ICT-coach ONDERZOEK
DETECTIE ICT-NODEN IN SECTOR VOEDINGSDETAILHANDEL
KATHO februari 2012
Promotor: Unizo Copromotor: Boerenbond
INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE
1
WOORD VOORAF
8
SAMENVATTING
10
1
ALGEMEEN THEORETISCH KADER
15
1.1
Achtergrond en doelstellingen
15
1.2
Methodologische aanpak
17
1.3
Onderzoeksopzet
20
1.3.1
ICT binnen Vlaamse bedrijven
20
1.3.1.1
Inleiding
20
1.3.1.2
Begrippen
21
1.3.1.2.1
Micro-ondernemingen
21
1.3.1.2.2
Informatie- en communicatietechnologie
21
1.3.1.2.3
Informatisering
22
1.3.1.2.4
Automatisering
22
1.3.2
ICT binnen de sectoren
23
1.3.2.1
Land- en tuinbouw
23
1.3.2.2
Vrije beroepen
23
1.3.2.3
Voedingsdetailhandel en toeleveranciers in AGF
23
1.4
Maturiteitsmodel
1.4.1
Het Business-IT Alignment Paradigma
25
1.4.2
De Methodiek van Maturiteitsmodellen
26
1.4.3
De Bizz-maturiteitsmatrix - Business-maturiteitsgraad
29
1.4.4
De IT-maturiteitsmatrix - graad van IT-ondersteuning
32
1.4.5
Relatie tussen de Bizz-maturiteit en de IT-maturiteit
35
1.5
Vooronderzoek
1.5.1
Inzicht in de bedrijfsprocessen
38
1.5.1.1
Land- en tuinbouw
38
1.5.1.2
Vrije beroepen
38
1.5.1.3
Voedingsdetailhandel
38
1.5.2
Graad van IT-ondersteuning
39
1.5.2.1
Land- en tuinbouw
39
1.5.2.2
Vrije beroepen
39
1.5.2.3
Voedingsdetailhandel (slagers)
39
1.6
Hypothesen
41
1.7
Onderzoeksscenario methodologische verantwoording kwalitatief onderzoek
43
1.7.1
Keuze kwalitatief-interpretatief onderzoek
43
1.7.2
De onderzoeksprocedure
44
1.7.2.1
Het onderzoeksverloop
44
25
36
1.7.3
Dataverwerking
48
1.7.3.1
Transcriptie
49
1.7.3.2
Coderen
49
1.7.3.3
Verticale analyse
50
1.7.3.4
Horizontale analyse
51
1.7.4
Methodologische kwaliteit van onderzoeksprocedure
51
1.7.4.1
Betrouwbaarheid
52
1.7.4.1.1
Interne betrouwbaarheid
52
1.7.4.1.2
Externe betrouwbaarheid
52
1.7.4.2
Validiteit
53
1.7.4.2.1
Interne validiteit
53
1.7.4.2.2
Externe validiteit
54
2
KWANTITATIEF ONDERZOEK
55
2.1
Acties
2.1.1
Bakkers
56
2.1.2
Slagers
56
2.1.3
Toeleveranciers in aardappelen, groenten en fruit
57
2.2
Resultaten kwantitatief onderzoek bakkers
2.2.1
Kwantitatief rapport bakkers
57
2.2.1.1
Profiel van de respondenten
59
2.2.1.2
Hypothesen
63
2.2.1.3
Bedrijfsdoelstellingen
64
55
57
2.2.1.3.1
Toegepaste antwoordmogelijkheden
64
2.2.1.3.2
Belang van bedrijfsdoelstellingen
65
2.2.1.3.3
Bespreking van de diverse bedrijfsdoelstellingen
66
2.2.1.4
Organisatiestructuur
73
2.2.1.4.1
Toegepaste antwoordmogelijkheden
73
2.2.1.4.2
Belang
74
2.2.1.5
Maturiteitsanalyse
75
2.2.1.5.1
Maturiteitsniveau van de administratieve bedrijfsprocessen
75
2.2.1.5.2
Maturiteitsniveau van de bedrijfsprocessen op de werkvloer
115
2.2.1.6
Concrete ondersteuning door informatie- en communicatietechnologie
128
2.2.1.6.1
Internet
128
2.2.1.6.2
Website
130
2.2.1.6.3
E-commerce
131
2.2.1.6.4
Alternatieven voor back-up
133
2.2.1.6.5
Softwarepakketten
134
2.2.1.7
Conclusies
136
2.2.1.7.1
Analyse van de bedrijfsprocessen in relatie met IT-ondersteuning
136
2.2.1.7.2
Mogelijke adviserende taken voor de ICT-coaches
139
2.2.1.7.3
Hypothesen
142
2.2.1.8
Lijst tabellen
144
2.2.1.9
Lijst figuren
148
3
KWALITATIEF ONDERZOEK VOEDINGSDETAILHANDEL EN TOELEVERANCIERS IN AGF
152
3.1
Kwalitatief onderzoek voedingsdetailhandel (bakkers, slagers)
3.1.1
Bedrijfsdoelen
153
3.1.1.1
Klanten- en productenbeheer
153
3.1.1.2
Investeringsbeleid
153
3.1.2
Bedrijfsstrategie
154
3.1.3
Organisatiestructuur
154
3.1.4
Administratieve bedrijfsprocessen
155
3.1.4.1
Aankoopbeheer
155
3.1.4.2
Boekhouding
155
3.1.4.3
Facturatie
156
3.1.4.4
Loonadministratie
156
3.1.4.5
Planning van bereidingen – productieplanning
156
3.1.4.6
Dienst na verkoop
157
3.1.4.7
Distributie (verzending)
158
3.1.4.8
Magazijnbeheer/stockbeheer
158
3.1.4.9
Marketing (folders, promoties, flyers, acties)
159
153
3.1.4.10 Verkoopbeheer (verkoop aan consument)
159
3.1.5
Bedrijfsprocessen op de werkvloer
159
3.1.5.1
Koppeling tussen bestellingen en berekening ingrediënten
160
3.1.5.2
Prijsberekening
160
3.1.5.3
Producten van etiketten voorzien
160
3.1.6
Concrete ondersteuning door ICT
161
3.1.6.1
Website
161
3.1.6.2
E-commerce
161
3.1.6.3
Back-up
161
3.1.6.4
Softwarepakketten en sectorspecifieke pakketten
162
3.2
Kwalitatief onderzoek toeleveranciers aardappelen, groenten en fruit
3.2.1
Bedrijfsdoelen
163
3.2.1.1
Klanten- en productenbeheer
163
3.2.1.2
Investeringsbeleid
164
3.2.1.3
Personeelsbeleid
164
3.2.2
Organisatiestructuur
164
3.2.3
Administratieve bedrijfsprocessen
165
3.2.3.1
Aankoopbeheer
165
3.2.3.2
Boekhouding
165
3.2.3.3
Facturatie
166
3.2.3.4
Loonadministratie
166
3.2.3.5
Plannen van bereidingen/productieplanning
166
3.2.3.6
Dienst na verkoop
167
3.2.3.7
Distributie (verzending)
167
3.2.3.8
Magazijnbeheer/stockbeheer
168
3.2.3.9
Marketing
168
163
3.2.3.10 Verkoopbeheer
168
3.2.4
Bedrijfsprocessen op de werkvloer
169
3.2.4.1
Koppeling van weegschaal aan voorraadbeheer
169
3.2.4.2
Producten van etiketten voorzien
169
3.2.5
Diensten
169
3.2.6
Verkooppunten
170
3.2.7
Graad van ondersteuning door IT
171
3.2.7.1
Website
171
3.2.7.2
E-commerce
171
3.2.7.3
Softwarepakketten
172
3.2.7.4
Sectorspecifieke pakketten
172
BIBLIOGRAFIE
173
Artikels, boeken, studies
173
Elektronisch materiaal
175
BIJLAGEN
177
WOORD VOORAF
Dit sectoraal rapport is een onderdeel van het ICT-coachproject. Het ICT-coachproject omvat de detectie van ICT-noden en het aanreiken van haalbare oplossingen in land- en tuinbouw, voedingsdetailhandel (en toeleveranciers in AGF1) en ondersteunende vrije beroepen, meer bepaald voor die Vlaamse KMO’s met tien of minder werknemers. Dit sectoraal rapport geeft enerzijds de situering van het ICT-coachproject weer, anderzijds komen de resultaten van het kwantitatief en kwalitatief onderzoek binnen de sector voedingsdetailhandel aan bod, meer bepaald voor bakkers. Wegens een te beperkte reactie van de andere doelgroepen binnen deze hoofdsector, namelijk slagers en toeleveranciers in aardappelen, groenten en fruit, is er geen kwantitatief rapport opgesteld voor deze deelsectoren maar werden de gegevens behaald uit diepte-interviews opgemaakt in de vorm van een kwalitatief onderzoek. Achtergrond, doelstellingen, methodologische aanpak en onderzoeksopzet van dit ICT-coachproject zijn terug te vinden in hoofdstuk één (Algemeen theoretisch kader). De conclusies geldend voor de bakkerijsector zijn terug te vinden in hoofdstuk twee (Kwantitatief onderzoek/Conclusies). De resultaten van het kwantitatief en kwalitatief onderzoek voor deze sector bevinden zich in de hoofdstukken twee en drie.
1
AGF: Aardappelen, groenten en fruit.
Met genoegen presenteert KATHO, Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen, dit rapport, Karen Desmet Karel Moestermans Delphine Nonckele Hendrik Van Steenkiste
Met medewerking van Ann-Sophie Deloof, Valérie Rits, Lara Simons, Lien Vanassche
SAMENVATTING Dit onderzoek heeft als doel het opsporen van de ICT-noden in de voedingsdetailhandel en bij toeleveranciers in AGF, en in een ruimer kader haalbare oplossingen aan te bieden. Uit voorafgaande kwalitatieve gesprekken blijkt dat de wensen en behoeften op het vlak van ICT binnen de sector van de voedingsdetailhandel in die mate verschillend zijn dat een opdeling in deelsectoren noodzakelijk is. Het onderzoek is toegespitst op de deelgroepen bakkers, slagers en toeleveranciers in aardappelen, groenten en fruit (AGF). De beoogde gegevens zijn op een uitgebreide methodologische manier verzameld, gaande van een voorafgaande literatuurstudie, een inleidend kwalitatief vooronderzoek zoals verkennende gesprekken en focusgroepen, een doorgedreven kwantitatief onderzoek via een online enquête, aangevuld met een diepgaand kwalitatief onderzoek in de vorm van diepte-interviews. Er werd een apart kwantitatief en kwalitatief rapport opgemaakt voor de bakkerijsector. De verwerking van de gegevens zowel in het kwantitatief als in het kwalitatief onderzoek is gebaseerd op het maturiteitsprincipe. Er wordt zowel de maturiteit qua inzicht, efficiëntie en effectiviteit van de administratieve bedrijfsprocessen als de maturiteit op het vlak van informatisering en automatisering van respectievelijk de belangrijkste administratieve bedrijfsprocessen en de bedrijfsprocessen op de werkvloer nagegaan. Aangezien de online enquête bestemd voor slagers en toeleveranciers in AGF een te lage respons opleverde die niet leidde tot een significant en representatief beeld, is er geopteerd om een beeld te schetsen van hun problematiek a.h.v. de gegevens behaald uit de diepte-interviews. Hieronder wordt het verloop van het onderzoek geschetst voor de bakkerijsector: Indien tijdens het kwantitatief onderzoek blijkt dat een administratief bedrijfsproces bij 60% of meer van de respondenten voldoende matuur is qua inzicht, efficiëntie en effectiviteit, wordt de correlatie met de mate van informatisering verder geanalyseerd. Wanneer dit percentage niet wordt behaald, wordt aangenomen dat globaal gezien de processen nog dienen op punt gesteld te worden. Tijdens het onderzoek werd in dit geval dan ook niet verder ingegaan op de relatie met de mate van informatisering.
Bij de analyse van de bedrijfsprocessen op de werkvloer wordt er uitgegaan van een causaal verband tussen (de graad van) inzicht, efficiëntie, effectiviteit en (de graad van) automatisering van deze bedrijfsprocessen. De maturiteitsgraad van dergelijke processen wordt immers bepaald door de mate waarin zij geautomatiseerd zijn. Bijgevolg worden deze processen meteen nader bekeken naar de mate van automatisering. Bij bedrijfsprocessen die bij 60% of meer van de respondenten gedeeltelijk tot volledig geautomatiseerd zijn wordt verondersteld dat de IT-maturiteitsgraad voldoende hoog is. In het kwantitatief rapport zijn de administratieve bedrijfsprocessen aankoopbeheer, boekhouding, facturatie, loonadministratie, planning van bereidingen/productieplanning, dienst na verkoop, distributie (verzending), magazijnbeheer/stockbeheer, marketing, e-marketing, secretariaat en verkoopbeheer besproken. De behandelde bedrijfsprocessen op de werkvloer betreffen de koppeling tussen bestellingen en berekening van ingrediënten, koppeling van weegschaal aan voorraadbeheer, koppeling van kassa aan voorraadbeheer, prijsberekening, vacuüm verpakt voedsel van datum voorzien en producten van etiketten voorzien. Per specifiek administratief bedrijfsproces wordt ook de mate van informatisering getoetst aan de opleiding van de zaakvoerder en de grootte van de onderneming. De mate waarin de bedrijfsprocessen op de werkvloer geautomatiseerd zijn wordt ook afgetoetst aan de grootte van de onderneming. Afhankelijk van het concrete bedrijfsproces zijn de business-maturiteitsgraad (inzicht, efficiëntie en effectiviteit) en de IT-maturiteitsgraad al dan niet voldoende en worden de vooropgestelde hypothesen al dan niet bevestigd. Op basis van de vastgestelde maturiteit wordt er bedrijfsproces aangegeven of er al dan niet een concrete taak voor de ICT-coaches is weggelegd. Het ICTcoachproject is een gesubsidieerd EFRO-project waarbij Europa de actoren in de voedingsketen een gratis instrument aanreikt om zelf de ICT-noden in de sector te definiëren en problemen op te lossen. Hiervoor is er nu het advies van de ICT-coach, waarbij de dienstverlening ondermeer bestaat uit eerstelijnsadvies, advies op maat aan de hand van een voorafgaande audit in het bedrijf en trajectbegeleiding. (UNIZO, 2011)
Aan de hand van diepgaande, semi-gestructureerde diepte-interviews bij enkele bakkers worden voor bepaalde bedrijfsprocessen veeleer algemene conclusies opgemaakt die gestaafd worden met concrete citaten van de respondenten. Het onderzoek wordt bovendien uitgebreid met bijhorende aanvullende thema’s zoals bedrijfsdoelstellingen, organisatiestructuur en specifieke ICTondersteuningen zoals website, internetgebruik, E-commerce, back-up van gegevens, softwarepakketten en sectorspecifieke pakketten. Hieronder staan de belangrijkste conclusies vermeld voor de bakkerijsector. Er zijn enkele administratieve bedrijfsprocessen waar bij meer dan 60% van de respondenten zowel de business-maturiteit als de IT-maturiteit voldoende hoog zijn, maar er zijn ongeveer even veel administratieve bedrijfsprocessen waar bij meer dan 60% van de respondenten de business-maturiteit voldoende hoog is, maar waarbij de IT-maturiteit van deze bedrijfsprocessen onvoldoende blijkt en nood heeft aan consultancy voor ICT-ondersteuning, mogelijk door de ICT-coach. Bij twee administratieve bedrijfsprocessen (dienst na verkoop en e-marketing) is eerst nood aan business consultancy, vooraleer de informatisering kan aangepakt worden aangezien de maturiteit qua inzicht, efficiëntie en effectiviteit van deze bedrijfsprocessen onvoldoende groot is. Bij alle onderzochte bedrijfsprocessen op de werkvloer is de IT-maturiteit onvoldoende hoog en is er nood aan consultancy voor ICT-ondersteuning dat gerealiseerd kan worden door de ICT-coach.
Per bedrijfsproces wordt er ook getoetst of de vooropgestelde hypothesen al dan niet bevestigd worden. Hypothese 1 ‘Hoe meer inzicht in, efficiëntie en effectiviteit van de nodige administratieve bedrijfsprocessen, hoe meer deze bedrijfsprocessen ondersteund worden door informatisering’ wordt bij het merendeel van de administratieve bedrijfsprocessen bevestigd.
Hypothese 2 ‘Hoe groter het aantal verkooppunten, hoe groter de mate van volledige informatisering van de administratieve bedrijfsprocessen’ wordt bij het merendeel van de administratieve bedrijfsprocessen bevestigd. Hypothese 3 ‘Hoe hoger de opleiding van de bakker, hoe hoger de mate van volledige informatisering van de administratieve bedrijfsprocessen’ wordt hoofdzakelijk niet bevestigd. De bedrijfsprocessen op de werkvloer bevestigen hypothese 4 ‘Hoe groter het aantal verkooppunten, hoe groter de mate van volledige automatisering van de bedrijfsprocessen op de werkvloer’ vooral in tegengestelde zin. Aangezien de respons van slagers en toeleveranciers van AGF onvoldoende bleek om een significant en representatief beeld van deze sector weer te geven, werd er geopteerd om aan de hand van enkele diepgaande, semi-gestructureerde diepte-interviews een beeld te vormen. Er worden veeleer algemene conclusies opgemaakt die aangetoond worden met concrete citaten van de respondenten. De kwalitatieve bevindingen die volgen uit een aantal diepte-interviews met bakkers en slagers zijn samengenomen aangezien zij allebei deelsectoren zijn van de voedingsdetailhandel en er op deze manier een globaler beeld van de sector kan gevormd worden. Hieronder staan enkele voorbeelden: Zowel uit het kwantitatief als kwalitatief onderzoek blijkt dat de respondenten belang hechten aan bepaalde bedrijfsdoelstellingen zoals het behalen van een kwaliteitslabel (klanten- en productenbeheer) en het investeren in nieuwe machines (investeringsbeleid). Aan de hand van kwalitatieve citaten kan er vastgesteld worden dat de respondenten hun bedrijfsstrategie vaak niet kunnen formuleren en er weinig aandacht aan schenken. Uit het kwantitatief onderzoek blijkt een hogere business-maturiteit van de boekhouding en loonadministratie. Het kwalitatief onderzoek bevestigt dat een mogelijke reden voor deze hoge maturiteitsgraad de grotere mate van uitbesteding kan zijn van (een deel van) dit proces aan respectievelijk een externe boekhouder of een sociaal secretariaat.
De business-maturiteit van de planning van bereidingen of productieplanning blijkt volgens de kwantitatieve gegevens voldoende groot te zijn, maar de mate van informatisering is beperkter. Dit wordt ook bevestigd door citaten komende uit diepte-interviews. De administratieve bedrijfsprocessen dienst na verkoop en distributie (verzending) zijn volgens de kwantitatieve én kwalitatieve respons bij veeleer een groot deel van de respondenten niet van toepassing. De meeste respondenten houden hun stock/voorraad bij op ‘zicht’ en niet op een geïnformatiseerde manier. Dit wordt zowel bevestigd door de online enquête als de diepte-interviews. Uit het kwalitatief onderzoek volgt dat alle bedrijfsprocessen op de werkvloer in mindere mate geautomatiseerd zijn. Dit wordt ondermeer bevestigd tijdens de diepte-interviews voor het koppelen van de bestellingen aan de berekening van de ingrediënten en prijsberekening. Enkele kwalitatieve bevindingen volgend uit een beperkt aantal diepte-interviews met toeleveranciers in AGF zijn bijvoorbeeld: Het bekomen van een kwaliteitslabel kan belangrijk zijn bij de verkoop aan supermarkten omdat die zich op hun beurt trachten te profileren als een kwaliteitsvolle zaak naar hun klanten toe. Hierbij is het ook belangrijk bij te houden van wat aan wie werd geleverd ten voordele van de tracering van de producten. Hogere arbeidskosten kunnen er toe leiden dat zij opteren om minder met vast personeel te werken en meer met seizoenarbeiders. Het werk plannen is soms moeilijk en moet flexibel kunnen verlopen. De respondenten maken gebruik van een externe boekhouder en een eigen boekhoudpakket en de loonadministratie gebeurt met behulp van het sociaal secretariaat.
1
ALGEMEEN THEORETISCH KADER
Dit hoofdstuk bevat het theoretisch kader voor alle vooropgestelde sectoren: land- en tuinbouw, voedingsdetailhandel en ondersteunende vrije beroepen.
1.1
Achtergrond en doelstellingen
Het rapport vormt de neerslag van het onderzoekswerk dat werd verricht in het kader van het ICT-coachproject. De centrale onderzoeksobjecten van dit ICT-coachproject betreffen de detectie van ICT-noden en het aanreiken van haalbare oplossingen in de voedingsketen, meer bepaald voor die Vlaamse KMO’s met tien of minder werknemers die zich in de sectoren land- en tuinbouw, voedingsdetailhandel en ondersteunende vrije beroepen bevinden. Het ICT-coachproject is een vervolgtraject op het in 2007 uitgevoerde Digimo-project. Aan de hand van dit project werd algemeen geconstateerd dat hoewel micro-ondernemingen (die tien of minder werknemers in dienst hebben) een vitaal onderdeel uitmaken van de Vlaamse economie, zij in mindere mate ICT bezitten en hiervan minder gebruik maken in hun bedrijfsactiviteiten. (KMO-IT & VUB, 2007, p. 179-180) Deze micro-ondernemingen beschikken in grote mate over basishardware (computers, faxtoestellen, internetverbindingen …) en basissoftware (tekstverwerking, rekenbladen). Gevorderde apparaten en software zoals barcodescanners en programma’s zoals inkoop- en voorraadbeheer, financiële administratie en elektronisch klantenbeheer worden minder gebruikt. (KMO-IT & VUB, 2007, p. 86-90) 2
Ook andere recente studies bevestigen dat Vlaamse KMO’s niet altijd gebruik maken van alle beschikbare technologische hulpmiddelen. Deze KMO’s worden niet altijd optimaal door ICT ondersteund, waardoor hun bedrijfsprocessen soms op een minder efficiënte manier geleid worden.
2
Smart Business Strategies, mei 2009, KMO Special; UNIZO, juni 2010, E-commerce bij de KMO; KMO-IT, 2007, Kijk op de sector ’07- distributie; KMO-IT, 2007, Kijk op de sector ’07- architectenbureaus; KMO-IT & VUB, 2007, Digitale Hefbomen voor Innovatie bij Micro-ondernemingen (DIGIMO).
15 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
De resultaten van het Digimo-project leidden tot het opstarten van het ICT-coachproject in opdracht van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, EFRO. Een stuurgroep volgde het project op. Deze stuurgroep bestond uit de promotoren UNIZO, KATHO en Boerenbond. In het ICT-coachproject staan drie doelstellingen centraal: - Individuele begeleiding op maat uitvoeren zoals individuele trajectbegeleiding en adviseren van starters; - Sectorale begeleiding met inbegrip van inhoudelijke en communicatieve invulling van sectorale werkgroepen3, detectie van de ICT-behoeften per sector (land- en tuinbouw, voedingsdetailhandel en ondersteunende vrije beroepen), sectoraal aanpassen van de audit-tool4, toelichten van bestaande applicaties op basis van de geconstateerde noden; - Informeren en sensibiliseren aan de hand van informatieve roadshows, kennisdatabank en een publieke website. In het kader van de tweede projectdoelstelling poogt dit onderzoeksrapport een antwoord te bieden op de sectorale detectie van de ICT-noden (land- en tuinbouw, voedingsdetailhandel en ondersteunende vrije beroepen) bij Vlaamse ondernemers die tien of minder werknemers in dienst hebben.
3
Wegens gebrek aan interactie in de werkgroep, zijn de verdere besprekingen parallel gevoerd met de sectorale verantwoordelijken.
4
Deze tool is voor KMO-IT een hulpmiddel bij het afnemen van audits.
16 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.2
Methodologische aanpak
De toegepaste onderzoeksmethodologie is gebaseerd op het triangulatieprincipe. Dit principe combineert verschillende onderzoeksmethoden, waarbij de ene techniek aangevuld wordt door de sterkte van de andere. (Kelchtermans, 1998, p. 3) In dit onderzoek wordt er een combinatie gemaakt van een kwalitatief en een kwantitatief onderzoek. Beide onderzoekstechnieken worden verder uitvoerig besproken. Het sectoraal onderzoek is in de eerste fase gestart met een literatuurstudie van al eerder gevoerde onderzoeken naar de toepassing en het gebruik van ICT binnen de Vlaamse bedrijven. Deze literatuurstudie had als doel inzicht te verwerven in het gebruik van ICT door Vlaamse KMO’s. In een tweede fase werden onder de vorm van een inleidend kwalitatief vooronderzoek verkennende gesprekken en een focusgroep per hoofdsector georganiseerd (land- en tuinbouw, voedingsdetailhandel en ondersteunende vrije beroepen). De verkennende gesprekken werden semi-gestructureerd uitgevoerd aan de hand van een vooropgestelde vragenlijst, zonder daarbij de aandacht te verliezen voor andere bemerkingen van de respondent over het onderwerp. Hetzelfde patroon werd toegepast bij de focusgroepen, waarbij een beperkt aantal ondernemers per hoofdsector werd samengebracht om samen het onderwerp te bespreken. Tijdens een focusgroepgesprek probeert men veeleer ‘moeilijke’ informatie te verzamelen, bijvoorbeeld motiveringen die de respondent moeilijk onder woorden kan brengen of waarover bij voorkeur niet wordt gesproken. Het gesprek verloopt aan de hand van een nietgestructureerde vragenlijst, een opsomming van aandachtspunten, maar waarvan de moderator kan afwijken. (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2010, p. 94-95) De vaststellingen hieruit zorgden voor een verdere opsplitsing van de hoofdsectoren in specifieke deelsectoren. In een derde fase werd er een kwantitatief onderzoek georganiseerd door het verspreiden van een grootschalige online enquête binnen Vlaanderen. Hierdoor kon een groot aantal respondenten worden ondervraagd en cijfermatig inzicht verkregen om op die manier procentuele verhoudingen te kunnen weergeven. (Rightmarktonderzoek, s.d., Internet) 17 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
Er werd gekozen voor een online bevraging omwille van de snellere verzameling van de gegevens, de gebruiksvriendelijkheid en het eenvoudig invullen van de vragenlijsten en de efficiëntere verwerking van de gegevens. (De Laet & Toye, 2010, p. 124) De respondent kon ook zelf bepalen wanneer aan het onderzoek deel te nemen. (Rightmarktonderzoek, s.d., Internet) De vragenlijst was op elk moment beschikbaar (24u/24u, 7dagen/7dagen). De respondenten werden per mail op de hoogte gebracht van de websurvey. In deze mail werden de achtergrond en het doel van het onderzoek toegelicht en was een link opgenomen naar een internetpagina. Om de deelnemers extra te motiveren, hadden ze de kans een incentive te winnen. Op deze manier werd er een fractie van de doelgroep niet aangesproken, namelijk de ondernemers die nog niet over een computer beschikken of geen internetverbinding hebben. Enerzijds bleek uit voorgaand Digimo-project dat micro-ondernemingen in grote mate gebruik maken van basishardware en basissoftware. (KMO-IT & VUB, 2007, p. 86-90) Anderzijds blijkt uit cijfers van de jaarlijkse enquête afgenomen door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie bij ondernemingen van het Vlaamse Gewest die 5 tot 9 werknemers hebben in 2009 dat: -
97% een computer gebruikt;
-
96% een internetaansluiting heeft;
-
64% een eigen website of homepage heeft;
-
56% het Internet voor contact met de overheid gebruikt;
-
13% online bestellingen ontvangt.
Om een zo groot mogelijke respons te behalen, werden diverse sectororganisaties ingeschakeld, zodat zoveel mogelijk respondenten bereikt konden worden.
18 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
De resultaten van de enquêtes werden in een vierde fase verder uitgediept in een kwalitatief onderzoek door het voeren van diepte-interviews per deelsector. Door dit face-to-face kwalitatief onderzoek had de interviewer de kans om via enkele vooropgestelde aandachtspunten dieper in te gaan op de onderliggende motivaties en attitudes van de respondenten. (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2010, p. 94) Dit kwalitatief onderzoek werd ook als een verdiepende en complementaire fase gebruikt, waarbij de resultaten van het kwantitatief onderzoek verder onderzocht werden. (Kelchtermans, 1998, p. 10) Alle gegevens per interview werden geïnterpreteerd en vergeleken met de andere diepte-interviews binnen dezelfde deelsector zodat meer algemene scenario’s werden verkregen. (Kelchtermans, 1998, p. 5) Concreet werd elk interview getranscribeerd. Elk interview onderging een beschrijvende codering, een interpretatieve codering en een verticale analyse. Nadien werd er een horizontale analyse uitgevoerd op alle interviews. Tijdens de gesprekken werden ook specifieke citaten genoteerd die een meerwaarde betekenden bij de uiteindelijke verwerking van alle gegevens.
19 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.3
Onderzoeksopzet
1.3.1
ICT binnen Vlaamse bedrijven
1.3.1.1 Inleiding Literatuurstudie benadrukte de vele, maar vaak ook nog niet toegepaste mogelijkheden van ICT-ondersteuning en gaf een algemene kijk op de mate waarin de Vlaamse KMO’s gebruik maken van ICT. Meermaals werd geconcludeerd dat Vlaamse (micro)ondernemingen vaak te weinig hun bedrijfsprocessen informatiseren en automatiseren. Vanuit diverse organisaties zijn verschillende publicaties verschenen over het gebruik van ICT. Dat benadrukt de interesse in dit onderzoeksobject. Ook al zijn niet alle studies toegespitst op de specifieke doelgroep van ICT-coach en variëren de bestudeerde bedrijven ook vaak in grootte of sector, toch vormen deze statistische en kwalitatieve bronnen een goede basis om enerzijds een algemeen beeld en anderzijds een meer sectorspecifiek beeld van de ICTproblematiek te schetsen.
20 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.3.1.2 Begrippen 1.3.1.2.1
Micro-ondernemingen
Deze micro-ondernemingen stellen maximaal tien werknemers te werk en hebben een omzet van ≤ 2 miljoen euro. (KMO-IT & VUB, 2007, p. 21) De betrokken KMO’s zijn gevestigd op Vlaams grondgebied en zijn elk op hun wijze betrokken bij de voedingsketen (productie, verwerking, distributie en ondersteuning). Ze beschikken over maximaal tien werknemers (er wordt geen rekening gehouden met tijdelijke krachten). De term ‘onderneming’ omvat in dit rapport alle sectoren (land- en tuinbouw, voedingsdetailhandel (en toeleveranciers in AGF) en ondersteunende vrije beroepen).
1.3.1.2.2
Informatie- en communicatietechnologie
In deze studie wordt informatie- en communicatietechnologie gezien als alle technologische hulpmiddelen die de bedrijfswerking van micro-ondernemingen efficiënter en effectiever laat verlopen. (KMO-IT & VUB, 2007, p. 21-22) “Informatie- en communicatietechnologie (ICT) is een vakgebied dat zich met informatiesystemen, telecommunicatie, Internet en computers bezighoudt. Hieronder valt het ontwikkelen en beheren van systemen, netwerken, databanken en websites. Ook het onderhouden van computers en programmatuur en het schrijven van administratieve software valt hieronder.” (Wikipedia, s.d., Internet)
21 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.3.1.2.3
Informatisering
Informatisering is “het inzetten van middelen uit de informatie- en communicatietechnologie door middel van computers voor uitvoering van processen.” (Encyclo, s.d., Internet) Bij de interpretatie van dit begrip wordt in dit project de informatisering van administratieve bedrijfsprocessen vooropgesteld.
1.3.1.2.4
Automatisering
Automatisering is “het vervangen van menselijke arbeid door machines of computers en computerprogramma's. De drijfveer is economisch: de som van arbeid en grondstofverbruik is na automatisering kleiner dan daarvoor.” (Wikipedia, s.d., Internet) Bij de interpretatie van dit begrip wordt in dit project de automatisering van bedrijfsprocessen op de werkvloer vooropgesteld.
22 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.3.2
ICT binnen de sectoren
1.3.2.1 Land- en tuinbouw Deze informatie is terug te vinden in het aparte rapport van de land- en tuinbouw opgemaakt in het kader van het ICT-coachproject.
1.3.2.2 Vrije beroepen Deze informatie is terug te vinden in het aparte rapport van de vrije beroepen opgemaakt in het kader van het ICT-coachproject.
1.3.2.3 Voedingsdetailhandel en toeleveranciers in AGF Het bezit en gebruik van hardware en internetverbindingen liggen bij bakkers en slagers in dezelfde lijn. (KMO-IT & VUB, 2007, p. 106, 109, 110, 113, 115) De meeste bakkerijen en slagerijen hebben wel een computer in hun onderneming (+/- 70%), maar gebruiken zeer weinig gevorderde apparaten zoals barcodescanners door het ambachtelijke karakter (beperkt aanbod van producten, bovendien zelf bereid) (+/-8% bij slagers). Bij slagers ligt de koppeling van kassa of weegschaal met de computer relatief laag (+/- 40%). Het aantal internetverbindingen ligt bij beide deelsectoren zeer hoog (+/-90%), maar het gebruik van Internet voor bedrijfsdoelstellingen ligt dan weer een stuk lager. Het plaatsen van bestellingen bij hun leverancier (+/- 50% bij bakkers en 37% bij slagers) en het opnemen van bestellingen van klanten (+/- 26% bij bakkers en 30% bij slagers) via de computer gebeurt minder. Ongeveer 20% van de bakkers en slagers heeft een eigen website. Door het zeer lokaal publiek is een website vaak overbodig. Ongeveer 63% van de bakkers en 55% van de slagers heeft een e-mailadres voor professioneel gebruik.
23 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
Bakkers maken veel gebruik van de basissoftware, bij slagers maakt ongeveer 80% gebruik van software voor tekstverwerking. Gevorderde software (inkoop- en voorraadbeheer, klantenbeheer) wordt zowel bij bakker als slager veel minder gebruikt. Online bankieren wordt door +/- 85% van de bakkers en slagers gedaan. Uit het onderzoek ‘Kijk op de sector ‘07’, uitgevoerd door KMO-IT in 2007 bij tien kleine en/of middelgrote ondernemingen (5-400 werknemers) uit de Vlaamse distributiesector, bleken de onderstaande vaststellingen. Deze bevindingen worden ook als vaststellingen gezien voor de toeleveranciers van aardappelen, groenten en fruit. De distributiesector heeft nood aan een digitalisering van de voorraad, waardoor fouten in de inventaris, het verkeerd of niet ingeven van stockbewegingen vermeden kunnen worden. De communicatie en samenwerking met leveranciers kan geoptimaliseerd en geautomatiseerd worden. Leveranciers beschikken over een eigen systeem van goederenidentificatie, maar in het up-to-date houden van deze informatie gaat echter veel tijd verloren. Ook uitbreidingen, zoals catalogusbeheer, e-mailmarketing en beheer van de website worden nog te vaak los van elkaar doorgevoerd in plaats van ze optimaal te integreren met applicaties, zoals aankoop, voorraadbeheer en marketing. De verwerking van klantengegevens en benadering van de klanten is nog niet optimaal. Distributiebedrijven beschikken wel degelijk over een database met klantengegevens, maar die wordt niet gebruikt voor het aanwenden en verspreiden van informatie (welke producten heeft de klant aangekocht, voor welke producten is de klant nog in onderhandeling …). Het belang hiervan wordt ook benadrukt in de KMO-special van Business Strategies (mei 2009).
24 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.4
Maturiteitsmodel
1.4.1
Het Business-IT Alignment Paradigma
Business-IT Alignment is een continu proces van uitbouwen van de voorhanden zijnde informatietechnologie (IT-infrastructuur, bedrijfsapplicaties, ed.). Dat leidt ertoe dat met de meest geschikte IT-investeringen de vooropgestelde strategie en bedrijfsdoelstellingen van een onderneming daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden. Dit verbeteringsproces wordt voortdurend gedragen en bijgestuurd door de stelling dat de Business needs en de beoogde IT-mogelijkheden steeds in overeenstemming moeten worden gebracht. Vroeger bestond IT veeleer uit computers, softwarepakketten, netwerkverbindingen etc. die door IT-ers en technici tot een werkend geheel werden samengebracht. Tegenwoordig echter zijn het de mensen van IT én van de Business (m.a.w. met expertise in de bedrijfswerking van de onderneming) die samen continu de bedrijfsprocessen optimaliseren en stroomlijnen om te bouwen aan een geïntegreerd informatiesysteem. (Hinssen, 2010, p. 13) Peter Hinssen gaat nog verder in deze stelling en heeft het in zijn boek “Business/IT Fusion” over de Fusie tussen Business en IT. Hij stelt onder meer het volgende: “Fusion means blending IT into the business. No longer treating IT as a supplier but completely integrating IT into the business.” (Hinssen, 2010, p. 16) Het Business/IT Alignment paradigma was dan ook de inspiratiebron en het fundament voor dit sectoraal onderzoek in het kader van het ICT-coachproject, waarbij enerzijds diepgaand werd gepeild naar de inzichten van de ondernemer in de Business van zijn organisatie en anderzijds naar de maturiteitsgraad van de IT-ondersteuning.
25 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.4.2
De Methodiek van Maturiteitsmodellen
Maturiteitsmodellen worden tegenwoordig in diverse domeinen toegepast om volwassenheidsniveaus te modelleren. Het meest bekende is het Software Capability Maturity Model (CMM) dat zich richt op het ontwikkelen van software en dat werd ontwikkeld door het Software Engineering Institute (SEI)5 van de Carnegie Mellon University6: “The Capability Maturity Model Integration (CMMI) for systems and software is a process improvement framework that organizations can use to improve their ability to build and maintain quality products and services. Developed by the Software Engineering Institute (SEI), CMMI is also a set of best practices that addresses productivity, performance, costs, and stakeholder satisfaction.” (Arinc, s.d., Internet) Jerry Luftman, Professor aan het Stevens Institute of Technology,7 ontwikkelde maturiteitsmodellen voor “Assessing Business-IT Alignment Maturity”:
“The strategic alignment maturity assessment provides organizations with a vehicle to evaluate these activities. Knowing the maturity of its strategic choices and alignment practices make it possible for a firm to see where it stands and how it can improve.” (Luftman, 2000, Internet) Het toepassen van maturiteitsmodellen heeft tot doel een referentiekader aan te reiken waarmee een organisatie belangrijke domeinen zoals processen, informatieflows, organisatiestructuren, diensten, infrastructuren, bedrijfsdoelen etc. in maturiteitsniveaus gradueel kan weergeven en omschrijven. Het biedt bovendien de mogelijkheid om op gestructureerde en objectieve wijze aan de hand van welbepaalde criteria binnen de organisatie een nulmeting van de ‘AS IS’ (bestaande) situatie in kaart te brengen, waardoor men in staat is te beoordelen op welk volwassenheidsniveau de organisatie functioneert.
5
URL:www.sei.cmu.edu
6 Carnegie Mellon University, Pittsburgh, Pennsylvania, USA.
7 Stevens Institute of Technology, Castle Point on Hudson, Hoboken NJ 07030-5991 USA
26 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
Maturiteitsmodellen stellen vervolgens het management in staat een concreet verbeteringspad naar een ‘TO BE’ (gewenste) situatie uit te stippelen dat in het meest brede spectrum kan gaan van een onbeheerst nulniveau tot een geconsolideerd kwaliteitsvol optimum. Concreet kan dit gerealiseerd worden door het monitoren en bijsturen op basis van zogenaamde KPI’s 8. In het artikel “A Maturity Model of Enterprise Business Intelligence” beschrijven Chee-Sok Tan, Yee-Wai Sim en William Yeoh9 het Capability Maturity Model: “CMM is a process improvement approach that provides organisations with the essential elements of effective processes. It can be used to guide process improvement across a project, a division, or an entire enterprise. CMM helps in integrating traditionally separate organisational functions, setting process improvement goals and priorities, giving guidance for quality processes, and providing a point of reference for appraising current processes.” (Tan, Sim & Yeoh, 2011, Internet) Amelior definieert deze methodiek als volgt: “Een maturiteitsmodel is een hulpmiddel, ontwikkeld om organisaties te helpen effectieve processen te implementeren in een bepaald domein. Het is een gestructureerde verzameling van elementen die de karakteristieken van effectieve processen beschrijven. Een maturiteitsmodel vertrekt van het idee dat organisaties niet op één dag van nulcompetentie naar optimale competentie evolueren.” (Amelior, 2010, Internet) Een maturiteitsmodel wordt concreet voorgesteld onder de vorm van een matrix, waarin elke kolom overeenstemt met een bepaald domein. Horizontaal worden in de cellen de maturiteitsniveaus omschreven. Hoe hoger het niveau waarin een bepaald domein van een organisatie zich bevindt, hoe meer maturiteit zij in dit domein heeft bereikt. Voor een domein waar de maturiteitsgraad nog als onvoldoende wordt beschouwd, kan de organisatie streven naar een hoger level. 8 KPI: Key Performance Indicators 9 School of Information Systems, Deakin University, Victoria, Australia
27 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
In onderstaande figuur wordt een concreet voorbeeld van een maturiteitsmatrix weergegeven, toegepast op drie domeinen in een organisatie, met name “Strategie & Beleidsvorming”, “Informatiebeheer” en “Mensen & Cultuur” en dit op drie onderscheiden maturiteitsniveaus: Strategie & Beleidsvorming
Informatiebeheer
Integrale
Integrale
Mensen & Cultuur
Human Niveau 3
Resource Systeem
Strategie
Informatie management
Niveau 2
Afdelings-
Eiland-
Personeels-
Proces
Strategie
Informatie
beleid
Niveau 1
Rudimentaire
Versplinterde
Personeels-
Pionier
Strategie
Informatie
beheer
Het onderzoek naar de graad van inzicht in de Business en het niveau van IT-ondersteuning werd dan ook methodisch uitgevoerd en aan de hand van twee concrete maturiteitsmodellen volgens diverse facetten geanalyseerd. 28 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.4.3
De Bizz-maturiteitsmatrix - Business-maturiteitsgraad
De algemene hypothese van dit onderzoek stelt dat een ondernemer in eerste instantie voldoende aandacht dient te besteden aan het reflecteren over de bedrijfsstrategie, over de bedrijfsdoelstellingen op middellange termijn en over het optimaliseren van de essentiële processen in de administratie en op de werkvloer. Pas dan is de tijd rijp om te onderzoeken welke de meest rendabele investeringen kunnen zijn in informatisering van de administratieve processen en automatisering op de werkvloer. Deze denkpiste moet de ondernemer in staat stellen de bedrijfswerking en de Business perspectieven volledig in lijn te brengen met rendabele bedrijfsapplicaties en een optimale IT-infrastructuur. Op basis van de Bizz-Maturiteitsmatrix in de figuur op de volgende pagina werden gerichte vragen gesteld over de vijf essentiële Business dimensies van een onderneming, met name de domeinen: Strategie en bedrijfsdoelen; Producten- en dienstenportfolio; Organisatiestructuur; Bedrijfsprocessen (administratief en op de werkvloer); Bedrijfsinformatie.
Aangezien de bedrijfsprocessen en de bedrijfsinformatie inherent verwant zijn werden deze in de bevraging en het onderzoek samen behandeld. Een analyse van de antwoorden op de gestelde vragen levert per sector een duidelijk beeld op van de bereikte volwassenheidsgraad per bedrijfsdomein, gaande van het niveau “Reflectief” over “Conceptueel” en “Optimaliserend” tot het maximum niveau “Geconsolideerd”. In de matrix wordt per domein en per niveau beknopt de betreffende maturiteitsgraad beschreven.
29 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
Bizz-maturiteitsmatrix – Business-maturiteitsgraad Maturiteits-
Bedrijfsdoelen
Producten
Organisatie
Bedrijfs-
Bedrijfs-
Strategie
Diensten
Structuur
processen
informatie
Niveau
uitgewerkt plan van de gewenste
Niveau 4 Geconsolideerd
doordacht inzicht in en communicatie over de strategie en bedrijfsdoelen op (middel)lange termijn
uitgewerkt plan van de gewenste organisatiestructuur met bedrijfsportfolio in lijn met de
functies en verantwoordelijk-
bedrijfsdoelen
heden in lijn met de
uitgewerkt plan van de gewenste uitgewerkt plan van de gewenste bedrijfsprocessen, geïntegreerd
bedrijfsinformatie en
en in lijn met de bedrijfsdoelen
administratieve informatieflows in lijn met de bedrijfsdoelen
bedrijfsdoelen
Niveau 3 Optimaliserend
verdieping van de strategie en bedrijfsdoelen op (middel)lange termijn
optimalisatie van de innovatie van de
organisatiestructuur met
bedrijfsportfolio
functies en verantwoordelijkheden
optimalisatie van de
optimalisatie van
bedrijfsprocessen (Business
bedrijfsinformatie en
Process Reengineering)
administratieve informatieflows
schematische definiëring van de
Niveau 2 Conceptueel
definiëring van operationele
definiëring van de bestaande
schematische definiëring van de
bedrijfsdoelen
bedrijfsportfolio
bestaande organisatiestructuur
schematische definiëring van de bestaande bedrijfsprocessen (Business Process Modellering)
bestaande bedrijfsinformatie (o.a. gestructureerde vs. ongestructureerde informatie) en administratieve informatieflows
Niveau 1 Reflectief
ontluikende bewustwording voor strategie en bedrijfsdoelen
30 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
ongestructureerde identificatie van de bestaande bedrijfsportfolio
ongestructureerde identificatie van de bestaande organisatiestructuur
ongestructureerde identificatie van de bestaande bedrijfsprocessen
ongestructureerde identificatie van de bestaande bedrijfsinformatie
Met het begrip Business consultancy ontkoppelpunt, zoals in onderstaande figuur grafisch is weergegeven, wordt verduidelijkt dat de analyse van alle bovengenoemde processen en facetten die zich binnen een onderneming afspelen, in hoofdzaak het werk zou moeten zijn van de ondernemer zelf en zijn medewerkers. Anderzijds kan het aangewezen zijn dat de ondernemer voor de Businessanalyse bijgestaan en geadviseerd wordt door een Business consultant met expertise in de betreffende bedrijfssector.
Business Consultancy Ontkoppelpunt
Ondernemer
Business Consultant
De positie van het ontkoppelpunt duidt aan in welke mate de ondernemer in staat is om zelf deze analyse door te voeren en in hoeverre hij een beroep moet doen op een externe Business consultant.
31 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.4.4
De IT-maturiteitsmatrix - graad van IT-ondersteuning
Op basis van de IT-Maturiteitsmatrix in de figuur op de volgende pagina werden gerichte vragen gesteld over de belangrijkste informatietechnologische componenten (IT-middelen) die binnen de onderneming de informatisering van administratieve processen en de automatisering van bedrijfsprocessen op de werkvloer operationeel maken. Hierbij werd gepeild naar volgende deelaspecten:
Bedrijfsapplicaties: standaardsoftware en sectoriële toepassingen;
IT-componenten voor de eindgebruiker: de Client side;
IT-componenten op de achtergrond (servers ed.): de Back Office side;
Netwerkcomponenten voor de datacommunicatie intern en extern.
Op die wijze werd de IT-ondersteuning vanuit verschillende standpunten gedetecteerd en werden onderlinge verbanden gelegd. Tevens werden de ondernemers bevraagd over de huidige en de gewenste toestand betreffende beveiliging en opslag van gegevens, gebruik van eigen website, toepassen van E-commerce ed. Een analyse van de verkregen antwoorden levert per sector een duidelijk beeld van de bereikte volwassenheidsgraad van de IT-middelen per deelaspect, gaande van het niveau “Embryonaal” over “Primair” en “Professioneel” tot het maximum niveau “Innovatief”. In de matrix wordt per deelaspect en per niveau beknopt de betreffende maturiteitsgraad beschreven.
32 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
IT-maturiteitsmatrix - Graad van Ondersteuning door IT MaturiteitsNiveau Niveau 4 Innovatief
Niveau 3 Professioneel
Niveau 2 Primair
Niveau 1 Embryonaal
Bedrijfsapplicaties
geïntegreerde bedrijfsspecifieke applicatie(s)
IT Client side netwerk van PC’s automatisering op de werkvloer mobile devices
IT Back Office side afzonderlijke server(s) voor databases, applicatieserver, backupsysteem …
IT Netwerk hosting van webserver databases, applicaties etc. cloud computing mobile internet
mix van afzonderlijke pakketten en netwerk van PC’s sectorspecifieke bedrijfsapplicaties automatisering op de werkvloer
afzonderlijke server(s) voor dataopslag, backup ...
lokaal netwerk (wired / wireless) met centrale internettoegang
eenvoudige afzonderlijke pakketten
PC’s fungeren als server
peer-to-peer netwerk
geen server
geen netwerk
weinig of geen bedrijfsondersteunende software
netwerk van PC’s
beperkt aantal afzonderlijke PC’s
33 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
Tijdens de analyse werd tevens nagegaan welke correlaties er bestaan tussen het behaalde maturiteitsniveau in de Businessdomeinen enerzijds en de graad van IT-ondersteuning anderzijds. Met het begrip IT consultancy ontkoppelpunt, dat in de onderstaande figuur grafisch wordt weergegeven, wordt verduidelijkt dat het onderzoeken welke IT-middelen voor de onderneming de meest adequate zijn om de Business needs te ondersteunen niet zozeer de taak is van de ondernemer, aangezien niet verwacht kan worden dat hij zelf de nodige IT-expertise hierover bezit. Daarom is het aan te raden dat de ondernemer voor de analyse van welke ITinvesteringen het meest aangewezen zijn, een beroep doet op een IT-consultant. Na onderzoek van de IT-noden en een vergelijkend marktonderzoek zal die de ondernemer adviseren in het beslissingstraject dat leidt tot de implementatie van een IT-infrastructuur en bedrijfstoepassingen die op een optimale wijze de bedrijfsprocessen kunnen ondersteunen. IT Consultancy Ontkoppelpunt
Ondernemer
IT Consultant
Het ontkoppelpunt ligt normaliter veeleer links, wat erop wijst dat voor de IT-investeringen de ondernemer veel meer en vroeger in het beslissingstraject een beroep zal doen op een IT-consultant. In het kader van dit EFRO-project zal het in concreto de ICT-coach zijn die dergelijk advies zal verlenen.
34 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.4.5 Relatie tussen de Bizz-maturiteit en de IT-maturiteit
IT-maturiteit Innovatief Professioneel Primair Embryonaal
Bizz-maturiteit Reflectief
Conceptueel
Optimaliserend
Geconsolideerd
De bovenstaande grafiek is de visuele voorstelling van de mogelijke correlatie tussen Bizz-maturiteit en IT-maturiteit, waarbij de trend in Business-IT alignering evolueert naar een optimum zowel op het niveau van Bizz-maturiteit (geconsolideerd) als op het niveau van IT-maturiteit (innovatief).
35 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.5
Vooronderzoek
Aan de hand van kwalitatieve onderzoeken in de vorm van verkennende gesprekken en focusgroepen per sector kan er een bredere kijk op de sectoren ontstaan. Op het moment van uitvoering van deze kwalitatieve onderzoeken waren de sectoren nog niet afgebakend. Gezien de erg brede doelgroepen, werd er geopteerd om de verkennende gesprekken en focusgroepen te beperken tot enkele deelsectoren. Bij land- en tuinbouw beperkte zich dit tot vee- en varkenshouders en een enkele plantenkweker, bij de voedingsdetailhandel beperkte dit zich tot de slagers, een enkele chocolatier en enkele superettes, voor de sector van de vrije beroepen werden advocaten, dierenartsen en architecten aangesproken. Uit deze gesprekken bleek dat elke sector uit verscheidene deelsectoren bestaat en er verschillende werkmethoden toegepast worden gebaseerd op eigen wensen en behoeften. Het werd duidelijk dat de ICT-noden onmogelijk konden veralgemeend worden per sector. Bijgevolg werden de verschillende doelgroepen apart afgebakend en werden de hoofdsectoren (land- en tuinbouw, voedingsdetailhandel en ondersteunende vrije beroepen) opgesplitst in deelsectoren om zo tot waardevolle en diepgaande conclusies te komen. Zo ontstonden er acht deelsectoren: Land- en tuinbouw -
Serretelers;
-
Varkenshouders.
Voedingsdetailhandel -
Bakkers;
-
Slagers;
-
Toeleveranciers (handel in aardappelen, groenten en fruit).
36 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
Ondersteunende vrije beroepen -
Advocaten;
-
Boekhouders (-fiscalisten);
-
Dierenartsen.
Hieronder volgen enkele vaststellingen voor de voedingsdetailhandel.
37 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.5.1
Inzicht in de bedrijfsprocessen
1.5.1.1 Land- en tuinbouw Deze informatie is terug te vinden in het aparte rapport van land- en tuinbouw opgemaakt in het kader van het ICT-coachproject.
1.5.1.2 Vrije beroepen Deze informatie is terug te vinden in het aparte rapport van de vrije beroepen opgemaakt in het kader van het ICT-coachproject.
1.5.1.3 Voedingsdetailhandel De werkdruk is heel groot bij de ondernemers. Elk uur dat zij niet effectief bezig zijn met hun zaak, wordt door hen vaak als een verloren uur gezien. Door dit tijdsgebrek houden zij zich bij voorkeur meer bezig met de activiteiten op de werkvloer en de verplichte administratie dan tijd te investeren in het nadenken over visie, structuur …. Dit kan ook een verklaring zijn voor de lagere respons op de online enquête.
38 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.5.2
Graad van IT-ondersteuning
1.5.2.1 Land- en tuinbouw Deze informatie is terug te vinden in het aparte rapport van land- en tuinbouw opgemaakt in het kader van het ICT-coachproject.
1.5.2.2 Vrije beroepen Deze informatie is terug te vinden in het aparte rapport van vrije beroepen opgemaakt in het kader van het ICT-coachproject.
1.5.2.3 Voedingsdetailhandel (slagers) Er bestaan ook grote verschillen in het toepassen van informatisering binnen de voedingsdetailhandel. In de focusgroep met slagers-traiteurs werd gesuggereerd dat sommige ondernemers gebruik maken van administratieve softwarepakketten. Andere houden hun administratie nog steeds op papier bij. Dat wordt niet altijd bepaald door de leeftijd, maar vaak door de kostprijs van het pakket en de onnodige modules van het pakket. Slagers hebben weinig nood aan een website en een webshop is helemaal niet aan de orde, gezien de persoonlijke eisen van de klanten (bv. dikte van het te versnijden vlees). Slagers zullen ook minder bestellen bij de leverancier via mail of website, aangezien de vertegenwoordigers in de zaak langskomen.
39 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
Het forfaitaire systeem waarbij de slagers belast worden op de aankopen in plaats van op de verkopen, bepaalt mee het informatiseren van hun administratie. De verkoopprijzen worden berekend op de aankoopprijzen van de vorige maand. Slagers kunnen hiervoor ook terecht bij de Bond van de beenhouwers, die dit voor hen uitrekent.
40 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.6
Hypothesen
Het volledige sectorale onderzoek steunt op het maturiteitsprincipe (zie 1.4 Maturiteitsmodel). De veronderstellingen of hypothesen die opgemaakt zijn vóór de start van het onderzoek, zijn dan ook op dit beginsel gebaseerd. Voor alle sectoren werd de volgende hypothese vooropgesteld: Algemeen wordt gesteld dat een ondernemer pas op een efficiënte manier in ICT kan investeren, als deze ondernemer eerst een degelijk zicht heeft op de eigen bedrijfsprocessen. Deze algemene hypothese werd opgesteld in het kader van Business/IT Alignment. “Business-IT alignment is a desired state in which a business organization is able to use information technology (IT) effectively to achieve business objectives.” (Wikipedia, s.d., Internet) “Business-IT alignment beschrijft een gewenste toestand waarbij de bedrijfsorganisatie in staat is IT effectief toe te passen om de bedrijfsdoelstellingen te bereiken.”
41 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
De algemene stelling wordt opgedeeld in enkele deelveronderstellingen:
hoe meer inzicht in, efficiëntie en effectiviteit van de nodige administratieve bedrijfsprocessen, hoe meer deze bedrijfsprocessen ondersteund worden door informatisering. Naarmate het onderzoek vordert, worden deze termen (inzicht, efficiëntie en effectiviteit) vervangen door het begrip Bizz-maturiteitsniveau of Bizzmaturiteitsgraad.
hoe hoger de opleiding van de ondernemer, hoe groter de mate van volledige informatisering van de administratieve bedrijfsprocessen (met uitzondering van de vrije beroepen);
hoe groter de onderneming, hoe groter de mate van volledige informatisering van de administratieve bedrijfsprocessen;
hoe groter de onderneming, hoe groter de mate van volledige automatisering van de bedrijfsprocessen op de werkvloer (met uitzondering van de vrije beroepen).
De manier waarop de grootte van de onderneming wordt uitgedrukt, is afhankelijk van de sector waarin de onderneming zich bevindt:
varkenshouders: aantal varkens;
serreteelt: oppervlakte van de onderneming;
voedingsdetailhandel en toeleveranciers in AGF: één of meerdere verkooppunten;
vrije beroepen: aantal tewerkgestelde personen.
42 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.7
Onderzoeksscenario methodologische verantwoording kwalitatief onderzoek
De maturiteitsindex die de invalshoek vormt van deze studie, werd al uitgebreid besproken in puntje 1.4 Maturiteitsmodel. Kelchtermans (1998) laat zien dat de methodologische keuzes afhankelijk zijn van de onderzoeksinteresse. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de methodologische consequenties van de keuze voor een kwalitatief-interpretatief onderzoek. Om het principe van de intersubjectieve navolgbaarheid te respecteren, is een uitgebreide methodologische verantwoording van de onderzoeksopzet immers noodzakelijk. (Kelchtermans,1998)
1.7.1
Keuze kwalitatief-interpretatief onderzoek
Er werd vooropgesteld dat het in kaart brengen van het inzicht in, efficiëntie en effectiviteit van alle aspecten van de business op strategisch en operationeel niveau een onmisbaar punt is om de graad van informatisering te kunnen analyseren bij de zaakvoerders in de verschillende sectoren. In ons onderzoek staat de betekenis van het verhaal van zaakvoerders centraal. Om deze betekenissen te begrijpen, luisteren we naar het verhaal van zaakvoerders. Daarom is het narratief onderzoek, dat een vorm is van kwalitatief onderzoek, ideaal voor onze studie. Kwalitatieve methoden zijn gebaseerd op het kerninzicht dat tussenmenselijk handelen betekenisvol handelen is. (Kelchtermans, 1998, p. 5) De verhalen van de zaakvoerders worden als onderzoeksdata gebruikt. Wij zijn geïnteresseerd in het verhaal van iedere zaakvoerder waarbij we telkens het unieke proberen aan te tonen. Om de business IT-implementatie van deze zaakvoerders te begrijpen, wordt dus beroep gedaan op verhalen.
43 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.7.2
De onderzoeksprocedure
In deze paragraaf behandelen we de onderzoeksprocedure. Hierbij verduidelijken we beknopt het onderzoeksverloop. We verantwoorden de keuze van onze onderzoeksinstrumenten.
1.7.2.1
Het onderzoeksverloop
De onderzoeksprocedure bestond concreet uit een combinatie van een online (voorbereidende) vragenlijst en een diepte-interview. Bij de voorbereidende vragenlijst hoorde een toelichting waarin de onderzoeksopzet nog eens werd meegedeeld. De online vragenlijst is terug te vinden in de bijlage. We polsten hierbij onder andere naar identificatiegegevens van de respondent en de graad van informatisering. Aan de hand van deze vragen konden we onze selectievoorwaarden toetsen. De keuze voor interviews lag voor de hand, gezien onze kwalitatief-interpretatieve onderzoeksbenadering. Het verzamelen van empirische gegevens is volgens Kelchtermans (1998) typerend voor kwalitatief onderzoek. Hiervoor is het interview de meest gebruikte techniek, die ook in ons onderzoek aangewend werd. Wij hebben bewust gekozen voor het semi-gestructureerd interview, omdat we volgens Kvale (1996) hierbij gericht vragen konden stellen, die toegespitst waren op ons theoretisch kader, maar ook open vragen die de respondent konden stimuleren om nog meer te vertellen over ervaringen en belevenissen die een belangrijke betekenis hadden. Hierbij was het voor ons als onderzoeker belangrijk open te staan voor plotse nieuwe ervaringen van de respondent, en ons niet te laten leiden door onze eigen hypothesen, wat een valkuil kan zijn bij het gebruik van een theoretisch kader (Kvale, 1996). In het interview zat dus een zekere opbouw en structuur, maar ook nog de mogelijkheid om open vragen te stellen, wat de data ten goede kwam. Daardoor hebben we vergelijkingen kunnen maken tussen de verschillende verhalen van de verschillende respondenten. De vragen in het semi-gestructureerde interview werden opgesteld aan de hand van kernbegrippen uit het theoretisch kader. Wij trachtten hierbij interviewvragen op te stellen die inhoudelijk een correcte vertaling waren van de onderzoeksvragen, waar Kvale (1996) de nadruk op legt in zijn werk. Hierbij probeerden we telkens vragen te stellen die zouden leiden tot verhalen over ervaringen en gevoelens van de respondenten. We probeerden deze vragen ook telkens kort en gemakkelijk begrijpbaar te stellen, zonder academische taal zoals Kvale aanraadt: “The questions should promote a positive interaction; keep the flow of 44 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
the conversation going and motivate the subjects to talk about their experiences and feelings. This questions should be easy to understand, short and devoid of academic language.” (Kvale, 1996, p. 130) De interviews werden op geheugenkaarten opgenomen. Zo konden wij aandachtig luisteren naar het verhaal van de respondent en de non-verbale taal observeren. Volgens Kvale (1996) is de onderzoeker ook het onderzoeksinstrument. De onderzoeker probeert immers een antwoord te krijgen op zijn onderzoeksvragen door het verzamelen van informatie. Daarom hebben we naast het vooraf testen van de schriftelijke voorbereidende vragenlijst ook een proefinterview uitgevoerd. Zo konden we hiaten opsporen in de vragen, en de hanteerbaarheid en bruikbaarheid ervan checken. Voor deze proefrespondenten golden dezelfde selectiecriteria als voor alle andere respondenten van het onderzoek, zodat we het instrument effectief konden testen voor de feitelijke onderzoeksgroep. De respondent werd niet verteld dat het om een proefinterview ging. Op deze manier werd de gehele onderzoekscyclus doorlopen die ook van toepassing was op de latere echte respondenten. Er dienden wel enkele kleine aanpassingen aan gemaakt te worden, zoals het veranderen van een formulering, of het toevoegen van een extra vraag om een vollediger beeld te verkrijgen. Dit waren echter geen fundamentele aanpassingen. Verder waren de vragen voldoende gestructureerd en duidelijk. Zo ondervonden we dat het semi-gestructureerde interview een goede keuze was. De vragen lieten toe om de respondent zijn verhaal te laten vertellen. Tot slot was onze voorkennis ook in orde om het interview af te nemen. Deze elementen zijn immers cruciaal voor een goede voorbereiding van een interview volgens Kvale. (1996) Allereerst werd telefonisch contact opgenomen met de zaakvoerders die al een online enquête hadden ingevuld. Tijdens dit telefoongesprek werd de opzet van het onderzoek uitgelegd en werd een realistische tijdsindeling afgesproken met de respondenten. Ook Kvale (1996) bevestigt dat bij het informeren de algemene opzet van het onderzoek moet meegedeeld worden. Er werd vooral benadrukt dat we geïnteresseerd waren in hun subjectieve beleving en persoonlijke ervaringen en dat er dus geen sprake was van een beoordeling, met de verzekering dat alle gegevens anoniem gebruikt zouden worden. Tijdens de gesprekken met de zaakvoerders werd direct duidelijke informatie gegeven over de inhoud en het verloop van ons onderzoek. Hierbij werd terug de nadruk gelegd op onze interesse in de subjectieve beleving en de persoonlijke ervaringen van de respondenten alsook de garantie van vertrouwelijkheid
45 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
en anonimiteit in het onderzoek. De plaats en het moment van het interview werd telkens beslist in overleg met de respondent. De selectiecriteria voor de respondenten speelden een cruciale rol in ons onderzoek. Interviews vergen een intensieve tijdsbesteding. Daarom kozen we ervoor om gemiddeld vier tot vijf interviews af te nemen per deelsector. Het basiscriterium voor de medewerking aan dit onderzoek van respondenten was hun motivatie. Dit omdat de respondenten moesten bereid zijn om enige tijd te investeren. Bovendien vroeg dit onderzoek naar betrouwbare data, waartoe een gedwongen medewerking niet zou bijdragen. Er werd telkens meegedeeld dat het ging om een ruime tijdsinvestering van de betrokken respondenten, alsook dat we de gegevens uiterst vertrouwelijk en anoniem zouden behandelen. De combinatie van een online vragenlijst en een interview werd uitgevoerd volgens een vooraf bepaalde cyclus. Het onderzoek verliep in verschillende fasen. Eerst hebben we de onderzoeksinstrumenten ontwikkeld, een vragenlijst en interviewleidraad, en een proefinterview uitgevoerd. De respondenten hadden ondertussen de online vragenlijst ingevuld. Vervolgens hebben we met de respondenten contact opgenomen volgens onze selectiecriteria en hebben we een interview afgenomen. Daarna vond de dataverwerking plaats. De vragenlijsten werden online afgenomen, bij de respondent thuis en op beurzen. De onderzoekers voerden samen 35 interviews uit. De interviews werden afgenomen in de periode februari tot augustus 2011. De duur van de interviews varieerde van een uur tot ongeveer twee uur. De locatie van het interview werd gekozen door de respondent, maar door de onderzoekers werd hierbij wel gevraagd naar een rustige plaats. Wij merkten telkens dat de respondent een gemakkelijke houding aannam bij het interviewen bij hen thuis. Alle respondenten kozen ervoor om thuis geïnterviewd te worden. Dit werd telefonisch of per e-mail afgesproken. Elk interview gebeurde zoals de instructies beschreven in de interviewleidraad. Indien een vraag niet voldoende beantwoord werd, werden bijvragen gesteld om mogelijk nog informatie op te sporen. Op het einde bedankten we telkens de respondenten hartelijk voor hun boeiend verhaal en tijdsinvestering. Bij de aanvang van elk interview hebben wij ons kort voorgesteld. Alsook verduidelijkten wij nog eens de onderzoeksopzet waarbij we vooral de klemtoon legden op het feit dat de beleving van de respondent centraal stond. Tevens werd nog eens duidelijk gemaakt dat alles strikt vertrouwelijk en anoniem werd 46 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
behandeld, ondanks het op band nemen. De mogelijke tijdsduur werd ook vermeld. Daarna werd kort het verloop van het interview besproken, waarbij duidelijk gemaakt werd dat de interviewer elke vraag moest stellen, maar dat de respondent mocht aangeven wanneer een vraag volgens hem al beantwoord werd. Tenslotte werd de respondent bedankt voor het invullen en terugbezorgen van de voorbereidende vragenlijst. Er werd gepolst of bij deze vragenlijst vragen waren. Centraal stonden de ervaringen, gevoelens en verhalen van de respondent die door de onderzoeker geïnterpreteerd werden. Dit betekent dan ook dat de kwaliteit en de kwantiteit van de data grotendeels afhangt van de relatie tussen de onderzoeker en respondent. Voor ons als onderzoekers was het dus van groot belang dat we een goede vertrouwensrelatie opbouwden met de respondent. Alleen wanneer de respondent zich voldoende veilig voelt, zal hij betekenisvolle gebeurtenissen vertellen. Wij werkten aan deze relatie door de respondenten duidelijk te informeren over onze verwachtingen (vb. tijdsduur van interview), doelstellingen en de procedure van dit onderzoek. Hierbij spreekt Kvale (1996) over de geïnformeerde toestemming. Wij verzekerden vertrouwelijkheid door de geheugenkaarten na het onderzoek uit te wissen. Uit ethische overwegingen hebben we de interviewtranscripties niet laten nalezen door de respondent. Sommige respondenten zouden het immers als een schok kunnen ervaren om hun eigen interview te herlezen, stelt Kvale (1996). Tevens werd de garantie gegeven dat het onderzoek strikt vertrouwelijk en anoniem werd behandeld. Bij de inleiding van het interview werd verteld dat de respondent steeds een teken mocht geven wanneer hij wenste dat een bepaalde passage niet opgenomen zou worden. Vooraleer werd gestart, werd ook geluisterd naar eventuele vragen of opmerkingen van de respondent. Ook werd het vertrouwenskarakter bevorderd door de wederkerigheid in de relatie, door bijvoorbeeld te antwoorden op vragen die naar ons oordeel peilden. Er kan immers moeilijk sprake zijn van een vertrouwensrelatie als er enkel maar eenrichtingsverkeer is. (Kelchtermans, 1998) Deze vragen werden eerlijk beantwoord zonder de nodige afstand als onderzoeker op te geven. Bij vragen van de respondent werd wel opgelet dat wat verteld werd door de onderzoeker geen invloed had op de data. Daarenboven werd de respondent op het einde van het interview gevraagd of hij opmerkingen of vragen had en hoe hij het interview had beleefd. Deze vraag kon een spontaan afsluitend gesprek stimuleren op het einde van het interview. Kvale (1996, p. 128) geeft immers aan dat het interview niet zomaar geëindigd kan worden en dat er een ‘debriefing’ moet plaatsvinden. Dit omdat er op het einde van het interview een soort spanning of angst kan zijn. De respondent heeft immers heel wat geuit en vraagt zich af wat met de gegevens zal gebeuren. Ook kan er een leeg gevoel optreden bij de respondent omdat hij zelf heel wat verteld heeft, maar niet veel teruggekregen heeft van de onderzoeker. 47 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
De onderzoekers trachtten de rol op te nemen van een relatieve buitenstaander. De onderzoekers vormden geen bedreiging voor de respondent en die hoefde dus geen vrees te hebben voor sancties of verdere invloed. De deelname aan het onderzoek leverde ook geen extra voordeel op; de interviewers namen de rol op van actieve, aandachtige, geïnteresseerde en niet-beoordelende luisteraar.
1.7.3
Dataverwerking
De analyse van de data bestond uit verschillende fasen. Eerst was er de transcriptie, vervolgens de codering en daarna werd via een verticale analyse het verhaal van de respondent gereconstrueerd. Tenslotte werd een horizontale analyse uitgevoerd waarbij de syntheseteksten van de verticale analyse werden vergeleken. Zo probeerden we gelijkenissen en verschillen op te sporen.
48 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.7.3.1
Transcriptie
Elk interview werd met dictafoon opgenomen en letterlijk getranscribeerd. Kvale (1996, p. 165) stelt dat de transcripties niet de originele werkelijkheid weergeven maar nuttige hulpmiddelen zijn voor het interpretatief werk. De transcripties zijn volgens Kvale (1996) gedecontextualiseerde gesprekken doordat van een mondelinge taal met zijn eigen set van regels een vertaling is gemaakt naar een geschreven taal met een andere set van regels. Daarom wilden wij als algemene regel nastreven dat de auditieve gegevens met een minimaal verlies aan informatie in tekstvorm dienen te werden omgezet. Hieronder kan verstaan worden dat betekenisvolle non- of paraverbale gegevens door de onderzoeker genoteerd werden zoals bijvoorbeeld opvallende pauzes, gelaatsuitdrukkingen, gedragingen of intonaties en emoties in de stem. (Kelchtermans, 1999)
1.7.3.2
Coderen
Vervolgens startte de analysefase waarbij de getranscribeerde interviews werden gecodeerd met beschrijvende (descriptieve) en interpretatieve codes. De descriptieve codes vatten bondig samen waarover het tekstfragment ging. Na de descriptieve codes konden fragmenten met dezelfde code samengebracht worden voor interpretatie waarbij dan de interpretatieve codes werden gebruikt. De interpretatieve codes werden ontwikkeld op basis van het theoretisch kader. Zoals Kvale (1996) aanraadt hebben wij onze methode om transcripten te analyseren op voorhand bepaald. De vragen met de code BD handelden over de bedrijfsdoelen in het algemeen en werden verder uitgesplitst naar klanten- en productenbeheer, investeringsbeleid, personeelsbeleid, plaatsbeleid en kostenbeleid. De BS-vragen probeerden de bedrijfsstrategie te benaderen. De vraag OS peilde naar de organisatiestructuur. De vragen met de code ABP wezen op de administratieve bedrijfsprocessen, wat telkens verdiepend werd gevraagd onder de vorm van aankoopbeheer, boekhouding, facturatie, loonadministratie, planning van bereidingen/productieplanning, dienst na verkoop, distributie (verzending), magazijnbeheer/stockbeheer, marketing, e-marketing, secretariaat en verkoopbeheer.
49 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
De vragen met code WBP wezen op de bedrijfsprocessen op de werkvloer, indien dit van toepassing was voor de sector, zoals koppeling tussen bestellingen en berekening ingrediënten, koppeling van weegschaal aan voorraadbeheer, koppeling van kassa aan voorraadbeheer, prijsberekening, vacuüm verpakt voedsel van datum voorzien en producten van etiketten voorzien. Er werden codes gebruikt met betrekking tot de graad van ondersteuning door IT zoals bijvoorbeeld BA (bedrijfsapplicaties), IG (internetgebruik), W (website), EC (e-commerce), BU (back-up), SP (softwarepakketten) en SE SP (sectorspecifieke pakketten).
1.7.3.3
Verticale analyse
Na de coderingsfase volgde de verticale analyse waarin een reeks interpretatieve bewerkingen plaats vond. (Kelchtermans, 1999) Dit mondde uit in een synthesetekst over de respondent. Alle relevante gegevens over dezelfde respondent werden hierin samengebracht. Dit gebeurde volgens een vaste rubriekenstructuur die bij alle respondenten gebruikt werd. Op basis van deze gegevens werd het uiteindelijke profiel van de respondent samengesteld. Kelchtermans (1999) betoogt dat dit profiel erop gericht is om de lezer te overtuigen. Hiervoor maakten we gebruik van rijke beschrijvingen, wat belangrijke letterlijke fragmenten waren uit de onderzoeksdata. Dit schrijven van het profiel is een heel belangrijk element in de onderzoeksprocedure. Atkinson (1991) stelt dat het om veel meer gaat dan louter een technische kwestie; het schrijven is immers een intensief en reflectief proces met de data. De schrijver moet het publiek kunnen meenemen in zijn betoog en de kritische lezer trachten te overtuigen.
50 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.7.3.4
Horizontale analyse
De verticale analyses bevatten zoals eerder gezegd dezelfde vaste rubriekenstructuur voor alle respondenten die de basis vormden om te starten met de horizontale analyse. Het doel van deze analyse was om gelijkenissen en verschillen op te sporen tussen de verschillende respondenten. Deze techniek was een systematische analyse waarbij we de voorlopige interpretaties toetsten aan alle data. We verduidelijkten onze ideeën aan elkaar, wat zoals Woods (1991, p.13) zegt, nieuwe inzichten kon opleveren. Op deze manier probeerden we processen en gemeenschappelijke patronen te ontdekken. We probeerden data te verzamelen om de begrippen vanuit het theoretisch kader preciezer te omschrijven. Hiervoor werd meerdere malen gelezen, geïnterpreteerd en gecontroleerd. Peshkin (2000, p. 8) toont ook aan dat de interpretatie door de onderzoeker een moeilijk fragiel proces is; “interpretation is an act of imagination and logic. It entails perceiving importance, order, and form in what one is learning that relates to the argument, story, narrative that is continually undergoing creation.” Indien dat nodig bleek voor de interpretatie werd naar de transcripties teruggegrepen.
1.7.4
Methodologische kwaliteit van onderzoeksprocedure
Dit onderzoek werd gevoerd vanuit een kwalitatief-interpretatieve benadering. Hiervoor werd aan de methodologische criteria van betrouwbaarheid en validiteit voldaan. In onderstaande paragrafen worden deze criteria verder uitgespit.
51 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.7.4.1
Betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid verwijst naar de consistentie van de resultaten. Er werd betrouwbaarheid bij de transcriptie nagestreefd door letterlijk (woord per woord, inclusief de herhalingen) het interview uit te tikken zodat een andere transcribeerder tot hetzelfde resultaat zou komen. Toch moet hierbij vermeld worden dat lichaamshoudingen en gelaatsexpressies moeilijk om te zetten zijn in data. Daarom hebben we als onderzoekers een duidelijke code afgesproken zoals bijvoorbeeld een diepgaande zucht volgens een bepaalde code tussen vierkante haken te vermelden. De betrouwbaarheid werd ook verhoogd via triangulatie zoals eerder aangegeven bij het onderzoeksverloop.
1.7.4.1.1
Interne betrouwbaarheid
Consistente onderzoeksresultaten zijn cruciaal in elk onderzoek. Voor de interne betrouwbaarheid of de ‘interobserver reliability’ hebben we zoals eerder gemeld ‘member checks’ gebruikt, wat bestaat uit het ter evaluatie terugspelen van de verwerking naar de respondenten.
1.7.4.1.2
Externe betrouwbaarheid
Externe betrouwbaarheid verwijst naar de herhaalbaarheid van de onderzoeksresultaten door andere onderzoekers. Om deze wetenschappelijke eis van ‘intersubjectieve navolgbaarheid’ te realiseren, hebben we de onderzoeksstappen en wijze van onderzoeksvoering duidelijk beschreven, zowel voor de dataverzameling als voor de verwerking ervan. We probeerden de methodologische criteria te respecteren door zo duidelijk mogelijk het onderzoek te beschrijven, zodat een buitenstaander het onderzoeksverloop en de resultaten zou kunnen reconstrueren. Hiervoor werden in het eerste hoofdstuk het theoretisch kader en de onderzoeksvragen uitgebreid beschreven. Verder werden de gebruikte onderzoeksinstrumenten ruim verantwoord.
52 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.7.4.2
Validiteit
Validiteit verwijst naar het feit of de resultaten de werkelijkheid correct weergeven of met andere woorden of het onderzoek geldig is. Validiteit bestaat uit twee aspecten namelijk de interne validiteit en de externe validiteit. (Wardekker, 1999)
1.7.4.2.1
Interne validiteit
De interne validiteit verwijst naar de vraag of de resultaten van het onderzoek serieus te nemen zijn, en of eventuele verbanden dus niet aan andere oorzaken toe te schrijven zijn. (Wardekker, 1999, p. 55) Om de interne validiteit van ons onderzoek na te gaan, kunnen we ons afvragen of de mate waarin de reconstructie van de werkzaamheden op basis van de verhalen een correcte weergave is van de wijze waarop de respondent die ontwikkeling waarneemt. Aan de interne validiteit werd tegemoet gekomen door onze kritische en open houding als onderzoeker.
53 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
1.7.4.2.2
Externe validiteit
Externe validiteit verwijst naar de generaliseerbaarheid van de resultaten. Er moet duidelijk gesteld worden dat wij met ons onderzoek geen algemene uitspraken wilden doen over de populatie respondenten. De gevalsstudies kunnen dit niet bereiken en ons onderzoek had dit ook niet tot doel. Wij wilden immers het unieke per respondent begrijpen en vooral zicht krijgen op betekenisvolle gebeurtenissen of ervaringen die een belangrijke rol speelden bij onze respondenten. Hiervoor probeerden wij een levensecht beeld weer te geven om de herkenbaarheid te verhogen. Daarvoor maakten we gebruik van rijke beschrijvingen. Firestone (1993) betoogt namelijk dat de onderzoeker de verantwoordelijkheid heeft om een rijke en gedetailleerde beschrijving te geven zodat op een duidelijke wijze aangetoond wordt dat de bewering gefundeerd is. Onze conclusies zijn dan ook geen generaliseerbare besluiten maar een aanzet tot verder onderzoek. Tevens kan het wel zijn dat onze conclusies gelden voor de meeste respondenten in een zelfde context maar dit kan ook niet het geval zijn. Aan de respondenten werd telkens eerlijk uitleg gegeven over het onderzoeksverloop zodat zij goed wisten wat het onderzoek precies behelsde. Hierdoor hebben we ook allemaal gemotiveerde respondenten bereikt die bereid waren hun medewerking te verlenen.
54 | A l g e m e e n t h e o r e t i s c h k a d e r
2
KWANTITATIEF ONDERZOEK
Dit hoofdstuk geeft het kwantitatief onderzoek weer binnen de bakkerijsector. Wegens een te geringe respons op de online enquête bestemd voor slagers en toeleveranciers van aardappelen, groenten en fruit worden voor deze deelsectoren enkel de kwalitatieve gegevens verderop in dit rapport besproken. De resultaten van de andere sectoren, land- en tuinbouw en ondersteunende vrije beroepen zijn terug te vinden in de aparte rapporten over deze sectoren in het kader van het ICT-coachproject.
2.1
Acties
In dit deel wordt een overzicht geboden van de uitgevoerde acties om zoveel mogelijk respondenten te bereiken in de voedingssector en bijgevolg een zo groot mogelijke respons te behalen op de online enquête. Vanuit dit standpunt werd de mailing via diverse sectororganisaties verstuurd. Ondanks de inspanningen hebben enkel de bakkers voldoende gereageerd om een representatief en globaal kwantitatief beeld te kunnen vormen. De kwalitatieve gegevens bekomen via de diepte-interviews met slagers en handelaars in AGF werden in een volgend hoofdstuk wel verwerkt om toch enige kijk op de sector te bezorgen.
55 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.1.1
Bakkers
Op de website van UNIZO werd een link naar de enquête geplaatst en UNIZO verstuurde een mailing naar haar leden. Het Vebic (Vlaamse beroepsvereniging voor brood- en banketbakkers, ijsbereiders en chocoladebewerkers) heeft een mailing verstuurd naar haar leden. Vebic riep in het vakblad Passie op de enquête in te vullen. Er verscheen ook een link naar de enquête geplaatst op de website Baknet.be via Studio Emma. Buurtsuper verstuurde een mailing naar haar leden.
2.1.2
Slagers
Op de website van UNIZO werd een link naar de enquête geplaatst en UNIZO verstuurde een mailing naar de niet-keurslagers. UNIZO zorgde ook voor een kennismaking met het project op de stand van UNIZO tijdens de beurs Meat & Fresh op 20 t.e.m. 23 maart in expo Kortrijk. De vzw Keurslagers riep in haar nieuwsbrief op tot het invullen van de enquête en stelde het ICT-coachproject voor op hun maandelijkse vergadering. Er verscheen ook een link naar de enquête op de website Slagersnet.be via Studio Emma. Buurtsuper verstuurde een mailing naar haar leden.
56 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.1.3
Toeleveranciers in aardappelen, groenten en fruit
Op de website van UNIZO werd een link geplaatst naar de enquête. Het AGF (Toeleveranciers in aardappelen, groenten en fruit) verstuurde een mailing met herinnering naar haar leden.
2.2
Resultaten kwantitatief onderzoek bakkers
De gegevens bekomen uit de online enquête bestemd voor de bakkers werden verwerkt tot de onderstaande resultaten.
2.2.1
Kwantitatief rapport bakkers
57 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Rapport Bakkers
58 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.1 Profiel van de respondenten Volgens een recente oplading van de ondernemingsgegevens door de Studiedienst van de Vlaamse regering bevinden er zich per 1 januari 2011 in het Vlaamse Gewest10 2 838 bakkers11. (SVR, 2011, p. 1) De interpretatie van dit aantal wordt als volgt verklaard door Innovatie en Databank Ondernemingen van de SVR: “Deze gegevens zijn gebaseerd op de Kruispuntbank van Ondernemingen waarin wij een eigen definitie hanteren van ondernemingen (SVR12-definitie). Deze omvat alle btw-plichtige natuurlijke personen en alle btw-plichtige rechtspersonen (vennootschappen) in de aard van een handelsonderneming.” (Goethals, e-mail 2011-05-09) ”De ondernemingen worden één keer ingedeeld op basis van hun hoofdactiviteit. Zo zal een bakker die daarnaast een winkel in levensmiddelen uitbaat er misschien voor gekozen hebben om die winkel in levensmiddelen als hoofdactiviteit op te nemen en de bakkerijfunctie als nevenactiviteit.” (Goethals, e-mail 2011-05-04) Een andere bron bevestigt deze cijfers. “De wettelijke definitie sinds 2010 en gehanteerd door de RSZ om het onderscheid te maken tussen industriële en artisanale bakkerijen is de volgende: Een industriële bakkerij voldoet tegelijkertijd aan deze drie voorwaarden. - aantal tewerkgestelde personen is hoger dan 20; - zakencijfer in het voorgaande boekjaar is hoger dan 1.859.200 euro; - gebruik van een tunneloven. Zo zijn er 28 industriële bakkerijen geregistreerd in 2010. Het aantal Vlaamse artisanale bakkerijen volgens deze definitie wordt geschat op 2 900.” (Sablon, e-mail 2011-02-23)
10
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
11
Hoofdactiviteit: vervaardiging van bakkerijproducten en deegwaren
12
Studiedienst van de Vlaamse regering
59 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
De mailing met link naar de online enquête werd verstuurd door de beroepsorganisatie Vebic (Vlaamse beroepsvereniging voor brood- en banketbakkers, ijsbereiders en chocoladebewerkers) naar ongeveer 1 035 bakkers. In totaal hebben 94 respondenten de enquête (volledig of gedeeltelijk) ingevuld. Om een breed zicht te krijgen op de sector werd alle respons in rekening gebracht. De verwerking van de gegevens is gebeurd op het niveau van elke individuele vraag. Bij de verwerking per vraag werden alleen de volledige antwoorden meegerekend. Bijgevolg zal het aantal respondenten per vraag verschillend zijn, aangezien niet iedereen de volledige enquête heeft beantwoord. De enquête werd ingevuld door hoofdzakelijk mannelijke respondenten waarvan de helft de leeftijd had van 36 tot 45 jaar. De volgende meest vertegenwoordigde leeftijdscategorie zijn bakkers van 46 tot 55 jaar, gevolgd door de groep 25 tot 35-jarigen. Bakkers jonger dan 25 jaar of ouder dan 65 jaar hebben niet of heel beperkt gereageerd op dit onderzoek. Figuur 2. Leeftijd
Figuur 1. Geslacht
2% 12%
18% Mannelijk
16%
25-35 20%
36-45
Vrouwelijk 82%
60 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
+ 65
46-55 50%
56-65
Figuur 3. Hoogst behaalde diploma
18%
20%
lager secundair onderwijs hoger technisch of beroepsonderwijs
18%
hoger algemeen secundair onderwijs 44%
De grootste groep respondenten heeft een diploma behaald in het hoger technisch of beroepsonderwijs (44%). Bakkers met een diploma van het hoger algemeen secundair of hoger onderwijs zijn het minst vertegenwoordigd (beide 18%).
hoger onderwijs
Figuur 4. Grootte van het bedrijf
3%
2%
koude bakker met 1 verkooppunt
19%
De grootste groep respondenten zijn warme bakkers met één verkooppunt (76%). De volgende meest vertegenwoordigde categorie zijn warme bakkers
koude bakker met meerdere verkooppunten warme bakker met 1 verkooppunt 76% warme bakker met meerdere verkooppunten
met meerdere verkooppunten (19%). Koude bakkers hebben heel beperkt op dit onderzoek gereageerd. Wegens de zeer beperkte respons van koude bakkers zal er bij de bespreking van de individuele bedrijfsprocessen geen opsplitsing gemaakt worden tussen warme en koude bakkers.
61 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Opmerking: Uit diepte-interviews blijkt dat de term ‘verkooppunt’ heel nauw wordt geïnterpreteerd en vaak alleen gezien wordt in de vorm van een extra winkel. Bijvoorbeeld broden die te koop aangeboden worden via automaten of die geleverd worden aan bakkers die door omstandigheden niet meer zelf kunnen bakken worden niet meteen als een extra verkooppunt gezien. “Wij hebben maar één verkooppunt, maar we leveren ook aan een winkeltje die zelfstandig is. Wij leveren enkel het brood.” De volgende persoon beschikt ook over één verkooppunt: “Ik lever juist aan een andere bakkerij en dan af en toe nog eens aan een vereniging en zo voort.”
Figuur 5. Provincies
De grootste groep respondenten komt uit de provincie West-Vlaanderen 26% 38%
Antwerpen Limburg Oost-Vlaanderen
8%
Vlaams-Brabant West-Vlaanderen
24% 4%
62 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
(38%), gevolgd door respondenten uit Antwerpen (26%) en Oost-Vlaanderen (24%). De bakkers uit Limburg (8%) en Vlaams-Brabant (4%) hebben in veel mindere mate op dit onderzoek gereageerd.
2.2.1.2 Hypothesen De volgende hypothesen werden getoetst:
1. Hoe meer inzicht in, efficiëntie en effectiviteit van de nodige administratieve bedrijfsprocessen, hoe meer deze bedrijfsprocessen ondersteund worden door informatisering. Naarmate het onderzoek vordert, worden deze termen (inzicht, efficiëntie en effectiviteit) vervangen door Bizz-maturiteitsniveau of Bizzmaturiteitsgraad.
2. Hoe hoger het aantal verkooppunten, hoe groter de mate van volledige informatisering van de administratieve bedrijfsprocessen. 3. Hoe hoger de opleiding van de bakker, hoe hoger de mate van volledige informatisering van de administratieve bedrijfsprocessen. 4. Hoe hoger het aantal verkooppunten, hoe groter de mate van volledige automatisering van de bedrijfsprocessen op de werkvloer.
63 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.3 Bedrijfsdoelstellingen 2.2.1.3.1
Toegepaste antwoordmogelijkheden
Tabel 1. Verduidelijking van de antwoordmogelijkheden Bizz-maturiteitsniveau Antwoordmogelijkheid
Interpretatie door de respondent
(zie hoofdstuk Algemeen theoretisch kader/Maturiteitsmodel)
Ik heb geen of enkel een zeer beperkte aandacht voor deze Niet gerealiseerd (niet mee bezig)
bedrijfsdoelstelling.
Geen - reflectief
Ik denk hier niet of zeer weinig over na. Gedeeltelijk gerealiseerd (mee bezig, Ik ben wel wat bezig met deze doelstelling, maar heb enkel een maar nog niet volledig gerealiseerd)
Gerealiseerd
Gerealiseerd inclusief gecommuniceerd aan mijn medewerkers
64 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
visie hierop op korte termijn. Ik ben volop met deze bedrijfsdoelstelling bezig en heb er ook een echte visie op.
Conceptueel
Optimaliserend
Ik ben volop met deze bedrijfsdoelstelling bezig en heb er ook een echte visie op én ik heb die ook meegedeeld aan mijn medewerkers.
Geconsolideerd
2.2.1.3.2
Belang van bedrijfsdoelstellingen
Figuur 6. Belang van bedrijfsdoelstellingen
100% 80%
Bakkers
60%
bedrijfsdoelstellingen voor hun bedrijf binnen een tweetal jaren.
40%
hechten
belang
aan
het
formuleren
of
bepalen
van
80%
20% 0%
4% totaal onbelangrijk
8% onbelangrijk
8% belangrijk
heel belangrijk
Tabel 2. Belang versus Bizz-maturiteitsniveau inzake bedrijfsdoelstellingen belang totaal onbelangrijk
totaal 0%
geen-reflectief 0%
conceptueel 0%
optimaliserend 0%
geconsolideerd 0%
0%
0%
0%
0%
0%
belangrijk
100%
10%
57%
31%
2%
heel belangrijk
100%
14%
43%
14%
29%
onbelangrijk
De gebruikte geel- en groentinten kunnen als volgt geïnterpreteerd worden: hoe donkerder de aangebrachte kleur, hoe meer uitgesproken het percentage is.
65 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Uit de tabel op de vorige pagina blijkt dat diegenen die belang hechten aan het formuleren van hun bedrijfsdoelstellingen binnen een tweetal jaren, zich vooral in de conceptuele fase bevinden (respectievelijk 57% en 43%). De communicatie hierover naar de medewerkers is nog niet op dezelfde manier uitgewerkt. Respondenten die geen belang hechten aan het bepalen van bedrijfsdoelstellingen binnen een tweetal jaren, hebben de vragen omtrent het Bizzmaturiteitsniveau niet beantwoord.
2.2.1.3.3
Bespreking van de diverse bedrijfsdoelstellingen
In dit onderdeel wordt nagegaan welk belang de bakkers hechten aan bepaalde specifieke bedrijfsdoelstellingen, namelijk klanten- en productenbeheer, investeringsbeleid, personeelsbeleid, plaatsbeleid en kostenbeleid.
2.2.1.3.3.1 Klanten- en productenbeheer Uit figuur 7 op de volgende pagina blijkt dat de bakkers bijna alle opgesomde aspecten van het klanten- en productenbeheer vooral als (heel) belangrijk beschouwen: kwaliteitslabel behalen (65%), levertermijnen optimaliseren (65%), distributiekanalen verbeteren (48%), klantensegmenten verbreden (74%), productengamma verbreden (69%), bestaande producten verbeteren (87%), dienst na verkoop verbeteren (61%), Internet inzetten voor e-business/emarketing (48%), marketingacties verbeteren (61%) en externe communicatie verbeteren (67%).
66 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Figuur 7. Klanten- en productenbeheer 100%
7%
9%
4%
6%
17%
90%
17% 31%
30%
33%
39%
70% 35% 60%
0%
29%
19%
22%
23% 38%
35% 26%
15% 4% 7%
3% 3%
29%
17%
1% 3%
4% 3%
belangrijk 22%
15% 3% 3%
niet van toepassing
20%
20%
45%
heel belangrijk
48%
12%
32%
42%
41%
30%
30%
10%
25%
9%
22%
50%
20%
9%
26%
80%
40%
10%
6% 0% 1%
2% 3%
20% 7% 6%
4% 4%
neutraal onbelangrijk
3% 1%
totaal onbelangrijk
67 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.3.3.2 Investeringsbeleid Figuur 8. Investeringsbeleid
100% 90%
80%
7% 16%
11%
7%
19%
26%
70% 60%
niet van toepassing 35%
50%
29%
25%
belangrijk
40% 30% 20% 10% 0%
heel belangrijk
neutraal 33%
29%
5% 4%
6% 6%
Investeren in nieuwe machines
Investeren in automatisering op werkvloer
35%
onbelangrijk totaal onbelangrijk
4% 3% Investeren in nieuwe informatisering
Ongeveer de helft van de bakkers vinden het (heel) belangrijk om hun productieproces te innoveren d.m.v. het investeren in nieuwe machines (met manuele handeling) (51%), in automatisering op de werkvloer (48%) en in nieuwe informatisering (51%). Enkele citaten uit diepte-interviews: “Voor ons hoeft dat niet hoor, computergestuurde machines. Volgens mij bestaat er niet zoveel computergestuurd materiaal voor bakkers. Ik spreek nu wel niet over de industriële bakkerijen of de bakkerijen met meerdere verkooppunten. (…) dat zal helemaal anders zijn dan een gewone bakkerij.”
68 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
“Het is wel belangrijk maar het moet financieel opwegen tegen het gemak dat je er bij krijgt. Soms is het ook maar een klein beetje hulp en daar moet je dan miljoenen franken in investeren. (…) Als het gaat nu op onze manier, dan moet je de kosten afwegen tegen het gemak. Het moet in compensatie zijn. Stel dat we uitbreiden en dat we meer en meer werk hebben, gaat dat misschien een noodzaak zijn. Maar zolang dat niet noodzakelijk is, vind ik dat niet zo belangrijk.” “Ik zou niet weten op welk gebied eigenlijk. (...). Computergestuurde bakkerijmachines zijn niet voorhanden. Ik weet daar niets van.” “(…)Twee van de drie ovens kan ik programmeren. De andere oven is eigenlijk een ouderwetse oven, daar kan ik niet mee werken. Ik moet gewoon het programma selecteren. Dus broden, éclairs, koeken, ik stel dat gewoon in. Dat is gemakkelijk hoor, als het werkt tenminste. Met informatica kan er altijd wel iets mislopen en daar sta je dan.”
69 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.3.3.3 Personeelsbeleid Figuur 9. Personeelsbeleid 100% 90% 80% 70%
18%
22%
20%
12%
10%
19%
23%
15%
10% 6%
13%
15%
17% niet van toepassing
60% 50%
36%
36%
30%
40%
10%
belangrijk neutraal
32%
30% 20%
heel belangrijk
28%
29%
7% 5%
4% 4%
6% 3%
Tijdsregistratie verbeteren
Interne communicatie verbeteren
Opleidingsbeleid
17% 6%
13%
0%
9%
Meer medewerkers in Minder medewerkers dienst nemen om kosten te verlagen
onbelangrijk
35%
totaal onbelangrijk
De bakkers staan vooral neutraal t.o.v. het in dienst nemen van meer medewerkers, het verlagen van de kosten door het aantal medewerkers te verminderen en het verbeteren van de tijdsregistratie. Ze hechten veeleer (veel) belang aan het verbeteren van de interne communicatie (51%) en het opleidingsbeleid (47%).
70 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.3.3.4 Plaatsbeleid Figuur 10. Plaatsbeleid 100% 90% 80%
34%
5%
70% 60% 50% 40%
6%
10%
54% 17%
niet van toepassing
16%
heel belangrijk
12% 16% 18%
30% 20%
24%
27%
11% 19%
14%
22%
4% 3% 3% 6%
belangrijk
25%
neutraal onbelangrijk
13% 30%
totaal onbelangrijk
8% 13%
0% Samenwerkingen, overnames Nieuwe vestigingen, bedrijven, Vestiging openen in buitenland aangaan locaties openen
Ter plaatse uitbreiden
Deze bedrijfsdoelstellingen werden door de respondenten vooral als ‘niet van toepassing’ aangeduid. Enkel het ter plaatse uitbreiden wordt door 42% van de respondenten als (heel) belangrijk gezien.
71 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.3.3.5 Kostenbeleid Figuur 11. Kostenbeleid 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
4%
40%
6%
3% 25%
24%
11%
14%
36% 49%
15% 26% 43%
40% 34% 12% 2%2% Werkmethoden verbeteren
6% 3% 2% Werkingskosten verlagen
30% 26%
15% 1%2% Voorraden beheren
35% niet van toepassing 12%
heel belangrijk
17%
belangrijk
17%
9% 10%
4% 6%
12% 7%
Uitbesteden bepaalde activiteiten
Interne logistiek verbeteren
Externe logistiek verbeteren
neutraal onbelangrijk totaal onbelangrijk
Vooral de werkmethoden verbeteren (80%) en de werkingskosten verlagen (83%) worden als (heel) belangrijk ervaren. Het beheren van de voorraden (79%) wordt als een (heel) belangrijke bedrijfsdoelstelling beschouwd (maar gebeurt vaak enkel ‘op zicht’). “We kunnen onthouden wat we te kort hebben, je ziet het genoeg.”; “Het stockbeheer is voor verbetering vatbaar. (…) dat we nog meer op de hoogte zijn van wat er is en dat we weten wanneer wat is. Nu is het gewoon op het zicht. Bestellen wanneer er iets bijna uit is. Dat is niet echt gepland.” Het verbeteren van de interne logistiek wordt door 40% van de respondenten als (heel) belangrijk beschouwd. Het verbeteren van de externe logistiek is bij 35% van de respondenten niet van toepassing en 30% staat veeleer neutraal tegenover het uitbesteden van bepaalde activiteiten.
72 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.4 Organisatiestructuur In dit hoofdstuk wordt er dieper ingegaan op het maturiteitsniveau en het belang van een visie op een goede organisatiestructuur van een bedrijf.
2.2.1.4.1
Toegepaste antwoordmogelijkheden
Tabel 3. Verduidelijking van de antwoordmogelijkheden Bizz-maturiteitsniveau Antwoordmogelijkheid
Interpretatie door de respondent
(zie hoofdstuk Algemeen theoretisch kader/ Maturiteitsmodel)
Niet gerealiseerd (niet mee bezig)
Ik
heb
geen
of
een
beperkte
beschrijving
van
mijn
organisatiestructuur.
Gedeeltelijk gerealiseerd (mee bezig, Ik ben bezig met het opstellen van mijn organisatiestructuur, maar maar nog niet volledig gerealiseerd) Gerealiseerd
het klopt nog niet helemaal. Mijn organisatiestructuur is uitgetekend en ik ben bezig met de optimalisatie ervan.
Gerealiseerd inclusief gecommuniceerd Mijn organisatiestructuur is geoptimaliseerd en ik heb dit ook aan mijn medewerkers
gecommuniceerd aan mijn medewerkers.
Geen - reflectief
Conceptueel
Optimaliserend
Geconsolideerd
73 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.4.2
Belang
Figuur 12. Belang van een visie op een organisatiestructuur
80%
De respondenten uit de bakkerssector vinden het (heel) belangrijk om 60%
een visie te hebben op een goede organisatie(structuur) van hun bedrijf.
40%
71%
20% 24% 0%
4% totaal onbelangrijk
1% onbelangrijk
belangrijk
heel belangrijk
Tabel 4. Belang versus visie op een organisatiestructuur belang totaal onbelangrijk onbelangrijk belangrijk heel belangrijk
Totaal 0% 0% 100% 100%
geen-reflectief 0% 0% 0% 0%
conceptueel 0% 0% 100% 65%
optimaliserend 0% 0% 0% 10%
geconsolideerd 0% 0% 0% 25%
Uit de tabel blijkt dat diegenen die belang hechten aan een visie op een goede organisatie(structuur) zich allemaal in een conceptuele fase bevinden. Diegenen die een dergelijke visie heel belangrijk vinden, daarvan situeren zich 65% in een conceptuele fase, 10% in een optimaliserende fase en 25% in een geconsolideerde fase. Respondenten die geen belang hechten aan een visie op de organisatiestructuur hebben de vragen omtrent het Bizz-maturiteitsniveau niet beantwoord.
74 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5 Maturiteitsanalyse 2.2.1.5.1
Maturiteitsniveau van de administratieve bedrijfsprocessen
2.2.1.5.1.1 Belang van de administratieve bedrijfsprocessen Figuur 13. Belang van de administratieve bedrijfsprocessen 70% 60% 50% 40% 30%
58%
20%
37%
10% 0%
4% totaal onbelangrijk
1% onbelangrijk
belangrijk
heel belangrijk
Bakkers hechten (veel) belang aan het gestructureerd voeren van hun bedrijfsadministratie (aankoop, boekhouding, verkoop, distributie ….).
75 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.1.2 Verduidelijking van de toegepaste antwoordmogelijkheden In het algemeen theoretisch kader werd verwezen naar het maturiteitsmodel. Dit kader passen we toe in functie van de respons binnen de bakkerssector. Hieronder worden de administratieve bedrijfsprocessen op het vlak van Bizz-maturiteitsniveau en informatisering verduidelijkt.
Bizz-maturiteitsgraad van de administratieve bedrijfsprocessen Tabel 5. Bizz-maturiteitsgraad Bizz-maturiteitsniveau Antwoordmogelijkheid
Interpretatie door de respondent
(zie hoofdstuk Algemeen theoretisch kader/ Maturiteitsmodel)
Niet gerealiseerd (helemaal niet op punt)
Dit proces is voor mij niet in orde.
Gedeeltelijk gerealiseerd (mee bezig, maar nog Dit proces kan bij mij beter (ongeacht mijn budget) en/of dit niet volledig op punt) Gerealiseerd
proces is nog niet in lijn met mijn bedrijfsdoelstellingen. Dit proces is voor mij volledig in orde en ik zie geen nut om dit proces anders aan te pakken.
Niet van toepassing
Geen tot reflectief
Conceptueel tot optimaliserend
Geconsolideerd
Dit proces bestaat bij mij niet.*
*Bij dit proces kan er verwarring ontstaan zijn tussen de laagste maturiteitsgraad (geen tot reflectief) en het niet van toepassing zijn van dit proces.
76 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Graad van informatisering van de administratieve bedrijfsprocessen
Tabel 6. Graad van informatisering IT-Maturiteitsniveau Antwoordmogelijkheid
Interpretatie door de respondent
(zie hoofdstuk Algemeen theoretisch kader/Maturiteitsmodel)
Niet geïnformatiseerd
Gedeeltelijk geïnformatiseerd
Dit proces wordt vrijwel volledig op papier bijgehouden.
Embryonaal
Ik werk voor dit proces gedeeltelijk of volledig met een standaardsoftwarepakket (tekstverwerking, rekenbladen …).
Primair
Ik gebruik voor dit proces een sector gebonden applicatie en Geïnformatiseerd
ik heb geen behoefte om hiervoor op korte termijn extra te
Professioneel tot innovatief
investeren. Niet van toepassing
Dit proces bestaat bij mij niet.*
*Bij dit proces hebben sommige respondenten dit antwoord vermoedelijk verward met het niet-geïnformatiseerd zijn.
77 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.1.3 Analyse van de administratieve bedrijfsprocessen in relatie met de IT-ondersteuning Indien tijdens het onderzoek blijkt dat een administratief bedrijfsproces bij 60% of meer van de respondenten voldoende matuur is qua inzicht, efficiëntie en effectiviteit (conceptueel tot geconsolideerd niveau), wordt de correlatie met de mate van informatisering verder geanalyseerd. Wanneer dit percentage niet wordt behaald, wordt aangenomen dat globaal gezien de processen nog dienen op punt gesteld te worden. Tijdens het onderzoek werd dan ook niet verder ingegaan op de relatie met de mate van informatisering (conform hypothese 1). De visuele voorstelling hiervan is terug te vinden in het hoofdstuk omtrent het maturiteitsmodel. (zie 1.4.5)
Opmerking: Bij respondenten waarvan een administratief proces niet van toepassing is, maar waarbij wel enige mate van informatisering is aangeduid, wordt hun antwoord beschouwd als een foute interpretatie.
78 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.1.4 Overzicht van de administratieve bedrijfsprocessen
Figuur 14. Bizz-maturiteitsniveau van de administratieve bedrijfsprocessen 2%
100% 90%
11%
8%
4% 4%
8% 80%
28%
30%
70% 60%
7% 17% 4%
26% 45%
15%
8% 38%
22%
6%
11% 60%
49% 19% 30%
45% 10%
9%
40%
26% 62%
30%
10% 0%
34%
32%
50%
20%
15%
21%
62%
4% 13%
53% 36%
38% 42%
45%
42%
40% 26%
23%
niet van toepassing
21%
geen-reflectief conceptueel-optimaliserend
21%
21%
geconsolideerd
7%
Het bovenstaande overzicht geeft een beeld van de Bizz-maturiteitsgraad van de verschillende administratieve bedrijfsprocessen.
79 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
De
bakkers
zijn
voldoende
matuur
qua
inzicht
in
de
administratieve
bedrijfsprocessen
aankoopbeheer,
boekhouding,
facturatie,
loonadministratie/personeelsbeheer, planning van bereidingen/productieplanning, magazijnbeheer/stockbeheer en verkoopbeheer. Deze processen worden nader bekeken naar de mate van informatisering. Distributie (verzending) is bij 60% van de bakkers niet van toepassing, secretariaat is bij ongeveer de helft van de bakkers niet van toepassing. Het bedrijfsproces marketing behaalt net geen 60%. Toch wordt er bij de individuele analyse dieper op dit bedrijfsproces ingegaan. Vooraleer de informatisering van de administratieve bedrijfsprocessen dienst na verkoop en E-marketing aan te pakken, is business consultancy in deze domeinen aan te raden. De verschillende administratieve processen worden verder individueel besproken. Er zijn kleine verschillen mogelijk in de percentages, aangezien bij de bespreking van de individuele processen enkel rekening werd gehouden met het antwoord van de respondenten op zowel de vragen over het Bizzmaturiteitsniveau als over informatisering.
80 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Figuur 15. Graad van informatisering van de administratieve bedrijfsprocessen 100% 90%
12%
8%
23%
10%
80% 70%
4% 6%
19%
26% 41%
46%
51%
34%
23%
40% 23%
64%
20% 18%
14%
29%
33% 50%
29%
44%
21%
29%
22%
30%
23%
38%
50%
10%
23%
45%
15%
32%
60%
30%
20%
11% 42%
18%
21%
15%
21%
18%
niet van toepassing
14%
niet geïnformatiseerd
6% 21%
16%
33%
25% 15%
22%
gedeeltelijk geïnformatiseerd geïnformatiseerd
0%
Deze bovenstaande tabel geeft een totaalbeeld van de maturiteit op het vlak van informatisering van de verschillende administratieve processen. De administratieve processen waarbij de maturiteitsgraad voldoende is zowel op het vlak van business als informatisering zijn boekhouding, facturatie en loonadministratie/personeelsbeheer.
81 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
De administratieve processen waarbij de Bizz-maturiteitsgraad voldoende is, maar wel consultancy voor ICT-ondersteuning kunnen gebruiken, zijn het aankoopbeheer, planning van bereidingen/productieplanning, magazijnbeheer/stockbeheer, marketing en verkoopbeheer. Het geïnformatiseerd bijhouden van de distributie (verzending) en het secretariaat is bij ongeveer de helft van de bakkers niet van toepassing, wat logisch is aangezien het proces zelf ook veeleer niet van toepassing is bij de individuele respondenten. Beide voorgaande tabellen wijzen op een mogelijke correlatie tussen de Bizz-maturiteitsgraad van een bepaald administratief bedrijfsproces en de informatisering ervan, met name hoe hoger het Bizz-maturiteitsniveau, hoe groter de ondersteuning door informatisering. Dit wijst op een bevestiging van hypothese 1. Gezien de diversiteit van de individuele administratieve processen, wordt de Bizz-maturiteitsgraad en de mate informatisering bij elk apart proces besproken. Er zijn kleine verschillen mogelijk in de percentages, aangezien bij de bespreking van de individuele processen enkel rekening werd gehouden met het antwoord van de respondenten op zowel de vragen over het Bizz-maturiteitsniveau als over informatisering.
82 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.1.4.1 Aankoopbeheer (aankoop ingrediënten …) Figuur 16. Aankoopbeheer – Bizz-maturiteitsniveau 50%
Bij
43% 37%
40%
meerderheid
van
de
respondenten
bevindt
hun
aankoopbeheer zich in een conceptueel tot geconsolideerd maturiteitsniveau (respectievelijk 80%). De Bizz-maturiteitsgraad is
30% 20% 10%
de
12%
8%
0% geen-reflectief
conceptueeloptimaliserend
geconsolideerd
niet van toepassing
hoog. Bij 43% van de respondenten is dit een conceptuele tot optimaliserende fase, bij 37% is dit een geconsolideerde fase. Bij 8% is er geen of een reflectief maturiteitsniveau en 12% heeft dit proces aangeduid als niet van toepassing.
Het aantal respondenten die het aankoopbeheer als ‘niet van toepassing’ hebben aangeduid kunnen bakkers zijn die weinig tot niet op de hoogte zijn van hun voorraden en enkel op zicht bijbestellen. Dit wordt ook bevestigd bij het polsen naar een mogelijke oplossing tijdens diepte-interviews: “(…) misschien omdat hij vindt dat het niet gestructureerd is? Dat hij wat in het wilde weg koopt zonder echt te controleren wat hij nog nodig heeft.” “Volgens mij is dat iemand die dat niet echt opvolgt en maar aankoopt met zijn gevoel.“
83 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 7. Aankoopbeheer - Bizz-maturiteitsniveau versus informatisering
Bizz-maturiteitsgraad
totaal
niet geïnformatiseerd (embryonaal)
gedeeltelijk geïnformatiseerd (primair)
volledig geïnformatiseerd (professioneel tot innovatief)
niet van toepassing
geen-reflectief
100%
75%
25%
0%
0%
conceptueel-optimaliserend
100%
41%
32%
18%
9%**
geconsolideerd
100%
42%
26%
21%
11%**
niet van toepassing
100%
17%
33%*
17%*
33%
*In 2.2.1.5.1.3 werd aangekaart dat elke aanduiding van informatisering bij een proces dat niet van toepassing is als een foutieve interpretatie beschouwd wordt. **In 2.2.1.5.1.2 werd de mogelijke verwarring vermeld tussen het niet van toepassing zijn van een proces en het niet-geïnformatiseerd zijn van een proces. De gebruikte roze-tinten kunnen als volgt geïnterpreteerd worden: hoe donkerder de aangebrachte kleur, hoe meer uitgesproken het percentage is. Bij meer dan 60% van de bakkers bevindt het aankoopbeheer zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase. Bij minder dan 60% van de respondenten is dit proces gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd (minder dan 60% heeft een primair tot professioneel-innovatief maturiteitsniveau). Indien het aankoopbeheer zich in een conceptuele tot optimaliserende fase situeert, dan is dit administratief proces vaak niet geïnformatiseerd (41%). Andere respondenten zijn al overgegaan tot een gedeeltelijke informatisering (32%) of zijn reeds volledig geïnformatiseerd (18%). Indien het aankoopbeheer zich in een geconsolideerde fase situeert, dan is dit bij 42% van de respondenten niet geïnformatiseerd. Bij 26% van deze bakkers is er al een gedeeltelijke informatisering en bij 21% is dit proces volledig geïnformatiseerd. Uit bovenstaande cijfers kan ook vastgesteld worden dat naargelang de Bizz-maturiteitsgraad stijgt, de mate van volledige informatisering toeneemt. Dit bevestigt hypothese 1. 84 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 8. Aankoopbeheer - Grootte van het bedrijf versus informatisering Verkooppunten
totaal
niet geïnformatiseerd
gedeeltelijk geïnformatiseerd
volledig geïnformatiseerd
niet van toepassing
bakker met 1 verkooppunt
100%
48%
28%
12%
12%
bakker met meerdere verkooppunten
100%
18%
36%
37%
9%
De volledige informatisering van dit bedrijfsproces stijgt naarmate er meer dan één verkooppunt is. Hypothese 2 wordt bevestigd.
Tabel 9. Aankoopbeheer - Opleiding van de respondent versus informatisering
25%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 12%
volledig geïnformatiseerd 38%
niet van toepassing 25%
100%
52%
33%
10%
5%
Hoger algemeen secundair onderwijs
100%
29%
29%
14%
28%
Hoger onderwijs
100%
34%
33%
22%
11%
Opleiding
Totaal
niet geïnformatiseerd
Lager secundair onderwijs
100%
Hoger technisch-of beroepsonderwijs
De graad van het hoogst behaalde diploma heeft geen invloed op de mate van de volledige informatisering van het aankoopbeheer. Hypothese 3 wordt niet bevestigd.
85 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.1.4.2 Boekhouding (exclusief uitgaande facturatie) Dit administratieve bedrijfsproces houdt het beheren van de financiële verrichtingen in, inkomsten, uitgaven en de debiteuren- en crediteurenadministratie met al dan niet het opmaken van jaarrekeningen, BTW-aangiftes … inbegrepen. Het opmaken van verkoopfacturen behoort niet tot dit proces.
Figuur 17. Boekhouding – Bizz-maturiteitsniveau 80%
Bij de
64%
20%
hun
maturiteitsniveau (92%). De Bizz-maturiteitsgraad is hoog. Bij 28%
28%
van de respondenten is dit een conceptuele tot optimaliserende
6%
2%
0% geen-reflectief
respondenten bevindt
boekhouding zich in een conceptueel tot geconsolideerd
60% 40%
meerderheid van de
conceptueeloptimaliserend
geconsolideerd
niet van toepassing
fase, 64% zit in een geconsolideerde fase. Bij 6% van de respondenten is er geen of een reflectief maturiteitsniveau en 2% heeft de boekhouding als niet van toepassing aangeduid.
Een miniem aantal respondenten heeft boekhouding als ‘niet van toepassing’ aangeduid. Tijdens diepte-interviews werd hiervoor een verklaring gezocht. “Als ze boekhouding als niet van toepassing aanduiden dan bedoelen ze misschien dat dat uitbesteed is aan een boekhouder en dat ze er dus zelf geen werk meer aanhebben.“
86 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Opmerking: Het hogere percentage op het vlak van de Bizz-maturiteitsgraad kan mogelijk wijzen op het feit dat de bakkers een (groot) deel van hun boekhouding uitbesteden. Dit kan een eventuele suggestie zijn voor verder onderzoek. Deze opmerking kan gestaafd worden a.h.v. het volgende citaat uit een interview: “Papieren vergaren en naar boekhouder brengen. Dat houdt niet veel in.” Een ander citaat: “Eigenlijk doen we daar weinig zelf van. De boekhouding laten we doen. Daar moet ik eigenlijk bijna niets voor doen. Enkel de facturen verzamelen en opsturen. Wat ik wel belangrijk vind, is dat ik het proces kan volgen en dat ik er inzicht in heb, en dat ik er bij betrokken ben(…).”
Tabel 10. Boekhouding – Bizz-maturiteitsgraad versus informatisering
Bizz-maturiteitsgraad
totaal
niet geïnformatiseerd (embryonaal)
gedeeltelijk geïnformatiseerd (primair)
geen-reflectief
100%
0%
67%
volledig geïnformatiseerd (professioneel tot innovatief) 33%
conceptueel-optimaliserend
100%
14%
43%
36%
7%
geconsolideerd
100%
9%
25%
60%
6%
niet van toepassing
100%
0%
0%
0%
100%
niet van toepassing 0%
Bij meer dan 60% van de respondenten bevindt de boekhouding zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase én is gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd (voldoende matuur op het vlak van informatisering, meer dan 60% heeft een primair tot professioneel-innovatief maturiteitsniveau). Indien de boekhouding zich in een conceptuele tot optimaliserende fase bevindt, dan is dit administratief proces vaak gedeeltelijk geïnformatiseerd (43%). Andere respondenten zijn overgegaan tot een volledige informatisering (36%) of zijn nog niet geïnformatiseerd (14%).
87 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Indien de boekhouding zich in een geconsolideerde fase situeert, dan heeft 60% van de respondenten dit proces volledig geïnformatiseerd. Bij 25% van deze bakkers is er een gedeeltelijke informatisering en 9% heeft de boekhouding nog niet ondersteund door informatisering. Ook deze cijfers bevestigen dat naargelang de Bizz-maturiteitsgraad stijgt, de mate van volledige informatisering vermeerdert. Dit bevestigt hypothese 1. Tabel 11. Boekhouding - Grootte van het bedrijf versus informatisering
13%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 36%
volledig geïnformatiseerd 43%
0%
18%
73%
Verkooppunten
totaal
niet geïnformatiseerd
bakker met 1 verkooppunt
100%
bakker met meerdere verkooppunten
100%
niet van toepassing 8% 9%
De volledige informatisering van dit bedrijfsproces stijgt naarmate er meer dan één verkooppunt is. Hypothese 2 wordt bevestigd. Tabel 12. Boekhouding - Opleiding versus informatisering
0%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 0%
volledig geïnformatiseerd 75%
niet van toepassing 25%
100%
18%
27%
50%
5%
Hoger algemeen secundair onderwijs
100%
17%
33%
33%
17%
Hoger onderwijs
100%
0%
37%
63%
0%
Opleiding
Totaal
niet geïnformatiseerd
Lager secundair onderwijs
100%
Hoger technisch-of beroepsonderwijs
Er is geen duidelijk verband tussen het hoogst behaalde diploma van de respondent en de volledige informatisering van de boekhouding. Hypothese 3 wordt niet bevestigd.
88 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.1.4.3 Facturatie (het opmaken van verkoopfacturen) Figuur 18. Facturatie – Bizz-maturiteitsniveau 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Bij de meerderheid van de respondenten bevindt hun facturatie zich
62%
in een conceptueel tot geconsolideerd maturiteitsniveau (92%). De Bizz-maturiteitsgraad is hoog. Bij 30% van de respondenten is dit een
30%
conceptuele tot optimaliserende fase, bij 62% is dit een 4%
geen-reflectief
4%
conceptueeloptimaliserend
geconsolideerd
niet van toepassing
geconsolideerde fase. Bij 4% van de respondenten is er geen of een reflectief maturiteitsniveau en 4% heeft dit proces aangeduid als niet van toepassing.
De reden waarom enkele respondenten de facturatie als ‘niet van toepassing’ hebben aangeduid is dat zij slechts een beperkt aantal facturen moeten opmaken: “De facturen maak ik met een Excel programma dat ik zelf gemaakt heb. Dit zijn niet veel facturen, twee keer per maand.” Een ander antwoord: “Geen facturen bij mensen die enkel in hun winkel verkopen (…).”
89 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 13. Facturatie – Bizz-maturiteitsgraad versus informatisering
Bizz-maturiteitsgraad
totaal
niet geïnformatiseerd (embryonaal)
geen-reflectief
100%
0%
gedeeltelijk geïnformatiseerd (primair) 100%
volledig geïnformatiseerd (professioneel tot innovatief) 0%
conceptueel-optimaliserend
100%
6%
50%
38%
6%
geconsolideerd
100%
3%
12%
82%
3%
niet van toepassing
100%
50%
0%
50%
0%
niet van toepassing 0%
Bij meer dan 60% van de ondernemers bevindt de facturatie zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase én is gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd (voldoende matuur op het vlak van informatisering, meer dan 60% zit in een primair tot professioneel – innovatief maturiteitsniveau). Indien de facturatie zich in een conceptuele tot optimaliserende fase situeert, dan is dit administratief proces vaak volledig geïnformatiseerd (38%). Andere respondenten zijn overgegaan tot een gedeeltelijke informatisering (50%) of zijn nog niet geïnformatiseerd (6%). Indien de facturatie zich in een geconsolideerde fase situeert, dan heeft 82% van de respondenten dit proces volledig geïnformatiseerd. Bij 12% van deze bakkers is er een gedeeltelijke informatisering en 3% heeft de facturatie nog niet ondersteund door informatisering. Ook deze cijfers bevestigen dat naargelang de Bizz-maturiteitsgraad stijgt, de mate van volledige informatisering toeneemt. Dit bevestigt hypothese 1.
90 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 14. Facturatie – Grootte van het bedrijf versus informatisering
7%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 27%
volledig geïnformatiseerd 61%
0%
25%
75%
Verkooppunten
totaal
niet geïnformatiseerd
bakker met 1 verkooppunt
100%
bakker met meerdere verkooppunten
100%
niet van toepassing 5% 0%
De volledige informatisering van dit bedrijfsproces stijgt naarmate er meer dan één verkooppunt is. Hypothese 2 wordt bevestigd.
Tabel 15. Facturatie - Opleiding versus informatisering Opleiding
totaal
niet geïnformatiseerd
gedeeltelijk geïnformatiseerd
volledig geïnformatiseerd
niet van toepassing
Lager secundair onderwijs
100%
0%
11%
78%
11%
Hoger technisch-of beroepsonderwijs
100%
9%
32%
59%
0%
Hoger algemeen secundair onderwijs
100%
0%
14%
72%
14%
Hoger onderwijs
100%
0%
22%
78%
0%
Er is geen duidelijke tendens merkbaar waarbij de mate van informatisering stijgt naargelang het diploma stijgt. Hypothese 3 wordt niet bevestigd.
91 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.1.4.4 Loonadministratie/personeelsbeheer Dit houdt het bepalen en beheren in van de lonen van de medewerkers op basis van de tijdsregistratie, meestal in samenwerking met een sociaal secretariaat.
Figuur 19. Loonadministratie – Bizz-maturiteitsgraad 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Bij
53%
meer
dan
60%
van
de
respondenten
bevindt
hun
loonadministratie zich in een conceptueel tot geconsolideerd maturiteitsniveau (79%). De Bizz-maturiteitsgraad is voldoende
26% 17% 4% geen-reflectief
hoog. Bij 26% van de respondenten is dit een conceptuele tot optimaliserende fase, bij 53% is dit een geconsolideerde fase. Bij 4%
conceptueeloptimaliserend
geconsolideerd
niet van toepassing
is er geen of een reflectief maturiteitsniveau en 17% heeft dit proces aangeduid als niet van toepassing.
Uit een diepte-interview volgt een mogelijke verklaring voor het aanduiden van ‘niet van toepassing’: ”Ik geef alles door aan een sociaal bureau. Ik weet daar niet zoveel over hoor maar de mensen zijn content. Zij regelen alles voor me.”
92 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 16. Loonadministratie – Bizz-maturiteitsgraad versus informatisering
Bizz-maturiteitsgraad
totaal
niet geïnformatiseerd (embryonaal)
geen-reflectief
100%
100%
gedeeltelijk geïnformatiseerd (primair) 0%
volledig geïnformatiseerd (professioneel tot innovatief) 0%
conceptueel-optimaliserend
100%
14%
36%
50%
0%
geconsolideerd
100%
11%
21%
54%
14%
niet van toepassing
100%
11%
0%
0%
89%
niet van toepassing 0%
Bij meer dan 60% van de ondernemers bevindt de loonadministratie zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase én is gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd (voldoende matuur op het vlak van informatisering, meer dan 60% zit in een primair tot professioneel-innovatief maturiteitsniveau). Indien de loonadministratie zich in een conceptuele tot optimaliserende fase situeert, dan is dit administratief proces bij de helft van de respondenten volledig geïnformatiseerd. Andere respondenten zijn overgegaan tot een gedeeltelijke informatisering (36%) of zijn nog niet geïnformatiseerd (14%). Indien de loonadministratie zich in een geconsolideerde fase situeert, dan heeft meer dan de helft van de respondenten dit proces volledig geïnformatiseerd (54%). Bij 21% van deze bakkers is er een gedeeltelijke informatisering en 11% heeft de loonadministratie nog niet ondersteund door informatisering. Ook deze cijfers bevestigen dat naargelang de Bizz-maturiteitsgraad stijgt, de mate van volledige informatisering toeneemt. Dit bevestigt hypothese 1.
93 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 17. Loonadministratie – Grootte van het bedrijf versus informatisering
15%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 22%
volledig geïnformatiseerd 36%
17%
17%
58%
Verkooppunten
totaal
niet geïnformatiseerd
bakker met 1 verkooppunt
100%
bakker met meerdere verkooppunten
100%
niet van toepassing 27% 8%
De volledige informatisering van dit bedrijfsproces stijgt naarmate er meer dan één verkooppunt is. Hypothese 2 wordt bevestigd.
Tabel 18. Loonadministratie – Opleiding versus informatisering
0%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 22%
volledig geïnformatiseerd 45%
niet van toepassing 33%
100%
14%
32%
41%
13%
Hoger algemeen secundair onderwijs
100%
29%
14%
29%
28%
Hoger onderwijs
100%
12%
0%
38%
50%
Opleiding
Totaal
niet geïnformatiseerd
Lager secundair onderwijs
100%
Hoger technisch-of beroepsonderwijs
Er is geen duidelijke tendens merkbaar waarbij de mate van volledige informatisering van de loonadministratie stijgt naargelang het diploma stijgt, zelfs eerder een daling. Hypothese 3 wordt niet bevestigd.
94 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.1.4.5 Planning van bereidingen/productieplanning Figuur 20. Planning van bereidingen/productieplanning – Bizz-maturiteitsniveau Bij
60%
40%
40% 20%
44%
de
meerderheid
van
de
respondenten
bevindt
hun
productieplanning zich in een conceptueel tot geconsolideerd
8%
8%
maturiteitsniveau (84%). De Bizz-maturiteitsgraad is hoog. Bij 40% van de respondenten is dit een conceptuele tot optimaliserende fase,
0% geen-reflectief
conceptueeloptimaliserend
geconsolideerd
niet van toepassing
bij 44% is dit een geconsolideerde fase. Bij 8% is er geen of een reflectief maturiteitsniveau en 8% heeft dit proces aangeduid als niet
van toepassing. Tijdens diepte-interviews wordt getoetst naar een mogelijke reden voor het aanduiden van de productieplanning/planning van bereidingen als ‘niet van toepassing’: “Dat is van dag op dag, dat is niet echt georganiseerd.” of “Gewoon doen. Uit pure gewoonte.”
Tabel 19. Planning van bereidingen/productieplanning – Bizz-maturiteitsgraad versus informatisering Bizz-maturiteitsgraad
totaal
geen-reflectief
100%
niet geïnformatiseerd (embryonaal) 100%
gedeeltelijk geïnformatiseerd volledig geïnformatiseerd (primair) (professioneel tot innovatief) 0% 0%
niet van toepassing 0%
conceptueel-optimaliserend
100%
32%
31%
21%
16%
geconsolideerd
100%
28%
24%
29%
19%
niet van toepassing
100%
50%
0%
0%
50%
95 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Bij meer dan 60% van de ondernemers bevindt de productieplanning zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase. Bij minder dan 60% van de respondenten is de productieplanning ook gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd (minder dan 60% heeft een primair tot professioneel-innovatief maturiteitsniveau). Indien de productieplanning zich in een conceptuele tot optimaliserende fase situeert, dan is dit administratief proces vaak niet geïnformatiseerd (32%). Andere respondenten zijn overgegaan tot een gedeeltelijke informatisering (31%) of zijn volledig geïnformatiseerd (21%). Indien de productieplanning zich in een geconsolideerde fase situeert, dan heeft 29% van de respondenten dit proces volledig geïnformatiseerd. Bij 24 % van deze bakkers is er een gedeeltelijke informatisering en 28% heeft de productieplanning nog niet ondersteund door informatisering. Ook deze cijfers bevestigen dat naargelang de Bizz-maturiteitsgraad stijgt, de mate van volledige informatisering toeneemt. Dit bevestigt hypothese 1.
Tabel 20. Productieplanning/planning van bereidingen – Grootte bedrijf versus informatisering
38%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 26%
volledig geïnformatiseerd 18%
niet van toepassing 18%
33%
11%
34%
22%
Verkooppunten
totaal
niet geïnformatiseerd
bakker met 1 verkooppunt
100%
bakker met meerdere verkooppunten
100%
De volledige informatisering van dit bedrijfsproces stijgt naarmate er meer dan één verkooppunt is. Hypothese 2 wordt bevestigd.
96 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 21. Productieplanning/planning van bereidingen – Opleiding versus informatisering
100%
niet geïnformatiseerd 22%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 11%
volledig geïnformatiseerd 22%
Hoger technisch-of beroepsonderwijs
100%
43%
38%
10%
9%
Hoger algemeen secundair onderwijs
100%
40%
0%
40%
20%
Hoger onderwijs
100%
34%
22%
22%
22%
Opleiding
Totaal
Lager secundair onderwijs
niet van toepassing 45%
Er is geen duidelijk verband tussen de opleiding van de bakker en de volledige informatisering van de productieplanning. Hypothese 3 wordt niet bevestigd.
97 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.1.4.6 Dienst na verkoop Figuur 21. Dienst na verkoop – Bizz-maturiteitsniveau Bijna 40% van de respondenten (38%) heeft dit proces als niet van 50%
38%
40% 25%
30% 20% 10%
27%
toepassing aangeduid. Bij minder dan 60% van de respondenten bevindt hun dienst na verkoop
10%
zich
in
een
conceptueel
tot
geconsolideerd
maturiteitsniveau (52%). De Bizz-maturiteitsgraad is onvoldoende
0% geen-reflectief
conceptueeloptimaliserend
geconsolideerd
niet van toepassing
groot. Vooraleer de informatisering aan te pakken, is er eerst nood aan business consultancy.
Het hogere aantal bakkers die dit proces als ‘niet van toepassing’ hebben aangeduid kan mogelijk door het volgende citaat verklaard worden: “Dat is enkel voor mensen die nog iets moeten doen nadat ze iets verkocht hebben. (…) Ik zou niet weten op welke manier een bakker nog een dienst moet verlenen na de verkoop.” “Dit zijn misschien mensen die denken dat er nooit klachten zijn. Of dat er geen dienst meer moet geleverd worden als er iets verkocht geweest is.“
98 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.1.4.7 Distributie (verzending) Figuur 22. Distributie – Bizz-maturiteitsniveau 70%
60%
Bij 60% van de ondervraagde bakkers is dit proces niet van toepassing.
60% 50%
Uit cijfers blijkt dat indien dit proces wel van toepassing is, er toch een
40%
hogere mate van informatisering bestaat indien dit proces zich in een
30%
23%
20% 10%
geconsolideerde fase bevindt.
13% 4%
0% geen-reflectief
conceptueeloptimaliserend
geconsolideerd
niet van toepassing
Enkele citaten uit diepte-interviews: “Dit is bij ons niet van toepassing, wij verdelen geen brood. Dat kan wel zijn voor mensen die brood rondbrengen.” “De meeste mensen komen het zelf halen. (…) De meeste verenigingen komen er zelf om. Of het zou moeten zijn dat het gepensioneerde oudere mensen zijn, dan brengen we dat wel rond.”
99 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 22. Distributie – Bizz-maturiteitsgraad versus informatisering
geen-reflectief
niet geïnformatiseerd gedeeltelijk geïnformatiseerd volledig geïnformatiseerd (embryonaal) (primair) (professioneel tot innovatief) 100% 100% 0% 0%
conceptueel-optimaliserend
100%
29%
28%
29%
14%
geconsolideerd
100%
17%
33%
42%
8%
niet van toepassing
100%
19%
0%
12%
69%
Bizz-maturiteitsgraad
totaal
niet van toepassing 0%
Bij meer dan 60% van de bakkers waarbij distributie van toepassing is én waarbij de distributie zich in een geconsolideerde fase bevindt, is dit ook gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd (voldoende matuur op het vlak van informatisering, meer dan 60% zit in een primair tot professioneel-innovatief maturiteitsniveau). Bij minder dan 60% van de bakkers waarbij distributie van toepassing is én waarbij de distributie zich in een conceptuele tot optimaliserende fase bevindt, is dit ook gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd (minder dan 60% bezit een primaire tot professionele-innovatieve maturiteitsfase). Indien de distributie zich in een conceptuele tot optimaliserende fase situeert, dan is dit administratief proces vaak niet geïnformatiseerd (29%). Andere respondenten zijn al overgegaan tot een volledige informatisering (29%) of zijn gedeeltelijk geïnformatiseerd (28%). Indien de distributie zich in een geconsolideerde fase situeert, dan is bij 42% van de respondenten dit volledig geïnformatiseerd of gedeeltelijk geïnformatiseerd (33%). Bij een ander deel van de bakkers is dit niet geïnformatiseerd (17%). Uit bovenstaande cijfers kan ook vastgesteld worden dat naargelang de Bizz-maturiteitsgraad stijgt, de mate van volledige informatisering toeneemt. Dit is een bevestiging van hypothese 1.
100 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 23. Distributie - Grootte van het bedrijf versus informatisering
29%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 12%
volledig geïnformatiseerd 17%
0%
8%
34%
Verkooppunten
totaal
niet geïnformatiseerd
bakker met 1 verkooppunt
100%
bakker met meerdere verkooppunten
100%
niet van toepassing 42% 58%
De volledige informatisering van dit bedrijfsproces stijgt naarmate er meer dan één verkooppunt is. Hypothese 2 wordt bevestigd.
Tabel 24. Distributie - Opleiding versus informatisering Opleiding
Totaal
niet geïnformatiseerd
Lager secundair onderwijs
100%
22%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 0%
33%
niet van toepassing 45%
Hoger technisch-of beroepsonderwijs
100%
23%
9%
23%
45%
Hoger algemeen secundair onderwijs
100%
29%
14%
14%
43%
Hoger onderwijs
100%
0%
12%
13%
75%
volledig geïnformatiseerd
Het aantal respondenten waarbij de distributie volledig geïnformatiseerd is daalt naargelang het diploma stijgt! Dit is een tegenstelling van hypothese 3. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat hoe hoger het diploma van de respondent, hoe hoger de eisen zijn op het vlak van informatisering en hoe kritischer de reflectie.
101 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.1.4.8 Magazijnbeheer/stockbeheer Figuur 23. Magazijnbeheer/stockbeheer – Bizz-maturiteitsniveau Bij meer dan 60% van de respondenten bevindt hun stockbeheer zich in
60% 32%
40% 20%
40%
een conceptueel tot geconsolideerd maturiteitsniveau (72%). De Bizz16%
12%
0% geen-reflectief
conceptueeloptimaliserend
geconsolideerd
niet van toepassing
maturiteitsgraad is voldoende hoog. Bij 32% van de respondenten is dit een conceptuele tot optimaliserende fase, bij 40% is dit een geconsolideerde fase.
Bij 12% van de respondenten is er geen of een reflectief maturiteitsniveau en 16% heeft dit proces als niet van toepassing aangeduid. Een mogelijke verklaring voor het aanduiden van het stockbeheer als ‘niet van toepassing’ volgt uit de diepte-interviews: “Onze stock staat in de kelder. We kunnen onthouden wat we te kort hebben, je ziet het genoeg.” “Dat doe ik niet echt. Ik kijk gewoon wat er nog zit.”
102 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 25. Magazijnbeheer/stockbeheer – Bizz-maturiteitsgraad versus informatisering
Bizz-maturiteitsgraad
totaal
niet geïnformatiseerd (embryonaal)
geen-reflectief
100%
100%
gedeeltelijk geïnformatiseerd (primair) 0%
conceptueel-optimaliserend
100%
44%
geconsolideerd
100%
niet van toepassing
100%
volledig geïnformatiseerd (professioneel tot innovatief)
niet van toepassing
0%
0%
25%
31%
0%
40%
25%
20%
15%
12,50%
0%
0%
87,50%
Bij meer dan 60% van de ondernemers bevindt het stockbeheer zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase. Bij minder dan 60% van de respondenten is het stockbeheer ook gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd (minder dan 60% heeft een primair tot professioneel-innovatief maturiteitsniveau). Indien het stockbeheer zich in een conceptuele tot optimaliserende fase situeert, dan is dit administratief proces vaak niet geïnformatiseerd (44%). Andere respondenten zijn overgegaan tot een gedeeltelijke informatisering (25%) of zijn volledig geïnformatiseerd (31%). Indien het stockbeheer zich in een geconsolideerde fase situeert, dan heeft 20% van de respondenten dit proces volledig geïnformatiseerd. Bij 25% van deze bakkers is er een gedeeltelijke informatisering en 40% heeft het stockbeheer nog niet ondersteund door informatisering. Deze cijfers bevestigen slechts gedeeltelijk dat naargelang de Bizz-maturiteitsgraad stijgt, de mate van volledige informatisering toeneemt. Hypothese 1 wordt gedeeltelijk bevestigd.
103 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 26. Magazijnbeheer/stockbeheer - Grootte van het bedrijf versus informatisering
46%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 18%
volledig geïnformatiseerd 15%
niet van toepassing 21%
37%
18%
27%
18%
Verkooppunten
totaal
niet geïnformatiseerd
bakker met 1 verkooppunt
100%
bakker met meerdere verkooppunten
100%
De volledige informatisering van dit bedrijfsproces stijgt naarmate er meer dan één verkooppunt is. Hypothese 2 wordt bevestigd.
Tabel 27. Magazijnbeheer/stockbeheer - Opleiding versus informatisering Opleiding
Totaal
niet geïnformatiseerd
Lager secundair onderwijs
100%
25%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 12%
25%
niet van toepassing 38%
Hoger technisch-of beroepsonderwijs
100%
53%
14%
14%
19%
Hoger algemeen secundair onderwijs
100%
29%
28%
14%
29%
Hoger onderwijs
100%
50%
12%
25%
13%
volledig geïnformatiseerd
Er is geen lineair verband tussen de opleiding van de respondent en de volledige informatisering van dit proces. Hypothese 3 wordt niet bevestigd.
104 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.1.4.9 Marketing (folders, promoties, flyers, acties) Figuur 24. Marketing – Bizz-maturiteitsniveau 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Bij net 60% van de respondenten bevindt hun marketing zich in een
39% 17%
conceptueel
23%
21%
tot
geconsolideerd
maturiteitsniveau.
De
Bizz-
maturiteitsgraad is voldoende hoog. Bij 39% van de respondenten is dit een conceptuele tot optimaliserende fase, bij 21% is dit een
geen-reflectief
conceptueeloptimaliserend
geconsolideerd
niet van toepassing
geconsolideerde fase.
Bij 17% van de bakkers is er geen of een reflectief maturiteitsniveau en 23% heeft dit proces aangeduid als niet van toepassing. Een verklarend citaat: “(…) Foldertjes tussen kerst en nieuwjaar doen we wel. We leggen dat hier op de toog. Dat is elk jaar een beetje hetzelfde. Soms eens een nieuwe voorpagina enzovoort. We doen dat wel ieder jaar. (…) We hebben dat nog rondgedragen, maar we hebben daar niet meer reactie op gehad.” Tabel 28. Marketing – Bizz-maturiteitsgraad versus informatisering
Bizz-maturiteitsgraad
totaal
geen-reflectief
100%
87,50%
0%
volledig geïnformatiseerd (professioneel tot innovatief) 0%
conceptueel-optimaliserend
100%
10%
58%
32%
0%
geconsolideerd
100%
10%
10%
60%
20%
niet van toepassing
100%
9%
18%
0%
73%
niet geïnformatiseerd gedeeltelijk geïnformatiseerd (embryonaal) (primair)
niet van toepassing 12,50%
105 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Bij 60% van de ondernemers bevindt hun marketing zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase én bij meer dan 60% van de ondernemers is hun marketing gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd (voldoende matuur op het vlak van informatisering, meer dan 60% zit in een primair tot professioneelinnovatief maturiteitsniveau). Indien de marketing zich in een conceptuele tot optimaliserende fase situeert, dan is dit administratief proces vaak gedeeltelijk geïnformatiseerd (58%). Andere respondenten zijn overgegaan tot een volledige informatisering (32%) en 10% is nog niet geïnformatiseerd. Indien de marketing zich in een geconsolideerde fase situeert, dan heeft 60% van de respondenten dit proces volledig geïnformatiseerd. Bij 10% van deze bakkers is er een gedeeltelijke informatisering en 10% heeft de marketing nog niet ondersteund door informatisering. Deze cijfers bevestigen dat naargelang de Bizz-maturiteitsgraad stijgt, de mate van volledige informatisering toeneemt. Hypothese 1 wordt bevestigd.
106 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 29. Marketing – Grootte van het bedrijf versus informatisering
100%
niet geïnformatiseerd 24%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 24%
volledig geïnformatiseerd 22%
100%
18%
46%
36%
Verkooppunten
totaal
bakker met 1 verkooppunt bakker met meerdere verkooppunten
niet van toepassing 30% 0%
De volledige informatisering van dit bedrijfsproces stijgt naarmate er meer dan één verkooppunt is. Hypothese 2 wordt bevestigd.
Tabel 30. Marketing - Opleiding versus informatisering
29%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 0%
volledig geïnformatiseerd 28%
niet van toepassing 43%
100%
27%
23%
27%
23%
Hoger algemeen secundair onderwijs
100%
14%
43%
14%
29%
Hoger onderwijs
100%
16%
50%
17%
17%
Opleiding
totaal
niet geïnformatiseerd
Lager secundair onderwijs
100%
Hoger technisch-of beroepsonderwijs
De volledige informatisering van dit proces daalt naargelang het hoogst behaalde diploma van de respondent stijgt, mits een kleine onderbreking bij een diploma van het hoger algemeen secundair onderwijs! Hypothese 3 wordt gedeeltelijk in tegengestelde zin bevestigd. Ook hier kan een mogelijke verklaring zijn dat hoe hoger het diploma van de respondent, hoe hoger de eisen zijn op het vlak van informatisering en hoe kritischer de reflectie.
107 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.1.4.10
E-Marketing (folders via e-mail, bestelmogelijkheden via website of e-mail …)
Figuur 25. E-Marketing – Bizz-maturiteitsniveau 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Bij minder dan 60% van de respondenten bevindt hun e-marketing
41%
zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase (48%). De Bizz28% 24%
maturiteitsgraad is onvoldoende groot. Voor dit proces is er eerst nood aan business consultancy vooraleer
7%
geen-reflectief
conceptueeloptimaliserend
geconsolideerd
de informatisering aan te pakken. niet van toepassing
Bij 28% is er geen of een reflectief maturiteitsniveau en 24% heeft dit proces als niet van toepassing aangeduid.
Mogelijke verklaringen waarom bij bepaalde bakkers geen e-marketing wordt toegepast: “Ik denk dat het publiek daar nog niet zo open voor staat.” of “Neen, dat doe ik niet. Ik denk niet dat we daar al klaar voor zijn. Pas op, ik zelf wel hoor, maar het zijn de klanten hé. Over een jaar of 10, 20 misschien wel. De mensen moeten mee met hun tijd.”
108 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.1.4.11
Secretariaat
Dit zijn de workflows en de processen dienstig voor het beheren van de algemene administratie van de organisatie.
Figuur 26. Secretariaat – Bizz-maturiteitsniveau 60%
51%
niet van toepassing (51%).
40%
20%
Bij iets meer dan de helft van de ondervraagde bakkers is dit proces
20%
22%
Uit cijfers blijkt dat indien dit proces wel van toepassing is, er toch
8%
een hogere mate van informatisering bestaat indien dit proces zich
0% geen-reflectief
conceptueeloptimaliserend
geconsolideerd
niet van toepassing
in een conceptuele tot geconsolideerde fase bevindt.
Bij de helft van de bakkers is het secretariaat niet van toepassing. Enkele citaten ter verklaring: “Ik denk dat dit bij de meeste bakkers niet van toepassing zal zijn. Bij de grote industriële wel hé.” ; “Wie de handen vrij heeft neemt de telefoon op.”; “Niet nodig hoor.”
109 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 31. Secretariaat – Bizz-maturiteitsgraad versus informatisering niet geïnformatiseerd gedeeltelijk geïnformatiseerd volledig geïnformatiseerd (embryonaal) (primair) (professioneel tot innovatief) 50% 0% 25%
niet van toepassing 25%
Bizz-maturiteitsgraad
totaal
geen-reflectief
100%
conceptueel-optimaliserend
100%
30%
50%
20%
0%
geconsolideerd
100%
9%
18%
64%
9%
niet van toepassing
100%
4%
0%
4%
92%
Bij meer dan 60% van de ondernemers waarbij het secretariaat van toepassing is én waarbij dit zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase bevindt, is hun secretariaat gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd (voldoende matuur op het vlak van informatisering, meer dan 60% zit in een primair tot professioneel-innovatief maturiteitsniveau). Indien het secretariaat zich in een conceptuele tot optimaliserende fase situeert, dan is dit administratief proces vaak gedeeltelijk geïnformatiseerd (50%). Andere respondenten zijn overgegaan tot een volledige informatisering (20%) en 30% is nog niet geïnformatiseerd. Indien het secretariaat zich in een geconsolideerde fase situeert, dan heeft 64% van de respondenten dit proces volledig geïnformatiseerd. Bij 18% van deze bakkers is er een gedeeltelijke informatisering en 9% heeft het secretariaat nog niet ondersteund door informatisering. Deze cijfers bevestigen gedeeltelijk dat naargelang de Bizz-maturiteitsgraad stijgt, de mate van volledige informatisering toeneemt. Hypothese 1 wordt gedeeltelijk bevestigd.
110 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 32. Secretariaat – Grootte van het bedrijf versus informatisering Verkooppunten
volledig geïnformatiseerd 15%
niet van toepassing
18%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 17%
0%
0%
40%
60%
totaal
niet geïnformatiseerd
bakker met 1 verkooppunt
40
bakker met meerdere verkooppunten
10
50%
De volledige informatisering van dit bedrijfsproces stijgt naarmate er meer dan één verkooppunt is. Hypothese 2 wordt bevestigd.
Tabel 33. Secretariaat – Opleiding versus informatisering
0%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 22%
volledig geïnformatiseerd 22%
niet van toepassing 56%
100%
23%
4%
23%
50%
Hoger algemeen secundair onderwijs
100%
0%
33%
0%
67%
Hoger onderwijs
100%
0%
0%
37,50%
62,50%
totaal
niet geïnformatiseerd
Lager secundair onderwijs
100%
Hoger technisch-of beroepsonderwijs
Opleiding
Er is geen duidelijk verband tussen de opleiding van de respondent en de volledige informatisering van dit proces. Hypothese 3 wordt niet bevestigd.
111 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.1.4.12
Verkoopbeheer (Verkoop aan consument)
Figuur 27. Verkoopbeheer – Bizz-maturiteitsniveau Bij een groot deel van de respondenten bevindt het
47%
50% 40%
33%
verkoopbeheer zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase
30%
(80%). De Bizz-maturiteitsgraad is hoog. Bij 33% van de
14%
20%
respondenten is dit een conceptuele tot optimaliserende fase, bij
6%
10%
47% is dit een geconsolideerde fase.
0% geen-reflectief
conceptueeloptimaliserend
geconsolideerd
niet van toepassing
Bij 6% van de respondenten is er geen of een reflectief maturiteitsniveau en 14% heeft dit proces aangeduid als niet van toepassing. Uit een diepteinterview volgt: “Nu wordt het niet genoteerd, dus kunnen we er ook niet mee werken.” of “Dat houden we niet bij.” Dit kunnen mogelijke verklaringen zijn voor het aanduiden van ‘niet van toepassing”.
Tabel 34. Verkoopbeheer – Bizz-maturiteitsgraad versus informatisering
100%
niet geïnformatiseerd (embryonaal) 67%
gedeeltelijk geïnformatiseerd (primair) 0%
volledig geïnformatiseerd (professioneel tot innovatief) 0%
niet van toepassing 33%
conceptueel-optimaliserend
100%
41%
23%
24%
12%
geconsolideerd
100%
25%
12,50%
50%
12,50%
niet van toepassing
100%
0%
14%
14%
72%
Bizz-maturiteitsgraad
totaal
geen-reflectief
112 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Bij meer dan 60% van de bakkers bevindt het verkoopbeheer zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase. De informatisering is verdeeld. Bij minder dan 60% van de respondenten waarbij dit proces zich in een conceptuele tot optimaliserende fase bevindt, is dit ook gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd (minder dan 60% heeft een primair tot professioneel-innovatief maturiteitsniveau). Indien het verkoopbeheer zich in een conceptuele tot optimaliserende fase situeert, dan is dit administratief proces vaak niet geïnformatiseerd (41%). Andere respondenten zijn al overgegaan tot een gedeeltelijke informatisering (23%) of 24% is reeds volledig geïnformatiseerd. Indien het verkoopbeheer zich in een geconsolideerde fase situeert, dan is dit bij de helft van de respondenten volledig geïnformatiseerd (50%). Bij 12,50% van deze bakkers is er al een gedeeltelijke informatisering en 25% is nog niet ondersteund door informatisering. Uit bovenstaande cijfers kan ook vastgesteld worden dat naargelang de Bizz-maturiteitsgraad stijgt, de mate van volledige informatisering toeneemt. Dit bevestigt hypothese 1.
113 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 35. Verkoopbeheer – Grootte van het bedrijf versus informatisering
28%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 15%
volledig geïnformatiseerd 35%
37%
18%
27%
Verkoopbeheer
totaal
niet geïnformatiseerd
bakker met 1 verkooppunt
100%
bakker met meerdere verkooppunten
100%
niet van toepassing 22% 18%
De volledige informatisering van dit bedrijfsproces daalt naarmate er meer dan één verkooppunt is! Hypothese 2 wordt in tegengestelde zin bevestigd.
Tabel 36. Verkoopbeheer – Opleiding versus informatisering Opleiding
totaal
niet geïnformatiseerd
Lager secundair onderwijs
100%
11%
gedeeltelijk geïnformatiseerd 11%
45%
niet van toepassing 33%
Hoger technisch-of beroepsonderwijs
100%
41%
13%
23%
23%
Hoger algemeen secundair onderwijs
100%
17%
0%
50%
33%
Hoger onderwijs
100%
12,50%
37,50%
37,50%
12,50%
volledig geïnformatiseerd
Er is geen concreet verband tussen de opleiding van de respondent en de informatisering van dit proces. Hypothese 3 wordt niet bevestigd.
114 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.2
Maturiteitsniveau van de bedrijfsprocessen op de werkvloer
2.2.1.5.2.1 Belang van de automatisering van de bedrijfsprocessen op de werkvloer Figuur 28. Belang van de automatisering van de bedrijfsprocessen op de werkvloer 60% 50% 50% 40% 30%
26%
20% 10%
16% 8%
0% totaal onbelangrijk
onbelangrijk
belangrijk
heel belangrijk
Bakkers hechten belang aan de automatisatie van hun processen op de werkvloer. Dit omvat het gebruik van computergestuurde machines, het toepassen van automatische koppelingen met computersystemen …. Maar bij de individuele analyse van de verschillende bedrijfsprocessen op de werkvloer blijkt dat de automatisering van deze processen nog niet op punt staat.
115 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.2.2 Verduidelijking van de toegepaste antwoordmogelijkheden Hieronder wordt een verduidelijking gegeven van de bedrijfsprocessen op de werkvloer op het vlak van automatisering.
Graad van automatisering van de bedrijfsprocessen op de werkvloer Tabel 37. Graad van automatisering IT-maturiteitsniveau Antwoordmogelijkheid
Interpretatie door de respondent
(zie hoofdstuk Algemeen theoretisch kader/ Maturiteitsmodel)
Niet geautomatiseerd
Gedeeltelijk geautomatiseerd
Het werken gebeurt louter manueel.
Bij dit proces is er een koppeling tussen machine en computer, maar een deel van de werken gebeurt ook nog manueel.
Embryonaal
Primair
Bij dit proces gebeurt alles automatisch zonder manuele Geautomatiseerd
handelingen en bij dit proces heb ik geen behoefte om op korte
Professioneel tot innovatief
termijn extra te automatiseren. Niet van toepassing
Dit proces bestaat bij mij niet.*
*Er is een vermoeden dat sommige respondenten dit antwoord verward hebben met het niet-geautomatiseerd zijn, wat ook blijkt uit diepte-interviews.
116 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.2.3 Analyse van elk bedrijfsproces op de werkvloer Bij de analyse van de bedrijfsprocessen op de werkvloer wordt er uitgegaan van een causaal verband tussen (de graad van) inzicht, efficiëntie, effectiviteit en (de graad van) automatisering van deze bedrijfsprocessen. De maturiteitsgraad van dergelijke processen wordt immers bepaald door de mate waarin zij geautomatiseerd zijn.
Bijgevolg worden deze processen meteen nader bekeken naar de mate van automatisering. Bij bedrijfsprocessen die bij 60% of meer van de respondenten gedeeltelijk tot volledig geautomatiseerd zijn (60% of meer heeft een primaire tot professionele-innovatieve maturiteitsfase) wordt verondersteld dat de ITmaturiteitsgraad voldoende hoog is. Per bedrijfsproces op de werkvloer wordt de mate van automatisering en bijgevolg de IT-maturiteitsgraad nader besproken.
Opmerking: Bij respondenten waarvan een proces niet van toepassing is maar waarbij wel enige mate van automatisering is aangeduid, wordt hun antwoord beschouwd als een foute interpretatie.
117 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.2.4 Overzicht van de bedrijfsprocessen op de werkvloer Figuur 29. Graad van automatisering 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
21%
8% 27%
28% 24% 7%
48%
Koppeling bestellingen en berekening ingrediënten
13% 3%
57%
Koppeling weegschaal aan voorraadbeheer
21%
29% 55%
14%
4% 3%
36%
14% 7%
50%
Koppeling kassa aan voorraadbeheer
28%
niet van toepassing geautomatiseerd gedeeltelijk geautomatiseerd
36%
Prijsberekening
38%
29%
niet geautomatiseerd
Vacuüm verpakt Producten van voedsel van datum etiketten voorzien voorzien
Deze bovenstaande tabel geeft een totaalbeeld van de maturiteit op het gebied van automatisering van enkele belangrijke bedrijfsprocessen op de werkvloer. Voor al deze bedrijfsprocessen op de werkvloer is de IT-maturiteitsgraad onvoldoende. Het vacuüm verpakt voedsel geautomatiseerd van datum voorzien is bij meer dan de helft van de bakkers niet van toepassing. De verschillende bedrijfsprocessen op de werkvloer worden verder individueel besproken naar de mate van automatisering en de correlatie tussen de grootte van het bedrijf en de automatisering ervan. Er wordt geen verband gelegd met de opleiding van de respondent.
118 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.2.4.1 Koppeling tussen bestellingen en berekening ingrediënten Figuur 30. Koppeling tussen bestellingen en berekening ingrediënten – Mate van automatisering
Bij minder dan 60% van de respondenten is de koppeling tussen
60%
bestellingen en berekening van ingrediënten gedeeltelijk tot volledig
48%
50%
geautomatiseerd (31%). De IT-maturiteitsgraad is onvoldoende. 40%
Bij 7% van de respondenten zit de automatisering van dit proces in een 30%
24%
21%
20%
primaire maturiteitsfase, bij 24% is dit een professionele tot innovatieve fase.
7%
10% 0%
Bij 48% van de respondenten is er geen sprake van de automatisering van dit proces en 21% heeft dit als niet van toepassing aangeduid.
niet gedeeltelijk geautomatiseerd niet van toepassing geautomatiseerd geautomatiseerd (professioneel tot (embryonaal) (primair) innovatief)
Enkele citaten uit interviews omtrent de koppeling van bestellingen en berekening van de ingrediënten: “Dat is bij mij niet van toepassing, dat is voor grote bakkerijen.” “Dat zou eigenlijk heel gemakkelijk zijn. Nu rekent mijn man nog elke nacht uit wat hij nodig heeft. (…) Dus eigenlijk als je dat zou hebben in Excel, dan zou dat heel vlot gaan.”
119 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 38. Koppeling bestellingen en berekening ingrediënten - Grootte van het bedrijf versus automatisering Verkooppunten
totaal
niet geautomatiseerd
bakker met 1 verkooppunt
100%
55%
gedeeltelijk geautomatiseerd 5%
bakker met meerdere verkooppunten
100%
33%
11%
volledig geautomatiseerd
niet van toepassing
25%
15%
22%
34%
De volledige automatisering van dit bedrijfsproces daalt naarmate er meer dan één verkooppunt is! Hypothese 4 wordt in tegengestelde zin bevestigd.
120 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.2.4.2 Koppeling van weegschaal aan voorraadbeheer Figuur 31. Koppeling van weegschaal aan voorraadbeheer – Mate van automatisering 60%
Bij minder dan 60% van de respondenten is de koppeling van weegschaal
57%
50%
aan voorraadbeheer gedeeltelijk tot volledig geautomatiseerd (16%). De
40%
IT-maturiteitsgraad is onvoldoende. Bij 3% van de respondenten zit de 27%
30% 20%
13%
10%
automatisering van dit proces in een primaire maturiteitsfase, bij 13% is dit een professionele tot innovatieve fase.
3%
Bij 57% van de respondenten is er geen sprake van de automatisering
0%
niet gedeeltelijk geautomatiseerd niet van toepassing geautomatiseerd geautomatiseerd (professioneel tot (embryonaal) (primair) innovatief)
van dit proces en 27% heeft dit proces aangeduid als niet van toepassing.
Het aantal respondenten die de koppeling van weegschaal aan voorraadbeheer als ‘niet van toepassing’ hebben aangeduid kan wellicht door het volgende citaat verklaard worden: “Dat is niet nodig, dat is te kleinschalig.” of “Ik kijk gewoon in de voorraad wat ik nodig heb.” Tabel 39. Koppeling weegschaal aan voorraadbeheer - Grootte van het bedrijf versus automatisering
70%
gedeeltelijk geautomatiseerd 0%
volledig geautomatiseerd 15%
30%
10%
10%
Verkooppunten
totaal
niet geautomatiseerd
bakker met 1 verkooppunt
100%
bakker met meerdere verkooppunten
100%
niet van toepassing 15% 50%
De volledige automatisering van dit bedrijfsproces daalt naarmate er meer dan één verkooppunt is! Hypothese 4 wordt in tegengestelde zin bevestigd.
121 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.2.4.3 Koppeling van kassa aan voorraadbeheer Figuur 32. Koppeling van kassa aan voorraadbeheer – Mate van automatisering
60%
Bij minder dan 60% van de respondenten is de koppeling van kassa aan
50% 50%
voorraadbeheer gedeeltelijk tot volledig geautomatiseerd (21%). De IT-
40%
maturiteitsgraad is onvoldoende. Bij 7% van de respondenten zit de 29%
30%
automatisering van dit proces in een primaire maturiteitsfase, bij 14% is dit een professionele tot innovatieve fase.
20%
14% 7%
10%
Bij 50% van de respondenten is er geen sprake van de automatisering van dit proces en 29% heeft dit proces aangeduid als niet van toepassing.
0% niet gedeeltelijk geautomatiseerd niet van toepassing geautomatiseerd geautomatiseerd (professioneel tot (embryonaal) (primair) innovatief)
Een citaat uit een diepte-interview ter verklaring van ‘niet van toepassing’: “Delhaize, Aldi, ingetikt: zoveel verkocht … er is nog zoveel over. (…) Bij ons is dat niet van toepassing.”
122 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 40. Koppeling van kassa aan voorraadbeheer – Grootte van het bedrijf versus automatisering
60%
gedeeltelijk geautomatiseerd 5%
volledig geautomatiseerd 15%
25%
12,50%
12,50%
Verkooppunten
totaal
niet geautomatiseerd
bakker met 1 verkooppunt
100%
bakker met meerdere verkooppunten
100%
niet van toepassing 20% 50%
De volledige automatisering van dit bedrijfsproces daalt naarmate er meer dan één verkooppunt is! Hypothese 4 wordt in tegengestelde zin bevestigd.
2.2.1.5.2.4.4 Prijsberekening Figuur 33. Prijsberekening – Mate van automatisering 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Bij minder dan 60% van de respondenten is de prijsberekening gedeeltelijk
36%
tot 28%
28%
volledig
geautomatiseerd
(56%).
De
IT-maturiteitsgraad
is
onvoldoende. Bij 28% van de respondenten zit de automatisering van dit proces in een primaire maturiteitsfase, bij 28% is dit een professionele tot 8%
innovatieve fase. Bij 36% van de respondenten is er geen sprake van de automatisering van
niet gedeeltelijk geautomatiseerd geautomatiseerd geautomatiseerd (professioneel tot (embryonaal) (primair) innovatief)
niet van toepassing
dit proces en 8% heeft dit proces aangeduid als niet van toepassing.
123 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Een mogelijke verklaring voor het niet van toepassing zijn van de prijsberekening: “Dat doen we niet eigenlijk. We kijken een beetje naar de markt. Nu en dan tikken we een recept uit dat we dan volledig uitrekenen. En dan zie ik of het nog overeenkomt. Dat is handmatig. (…) Er bestaan programma’s waar je al uw ingrediënten kunt instoppen, met de prijs (…) We zijn te kleinschalig om zoiets aan te schaffen. Als er iets nieuws is, in tien minuten hebben we dat uitgerekend. Als je alles telkens moet ingeven, dan ben je daar wel een tijdje zoet mee.”
Tabel 41. Prijsberekening – Grootte van het bedrijf versus automatisering
42%
gedeeltelijk geautomatiseerd 16%
volledig geautomatiseerd 32%
16%
67%
17%
Verkooppunten
totaal
niet geautomatiseerd
bakker met 1 verkooppunt
100%
bakker met meerdere verkooppunten
100%
niet van toepassing 10% 0%
De volledige automatisering van dit bedrijfsproces daalt naarmate er meer dan één verkooppunt is! Hypothese 4 wordt in tegengestelde zin bevestigd.
124 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.5.2.4.5 Vacuüm verpakt voedsel voorzien van datum Figuur 34. Vacuüm verpakt voedsel voorzien van datum – Mate van automatisering
60%
55%
50% 40%
Meer dan de helft van de respondenten heeft dit proces aangeduid als niet van toepassing (55%).
38%
Bij diegene waarbij het proces wel van toepassing is, is dit bij een heel
30%
beperkt aantal respondenten gedeeltelijk tot volledig geautomatiseerd.
20%
De IT-maturiteitsgraad is onvoldoende.
10%
3%
4%
Bij 3% van de respondenten zit de automatisering van dit proces in een primaire maturiteitsfase, bij 4% is dit een professionele tot innovatieve
0% niet gedeeltelijk geautomatiseerd niet van toepassing geautomatiseerd geautomatiseerd (professioneel tot (embryonaal) (primair) innovatief)
fase.
Bij 38% van de respondenten is er geen sprake van de automatisering van dit proces. Enkele citaten die het hoge aantal ‘niet van toepassing’ verklaart: “Wij hebben geen vacuüm verpakt voedsel.” of “Ik heb een apparaat dat koekjes en zo luchtdicht verpakt. Maar luchtledig maken, dat doe ik niet. (…) Er zijn dingen die ik aankoop die luchtledig verpakt zijn. Maar zelf is dat niet echt nodig.”
125 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 42. Vacuüm verpakt voedsel voorzien van datum - Grootte van het bedrijf versus automatisering
48%
gedeeltelijk geautomatiseerd 5%
volledig geautomatiseerd 5%
20%
0%
0%
Verkooppunten
totaal
niet geautomatiseerd
bakker met 1 verkooppunt
100%
bakker met meerdere verkooppunten
100%
niet van toepassing 42% 80%
De volledige automatisering van dit bedrijfsproces daalt naarmate er meer dan één verkooppunt is! Hypothese 4 wordt in tegengestelde zin bevestigd.
2.2.1.5.2.4.6 Producten van etiketten voorzien Figuur 35. Producten van etiketten voorzien – Mate van automatisering 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Bij minder dan 60% van de respondenten is het voorzien van etiketten op
36%
producten gedeeltelijk tot volledig geautomatiseerd (50%). De IT-
29% 21% 14%
maturiteitsgraad is onvoldoende. Bij 36% van de respondenten zit de automatisering van dit proces in een primaire maturiteitsfase, bij 14% is dit een professionele tot innovatieve fase. Bij 29% van de respondenten is er geen sprake van de automatisering van
niet gedeeltelijk geautomatiseerd niet van toepassing geautomatiseerd geautomatiseerd (professioneel tot (embryonaal) (primair) innovatief)
dit proces en 21% heeft dit proces aangeduid als niet van toepassing. “Ik weet dat je dat kan via Word, maar toch schrijven we de etiketten nog altijd zelf. Dat is het handigste vind ik.” (citaat uit een diepte-interview)
126 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Tabel 43. Producten van etiketten voorzien – Grootte van het bedrijf versus automatisering
37%
gedeeltelijk geautomatiseerd 32%
volledig geautomatiseerd 5%
niet van toepassing 26%
11%
45%
33%
11%
Verkooppunten
totaal
niet geautomatiseerd
bakker met 1 verkooppunt
100%
bakker met meerdere verkooppunten
100%
De volledige automatisering van dit bedrijfsproces stijgt naarmate er meer dan één verkooppunt is! Hypothese 4 wordt bevestigd.
127 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.6 Concrete ondersteuning door informatie- en communicatietechnologie Dit hoofdstuk is een uitbreiding op de hoofdinhoud van de enquête. De resultaten van de bevraging van het concreet gebruik van ICT kunnen hier teruggevonden worden.
2.2.1.6.1
Internet
Iets minder dan de helft van de respondenten die een professionele toegang tot het Internet hebben, beschikken over een lokaal computernetwerk (48%) waarvan 72% draadloos werkt. De figuur op de volgende pagina geeft de belangrijkste toepassingen van het internet weer. Behalve het elektronisch factureren worden alle toepassingen door bijna 70% of meer van de respondenten gebruikt (wat te verklaren is door de beperkte opmaak van facturen).
informatie verkrijgen van sector- en overheidsorganisaties;
formulieren verkrijgen van sector- en overheidsorganisaties;
ingevulde formulieren terugsturen aan sector- en overheidsorganisaties;
een administratieve procedure volledig elektronisch afhandelen zonder extra papierwerk (vb. tax-on-web, btw-aangifte);
online bankieren;
elektronisch factureren.
128 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Figuur 36. Internettoepassingen 100%
95%
93%
90% 82% 80% 70% 70%
68%
60% 52% 50% 40% 30% 20% 10% 0% informatie verkrijgen van formulieren verkrijgen van ingevulde formulieren een administratieve sector- en sector- en terugsturen aan sector- en procedure volledig overheidsorganisaties overheidsorganisaties overheidsorganisaties elektronisch afhandelen zonder extra papierwerk (vb. tax-on-web)
online bankieren
elektronisch factureren
129 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.6.2
Website
Meer dan de helft van de bakkers (56%) heeft geen eigen website omdat ze vooral geen kennis hebben en het te duur vinden om een website te laten opmaken. Dit wordt ook bevestigd in het volgende citaat: “Ik heb ook zo lang gewacht (met een website) omdat ik een groot deel wilde zelf doen. Ten eerste voor de prijs en ten tweede om zelf wijzigingen te kunnen aanbrengen.” Indien ze wel beschikken over een eigen website, dan wordt daar meestal hun aanbod aan producten, hun algemene informatie zoals adres, openingsuren, gegevens van het bedrijf …. op geplaatst maar ook klantencontact bijvoorbeeld in de vorm van e-mail.
Figuur 37. Inhoud van de website 30% 25%
23%
24% 20%
20%
13%
15% 9%
10%
4%
5%
1% 0% algemene info (adres, openingsuren, gegevens van het bedrijf)
productaanbod
130 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
bestelmogelijkheden klantencontact vb. via voor klanten e-mail
nuttige tips
links naar website van sector- en of overheidsorganisaties
zoekertjes
Figuur 38. Redenen om geen website te hebben 15%
10%
9%
10%
6%
5%
5%
1%
1%
0% te duur
2.2.1.6.3
klanten zijn niet geïnteresseerd
te ingewikkeld om alle ik weet niet wat er op te producten er op te zetten zetten
geen kennis
geen interesse
E-commerce
Onder E-commerce worden volgende mogelijkheden beschouwd namelijk elektronische aankopen bij leveranciers, elektronische bestellingen door klanten via e-mail en website of systemen die automatische verwerking mogelijk maken, 56% van de bakkers maakt gebruik van deze mogelijkheden tot E-commerce. De bakkers bestellen zelf meer elektronisch bij leveranciers (96%) dan dat ze zelf elektronische bestellingen ontvangen van hun klanten (50%). De elektronische verkopen bedragen bij alle respondenten 1 tot 10% van de totale verkopen. De elektronische aankopen bedragen bij 57% van de respondenten 1 tot 10% van de totale aankopen. Het elektronisch bestellen verloopt via een website, via systemen die automatische verwerking mogelijk maken, via e-mail …
Opmerking: Bij een mogelijk onderzoek van ICT-Coach van het administratieve proces aankoopbeheer dient het gebruik van E-commerce verder onderzocht te worden. 131 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Figuur 39. E-commerce 100%
100%
90% 80% 70% 60%
57% elektronische verkopen t.o.v. de totale omzet
50% 40%
elektronische aankopen t.o.v. de totale aankopen
30%
30% 20%
13%
10%
0%
0%
0% 1-10%
132 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
10-50%
50-80%
2.2.1.6.4
Alternatieven voor back-up
Figuur 40. Alternatieven voor back-up 60% 53% 49%
50% 40% 30%
22% 20%
24% 14%
10%
10% 0% op een externe harde schijf die in het bedrijf bewaard wordt
op een externe harde schijf die buiten het bedrijf bewaard wordt
op server via dubbele harde schijven
back-up-tapes worden bij back-up-tapes worden bewaren op een usb-stick de server bewaard buiten het bedrijf bewaard
Indien de bakkers hun gegevens extra opslaan of beveiligen doen ze dit meestal op een externe harde schijf die in het bedrijf zelf bewaard wordt of op een usb-stick. Virusscanners worden door 84% van de respondenten gebruikt.
133 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.6.5
Softwarepakketten
Figuur 41. Softwarepakketten 100% 90%
86%
80% 70% 60%
51% 45%
50% 40%
33%
30% 20% 10% 0% Standaard softwarepakketten
Boekhoudpakket
Inkoop-en voorraadbeheer
Administratief softwarepakket
Standaard softwarepakketten zoals tekstverwerking en rekenbladen worden frequent gebruikt door de bakkers. Administratieve softwarepakketten en boekhoudpakketten worden door ongeveer de helft van de respondenten gebruikt. Softwarepakketten voor inkoop- en voorraadbeheer worden minder toegepast.
134 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
De manier waarop de respondenten hun facturen opmaken is verdeeld. Ongeveer 47% van de respondenten maken hun facturen op via een administratief softwarepakket, iets minder maken hun facturen op aan de hand van niet-gespecialiseerde programma’s zoals tekstverwerking of rekenbladen (39%) en 14% schrijven hun facturen nog uit op papier.
Figuur 42. Opmaak van facturen 47%
50% 45% 40%
39%
35% 30% 25% 20%
14%
15% 10% 5% 0% met andere niet-gespecialiseerde programma's zoals Excel of Word
op papier, zonder computerprogramma's
via een administratief softwarepakket
135 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.7 Conclusies 2.2.1.7.1
Analyse van de bedrijfsprocessen in relatie met IT-ondersteuning
In dit onderdeel wordt per administratief bedrijfsproces een overzicht gegeven van de correlatie tussen het Bizz-maturiteitsniveau en de mate van ITondersteuning. Er wordt ook een overzicht geboden van de IT-maturiteitsgraad per bedrijfsproces op de werkvloer. (zie ook het hoofdstuk omtrent het maturiteitsmodel)
2.2.1.7.1.1 Administratieve bedrijfsprocessen Tabel 44. Conclusie administratieve processen Administratieve processen Aankoopbeheer
Conclusie Bij meer dan 60% van de bakkers bevindt het aankoopbeheer zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase maar bij minder dan 60% van de respondenten is dit proces gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd. Bij meer dan 60% van de respondenten bevindt de boekhouding zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase én is
Boekhouding
gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd. Opmerking: Het hogere percentage qua inzicht, efficiëntie en effectiviteit kan mogelijk wijzen op het feit dat de bakkers een (groot) deel van hun boekhouding uitbesteden.
Facturatie
Bij meer dan 60% van de ondernemers situeert de facturatie zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase én is gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd.
136 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Loonadministratie
Bij meer dan 60% van de ondernemers bevindt de loonadministratie zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase én is gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd.
Planning van
Bij meer dan 60% van de ondernemers situeert de productieplanning zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase
bereidingen/productieplanning
maar bij minder dan 60% van de respondenten is de productieplanning gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd. Bij minder dan 60% van de bakkers bevindt hun dienst na verkoop zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase. De
Dienst na verkoop
Bizz-maturiteitsgraad is onvoldoende groot. Vooraleer enige informatisering kan uitgewerkt worden, is er eerst nood aan het inschakelen van een business-consultant. Bij meer dan de helft van de bakkers is dit proces niet van toepassing, maar indien dit wel van toepassing is én dit
Distributie (verzending)
proces bevindt zich in een conceptuele tot optimaliserende fase, dan is dit bij minder dan 60% gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd.
Magazijnbeheer/stockbeheer
Marketing
Bij meer dan 60% van de ondernemers situeert het stockbeheer zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase maar bij minder dan 60% van de respondenten is het stockbeheer ook gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd.
Bij 60% van de ondernemers bevindt hun marketing zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase én bij meer dan 60% van de ondernemers is hun marketing gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd. Bij minder dan 60% van de respondenten bevindt hun e-marketing zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase.
E-Marketing
De Bizz-maturiteitsgraad is onvoldoende groot. Vooraleer enige informatisering kan uitgewerkt worden, is er eerst nood aan het inschakelen van een business-consultant.
137 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Secretariaat
Bij iets meer dan de helft van de bakkers is dit proces niet van toepassing, maar indien dit proces wel van toepassing is, dan is dit bij meer dan 60% van de respondenten gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd. Bij meer dan 60% van de bakkers bevindt het verkoopbeheer zich in een conceptuele tot geconsolideerde fase.
Verkoopbeheer
Maar bij respondenten waarbij dit proces zich in een conceptuele tot optimaliserende fase situeert, is dit bij minder dan 60% ook gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd.
2.2.1.7.1.2 Bedrijfsprocessen op de werkvloer Tabel 45. Conclusie processen op de werkvloer Processen op de werkvloer
Conclusie
Koppeling tussen bestellingen en
Bij minder dan 60% van de respondenten is de koppeling tussen bestellingen en berekening van ingrediënten
berekening ingrediënten
gedeeltelijk tot volledig geautomatiseerd.
Koppeling van weegschaal aan
Bij minder dan 60% van de respondenten is de koppeling van weegschaal aan voorraadbeheer gedeeltelijk tot
voorraadbeheer
volledig geautomatiseerd.
Koppeling van kassa aan
Bij minder dan 60% van de respondenten is de koppeling van kassa aan voorraadbeheer gedeeltelijk tot volledig
voorraadbeheer
geautomatiseerd.
Prijsberekening
Bij minder dan 60% van de respondenten is de prijsberekening gedeeltelijk tot volledig geautomatiseerd.
Vacuüm verpakt voedsel van datum
Bij meer dan de helft van de respondenten is dit proces niet van toepassing. Bij diegene waarbij het proces wel
voorzien
van toepassing is, is dit bij minder dan 60% gedeeltelijk tot volledig geautomatiseerd.
Producten van etiketten voorzien
Bij minder dan 60% van de respondenten is het voorzien van etiketten op producten gedeeltelijk tot volledig geautomatiseerd.
138 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.7.2
Mogelijke adviserende taken voor de ICT-coaches
ICT-coach is een gesubsidieerd EFRO-project (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) waarbij Europa de actoren in de voedingsketen een gratis instrument aanreikt om zelf de ICT-noden in de sector te definiëren en problemen op te lossen. Hiervoor is er nu het gratis advies van de ICT-coach. (UNIZO, 2011) De dienstverlening van de ICT-coaches bestaat uit 4 luiken: -
eerstelijnsadvies: deskundige antwoorden op al de algemene ICT-vragen;
-
een duidelijk beeld van de ICT-behoeften na een audit in een bedrijf. Na de audit wordt een rapport met een advies op maat van de behoeften gegeven;
-
trajectbegeleiding,
waarbij het advies wordt omgezet in actie. Het advies luidt bijvoorbeeld: schaf een boekhoudpakket aan. In de trajectbegeleiding
wordt men dan verder op weg geholpen om een geschikt pakket te vinden; -
info-avonden en roadshows
waarin de ICT-coaches hun dienstverlening toelichten, maar men meteen ook al op weg zet om zelf de behoeften in kaart
te brengen. (UNIZO, 2011)
Hieronder wordt een overzicht geboden van die bedrijfsprocessen waarbij het optreden van een ICT-coach noodzakelijk kan zijn.
139 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.7.2.1 Administratieve bedrijfsprocessen Er is geen onmiddellijke taak weggelegd voor ICT-coach bij die administratieve bedrijfsprocessen waarbij de respondenten voldoende matuur zijn qua inzicht, efficiëntie en effectiviteit (meer dan 60% van de respondenten bevindt zich in een conceptueel tot geconsolideerde fase) én waarbij het proces bij meer dan 60% van de respondenten gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd is. Dit betreft de administratieve bedrijfsprocessen boekhouding, facturatie, loonadministratie, marketing en secretariaat. Er is wel een mogelijke opdracht voor ICT-coach weggelegd bij die administratieve bedrijfsprocessen waarbij de respondenten voldoende matuur zijn qua inzicht, efficiëntie en effectiviteit (meer dan 60% bevindt zich in een conceptueel tot geconsolideerde fase), maar waarbij het proces bij minder dan 60% van de respondenten gedeeltelijk tot volledig geïnformatiseerd is. Dit betreft de administratieve bedrijfsprocessen aankoopbeheer, planning van bereidingen/productieplanning en magazijnbeheer/stockbeheer. Dit geldt ook voor de processen distributie (verzending) en verkoopbeheer indien deze processen zich in een conceptuele tot optimaliserende fase bevinden. Voor de administratieve bedrijfsprocessen dienst na verkoop en e-marketing is er eerst nood aan business consultancy vooraleer de informatisering aan te pakken omdat de Bizz-maturiteit onvoldoende groot is.
140 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.7.2.2 Bedrijfsprocessen op de werkvloer Er is een mogelijke opdracht weggelegd voor ICT-coach bij die bedrijfsprocessen op de werkvloer die bij minder dan 60% van de respondenten gedeeltelijk tot volledig geautomatiseerd zijn (bij minder dan 60% een primaire tot professionele-innovatieve maturiteitsfase). Dit betreft alle bedrijfsprocessen op de werkvloer: -
Koppeling tussen bestellingen en berekening ingrediënten;
-
Koppeling van weegschaal aan voorraadbeheer;
-
Koppeling van kassa aan voorraadbeheer;
-
Prijsberekening;
-
Vacuüm verpakt voedsel van datum voorzien;
-
Producten van etiketten voorzien.
141 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.7.3
Hypothesen
Tabel 46. Hypothesen Hypothese 1
Hoe meer inzicht in, efficiëntie en effectiviteit van de nodige administratieve bedrijfsprocessen, hoe meer deze bedrijfsprocessen ondersteund worden door informatisering.
Deze hypothese wordt bevestigd bij bijna alle administratieve bedrijfsprocessen nl. aankoopbeheer, boekhouding, facturatie, loonadministratie, planning van bereidingen/productieplanning, distributie, marketing en verkoopbeheer. Deze hypothese wordt gedeeltelijk bevestigd bij magazijnbeheer/stockbeheer en secretariaat. Hypothese 2
Hoe groter het aantal verkooppunten, hoe groter de mate van volledige informatisering van de administratieve bedrijfsprocessen.
Deze hypothese wordt bevestigd bij bijna alle administratieve bedrijfsprocessen nl. aankoopbeheer, boekhouding, facturatie, loonadministratie, planning van bereidingen/productieplanning, distributie, magazijnbeheer/stockbeheer, marketing en secretariaat. Bij verkoopbeheer wordt deze hypothese in tegengestelde zin bevestigd! Hypothese 3
Hoe hoger de opleiding van de bakker, hoe hoger de mate van volledige informatisering van de administratieve bedrijfsprocessen.
Deze hypothese wordt bij geen enkel bedrijfsproces volledig bevestigd. Bij het bedrijfsproces marketing wordt deze hypothese gedeeltelijk in de tegengestelde richting bevestigd en bij distributie wordt dit volledig in tegengestelde zin bevestigd! Deze hypothese wordt niet bevestigd bij aankoopbeheer, boekhouding, facturatie, loonadministratie, planning van bereidingen/productieplanning, magazijnbeheer/stockbeheer, secretariaat en verkoopbeheer.
142 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
Hypothese 4
Hoe groter het aantal verkooppunten, hoe groter de mate van volledige automatisering van de bedrijfsprocessen op de werkvloer.
Deze hypothese wordt enkel bevestigd bij het voorzien van etiketten op producten. Bij de andere bedrijfsprocessen op de werkvloer wordt dit in tegengestelde zin bevestigd (koppeling tussen bestellingen en berekening ingrediënten, koppeling van weegschaal aan voorraadbeheer, koppeling van kassa aan voorraadbeheer, prijsberekening, vacuüm verpakt voedsel van datum voorzien)!
Opmerking: De administratieve bedrijfsprocessen waarbij de mate van inzicht in, efficiëntie en effectiviteit onvoldoende is, werden niet verder getoetst aan de hypothesen 1, 2 en 3. Dit betreft de administratieve bedrijfsprocessen dienst na verkoop en e-marketing.
143 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.8 Lijst tabellen TABEL 1. VERDUIDELIJKING VAN DE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN
64
TABEL 2. BELANG VERSUS BIZZ-MATURITEITSNIVEAU INZAKE BEDRIJFSDOELSTELLINGEN
65
TABEL 3. VERDUIDELIJKING VAN DE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN
73
TABEL 4. BELANG VERSUS VISIE OP EEN ORGANISATIESTRUCTUUR
74
TABEL 5. BIZZ-MATURITEITSGRAAD
76
TABEL 6. GRAAD VAN INFORMATISERING
77
TABEL 7. AANKOOPBEHEER - BIZZ-MATURITEITSNIVEAU VERSUS INFORMATISERING
84
TABEL 8. AANKOOPBEHEER - GROOTTE VAN HET BEDRIJF VERSUS INFORMATISERING
85
TABEL 9. AANKOOPBEHEER - OPLEIDING VAN DE RESPONDENT VERSUS INFORMATISERING
85
TABEL 10. BOEKHOUDING – BIZZ-MATURITEITSGRAAD VERSUS INFORMATISERING
87
TABEL 11. BOEKHOUDING - GROOTTE VAN HET BEDRIJF VERSUS INFORMATISERING
88
144 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
TABEL 12. BOEKHOUDING - OPLEIDING VERSUS INFORMATISERING
88
TABEL 13. FACTURATIE – BIZZ-MATURITEITSGRAAD VERSUS INFORMATISERING
90
TABEL 14. FACTURATIE – GROOTTE VAN HET BEDRIJF VERSUS INFORMATISERING
91
TABEL 15. FACTURATIE - OPLEIDING VERSUS INFORMATISERING
91
TABEL 16. LOONADMINISTRATIE – BIZZ-MATURITEITSGRAAD VERSUS INFORMATISERING
93
TABEL 17. LOONADMINISTRATIE – GROOTTE VAN HET BEDRIJF VERSUS INFORMATISERING
94
TABEL 18. LOONADMINISTRATIE – OPLEIDING VERSUS INFORMATISERING
94
TABEL 19. PLANNING VAN BEREIDINGEN/PRODUCTIEPLANNING – BIZZ-MATURITEITSGRAAD VERSUS INFORMATISERING 95 TABEL 20. PRODUCTIEPLANNING/PLANNING VAN BEREIDINGEN – GROOTTE BEDRIJF VERSUS INFORMATISERING
96
TABEL 21. PRODUCTIEPLANNING/PLANNING VAN BEREIDINGEN – OPLEIDING VERSUS INFORMATISERING
97
TABEL 22. DISTRIBUTIE – BIZZ-MATURITEITSGRAAD VERSUS INFORMATISERING
100
TABEL 23. DISTRIBUTIE - GROOTTE VAN HET BEDRIJF VERSUS INFORMATISERING
101 145 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
TABEL 24. DISTRIBUTIE - OPLEIDING VERSUS INFORMATISERING
101
TABEL 25. MAGAZIJNBEHEER/STOCKBEHEER – BIZZ-MATURITEITSGRAAD VERSUS INFORMATISERING
103
TABEL 26. MAGAZIJNBEHEER/STOCKBEHEER - GROOTTE VAN HET BEDRIJF VERSUS INFORMATISERING
104
TABEL 27. MAGAZIJNBEHEER/STOCKBEHEER - OPLEIDING VERSUS INFORMATISERING
104
TABEL 28. MARKETING – BIZZ-MATURITEITSGRAAD VERSUS INFORMATISERING
105
TABEL 29. MARKETING – GROOTTE VAN HET BEDRIJF VERSUS INFORMATISERING
107
TABEL 30. MARKETING - OPLEIDING VERSUS INFORMATISERING
107
TABEL 31. SECRETARIAAT – BIZZ-MATURITEITSGRAAD VERSUS INFORMATISERING
110
TABEL 32. SECRETARIAAT – GROOTTE VAN HET BEDRIJF VERSUS INFORMATISERING
111
TABEL 33. SECRETARIAAT – OPLEIDING VERSUS INFORMATISERING
111
TABEL 34. VERKOOPBEHEER – BIZZ-MATURITEITSGRAAD VERSUS INFORMATISERING
112
TABEL 35. VERKOOPBEHEER – GROOTTE VAN HET BEDRIJF VERSUS INFORMATISERING
114
146 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
TABEL 36. VERKOOPBEHEER – OPLEIDING VERSUS INFORMATISERING
114
TABEL 37. GRAAD VAN AUTOMATISERING
116
TABEL 38. KOPPELING BESTELLINGEN EN BEREKENING INGREDIËNTEN - GROOTTE VAN HET BEDRIJF VERSUS AUTOMATISERING
120
TABEL 39. KOPPELING WEEGSCHAAL AAN VOORRAADBEHEER - GROOTTE VAN HET BEDRIJF VERSUS AUTOMATISERING 121 TABEL 40. KOPPELING VAN KASSA AAN VOORRAADBEHEER – GROOTTE VAN HET BEDRIJF VERSUS AUTOMATISERING
123
TABEL 41. PRIJSBEREKENING – GROOTTE VAN HET BEDRIJF VERSUS AUTOMATISERING
124
TABEL 42. VACUÜM VERPAKT VOEDSEL VOORZIEN VAN DATUM - GROOTTE VAN HET BEDRIJF VERSUS AUTOMATISERING 126 TABEL 43. PRODUCTEN VAN ETIKETTEN VOORZIEN – GROOTTE VAN HET BEDRIJF VERSUS AUTOMATISERING
127
TABEL 44. CONCLUSIE ADMINISTRATIEVE PROCESSEN
136
TABEL 45. CONCLUSIE PROCESSEN OP DE WERKVLOER
138
TABEL 46. HYPOTHESEN
142
147 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
2.2.1.9 Lijst figuren FIGUUR 1. GESLACHT
60
FIGUUR 2. LEEFTIJD
60
FIGUUR 3. HOOGST BEHAALDE DIPLOMA
61
FIGUUR 4. GROOTTE VAN HET BEDRIJF
61
FIGUUR 5. PROVINCIES
62
FIGUUR 6. BELANG VAN BEDRIJFSDOELSTELLINGEN
65
FIGUUR 7. KLANTEN- EN PRODUCTENBEHEER
67
FIGUUR 8. INVESTERINGSBELEID
68
FIGUUR 9. PERSONEELSBELEID
70
FIGUUR 10. PLAATSBELEID
71
FIGUUR 11. KOSTENBELEID
72
148 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
FIGUUR 12. BELANG VAN EEN VISIE OP EEN ORGANISATIESTRUCTUUR
74
FIGUUR 13. BELANG VAN DE ADMINISTRATIEVE BEDRIJFSPROCESSEN
75
FIGUUR 14. BIZZ-MATURITEITSNIVEAU VAN DE ADMINISTRATIEVE BEDRIJFSPROCESSEN
79
FIGUUR 15. GRAAD VAN INFORMATISERING VAN DE ADMINISTRATIEVE BEDRIJFSPROCESSEN
81
FIGUUR 16. AANKOOPBEHEER – BIZZ-MATURITEITSNIVEAU
83
FIGUUR 17. BOEKHOUDING – BIZZ-MATURITEITSNIVEAU
86
FIGUUR 18. FACTURATIE – BIZZ-MATURITEITSNIVEAU
89
FIGUUR 19. LOONADMINISTRATIE – BIZZ-MATURITEITSGRAAD
92
FIGUUR 20. PLANNING VAN BEREIDINGEN/PRODUCTIEPLANNING – BIZZ-MATURITEITSNIVEAU
95
FIGUUR 21. DIENST NA VERKOOP – BIZZ-MATURITEITSNIVEAU
98
FIGUUR 22. DISTRIBUTIE – BIZZ-MATURITEITSNIVEAU
99
FIGUUR 23. MAGAZIJNBEHEER/STOCKBEHEER – BIZZ-MATURITEITSNIVEAU
102 149 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
FIGUUR 24. MARKETING – BIZZ-MATURITEITSNIVEAU
105
FIGUUR 25. E-MARKETING – BIZZ-MATURITEITSNIVEAU
108
FIGUUR 26. SECRETARIAAT – BIZZ-MATURITEITSNIVEAU
109
FIGUUR 27. VERKOOPBEHEER – BIZZ-MATURITEITSNIVEAU
112
FIGUUR 28. BELANG VAN DE AUTOMATISERING VAN DE BEDRIJFSPROCESSEN OP DE WERKVLOER
115
FIGUUR 29. GRAAD VAN AUTOMATISERING
118
FIGUUR 30. KOPPELING TUSSEN BESTELLINGEN EN BEREKENING INGREDIËNTEN – MATE VAN AUTOMATISERING
119
FIGUUR 31. KOPPELING VAN WEEGSCHAAL AAN VOORRAADBEHEER – MATE VAN AUTOMATISERING
121
FIGUUR 32. KOPPELING VAN KASSA AAN VOORRAADBEHEER – MATE VAN AUTOMATISERING
122
FIGUUR 33. PRIJSBEREKENING – MATE VAN AUTOMATISERING
123
FIGUUR 34. VACUÜM VERPAKT VOEDSEL VOORZIEN VAN DATUM – MATE VAN AUTOMATISERING
125
FIGUUR 35. PRODUCTEN VAN ETIKETTEN VOORZIEN – MATE VAN AUTOMATISERING
126
150 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
FIGUUR 36. INTERNETTOEPASSINGEN
129
FIGUUR 37. INHOUD VAN DE WEBSITE
130
FIGUUR 38. REDENEN OM GEEN WEBSITE TE HEBBEN
131
FIGUUR 39. E-COMMERCE
132
FIGUUR 40. ALTERNATIEVEN VOOR BACK-UP
133
FIGUUR 41. SOFTWAREPAKKETTEN
134
FIGUUR 42. OPMAAK VAN FACTUREN
135
151 | K w a n t i t a t i e f o n d e r z o e k
3
KWALITATIEF ONDERZOEK VOEDINGSDETAILHANDEL EN TOELEVERANCIERS IN AGF
Dit hoofdstuk geeft het kwalitatief onderzoek weer van de voedingsdetailhandel (bakkers en slagers) en toeleveranciers in aardappelen, groenten en fruit. Alle gegevens per interview werden gecodeerd, geïnterpreteerd en vergeleken met de andere diepte-interviews zodat meer algemene scenario’s werden verkregen. De resultaten voor de voedingsdetailhandel (bakkers, slagers) en toeleveranciers in aardappelen, groenten en fruit worden apart weergegeven. De resultaten van de andere sectoren, land- en tuinbouw en ondersteunende vrije beroepen zijn terug te vinden in de aparte rapporten van deze sectoren in het kader van het ICT-coachproject.
152 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.1
Kwalitatief onderzoek voedingsdetailhandel (bakkers, slagers)
3.1.1
Bedrijfsdoelen
3.1.1.1 Klanten- en productenbeheer Een respondent ambieert om zich aan te sluiten bij een sterslagergroep om een kwaliteitslabel te behalen. “(…) Ik heb dat ook al eens gecontacteerd, sterslagers. Dat is een groepering van slagers. Om dat label te behalen moet je voldoen aan de voorwaarden van die groep. Een groep met een ster krijgt dan ook reclame. We krijgen dan reclame van papier tot potjes. Dat is eventueel nog een investering in de toekomst dat we nog zouden in een groep kunnen samen werken. Een keurslager heeft meer zijn verplichtingen, die moet voldoen aan de eisen van de keurslagerorde. Maar een sterslager is wat vrijer in alles. Van de leveranciers kan je nog kiezen. Maar het is toch een groep waar verschillende beenhouwers bij aangesloten zijn.”
3.1.1.2 Investeringsbeleid De bedrijfsdoelen situeren zich voornamelijk op operationeel niveau. Investeringen voor de core business kunnen we ruim terug vinden bij onze respondenten. “(…) een snijmachine, een pelmachine om het vlees te pellen en te doen. Maar die machines zijn al wat ouder aan het komen. Ik heb dat ook overgenomen van een beenhouwer die gestopt is. Dat kost veel geld, zodat ik wacht tot het volledig versleten is.” “Nu ook een volledige broodlijn gezet over twee maanden en het is nu wel welletjes geweest.“ “Een nieuwe camionette kopen, dat is ook een doelstelling. Omdat ik ook met die traiteurdienst zit en heel wat materiaal moet meenemen. Mijn camionette wordt wat klein. Ik moet groter worden.” 153 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.1.2
Bedrijfsstrategie
We kunnen vaststellen dat onze respondenten weinig aandacht schenken aan een bepaalde bedrijfsstrategie. Velen kunnen geen bedrijfsstrategie formuleren. “Ik pas me aan de toekomst aan.”; “We zijn nu tien jaar bezig, dus we zijn al wat geroutineerd.” Een respondent uit de slagerssector vermeldt dat de concurrentie hard is en dat dit een element is die men niet onder controle heeft.
3.1.3
Organisatiestructuur
Er valt op te merken dat door de kleinschaligheid bij onze respondenten er niet echt sprake kan zijn van organisatiestructuur. Man en vrouw runnen de zaak en zijn tevreden zoals het loopt. “Het draait, alles draait op wieltjes. We zijn tevreden.”; “Wij zijn man en vrouw. We maken dat het in orde is. Mijn vouw doet de winkel en ‘s avonds doe ik de papieren.”
154 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.1.4
Administratieve bedrijfsprocessen
3.1.4.1 Aankoopbeheer Wanneer we het administratief bedrijfsproces aankoopbeheer analyseren bij onze respondenten stellen we vast dat de leveranciers op vaste tijdstippen langskomen. Het bijhouden van de aankopen wordt op diverse manieren beheerd. “Als de leverancier komt en ik weet dat hij op vrijdag komt. Dan kijk ik de donderdag rond wat ik allemaal nodig heb. Ofwel tijdens de week, als er iets op is, dan schrijf ik dat op een wit bord met markeerstift. Ik doe dat dan onmiddellijk zodat ik het zeker goed zie staan. Papiertjes gaan nogal vlug verloren hier.” “Ik weet wat ik moet aankopen hoor. Ik onthoud dat allemaal in mijn hoofd en geef dat dan door aan de leverancier. De leveranciers komen meestal zelf langs om de bestelling te noteren. Ik maak dat ik altijd genoeg in voorraad heb.”; “ Staat er daar iets van op de computer? “Neen, ik onthoud dat in mijn hoofd.” Een respondent uit de slagerssector werkt met het softwareprogramma Navimeat. “Er is veel papierwerk, maar alles zit op de computer. Dat gaat van aankoop tot productie, alles zit er in.”
3.1.4.2 Boekhouding De respondenten vertellen dat de boekhouding wordt uitbesteed. “Papieren vergaren en naar boekhouder brengen. Dat houdt niet veel in.”
155 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.1.4.3 Facturatie Qua eigen facturatie merken we dat er weinig facturen opgesteld worden. “Sommigen moeten geen facturen maken. Ik moet ook maar facturen maken als er aan iemand van een vereniging geleverd wordt.” Bepaalde respondenten doen dit met het programma Excel, de anderen maken de facturen manueel op. “Uitgaande facturen: die doe ik manueel.”; “Neen, niet veel. Maar het gebeurt wel. Maar er is elke maand toch een uur of drie werk aan.”; “Facturatie is niet geïnformatiseerd. Moest ik een interessant programma tegenkomen waarmee dat lukt, dan zou ik dat wel aankopen. Ik zou er geïnteresseerd in zijn.”
3.1.4.4 Loonadministratie Voor het afhandelen en in orde brengen van de loonadministratie wordt vaak beroep gedaan op een sociaal secretariaat. “Ik geef alles door aan een sociaal bureau. Ik weet daar niet zoveel over hoor maar de mensen zijn content. Zij regelen alles voor me.”
3.1.4.5 Planning van bereidingen – productieplanning De planning van bereidingen en productieplanning is niet strak georganiseerd. De respondenten zijn afhankelijk van de dagelijkse verkoop. “Dat is van dag op dag, dat is niet echt georganiseerd.”
156 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
“Ik weet dat ik morgen charcuterie moet maken. Gisteren heb ik puree gemaakt. Wanneer is hij op? Dat weet je niet, dat is volgens de verkoop. Dat is zeer moeilijk te plannen. Als er tien vogelnesten gemaakt worden, kan het zijn dat ze ’s avonds al weg zijn. Het kan even goed zijn dat er maar twee verkocht geraken. Je kan het niet weten. Dus plannen is soms wat moeilijk.” De slager die met het programma Navimeat werkt, houdt dit bij op computer, maar meestal is dit niet geïnformatiseerd. “Ik maak een soort weekplanning op. Ik weet wanneer de drukke periodes zijn en wanneer ik wat moet bestellen. Het is niet zo dat ik dat noteer op een blaadje of bijhoud in een computerprogramma.“
3.1.4.6 Dienst na verkoop Dienst na verkoop is niet bij alle respondenten van toepassing. Indien ze daar wel belang aan hechten, trachten ze de klant tevreden te stellen. “Dat is enkel voor mensen die nog iets moeten doen nadat ze iets verkocht hebben. (…) Ik zou niet weten op welke manier een bakker nog een dienst moet verlenen na de verkoop.”; “Dat moet zo rap mogelijk gebeuren. Als er eens iets niet lekker is dan moeten we dat terugbetalen. Dat gebeurt dan in overeenstemming met de klant.”
157 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.1.4.7 Distributie (verzending) De distributie of verzending is heel weinig van toepassing bij de respondenten. “Dit is bij ons niet van toepassing, wij verdelen geen brood. Dat kan wel zijn voor mensen die brood rondbrengen.”; “De meeste mensen komen het zelf halen. (…) De meeste verenigingen komen er zelf om. Of het zou moeten zijn dat het gepensioneerde oudere mensen zijn, dan brengen we dat wel rond.”
3.1.4.8 Magazijnbeheer/stockbeheer De meeste respondenten houden hun stock bij ‘op zicht’ en niet op een geïnformatiseerde manier. Ze bestellen bij als ze merken dat de stock bijna opgebruikt is. Indien er leveranciers op vaste tijden langskomen, dan controleren ze vaak kort vóór het bezoek wat er moet bijbesteld worden. “Als de leverancier komt en ik weet dat hij op vrijdag komt. Dan kijk ik de donderdag rond wat ik allemaal nodig heb. Ofwel tijdens de week, als er iets op is, dan schrijf ik dat op een wit bord met markeerstift.” “Onze stock staat in de kelder. We kunnen onthouden wat we te kort hebben, je ziet het genoeg. Niet bijhouden op computer, we noteren soms wel op de lijst wat we binnenkort nog nodig hebben. Drank bijvoorbeeld die we ook verkopen in onze winkel. Dat moeten we op tijd bijhouden.” Bij de respondent die met het programma Navimeat werkt, is het bijhouden van stockbeheer gedeeltelijk geïnformatiseerd. “De vervaldatum wordt aangegeven door het programma. Dat is gedeeltelijk gerealiseerd. (…) Alles wat je verbruikt moet je dan ook nog ingeven. Dat zou te veel werk zijn. Ik houd dat liever nog op een andere manier bij.”
158 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.1.4.9 Marketing (folders, promoties, flyers, acties) De marketingacties beperken zich vaak tot specifieke periodes zoals Kerstmis, sponsoring van lokale verenigingen en spaaracties. “Ik doe wel mee aan sponsoring van de jeugdbewegingen en zo, iets een beetje in de buurt hé. Soms sta ik ook in het krantje van de regio als ik een actie doe. Bijvoorbeeld als ik een chocoladeactie deed. Ze konden dan sparen voor een sinterklaas in chocolade. Dat trekt wel hoor, zo’n dingen.”; “Daarbij denk ik aan de kerstfolder: de recepten moeten bedacht worden.”
3.1.4.10 Verkoopbeheer (verkoop aan consument) De meeste respondenten houden de dagelijkse kasinkomsten- en uitgaven bij op papier. “Ah ja, de kassaticketten die afgedrukt worden hé. Iedere avond boek ik dat in.”; “Nu schrijf ik dat op. Het zou in principe ook in Excel kunnen (...).”
3.1.5
Bedrijfsprocessen op de werkvloer
Bij sommige respondenten weegt de kostprijs van de investering in automatisering meer door dan het gebruiksgemak ervan. “Het is wel belangrijk maar het moet financieel opwegen tegen het gemak dat je er bij krijgt. Soms is het ook maar een klein beetje hulp en daar moet je dan miljoenen franken in investeren.”; “Moest ik nog meer geld hebben (…).”
159 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.1.5.1 Koppeling tussen bestellingen en berekening ingrediënten De respondenten berekenen meestal zelf de benodigde ingrediënten. “Dat is mijn man zijn werk. Dat zou eigenlijk heel gemakkelijk zijn. Nu rekent hij nog elke nacht uit wat hij nodig heeft.”; “Wel heb ik vaste bestellingen. Dat houd ik bij in een schriftje en weet ik eigenlijk ook al vanbuiten. Na al die jaren bezig te zijn heb ik een zekere routine.”
3.1.5.2 Prijsberekening Veel respondenten geven aan dat zij op de hoogte zijn van specifieke programma’s bestemd voor prijsberekening, maar zij gaan dit vooral zelf op papier uitrekenen of soms via standaardsoftware. “Er bestaan programma’s waar je al uw ingrediënten kunt instoppen, met de prijs dus bijvoorbeeld gist zoveel of zoveel. En éénmaal het er in zit, werktuigen, hoe lang je er aan zit, en dan wordt de kostprijs berekend. We zijn te kleinschalig om zoiets aan te schaffen.”; “(...) Ik reken dat uit op een kladblad, ik geef dat niet in.”; “Met Excel. Al de grondstoffen in het bestand, met de recepten gekeken hoeveel het kost. Iedere keer ander recept.”
3.1.5.3 Producten van etiketten voorzien Sommige respondenten verkiezen de etiketten nog eigenhandig te schrijven, terwijl andere dit met een standaardsoftwarepakket opmaken en uitprinten. “Met Word. Etiketten worden geprint en worden ingevuld op datum.”; “Ik weet dat je dat kan via Word, maar toch schrijven we de etiketten nog altijd zelf. Dat is het handigste vind ik.“
160 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.1.6
Concrete ondersteuning door ICT
3.1.6.1 Website Indien de respondenten niet over een eigen website beschikken is dat meestal omdat ze het te duur vinden of er geen tijd voor hebben. “Ik heb ook zo lang gewacht omdat ik een groot deel wilde zelf doen. Ten eerste voor de prijs en ten tweede om zelf wijzigingen te kunnen aanbrengen.”; “Daar heb ik geen tijd voor.”
3.1.6.2 E-commerce Sommige bakkers gaan ervan uit dat de klant nog niet rijp is voor het bestellen via een webshop, maar zij staan er zelf wel open voor. “Ik denk niet dat dat voor de nabije toekomst is. Alles wordt nu nog besteld met e-mail. Ik denk dat dat niet voor ons publiek is. Ik zou dat wel leuk vinden. Misschien binnen vijf of tien jaar wel.”
3.1.6.3 Back-up De manier waarop de opslagen gegevens worden beveiligd is erg beperkt. “Gewoon op mijn computer. Het is een Apple hé. We hebben een soort time capsule bij Apple en ik denk dat al de gegevens om de zoveel tijd daarop worden opgeslagen. (…)“
161 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.1.6.4 Softwarepakketten en sectorspecifieke pakketten Als een slager op de hoogte is van een sectorspecifiek softwarepakket, dan is Navimeat gekend. “(...) Ik had wel graag info gehad. Ik ken collega’s die er gebruik van maken. Maar er is tijdsgebrek. Je kan zelfs met dat programma zien hoe de verdeling op plateau’s moet gebeuren. (…)”
162 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.2
Kwalitatief onderzoek toeleveranciers aardappelen, groenten en fruit
3.2.1
Bedrijfsdoelen
3.2.1.1 Klanten- en productenbeheer Bij een respondent die groenten en fruit verhandelt, merken we op dat het kwaliteitslabel heel belangrijk is bij verkoop aan de supermarkten. Dit omdat de supermarkt zich naar de klant toe wil profileren als kwaliteitsvol, zeker wanneer bacteriën de kop opsteken (vb. EHEC-bacterie). “(…) het is niet verplicht, maar de supermarkten leggen eigenlijk het probleem naar ons toe. Supermarkten die naar de klant komen met een bericht van … dat is fataal. Zij willen continu voorkomen dat ze in een slecht daglicht komen. Alle producten die binnenkomen moeten onderzocht worden op residutoleranties. Binnenkort zal er ook een bacterieonderzoek komen op voorhand.” “Elke supermarkt eist een label van ons.” Een handelaar in groenten en fruit deelt mee dat hij zijn productengamma liever niet wenst uit te breiden dit om verschillende redenen: dit zou nog meer informatie vereisen naar de klant toe en het is ook niet eenvoudig naar de organisatie toe van een leverancier. “We hebben niet genoeg mensen in dienst om het volledige programma telkens uit te breiden. Dat gaat niet. Tegenwoordig heb je zoveel informatie nodig om een samenvatting te maken om goed te kunnen verkopen naar de klant toe.” “Groenten en fruit kan je zomaar niet in een vakje stoppen. Ze zeggen niet van dat en dat gaan we doen… Er zijn zoveel nevenfactoren die invloed hebben op de beslissing van de klant. We moeten een goede leverancier hebben. Een product verandert ook niet ieder jaar.” Dienst na verkoop is voornamelijk bijhouden wanneer de producten worden geleverd. “Neen, maar we zijn wel verantwoordelijk. We moeten dat bijhouden wanneer het geleverd werd en van wie het kwam.” 163 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.2.1.2 Investeringsbeleid Een handelaar in aardappelen wenst in de toekomst te investeren in automatisering op de werkvloer. “Voor de bewaring, dat je bijvoorbeeld van hieruit kunt een hangaar bedienen die op verplaatsing staat. Dat je de ramen open en toe trekt, anders moeten we daar altijd naar toe gaan. In de winter mag er zeker geen vorst aan de aardappelen komen.”
3.2.1.3 Personeelsbeleid Omwille van de te hoge arbeidskosten, wordt er minder gewerkt met vast personeel en meer met seizoenarbeiders. “(…) de arbeidskosten te hoog zijn voor vast personeel te hebben. Ook de groenten en fruit werken nog heel veel met seizoenarbeiders. Die kostprijs ligt veel lager, en daar kunnen wij niet tegenop. We moeten dat laten gaan, om eigenlijk mee te kunnen met die mensen. De telers verpakken ook al rechtstreeks.”
3.2.2
Organisatiestructuur
Een respondent vertelt dat het veeleer moeilijk is om zich aan een planning te houden. “Iedere dag is anders. Ik zal niet zeggen dat we niet een beetje een schema hebben dat we dit en dat moeten doen in de loop van de week. Maar we moeten echt flexibel zijn. Voor een hele week een schema op te stellen, dat lukt niet. We weten wel in grote lijnen wat er allemaal zal gebeuren, maar dat is het dan ook. Sommige mensen begrijpen dat niet, voor onze werknemers ook, soms moeten ze overwerken tot ’s avonds laat.”
164 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.2.3
Administratieve bedrijfsprocessen
3.2.3.1 Aankoopbeheer Een groenten- en fruithandelaar maakt voor zijn aankoopbeheer gebruik van barcodes en scanner gekoppeld aan een computerprogramma. “Alles wat wij inkopen heeft een nummer. Dat is gebonden aan het lot waar wij aankopen. Wij hebben ook een barcode op ieder product.”; “De goederen komen binnen van de vrachtwagen, in het systeem staat in een lot. Dat is op een pallet. Dat wordt gelost, en er staan bijvoorbeeld appels op. De controleur gaat naar daar, die controleert het product, op de kwaliteit, de kleur. Dan kan je in het systeem ingeven wat de codes zijn. Zoveel types kleur, zoveel types hardheid. Dat gebeurt met een scanner, in een computer eigenlijk.”
3.2.3.2 Boekhouding De respondenten maken gebruik van een externe boekhouder en een eigen boekhoudpakket.
“Ik
ga nog regelmatig eens naar de boekhouder voor controle eigenlijk. Om een bewijs te hebben dat het in orde. Ik doe alles zelf, maar het moet
gecontroleerd worden. Ik voel me dan veel zekerder.”
165 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.2.3.3 Facturatie Voor het opmaken van de facturen wordt er niet meer met Excel gewerkt maar via een facturatieprogramma. “Hoe werkt dat facturatieprogramma? We geven alles van de eerste keer in. We hebben daar ons aankoopdagboek en ons verkoopdagboek. De BTW kunnen we zien, we kunnen de klanten aanklikken. Het is zeer gemakkelijk.”
3.2.3.4 Loonadministratie De loonadministratie gebeurt met behulp van het sociaal secretariaat. “Dat is eigenlijk een sociaal secretariaat die dat doet. Dat dossier wordt wel een beetje bijgehouden.”
3.2.3.5 Plannen van bereidingen/productieplanning Het plannen van de productie moet zeer flexibel verlopen volgens de respondenten.
“Wij moeten flexibel zijn in weinig werk en veel werk. We moeten ons continu aanpassen. (…). We hebben niet elke dag hetzelfde. (…) We kunnen maar beperkt stockeren. Een product dat we bijvoorbeeld vandaag binnenkrijgen is 1€ waard, maar het kan zijn dat dat over twee dagen nog nul euro waard is. Dus we zijn nog eens gebonden aan een snelle tijd tussen aankoop en verkoop. (…)”
166 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.2.3.6 Dienst na verkoop De dienst na verkoop houdt voornamelijk het steeds kunnen bijhouden wie wat geleverd heeft in, als verantwoording naar de respondent. “Als er leveringen niet in orde zijn, dan zijn we verplicht om die terug te nemen. Heel belangrijk is dus dat we het kunnen traceren, van waar het komt. Van de verdeler, dat moet allemaal bijgehouden worden.”
3.2.3.7 Distributie (verzending) Afhankelijk van de respondent worden de goederen volledig zelf geleverd of hebben de klanten de mogelijkheid om het zelf op te halen. “Klanten komen soms, maar wij leveren ook. Supermarkten moeten we natuurlijk wel zelf leveren. (…) Maar wij moeten een service bieden om het zelf te kunnen bieden.” Bij de verzending van groenten en fruit wordt er gewerkt met een transportcode. “Wij geven dus aan het lot dat wij verkopen een transportcode. Daar worden details bij ingevoerd, ja.”
167 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.2.3.8 Magazijnbeheer/stockbeheer Het stockbeheer wordt niet bijgehouden op pc, bij de ene gebeurt dit enkel op zicht. De andere houdt dit wel bij, maar op papier. “Dat is puur op het zicht van de magazijnier, die weet vanbuiten dat en dat moet eerst gebeuren. Maar weten ook welke pallet we eerst moeten verkopen omdat die ouder is.” ; “Ik reken dat dan uit en laat dat dan staan. Op het einde van het jaar moet je weten hoeveel aardappelen je bijgehouden hebt. Ik houd dat bij op papier.”
3.2.3.9 Marketing Een echte vorm van marketing kunnen we niet vaststellen. Bij een respondent focust zich dit enkel op lokale acties zoals sponsoring. ”Dat is vooral plaatselijk, maar dat is geen meerwaarde. We doen sponsoring van de chiro en van de studentenclubs.”
3.2.3.10 Verkoopbeheer Het aantal medewerkers is bepalend voor de manier waarop het verkoopbeheer wordt georganiseerd.
“We hebben een heel bureau met negen mensen. Die mensen doen niets anders dan de hele tijd informatie ophalen, informatie verspreiden, naar de klant meer gericht werken. We kopiëren dingen van hen, we vragen ook informatie.” ”Dat is ook samen, mijn man en ik verkopen. Mijn man zei deze morgen bijvoorbeeld reken eens uit hoeveel aardappelen we nog hebben. Kom het dan zeggen en kijk ik zal dan bellen om te verkopen bijvoorbeeld.” 168 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.2.4
Bedrijfsprocessen op de werkvloer
3.2.4.1 Koppeling van weegschaal aan voorraadbeheer De respondenten werken met een weegschaal. Indien de koppeling met pc gerealiseerd is, dan is dit met behulp van een weegbrug.
“Maar de weegschaal zelf die is nog niet gekoppeld bij ons. Er zijn bedrijven die het wel doen.” “Dat is een bascule, een weegbrug. Er rijdt daar dan een camion op. Dat gaat automatisch. En dat is verbonden met de computer. Je moet dan gewoon het briefje afdrukken.”
3.2.4.2 Producten van etiketten voorzien Het etiketteren kan automatisch verlopen volgens onderstaande respondent.
“Dat gebeurt automatisch, in de inpakmachine. Het enige dat niet echt goed gaat, dat is dat je de schaaltjes op de machine moet leggen.”
3.2.5
Diensten
De respondenten leveren diensten die gaan van enerzijds het importeren van groenten en fruit om door te verkopen aan supermarkten tot anderzijds het opkopen van aardappelen om door te verkopen aan frietfabrieken.
169 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
“Wij importeren groenten van Nederland, overal in de wereld. Ook China, Mexico, Florida, India, Zeeland, Chili. (…) Die worden bij ons verdeeld. Dat verkopen wij aan supermarkten, aan de groothandel. Wij leveren aan groothandels.”; “Dus wij importeren en wij re-exporteren dan terug naar andere landen. Wij exporteren dan terug naar de hele wereld, waar er tekorten zijn.”; “Groenten en fruit. Alles behalve aardappelen.” “Wij hebben eigenlijk een aardappelhandel. Dat is kopen bij de boeren en doorverkopen bij de frietenfabrieken. Naast de aardappelhandel, doordat we eigenlijk een stuk of 3-4 werknemers hebben, moeten wij eigenlijk ook aanvullingen doen om dan buiten het seizoen werk genoeg te hebben.”; ”We doen dat ook om het materiaal dat we aankopen genoeg te doen opbrengen hé.”; “We hebben ook al landbouwproducten vervoerd, acht maanden per jaar rijden wij ook voor een melkerij. (…) Er zit nu ook één chauffeur in compostvervoer die van de ene naar de andere hangaar moet vervoerd worden."
3.2.6
Verkooppunten
Het aantal vestigingen van de respondenten varieert van één vestiging tot verschillende verkooppunten gevestigd over meerdere landen. “Wij zijn een zusterbedrijf, we hebben een moedermaatschappij in Nederland. En daar is één hoofdbureau met een stuk of negen nevenbedrijven.” “Wij hebben één vestiging.”
170 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.2.7
Graad van ondersteuning door IT
3.2.7.1 Website Niet alle respondenten zien het belang in van een eigen website. “(…) je moet daar ook al weer voor betalen en je tijd in steken. Ik weet niet of het nuttig zou zijn voor ons. Moesten onze kinderen in de zaak komen werken en ze willen eens iets nieuws uitproberen, dan zou ik dat goed vinden hoor. Maar zelf zouden we ons daar niet in verdiepen.” Indien ze over een eigen website beschikken, dan zijn ze minder tevreden over de inhoud die erop staat en wensen in de toekomst vooral informatie te bezorgen aan hun klanten. “Ik noem dat eigenlijk geen website. Die is niet echt in orde. Het is gewoon maar het personeel, wat we doen en zo. In de toekomst zou ik dat beter willen zien, ik ben daar zeker een voorstander van.”; “We willen eigenlijk gewoon meer informatie doorgeven aan de mensen.”
3.2.7.2 E-commerce De respondenten passen in heel beperkte mate een vorm van e-commerce toe. “(…) Bij ons staan er gewoon maar contactgegevens. De bedoeling is om meer in te spelen in die oplossingen.” “De opdrachten die we krijgen, krijgen we via mail.”; “Doe je bestellingen via internet? Neen. Enkel facturatie en boekhouding en e-mails.”
171 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
3.2.7.3 Softwarepakketten Standaardsoftwarepakketten worden voor een veeleer beperkt aantal zaken toegepast zoals opmaken van prijslijsten en contracten. “Voor prijslijsten te maken met Excel. Maar nog aparte Excelsheets niet.” “De contracten hebben we staan op de computer, we moeten die dan afdrukken en meenemen naar de landbouwer.”
3.2.7.4 Sectorspecifieke pakketten De respondenten passen sectorspecifieke pakketten toe. “(…) het is een programma dat onze computertechnicus op de pc heeft gezet. (…) Het is van het bedrijf waar we de pc gehaald hebben.”
172 | K w a l i t a t i e f o n d e r z o e k v o e d i n g s d e t a i l h a n d e l e n t o e l e v e r a n c i e r s i n a g f
BIBLIOGRAFIE Artikels, boeken, studies Atkinson, P. (1991). Supervising the text. International Journal of Qualitative Studies in Education, 4 (2), 161-174. De Laet, M. & Toye, P. (2010). Marktonderzoek in rechte lijn. Antwerpen: De Boeck. De Pelsmacker, P. & Van Kenhove, P. (2010). Marktonderzoek, Methoden en toepassingen. Amsterdam: Pearson Education. Fireston, W. (1993). Alternative arguments for generalizing from data as applied to qualitative research. Educational Researcher, 22 (4), 16-23. Hellings, S. & Delagrange H. (2010). Informatiedossier, TOA 2007:ICT. Brussel: SERV – Stichting Innovatie en Arbeid. Hinssen, P. (2010). Business/IT Fusion - How to move beyond Alignment and transform IT in your organization. AN Arnhem: Lannoo. Kelchtermans, G. (1998). Methoden en technieken van het kwalitatief onderzoek. Cursustekst, 1-11. Kelchtermans, G. (1998). Kwalitatieve methoden in onderwijskundig onderzoek: Internationale ontwikkeling en de situatie in Vlaanderen. Pedagogisch Tijdschrift, 23 (4/5), 221-234. Kvale, S. (1996). Inter-views. An introduction to qualitative research interviewing. Thousand Oaks: Sage. KMO-IT (2007). KMO-IT kijk op de sector-Architectenbureaus. Zaventem: KMO-IT. KMO-IT (2007). KMO-IT kijk op de sector-Distributie. Zaventem: KMO-IT. KMO-IT (2007). KMO-IT kijk op de sector-Tuinbouw. Zaventem: KMO-IT.
173 | B i b l i o g r a f i e
Lesaffer, P. (2011). Justitie gaat achteruit. De Standaard, 88(104), 4. Lips, J. (2010). Computer- en internetgebruik bij land- en tuinbouwers. (s.i.) Bachelorproef tot het behalen van het diploma Bachelor agro-en biotechnologie. Naessens, K. & Pierson, J. & Stroobants, E. & Vander Putte, C. (2007). Digitale Hefbomen voor Innovatie bij Micro-ondernemingen (DIGIMO). Brussel: Vrije Universiteit Brussel & Zaventem: KMO-IT. Peshkin, A. (2000). The nature of interpretation in qualitative research. Educational Researcher, 29 (9), 5-9. Smart Business Strategies (2008). ICT-jaarboek 2008. PC Magazine, 8(85), 12-15. Smart Business Strategies (2009). KMO-Special. PC Magazine, 9(94), 22, 25, 31, 32, 34, 36, 37, 40. Studiedienst van de Vlaamse Regering (SVR) (2011). Ondernemingen Vlaams Gewest. Brussel: Monitoring Micro-Economie UNIZO (2010). E-Commerce bij de KMO. Brussel: UNIZO-Studiedienst. Woods, P. (1999). Succesful writing for qualitative researchers. London-New York: Routledge.
174 | B i b l i o g r a f i e
Elektronisch materiaal Amelior (2010). Met maturiteitsmodellen naar betere prestaties van projecten. Internet, 2011-08-28 (www.amelior.be/ndl/artikels/artikel.asp?a=308&tc=1) Arinc (s.d). SEI CMMI Services . Internet, 2011-08-28 (www.arinc.com/products/integration_services/sei_cmmi.html) Encyclo. (s.d.). Informatisering. Internet, 2011-06-08 (http://www.encyclo.nl/begrip/informatisering) FOD Economie, KMO, Middenstand en energie (s.d.). Enquête ICT Ondernemingen. Internet, 2010-11-16 (http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/gegevensinzameling/enquetes/ict_ondernemingen) FOD Economie, KMO, Middenstand en energie (s.d.). ICT Gebruik en E-commerce bij ondernemingen. Internet, 2011-29-01 (http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/economie/ondernemingen/ict/index.jsp) Goethals, M. (
[email protected]), Aantallen ondernemingen, e-mail aan: Ann-Sophie Deloof, (
[email protected]), 2011-05-04 Goethals, M. (
[email protected]), Aantallen ondernemingen, e-mail aan: Ann-Sophie Deloof, (
[email protected]), 2011-05-09 Luftman, J. (2000). Assessing Business-IT Alignment Maturity. Internet, 2011-08-28 (www.sba.oakland.edu/faculty/lauer/downloads/MIS625/Readings/IT-Business%20Alignment.pdf) Right Marktonderzoek (s.d). Online onderzoek. Internet, 2011-07-01 (www.rightmarktonderzoek.nl/online-onderzoek/online-onderzoek.aspx ) Right Marktonderzoek (s.d.). Methoden onderzoek. Internet, 2011-07-01 (www.rightmarktonderzoek.nl/methoden-onderzoek/methoden-onderzoek.aspx)
175 | B i b l i o g r a f i e
Sablon, M. (
[email protected]), Aantal bakkers in Vlaanderen, e-mail aan: Ann-Sophie Deloof, (
[email protected]), 2011-02-23 Software Engineering Institute (s.d.). SEI. Internet, 2011-08-28 (www.sei.cmu.edu) Tan, C-S., Sim, Y-W. & Yeoh, W. (2011). A Maturity Model of Enterprise Business Intelligence, 2011-08-28 (www.ibimapublishing.com/journals/CIBIMA/2011/417812/417812.pdf) Unizo (s.d.). Over het project ICT-coach. Internet, 2011-11-09 (http://www.unizo.be/ict-coach/pp_project.jsp) VILT (s.d.). Computergebruik bij boeren nog steeds problematisch. Internet, 2010-09-15 (http://www.vilt.be/Computergebruik_bij_boeren_nog_steeds_problematisch?) Wikipedia. (s.d.). Automatisering. Internet, 2011-06-08 (http://nl.wikipedia.org/wiki/Automatisering) Wikipedia. (s.d.). Business-IT alignment. Internet, 2011-07-04 (http:// en.wikipedia.org/wiki/Business/IT_alignment) Wikipedia (s.d.). Informatietechnologie. Internet, 2011-06-08 (http://nl.wikipedia.org/wiki/Informatietechnologie)
176 | B i b l i o g r a f i e
BIJLAGEN
In de bijlage is de online enquête terug te vinden die via diverse sectororganisaties werd aangeboden aan zowel bakkers, slagers en toeleveranciers van aardappelen, groenten en fruit.
177 | B i j l a g e n
VOEDINGSDETAILHANDEL EN TOELEVERANCIERS IN AGF
1.
13
Wat zijn uw belangrijkste beroepsactiviteiten? o Slager o 1 verkooppunt o Meerdere verkooppunten o Bakker o Warme bakker met 1 verkooppunt o Warme bakker met meerdere verkooppunten o Koude bakker met 1 verkooppunt o Koude bakker met meerdere verkooppunten o Toeleverancier o 1 verkooppunt o Meerdere verkooppunten
2.
13
Is degene die de vragenlijst invult, de zaakvoerder? o Ja o Nee o Medewerker o Partner o Boekhouder o Andere: ….
Met behulp van de enquête Gebruik van ICT bij ondernemingen (FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, 2010)
178 | B i j l a g e n
De onderstaande vragen zijn algemene vragen over de werking van uw onderneming
3.
4.
Het formuleren of bepalen van doelstellingen voor mijn bedrijf binnen een 2-tal jaar, is voor mij: Totaal onbelangrijk (ga meteen naar vraag 5) Onbelangrijk (ga meteen naar vraag 5) Belangrijk Heel belangrijk
Het formuleren of bepalen van doelstellingen voor mijn bedrijf binnen een 2-tal jaren, is bij mij: Niet gerealiseerd (niet mee bezig) Gedeeltelijk gerealiseerd (mee bezig, maar nog niet volledig gerealiseerd) Gerealiseerd Gerealiseerd inclusief gecommuniceerd aan mijn medewerkers
5.
Het hebben van een visie over een goede organisatie(structuur) van mijn bedrijf, is voor mij Totaal onbelangrijk (ga meteen naar vraag 7) Onbelangrijk (ga meteen naar vraag 7) Belangrijk Heel belangrijk
6.
Het bepalen van een visie over een goede organisatie(structuur), is bij mij: Niet gerealiseerd (niet mee bezig) Gedeeltelijk gerealiseerd (mee bezig, maar nog niet volledig gerealiseerd) Gerealiseerd Gerealiseerd inclusief gecommuniceerd aan mijn medewerkers
179 | B i j l a g e n
7.
Het gestructureerd voeren van mijn bedrijfsadministratie (boekhouding, aankoop, verkoop, distributie …) is voor mij: Totaal onbelangrijk (vragen 13 en 14 moeten niet ingevuld worden) Onbelangrijk (vragen 13 en 14 moeten niet ingevuld worden) Belangrijk Heel belangrijk
Scoor jezelf op een vijfpuntenschaal in functie van realisatie: 1=niet gestructureerd, 2=weinig gestructureerd, 3=matig gestructureerd, 4=sterk gestructureerd, 5=volledig gestructureerd Hoe is de huidige toestand van mijn bedrijfsadministratie: ….. Hoe wens ik dat mijn bedrijfsadministratie in de toekomst gestructureerd is: …
8. De automatisatie van mijn processen op de werkvloer (computergestuurde machines, automatische koppeling tussen materiaal en computer …) is voor mij: Totaal onbelangrijk (vragen 15 en 16 moeten niet ingevuld worden) Onbelangrijk (vragen 15 en 16 moeten niet ingevuld worden) Belangrijk Heel belangrijk
Scoor jezelf op een vijfpuntenschaal in functie van realisatie: 1=niet geautomatiseerd, 2=weinig geautomatiseerd, 3=matig geautomatiseerd, 4=sterk geautomatiseerd, 5=volledig geautomatiseerd In welke mate zijn mijn huidige processen op de werkvloer geautomatiseerd: …. In welke mate wens ik dat mijn processen op de werkvloer in de toekomst geautomatiseerd zijn: …
180 | B i j l a g e n
Hieronder verschijnen enkele vragen die dieper ingaan op de werking van uw bedrijf
Bedrijfsdoelstellingen 9.
Scoor onderstaande streefdoelen op een vijfpuntenschaal in functie van belangrijkheid voor u (1=totaal onbelangrijk, 2=onbelangrijk, 3=neutraal, 4=belangrijk, 5=heel belangrijk, 6=niet van toepassing):
Klantenbehoud o Kwaliteitslabel behalen o
Levertermijnen optimaliseren
o
Distributiekanalen verbeteren
o
Klantensegmenten verbreden (extra doelgroepen)
o
Productengamma verbreden
o
Bestaande producten verbeteren
o
Dienst na verkoop verbeteren
o
Internet inzetten voor e-business of e-marketing
o Marketingacties verbeteren o Externe communicatie verbeteren (met klanten, leveranciers …) Investeringsbeleid o
Productieproces innoveren o Investeren in nieuwe machines (met manuele handeling) o Investeren in automatisering op werkvloer (manuele handeling is niet vereist) o Investeren in nieuwe informatisering
181 | B i j l a g e n
Personeelsbeleid o Meer medewerkers in dienst nemen o
Minder medewerkers om kosten te verlagen
o
Tijdsregistratie verbeteren
o
Interne communicatie verbeteren
Plaatsbeleid o
Samenwerkingen, overnames aangaan
o
Nieuwe vestigingen, bedrijven, locaties openen
o
Vestiging openen in buitenland
o
Ter plaatse uitbreiden
Kostenbeleid o
Werkmethoden verbeteren
o
Werkingskosten verlagen
o
Voorraden beheren
o
Uitbesteden van bepaalde activiteiten
o
Interne logistiek verbeteren
o
Externe logistiek verbeteren (vervoer …)
Andere: ….
182 | B i j l a g e n
Organisatiestructuur 10. Het aantal werknemers op dit moment bij u tewerkgesteld inclusief de eigenaar-zaakvoerder en de eventuele meewerkende partner zijn:
Bedienden -
Voltijds
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
>10
-
Deeltijds
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
>10
Arbeiders -
Voltijds
0
1-5
5-10
10-15
15-20
20-25
25-30
>30
-
Deeltijds
0
1-5
5-10
10-15
15-20
20-25
25-30
>30
Tijdelijke krachten -
Voltijds
0
1-5
5-10
10-15
15-20
20-25
25-30
>30
-
Deeltijds
0
1-5
5-10
10-15
15-20
20-25
25-30
>30
11. In uw bedrijf wordt er samengewerkt met onderaannemers Ja/Nee
12. In uw bedrijf wordt er samengewerkt met externe adviseurs Ja/Nee
183 | B i j l a g e n
De volgende vragen handelen over de administratieve processen en de mogelijke informatisering 13. De mate waarin de volgende administratieve processen in mijn bedrijf op punt staan, beschouw ik als volgt: NIET INVULLEN INDIEN VRAAG 7 TOTAAL ONBELANGRIJK OF ONBELANGRIJK Niet gerealiseerd (helemaal niet op punt)
Aankoopbeheer (aankoop ingrediënten, toevoer vlees, vis …) Boekhouding (excl. uitgaande facturatie) Facturatie Loonadministratie/personeelsbeheer (>1 werknemer) Planning van bereidingen/Productieplanning Dienst na verkoop Distributie (verzending) Magazijnbeheer/stockbeheer Marketing (folders, promoties, flyers, acties) E-marketing (folders via e-mail, bestelmogelijkheden via website of e-mail …) Secretariaat Verkoopbeheer (verkoop aan consument)
184 | B i j l a g e n
Gedeeltelijk gerealiseerd (mee bezig, maar nog niet volledig op punt)
Gerealiseerd
Niet van toepassing
14. De mate waarin deze administratieve processen geïnformatiseerd zijn in mijn bedrijf (waarbij ik gebruik maak van computerprogramma’s) beschouw ik als volgt: NIET INVULLEN INDIEN VRAAG 7 TOTAAL ONBELANGRIJK OF ONBELANGRIJK
Niet geïnformatiseerd
Gedeeltelijk geïnformatiseerd
Geïnformatiseerd
Wordt binnen een 2-tal jaren geïnformatiseerd
Voorkeur om te informatiseren binnen een 2-tal jaren
Niet van toepassing
Aankoopbeheer (aankoop ingrediënten, toevoer vlees, vis …)
Boekhouding (excl. uitgaande facturatie) Facturatie Loonadministratie/personeelsbeheer (>1 werknemer)
Planning van bereidingen/ Productieplanning Dienst na verkoop Distributie (verzending) Magazijnbeheer/stockbeheer Marketing (folders, promoties, flyers, acties) E-marketing (folders via e-mail, bestelmogelijkheden via website of e-mail …)
Secretariaat Verkoopbeheer (verkoop aan consument)
185 | B i j l a g e n
De volgende vragen handelen over de processen op de werkvloer en de mogelijke automatisering
Koppeling tussen bestellingen en berekening ingrediënten Koppeling van weegschaal aan voorraadbeheer Koppeling van kassa aan voorraadbeheer Prijsberekening Vacuüm verpakt voedsel van datum voorzien Producten van etiketten voorzien
186 | B i j l a g e n
Niet van toepassing
Gerealiseerd
Gedeeltelijk gerealiseerd (mee bezig, maar nog niet volledig op punt)
Niet gerealiseerd (helemaal niet op punt)
15. De mate waarin de volgende processen op de werkvloer op punt staan in mijn bedrijf, beschouw ik als volgt: NIET INVULLEN INDIEN VRAAG 8 TOTAAL ONBELANGRIJK EN ONBELANGRIJK
Niet van toepassing
Voorkeur om te automatiseren binnen een 2tal jaren
Wordt binnen een 2-tal jaren geautomatiseerd
Geautomatiseerd
Gedeeltelijk geautomatiseerd
Niet geautomatiseerd
16. De mate waarin de volgende processen op de werkvloer geautomatiseerd (koppeling tussen machine en computer) zijn in mijn bedrijf, beschouw ik als volgt: NIET INVULLEN INDIEN VRAAG 8 TOTAAL ONBELANGRIJK EN ONBELANGRIJK
Koppeling tussen bestellingen en berekening ingrediënten Koppeling van weegschaal aan voorraadbeheer Koppeling van kassa aan voorraadbeheer Prijsberekening Vacuüm verpakt voedsel van datum voorzien Producten van etiketten voorzien
187 | B i j l a g e n
Hieronder worden de ICT middelen bevraagd die op dit moment in uw bedrijf gebruikt worden. Gebruikers 17. Hoeveel bedienden maken dagelijks gebruik van de computer voor het uitoefenen van hun taken? 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 18. Hoeveel arbeiders maken dagelijks gebruik van de computer voor het uitoefenen van hun taken? 0
1-5
5-10
10-15
15-20
20-25
25-30
>30
Internet 19. Heeft u professioneel toegang tot het Internet? o Ja o Nee (ga naar vraag 31) 20. Gebruikt uw bedrijf een lokaal computernetwerk (vb. LAN Local Area Network)? o Ja o Nee (ga naar vraag 22) 21. Gebruikt uw bedrijf een draadloze toegang tot het lokale computernetwerk (vb. Wireless LAN)? o Ja o Nee
188 | B i j l a g e n
>10
22. Gebruikt uw bedrijf het Internet voor volgende toepassingen? Ja
Nee
Om informatie te verkrijgen van sector- en overheidsorganisaties Om formulieren te verkrijgen van sector- en overheidsorganisaties Om ingevulde formulieren terug te sturen aan sector- en overheidsorganisaties Om een administratieve procedure volledig elektronisch af te handelen zonder extra papierwerk (vb. tax-on-web) Online bankieren Elektronisch factureren
Website 23. Heeft uw bedrijf een website? o Ja o Nee (ga naar vraag 25) 24. Wat staat er op de website? o Algemene info (adres, openingsuren, gegevens van het bedrijf…) o Productaanbod o Bestelmogelijkheden voor klanten o Klantencontact vb. via e-mail o Nuttige tips o Links naar website van sector- en of overheidsorganisaties o Zoekertjes o Andere: ….
189 | B i j l a g e n
25. Indien u over geen eigen website beschikt, wat zijn dan de redenen hiervoor? o Te duur o Klanten zijn niet geïnteresseerd o Te ingewikkeld om alle producten er op te zetten o Ik weet niet wat er op te zetten o Geen kennis o Geen interesse o Geen tijd o Andere: …… E-commerce 26. Maakt u gebruik van de mogelijkheid tot E-commerce (elektronische bestellingen aan leveranciers en/of door klanten via e-mail, via website, via systemen die automatische verwerking mogelijk maken) o Ja o Nee (ga naar vraag 31 ) 27. Ontvangt uw bedrijf elektronische bestellingen (via website, via systemen die automatische verwerking mogelijk maken, via e-mail … )? o Ja o Nee (ga naar vraag 29) 28. Op welk percentage schat u de verkopen via elektronische bestellingen t.o.v. de totale omzet? o 1-10% o 10-50% o 50-80% o 80-100%
190 | B i j l a g e n
29. Plaatst uw bedrijf elektronische bestellingen (via website, via systemen die automatische verwerking mogelijk maken, via e-mail …)? o Ja o Nee (ga naar vraag 31) 30. Op welk percentage schat u de aankopen via elektronische bestellingen t.o.v. de totale aankopen? o 1-10% o 10-50% o 50-80% o 80-100%
ICT-veiligheid
31. Op welke manier voorziet u de extra opslag en beveiliging van de gegevens? Ja
Nee
Op een externe harde schijf die in het bedrijf bewaard wordt Op een externe harde schijf die buiten het bedrijf bewaard wordt Op server via dubbele harde schijven Back-up-tapes worden bij de server bewaard Back-up-tapes worden buiten het bedrijf bewaard Bewaren op een usb-stick Virusscanners
191 | B i j l a g e n
Softwarepakketten
32. Maakt u gebruik van het Microsoft Office-pakket (Word, Excel …) of (gratis) Open office? o Ja o Nee
33. Maakt u voor de boekhouding (excl. uitgaande facturatie) gebruik van een boekhoudpakket? o Ja o Nee o Dit gebeurt door externe boekhouder o Dit doe ik zelf, maar met andere niet-gespecialiseerde programma’s zoals Excel of Word o Dit doe ik zelf, op papier, zonder computerprogramma’s 34. Maakt u uw facturen op de volgende manier: o Via een administratief softwarepakket o Met andere niet-gespecialiseerde programma’s zoals Excel of Word o Op papier, zonder computerprogramma’s o Niet van toepassing 35. Maakt u gebruik van gespecialiseerde software voor inkoop- en voorraadbeheer, dus niet via programma’s zoals Word of Excel? o Ja o Is deze software gekoppeld aan de kassa in uw bedrijf? o Ja o Nee o Is deze software gekoppeld aan de weegschaal in uw bedrijf? o Ja o Nee o Nee
192 | B i j l a g e n
36. Gebruikt u een softwarepakket van één van de volgende bedrijven? o Ja Slagers o Navimeat o Andere: … Bakkers o Compad o Andere: … o Nee
Ten slotte vragen wij u nog enkele algemene gegevens in te vullen
37. Wie neemt hoofdzakelijk de beslissingen over ICT in uw bedrijf? o Ikzelf (zaakvoerder/eigenaar) o Medewerker o Boekhouder o ICT-leverancier o Familielid o Andere: … 38. Wat is uw geslacht? o Vrouw o Man 39. Wat is uw leeftijd? o -25 o 25-35 o 36-45 o 46-55 o 56-65 o +65
193 | B i j l a g e n
40. In welke provincie bevindt zich uw zaak? o West-Vlaanderen o Oost-Vlaanderen o Vlaams-Brabant o Antwerpen o Limburg
41. Wat is het hoogst behaalde diploma van de zaakvoerder? o Lager onderwijs o Lager secundair onderwijs o Hoger technisch- of beroepsonderwijs o Hoger algemeen secundair onderwijs o Hoger niet-universitair onderwijs (hogeschool) o Universitair onderwijs 42. Sinds wanneer bent u zelf zaakvoerder van deze zaak (bijvoorbeeld ingeval van familiebedrijf of overname van een zaak)? o 0-5 jaar o 6-10 jaar o 11-20 jaar o >20 jaar 43. Wil u graag een incentive winnen? o Ja o Nee Bent u geïnteresseerd in een gratis persoonlijke consulting omtrent uw professionele ICT-aanpak? o Ja o Nee De ICT-noden in uw sector zullen nog diepgaander onderzocht worden door het afnemen van enkele grondige interviews. Mogen wij u contacteren voor een dergelijk interview? o Ja o Nee
194 | B i j l a g e n
Indien u op één of meerdere vragen positief antwoordt, dan vragen wij u ons uw gegevens te bezorgen zodat wij u kunnen contacteren. Deze gegevens worden voor geen enkel ander doel gebruikt. De verwerking van de enquêtegegevens zal volledig anoniem verlopen. o Naam: o E-mail: o Telefoon: 44. Kan u een schatting geven van uw jaarlijkse omzet in euro? o Minder dan 25.000 euro o Tussen de 25.000 en 50.000 euro o Tussen de 50.000 en 150.000 euro o Meer dan 150.000 euro o Dit wil ik niet zeggen
HARTELIJK BEDANKT VOOR UW MEDEWERKING!
195 |