Curriculum LAB hoofd coordinator docenten
Bernardine Walrecht (ad interim) Liesbeth Fit (ad interim) Pier Luigi Pompeï David Geraerts Marijn van der Poll Werner Schippers Xavier de Clippeleir Simone de Waart Brigitte Dalmeijer Maartje van Gestel Peter Thijs Allard Roeterink Olaf Stevens Saskia Bol Jelle Zijlstra
inhoud missie en kwaliteiten Competenties per leerjaar Doelstellingen en programma Werkvormen Beoordeling Kwaliteitszorg Bijlage : Voorbeeldopdrachten
Missie en kwaliteiten van Lab Lab is het laboratorium van Design Academy Eindhoven, waar nieuwe kennis wordt vergaard, nieuwe materialen en technieken worden beproefd, en waar technologie van haar mystiek wordt ontdaan. Uitgaande van de alomtegenwoordige technologie is Lab de plaats waar proefondervindelijk onderzoek wordt gedaan, waar studenten abstract denken en analytisch werken, waar ze het experiment als methode hanteren, waar ruimte is om het nieuwe te realiseren vanuit de mix en afwisseling van denken en doen, onderzoeken en experimenteren. Labontwerpers experimenteren vanuit een persoonlijke onderzoeksmethode die ze zich in de loop van hun studie eigen hebben gemaakt. Een methode die wetenschappelijke trekken kan hebben, maar ook van een heel andere, zelfs intuïtieve orde kan zijn. Ze houden ervan grenzen op te rekken, verder te kijken dan het bekende. De focus van Lab ligt bij de interactie tussen maker, product en gebruiker. De laatste vaak tegelijk in de rol van mede - auteur. Gebruikers zijn immers steeds meer ook de maker, zeker bij het ontwerp van diensten. Lab beschouwt producten steeds meer als een combinatie van het fysieke ding, de interactie ervan met de gebruiker en de processen, systemen en diensten die aan het product verbonden kunnen worden. Binnen het geheel van een ontwerpproces is Lab met name gericht op de realisatie van een idee; kan iets, hoe dan, wat kost het, hoe breng ik dat over naar de opdrachtgever, producent, gebruiker?
Competenties per leerjaar Hieronder het relatieve gewicht van de verschillende competenties per leerjaar: waar beoordeelt Lab vooral op in de verschillende leerjaren.
eerste jaar
conce ptuee l vermogen
vermogen tot kritisch e reflectie
creeren d vermogen
vermogen tot samenwerken
vermogen tot groei en vernie uwing
omgevings-sgeri chtheid
organiseren d vermogen
communi catief vermogen
tweede jaar conce ptuee l vermogen
vermogen tot kritisch e reflectie
creeren d vermogen
vermogen tot samenwerken
vermogen tot groei en vernie uwing
omgevings-sgeri chtheid
organiseren d vermogen
communi catief vermogen
derde jaar conce ptuee l vermogen
vermogen tot kritisch e reflectie
creeren d vermogen
vermogen tot samenwerken
vermogen tot groei en vernie uwing
omgevings-sgeri chtheid
organiseren d vermogen
communi catief vermogen
Doelstellingen en programma Vanaf de start was de centrale vraag bij de samenstelling van het Lab curriculum: welke aspecten van technologie hebben creatieve ontwerpers als bagage nodig? Creatieve Lab ontwerpers zijn immers geen techneuten, terwijl ze tegelijkertijd de steeds grotere complexiteit van ontwerpen moeten kunnen analyseren, begrijpen, interpreteren en hanteren. Daarom rust het Lab programma op de volgende drie pijlers: 1. Kennen en kunnen: de pragmatische kant. Lab maakt, doet, realiseert. Zonder kennis en beheersing van techniek, materiaal en gereedschap blijft verbeeldingskracht een doelloos dromen. 2. Beschouwing: de reflectieve kant. Het kunnen plaatsen van een idee in de context van heden, verleden en toekomst is onmisbaar om het te kunnen toetsen aan haalbaarheid, innovativiteit en noodzakelijkheid. 3. Innovatie: de drang tot vernieuwing/verbetering. In het proces zijn talloze mogelijkheden om bestaande vaste kaders te doorbreken of op te rekken. Het is aan de Lab-student om grip op het proces te krijgen en te leren zien waar hij ingrepen kan doen zodat een proces, gelijke een rivier, langzaam zijn bedding verbreed of verlegt. Dit kan tot nieuwe inzichten leiden en daarbij kunnen nieuwe mogelijkheden ontstaan. Experimenteel onderzoek binnen Lab richt zich op het ontwerpproces. Studenten leren een onderzoeksvraag te formuleren, een programma van eisen op te stellen, en hun onderzoek methodisch op te zetten. En dat alles in het hier van nu van een concreet product of onderzoeksgebied, met zijn specifieke gebruikers, context, processen, materialen, functionaliteiten en technologieën. In veel lessen vormt een zichtbaar resultaat van het onderzoek onderwerp van gesprek en reflectie. De drie leerjaren van Lab zijn als volgt te typeren. Leerjaar 1 focust op de student en de tastbare wereld om hem heen. Jezelf leren kennen, besef krijgen van je eigen vooringenomenheden en goed leren kijken, waarnemen, voelen en (op diverse, wijzen en met diverse materialen en technieken) leren weergeven. De materialen in dit jaar zijn minder complex. In leerjaar 2 richten studenten hun blik op de ander en het andere. De focus richt zich op zintuigen en materialen als tools om de dingen vorm mee te geven. Onderwerpen: tactiliteit, gedragingen van materialen, waarneming en perceptie, interactie. De materialen in dit jaar zijn complexer en vereisen meer inzicht in de diversiteit aan processen en technieken die aan deze materialen zijn gelieerd. In het 3e jaar integreert de student zijn kennis en vaardigheden in een onderzoek waarbij gewerkt wordt vanuit een abstracte thematiek. Van studenten wordt gevraagd zich in het thema te verdiepen en zelf (geregeld in teamverband) met onderzoeksvragen te komen waarbij de docent zich opstelt als ervaringsdeskundige en motivator. De wereld wordt nog meer geopend door veldonderzoek, samenwerkingen met, en workshops of excursies bij
bedrijven. Denkbeeldige opdrachtgevers en opdrachten met een zo realistisch mogelijke uitwerking zijn een gevolg. Programmatische opzet van Lab: Jaar 1 Vaklessen: kijken, weergeven en construeren Hout : inzicht in materiaal, vorm, vervaardiging en bewerking Metaal : inzicht in materiaal, vorm, vervaardiging en bewerking Engineering : inzicht in ruimtelijkheid en proces (via mallen maken, keramisch procedée) Technisch tekenen: omzetten van ruimtelijk naar 2 dimensionaal volgens strakke regels Vorm 3D : onderzoeken van ruimtelijke vormentaal en vermogen tot constructie Jaar 2 Vaklessen: materialen en zintuigen Kunststof/Sustainability: inzicht en experiment in het proces van kunststof aan de hand van het grotere thema “duurzaamheid” Textiel : inzicht in een complex materiaal, proces- inzicht, experimenterend handelen. Book of Senses : onderzoek naar zintuigelijke kanten van het (persoonlijke) werkproces Experience Research: onderzoek naar gebruik van en ervaring met de dingen om ons heen Jaar 3 Vaklessen: onderzoek en experiment Vier docenten met ieder eigen specialiteiten en ervaringen begeleiden de 3e jaars studenten. Hun expertisegebieden: - Olaf Stevens: onderzoeksmethodiek en keramiek - Jelle Zijlstra: innovatie-realisatie - Allard Roeterink: user-behaviourism en interactivity - Saskia Bol: future studies Werkvormen Lab hanteert de volgende werkvormen: individuele en groepsopdrachten, individuele en groepsbesprekingen over (tussentijdse) resultaten, instructies, discussies, onderwijsleergesprekken, lectures door (gast)docenten en studenten, zelfbeoordelingen en peerassessment, en projecten.
Beoordeling Voorafgaand aan de eigenlijke beoordeling hebben de afzonderlijke docenten de resultaten van hun eigen opdracht beoordeeld. De gezamenlijke beoordeling, de Schouw, vindt plaats aan het eind van elk kwartaal of semester (3e jaar). Gedurende drie dagen beoordeelt Lab het werk van studenten, een leerjaar per dag. Per student ligt al het werk van dat kwartaal of semester op tafel, alle docenten van dat jaar bespreken en beoordelen het werk aan de hand van een beoordelingssheet. Studenten zijn hierbij niet aanwezig. Aan het eind van de dagen horen de studenten de uitslag, en krijgen ze de beoordelingssheet met geschreven commentaar op hun sterke en minder sterke kwaliteiten. Docenten zijn dan beschikbaar voor nadere uitleg. Beoordelingscriteria: 1. Pragmatisch vermogen: planning, inzicht, analyse, probleemoplossing, technische vaardigheden, communicatie, zelfstandigheid. 2. Reflectief vermogen: empathie, waarneming, contextualiseren. 3. Innovatief vermogen: drang tot verbetering en vernieuwing, proces, eigenheid. 4. Motivatie en werkhouding. Kwaliteitszorg Twee maal per jaar organiseren hoofd en coördinator van Lab een Lab bijeenkomst. Het voltallige team bespreekt de actuele vakinhoud in het licht van relevante ontwikkelingen, elkaars programma en lessen, en evalueert de afgelopen periode. De beoordelingen zijn ook het moment waarop het hoofd het niveau van het programma en de resultaten beoordeelt. Waar nodig bespreekt ze de noodzakelijke verbeteringen met de coördinator en/of de betreffende docent. Over het algemeen is het hoofd een kritische sparringpartner voor docenten als het gaat om de invulling van hun onderwijs. Er is gedurende het jaar veelvuldig contact en overleg. Het team van Lab vertoont een sterke inhoudelijke cohesie. Men houdt elkaar regelmatig op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen en probeert die in zijn lessen te verwerken. Een van de docenten is bezig met het opbouwen van een database met al het werk van studenten, inclusief de ‘best practices’. Het hoofd van Lab voert regelmatig overleg met docenten van het 3e jaar over invulling, verloop en niveau van het onderwijs. Juist omdat het 3e jaar de uiteindelijke doelstellingen en het door Lab gewenste niveau door de student gehaald moeten worden.
Bijlage voorbeeldopdrachten
Lab 3 (ieder 1e semester, door Olaf Stevens)
Lab 1 -Onderzoeken en maken van een stoel in hout (doel; materiaal en vervaardigingstechnieken leren kennen) -Onderzoeken en maken van een kruk in metaal (doel; materiaal en vervaardigingstechnieken leren kennen)
Concept Tools (Het afgelopen semester werd het onderwerp gebaseerd op industrieel afval of productieafval in het algemeen. Het is gebleken tijdens discussies die wij gevoerd hebben dat de studenten erg geïnteresseerd zijn in het vinden van nieuwe oplossingen voor interessant hergebruik van afval.) Productieafval, in welke vorm dan ook, en “plentiful resources” zullen de grondstof zijn voor een nieuw bruikbaar product.
Lab 2 ‘Book of Senses’ (Peter Thijs) Het lesprogramma speelt zich af rond materiaal en kleuronderzoek. Dit krijgt vorm in een boek dat handmatig wordt gemaakt. Daarin is ook ruimte voor uitkomsten van de andere lessen van LAB. Druktechniek (zeefdruk, diepdruk, hoogdruk, blinddruk) en/ of digitaal (rasteren, kleurscheiding, drukvoorbereiding) met verwijzing naar industriële toepassingen. Het resultaat wordt op het internet gepubliceerd. Instructies gaan over vormgeven van een boek, papier, grafische en typografische techniek, Internet. Lab 2 Textile assignment (Brigitte Dalmaijer) lesson 4-10: theory: construction techniques : nonwovens, weaving, knitting, tufting, knotting techniques, printing, finishing and treatments, sustainable textiles Choose one of the following themes: Cover - discover : drape, movement, motion, gesture, communication, protection, inside-outside... Destroy - repair: reinterpretation, the story/ history, sustainable, recycled, layering, collage, assemblage, accidence... Support - transport: change of form, strength, movement, weight... Develop textile samples and , as a logic conclusion , a product(s) based on your theme. Textile should play the main role in your product. The final product has the theme ( or one of the 2 definitions of the theme) incorporated in its self. The final product may be shown on scale or indicated otherwise. Reminder: textiles are both functional as emotional. Include in your textile research: *Thorough material and colour research. *At least one of the basic textile techniques has been thoroughly explored ( knitting, weaving, tufting, non woven, printing/finishing). *Alteration of the textile under different circumstances ( movement, pressure, liquids, light, temperature). * market research of textile products related to your subject. *Your final product(s) are 70 ( ??) to 100% made out of textile material. Other materials then textile may be used, but textile should be the main substance.
Uitgangspunt is voor iedere student een zelfgekozen onderwerp (binnen het thema -industrieel- afval), uitgaande van een theoretisch onderzoek met als uitkomst een abstract uitgangspunt (geen product). Vervolgens wordt dit abstracte uitgangspunt vertaald naar zintuigelijke waarnemingen / beschrijvingen. Die vervolgens hun beslag krijgen in illustraties en tekst. Vervolgens wordt op deze theoretisch uitkomst een materialenbibliotheek gebaseerd. Deze materialen worden omgezet in natuurlijke grondstoffen waaruit nieuwe materiaalcombinaties en nieuwe materialen ontstaan. Deze zijn onder te verdelen in: constructiematerialen, oppervlaktematerialen en volumematerialen. Met deze materialen wordt vormgegeven aan een abstract object dat een duidelijke relatie heeft met het abstracte theoretische uitgangspunt. Doel is het opbouwen van een eigen proces en daarbij het leren vermijden van kopiëren (en variëren) en zelf tot nieuwe inzichten/uitkomsten komen. Vervolgens worden er zelf gekozen industriële parameters (maat, gewicht, productiemethode) vastgesteld en gaat men opzoek naar een duidelijk bruikbaar product waarvan het hele maak proces beschreven moet worden incl. gereedschap, recepten en productie. Ook de details van deze overhead kosten moesten worden genoteerd. Vervolgens werd er ook een verpakking bij gemaakt. Een groot onderdeel van het geheel is de communicatieve presentatie. Dit presentatietraject wordt zorgvuldig gecoacht.. Er wordt op gelet dat deze presentaties juist door buitenstaanders begrepen kunnen worden. Materiaalonderzoek, productieprocessen, prijzen en verpakking zijn hier de belangrijkste onderwerpen.
Lab 3 Food Culture/Culured Food (komend seizoen, 1 onderwerp/thema ondersteund door 3 docenten en externe excursies, lezingen etc) Start met een serie lessen in Future Studies; daarin gaan studenten uit van extremen die in de nabije toekomst op het gebied van voedsel zouden kunnen plaats vinden en de mogelijke effecten die daarbij dan zouden kunnen optreden. Daarna komt er een serie lessen Personal Prototyping waarin zij hun persoonlijke fascinaties voor dit onderwerp in beeld gaan brengen en op kleinschalige manier processen gaan verbeelden. Het laatste traject is dan een serie lessen Realisation Research waarbij ze gaan “opschalen”; doordenken naar wat hun ideeën zouden betekenen in een globale wereld en wat er voor effecten en consequenties zouden optreden voor complexere (industriële) productieprocessen. We beginnen met een Kick Off programma over de ontwikkelingen op het gebied van voedsel in een globale wereld; wat gebeurt er allemaal op het gebied van voedselontwikkeling, eiwit-winning en productie, insecten als vleesvervangers, drones die landschappen besturen en noem maar op... Daarnaast wordt er inzicht gegeven in kleine initiatieven mbt hetzelfde onderwerp maar dus in een locale wereld. De schaalverschillen (Global/Local) spelen een actieve rol in het educatieve proces... Duurzaamheid speelt natuurlijk hierbij ook een belangrijke rol.