Aan de voorzitter en de leden van de Vaste Commissie voor Financiën uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG
x x Br ie fnu mmer
15/10.450/Jla/Ha Onderwerp
Den Haag
24 maart 2015 Te le fo o nnu mmer
Inbreng VNO-NCW en MKB-Nederland 070-3490423 ten behoeve van het Rondetafelgesprek E - m a i l
[email protected] Keuzes voor een beter belastingstelsel
Hoogedelgestrenge dames en heren, VNO-NCW en MKB-Nederland gaan graag in op uw uitnodiging om een bijdrage te leveren aan het Rondetafelgesprek in de Tweede Kamer over de brief van het kabinet van 16 september 2014 “Keuzes voor een beter belastingstelsel”. Wij pleiten voor het opstellen van een meerjarenplan met als doel het versterken van de Nederlandse economie. Deze exercitie moet gericht zijn op economische groei en meer banen op kortere en langere termijn. Dat bereiken we alleen met netto-lastenverlichting. Substantiële groei van werkgelegenheid kan ons inziens niet met enkel lastenschuiven of het slimmer vormgeven van het stelsel bereikt worden. In de bijlage bij deze brief wordt hier nader op ingegaan. Tijdens het Rondetafelgesprek lichten wij dit uiteraard graag verder toe. Hoogachtend,
drs. C. Oudshoorn Directeur Beleid Bijlage Malietoren / Bezuidenhoutseweg 12 / Postbus 93002 / 2509 AA Den Haag www.vno-ncw.nl / 070349 03 49 / www.mkb.nl / 070 349 09 09
B lad
2
Bijlage: Position Paper VNO-NCW en MKB-Nederland inzake het Nederlandse belastingstelsel Nederlands groeivermogen is afgelopen jaren verzwakt Sinds 2008 zijn de lasten voor burgers en bedrijven met ongeveer 30 miljard verzwaard om de overheidsfinanciën weer op orde te krijgen. Deze lastenverhoging heeft schadelijke effecten gehad op economische groei en werkgelegenheid. Nu de Nederlandse economie herstelt, is er ruimte voor het werken aan onze ambitie om Nederland tot het welvarendste land van de wereld te maken. Het kabinet heeft een aantal structurele hervormingen doorgevoerd. De logische en noodzakelijke volgende stap is om de lastenverzwaringen terug te ploegen. We delen daarom de doelstelling van het kabinet om de lasten op arbeid te verlagen, maar vinden ook dat het ambitieniveau omhoog mag. Hierbij kan inspiratie worden gevonden in het Britse voorbeeld. In 2010 heeft de Britse minister van Financiën in zijn jaarlijkse budgetspeech gezegd dat het Verenigd Koninkrijk de ambitie heeft om de meest concurrerende economie van de G20 te worden. Om dat te bereiken stelde hij een meerjarenplan voor waarbij de lasten voor burgers en bedrijfsleven structureel werden verlaagd. Door het Britse toptarief te verlagen van 50% naar 45% en het tarief van de vennootschapsbelasting terug te brengen van de toenmalige 28% naar 20% vanaf april 2015. In maart 2015 heeft de Britse minister van Financiën in zijn budgetspeech aangegeven dat hij verwacht dat de Britse economie binnen 15 jaar die van Duitsland zal inhalen en daarmee de grootste zal zijn in de EU. Hij stelt dat het meerjarenplan werkt en zorgt voor meer economische groei dan andere landen in de EU. Zo is de Britse economie met een groei 2,6% het afgelopen jaar zo’n 50% meer gegroeid dan Duitsland en ongeveer drie keer zoveel als het gemiddelde in de EU. Zowel de consumptieve bestedingen als de ondernemingsinvesteringen zitten sinds 2010 in het Verenigd Koninkrijk in de lift. Daarbij is de werkloosheid in het Verenigd Koninkrijk sinds 2010 gedaald met 3%punt. De collectieve lastendruk in Nederland is tussen 2010 en 2016 opgelopen van 36,1% in 2010 naar 37,9 % in 2014. In Nederland zijn de lasten voor burgers en bedrijfsleven dus niet verlicht, maar juist stevig verzwaard. Sinds de financiële crisis van 2008 – 2016 zijn (en worden) de lasten in totaal met ongeveer 30 miljard verzwaard.1 Veel meer dan in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.
1
CPB Beleidsmatige lastenontwikkeling in Nederland 1998-2013 en CEP 2015 voor de jaren 2014 – 2016.
B lad
3
Mutatie niveau collectieve lastendruk inclusief pensioenpremies (% bbp) in procentpunten tussen 2007 en 2013 2,5 2 1,5 1 0,5 0 -0,5
Nederland
Duitsland
Verenigd Koninkrijk
-1
Bron: Europese Commissie, OESO Dat heeft er mede toe geleid dat de groei in Nederland is achtergebleven. Lastenverzwaringen gingen de afgelopen jaren gepaard met teruglopende consumptie, druk op ondernemingsinvesteringen in Nederland en een oplopende werkloosheid van 5,0% in 2010 naar 7,4% in 2014. Zie ter illustratie van de economische groei onderstaande figuur. Bbp-groei 2007-2014, mutaties in % t.o.v. voorgaand kwartaal (indexcijfers, 2007k4=100) 105 104 103 102 101 100 99 98 97 96 95 94 93
Duitsland
Nederland
Verenigd Koninkrijk
Bron: OESO
Lastenverlichting moet het doel zijn van de belastingherziening Het doel van de belastingherziening moet daarom zijn om de lasten te verlichten en op deze manier de groeimotor van de economie structureel sneller te laten draaien.
B lad
4
Lastenverlichting op arbeid verhoogt de beschikbare inkomens en de consumptie. De investeringen en productie van bedrijven nemen toe. Daardoor groeit de werkgelegenheid en daalt de werkloosheid. Zo genereert ook de overheid weer extra inkomsten die de netto-kosten van een belastingverlaging verlagen. Het doel van de belastingherziening kan wat ons betreft niet primair liggen in een andere inrichting van het belastingstelsel. Dat genereert niet die positieve economische effecten. We moeten ons tot doel stellen dat Nederland de meest welvarende economie in Europa wordt en de belastingherziening moet daarvoor een belangrijk vehikel zijn. Hier is dus ambitie nodig zoals het Verenigd Koninkrijk die in 2010 aan de dag heeft gesteld. Die ambitie moet in Nederland als volgt tot uitdrukking komen: belastingverlaging binnen een verantwoorde ontwikkeling van begrotingstekort en overheidsschuld door een eigen meerjarenplan op te stellen voor structurele netto-lastenverlichting. De noodzaak van een belastingherziening ligt in de overweging dat de concurrentiekracht van de Nederlandse economie versterkt moet worden, dat we ondernemerschap moeten bevorderen, vasthouden en aantrekken en – niet in de laatste plaats – dat deze versterking nodig is omdat de Nederlandse economische groei de afgelopen jaren door een stroom van lastenverzwaringen sterk is gedrukt. Een generieke netto lastenverlichting is daarvoor nodig door: - verkleining van de wig over de gehele linie voor werkenden en het vergroten van het verschil tussen werken/niet-werken; - lagere ondernemingsbelastingen; - een blijvend concurrerend fiscaal vestigingsklimaat Schuiven met belastingen leidt niet tot oplossingen Meer banen komen er maar in zeer beperkte mate met enkel verschuiving van belastingen of alleen een herinrichting van het belastingstelsel. Het is wishful thinking dat hogere belastingen op consumptie, nieuwe milieubelastingen en hogere lokale lasten, gecombineerd met even grote belastingverlaging in de sfeer van de lonen en andere inkomsten per saldo tot meer groei en banen leiden. Of mensen worden belast over hun inkomen of hun consumptie maakt in principe niet uit voor de arbeidsmarkt. Achter de grondslagen consumptie en milieu staan gewone belastingbetalers, die om deze hogere lasten te verwerken de kosten hiervan weer zoveel mogelijk zullen proberen door te schuiven. Alleen wanneer niet-werkenden per saldo de lasten dragen van werkenden zal er op langere termijn van een belastingverschuivingsoperatie een positief economisch effect zijn. In dat geval is het beter om de lasten van werkenden direct netto te verlagen dan een enorme belastingverschuivings-operatie ten laste van niet-werkenden. Voor de komende jaren is de belangrijkste uitdaging het versterken van de vraagkant van de arbeidmarkt. Dat moet centraal staan in de belasting-herziening, niet zozeer
B lad
5
vergroting van het aanbod van arbeid op de zeer lange termijn met fiscaal participatiebeleid. Dat leidt al snel tot fiscale engineering en het verschuiven van de lasten van de ene naar de andere groep. Dit betekent alleen maar meer fiscaal instrumentalisme, een ingewikkelder fiscaal stelsel en grotere marginale wigeffecten (aan de onderkant van het inkomensgebouw). Het is juist deze fiscale engineering die ervoor zorgt dat het huidige stelsel economisch verstorend werkt en dat het kabinet van mening is dat de fiscale zolder moet worden opgeruimd. Het is niet logisch om te proberen de zolder op te ruimen door hem nog voller te zetten. Voor extra banen in de komende jaren is een eenzijdige focus op fiscaal participatiebeleid voor extra arbeidsaanbod van specifieke groepen op langere termijn geen goede route. Het kabinet beschouwt een eventuele lastenverlichting van 3 tot 5 miljard euro als smeermiddel om de grootste pijn die voortkomt uit belastingverschuivingen weg te masseren. De lastenverlichting lijkt vooral bedoeld om ervoor te zorgen dat we na alle verschuivingen tussen belastingplichtigen vooral op dezelfde plaats blijven. Wij zien dat verschuivingen van de ene naar de andere groep belastingbetalers op de korte termijn negatieve effecten kunnen hebben. Onderzoek van NYFER in opdracht van de Gastvrij Nederland laat zien dat een verhoging van het lage btw-tarief in deze sector op korte termijn kan leiden tot het vernietigen van 55.000 banen. Dat is bijna 12% van de totale werkgelegenheid in deze sector. Onderzoeken in andere sectoren die in het lage btwtarief vallen laten vergelijkbare effecten zien. Een generieke lastenverlichting weegt niet op tegen de specifieke verhoging van de prijzen in de betreffende sector. Tegenover een theoretische, toekomstige welvaartswinst als gevolg van het verschuiven van belastingen staat een heel reëel en vooral ook direct verlies van werkgelegenheid en investeringsvermogen in bepaalde sectoren. Zeker nu herstel van consumentenvertrouwen recent en fragiel is ingezet, is het onverstandig (opnieuw) belastingen te verhogen, die effecten hebben op de bestedingen. De belastingherziening moet niet worden ontsierd met nodeloze verschuivingsoperaties die – zeker op korte termijn – niet of nauwelijks een positieve bijdrage aan groei en banen kunnen leveren, maar wel gemakkelijk de geloofwaardigheid van de gehele exercitie aantasten. Inzet van generieke lastenverlichting De beschikbare financiële ruimte moet wat ons betreft worden ingezet om de wig te verkleinen, de belastingen op ondernemerschap te verlagen en het internationale fiscale vestigingsklimaat te verbeteren. Verkleining van de wig Wij onderschrijven de opmerking van het kabinet dat de wig de draaideurcrimineel van de arbeidsmarkt is. De noodzaak van verkleining van de wig voor alle werkenden – dus voor alle inkomensniveaus – is op goede wijze in de kabinetsbrief verwerkt.
B lad
6
De marginale wig kent op dit moment een bijna vlak verloop voor alle werkenden. Vanaf een inkomen van zo’n 20.000 euro geldt een marginale (werkgevers- plus werknemers)wig van bijna 65%. Dat betekent dat er voor iedere extra euro loonkosten maar iets meer dan 0,35 euro aan besteedbaar inkomen overblijft2.
Bron: SZW De wig moet in de eerste plaats worden verkleind door generieke verlaging van de tarieven voor de inkomstenbelasting en loonbelasting over de gehele linie. Wij hebben hierbij eerder aangegeven dat hierbij moet worden toegewerkt naar een tariefstructuur van 35% tot 100.000 euro en 45% daarboven. Deze opschuiving van het aangrijpingspunt van de hoogste schijf en verlaging van toptarief dragen er bovendien aan bij dat we in Nederland kunnen behoren tot de winnaars in de internationale slag om talent. Deze tariefstructuur resulteert effectief vooral in een verlaging van de marginale druk voor het brede midden van het inkomensgebouw. Verlichting ondernemerslasten We zijn blij dat het kabinet onderstreept dat banen worden gecreëerd door ondernemers en dat dit het geval is doordat zij degenen zijn die risico nemen, innoveren, investeren en nieuwe vraag scheppen. In de Ease of doing business index van de World Bank staat Nederland op de 27e plaats. Ons land staat daarmee ver achter de Verenigde Staten (7e), het Verenigd Koninkrijk (8e), Duitsland (14e), Canada (16e) en doen we het alleen beter dan Frankrijk (31e). Er is ruimte voor verbetering van het ondernemingsklimaat in Nederland om zodoende nog meer profijt te hebben van de positieve economische gevolgen van het 2
De marginale wig neemt af boven 100.000 euro als gevolg van de aftopping van de pensioenopbouw vanaf dat inkomen.
B lad
7
ondermemerschap. Wij zijn met het kabinet van mening dat het daarom van belang is en blijft om ondernemerschap fiscaal te ondersteunen. Het is verstandig om steeds te blijven bezien dat de fiscale regelingen goed gericht zijn. Wij onderschrijven daarbij overigens niet de stelling van het CPB dat het huidige verschil in lastendruk tussen werknemers en IBondernemers niet te verdedigen is, maar wijzen erop dat als het kabinet het erom te doen is dit verschil te verkleinen, de meest effectieve manier om dat te doen is om de lasten voor werknemers te verlagen zoals hiervoor aangegeven. Verder menen wij dat het ondernemingsklimaat in Nederland kan worden verbeterd door de lasten op ondernemerschap te verlagen. Voor IB-ondernemers gebeurt dat al automatisch door het aanpassen van de tariefstructuur. Het ligt vervolgens in de rede – ter bewaring van het globaal evenwicht tussen de IB-ondernemer en de DGA – om ook de lasten voor de DGA verder te verlagen. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door een verlaging van het tarief van Box 2 of door een verlaging van de (eerste schijf van de) vennootschapsbelasting. Zoals door het kabinet wordt aangegeven, kan een kleinere wig met lagere lasten voor de ondernemer hem bewegen om (meer) mensen in dienst te nemen. Bij het verkleinen van de wig moet niet alleen worden gekeken naar de tarieven van de inkomstenbelasting, maar ook naar de lasten die de werkgever moet betalen voor zijn werknemers. Hierbij wijzen wij graag op twee zaken. Ten eerste zit de premie Zorgverzekeringswet nu onzichtbaar verstopt in de wig. Deze premie werkt deze in de praktijk als een enorme loonkostenversneller, die de gewenste banengroei ondermijnt. Wij zijn daarom van mening dat de premie Zorgverzekeringswet bij deze exercitie moet worden betrokken. Door dat op een slimme wijze te doen, levert dat tevens een grondslagverbreding die kan worden gebruikt voor de financiering van de verlaging van de belastingtarieven. Ten tweede dat ook de doorbetalingsverplichting bij ziekte er toe leidt dat ondernemers worden afgeschrikt om mensen in dienst te nemen. In Kansrijk! hebben wij aangegeven op welke wijze deze barrière zou kunnen worden geslecht. Versterking fiscaal vestigingsklimaat Met het kabinet willen wij dat het vestigingsklimaat een banenmachine blijft. Daarvoor is noodzakelijk dat Nederland een goed fiscaal vestigingsklimaat heeft dat dubbele belasting voorkomt en de transactiekosten van internationale handel laag houdt. Het is daarom goed dat er in de OESO wordt gewerkt in het BEPS-project3 aan het versterken van het internationale fiscale systeem. Doel is dat er geen kunstmatige 3
Base Erosion and Profit Shifting
B lad
8
scheiding mogelijk is tussen de plaats waar de waarde wordt gecreëerd en waar de belasting wordt betaald. Nederland moet bij het vormgeven van de aanbevelingen een belangrijke rol spelen en zorgen dat daarbij het zg. arm’s length beginsel als uitgangspunt wordt gehanteerd. Op deze wijze kan effectief dubbele belastingheffing worden voorkomen, wordt gezorgd voor voldoende waarborgen om kunstmatige scheiding van winst en waardecreatie voorkomen en houdt Nederland voldoende mogelijkheden om het eigen fiscale beleid te bepalen. Voorkomen moet worden dat in het proces bij de OESO de focus wordt verloren en dat dit proces niet meer gericht is op tegengaan van winstverschuiving zonder waardeverschuiving, maar verwordt in het ontnemen van de mogelijkheid in bijvoorbeeld ons land om hier innovatie te bevorderen door verregaande aantasting van de soevereiniteit zonder dat er risico bestaat van onheus nadeel voor buitenlandse schatkisten. Wij moeten niet naïef zijn met het internationale fiscale vestigingsklimaat. Financiering Voor de financiering van de verlaging van de lasten op arbeid op korte termijn zien wij drie mogelijke bronnen die kunnen worden ingezet zonder dat sprake hoeft te zijn van verschuivingen, zoals hierboven bedoeld zijn. Ten eerste zou moeten worden vastgelegd dat de structurele meevallers op de begroting worden ingezet voor lastenverlichting. De huidige meevallersformule kan zo wordt gewijzigd dat zolang Nederland aan de Europese begrotingsregels voldoet, de eventuele extra ruimte ten opzichte van het afgesproken saldopad volledig wordt benut voor het terugploegen van de eerdere lastenverzwaringen. Zo kan voor de begroting van 2016 en 2017 een duidelijke afspraak gemaakt worden. Ten tweede zou de reële uitgavenstijging moeten worden beperkt en ten derde kan worden gedacht aan grondslagverbreding door het woud aan heffingskortingen en toeslagen te vereenvoudigen. Op deze wijze kunnen we op een verantwoorde wijze toegroeien naar de hierboven aangegeven tariefstructuur zonder dat er onacceptabele negatieve inkomenseffecten zich voordoen, of dat naar nodeloze verschuivingsoperaties hoeft te worden gegrepen.