het kanaal in 191 4 kon geopend worden. Maar in Columbia en een aantal zijner zusterrepublieken is het „rucksichtslose doordrijven nog niet uit de herinnering gewischt ; niettegenstaande de te verwachten voordeelen van den nieuwen waterweg hebben daar nog velen zich verkneukeld -
254
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. in den tegenspoed, die zoo kort na de opening het kanaal alweer voor maanden sloot en telkens opnieuw bedreigde. (De pyrietlagen in den rotswand, waarvoor indertijd reeds een Fransch ingenieur gewaarschuwd had, bleken nog niet bedwongen : de aanraking met lucht en water had nog niet opgehouden, dat pyriet te doen uiteenvallen, waardoor verschillende oeververzakkingen een geduchte versperring veroorzaakten.) Weinig had het gescheeld, of de gemelde willekeur was nog door een erger daad van geweld gevolgd, evenzeer imperialistisch in haar beginsel, al was ze meer van economischen dan van staatkundigen aard. We meenen den aanslag op de gelijkheid der kanaaltollen. Zoodra, omstreeks 1 9 1 1 , de voltooiing van het reuzenwerk begon te naderen, kwam de vraag aan de orde, hoe de tollen zouden vastgesteld worden. Een groot gedeelte der Republikeinsche regeeringspartij, met de reeders van Nieuw-Engeland aan 't hoof d, begon hierbij een hevige actie voor vrijstelling der Amerikaansche kustvaart, waaronder ze het geheele verkeer tusschen de Atlantische en de Pacifische havens wilde begrijpen. Ze wist daarvoor natuurlijk allerlei „billijkheidsgronden" aan te voeren. „De kustvaart stond Overal onder bijzondere voorwaarden en had niets te maken met internationale verdragen. Het kanaal had zulke enorme kosten meegebracht voor de belastingschuldigen, dat zij toch wel eenige voordeelen mochten genieten. De reeders hadden evengoed recht op eenige staatshulp als vroeger de groote spoorwegmaatschappijen, die nu de scheepvaart door het kanaal wilden tegenwerken", enz. Dit verlangen bedoelde intusschen niets antlers dan een „Middeleeuwschen" vrijdom van tollen, en zijne vervulling zou de vreemde scheepvaart door het Panama-kanaal voor een goed deel onmogelijk gemaakt hebben. Het was tegen den geest en de letter van het Hay-Pauncefote-verdrag, en verwekte dan ook allerwege verontwaardiging en protesten, in de eerste
255
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. plaats in Engeland. President Taft wilde de kool en de geit sparen, zooals in zijn karakter lag ; hij stelde voor : gelijke betaling volgens het verdrag, maar restitutie aan de kustvaart. Het Congres echter toonde zich afkeerig van zulke laffe en kinderachtige politiek en nam eenvoudig zonder omwegen de vrijstelling der kustvaart aan. Een brutale daad van willekeur, ingegeven door de hebzucht en door den imperialistischen trek naar heerschappij in den Grooten Oceaan. De verklaring van een plechtig bezegeld traktaat tot een „vodje papier" op een wijze, die geen Europeesch of Aziatisch despoot zou hebben kunnen verbeteren ! Reeds weerklonken in Europa weer smaadkreten tegen de Yankees, die steeds den mond vol hadden van vrijheid, recht en vrede en die toch niet beter waren dan eenig ander. Nil zouden ze met hun Panama-kanaal conflicten uitlokken, zooals men ze bij het Suez-kanaal nooit gekend had. Maar ziet, het bleek gelukkig weldra, dat bet Amerikaansche yolk toch nog ge en despoot was geworden. Er was nog recht te krijgen in het land van Washington. Bij de verkiezingen van 1912 keerde zich de volksmeening met groote kracht tegen Taft en de zijnen. De Democraat Wilson, tot President aangewezen, verklaarde zich onmiddellijk uit eigen beweging tegen de rooverspolitiek, die trouwens reeds door den minister van oorlog onder Taft als „slecht en onwaardig" was gebrandmerkt. En het Congres, nu geheel Democratisch, vernietigde in 191 3 het besluit van 1912 en stelde de tollen voor ieder zonder onderscheid vast op 6 1 /4 francs per ton. Wel is waar hield het nog een slag om den arm, door tegen den zin van Wilson te verklaren, dat de herroeping slechts voorloopig was en niet bindend voor de toekomst, maar het zou toch wonder zijn, indien men later nogmaals in de „slechte en onwaardige" politick verviel. 't Is voor een vergadering altijd moeilijk, zichzelf een volledig dementi te geven. Men zal
256
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. eenigszins den schijn hebben willen redden. Mocht een toekomstig congres ooit op het bevoorrechtingsbesluit terugkomen, dan nog zal er wellicht geen President te vinden zijn, die het zal willen uitvoeren. 1 Het is waar, dat bij den gelukkigen ommekeer van 1913 ook weer gewone materieele overwegingen meegewerkt hebben, o.a. de vrees der machtige spoorwegmaatschapk en voor de concurrentie der „kustvaart'', maar 't is juist een kenmerk van een vrijen, democratischen regeeringsvorm, dat de eene zelfzuchtige strooming de andere kan opheffen. Een reden te meer om te gelooven, dat de differentieele tollen voorgoed van de baan zullen zijn. Inderdaad is onder Wilson's bestuur wel zeer duidelijk uitgekomen, dat Amerika, ook als groote „imperialistische" mogendheid een zeer bijzonder figuur maakt in de wereld. Met de vroegere keizerlijke landen van Midden-Europa is het heelemaal niet te vergelijken, maar ook tegenover de manieren van Engeland en Frankrijk maakt het nog een schitterend figuur. Liberale Britsche ministeries hebben de wereld verbaasd door de groote vrijheden aan kolonien verleend, in 't bijzonder in Zuid-Afrika, waar heden Boeren-generaals aan roer zitten, die weinige jaren geleden een verbitterden strijd voerden tegen Engeland. Dit laatste is een schouwspel, dat tot dusver geen Europeesche koloniale mogendheid had vertoond. Maar 't is toch nog ver van de edelmoedige wijze, waarop de Cubanen en de Phillippino's zijn behandeld. De onzelfzuchtigheid, die rijke bezittingen los wil laten, zonder eenigen aandrang van buiten, heeft nog nooit eenige Europeesche mogendheid z66 laten zien. Daarvoor hangen ze alle, ook Frankrijk en Engeland, nog te veel aan tradities van macht en onderling wantrouwen. Het verschil zit diep. In Europa is de zucht naar gebiedsuitbreiding )
1 ) Deze voorspelling, in 1917 gedaan, is al eer vervuld dan we toen verwacht hadden ; President Harding heeft onlangs zulk een besluit geveto'd.
257
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. van ouds regel geweest en de pogingen tot beteugeling daarvan zijn duidelijk te herkennen als min of meer gelukkige uitzonderingen. In Amerika daarentegen is de staat van ouds gegrondvest geweest op de tradities van vrijheid en verdraagzaamheid, en de uitspattingen van heerschzucht zijn er te onderkennen als moderne uitzonderingen. Men heeft telkens getracht, ze zoo spoedig mogelijk te herstellen. Europeesche bezoekers van de Vereenigde Staten, voorla dezulken, die eenige vacantie-weken hadden gebruikt om zich „door eigen aanschouwing een beeld te vormen van het Amerikaansche leven" (!), hebben ons vOOr den grooten oorlog allerlei kwaads weten te vertellen van „het land van de dollarjacht, de corruptie en den blur. Ze zijn thuisgekomen als „bourgois satisfaits" met de verheffende ontboezeming, dat ,,bij ons toch vele dingen beter zijn". Europeesche politieke tinnegieters van beroep of niet van beroep hebben smadelijk gelachen, toen Wilson, de „man des vredes", na eindelooze onderhandelingen, de wapens opnam om eenige orde in den chaos van Mexico te brengen. Ze hebben gespot met de „comedie" van de samenkomst der ABC-staten tot overleg met de Unie, zonder te vermoeden, dat dit den overgang beteekende van de voogdij der Monroe-leer tot de grondlegging van een vrijen sterken Pan-Amerikaanschen Volkenbond (te beginnen met de meest aan de kinderschoenen ontwassen republieken Argentinie, Brazilie en Chili). Hun kleine geluid is verstomd onder het gedonder der Europeesche kanonnen en onder het wilde krijgsgeschreeuw der millioenenlegers. Maar de stem van Amerika is niet verstomd. Als een profeet stond daar aan de overzijde van den Oceaan President Wilson, vertegenwoordiger der edelste tradities van zijn gelukkig land. „Hoe zouden wij beter", zoo klonk zijne stem in de boodschap aan den Senaat aangaande de Phillippijnen op
258
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. 2 December 1914, „hoe zouden wij beter in deze tijden van angstig vragen, ons vertrouwen in de beginselen van de vrijheid kunnen toonen, hoe zouden wij beter getuigenis kunnen geven van zelfbeheersching en zelfverloochening, dan door rustig voort te gaan met de vervulling onzer beloften, aan afhankelijke volken gedaan ?" Van een yolk, dat zulk een President kan kiezen en dat naar zulke woorden wil luisteren, moeten de kleine kwaadsprekers afblijven. Zelfbeheersching en zelfverloochening. Ze klinken z66 vreemd in de ooren van den Europeaan, dat zelfs geschiedschrijvers van erkend gezag en onverdacht streven naar onpartijdigheid er geen plaats aan konden geven in hunne beschouwingen. Schreef niet de scherpzinnige, geleerde en algemeen geeerde historicus Prof. Bussemaker nog kort voor zijn te vroegen dood 1 ) : Een Amerikaansch geleerde verhaalt, dat in het begin van 1900 een der vreemde gezanten te Washington de volgende opmerking maakte: „ik ben nog niet lang in Amerika geweest, maar ik heb al twee landen gezien, de Vereenigde Staten van voor den Spaanschen oorlog en de Vereenigde Staten van na dien oorlog. Inderdaad is die oorlog een mijlpaal in de geschiedenis der Republiek hij v e r v u 1 d e het yolk met een gevoel van blij den trots 2 ), van het bewustzijn van zijn kracht ; in breeden kring vestigde hij de overtuiging, dat de tijd gekomen was om het tot nu toe gehandhaafd isolement te verlaten en dat het Amerikaansche yolk geroepen was zijn rol te spelen op het groote wereldtooneel of — om met Rudyard Kipling te spreken — zijn aandeel te torsen van „the white man's burden", natuurlijk tegen de belooning, waarop het dragen van dien last aanspraak geef t. Want de houding, die de 1) I n het pas na zijn dood uitgegeven 5e boek, 2e stuk van het groote werk „Geschiedenis Haarlem 1916. van onzen 2) De spatieering is van ons, t. L.
259
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK, Vereenigde Staten na 1898 aannamen, was niet louter het gevolg van den oorlog, zij wend ook te weeg gebracht door den invloed van andere factoren, wier werking zich thans eerst recht openbaarde. De tijd van buitengewonen economischen voorspoed was onlangs aangevangen en deed zich reeds voldoende gevoelen, om het yolk een n o g gr ooter v er tr ou w en in zijn m a cht in te boezemen dan het reeds bezat, en daarenboven schiep hij sterke behoefte om het afzetgebied voor de Amerikaansche productie, in het bizonder voor die der zoo snel groeiende industrie, te vinden. Ook daarom reeds was het niet te verwachten, dat de Vereenigde Staten de Philippijnen zouden opgeven, want niet alleen beloofden die een nieuw arbeidsveld voor hunne nijverheid te worden, maar bovendien vormden zij een zeer geschikte basis voor de uitbreiding van hun handel in China en over den Grooten Oceaan". Wie die welbespraakte vreemde diplomaat geweest is, die op eens zulk duidelijk onderscheid zag, words helaas niet gemeld, maar heden kunnen we wel zeggen, dat hij door een gekleurde, waarschijnlijk hoog-adellijke en hoog-militaire bril gekeken heeft. Het Amerikaansche yolk is nog niet een geheel ander geworden, al heeft het „een korten victorie-kreet geslaakt" na den Spaanschen oorlog. Dr. Bussemaker had beter gedaan met de overijlde uiting van den eenzijdigen diplomaat niet maar zonder eenig protest neer te schrijven, al klinkt ze aardig-paradox. En de tweede getuige, de jingo Rudyard Kipling, had al evenmin recht, om hier met een orakelspreuk op te treden, nog minder om zijn dichterlijk woord over „de taak van den bianke" te zien aangevuld met de prozaische toevoeging van „de passende belooning." De Nederlandsche geschiedschrijver, te veel gewend aan Europeesche begrippen en vooral aan de beschouwingen uit het land onzer Oostelijke buren, kon aan Amerikaansche
260
DE VEREE NIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. I
zelfverloochening niet gelooven, ook al zag hij ze reeds toegepast op Cuba ; „de Philippijnen zou men nooit opgeven". 't Is natuurlijk wel mogelijk, dat bij tijd en wij le de strooming van Mac Kinley en Roosevelt weer eens de overhand krijgt en voor een aantal jaren naar wat meer grondgebied of „contritile" gaat streven, maar dat geeft nog geen recht, om de Amerikaansche politiek te gaan beoordeelen naar oud-Europeesche begrippen. Had Prof. Bussemaker de allernieuwste gebeurtenissen beleefd, en zijn boek zelf ter perse gelegd, hij zou wellicht hier den tekst nog veranderd hebben. De blijde trots en het groote vertrouwen in de m a cht zouden waarschijnlijk geschrapt zijn. Dien blijden trots kenden wij helaas in Europa, waar men „frisch and frOhlich" ging vechten, niet om „economische redenen", zooals ons de nationaal-economen (wetenschappelijke waarheidszoekers op nationalen grondslag!) willen wijs maken, maar uit trots en uit heerschzucht. Van dien „blijden trots" bemerkte men in de Vereenigde Staten weinig. Of bleek hij soms uit het nieuwe verdrag met Columbia van 1914, waarin de Groote Republiek begon met nederig excuus te vragen voor het onrecht van 1902 ? En waarin aan de pas nog zoo mateloos scheldende Columbiaansche burgers dezelfde vechten op de Landengte werden toegekend als aan de Amerikaansche burgers zelf, plus nog 25 millioen dollars zoengeld ? Of was die trots te bespeuren geweest in het eindelooze geduld, waarmee Japansche aanmatigingen in China, en Duitsche gewelddaden tegen Amerikaansche burgers, en Engelsche Orders in Council behandeld werden ? Een geduld, dat Europeesche krachtmenschen alweer tot vinnigen en dommen spot aanzette! Vertrouwen in eigen m a c ht kon men zien in Europa, z66 veel, dat er de gansche toekomst van het wereiddeel aan gewaagd scheen te worden. Maar de Vereenigde Staten
261
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. toonden vertrouwen in eigen kracht, wat iets anders was. Zij stonden langen tijd rustig te midden der woeste baren met de goddelijke kracht van den zelfbewusten grootmoedige, die er niet aan denkt, om bij de eerste gelegenheid de beste te roepen om „voldoening zijner eer" gelijk de Pruisische student, maar die kalm wijst op zijn recht en satisfactie verlangt, niet in bloed, doch in behoorlijk excuus en — in dollars. Ja ook in dollars ! — Men heeft zoo dikwijls het gebruik en de waardeering van den dollar veroordeeld en bespot. Met welk recht eigenlijk ? De dollar kan misbruikt worden, gelijk alle dingen in deze onvolmaakte wereld, maar dat neemt niet weg, dat hij te allen tijde gebleken is een der uitnemendste middelen tot verzachting der zeden. Heeft er ooit een land bestaan, waar alle misdrijven gestraft werden met geeseling, verbanning of den dood? Dan is dit een toonbeeld geweest van barbaarschheid, en het heeft den hervormer moeten zegenen, die er een stelsel van boeten (zoo mogelijk in geld) kon invoeren. Is er ooit een adel geweest, die bij elke beleediging of gewaande beleediging naar het zwaard greep? Dan heeft die zijne omgeving tot een hel gemaakt en dan mag het een geluk heeten, dat zulk vechten geld kostte en dat die adel in de macht geraakte van Joden en Lombarden of wel, dat de steden met hun geld een of anderen vorst in staat stelden, om de vechtersbazen tot rust te dwingen. In de gansche geschiedenis der kolonisatie van Amerika vonden wij geen mooier figuur dan William Penn, die met geld of geldswaarde de noodige plaats verwierf van de Indianen. En in de verhouding der Vereenigde Staten tot het buitenland is niets hooger te prijzen geweest, dan dat zij zooveel mogelijk alle kwesties oplosten met arbitrage, waarbij dan altijd het verschil der belangen door geld moest worden vereffend. Zeker, er bestaan in de wereld factoren, die meer waard
262
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. zijn dan geld ; er is menschenliefde, er is godsvrucht, er is zelfverloochening. En wanneer die doen klagen over „aanbidding van het gouden dan kunnen wij dat begrijpen, ofschoon toch ook zij niet kunnen werken zonder zich van het geld te bedienen. Men denke slechts aan den edelen arbeid van het Belgium Relief Comittee, een prestatie, alweer uit het land van den dollar, zooals de wereld nog nooit gezien heeft. Maar zij, die het meest jammeren over de „dollarjacht" en „de macht van den dollar" en de „geldmagnaten" en de „waardeering van den mensch naar mate van zijn geld", zij zijn niet de helden der zelfverloochening. Zij zijn de menschen, die Amerika bekijken uit het oogpunt hunner zoogenaamde „Europeesche begrippen" ; de menschen, zoo als wij ze zelfs in ons „burgerlijk" Nederland zooveel aantreffen, die niets hooger waardeeren dan uiterlijke vormen, titels, ridderorden, oude namen en hoflucht. Hun hindert al wat „parvenu' is, en zij kennen geen grooter scheldnaam dan dezen. Hun oordeel kan men ook wel begrijpen, maar geenszins waardeeren. Zij zijn kleurenblind. Zij vergeten, dat hun eigen hoog vereerde helden uit den Geuzentijd ook „parvenudn" waren, die met hulp van hun geld de vrijheid bevochten. En dat zelfs Mozes en de Profeten, ja Jezus-zelf bij de tijdgenooten van hunne soort voor parvenuen doorgingen. De Europeesche oorlog, waarvan de schuld, bij alle verschil van meening, toch zoo goed als unaniem werd toegeschreven aan hooge heerschers, adellijke diplomaten en ouderwetsche tradities, kon hun de schillen van de oogen doen vallen. Gelijk de naam „Deus" een eeretitel geworden is, zoo kan ook de naam „parvenu' een eeretitel worden, symbool van den drang naar vrijheid en van de ontworsteling aan booze overleveringen. Immers, de parvenu is degene, die zich een weg weet te banen door de scheidsmuren tusschen mensch en mensch, .
.
263
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. maaksels van zelfzucht en traditie. Hij is het levenbrengende element in de maatschappij, het element, dat Naar bewaart voor verharding en versteening. En als zijn meest geschikte middel daarvoor is het geld, de dollar, past het niet, dit maar voetstoots te veroordeelen, al bestaan er edeler middelen, b.v. artistieke talenten en wetenschappelijke of andere studiën. Verscheidene „Europeesche" middelen als jacht op titels, „Hoffahigkeit", vormendienst en dergelijke staan in elk geval veel lager en zijn veel minder doeltreffend. Aan den parvenu is de toekomst. Dit is thans gebleken in groot, namelijk voor den parvenu onder de volken, de Amerikaansche natie als geheel. Toen in Europa de verschrikkelijke wereldoorlog uitbrak, die voorgesteld werd als „economisch", veel meer het gevolg mag heeten van de bedoelde machtsaanbidding, heeft Amerika zich zeer lang daarbuiten gehouden. Zijne burgers toonden belangstelling, natuurlijk ; velen wisten er dollars uit te maken, vele anderen schonken hunne dollars op een wijze, als nog nooit vertoond was. De groote meerderheid was tegen den „Kaiser" en zijn aanhang, natuurlijk, want diens positie en politiek streed het meest tegen de Amerikaansche begrippen van vrijheid. Maar de Regeering van Wilson hield zich onzijdig en toonde een bewonderenswaardig geduld. Wilson trotseerde met zijne vele lange nota's den spot der wereld. „Zie nu dat Amerika, anders zoo doortastend, en heden meer besluiteloos dan eenig ander !" klonk het van vele zijden in de pers. „Kijk, hoe Wilson zich laat vasthouden", riep men van andere zijne ; „de milliardairs dwingen hem, hun de vrije hand te laten ; zij willen gaarne doorgaan met allerhande oorlogstuig te leveren aan de Gealliêerden ; daarvoor offeren ze de eer en de eerlijkheid des lands !" Zij, die zoo scholden, kenden weinig de mooie Amerikaansche geschiedenis, n6ch de vroegere, n6ch de moderne.
264
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. Wie geen vreemdeling is in de „oude" geschiedenis van de Groote Republiek, weet, dat zij steeds het uiterste getrotseerd heeft om den oorlog te vermijden ; het bleek in de vorige bladzijden o.a. duidelijk zoowel in de dagen van Napoleon als in die van Lincoln. Vooral wanneer het „Europeesche twisten" betrof, toonde zij steeds de allergrootste aarzeling, gedachtig aan de onthoudingstraditie van Washington. Wie de moderne geschiedenis heeft nagegaan, weet, we zeiden het reeds, dat de „milliardairs'', liever gezegd de groote trustmannen, de Regeering geenszins in handen hebben. Twintig jaar geleden was er misschien nog eenige waarheid in het volksgeloof daaromtrent, maar sinds lien tijd is er veel veranderd ; de Regeering heeft tegen hen een strijd aangebonden, haast te vergelijken met den vroegeren strijd tegen de Zuidelijke slavenkoningen. Zonder overdrijving kan getuigd worden, dat in geen land der wereld de groote kapitalisten in den nieuwsten tijd minder invloed hadden op de centrale Regeering dan in Amerika. Hebben wij ook niet gezien, dat nog in 1913 de nieuwe bankwet werd doorgedreven tegen den zin der mannen van Wallstreet ? Het mooiste is nog, dat aan diezelfde geldmannen, die eerst de schuld hadden gekregen van het „onzijdig blijven met oorlogstuiglevering", later evenzeer ten laste werd gelegd, dat Amerika aan den oorlog ging meedoen ! Zou vermakelijk wezen, indien 't niet zoo treurig dom was. Wilson, gesteund door nagenoeg de gansche Volksvertegenwoordiging, heeft den oorlog verklaard, nadat alle pogingen om erbuiten te blijven en een duurzamen vrede te helpen tot stand brengen, gefaald hadden. Als zijn doel heeft hij geproclameerd, dat de beginselen der Monroe-leer moesten doorgevoerd worden in Europa c.a. Hiervan hebben sommigen willen maken, dat het „Amerika voor de Amerikanen" thans zou moeten worden uitgebreid tot „de wereld voor de
265
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Amerikanen". Die kennen slechts het geraamte der Monroeleer, waarvan de meesten trouwens nooit den inhoud hebben gelezen. Het begins el was er niet anders dan de van ouds bekende grondslag der volksvrijheid : „ieder yolk moet vrij zijn, zelf zijne regeering to bepalen". Hiermee werd dus de oorlog verklaard aan alle overgeleverde autocratieën , die zich beroemden op machtsbedeeling van Hooger Hand, „bij de gratie Gods". Daarmee heeft Monroe aan de wereld verkondigd, dat het bier, als van ouds, ging om de vrijheid der volken, dat het niet anders was, dan wat Tollens eens genoemd heeft „het pleit van dwang en vrijheid". Wilson, met zijn diepen blik in 't verleden, heeft vOOr zich gezien, hoe in Europa die vrijheid telkens bedreigd was door overmoedige heerschers, eerst een Pilips II, dan een Lodewijk XIV, dan een Napoleon. En hoe die bedreiging thans vernieuwd werd door den Keizer van een land, dat in jonge dagen zoo snel tot macht en aanzien was gekomen. Hij heeft geweten, hoe honderd jaar geleden het Heilig Verbond der Europeeschen despoten zijn juk wilde opleggen aan gansch Europa tot in 't uiterste Westen en dan den voet wilde zetten op de twee Amerikaansche werelddeelen. Wat Monroe toen verdedigd had in Amerika, dat wilde hij nu verdedigen in Europa zelf. Het was feitelijk de oude rol van Engeland, die Amerika thans in Europa ging overnemen, maar op een idealer en beter wijze, veel mooier zelfs dan Engeland ze gespeeld had onder onzen Stadhouder-Koning Willem III. Toen het pleit beslist was, kwam Wilson zelf als de man der Redding en der Zelfverloochening naar Europa. Hij verlangde geen loon, geen gebiedsuitbreiding, zooals Engeland vroeger wel steeds gedaan had. Hij kwam niet met eischen, maar alleen met een blijde boodschap, zijne „Veertien punten". Dat was de vernieuwde Monroe-leer.
266
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. Zijne zending is mislukt ; we weten het helaas maar al te goed. De „Europeesche twisten", gevoed door de taaie Europeesche tradities, maakten de vergaderzalen te Versailles tot wespennesten, waarin de „Amerikaansche professor gepijnigd werd tot het uiterste. Toen hij heenging, was zijn ideaal verscheurd, en toen hij terugkwam in Washington, vond hij de verguizing, die des staatsmans deel is, wanneer hij zijn land een echec bezorgd heeft. Daarmee is hij te gronde gegaan en als een gebroken man bij de meesten in vergetelheid geraakt. Wat zal de geschiedenis van hem zeggen ? Zij oordeelt niet zoo snel als de tijdgenoot. Zij kent meer figuren, die door de tijdgenooten op eens zijn losgelaten en verguisd. Zij heeft in Amerika zelf een Bolivar gekend, die ook eenmaal verguisd is, maar nu reeds lang in eere hersteld. Zij zal niet vergeten, dat deze „idealist" Wilson een zeer nobel man geweest is, die het goede gewild heeft en gestreden heeft met al zijne kracht, eerst tegen de tyrannie der Amerikaansche geldmannen en daarna tegen de tyrannie der Europeesche despoten. Zij zal hem niet vergeten en niet verguizen. Zij zal integendeel getuigen, dat zijn werk niet vergeefsch geweest is. Zij getuigt dit zelfs reeds heden. Al is zijne blijde boodschap in Europa overstemd door de kreten en zuchten der geplaagde volken, en al wordt zijn Volkenbond er heen en weer geslingerd en uiteengereten door de macht der tradities, zijne ideeen leven tOch voort. Wie ze goed wil zien werken, moet niet gaan naar Geneve, maar naar Washington. Daar zetelt nu Harding op Wilson's plaats, en Hughes is naast hem. Zij hebben Wilson's ideeen nooit geheel verworpen, natuurlijk niet. Het zou niet mogelijk geweest zijn, want de kern ervan is een der eerste geloofsartikelen van het Amerikaansche yolk. Maar zij hebben geen lust getoond, om, "
267
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKA ANSCHE VOLK. als Wilson, naar Europa te gaan en het prestige van hun land te wagen. Zelfs niet halfweg. Zij zijn paraat geweest, waar hunne belangen gevaar liepen, zooals bij de kwesties van Japan en van de telegraafkabels 1 en overigens hebben zij een koele, hoewel niet onvriendelijke houding aangenomen. „Tot U komen wij niet", hebben zij gezegd, „'t is thans uw beurt, om bij o n s te komen". Een pijnlijke oproep voor de Europeesche mogendheden, die zichzelf nog iederen dag wijs maakten, „dat Amerika hen zoo noodig had". Maar ze zijn toch al naar Washington gegaan, eerst Engeland, de Europeesche cosmopoliet, dan Japan, zijn bondgenoot, en eindelijk zelfs Frankrijk, het land van Clemenceau en Foch. Ze zijn goed ontvangen, en Hughes, de aangewezen leider, trad op met een bekwaamheid en een zekerheid, die niemand z66 had kunnen verwachten, zooals de grijze Bijvanck, man van veel kennis en diepe wijsheid, schreef. Dit talentvoile optreden van den Amerikaanschen minister zal zeker veel tot het resultaat hebben bijgedragen, maar de hoofdzaak zal toch wel geweest zijn, dat men daar te Washington van nabij gevoelde de macht, het aanzien en den goeden wil van de Groote Republiek zelf. — Is niet onze Van Karnebeek 66k een talentvol en energiek man ? En heeft hij als voorzitter te Geneve iets van belang kunnen bereiken ? — Op deze eerste politieke conferentie te Washington, is alleen de kwestie van den Grooten Oceaan behandeld. Men stond met den rug meer dan half naar Europa gekeerd. Het resultaat is zoo mooi geweest, als er nog nooit tevoren een bereikt is, al had men 't, als altijd, nog beter kunnen wenschen. Voor het gansche enorme gebied van den Pacific, waar Europeesche profeten alweer een nieuwen wereldoorlog voorspelden, is een modus vivendi gevonden, zooals nog nooit ),
1)
en later bij de moeilijkheden in 't „nabije Oosten", zoover ze hun belangen raakten.
268
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. ergens bestaan heeft. Japan, dat zich al oppermachtig waande in China en Oost-Siberia, heeft zich teruggetrokken gelijk eenmaal Rusland zich terugtrok van de Amerikaansche kust in de dagen van Monroe. China, het logge, hulpelooze, werd gewaarborgd tegen alle vreemde bezetters en pachters en eindelijk gelijkelijk toegankelijk gemaakt voor alle kooplieden, volgens het vroeger mislukte beginsel der open deur. Het recht op de eilanden van den Pacific werd gewaarborgd aan de huidige bezitters, wat ook Nederland in 't bijzonder aangaat. Het Engelsch-Japansche verbond, vrucht van de oude Europeesche politiek, werd opgeheven en in de plaats is een overeenkomst getreden tusschen Amerika, Engeland, Japan en Frankrijk 1 ). Het eerste groote politieke verbondstraktaat, ooit door de Vereenigde Staten gesloten, als wij ons niet vergissen. (De oorlogs-associatie daargelaten). In den grond is dit alles niet veel antlers dan de uit breidin g der Monroe-leer over de kustlanden van den Grooten Oceaan. Wat Wilson niet gelukt is aan de Atlantische zijde, hebben Harding en Hughes tot stand gebracht aan den Pacific-leant. Een vast begin van een Volkenbond, waarin de onmisbare kern, de beperking der bewapening, niet ontbreekt. Is een groote stap voorwaarts, waarvan de eer nagenoeg geheel toekomt aan de Groote Republiek. Wel is waar geldt de overeenkomst slechts voor 10 jaren, maar in de politiek is een oude regel, die zegt, dat het tijdelijke vaak het duurzaamste is. Er kan zeer zeker in tien jaar veel veranderen, maar er is toch weinig waarschijnlijkheid, dat Amerika's macht en aanzien in dien tijd zal verminderen, integendeel. De Groote Republiek staat op heden in 't midden van de 1 ) Als Frankrijk niet mocht ratificeeren, dan wordt het misschien een drievoudig traktaat, dat toch nog sterk genoeg kan zijn. Tenzij Japan blijft aarze!en, ook nu Italia zijne bekrachtiging gegeven heeft.
269
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. wereld als de sterkste van alle mogendheden. Heeft zij al niet de grootste vloot en allerminst het grootste Leger, zij bezit en onderhoudt hare latente militaire kracht. En daarbij is ze onbetwist verreweg de rijkste, schuldeischeres van nagenoeg alle anderen. En ze is allerminst agressief aangelegd. Bovendien geeft hare positie tusschen twee oceanen Naar een veiligheid, zooals geen ander ooit bezeten heeft. Een aanval vanuit Japan by. (waar wel klakkeloos van gesproken is) zou beginnen moeten met een expeditie van 9000 KM over zee, en dan zou men tot New York en Washington nog ruim 5000 KM v6Or zich hebben. Zouden de oorlogsprofeten wel ooit aan die afstanden hebben gedacht ? De economische positie, veel vaster dan die van het betrekkelijk toch nog jonge Japan, kan in afzienbaren tijd moeilijk zwakker worden ; integendeel, ze is nu eindelijk verlost van de hindernis der schulden aan Europa. Amerika heeft juist, als schuldeischer, een grooten voorsprong gekregen en de Amerikanen zijn er niet de menschen naar om dien niet te gebruiken en te vergrooten. De Amerikaansche banken hebben sedert den oorlog hunne armen verder dan ooit over de wereld uitgestrekt, en de macht van den dollar wordt overal gevoeld. De Amerikaansche koopvaarders, voorheen een zeldzaamheid vooral in de Europeesche havens, zijn uitgegaan naar alle zijden en hebben New York tot een actief centrum van het wereldverkeer gemaakt. De Amerikaansche handelsvloot, vroeger betrekkelijk zoo klein, heeft weer de eerste plaats veroverd achter de Engelsche. Ze is te snel gebouwd, 't is waar, en er is veel nietswaardigs onder, b.v. de talrijke massa der houten schepen, die in het land zelf genoemd zijn „the war's greatest shipping blunder", de grootste oorlogsfout op scheepvaartgebied, en een „monument van dwaasheid". Er is ook gebrek aan vaartuigen van werkelijk groot kaliber, zooals een
270
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. economisch bedrijf dit heden op vele lijnen vereischt. Daarom heeft de depressie van 1920 in '21 juist de nieuwe vloot in bijzonder grooten last gebracht ; de Regeering, die ze liet bouwen, kwam met hare 7 millioen ton in verlegenheid te zitten. In Europa heeft men erom gelachen, in zuivere „Schadenfreude''. Maar men vergat daarbij vele dingen, die de geschiedenis kan getuigen. Heeft Engeland ook niet eerst gesukkeld, in Cromwell's dagen, toen de Hollanders lachten om Britsche onhandigheid? En hadden die Hollanders zelf niet tevoren op hun beurt moeten opzien tegen Portugeezen en Noren ? Hebben de Amerikanen niet reeds voor zeventig jaren, in de dagen van Vanderbilt-scheepvaartkoning, de Engelschen verbaasd door hunne snelvarende booten en hunne voorbeeldige clippers? Destijds zijn ze, in hun grooten oorlog, op den Atlantischen oceaan vervangen door Europeesche schepen. En dit is van de zijde van Europa ook niet dadelijk zonder kleerscheuren gegaan ; wijzelf kunnen er van meespreken, wanneer we de doorloopen lijdensgeschiedenis der HollandAmerika-lijn willen gedenken. Thans heeft Europa zijn grooten oorlog gehad, en nu is Amerika zijn deel weer komen opeischen. Het vindt daarbij tegenslag, natuurlijk, maar daarmee zal de voorwaartsche beweging niet gestuit worden. Men dient trouwens niet te vergeten, dat die beweging reeds lang in gang was voor den oorlog; Mac Kinley begon er al mee voor het jaar 1900, en zijn motieven voor een sterke koopvaardijvloot zijn blijven doorwerken, zoowel bij de Regeering als bij het yolk. Amerika zal eer gaan streven naar de hoogste plaats in de scheepvaart dan kamp te geven. De groote kwestie van den dag, of het Gouvernement zijne zeven millioen ton in eigendom zal behouden, zal allicht in dit land van particulier bedrijf in negatieven zin beslist worden. Maar het Gouvernement zal, als noodig blijkt, zijn machtigen steun blijven geven. Zelfs
271
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. zou een krachtmiddel als Cromwell's beruchte „Akte van Navigatie" niet ondenkbaar zijn ; men heeft er al dikwijls van gesproken 1 ). Zal Amerika de Europeesche diplomaten ook nog eens naar Washington noodigen, om de Europeesche zaken te bespreken ? Waarom zou het niet ? De Europeesche regeeringen doen nu nog als een aantal oud-adellijke families, die trotsch zijn op hun oude tradities en rammelen met hunne oorlogswapenen. Amerika is voor hen altijd nog eenigszins de parvenu, de burgerlijke „Geldprotz'', op wien ze uit de hoogte neerzien. Maar die parvenu is hun schuldeischer en wordt dat dagelijks meer ! Ze zeggen thans nog : „haal maar een streep door onze schulden, gij !Tibet dat doen, want wij hebben zoo brillant gevochten ook voor U ; onze helden zijn meer waard dan al uw geld". Maar mettertijd, als hun toestand geheel ondragelijk zal geworden zijn, moeten ze een anderen toon aanslaan. Dan zullen ze moeten vragen : ,,help ons uit den nood ; gij alleen hebt de middelen. Wilt gij niet bier komen, om te spreken, ontvang ons dan te Washington". En dan zal Amerika blijven antwoorden, wat het nu reeds geantwoord heeft. „Legt eerst uwe onnutte wapens af, zooals gij ons hebt zien doen. Staakt uw verkwistend spel, legt uwe Europeesche twisten bij, last uwen grooten landhonger varen. Ziet, dat gij gezamelijk, in werkelijke eendracht, rust brengt in de Oostelijke staten van uw werelddeel. Neemt een voorbeeld aan wat Japan, dien gij „het Gele gevaar" hebt durven noemen, in Oost-Azi8 nu gedaan heeft. En kom dan naar Washington". Zoo kan de dag geboren worden, dat de moderne wijzen uit het moderne Oosten zullen gaan naar het moderne Westen. 1) Harding's subsidie-wet is thans (begin 1923) in behandeling bij den Senaat. Zij houdt allerlei beschermende maatregelen in, directe en indirecte: de voornaamste is: vorming van een subsidie-fonds uit 10 0/o van de opbrengst van al 1 e invoerrechten (die pas verhoogd zijn).
272
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. Wanneer zal dat zijn ? Niemand, die 't voorspellen kan. Maar zal nog wel wat Buren ; de wijsheid komt niet spoedig, wanneer de trots zoo diepgeworteld is. Het is voor den Europeaan niet gemakkelijk, zich voor te stellen, dat zijn woonplaats niet meer in 't midden van de wereld is ; hij moet daarvoor een geesteswending maken als onze voorvaderen in den tijd van Copernicus en daarna, toen zij de centrale positie van de aarde, hun woonplaats, moesten opgeven. Maar een ding is wel zeker ; zoolang de bedevaart naar Washington niet geschied is, zal de toekomst voor Europa donker zijn. Het licht kan alleen in Amerika opgaan. Washington heeft een „vredespaleis'', dotatie van Carnegie zoo goed als het Haagsche. Daar is de zetel van de Pan American Union, een Volkenbond, die reeds Lang geregeld werkt met vaste maandelijksche vergaderingen zonder veel drukte. Jhr J. L. van Panhuys noemde hem in de WestIndische Gids van Mei 1920 een of ficieel verb o n d van vrede en vriendschap tusschen de 21 republieken, ter handhaving van goede betrekkingen zoowel van economischen als van politieken aard. Hij had zelfs in Washington een vaste administratie aangetroffen met een directeur-generaal aan hoofd, die o.a. een maandelijksch tijdschrift uitgaf in de Engelsche, Fransche, Spaansche en Portugeesche talen, het Bulletin of the Pan American Union, handelend over alien vooruitgang in de Amerikaansche landen. Jhr van Panhuys schreef zijn artikel, om te wijzen op de wenschelijkheid, dat de Europeesche kolonien, ook Suriname en Curacao, aansluiting zouden zoeken bij de Pan American Union. Deze Volkenbond heeft in alle opzichten veel oudere brieven dan de Europeesche. De eerste vredes-conferenties als voorloopsters, dateeren reeds van 1826 en '31; een Hof van Arbitrage werd al gesticht in de dagen van President
273
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Cleveland (1888) onder den naam van „Internationaal Bureau van de Amerikaansche Republieken". Toen de eerste vredesconferentie in Den Haag werd gehouden, kwamen de Amerikanen daar met de beste bedoelingen en de meeste verwach tingen. Ze lieten die conferentie volgen door twee belangrijke Pan-Amerikaansche bijeenkomsten in Mexico en Rio en besloten o.a. op de laatstgenoemde in 1906, verscheidene punten tot algemeene beslissing te helpen brengen op de tweede Haagsche conferentie. Toen dit mislukt was wegens de Europeesche tradities, zijn ze verder hun eigen gang gegaan. Ook heden zijn ze nog geregeld bezig, hun Volkenbond te versterken. Zoo troont Washington in het midden van de wereld als de hoofdstad van den eersten grooten democratischen Vredesbond op aarde, gelijk het voorheen de hoofdstad van de eerste groote democratische Republiek geweest is. Onder invloed van deze vaste kern van wereld-organisatie is aan de eene zijde de Pacific-entente gevormd. Aan de andere zijde is plaats voor aansluiting van een Europeeschen volkenbond, zoodra daar de tijden van „Good will" rijp zijn. Zoo en zoo alleen kan men zich een toekomst denken, waarin vrede en veiligheid op aarde gewaarborgd zijn. De twee Amerika's in 't midden onder de zegeningen der Monroeleer, en de overige werelddeelen aan beide zijden onder den glans der stralen, die daarvan uitgaan. Nog lang zullen die stralen werk hebben om door te dringen in het donkere deel der aarde tusschen Midden-Europa en Oost-Azie, maar ze kunnen ten slotte ook daar hun weg vinden. De algemeene vrede tot in de verste hoeken der wereld moge dan nog lang op zich laten wachten, we mogen toch blij zijn, dat we in een tijdperk zijn gekomen, waarin het land van Washington en Lincoln de leiding heeft, het eenige groote land, waar een regeering van het yolk, door het yolk en voor het yolk werkelijk geworteld is. Lincoln mocht
274
DE VEREENIGDE STATEN ALS WERELDMOGENDHEID. zestig jaar geleden in zijne beroemde „Address" aan Gettijsburg getuigen, dat die regeering behoed was om van de aarde to verdwijnen, thans is het oogenblik aangebroken, dat die regeering de hoogste plaats in de wereld verkregen heeft. 't Is voor 't eerst rinds den aanvang der geschiedenis, dat de gansche menschheid met ontzag opziet tegen een mogendheid, die geen tradities kent met hulde aan veroveraars.
275
DERTIENDE HOOFDSTUK.
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. Die wahre Ursache dieser beispiellosen Entwicklung liegt nicht allein in den unermesslichen Bodenschitzen und dem giinstigen Klima, nicht allein in den Reichtiimern der Tiefen amerikanischer Erde, auch nicht allein in der demokratischen Verfassung oder dem Erbteil alt-puritanischen Volkscharakters. Sie liegt vielmehr hauptsachlich in dem Unterrichts- und Erziehungssystem
Z
IEDAAR een onverdacht getuigenis, gegeven door een Oostenrijker, Prof. Heinrich Leobner, destijds Inspector fur das gewerbliche Bildungswesen im K. K. Ministerium fur Kultur und Unterricht. 1 ) Deze deskundige op onderwijsgebied is in 1904 door zijn Regeering uitgezonden, om de wereldtentoonstelling te St. Louis te bezoeken en dan in 't bijzonder studie te maken van de rijke afdeeling op onderwijsgebied. Tevens moest hij zich door persoonlijke bezoeken op de hoogte stellen van allerlei instellingen van onderwijs en vervolgens een rapport uitbrengen bij zijn thuikomst. De man erkent nederig, dat al wat hij gezien en gehoord heeft nog Lang niet voldoende is, om het ontzaglijke veld te beoordeelen, maar hij heeft door ijverige studidn en velerlei information zijn kennis trachten aan te vullen en vervolgens zijn rapport uitgebreid tot een lijvig boekwerk, dat de aandacht van alle belangstellenden verdient en dat door zijn bescheidenheid waarborg geeft voor betrouwbaarheid. 't Is heel iets anders dan datgene, wat Jan, Piet of Klaas, die even door Amerika gereisd had, ons wist te vertellen 1) Zie „Die Grundzuge des Unterrichts- und Erziehungswesens in den Vereinigten Stanten van Nord-Amerika' von Prof. Heinrich Leobner. Wien und Leipzig, 1907.
276
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. over de toestanden aldaar op elk terrein, dus ook op dat van onderwijs en waarvan men vaak kon zeggen : „hoe mooier en journalistischer geschreven, hoe verder van de waarheid". 't Is ook heel iets anders dan de geestdriftige lofrede op de opvoeding in Amerika, die Carnegie in zijn meergemeld boek houdt. 't Is degelijk en zakelijk, evenals de twintig „Monographieên over opvoeding in de Vereenigde Staten", uitgegeven door den beroemden president der Columbia-Universiteit te New York, N. M. Butter, waaruit Prof. Leobner trouwens veel geput heeft. Wie een yolk als geheel wil beoordeelen in 't verleden en het heden, moet vooral letten op zijn constitutie in theorie en praktijk, op zijne tradities en op zijne geliefkoosde schrijvers. Wie ook iets begrijpen wil van zijne toekomst, client tevens bijzonder acht te slaan op zijn opvoedingsstelsel. Paedagogen van velerlei soort hebben getuigd : „wie het kind heeft, beheerscht de toekomst". Zij overdrijven naar den aard van vaklieden. Hun lens is eenzijdig, maar als ze wordt aangevuld en luidt : „de aard en praktijk der v olk s-opvoeding geeft den sleutel tot de toekomst", dan komt ze dichter bij de waarheid. Wie b.v. gelooft, dat Amerika als wereldmogendheid harmonie zal brengen in het „concert der mogendheden , kan die overtuiging niet verdedigen zonder een beroep op de beginselen der volksopvoeding. De hooge waarde van algemeen volksonderwijs is in Amerika zeer vroeg ingezien, ten minste in de geestelijke kern des lands, in Nieuw-Engeland. Bij de Pilgrimfathers en hunne nakomers bemerkt men niets van de kwade traditie, in Europa zoo ontzettend taai, „dat men den kleinen man niet te veel leeren moet". Reeds in de inleiding der schoolwet van Massachussets anno 1642 kon men lezen : ,,Daar het een der voornaamste bedoelingen van den misleider Satan is, om het menschdom van de kennis der Heilige Schrift of te houden, -
277
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. door Naar, zooals vroeger gebeurde, in een vreemde taal te begraven of, zooals in latere tijden geschiedde, in de wijze harer verklaring verwarring te brengen, zoodat voor de meesten de ware zin en beteekenis van het oorspronkelijke met den valschen uitleg der bedriegers bedekt en verdorven werd ; en ook om te verhinderen, dat het onderwijs begraven wordt in de rustplaatsen onzer voorouders ; zoo besluiten wij, dat het bevorderd worde, voor het heil van de Kerk en van het Gemeenebest, waartoe de Heere onze pogingen ondersteune. Daarom gebiedt deze Magistraat bij zijn gezag, dat in iedere gemeente binnen zijn gebied, waar de Heer het aantal huisgezinnen tot vijftig heeft doen aangroeien, onmiddellijk een persoon, die binnen hare grenzen woont, zal worden aangesteld om a 1 de kinderen, welke hem zullen worden toevertrouwd, lezen en schrijven te leeren. Zijne bezoldiging zal worden betaald Of door de ouders of voogden van die kinderen, M door de inwoners in 't algemeen, bij wijze van toelage, zooals de meerderheid van hen, die 't bestuur der gemeente in handen hebben, zal bepalen, mits dat zij, die hunne kinderen zenden, niet warden gedwongen, meer te betalen dan de som waarvoor zij hen in andere plaatsen kunnen doen onderwijzen". De kolonie Connecticut, het eerste gemeenebest ter wereld, dat in eens door een constitutie gegrondvest werd, ging weldra nog veel verder ; het voerde reeds in 1700 een leerp Licht in, toen in Europa dat woord zelfs nog niet bekend was. Zijne onderwijswet van dat jaar begon met het volgende artikel : „Ouders of voogden van kinderen zijn verplicht te voorkomen, dat eenig kind of leerling onbekwaam zal zijn Gods heilig woord en de weldadige wetten der kolonie te lezen, en tevens verplicht de kinderen op te leiden tot een of ander wettig beroep of betrekking. Alles op straffe van boete". Ook aan hooger onderwijs werd dadelijk gedacht, natuurlijk
278
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. weer in verband met de kerk. Reeds in 1634, vier jaren na de stichting van Boston, werd er vierhonderd pond sterling voor de oprichting van een college te Newtown toegestaan, een som, die meer bedroeg dan de gansche opbrengst der belasting van dat jaar in de kolonie Massachussets ! In 1636 vermaakte een jong predikant, John Harvard, al zijne boeken en de helft van zijn vermogen aan deze school, die voortaan naar hem Harvard College genoemd werd, terwijl de plaats Newtown werd verdoopt tot Cambridge. Ziedaar dus een Amerikaansche hoogeschool verrezen slechts zestig jaar na de eerste Nederlandsche, in denzelfden tijd dat de Utrechtsche universiteit hare poorten opende. Harvard College is blijven leven en groeien onder alle latere wederwaardigheden en prijkt nu als Harvard University aan het hoofd der Amerikaansche instellingen van hooger onderwijs. Ze staat tegenwoordig in Boston, daar Cambridge al lang met deze havenstad is samengegroeid. In om yang en veelzijdigheid van studien overtreft zij verre de bovengenoemde oudste Nederlandsche universiteit te Leiden, terwijl ze ook veel sterker bezocht wordt. Ze bezit behalve twee voorbereidende colleges, Harvard College en Laurence Scientific School (die in onze Nederlandsche wetten met ons gymnasium gelijkgesteld worden) een philosophische, theologische, medische en juridische faculteit, maar bovendien nog afdeelingen voor tandheelkunde, veeartsenijkunde en landbouwwetenschap, terwijl de Laurence Scientific School bovengenoemd gelegenheid biedt voor de studie voor ingenieur. Wel is dus het kleine plantje van 1634 gegroeid tot een grooten boom van kennis, die zijne takken tegenwoordig uitbreidt over bijna het gansche land, want gegradueerden van Harvard genieten overal aanzien. Merkwaardig is ook, hoe wijd deze oude maar steeds jeugdige inrichting hare poorten heeft opengezet voor ieder, die kennis en ontwikkeling begeert. Reeds zeer vele jaren bestaan
279
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. er geregelde vacantie-cursussen (in Europa later nagevolgd, bij ons helaas Al te weinig), waar leeraren en onderwijzers gaarne gebruik van maken. Ook artsen-cursussen, bij ons pas kort geleden als iets nieuws begroet, kent men er sinds langen tijd en evenzoo speciale cursussen voor theologie. Dit alles maakt de school nog meer tot een bron van kennis en opvoeding, zooals er weinig zijn. Dat Nieuw-Engeland een groot zendingsstation voor onderwijskrachten is geworden voor bijna de gansche Unie, is voor een zeer belangrijk deel aan deze schoone instelling te danken. Cambridge heeft niet voor niets den eeretitel van „Hub of the Hub" gekregen 1 Het studentenleven heeft er nooit uitgemunt door bijzondere vereering van Gambrinus, Bacchus of andere dergelijke „studentikoze" goden en godinnen, evenmin trouwens als op andere Amerikaansche universiteiten. De oude gewoonte, de mos, is er streng en ernstig. Verreweg de meeste studenten wonen bijeen in de zoogenaamde dormitoriën en staan dan onder de bepalingen van het universiteits-reglement. Men meent in Amerika, dat de jeugd zich wel kan uitleven zonder ongebonden uitspattingen, wat zeer zeker voor de volkskracht van groote beteekenis is. De kosten van Harvard zijn steeds gedragen door Massachussets, maar daarnaast zijn er ook altijd Maecenassen geweest, die het voorbeeld van John Harvard volgden en schenkingen van belang deden, al zijn die niet zoo groot als bij enkele andere nieuwere universiteiten. Hieruit worden o.a. de bekende scolarships bekostigd, toelagen aan jonge interne studenten, en de fellowships, die bij zonder nuttig zijn voor de bevordering van vrije wetenschappelijke studiên en die wij bier bij ons maar al te veel ).
1 ) Hub is de spil van het rad der Amerikaansche fortuin. Een illustratie van de beteekenis van Massachussets voor de Amerikaansche beschaving en ontwikkeling Levert o.a. de bekende „dictionnaire van Appleton" die in 1880 onder de 14243 Amerikaansche beroemdheden er 2686 uit Massachussets opgaf (zie Reclus „les Etats-Unis").
280
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. missen. Het zijn beurzen voor zeer begaafden, die na voltooiing hunner studien zich gaan wijden aan de navorsching van een of ander wetenschappelijk onderwerp. Nu en dan ziet men in Europa zulke fellows van de overzijde verschijnen, eenige jaren geleden b.v. een Amerikaansche dame van Harvard, die Amsterdam, Den Haag, Delft, Rotterdam, Middelburg, Antwerpen, Hamburg en Londen bezocht, om de geschiedenis der oude Engelsche broederschap der Merchant Adventurers to bestudeeren. In de meer zuidelijk gelegen streken was oudtijds de drang naar onderwijs veel minder sterk dan in Nieuw-Engeland ; zelfs de beroemde kolonie Pennsylvania bleef in dit opzicht achter, en New York kreeg b.v. Columbia College pas in 1754, kort v6Or den grooten Vrijheidsoorlog. Dit is later evenzeer uitgegroeid als dat van Harvard en heeft in 1904 op grootsche wijze zijn 150-jarig bestaan gevierd, als Columbia University. Vele Europeesche geleerden waren bij deze gelegenheid uitgenoodigd en konden de schitterende inrichting bewonderen der talrijke stichtingen en gebouwen, prachtig gelegen bij de Hudson-rivier en het Riverside-park. Ook aan deze inrichting is een polytechnische afdeeling verbonden, terwijl ze tevens een instituut bezit voor de opleiding van leeraren, het „Teachers College". De aristocratische koloniën van het Zuiden zijn natuurlijk bij alle overige ver achtergebleven. Daar, in de slaven-streken, was natuurlijk wel ruimte voor de beruchte leuze van „dom houden" en dat niet alleen voor de Negers. De tyrannieke gouverneur van Virginia, Sir William Berkeley, schreef nog omstreeks 1660, toen hij vernam van de vrije scholen in Nieuw-Engeland „Goddank, dat er hier geen vrije scholen noch drukkerijen zijn, en ik hoop, dat wij ze in geen honderd jaar zullen hebben. Want onderwijs heeft ketterij en ongehoorzaamheid in de wereld gebracht ; de drukkunst heeft die
281
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. verspreid, tegelijk metlasterschriftentegen de beste regeeringen". Toen die „beste regeeringen" waren afgeworpen in den Vrijheidsoorlog, werkte de Nieuw-Engelandsche zucht naar onderzoek met de Pen nsylvanische TERREIN vAN liefde tot vrijheid NEW YORK EN OMGEVING en verdraagzaamBOROUGH of the heid samen, om BRO X het streven naar goed onderwijs overal te bevorellGate deren, behalve dan in de donkere slaven-staten.De Centrale Regeering trad hierbij BROOKLYN alleen op met algemeene voorschriften en liet de uitwerking r daarvan geheel -„\ over aan de a zonderlijke staten aye en aan het particulier initiatief. De Republiek VRIJHEIDSBEELD G.I.= GOVERNORS ISLAND zelf heeft nooit C.P.• CENTRAL PARK AFSTAND SANDY-HOOKun CITY 25 K.M. 1634 andere scholen bezeten dan de militaire, zooals de bekende inrichting te West Point bij New York voor het leger en die te Annapolis aan de Chesepeake-baai voor de marine, benevens een school voor onder-officieren te Leavenworth (Kansas).
282
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. De beginselen, waarvan men in de Unie is uitgegaan, klinken in onze ooren niet vreemd, veel minder dan in die van een Duitscher of Oostenrijker. Het zijn dezelfde, die reeds onze schoolwet van 1806 beheerschten : overheidszorg en vrijheid van kerkelijke dogma's. Evenals bij ons hebben de oude volksscholen van Nieuw-Engeland, etc. haar kerkelijk karakter moeten afleggen en zijn neutraal geworden, tenzij ze zich wilden spenen van elken overheidssteun. Alleen heeft men in Amerika het beginsel der overheidsbemoeiing veel gematigder en vrijzinniger opgevat. Een grondwetsartikel als ons bekende artikel 192 heeft men er nooit gehad ; uitvoerige schoolregelingen als onze wetten van 1806, '57, '78 enz. zijn nimmer van het Congres uitgegaan ; het Capitool weergalmde nooit van felle onderwijsdebatten. De regeling van het onderwijs werd immers zoo goed als geheel overgelaten aan de regeeringen der afzonderlijke staten ; de Centrale Regeering deed nooit anders dan de middelen verschaffen waar noodig was, en eischte daarvoor niets dan een algemeen toezicht. Een ministerie van onderwijs, dat men in Europa bijna overal bezit of wenscht, bestaat dan ook to Washington niet ; enkel een Bureau of Education, voor algemeen toezicht, advies en vooral statistiek. De dertien oude staten van 1783 behielden zelfs in den beginne hun onderwijs geheel in eigen hand, wat de kosten betreft. Aileen voor achterland, de toenmalige territories bij de Alleghanies, enz. werd de bepaling gemaakt, dat z es t i e n d e de el van den bruikbaren grond moest bestemd worden voor het onderhoud der scholen. Een geschenk, dat het Congres wel is waar kon geven „met gesloten beurs", maar dat daarom toch niet minder zijne groote waarde had. Het moet helaas gezegd worden, dat in sommige streken, b.v. in Ohio en Illinois, raar met die schoolgronden omgesprongen is, zoodat de opbrengst ver beneden de verwachting
een
283
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. is gebleven, wat het nageslacht heeft moeten bezuren met zooveel te hooger belastingen. Latere Congresbesluiten hebben de bedoelde schenkingen steeds uitgebreid ; vooral de beroemde Land Grant Bill van 1862, waarbij i e d e r e staat zooveel maal 30000 acres (12000 H.A.) land voor onderwijsdoeleinden toegewezen kreeg als hij vertegenwoordigers had in het Congres Bewijs, dat de groote Lincoln te midden van den geweldigen oorlog nog tijd vond om minstens zooveel voor de volksontwikkeling te doen als zijn groote tijdgenoot Thorbecke ten onzent. In 't geheel heeft de Unie meer dan 30 millioen H.A. land voor de scholen beschikbaar gesteld, dus meer dan de gansche oppervlakte van Groot-Brittanje en lerland bedraagt. De opbrengst van deze enorme landerijen is evenwel lang niet groot genoeg geweest om alle kosten te dekken. De gezamenlijke staten betalen ongeveer nog viermaal zooveel uit hun eigen kassen. Die staten maken dan de onderwijsregelingen, en in hiinne parlementen is wel schoolstrijd gevoerd, maar toch ook tang niet zoo hardnekkig en fel als bij ons. Vooreerst heeft men er nooit aan gedacht, de bijzondere scholen van eenige speciale vergunning afhankelijk te maken, gelijk hier onder de wet van 1806 ; ze hebben altijd de meest volkomen vrijheid gehad, evenals de kerken ; ze stonden zelfs niet onder toezicht van de overheid en hebben aan geen andere voorwaarde te voldoen gehad dan dat er Engelsch geleerd moest worden. In de tweede plaats heeft de openbare school steeds eene algemeene godsdienstige tint behouden, met gebed en bijbellezing, zooals onze grootvaders en hier en daar onze vaders dat ook nog gekend hebben. Had men in Nederland maar denzelfden weg gevolgd ! Wat een last en schade zou 1 ) Waar, gelijk in vele oude staten, geen grond genoeg meer beschikbaar was, werd een evenredig subsidie in geld gegeven.
284
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS.I vermeden zijn ! Ja, als het gektind had ! Maar men mag niet vergeten, dat in Amerika de verdraagzaamheid vanzelf gegroeid is, terwiji ze aan Nederland, tenminste in de meeste streken, grootendeels van buitenaf is opgelegd, in den Franschen tijd. Heftige aanvallen op de openbare school had Amerika alleen te verduren van de Roomsch-Katholieken. Die hebben dan ook het gootste aantal bijzondere kerkelijke inrichtingen van onderwijs gesticht, van kindertuinen of tot universiteiten toe. Van de overige kerkgenootschappen zijn de eigen scholen veel minder talrijk ; men vindt ze het meest in de oude staten (vooral van Nieuw-Engeland) en dan in het land der Mormonen, Utah. Eigenaardig is, dat in 't Westen over 't algemeen de openbare school veel meer de overhand heeft gekregen dan in het Oosten. Eigenaardig, maar toch begrijpelijk ; 't is daar het land van de „Pioneers, o Pioneers, my darlings" zooals Whitman ze noemt ; dubbel overgehaalde trekkers, rusteloozer dan de oude Yankees van 't Oosten, rusteloozer ook en meer bevrijd van tradities dan alwat van over den Oceaan kwam. Bij hen is de vroomheid niet vreemd, maar wel de onverdraagzaamheid, de zin voor clericale drijverij. Het overlaten der schoolwetgeving aan de afzonderlijke staten heeft natuurlijk een verscheidenheid op onderwijsgebied te weeg gebracht, waarvan vele onzer schoolmannen zouden ijzen en beven. Uniforme programma's volgens artikel zooveel kan men er niet verwachten ; de eene staat geeft veel meer dan de andere en de townships (gemeenten), die als bij ons, de eigelijke scholenstichters zijn, brengen op hunne beurt nog weer een verdere, eindelooze variatie. Natuurlijk zijn er ook in het schraal-bevolkte land streken genoeg, vooral in het Westen, waar nog heelemaal geen scholen of schooltjes bestaan, zoodat de kennis verkregen moet worden van rondreizende onderwijzers en onderwijzeressen. Maar wie niet heelemaal
285
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. vergroeid is in schoolsche tradities, zal daarom het Amerikaansche onderwijs nog niet veroordeelen. Leobner, de Oostenrijker, die thuis nog heel wat meer reglementen kende dan wij, heeft dat begrepen. Hij zegt : „Er kan niet genoeg voor gewaarschuwd worden, het werk van dit yolk op onderwijsgebied lager te stellen dan het Europeesche, omdat vaak heel andere wegen ingeslagen worden". De rijke verscheidenheid, gevolg der groote vrijheid, heeft een lager onderwijs doen groeien, dat zich aanpast aan de behoeften der verschillende streken. Ze gaf tevens, waar men maar wilde, gelegenheid, allerlei nieuwe dingen in te voeren. Teekenen, handenarbeid, gymnastiek hebben in Amerika geen algemeenen taaien strijd te voeren gehad, om toegelaten te worden. En ze hebben zonder veel wettelijken dwang een zeer ruime plaats verworven, de handenarbeid veel ruimer dan bij ons. Er zijn prachtige lagere scholen te vinden in Amerika; daarentegen ook zeer primitieve. Maar alles groeit er, ten minste bijna alles, want in zulk een land van harden arbeid is de lust tot leeren overal aanwezig bij de kinderen, en de wensch om te liken leeren bij de ouders. Die laatsten kunnen altijd zorgen, door hun invloed op de regeering, dat er gewerkt wordt aan onderwijsverbetering. Waar de democratic gezond is, daar vindt het schoolwezen een goeden bodem. Men denke slechts aan Zwitserland en Noorwegen. Leerplicht, hoewel, gelijk wij zagen reeds zeer oud in Nieuw-Engeland, is nog niet algemeen doorgedrongen. Sinds 1880, toen Massachussets zijne leerplichtwet vernieuwde, zijn er in 't geheel ongeveer dertig staten tot dezen dwangmaatregel overgegaan. Wanneer men de statistiek van het schoolbezoek gelooven mag, schijnt dit eigenlijk ook weinig meer noodig te zijn. In 1913 werden er niet minder dan 18 1 /2 millioen leerlingen vermeld als ingeschreven op de openbare lagere scholen ; dat is dus ongeveer een v ij f d e-
286
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. d e e 1 der bevolking Haast ongelooflijk, waar bij ons op alle lagere scholen samen (openbare en bijzondere) in dat jaar nog geen millioen leerlingen te vinden waren, dus niet meer dan een zesde dee 1. 1) Leerplicht zou dus, waar hij nog ontbreekt, alleen noodig zijn, om de verzuimen te verminderen, die nog al talrijk zijn volgens de statistiek. Merkwaardig is het getal der onderwijzeressen, weer een onderwerp van verbazing voor onzen Oostenrijkschen verslaggever. 't Is intusschen ook voor Nederlandsche ooren ongehoord ; er zijn gemiddeld vier onderwijzeressen tegen een onderwijzer, en de kroon spannen ook in dit opzicht weer de staten van Nieuw-Engeland. Massachussets telde in 1912—'13 tegen 1687 onderwijzers niet minder dan 15292 onderwijzeressen, dat is voor de vrouwen dus bijna tien tegen een. Wat moeten daarvan de menschen zeggen, die in Europa nog steeds tegen vrouwelijke onderwijskrachten ageeren ? Zij kunnen bier vernemen, dat de staat, die de meeste onderwijzeressen heeft, ook juist het meest beroemd is voor zijn onderwijs. Wel is het interessant, dat alle bezoekers van Amerikaansche scholen tevens getuigen van een rustigen ordelijken geest, zonder draconische maatregelen. Indien zij juist gezien hebben, mag men er uit opmaken, dat die vrouwen (en mannen) de schoone leuze huldigen, die het Haagsche stadhuis van buiten siert : „suaviter in mock, fortiter in re", d. i. „zacht in het optreden, sterk in het doorzetten". Maar het kan ook ten deele toe te schrijven zijn aan den leerlust en den zin voor orde, die bij de Amerikaansche jeugd veel schijnt voor te komen. Op „Pruisische" tucht is men er trouwens niet gesteld ; eenige jaren geleden is het zelfs voorgekomen, dat van hooger hand 1)
Onmoge1iik is 't intusschen niet, daar de leertiid gewoonlijk tot 14 jaar loopt.
287
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. aanmerking werd gemaakt op de strenge manieren in California, waar de dames blijkbaar een minder zachte hand toonden (zij vormden namelijk bijna 6/7 van het personeel). Verwonderlijk heeft de Amerikaansche school gewerkt als s m e l t k r o e s der nationaliteiten. Alle kenners getuigen het, ook Leobner, die zijne ergernis niet geheel kan verbergen, als hij in de „public school" 88e straat van New York ontdekt, dat alles in 't Engelsch toegaat zonder eenig protest vanwege de talrijke Duitsche ouders van kinderen. Dit was men in Oostenrijk zoo niet gewend. En in Pruisen ook niet. Het geheim zal wel weer zijn, dat men in Amerika met zachte hand optreedt, meer uitnoodigend dan cornmandeerend. Men biedt het Engelsche onderwijs aan als vanzelfsprekend; en de vreemde inkomers, die al licht iets van de oude tradities hebben afgelegd, zijn blij, dat hunne kinderen bier een niet te moeilijke wereldtaal kunnen leeren, die hun zoo goed te pas komt. Ook op taalgebied is de verdraagzaamheid een goed export-artikel gebleken, en dat niet alleen voor de Duitschers en Oostenrijkers. V6Or den grooten oorlog werd er wel is waar, het meest van Duitsche zijde, geklaagd over het snelle opgaan der emigranten in de Engelsch-Amerikaansche maatschappij, maar dat had zeker ten deele zijne oorzaak in het toenemende Duitsche chauvinisme. De andere volken hadden, als ze wilden, evengoed kunnen klagen, b.v. de Nederlanders en de Belgen. Zelfs de Franschen en de Skandinaviers, die den naam hebben van sterk vasthouden aan taal en nationaliteit, toonen dit in Amerika nog niet bijzonder sterk, tenminste niet in het onderwijs. Er zijn wel Fransche en Zweedsche scholen, maar talrijk zijn ze niet. Duitsche scholen vindt men ook altijd nog, hoofdzakelijk in Pennsylvania, Wisconsin en Texas. Bij het licht van deze feiten blijkt het duidelijk, hoe belachelijk het was, nu op eens, tijdens den grooten oorlog, te
288
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. gaan spreken van 7 (zelfs 9) millioen aan hun moederland verknochte Duitschers, die in geval van deelneming der Unie minstens een grooten opstand zouden beginnen. De openbare school heeft dan ontzaglijk veel gedaan, om allerlei elementen samen te smelten tot een Amerikaansche nationaliteit. De beteekenis daar van te doorgronden, was tot dusver een moeilijk probleem voor alle onderzoekers, maar ze waren 't er toch over eens, dat er een sterke algemeene volksgeest bestond. De oorlog heeft dien nu nog duidelijker aan licht gebracht. Ontaarding tot chauvinisme is natuurlijk niet geheel onmogelijk, maar toch veel minder te duchten dan elders. Al viert men op de scholen b.v. de nationale feestdagen met geestdrift en al eert men gaarne de mooie nationale geschiedenis, men is veel meer gewaarborgd tegen de gevaarlijke minachting voor andere volken. Immers, in elke school vindt men kinderen van Engelschen, Duitschers, leren en allerlei anderen, en dit geeft den besten prikkel, om zich voor onbillijke beoordeelingen te wachten. Waar de geschiedenis getoond heeft, dat het Amerikaansche yolk nobeler en verdraagzamer jegens vreemde volken is opgetreden dan eenig ander, daar kan de geest der Amerikaansche school ons waarborgen, dat dit ook in de toekomst zoo zal blijven. Het moet zelfs nog wel beter w orden, niettegenstaande den grooten oorlog en wellicht juist tengevolge daarvan. Immers, de eenige kwade uitzondering, die gemaakt wend bij de toelating voor de scholen (speciaal in California) was voor de „Gelen'', de Chineezen en Japanners. Hun uitsluiting, reeds ten deele opgeheven, zal ten minste voor de laatsten wel geheel moeten vervallen, nu zij Amerika's bondgenooten zijn geweest. En dan zal hun verblijf naast alle anderen op de schoolbanken ook de nu zeker te lage waardeering moeten wijzigen. Wij hebben dit, wat de Chineezen betreft, zelf reeds ondervonden zoowel op de Indische scholen als bier en daar in Nederland.
289
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Het voortgezet onderwijs, middelbaar en hooger als men wil, vertoont in Amerika nog veel grooter verscheidenheid dan het lagere. Daarvan een overzicht te geven, is bijna ondoenlijk en hier ook niet noodig. Het beginsel is een ander dan in de meeste Europeesche landen. Men tracht niet in de eerste plaats naar zuiver ingedeelde of „ineengeschakelde" schooltypen, waarlangs de bevoorrechte vrij gemakkelijk naar boven kan stappen als over marmeren trappen, terwijl de onvermogende beneden moet blijven. Men gaat er uit van de meening, dat de school geen doel is, maar m i d d e 1, een ladder, om naar boven te klimmen. En men vraagt niet angstvallig, of die ladder wel overal regelmatige en gemakkelijke sporten heeft. Het allereerste streven is steeds geweest, overal van die ladders te hebben, opdat ten minste de goede klimmers naar boven kunnen komen. Dit wil niet zeggen, dat er reeds de ideate toestand bereikt is, waarbij iedere aanleg zijn juisten weg naar hooger vindt, maar het wil wet zeggen, dat men dit steeds als doel voor oogen heeft. In zulk een beweeglijke maatschappij als de Amerikaansche kan trouwens het schoolsche principe van netjes afgeperkte scholen en schooltjes geen wortel schieten, het principe, waarbij enkelen door welstand en woonplaats bovenmate begunstigd worden en anderen door armoede en toevallige ongunstige plek van geboorte geen kans hebben. Het kwade verschijnsel van de vele talenten, die gedwongen onder de korenmaat blijven, terwijl talrijke middelmatigheden automatisch naar boven komen, kent men in Amerika veel minder dan ten onzent. „Die Amerikaner", zegt Leobner, „wollen infolge ihrer democratischen Grundstimmung, im Erziehungssystem keine Sackgasse, keinen hemmenden Schlagbaum, keine Vorrechte". Hierbij behoort natuurlijk ook het streven, om het onderwijs zoo goedkoop mogelijk te maken. Men heeft het daarbij nog niet overal zoover gebracht als in Zwitserland, maar scheelt.
290
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. toch niet veel. De openbare scholen van de laagste tot de hoogste zijn meerendeels geheel kosteloos, zooals bij ons de kweekscholen voor onderwijzers geweest zijn ; zelfs de boeken en verdere leermiddelen worden gratis verstrekt. Het eenige, wat bij den opzet der middelbare school als algemeene regel kan gelden, is het oude voorschrift : „in ieder dorp een lagere school, in iedere stad een college." Alleen hebben die gewone colleges vaak hun naam gewisseld bij het groeien van hun tal : men spreekt nu gewoonlijk van Secundary Schools of High Schools en bewaart den titel College voor die inrichtingen, die wat vender gaan in de richting van agrarisch of technisch onderwijs, de z.g.n. Land Grant Colleges. De Secundary Schools, High Schools en Land Grant Colleges nemen dan de plaats in van onze H. B. Scholen, Gymnasia en middelbare vakscholen, maar ze zijn veel goedkooper, talrijker en uiteenloopender. Een echte wettische schoolman uit oud-Europa zou ze allicht brandmerken als een troep wilde planten, en zich gelukkig prijzen, dat het bij hem zooveel geregelder en beter was. Inderdaad vindt men er veel, wat in de wildernis thuis is : schadelijke uitwassen, woekerplanten, kleine, nietige gewassen naast groote en sterke. Maar de bodem is er goed ; er is overal groeikracht en er wordt overal aan gewerkt. Indien de ijver der overheid uit zichzelf niet groot genoeg is, wat slechts zelden voorkomt, dan helpt de concurrentie wel mee ; de concurrentie, die op dit gebied als op elk ander heerscht en die dikwijls een edele wedijver mag heeten, al loopt er ook humbug tusschendoor met den aanhang van opgeschroefde reclame en schitterend uitgevoerde diploma's zonder waarde. Ja, die Amerikaansche diploma's ! Wat zijn ze tegenover onze einddiploma's van H. B. Scholen, Gymnasia, Landbouwscholen, enz. ? Wat is hun innerlijke waarde ? Zijn ze niet als de getuigenissen, waarmede onze goedige Mevrouwen
291
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. elkaar de dienstboden op het dak sturen? — Er zijn slechte onder, maar ook goede en zeer goede. En nu is het eigenaardige, dat iemand, die een minderwaardige school bezoekt in zijn woonplaats, b.v. ergens ver in het Westen, toch een diploma kan krijgen van een zeer goede inrichting in het Oosten. Hij behoeft daarvoor niet eens te reizen, want de bedoelde school bezit agenten vlak in zijn buurt, examencommissies, verspreid over het land. Zelfs hij, die heelemaal geen school bezoekt, kan een diploma van waarde verwerven : het onderwijs per correspondentie is een Amerikaansche vinding. Als algemeene karaktertrekken van de Amerikaansche middelbare school worden ons geschilderd : groote zorg voor het gebruik der taal of talen met veel oefening in vrije voordracht, veel belangstelling voor handenarbeid en voor lichaamsoefeningen, veel zin voor orde '). Als dit juist is, kan het licht opwegen tegen de voordeelen van onze gelijkvormige programma's. Het land6ouwonderw ij s heeft natuurlijk al vroeg de aandacht getrokken in de Unie ; het was niemand minder dan George Washington, die het eerst duidelijk uitsprak, dat de landbouw de wetenschap niet kan ontberen. Zijn aandringen leidde tot het oprichten van landbouwvereenigingen, waarin de geestelijken en de onderwijzers de dragers der nieuwe ideeen waren. Weldra zag men ook in New York en Pennsylvania professoren in de landbouwkunde optreden, in denzelf den tijd, dat bij ons de eerste, helaas niet duurzame proef daarmee genomen werd aan de Groningsche Universiteit. Ook werden Wat zoo'n High School uit een kleine stall, wel is waar in Massachussets gelegen, aan zichtbare resultaten kan leveren, bewijzen de zendingen van de High School te Malden-Mass, aan eenige HBSen in Nederland. Men vindt daaronder uitvoerige, degelijke opstellen over historische en economische onderwerpen, decoratieve, some artistieke teekeningen, etc. De bedoelde H.B.Sen, die tot wederkeerige zendingen zijn uitgenoodigd, zullen eenige moeite hebben om iets gelijkwaardigs te sturen, vooral wanneer dat als gewoon werk moet doorgaan. En toch zijn die scholen gevestigd in beelwat grootere plaatsen dan Walden.
292
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. er destijds al regeeringsproefstations opgericht, terwijl de prachtige stichting van den rijken burger Smithson, het Smi ths onian Institute te Washington, de leiding gaf door uitgebreide onderzoekingen op het gebied van alle drie natuurrijken en op dat der weerkunde. Dat was het begin. De groote ontwikkeling kwam in de dagen van Lincoln, dus lang v6Ordat men ten onzent eraan dacht, behalve dan in de „Amerikaansche" provincie Groningen. De Land Grant Bill van 1862 was in de eerste plaats bedoeld voor de oprichting van colleges ten behoeve van het landbouwonderwijs ; deze middelbare landbouwscholen kwamen dus in denzelfden tijd als onze H. B. Scholen van Thorbecke. Ze gelijken daarop in zooverre, dat ook zij vooral uitgaan van de studie der natuurwetenschappen en der moderne talen, maar ze zijn meer gericht op de praktijk, gelijken meer op vakscholen, daar immers de H. B. Scholen hun oorspronkelijke doel, de opleiding voor handel en industrie, slechts zeer algemeen in 't oog gehouden hebben. Ingevolge de wet van 1862, die in 1889 en '90 nog uitgebreid is door nieuwe subsidies, zijn er in 't geheel 61 Agriculturalcolleges opgericht, over alle staten verdeeld, ofschoon de meeste natuurlijk in het gebied van den Mississippi en ten Oosten daarvan staan. Ook de zuidelijke staten van den Black Belt hebben ze dus gekregen, maar daar is het peil wat lager dan elders. Acht colleges zijn in 't bijzonder bestemd voor de Negers. Daarentegen zijn er 19 colleges, die in Universiteitsverband werden opgenomen, waarvan die te Madison, Wisconsin en te Ithaca N. Y. (CornellUniv.) het meest bekend zijn. Naast dit middelbaar en. hooger landbouwonderwijs bestaat er nog een groot aantal cursussen, de Dairy Schools, terwijl een zwerm van wandelleeraren geregeld rondtrekt door de voornaamste landbouwdistricten. In den staat New York is
293
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. dit rondreizen het eerst begonnen, vanuit de Cornell University te Ithaca, en hier is het ook systematisch geregeld door de Nixon Bill van 't jaar 1900. Waarschijnlijk zal het Amerikaansche landbouwonderwijs toch heden niet zoo intensief zijn als het onze ; de Nederlanders zijn hier wel laat begonnen, loch hebben daarna in korten tijd degelijk werk verricht, zooals ze dat dikwijls doen. Maar een ding hebben de Amerikaansche colleges voor : ze geven naast het landbouwonderricht ook technisch onderwijs ; de aanstaande landbouwer komt er dus veel meer in aanraking met de machines, die hij trouwens ook veel meer noodig heeft. Het technische onderw ij s is evenals bij ons, begonnen van boven af, met polytechnische scholen, maar de oudste daarvan, het Renselaer-instituut te Troy N. Y bestond al eer dan de Delftsche Akademie. Na 1862 is dan overal aan de colleges het middelbaar technisch onderwijs ter hand genomen, terwiil aan vele universiteiten technische afdeelingen zijn opgericht, vooral natuurlijk in het Noord-Oosten, maar ook elders, b.v. te St. Louis, te Berkeley in California en te New Orleans (waar tevens de eenige suikerschool des lands is). Ingenieursdiploma's worden overal verleend, maar ze zijn zoo verschillend, dat men er in den regel niet op afgaat : de ingenieur wordt beoordeeld en betaald naar geen hij toont te kunnen. Daardoor is Amerika ook een heerlijk land voor vreemde technici ; menigeen, die hier niets kon beginnen, omdat hij in Delft gesjeesd was of heelemaal niet te Delft gestudeerd had, heeft een goede toekomst gevonden in de Groote Republiek. Een vak te leeren in de werkplaats, wat ten onzent ook na de afschaffing der gilden altijd nog mogelijk is gebleven, is in Amerika zoo goed als ondenkbaar. Wel hebben daarentegen .,
294
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. zeer veel groote fabrieken gezorgd voor leerscholen, voor den dag en voor den avond, gelijk men ze bij ons ook Flier daar kent. Daarnaast bestaan verscheidene onafhankelijke ambachtsscholen (Trade Schools), die vooral zijn opgericht nadat de tentoonstelling van Philadelphia in 1876 de resultaten had doen zien van de släjdscholen in Zweden en van de scholen voor metaalarbeiders in Rusland. De groote meerderheid dezer ambachtsscholen zijn — als bij ons — particuliere stichtingen, o.a. de bekende avondscholen der Young Men's Christian Association, begonnen in Nieuw-Engeland, maar nu verspreid tot in het verste Westen. Merkwaardig en bedroevend is het, dat dit nuttige onderwijs wordt tegengewerkt door de groote arbeidersvereenigingen, die in de „geleerdheid" lastige concurrentie zien. Eenige- bekende inrichtingen zijn : de groote New York Trade School, het Hebrew Technical Institute, het ArmourInstitute te Chicago, het Carnegie Institute te Pittsburg, de Lowell Textile School in Lowell (Mass.), de horlogemakersschool te Waltham (Mass.), het College of Photography te Effingham (Illinois), de juweliersschool te Chicago. Het artistieke on d er wij s, dat natuurlijk mede op een deel dezer scholen zijne plaats vindt, is sinds 1870 in Amerika in hooge eere. Men stelt zich daar niet minder ten doel, dan „eenmaal in de Vereenigde Staten een zelfstandige, nationale kunst op elk gebied te doen groeien, die de kunst der landen van oude beschaving zal evenaren of zelfs overtreffen". Ook hiervoor is men in de leer gegaan op de groote wereldtentoonstellingen. Doch niet (lair alleen. Men heeft kunstenaars van alle soort weten te lokken over den Oceaan, indien ze al niet vanzelf kwamen, en men heeft er zelf andere uitgezonden, om te bestudeeren, wat het oude Europa aan artistieke schatten bezat. Het eerste gevolg is geweest, dat het teekenonderwijs
295
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. met groote kracht werd aangevat, allereerst natuurlijk in Massachussets, en dat het zich een plaats veroverd heeft in bijna alle scholen. Meer nog dan bij ons, waar immers, o schande, de veelgeprezen gymnasia nog tot voor korten tijd de aanstaande muzenzonen en -dochteren gespeend hielden van de kostelijke eerste beginselen der beeldende kunsten, en thans, niet zonder aarzeling, eindelijk met teekenonderwijs zijn begonnen. Speciale teekenscholen onder verschillende namen werden opgericht in alle steden van het Oosten, ook meer uitgebreide scholen voor kunstindustrie, voor modelleeren, enz. En meer-westelijke steden als Chicago, Minneapolis, St. Louis, San Francisco volgden dit voorbeeld. Hoogere instellingen, kunst-akademies, verrezen o.a. in New York, Newhaven (Conn.), Philadelpia, Chicago en Minneapolis. Schitterende openbare musea werden gesticht in New York, Washington, Philadelphia, Boston, waarnaast Amerikaansche rijkaards hunne particuliere verzamelingen aanlegden. leder weet, hoe voor deze schatkamers Europa is afgejaagd. „Tout comme chez-nous", zal men zeggen. Ja, maar toch met dit verschil, dat het kunstonderwijs veel ruimer plaats verwierf, vooral ook aan de hoogescholen. Terwiji het in Nederland pas na langdurig gehaspel gelukt is, een paar professoraten in kunstwetenschap to stichten aan twee universiteiten, kept men in Amerika reeds geruimen tijd volledige kunstafdeelingen aan verscheidene hoogescholen. Maar wat is er met al die moeite bereikt op dit teerste en schoonste aller gebieden ? Wat vertoont de Amerikaansche samenleving tot dusver van de heerlijke bloesems der kunst ? Zie de sky-scrapers van New York en de troostelooze, geestdoodende avenuen van Chicago ; ga naar Pittsburg, waar de eeuwige rook een geluk is, omdat hij de leelijkheid der fabrieken en huizen nog eenigszins bedekt. Let op, wat ons hier in Europa wordt voorgezet als Amerikaansche kunst :
296
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. negerdansen 1 ), bioscopen en lawaaierige muziek . . . Wij antwoorden, dat toch ook uit Amerika komen de smaakvolle producten van Liberty en Tiffany te New York, ook de artistieke horloges uit Waltham, ook tal van boeken in prachtige banden. Dat is de invloed der kunstbeoefening in de scholen en werkplaatsen van „Jong-Amerika". Schilderijen en beeldhouwwerken uit de Groote Republiek zien wij bier niet veel, maar zij, die tentoonstellingen daarginds bezocht hebben, spreken met lof over den vooruitgang. Er zijn trouwens honderden van Europeesche artisten heengetrokken, en 't is geen kwaad teeken voor de Amerikaansche kunstbeschaving, dat die er leven kunnen, al hebben niet altijd de meest-fijne geesten het grootste succes. De smaak is veel verbeterd, in t Oosten ten minste, ook voor muziek en tooneel. Boston behoeft daarin al lang niet meer bij de meeste Europeesche steden achter te staan, Washington, Philadelphia en New York bezitten ook reeds langen tijd kringen, die de oude jacht op effect hebben laten varen. Anders is het in het Westen : dat land is nog te nieuw ; daar is de boom der beschaving nog te jong, en te weinig gekweekt om veel fijne bloesems en vruchten der kunst te kunnen dragen. Achter Chicago en St. Louis moet de kunstenaar nog niet gaan, om voldoening te vinden, behalve dan de architekt, die er zich vergasten kan aan veel schoons in de drie groote nieuwe of vernieuwde steden, en elders. Te St. Louis werd in 1 904 de tentoonstelling bezocht door den bekenden Duitschen professor Lamprecht; hij vond er nog wel geen bewijs van de bij hem zoo geliefde „Kultur" of „Hochkultur", maar toch al van een 2) In de vele schilderijen, door geboren Amerikanen ingezonden, bemerkte hij tenminste reeds „eine gewisse Begrenztheit in '
1) ,,Amerikaansche dansen." Het zou de moeite waard zijn, eens te onderzoeken, wat er in de bier en overal zoo fashionable one step", etc. voor Neger-capriolen zitten. 2) Lamprecht —Americana", Freiberg i. B. 1906, p. 140.
297
DE GESCHIEDEN1S VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. der Farbe" ; men scheen meer dan vroeger het schreeuwende en bonte te vermijden. De talrijke portretten ontlokken hem zelfs een woord van lof ; ze zijn zelden op effect geschilderd, en hij vindt er, wat de Duitscher in de kunst zoo gaarne wil zien, het nationale. Ook in de landschappen vindt hij een grooten vooruitgang tegen vroeger, toen de schilders alien verzot waren op de bergen van het Oosten en den eeuwigen effect-glans van den „Indian Summer". In St. Louis waren landschappen uit alle streken der Unie ; ook zeestukken genoeg, zeestukken met de „stifle Wucht" van den Pacific, zeestukken met „schneeigen griinen Wogen" van den Atlantischen Oceaan. Uit de beschrijving van den Duitschen professor zou men echter toch opmaken, dat de Amerikaansche schilders hun taak nu wat al te nationaal opvatten, d.i. te veel door hun groote land trekken om de bijzondere Bingen te zoeken. Of wel, dat lamprecht zelf te veel door die bijzondere onderwerpen aangetrokken is ; hij prijst ten minste alleen de „griinen Schleier" van den Niagara, het „Irisieren" der rivieren van de Rocky Mountains en het „parkartige Hinabsteigen der Eichen" aan de Californische rotshellingen. Dit lijkt nog te veel naar reclarne-kunst, en men zou wenschen, dat deze schilders meer in eigen omgeving bleven zoeken naar het fijne, eenvoudige. Een „nationale" landschapkunst moet in een rijk met zooveel verschillende landstreken en luchten altijd een hersenschim blijven. Wat nu de sky-scrapers en de rest betreft, willen we naar een anderen bezoeker van Amerika verwijzen, naar onzen Nederlandschen bouwmeester Berta g e, die in 1 913, dus nog acht jaar later dan Lamprecht, zijn indrukken, als „Amerikaansche Reisherinneringen" uitgaf. Hij heeft de wolkenkrabbers gezien in New York en ook in Chicago, waar ze 't eerst in 't groot verrezen, „de veelgesmade skyscrapers in het veelgesmade rechtlijnige stratenplan". En hij
298
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. erkent, dat ze iets barbaarsch hebben, maar hij gevoelt toch een schoonheidssensatie bij hun eersten aanblik vanuit de haven. Wanneer hij ze nader beziet, valt hem zelfs op, dat ze gebouwd zijn met een „zekere fatsoenlijkheid", die gunstig afsteekt bij de versieringswoede, waardoor o.a. de Duitsche steden uitmunten in hare moderne wijken van een vijf en twintig jaar geleden. Er is ook aan de wolkenkrabbers gewerkt met G.rieksch-Romeinsche vormen, dock meestal zoo sober als 't kon. En onder de nieuwste zijn er zelfs, die de overgeleverde motieven geheel losgelaten hebben, zooals het hooge kantoorgebouw van den beroemden architect Sullivan, dat „iets Gothisch verkregen heeft". De aanblik der straten van Manhattan, die als nauwe donkere spleten zijn tusschen de hooge steenmassa's, ergeren Berlage evenzeer als een ander, maar hare rechtlijnigheid ergert hem niet. Zij past bij de Amerikaansche verhoudingen, zegt hij ; de Broadway zou b.v. minder tegenzin wekken, indien hij niet juist bij uitzondering bochten vertoonde, als zijnde de nude landweg. Dat is hier leelijk, dat heeft o.a. aanleiding gegeven tot het onmogelijke „strijkijzergebouw'', zooals in rechte straten niet zou kunnen voorkomen. De rechtlijnigheid geeft ruimte, en wie niet gevangen is in aanbidding voor Middeleeuwsche Europeesche steden, kan met zijn gevoel voor ruimte de schoonheden eener Amerikaansche stad waardeeren. Berlage vertelt ook, dat Breitner den wensch te kennen gaf, terug te komen in Amerika, omdat hij in de Amerikaansche steden zooveel schilderachtigs vond. Hij zegt trouwens zelf nog, dat de bekende „Fifth Avenue" tot de mooiste straten der wereld behoort. En dat kan bij hem toch zeker niet voortkomen uit eerbied voor den rijkdom der bewoners ! Van Chicago geeft hij toe, dat de titel „city next to the hell" niet geheel onverdiend is, niettegenstaande „den
299
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. grandiosen boulevard langs het meer, met aan de eene zijde den geweldigen muur van inderdaad prachtig hoog opgaande gebouwen en aan de andere zijde de parkstrook". Maar hij vermeldt tevens, dat diezelfde „city next to the hell" de bezoekers van de stedenbouwtentoonstelling te Berlijn verbaasd heeft door een schitterend plan van uitbreiding. Op gebied van den stedenbouw is in Amerika veel gezondigd, en het kwaad is op dit terrein juist altijd zoo era, omdat het zich wreekt niet tot in het derde of vierde geslacht, maar tot in het tiende of twintigste en verder. Om het echter te beoordeelen, moet men niet vergelijken met onze oude schilderachtige stadswijken, loch met de nieuwe, uit de laatste vijftig jaar. Berlage vindt dan „een merkwaardige overeenstemming". Als hij een nieuw-gebouwde plaats uit lien tijd van „Holland op zijn Smalst'', b.v. Enschede, zou nemen als maatstaf, dan zou menige nieuwe Ameri kaansche stad nog wel meevallen. Gelijk bij ons, is er in de meest moderne tijden een gelukkige wending gekomen, en die kan in Amerika beter doorwerken, omdat men meer nieuws aanpakt en ook meer durf heeft, om te veranderen wat mogelijk is. Gelukkig gaat men langzamerhand de vnijheidsleuze van het „laisser-faire'', die op dit gebied zooveel kwaad gedaan heeft, geheel ter zijde stellen. Uit New York kwam v66r eenige jaren het bericht, dat aan het omhoogschieten der wolkenkrabbers een grens gesteld is. Nog juist tevoren is besloten, een reuzengebouw van 420 Meter hoog te stichten ; dat zal dan misschien aan het silhouet der reuzenstad een gewenschte bekroning geven. Aan de misdaad om oude mooie stadsgezichten te bederven, heeft men zich in Amerika veel minder schuldig kunnen maken dan bier. Toch is er nog wel moois, uit de 1 8e eeuw, in 't bijzonder in Nieuw-Engeland. Berlage bezocht in Newhaven, dat hij het Oxford van Amerika wil noemen, een der
300
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. aesthetische leiders aldaar, tevens professor aan de Universiteit. Die woonde in een vriendelijk huis in Colonial Style als de buitenhuizen aan de Vecht, een dergelijk gebouw als dat, waar eens Longfellow woonde en later John Fiske, bij Boston. Berlage zag er ook de universiteitsgebouwen, vriendelijk gelegen om een ruim binnenplein. Verder verzuimde hij niet, wat de meeste Amerika-reizigers wel verzuimen, het oude Boston te gaan zien, de meest intellectueele en artistieke stad van het gansche land. Het oude stadhuis, nu museum, vond hij „bescheiden, maar aardig van aspect, vooral voor Hollanders, omdat de architectuur om zoo te zeggen zuiver-Hollandsch is". Een Renaissance-gebouw, in mooie roode baksteen, met witte kozijnen. Intusschen schuilt ook daar in Nieuw-Engeland het oude schier weg tusschen het moderne. Van dit laatste bewondert Berlage te Boston de groote nieuwe kerk van den „eersten modernen architect" Richardson, en de muurschilderingen van Puvis de Chavanne in de openbare bibliotheek. In 't voorbijgaan verneemt hij, dat er maar twee goede orkesten in de wereld zijn, het Bostonsche en het Amsterdamsche. In New York en elders worden de oude gebouwen ze•Ozeer verdrongen en verstikt door de nieuwe, getuige de bekende Trinity Church te New York, dat onze bouwmeester aanraadt, ze maar liefst zoo spoedig mogelijk weg te breken! De regeeringsgebouwen in Amerika zijn natuurlijk niet ouder dan even honderd jaar. Voorbeeld is daarvoor langgeweest het Capitool te Washington, in den bekenden neo-classieken stijl. Baedeker noemt het „een der schoonste gebouwen van de wereld", Berlage kan er geen groote architektonische waarde aan toekennen. Het type is nagevolgd tot in het Verre Westen, b.v. in het Capitool van Denver. Daar is het eigenlijk beter op zijne plaats, omdat het klimaat er minstens even zonnig en droog is als in Griekenland en 'tali& De
301
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. klassieke vormen zullen dan ook licht aan die zijde nog lang in eere blijven 1 ), al hebben bouwmeesters als Wright en Sullivan reeds mooie bewijzen gegeven, dat ook andere, meer origineele vormen mogelijk zijn met schoone verhoudingen en stompe daken. De stad Washington-zelf wordt wel vaak vergeleken met onze Residentie. Berlage, die het er slecht trof, daar hij in zijn tweedaagsch verblijf geplaagd werd door een ijskouden wind, erkent toch, dat Washington, evenals Den Haag, door mooie parken eenigszins het karakter van een tuinstad heeft. Hij vond ze overigens vervelend, nuchter en koud, maar dit zal menigeen b.v. op de wintersche Pinksterdagen van 1916 ook van Den Haag gevonden hebben. Het stratennet is in elk geval over 't geheel veel mooier dan het Haagsche, in hoofdzaak stervormig, zooals Griffin, ook een geniaal Amerikaansch architect, het ontwierp voor Canberra, de nieuwe hoofdstad van Australia. Het plan van Washington is op den groei gemaakt door Rochambeau, een der beroemde Fransche helpers uit den Vrijheidsoorlog. Het is bij de uitvoering bier en daar gewijzigd, maar treffend genoeg — juist die wijzigingen zijn later meest hersteld volgens de oorspronkelijke ideeen. Rochambeau heeft gewerkt voor de groote toekomst. Washington kan een zeer mooie plaats worden, als de tijden vervuld zijn, en dan zal men den ontwerper prijzen, die het bewaarde voor booze zweren in het lichaam der stad, zooals de „Archiper en de „Zeeheldenbuue in Den Haag. Reeds zijn er mooie nieuwe gebouwen verrezen, b.v. het nieuwe stadhuis en Carnegie's paleis voor de Pan American Union, en er blijft nog veel plaats voor andere. Het „vOlbouwen" zal naar alle waarschijnlijkheid niet al to lang meer op zich laten wachten, want de stad gaat steeds meer profiteeren van hare centrale ligging en mooie omgeving, die, evenals bij Den 1) Men denke aan de Grieksche tempels en zuilenhallen van Point Loma.
302
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. Haag, nu ook handel er naar toetrekt. Alleen de groote zomerwarmte, die ,,het asphalt op de daken doet smelten", zal nog wel Lang een bezwaar blijven. Dat er goede, zelfs geniale bouwmeesters in Amerika zijn, ziet men op elke bladzijde van Berlage's geschrift, maar vooral op zijne mooie afbeeldingen. Een gelukkige kans voor hen is er ook, in zooverre, dat in de beste streken veel groots gebouwd wordt en dan uit ruime beurs. De ruime beurs helpt eveneens, wat genoeg bekend is, mee bij de beoefening der kunst in schouwburgen en concertzalen. Daarom zou het te meer kunnen verbazen, dat Amerika nog geen enkelen grooten componist en geen enkelen auteur van groote drama's opgeleverd heeft. Maar wat zal men zeggen? Een Shakespeare en een Beethoven zijn nog niet sociologisch of geografisch, zelfs niet historisch te verklaren. Een verschijning van zulk een genie of van een, die half zoo groot is, zou in Amerika niet onmogelijk zijn ; dat is alles, wat te zeggen valt. En Ms ze komt, dan zal 't geen nationale verschijning zijn, zooals Prof. Lamprecht ook al op dit gebied schijnt te verlangen, waar hij zegt, dat Max Dowell en anderen soms geprobeerd hebben, Amerikaansch te componeeren. Zulke genieen zijn immers algemeen menschelijk. De woordkuns t, die in Amerika zeer veel beoefend wordt, zoowel op de scholen als in het maatschappelijk en staatkundig leven, heeft al wel groote vertegenwoordigers gekend ; we spraken reeds van Daniel Webster, den „Amerikaanschen Cicero" en willen bier alleen Lincoln naast hem zetten, als den „Amerikaanschen Perikles''. Na hem zijn er duizenden goede sprekers geweest en honderden uitstekende sprekers en men vindt ze nog, tot in de Prairieen en in het uiterste Westen. De kunst van spreken wordt overal beoefend, tot in de hutten der cowboys. Maar groote redenaars als de genoemde kent men heden niet.
303
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. Ook geen groote schrijvers of dichters. Sedert den dood van Walt Whitman in 1892 is er geen opvolger opgestaan. Toch leeft de poezie wel in het yolk, overal, tot in de variete's van het Verre Westen en daar misschien nog het meest. Wellicht staat den een of anderen dag een Amerikaansche Heine of Tennyson op, die ze in dichterlijken vorm geeft als balladen der prairie en der wildernis. Whitman heeft ook nog geen mededingers in proza gekregen ; geen Amerikaansche Zola of Strindberg of Querido is tot dusver bekend geworden1). Jammer genoeg voor hem, die het land en zijn bevolking wil bestudeeren, want zulke zieners geven vaak beter begrip van de plaatselijke levensverschijnselen dan geleerde onderzoekers en uitvoerige statistieke opgaven. Wat heden nog bloeit in proza, is de Short Story, volgens de oude voorbeelden van Washington Irving en Hawthorne en de nieuwere van Mark Twain en Bret Harte ; men vindt ze talrijk in ieder letterkundig of ander maandschrift, zooals Amerika die zoo vele telt. Waarom dit alleen ? Is het moderne Amerikaansche leven te gejacht, om zich met grootere dingen te bemoeien ? Zou jammer zijn, maar 't lijkt toch ook niet aannemelijk, vooral niet in Nieuw-Engeland, dat zoo lang aan de spits der litteraire beweging stond. Een vreemd ding blijft het, dat een yolk van ruim honderd millioen met een wereldtaal, die tot zooveel schoone litteratuur toegang geeft, in dezen tijd minder goede kunstwerken levert dan ons kleine Nederlandsche yolk. Zal er wellicht nu, in den grooten tijd van macht en aanzien na den wereldoorlog, nieuw geestesleven van dezen aard gewekt worden ? 1 ) Of zou het Jack London moeten wezen, wiens werken op eens overal bekend zijn geworden ? Er is veel reden, om het te betwijfelen ; zijn boeken hebben wat te veel gejachts en toonen wat te weinig liefde voor '.ijne figuren, behalve dan voor die uit de dierenwereld. Of zijn de bij ons minder bekenden beter dan men hier denkt ? Men zou 't haast gelooven bij 't lezen van Carl van Doren's mooie overzicht van de Amerikaansche romans ; daar worden er ten minste onder de Amerikaansche „Tachtigers" en hunne volgers velen geprezen, in de eerste plaats F. M. Crawford.
304
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. De beoefening der wet ens chap in Amerika is langen tijd vanuit het oude Europa met een zekere minachting beschouwd. Ja, men wist, dat er universiteiten waren ; zelfs vele, maar „die kenden de ware hoogere studiên toch eigenlijk niet ; ze bleven veel te laag bij den grond, zochten alleen, wat voor dadelijk gebruik geschikt was". Wie nauwgfzet genoeg was, om niet zoo maar botweg te generaliseeren, maakte dan een uitzondering voor Harvard University, die men immers kende als de Alma Mater van Motley, den diplomaat-geschiedschrij ver er van Longfellow en Lowell. Maar — onze vaderlandsche universiteiten waren dan toch nog heelwat antlers; men was z66 gewend, die boven alles te stellen, dat men bij een ander niet gauw iets goeds zag, vooral niet, als die ander zoover weg was. Zelfs de Duitsche hoogescholen, waarvan men zooveel overnam aan geleerde werken en aan professoren, werden immers ten onzent in de toonaangevende kringen gewantrouwd. Hoeveel te meer dan de Amerikaansche, die men veel minder kende! In Duitschland, dat een speciaal „deutsche Wissenschaft" ontdekt had, die het gaarne boven de overige stelde, kon men toch de leuze „onbekend maakt onbemind" niet zoo sterk op Amerika toepassen als bij ons en als misschien in verscheidene andere langen. In Duitschland kwamen immers al sinds jaren tal van Amerikanen studeeren. Men heeft dit natuurlijk eerst gaarne uitgelegd als een behoefte om beschaving te zoeken in het land der „Hochkultur", maar men kon toch niet nalaten te bemerken, dat die Amerikanen in hun eigen land OOk wat geleerd hadden, en men gaf in ieder geval gaarne toe, dat ze de kennis, in Europa opgedaan, ginds konden verbreiden. Ook moest men begrijpen, dat die studeeren-globe-trotters, die overal hun Licht gingen opsteken, kans hadden, ruimer blik te krijgen dan de vele Europeesche studeerenden, die steeds binnen de landpalen bleven. Toen
305
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. er eindelijk besloten werd tot den bekenden professoren-ruil tusschen Berlijn en Harvard, werd daarmee openlijk erkend, dat de „deutsche Wissenschaft" zelfs nog wel iets kon leeren van de Amerikaansche geleerden. lets ! Hoeveel dat was, zullen de Duitsche professoren in 't algemeen wel niet begrepen hebben. Maar wanneer men Lamprecht gelooven mag, moet het niet geringer geweest zijn dan het hoogste, wat de wetenschap kent. Immers Lamprecht, die het 150jarig bestaan der Columbia University kwam bijwonen om daar tot eere-doctor bevorderd te worden, en die bovendien een dozijn andere hoogescholen gezien heeft, komt tot de uitspraak, dat overal „die Wahrheit vorurteilslos erforscht and verkundigt wird". Hij spreekt zelfs van een „hartstochtelijken zin voor de waarheid". Geen kleine lofspraak voorwaar Zou men niet gewenscht hebben, dat de wereldberuchte Brie en negentig nationale geleerden van 1915 ook eens als ruil-professoren naar Amerika gezonden waren? Lamprecht prijst nog meer Bingen, die hij met lofwaardige eerlijkheid navolgenswaardig voor Duitschland noemt, zoo b.v. het verbinden van een gymnasium aan elke hoogeschool, met leeraren, die ten deele tegelijk paedagogische colleges geven. Hij voelt zich zelfs nog al aangenaam aangedaan door de geweldige „schreeuw-narcose" der Amerikaansche studenten, die „democratische discipline en geestdrift in zich sluit". En hij vraagt, wat ten slotte beter is, deze schreeuw-narcose of de Duitsche alcohol-narcose (die de Amerikaansche student niet kent). In onze Nederlandsche wereld begint men de Amerikaansche universiteiten toch ook langzamerhand wel wat anders aan te zien dan vroeger. Proffessor Hugo de Vries, die er zijne bekende voordrachten hield, heeft veler oogen geopend. En de Nederlandsche geographen, die met een veertigtal andere Europeesche aardrijkskundigen de gasten waren van de
306
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. machtige Amerikaansche Geographical Society, zijn zeker niet teruggekomen met de boodschap, dat hunne wetenschap in Amerika minder beoefend werd dan bij ons ! Integendeel, zij konden getuigen, dat hun studie, die zoozeer de aangewezen bemiddelaarster is tusschen de hooge ideale wetenschap en het practische leven, daarginds overal hare goede plaats heeft, terwijl ze er hier nog bloedig voor moet strijden. De moeilijkheid bij de beoordeeling is ook hier weer de groote verscheidenheid. Onze gezaghebbers bij hooger onderwijs hebben daarom een keuze gedaan uit de 4 a 500 graden-verleenende universiteiten, een keuze van 14 scholen, waarvan zij het diploma van „Bachelor of Arts" (eerste examen) gelijk stellen met ons eind-examen gymnasium. Het zijn de reeds genoemde oude scholen Harvard te BostonCambridge, Columbia te New York, Yale te Newhaven, Princeton bij New York en de Pennsylvania University te Philadelphia ; verder de nieuwere John Hopkins te Baltimore, de Catholic University te Washington, Cornell te Ithaca, Clark te Worcester (Mass.), ook de Stanford Leland te Palo Alto (Cal.) ; — eindelijk de staatsuniversiteiten van Wisconsin (te Madison), Michigan (te Ann Arbor), Illinois (te Chicago) en California (te Berkeley). Er zullen er wel meet volgen, namelijk wanneer we tijd van leven hebben, want men gaat bij ons in zulke Bingen niet over ijs van een nacht. Intusschen zouden we wel al durven wedden, dat er nit reeds onder de overige universiteiten verscheidene zijn, die best de vergelijking met de onze kunnen doorstaan. Want er is overal in Amerika een geregelde groei. Die van de oude staten worden telkens verrast met ruime giften van oud-studenten of anderen ; die van de overige (d.w.z. bewesten de Alleghanies) groeien met de staten, die ze bekostigen, terwijl ze 66k nu en dan met giften begunstigd worden. Maar hoeveel er aan de meeste Bier scholen nog ontbreken
307
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. moge, een ding is zeker, namelijk, dat er in Amerika zeer veel gelegenheid bestaat tot hoogere studidn, gelegenheid haast voor ieder, want de kosten zijn meestal gering : in de staatsuniversiteiten gewoonlijk niet boven 30 dollars per jaar. Het getal der studeerenden is dan ook geweldig groot ; de Columbia University werd in 1913 bezocht door bijna 7000 leerlingen, de overige der meest bekende door 5 a 6000, onder wie de vrouwelijke studenten een groot aandeel hadden, ongeveer een derdepart. Voor alle hoogescholen tezamen vond men in het Statistical Abstract van 1914 niet minder dan 173000 mannelijke en 96000 vrouwelijke studenten, maar dit liep dan over Universities, Colleges en Schools of Technology bijeen. 1 Veel gelegenheid, gemakkelijke toegang, hartstochtelijk zoeken naar waarheid. Inderdaad, dit zijn dingen, die heelwat gebrek aan schoolsche degelijkheid kunnen vergoeden ! Het Amerikaansche onderwijs verdient nog wel meer belangstelling, dan het tot heden bij ons geniet. Als er weer eens tentoonstellingen en congressen op dit gebied gehouden worden, dient ook Nederland er zijn afgevaardigden heen te zenden. En men zou vast kunnen beginnen met wat meer kennis te nemen van de wetenschappelijke resultaten, b.v. van de Amerikaansche geschriften op allerlei terrein. Dat dit tot heden niet genoeg geschiedt, blijkt o.a. op het gebied der geschiedenis en der aardrijk skunde. 2 ) Wie kept hier b.v. de interessante historiewerken van John Fiske anders dan bij name ? Is bijna niet te gelooven, maar schrijver dezes heeft verscheidene Nederlandsche leer, aren in geschiedenis ontmoet, die den n a a m zelfs nog niet )
1) Er zal dus heelwat of moeten, om de eigenliike universiteitsstudenten over te houden. Maar dan dient toch opgemerkt. dat er weer 67000 studenten van professional schools (d i. scholen voor theologie, rechten, medicijnen, tandheelkunde, pharmacie en veeartsenijkunde, bijgeteld kunnen worden. 2) Misschien is het ten opzichte der geschrif ten over natuurwetenschappen en techniek anders ; maar we durven dit toch ook betwijfelen, daar immers ook hierbij steeds bijna alleen naar Duitsche werken uitgezien werd.
308
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. eens gehoord hadden ! En Loch hebben wij geen enkel leerboek der vaderlandsche geschiedenis, dat bij zijn „History of the United States" halen kan. Wie kent de historisch-geographische werken van Miss Semple, die bij ons evenmin hun wedergade hebben ? Gelukkig begint men thans eindelijk het verzuim al meer in te zien. Dr. Huizinga te Leiden schreef onlangs in „de Gids": „Het is waarlijk geen toeval, dat in den laatsten tijd onze aandacht zooveel meer getrokken wordt naar de universiteiten der angel-saksische volken. Wij hebben, naarmate wij toezagen wat ons ontbrak, leeren kennen, dat daar aanwezig is een werkelijk universitair leven, een fijn bewerktuigd organisme, dat intellect bindt, geesten en middelen samenhoudt." Geen toeval, neen voorwaar; er is niets minder voor noodig geweest dan een wereldoorlog ! — Ware de Geographie maar niet zoolang als stiefkind behandeld ! In een opzicht zal 't nog heel lang duren, voordat naar Europeesche opvattingen het Amerikaansche hooger onderwijs op peil zal komen ; de diploma's zullen in 't algemeen niet gauw de waarde verkrijgen, die men er hier aan hecht. Waarschijnlijk zelfs nooit. Men vreest in Amerika te zeer de aristocratische klassenindeeling, die bij het opvoeren der examens de diploma's maakt tot een soort van adelbrieven en die dan „geleerde standen" vormt met kastegeest en privilegien. De democratische opvatting is, dat diploma's nu eenmaal niet gemist kunnen worden, maar dat de eigenlijke waarde van den mensch pas blijkt in zijn werk. Men heeft dan ook in Amerika de studie buit en de s c h o 1 e n altijd veel hooger geacht dan bij ons en heeft al lang gezorgd voor gelegenheden daartoe, van den meest verschillenden aard. Het onderwijs bij correspondentie, reeds vroeger genoemd, heeft een ontzaglijken omvang aangenomen, en strekt
309
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. zich o.a. uit zelfs over technisch en bouwkundig teekenen! 1) U niversity-extension, volksuniversiteiten, avondcursussen waren reeds lang met succes in werking, v6Ordat men er ten onzent aan dacht. De C h a t a u q u a-b ij eenkomsten, indertijd begonnen als godsdienstige Zondagscholen, zijn tot een algemeene, zeer gewaardeerde instelling voor verbreiding van kennis en inzicht geworden en hebben mee den stoot gegeven tot de Vacation Schools, vacantiecursussen voor kinderen, die vooral de gezondsheidsleer be o e f e n e n. En dan de bibliotheken! Met welk een diepen eerbied kon de nobele Gerrit van Rijn, de stichter onzer eerste openbare boekerij, uitwijden over Amerika, waar iedere stad van tienduizend inwoners hare openbare boekerij bezit. Hoe kon hij blaken van edelen naijver, als hij zijne eenvoudige inrichting te Rotterdam vergeleek bij het groote, prachtige en practische boekenpaleis van Boston, een plaats, die toch in zielental onze Maasstad niet zoo heel veel overtrof. Om van de New Yorksche Public Library met hare 1.3 millioen deelen nog niet eens te spreken. Of van de Congresbibliotheek te Washington, de openbare boekerij te Chicago en de groote stichting van Carnegie te Pittsburg, die volgens Leobner „op de gansche wereld niet haars gelijken hebben." En nu de militair e zijde van het onderwijs. Dat de Amerikaansche scholen al sedert lang veel gedaan hebben voor lichamelijke ontwikkeling, is algemeen bekend. Men heeft ook dit wel eens gecritiseerd in zijn overdrijving en niet altijd ten onrechte, getuige de afschaffing van het wilde voetballen aan de Columbia University. Dat echter ook de militaire oef ening en zeer bijzonder in eere 1) Om een voorbeeld te noemen : de Correspondence School te Sc r a n ton in Pennsylvania had in 1902 volgens het „Report of the Commissioner of Labor") al meer dan 300000 leerlingen bediend, niet enkel uit de V. St., maar uit alle werelddeelen. Ze had een centraalbureau van vijf verdiepingen, bovendien nog 167 bijkantoren in de Unie en eindelijk een volledig uitgerust s p o o r w a g e n par k. De spoorwagens dienen hoofdzakelijk als s p o o rwegschool voor het spoorwegpersoneel, dat op de hoogte van de bedrijfstechniek wil blijven.
310
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. zijn, is minder bekend. En toch is dat reeds het geval sinds den grooten Burgeroorlog. Op de honderden en duizenden sindsdien gestichte middelbare en hoogere scholen, en evenzeer op de overige, worden geregeld tweemaal per week wapenoefeningen gehouden. Of de Duitsche regeering dit geweten heeft ? Bethmann Hollweg had het kunnen vernemen van zijn vriend Lamprecht, die er zijne verbazing over uitgesproken had, evenals alle andere ernstige onderzoekers van het Amerikaansche onderwijs. Lamprecht wijdde zelfs in zijne „Americana" een afzonderlijk stuk aan den „kriegerischen Sinn", dien hij niet enkel in de scholen, maar overal, in 't gansche volksleven, had opgemerkt. Ook in Oostenrijk had men op de hoogte kunnen wezen, want Leobner had het in zijn officieele rapport zoowel als in zijn boek duidelijk gezegd. „Het grootsche opvoedingsstelsel der Unie", zoo getuigde hij met waardeering, „vormt met voile bewustzijn een vaderlandslievend, weerbaar geslacht, waaraan in geval van nood steeds met succes geappelleerd kan worden." Weinig zal hij bij neerschrijven dezer voorspelling vermoed hebben, dat zijn eigen land de gegrondheid daarvan mede het eerst zou ondervinden. Maar 't is er dan toch aan toe gekomen. Reeds is bij 't intreden in den oorlog dadelijk gebleken, dat Amerika veel minder tijd noodig had dan Engeland om nieuwe legers te vormen ; het had niet enkel de wapens en de ammunitie voor 't grijpen, dock ook de officieren en onderofficieren, waarvoor de scholen de reserve gekweekt hadden. En toen de honderdduizenden van Wilson op het Fransche front kwamen, bleken ze en in uitrusting en in oefening en in krijgsmoed voor niemand onder te doen. Indien zij de beslissing gebracht hebben (wat velen gelooven), dan is dat veel te danken aan hun onderwijs. Zonder de voorbereiding, op de scholen gegeven, zouden Wilson en de zijnen, niettegenstaande al hun onuitputtelijke
311
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. energie, niet in staat geweest zijn, zoo spoedig een sterk en paraat leger in 't gevecht te brengen. Door den oorlog is natuurlijk het martiale streven in het onderwijs nog sterker op den voorgrond gekomen. Dat weet men thans wel overal, ook in Japan, in Frankrijk, in Italie. En die wetenschap zal wel bijdragen, om aan de wereld duidelijk te maken, dat de meermalen aangehaalde slotregel van het Amerikaansche volkslied ernstig gemeend is, eerst voor de Unie zelf, dan — misschien — ook voor de overige „grooten.'' De k e r k heeft in Amerika betrekkelijk niet veel meer met het onderwijs uit te staan. Bijzondere confessioneele scholen zijn er veel zeldzamer dan ten onzent, en eigenlijk alleen talrijk bij de Roomschen. Het land is gelukkig gespaard gebleven voor een schoolstrijd, gelijk wij lien in Nederland zoo bijzonder sterk gekend hebben. Dit is ten deele hieraan te danken, dat de openbare school altijd, gelijk in Zwitserland, een algemeen godsdienstig karakter heeft behouden, zooals ze dat vroeger ook bij ons gehad heeft. Van den anderen kant heeft er veel toe meegewerkt de gelukkige omstandigheid, dat de kerken in Amerika nagenoeg geen politieke rol spelen. De staatskerken, die vroeger in de oude koloniên overal bestaan hebben, zijn sinds onheuglijke jaren geheel afgeschaft, het laatst in Nieuw-Engeland. Er is, anders dan bij ons en in de meeste Europeesche landen, n i e t s van overgebleven. En de scheiding van Kerk en Staat is zoozeer in de openbare meening vastgelegd, dat niemand haast aan kerkelijke inmenging in de politiek durft te denken. Alleen de RoomschKatholieken, misschien zoo iets als een kwart van de bevolking omvattend, hebben het wel eens beproefd, maar dan klonk dadelijk met onweerstaanbare kracht de oude kreet „no popery „De Staat", zegt Bryce, „wordt in Amerika veelal –
312
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. beschouwd als een groote vennootschap ; bemoeiing met het geloof zijner burgers wordt even dwaas gevonden, als dat een spoorwegmaatschappij zou gaan vragen, van welken godsdienst hare aandeelhouders waren". „'t Gevaar voor Kerkelijke macht bij ons", zoo gaat hij elders voort, „is door Europeanen vaak gevreesd, maar nooit gekomen''. De Protestantsche kerken, in hun oneindige verscheidenheid, hebben zich in modernen tijd veel bemoeid met armenzorg, ziekenverpleging en propaganda, doch weinig met het onderwijs en nog minder met de politiek. Zij werken naast elkaar in groote vrijheid en verdraagzaamheid; voor 't meerendeel ook Leiden ze een krachtig leven, want de godsdienstzin is in Amerika over 't algemeen sterker dan in het oude Europa. Talrijk zijn de voorbeelden van landverhuizers, die bier alle kerken voorbij waren geloopen en „God noch Gebod'' kenden, en die ginds, in den zwaren strijd om 't bestaan, vrome, overtuigde kerkbezoekers werden. Dit wil niet zeggen, dat godsdienstige geest en kerkbezoek in Amerika algemeen zijn, maar het wil wel zeggen, dat de Protestantsche kerken er over 't algemeen veel sterker staan dan in Europa. Vooral in onze dagen, nu het Katholicisme in de oude wereld weer zooveel wint aan kracht en invloed. Menig Europeesch Protestant, die zich den schrik om t hart voelt slaan, als hij ziet en voelt, hoe het clericalisme in gansch Europa thans, na de revolutionnaire woelingen, weer van alle zijden komt opzetten, richt den blik naar Westen, naar de Groote Republiek, waar heden de groote toevlucht is van het Protestantsche vrijheids beginsel. Europa levert, tusschen de ruines van zijn economisch leven, het schouwspel van geestelijke stelsels, die de massa's aan banden leggen, marxistische dogma's aan den eenen kant, clericale aan den anderen. Zelfs in Engeland is het '
313
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. zoover gekomen, dat het vrijzinnige beginsel haast geen plaats meer kan vinden. Amerika vertoont een gansch ander beeld de dogma's zijn daar ook bekend, en ijverig gepropageerd, maar ze vinden er niet zoo'n gunstigen bodem. De „kuddegeest'', dien sommige Europeesche schrijvers er bijzonder meenen te moeten signaleeren, waar hij optreedt in onschuldige alledaagsche zeden en modes, is er in de hoofdzaken lang niet zoo sterk als bij ons. Amerika, gesticht door hen, die afkeerig waren van geestesdwang, heeft hunne tradities bewaard. De individueele vrijheid is er veel grooter gebleven dan bier, zoowel op geestelijk als op sociaal gebied. Dit blijkt uit tal van verschijnselen op elk terrein, ook, en gelukkig niet het minst, op dat van kerk en school. Het zou trouwens onbegrijpelijk zijn, indien het antlers was. De gang der maatschappelijke ontwikkeling, vernieuwing en verjonging is nu eenmaal in hoofdzaak gericht naar 't Westen. We erkennen hem, waar 't voor ons aangenaam en eervol is, we moeten hem ook erkennen, waar 't voor ons niet streelend is. 't Is een gang van ontwikkeling en verjonging zooals die ook te zien is in de veranderingen der aardkorst, waarop de menschen leven en zwoegen en trekken. In de oude landen van Azi8 is de ontwikkeling der menschenmaatschappij begonnen met mooie en eerbiedwaardige formaties. Is gegaan in wilde beweging, al is de heugenis daarvan bijna uitgewischt. Vulkanische uitbarstingen als revoluties, opstanden en oorlogen hebben er dikwijls het rustige werk van groote geesten verstoord. Maar ten slotte zijn de maatschappelijke en politieke formaties er versteend, gelijk de lagen der aardkorst versteenen, wanneer de levende wateren ze niet meer besproeien. Alleen de volkshartstochten, voortlevend in de diepten, deden nu en dan nog den vasten bodem trillen en barstten soms uit in wilde opstanden. Doch na elke uitbarsting stolde weer snel de uitgeworpen lava, en de rust
314
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. keerde terug ; de versteening ging weer voort, krachtiger nog dan tevoren. Groote geesten waren er nog wel, maar zij besproeiden den bodem niet meer met levende wateren ; zij bleven hoog boven de maatschappij zweven in de wolken, die wegdreven naar 't Westen en in Europa als „Oostersche wijsheid" meer gewaardeerd werden dan in hun land zelf. Zij, die de gelegenheid vonden, uit den druk van het Oosten weg te komen, trokken naar het Westen, meest naar Europa. Die vormden daar in den loop van vele eeuwen nieuwe maatschappelijke en politieke lagen, jonger en minder hard. Doch mettertijd versteenden ook deze onder de werking der tradities, hoewel dan Lang niet zoo sterk als in 't Oosten. De groote vrije geesten bleven er veel meer werkzaam ; hun invloed werkte gestadig op de harde tradities als de wateren des hemels op de harde rotsen. Men zag het vooral aan de oevers van den Westelijken Oceaan, waar de milde Westenwind de stranden van Engeland en Nederland bevochtigt en waar de Noordzee het lied der vrijheid zingt. En wanneer in Europa, door verzuim van tijdige hervormingen, er nu en dan ook groote uitbarstingen kwamen, dan stolde wel de lava als in Azie, maar de regen der geestelijke wateren bleef het land besproeien en kon uit de omgewoelde steenmassa's nieuwe jonge lagen vormen. Zelfs vonden de Europeesche volken gelegenheid, om iets van hunne jongere, zachtere instellingen over te brengen naar de verre kusten van het versteende Azid. Dit deden vooral de Engelschen en de Nederlanders, in Indiê. Maar het groote ongeluk der Europeesche bevolking is geweest, dat zij zich georganiseerd heeft in tientallen van onafhankelijke staten, waarin de nationale tradities het meest versteenden. Daardoor is de werking der groote vrije geesten er altijd beperkt en gehinderd geworden, daardoor ook zijn er door alle eeuwen heen zoo vele bloedige oorlogen
315
DE GESCHIEDENIS VAN HET AMERIKAANSCHE VOLK. ontstaan. De nieuwe maatschappelijke vormingen, in den regel slechts op klein gebied geslaagd, moesten altijd beschermd worden met militaire middelen, en die bevorderden uit hun aard weer heel sterk de snelle versteening. Niet dat men had moeten komen tot de vorming van een Europeesch rijk — dat zou zeker niet hebben kunnen bestaan zonder versteende instellingen maar bet ideaal zou geweest zijn een groote Europeesche statenbond. Daarvoor echter zijn steeds de „Aziatische" invloeden te sterk geweest en daarvoor is ook het onderlinge verkeer nog lang niet gemakkelijk genoeg geworden. Uit Europa zijn nu in den loop der laatste vier eeuwen diegenen weggetrokken, die zich het minst konden voegen onder den druk der tradities. Zij waren natuurlijk in 't algemeen de energieksten en tevens de meest-vrijheidlievenden. In Amerika hebben zij weer jongere maatschappelijke lagen gevormd. Ook daarin is op den duur wat versteend, doch lang niet zooveel als in Europa. De groote, vrije geesten hebben er veel meer gelegenheid gehad, om direct en zonder ophouden op de gansche maatschappij in te weaken, want de eersten onder hen, George Washington voorop, hebben bewerkt, dat het gansche gebied, haast zoo groot als Europa, tot een statenbond geworden is. En evenals de Oostersche wijsheid meer vrucht heeft gedragen in Europa dan in Azie, zoo heeft de Europeesche wijsheid meer uitwerking gehad in Amerika dan in Europa. De beginselen van vrije staatsmanskunst, kn Europa geformuleerd door een Rousseau, een Gladstone, een Thorbecke, zijn in Amerika veel ruimer in toepassing gebracht. Het begrip der vrije kerk, door Calvijn en ook door Luther verkondigd, heeft in Europa eerst overal schipbreuk geleden, behalve bij enkele kleine groepen, b.v. onze Doops gezinden ; in later tijd is het wederom sterk gepropageerd in bijna alle Europeesche
316
HET AMERIKAANSCHE ONDERWIJS. landen, maar nergens geheel doorgevoerd. In Amerika daarentegen is het geheel verwezenlijkt. Het idee der vrije school, als algemeen menschelijke opvoedingsinstelling, in Europa aangeprezen sinds de dagen van Rousseau en Pestalozzi, is er nog bijna nergens behoorlijk doorgevoerd ; de overheidsscholen lijden nog overal onder chauvinistische tradities, de andere zitten meest onder kerkelijken druk. En alle of nagenoeg alle zuchten nog sterk onder den last der oude schoolschheid. In Amerika bestaat ook wel een volkitrots, maar hij k a n op de overheidsscholen niet zoo'n rol spelen als bier, al ware 't alleen maar, omdat daar overal kinderen van andere volken aanwezig zijn; de kerkelijke druk is er, gelijk wij reeds zagen, veel minder dan bij ons, en de schoolschheid is er ook minder sterk, want er bestaan weinig scholen van v6Or Pestalozzi's tijd en de drang tot aansluiting bij het practische leven is altijd heel groot geweest. Zoo is daar ginds in de jonge Republiek van 't Westen een maatschappij ontstaan met heel andere formaties dan bij ons. Minder versteend, meer vruchtbaar. Niet in all e s beter, maar in veel. Indien wij, vanuit de hoogte onzer tradities als „volken van oudere beschaving" op haar neer zouden willen zien, zouden wij even verkeerd doen als de Chineezen, die ons verachten als „barbaarsche Westerlingen". Gelukkig zijn w ij niet van Onze „Westerlingen" gescheiden door bijna onoverkomelijke woestijnen en bergen. Indien we van hen willen leeren en van hunne goede dingen wenschen overtenernen, is de oceaan van 5000 K.M. breed geen groote hindernis.
317
EENIGE KAART- EN BOEKWERKEN BETREFFENDE DE VEREEN1GDE STATEN, GEOGRAFISCH EN HISTORISCH. TOPOGRAPHISCHE KAARTEN van de U. S. Geological Survey, volgens de opnemingen sedert 1879. Vie ook de Annual Reports van die Survey). Uitgegeven zijn vele honderden bladen, in verschillende schalen : voor 't NoordOosten enkele van 1 : 12000 en 1 : 20000 ; verder voor de matig-bevolkte streken vele bladen van 1 : 62500 (dus iets kleiner schaal dan die van onze gewone „stafkaart") ; voor de dunbevolkte streken van vele bladen van 1 : 125000 ; voor de minst-bevolkte nog een aantal van 1 : 250000. SCHETSKAARTEN van landbouw, etc. in hst U. S. Census Report van 1910 en in hetgeen at verschenen is van dat van 1920. Vele mooie, duidelijke kaartjes o.a. in de leerboeken van de Prof. Tarr & Mc. Murry. G. BANCROFT, History of the U.S., Boston 1883 —'85 (5 deelen). JOHN FISKE, A History of the Un. States, Londen 1894 (een m o d elleerb o ek) ; nieuwere leerboeken van Prof. E. Cha nning. JOHN FISKE, The American Revolution. The Critical Period of American History. F. A. WALKER. The making of the nation 1773-1817, London 1896. Battles and Leaders of the Civil War, published by the Century Comp. N. Y. J. BACH MC. MASTER, A History of the People of the U.S., New York, uitgegeven vanaf 1890. E. L. BOGART, Economic Hist. of the U. S., New York, London. Bombay & Calcutta 1913. J. R. H. MOORE, An industrial History of the American people, New York 1913. 318
T. W. VAN METRE, Economical History of the U. S. New York 1921. H. GERHARD, Die Volksentwicklung des &Wens der V. St., 1861 —1911, Frankfurt a. M. C. D. WRIGHT, The industrial Evolution of the U. S., N. Y. 1897. A. C. COOLIDGE, Les Etats-Unis puissance mondiale, Paris 1908, H. A.BANCROFT, Retrospection; political and personal, N. Y.1913. E. ROOT, The military and colonial policy of. the U. S. — Addresses & Reports, Cambridge 1916. THE PAGIFIC OCEAN IN HISTORY. Papers etc., presented at the Panama Historical Congress van Juli 1915, uitg. door H. Morse, Stephens & H. E. Bolton, N. Y. 1917. ELISEE RECLUS, Les Etats-Unis, deel VIII van de beroemde „Nouvelle Geographie Universelle", Paris 1880. E. DECKERT, Nord-Amerika, 3e Aufl„ Leipzig u. Wien 1913. Die Lander Nord-Amerikas in ihrer wirtschaft9, lichgeographischen Ausriistung. Frankf. a. M. 1916. P. LEROY-BEAULIEU, Les Etats-Unis au XXme siècle, Paris 1909 (4e druk). J. BRYCE, The American Commonwealth, London 1913, H. GANNET, North America, deel II. The U. S., London 1895. D. SCHAFER, Die Ver. Staten als Weltmacht, Berlin 1917. industrie americaine, Paris 1916. A. VIALLATTA, The American Mercantile Marine, N. Y. 1915. (in Proceedings of the Academy of Political Science in the City of N. York, vol. VI, 1 Oct. 1915). MISS SEMPLE, American History and its Geographical Conditions 1911. A. CARNEGIE, Triumphant Democracy, N. Y. 1886. (Ned. vertaling „De Zegevierende Republiek" door G. W. v an Siclen, New York 1891). H. P. N. MULLER, Door het land van Columbus. Haarlem 1905. K. LAMPRECHT, Americana, Freiburg i. B. 1906. ENOCK, The Panama Canal, Londen 1913. 319
J. SINGER, Das Land der Monopole, Amerika oder Deutschland ? Berlin 1913. LEOBNER, Die Grundzuge des Unterrichts- und Erziehungswesens in den V. St., Wien und Leipzig, 1907. De UNITED STATES CENSUS REPORTS, vanaf 1790 t/m 1 910, vooral de Reports over 1910, vershenen 1911 — '16 en 1920 (bezig to verschijnen). STATISTICAL ABSTRACT OF THE UNITED STATES, Jaarboek.' THE AMERICAN YEARBOOK, samengesteld door een aantal geleerden en vaklieden op allerlei gebied. THE NEGRO YEARBOOK, an annual Encyclopedia of the Negro. ed. by M. N. Work. H. P. BERLAGE, Amerikaansche Reisherinneringen, Rotterdam 1913. TRENT EN ERSKINE, Great Writers of America. Jhr. J. C. VAN REIGERSBER G VERSLUYS, Amerika, Den Haag 1917. Dr. J. HUIZINGA, Mensch en Menigte in Amerika, Haarlem 1918. WOODROW WILSON, History of the U.S. CARL VAN DOREN, ,,The American Novel", New-York 1921. MANLEY EN RICKERT, Contemporary American Literature, London and Sidney 1922. KURT HASSERT, Die Ver. Staaten von Amerika, als politische und wirtschaftliche Weltmacht geographisch betrachtet, Tubingen, 1922.
320
DICHTHEID VAN BEVOLKING IN DE VEREENIGDE STATEN IN 1910
OSTON RK ILADELPHIA
1 boven 200per KM 2 2 tusschen 100 en 200 perKtl i 3 50 ., 100 4 25 „ 50 5 „ 10 „ 25 „ 6 ,, „ 5 10 „ 7 ., 2 t, 5 8 beneden 2 per Kill TER VERGEL1JKING:
31 Dec.I9C 9
x x x von Oost naarWest-verplaatsing van net bevolkings-centrum van 1870 tot 1910. X X X van Oost naar West-verplaatsing van he 1ndustrie-centrum van 1850 tot 1900 naar Bogart
De onderstreepte plaatsen zijn de zetels der twoalf Reserve-banken
Drente 68 op I KM 2 Friesland.....1 II „ „ N.Brabant...138 „ „ Limburg.....163 M „ Utrecht .......214 „ Z.Holland...489 „ „ Nederland....188 „
Resultaat der kolonisatie van het terrein, op blz. 2 afgebeeld ; tevens bewijs, dat er nog veel plaats over is.