Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld Deel 1 Door DSP-groep en BRVT
Culturele infrastructuur NoordHolland in beeld Deel 1 Door DSP-groep en BRVT Annelies van der Horst Tinco Lycklama Justin de Kleuver Marieke de Groot Suzanne van de Laar Karin Hoenderkamp Amsterdam, 30 juli 2013
Annelies van der Horst senior adviseur
[email protected] M 06-20874709
2
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Inhoud
3
1
Samenvatting
4
2
Inleiding
7
3
De culturele infrastructuur van Noord-Holland
9
3.1
De bovenlokale culturele infrastructuur
3.2
Publieksbereik
10
4
Trends en ontwikkelingen
13
4.1
Demografie
13
4.2
Individualisering en digitalisering
14
4.3
Cultuurdeelname
16
4.4
Effecten van bezuinigingen
16
4.5
Andere ontwikkelingen en aandachtspunten per sector
19
5
Introductie leefstijlen
24
6
Vier scenario’s culturele infrastructuur
29
7
De provincie Noord-Holland
32
7.1
Provincie Noord-Holland
32
7.2
Metropoolregio Amsterdam
37
7.3
Regio Noord-Holland Noord
47
8
Conclusies en aanbevelingen
57
8.1
Conclusies
57
8.2
Aanbevelingen
59
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
9
1 Samenvatting De culturele infrastructuur van Noord-Holland levert een belangrijke bijdrage aan het leef- en vestigingsklimaat van de provincie. Door bezuinigingen en andere ontwikkelingen en trends zal in de toekomst niet alleen het aanbod maar ook de vraag naar cultuur veranderen. De provincie Noord-Holland vroeg DSP-groep en BRVT om onderzoek te doen naar de staat van de culturele infrastructuur anno 2013 en de kansen en bedreigingen in de komende vijf tot tien jaar. Het onderzoek richt zich op de bovenlokale gesubsidieerde culturele infrastructuur in negen regio’s van Noord-Holland met een opschaling naar de Metropoolregio Amsterdam en Noord-Holland Noord. Per regio biedt het onderzoek cijfers en gegevens over het huidig regionale culturele aanbod, een analyse van vraag en aanbod, de bereikbaarheid en trends en ontwikkelingen. Voor elke regio zijn op basis van deze data aandachtspunten geformuleerd en scenario’s uitgewerkt die richting kunnen geven aan de ontwikkeling in de komende vijf tot tien jaar. Voor de vraag-aanbodanalyse is gebruik gemaakt van de leefstijlbenadering van SmartAgent die in de vrijetijdssector al langer wordt toegepast. Aan de hand van zeven leefstijlen is onderzocht in hoeverre het huidige culturele aanbod aansluit op de vraag van inwoners en (binnenlandse) toeristen. Naast deze leefstijlanalyse zijn trends en ontwikkelingen zoals veranderingen in bevolkingssamenstelling, overheidsbezuinigingen1, individualisering en digitalisering geanalyseerd. Belangrijkste conclusies Uitgaande van de voor dit onderzoek geselecteerde 149 bovenlokale gesubsidieerde instellingen kunnen we concluderen dat Noord-Holland anno 2013 een heel goed cultureel voorzieningenniveau heeft met de afgelopen vijf jaar overwegend stabiele bezoekersaantallen. De economische crisis, (nieuwe) bezuinigingen en demografische en maatschappelijke ontwikkelingen zullen de staat van de culturele infrastructuur en de vraag naar cultuur de komende jaren echter ingrijpend beïnvloeden. Na een periode van ‘kaasschaven’ staan veel gemeenten nu voor een nieuwe bezuinigingsronde en die zal leiden tot sluiting of samenvoeging van instellingen, of zal instellingen dwingen de eigen verdiencapaciteit drastisch te vergroten. Het onderzoek toont aan dat hoewel de belangstelling van het publiek de afgelopen vijf jaar stabiel bleef, de culturele instellingen slechts aantrekkelijk zijn voor een deel van de inwoners en bezoekers. Het potentiele publiek is dus groter en meer divers. Voor instellingen biedt dit kansen om met hun aanbod en marketing nieuwe doelgroepen te bereiken. Noord-Holland krijgt de komende dertig jaar te maken met een toename van de bevolking (van ongeveer 9%) en dat toont ook aan dat het potentiële publiek voor culturele instellingen groter
Noot 1 59 % van de overheidsmiddelen voor cultuur komen van gemeenten, 30% van het rijk en 8% van de provincies. Beleidsbrief Cultuur beweegt, juni 2013. De verwachting is dat in een aantal gemeenten nieuwe bezuinigingen aan de orde zullen zijn.
4
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
wordt. Toenemende vergrijzing leidt tot een grotere groep 65-plussers en kleinere groep in de leeftijd 20-65. De groep 65-plussers heeft over het algemeen veel tijd te besteden en beschikt (in toenemende mate) over financiële middelen. Dat is een kans voor culturele voorzieningen, maar tegelijkertijd een uitdaging omdat bereikbaarheid en toegankelijkheid voor deze groep belangrijk is. Het aantal kleine huishoudens neemt toe in Noord-Holland. Het gevolg is dat culturele instellingen rekening moeten houden met afzonderlijke behoeften. De individualisering neemt toe en dat betekent dat de invloed van traditie, gemeenschap en overgeleverde waarden en normen afneemt. Culturele instellingen worden gedwongen hun (potentiële) publiek nog beter te leren kennen en op de voet te volgen want voorkeuren en behoeften veranderen razendsnel. Dat wordt mede mogelijk gemaakt door toenemende digitalisering. Een andere ontwikkeling die van invloed is, is dat de belangstelling voor de ‘traditionele’ kunsten, zoals toneel, beeldende kunst, dans en klassieke muziek afneemt en de belangstelling voor de meer populaire kunstvormen zoals musical, cabaret, film en popmuziek toe. Dat betekent dat de traditionele instellingen voor de uitdaging staan om hun programmering aantrekkelijk te houden en, tegen de trend in, nieuwe belangstellenden aan zich te binden. De gemeenten zijn de belangrijkste subsidient van de culturele infrastructuur in Noord-Holland. De algemene tendens is dat, vaak uit kostenbesparing, aanbod meer zal worden geclusterd in de grotere centra ten koste van voorzieningen in kleinere kernen. Dit heeft gevolgen voor de bereikbaarheid, met name voor de minder mobiele inwoners als kinderen en ouderen in het buitengebied. Bezuinigingen op het cultuuraanbod in de centrumgemeenten hebben niet alleen effect op de eigen gemeente maar op de hele regio. Daarbij zijn grote regionale verschillen te zien, tussen Noord-Holland Noord (NHN) en de Metropoolregio Amsterdam (MRA), maar ook tussen kleinere regio’s onderling. In de MRA is sprake van een hoge dichtheid en grote diversiteit aan voorzieningen, die relatief goed bereikbaar zullen blijven. In NHN zal de fysieke afstand tot de voorzieningen toenemen en dat vraagt om andere manieren om aanbod en vraag bij elkaar te brengen. Regionale samenwerking en afstemming Om de culturele infrastructuur ook de komende vijf tot tien jaar op peil te houden en de diversiteit en spreiding van cultuur in de regio voor inwoners en bezoekers te waarborgen is het van groot belang dat gemeenten met elkaar en met culturele instellingen inspelen op deze ontwikkelingen. De leefstijlanalyse biedt gemeenten inzicht in de huidige spreiding en de bereikbaarheid van de voorzieningen. In combinatie met de trends en ontwikkelingen vormt dit de basis voor een discussie over het toekomstige gewenste voorzieningenniveau in de regio. Samenwerking en afstemming op het schaalniveau van de regio biedt gemeenten en instellingen een breder speelveld om gezamenlijk aanbod en vraag beter op elkaar af te stemmen en keuzes voor de toekomst te maken. Daarin zijn mogelijk koppelingen te maken met een breder regionaal voorzieningenbeleid en de (cultuur)toeristische marketing van de regio. Het lokale en niet-gesubsidieerde cultuuraanbod dat niet is meegenomen in dit onderzoek, zou hierbij moeten worden betrokken. De door DSP-groep ontwikkelde scenario’s en andere verzamelde data bieden bouwstenen en aanknopingspunten voor concrete acties en keuzes voor gemeenten en instellingen in de komende jaren. Afhankelijk van de regionale situatie, ambities en mogelijkheden kunnen gemeenten
5
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
gezamenlijk een regionale cultuuragenda opstellen. Uitvoering van de agenda’s biedt kansen om op termijn een goed gespreide en toegankelijke culturele infrastructuur voor inwoners en bezoekers in de regio te waarborgen. De tien grootste culturele gemeenten van Noord-Holland, vestigingsplaats van het grootste deel van de bovenlokale culturele instellingen spelen daarin een belangrijke rol. Op verzoek kan de provincie de regio faciliteren door het proces aan te jagen, partijen bij elkaar te brengen en binnen de beperkte financiële kaders ondersteuning te bieden met kennis en menskracht. De provincie kan daarbij ook relaties leggen met andere sectoren zoals recreatie en toerisme, wonen en het sociale domein.
6
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
2 Inleiding Het culturele aanbod levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de provincie Noord-Holland voor bewoners, toeristen en bedrijven. De culturele sector wordt echter geconfronteerd met bezuinigingen en meer concurrentie van andere delen van de vrijetijdssector. In de aanloop naar de nieuwe provinciale cultuurnota De waarde van cultuur 2013-2016 hebben provincie en gemeenten gezamenlijk de wens geuit om onderzoek te doen naar de ‘staat’ van de culturele infrastructuur in Noord-Holland. Noord-Holland heeft daarin gekozen voor een experimentele aanpak die het bestaande aanbod aan kunst en cultuur op het schaalniveau van de regio verbindt aan de (verwachte) vraag en beleving van de inwoners en binnenlandse toeristen. Daarmee verknoopt Noord-Holland keuzes in de uitvoering van cultuurbeleid met de data over vrijetijdsbesteding uit de Leefstijlatlas dagrecreatie Noord-Holland en het CVTO (Continu vrijetijdsonderzoek). De provincie Noord-Holland verkent hiermee een nieuwe aanpak en rol in de uitvoering van haar cultuurbeleid. Gemeenten zijn (samen met het rijk) verantwoordelijk voor de instandhouding en financiering van de voorzieningen en de kwaliteit van het culturele aanbod. Als regionale gebiedsregisseur richt de provincie zich vooral op de bovenlokale bereikbaarheid en de spreiding van voorzieningen. In regionaal verband kunnen gemeenten afspraken maken over beleidsprioriteiten op het gebied van cultuur en over de uitvoering en financiering van concrete activiteiten. De provincie kan deze regionale samenwerking en afstemming ondersteunen, begeleiden en verbindingen leggen naar andere sectoren binnen het ruimtelijk-economisch domein. Doel van het onderzoek is om per regio inzicht te krijgen in de huidige staat van de culturele infrastructuur (vraag en aanbod) en de ontwikkeling daarvan voor de komende vijf tot tien jaar aan de hand van scenario’s. Op basis van de onderzoeksresultaten wil de provincie samen met de gemeenten en eventueel culturele instellingen knelpunten en kansen op regionaal niveau agenderen en de afweging maken welk voorzieningenniveau gewenst is. Dit onderzoek kan gemeenten en de cultuursector helpen om vanuit een breder regionaal vrijetijdsperspectief naar vraag en aanbod te kijken en levert daarmee nieuwe aanknopingspunten voor discussie en toekomstige keuzes. In overleg met gemeenten zal de provincie haar rol ten aanzien van de spreiding en samenhang in de bovenlokale (gesubsidieerde) culturele infrastructuur verder invullen De provincie Noord-Holland verkent hiermee een nieuwe aanpak en rol in de uitvoering van haar cultuurbeleid. Uitvoering onderzoek DSP-groep voerde het onderzoek uit in samenwerking met Bureau voor Ruimte & Vrije Tijd (BRVT). Laatstgenoemd bureau voerde een leefstijlanalyse uit op de culturele voorzieningen, bewoners en binnenlandse toeristen2. Dat levert een beeld op van de verhouding tussen vraag en aanbod in de gesubsidieerde regionale culturele infrastructuur. Bij de leefstijlanalyse is gebruik
Noot 2 Wij hebben ons beperkt tot binnenlandse toeristen omdat van buitenlandse toeristen geen cijfers over leefstijlen beschikbaar zijn.
7
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
gemaakt van de methodiek van SmartAgent, die in de vrijetijdssector al langer wordt gebruikt en voor de eerste keer nu is toegepast op de cultuursector DSP-groep koppelde de leefstijlanalyse aan trends en ontwikkelingen in de culturele sector, bij gemeenten (bezuinigingen), in demografie, individualisering en digitalisering, ontwikkelde de scenario’s en formuleerde aanbevelingen voor gemeenten, provincie, regionale samenwerking en de culturele sector. DSP-groep en BRVT kozen in overleg met de provincie voor negen regio’s (Amstelland-Meerlanden, Gooi en Vechtstreek, Zuid-Kennemerland, IJmond, Zaanstad, Waterland, Noord-Kennemerland, Kop van Noord-Holland en West-Friesland) en de twee overstijgende regio’s: Metropoolregio Amsterdam (MRA) en Noord-Holland Noord (NHN). De regio indeling is gelijk aan die in de Leefstijlatlas Noord-Holland. De gemeente Amsterdam namen we niet mee als aparte regio, maar als onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam. Het niet-Noord-Hollandse deel van de MRA is niet meegenomen in dit onderzoek. De bijeenkomst van het Cultuurnetwerk Noord-Holland op 20 juni 2013 stond in het teken van dit onderzoek. De opbrengst namen wij mee in de aandachtspunten per regio. De provincie NoordHolland (Caroline Smook, Gerke Veenboer en Ilja Jansen) en Cultuurcompagnie Noord-Holland (Birgitta Fijen) begeleidden DSP-groep en BRVT bij de uitvoering. Leeswijzer Het rapport dat voor u ligt bestaat uit drie delen. Het eerste deel beschrijft de bovenlokale culturele infrastructuur van Noord-Holland en het publieksbereik. Dan volgt een overzicht van trends en ontwikkelingen die van invloed zijn op die culturele infrastructuur. Vervolgens gaan wij in op leefstijlen en leefstijlkleuring en presenteren wij de vier scenario’s voor de toekomst van de culturele infrastructuur in Noord-Holland. Daarna richten wij onze blik op de provincie NoordHolland en daarna op de Metropoolregio Amsterdam en Noord-Holland Noord. Dit eerste deel sluit af met conclusies en aanbevelingen. Het tweede deel start met een algemene introductie op de leefstijlen en scenario’s en vervolgens de factsheets van de negen regio’s. Elke factsheet biedt inzicht in de bovenlokale culturele infrastructuur en de bereikbaarheid, de demografische ontwikkeling en de uitkomst van de leefstijlanalyse. Elk factsheet eindigt met aandachtspunten bij het maken van beleidskeuzes door gemeenten en culturele instellingen in de betreffende regio en een vertaling van die uitgangspunten naar toekomstscenario’s. Het derde deel is de onderzoeksverantwoording, hierin vindt u achtergrondinformatie over de culturele infrastructuur, de leefstijlkleuring en de aanpak van het onderzoek.
8
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
3 De culturele infrastructuur van Noord-Holland 3.1
De bovenlokale culturele infrastructuur 3
Van de cultuurmerken uit de nationale top 150 is 53% in Noord-Holland gevestigd . Dat bevestigt de rijkdom en de landelijke uitstraling van de Noord-Hollandse culturele infrastructuur. NoordHolland heeft relatief veel musea en de inwoners van Noord-Holland zijn ook fanatieke museumbezoekers. Uit eerder onderzoek blijkt dat inwoners van Noord-Holland ook goed vertegenwoordigd zijn binnen de bezoekersstromen van de grotere musea elders in Nederland. In dit onderzoek waren we genoodzaakt een selectie te maken van culturele instellingen. De criteria die we bij de selectie toepasten zijn: •
de culturele instelling heeft een bovenlokaal publieksbereik;
•
de culturele instelling ontvangt overheidssubsidie;
•
de culturele instelling heeft een eigen plek (accommodatie);
•
de culturele instelling biedt gedurende een groot deel van het jaar activiteiten aan.
Deze criteria passen bij het provinciaal perspectief (bovenlokaal), bij de sturingsrelatie tussen overheden en instellingen (subsidie) en kunnen onderwerp zijn van leefstijlanalyse (bezoekadres en programma). We maakten een uitzondering voor bibliotheken (vooral lokaal bereik) en een aantal regionale festivals. Bij bibliotheken kozen we alleen voor de hoofdvestiging. Naast bibliotheken en festivals inventariseerden we musea, archieven, de presentatie-instellingen beeldende kunst, centra voor de kunsten, theaters, poppodia, filmhuizen en concertzalen. Musea onderscheiden zich van andere instellingen door een collectie, presentatie-instellingen beeldende kunst tonen het werk van kunstenaars van nu en organiseren daar debatten en andere activiteiten bij. Bekende presentatie-instellingen zijn de Vishal in Haarlem en De Appel in Amsterdam. De centra voor de kunsten (waaronder ook de muziekscholen) bieden cursussen en workshops waarin bezoekers leren om zelf een instrument te bespelen, te dansen, te schilderen en toneel te spelen. Theaters brengen een gemengd aanbod van toneel, dans, cabaret, musical, muziektheater en andere activiteiten in de (amateur) podiumkunsten. Poppodia en concertzalen richten zich vooral op populaire muziek, jazz en klassieke muziek. De archieven bestaan vaak uit een combinatie van het gemeentearchief (dynamisch) en historische (streek)archieven. Het toepassen van de criteria leidt tot een overzicht van 149 instellingen4. In deel 3 hebben wij de complete lijst weergegeven, waarbij ook is aangegeven in welke regio de instellingen gelegen zijn5.
Noot 3 H. Beerda, Cultuursector Merkenonderzoek Provincies, 2013. Noot 4 Exclusief instellingen in de gemeente Amsterdam. Noot 5 Over een aantal instellingen is de mate waarin ze bovenlokaal zijn onderwerp van discussie geweest. Uiteindelijk is een afweging gemaakt waarbij ook het maximum aantal van 150 ‘te kleuren’ instellingen heeft meegewogen. Het kan daarom zijn dat een aantal instellingen vindt dat ze ten onrechte niet is opgenomen. Poppodium Duycker in Hoofddorp heeft overduidelijk een bovenlokaal bereik en is ten onrechte niet meegenomen in de leefstijlanalyse.
9
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Het aantal instellingen per categorie is als volgt: Sector
Aantal geïnventariseerde instellingen
Archieven
10
Bibliotheken
15
Centra voor de kunsten
20
Concertzalen
1
Festivals
19
Filmhuizen
10
Musea
43
Musea / concertzalen
1
Poppodia
8
Presentatie-instellingen
5
Theaters
17
Totaal
149
De selectie van 149 instellingen laat zien dat musea binnen de bovenlokale gesubsidieerde instellingen in de meerderheid zijn. Wanneer we inzoomen op de regio’s, blijkt dat de 149 geselecteerde instellingen in meerderheid gevestigd zijn in (de centra van) de grotere gemeenten. Dat is niet zo vreemd, want de grotere culturele instellingen concentreren zich in die gemeenten waar potentieel publiek en ook de grotere budgetten beschikbaar zijn. In de kleinere gemeenten en in het landelijk gebied vinden we vooral de lokale culturele initiatieven, die evenals het nietgesubsidieerde aanbod niet meegenomen zijn in het onderzoek. Uiteraard zijn deze initiatieven en instellingen ook van belang voor het cultureel klimaat in gemeenten en regio’s.
3.2
Publieksbereik We hebben de instellingen die we in dit onderzoek betrokken hebben gevraagd om aan te geven hoe hun publiek is opgebouwd, zowel de herkomst als de samenstelling. Dat leidt tot het volgende beeld: Herkomst publiek per sector (in percentages) Lokaal
Regionaal
Provinciaal
Nationaal Internationaal
Festivals
52
17
25
6
0
Theaters
59
31
6
3
0
Poppodia
40
21
37
2
0
Filmhuizen
74
18
5
2
1
Musea
28
18
16
23
16
Presentatie instellingen
28
20
18
13
23
Archieven
50
25
10
14
1
Bibliotheken
90
9
1
0
0
Centra voor de kunsten
83
17
0
0
0
beeldende kunst
Bron: DSP-groep / BRVT
10
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Het valt op dat er grote verschillen zijn in de herkomst van het publiek. Bibliotheken, centra voor de kunsten en in mindere mate filmhuizen worden voornamelijk door lokaal publiek bezocht. Theaters, festivals en poppodia hebben behalve een lokale ook een sterke regionale en in het geval van festivals en poppodia provinciale component in hun bezoekersaantallen. Archieven trekken ook nationaal publiek. Hierbij is overigens ook het online bezoek is meegenomen. Musea en presentatie-instellingen tenslotte trekken publiek dat overal vandaan komt, waarbij presentatieinstellingen zelfs een bijzonder sterke internationale component aangeven. Vervolgens is aan de instellingen gevraagd om aan te geven hoe hun publiek is samengesteld. De antwoorden van de respondenten: Samenstelling publiek per sector (in percentages) Jongeren -
Gezinnen met Gezinnen met
alleen, stellen jonge kinderen
Ouderen -
oudere alleen, stellen alleen, stellen
of in groepen (0-12 jaar oud) kinderen (13-18 (t/m 34 jaar)
Middelbaren -
of in groepen
of in groepen
jaar oud)
(35-54 jaar)
(55-plus)
33
11
6
36
15
Theaters
17
17
10
27
29
Poppodia
80
0
11
7
2
Filmhuizen
20
9
4
29
38
Musea
10
26
11
22
31
Presentatie instellingen
25
13
13
25
25
Archieven
10
3
1
29
57
Bibliotheken
16
34
11
20
19
Centra voor de kunsten
44
20
3
9
24
Festivals
beeldende kunst
Bron: DSP-groep / BRVT
De samenstelling van het publiek verschilt aanzienlijk in de sectoren. Poppodia trekken vooral jongeren (die alleen of met elkaar komen). Deze groep komt ook veel in de centra voor de kunsten. Musea trekken veel gezinnen met jonge kinderen en 55-plussers. Het grootste deel van het bezoek aan bibliotheken bestaat uit gezinnen met jonge kinderen. Festivals worden veel bezocht door jongeren en door mensen van middelbare leeftijd – gezinnen en ouderen komen er minder. In de theaters in Noord-Holland domineren bezoekers van middelbare leeftijd en ouderen. In filmhuizen valt op dat ze veel bezocht worden door ouderen en mensen van middelbare leeftijd. Het bezoek aan presentatie-instellingen is vrij evenwichtig gespreid over de leeftijdscategorieën, hoewel gezinnen met kinderen er minder komen. Bij archieven is de meerderheid van de bezoekers 55plus. Over de hele linie valt op dat gezinnen met oudere kinderen in de minderheid zijn. Misschien dat kinderen in de leeftijd 13-18 minder zin hebben om met hun ouders culturele activiteiten te ondernemen, of dat het aanbod van de geselecteerde culturele instellingen minder geschikt is voor deze groep.
11
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Wij hebben de instellingen ook gevraagd om aan te geven hoe hun publiekbereik zich de afgelopen vijf jaar heeft ontwikkeld:
Bron: DSP-groep / BRVT
Het beeld blijkt verrassend positief te zijn, alleen theaters melden een lichte teruggang in publieksbereik en dat komt overeen met een landelijke tendens. Poppodia en filmhuizen geven zelfs aan dat zij een aanzienlijke groei van hun publiek hebben meegemaakt, meer dan 10%. Presentatie-instellingen rapporteren de grootste groei, maar omdat dit gebaseerd is op een kleine respons is het beeld mogelijk niet representatief voor de sector. De branche-organisatie rapporteert dat een deel van de presentatie-instellingen het moeilijk heeft (zie 4.4 en 4.5). We kunnen concluderen dat in Noord-Holland de samenstelling en de herkomst van de publieksgroepen per sector varieert. Over de groei in het publieksbereik in de afgelopen vijf jaar zijn de instellingen redelijk positief. Zoals gezegd melden alleen theaters een lichte daling. De vraag is hoe theaters deze daling kunnen keren en de andere sectoren het publieksbereik kunnen bestendigen. In het volgende hoofdstuk gaan we nader in op de algemene trends en ontwikkelingen die van invloed zijn op de ontwikkeling van het culturele aanbod en de vraag.
12
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
4 Trends en ontwikkelingen 4.1
Demografie De demografische ontwikkelingen hebben een aanzienlijke invloed op de omvang en de samenstelling van het potentiële publiek van culturele voorzieningen. We behandelen achtereenvolgens het aantal inwoners, het aantal huishoudens en de leeftijdsopbouw. De prognoses hebben steeds betrekking op de periode 2012-2040 en zijn afkomstig van het CBS. Voor de periode 2012-2040 is de prognose dat de het aantal inwoners van de provincie NoordHolland met 9% stijgt, van 2,7 miljoen in 2012 tot bijna 3 miljoen in 2040. Daarmee stijgt het inwonertal van de provincie sneller dan dat van Nederland (stijging 6% 2012-2040). Prognose ontwikkeling inwoners provincie Noord-Holland tot en met 2040
3.500.000 3.000.000 2.500.000 2.000.000 1.500.000 1.000.000 500.000 0 2012
2020
2030
2040
Bron: CBS
Het aantal huishouders stijgt ook: van 1,3 miljoen in 2012 tot ruim 1,4 miljoen in 2040, een stijging van 13%. Omdat het aantal inwoners iets minder snel stijgt betekent dat dat er minder mensen per woning zullen zijn. In het bijzonder neemt het aantal alleenstaanden toe. Voor Nederland is het beeld ten aanzien van de groei van huishoudens ongeveer hetzelfde. De bevolkingsopbouw in Noord-Holland verschuift. Het aandeel 20 tot 65-jarigen neemt af van 62% tot 54% in de periode 2012-2040. Het aandeel 65 jaar of ouder neemt toe van 15% tot 24%. Er is dus sprake van vergrijzing. Het aandeel 0 tot 20-jarigen daalt eerst, maar stijgt weer licht in de periode 2030-2040 om uiteindelijk op 22% uit te komen. Er is dus maar zeer beperkt sprake van ontgroening. Landelijk is de ontwikkeling vergelijkbaar, hoewel zowel de vergrijzing als de ontgroening iets groter zijn.
13
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Prognose bevolkingsontwikkeling Noord-Holland per leeftijdscategorie tot en met 2040
0,7 0,6 0,5 2012
0,4
2020 0,3
2030
0,2
2040
0,1 0 0 tot 20 jaar
20 tot 65 jaar
65 jaar of ouder
Bron: CBS
4.2
Individualisering en digitalisering6 De begrippen individualisering en emancipatie hangen nauw met elkaar samen. In beide gevallen gaat het er om dat inwoners van Nederland vrijer dan voorheen in het leven staan en minder de druk ervaren van afkomst, geloof en instituties. Deze ontwikkeling is in Nederland in de jaren ‘60 ingezet en duurt nog steeds voort. Het individu kiest voor zichzelf een waardevolle vrijetijdsbesteding. Dat is een eigen keuze en richtlijnen zoals die van ‘goede smaak’ verliezen aan betekenis. De culturele canon, het geheel van teksten, beelden, kunstwerken en gebeurtenissen dat geldt als referentiekader van een gedeelde cultuur, heeft aan gezag verloren. Emancipatie en individualisering leiden dan ook tot vraagtekens van burgers bij overheidssubsidies die niet aan iedere ‘belastingbetaler’ ten goede komen. Die vraagtekens gelden dus ook de legitimatie van cultuurbeleid en overheidssubsidies voor cultuur. Bij die legitimatie kan het belangrijk zijn een gezamenlijk belang voor subsidie voor cultuur te formuleren zoals de identiteit van een regio waar men woont. Individualisme heeft ook een kostenaspect. De mogelijkheid om je leven zelfstandig en vrij in te richten leidt tot een toename van de vraag naar woonruimte en een groter beroep op collectieve overheidsvoorzieningen. Zo bezien is individualisering een luxe van welvarende samenlevingen. De economische crisis kan de mogelijkheden voor individualisering weer inperken. De overheid, van oudsher één van de sterkste individualiserende krachten, opereert hierin inmiddels ambivalent met het oog op kostenbesparingen en waarden als onderlinge solidariteit en zorgzaamheid. De economische neergang kan ook tot gevolg hebben dat (nieuwe vormen van) uitruil door zullen zetten. Zo zien we bijvoorbeeld dat ledenaantallen van bibliotheken na jaren van daling weer toenemen en komen nieuwe samenwerkingsvormen in de culturele sector op (zoals coöperaties).
Noot 6 Gebaseerd op Individualisering en sociale integratie. SCP, Schnabel, 2004 en Het nieuwe consumeren: vooruitblik vanuit demografie en individualisering. SCP, Schnabel et al, 2009 en Kunstminnend Nederland? Interesse en bezoek, drempels en ervaringen. SCP, Van den Broek, 2013
14
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Individualisering en consumptie hangen samen. De welvaartsgroei na de Tweede Wereldoorlog maakte het mogelijk dat individuele voorkeuren en behoeften ook daadwerkelijk gerealiseerd konden worden. Welke goederen en diensten worden aangeschaft, verschilt per type consument. In het geval van de ouderen (het type consument met weinig restricties van tijd en geld) gaat het vooral om vrijetijdsgoederen en -diensten. Tweeverdieners (het type consument met weinig restricties op geld maar veel restricties op tijd) zullen nog meer surplus omzetten in goederen en diensten die het huishouden vergemakkelijken, terwijl voor hen op het terrein van de vrije tijd gemak een factor van belang zal zijn. Digitalisering is nauw verbonden met individualisering. De zeer snelle ontwikkeling van de praktisch bruikbare informatie- en communicatietechnologie heeft het mogelijk gemaakt dat mensen op iedere plaats, op ieder uur en in iedere omstandigheid in een of andere vorm met elkaar in verbinding kunnen staan en die verbinding ook weer kunnen afbreken of veranderen. Trefwoorden zijn social media, integratie van digitale media en mobiele communicatie. De opkomst en het brede gebruik van smartphones bepaalt op dit moment de ontwikkelingen. Er is sprake van een digitale voorhoede die voorop loopt bij het uitproberen van nieuwe vormen van media, informatie en communicatie. Vaak gaat dat nog wel in combinatie met oude media (zoals kranten). Voorlopers hebben een brede belangstelling voor alles wat ‘nieuw’ is en zijn daarnaast ook op andere terreinen actief, zo zijn zij bijvoorbeeld grotere cultuurliefhebbers dan de volgers. In digitale voorhoede bevinden zich veel jongeren, hoogopgeleiden, autochtonen en betaald werkenden. Vooral veel jongeren gebruiken nauwelijks de oude media. Er is ook een groep die trouw zal blijven aan de oude media. Onder hen veel ouderen. Daartussen zit een – zeer grote – groep volgers die oude en nieuwe media naast elkaar gebruikt. De verwachting is dat die mix nog lang zal bestaan. Geleidelijk nemen de nieuwe media steeds meer de overhand wanneer de jonge voorlopers in aantal groeien en ouder worden en dat is een ontwikkeling waar de cultuursector rekening mee moet gaan houden. Individualisering en digitalisering hebben dus ingrijpende gevolgen voor de behoeften van mensen en de manier waarop zij informatie tot zich nemen. Culturele instellingen verhouden zich op uiteenlopende wijze met deze trends. Door individualisering is een gesegmenteerde en veranderlijke vraag ontstaan waar culturele instellingen in toenemende mate op (moeten) inspelen. Dat leidt tot nieuwe vormen van programmering (in huis, buitenshuis), nieuw gebruik van de accommodatie (feesten en partijen), festivals, arrangementen, een diversiteit in functies en veel meer publieksonderzoek. In de komende jaren zal bij de positionering van een cultureel product te midden van gelijkwaardige concurrenten steeds meer een beroep worden gedaan op een sfeer of een beleving die men aan een product kan ontlenen. Leefstijlanalyse speelt daarin een belangrijke rol. In de volgende paragrafen komen de huidige en toekomstige publieksontwikkelingen aan de orde, waar beschikbaar toegespitst op de culturele sectoren.
15
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
4.3
Cultuurdeelname Voorjaar 2013 publiceerde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) de studie Kunstminnend 7
Nederland? over de cultuurdeelname van Nederlanders en de ontwikkelingen die daarin plaatsvinden. Uit de studie kunnen we afleiden hoe de belangstelling voor kunst en cultuur zich in de komende vijf tot tien jaar ontwikkelt. In de studie maakt SCP onderscheid tussen: •
gecanoniseerde kunst: klassieke muziek, beeldende kunst, literatuur, toneel en dans;
•
populaire kunst: cabaret, film en popmuziek.
Het bereik van de kunsten hangt af van de mate waarin interesse voor kunst ook daadwerkelijk leidt tot bezoek (de conversie): •
Er zijn meer mensen in populaire kunstvormen dan in gecanoniseerde kunstvormen geïnteresseerd (gemiddeld 82% vs. 53% van de bevolking van 16 jaar en ouder). Dans telt de minste geïnteresseerden (45%), film de meeste (90%).
•
Bij gecanoniseerde en populaire kunstvormen zijn geïnteresseerden in gelijke mate ook bezoekers (de ‘conversie’ bedraagt 36% vs. 34%). Populaire en gecanoniseerde kunst kennen beide een kunstvorm met lage en met hoge conversie. Conversie is laag bij cabaret en dans (24% resp. 20%) en hoog bij film en beeldende kunst (52% resp. 51%).
•
De gelijke conversie van ongelijke volumes aan geïnteresseerden resulteert in een groter aandeel bezoekers (bereik) van populaire kunstvormen dan van gecanoniseerde kunstvormen (gemiddeld 30% vs. 19%). Dans combineert een lage interesse met een lage conversie, waardoor dans een laag bereik heeft. Film is het spiegelbeeld, daar leidt een hoge conversie van een groot aandeel geïnteresseerden tot een groot bereik.
SCP concludeert op basis van de uitkomsten dat de belangstelling voor de gecanoniseerde kunst in de toekomst zal afnemen. Tot voor kort was de belangstelling stabiel ondanks dat het bereik van gecanoniseerde kunst onder recentere geboortejaargangen lager is dan onder ouderen. Dat kwam omdat de interesse voor deze kunstvormen positief samenhangt met het scholingsniveau en het scholingsniveau flink is toegenomen in de afgelopen decennia. In de toekomst zwakt de stijging van het scholingsniveau af. Samen met een kleiner bereik onder jongere generaties betekent dit dat bij ongewijzigde omstandigheden een daling van het bereik van klassieke muziek, beeldende kunst, literatuur, toneel en dans in het verschiet ligt8.
4.4
Effecten van bezuinigingen Gemeenten, provincies en het rijk bezuinigingen op kunst en cultuur en die bezuinigingen hebben ook effect op de regionale culturele infrastructuur in Noord-Holland. DSP-groep deed in 2010
Noot 7 Kunstminnend Nederland? Interesse en bezoek, drempels en ervaringen. SCP, Van den Broek, 2013. Noot 8 Deze SCP-conclusie kwam overigens te laat voor onze berekening van het toekomstige bezoek aan culturele voorzieningen per regio zoals opgenomen in deel 2 en toegelicht in bijlage 1 van deel 3. Onze conclusie blijft echter wel staan: we verwachten dat over alle voorzieningen genomen, het bezoek in de periode 2012-2040 zal toenemen, vooral als gevolg van toenemende cultuurconsumptie door ouderen (55- en 65-plussers).
16
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
9
onderzoek naar (voorgenomen) bezuinigingen op cultuur onder alle gemeenten en provincies . Daaruit bleek dat slechts 2% van de gemeenten in Nederland niet van plan was op cultuur te bezuinigen. In 2014, zo was de verwachting zouden alle gemeenten samen minimaal 8% bezuinigen op de begroting voor kunst en cultuur. We kunnen er daarom van uit gaan dat ook bijna alle gemeenten in Noord-Holland bezuinigen op cultuur en we weten dit zeker van de tien grootste gemeenten. Als doel van bezuinigingen scoorden vooral de podiumkunsten (podia en producenten), bibliotheken, cultuureducatie en de musea hoog. Het effect van de bezuinigingen op de culturele infrastructuur wordt vanaf 2012 geleidelijk zichtbaar. De tien grootste gemeenten in Noord Holland bezuinigden al allemaal op cultuur. De verwachte effecten zijn een afname van het niche-aanbod, sluiting van instellingen (in sommige gevallen al een feit), meer toepassing van het profijtbeginsel maar ook meer samenwerking tussen culturele instellingen en tussen gemeenten. Een aantal gemeenten kiest voor een beperking van de openstelling van culturele instellingen, een beperking van het dienstenpakket en afspraken met bijvoorbeeld musea over het vergroten van eigen inkomsten. Een aantal musea ontvangt ook geen structurele subsidie meer. Er is (grote) onzekerheid over de effecten op lange termijn. In (bijna) alle gemeenten worden nog meer bezuinigingen verwacht. De tijd van percentages schaven lijkt voorbij, in plaats daarvan zijn gemeenten genoodzaakt meer rigoureuze keuzes te maken in wat nog gesubsidieerd wordt en wat niet. Tegelijkertijd investeren een aantal gemeenten nog wel in nieuwen verbouw van culturele accommodaties. Vaak maakt een dergelijke investering onderdeel uit van een programma voor de vitalisering van delen van de stad. Vanaf ongeveer 2012 zien we dat de bezuinigingen tot veranderingen in de culturele infrastructuur leiden en tot nieuwe vormen in publieksbereik en cultureel ondernemerschap. In vogelvlucht zien we per sector10 de volgende ontwikkelingen: •
Poppodia ontvangen flink minder subsidie per bezoeker dan andere culturele voorzieningen, zoals theaters. Die ‘eigen verdienkracht’ is juist de reden dat gemeenten op poppodia bezuinigen. Naar verwachting daalt de subsidie in deze sector met 36%. Poppodia krijgen het daarnaast lastiger omdat consumenten minder naar poppodia gaan en eenmaal binnen minder uitgeven. Er is een ontwikkeling naar minder (veelzijdig) aanbod dat over het algemeen wel meer publiek trekt. Het aantal bezoekers blijft daarmee stabiel. De professionaliseringsslag van de afgelopen jaren en de schaalvergroting hebben tot gevolg dat de (huisvesting)kosten voor poppodia enorm zijn gestegen. De bezuinigingen zijn een gevaar voor de keten van talentontwikkeling, omdat die activiteiten vaak geen geld opleveren en in moeilijke financiële tijden worden geschrapt.
•
Musea krijgen grote belangstelling van het publiek en hebben (daardoor) draagvlak bij de politiek. Dat geldt echter vooral voor de ‘zichtbare’ musea en minder voor de kleinere of meer specialistische musea. Musea zijn vaak onderdeel van een dagje uit en die tijdsbesteding wint, in deze tijden van ‘hand op de knip’, aan populariteit in vergelijking met bijvoorbeeld vakanties.
Noot 9 Bezuinigingen door gemeenten en provincies op cultuur en media, DSP-groep, februari 2011. (www.dspgroep.nl). De rijksbezuinigingen en provinciale bezuinigingen nemen wij in deze paragraaf niet mee. Deze bezuinigingen hebben relatief minder impact dan de bezuinigingen door gemeenten. Noot 10 Filmhuizen en festivals zijn niet in dit overzicht opgenomen – er waren geen (betrouwbare) gegevens voorhanden.
17
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Ondanks de populariteit bezuinigen overheden op musea en dat leidt onder andere tot sluitingen, afstoting van collecties, beperking van openingstijden en impulsen om het ondernemerschap te vergroten. Naar verwachting zullen de middelgrote (regionale) musea de effecten van krimpende subsidies het sterkst gaan voelen omdat zij vaak een relatief hoge kostenstructuur kennen, een breed maar weinig specifiek profiel hebben en afhankelijk zijn van één hoofdsubsidiënt. Om de bezuinigingen te compenseren moeten musea meer eigen inkomsten gaan genereren maar de mogelijkheden op dat gebied (sponsoring en verhuur bijvoorbeeld) nemen ook af. •
Theaters en concertzalen: de bezuinigingen in de podiumkunstsector zijn fors en treffen de productie, de kleinere podia (zie bijvoorbeeld sluitingen in Amsterdam) en de grotere theaters en schouwburgen. Desondanks zijn er nog geen schouwburgen ‘omgevallen’. Schouwburgen en theaters moeten bezuinigen omdat de overheidssubsidie afneemt, maar ook omdat er vanaf 2009 minder (dure) kaartjes worden verkocht. De publieke belangstelling voor met name de grotere commerciële (musicals, cabaret en populaire muziek) en duurdere producties neemt af. In de eerste bezuinigingsrondes leiden de bezuinigingen tot ontslag van personeelsleden en sluiting op maandag en dinsdag met als gevolg minder voorstellingen.
•
Archieven: Archiefbeheer is een wettelijke taak, maar toch wordt ook op de aanvullende taken en de formatie van archieven bezuinigd. Het rijk zette de toon door fors te bezuinigen op de rijksarchieven in de provincies (de regionale historische archieven). Effect van de bezuinigingen is minder service naar het publiek en minder innovatieve en publieksgerichte projecten.
•
Bibliotheken staan onder druk. Waar voorheen de openbare bibliotheek bij bezuinigingen werd ontzien, bezuinigen veel gemeenten fors. Door bezuinigingen loopt het aantal vestigingen flink terug. Soms komen daarvoor uitleenpunten/servicepunten in scholen of verzorgingscentra in de plaats. Andere gevolgen van bezuinigingen zijn de komst van zelfbediening, teruglopende openingstijden, werken met vrijwilligers in plaats van betaalde krachten, samenwerking met andere instellingen wat betreft back office/ruimte/personeel of verregaande fusies. De bezuinigingen hebben invloed op de kwaliteit van de dienstverlening. Er wordt soberder aangeschaft en minder ingezet op actualiteit (terwijl leden dat nu juist zo belangrijk vinden). Bibliotheken zijn het meest kwetsbaar als ze afhankelijk zijn van meerdere gemeenten. OCW zet in op digitale infrastructuur/content bibliotheek en haalt geld uit het gemeentefonds. Zorg is dat gemeenten dit weer ten laste brengen van de bibliotheeksubsidies.
•
Centra voor de kunsten, muziekscholen, en instellingen die cultuureducatie bieden hebben het moeilijk. Als gevolg van bezuinigingen moeten veel centra de deuren sluiten, het vaste personeel ontslaan en met een groep zzp'ers verder gaan. Dit heeft een nadelige invloed op het binnenschoolse cultuureducatieaanbod omdat de coördinatie vanuit de centra wegvalt. Toch zien we dat in Noord-Holland de bemiddelingsstructuur in de meeste regio’s overeind blijft ondanks bezuinigingen.
•
Presentatie-instellingen hebben het moeilijk: een aantal instellingen is al omgevallen en anderen vangen de bezuinigingen op door verkleining van de organisatie dan wel andere inrichting organisatie, vermindering programmering en/of andersoortige programmering.
18
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
4.5
Andere ontwikkelingen en aandachtspunten per sector Ook de ontwikkeling binnen de verschillende cultuursectoren is van belang voor de toekomst van de culturele infrastructuur in Noord-Holland. Over die ontwikkelingen spraken we met de brancheorganisaties in de culturele sector en met Probiblio, de provinciale serviceorganisatie bibliotheken. Bibliotheken Bibliotheken lijken te ‘profiteren’ van de economische crisis. Sinds het begin van de crisis is de trend van dalende bezoekers/leden gekeerd. Op dit moment zijn de ledenaantallen vrij stabiel. Door de crisis worden ook mensen met een hoger inkomen weer lid van de bibliotheek, zij lenen weer en kopen minder boeken. Steeds meer mensen beëindigen abonnementen op kranten en tijdschriften en lezen deze in plaats daarvan in de bibliotheek. Door de aanwas van jongeren onder de leden is er geen sprake van vergrijzing. De bibliotheek ontwikkelt zich steeds meer tot een verblijfs- en ontmoetingsplaats, een plaats voor kennisuitwisseling met activiteiten/debat/lezingen, een plek waar je je huiswerk maakt, internet gebruikt of een cursus volgt. Door bezuinigingen ontstaat een ontwikkeling in het commercieel invullen van de bibliotheekfunctie, zoals in Waterland. De commerciële bibliotheekfunctie beperkt zich vaak tot alleen uitlenen, zonder kennisuitwisseling en verblijfs- en ontmoetingsfunctie. Het gevolg is in feite dat alleen de allerjongsten en de ouderen bediend worden. Bezuinigingen kunnen ook leiden tot sluiting van filialen in de wijk. Hierdoor kunnen kinderen niet meer zelfstandig naar de bibliotheek en is het voor ouderen te ver. Toch zien bibliotheken ook kansen: de huidige maatschappij kenmerkt zich door een overvloed aan informatie, digitaal en anderszins, waarin de bibliotheek tegen geringe kosten een gids kan zijn. Theaters en concertzalen Tot en met 2008 nam het publieksbereik in deze sector toe, maar daarna liep het publieksbereik terug. Vooral bij het grote aanbod van musicals en cabaret is de daling sterk. Het effect van deze daling wordt vooral gevoeld bij grote theaters die gespecialiseerd zijn in amusement of die een flink aandeel amusement in het programma hebben. In Noord-Holland bevinden deze zich vooral in Amsterdam. Kleine en middelgrote theaters buiten Amsterdam hebben minder last van een grote daling want die theaters hebben een meer diverse programmering en zijn zo minder kwetsbaar. Alle theaters hebben last van dalende inkomsten van horeca en verhuur, dus dat aspect van cultureel ondernemerschap biedt momenteel weinig compensatie. Het aantal concerten klassieke muziek daalt in de totale podiumprogrammering. Er is weinig aanwas van nieuw publiek voor deze kunstvorm en er is sprake van vergrijzing onder het publiek. Die ontwikkeling wordt wel getemperd omdat meer klassieke muziek geprogrammeerd wordt buiten het theater. Dit spreekt mensen aan en hierdoor stijgen bezoekersaantallen weer. Zo worden theaters en concertzalen meer organisator van podiumkunsten dan aanbieder van ruimte. In de kleine en middelgrote theaters in de regio is meer nagedacht over de rol richting publiek en gemeenschap en over het belang van educatie. Gespecialiseerde theaters in de grote stad zijn meer autonoom en aanbodgericht. Vraaggerichtheid uit zich in een diverse en brede programmering. Kleine theaters zien zich meer als ontmoetingsplek voor de gemeenschap, wat past bij de trend van het belang van het authentieke, van lokale waarden. Er is ook meer
19
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
samenwerking, bijvoorbeeld een woningbouwvereniging voert klein onderhoud aan een theater uit in ruil voor vrijkaartjes die ze aan haar huurders kan verstrekken. Een belangrijke ontwikkeling is het coproduceren van podia en producenten. Ze voelen meer gezamenlijke verantwoordelijkheid om een goed aanbod bij het publiek te brengen. Daarnaast levert het ook een spreiding van risico’s over de partijen op. De samenwerking tussen theaters zal minder snel van de grond komen want gemeentegrenzen en subsidierelaties zijn behoorlijk dwingend. Als gemeenten onderling samenwerken is de kans hierop groter. Samenwerking binnen een gemeente (bijvoorbeeld tussen theater en bibliotheek) biedt meer perspectief. Film Het bioscoopbezoek laat in Nederland een gestage groei zien en aanbieders investeerden flink in stenen en digitalisering. Ook de meer of minder gesubsidieerde non-profit instellingen (filmhuizen) profiteren mee. In de toekomst biedt de vergrijzing een kans op groei waarbij de zorg is dat jong publiek ook bereikt moet worden: dat vraagt om nieuwe programmering en marketing. Het filmtheater van de toekomst wordt geschetst als een plek waar altijd wat te doen is door verschillende functies en kunstdisciplines bij elkaar te brengen in een artplex of multiplex, gevestigd in een markant gebouw met de juiste balans tussen esthetiek, functionaliteit, service en comfort. Poppodia en festivals Sinds 2008 neemt het aanbod op de podia af en het aanbod is minder gevarieerd. Bezoekers geven in het poppodium over het algemeen minder geld uit dan voor 2008. Poppodia en festivals nemen, onder invloed van dalende inkomsten, minder risico’s: er wordt veiliger geprogrammeerd. Beginnende bands krijgen minder snel een plek omdat dat (nog) geen geld oplevert. Dalende inkomsten en bezuinigingen gaan zo ten koste van de talentontwikkeling. Tegelijkertijd komen er wel meer bezoekers per optreden. Het publiek wordt bovendien steeds breder een veelzijdiger. Van jong tot oud en uiteenlopende muzieksmaken en wensen. Er zijn daarom meer product-marktcombinaties mogelijk. Het publiek is veel moeilijker te binden, is minder trouw. Digitalisering en sociale media hebben sterke invloed op bezoek. Trendsetters bepalen op het laatste moment wat het bezoeken waard is. Voor poppodia is het lastig om hierop marketing te voeren. Aandachtspunten voor de relatie tussen poppodia en gemeenten is de focus op jongeren. Gemeenten willen graag aanbod voor jongeren, maar jongeren zijn voor poppodia financieel geen aantrekkelijke doelgroep. Daar wringt het nog wel eens met de subsidievoorwaarden. Een ander punt is horeca. Hoe meer een poppodium eigen inkomsten moet genereren, hoe belangrijker de horeca wordt. Gemeentelijke regelgeving biedt daar niet overal voldoende ruimte voor (vrees voor oneerlijke concurrentie). De sector werpt de vraag op of er in de toekomst nog wel een gebouw en podia nodig zijn. Programmering op ongebruikelijke locaties is populair, kost minder en spreekt ook nieuwe doelgroepen aan. De sector geeft aan dat hier het partnerschap met gemeenten kansen biedt. Dat zou moeten zijn vanuit een vrijetijdsvisie: wat willen we met de popmuziek?
20
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Presentatie-instellingen Presentatie-instellingen leggen, onder meer vanwege teruglopende inkomsten, meer nadruk op educatie: het binden van een jong publiek, waarvoor meer laagdrempelige activiteiten worden ontwikkeld. Ook worden meer activiteiten gericht op fundraising. Dat is bijzonder want presentatieinstellingen zijn van oudsher vaak vooral op inhoud en programma gericht. De sector vangt bezuinigingen op door verkleining van de organisatie, beperken van de programmering en ook andersoortige programmering, bijvoorbeeld minder programmering binnenshuis en meer buitenshuis, al dan niet in samenwerking met anderen. Ook wordt de focus vaker verlegd naar internationale programmering. De sector ziet bezuinigingen ook als een kans voor vernieuwing. Veel van de mensen die achter inmiddels gesloten instellingen zaten starten organisaties door in een andere vorm. De brancheorganisatie maakt zich zorgen over de beeldvorming rondom de beeldende kunst. De grootse aandacht voor heropeningen zoals het Rijks en Stedelijk wekken ten onrechte de suggestie dat het nu weer goed gaat. Veel kleinere instellingen staan juist zeer sterk onder druk. Musea De bezoekersaantallen voor musea zitten al een aantal jaren in de lift. De babyboomers vormen de grootste groep bezoekers. Ook neemt het aantal buitenlandse bezoekers toe. Musea vormen een belangrijke toeristische trekker voor Nederland en vooral Amsterdam. De effecten van vergrijzing op museumbezoek zijn groot en kansrijk. Maar er is ook sprake van een verdringingsmarkt op het gebied van informatie, kennis, beleving en ontspanning. Musea moeten daarom blijvend vechten om hun positie te behouden. Een aantrekkelijk inhoudelijk aanbod is minstens zo belangrijk als optimale flankerende voorzieningen als parkeergelegenheid, museumcafé en winkel. Een bedreiging is te veel investeringen gericht op babyboomers waardoor museumbezoek iets voor oudere mensen wordt. Een andere bedreiging is dat musea meer en meer op elkaar gaan lijken, zowel inhoudelijk als in serviceniveau. Musea zijn actief op zoek naar nieuwe inkomstenbronnen, bijvoorbeeld door crowd funding. Andere nieuwe concepten voor inkomstenvorming zijn: verhuur en verkoop van collectieonderdelen, rendabele vormen van dienstverlening en het vermarkten van kennis. Musea zijn in toenemende mate digitaal actief. Ruim een derde van de musea is actief op sociale media. De digitalisering en ontsluiting van de collecties impliceert een voortschrijdende standaardisatie van systemen. De nieuwe media creëren een permanente vraag naar content, dat heeft gevolgen voor de bedrijfsvoering en personele inzet. Kleinere musea zullen meer moeite hebben om de juiste competenties en financiële middelen te verkrijgen om op dit terrein mee te kunnen innoveren. In de krimpgebieden kan sprake zijn van een afnemend voorzieningenniveau. Door fusie en samenvoeging zullen wellicht nieuwe clusters ontstaan met crossovers tussen podiumkunsten, beeldende kunst, erfgoed, onderwijs en informatievoorziening. In krimpgebieden zouden als tegenbeweging lokale communities kunnen ontstaan die zich inzetten voor het lokale of regionale erfgoed. Special interest musea en musea met een specifieke inhoudelijke, thematische of mediale aanpak die zich duidelijk profileren lijken de meeste kansen te hebben, evenals kleine lokale musea die terug kunnen vallen op het ‘eigenaarschap’ van lokale communities. Het laatste is terug te zien bij de grote vrijwillige inzet bij de kleinere musea in Noord-Holland.
21
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Kleine musea zullen waarschijnlijk in aantal afnemen. Kleine musea hebben keuze uit twee mogelijkheden voor overleving: ofwel het authentieke, ouderwetse museum ofwel het verrassende en eigentijdse museum. Centra voor de kunsten Volgens de brancheorganisatie loopt het bezoek terug, al verschilt dat per centrum. Als gevolg van bezuinigingen verschuift het aanbod voor cultuureducatie naar het reguliere onderwijs. De relatie tussen binnen- en buitenschools aanbod komt onder druk te staan: kinderen maken misschien nog wel kennis met het aanbod maar er kan geen (betaalbare) opvolging aan worden gegeven. Bezuinigingen leiden ook tot prijsverhogingen of een andere wijze van de organisatie van het lesaanbod (voor volwassenen). Vanuit de gemeenten is er (bijna altijd vanuit kostenbesparend perspectief) lichte dwang om samen te werken met andere culturele branches. Er is sprake van schaalvergroting: samen in één gebouw. Er zijn twee soorten fusies op handen: over de branches heen en binnen de branche. Centra voor de kunsten worden gestimuleerd om samen te werken met VVV, BSO, welzijn, zorg en bibliotheken. Dat levert niet per definitie geld op. Het biedt wel een kans voor vergroting van publieksbereik. Crossovers vinden makkelijk plaats (je kunt bezoekers aanspreken op hun interesses) en daardoor bereik je nieuw publiek. Er zit ook nog rek in het publiek, dat is nog niet uitgeput. Er vinden verschuivingen plaats van meer traditionele vormen van kunst en cultuur (muziekles in muziekschool door één docent) naar lossere vormen (muziekles thuis, in een groepje, samen met een band). Dat rekt de grenzen van wat je onder kunst en cultuur verstaat op. De brancheorganisatie heeft er baat als gemeenten een goede visie over cultuureducatie hebben. Bij grotere gemeenten is dat nog we het geval, bij kleinere gemeenten ontbreekt deze vaak. Gemeenten zouden wat dat betreft van elkaar leren. Een bedreiging is dat centra voor de kunsten door de subsidievoorwaarden geen eigen vermogen kunnen opbouwen en daarom weinig tot geen reserves hebben. Als ze dus worden gekort op subsidies en weinig tijd krijgen om daar een alternatief voor te zoeken vallen ze snel om. Een andere bedreiging zijn de ontslagregelingen. De cao die centra voor de kunsten hanteren hebben ruime ontslagvergoedingen en instellingen kunnen dat vaak niet opbrengen. Conclusies De belangrijkste conclusie uit het beeld per sector is dat hoewel bezuinigingen soms grote gevolgen hebben, elke sector ook positieve ontwikkelingen en kansen ziet. De ontwikkeling in bezoekersaantallen is over het algemeen goed, behalve bij theaters en concertzalen. Verschillende sectoren zien kansen in de toename van de groep 65-plussers. Daarbij geldt wel de waarschuwing dat men zich niet eenzijdig op deze groep moet richten vanwege het risico op vervreemding van andere leeftijdsgroepen. Voor klassieke muziek is dit reeds een feit: zij weet jongeren niet meer aan zich te binden. Het lijkt erop dat ‘het gebouw’ aan belang inboet. Verschillende sectoren noemen programmering op alternatieve locaties, of in geval van centra voor de kunsten: muziekles thuis of in de klas, als ontwikkeling. Samenwerking tussen culturele instellingen, en daarbuiten, wordt vaak genoemd. Het gaat zowel om gebruik maken van elkaars ruimte, daadwerkelijke samenvoeging, samen programmeren of coproduceren (‘crossovers’) als het aanboren van elkaars publiek. Naast samenwerking is er ook sprake van concurrentie, niet zozeer binnen de cultuur als wel tussen cultuur en andere vormen van vrijetijdsbesteding. Het publiek is via digitale media op de hoogte van een breed aanbod en wispelturig in zijn keuzes. Ruimte voor ondernemerschap is noodzakelijk,
22
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
maar niet altijd mogelijk. Dat kan zowel liggen aan marktomstandigheden – publiek dat de hand op de knip houdt, verhuringen die teruglopen – als gemeentelijke beperkingen, bijvoorbeeld ten aanzien van horecavergunningen voor poppodia. Verschillende sectoren zien een verschil tussen grootstedelijke voorzieningen en voorzieningen in middelgrote en kleine kernen. Waar de eerste een meer aanbodgerichte programmeringen kunnen voeren zijn de laatste veel afhankelijker van het lokale en regionale publiek en dus vraaggerichter. Daardoor is de worteling in de gemeenschap sterker en dat is een voordeel.
23
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
5 Introductie leefstijlen In het voorgaande hoofdstuk zijn de belangrijkste trends en ontwikkelingen en hun invloed op aanbod en vraag in de cultuursector aan de orde gekomen. Om meer inzicht te krijgen in de vraag van de inwoners en bezoekers in Noord-Holland naar cultuur maken we gebruik van de leefstijlindeling die de provincie Noord-Holland hanteert in de Leefstijlatlas, die beschikbaar is op de provinciale website. Die methodiek van leefstijlsegmentatie hebben we ook gebruikt om ook het aanbod aan cultuur in te delen. Door toepassing van dezelfde methodiek van leefstijlsegmentatie kunnen we de vraag afzetten tegen het aanbod aan cultuur en daar conclusies aan verbinden. Leefstijlen in het kort: •
De Nederlandse bevolking is ingedeeld in één van zeven leefstijlen met een bijbehorende kleur.
•
Iemand is in te delen vanaf achttien jaar en verandert gedurende zijn of haar leven niet van kleur.
•
Voor dit onderzoek heeft BRVT die leefstijlen, oorspronkelijk bedoeld voor de recreatiesector, gekoppeld aan culturele voorkeuren.
•
Alle zeven leefstijlen nemen actief of passief deel aan kunst en cultuur. Wel ondernemen sommige leefstijlen vaker culturele activiteiten dan andere.
•
Op zeven cultuursheets is aangegeven welke culturele beleving en activiteiten bij welke leefstijl passen. De cultuursheets zijn opgenomen in deel 3 en kunnen culturele instellingen ondersteuning bieden in marketing en publieksbereik.
Zeven leefstijlen uit de recreatiesector Er zijn diverse segmentatiemethoden ontwikkeld die consumenten indelen op basis van normen en 11
waarden, gedrag of leefstijl . De provincie Noord-Holland heeft ervoor gekozen de consumenten in te delen op basis van het door RECRON (vereniging voor recreatieondernemers) en het onderzoeksbureau SmartAgent ontwikkelde segmentatiemodel dat consumenten indeelt op basis van leefstijl. Hiertoe worden consumenten eerst ingedeeld op basis van vier belevingswerelden: rood, geel, groen en blauw. Doordat dagrecreatieve activiteiten erg uiteenlopend van karakter zijn, doet een indeling van de consumenten alléén binnen de vier standaard belevingswerelden van het model onvoldoende recht aan de dynamiek van alle activiteiten. Daarom worden de consumenten ingedeeld op basis van hun specifieke kenmerken en levensstijl, dit levert – binnen het model – zeven doelgroepen (kleuren) op, waarvan sommigen op de grenzen van de belevingswerelden. De percentages in onderstaan model staan voor het percentage inwoners van Nederland dat tot de leefstijl behoort. Rood vormt de kleinste groep en de meest voorkomende leefstijl is gezellig lime.
Noot 11 Voor deze paragraaf is dankbaar gebruik gemaakt van de publicatie Vrijetijdseconomie: feiten en cijfers 2013 van de provincie Drenthe (zie www.drenthe.nl).
24
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Bron: SmartAgent
Bij de zeven doelgroepen die zo ontstaan past de volgende beschrijving: Uitbundig geel - ‘Samen actief bezig zijn, uitgaan en genieten’ Levensgenieters die graag samen met anderen actief en sportief recreëren. Actief, sportief, gezellig en verrassend. Contact met anderen is belangrijk. Deze recreanten beschikken over iets meer budget dan gemiddeld.
Gezellig lime - ‘Even lekker weg met elkaar’ Gewone, gezellige mensen die recreëren om even weg te zijn van de dagelijkse beslommeringen. Samen zijn, gezelligheid, rust en (sportieve) ontspanning staan centraal. Daarbij wordt wel een beetje op de kosten gelet.
Rustig groen - ‘Even rust nemen in eigen omgeving’ Nuchtere, gewone, kalme recreanten die willen uitrusten, ontspannen en tijd willen hebben voor hobby’s. Even rust nemen in eigen omgeving en niets aan je hoofd hebben. De oudere leeftijdsklassen zijn in deze groep relatief oververtegenwoordigd.
25
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Ingetogen aqua - ‘Brede interesse, ruimdenkend, engagement’ Bedachtzame, serieuze, in cultuur geïnteresseerde consumenten die wat willen betekenen voor de maatschappij. Ook sportieve activiteiten, ze willen graag fit blijven. Relatief veel ‘empty nesters’, die echter nog volop meedoen met de maatschappij.
Stijlvol en luxe blauw - ‘Luxe, stijlvol ontspannen, sport en ‘social network’ Zelfverzekerde consumenten die vinden dat ze wel wat luxe en stijlvolle ontspanning verdienen. Zakelijk en intelligent gericht op exclusievere vormen van recreatie. Recreëren betekent ontspannen en afstand nemen van de dynamiek van alledag.
Ondernemend paars - ‘Cultuur, historie, verrassing en inspiratie’ Laten zich graag verrassen en inspireren. Nieuwe dingen zien, ontdekken en beleven. Het gewone is vaak niet goed genoeg. Centraal staan cultuur en sportiviteit/activiteit. Relatief veel jonge één- of tweepersoonshuishoudens.
Creatief en inspirerend rood - ‘Creatieve, uitdagende en inspirerende ervaringen’ Gaan graag buiten de gebaande paden, het onbekende is spannend en prikkelend. Zijn onafhankelijk, intelligent, zelfbewust, artistiek en ruimdenkend. Recreatie betekent sport en ontspanning, maar ook moderne kunst en andere culturen.
De grootste cultuurliefhebbers en ook de meest frequente bezoekers vinden we bij de rood, paars en aqua. Deze – activiteitgerichte – leefstijlen staan ook het meest open voor nieuwe vormen van kunst en cultuur. De groep lime onderneemt minder culturele activiteiten dan gemiddeld. Blauw, groen en geel nemen gemiddeld deel aan culturele activiteiten. Toepassing leefstijlen in dit onderzoek In de Leefstijlatlas Noord-Holland kunnen we per postcode de meest voorkomende leefstijlkleur vinden. En die leefstijlen bieden ons inzicht in de vraag naar cultureel aanbod en culturele beleving. Ook hebben we gegevens over de binnenlandse toeristen die de provincie bezoeken. BRVT heeft daarnaast de 149 bovenlokale gesubsidieerde culturele instellingen in Noord-Holland op leefstijl gekleurd, waarbij we benadrukken dat een instelling meer leefstijlen kan aanspreken. Zo spreken bibliotheken bijvoorbeeld veel verschillende leefstijlen aan. De combinatie van kleuring van vraag en aanbod levert per regio informatie op over: 1
De mate waarin de vraag van inwoners en binnenlandse toeristen overeenkomt met het aanbod aan culturele voorzieningen.
2
De mate waarin de afstand tot verschillende soorten voorzieningen gunstig is voor inwoners en binnenlandse toeristen. Dit noemen we de cultuurmatch.
26
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Toelichting vergelijking vraag en aanbod Als het aanbod groter is dan de vraag betekent dat niet per definitie overaanbod en als de vraag groter is dan het aanbod betekent dat ook niet dat er sprake is van te weinig aanbod. De vraag heeft namelijk betrekking op alle inwoners en binnenlandse toeristen van de regio, terwijl het aanbod alleen ‘geconsumeerd’ wordt door een deel van de inwoners, de bezoekers van instellingen. Wel kun je uit de informatie aflezen dat het aanbod zich meer richt op bepaalde leefstijlen en minder op andere. Dat kan bewust zo zijn – de instellingen willen juist graag aanbod programmeren of tentoonstellen dat aantrekkelijk is voor een beperkte groep – maar het kan ook onbewust gebeuren. In ieder geval is de vraag gerechtvaardigd of de instelling niet een aantal leefstijlgroepen minder bedient dan mogelijk is. Toelichting cultuurmatch Door middel van ruimtelijke analyse12 is bepaald in hoeverre het cultuuraanbod in de regio bereikbaar is voor de potentiële vraag vanuit de regio van inwoners en binnenlandse toeristen. Dat noemen we de cultuurmatch. Een cultuurmatch van 100 is het gemiddelde voor de hele provincie, een lagere cultuurmatch betekent dat het cultuuraanbod in de regio relatief minder goed bereikbaar is voor de vraag. Een hogere cultuurmatch betekent een betere bereikbaarheid. De cultuurmatch is berekend op basis van de afstanden tot alle typen voorzieningen. Bij de vraag van de inwoners en toeristen is rekening gehouden met hun leefstijlen, met hun deelnamepercentage (percentage van de mensen dat een bepaalde activiteit, bijvoorbeeld museumbezoek, onderneemt) en de frequentie van bezoek (het gemiddeld aantal keer dat bepaalde activiteit tijdens een jaar wordt ondernomen). Zie ook deel 3, bijlage 1. De bereikbaarheid is overigens berekend op basis van de afstand over de weg en er is geen rekening gehouden met locatie en bereikbaarheid met trein, tram of boot. Met name in de MRA vertekent dit de werkelijkheid enigszins omdat veel mensen daar dit openbaar vervoer nemen om culturele voorzieningen te bereiken.
Met deze informatie kunnen we uitspraken doen over verhouding tussen vraag en aanbod en de bereikbaarheid van de regionale culturele infrastructuur in Noord-Holland. Deze informatie vindt u terug in de factsheets per regio in deel 2 en in de informatie over de Metropoolregio Amsterdam, Noord-Holland Noord en de provincie als geheel later in dit deel. Met de kennis over de leefstijlen kunnen gemeenten keuzes in cultuurbeleid nader onderbouwen en kunnen culturele instellingen nieuw publiek bereiken en hun publieksmarketing verfijnen. In een gemeente kunnen volgens de leefstijlatlas bijvoorbeeld veel mensen met een blauwe leefstijl wonen terwijl het culturele aanbod vooral groen kleurt. Deze informatie kan de gemeente gebruiken bij de meningsvorming over de gewenste spreiding en diversiteit van het aanbod. De leefstijlbenadering biedt een koppeling met de bredere vrijetijdsmarkt, een markt waarin culturele instellingen in toenemende mate moeten concurreren. Door de benadering op regioniveau krijgen gemeenten informatie in handen die bij kan dragen aan regiomarketing. Hierin kan het culturele aanbod een belangrijk onderdeel vormen.
Noot 12 Modelmatige kwantitatieve vraag-aanbodvergelijking met behulp van GIS.
27
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Culturele instellingen kunnen de informatie uit de leefstijlanalyse gebruiken om hun publieksbereik op peil te houden en de middelen voor marketing en public relations efficiënt in te zetten. Dat kan door gebruik te maken van de adviezen op de cultuursheets in deel 3 en deze te integreren in het eigen beleid. Om hetzelfde voorbeeld als hierboven aan te halen: In een gemeente kunnen volgens de leefstijlatlas bijvoorbeeld veel mensen met een blauwe leefstijl wonen terwijl het culturele aanbod vooral groen kleurt. Een instelling kan op basis van deze informatie kiezen voor aanpassingen aan de accommodatie, het programma of de service om de blauwe leefstijl (die onder meer prijs stelt op luxe en arrangementen) meer aan te spreken. Belangrijk is om te benadrukken dat de leefstijlanalyse en de cultuurmatch indicaties zijn die het beleid van instellingen en overheden kunnen voeden. Er is geen sprake van rapportcijfers of criteria waarmee we over de culturele instellingen of overheidsbeleid kunnen oordelen. Er is ook geen sprake van ‘harde wetenschappelijke’ feiten.
28
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
6 Vier scenario’s culturele infrastructuur Het doel van dit onderzoek is inzicht te krijgen in de staat van de culturele infrastructuur in NoordHolland en de verwachte ontwikkeling daarvan in de komende vijf tot tien jaar. Dat inzicht biedt aanknopingspunten om de spreiding en diversiteit van de bovenlokale gesubsidieerde culturele infrastructuur in Noord-Holland ook in de toekomst op peil te houden. Om regionale samenwerking en afstemming te ondersteunen ontwierpen wij vier scenario’s voor de ontwikkeling van de bovenlokale culturele infrastructuur in de komende vijf tot tien jaar. De scenario’s zijn een hulpmiddel om per regio de effecten van bezuinigingen en andere trends en ontwikkelingen te integreren met de leefstijlanalyse. Zo ontstaat per regio een beeld van de huidige culturele infrastructuur en de mogelijke ontwikkelingsrichtingen daarvan op termijn en krijgen we inzicht in de mogelijkheden om te komen tot meer regionale afstemming of samenwerking tussen gemeenten en/of instellingen. Die regionale afstemming en samenwerking kan vele vormen krijgen. Het kan variëren van elkaar op de hoogte houden tot het ontwikkelen van gezamenlijke plannen en initiatieven. Het kan betrekking hebben op een deel van de culturele voorzieningen, bijvoorbeeld theaters en festivals, of de gehele culturele infrastructuur betreffen. De exacte invulling zal afhankelijk zijn van de lokale en regionale context: de situatie waarin de culturele infrastructuur zich bevindt, de toekomstige uitdagingen en de lokale en regionale verhoudingen. In de scenario’s onderscheiden wij twee variabelen die in de komende vijf tot tien jaar sterke invloed zullen uitoefenen op de culturele infrastructuur van Noord-Holland: 1 de mate waarin gemeenten (en instellingen) samenwerken en afstemmen; 2 de mate waarin gemeenten (en instellingen) zich richten op de vraag naar culturele voorzieningen of op het aanbod ervan. Bij de eerste variabele staat de keuze centraal of gemeenten gaan samenwerken en hun beleid – in enige vorm – willen afstemmen. Bij de tweede variabele staat de keuze centraal of gemeenten in cultuurbeleid kiezen voor een aanbod- of vraaggerichte benadering. Als we deze variabelen tegen elkaar afzetten vormt dat een assenkruis met vier dimensies. Voor elke dimensie is een scenario geformuleerd. De vier scenario’s lichten we hieronder toe.
29
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Bron: DSP-groep
Scenario 1. Concurrentie om publiek In dit scenario stellen gemeenten het vergroten van publieksbereik van afzonderlijke instellingen centraal. Er is een subsidierelatie waarin afspraken worden gemaakt over hoeveelheid en kenmerken van het publiek. Hierbij spelen leefstijlen een rol. Instellingen laten zich in het samenstellen van hun individuele activiteitenprogramma leiden door doelstellingen ten aanzien van publieksbereik. De (marketing)activiteiten die zij daarvoor ontplooien voeren zij als afzonderlijke instellingen uit. Er is weinig samenwerking of afstemming tussen gemeenten en ook instellingen werken onderling niet samen. Soms is de concurrentie om het publiek dan ook groot. De gemeente accepteert dat er op regionale schaal dubbelingen en gaten in de culturele infrastructuur kunnen zijn. Scenario 2. Gezamenlijke regiomarketing In dit scenario werken gemeenten op regionaal niveau samen met elkaar en de culturele instellingen om een groot en divers publiek te bereiken. Het culturele aanbod maakt onderdeel uit van regio- of citymarketing. Gemeenten en instellingen houden daarin rekening met leefstijlen. Dit kan ten koste gaan van het profiel van een individuele culturele instelling, maar komt ten goede aan de kunst en cultuur en het profiel van de gemeente en regio.
30
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Scenario 3. Afstemming beleid en programmering In dit scenario stellen gemeenten zich ten doel om gezamenlijk cultuurbeleid te formuleren en om instellingen te bewegen om hun programmering op elkaar af te stemmen. Dat moet er toe leiden dat op regionaal niveau het aanbod zo compleet mogelijk is, met andere woorden: alle kunstvormen zijn vertegenwoordigd. Concurrentie tussen instellingen wordt vermeden. Gemeenten kunnen dit actief stimuleren, bijvoorbeeld door middel van subsidievoorwaarden over het totale aanbod dat een gemeente verwacht van de gezamenlijke culturele instellingen. Het leidt tot een 13
geografische (regionaal) en functioneel afgestemde culturele infrastructuur . Scenario 4. Autonomie van gemeenten en instellingen In dit scenario staan de eigen richting en afwegingen van gemeenten centraal. De gemeentelijke inhoudelijke doelstellingen met betrekking tot de de eigen culturele infrastructuur heeft prioriteit boven samenwerking en afstemming in regionaal verband. In dit scenario springen per gemeente één of meer culturele instellingen boven de andere uit en is de gemeente trots op die culturele instellingen. De relatie tussen instellingen en gemeenten is een 1:1-relatie met subsidieafspraken over het aantal activiteiten dat de instelling organiseert en de kwaliteit daarvan. De gemeente accepteert dat er op regionale schaal dubbelingen of gaten in de culturele infrastructuur kunnen zijn. Met deze uitleg over de vier scenario’s die richting kunnen geven aan de ontwikkeling van de culturele infrastructuur in de regio’s in Noord-Holland ronden we het meer algemene deel van deze rapportage af. In het volgende hoofdstuk gaan we in op een vertaling van de trends en ontwikkelingen en de leefstijlanalyse voor de provincie Noord-Holland en de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en deelregio Noord-Holland Noord (NHN). Aan het einde van de factsheets voor de MRA en NHN vindt u een eerste invulling van de vier scenario’s voor beide regio’s. In deel 2 van deze rapportage vindt u scenario’s voor de negen regio’s.
Noot 13 Het gebruik van het zogenaamde VNG-ringenmodel waarin de VNG aangeeft welke culturele instellingen horen bij een gemeente met een bepaald inwonertal past in dit scenario.
31
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
7 De provincie Noord-Holland In dit hoofdstuk zijn de resultaten weergegeven van de kleuring van culturele voorzieningen, inwoners en binnenlandse toeristen, de analyse van vraag en aanbod, de ‘cultuurmatch’, het publieksbereik en de uitkomsten van trends en ontwikkelingen. We starten met de provinciale gegevens, vervolgens komen de Metropoolregio Amsterdam en de deelregio Noord-Holland Noord aan de orde. De opzet van elke regio is hetzelfde. De onderdelen lichten wij kort toe: •
Culturele voorzieningen. Hier geven wij weer welke bovenlokale culturele voorzieningen geïnventariseerd zijn, per culturele sector. Ook geven wij aan hoeveel culturele voorzieningen er per 100.000 inwoners zijn en, indien van toepassing, hoe zich dit verhoudt tot het provinciaal gemiddelde.
•
Leefstijlverdeling inwoners en toeristen: de vraag. In dit onderdeel laten we zien hoe de inwoners en de Nederlandse toeristen die de regio bezoeken gekleurd zijn. De uitkomsten vertegenwoordigen de vraag naar culturele (en andere) voorzieningen in de regio.
•
De culturele voorzieningen gekleurd: het aanbod. Na de vraag volgt het aanbod. Elke voorziening heeft een of meer kleuren toebedeeld gekregen en de optelling van kleuren geeft een beeld van hoe het aanbod van voorzieningen er per sector uitziet. Duidelijk wordt welke kleuren goed vertegenwoordigd zijn en welke minder. Onder aanbod verstaan we de activiteiten en sfeer en entourage waarin de activiteiten worden aangeboden.
•
Vraag-aanbod analyse. Door de uitkomsten van vraag en aanbod te combineren ontstaat een beeld van hoe aanbod en vraag zich tot elkaar verhouden. Duidelijk wordt in welke sectoren veel aanbod is in verhouding tot de vraag en omgekeerd.
•
Cultuurmatch. Ook de afstand tot de verschillende voorzieningen die inwoners moeten afleggen geeft een indruk van de cultuurmatch. Hierbij is de leefstijlkleuring van de inwoners meegenomen. We laten zien wat de afstand is per sector en vergelijken deze daarna met het provinciaal gemiddelde. Als we vervolgens kijken naar de sectoren die relatief veel bezoekers trekken, zoals centra voor de kunsten, theaters, festivals en musea, wordt duidelijk waar de regio een goede cultuurmatch heeft en waar niet.
•
Bovenregionale aandachtspunten & scenario’s. Dit onderdeel levert bouwstenen voor uitwerking van de vier scenario’s per regio. U vindt dit onderdeel aan het einde van de informatie over de Metropoolregio en Noord-Holland Noord.
7.1
Provincie Noord-Holland Culturele voorzieningen In de provincie Noord-Holland, exclusief Amsterdam, zijn 149 culturele voorzieningen geïnventariseerd die worden gesubsidieerd en een bovenlokaal bereik hebben. In hoofdstuk 3 gaven wij een toelichting op deze selectie.
32
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Cultureel aanbod
Aantal
Per 100.000 inwoners
Archieven
10
0,52
Bibliotheken (hoofvestigingen)
15
0,78
Centra voor de kunsten
20
1,04
Festivals
19
0,99
Filmhuizen
10
0,52
Musea
44
2,29
5
0,26
Poppodia
8
0,42
Theaters
17
0,89
1
0,05
149
7,76
Presentatie-instellingen
Concertzalen Totaal
De grootste groep zijn musea, concertzalen de kleinste, hetgeen niet verwonderlijk is omdat er (exclusief Amsterdam) maar één concertzaal in de provincie is. Er zijn gemiddeld 7,76 bovenlokale culturele voorzieningen per 100.000 inwoners. In de beschrijving van de regio’s krijgen deze kengetallen betekenis omdat vergelijking dan mogelijk is tussen Noord-Holland als geheel en de regio’s afzonderlijk. Leefstijlverdeling inwoners en toeristen: de vraag In onderstaande tabel staat de leefstijlverdeling van de inwoners die in de provincie Noord-Holland (inclusief Amsterdam) wonen én de toeristen die de regio bezoeken en daar overnachten. Elke leefstijl kenmerkt zich door onderscheidend vrijetijdsgedrag en vrijetijdswensen, ook op het gebied van culturele activiteiten en cultuurbeleving zoals we in hoofdstuk 4 aangaven. In totaal wonen er 2.691.477 mensen in de provincie Noord-Holland (2011). Per jaar verblijven er ongeveer 1,8 miljoen Nederlandse toeristen14 in de provincie Noord-Holland.
Leefstijlen
Inwoners (%)
Toeristen (%)
Gezellig lime
21%
24%
Ingetogen aqua
19%
20%
Uitbundig geel
17%
24%
Rustig groen
16%
15%
Ondernemend paars / avontuurlijk paars
11%
17%
Stijlvol en luxe blauw
8%
-
Creatief en inspirerend rood
7%
-
Noot 14 Dit cijfer is gebaseerd op onderzoek van het NBTC-NIPO en gemiddelden van de jaargangen 2010, 2011 en 2012.
33
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Zoals u kunt zien zijn de inwoners van Noord-Holland vaak lime, aqua en geel. De minst voorkomende leefstijlgroep is rood, op de voet gevolgd door blauw. Wanneer we dit vergelijken met alle inwoners van Nederland dan zien we dat rood, paars en blauw iets meer voorkomen in NoordHolland en lime en geel iets minder, hoewel het maar 1 tot 1,5 % verschilt. Bij de toeristen is het 15
beeld iets anders, daar zijn lime en geel groot en is paars het kleinst . De culturele voorzieningen gekleurd: het aanbod De 149 geselecteerde culturele instellingen zijn alle gekleurd en zo kunnen we in onderstaande figuur de aantrekkingskracht van het totale aanbod in de provincie Noord-Holland (exclusief Amsterdam) op leefstijlconsumenten weergeven. Wat opvalt is dat het aanbod vooral aantrekkelijk is voor de leefstijlen aqua, rood en paars. Voor de leefstijlen blauw en lime is het aanbod relatief gering.
Per culturele sector zien we een ander beeld. Dat komt omdat bepaalde sectoren aantrekkelijk zijn voor bepaalde leefstijlen. Zo is het museum- en archiefaanbod vooral aantrekkelijk voor groen. Bij festivals vinden vooral rood en paars een aantrekkelijk aanbod. Rood en aqua wordt in verschillende sectoren goed bediend. Het theateraanbod is vooral aantrekkelijk voor geel en lime. Blauw wordt vooral goed bediend bij concertzalen en bij de presentatie-instellingen. Bibliotheken weerspiegelen de samenstelling van de verschillende leefstijlen in Noord-Holland het meest. De percentages komen bij bibliotheken het meest overeen met de leefstijlverdeling in Noord-Holland.
Noot 15 Voor de verblijfsrecreatieve sector (toeristen) zijn vijf belevingswerelden te onderscheiden. Avontuurlijk paars is de belevingswereld waarin ook stijlvol en luxe blauw en creatief en inspirerend rood zijn samengevoegd.
34
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Cultureel aanbod
rood
geel
lime
groen
aqua
blauw
paars
Archieven
4%
0%
6%
15%
44%
0%
2%
Bibliotheken (hoofdvestigingen)
8%
17%
17%
18%
25%
2%
13%
Centra voor de kunsten
27%
13%
9%
17%
27%
0%
7%
Concertzalen
25%
0%
0%
0%
25%
25%
25%
Festivals
25%
19%
8%
6%
11%
8%
23%
Filmhuizen
28%
10%
3%
7%
31%
2%
20%
Musea
12%
7%
9%
23%
31%
7%
10%
Presentatie-instellingen
55%
0%
0%
0%
15%
3%
17%
Poppodia
40%
25%
7%
0%
3%
2%
23%
Theaters
10%
29%
18%
8%
15%
6%
14%
Gemiddelde totaal aanbod Noord-Holland
19%
13%
10%
16%
24%
5%
13%
Let op: bij de kleuring van het aanbod zijn vaak meerdere leefstijlen per instelling uitgedeeld. Het is dus niet zo dat een instelling maar één kleur kan zijn. Vraag-aanbodanalyse In onderstaande figuur is de leefstijlverdeling van de inwoners in de provincie vergeleken met de verdeling van het cultuuraanbod in de provincie (exclusief Amsterdam). Dit is gedaan op index waarbij 100 betekent dat sprake is van evenwicht. Voor alle scores boven de 100 betekent dit dat er naar verhouding meer aanbod is dan vraag en een score onder de honderd duidt op meer vraag dan aanbod.
In bovenstaand figuur valt op dat er in de provincie in verhouding tot de vraag relatief veel aanbod is voor rode en paarse leefstijlconsumenten. Dit geldt ook (maar in mindere mate) voor aqua en
35
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
groen. Voor de leefstijlen blauw en lime (en in mindere mate ook geel) is het aanbod afgezet tegen de vraag het minst omvangrijk. Kansen om het cultuuraanbod vraaggerichter te ontwikkelen voor de inwoners van Noord-Holland lijken voornamelijk te liggen bij blauw, lime en geel. Wanneer we de toeristische vraag (leefstijlverdeling toeristen) vergelijken met de aantrekkelijkheid van het cultuuraanbod (zie onderstaande figuur) blijkt dat vooral paars goed wordt bediend. Dat is opmerkelijk, ook omdat het om een relatief kleine groep toeristen (17%) gaat. Voor de leefstijlen lime en geel is het aanbod afgezet tegen de vraag het minst omvangrijk.
De vraaggerichte ontwikkeling van het aanbod naar geel en lime biedt hier kansen. Afstand tot voorzieningen Gemiddeld wordt in Noord-Holland de volgende afstand tot een culturele voorziening afgelegd: Cultureel aanbod Archieven
6.04
Bibliotheken (hoofdvestigingen)
4,35
Centra voor de kunsten
4,82
Concertzalen
13,50
Festivals
5,51
Filmhuizen
5,22
Musea Presentatie-instellingen
36
Gemiddelde afstand tot voorziening
3,14 Meegenomen bij musea
Poppodia
6,25
Theaters
3,69
Gemiddelde totaal aanbod Noord-Holland
4,92
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
De cijfers gaan meer spreken als ze vergeleken kunnen worden met landelijke cijfers. Dat is maar beperkt mogelijk. Voor een aantal categorieën zijn landelijke cijfers bekend van gemiddelde afstanden tot de dichtstbijzijnde culturele voorzieningen (CBS, 2011/2012). Zo ligt een theater landelijk gemiddeld op 5,3 km afstand van inwoners. In Noord-Holland liggen theaters dichter bij. Ook voor musea geldt dit, waar de gemiddelde afstand in Nederland 3,5 km is. Bioscopen (let op: dit is iets anders dan filmhuizen) liggen gemiddeld op 6,7 km afstand. Bibliotheken liggen landelijk op 1,8 km afstand. In deze analyse zijn alleen hoofdvestigingen van bibliotheken meegenomen en daardoor niet te vergelijken met dit landelijk gemiddelde. De indruk bestaat dus dat de culturele voorzieningen in Noord-Holland iets beter gelegen zijn dan het landelijk gemiddelde. Dat kan verklaard worden omdat Noord-Holland relatief dichtbevolkt is en een goed voorzieningenniveau heeft. Samenvattend kunnen we stellen dat, uitgaande van de 149 gekleurde instellingen, de provincie Noord-Holland een goed voorzieningenniveau kent. Binnen het totaal aantal culturele instellingen zijn de musea in de meerderheid, gevolgd door festivals, centra voor de kunsten en theaters. Bij bibliotheken namen we alleen de hoofdvestigingen mee, dus daar is het werkelijk aantal vestigingen hoger. Het aanbod spreekt vooral de leefstijlen paars, aqua en rood aan. Relatief gezien blijkt uit de vraag-aanbodanalyse dat vooral de rode en paarse leefstijlconsumenten worden bediend. Die staan ook bekend als de meest frequente bezoekers. De leefstijl lime vindt het minste van zijn gading. Daarbij tekenen we aan dat lime een minder grote cultuurliefhebber is en vooral film, muziekevenementen, festivals, musea en musicals bezoekt.
7.2
Metropoolregio Amsterdam Culturele voorzieningen In de Metropoolregio Amsterdam zijn 94 van de 149 culturele voorzieningen gevestigd, dat is 63% van de bovenlokale culturele infrastructuur. De gemeenten Amsterdam namen we niet mee in de leefstijlanalyse, evenals de niet-Noord-Hollandse delen van de Metropoolregio. De Amsterdamse voorzieningen zijn wel meegenomen in het bepalen van de cultuurmatch (zie verderop in deze paragraaf). Cultureel aanbod Archieven
7
Bibliotheken (hoofdvestigingen)
11
Centra voor de kunsten
11
Concertzalen Festivals Filmhuizen Musea
37
Aantal
1 11 5 26
Presentatie-instellingen
4
Poppodia
5
Theaters
13
Totaal
94
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
16
De culturele voorzieningen zijn op de onderstaande kaart van de regio weergegeven .
Figuur: culturele voorzieningen in de deelregio Metropoolregio Amsterdam
Leefstijlverdeling inwoners en toeristen: de vraag In onderstaande tabel staan de leefstijlverdeling van de inwoners die in de deelregio wonen én de toeristen die de deelregio bezoeken en daar overnachten. Elke leefstijl kenmerkt zich door onderscheidend vrijetijdsgedrag en vrijetijdswensen, ook op het gebied van culturele activiteiten en cultuurbeleving. In totaal wonen er ongeveer 1,27 miljoen mensen in de deelregio. Dit is tweemaal zoveel als in de deelregio Noord-Holland Noord. Per jaar verblijven er circa 426.000 Nederlandse toeristen in de deelregio17. De meeste toeristen verblijven in Waterland en Zuid-Kennemerland en de minste in Zaanstad. Vergeleken met Noord-Holland Noord verblijven in deze deelregio (exclusief Amsterdam) driemaal zo weinig Nederlandse toeristen en inclusief Amsterdam tweemaal zo weinig.
Noot 16 Omdat de instellingen van Amsterdam niet ‘gekleurd zijn op leefstijl’, zijn ze niet in de deze kwalitatieve analyse meegenomen. Omdat ze in de kwantitatieve analyse (cultuurmatch) wel gebruikt zijn, zijn de voorzieningen wel op kaart afgebeeld. Noot 17 Dit cijfer is gebaseerd op onderzoek van het NBTC-NIPO en gemiddelden van de jaargangen 2010, 2011 en 2012.
38
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Leefstijlen
18
Inwoners (%)
Toeristen (%)
Ingetogen aqua
24%
18%
Gezellig lime
21%
24%
Uitbundig geel
16%
32%
Rustig groen
16%
12%
Stijlvol en luxe blauw
10%
-
Ondernemend paars / avontuurlijk paars
10%
14%
4%
-
Creatief en inspirerend rood
Aqua en lime zijn de grootste leefstijlgroepen onder de inwoners van de Metropoolregio, rood is de kleinste. In vergelijking met heel Noord-Holland komen aqua en blauw relatief meer voor. Onder toeristen is de groep geel veruit het grootst. Groen en paars zijn het kleinst. De culturele voorzieningen gekleurd: het aanbod In het volgende figuur geven we de kleuring van het geselecteerde culturele aanbod in de deelregio op leefstijlen weer. Wat opvalt is dat het aanbod vooral geschikt is voor de leefstijlen aqua en rood en minder voor de leefstijlen blauw en (in mindere mate) lime. Dit is vergelijkbaar met de hele provincie Noord-Holland en dus ook, zoals we verder op zullen zien, met Noord-Holland Noord.
Noot 18 voor de verblijfsrecreatieve sector (toeristen) zijn vijf belevingswerelden te onderscheiden. Avontuurlijk paars is de belevingswereld waarin ook stijlvol en luxe blauw en creatief en inspirerend rood zijn samengevoegd.
39
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Let op: bij de kleuring van het aanbod zijn vaak meer leefstijlen per instelling uitgedeeld. Hieronder geven we aan hoe het aanbod voor de verschillende leefstijlen verspreid is over de instellingen. Daar zie je dus dat 54 instellingen deels (in meer of mindere mate) aantrekkelijk zijn voor rood. Leefstijlen
Aantal instellingen
Creatief en inspirerend rood
54
Uitbundig geel
43
Gezellig lime
38
Rustig groen
49
Ingetogen aqua
72
Stijlvol en luxe blauw
20
Ondernemend paars / avontuurlijk paars
53
Op de volgende pagina zijn de gekleurde voorzieningen tevens op kaart weergegeven.
Figuur: het ‘gekleurde’ aanbod aan culturele voorzieningen in Metropoolregio Amsterdam (exclusief Amsterdam)
Vraag-aanbodanalyse In onderstaande figuur is de leefstijlverdeling van de inwoners in de regio vergeleken met de verdeling van het aanbod aan belevingen in de regio. Dit is gedaan op index waarbij 100 betekent dat sprake is van evenwicht. Voor alle scores boven de 100 betekent dit dat er naar verhouding meer aanbod is dan vraag.
40
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Het valt op dat er in de deelregio in verhouding tot de vraag relatief veel aanbod is met aantrekkingskracht op rode leefstijlconsumenten. Dit geldt in mindere mate ook voor paars en groen. Kansen om het cultuuraanbod vraaggerichter te ontwikkelen voor de inwoners van deze deelregio liggen voornamelijk bij blauw en lime en (in mindere mate) ook geel en aqua. Binnenlandse toeristen De grootste groep Nederlandse toeristen naar de Metropoolregio Amsterdam (exclusief toeristen aan Amsterdam) is geel. Ook lime en aqua zijn redelijk omvangrijk. Wanneer we de toeristische vraag (leefstijlverdeling toeristen) vergelijken met de aantrekkelijkheid van het cultuuraanbod (zie onderstaande figuur) blijkt dat vooral de paarse verblijfsrecreant (en in mindere mate ook de groene en aqua verblijfsrecreant) goed wordt bediend19. De vraaggerichte ontwikkeling van het aanbod naar de (grote) groepen gele en lime toeristen biedt hier kansen20.
Noot 19 We beseffen dat toeristen vaak maar ten dele voor het cultuuraanbod komen of hiervan slechts ten dele gebruik maken of juist komen voor cultuuraanbod in belendende regio’s. Noot 20 Lime is een groep waarvan we weten dat de vraag naar cultuuractiviteiten niet groot is en het gesubsidieerde aanbod vaak ook te ver af staat van hun wensen en beleving. Dat wil overigens niet zeggen dat er geheel geen mogelijkheden zijn.
41
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Cultuurmatch Door middel van ruimtelijke analyse is bepaald in hoeverre het cultuuraanbod in de regio bereikbaar is voor de potentiële vraag vanuit de regio (inwoners en binnenlandse toeristen). Dat is uitgedrukt in de cultuurmatch per regio. Een cultuurmatch van 100 is het gemiddelde voor alle regio’s, een lagere cultuurmatch betekent dat het cultuuraanbod in de regio relatief minder goed bereikbaar is voor de vraag. Deze cultuurmatch is berekend op basis van de afstanden tot alle typen voorzieningen. Bij de vraag van de inwoners en toeristen is rekening gehouden met de leefstijlen van de inwoners/toeristen, met deelnamepercentage (% van de mensen dat een bepaalde activiteit, bijvoorbeeld museumbezoek, onderneemt) en frequentie (gemiddeld aantal keer dat bepaalde activiteit tijdens een jaar wordt ondernomen). Regio
Cultuurmatch
Metropoolregio Amsterdam
110
Noord-Holland gemiddeld
100
De cultuurmatch van de Metropoolregio Amsterdam is 110. Dat is meer dan het provinciaal gemiddelde van 100. Dit betekent dat het cultuuraanbod in de deelregio relatief beter bereikbaar is voor de huidige vraag. Daarbij tekenen we aan dat hierbij ook de voorzieningen in Amsterdam zijn meegenomen, hetgeen de cultuurmatch hoger maakt. 21 Gemiddeld moet in de deelregio vier kilometer worden afgelegd naar een culturele voorziening .
Concertzalen, festivals en filmhuizen zijn het verst weg, terwijl musea, theaters en bibliotheken gemiddeld het dichtste bij liggen.
Noot 21 Wanneer een voorziening niet in de regio aanwezig is, is de afstand tot de dichtstbijzijnde voorziening in een aangrenzende regio berekend.
42
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
22
In onderstaande tabel staat de gemiddelde afstand tot de verschillende typen voorzieningen
voor
de Metropoolregio Amsterdam. Voorziening
gemiddelde afstand (km)
Musea
2,7
Archieven
4,6
Bibliotheken ( hoofdvestigingen)
3,4
Centra voor de kunsten
4,4
Festivals
5,1
Filmhuizen
4,9
Concertzalen
6,4
Poppodia
4,8
Theaters
2,8
Alle voorzieningen
4,0
Kijken we hoe deze afstanden zich verhouden tot de provincie Noord-Holland als geheel dan zien we dat vooral concertzalen, theaters, archieven, poppodia en bibliotheken relatief dichtbij liggen, maar dat ook de andere categorieën allemaal beter scoren dan gemiddeld in de provincie. Onderstaande grafiek laat de vergelijking met de provincie zien (een index hoger dan 100 betekent dat de regio hoger scoort dan de provincie).
Gemiddelde afstand tot culturele voorzieningen (index > 100 betekent betere score dan de provincie NH als geheel)
240 220 200 180 160 140 120 100 80 Alle voorzieningen
Theaters
Poppodia
Concertzalen
Filmhuizen
Festivals
Centra vd Kunsten
Bibliotheken
Archieven
Musea
index NH
Noot 22 De presentatie-instellingen zijn samengevoegd met de musea en vallen daarom onder de categorie ‘musea’.
43
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Bezoekersaantallen en bereikbaarheid Door de gegevens over de bereikbaarheid te combineren met bezoekersaantallen ontstaat een beeld van de categorieën instellingen waar welllicht bijzondere aandacht nodig is.
Aandeel type voorziening in bezoeken regio (14% van de bezoeken = museumbezoek)
4%
2%
Centra vd Kunsten
0%
Theaters
6% 23% 9%
Festivals Musea Poppodia
14%
Bibliotheken 22% 20%
Concertzalen Filmhuizen Archieven
Uit het overzicht van het totale bezoek aan culturele voorzieningen blijkt dat centra voor de kunsten, theaters en festivals verantwoordelijk zijn voor de hoogste bezoekersaantallen. In combinatie met de informatie over bereikbaarheid kan het volgende gezegd worden over de verschillende categorieën: •
Centra voor de kunsten: de centra voor de kunsten scoren met een gemiddelde afstand van bijna 4,5 kilometer iets beter dan gemiddeld in de provincie. Met 23% van de bezoekers is dit een belangrijke categorie voor de Metropoolregio.
•
Theaters: voor theaterbezoek hoeft gemiddeld slechts 2,8 kilometer te worden afgelegd in de metropoolregio. Met 22% van de bezoekers is dit een categorie waarvoor de bereikbaarheid grote impact heeft.
•
Festivals: ook de festivals scoren iets beter dan gemiddeld in de provincie. Met 20% van de bezoekers is dit een categorie die zeker van belang is voor de metropoolregio.
•
Musea: musea scoren met een gemiddelde afstand van 2,7 kilometer goed ten opzichte van het provinciaal gemiddelde. Omdat musea veel bezoekers (zowel inwoners als toeristen) ontvangen, is dit een belangrijke categorie voor de metropoolregio.
•
Poppodia: zijn goed vertegenwoordigd in de gehele regio, daarom is een korte afstand berekend tot deze voorziening. Vergeleken met de provincie scoren de poppodia ook erg goed. Met 9% van alle bezoekers is het een aanzienlijke categorie.
•
Bibliotheek: de bibliotheken scoren met een gemiddelde afstand van 3,4 kilometer erg goed en is relatief gezien een van de best scorende categorieën.
•
Concertzalen: concertzalen scoren met een afstand van ruim 6 kilometer heel goed. Alle concertzalen in de provincie zijn in de metropoolregio gelegen, dus de goede score is niet verwonderlijk.
•
Filmhuizen: de filmhuizen scoren iets beter dan gemiddeld in de provincie. De filmhuizen zijn een kleine categorie qua bezoekersaantallen.
44
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
•
Archieven: Met een gemiddelde afstand van ruim 4,5 kilometer zijn de archieven goed vertegenwoordigd in de regio. Omdat deze categorie echter weinig fysieke bezoekers trekt (veel bezoek van archieven vindt online plaats), is de noodzaak om de goede bereikbaarheid te behouden minder groot.
Bovenregionale aandachtspunten & scenario’s De Metropoolregio Amsterdam bestaat uit de stad Amsterdam en zes omliggende regio’s. De regio heeft relatief meer bovenlokale culturele instellingen dan Noord-Holland Noord en dan rekenen we Amsterdam nog niet mee. Wanneer we Amsterdam wel mee zouden rekenen dan kent deze regio het grootste en meest bekende culturele aanbod van Nederland. Het culturele aanbod in Amsterdam is vanuit alle zes de regio’s goed bereikbaar en dat geldt ook andersom. Het cultuuraanbod in de deelregio is relatief beter bereikbaar voor de potentiële vraag dan gemiddeld in Noord-Holland (de cultuurmatch heeft een index van 110) met een gemiddelde afstand van 4 kilometer naar een culturele voorziening. De Metropoolregio Amsterdam krijgt tot 2040 te maken met bevolkingsgroei en flinke vergrijzing. Dit heeft gevolgen voor het aantal potentiële cultuurbezoekers. Het totaal aantal bezoeken, is de verwachting23, kan nog met ruim 14% toenemen. De bezoekerstoename zit vooral in de oudere leeftijdsgroepen. Het culturele aanbod in de Metropoolregio Amsterdam (exclusief Amsterdam), afgezet tegen de potentiële vraag, is vooral aantrekkelijk voor de leefstijlen rood en (in mindere mate) paars en groen. De grootste groep Nederlandse toeristen naar de Metropoolregio Amsterdam (exclusief toeristen aan Amsterdam) is geel. Ook lime en aqua zijn redelijk omvangrijk. Wanneer we de toeristische vraag (leefstijlverdeling toeristen) vergelijken met de aantrekkelijkheid van het cultuuraanbod blijkt dat vooral de paarse verblijfsrecreant (en in mindere mate ook de groene en aqua verblijfsrecreant) goed wordt bediend. We gaan ervan uit dat er in alle regio’s 10% meer toeristen komen. Omdat toeristen geen (substantieel) gebruik maken van alle culturele voorzieningen24, zijn de toeristen alleen gerelateerd aan de musea en de festivals. Op het totale bezoek aan deze instellingen is de groep toeristen echter nog steeds gering. Een groei van 10% in het aantal toeristen zal dan ook maar een beperkte invloed hebben op het aantal extra bezoeken aan de musea en festivals.
Noot 23 Verwachting gebaseerd op demografische prognose en huidig cultuurbezoek per leeftijdscategorie (deels gebaseerd op aannames). Noot 24 Dit blijkt ook uit de zelfscan, waarbij instellingen hebben moeten aangeven in hoeverre toeristen hun instelling bezoeken.
45
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
De vier scenario’s Scenario 1. Concurrentie om publiek Kansen om het cultuuraanbod vraaggerichter te ontwikkelen voor de inwoners van deze deelregio liggen voornamelijk bij blauw en lime en (in mindere mate) ook geel en aqua. Instellingen kunnen hier apart van elkaar op drie manieren op inspelen, namelijk: •
Meer promotie gericht op deze leefstijlen als je als instelling al aantrekkelijke belevingen voor ze aanbiedt.
•
Productontwikkeling: nieuwe producten voor deze leefstijlen als je als instelling al aantrekkelijke belevingen voor ze aanbiedt.
•
Verbreding naar deze leefstijlen: nieuw aanbod ontwikkelen voor deze nieuwe leefstijlen. We achten de leefstijlen die dichtbij de huidige leefstijlen liggen in het leefstijlkwadrant het meest kansrijk. Bijvoorbeeld een verbreding van paars naar blauw of van rood naar geel. In deze regio is bijna geen blauw aanbod te vinden.
De gemeenten maken hierover subsidieafspraken met de instellingen. Instellingen concurreren onderling om publiek dat ze zowel binnen de eigen gemeenten als bovenregionaal werven. Scenario 2. Gezamenlijke regiomarketing De Metropoolregio Amsterdam profileert zich naar bewoners en toeristen als culturele regio voor alle leefstijlen (zie hierboven). Gemeenten sluiten zich aan bij de marketing van de Metropoolregio als culturele en creatieve regio (gekoppeld aan recreatie en toerisme). Culturele instellingen werken samen met andere vormen van vrijetijdsbesteding en betrekken zo ook andere leefstijlen bij het aanbod. De toeristen vormen in deze regio een omvangrijke groep. Indien de wens bestaat het cultuuraanbod sterker te richten op de verblijfsrecreant, bieden de (grote) leefstijlgroepen geel en lime hiervoor de grootste kansen. Vooral de festivals, theaters en musea hebben al een aantrekkelijk aanbod voor deze leefstijlgroepen. De Metropoolregio besluit tot het ontwikkelen en promoten van een speciale zomerprogrammering. Scenario 3. Afstemming beleid en programmering In de Metropoolregio Amsterdam ontstaan netwerken van musea, theaters, festivals en andere podia. In die netwerken stemmen de voorzieningen hun aanbod op elkaar af en besluiten tot gezamenlijke presentatie van dat aanbod. Ook werkt men samen in activiteiten die rondom een thema zijn ontwikkeld. Gemeenten en instellingen garanderen gezamenlijk dat al het aanbod kunst en cultuur in de Metropoolregio aanwezig is en blijft, en dat er aandacht is voor zowel de grote evenementen als voor het kleine niche-aanbod. Scenario 4. Autonomie gemeenten en instellingen De culturele instellingen die anno 2013 in de Metropoolregio aanwezig zijn zetten hun programmering voort en ontwikkelen zich vooral in het aanbod. Dat aanbod wordt bij sommige instellingen ambitieuzer en (inter)nationaler. Ook ontstaan er meer tijdelijke initiatieven die kortlopende festivals en activiteiten aanbieden. De gemeenten maken subsidieafspraken met de ‘vaste’ grotere aanbieders. Daarnaast ontstaat een flexibele cultuursector die een beroep doet op projectsubsidies. Daardoor neemt de spreiding van culturele instellingen in de Metropoolregio af.
46
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
7.3
Regio Noord-Holland Noord Culturele voorzieningen In de deelregio Noord-Holland Noord zijn in totaal 55 culturele voorzieningen van de selectie van 149 geïnventariseerd, dat is 37 % van de bovenlokale culturele instellingen in Noord-Holland exclusief Amsterdam. Net als in de rest van de provincie zijn musea veruit in de meerderheid. Cultureel aanbod
Aantal
Archieven
3
Bibliotheken (hoofdvestigingen)
4
Centra voor de kunsten
9
Festivals
8
Filmhuizen
5
Musea
18
Presentatie-instellingen
1
Poppodia
3
Theaters Totaal
4 55
De culturele voorzieningen zijn op de onderstaande kaart van de regio weergegeven. Daarbij benadrukken wij dat in dit onderzoek een selectie is gemaakt van bovenlokale gesubsidieerde instellingen en van de hoofdvestigingen van bibliotheken. Het overige culturele aanbod staat niet op kaart.
Figuur: culturele voorzieningen in de deelregio Noord-Holland Noord
47
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Leefstijlverdeling inwoners en toeristen: de vraag In onderstaande tabel staat de leefstijlverdeling van de inwoners die in de deelregio wonen én de toeristen die de deelregio bezoeken en daar overnachten. Elke leefstijl kenmerkt zich door onderscheidend vrijetijdsgedrag en vrijetijdswensen, ook op het gebied van culturele activiteiten en cultuurbeleving. In totaal wonen er ca. 645.000 mensen in de deelregio. Dit is de helft van de inwoners van deelregio metropoolregio Amsterdam (exclusief Amsterdam). Per jaar verblijven er 25
circa 1,22 miljoen Nederlandse toeristen in de deelregio . De meeste toeristen verblijven op Texel en de minste in West-Friesland. Vergeleken met de metropoolregio exclusief Amsterdam verblijven in deze deelregio driemaal zoveel Nederlandse toeristen, inclusief Amsterdam tweemaal zoveel. Leefstijlen
Inwoners (%)
Toeristen (%)
Gezellig lime
26%
25%
Uitbundig geel
19%
20%
Rustig groen
16%
17%
Ingetogen aqua
16%
20%
Ondernemend paars / avontuurlijk paars
8%
18%
Stijlvol en luxe blauw
8%
-
Creatief en inspirerend rood
6%
-
Bij de inwoners is de grootste leefstijl lime. De kleinste leefstijlen zijn rood, blauw en paars. Bij de toeristen26 is een vrij gelijkmatige verdeling te zien. De grootste leefstijl is, net als bij de inwoners, lime. De kleinste zijn groen en paars. De culturele voorzieningen gekleurd: het aanbod In onderstaande figuur geven we de leefstijlkleuring van het culturele aanbod in de deelregio weer. Wat opvalt is dat het aanbod voor de leefstijlen aqua en rood omvangrijk is. Voor de leefstijlen blauw en (in mindere mate) lime is het aanbod het kleiner. Dit is vergelijkbaar met de metropoolregio Amsterdam (exclusief Amsterdam).
Noot 25 Dit cijfer is gebaseerd op onderzoek van het NBTC-NIPO en gemiddelden van de jaargangen 2010, 2011 en 2012. Noot 26 Voor de verblijfsrecreatieve sector (toeristen) zijn vijf belevingswerelden te onderscheiden. Avontuurlijk paars is de belevingswereld waarin ook stijlvol en luxe blauw en creatief en inspirerend rood zijn samengevoegd.
48
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Hieronder geven we aan hoe het aanbod voor de verschillende leefstijlen verspreid is over de instellingen. Daar zie je dus dat 32 instellingen deels (in meer of mindere mate) aantrekkelijk zijn voor aqua en rood. Leefstijlen
27
Aantal instellingen
Creatief en inspirerend rood
32
Uitbundig geel
27
Gezellig lime
21
Rustig groen
24
Ingetogen aqua
44
Stijlvol en luxe blauw Ondernemend paars / avontuurlijk paars
8 26
Op de volgende pagina zijn de gekleurde voorzieningen tevens op kaart weergegeven.
Noot 27 Let op: bij de kleuring van het aanbod zijn vaak meer leefstijlen per instelling uitgedeeld.
49
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Figuur: het ‘gekleurde’ aanbod aan culturele voorzieningen in Noord-Holland Noord Vraag-aanbodanalyse In onderstaande figuur is de leefstijlverdeling van de inwoners in de regio vergeleken met de verdeling van het aanbod aan belevingen in de regio. Dit is gedaan op index waarbij 100 betekent dat sprake is van evenwicht. Voor alle scores boven de 100 betekent dit dat er naar verhouding meer aanbod is dan vraag.
50
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
In bovenstaande figuur valt op dat er in de deelregio in verhouding tot de vraag relatief veel aanbod is met aantrekkingskracht op rode leefstijlconsumenten. Dit geldt in mindere mate ook voor aqua en paars. Kansen om het cultuuraanbod vraaggerichter te ontwikkelen voor de inwoners van deze deelregio liggen voornamelijk bij blauw, lime en geel. Binnenlandse toeristen De grootste groep Nederlandse toeristen naar Noord-Holland Noord is lime. Ook geel en aqua zijn redelijk omvangrijk. Wanneer we de toeristische vraag vergelijken met de aantrekkelijkheid van het cultuuraanbod (zie onderstaande figuur) blijkt dat vooral de paarse verblijfsrecreant goed wordt 28
bediend . De vraaggerichte ontwikkeling van het aanbod naar de (grote) leefstijlgroepen lime, groen en geel biedt hier kansen29.
Cultuurmatch Door middel van ruimtelijke analyse30 is bepaald in hoeverre het cultuuraanbod in de regio bereikbaar is voor de potentiële vraag vanuit de regio (inwoners en toeristen). Dat is uitgedrukt in de cultuurmatch per regio. Een cultuurmatch van 100 is het gemiddelde voor alle regio’s, een lagere cultuurmatch betekent dat het cultuuraanbod in de regio relatief minder goed bereikbaar is voor de vraag. Deze cultuurmatch is berekend op basis van de afstanden tot alle typen voorzieningen. Bij de vraag van de inwoners en toeristen is rekening gehouden met de leefstijlen van de inwoners/toeristen, met deelnamepercentage (% van de mensen dat een bepaalde activiteit, bijvoorbeeld museumbezoek, onderneemt) en frequentie (gemiddeld aantal keer dat bepaalde activiteit tijdens een jaar wordt ondernomen).
Noot 28 We beseffen dat toeristen vaak maar ten dele voor het cultuuraanbod komen of hiervan slechts ten dele gebruik maken of juist komen voor cultuuraanbod in belendende regio’s. Noot 29 Gezellig lime is een groep waarvan we weten dat de vraag naar cultuuractiviteiten niet groot is en het gesubsidieerde aanbod vaak ook te ver af staat van hun wensen en beleving. Dat wil overigens niet zeggen dat er geheel geen mogelijkheden zijn. Noot 30 Modelmatige kwantitatieve vraag-aanbodvergelijking met behulp van GIS
51
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Regio Noord-Holland Noord Noord-Holland gemiddeld
Cultuurmatch 67 100
De cultuurmatch van Noord-Holland Noord is 67. Dat is lager dan het provinciaal gemiddelde van 100. Dit betekent dat het cultuuraanbod in de deelregio relatief minder goed bereikbaar is voor de huidige vraag. Gemiddeld moet in de deelregio bijna acht kilometer worden afgelegd naar een culturele voorziening31. Concertzalen, poppodia en archieven liggen het verste weg, terwijl musea, centra voor de kunsten en filmhuizen gemiddeld het dichtst bij liggen. In onderstaande tabel staat de gemiddelde afstand tot de verschillende typen voorzieningen32 voor de deelregio Noord-Holland Noord. Voorziening Musea Archieven
gemiddelde afstand (km) 4,8 10,6
Bibliotheken (hoofdvestigingen)
7,5
Centra voor de kunsten
6,1
Festivals
6,8
Filmhuizen
6,4
Concertzalen
40,2
Poppodia
11,4
Theaters
6,7
Alle voorzieningen
7,9
Kijken we hoe deze afstanden zich verhouden tot de provincie Noord-Holland als geheel dan zien we dat vooral poppodia en theaters relatief ver weg liggen, maar dat ook de andere categorieën allemaal slechter scoren dan gemiddeld in de provincie. De volgende grafiek laat de vergelijking met de provincie zien (een index hoger dan 100 betekent dat de regio beter scoort dan de provincie).
Noot 31 Wanneer een voorziening niet in de regio aanwezig is, is de afstand tot de dichtstbijzijnde voorziening in een aangrenzende regio berekend. Noot 32 De presentatie-instellingen zijn samengevoegd met de musea en vallen onder de categorie musea.
52
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Gemiddelde afstand tot culturele voorzieningen (index > 100 betekent betere score dan de provincie NH als geheel)
120 100 80 60 40
index NH Alle voorzieningen
Theaters
Poppodia
Concertzalen
Filmhuizen
Festivals
Centra vd Kunsten
Bibliotheken
Archieven
Musea
20
Bezoekersaantallen en bereikbaarheid Door de gegevens over de bereikbaarheid te combineren met bezoekersaantallen ontstaat een beeld van de categorieën instellingen waar welllicht bijzondere aandacht nodig is.
Aandeel type voorziening in bezoeken regio (17% van de bezoeken = museumbezoek)
3%
2%
Centra vd Kunsten
0%
Theaters 6% 23%
9%
Festivals Musea Poppodia
17%
Bibliotheken 20%
20%
Concertzalen Filmhuizen Archieven
Uit het overzicht van het totale bezoek aan culturele voorzieningen blijkt dat centra voor de kunsten, theaters en festivals verantwoordelijk zijn voor de hoogste bezoekersaantallen.
53
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
In combinatie met de informatie over bereikbaarheid kan het volgende gezegd worden over de verschillende categorieën: •
Centra voor de kunsten: de centra voor de kunsten scoren met een gemiddelde afstand van ruim 6 kilometer minder dan gemiddeld in de provincie, maar de afwijking is niet heel groot. Met 23% van de bezoekers is dit een belangrijke categorie voor de deelregio.
•
Theaters: voor theaterbezoek moet gemiddeld bijna 7 kilometer worden afgelegd in de deelregio. Dat is veel in vergelijking met de rest van de provincie. Met 20% van de bezoekers is dit een categorie waarvoor aandacht voor de afstand wellicht nodig is.
•
Festivals: ook festivals scoren minder dan gemiddeld in de provincie, maar de afwijking is niet heel groot. Met 20% van de bezoekers is dit een categorie die van belang is voor de deelregio.
•
Musea: musea scoren met een gemiddelde afstand van bijna 5 kilometer minder ten opzichte van het provinciaal gemiddelde. Omdat musea veel bezoekers (zowel inwoners als toeristen) ontvangen, is dit wel een belangrijke categorie.
•
Poppodia zijn niet erg goed vertegenwoordigd in de gehele regio, daarom is een grote afstand berekend tot deze voorziening. Met 9% van alle bezoekers is het wel een categorie die aandacht verdient.
•
Bibliotheek: de bibliotheken scoren met een gemiddelde afstand van 7,5 kilometer niet heel goed. Vooral de regio Kop van Noord-Holland scoort slecht. Aandachtspunt hierbij is dat het gaat om de hoofdvestigingen van de bibliotheken, er zijn in de regio nevenvestigingen waar de mensen wel terecht kunnen.
•
Concertzalen: concertzalen zijn relatief heel ver weg gelegen voor de inwoners van NoordHolland Noord. In de gehele deelregio zijn dan ook geen concertzalen te vinden, er moet naar Haarlem of Amsterdam worden gereisd.
•
Filmhuizen: de filmhuizen scoren iets slechter dan het provinciaal gemiddelde, maar niet heel veel.
•
Archieven: er zijn drie archieven in de deelregio Noord-Holland Noord. Met een gemiddelde afstand van ruim 10,5 kilometer scoort deze categorie een stuk minder dan het provinciaal gemiddelde. Omdat deze categorie weinig fysieke bezoekers trekt (veel bezoek van archieven vindt online plaats), is de noodzaak om de bereikbaarheid te verbeteren minder groot.
Bovenregionale aandachtspunten & scenario’s Noord-Holland Noord heeft minder bovenlokale culturele instellingen dan de Metropoolregio Amsterdam. Als we kijken naar de verhouding aantal culturele voorzieningen/inwoneraantal dan komen beide regio’s ongeveer op hetzelfde uit. Met andere woorden: Noord-Holland Noord heeft per inwoner ongeveer evenveel culturele voorzieningen als de Metropoolregio Amsterdam. Een belangrijk verschil tussen de twee regio’s is de afstand tot voorzieningen. Om de bovenlokale culturele voorzieningen in Noord-Holland Noord te bereiken moet verder gereisd worden. Het valt op dat de meeste voorzieningen zich aan de randen van de regio bevinden, vooral in de kernen Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen en Den Helder. In het landelijke middengebied zijn nauwelijks bovenlokale culturele voorzieningen. Overigens betekent dit niet dat er hier geen cultureel aanbod is, maar dat is meer lokaal en waarschijnlijk kleinschaliger. De regio Noord-Holland Noord krijgt tot 2040 te maken met een lichte bevolkingsgroei en flinke vergrijzing. Dit heeft gevolgen voor het aantal potentiële bezoekers aan de verschillende voorzieningen. Het totaal aantal bezoeken kan met ruim 13% toenemen, waarbij vooral theaters en
54
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
musea meer bezoekers zullen trekken. Dit zijn activiteiten die juist door ouderen relatief veel ondernomen worden. We nemen aan dat er in alle regio’s 10% meer toeristen komen. Noord-Holland Noord trekt al veel toeristen en deze vormen een belangrijke doelgroep. Omdat toeristen geen (substantieel) gebruik 33
maken van alle culturele voorzieningen , zijn toeristen alleen gerelateerd aan musea en festivals. Hoewel op het totale bezoek aan deze instellingen de groep toeristen relatief gering is (een groei van 10% toeristen in de regio zal leiden tot 3% extra bezoek voor musea en minder dan 1% voor festivals) is het voor sommige instellingen (met name musea) een zeer belangrijke doelgroep. Ook voor andere instellingen zijn toeristen potentieel interessant. Het culturele aanbod in Noord-Holland Noord, afgezet tegen de potentiële vraag, is met name aantrekkelijk voor de leefstijlen creatief en inspirerend rood, ingetogen aqua en ondernemend paars. De grootste groep Nederlandse toeristen naar Noord-Holland Noord is lime. Ook geel en aqua zijn redelijk omvangrijk. Wanneer we de toeristische vraag vergelijken met de aantrekkelijkheid van het cultuuraanbod blijkt dat vooral de paarse verblijfsrecreant goed wordt bediend. De vier scenario’s Scenario 1. Concurrentie om publiek Kansen om het cultuuraanbod vraaggerichter te ontwikkelen voor de inwoners van deze deelregio liggen voornamelijk bij blauw, lime en geel. In dit scenario richten instellingen zich afzonderlijk op de vraag en dat kan door: •
Promotie: Meer promotie gericht op deze leefstijlen als je als instelling al aantrekkelijke belevingen voor ze aanbiedt. In deze regio betreft het vooral festivals, musea, theaters en centra voor de kunsten.
•
Productontwikkeling: nieuwe producten voor deze leefstijlen als je als instelling al aantrekkelijke belevingen voor ze aanbiedt. In deze regio betreft het vooral festivals, musea, theaters en centra voor de kunsten.
•
Verbreding naar deze leefstijlen: nieuw aanbod ontwikkelen voor deze nieuwe leefstijlen. We achten de leefstijlen die dichtbij de huidige leefstijlen liggen in het leefstijlkwadrant het meest kansrijk. Bijvoorbeeld een verbreding van paars naar blauw of van rood naar uitbundig geel. In deze regio is bijna geen blauw aanbod te vinden.
De gemeenten maken hierover subsidieafspraken met de instellingen. Instellingen concurreren onderling om publiek dat ze zowel binnen de eigen gemeenten als bovenregionaal werven. Scenario 2. Gezamenlijke regiomarketing De toeristen vormen in deze regio een omvangrijke groep (ook vergeleken met de Metropoolregio exclusief Amsterdam). Samenwerkende gemeenten en instellingen kunnen het cultuuraanbod sterker richten op de verblijfsrecreant en dan bieden de (grote) leefstijlgroepen lime, groen en geel hier kansen. Om ook andere leefstijlen aan te spreken werken gemeenten en de bovenlokale culturele instellingen in dit scenario samen met kleinere initiatieven zoals vrijwilligersorganisaties
Noot 33 Dit blijkt ook uit de zelfscan, waarbij instellingen hebben moeten aangeven in hoeverre toeristen hun instelling bezoeken.
55
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
(musea), festivals en de amateurkunst. De regio breidt de marketing nog verder uit op toerisme en naar andere sectoren (streekproducten, recreatie, watersport, wandelverenigingen). Scenario 3. Afstemming beleid en programmering De bovenlokale culturele instellingen in Noord-Holland Noord, al dan niet in samenwerking met gemeenten, nemen het initiatief om hun aanbod af te stemmen en te bundelen. Het gaat vooral om musea, festivals en podia. Omdat de bereikbaarheid van de instellingen in deze regio minder goed is ontstaat samenwerking met kleinere culturele initiatieven zoals musea, amateurkunst en kleinschalige festivals. De programmering wordt afgestemd en als een aanbod via de media bekend gemaakt. Dat gebeurt ook in de zomer. Gemeenten en instellingen onderzoeken of het culturele aanbod bereikbaar kan blijven voor kinderen, jongeren en ouderen. Bijvoorbeeld door aanbod op andere locaties te brengen, digitaal aan te bieden of door speciaal vervoer aan te bieden. Scenario 4. Autonomie van gemeenten en instellingen De bovenlokale culturele instellingen in Noord-Holland Noord werken afzonderlijk aan een aanbod. Gemeenten maken subsidieafspraken met hun ‘vaste’ grote aanbieders. Omdat de bereikbaarheid voor voorzieningen in deze regio minder goed is en gezien aankomende bezuinigingen zal het totale aanbod afnemen. Inwoners die bepaald aanbod missen reizen naar de Metropoolregio. De grote aanbieders zetten extra in om bezoekers van buiten de regio aan te trekken. Tegelijkertijd winnen het meer kleinschalige initiatief en de vrijwilligersorganisaties aan belangstelling.
56
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
8 Conclusies en aanbevelingen 8.1
Conclusies Culturele infrastructuur in Noord-Holland Het culturele aanbod van Noord-Holland levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid en een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners, toeristen en bedrijven. Uitgaande van de 149 geselecteerde bovenlokale gesubsidieerde culturele instellingen kunnen we concluderen dat de provincie Noord-Holland anno 2013 een heel goed cultureel voorzieningenniveau heeft. Er is een grote diversiteit aan instellingen en de spreiding van voorzieningen is goed. Daarbij tekenen we aan dat de meeste voorzieningen, vanzelfsprekend, in de grotere gemeenten, vooral de tien grote cultuurgemeenten, te vinden zijn. Het culturele aanbod buiten de grotere gemeenten is minder groot. Een deel daarvan heeft alleen een lokale functie en is om die reden niet meegenomen in dit onderzoek. Veel van de lokale culturele infrastructuur zoals amateurkunst en verenigingen drijft van oudsher op burgerinitiatief en vrijwilligers en is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Bezoekersaantallen De staat van de bovenlokale culturele infrastructuur is dus goed, maar de druk van de economische crisis en bezuinigingen wordt bij alle culturele voorzieningen gevoeld. Toch heeft die druk vooralsnog geen effect gehad op de bezoekersaantallen. De meeste instellingen rapporteren zelfs een (lichte) groei in aantal bezoekers. Uitzondering vormen theaters, die met een lichte daling te maken kregen. Ook het aantal sluitingen is beperkt geweest. Wat dat betreft zijn de grootste klappen tot nu toe niet gevallen bij de instellingen met een fysieke locatie, maar bij de uitvoerende gezelschappen. Nieuwe bezuinigingen verwacht Als gevolg van de economische crisis en bezuinigingen is de verwachting voor de komende vijf tot tien jaar wel dat de culturele infrastructuur in Noord-Holland in toenemende mate onder druk komt te staan. Na een periode van ‘kaasschaven’ staan veel gemeenten nu voor een nieuwe bezuinigingsronde en die zal leiden tot sluiting of samenvoeging van instellingen, of zal instellingen dwingen de eigen verdiencapaciteit drastisch te vergroten. Tegelijkertijd veranderen de samenstelling en de behoeften van het (potentiële) publiek door demografische en maatschappelijke ontwikkelingen. Potentieel nieuw publiek Hoewel het cultureel voorzieningenniveau in Noord-Holland dus goed is en de individuele instellingen het vooralsnog goed doen wat betreft bezoekersaantallen is een belangrijke bevinding van dit onderzoek dat culturele instellingen slechts aantrekkelijk zijn voor een deel van het publiek. In dit onderzoek zijn instellingen net als de inwoners en binnenlandse toeristen ingedeeld in zeven leefstijlen (kleuren) en met elkaar vergeleken. Uit de analyse blijkt dat het aanbod zich vooral richt op een beperkt aantal leefstijlen (20% van de bevolking en (binnenlandse) toeristen) terwijl er in alle leefstijlen potentieel nieuw publiek zit. Voor instellingen biedt dit kansen om met hun aanbod en marketing nieuwe doelgroepen te bereiken.
57
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Vergrijzing Noord-Holland krijgt de komende dertig jaar te maken met een toename van de bevolking (van ongeveer 9%) en dat betekent dus ook dat het potentiële publiek voor culturele instellingen groter wordt. Toenemende vergrijzing leidt tot een grotere groep 65-plussers en kleinere groep in de leeftijd 20-65. De groep 65-plussers heeft over het algemeen veel tijd te besteden en beschikt (in toenemende mate) over financiële middelen. Dat is een kans voor culturele voorzieningen, maar tegelijkertijd een uitdaging omdat bereikbaarheid en toegankelijkheid voor deze groep belangrijk is. Bovendien kunnen de anderen leeftijdsgroepen niet genegeerd worden, ook zij blijven belangrijk. Vooral het binden van jongeren is een belangrijke opgave aangezien zij de toekomstige ‘dragers’ van de culturele voorzieningen vormen. Veranderende vraag naar kunst en cultuur Het aantal huishoudens neemt toe in Noord-Holland. Dat betekent meer kleinere huishoudens, vaak eenpersoonshuishoudens. Het gevolg is dat culturele instellingen, nog meer dan nu, rekening moeten houden met afzonderlijke behoeften. De individualisering neemt nog steeds toe en dat betekent dat de invloed van traditie, gemeenschap en overgeleverde waarden en normen afneemt. Culturele instellingen worden gedwongen hun (potentiële) publiek nog beter te leren kennen en op de voet te volgen want voorkeuren en behoeften veranderen razendsnel. Dat wordt mede mogelijk gemaakt door toenemende digitalisering, die vooral bepaald wordt door social media, integratie van digitale media en mobiele communicatie. Meningsvorming vindt dus voor een belangrijk deel plaats in een interactieve setting en is voor culturele instellingen moeilijker te beïnvloeden. Er groeit een generatie op die geen gebruik meer maakt van traditionele media. Daarbij tekenen we aan dat er nog lang – hoe lang is onduidelijk – een situatie zal bestaan waarin oude en nieuwe media naast elkaar blijven bestaan. Een andere ontwikkeling die van invloed is, is de belangstelling van de ‘traditionele’ kunsten, zoals toneel, beeldende kunst, dans en klassieke muziek, versus de belangstelling voor de meer populaire kunstvormen zoals musical, cabaret, film en popmuziek. Die verhouding verschuift naar de populaire kunstvormen. Het betekent dat de traditionele instellingen voor de uitdaging staan om hun programmering aantrekkelijk te houden en, tegen de trend in, nieuwe belangstellenden aan zich te binden. Regionale afstemming en samenwerking De bovengenoemde bezuinigingen en demografische en maatschappelijke ontwikkelingen zullen de regionale culturele infrastructuur van Noord-Holland de komende jaren ingrijpend beïnvloeden. Een invloed die zich niet alleen doet gelden op het vlak van culturele voorzieningen maar van invloed is op het gehele vestigingsklimaat. Gemeenten staan samen met de door hen gesubsidieerde instellingen voor de uitdaging om de ontwikkelingen in goede banen te leiden en samen te werken om de benodigde transformatie van de culturele infrastructuur vorm te geven. En daarbij zijn vooral de tien grootste culturele gemeenten aan zet. Zij kunnen de regionale afstemming en samenwerking, noodzakelijk om de culturele infrastructuur op peil te houden, op gang brengen. Verschillen tussen regio’s De effecten van de ontwikkelingen zullen niet overal in Noord-Holland hetzelfde zijn. Er zijn duidelijke regionale verschillen, tussen Noord-Holland Noord (NHN) en de Metropoolregio
58
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Amsterdam (MRA), maar ook tussen kleinere regio’s onderling. In de MRA is sprake van een hoge dichtheid en grote diversiteit aan voorzieningen, die, ook al is er sprake van clustering en verschraling van cultureel aanbod, relatief goed bereikbaar zullen blijven. In NHN zal clustering en verschraling echter leiden tot een nog grotere fysieke afstand tot voorzieningen en dat heeft gevolgen voor met name minder mobiele inwoners als kinderen en ouderen. Dit vraagt om andere manieren om aanbod en vraag bij elkaar te brengen.
8.2
Aanbevelingen Samenwerking Om de diversiteit en spreiding van voorzieningen in de toekomst te waarborgen is samenwerking tussen gemeenten onderling en met de instellingen op het schaalniveau van de regio cruciaal. Afhankelijk van de regionale situatie, ambities en mogelijkheden kunnen gemeenten een regionale cultuuragenda opstellen. De tien grote cultuurgemeenten zijn hierin leidend. De provincie kan op verzoek de regio faciliteren door het proces aan te jagen, partijen bij elkaar te brengen en binnen de beperkte financiële kaders te ondersteunen met kennis en capaciteit. Regionale samenwerking is dus heel belangrijk maar levert ook een gevaar op. Het kan leiden tot een kritische en rationele kijk op de ‘culturele voorraad’. Het is aan gemeenten en instellingen om zowel de zorgen als de kansen op een open manier met elkaar te bespreken en de regionale factsheets bieden daar voldoende aanknopingspunten voor. Vraaggerichte benadering Het werken met leefstijlen leidt tot een meer vraaggericht cultureel aanbod en biedt kansen voor een (gezamenlijke) marketing. Het betekent niet dat er minder plaats is voor een aanbodgerichte benadering maar wel dat culturele instellingen en subsidiërende overheden zich, op regionale schaal, meer bewust kunnen zijn van een goede mix tussen vraaggericht en aanbodgericht. De MRA zou het evenwicht meer richting aanbod (vernieuwing, productie) kunnen doen uitslaan, terwijl NHN het aanbod meer zou kunnen richten op de vraag van inwoners en toeristen. Amsterdam en de Metropoolregio Amsterdam De gemeente Amsterdam is alleen binnen de MRA meegenomen in dit onderzoek. Amsterdam biedt echter ook het meest omvangrijke culturele aanbod met de grootste uitstraling in de regio, provinciaal, nationaal en internationaal. De MRA heeft een toeristisch recreatief programma waarin voorzieningen en bezoekersstromen in de regio op elkaar worden afgestemd. Een vergelijkbaar initiatief zou een mogelijkheid zijn voor kunst & cultuur. De inhoud van dit rapport kan daarvoor bruikbare informatie leveren. Clustering Op veel plekken in de provincie vindt in de grotere kernen al clustering van voorzieningen plaats. Ook zijn er initiatieven om het aanbod juist buiten de muren en op andere locaties te organiseren. Door fusie en samenvoeging kunnen clusters ontstaan van ‘crossovers’ tussen podiumkunsten, beeldende kunst, erfgoed, onderwijs en informatievoorziening. Wanneer sprake is van clustering van voorzieningen of samenwerking tussen verschillende instellingen, is het goed om na te gaan of de leefstijlbeleving van de afzonderlijke instellingen elkaar kan versterken of juist mogelijk in de weg zit.
59
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
Culturele instellingen De trends en ontwikkelingen en de leefstijlanalyse zijn bruikbaar voor culturele instellingen. Zij kunnen de kleuring van hun instelling koppelen aan de leefstijlen die zich in de omgeving van de instelling bevinden en desgewenst sfeer, toegankelijkheid, programma en accommodatie aanpassen. In de cultuursheets die in deel 3 zijn opgenomen staan tips om de marketing en public relations te verfijnen door deze met leefstijlen te verbinden. Amateurkunst en kleinschalig initiatief Uit de leefstijlanalyse blijkt dat het aanbod van bovenlokale gesubsidieerde culturele instellingen slechts aantrekkelijk is voor een deel van potentiële publiek. Hieruit mag niet de conclusie getrokken worden dat het andere deel van het publiek geen culturele belangstelling heeft en geen activiteiten op dat vlak ontplooit. Een deel van deze mensen heeft een voorkeur voor amateurkunst en kleinschalige culturele initiatieven, voor cultuur gemengd met andere vormen van vrijetijdsbesteding of voor niet-gesubsidieerd aanbod. Dit pleit voor blijvende aandacht voor amateurkunst en kleinschalig initiatief in gemeentelijk cultuurbeleid en voor samenwerking tussen grotere culturele instellingen en kleinere initiatieven en tussen cultuur en andere vormen van vrijetijdsbeleving. Juist in gebieden waar de culturele infrastructuur onder druk staat zouden als tegenbeweging lokale communities kunnen ontstaan die zich inzetten voor culturele voorzieningen. Benadering leeftijdsgroepen De voortschrijdende vergrijzing biedt interessante mogelijkheden voor culturele instellingen. Er moet echter voor gewaakt worden dat de aandacht eenzijdig op 65-plussers komt te liggen. De andere groepen vertegenwoordigen ook veel inwoners. Met het oog op de toekomst is het zeer belangrijk om ook jongeren aan je te binden. Daarnaast moet in het achterhoofd gehouden worden dat alle leeftijdsgroepen gesegmenteerd zijn in leefstijlen met bijzondere wensen en behoeften. Vast of flexibel cultureel aanbod De provincie Noord-Holland kent relatief minder festivals in vergelijking met andere provincies. Waarschijnlijk komt dit doordat Noord-Holland relatief veel culturele voorzieningen heeft. De behoefte aan festivalaanbod is dan kleiner. Maar afgaande op de relatief grote afstanden tot culturele voorzieningen in sommige regio’s, de verwachte effecten van bezuinigingen op culturele instellingen en de ontwikkeling dat podia meer buiten de muren organiseren is een verschuiving naar festivals en incidentele culturele projecten in de toekomst waarschijnlijk en wenselijk. Digitalisering en cultuureducatie Het voortgaande gebruik van nieuwe media en digitalisering van cultuuraanbod vraagt aandacht in cultuureducatie. Die aandacht betreft innovatieve digitale vormen van kunst en cultuur maar ook nieuwe manieren van kijken, lezen en informatie vergaren die ontstaan door veelvuldig gebruik van nieuwe media en sociale media. Up-to-date houden analyse culturele infrastructuur Wij bevelen de provincie Noord-Holland aan om vooral het kwalitatieve deel van de analyse van de culturele infrastructuur over twee jaar te herhalen. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van de periodieke actualisatie van de Leefstijlatlas Noord-Holland. Die biedt inzicht in de mogelijk
60
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
veranderende vraag naar kunst & cultuur onder inwoners en bezoekers en die vraag is onderwerp in het onderzoek onder gemeenten en instellingen. Dat onderzoek vindt plaats met (groeps-) interviews en een enquête. De opbrengst van dit onderzoek biedt inzicht in de staat van de bovenlokale culturele infrastructuur, de ontwikkeling in het publieksbereik, het effect van trends en ontwikkelingen en de mate van (regionale) samenwerking en afstemming in beleid. Wij bevelen de provincie Noord-Holland aan om de kwalitatieve en kwantitatieve vraag/aanbodanalyse in de culturele infrastructuur over vier jaar te herhalen. Op die manier kan worden vastgesteld in hoeverre de culturele infrastructuur kwantitatief en kwalitatief is veranderd en op welke onderdelen. Op een punt zou een belangrijke aanvulling op het onderzoek gedaan kunnen worden. Er zou onderzoek kunnen worden meegenomen over de afstand die cultuurconsumenten bereid zijn af te leggen naar voorzieningen. In combinatie met de informatie over de bereikbaarheid van voorzieningen ontstaat dan een veel nauwkeuriger beeld welke consumenten en welke voorzieningen te kampen hebben met bereikbaarheidsproblemen.
61
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep
62
RAPPORT | Culturele infrastructuur Noord-Holland in beeld | DSP-groep