docentenhandleiding
Economie
ThiemeMeulenhoff Ericastraat 18 3742 SG Baarn Correspondentieadres: Postbus 225 3740 AE Baarn Klantenservice Voortgezet Onderwijs Telefoon: 088-8002015 E-mail:
[email protected] Internet: www.thiememeulenhoff.nl www.economieincontext.nl Projectcoördinatie Bataille Tekst Etc., Utrecht Ontwerp omslag 557DESIGN, Ronald Wassink, Soest Redactie Ivonne Hermens, Eindhoven ISBN 9789042539075 / NUR 162 © 2009 Uitgeverij ThiemeMeulenhoff, Baarn, The Netherlands Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Inhoudsopgave 1
EXAMENPROGRAMMA EN ECONOMIE IN CONTEXT .................................................................... 3 1.1
EXAMENPROGRAMMA ECONOMIE HAVO SAMENGEVAT ........................................................................... 3
1.2
SCHOOLEXAMEN EN CENTRAAL EXAMEN .................................................................................................. 4
1.3
EXAMENPROGRAMMA IN ECONOMIE IN CONTEXT ..................................................................................... 5
1.4
CONTEXTEN............................................................................................................................................... 5
1.5
CONCEPTEN ............................................................................................................................................... 6
2
COMPACTE BESCHRIJVING ECONOMIE IN CONTEXT ................................................................. 7
3
BOEKDELEN, DOMEINEN EN HOOFDSTUKKEN .............................................................................. 9
4
GEBRUIK INFORMATIEBOEK EN OPDRACHTEN- OF WEBWERKBOEK ................................ 10 4.1
INFORMATIEBOEKEN ............................................................................................................................... 10
4.2
OPDRACHTENBOEKEN ............................................................................................................................. 13
4.3
WEBWERKBOEKEN ................................................................................................................................. 14
4.4
ANTWOORDENBOEKEN ............................................................................................................................ 14
5
ICT LEERLING .......................................................................................................................................... 15 5.1
SAMENVATTINGEN .................................................................................................................................. 15
5.2
DIAGNOSTISCHE OEFENTOETSEN IN OP WEG NAAR HET EXAMEN ............................................................ 15
5.3
WEBWERKBOEK ..................................................................................................................................... 16
5.4
REKENVAARDIGHEDEN............................................................................................................................ 16
6
ICT DOCENT .............................................................................................................................................. 18 6.1
TOETSEN ................................................................................................................................................. 18
6.2
EXPERIMENTEN ....................................................................................................................................... 19
6.3
ANTWOORDENBOEKEN ............................................................................................................................ 20
7
PLANNING VAN DE LEERSTOF............................................................................................................ 21
8
RELATIE INHOUD ECONOMIE IN CONTEXT EN EXAMENPROGRAMMA/SYLLABUS........ 22 8.1
DOMEIN I: ECONOMIE THUIS ................................................................................................................... 22
8.2
DOMEIN II ECONOMIE IN BEDRIJF ........................................................................................................... 31
8.3
DOMEIN III MARKT EN BELEID ................................................................................................................ 39
8.4
DOMEIN IV CONJUNCTUUR EN STRUCTUUR............................................................................................. 47
9
RELATIE VAARDIGHEDEN ECONOMIE IN CONTEXT EN
EXAMENPROGRAMMA/SYLLABUS HAVO .............................................................................................. 54 10
LINKS ....................................................................................................................................................... 57
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-2-
©ThiemeMeulenhoff 2010
1 Examenprogramma en Economie in Context Economie in Context is volledig afgestemd op het nieuwe examenprogramma economie dat met ingang van het schooljaar 2010/2011 wordt ingevoerd. Samengevat ziet het examenprogramma er als volgt uit:
1.1 Examenprogramma economie HAVO samengevat Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen en concepten: Domein A Vaardigheden De kandidaat kan economische concepten herkennen en toepassen in uiteenlopende contexten. Domein B Concept Schaarste De kandidaat kan in contexten analyseren dat beperkte middelen en ongelimiteerde behoeften dwingen tot het maken van keuzes. Domein C Concept Ruil De kandidaat kan in contexten analyseren dat het ruilproces de basis vormt voor een optimale inzet van middelen en iedereen optimaal zijn comparatieve voordelen kan benutten. Voorts kan de leerling analyseren dat ruil arbeidsdeling mogelijk maakt en op welke manier geld het ruilproces soepeler laat verlopen. Domein D Concept Markt De kandidaat kan in contexten analyseren dat de keuzes en ruil die plaatsvinden worden gecoördineerd via de markt. Prijsvorming is het coördinatiemechanisme waarmee vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd. De manier waarop prijsvorming plaatsvindt, is afhankelijk van de marktstructuur (marktvormen) en heeft gevolgen voor toetreding, welvaart en economische politiek. Domein E Concept Ruilen over de tijd De kandidaat kan in de context van gezinnen, bedrijven en overheid analyseren dat ruil niet alleen op één moment in de tijd plaatsvindt maar ook over de tijd. De prijs die deze intertemporele ruil coördineert is de rente. Domein F Concept Samenwerken en onderhandelen De kandidaat kan in contexten analyseren dat, wanneer belangen van individuele actoren conflicteren, samenwerken en onderhandelen meer surplus oplevert voor (markt)partijen dan te vertrouwen op het nastreven van eigenbelang. Centralisatie, waarbij (collectieve) dwang het middel is om acties tot stand te brengen, kan een alternatief coördinatiemechanisme zijn voor individuele keuzes. Domein G Concept Risico en informatie De kandidaat kan in contexten analyseren dat gezinnen en bedrijven bij het maken van keuzes informatie verzamelen ten einde onzekerheid te verkleinen. Aangezien de informatie vaak een beperkt karakter zal hebben moeten transactiepartijen een inschatting maken van mogelijke gebeurtenissen (risico) en de mate waarin transactiepartners gebeurtenissen beïnvloeden of informatie achterhouden die relevant is voor het tot stand brengen van een transactie (asymmetrische informatie).
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-3-
©ThiemeMeulenhoff 2010
Domein H Concept Welvaart en groei De kandidaat kan in contexten analyseren wat op nationaal en op mondiaal niveau de oorzaken zijn van economische groei en van de verdeling van inkomen en welvaart. Keuzes op microniveau werken door op macroniveau in elke economie die gekenmerkt wordt door wederzijds afhankelijke markten. Domein I Concept Goede tijden, slechte tijden De kandidaat kan in contexten analyseren waarom er sprake is van korte termijn schommelingen in economische activiteiten en welke mogelijkheden en grenzen er zijn voor conjunctuurbeleid. Markten laten zich niet gemakkelijk reguleren mede door toedoen van rigiditeiten. Domein J Onderzoek en experiment De kandidaat kan uit het deelnemen aan experimenten een conclusie trekken die getuigt van een ‘economische kijk’ op maatschappelijke verschijnselen en van strategisch inzicht. De kandidaat kan analyseren welke grenzen aan de verklaringskracht van theoretische concepten kunnen worden gesteld. Domein K Keuzeonderwerpen De kandidaat kan een economisch concept in verschillende contexten vergelijkenderwijs analyseren. De kandidaat kiest ten minste twee keuzeonderwerpen om deze analyse uit te voeren. Voor uitwerking van de concepten: www.examenblad.nl en www.slo.nl .
1.2 Schoolexamen en Centraal examen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het centraal examen Het centraal examen heeft betrekking op de domeinen D, E, F, G, H, I, in combinatie met domein A. Het College voor examens (CvE) stelt het aantal en de tijdsduur van de zittingen van het centraal examen vast en maakt, indien nodig, een toelichting bekend bij de examenstof van het centraal examen. Het schoolexamen Het schoolexamen heeft betrekking op domein B, C, J en K, in combinatie met domein A en: •
Indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop het centraal examen betrekking heeft;
•
Indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen.
Uitgebreide formele informatie over het examenprogramma is te vinden op de volgende websites: www.examenblad.nl van het College voor examens (opvolger van de CEVO) en voor de leerplanaspecten op www.SLO.nl. De pilotexamens havo kunt u vinden op www.examenbundel.nl
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-4-
©ThiemeMeulenhoff 2010
en www.cito.nl. Overigens zijn deze examenopgaven ook te vinden op de website van Economie in Context en wel in elk hoofdstukonderdeel Op weg naar het examen.
1.3 Examenprogramma in Economie in Context Zie •
Hoofdstuk 7 van deze handleiding: Relatie inhoud Economie in Context en examenprogramma/syllabus.
•
Hoofdstuk 8: Relatie inhoud Economie in Context en examenprogramma/syllabus
•
Hoofdstuk 9: Relatie vaardigheden Economie in Context en examenprogramma/syllabus havo.
CEVO, Staatsexamencommissie VO en
De SLO is het nationaal expertisecentrum
Staatsexamencommissie NT2 zijn met ingang
leerplanontwikkeling. De kern van de expertise
van 1 oktober 2009 opgegaan in het nieuwe
betreft het ontwikkelen van doelen en inhouden
College voor Examens (CvE). Het College is een
van leren, voor vele niveaus, van landelijk
zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) en is
beleid tot het klaslokaal. De SLO ondersteunt
verantwoordelijk voor:
beleidsmakers, scholen en leraren bij het
- centrale examens in het voortgezet onderwijs;
maken van inhoudelijke leerplankeuzes en het
- examens rekenen en taal in het (middelbaar)
uitwerken daarvan in aansprekend en succesvol
beroepsonderwijs;
onderwijs.
- staatsexamens in het voortgezet onderwijs; - staatsexamens Nederlands als tweede taal.
Economie in Context is vanzelfsprekend een contextrijke methode. Een context is een voor een leerling herkenbare situatie of gebeurtenis waarin economische concepten een rol spelen.
1.4 Contexten De contexten in de eerste zes hoofdstukken van domein 1 (Economie thuis) zijn ontleend aan voor leerlingen herkenbare thuissituaties. De in elk hoofdstuk verschillende identificatiefiguren leiden de leerlingen door de stof van het hoofdstuk. Onderwerpen als inkomen, sparen, beleggen en lenen, verzekeren, huren en kopen, levensloop en het consumentensurplus worden in diverse situaties behandeld. Op die manier vindt transfer van een concept in verschillende contexten plaats. Ook de andere drie domeinen kennen deze uitgangspunten. Uiteraard zijn alle gekozen contexten afgestemd op de inhoud van het programma. En uiteraard worden alle verplichte contexten behandeld. Voor havo verplichte contexten zijn: Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-5-
©ThiemeMeulenhoff 2010
functieverdeling binnen gezin en bedrijf, arbeidsmarkt, Cao-onderhandelingen, huis en hypotheek, onderwijs en human capital, pensioen, maatschappelijk verantwoord ondernemen, prijzenoorlog, faillissement en aansprakelijkheid, sociale zekerheid, Europese integratie, ECB en stabiliteitspact
1.5 Concepten De contexten moeten worden behandeld door er met de economische bril van de concepten naar te kijken. Deze acht concepten zijn: schaarste, ruil, markt, ruilen over de tijd, samenwerken en onderhandelen, risico en informatie, welvaart en groei en goede tijden, slechte tijden. De concepten zijn verplicht voorgeschreven volgens het examenprogramma. Zie hiervoor.
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-6-
©ThiemeMeulenhoff 2010
2 Compacte beschrijving Economie in Context Methode overzicht
Toelichting
Leerlingenmateriaal Informatieboek 1 4H
Leer- en informatieboek (Gebruiksmateriaal) Domein 1 Economie Thuis Domein 2 Economie in bedrijf
Informatieboek 2 5H
Leer- en informatieboek (Gebruiksmateriaal) Domein 3 Markt en welvaart Domein 2 Conjunctuur en structuur
Keuze uit Opdrachtenboek 1 4H
Verwerkingsboek (Gebruiksmateriaal)
Opdrachtenboek 2 5H
Verwerkingsboek (Gebruiksmateriaal)
of Invulbaar WebWerkBoek 1 4H
Verwerking op website. (Verbruiksmateriaal)
Invulbaar WebWerkBoek 2 5H
Verwerking op website (Verbruiksmateriaal)
Antwoordenboek 1 4H
Ten behoeve van eventueel gebruik in de klas (Gebruiksmateriaal)
Antwoordenboek 2 5H
Ten behoeve van eventueel gebruik in de klas (Gebruiksmateriaal)
Keuzeonderwerpen
Leerlingen dienen in het schoolexamen tenminste twee keuzeonderwerpen behandeld te hebben. Zie www.allesovereconomie.nl
Rekenvaardigheden
Uitleg en oefening vereiste rekenvaardigheden volgens examenprogramma op methodesite
Op weg naar het examen
Diagnostische oefentoetsen per hoofdstuk op website, tevens geschikt als herhaling en examenvoorbereiding. Verwerking op website of na printen te gebruiken als werkboek. (verbruiksmateriaal)
Materiaal voor docent
Experimenten
Uitvoerige beschrijving van op de methode afgestemde experimenten. Hoe voer je een experiment uit? (Gratis voor gebruikers van Economie in Context)
Toetsen incl. antwoorden
Bewerkbare toetsen inclusief antwoorden: per paragraaf 1 opgave met gemiddeld 5 vragen, in totaal dus 100 opgaven met in totaal zo’n 500 vragen/opdrachten. Digitaal beschikbaar.
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-7-
©ThiemeMeulenhoff 2010
Antwoordenboek 1 4H
In boekvorm en op website (Gebruiksmateriaal).
Antwoordenboek 2 5H
In boekvorm en op website (Gebruiksmateriaal).
Antwoorden Op weg naar het
Uitwerkingen diagnostische oefentoetsen op website.
examen
Docentenhandleiding
Gebruik Economie in Context Korte beschrijving methode Examenprogramma in contexten en concepten ICT-leerling ICT-docent Relatie inhoud examenprogramma en Economie in Context Relatie vaardigheden examenprogramma en Economie in Context Links
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-8-
©ThiemeMeulenhoff 2010
3 Boekdelen, domeinen en hoofdstukken De havo-methode is opgebouwd uit 2 boekdelen met elk 2 domeinen. Dat geldt zowel voor de leer/informatieboeken als de opdrachten- en (web)werkboeken. HAVO KLAS 4 EN 5
HAVO KLAS 5
Contextonderwerpen
Contextonderwerpen
Contextonderwerpen
Contextonderwerpen
vanuit thuissituaties
uit bedrijfsleven en
vanuit diverse
vanuit maatschappe-
overheid
marktvormen
lijke vraagstukken
Hoofdstukken
Hoofdstukken
Hoofdstukken
Hoofdstukken
1 Economie en welvaart
7 Arbeidsverdeling
12 Perfecte
16 Inkomen en groei
2 Sparen, beleggen, lenen
8 Een eigen bedrijf
markteconomie?
17 Werk en werkloosheid
3 Risico en verzekeren
9 Omzet, kosten en winst
13 Overheidsingrijpen
18 Inkomensverdeling
4 Huren en kopen
10 Marktaanbod
14 Economische macht
19 Inkomen en
5 Levensloop
11 Overheidsproductie
15 Arbeidsmarkt
koopkracht 20 Europa en de wereld
6 Marktvraag
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-9-
©ThiemeMeulenhoff 2010
4 Gebruik Informatieboek en Opdrachten- of WebWerkBoek De methode Economie in Context voor havo gaat uit van de vakinhoudelijke informatie uit het nieuwe examenprogramma en biedt daarom een uitstekende voorbereiding op de schoolexamens en het centraal examen voor het vak Economie. Omdat het nieuwe examenprogramma sterk afwijkt van het voorgaande is Economie in Context sterk vernieuwend. Zowel inhoudelijk als didactisch. Richtlijn daarbij is steeds: vernieuwing is haalbare vernieuwing. De methode is daarom bruikbaar voor de meer klassikale benadering, maar is tevens zo voorgestructureerd dat leerlingen ook zelfstandig aan de slag kunnen. Er kan dus zowel vanuit het leer/informatiedeel (docentgestuurd) als vanuit het verwerkingsdeel (leerlinggestuurd vanuit opdrachtenboek of WebWerkBoek) worden gewerkt. Ook is er in de methode voortdurend sprake van wisselwerking tussen contexten en concepten en zo ook tussen stofbehandeling, de dagelijkse praktijk en de betekenis hiervan voor het individu en de maatschappij. Door de werkelijkheid in contexten te verbinden met de leerstof in concepten wordt drempelverlaging bij het leren bereikt. Dit leidt tot een betere motivatie, een beter inzicht en een beter begrip voor de betekenis van de stof bij de leerlingen.
4.1 Informatieboeken In de prikkelende intro van elk hoofdstuk wordt uitgegaan van een herkenbare maar voor het hoofdstuk fundamentele context. Ook wordt daarin de identificatiefiguur geïntroduceerd, die de leerling begeleidt door het hele hoofdstuk.
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-10-
©ThiemeMeulenhoff 2010
Er is in Economie in Context naar gestreefd de onderwerpen niet geïsoleerd, maar in samenhang met andere onderwerpen, te behandelen. Zo nodig vindt een terugkoppeling plaats naar onderwerpen die eerder behandeld zijn. De teksten zijn zakelijk, bondig en eenvoudig geschreven. Ze zijn niet voor tweeërlei uitleg vatbaar en bevatten geen hiaten die door de docent aangevuld moeten worden. De gedegen uitleg zorgt ervoor dat de leerling de tekst (later) zelfstandig kan volgen. Het heldere taalgebruik is afgestemd op de doelgroep. De opbouw biedt leerlingen houvast en structuur. Illustraties, tabellen, grafieken, foto’s en cartoons op zich verluchtigen en versieren, maar zijn bij Economie in Context vooral contextrijk, functioneel, tekstvervangend en verrijkend. Ze leggen een verbinding met de werkelijkheid. In deze methode worden de illustraties steeds als bronnenmateriaal aangeduid. Ze zijn voorzien van een onderschrift/ bronvermelding/ titel of een bijgevoegde vraag waarop in het opdrachten- of werkboek wordt teruggekomen. Vergelijkbaar met het examen dus: opdrachten met een apart informatiedeel. Belangrijke definities zijn ingekaderd.
In de inhoudsopgave van elk hoofdstuk en bij de betreffende paragraaf wordt met het experimenticoon aangegeven dat er bij deze paragraaf een experiment mogelijk is. Deze experimenten vindt u op de methodesite.
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-11-
©ThiemeMeulenhoff 2010
In het leer/informatieboek wordt op basis van de hierboven beschreven inhoudsopgave de stof uitgelegd, wordt een grote hoeveelheid bronnenmateriaal aangedragen, is er separate uitleg bij van belang zijnde vaardigheden en is er ruimte voor een samenvatting per hoofdstuk, welke laatste overigens ook digitaal beschikbaar is.
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-12-
©ThiemeMeulenhoff 2010
4.2 Opdrachtenboeken
Vanuit de opdrachtenboeken maken de leerlingen allereerst de startopdracht, die is gekoppeld aan de intro in het informatieboek. Op basis van gestelde hoofd- en deelvragen bij elke paragraaf maakt de leerling vervolgens een drietal gevarieerde basisopdrachten, die de inhoud van de paragraaf dekken. Differentiatie is mogelijk met behulp van de extra integratieopdracht, een opgave in samenhang met eerdere paragrafen/hoofdstukken. Bij de vraagstelling, het niveau en de vraagvormen in de opdrachtenboeken is voortdurende aansluiting gezocht bij de inrichting en structuur van de nieuwe examens.
Op de website zijn alle grafieken, tabellen en schema’s te downloaden en te printen, die nodig zijn om de opdrachten uit het opdrachtenboek te maken. Leerlingen hoeven deze dan niet over te nemen in hun schrift. De opdrachten waarbij dit mogelijk is, zijn herkenbaar aan het symbool
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-13-
©ThiemeMeulenhoff 2010
hierboven. De grafieken, tabellen en schema’s zijn te vinden onder een combinatie van het hoofdstuknummer en het nummer van de opdracht. Voorbeeld: een document met de naam 0102b hoort dus bij opdracht 2b van hoofdstuk 1.
4.3 WebWerkBoeken Zie 5.3.
4.4 Antwoordenboeken De antwoordenboeken geven in leerlingentaal antwoord op de basisopdrachten en integratieopdrachten in de opdrachtenboeken en de werkboeken. De docent kan kiezen of deze boeken op de lijst worden gezet als klassikaal naslagwerk. Bij zelfstandig leren ligt dit voor de hand. De antwoorden zijn ook digitaal verkrijgbaar.
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-14-
©ThiemeMeulenhoff 2010
5 ICT leerling Economie in Context heeft een eigen methodesite: www.economieincontext.nl/leerling. Op deze site vindt de leerling per hoofdstuk onder meer samenvattingen, diagnostische oefentoetsen en als daarvoor is gekozen het webbased werkboek. Ook is er speciale aandacht voor rekenvaardigheden.
5.1 Samenvattingen De samenvattingen in de informatieboeken zijn ook digitaal beschikbaar. Leerlingen kunnen deze downloaden en printen. Handig om nog even snel de leerstof door te nemen.
5.2 Diagnostische oefentoetsen in Op weg naar het examen In proefwerken, toetsen of schriftelijke overhoringen wordt niet alleen naar kennis gevraagd. Leerlingen moeten ook allerlei vaardigheden beheersen. Zo moeten zij berekeningen uitvoeren, statistische gegevens interpreteren, conclusies trekken uit een artikel en een eigen mening over een onderwerp geven. Dit zijn voorbeelden van vaardigheden uit het examenprogramma. Als voorbereiding op een proefwerk kunnen leerlingen daarom bij elk hoofdstuk de diagnostische oefentoets ‘Op weg naar het examen’ maken. Dit is een uitgebreid voorbeeld van proefwerkopdrachten en -vragen over het hele hoofdstuk.
Op weg naar het examen is gebaseerd op opgaven die ook zijn te verwachten in het centraal examen in de vijfde klas. De opgaven zijn contextrijk en geven een duidelijk beeld van het examenniveau. Leerlingen kunnen kiezen voor een digitale of een printversie. De keuze voor
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-15-
©ThiemeMeulenhoff 2010
printen of digitaal maken leerlingen op de site. De antwoorden staan op de docentensite. U kunt de antwoorden bespreken in de klas of deze kopiëren en ter beschikking stellen van uw leerlingen. In de vijfde klas biedt ‘Op weg naar het examen’ een prima herhaling en een gedegen examentraining. Naar hoofdstuk en dus naar onderwerp gerubriceerd. En jaarlijks aangevuld met de nieuwste examens.
5.3 WebWerkBoek Als eerst economiemethode in Nederland kent Economie in Context een webbased werkboek. Leerlingen kunnen de opdrachten op hun PC maken en opslaan. Docenten kunnen reageren met de digitaal beschikbare antwoorden.
De leerlingen maken allereerst de startopdracht. Deze is gekoppeld aan de intro in het informatieboek. Op basis van bij elke paragraaf gestelde hoofd- en deelvragen maakt de leerling vervolgens een drietal gevarieerde basisopdrachten, die de inhoud van de paragraaf dekken. Differentiatie is mogelijk met behulp van de extra integratieopdracht, een opgave in samenhang met andere paragrafen/hoofdstukken. De opdrachten in het opdrachtenboek en het WebWerkBoek zijn inhoudelijk van een vrijwel gelijk niveau.
5.4 Rekenvaardigheden Berekeningen met procenten, grote getallen en indexcijfers, het oplossen van lineaire vergelijkingen en het tekenen en interpreteren van grafieken zijn voor talloze havo-leerlingen
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-16-
©ThiemeMeulenhoff 2010
moeilijke onderdelen in het vak economie. Voor elke vaardigheid is er een apart uitlegdocument en een aantal oefenopgaven. Leerlingen kunnen hun eigen antwoorden controleren. De behandelde vaardigheden zijn: 1 Ongewogen gemiddelden 2 Gewogen gemiddelden 3 Gemiddelden naar periode 4 Afronden van bedragen 5 Rekenen met grote getallen 6 Procenten en promillages 1 Hoeveel is x% van een bedrag? 7 Procenten en promillages 2 Hoeveel % is dit van dat? 8 Procenten en promillages 3 Hoeveel % meer dan, minder dan? 9 Machtsverheffen 10 Volgorde van bewerkingen 11 Indexcijfers 12 Statistiek in diagrammen 13 Functies en grafieken 14 Oplossen van vergelijkingen
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-17-
©ThiemeMeulenhoff 2010
6 ICT docent Economie in Context heeft een eigen docentenwebsite: www.economieincontext.nl/docent. Behalve alle onderdelen van de leerlingensite www.economieincontext.nl/leerling zijn op de methodesite ook experimenten, toetsen en de docentenhandleiding te vinden.
6.1 Toetsen Zonder toetsen geen goede methode! In Economie in Context vindt u per hoofdstuk een vijftal toetsopgaven inclusief de digitaal beschikbare antwoorden. Elke naar paragraaf gerubriceerde opgave heeft gemiddeld 5 vragen, in totaal dus 100 opgaven met in totaal zo’n 500 vragen/ opdrachten. Uiteraard met antwoorden. De toetsopgaven zijn bewerkbaar zodat u deze naar eigen inzichten kunt gebruiken. Het niveau en de vraagstelling/vorm zijn afgeleid van examenopgaven. Voorbeeld toetsopgave 2.1 Sparen en rente De DSB-bank adverteerde onder meer met een hoogrentende achtergestelde spaarrekening. In oktober 2009 ging de bank na een turbulente periode failliet. Bron 1 Achtergesteld Deposito Voor een extra hoog rendement op uw spaargeld biedt DSB Bank nu een deposito met een rente van maar liefst 7,5% per jaar! Heeft u een deel van uw spaargeld voorlopig niet nodig, en wilt u een vaste rente van 7,5% ontvangen? Dan is Achtergesteld Deposito Sparen van DSB Bank beslist iets voor u! Achtergesteld betekent dat de terugbetaling aan het einde van de looptijd achtergesteld is aan andere crediteuren van DSB Bank. Die laatste worden eerst terugbetaald. Dit geldt alleen in het uitzonderlijke geval van een onverhoopt faillissement van DSB Bank.* Door deze regeling profiteert u van een extra hoge rente. Voordelen Vast rentepercentage gedurende de hele looptijd. Rentepercentage van maar liefst 7,5%! Looptijd 10 jaar. Zeer hoog rendement. *Achtergestelde deposito’s vallen niet onder de depositogarantieregeling.
Frits durfde het risico van de achtergestelde spaarrekening wel aan. Hij opende per 1 januari 2008 een depositorekening bij de DSB. Hij stortte toen zijn gewonnen prijs in de postcodeloterij, een bedrag van € 25.000, bij de DSB. Voor slechte tijden, dacht Frits. 1.
Noem nog een mogelijk spaarmotief voor Frits.
2.
Bereken het verwachte banksaldo inclusief samengestelde intrest aan het einde van de depositolooptijd.
De inflatie komt naar verwachting gemiddeld uit op 2,5% per jaar. De reële rente is voor Frits daarom
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-18-
©ThiemeMeulenhoff 2010
lager dan het nominale rentepercentage. Frits beweert: Als het inflatiepercentage hoger is dan het rentepercentage daalt de koopkracht van mijn spaartegoed. 3.
Heeft Frits gelijk?
4.
Bereken voor 2008 het reële rentepercentage.
DSB failliet verklaard AMSTERDAM - 19 oktober 2009 De rechtbank in Amsterdam heeft de DSB Bank van Dirk Scheringa vandaag failliet verklaard. Een gegadigde haakte af, het reddingsplan mislukte en de overheid springt niet bij. Vrijdag gaf de rechtbank DSB nog een weekend de tijd om overeenstemming te bereiken met een Amerikaanse overnamekandidaat. Dat is op niets uitgelopen. Zondagavond zei ook Dirk Scheringa zelf geen mogelijkheden meer te zien voor een doorstart. "Het is voorbij", zei hij. Bron: Trouw Nadat talloze rekeninghouders hun geld van de bank haalden ging DSB in oktober 2009 failliet. Welk probleem ontstond er toen in tegenstelling tot gewone rekeninghouders voor Frits?
6.2 Experimenten Zo’n 10% van de studielast van leerlingen moet worden besteed aan economische experimenten. Experimenten zijn verplicht in het schoolexamen en kunnen worden gekoppeld aan een praktische onderzoeksopdracht.Gekoppeld aan paragrafen staan er experimenten ter beschikking. Het is aan u welke en hoeveel experimenten u wilt gebruiken.
Experimenten Economie in Context paragraaf 2.3
asymmetrische informatie
paragraaf 3.3
moral hazard en adverse selection
paragraaf 4.2
eigendomsrechten
paragraaf 6.3
prijsvraaglijn cola
paragraaf 8.5
lemon problem
paragraaf 10.2
prijsaanbodlijn
paragraaf 11.1
collectieve goederenexperiment
paragraaf 12.2
marktevenwicht
paragraaf 13.2
maximum- en minimumprijzen
paragraaf 13.4
visquota
paragraaf 14.4
gevangenendilemma
paragraaf 15.1
imperfecties in de marktwerking
paragraaf 16.3
emissierechten
paragraaf 17.5
maximumlonen (Balkenende-norm)
paragraaf 18.2
ultimatum game
paragraaf 19.1
invloed verwachte inflatie op consumentenbeslissingen
paragraaf 20.4
internationale handel en wisselkoers
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-19-
©ThiemeMeulenhoff 2010
De experimenten zijn zodanig voorgestructureerd dat docenten het experiment gemakkelijk kunnen uitvoeren. Waar nodig zijn benodigde hulpmaterialen toegevoegd. De opbouw van elk beschreven experiment is als volgt: •
Context(en) van het experiment
•
Concept(en) die in het experiment aan de orde komen
•
Voorbereiding van het experiment
•
Instructie en verloop van het experiment
•
Benodigde tijd voor instructie, spel en nabespreken
•
Begeleiding door de docent
•
Nabespreking en transfer
•
Variatie(s) op het experiment
6.3 Antwoordenboeken De antwoordenboeken geven in leerlingentaal antwoord op de basisopdrachten en integratieopdrachten in de opdrachtenboeken en de werkboeken. De docent kan kiezen of deze boeken op de lijst worden gezet als klassikaal naslagwerk. Bij zelfstandig leren ligt dit voor de hand. De antwoorden zijn ook digitaal verkrijgbaar.
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-20-
©ThiemeMeulenhoff 2010
7 Planning van de leerstof Het aantal uren dat in de bovenbouw aan het vak Economie wordt besteed verschilt per school. Er zijn scholen met drie of vier lesuren per week gedurende een heel schooljaar, sommige scholen hebben slechts twee a drie lesuren per week. En er zijn scholen die werken met periode-, trimester- of halfjaarroosters. Er zijn scholen met en zonder vormen van keuzewerktijd. Docentgestuurd of leerlinggestuurd onderwijs, traditionele onderwijsvormen, schoolpleinen of projectonderwijs. Met de komst van de Tweede Fase verschillen de onderwijskundige en didactische uitgangspunten per school sterk. Het is dan ook onmogelijk om een kant-en-klaar lesplan in deze docentenhandleiding op te nemen. We beperken ons hieronder daarom tot enkele algemene opmerkingen en suggesties. Uitgangspunten indeling 4 havo telt exclusief de vakanties ongeveer
40 lesweken
5 havo telt exclusief de vakanties ongeveer
30 lesweken
4 + 5 havo tellen exclusief de vakanties
70 lesweken
Toetsweken/excursies/experimenten/keuzeonderwerpen
30 lesweken (ruim gekozen)
Beschikbaar voor behandeling van Economie in Context 1+2
40 lesweken
Economie in Context kent 20 hoofdstukken, elk met een intro, 5 paragrafen en een diagnostische oefentoets. Ervan uitgaande dat intro en diagnostische oefentoets samen even veel tijd vergen als een paragraaf gaat het in totaal om 20 x 6 = 120 paragrafen, die moeten worden behandeld in 40 lesweken. Dit is gemiddeld 3 paragrafen per week. Voor scholen met 3 lesuren per week in 4 en 5 havo komt dat gemiddeld neer op 1 paragraaf per les. Voor scholen met 4 lesuren per week in 4 en 5 havo komt dat gemiddeld neer op ¾ paragraaf per les. Op basis van deze gegevens kunt u afhankelijk van uw eigen schoolsituatie zelf studiewijzers/planners en het PTA samenstellen.
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-21-
©ThiemeMeulenhoff 2010
8 Relatie inhoud Economie in Context en examenprogramma/syllabus Hier vindt u de beschrijving van de relatie tussen de vakinhoudelijke eisen die in het examenprogramma Economie 2010 worden gesteld en de wijze waarop deze in de methode Economie in Context aan bod komen. De inhoudelijke exameneisen staan telkens in een kader. De inhoudelijke elementen in Economie in Context staan eronder.
8.1 Domein I: Economie thuis 1
INKOMEN EN WELVAART
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur. 1.1 Bruto en netto-inkomen Schoolexamen(SE) + context + basisbegrippen Aan de hand van salarisstrook verschil tussen bruto- en nettoloon 1.2 Besteedbaar inkomen SE+context+ basisbegrippen Besteedbaar inkomen en consumptieve bestedingen Onderscheid producten en diensten 1.3 Geld en geldontwaarding Een kandidaat kan in contexten: •
voorbeelden geven van geld als ruil-, reken- en oppotmiddel;
•
verklaren waarom transactiekosten niet alleen in geld kunnen worden uitgedrukt en waarom transactiekosten bij ruil door de introductie van geld gedeeltelijk verdwijnen;
•
randvoorwaarden beschrijven van het functioneren van een geldsysteem (zoals fiducie en technische vereisten);
•
chartaal geld van giraal geld onderscheiden;
•
intrinsieke en extrinsieke waarde van geld onderscheiden en deze begrippen in relatie brengen met de Wet van Gresham
•
verklaren dat de verandering van prijzen (inflatie en deflatie) van goederen en diensten invloed heeft op de koopkracht van mensen;
•
verklaren dat een economie met geld als ruilmiddel vervalt tot een ruileconomie als hyperinflatie optreedt;
chartaal en giraal geld, functies geld, geld in relatie tot transactiekosten, intrinsieke en extrinsieke waarde, wet gresham, inflatie en geldontwaarding in procenten
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-22-
©ThiemeMeulenhoff 2010
NB: geldschepping, liquiditeit en bankbalans naar monetair beleid 1.4 Prijs- en inkomensindexcijfers SE+ beschrijven dat mbv een prijsindexcijfer de inflatie berekend kan worden en dit rekenkundig onderbouwen Berekening enkelvoudige prijsindexcijfers en inkomensindexcijfers Begrip CPI (Berekening later) 1.5 Koopkracht, welvaart en welzijn SE: de spanning verklaren die bestaat tussen behoeften en beperkte middelen + het verschil verklaren tussen nominaal en reëel inkomen Nominaal inkomen en reëel inkomen Berekening nominale en reële inkomensindex Welvaart in enge en ruime zin, welzijn en geluk Samenvatting
2
SPAREN, BELEGGEN EN LENEN
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur 2.1 Sparen en rente •
De prijs van sparen verklaren; met argumenten de keuze tussen sparen en lenen illustreren en de financiële gevolgen van sparen rekenkundig onderbouwen;
•
verklaren dat rente de prijs is voor het uitstellen van consumptie en het onderscheid tussen nominale en reële rente beschrijven en dit rekenkundig onderbouwen;
•
de invloed van inflatie op sparen verklaren en rekenkundig onderbouwen;
Spaarmotieven versus consumptie Renteberekeningen nominale en reële rente 2.2 Spaarvormen de financiële gevolgen van sparen rekenkundig onderbouwen; Relatie renteopbrengst versus rente%, hoogte spaarbedrag, looptijd en risicomijding uitleggen aan de hand van de spaarvormen van een bank. 2.3 Beleggen Risico en beleggen De kandidaat kan in contexten:
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-23-
©ThiemeMeulenhoff 2010
•
voorbeelden noemen van beleggingen met een hoog/laag risico en de keuze hieruit onderbouwen met argumenten;
•
obligaties en aandelen vergelijken ten aanzien van de mate van risico en het te verwachten rendement
Sparen versus beleggen Aandelen, soorten aandelen, oorzaken koersschommelingen (ook invloed rente) en koerswinst, dividend en dividendrendement; beleggen vooral voor koerswinst; berekening AEX-index + betekenis. Obligaties (risico versus aandelen), rente, koers, renterendement en reële renterendement. Handel in voorkennis/ asymmetrische informatie 2.4 Lenen en rente •
De prijs van lenen verklaren; met argumenten de keuze tussen sparen en lenen illustreren en de financiële gevolgen van lenen rekenkundig onderbouwen;
•
de invloed van inflatie op lenen verklaren en rekenkundig onderbouwen;
Leenmotieven en consumptie nominale en reële rente 2.5 Leenvormen de financiële gevolgen van lenen rekenkundig onderbouwen •
voorbeelden geven van onderpand en uitleggen waarom onderpand het risico voor de kredietgever kan verminderen
Renteberekeningen consumptieve kredieten; Vergelijking consumptieve kredieten zonder onderpand versus (hypothecaire) lening met onderpand. Invloed kredietcrisis Samenvatting
3
RISICO EN VERZEKEREN
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur 3.1 Verzekeringspolis De kandidaat kan in contexten: bepalen of iemand risico-avers gedrag vertoont en uitleggen wat dat voor zijn keuze betekent bij het afsluiten van een verzekering; aantonen welke afweging een verzekerde maakt tussen kosten en risico bij het afsluiten van een verzekering; de keuze van de verzekerde omtrent de hoogte van eigen risico uitleggen. aantonen dat bij verzekeren sprake is van solidariteit en op welke wijze solidariteit risico’s kan verkleinen;
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-24-
©ThiemeMeulenhoff 2010
de motieven beschrijven om bepaalde verzekeringen wel of niet verplicht voor te schrijven (verplichte solidariteit); Risico, Schade-uitkering en verzekeringspremie Verzekeren en solidariteit/vrijwillige en verplichte verzekeringen, individuele en collectieve verzekeringen Polis (ook berekening incl. poliskosten en assurantiebelasting) en polisvoorwaarden (uitsluitingen en eigen risico) Verschillen opzet, nalatigheid en schuld 3.2 Moreel gevaar en averechtse selectie De kandidaat kan in contexten: aantonen in welke situaties er sprake is van asymmetrische informatie en bepalen hoe partijen daarop inspelen aantonen in welke situaties er sprake is van averechtse selectie en bepalen hoe partijen daarop inspelen aantonen in welke situaties er sprake is van moreel wangedrag en bepalen hoe partijen daarop inspelen uitleggen dat verzekeraars eigen risico invoeren om zodoende averechtse selectie en/of moreel wangedrag te beperken Begrippen asymmetrische informatie, averechtse selectie en moreel wangedrag (moral hazard); oorzaken en gevolgen. Relatie met premie, uitsluitingen en eigen risico, kleine lettertjes; 3.3 Goed verzekerd In context met paragraaf 3.1 en 3.2 en daar vermelde eisen: Van onderstaande verzekeringen: doel, uitkeringshoogte, premie, voorbeelden van eigen risico, uitsluitingen en van averechtse selectie en moreel wangedrag AVP (WA en verzekering), Reisverzekeringen (tijdelijk/doorlopend) Scooter/bromfiets/motorrijtuigenverzekering (bonus/malus, incl. no claim, eigen risico) Zorgverzekering(inkomensafhankelijk/nominaal, incl. no claim, eigen risico, aanvullende verz.) 3.4 Sociale zekerheid in Nederland + Verplichte context in relatie tot paragraaf 1 en 2: Sociale zekerheid De kandidaat kan op het gebied van de sociale zekerheid in Nederland analyseren wanneer en op welke wijze sprake is van risicosolidariteit en dat de overheid motieven heeft om voor sommige risico’s deze solidariteit collectief af te dwingen. De sociale zekerheid in Nederland is een mix van collectieve risicolast en individuele verantwoordelijkheden. Fundamentele maatschappelijke risico’s als arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en ziekte(kosten) behoren steeds vaker tot het domein van particuliere verzekeraars. Effecten van asymmetrische informatie, zoals averechtse selectie en moreel wangedrag, spelen een rol bij collectieve verzekeringen. In toenemende mate wordt getracht de verzekerden aan te spreken op eigen verantwoordelijkheid: prikkelen in plaats van verzekeren.
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-25-
©ThiemeMeulenhoff 2010
•
welvaartsvaste uitkeringen en waardevaste uitkeringen vergelijken en rekenkundig onderbouwen
Doel Sociale zekerheid in Nederland: bestaanszekerheid/herverdeling Collectieve sociale verzekeringen, Ontwikkeling sociale zekerheid in Nederland Bezuinigen, (verscherping) controle, Collectieve en particuliere sociale verzekeringen 3.5 Sociale voorzieningen en uitkeringen + Verplichte context in relatie tot paragraaf 1 en 2: Sociale zekerheid De kandidaat kan op het gebied van de sociale zekerheid in Nederland analyseren wanneer en op welke wijze sprake is van risicosolidariteit en dat de overheid motieven heeft om voor sommige risico’s deze solidariteit collectief af te dwingen. De sociale zekerheid in Nederland is een mix van collectieve risicolast en individuele verantwoordelijkheden. Fundamentele maatschappelijke risico’s als arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en ziekte(kosten) behoren steeds vaker tot het domein van particuliere verzekeraars. Effecten van asymmetrische informatie, zoals averechtse selectie en moreel wangedrag, spelen een rol bij collectieve verzekeringen. In toenemende mate wordt getracht de verzekerden aan te spreken op eigen verantwoordelijkheid: prikkelen in plaats van verzekeren. •
welvaartsvaste uitkeringen en waardevaste uitkeringen vergelijken en rekenkundig onderbouwen
Verschil voorzieningen en uitkeringen; van onderstaande verzekeringen: doel, uitkeringshoogte, premie, voorbeelden van averechtse selectie en moreel wangedrag; Werknemersverzekeringen: WW en WIA Volksverzekeringen: AOW, ANW, AWBZ en AKW (geen premie) Voorzieningen: WWB en Wajong Samenvatting
4
HUREN EN KOPEN?
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur 4.1 Een eigen huis Verplichte context in SE-gedeelte (zie examenprogramma) Makelaar, kk en von, (voorlopig)koopcontract/transportakte, ontbindende voorwaarden(risico en informatie) notaris 4.2 Hypothecaire lening Verplichte context in SE-gedeelte (zie examenprogramma)+
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-26-
©ThiemeMeulenhoff 2010
voorbeelden geven van onderpand en uitleggen waarom onderpand het risico voor de kredietgever kan verminderen + de financiële gevolgen van lenen rekenkundig onderbouwen Hypotheekrecht, Hypotheekvormen Rente en aflossing, Berekeningen 4.3 Huren en huurrecht Verplichte context in SE-gedeelte (zie examenprogramma) Eigendomsrecht (versus huur) SE de spanning verklaren die bestaat tussen behoeften en beperkte middelen Huurovereenkomst, dwingend en aanvullend huurrecht, commerciële en niet-commerciële verhuur, woningschaarste, huurliberalisatie versus huurwet en kraken, gemeentelijke voorschriften en leegstandswet 4.4 Woonverzekeringen Context in relatie tot concept risico en verzekeren (zie hoofdstuk 4) Inboedel- opstalverzekering (+berekeningen) Levensverzekering als zekerheidsstelling 4.5 Huren of kopen? ontdekken hoe gezinnen op basis van alternatieve aanwendbaarheid afwegingen maken voorbeelden geven van opofferingskosten; Contextvergelijking vóór- en nadelen van huren versus kopen. Samenvatting
5
JONG GELEERD, OUD GEDAAN
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur 5.1 Levensfasen •
voorbeelden geven van voorraadgrootheden en stroomgrootheden en ermee berekeningen kunnen uitvoeren.
•
Aan de hand van de levensloop van mensen aantonen waarom en wanneer mensen sparen, investeren in zichzelf en/of een schuld opbouwen;
Levensfasen, inkomens- en vermogensopbouw, voorraadgrootheden en stroomgrootheden Overheidsinvloed 5.2 Investeren in studeren Verplichte context: onderwijs en menselijk kapitaal
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-27-
©ThiemeMeulenhoff 2010
De kandidaat kan in de context van gezinshuishoudingen de intertemporele ruil analyseren die jongeren maken wanneer zij studieschulden aangaan voor het kunnen volgen van een hogere opleiding. De verdiencapaciteit van het menselijk kapitaal, dat opgebouwd wordt door het volgen van onderwijs, stelt de jongeren in staat in een latere fase van het leven de schulden af te lossen. Ook overheidsuitgaven voor het onderwijs, zoals studiebeurzen en bekostiging van het onderwijs, kunnen gezien worden als ‘investeringen’ in menselijk kapitaal. Leerlingenstromen in Nederland en human capital Redenen om te leren/studeren (persoonlijke redenen + kans op werkloosheid en drop-out) Studiekosten/ overheidsbijdrage studiekosten en studiefinanciering en aflossing Permanente scholing: her/bij en omscholing Maatschappelijke en economische betekenis onderwijs Overheidsuitgaven onderwijsbegroting + kengetallen PO, VO en HBO/WO 5.3 Inkomen, gezin en rondkomen SE: de spanning verklaren die bestaat tussen behoeften en beperkte middelen Concept: schaarste en ruilen over de tijd Budgetteren: begroting ontvangsten en uitgaven over verschillende maanden/jaren Tekorten en overschotten/ lenen en sparen Bezuinigen en reserveren 5.4 Met ouderdomspensioen Verplichte context: pensioenen De kandidaat kan binnen gezinshuishoudingen de intertemporele ruil analyseren die werkenden maken wanneer zij in de levensfase van actieve inzet op de arbeidsmarkt een deel van het inkomen via premiebetaling (collectief of vrijwillig) afdragen aan pensioenfondsen. Via het omslagstelsel of via het kapitaaldekkingsstelsel gebruiken pensioenfondsen deze premie-inkomsten voor het betalen van pensioeninkomen aan de oudere generatie na beëindiging van de actieve inzet op de arbeidsmarkt. Ook kan de kandidaat de rol van de overheid analyseren die via een collectieve regeling (AOW in Nederland) zorg draagt voor een ‘basispensioen’ voor alle burgers. Via het omslagstelsel is er sprake van verplichte solidariteit tussen generaties, welke onder druk kan komen te staan als er sprake is van vergrijzing. Solidariteit jong en oud Verschil AOW en pensioen, berekening pensioen vlgs ABP, AOW-premie en uitkering via omslagstelsel; 3-pijlersysteem: basisvoorziening via omslagstelsel, aanvullend bedrijfspensioen en vrijwillige verzekering via kapitaaldekking. Waardevaste en welvaartsvaste uitkering; Dekkingsgraad pensioenfondsen Probleem ontgroening en vergrijzing 5.5 Pensioen bij arbeidsongeschiktheid en overlijden Verplichte context: pensioenen
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-28-
©ThiemeMeulenhoff 2010
3-pijlersysteem: basisvoorziening via omslagstelsel, aanvullend bedrijfspensioen en vrijwillige verzekering via kapitaaldekking; Arbeidsongeschiktheidspensioen en nabestaandenpensioen Lijfrentepolissen en levensverzekering als alternatieven Samenvatting
6
MARKTVRAAG
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur 6.1 Inkomen en marktvraag Het vraaggedrag van consumenten bij inkomensveranderingen aantonen… •
relatie tussen inkomen en bestedingen bij verschillende inkomens (CBS)
•
inkomensvraagcurve bij primaire, secundaire/tertiaire en inferieure goederen grafisch/ tekenen lineair algebraïsch/berekening drempelinkomen)
•
verschuiving langs en (oorzaken van) verschuiving van de inkomensvraaglijn
6.2 Inkomenselasticiteit van de vraag …..en dit onderbouwen met een berekening waarin dit in de inkomenselasticiteit (segmentelasticiteit) tot uitdrukking komt; •
effecten van substitutie en complementariteit van goederen op het koopgedrag verhelderen;
•
voorbeelden geven van normale, inferieure- en luxe goederen en de relatie aantonen tussen de aard van deze goederen en de hoogte van de inkomenselasticiteit;
•
inkomenselasticiteit via procenten en segmenten vanuit grafiek en lineaire vergelijking
•
inkomenselasticiteit bij primaire, secundaire en inferieure goederen, en bij 0-waarde e betekenis van elasticiteit
•
budgetlijn: relatie tussen prijzen en bestedingen bij verschillende inkomens
6.3 Prijs, budget en marktvraag •
Het vraaggedrag van consumenten bij prijsveranderingen en inkomensveranderingen aantonen (ook budgetlijn uit SE-gedeelte)
•
vorbeelden geven van factoren waardoor de vraag- (en aanbod)curve kunnen veranderen en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen;
prijsvraagcurve bij primaire, secundaire/tertiaire en (inferieure, kwaliteits) Giffengoederen (grafisch/ tekenen lineair algebraïsch) -verschuiving langs en (oorzaken van) verschuiving van de prijsvraaglijn individuele en collectieve vraaglijn 6.4 Prijselasticiteit van de vraag
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-29-
©ThiemeMeulenhoff 2010
….. en dit onderbouwen met een berekening waarin dit in de prijselasticiteit (segmentelasticiteit) tot uitdrukking komt; •
effecten van substitutie en complementariteit van goederen op het koopgedrag verhelderen;
•
voorbeelden geven van normale, inferieure- en luxe goederen en de relatie aantonen tussen de aard van deze goederen en de hoogte van de prijselasticiteit;
prijselasticiteit via procenten en segmenten (vanuit grafieken en lineaire vergelijkingen) prijselasticiteit bij primaire, secundaire en inferieure Giffengoederen, en bij 0-waarde de betekenis van prijselasticiteit voor bestedingen en omzet kruisprijselasticieit via procenten en segmenten (vanuit twee lineaire vergelijkingen) 6.5 Consumentensurplus •
met voorbeelden uitleggen op welke wijze consumenten streven naar een maximaal consumentensurplus en dit grafisch onderbouwen;
•
met voorbeelden uitleggen op welke wijze consumenten een maximaal verschil nastreven tussen de te betalen prijs en de betalingsbereidheid (de prijs die de consument maximaal bereid is te betalen) en dit grafisch onderbouwen;
uitleg consumentensurplus vanuit vier personen die bij vier verschillende prijzen elk een product kopen uitleg consumentensurplus naar Lineaire functie grafische uitleg consumentensurplus. -streven naar een zo groot mogelijk surplus (zo laag mogelijke prijs en zo groot mogelijke hoeveelheid) Samenvatting
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-30-
©ThiemeMeulenhoff 2010
8.2 Domein II 7
Economie in bedrijf
ARBEIDSVERDELING EN PRODUCTIE
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur 7.1 Productie en goederen SE verplichte context: functieverdeling in gezin en bedrijf Een kandidaat kan in contexten: •
het onderscheid tussen productie en consumptie verklaren en de functie van ruil hierin beschrijven;
•
motieven voor winststreven en behoeftebevrediging verklaren;
•
de stelling bekritiseren dat mannen bij ruil meer waarde hechten aan statusgoederen dan vrouwen;
•
aantonen dat bij ruil wederzijds voordeel ontstaat;
•
Het ontstaan van eigendomsrechten beschrijven en met voorbeelden uitleggen welke invloed eigendomsrechten hebben bij ruil;
•
toelichten dat door specialisatie en arbeidsdeling de arbeidsproductiviteit toe kan nemen;
•
ontdekken of binnen gezinnen, producenten en de overheid overeenkomsten bestaan in de afwegingen die worden gemaakt op basis van alternatieve aanwendbaarheid;
Begrip productie in ruime en enge zin Voorbeelden en verschil formele en informele economie Voorbeelden en verschil individuele, collectieve en semi-collectieve goederen Primaire, secundaire en (SE): statusgoederen Voorbeelden en verschillen productiefactoren arbeid, kapitaal en natuur (ondernemerschap bij arbeid) 7.2 Arbeidsverdeling en sectoren SE verplichte context: functieverdeling in gezin en bedrijf Een kandidaat kan in contexten: •
het onderscheid tussen productie en consumptie verklaren en de functie van ruil hierin beschrijven;
•
motieven voor winststreven en behoeftebevrediging verklaren;
•
de stelling bekritiseren dat mannen bij ruil meer waarde hechten aan statusgoederen dan vrouwen;
•
aantonen dat bij ruil wederzijds voordeel ontstaat;
•
Het ontstaan van eigendomsrechten beschrijven en met voorbeelden uitleggen welke invloed eigendomsrechten hebben bij ruil;
•
toelichten dat door specialisatie en arbeidsdeling de arbeidsproductiviteit toe kan nemen;
•
ontdekken of binnen gezinnen, producenten en de overheid overeenkomsten bestaan in de afwegingen die worden gemaakt op basis van alternatieve aanwendbaarheid;
Onderscheid technische, maatschappelijke, geografische(regionale) arbeidsverdeling
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-31-
©ThiemeMeulenhoff 2010
Voor- en nadelen arbeidsverdeling (efficiency,productiviteit, vervreemding, afhankelijkheid) globalisering, Arbeidsverdeling mannen/vrouwen en allochtonen/autochtonen Primaire, secundaire, tertiaire en quartaire sector 7.3 Arbeidsverdeling en innovatie SE verplichte context: functieverdeling in gezin en bedrijf Een kandidaat kan in contexten: •
het onderscheid tussen productie en consumptie verklaren en de functie van ruil hierin beschrijven;
•
motieven voor winststreven en behoeftebevrediging verklaren;
•
de stelling bekritiseren dat mannen bij ruil meer waarde hechten aan statusgoederen dan vrouwen;
•
aantonen dat bij ruil wederzijds voordeel ontstaat;
•
Het ontstaan van eigendomsrechten beschrijven en met voorbeelden uitleggen welke invloed eigendomsrechten hebben bij ruil;
•
toelichten dat door specialisatie en arbeidsdeling de arbeidsproductiviteit toe kan nemen;
•
ontdekken of binnen gezinnen, producenten en de overheid overeenkomsten bestaan in de afwegingen die worden gemaakt op basis van alternatieve aanwendbaarheid;
Product- en procesinnovatie; breedte- en diepte-investeringen Onderscheid Mechanisering, automatisering en robotisering Kapitaal/arbeidsintensievere productie + gevolgen voor productiviteit 7.4 Arbeidsproductiviteit en loonkosten SE verplichte context: functieverdeling in gezin en bedrijf Een kandidaat kan in contexten: •
het onderscheid tussen productie en consumptie verklaren en de functie van ruil hierin beschrijven;
•
motieven voor winststreven en behoeftebevrediging verklaren;
•
de stelling bekritiseren dat mannen bij ruil meer waarde hechten aan statusgoederen dan vrouwen;
•
aantonen dat bij ruil wederzijds voordeel ontstaat;
•
Het ontstaan van eigendomsrechten beschrijven en met voorbeelden uitleggen welke invloed eigendomsrechten hebben bij ruil;
•
toelichten dat door specialisatie en arbeidsdeling de arbeidsproductiviteit toe kan nemen;
•
ontdekken of binnen gezinnen, producenten en de overheid overeenkomsten bestaan in de afwegingen die worden gemaakt op basis van alternatieve aanwendbaarheid;
Arbeidsproductiviteit (begrippen, absolute en indexberekeningen, oorzaken en gevolgen toename Arbeidsproductiviteit en loonkosten 7.5 Bedrijfskolom en binnenlands product SE verplichte context: functieverdeling in gezin en bedrijf
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-32-
©ThiemeMeulenhoff 2010
Een kandidaat kan in contexten: •
het onderscheid tussen productie en consumptie verklaren en de functie van ruil hierin beschrijven;
•
motieven voor winststreven en behoeftebevrediging verklaren;
•
de stelling bekritiseren dat mannen bij ruil meer waarde hechten aan statusgoederen dan vrouwen;
•
aantonen dat bij ruil wederzijds voordeel ontstaat;
•
Het ontstaan van eigendomsrechten beschrijven en met voorbeelden uitleggen welke invloed eigendomsrechten hebben bij ruil;
•
toelichten dat door specialisatie en arbeidsdeling de arbeidsproductiviteit toe kan nemen;
•
ontdekken of binnen gezinnen, producenten en de overheid overeenkomsten bestaan in de afwegingen die worden gemaakt op basis van alternatieve aanwendbaarheid;
Bedrijfskolom en bedrijfstak; differentiatie,integratie, specialisatie, parallellisatie Inleiding relatie Toegevoegde waarde en Binnenlands product/inkomen Samenvatting
8
EEN EIGEN BEDRIJF
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur 8.1 Ondernemingsrisico en ondernemingsplan aantonen dat de principaalagent relatie invloed heeft op de toedeling van het ondernemingsrisico; Afbakening ondernemingsrisico, noodzaak winst, betekenis faillissement Kamer van Koophandel Ondernemingsplan 8.2 Aansprakelijkheid en ondernemingsvorm •
de keuze omtrent het verkrijgen van eigen en vreemd vermogen van een onderneming (eenmanszaak, vennootschap onder firma, BV of NV) toelichten;
•
aantonen dat de te kiezen bedrijfsvorm (in casu de scheiding tussen eigendom en vermogen) invloed heeft op de toedeling van het ondernemingsrisico;
•
Verplichte context Faillissement en aansprakelijkheid
De kandidaat kan analyseren hoe de te kiezen bedrijfsvorm invloed heeft op de toedeling van het ondernemingsrisico en welke gevolgen deze keuze heeft voor aansprakelijkheid van de eigenaren en/of vermogensverschaffers. Ondernemingen die georganiseerd worden als rechtspersoon, zoals een BV, kennen doorgaans een betere bescherming bij faillissement dan persoonlijke ondernemingsvormen. De beperkte aansprakelijkheid van vermogensverschaffers maakt het voor een BV makkelijker eigen vermogen (aandeelhouders) aan te trekken. Anderzijds kan een mogelijke scheiding tussen eigendom en bedrijfsleiding tot conflicten leiden op gebied van besluitvorming. Belangen van aandeelhouders en bedrijfsleiding kunnen verschillen.
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-33-
©ThiemeMeulenhoff 2010
Risico en aansprakelijkheid, continuïteit, belastingregime, publicatieplicht, eigendom en leiding toegespitst op kenmerken van EZ VOF CV BV NV Stichting en vereniging 8.3 Balans en winst-en-verliesrekening de financiële gegevens van een onderneming classificeren in een elementaire balans en resultatenrekening en dit rekenkundig onderbouwen; Balans met onderscheid vaste, vlottende activa en liquide middelen En met onderscheid Eigen Vermogen en Vreemd Vermogen kort/lang Liquiditeit en solvabiliteit, berekeningen Winst-en-verliesrekening, paginavorm met onderscheid bruto- en nettowinst 8.4 Rendement en rentabiliteit Context: Relatie winstquote, rentabiliteit EV en (breedte/diepte)investeringen 8.5 Verantwoord ondernemen Verplichte context Maatschappelijk verantwoord ondernemen De kandidaat kan analyseren dat maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) kan bijdragen aan het verminderen van sommige negatieve externe effecten, door de duurzaamheid van produceren prioriteit te geven boven de winstgevendheid op korte termijn. Duurzaam produceren betekent productie nu combineren met behoud van productiemogelijkheden in de toekomst. MVO gaat uit van de 3 P’s: •
Profit: de economische kant van ondernemen: de voorwaarde voor continuïteit van de onderneming.
•
People: de sociale kant van ondernemen: de gevolgen van ondernemen voor mensen, zowel binnen als buiten de onderneming.
•
Planet: de milieukant van ondernemen: de effecten van ondernemen op het natuurlijke leefmilieu.
Profit People Planet Samenvatting
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-34-
©ThiemeMeulenhoff 2010
9
OMZET, KOSTEN EN WINST
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur 9.1 Afzet, prijs en omzet uitleggen dat de omzet wordt verkregen door de prijs te vermenigvuldigen met de hoeveelheid en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen; Prijs excl/inclusief btw: verkoopprijs en consumentenprijs; af te dragen btw omzet = afzet x prijs excl. btw Totale, gemiddelde en marginale opbrengst (grafisch en rekenkundig bij gegeven prijs) vanuit een tabel 9.2 Kostensoorten Begrip Kosten Inkoopkosten Kosten van derden Loonkosten (+berekening) Afschrijvingskosten(+berekening) Rentekosten Vvkort en lang(+berekening) Overige kosten 9.3 Variabele en constante kosten voorbeelden geven van vaste en variabele kosten Totale en gemiddelde constante kosten (grafisch en rekenkundig) Totale en gemiddelde variabele kosten (grafisch en rekenkundig met toe en afnemende meerproductie met degressief en progressief variabele kosten) Marginale kosten (grafisch en rekenkundig) 9.4 Break even analyse en verklaren dat een producent winst maakt als de opbrengsten hoger zijn dan de kosten en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen; •
met voorbeelden uitleggen dat het break even punt een belangrijk omslagpunt is bij de afweging om wel of niet toe te treden tot een markt en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen.
Analyse grafisch, rekenkundig en algebraïsch (ook algebraïsch 1ste graad tekenen) bij proportioneel variabele kosten 9.5 Maximale winst •
verklaren dat de totale winst maximaal is indien de marginale kosten en de marginale opbrengsten aan elkaar gelijk zijn en dit grafisch onderbouwen;
•
aantonen op welke wijze ondernemers streven naar maximale winst in een situatie van volkomen concurrentie en dit grafisch onderbouwen;
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-35-
©ThiemeMeulenhoff 2010
•
toelichten dat uitbreiding van productie winstgevend/verliesgevend is voor een producent wanneer de marginale kosten lager/hoger zijn dan de marginale opbrengsten en dit grafisch onderbouwen.
rekenkundige onderbouwing in tabel + uitleg met gegeven prijs, gegeven TCK en gegeven TVK Vervolgens grafische weergave Maximale winst bepalen en grafisch weergeven Minimale kosten per product (in afwijking van maximale winst) bepalen Break-even bij degressief en progressief variabele kosten bepalen Samenvatting
10
MARKTAANBOD
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur 10.1 Prijs, winst en bedrijfsproductie •
nodig om in hoofdstuk 12 relatie tussen kostenstructuur en Pareto/Bergson optimaal te kunnen leggen
•
voorbeelden geven van factoren waardoor de (vraag- en) aanbodcurve kunnen veranderen en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen;
•
met voorbeelden uitleggen op welke wijze producenten streven naar een maximaal producentensurplus (het verschil tussen de ontvangen prijs en de minimale prijs -lees individuele marginale kostenlijn- waartegen men het goed wil aanbieden) en dit grafisch onderbouwen;
grafische afleiding individuele prijsaanbodlijn met verklaring en gevolgen van prijsstijgingen 10.2 Prijs en marktaanbod •
nodig om in hoofdstuk 12 relatie tussen marktstructuur en Pareto/Bergson optimaal te kunnen leggen;
•
voorbeelden geven van factoren waardoor de (vraag- en) aanbodcurve kunnen veranderen en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen;
•
met voorbeelden uitleggen op welke wijze producenten streven naar een maximaal collectief producentensurplus (het verschil tussen de ontvangen prijs en de minimale prijs -lees collectieve marginale kostenlijn- waartegen men het goed wil aanbieden) en dit grafisch onderbouwen;
grafische afleiding collectieve prijsaanbodcurve 10.3 Kosten en aanbod •
nodig om in hoofdstuk 12 relatie tussen marktontwikkeling en Pareto/Bergson optimaal te kunnen leggen;
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-36-
©ThiemeMeulenhoff 2010
•
voorbeelden geven van factoren waardoor de (vraag- en) aanbodcurve kunnen veranderen en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen;
•
met voorbeelden uitleggen op welke wijze producenten streven naar een maximaal producentensurplus (het verschil tussen de ontvangen prijs en de minimale prijs -lees verschuiving collectieve marginale kostenlijn- waartegen men het goed wil aanbieden) en dit grafisch onderbouwen;
verschuiving langs en oorzaken van verschuiving van de prijsaanbodlijn: behalve aantal aanbieders, efficiency, inputkosten, als verklaring 10.4 Prijselasticiteit van het aanbod •
nodig om in hoofdstuk 14 inefficiency via varkenscycli in relatie tot Pareto/Bergson optimaal te kunnen leggen;
•
voorbeelden geven van factoren waardoor de (vraag- en) aanbodcurve kunnen veranderen en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen;
•
met voorbeelden uitleggen op welke wijze producenten streven naar een maximaal producentensurplus (het verschil tussen de ontvangen prijs –lees effecten van prijsveranderingen- en de minimale prijs waartegen men het goed wil aanbieden) en dit grafisch onderbouwen;
prijselasticiteit via procenten en segmenten ook vanuit grafiek en lineaire vergelijking de betekenis van elasticiteit voor bedrijfs- en marktproductie 10.5 Producentensurplus •
met voorbeelden uitleggen op welke wijze producenten streven naar een maximaal producentensurplus (het verschil tussen de ontvangen prijs en de minimale prijs waartegen men het goed wil aanbieden) en dit grafisch onderbouwen;
uitleg van het producentensurplus naar lineaire functie en de grafische uitleg producentensurplus vanuit vier bedrijven die bij vier verschillende prijzen in relatie tot kosten elk een product verkopen streven naar een zo groot mogelijk surplus (een zo laag mogelijke prijs en een zo groot mogelijke hoeveelheid) Samenvatting
11
OVERHEIDSPRODUCTIE
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur 11.1 Collectieve en particuliere sector •
verklaren dat bij privatisering van overheidsondernemingen de overheid voor het dilemma tussen prikkelen versus verzekeren staat.
Verplichte context: Privatisering
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-37-
©ThiemeMeulenhoff 2010
De kandidaat kan analyseren dat privatisering kan leiden tot meer particuliere investeringen. Het toedelen van de winsten, gekoppeld aan het ondernemingsrisico, biedt prikkels om te innoveren en te streven naar kostenbeheersing. In een situatie van publiek eigendom is deze prikkel beperkt aanwezig. De principaal (staat) en de agent (bedrijfsmanagement) zullen op een geheel andere wijze het proces van kostenbeheersing en bedrijfsvoering ingaan dan particuliere ondernemingen wat kan leiden tot fluctuaties. Begrip Collectieve sector: overheid(rijk/gemeente/provincie) + inst soc zekerheid + overige ZBO’s Verschillen Collectieve en particuliere sector. motieven privatisering en collectivisatie motieven regulering en deregulering Corporate government en ZBO’s Doelstellingen collectieve sector 11.2 Overheidsuitgaven en inkomsten Context: Miljoenennota (functionele uitgaven, directe/indirecte belastingen en niet belastingen) Gemeentelijke uitgaven / inkomsten 11.3 Overschotten, tekorten en schuld •
de schuld van de overheid (staatsschuld) vergelijken met een private schuld en verklaren dat een overheidstekort gezien kan worden als een vorm van uitgestelde belastingheffing;
•
uitleggen dat het spreiden van belasting in de tijd leidt tot een lager welvaartsverlies.
Begrotingstekort/overschot/ financieringstekort/overschot en staatsschuld EMU-saldo en EMU-schuld Terugdringen staatsschuld door voorbeelden van bezuinigingen en inkomstenvergroting. 11.4 Loon- en inkomstenbelasting verschillende belastingstelsels in onderdelen beschrijven (zoals progressief tarief, proportioneel tarief, degressief tarief) en de gevolgen concretiseren voor de inkomens, met gebruikmaking van de parameters marginaal belastingtarief en heffingskorting. Boxen en belastinggrondslagen tarieven/aftrekposten/heffingskorting berekeningen 11.5 Btw, accijnzen, autobelastingen Context Doel en berekeningen btw, accijnzen, autobelastingen Samenvatting
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-38-
©ThiemeMeulenhoff 2010
8.3 Domein III
12
Markt en beleid
EEN PERFECTE MARKTECONOMIE?
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur 12.1 Concrete en abstracte markten Context: Voorbeelden en verschillen concrete (zichtbare wijze waarop) en abstracte markten (Onzichtbaar gemeten naar mate van concurrentie, volkomenheid en vrijheid) 12.2 Volledige mededinging •
aantonen dat marktevenwicht (prijs en hoeveelheid) ontstaat wanneer vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen;
kenmerken volledige mededinging naar mate van concurrentie, volkomenheid en vrijheid berekeningen (grafisch/algebraïsch) evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid beredenering van het evenwicht (invisible hand, Smith) 12.3 Prijsontwikkeling •
voorbeelden geven van factoren waardoor de vraag- en aanbodcurve kunnen veranderen en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen;
alleen comparatief statische analyse van: •
Verschuiving (Toename/afname) vraaglijn + korte reminder oorzaken
•
Verschuiving (Toename/afname) vraaglijn + korte reminder oorzaken beredeneren effecten voor prijs en hoeveelheid.
12.4 Marktevenwicht en bedrijfsevenwicht •
relatie marktevenwicht en evenwicht individueel bedrijf op korte termijn
•
relatie marktevenwicht en evenwicht individueel bedrijf op lange termijn noodzakelijke voorbereiding op Pareto
12.5 Optimale allocatie: Pareto versus Bergson •
verklaren dat de som van het consumentensurplus en het producentensurplus de een maatstaf is om maatschappelijke welvaart te meten;
•
uitleggen dat als het consumentensurplus en het producentensurplus maximaal is, er sprake is van een Pareto-efficiënte situatie;
•
met behulp van het Harberger driehoek herkennen hoe welvaartsverliezen ontstaan en dit grafisch onderbouwen;
Paretogedachte: P=MK: Prijs = marginale financiële bedrijfskosten Bergsongedachte: P=MMK: Prijs = marginale (materiele en immateriële) maatschappelijke kosten Samenvatting
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-39-
©ThiemeMeulenhoff 2010
13
DE WERKELIJKHEID IS ANDERS: Overheidsingrijpen
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur. 13.1 Overheidsingrijpen •
Aantonen dat het mechanisme van vraag en aanbod kan leiden tot maatschappelijk
•
ongewenste resultaten:
•
Met voorbeelden uitleggen dat doelmatigheid in de politiek vaak kan strijden met het criterium van rechtvaardigheid;
•
Uitleggen dat de overheid met behulp van (financiële) toezichthouders kan optreden tegen ongewenste gedragingen.
•
Uitleggen dat de overheid met behulp van toezichthouders op verschillende markten tegen ongewenste resultaten kan optreden;
Waarom en hoe grijpt de overheid in? •
bestrijden/stimuleren van (on)gewenste externe effecten
•
bestrijden ongewenste inkomens/vermogensverdeling
•
collectieve goederen niet verhandelbaar
•
bestrijden ontstaan/misbruik van economische macht
privatisering versus collectivisatie Bij collectivisatie Æ centralisatie versus decentralisatie (wo lagere overheden en instellingen en ZBO’s) •
regulering versus deregulering op markten (wetgeving en toezichthouders)
13.2 Minimum- en maximumprijzen •
verklaren dat de overheid kan ingrijpen met behulp van prijsregulering en dit ingrijpen grafisch onderbouwen;
•
Aantonen dat het mechanisme van vraag en aanbod kan leiden tot maatschappelijk ongewenste resultaten
vanuit contextvoorbeelden (o.a. Europese landbouw) doel, berekeningen (algebraïsch/grafisch), gevolgen voor de marktefficiency versus maatschappelijke effecten 13.3 Indirecte belastingen en subsidies •
Met voorbeelden uitleggen welke invloed belastingen en subsidies hebben op de verdeling van het consumenten- en producentensurplus en uitleggen hoe afwenteling hierbij een rol speelt en dit grafisch onderbouwen; Vanuit programma vaardigheden ook algebraïsch.
•
Aantonen dat het mechanisme van vraag en aanbod kan leiden tot maatschappelijk ongewenste resultaten
vanuit contextvoorbeelden doel, berekeningen (algebraïsch/grafisch), gevolgen voor de marktefficiency versus maatschappelijke effecten en afwenteling
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-40-
©ThiemeMeulenhoff 2010
13.4 Quotering en overig ingrijpen •
Aantonen dat het mechanisme van vraag en aanbod kan leiden tot maatschappelijk ongewenste resultaten
vanuit contextvoorbeelden doel, berekeningen (algebraïsch/grafisch), gevolgen voor de marktefficiency versus maatschappelijke effecten 13.5 Ondoelmatig ondernemersbeleid •
Aantonen dat het mechanisme van vraag en aanbod kan leiden tot maatschappelijk ongewenste resultaten
vanuit contextvoorbeelden marktfeilen volledige mededinging laten zien: •
gevolgen voor de marktefficiency versus maatschappelijke effecten
•
mismagement door individuele bedrijven. Marktimperfectie: grafisch, voorbeelden varkenscyclus (spinnenwebgrafiek); doordraai op veilingen
Samenvatting
14
DE WERKELIJKHEID IS ANDERS: Machtsvorming
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur. 14.1 Economische machtsvorming Verplichte context: Innovatie en O&O De kandidaat kan analyseren dat innovatie, verkregen door investeringen in onderzoek en ontwikkeling voor bedrijven marktmacht kan opleveren. Een via patenten of octrooien verkregen (tijdelijke) monopoliepositie kan leiden tot welvaartsverlies, maar anderzijds kan innovatie een belangrijke motor voor economische groei zijn. De overheid tracht hierin regulerend op te treden door middel van concurrentiebeleid (mededingingsautoriteit, toezichthouders op markten) en wetgeving op het gebied van patenten en octrooien. •
met voorbeelden uitleggen dat ontwikkelingen op een bepaalde markt gevolgen kunnen hebben voor de uitkomsten op een andere markt;
•
Effecten van octrooien en patenten op marktgedrag en marktresultaat beschrijven.
Waarom en hoe grijpen ondernemers in? •
winst tendeert bij VM naar nul!
•
ingrijpen in de volkomenheid van de markt: Marketingbeleid
•
ingrijpen in de concurrentie op de markt door monopolievorming: Innovatie en O&O
•
ingrijpen in de concurrentie op de markt door samenwerking
Overheidsingrijpen: •
mededingingswet (ook Europees), autoriteiten/toezichthouders
•
overheidsmonopolies (overheidbedrijven, corporate government en ZBO’s)
•
marketing
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-41-
©ThiemeMeulenhoff 2010
•
innovatie en O&O
14.2 Monopolie en welvaartsverlies •
aantonen op welke wijze een ondernemer streeft naar maximale winst als er sprake is van een monopolie en dit grafisch onderbouwen;
•
met voorbeelden uitleggen wanneer, waarom en op welke wijze het voor bedrijven zinnig is prijsdiscriminatie toe te passen en dit grafisch onderbouwen.
•
Uitleggen dat de overheid met behulp van financiële toezichthouders kan optreden tegen ongewenste gedragingen.
•
verklaren dat de som van het consumentensurplus en het producentensurplus de een maatstaf is om maatschappelijke welvaart te meten;
•
uitleggen dat als het consumentensurplus en het producentensurplus maximaal is, er sprake is van een Pareto-efficiënte situatie;
•
met behulp van het Harberger driehoek herkennen hoe welvaartsverliezen ontstaan en dit grafisch onderbouwen;
•
kenmerken monopolie naar mate van concurrentie, volkomenheid en vrijheid
•
berekeningen (grafisch/algebraïsch) evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid; prijsdiscriminatie; Inefficiënte allocatie vlgs Pareto (maar ook schaalvoordelen vermelden)
Overheidsingrijpen: •
Mededingingswet (ook Europees), autoriteiten/toezichthouders, prijsvoorschriften
•
Overheidsmonopolies (overheidsbedrijven, New Public Management en ZBO’s)
•
Paretogedachte: P=MK: Prijs = marginale financiële bedrijfskosten
•
Bergsongedachte: P=MMK: Prijs = marginale (materiele en immateriële) maatschappelijke kosten
14.3 Monopolistische concurrentie, oligopolie en andere vormen •
aantonen op welke wijze ondernemers streven naar maximale winst in een situatie van monopolistische concurrentie en dit grafisch onderbouwen; aantonen op welke wijze ondernemers streven naar maximale winst als er sprake is van een oligopolie en dit grafisch onderbouwen;
•
Aantonen dat het mechanisme van vraag en aanbod kan leiden tot maatschappelijk
•
ongewenste resultaten:
•
Met voorbeelden uitleggen dat doelmatigheid in de politiek vaak kan strijden met het criterium van rechtvaardigheid;
•
Uitleggen dat de overheid met behulp van (financiële) toezichthouders kan optreden tegen ongewenste gedragingen.
•
Uitleggen dat de overheid met behulp van toezichthouders op verschillende markten tegen ongewenste resultaten kan optreden;
•
Paretogedachte: P=MK: Prijs = marginale financiële bedrijfskosten;
•
verklaren dat de som van het consumentensurplus en het producentensurplus de een maatstaf is om maatschappelijke welvaart te meten;
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-42-
©ThiemeMeulenhoff 2010
•
uitleggen dat als het consumentensurplus en het producentensurplus maximaal is, er sprake is van een Pareto-efficiënte situatie;
•
met behulp van het Harberger driehoek herkennen hoe welvaartsverliezen ontstaan en dit grafisch onderbouwen;
•
Bergsongedachte: P=MMK: Prijs = marginale (materiele en immateriële) maatschappelijke kosten
•
Aantonen dat het mechanisme van vraag en aanbod kan leiden tot maatschappelijk ongewenste resultaten
•
verklaren dat de som van het consumentensurplus en het producentensurplus de een maatstaf is om maatschappelijke welvaart te meten;
•
uitleggen dat als het consumentensurplus en het producentensurplus maximaal is, er sprake is van een Pareto-efficiënte situatie;
•
met behulp van het Harberger driehoek herkennen hoe welvaartsverliezen ontstaan en dit grafisch onderbouwen;
kenmerken en voorbeelden(retail) monopolistische concurrentie naar mate van concurrentie, volkomenheid en vrijheid. Grafische vergelijking individuele prijsafzetlijn onderneming VM, MP en MC Bepaling (grafisch) evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid; winst nul inefficiënte allocatie volgens Pareto (maar ook voordeel grotere keuzevrijheid afnemers vermelden) kenmerken oligopolie naar mate van concurrentie, volkomenheid en vrijheid bepaling (grafisch) evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid; prijsstarheid inefficiënte allocatie volgens Pareto (maar ook schaalvoordelen) minimum- en maximumprijzen, Indirecte belastingen en subsidies, Quotering Kort: Kenmerken en voorbeelden Monopsonie, Oligopsonie en Countervailing power naar mate van concurrentie, volkomenheid en vrijheid; Pareto-inefficiency bij machtsvorming aan vragerskant. Gevangenendilemma prijzenoorlog De kandidaat kan in contexten: •
aantonen dat sprake is van een gevangenendilemma en dit rekenkundig onderbouwen;
•
uitleggen waarom in een gevangenendilemma individuele of collectieve belangen worden geschaad;
•
verklaren dat herhaling van een spel invloed heeft op de uitkomsten;
•
met voorbeelden uitleggen dat het herhaaldelijk treffen van dezelfde spelers kan leiden tot meerdere evenwichtsuitkomsten;
•
uitleggen dat verschillen in sociale normen oorzaak kunnen zijn van meerdere evenwichtsuitkomsten en de gevolgen daarvan op het afsluiten van contracten verklaren;
•
verklaren dat zelfbinding, reputatie en geloofwaardigheid nieuwe toetreders en bestaande marktpartijen kan afschrikken;
•
de invloed van zelfbinding concretiseren bij de totstandkoming van samenwerking.
Verplichte context Prijzenoorlog De kandidaat kan op markten voor goederen en diensten het gevangenendilemma analyseren in een situatie waar producenten door middel van omvangrijke en aanhoudende prijsverlagingen
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-43-
©ThiemeMeulenhoff 2010
proberen marktaandeel te winnen ten koste van hun concurrenten. Het belang van zelfbinding speelt een grote rol bij het voeren van een dergelijke prijzenoorlog. Ook kan de kandidaat analyseren dat een steeds terugkerende prijzenslag tussen concurrenten gezien kan worden als een herhaald spel, waarin de producenten rekening moeten houden met het reputatie-effect. In deze situatie kunnen concurrenten in de verleiding komen om prijsafspraken te maken hetgeen verboden is door de mededingingswet. uitleg prijzenoorlog met behulp van de speltheorie/gevangenendilemma; payoff-matrix Nash-evenwicht versus Pareto en Bergson zelfbinding, reputatie en geloofwaardigheid verzonken kosten Gevangenendilemma en collectieve goederen aantonen dat sprake is van een gevangenendilemma en dit rekenkundig onderbouwen; •
uitleggen waarom in een gevangenendilemma individuele of collectieve belangen worden geschaad;
•
verklaren dat herhaling van een spel invloed heeft op de uitkomsten;
•
met voorbeelden uitleggen dat het herhaaldelijk treffen van dezelfde spelers kan leiden tot meerdere evenwichtsuitkomsten;
•
positieve en/of negatieve externe effecten beschrijven;
•
aantonen dat sprake kan zijn van meeliftgedrag en met voorbeelden uitleggen waarom meeliftgedrag een vorm is van een extern effect;
•
uitleggen dat verschillen in sociale normen oorzaak kunnen zijn van meerdere evenwichtsuitkomsten en de gevolgen daarvan op het afsluiten van contracten verklaren;
•
verklaren dat zelfbinding, reputatie en geloofwaardigheid nieuwe toetreders en bestaande marktpartijen kan afschrikken;
•
het nut van collectieve dwang (sociale normen en contracten) uitleggen;
•
de invloed van zelfbinding concretiseren bij de totstandkoming van samenwerking.
•
uitleggen welke samenwerkingsdilemma’s ontstaan bij onderhandelingen als het gaat om de verdeling van het surplus en bepalen wat de consequenties zijn die hieruit voortvloeien voor beide partijen;
•
voorbeelden geven van verzonken kosten en uitleggen wat de mogelijke gevolgen kunnen zijn voor benadeelde partijen die verzonken kosten hebben bij onderhandelingen;
•
voorbeelden geven van kosten in geval van specifieke investeringen en deze in relatie
•
brengen met het berovingsprobleem.
In de context de noodzaak van collectieve dwang/ centralisatie/ collectieve productie uitleggen met behulp van het gevangenendilemma. Samenvatting
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-44-
©ThiemeMeulenhoff 2010
15
DE ARBEIDSMARKT
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur 15.1 Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt Verplichte context: arbeidsmarkt De kandidaat kan keuzes en ruil analyseren die plaatsvinden op de arbeidsmarkt en aantonen dat loonvorming het coördinatiemechanisme is dat vraag naar arbeid en aanbod van arbeid op elkaar zou moeten afstemmen. In de realiteit voldoet de arbeidsmarkt niet aan alle kenmerken van volledige mededinging en is er sprake van beperkte of ongelijke toetreding en prijsregulering (minimumloon, CAO). •
uitleggen dat in situaties van laagconjunctuur(hier micro/mesoniveau) door loonstarheid op korte termijn onvrijwillige werkloosheid ontstaat en op langere termijn, door werking van het marktmechanisme, het evenwicht hersteld kan worden en dit grafisch onderbouwen;
Prijsvraaglijn arbeid (naar uren) Prijsaanbodlijn arbeid (naar uren); evenwichtsinkomen; effecten minimumloon op de markt; oorzaken en gevolgen loonstarheid 15.2 Individuele arbeidsovereenkomst Verplichte context: arbeidsmarkt Context arbeidsmarkt vervolg Primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden Model arbeidsovereenkomst 15.3 Werknemers en werkgevers Verplichte context: arbeidsmarkt Context arbeidsmarkt vervolg Werknemers-/werkgeversorganisaties Arbeidsvoorwaardenoverleg Stichting van de arbeid, voorjaarsoverleg, najaarsoverleg, centraal akkoord 15.4 Collectieve arbeidsovereenkomst Verplichte context: CAO-onderhandelingen De kandidaat kan analyseren welke rol collectieve dwang en zelfbinding spelen bij het collectieve overleg over arbeidsvoorwaarden tussen (vertegenwoordigers van) werkgevers en werknemers. In het jaarlijks terugkerende overleg, een herhaald spel, over een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) weten de onderhandelende partijen dat hun eigen belangen sterk gekoppeld zijn aan die van de andere partij. Dat maakt samenwerken aannemelijk. Argumenten CAO-overleg Speltheorie en Pay-off-matrix CAO-onderhandelingen Invloed zelfbinding
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-45-
©ThiemeMeulenhoff 2010
15.5 Arbeidsvoorwaarden en overheidsbeleid Verplichte context: arbeidsmarkt Invloed Overheid op CAO-onderhandelingen ook in relatie tot eigen positie als grootste werkgever in Nederland Overheidsinvloed op individuele arbeidsovereenkomsten: Wet Gelijke Behandeling, Wet op het minimumloon, Leerplichtwet, Arbeidstijdenwet, Arbeidsomstandighedenwet, Ziektewet en reïntegratie Overheidsinvloed op collectieve arbeidsovereenkomsten: algemeen (on)verbindend verklaren CAO, Wet op de loonvorming, Wet op het minimumloon, invloed loonbelasting en sociale premies. Samenvatting
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-46-
©ThiemeMeulenhoff 2010
8.4 Domein IVConjunctuur en structuur
16
BINNENLANDS INKOMEN
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur. 16.1 Inkomen en productie in Nederland •
het BBP verklaren vanuit productie, inkomensvorming en de finale bestedingen en dit rekenkundig onderbouwen
Basisberekeningen BBP vanuit Toegevoegde waarde (objectieve methode) Inkomens(subjectieve methode) : arbeidsinkomen + vermogensinkomens Bestedingen : EV = C+I+O+E - M Ook met onderscheid: Bruto/netto Marktprijzen/factorkosten Binnenlands/nationaal Nationaal/beschikbaar Verschil formele en informele economie 16.2 Nationale rekeningen en kringloop •
het systeem van de nationale rekeningen uitleggen en daarbij de sectoren gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland onderscheiden;
•
met behulp van berekeningen de nationale rekeningen verhelderen:
•
een reële en monetaire kringloop uitleggen en grafisch en rekenkundig toelichten.
Kringloop ontleend aan gegevens 16.1 Nationale rekeningen en staat van middelen en bestedingen Bestedingscategorien: consumptie versus (bruto/netto/vervangings-)investeringen I –S (particulier spaarsaldo) + O - B(overheidssaldo) + E - M(lopende rekening BB = nationaal inkomenssaldo) = 0 particulier spaarsaldo + overheidssaldo = nationaal inkomenssaldo Berekeningen 16.3 Economische groei •
de relatie beschrijven tussen het BBP, de toegevoegde waarde en welvaart;
•
het verschil uitleggen tussen nominale en reële economische groei;
Groei BBP in indexcijfers, Groei reëel BBP in indexcijfers, Groei reëel BBP per hoofd in indexcijfers Groei in enge versus groei in ruime zin(welvaartsgroei) Voordelen en nadelen groei in enge zin
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-47-
©ThiemeMeulenhoff 2010
Duurzame groei 16.4 Groei en milieu de relatie beschrijven tussen het BBP, de toegevoegde waarde en welvaart inclusief milieu; Relatie tussen economische groei in enge zin, uitputting van natuurlijke hulpbronnen en milieuverontreiniging; bedrijfskosten en maatschappelijke kosten milieu; invloed Club van Rome op huidig milieubeleid overheid, invloed particuliere milieuorganisaties 16.5 Structuur en conjunctuur •
Structuurontwikkeling en de groei van het BBP door inzet van de productiefactoren verklaren en met voorbeelden uitleggen dat menselijk kapitaal en technologische vooruitgang van steeds groter belang zijn;
•
productiviteitsverschillen tussen landen verklaren;
Begrippen structuur en productiecapaciteit Kwantiteit/kwaliteit Arbeid, Kapitaal en Natuur, ontwikkeling productiviteit en capaciteit Structuurverschillen ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen Multifactorproductiviteit
•
voorbeelden geven van conjunctuurindicatoren en aantonen dat deze indicatoren aanwijzingen kunnen zijn voor veranderingen in de groei van het BBP;
•
de feitelijke groei van het BBP vergelijken met de trendmatige groei (laagconjunctuur/hoogconjunctuur).
•
convergentie en divergentie van ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen aan de hand van de ontwikkeling van en determinanten voor het BBP verklaren;
Begrippen conjunctuur en bestedingen Y = W =EV = C+I+O+E - M en van Y en W afgeleide gevolgen zoals bezettingsgraad, werkgelegenheid als indicatoren Onderbesteding, overbesteding en bestedingsevenwicht, problemen bij afwijkingen: conjuncturele werkloosheid(reële loonmatiging) /bestedingsinflatie(+nadelen); verschillen tussen hoog/laagconjunctuur Grafische weergaven groei EV en trendmatige groei W* Conjunctuurevenwicht als W* = W= EV Conjunctuurindicatoren CBS Convergentie en divergentie ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen Samenvatting
17
INKOMEN, WERK EN WERKLOOSHEID
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-48-
©ThiemeMeulenhoff 2010
17.1 Beroepsbevolking en werkgelegenheid Conjunctuur en structuur in context van arbeidsmarkt, werkloosheid en gespannen arbeidsmarkt Geregistreerde beroepsbevolking, participatiegraad/deelnemingspercentage werkgelegenheid in personen en arbeidsjaren, deeltijdwerkers en flexibele werknemers voltijdwerknemers, p/a ratio, i/a ratio 17.2 Werkloosheid in Nederland Conjunctuur en structuur in context van arbeidsmarkt, werkloosheid en gespannen arbeidsmarkt Officiële werkloze beroepsbevolking werkloosheidspercentage Verborgen werkloosheid is alle niet geregistreerde werkloosheid. Persoonlijke, maatschappelijke en economische gevolgen van werkloosheid 17.3 Conjuncturele en structurele werkloosheid Conjunctuur en structuur in context van arbeidsmarkt, werkloosheid en gespannen arbeidsmarkt Conjuncturele werkloosheid, onderbesteding, laagconjunctuur.; multipliereffect Structurele werkloosheid, Kwantitatieve structurele werkloosheid, kwalitatieve structurele werkloosheid, Seizoenwerkloosheid, Frictie- of wrijvingswerkloosheid 17.4 Bestrijding werkloosheid Conjunctuur en structuur in context van arbeidsmarkt, werkloosheid en gespannen arbeidsmarkt Overheidsbeleid in relatie tot bestrijding conjuncturele werkloosheid Overheidsbeleid in relatie tot bestrijding structurele werkloosheid 17.5 Gespannen arbeidsmarkt Conjunctuur en structuur in context van arbeidsmarkt, werkloosheid en gespannen arbeidsmarkt Gevolgen en oorzaken van een krappe arbeidsmarkt Bestrijding van een gespannen arbeidsmarkt Samenvatting
18
INKOMENSVERDELING
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur 18.1 Categoriale inkomensverdeling de verschillende inkomenscategorieën classificeren en ontwikkelingen in de categoriale inkomensverdeling verklaren. Oorzaken en effecten van wijzigingen in de categoriale inkomensverdeling; loonquote en arbeidsinkomensquote, winstquote en vermogensinkomensquote
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-49-
©ThiemeMeulenhoff 2010
18.2 Inkomensbronnen en -verschillen de verdeling van het primaire inkomen en het secundaire inkomen uitleggen Relatie primair inkomen, secundair inkomen, overdrachtinkomen, tertiair inkomen Verschillen gemiddelde brutoloon per werknemer, modaal inkomen, gemiddelde inkomen per inwoner 18.3 Lorenzcurve •
met behulp van de Lorenzcurve de verdeling van het primaire inkomen en het secundaire inkomen uitleggen en dit grafisch en rekenkundig onderbouwen;
•
verklaren waarom de Lorenzcurven kunnen verschillen;
Afleiding Lorenz-curve, verklaring van verschuivingen, oorzaken verschillen primaire en secundaire inkomensverdeling, GINI-index 18.4 Nivellering en denivellering •
aantonen dat het belastingstelsel een afspiegeling is van de opvattingen over de gewenste mate van inkomensongelijkheid tussen individuen en groepen (nivelleren en denivelleren);
•
verschillende belastingstelsels in onderdelen beschrijven (zoals progressief tarief, proportioneel tarief, degressief tarief) en de gevolgen concretiseren voor de inkomens, met gebruikmaking van de parameters marginaal belastingtarief en heffingskorting.
Begrip nivelleren/denivelleren Overheidsmaatregelen 18.5 Internationale inkomensverdeling verklaren waarom de Lorenzcurven kunnen verschillen tussen (arme en rijke) landen; Statistische benadering van rijkste en armste landen Beperktheid metingsmethode via inkomen, HDI-index Lorenzcurve in arme en rijke landen, oorzaken verschillen Samenvatting
19
INKOMEN, GELD EN KOOPKRACHT
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur 19.1 Inflatie en consumentenprijsindex •
verklaren dat met behulp van het prijsindexcijfer de inflatie berekend kan worden en dit rekenkundig onderbouwen;
•
het verschil uitleggen tussen nominale en reële economische groei;
Berekeningsmethode CPI
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-50-
©ThiemeMeulenhoff 2010
Herhaling + uitbreiding nominaal en reëel inkomen Gevolgen inflatie koopkracht/ vermogensvorming/concurrentiepositie/ loon-prijsspiraal 19.2 Bestedings- en kosteninflatie Context noodzakelijk voor uitleg monetair beleid. Oorzaken Bestedingsinflatie (mn kredietverlening en rente) Oorzaken Kosteninflatie 19.3 Prijsrigiditeit en -flexibiliteit •
aan de hand van de geaggregeerde vraag en het geaggregeerde aanbod de relatie tussen de hoeveelheid goederen en diensten en het nationale prijsniveau bepalen en grafisch onderbouwen;
•
de gevolgen uitleggen van prijsrigiditeit op de korte termijn;
•
de gevolgen uitleggen van flexibele prijzen op de langere termijn;
Begrip prijsrigiditeit/prijsstarheid Oorzaken en gevolgen van prijsrigiditeit, vooral neerwaartse prijsrigiditeit op korte termijn Prijsflexibiliteit op langere termijn Grafische weergave 19.4
Geld, krediet en inflatie
SE chartaal geld van giraal geld onderscheiden; met voorbeelden uitleggen op welke wijze een commerciële bank door geldschepping zijn liquiditeitspositie kan veranderen en dit rekenkundig onderbouwen; CE de relatie tussen de geaggregeerde vraag en het prijsniveau uitleggen en de daaruit resulterende neutraliteit van geld uitleggen aan de hand van de Verkeersvergelijking van Fisher en deze relaties rekenkundig onderbouwen; Chartaal en giraal geld, geldhoeveelheid en secundaire liquiditeiten Geldschepping en liquiditeit/solvabiliteit bankwezen(ook berekeningen) en kredietcrisis Verkeersvergelijking Fisher, berekeningen Gevolgen geldschepping/-vernietiging op inflatie en reële productie 19.5 Monetair beleid uitleggen op welke wijze een Centrale Bank monetair beleid kan inzetten om de inflatie te beteugelen; Doel, taken en status ECB en DNB Eenvoudige uitleg Open markttransacties, Permanente faciliteiten, Reserveverplichtingen Samenvatting
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-51-
©ThiemeMeulenhoff 2010
20
EUROPA EN DE WERELD
Intro Context gerelateerd aan hoofdstukonderwerp, introductie van identificatiefiguur 20.1 Nederland internationaal •
uitleggen op welke manier internationale transacties geregistreerd worden op een betalingsbalans (lopende rekening en kapitaalrekening) en dit rekenkundig onderbouwen;
•
verklaren dat het loonniveau, de arbeidsproductiviteit en de inflatie invloed hebben op de internationale concurrentiepositie en daarmee op de betalingsbalans.
Open economie, exportquote, importquote, belangrijkste handelspartners Nederland wederuitvoer/ doorvoer; betalingsbalans Nederland, lopende rekening, financiële vermogensrekeningen, goud- en deviezentransacties. Oorzaken sterke internationale concurrentiepositie. 20.2 Protectie en vrijhandel Verplichte context: handelsliberalisatie De kandidaat kan keuzes en ruil analyseren die plaatsvinden op mondiaal niveau: de wereldhandel. Het openstellen van markten kan toegepast worden op de situatie op de wereldmarkt met enkele grote handelsblokken. Uitbreiding van vrijhandel kan gevolgen hebben voor consumenten(surplus) en producenten(surplus) en daarmee ook voor de omvang én verdeling van de mondiale welvaart. Importbelemmerende maatregelen zijn douanerechten of invoerrechten, importcontingenten of importquota, importverboden en overheidsvoorschriften op technisch of hygiënisch gebied. Exportbevorderende maatregelen zijn: exportsubsidies, belastingvoordelen voor exporterende bedrijven, financiering van handelsconsulaten en exportkredietgaranties; Nadelen van protectie, voordelen van vrijhandel, comparatieve kostenverschillen 20.3 Globalisering en handelsliberalisatie Vervolg verplichte context: handelsliberalisatie De kandidaat kan keuzes en ruil analyseren die plaatsvinden op mondiaal niveau: de wereldhandel. Het openstellen van markten kan toegepast worden op de situatie op de wereldmarkt met enkele grote handelsblokken. Uitbreiding van vrijhandel kan gevolgen hebben voor consumenten(surplus) en producenten(surplus) en daarmee ook voor de omvang én verdeling van de mondiale welvaart. Globalisering of mondialisering is de toenemende internationalisering van de maatschappij. oorzaken globalisering, handelsliberalisatie; kritiek op de toenemende liberalisering van wereldeconomie. beleid van internationale organen, World Trade Organization (WTO) en United Nations Organization 20.4 Europese integratie Verplichte context: Europese integratie De kandidaat kan met betrekking tot de gemeenschappelijke Europese markt (EU) analyseren dat het gevangenendilemma een rol speelt in transacties tussen lidstaten van de EU. Verdere uitbreiding van de EU met nieuwe lidstaten zal een steeds grotere druk leggen op de effectiviteit van de Europese besluitvorming. Samenwerking op basis van vertrouwen tussen lidstaten kan
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-52-
©ThiemeMeulenhoff 2010
negatieve externe effecten verkleinen of voorkomen en is daarmee essentieel om mogelijke welvaartsverliezen te beperken. Begrip en vormen van economische integratie Europese Unie(EU) streeft naar een Economische en Monetaire Unie (EMU). Kenmerken van de Europese economische unie, kenmerken van de Europese monetaire unie Europese Commissie, raad van Ministers, Europees parlement, Europese Hof van Justitie Europees parlement Regionalisering versus globalisering. 20.5 Wisselkoersen en stabiliteitspact •
uitleggen dat het aanbod van en de vraag naar valuta het gevolg is van internationale transacties en op welke manier deze geregistreerd worden op een betalingsbalans (lopende rekening en kapitaalrekening) en dit rekenkundig onderbouwen;
•
verklaren dat het aanbod van en de vraag naar een valuta de wisselkoers (prijs van een valuta) bepalen en rekenkundig onderbouwen;
•
uitleggen dat het aanbod van en de vraag naar valuta het gevolg is van internationale transacties en op welke manier deze geregistreerd worden op een betalingsbalans (lopende
•
rekening en kapitaalrekening) en dit rekenkundig onderbouwen;
•
verklaren dat het loonniveau, de arbeidsproductiviteit en de inflatie invloed hebben op de internationale concurrentiepositie en daarmee op de betalingsbalans en de wisselkoers.
•
uitleggen dat de geloofwaardigheid en zelfbinding van een Centrale Bank van belang zijn bij de keuze tussen vaste wisselkoersen, beperkt zwevende wisselkoersen en flexibele wisselkoersen.
Verplichte context: ECB en stabiliteitspact De kandidaat kan analyseren dat het rentebeleid van de Europese Centrale Bank (ECB) voor de landen die deelnemen aan de EMU een dempende invloed kan hebben op conjuncturele schommelingen. Het stabiliteitspact dat alle EMU-landen voorschrijft het overheidstekort te beperken onder de grens van 3% van het bruto binnenlands product, draagt bij aan een beleid van inflatiebeperking. Dit pact zou ook moeten bijdragen aan het beperken van conjuncturele schommelingen, door meer convergentie tussen de EMU-landen te realiseren. Ook kan de kandidaat analyseren dat in de Europese muntunie (EMU) de geloofwaardigheid en zelfbinding van de ECB belangrijk zijn bij het in stand houden van een monetaire unie. Individuele EMU-landen kunnen immers geen onafhankelijk wisselkoersbeleid voeren om situaties van laagconjunctuur en/of zwakke internationale concurrentiepositie te verbeteren. Flexibele of zwevende koersen, appreciatie, depreciatie, voordeel van een zwevende eurokoers, nadeel van zwevende wisselkoersen, oorzaken en gevolgen koersschommelingen Volstrekt vaste wisselkoersen, interveniëren, devaluatie, revaluatie, voordeel van volstrekt vaste wisselkoersen, nadeel van vaste wisselkoersen Beperkt zwevende koersen als eis voor toetreding EMU, EMU en Europese gevangenendilemma’s, divergentie en convergentie, stabilisatiepact, convergentiecriteria Samenvatting
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-53-
©ThiemeMeulenhoff 2010
9 Relatie vaardigheden Economie in Context en examenprogramma/syllabus havo Hier vindt u de beschrijving van de relatie tussen de vaardigheidseisen die in het examenprogramma Economie 2010 worden gesteld (Domein A) en de wijze waarop deze in de methode Economie in Context aan bod komen. De ingekaderde vaardigheden zijn ontleend aan het examenprogramma. Daaronder de verwerking in Economie in Context. 1. Informatievaardigheden De kandidaat kan in contexten: •
de benodigde informatie selecteren uit digitale en niet-digitale bronnen zoals tabellen, grafieken, cartoons en/of film- en televisiebeelden;
•
de betrouwbaarheid van de gehanteerde databronnen toelichten;
•
feiten van meningen onderscheiden;
•
gegeven bronnen beoordelen en in combinatie met hun economische kennis komen tot een oplossing van economische vraagstukken.
Structureel in Economie in Context: •
elke paragraaf inbrengen bronnenmateriaal in informatiedeel en structurele be-/verwerking in opdrachtenboeken of (web)werkboeken
•
in startopdracht een oordeel vragen over feiten; Wat vind jij? In startopdracht altijd en in verwerking van paragrafen soms een opiniërende vraag opnemen.
•
per hoofdstuk opnemen van enkele discussiepunten waarin (feiten en) meningen worden onderscheiden, belangen van diverse betrokkenen kunnen worden herkend en waarin relaties worden gelegd met omstandigheden en achtergronden. Nb: docent kan onderwerp vervolgens in de klas ter discussie stellen.
•
in elke verwerkingsparagraaf inbrengen van opdrachten waarin aandacht voor gevolgen, oorzaken en oplossingen
•
in (diagnostische) oefentoetsen in Op weg naar het examen (op website) door vragen te stellen over niet gerangschikte en deels overbodige informatiebronnen. (gericht op centraal examen)
•
om het andere hoofdstuk opnemen van een speciale statistiek- en schrijfopdracht. Statistiekvraag in paragraaf 5 van elk oneven hoofdstuk, schrijfopdracht in paragraaf 5 van elk even hoofdstuk
2. Rekenkundig en/of grafisch onderbouwen De kandidaat kan in contexten, mede met gebruikmaking van ICT / (grafische) rekenmachine: •
economische relaties toelichten met basisrekenvaardigheden;
•
economische relaties rekenkundig, statistisch en grafisch toelichten;
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-54-
©ThiemeMeulenhoff 2010
•
economische relaties toelichten met lineaire vergelijkingen;
•
berekende resultaten concretiseren naar hun economische betekenis;
•
informatie uit grafieken verklaren.
Structureel in Economie in Context: •
in elke werkboekparagraaf rekenopdrachten in context met andere vragen over de stofinhoud
•
in elk hoofdstuk in diverse opgaven aandacht voor verwerking of het zelf maken van tabellen en grafieken
•
statistiekopdracht, opgave 20 in elk oneven hoofdstuk, maar ook verwerking vanuit statistische bronnen in infodeel
•
lineair altijd in functies noteren en tekenen; krommen altijd vanuit cijfermatige gegevens en nooit vanuit kwadratische of derde graadsfuncties. Dit beperkt (helaas) de mogelijkheden voor verwerking.
3. Standpuntbepaling De kandidaat kan in contexten: •
de rol van de verschillende actoren beschrijven;
•
een eventuele botsing van belangen beschrijven;
•
oplossingen voor mogelijk ongewenste gedrag bepalen;
•
een standpunt bepalen;
•
economische kennis verhelderen met behulp van een betoog.
Structureel in Economie in Context: •
In onderwerpgerelateerde paragrafen aandacht voor bijvoorbeeld tegenstellingen werkgever/nemer, consument/producent, jongere/pensioengerechtigde, concurrerende bedrijven, collectieve dwang enz. Uitsluitend in verwerkingsopdrachten
•
Per hoofdstuk opnemen van enkele discussiepunten waarin (feiten en) meningen worden onderscheiden, belangen van diverse betrokkenen kunnen worden herkend en waarin relaties worden gelegd met omstandigheden en achtergronden. Nb: docent kan onderwerp vervolgens in de klas ter discussie stellen.
•
In startopdracht altijd om een oordeel vragen over feiten; Wat vind jij? In verwerking van paragrafen soms een opiniërende vraag opnemen.
•
Schrijfopdracht, opgave 20 in elk even hoofdstuk
4. Strategisch inzicht en experimenten zoals uitgewerkt in de SLO handreiking voor het schoolexamen economie: Economie moet je doen en in dat licht is het experimenteren en het doen van onderzoek een wezenlijk onderdeel van het schoolexamen. Experimenten kunnen de leerstof grijpbaar maken. Vraag- en aanbodcurves, concurrentie en consumenten- en producentensurplus zijn abstracte begrippen en wanneer toegepast in een experiment leidt dat tot strategisch inzicht. De kans is ook groter dat de stof langer beklijft wanneer de begrippen niet alleen figuren op papier of schoolbord blijven.
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-55-
©ThiemeMeulenhoff 2010
Structureel in Economie in Context: •
in speltheoretische vraagstukken in 14.4 en 14.5
•
op de website voor docenten diverse volledig uitgewerkte experimenten in Economie en context bij de paragrafen:
2.3 asymmetrische informatie 3.3 eigendomsrechten 4.2 moral hazard en adverse selection 6.3 Prijs en vraag Cola 8.5 lemon problem 10.2 Prijs en aanbod leerlingenklus 12.2 Kaartspel evenwichtsprijs/hoeveelheid 13.2 Minimum/maximumprijzen 13.4 Visquotering 14.4 Gevangenendilemma 14.5 Egoïstisch of altruïstisch? 15.1 Imperfecties in de marktwerking 16.3 Emissierechten 17.5 Maximumlonen (Balkenende-norm) 18.2 Ultimatum game 19.1 Invloed verwachte inflatie op consumentenbeslissingen 20.4 Internationale handel en de wisselkoers
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-56-
©ThiemeMeulenhoff 2010
10 Links Economie en Onderwijs www.allesovereconomie.nl
boordevol informatie voor de docent economie
http://www.cve.nl
officiële site van de Commissie voor examens
www.examenblad.nl
officiële site van de cve met informatie over de centrale examens
www.cito.nl,
testen, toetsen, schoolexamens, centrale examens
www.slo.nl,
het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling.
www.minocw.nl
ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap
www.examenbundel.nl
site boordevol examenopgaven, ook voor economie
www.examen.nl
algemene examensite
www.eindexamen.nu
Laks leerlingensite examens
http://examen.startpagina.nl
algemene examensite met links
www.havovwo.nl
examenopgaven economie
www.vecon.nl
vakvereniging van economieleraren, examenbesprekingen
www.kennisnet.nl www.docentenplein.nl Economische woordenboeken en begrippen www.cbs.nl/begrippen www.economischwoordenboek.nl www.economisch-woordenboek.nl www.economische-begrippen.nl www.xs4all.nl/~mkalk/register.htm www.economist.com/research/economics (engelstalig) Economie en organisaties www.abp.nl
Algemeen Burgerlijk pensioenfonds
www.aex.nl
Amsterdam Exchange Index.
www.fx.nl/banken
Alles over en links naar banken in Nederland
www.belastingdienst.nl
Alles over belastingen in Nederland
www.cbs.nl
Centraal Bureau voor de Statistiek
www.scp.nl
Sociaal en Cultureel Planbureau
www.cia.gov/worldfactbook
Central Intelligence Agency, gegevens over alle landen ter wereld
www.consumentenbond.nl
Site van de consumentenbond
www.cpb.nl
Centraal planbureau
www.dnb.nl
De Nederlandsche Bank
www.ecb.int
Europese centrale bank
www.oecd.org
Organization foreconomic co-orporation and development
www.eim.nl
Economisch instituut voor het midden en kleinbedrijf
http://europa.eu
Europese unie
http://heao.startkabel.nl
Alles over het Hoger Economisch en Administratief Onderwijs.
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-57-
©ThiemeMeulenhoff 2010
www.ilo.org
International Labour Organization
www.imf.org
Internationaal Monetair Fonds
www.independer.nl
Vergelijkingssite financiële sector
http://kranten.startpagina.nl
Op zoek naar kranten in Nederland
www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse zaken en ontwikkelingssamenwerking
www.minez.nl
Ministerie van Economische zaken
www.minfin.nl
Ministerie van Financiën
www.minszw.nl
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
www.minvrom.nl
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieu
www.mvonederland.nl
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
www.nibud.nl
Nationaal instituut voor budgetvoorlichting
www.nma.nl
Nederlandse mededingingsautoriteit
www.opta.nl
Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit
www.overheidslinks.nl
Links naar talloze overheidsorganen
http://politiek.startpagina.nl
Links naar politieke partijen in Nederland
www.postbus51.nl
Informatie over en links naar talloze overheidsorganen
www.ser.nl
Sociaal Economische Raad
www.un.org
Verenigde Naties
http://vakbond.startpagina.nl Alles over en links naar werknemersorganisaties in Nederland www.werk.nl
Alles over de arbeidsmarkt in Nederland (UWV-WERKbedrijf)
www.worldbank.org
Wereldbank
www.wto.org
World Trade Organization
Docentenhandleiding Economie in Context HAVO
-58-
©ThiemeMeulenhoff 2010