Curriculum atelier
hoofd coordinator
docenten
Bernardine Walrecht Liesbeth Fit Rien Derks Teun Hocks Mathieu Meijers Fred Nagengast Pier Luigi Pompeï Stefan Silvestri Iris Toonen
inhoud Missie en kwaliteiten Competenties per leerjaar Het programma Doelstellingen Werkvormen Begeleiding Beoordeling Stages Kwaliteitszorg Bijlage 1: voorbeeldopdrachten
Missie en kwaliteiten van Atelier Bij Atelier leren studenten hun persoonlijke kwaliteiten en ‘eigen’aardigheden kennen en als kracht in te zetten in hun werkproces. Atelier vraagt studenten stil te staan bij hun ontwikkeling en proces en zich bewust te worden van hun eigenheid en authenticiteit. Vanuit de verwondering zoekt de student naar nieuwe betekenissen voor zichzelf in materiaal, vorm, vaardigheden en context. Atelier stimuleert onvoorspelbaarheid in het verloop van het proces, op zo’n manier dat de student nieuwe betekenissen herkent als persoonlijke groei. Dit heeft een inventief effect op zijn/haar werk en aanpak. Door af en toe de weg kwijt te raken valt een student terug op diepere drijfveren, en krijgt meer en meer oog voor zijn eigen, individuele creativiteit. “Ik ben blij dat ik het spoor even helemaal bijster mocht zijn..” aldus een van de Atelier studenten. De kracht van Atelier is de persoonlijke benadering van de student. De typische Atelier docent laat studenten doen waar ze goed in zijn, laat ze nadenken over de manier waarop ze dat doen, zonder daar een oordeel aan te verbinden. Atelier docenten proberen de student te helpen zijn perspectieven te verbreden of op te rekken en dingen van een andere kant te bezien om zo tot een eigen voorkeur of kwaliteit/eigenheid te komen. Een Atelier docent kan het proces waarnemen en begeleiden vanuit de zin en betekenis ervan voor de student. Docenten vragen veel van studenten en veel van zichzelf. De liefde voor het vak is groot, iets wat elke docent aan de studenten probeert over te brengen.
Competenties per leerjaar Hieronder het relatieve gewicht van de verschillende competenties per leerjaar: waar beoordeelt Atelier vooral op in de verschillende leerjaren. eerste jaar conce ptuee l verMogen
verMogen tot kritisch e reflectie
creeren d verMogen
verMogen tot saMenwerken
verMogen tot groei en vernie uwing
oMgevings-sgeri chtheid
organiseren d verMogen
coMMuni catief verMogen
tweede jaar conce ptuee l verMogen
verMogen tot kritisch e reflectie
creeren d verMogen
verMogen tot saMenwerken
verMogen tot groei en vernie uwing
oMgevings-sgeri chtheid
organiseren d verMogen
coMMuni catief verMogen
derde jaar conce ptuee l verMogen
verMogen tot kritisch e reflectie
creeren d verMogen
verMogen tot saMenwerken
verMogen tot groei en vernie uwing
oMgevings-sgeri chtheid
organiseren d verMogen
coMMuni catief verMogen
Doelstellingen en programma Doel bij Atelier is studenten houvast te laten zoeken en vinden in hun werkproces. De methodes die Atelier daarbij gebruikt zijn gericht op het maken, handelen, doen, en reflecteren. Een Atelier student komt al handelend tot oplossingen in het ontwerpproces. Onbevangen en onbevooroordeeld, met energie, vitaliteit, hartstocht, liefde en met plezier. Door meditatief en geconcentreerd te produceren/werken en door het verbeelden van poëzie en verhaal leren ze uiting te geven aan hun individualiteit. Door het programma ontdekt de student zijn eigen identiteit als inspiratiebron en oefent zijn vermogen daarop te reflecteren. Het programma vraagt studenten eerst geconcentreerd te handelen en pas daarna te denken. Niet alleen leren kijken, maar het trainen van alle zintuigen is daarbij noodzakelijk. Eerst maken en dan erop reageren. Door te reflecteren op het gemaakte en via trial and error worden studenten zich bewust van zichzelf en de persoonlijke kenmerken van hun proces. Vaak geeft Atelier opdrachten die studenten misschien niet meteen begrijpen of doorzien.“Verwarring is goed” is een gevleugelde uitdrukking. Het programma van Atelier werkt vanuit twee perspectieven: de persoonlijke noodzaak en de publieke noodzaak. Het is in dat dynamische spanningsveld dat studenten 4 peilers in zichzelf ontwikkelen: - onbevangenheid, het doen; - verwondering, het kijken; - individualiteit, het wezenlijke; - hartstocht, het intensieve. De opbouw in leerjaren: 1e jaar: handelen, maken, doen, zien: vormonderzoek, schetsen, schilderen, materiaalonderzoek, reflectie. 2e jaar:
handelen en reflecteren (taal in al zijn dimensies speelt een toenemende belangrijke rol): ruimtelijke studies (3D), schetsen en kleur (2D), vorm en taal (van 2D naar 3D), reflectie (1D).
3e jaar:
intensief handelen, onderzoek en vertalen (van fascinatie via ver-“taling” naar verbeelding): persoonlijke noodzaak (het autonome) en publieke noodzaak (het toegepaste), reflectie en fascinatie.
In het 3e jaar zetten we steeds meer in op zelf- en groepsreflectie. We verwachten van de student dat hij steeds meer inzicht krijgt in zijn fascinaties, voorkeuren en werkproces. Door het geven van abstracte onderwerpen en opdrachten wordt de student gestimuleerd zelf zijn gedachten te vormen en tot verbeelding te komen. Het reflecteren als zodanig neemt een belangrijke plek in. Taal in al zijn vormen krijgt een plek; de taal van het vakgebied, vormentaal, designtaal zijn belangrijke onderdelen om vat te krijgen op de persoonlijke verbeelding. Het docententeam monitort de student zo nauwkeurig mogelijk, en probeert deze te sturen om zijn persoonlijke profiel zo duidelijk mogelijk te kunnen benoemen en te laten zien.
Wat kan, wil en moet een student nog leren om zijn proces nog meer naar zijn hand te zetten en om zijn eigenheid daarin te bewaken en te bestendigen? Wat zijn de wezenlijke kenmerken van zijn eigen proces, en hoe kan de student die blijven gebruiken als inspiratiebron voor zijn manier van werken? Belangrijke vaardigheden die in het programma van Atelier aan de orde komen: verbeelding, maat, vorm, kleur, skills op het gebied van het maken en bewerken van materialen. Niet het materiaal als zodanig is van belang, maar de mogelijkheden waarop de student deze materialen kan inzetten om zijn verhaal mee te vertellen. Zintuigen en intuïtie spelen hierbij een grote rol. Het proces wordt steeds uitgebreider en meer onderzoeksmatig van aard. Nooit wordt er in de richting van een product of een functie gewerkt. Hooguit de suggestie voor product of voor functie mag zichtbaar worden. Dit studiejaar zijn we voor het eerst van start gegaan met korte workshop-achtige studievormen, waarbij externe docenten een aantal weken met een groep studenten aan de slag gaan. Daarnaast zijn de twee vaste docenten Mathieu Meijers en Marietta de Vries, samen met het hoofd, Bernardine Walrecht als vaste kernen aanwezig om de groei van de student te kunnen observeren en waarborgen. Werkvormen Overheersende werkvormen gedurende de drie leerjaren van Atelier zijn groepsgerichte instructies en besprekingen, opdrachten die individueel worden uitgevoerd, en naast individuele gesprekken vooral groepsbesprekingen van tussen- en eindresultaten. Het derde jaar, waarin studenten zich specialiseren in Atelier, kent gerichte opdrachten passend bij de belangstelling en ontwikkeling van elke student. De individuele voortgang wordt elke week in de groep besproken, waarbij de groep studenten begeleid wordt door het docententeam van het 3e jaar. Daarnaast kent het 3e jaar meerdere extra beoordelingsmomenten waarbij gezamenlijk de resultaten worden beoordeeld en besproken door middel van zelfevaluaties en peerassessment. Atelier werkt daarbij met zogenaamde secondanten, waarbij de ene student aantekeningen maakt van de feedback bestemd voor de andere student. Ook wordt steeds meer gebruik gemaakt van zelfevaluaties waarbij de student geacht wordt zelf grondig na te denken over zijn ontwikkeling en deze op papier kenbaar te maken.
Beoordeling In de lesweek voorafgaand aan de eigenlijke beoordeling, bespreekt elke docent de resultaten van zijn of haar eigen opdracht met iedere student persoonlijk. Studenten hebben zo nog gelegenheid om zaken bij te stellen of te vervolmaken. De beoordeling vindt plaats tijdens drie dagen waarbij elke dag een jaar centraal staat. Elke dag begint met een voorbespreking van de individuele cijfers per docent en de mogelijke probleemgevallen, die bij de beoordeling extra aandacht behoeven. Vervolgens maken hoofd, coördinator en docenten een rondgang langs het tentoongestelde werk, schrijven aan de hand van de beoordelingssheet met criteria hun commentaar op en bepalen gezamenlijk het resultaat. Beoordelingspunten 1e jaar: Houding (motivatie, inzet, passie, concentratie, aanwezigheid). Proces (ontwikkeling, begrip, zelfkennis, planning). Vak(technische) vaardigheden (toepassing en uitvoering technieken, handigheid, zorgvuldigheid). Inhoudelijke vaardigheden (creatief vermogen, oorspronkelijkheid, vermogen tot verbeelden, poëzie). Beoordelingspunten 2e jaar: Houding (houding, motivatie, inzet, drang). Proces (ontwikkeling, begrip, zelfkennis, planning, inzicht, analysen, reflectie). Vak(technische) vaardigheden (: toepassing en uitvoering technieken, handigheid, zorgvuldigheid). Inhoudelijke vaardigheden (:creatief vermogen, oorspronkelijkheid, vermogen tot verbeelden, poëzie, communicatie, betekenis, context). Beoordelingspunten 3e jaar: Hierin zijn bovenstaande competenties ook leidend maar nemen we ruim de tijd en de aandacht om studenten door het jaar heen zichzelf te laten evalueren en geven we als docententeam op gezette tijden adviezen en vragen aan de student waarmee hij zich verder kan ontwikkelen.
Kwaliteitszorg Atelier bestaat uit docenten met verschillende specialisaties: - Docenten die meer gericht zijn op vaktechnische vaardigheden samenhangend met materialen. - Docenten die werken vanuit het proces dat de student doormaakt tijdens het werken aan een opdracht. - Docenten die met studenten werken aan de hand van de inhoud van Atelier. Het hoofd van Atelier is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de lessen, de groeiende samenhang van het programma, samenwerking tussen docenten, de inhoud van het programma en het aantrekken van nieuwe docenten. Elke docent geeft eigen opdrachten die vaak elk jaar verschillend zijn. Tijdens beoordelingen wordt de kwaliteit van de opdrachten zelf ook besproken aan de hand van de resultaten. De evaluaties zijn daarom niet alleen een belangrijk moment voor de student maar zeker ook voor het docententeam. In het 3e jaar worden de opdrachten met het docententeam gezamenlijk vastgesteld. Atelier maakt met de derde jaarsstudenten jaarlijks een vijfdaagse studiereis naar Florence. Het komt zowel de band in de groep als de kwaliteit van het onderwijs zeer ten goede. Het is van belang om de student inzicht te geven in de eeuwenlange geschiedenis die vanuit de kunst en kunstnijverheid ten grondslag ligt aan het huidige designvak. Onderwerpen als kleur, materiaal, maat en vorm zijn van alle tijden en met name aan de hand van de Renaissance goed inzichtelijk te maken. Ook komt het specifieke “inner eye” karakter van Atelier aan bod door op meditatieve wijze (in kerken, kapellen, op vroege uren, na lange wandelingen) aan de slag te gaan. Typerend voor Atelier is de persoonlijke wijze waarop ze borg staat voor de culturele kennis en bagage van studenten. Als blijkt dat die tekort schiet dan wordt een opdracht bedacht die zowel aansluit bij de eigenheid en belangstelling van de student als bij de noodzaak om zich te verdiepen in een bepaalde stijlperiode in de kunstgeschiedenis bijvoorbeeld.
Bijlage Voorbeeldopdrachten 3e jaar Opbouw 1e semester 3e jaar (2011-2012) De groep wordt in 2 gelijke delen verdeeld. Groep a heeft 10 weken lang les van Mathieu Meijers, Groep B heeft 3 verschillende workshops onder leiding van diverse externe docenten. Beide groepen hebben op donderdag les van Marietta de Vries in het vak reflectie/fascinatie, waarbij ze 20 weken lang werken aan een eigen boek gebaseerd op hun eigen wensen, verlangens, fascinaties in dit vakgebied. Dit proces is bijzonder inzichtelijk voor de student, die op persoonlijke wijze wordt begeleidt door deze reis. Vanuit de persoonlijke fascinaties wordt steeds meer getrechterd naar een onderwerp dat als rode draad telkens de kop op steekt in het werk van de student, zonder dat deze zich daar voorheen van bewust was. De lessen van Mathieu Meijers behelzen abstracte onderwerpen waarbij men welhaast filosofische begrippen leert te vertalen naar maat, vorm en kleur. Deze onderzoekende manier van werken wordt gegeven aan de groep die al werkend tot inzichten komt. De onderwerpen volgen elkaar in hoog tempo op zodat wordt ingespeeld op de intuïtie van de student. Een opdracht kan zijn: Maak een ‘dode’ vorm; maak een ‘sublieme’ vorm; verbindt de ene vorm aan de andere, maak een overgang. Vormentaal wordt versterkt door kleurgebruik. De 3 workshops van dit seizoen hadden de taal als onderwerp. Groep B heeft achtereenvolgens gewerkt met: *Maria Blaisse, 4 vrijdagen in het Westerpark in Amsterdam. http://www.youtube.com/watch?v=OkfJbab eElE&feature=youtu.be Hierbij stond de haast onzichtbare beeldtaal van de natuur centraal. Studenten werd gevraagd zich te verdiepen in deze beeldtaal en daaruit hun voorkeuren te destilleren en te werken met dat gegeven. *Frank Eerhart, 2 dagen intensief achter elkaar. Onderwerp was de (schrijf-)taal. Studenten hebben gewerkt aan het begrip taal, de abstractie van taal, de klank van taal, het vrije schrijven, het omzetten van beeld naar taal en vice versa. *Koos Flinterman, 3 weken iedere vrijdag. Onderwerp was nu het verschil in beeldtaal tussen kunst en vormgeving. Opdracht werd het maken van een (suggestie van) een inhoudsdrager, gebaseerd op een tekst van Heidegger, waarbij de tekst zelf ook haast te beschouwen is als een object. Na 10 weken wisselen de groepen. Dit 2e kwartaal zal de workshop-groep beginnen met de lessen van Koos Flinterman, weer Frank Eerhart krijgen en daarna 4 lessen onderbegeleiding van Gijs Assmann volgen. Hierbij zal men op actieve wijze werken met iedere lesdag een korte opdracht die in zal gaan op de specifieke beeldtaal van design.