NOTA BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN – ALGEMEEN DEEL – ZWAKKE SCHAKELS NOORD HOLLAND 2013.08.31 – Versie 11
HHNK kenmerk 13.36630
1. Inleiding en projectomschrijving
De Noord+Hollandse kust wordt beschermd door een rij duinen, die tussen Camperduin en Petten worden onderbroken door het dijklichaam van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering (HPZ). Deze kust heeft een waardevolle functie voor natuur en recreatie. Zowel aan de zee+ als landzijde van de Noord+Hollandse Noordzeekust en in de duinenrijen liggen unieke natuurgebieden (Natura 2000) van internationaal belang. De plaatsen Schoorl, Cam+ perduin, Bergen, Petten en Callantsoog zijn toeristische trekpleisters voor de regio. De HPZ tussen Petten en Camperduin vormt een karakteristieke scheiding in het landschap tussen de laaggelegen polders en de Noordzee. Het hoog+ heemraadschap is als beheerder verantwoordelijk voor de veiligheid van het achterland tegen overstromen en daarmee voor het in stand houden c.q. versterken van de waterkering. Vanuit deze kerntaak toetst het hoogheemraadschap periodiek of de primaire waterkeringen, waaronder de zeeweringen langs de Noordzeekust, nog voldoen aan de wettelijke veiligheidsnorm. Aanwijzing prioritaire Zwakke Schakels Volgens de inzichten uit deze periodieke toetsing van de veiligheid zijn er in 2004 door de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat voor de Noord+ Hollandse kust twee locaties aangewezen die niet meer voldeden aan de veiligheidsnorm. Deze te verbeteren kustvakken zijn aangemerkt als prioritaire Zwakke Schakel. De prioritaire Zwakke Schakels Noord+Holland zijn: 1. De versterking van de HPZ, inclusief de aansluitingen; 2. De versterking van de Duinen Kop van Noord+Holland (DKNH), het gebied vanaf de HPZ tot aan de aansluiting van de duinen op de dijk bij Den Hel+ der (Huisduinen). Bij de versterking van de prioritaire Zwakke Schakels wordt een gecombineerde aanpak (dubbeldoelstelling) van de verbetering van de veiligheid en ruimtelijke kwaliteit voorgestaan (beleidsagenda voor de kust: naar integraal kustzonebeleid (2002), Nota Ruimte ( 2004) en Structuurvisie Infrastruc+ tuur en Ruimte (2012)). Voor alle prioritaire Zwakke Schakels in Nederland zijn onder regie van de provincies integrale planstudies uitgevoerd. Daarbij
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (hierna: hoogheemraadschap) en Rijkswaterstaat (hierna: RWS) werken in het project Zwakke Scha+ kels Noord+Holland samen aan het versterken van de waterkering bij Callantsoog en dijk en duinen tussen Sint Maartenszee, Petten en Camperduin.
1
zijn landwaartse, consoliderende en zeewaartse alternatieven uitgewerkt, waarbij de veiligheidsmaatregelen zoveel mogelijk kansen moesten bieden voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het kustgebied. Samenvoeging van twee Zwakke Schakels tot één integraal project Zwakke Schakels Noord Holland Aangezien beide Zwakke Schakels van Noord+Holland in elkaars verlengde liggen, is de kans aanwezig dat maatregelen voor de ene versterking doorwer+ ken op de andere versterking. Vanwege deze onderlinge samenhang heeft het hoogheemraadschap vanaf 2011 de versterkingsopgave als één integraal project ‘Zwakke Schakels Noord+Holland’ opgepakt.
De kustversterking van de Zwakke Schakels Noord+Holland omvat: 1. De realisatie van een veilige waterkering (voor 50 jaar) met verschillende versterkingsmaatregelen, ruimtelijke inpassingsmaatregelen en mitigeren+ de maatregelen; 2. Het onderhoud van de kust in de te versterken kustvakken. Voor de kustversterking is een maximum projectbudget van 250 miljoen euro, inclusief btw beschikbaar. Dit bedrag is inclusief het benodigde onderhoud van de kust voor een periode van 20 jaar na de aanleg en wordt gefinancierd vanuit het landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma. Dubbeldoelstelling Zwakke Schakels De kustversterking voor de Zwakke Schakels Noord+Holland richt zich op het realiseren van de volgende twee doelstellingen: 1. Het versterken van de te verbeteren kustvakken zodat deze, uitgaande van de nu geldende hydraulische randvoorwaarden (HR 2006), voor een peri+ ode van 50 jaar voldoen aan de wettelijke veiligheidsnorm. Dit betekent dat de kustvakken de komende 50 jaar bestand zijn tegen de verwachte ho+ ge waterstanden en de bijbehorende golfaanval. 2. Het handhaven en waar mogelijk versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Voor het realiseren van de veiligheid hebben RWS, de provincie Noord+Holland (hierna: provincie) en het hoogheemraadschap eind 2011 in het kader van ‘Kust op Kracht’ afspraken gemaakt. ‘Kust op Kracht’ is een samenwerkingsverband waarin deze partijen samen werken aan een veilige en mooie kust. Het omvat twee programma’s: een programma Veiligheid en Inpassing, waarbinnen het hoogheemraadschap met medewerking van RWS een projectplan heeft opgesteld, en een programma Ruimtelijke Kwaliteit. Het programma Veiligheid en Inpassing wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Opgave Project Zwakke Schakels Noord Holland De opgave voor het project Zwakke Schakels Noord+Holland omvat de versterking van de volgende twee kustvakken: 1. De waterkering (duin) bij Callantsoog tussen Rijksstrandpaal (RSP) 11.15 en 12.80; 2. De dijk en duinen tussen Sint Maartenszee, Petten en Camperduin, bestaande uit: a. de Pettemerduinen ten noorden van Petten tussen RSP 17.00 en 20.30; b. het dijklichaam HPZ tussen Petten en Camperduin, tussen RSP 20.30 en 28.94, inclusief de aansluiting op de duinen bij Petten en bij Camper+ duin. De ten zuiden van Camperduin gelegen Schoorlse Duinen zijn als veilig beoordeeld; een kustversterking is daar niet nodig.
2
hoogheemraadschap en RWS. Het programma Ruimtelijke Kwaliteit is een apart programma onder regie van de provincie, in samenwerking met de kust+ gemeenten Bergen en Schagen, Stichting Landschap Noord+Holland en Vereniging Natuurmonumenten (NM). Naast de versterkingsmaatregelen, gericht op het verkrijgen van de vereiste veiligheid, maken ook inpassingmaatregelen en mitigerende maatregelen deel uit van het projectplan voor de kustversterking. Inpassingmaatregelen dragen bij aan het behoud en herstel van bestaande waarden en functies. Samen met het programma Ruimtelijke Kwaliteit dragen de inpassingmaatregelen in het projectplan bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Mitigerende maatregelen neemt het hoogheemraadschap om nadelige effecten op bestaande natuurwaarden te voorkomen of te verzachten. De a) b) c)
nu lopende projectprocedure heeft tot doel: Het voorkeursalternatief (hierna: VKA) om te zetten in een voor beroep vatbaar besluit: het projectplan; Het verkrijgen van de voor de uitvoering noodzakelijke vergunningen en ontheffingen; Het wijzigen van de legger volgens het besluit Legger Kustvak Zwakke Schakels Noord+Holland 2013, zodat de in de Keur Hoogheemraadschap Hol+ lands Noorderkwartier 2009 geregelde bescherming tegen ongewenste inbreuken van derden op de nieuw te vormen waterkering van toepassing is.
De in artikel 5.5 en verder van de Waterwet geregelde projectprocedure begon officieel met de aanvraag van het hoogheemraadschap voor de vereiste vergunningen en het in ontwerp vaststellen van genoemd projectplan en de ontwerp Legger Kustvak Zwakke Schakels Noord+Holland 2013, door het Col+ lege van dijkgraaf en hoogheemraden, het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap, op 26 februari 2013. Deze legger wijst de nieuw te vormen zeewering aan als waterstaatswerk in beheer bij het hoogheemraadschap, zodat de in de Keur geregelde bescherming tegen ongewenste inbreuken van derden op de nieuw te vormen waterkering van toepassing is. De Gedeputeerde Staten van Noord+Holland, het dagelijks bestuur van de provincie (hierna: GS), hebben deze ontwerpen en de van de tot vergunning verlening bevoegde gezagen ontvangen ontwerpbeschikkingen, samen met de voorgeschreven planproducten van 25 april tot en met 6 juni 2013 voor een ieder ter inzage gelegd. De belangrijkste planproducten zijn het projectplan, de milieueffectrapporten (het MER HPZ en MER DKNH, hierna samen: ‘het MER’), de brugnotitie, de passende beoordeling en de ruimtelijke onderbouwing. Gezamenlijk heten ze hierna de ‘planproducten’. GS hebben tegelij+ kertijd de Commissie voor de milieueffectrapportage (hierna: de Commissie) gevraagd een toetsingsadvies uit te brengen over het MER en brugnotitie en om de daarbij binnengekomen zienswijzen te betrekken. Op 2 juli 2013 heeft de Commissie haar conceptadvies uitgebracht, waarin zij constateert dat in het MER informatie ontbreekt die zij essentieel acht voor het meewegen van het milieubelang in de besluitvorming. Aantasting van de natuurlijke ken+ merken van Natura 2000+gebieden en wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zijn niet uitgesloten. De Commissie vindt dat het MER onvoldoende ingaat op mogelijke maatregelen om deze effecten te voorkomen. Zij adviseert daarom voorafgaand aan de besluitvor+ ming een aanvulling op het MER op te stellen. Hierna hebben het hoogheemraadschap, RWS en de provincie, met toestemming van de Commissie, het stuk ‘Nadere informatie n.a.v. toetsingsadvies Commissie MER kustversterking Zwakke Schakels Noord+Holland’ opgesteld om de tekortkomingen die door de Commissie zijn gesignaleerd te herstellen.
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
2. Besluitvorming tot en met vaststellen projectplan
3
In haar definitief toetsingsadvies van begin september 2013 constateert de Commissie: ‘Bij toetsing van het MER constateerde de Commissie dat in het MER informatie ontbrak die zij essentieel acht voor het meewegen van het milieubelang in de besluitvorming. Aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura 2000 gebieden en aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur zijn niet uitgesloten. De Commis sie vond dat het MER onvoldoende ingaat op mogelijke maatregelen om deze effecten te voorkomen. Naar aanleiding hiervan is een aanvulling op het MER4 opgesteld, waarin nader is ingegaan op de gevolgen voor de natuur en de mogelijkheden om deze te voorkomen of te beperken. De Commissie is van oordeel dat het MER en de aanvulling tezamen de essentiële informatie bevatten om het milieubelang volwaardig te kunnen meewegen in de besluitvorming. De aanvullende informatie is helder gepresenteerd en grondig onderbouwd. Per onderdeel is aan gegeven op welke wijze de aanvullende informatie zal worden meegenomen in de besluitvorming’ (rapportnummer 2793–76).
Hierna hebben GS het vastgestelde projectplan goedgekeurd. Bij dit besluit betrokken GS zowel het toetsingsadvies als de zienswijzen. GS legden ver+ volgens de Legger Kustvak Zwakke Schakels Noord+Holland 2013, de van de tot vergunningverlening bevoegde gezagen ontvangen definitieve vergun+ ningen en ontheffingen, het projectplan en de overige planproducten, inclusief het advies van de Commissie en de ‘Nadere informatie n.a.v. toetsingsad+ vies Commissie MER’, samen met het goedkeuringsbesluit voor een periode van zes weken ter inzage. Gedurende deze periode kunnen uitsluitend be+ langhebbenden die eerder een zienswijze hebben ingediend, een beroepschrift indienen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hier+ na: ABRvS). Het recht van beroep komt ook die redelijkerwijs niet verweten kan worden dat zij geen zienswijze hebben ingediend. Zie hiervoor de be+ kendmaking van GS. Deze kunt u nalezen op http://www.noord+holland.nl/web/Actueel/Bekendmakingen.htm.
3. Algemeen deel beantwoording zienswijzen 3.1
Inleiding
De bevoegde gezagen hebben de op hun planproduct of uitvoeringsbesluit betrekking hebbende zienswijzen gecoördineerd behandeld. De door hen ge+ zamenlijk vastgestelde Nota beantwoording Zienswijzen (NBZ) getuigt hiervan. Uiteraard is elk bevoegd gezag in beroep slechts aan te spreken op de besluiten dat het uiteindelijk nam.
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Hierna hebben de tot vergunning verlening bevoegde gezagen de definitieve vergunningen en ontheffingen verleend en kon het College van hoofdinge+ landen, het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap, op 18 september 2013 overgaan tot het vaststellen van het projectplan en de Legger Kust+ vak Zwakke Schakels Noord+Holland 2013. Al deze overheden hebben bij hun besluitvorming de binnengekomen zienswijzen betrokken, voor zover van toepassing, met in achtneming van het definitieve toetsingsadvies van de Commissie.
4
3.2
De clusters aan bezwaren
In de zienswijzen zijn de volgende clusters aan bezwaren te onderscheiden: a) De keuze voor het zandig gaan versterken van de Zwakke Schakels berust op een onjuiste afweging en er zijn betere alternatieven beschikbaar; b) De keuze voor het zandig versterken vormt een ontoelaatbare aanslag op de natuurwaarden in het projectgebied. Voedselrijke strekdammen ver+ dwijnen onder het zand; c) Verlies aan het voor het Natura 2000+ gebied Noordzeekustzone kenmerkende habitattype H1110B (permanent met zeewater overstroomde zand+ banken met een geringe diepte); d) De keuze voor het VKA leidt tot een afname van zoute kwel in het gebied achter de HPZ; e) De overlast voor omwonenden door bouw+ en recreatieverkeer; f) De voorstellen of wensen t.a.v. de inrichting van het gebied dat het hoogheemraadschap zandig versterkt/voorstellen voor het deelproject versterken ruimtelijke kwaliteit; g) Aan het zandig versterken kleven voor betrokkenen dusdanig nadelige effecten dat men in aanmerking wenst te komen voor nadeelcompensatie (vooral van kustvissers, exploitanten strandpaviljoens en belangenbehartigers van (golf)surfers).
4. Keuze zandig versterken van de Zwakke Schakels berust op een onjuiste afweging 4.1
Hoe is tot het VKA ‘100% zandige zeewaartse oplossing’ gekomen?
Het projectplan heeft strikt genomen betrekking op twee Zwakke Schakels: de HPZ en DKNH. Voor beide Zwakke Schakels is een apart milieueffectrap+ port gemaakt. Daarin zijn de milieueffecten van alle redelijkerwijs te onderzoeken alternatieven voor de kustversterking in kaart gebracht en tegen el+ kaar afgewogen. Uit het MER HPZ is de variant ‘Enkelvoudige zandige oplossing van het alternatief ‘Zeewaartse versterking’ als voorkeursalternatief naar voren gekomen. Uit het MER DKNH ‘Alternatief 5’, eveneens een zandige zeewaartse uitbouw. Aangezien beide Zwakke Schakels in elkaars verlengde lig+ gen en dus een onderlinge samenhang hebben, is de versterkingsopgave na afronding van het MER (vanaf 2011) als één integraal project ‘Zwakke Scha+ kels Noord+Holland’ opgepakt. De twee voorkeursalternatieven zijn samengevoegd tot het VKA ‘100% zandige zeewaartse oplossing’. Dat is in het pro+ jectplan uitgewerkt.
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
De bevoegde gezagen hebben besloten de zienswijzen die verschillende keren in de individuele zienswijzen terugkomen, te beantwoorden in het Alge+ meen deel van deze NBZ. Aan elk van deze clusters is een apart hoofdstuk gewijd in de volgorde van bovenstaande opsomming. Bij het beantwoorden van de afzonderlijke zienswijzen hebben zij bij deze onderwerpen een verwijzing naar het betreffende onderdeel van het Algemeen deel van de NBZ ge+ plaatst. Alle overige zienswijzen zijn inhoudelijk beantwoord in deel 2 van de NBZ, namelijk de Afzonderlijke zienswijzen.
5
het MER HPZ zijn vier veiligheidsalternatieven onderzocht, met elk een aantal varianten. De onderzochte alternatieven zijn: Traditionele kruinverhoging; Zeewaartse versterking; Overslagbestendige zeewering; Kruinverhoging met uitbouw ondertalud.
Voor de HPZ is gekozen voor de variant ‘Enkelvoudige zandige oplossing’ van het alternatief ‘Zeewaartse versterking’. Dit is in paragraaf 3.2.2 en bijlage 4 van de brugnotitie uitgebreid onderbouwd. Uit een oogpunt van veiligheid is de zandige oplossing de beste, omdat deze bij wijzigende (klimaat)omstandigheden eenvoudig uit te breiden is. Daar+ mee is de oplossing het meest flexibel en toekomstbestendig. Daarbij is het veiligheidsgevoel bij deze oplossing het grootst omdat het water ver van de bebouwing weg blijft. Bovendien is dit het enige alternatief waarmee de gewenste veiligheid binnen de gestelde termijn (uiterlijk 2015) kan worden gere+ aliseerd. Daarnaast is van belang dat deze oplossing als enige geen binnendijkse aanpassingen vergt. Dit betekent dat er het geringste effect is op binnendijks aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en archeologische waarden. Ook betekent het dat de oplossing het best scoort voor na+ tuur, omdat de effecten op de buitendijkse natuur beter te mitigeren zijn dan de effecten van de andere alternatieven op de binnendijkse Natura 2000+ en EHS+gebieden. Bovendien is het niet nodig dat er door de zeewaartse versterking (grote aantallen) woningen worden gesloopt en is de hinder voor omwonenden het meest beperkt doordat de meeste aanlegwerkzaamheden vanaf zee kunnen plaatsvinden. Verder biedt dit alternatief, met de aanleg van het nieuwe strand voor de HPZ, de meeste kansen voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Zowel door uitbreiding van natuur als door de kansen voor ontwikkeling van toerisme en lokale economie. Voornamelijk door de baten door toerisme en recrea+ tie komt deze oplossing ook als beste uit de Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse (MKBA). Door het geringe effect op het woon+ en leefklimaat en de kansen voor recreatie en toerisme, heeft de gekozen oplossing bovendien het grootste maat+ schappelijke draagvlak. Tot slot heeft de zeewaartse zandige versterking ook bestuurlijk gezien de voorkeur. De oplossing past binnen het rijksbeleid dat een zandige kustver+ sterking wordt aangelegd waar dat kan. In het MER DKNH zijn vijf alternatieven onderzocht, die voor het plangebied van het projectplan allen bestaan uit een vorm van zandige zeewaartse uit+ bouw. Het verschil ligt in de omvang van de uitbouw en de vormgeving ervan. De keuze voor de DKNH voor ‘Alternatief 5’ is in paragraaf 3.3.2 van de brugnotitie onderbouwd. Dit alternatief voorziet in een zeewaartse zandige uitbouw die precies voldoet aan de voor de veiligheid benodigde dimensies. Daarmee geeft het invulling aan de subsidiecriteria ‘sober, robuust en doelmatig’ van het Hoogwaterbeschermingsprogramma van de minister van Infra+ structuur en Milieu (hierna: I&M). Het alternatief sluit bovendien aan bij de ‘Enkelvoudige zandige oplossing’ voor de HPZ. Verder is belangrijk dat dit al+ ternatief het minste ruimtebeslag heeft en daardoor de minste aantasting van aanwezige kwaliteiten voor het landschap, de cultuur en de natuur. Het uiteindelijke VKA ‘100% zandige zeewaartse oplossing’ kent ten opzichte van de gekozen alternatieven voor HPZ en DKNH een paar aanpassingen. De belangrijkste aanpassing is dat er geen maatregelen nodig zijn bij de aansluiting van de duinen op de dijk bij Huisduinen (Den Helder). In 2012 is bij
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
In 1. 2. 3. 4.
6
nadere beschouwing gebleken dat daar geen kustversterking nodig is. Daarnaast zijn er verschillen in de uitvoeringsperiode, de totale hoeveelheid zand en het in te zetten materieel voor de aanleg. In hoofdstuk 4 van de brugnotitie zijn de effecten van het VKA, en daarmee bovengenoemde verschillen ten opzichte van het MER, beschreven. Hieruit blijkt dat de gezamenlijke milieueffecten van het VKA niet groter zijn dan de effecten die beschreven zijn in het MER. De geringe afwijkingen in milieueffecten leiden niet tot de conclusie dat een ander alternatief voor HPZ en/of DKNH de voorkeur moet krijgen.
4.2
Andere alternatieven niet reëel
In verschillende zienswijzen worden alternatieven voor de kustversterking aangedragen die volgens de indieners ten onrechte niet zijn onderzocht en die de voorkeur hebben boven het VKA. Eén van die alternatieven, verharding dijkkruin en binnentalud HPZ, is wel degelijk in het MER HPZ onderzocht, maar in de alternatievenafweging afgevallen. De overige aangedragen alternatieven zijn geen van alle reëel en/of zijn al beoordeeld in de integrale planstudie en daar afgevallen. Zij zijn terecht niet in het MER onderzocht.
Een dergelijk alternatief is in het MER HPZ onderzocht. Het gaat dan om veiligheidsalternatief ‘overslagbestendige zeewering’. Daarin wordt kort gezegd uitgegaan van het aanbrengen van een hard kruinelement op de HPZ en erosiebestendig maken van het binnentalud, gecombineerd met verruwing van het buitentalud. De aanleg van een stabiliteitsberm aan de landzijde, als onderdeel van dit alternatief, is noodzakelijk om een voldoende geotechnisch stabiele constructie te verkrijgen. Het alternatief ‘overslagbestendige zeewering’ is uiteindelijk niet gekozen als voorkeursalternatief. Uit paragraaf 3.2.2 en bijlage 4 van de brugnotitie blijkt waarom niet. In principe zijn alle alternatieven even veilig. De eenvoud van de veiligheidsmaatregel speelt in veiligheid ook een rol. Hoe meer op zichzelf staande veiligheidsmaatregelen moeten bijdragen aan het vereiste veiligheidsniveau, hoe groter de kans dat een van deze elementen op den duur niet meer veilig is; hoe eenvoudiger hoe beter. Hierop scoort het alternatief overslagbestendige zeewering slecht. Verder is het alternatief niet uit te breiden, anders dan door alsnog over te stappen op een ander versterkingsprincipe, bijvoorbeeld zandige vooroeversuppleties. Het alternatief is dus niet flexibel. Verder is het onderhoud van de kruinmuur intensief en zorgt de aan te brengen erosiebestendige laag ervoor dat schade aan de zeewering niet goed waarneembaar is. Ook dat is een veiligheidsrisico. Naast de slechte score op deze aspecten, biedt dit alternatief de minste kansen voor ruimtelijke ontwikkeling. Aanleggen strandhoofden i.c.m. dijkversterking / verlengen strandhoofden in zuidwestelijke richting Er zijn geen alternatieven onderzocht die uitgaan van het aanleggen van nieuwe strandhoofden of verlengen van de bestaande strandhoofden in zuidwes+ telijke richting. Dit soort oplossingen is al beoordeeld in de integrale planstudie en daar afgevallen, onder andere omdat nieuwe constructies haaks op de kust het noordwaarts gerichte netto zandtransport langs de kust onderbreken. Daardoor stokt de zandtoevoer naar de noordelijke gelegen kustdelen. Dat werkt erosie op die locaties in de hand en dus nieuwe veiligheidsproblemen. ‘Harde’ constructies zijn verder bijzonder duur in aanleg en onderhoud. Bo+ vendien zijn ‘harde’ maatregelen niet flexibel naar de toekomst. Tot slot passen zij niet in het rijksbeleid, dat gericht is op de ontwikkeling van veerkrach+
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Verharding dijkkruin en binnentalud HPZ / behoud HPZ met strandhoofden / overslagbestendige dijk
7
tige en daarmee robuuste watersystemen waarin zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de natuurlijke processen. Zandsuppleties dragen bij aan het aan+ vullen van het chronisch zandverlies van het totale kustsysteem: harde verdedigingen doen dat niet. Recreatiehaven voor de kust van Petten Bij alle onderzochte alternatieven bestaat de mogelijkheid voor de aanleg van een recreatiehaven voor de kust van Petten, maar dat is geen doorslagge+ vende factor geweest bij de keuze van het VKA. De aanleg van een recreatiehaven biedt echter geen oplossing voor het veiligheidsprobleem voor de ge+ hele HPZ (golfhoogte, golfoverslag, golfoploop). Daarbij onderbreekt een recreatiehaven voor de kust het noordwaarts gerichte netto zandtransport langs de kust. Daardoor stokt de zandtoevoer naar de noordelijke gelegen kustdelen. Dat werkt erosie op die locaties in de hand en dus nieuwe veiligheidspro+ blemen. Verder is ook dit een ‘harde’ maatregel. Daarmee is de maatregel bijzonder duur in aanleg en onderhoud, niet flexibel naar de toekomst en past de maatregel niet binnen het rijksbeleid, dat gericht is op de ontwikkeling van veerkrachtige en daarmee robuuste watersystemen waarin zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de natuurlijke processen.
Ook het aanleggen van lange dammen, stalen netten met grote keien dwars op de kust of zandankers die zand in de vooroever vasthouden, biedt geen oplossing voor het veiligheidsprobleem. Het is noodzakelijk dat een hoeveelheid zand aangebracht wordt die tijdens maatgevende omstandigheden (wa+ terstanden rond + 5 Nederlands Algemeen Peil [NAP]) effectief de achterliggende waterkering beschermt. De voorgestelde damconstructies vangen enkel langskomend zand in. Dat levert geen bijdrage aan de gewenste verhoging van de veiligheid. Bovendien onderbreken de dammen het noordwaarts ge+ richte netto zandtransport langs de kust. Ook zijn dit ‘harde’ maatregelen die dus niet flexibel zijn voor de toekomst, niet in het rijksbeleid passen en duur zijn in aanleg en onderhoud. Drijvende golfdempers Het realiseren van drijvende golfdempers voor de kust biedt ook geen oplossing voor het veiligheidsprobleem. De mate van golfreductie onder extreme omstandigheden (lange golven) en de bedrijfszekerheid van drijvende golfdempers zijn zeer onzeker. Daarnaast is de veiligheid van de HPZ+waterkering niet alleen afhankelijk van de golfbelasting die door de drijvende golfdempers moeten worden gereduceerd. Het is noodzakelijk dat de waterkering zelf wordt versterkt. Drijvende golfdempers leiden alleen tot zandige aangroei rond de waterlijn. Het effect op het vasthouden van zand is te gering om onder maatgevende omstandigheden hoog water te keren en golfdruk te weerstaan. Daarbij komt dat ook deze maatregel het noordwaarts gerichte netto zandtransport langs de kust onderbreekt. Net als alle ‘harde’ maatregelen is dit al+ ternatief bovendien niet flexibel voor de toekomst, past het niet in het rijksbeleid en is het duur in aanleg en onderhoud. Bollensuppleties Een bollensuppletie is een specifieke vorm van onderwater suppleren, waarbij de suppletie wordt onderverdeeld in een aantal secties met een gedifferen+ tieerde aanleghoogte langs de kust. Zij biedt geen oplossing voor het veiligheidsprobleem (golfhoogte, golfoverslag, golfoploop). Bollensuppleties hebben een experimenteel karakter. De werking ervan is nog niet functioneel, technisch en constructief getoetst. De betrouwbaarheid en onderhoudbaarheid is
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Lange dammen/ stalen netten met keien dwars op de kust / zandankers die zand in de vooroever vasthouden
8
nog niet bewezen. Daarom is dit geen reëel alternatief.
5. Zandig versterken – een ontoelaatbare aanslag op de natuurwaarden Mitigatie hard substraat – hoofdlijn van de aanpassing Door de zandsuppleties waarin het projectplan voorziet, verdwijnt een deel van de in het projectgebied aanwezige strandhoofden onder het zand. Het hard substraat van de strandhoofden heeft een functie als foerageergebied voor steenlopers en scholeksters uit het Natura 2000+gebied ‘Waddenzee’. Om significant negatieve effecten voor deze soorten te kunnen uitsluiten, voorzagen het ontwerp+projectplan en het bijbehorende mitigatie+ en monito+ ringsplan in twee mitigerende maatregelen, te weten: het opwaarderen van de strandhoofden bij Groote Keeten door het aanbrengen van elastocoast én het opwaarderen van bestaande stortbermen van de Waddenzee+dijken op Texel (‘rijke dijken’). In verschillende zienswijzen is gesteld dat het mitigatie+ pakket niet effectief is om significante negatieve effecten te voorkomen.
•
•
•
Bij de effectbeschrijving is uitgegaan van de tellingen van steenlopers en scholeksters in het projectgebied, die in 2011+2013 speciaal voor het effectonderzoek voor de Zwakke Schakels zijn verricht. Deze recentste tellingen zijn qua methode, tijdstip en locatie op het onderzoek toegesne+ den. Dit in tegenstelling tot de gegevens die in de oorspronkelijke Passende beoordeling waren gebruikt. Die waren in grotere telgebieden verza+ meld, deels op ongunstige tijdstippen wat getij betreft. Ten opzichte van de tellingen in de periode 1997+2007 is het aantal steenlopers gelijk ge+ bleven. De aantallen scholeksters zijn, evenals in de Waddenzee, ten opzichte van deze periode afgenomen; In de effectenanalyse is onderscheid gemaakt tussen maximale en seizoen gemiddelde aantallen vogels. De maximale waarde wordt bepaald door het moment waarop het grootste aantal vogels gelijktijdig in het gebied aanwezig is. De seizoen gemiddelden worden berekend als gemid+ delde van de (hoogste) getelde (of geschatte) waarden per maand. De instandhoudingsdoelen voor vogels zijn weergegeven in seizoen gemid+ delden. De beoordeling van de significantie van de effecten moet daarom plaatsvinden op het niveau van seizoen gemiddelden. Op basis van de gegevens van de jaren 2011+2013 is de verhouding seizoen gemiddeld/maximaal bepaald op 0,46 voor steenloper en 0,88 voor scholekster; De effecten van de ingreep en mitigerende maatregelen zijn niet uitgedrukt in voedselareaal (hectares hardsubstraat), maar in aantallen vogels, waarvoor voedsel wordt teruggebracht door uitvoering van mitigerende maatregelen en in aantallen vogels, waarvoor een verhoogde kans op wintersterfte ontstaat door het verdwijnen van voedsel. Het aantal vogels dat daadwerkelijk zal sterven, en daarmee de populatie verkleint, is niet per definitie gelijk aan dit aantal. De steenlopers en scholeksters gaan in andere gebieden foerageren, waaronder vooral ook de Waddenzee. De draagkracht, in termen van voedselbeschikbaarheid, van deze gebieden is in hoge mate bepalend voor de overleving van het totale populatie+ bestand, omdat de populatie in de Waddenzee waarschijnlijk gelimiteerd wordt door de beschikbaarheid van voedsel. Het bepalen van de daad+ werkelijke mortaliteit wordt bemoeilijkt door gebrek aan kennis van de draagkracht van de alternatieve foerageergebieden. Voor de steenloper en scholekster zijn in de significantiebeoordeling aannames gedaan voor de mate waarin de daadwerkelijke mortaliteit zal optreden. Deze werkwijze, waarbij de effecten zijn uitgedrukt in aantallen vogels, is in overeenstemming met de kritiek die in de zienswijzen is geuit;
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Naar aanleiding van de zienswijzen zijn de effecten op de steenloper en de scholekster opnieuw beoordeeld en is de mitigatieopgave opnieuw berekend. De belangrijkste wijzigingen zijn:
9
•
•
De effecten en mitigatie richten zich op de in dat deel van het projectgebied aanwezige vogels die deel uitmaken van de Waddenzeepopulatie (volgens Kersten et al., 2010: voor steenloper en scholekster respectievelijk 57% en 27% van de vogels aanwezig langs de Noord+Hollandse kust); Bij de effectbeoordeling is in de notie verwerkt dat voor het voorkómen van aantasting van natuurlijke kenmerken van de Waddenzee (lees: sig+ nificant negatieve gevolgen) het resteffect van het aantal vogels waarvoor een verhoogde kans op wintersterfte bestaat op voorhand niet nul hoeft te zijn. Ook bij een resteffect van een zekere omvang kunnen voldoende valide argumenten gelden dat dit niet leidt tot de genoemde aan+ tasting en dat daarmee geen strijdigheid is met de Natuurbeschermingswet.
De nieuwe beoordeling heeft geleid tot het toevoegen van één extra mitigerende maatregel bovenop de mitigerende maatregelen die waren opgenomen in het ontwerpprojectplan en bijbehorende mitigatie+ en monitoringsplan (M&M+plan). Deze extra mitigerende maatregel betreft het opwaarderen van de strandhoofden ten zuiden van Callantsoog met elastocoast. Hieronder wordt voor de steenloper en scholekster in een aparte paragraaf toegelicht dat met het nieuwe pakket aan mitigatie significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. In het projectplan, de Passende beoordeling en het M&M+plan zijn de betreffende passages in overeenstemming met het onderstaande aangepast.
In het Mitigatie & Monitoringsplan (M&M+plan) voor Zwakke Schakels heeft het hoogheemraadschap een aantal maatregelen opgenomen die uitgevoerd worden ter mitigatie van de effecten van het verlies van hard substraat. Deze maatregelen zijn: Kwaliteitsverbetering van eenendertig bestaande strandhoofden door middel van Elastocoast: 1. Zestien strandhoofden ten noorden van Groote Keeten; a. Vijftien strandhoofden ten zuiden van Callantsoog; b. Rijke dijk Texel + verhoging van de stortberm van de dijk tussen Oudeschild en Oost; 2. In combinatie met maatregel 1: inrichting van nieuwe hoogwatervluchtplaatsen met foerageermogelijkheden in Noord+Holland (Zandpolder). Planning mitigerende maatregelen De kwaliteitsverbetering van de strandhoofden ten noorden van Groote Keeten is in mei 2013 afgerond. Met de maatregel ten zuiden van Callantsoog wordt dit najaar gestart. Het verhogen van de stortberm van de dijk tussen Oudeschild en Oost op Texel start eind 2013. De hoogwatervluchtplaats Zandpolder I (ongeveer 4 hectare) is reeds ingericht. Najaar 2013 starten de werkzaamheden om Zandpolder II (ongeveer 8 ha) geschikt te maken als hoogwatervluchtplaats voor scholekster en steenloper.
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Kwantificering effecten en effectiviteit mitigerende maatregelen Effect op basis van actuele tellingen van vogels in het projectgebied (2011+2013): • Steenloper: 274+327 seizoensgemiddeld (581+674 maximaal); • Scholekster: 84+114 seizoensgemiddeld (100+132 maximaal).
10
Na realisatie van de mitigerende maatregel duurt het enige tijd voordat er voldoende voedsel is. Voor steenlopers kan in het jaar na realisatie (dat wil zeggen in 2014+2015) al een behoorlijke voedselvoorraad aanwezig zijn. Steenlopers zijn namelijk minder kritisch in hun voedselkeuze, en eten onder andere eenjarige mosselen. Voor de scholekster zal dit langer duren, omdat zij vooral (en vrijwel) uitsluitend op minimaal driejarige mosselen foerage+ ren. De aanleg van de versterking inclusief initieel onderhoudszand zal circa twee jaar in beslag nemen en start volgens planning eind 2013. Het verlies van het hard substraat, en daarmee ook de effecten op de vogels, zal in die periode geleidelijk plaatsvinden. Dit betekent dat na de realisatie van de verster+ king voor de steenloper voldoende vervangend foerageerhabitat is ontwikkeld. Voor de scholekster is een deel van het vervangend habitat niet tijdig ge+ reed, waardoor er tijdelijk sprake is van een groter negatief effect.
Tabel 1: Effectiviteit van de mitigerende maatregelen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen het totaal gerealiseerde foerageergebied en de mitigerende effecten voor dat deel van de vogels die een relatie heeft met de Waddenzee. Onderaan de tabel is aangegeven wat het effect van Zwakke Schakels is vóór en na mitigatie. Alle genoemde cijfers betreffen maximale aantallen, dus geen seizoensgemiddelden. Maatregel
Steenloper
Scholekster
Totaal gerealiseerd foerageergebied (# individuen)
Omgerekend naar foerageergebied populatie Waddenzee (# individuen)
Totaal gerealiseerd foerageergebied (# individuen)
Omgerekend naar foerageergebied populatie Waddenzee (# individuen)
Elastocoast strandhoofden Groote Keeten
176
100
18
4
Verhoging stortberm Rijke dijk Texel
120
120
75
75
Elastocoast en ophogen strandhoofden ten zuiden van Callantsoog
150
85
15
4
Totaal mitigatie Waddenzee
305
83
Effect Zwakke Schakels
674
132
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
De onderstaande tabel 1 geeft een inschatting van de effectiviteit van de drie maatregelen. Omdat de strandhoofden bij Groote Keeten en Callantsoog buiten de Waddenzee liggen, is onderscheid gemaakt in het totaal gerealiseerde foerageergebied en daadwerkelijke mitigerende effect voor het deel van de populatie dat een relatie heeft met de Waddenzee (57% van de steenlopers en 27% van de scholeksters, zie Kersten et al., 2010). De Rijke Dijk Texel ligt aan de rand van de begrenzing van het Natura 2000+gebied de Waddenzee, waardoor voor deze maatregel geldt dat dit allemaal foerageergebied is voor de populaties steenloper en scholekster uit de Waddenzee (vogels die hier geteld worden, worden gerekend tot de Waddenzee+populatie). Onderaan de tabel staat vervolgens aangegeven wat het totale mitigerende effect voor de Waddenzeepopulatie is en het effect van het project Zwakke Schakels is vóór en na mitigatie.
11
Effect Zwakke Schakels na mitigatie
369
49
Significantiebeoordeling De beoordeling van de significantie van de effecten van verlies van hard substraat op steenloper en scholekster vindt plaats op basis van de uitvoering van de maatregelen in het M&M+plan. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van de effecten die zijn bepaald op basis van de meest recente en accu+ rate telgegevens van 2011+2013. • Scholekster: Het resteffect na mitigatie is 49 dieren (uitgedrukt in maximale aantallen getelde vogels). Dit is gelijk aan 43 vogels seizoen gemiddeld (88%1). Dit betekent dat circa 43 van de in het plangebied seizoensgemiddeld aanwezige scholeksters die een relatie hebben met de Waddenzee, te maken krij+ gen met een verhoogde kans op wintersterfte. Deze dieren zullen vanuit het plangebied uitwijken naar andere gebieden langs de Noord+Hollandse kust en Waddenzee. Omdat de draagkracht van de Waddenzee voor scholeksters (waarschijnlijk) onvoldoende is, is het uitgangspunt dat deze dieren te maken krijgen met 100% mortaliteit (worstcase). Dit betekent dat de mortaliteit voor scholeksters als gevolg van de Zwakke Schakels, na mitigatie, 43 individuen betreft. De leidraad bepaling significantie (Steunpunt Natura 2000, 2009) introduceert bij de bepaling van de significantie van effecten, in relatie tot de populatieomvang, de 1%+norm voor additionele sterfte bij vogels. Dit betekent dat een effect niet significant is wanneer de additionele sterfte binnen de populatie van een vogelsoort, als gevolg van een project, niet groter is dan 1% van de natuurlijke sterfte in die populatie. De toepassing van deze norm voor de Zwakke Schakels is als volgt: de populatie scholeksters in het Natura 2000+gebied Waddenzee is naar schat+ ting 100.000 en kent een neergaande trend (2009; passende beoordeling, op basis van www.waddensea+secretariat.org). Een schatting voor de hui+ dige populatie is circa 90.000 vogels; de opgaven in bronnen over natuurlijke jaarlijkse sterfte voor de scholekster variëren van 6% tot 9% [Kersten et al. (2010), Cramp & Simmons (1983), Glutz von Blotzheim (1975)]. Hiervoor wordt een gemiddelde van 7,5% aangehouden: 1% van de natuurlij+ ke sterfte is bij een natuurlijke sterfte van 7,5% op een populatie van 90.000 scholeksters 68 dieren. De additionele sterfte van 43 dieren na aanleg van Zwakke Schakels en na mitigatie is daarmee kleiner dan 1% van de natuurlijke sterfte binnen de populatie. Het resteffect na mitigatie volgens het M&M+plan is derhalve niet significant.
1
Op basis van de gegevens van de jaren 2011+2013 is de verhouding seizoensgemiddeld/maximaal bepaald op 0,88 voor de scholekster.
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Deskundige vogelecologen (Theo Jager van Natuurscope en Marcel Kersten van Ecosense) hebben de hierboven genoemde inschatting van het aantal ex+ tra steenlopers en scholeksters dat gebruik gaat maken van het gerealiseerde extra foerageergebied. De inschatting is gemaakt op basis van het opper+ vlak, de aard en de hoeveelheid voedsel én de beschikbaarheid van het voedsel voor beide soorten. Tevens zijn de resultaten van verschillende onder+ zoeken naar de effectiviteit van elastocoast hierin meegenomen.
12
De maatregelen uit het M&M+plan sorteren pas na enkele jaren maximaal effect voor de scholekster (groei van driejarige mosselen). Op dat moment is voldoende voedsel beschikbaar om het beoogde effect op de draagkracht voor de Waddenzee+populatie te herstellen, waardoor de populatie zich ook kan herstellen tot op het hierbij behorende niveau. Een tijdelijke verhoogde wintersterfte (maximaal 132 vogels op een populatie van 90.000 vo+ gels) wordt daarom grotendeels hersteld (tot op 43 individuen) na effectuering van de mitigerende maatregelen en veroorzaakt geen permanente verlaging van de populatie. Steenloper: Het resteffect na mitigatie is 369 dieren (uitgedrukt in maximale aantallen aanwezige vogels). Dit is gelijk aan 170 vogels seizoensgemiddeld (46%2). Dit betekent dat circa 170 van de in het plangebied seizoensgemiddeld aanwezige steenlopers gerelateerd aan de Waddenzee, te maken krijgen met een verhoogde kans op wintersterfte. Deze dieren zullen vanuit het plangebied uitwijken naar andere gebieden langs de Noord+Hollandse kust en de Waddenzee. In tegenstelling tot de scholekster wordt voor de steenloper niet verwacht dat al deze dieren ook daadwerkelijk sterven. Steenlopers hebben een breed voedselspectrum en kennen een opportunistische leefwijze. Ze zijn veel aanwezig op mosselbanken (en door mossels gedomineerd hard sub+ straat), maar leven daar vooral van andersoortige prooien (Smit et al., 2011). De aantallen steenlopers in recente jaren voldoen aan het instandhou+ dingsdoel voor de Waddenzee (2.300 – 3.000 vogels seizoensgemiddeld). De populatie neemt bovendien toe in de afgelopen 10 jaar. De huidige draagkracht van de Waddenzee is voldoende om het instandhoudingsdoel te bereiken (Smit et al., 2011). Op basis hiervan wordt aangenomen dat een aanzienlijk deel van de vogels uit het plangebied (die hier op foerageerhabitat van zeer hoge kwaliteit verblijven) elders in de regio voldoende voedsel blijven vinden en niet uit de populatie verdwijnen. De feitelijke additionele sterfte door de Zwakke Schakels wordt daarmee als laag geschat (maximaal 25%). Bij een additionele sterfte van 25% betreft dit maximaal 43 vogels. Doordat de huidige populatie voldoende groot is om het instandhoudingsdoel en de positieve trend in de populatie te bereiken, leidt een verlaging van de populatie met 43 vogels niet tot een situatie waarin het instandhoudingsdoel niet langer kan worden bereikt. De omvang van de populatie blijft zich minimaal bewegen rond het maximum van de aangegeven range in het in+ standhoudingsdoel (circa 3.000 exemplaren). Van belang hierbij is ook dat bij de bepaling van het seizoensgemiddelde aantal steenlopers in de Waddenzee, de steenlopers die ook bij de HPZ ver+ blijven (gedurende de maanden die ze daar zijn) niet worden meegeteld. Vanuit het uitgangspunt van externe werking, dat ten grondslag ligt aan de effectbepaling voor de Zwakke Schakels, behoren deze dieren wel tot de populatie van de Waddenzee. De feitelijke populatie van de Waddenzee is daarmee enkele honderden exemplaren groter dan de gepubliceerde aantallen, die gebaseerd zijn op tellingen binnen de grenzen van het Natura
2
Op basis van de gegevens van de jaren 2011+2013 is de verhouding seizoensgemiddeld/maximaal bepaald op 0,46 voor de steenloper.
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
•
13
2000+gebied Waddenzee. Conclusie Het hiervoor staande leidt tot de conclusie dat de uitvoering van het project Zwakke Schakels Noord+Holland na mitigatie niet leidt tot significante nega+ tieve gevolgen voor de steenloper en scholekster. Monitoring en aanvullende mitigerende maatregelen Het effect van het verlies van hard substraat en mitigerende maatregelen wordt gemonitord en geëvalueerd. Wanneer de verwachte mitigatie van het ef+ fect onvoldoende optreedt, neemt het hoogheemraadschap optimalisatie+ en aanvullende mitigerende maatregelen tot het niveau waarop significante ge+ volgen niet langer optreden. In tabel 2 is een overzicht opgenomen van mogelijke optimalisatie van aanvullende mitigerende maatregelen en de effecten daarvan. In overeenstemming met tabel 1 is er in deze tabel onderscheid gemaakt in het totaal gerealiseerde foerageergebied en daadwerkelijke mitige+ rende effect voor het deel van de populatie dat relaties heeft met de Waddenzee (57% van de steenlopers en 27% van de scholeksters, zie Kersten et al., 2010). Steenloper
Scholekster
Totaal gerealiseerd foerageergebied (# individuen)
Omgerekend naar foerageergebied populatie Waddenzee (# individuen)
Totaal gerealiseerd foerageergebied (# individuen)
Omgerekend naar foerageergebied populatie Waddenzee (# individuen)
Verhoging Elastocoast strandhoofden Groote Keeten
90
51
0
0
Aanbrengen Elastocoast + ophogen strandhoofden noordelijk van Julianadorp
150
85
15
4
Verbeteren dijkvoet Huisduinen
80
46
62
16
Tabel 2 Mitigerend effect van mogelijke aanvullende mitigerende maatregelen, aanvullend op de in tabel 1genoemde mitigerende maatregelen, die indien nodig op korte termijn te realiseren zijn. Alle genoemde cijfers betreffen maximale aantallen, dus geen seizoen gemiddelden.
De in tabel 2 gegeven schatting van het aantal extra steenlopers en scholeksters dat gebruik gaat maken van deze mogelijke aanvullende mitigerende maatregelen is uitgevoerd door deskundige vogelecologen (Theo Jager van Natuurscope en Marcel Kersten van Ecosense). Deze schatting is, net als de eerdere inschatting, gemaakt op basis van het oppervlak, de aard en de hoeveelheid van voedsel èn de beschikbaarheid van het voedsel voor beide soor+ ten.
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Maatregel
14
6. Zandig versterken – een onacceptabel verlies aan kenmerkend habitattype H1110B Het maximale oppervlakteverlies als gevolg van voor de kustversterking uit te voeren suppleties, leidt tot een verkleining van de oppervlakte van het ha+ bitattype met een oppervlakte van maximaal 500 hectare bij een onderhoudsfrequentie van 10 jaar. Er zijn geen andere projecten die zorgen voor op+ pervlakteverlies van dit habitattype. Strikt genomen betekent dit dat niet voldaan wordt aan de instandhoudingsdoelstelling ‘behoud van oppervlakte’. De Noordzeekustzone heeft echter een zeer grote oppervlakte en met 145.000 hectare (1.450 km²) is H1110B ruim vertegenwoordigd. De Noordzeekustzo+ ne vormt een zeer dynamisch en veerkrachtig systeem. Tegen deze achtergrond kan een verlies van een te verwaarlozen oppervlak niet gezien worden als een significant effect. Het oppervlakteverlies bedraagt met maximaal 500 hectare ongeveer 0,34% van de totale oppervlakte H1110B in de Noordzee+ kustzone. Het oppervlakteverlies doet ook geen afbreuk aan de kwaliteitsaspecten van het habitattype in de rest van het gebied. Er is geen aantasting van structuur en functie of negatieve invloed op de typische soorten van het habitattype. Het projectgebied vervult geen essentiële ecologische functie ten opzichte van de rest van de Noordzeekustzone. Er zijn geen unieke waarden ter plaatse aanwezig, zoals hoge schelpdierconcentraties of concentra+ ties van typische soorten die elders in de Noordzeekustzone in mindere mate aanwezig zijn of ontbreken. Evenmin foerageren er relevante aantallen zee+ eenden, duikers of andere aan het habitattype H1110B gebonden zeevogels. Geconcludeerd wordt dan ook dat het optreden van een kans op significant negatieve effecten door oppervlakteverlies is uit te sluiten.
De onderhoudssuppleties vinden in principe alleen plaats tegen de vooroever van de meest zeewaarts gelegen brekerbank. Het gaat om een beperkt op+ pervlak vergeleken met de initiële onderwatersuppletie voor de kustversterking. Op dit punt verschilt de projectsituatie niet van de bestaande situatie in de Noordzeekustzone. Langs de gehele Noordzeekust voert RWS periodiek onderhoudssuppleties uit. Ook voor de HPZ is tussen augustus 2008 en maart 2009 een onderwateroeversuppletie uitgevoerd. Door deze periodieke onderhoudssuppleties is de kwaliteit van het habitattype H1110B langs de kust in de bestaande situatie al niet optimaal. De gewenste kwaliteitsverbetering van het habitattype in de Noordzeekustzone moet komen door het terugdringen van de belangrijkste bron van verstoring: de visserij die de bodem beroert. Daarvoor zijn in het beheerplan al maatregelen opgenomen als onderdeel van het VIBEG+akkoord (Visserij in Beschermde Gebieden). Dit betreft onder andere het creëren van een aantal gesloten gebieden voor bodemvisserij. Deze gebieden, die op andere locaties liggen dan het plangebied, lenen zich het best voor kwaliteitsverbetering. De uitvoering van het project staat die maat+ regelen absoluut niet in de weg. Het project brengt het halen van de verbeterdoelstelling niet in gevaar. De tijdelijke en lokale aantasting van de kwaliteit leidt niet tot een verzwaring van de verbeteropgave voor het kwaliteitsaspect. Geconcludeerd wordt dan ook, mede gezien de argumenten die hiervoor zijn gegeven bij het beoordelen van het oppervlakteverlies, dat een kans op het optreden van signifi+ cante effecten door tijdelijke aantasting van de kwaliteit is uit te sluiten.
7. Zandig versterken leidt tot ontoelaatbare afname van zoute kwel achter de HPZ
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Er vindt over een oppervlakte van maximaal 23,9 km² H1110B tijdelijk kwaliteitsverlies plaats door het bedekken van de zeebodem met suppletiezand, waarvan maximaal 5 km² door het kustversterkingsproject en 19,9 km² door overige suppleties in de Noordzeekustzone. Dit komt overeen met 1,6% van de totale oppervlakte H1110B. Binnen maximaal vijf jaar zal de zeebodem volledig hersteld zijn tot de situatie voorafgaand aan de suppletie.
15
7.1
Inleiding
De effecten op het zoutgehalte van het grond+ en oppervlaktewater zijn in 2013 nader onderzocht in het rapport ‘Mogelijke effecten zeewaartse verster+ king HPZ op zoutconcentraties in nabijgelegen polders’ (ARCADIS, 2013). Dit rapport toont aan dat een zeewaartse kustversterking leidt tot een afname van het zoutgehalte in het gebied direct achter de zeewering. De breedte van dit gebied varieert van circa 50 meter in het noorden (ter hoogte van de Abtskolk) tot circa 300 meter meer naar het zuiden (ter hoogte van de Putten). Naarmate de breedte van de kustversterking groter wordt, neemt ook de omvang van het gebied toe waar een verlaging van het zoutgehalte waarneembaar is. De aanleg van de kustversterking zal alleen tot een afname van de zoute kwel leiden direct achter de bestaande dijk, waar zich de kwelsloot bevindt. Dat houdt een chloridegehalte van ongeveer 0,2 g/l in. Het overige ge+ bied blijft brak. De mate van brakheid zal wel afnemen van ‘sterk brak tot zout’ (chloor (Cl): >10 g/l) naar ‘matig tot sterk brak’ (Cl: 5+10 g/l). Het die+ pere grondwater blijft ‘sterk brak tot zout’. Op globale schaal is de afname van het zoutgehalte en de omvang van de verandering redelijk betrouwbaar in te schatten. Desondanks blijft er onzeker+ heid bestaan over de precieze zone die wordt beïnvloed en termijn waarop de effecten optreden. De afname van de zoute kwel is een geleidelijk proces in de tijd waar jaren overheen gaan. Verdere verfijning van de grondwatermodellering leidt niet tot extra zekerheid over de locatie waar een afname van zoutconcentraties door kustversterking optreedt. Hiervoor is te weinig informatie over de bodemsamenstelling en huidige verdeling van zoutgehaltes in de ondergrond.
Ecologische effecten
In het Natuurbeheerplan 2013 zijn de wezenlijke kenmerken en waarden van alle EHS gebieden van Noord+Holland beschreven. Ten aanzien van het zoutgehalte zijn er twee beheertypen relevant: zilt+ en overstromingsgrasland (N12.04) en brak water (N04.03). De zilte graslanden liggen vooral in de Leipolder. Abtskolk en De Putten zijn aangemerkt als brakke wateren. De overige natuurtypen zijn niet afhankelijk van een bepaald zoutgehalte. Zilt en overstromingsgrasland (N12.04) Mogelijke ecologische effecten en veranderingen in de vegetatie en als gevolg daarvan aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden van het EHS+ gebied zijn afhankelijk van de daadwerkelijke kwelsituatie na uitvoering van de kustversterking. Voor een verschuiving van de vegetatie waarbij sprake is van een wezenlijke verandering wordt als kritiek omslagpunt gehanteerd een Cl+gehalte van 3 g/l (bijbehorende verandering in vegetatie is van mesoha+ lien (3+10 g/l) naar oligohalien (0,3+3 g/l)). Gezien de berekende veranderingen van het zoutgehalte is de verwachting dat de bestaande standplaatscon+ dities ‘matig tot sterk brak’ voor veel zoutminnende soorten ook in de toekomst nog ruim voldoende aanwezig zullen zijn. Alleen de smalle zone langs de dijk kan veranderen qua vegetatie. Of er daadwerkelijk sprake zal zijn van veranderingen in de vegetatie hangt ook af van het huidige voorkomen en verspreiden van de zoutminnende plantensoorten. Brak water (N04.03)
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
7.2
16
Er is geen invloed op het zoutgehalte in de Abtskolk door de kustversterking. Het zoutgehalte in de Putten zal iets afnemen. Deze afname van het zout+ gehalte is afhankelijk van de uiteindelijke breedte van de kustversterking. Uit de berekeningen blijkt dat bij de variant met een basisuitwerking voor de kustversterking het zoutgehalte in de Putten blijft voldoen aan de typering ‘brak water’. Bij de variant met een vochtige duinvallei is het niet zeker of dat nog steeds het geval is. Bij deze variant kan een verandering in vegetatie en dus in ecologische functie op voorhand niet helemaal worden uitgesloten. De voorgenomen kustversterking leidt niet tot aantasting van de EHS.
7.3
Monitoring
De afname van het zoutgehalte en eventuele effecten na uitvoering van de kustversterking worden op basis van monitoring vastgesteld. Daarvoor is een monitoringsplan opgesteld. Dit monitoringsplan richt zich op het meten van de veranderingen in het hydrologisch systeem (het peil en de kwaliteiten van grond+ en oppervlaktewater) en toestand van de vegetatie. Bij de voorbereiding van het monitoringsplan worden daarom actuele gegevens over de sa+ menstelling van de vegetatie en verspreiding van zoutminnende planten in het gebied betrokken. Eventuele leemtes worden aangevuld door veldonder+ zoek, zodat een goede nulsituatie wordt vastgelegd.
Mocht tijdens de monitoring blijken dat de afname van zoute kwel kritische grenzen overschrijdt, dan worden mitigerende maatregelen uitgevoerd om de standplaatscondities voor zilte en brakke gemeenschappen te waarborgen. De noodzaak voor aanvullende mitigerende maatregelen wordt bepaald aan de hand van de waterkwaliteit en kwantiteit.
In de voorbereiding van het projectplan is in diverse overleggen met natuurbeheerders gesproken over mogelijke mitigerende maatregelen en is oriënte+ rend onderzoek uitgevoerd naar mogelijke maatregelen. Het gaat dan om: • • •
Wegvangen van zoet infiltratiewater; Plaatsen van kwelbuizen; Afplaggen en afgraven van de oevers;
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Mogelijke veranderingen in de vegetatie en aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden van het EHS+gebied zijn afhankelijk van de daadwerkelijke kwelsituatie na uitvoering van de kustversterking. Voor het waarborgen van de standplaatscondities voor de achter de waterkering aanwezige zilte gras+ landen en zilte en brakke watergemeenschappen is het van belang dat het ondiepe grondwater ook na de kustversterking voldoende brak blijft. Daartoe vindt monitoring plaats. Er worden op voorhand geen maatregelen getroffen om de grondwatereffecten ten verminderen.
17
• •
Veranderen van de waterhuishouding in de Harger+ en Pettemerpolder en in de Abtskolk; Plaatsen van een kwelscherm, als een laatste terugvaloptie.
Het hoogheemraadschap is voornemens nog dit jaar (2013) met natuurbeheerorganisaties een samenwerkingsovereenkomst op te stellen. In deze sa+ menwerkingsovereenkomst worden afspraken vastgelegd om een afname van zoute kwel zodanig te beperken, dat er geen veranderingen van zil+ te/brakke en zoetwater gerelateerde natuur optreden.
8. Overlast voor omwonenden door bouw en recreatieverkeer 8.1
Bouwverkeer
8.2
Recreatieverkeer
Na de uitvoering van de versterking kan er sprake zijn van een lichte verkeerstoename vergeleken bij de bestaande situatie. In het hoogseizoen is dit naar verwachting 3 à 3,5%, buiten het seizoen is dit minder dan 2%. Deze toename hangt samen met een iets grotere aantrekkingskracht van de kust+ zone in het plangebied op recreanten. De grotere aantrekkingskracht vloeit voort uit het aanbrengen van nieuw strand. Om verkeersproblemen en/ of + hinder in de woonkernen te voorkomen, wordt de route van en naar Camperduin via Petten (via de N9 en N502) door een permanente bewegwijzering aangegeven. Op die route is de capaciteit voldoende om de beperkte verkeerstoename te kunnen verwerken. Parkeren Het aantal beschikbare parkeerplaatsen bij de Hondsbossche en Pettemer Zeewering bedraagt circa 1.500. Gerelateerd aan het geschatte aantal dagtoe+ risten van 300.000 per jaar (4 à 5% van totaalbezoek NH kust, bron Bezoekersonderzoek NH kust 2003, Toerisme NH) en de aannamen drie personen per auto en iedereen komt met de auto, betekent dit een gemiddelde bezettingsgraad per parkeerplaats van circa 0,2. Daarmee zijn er gemiddeld geno+ men ruim voldoende parkeerplaatsen nabij de HPZ. Op een beperkt aantal dagen in het hoogseizoen zijn er net als in de bestaande situatie te weinig parkeerplaatsen. Dit tekort aan parkeerplaatsen blijft zo, maar zal, gezien de geringe toename van het aantal bezoekers, niet wezenlijk veranderen. Op
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Bij aanvang van de aanleg van de zandige kustversterking zal er sprake zijn van extra vrachtverkeer. Aangezien het zand vanaf zee wordt aangevoerd, gaat het hoogheemraadschap uit van in totaal circa 100 vrachtbewegingen gedurende de aanlegfase van twee jaar. Het hoogheemraadschap heeft met de aannemer afgesproken dat zijn bouwverkeer steeds via de N9 en N502 naar de HPZ dient te rijden. Hierdoor wordt voorkomen dat bouwverkeer ge+ bruik maakt van de ontsluiting via de Heereweg. Hierdoor leiden de werkzaamheden niet tot extra vrachtverkeer door de dorpskernen van Schoorl en Groet.
18
een dergelijk drukke dag in het hoogseizoen zal er, net als in de bestaande situatie, een veld worden open gesteld voor het parkeren, om zo hinder in de omgeving te beperken.
9. Het versterken van de ruimtelijke kwaliteit Zoals in hoofdstuk 1 staat beschreven, geldt bij het versterken van de Zwakke Schakels met prioriteit een gecombineerde aanpak van de verbetering van de veiligheid en ruimtelijke kwaliteit. Spitst dat hoofdstuk zich toe op het veilig maken van de waterkering, dit onderdeel gaat dieper in op het program+ ma Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels.
Het bestuurlijk overleg Kust op Kracht heeft medio 2011 besloten om het programma Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels, als een zelfstandig pro+ gramma onder regie van de provincie uit te voeren en qua uitvoering los te koppelen van de kustversterking. Wel vindt er een continue ambtelijke en be+ stuurlijke afstemming plaats tussen de feitelijke kustversterking van de Zwakke Schakels en het programma Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels. Op 12 juli 2012 hebben de deelnemende partijen aan het programma Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels een samenwerkingsovereenkomst getekend. Ook het hoogheemraadschap heeft de overeenkomst getekend om daarmee de samenhang en samenwerking met de kustversterking te onderstrepen. PSD van Noord+Holland hebben op 3 juni 2013 een bedrag van 9,7 miljoen euro uit het Uitvoeringsprogramma Kust beschikbaar gesteld voor projecten en/of programma’s ruimtelijke kwaliteit die gekoppeld zijn aan kust+ en dijkversterkingsprojecten. Het budget wordt ingezet voor het aantrekkelijker ma+ ken van de Noord+Hollandse kust door cofinanciering van projecten op het gebied van natuur, recreatie en toerisme. In het toetsingskader van het Uit+ voeringsprogramma Kust (vastgesteld op 3 juni 2013), dat gaat gelden voor nieuwe projecten, is de mogelijkheid opgenomen voor extra projecten Ruim+ telijke Kwaliteit of een extra programma Ruimtelijke Kwaliteit nabij de kustversterking Zwakke Schakels Noord+Holland. Er zijn nieuwe initiatieven voor projecten Ruimtelijke Kwaliteit ontstaan door het ter visie liggen van het ontwerpprojectplan, gesprekken die het hoog+ heemraadschap en de provincie hadden met de ondernemers (o.a. exploitanten strandpaviljoens, agrariërs) en het besluit van 3 juni 2013 van PS. Deze initiatieven zijn in veel gevallen opgenomen in de ingediende zienswijzen. De provincie benadert de indieners van de zienswijzen in het najaar van 2013 faciliteert hen om te komen tot projectvoorstellen Ruimtelijke Kwaliteit die voorgelegd kunnen worden aan GS. Uiteindelijke besluiten PS op voorstel van GS of een project of programma in aanmerking komt voor cofinanciering door de provincie. Naast de projecten uit het programma Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels dragen de inpassingmaatregelen uit het projectplan bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van zowel de land+ als zeezijde. Zo heeft PS van Noord+Holland in november 2012 een bedrag van 2,25 miljoen euro be+
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Vanaf 2009 heeft de provincie samen met de gemeente Zijpe (vanaf 1 januari 2013 Schagen), de gemeente Schagen, Landschap Noord+Holland (LNH), NM en het hoogheemraadschap een programma Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels opgesteld. Dit programma bestaat uit 25 projecten, waaronder het aanleggen en verbeteren van natuurgebieden, verbeteren van strandopgangen, aanleggen van uitkijkpunten en verbeteren van bebording. Deze pro+ jecten liggen vooral aan de landzijde van de HPZ en duinen tussen Petten en Sint Maartenszee. In 2012 zijn er over dit programma besluiten genomen in de directies van LNH en NM, gemeenteraden van Zijpe en Bergen en Provinciale Staten (PS) van Noord+Holland.
19
schikbaar gesteld voor de aanleg en het onderhoud van een fietsverbinding op het aan te leggen veiligheidsduin. Dit fietspad draagt bij aan de ruimtelij+ ke kwaliteit aan de zeezijde en is een inpassingmaatregel in verband met het vervallen van de huidige fietsmogelijkheid op het buitentalud van de HPZ.
Om objectief te oordelen over de waardering van de onderdelen natuur en recreatie van de inschrijvers, heeft het hoogheemraadschap ervoor gekozen dit oordeel over te dragen aan een onafhankelijke commissie van deskundigen. Deze onafhankelijke commissie heeft ter voorbereiding op haar beoorde+ ling overleg gevoerd met de vertegenwoordigers uit de omgeving, die bij de rondetafelgesprekken aanwezig waren. Over het beheer van de op natuurgerichte zone aan de zeezijde van de kustversterking vinden gesprekken plaats met de natuurbeschermingsorganisa+ ties.
10. 10.1
Zandig versterken – aandacht voor de nadelige gevolgen voor derden
nadeelcompensatie
Inleiding
Op dit moment voldoen dijk en duinen tussen Sint Maartenszee, Petten en Camperduin en de waterkering bij Callantsoog niet aan de veiligheidsnorm op grond van de Waterwet. Het is dus noodzakelijk dat er kustversterkende maatregelen worden getroffen. Dat gebeurt met het VKA ‘100% zandige zee+ waartse oplossing’, dat in het projectplan is uitgewerkt. Bij de keuze voor het VKA zijn alle relevante belangen betrokken. In de brugnotitie is uitgebreid gemotiveerd waarom het VKA gekozen is (zie ook paragraaf 3.3). In het projectplan is getracht aan alle betrokken belangen zoveel mogelijk tegemoet te komen. Een project als dit zal echter altijd gepaard gaan met – resterende – negatieve effecten voor bepaalde belanghebbenden. Dat valt niet te voor+
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
De Inpassingsschets is in het kader van de aanbesteding als uitgangspunt meegegeven om het onderscheid in recreatieve zones en de natuurzone duide+ lijk te maken. Voor de natuurzone geldt als dwingende eis dat in die zone tenminste de maximale condities worden gecreëerd voor het laten ontstaan van een natte duinvallei (habitattype H2190). Naast deze harde eis voor de natuurzone heeft de initiatiefnemer het hoogheemraadschap de mogelijkheid om naast de prijs ook gewicht toe te kennen aan andere voor hem belangrijke aspecten. Voor de natuurzone heeft dit geresulteerd in de mogelijkheid om in de aanbesteding meer waardering te geven aan inschrijvers die naast de verplichte eis natte duinvallei een meer diverse natuur te aten ontstaan. Voor de recreatiezone is de mogelijkheid opgenomen in de aanbesteding meer waardering te geven voor het zo aanleggen van het zand, de ontsluiting en de verdere inrichting dat er een optimale invulling wordt gegeven aan de wensen van de strandbezoeker en exploitant. Een strand wordt als aantrekkelijk gezien als het goed toegankelijk is (met als minimum eis tenminste vergelijkbaar met de toegankelijkheid van de huidige stranden van Petten en Cam+ perduin) én zich kenmerkt door een beperkte afstand tussen waterlijn en exploitant. Om inschrijvers tijdens de aanbesteding in staat te stellen zich een beeld te vormen van de wensen van de omgeving, hebben zij gedurende de aanbesteding alle vier individueel met een vertegenwoordiging van de omge+ ving gesproken (de zogenaamde rondetafelgesprekken). Een van de resultaten van deze gesprekken is dat alle inschrijvers hebben toegezegd tijdens de uitvoering in overleg met surfers het zand zo te willen suppleren dat er voor zover mogelijk (golf)surfcondities ontstaan. Met deze eisen en wensen wordt beoogd extra (ruimtelijke) kwaliteit toe te voegen aan de zandige kustversterking.
20
komen. Die effecten zijn echter aanvaardbaar, gelet op het grote belang van de bescherming van ons land tegen hoog water. Hieronder worden de be+ langen besproken waarop volgens indieners van zienswijzen een negatief effect blijft bestaan.
10.2
Surfsport
De strandhoofden en de vakken daartussen maken de kust bij Camperduin, Petten en Callantsoog tot aantrekkelijke locaties voor golfsurfen. Daar waar een zandige versterking over de strandhoofden wordt aangelegd, verminderende omstandigheden voor golfsurfen. Daar staat tegenover dat de zandige versterking andere vormen van surfen niet raakt, waaronder windsurfen en kitesurfen.
Voor recreatieve golfsurfers is er, wanneer bij de zandige versterking de surfmogelijkheden afnemen, voldoende gelegenheid in de omgeving om te sur+ fen. In de eerste plaats gaat het dan om het kustvak ten noorden van Sint Maartenszee, waar nog strandhoofden aanwezig zijn en geen zandige verster+ king plaatsvindt. Daarnaast biedt de Noord+Hollandse kust verschillende andere mogelijkheden om te golfsurfen, zoals bij Bergen aan Zee, Castricum aan Zee, Zandvoort en verder weg in Katwijk en Scheveningen. Er is dan ook geen sprake van een onaanvaardbare aantasting van de surfbelangen. Bij de zandige versterking in de buurt van Camperduin bevindt zich het clubhuis van de windsurfvereniging ‘Windsurfing Hargen’. Zoals eerder aange+ haald nemen de mogelijkheden voor windsurfen niet af. Bij Petten bevindt zich ook een surfschool. Deze school verzorgt lessen in zowel windsurfen als golfsurfen. Bovendien is er mogelijk een effect voor golfsurfers van surfschool Camperduin en activiteiten van ‘de Jongens uit Schoorl’. Effect wordt niet verwacht voor de (golf)surfschool bij Callantsoog. Voor zover de windsurfvereniging en surfscholen (toch) nadeel lijden door de uitvoering van het pro+ jectplan, kunnen zij een beroep doen op de nadeelcompensatieregeling. Daarop wordt in paragraaf 10.6 van dit Algemeen deel ingegaan.
10.3
Strandpaviljoens
De werkzaamheden voor de kustversterking hebben consequenties voor een aantal strandpaviljoens en aanverwante opstallen. Alle strandpaviljoens blij+ ven behouden. Wel moet een aantal paviljoens in Petten en Camperduin verplaatst worden. De strandpaviljoens in Callantsoog blijven hun huidige locatie behouden. Verplaatsing strandpaviljoens en andere opstallen
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Omdat een zandige kust een dynamische kust is, is – ondanks het verdwijnen van de strandhoofden + nog niet exact te voorspellen in welke mate de mogelijkheden voor golfsurfen afnemen. Het hoogheemraadschap streeft ernaar om het beperkend effect op de mogelijkheden tot golfsurfen zo beperkt mogelijk te houden. Daarom heeft het hoogheemraadschap de Surfrider Foundation, een non+profit organisatie gericht op bescherming en gebruik van de zeeën, stranden en golven door middel van actie voeren, conserveren, educatie en onderzoek, uitgenodigd voor gesprekken met (potentiële) aannemers. Tijdens die gesprekken zijn suggesties gedaan voor de exacte vormgeving en het ontwerp van de suppleties, zodat mogelijkheden voor golfsurfers be+ houden blijven. Aannemers hebben aangegeven hieraan mee te willen werken. Als opdrachtgever ondersteunt het hoogheemraadschap dit.
21
Bij de HPZ bij Petten en Camperduin komt een veiligheidsduin, dat over enige honderden meters wordt aangesloten op de bestaande waterkering. Het gevolg hiervan is dat een aantal paviljoens en opstallen (met bijbehorende fundering) verplaatst moet worden. Het betreft strandpaviljoen ‘Zee&Zo’ (RSP 20.21, bij Petten), Reddingsbrigade Petten (RSP 20.07), Reddingsbrigade Camperduin (RSP 26.21) en Strandpaviljoen ‘Luctor et Emergo’ (RSP 26.27 bij Camperduin). Ook de aanwezige kabels en leidingen voor deze strandpaviljoens en opstallen worden verlengd en aangepast. De gemeente bepaalt, in nauw overleg met de paviljoenhouders, de nieuwe locatie. Uitgangspunt is dat de paviljoens in een rechte lijn richting zee verplaatst worden. Indien dat niet mogelijk is, wordt in nauw overleg met de exploitanten gezocht naar een maatwerkoplossing.
Het hoogheemraadschap maakt hierop één volgende uitzondering. Als de versterkingsmaatregelen tot gevolg hebben dat de zeereep ter hoogte van een strandpaviljoen (of een andere opstal) die in het aangegeven studiegebied ligt, ten opzichte van de bestaande trendmatige zeewaartse aangroei duidelijk bovengemiddeld is, beraadt het hoogheemraadschap zich op de vraag of het gestelde in de vorige alinea om nuancering vraagt. Het studiegebied staat aangeduid op de basistekening die bij het projectplan hoort en is aangegeven met een rode doorgaande lijn. De aanleg van de kustversterking aan weerszijden van de paviljoens mag alleen tussen 15 oktober en 15 april plaatsvinden. Paviljoens kunnen in de zo+ mer gewoon geopend zijn (op de huidige dan wel nieuwe locatie). De bereikbaarheid van de paviljoens blijft, ook tijdens de uitvoering van het project, gewaarborgd. Verkleining projectgebied Enkele exploitanten van strandpaviljoens in Callantsoog en ten noorden daarvan (zienswijzen 10, 12, 14, 15, 29 en 43) wensen in aanmerking te komen voor nadeelcompensatie. De waterkering in dit kustvak, de Helderse Zeewering, is in 2002 aangemerkt als Zwakke Schakel en is opgenomen in het studiegebied van het project Zwakke Schakels. Bij extreme omstandigheden slaat teveel water over de dijk. Uit latere studies blijkt dat de Helderse Zeewering, rekening houdend met de nieuwste wetenschappelijke inzichten én het in 2004 vernieuwde buitentalud, geen Zwakke Schakel is. Hier zijn dan ook geen veiligheidsmaatregelen meer nodig. Het projectplan heeft dus geen betrekking op deze waterkering. De strandpaviljoens in dit gebied ondervinden daarom geen hinder van werkzaamheden in het kader van het project Zwakke Schakels.
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
De overige strandpaviljoens worden niet verplaatst door de uitvoering van het project. Verplaatsing van deze paviljoens kan wel aan de orde komen wanneer de geldigheidsduur van de huidige Waterwetvergunning (maximaal 5 jaar) van de strandpaviljoens afloopt en een nieuwe vergunning wordt aangevraagd. De aanvraag van de (nieuwe) Waterwetvergunning wordt door het hoogheemraadschap getoetst aan de ‘Beleidsregels strandpaviljoens en vergelijkbare objecten 2009’. Op basis van dit beleid bepaalt het hoogheemraadschap de nieuwe locatie van het strandpaviljoen. Daarbij wordt rekening gehouden met trendberekeningen van de aangroei van de duinvoet en de beschikbare breedte van het strand. Aan de hand van deze vergunningsyste+ matiek wordt voorkomen dat strandpaviljoens een beperking vormen voor het dynamisch kustbeheer, dat door het hoogheemraadschap gevoerd wordt. Het periodiek zeewaarts verplaatsen behoort tot het normale ondernemersrisico van een strandpaviljoenexploitant en staat los van het project Zwakke Schakels.
22
Het hoogheemraadschap heeft het vernieuwen van watervergunningen aan strandpaviljoenexploitanten in het studiegebied opgeschort, omdat niet viel uit te sluiten dat paviljoens vanwege de versterking tijdelijk verplaatst of gesloten moeten worden. Om de exploitatie rechtens te kunnen voortzetten heeft het hoogheemraadschap de looptijd van de aan hen verleende watervergunningen enkele keren verlengd. Vanwege het afvallen van de Helderse Zeewering als Zwakke Schakel en loslaten van het verbreden van de zandige kust tussen Callantsoog en Den Helder, hervat het hoogheemraadschap de vergunningverlening voor de in dit kustgebied gelegen strandpaviljoens weer. Voor zover de strandpaviljoens voor het verkrijgen van een nieuwe Water+ wetvergunning zeewaarts verplaatst moeten worden, hoort dat tot het normale ondernemersrisico van een strandpaviljoenexploitant. Een dergelijke ver+ plaatsing + met de daarmee gepaard gaande nadelen + staat los van het project Zwakke Schakels.
10.4
Visserij
De afname van de kwaliteit van het visgebied levert nadeel op voor in ieder geval enkele beroepsvissers die specifiek vissen op vissen die hun biotoop hebben tussen de hoofden. Dit effect is meegenomen in de belangenafweging die heeft geleid tot de keuze van het VKA. Helaas is dit effect binnen het VKA niet te voorkomen. Vissers die door de uitvoering van het projectplan nadeel ondervinden, kunnen een beroep doen op de nadeelcompensatierege+ ling (zie paragraaf 10.6). De mogelijkheden van nadeelcompensatie zijn tijdens een bijeenkomst begin juni 2013 besproken en worden in 2013 op indivi+ dueel niveau voortgezet.
10.5
Stuifhinder
In de eerste jaren na de realisatie van de kustversterking zal er waarschijnlijk veel stuifzand zijn. In de jaren daarna wanneer de begroeiing aanslaat en het zandpakket stabiliseert, wordt dit naar verwachting veel minder. In de overige gebieden zijn geen problemen met stuivend zand te verwachten ge+ zien het zandige karakter van de kust in de bestaande situatie en de afwezigheid van bebouwing en infrastructuur.
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Op de locatie waar de kustversterking wordt uitgevoerd, verdwijnt de specifieke biotoop van strandhoofden met daartussen gelegen luwe zones. Vissoor+ ten die aan deze biotoop de voorkeur geven komen na uitvoering van de kustversterking niet of in lagere aantallen voor. Voor het verdwijnen van dit specifieke leefgebied is + voor de beschermde vissoorten die van dit leefgebied afhankelijk zijn + een ontheffing aangevraagd in het kader van de Flora+ en faunawet. De overige vissoorten (die voorkomen op de bijlage van de Visserijwet) zijn niet beschermd, zodat ten aanzien van deze soorten geen ver+ bodsbepalingen worden overtreden. Bij de uitvoering van de werkzaamheden wordt op zodanige wijze gewerkt dat onnodige sterfte van vissen en andere organismen wordt voorkomen.
23
Om overlast door verstuiving van zand te beperken, worden daar waar dat nodig is ter plaatse van het nieuwe duin maatregelen genomen. In ieder geval is er tussen het veiligheidsduin en de dijk een ruimte (zie Afbeelding 5.1), waar het stuifzand deels terecht zal komen. Daarnaast wordt gebiedseigen helm en duindoorn aangeplant, een aarden wal aangelegd en worden schermen van natuurlijke materialen als riet, rijs+ en boshout geplaatst (zie Afbeel+ ding 10.3). Deze maatregelen bevorderen bovendien het natuurlijk proces van duinvorming. Preventief zal het hoogheemraadschap voor de start van het werk bij enkele achter de dijk gelegen woningen een lage aarden wal of wilgenscherm aanleggen. Bij het onderhoud van de openbare ruimte direct ach+ ter het nieuwe strand, worden wegen waar nodig extra geveegd. In een apart anti+verstuivingsplan wordt aangegeven op welke wijze de mogelijke over+ last als gevolg van verstuiving van zand wordt beperkt. Tijdens de realisatie worden klachten bijgehouden. Als blijkt dat ondanks de maatregelen op bepaalde locaties substantiële hinder door stuifzand op+ treedt, worden daar mogelijk specifieke maatregelen genomen. Gedacht kan worden aan het realiseren van extra aarden wallen. Bij het onderhoud van de openbare ruimte direct achter het nieuwe strand, wordt extra gelet op eventuele effecten door stuifzand. Wegen worden waar nodig extra geveegd. Wanneer blijkt dat de grasmat door stuifzand verslechtert, wordt de bekleding van de binnendijk hersteld. Al met al wordt er alles aan gedaan om over+ last door stuifzand te voorkomen. Wanneer een belanghebbende in een concreet geval toch nadeel leidt door stuifzand, kan hij een beroep doen op de nadeelcompensatieregeling. Op deze regeling en de bijbehorende termijn waarbinnen men een verzoek om nadeelcompensatie kan indienen, gaat para+ graaf 10.6 van dit Algemeen deel in.
Nadeelcompensatie
Indien een belanghebbende door de uitvoering van het projectplan schade leidt of zal leiden, kan hij bij het hoogheemraadschap een verzoek om een vergoeding indienen. Het hoogheemraadschap keert een schadevergoeding uit voor zover de schade redelijkerwijs niet ten laste van de indiener moet komen en de schade niet al anderszins verzekerd is. Schade die binnen het normaal maatschappelijk risico valt wordt daarom niet vergoed. Een belanghebbende kan zijn verzoek indienen tot uiterlijk vijf jaar nadat hij heeft vastgesteld dat hij in een wezenlijk nadeligere positie is komen te ver+ keren door de uitvoering van het projectplan. Twintig jaar na het afgerond zijn van de werkzaamheden verjaart elke mogelijkheid om nadeelcompensatie te vragen. Bij de behandeling van een verzoek om nadeelcompensatie past het hoogheemraadschap de Verordening nadeelcompensatie hoogheemraad+ schap Hollands Noorderkwartier 2010 toe. Zie voor meer informatie www.hhnk.nl.
11.
Aanpassingen in planproducten
Passende beoordeling
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
10.6
24
De beschrijving en beoordeling van de effecten van het verlies van hard substraat op steltlopers (paragrafen 5.3.3, 5.4.3, 5.4.5 en 5.4.6) zijn herschre+ ven (zie ook voorgaande hoofdstuk). Ook is de effectiviteit van de mitigerende maatregelen voor het verlies van foerageergebied aangepast. De conclu+ sies over aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura2000+gebieden zijn aangescherpt. M&M plan In het M&M+plan zijn, voor zover van toepassing, de wijzigingen in de Passende beoordeling eveneens aangebracht. Daarnaast is in dit plan een extra mi+ tigerende maatregel opgenomen, namelijk het aanbrengen van elastocoast op nog eens vijftien strandhoofden ten zuiden van Callantsoog.. Tot slot zijn nog aanvullende mitigerende maatregelen opgenomen die het hoogheemraadschap inzet, wanneer uit monitoring blijkt dat de uitgevoerde mitigerende maatregelen onvoldoende bijdragen aan het realiseren van de mitigatieopgave. Ook voor de mogelijke afname van zoute kwel zijn aanvullende mitige+ rende maatregelen opgenomen.
Hoofdstuk: Inleiding en projectomschrijving
Projectplan In het projectplan zijn de teksten over effecten op de waterkwaliteit (zoute kwel) en natuur en de mogelijke aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS aangescherpt en nader onderbouwd, evenals de mitigerende maatregelen. Daarnaast zijn de teksten over het recreatie+ en bouw+ verkeer, de inpassingsmaatregelen voor verstuiving en de strandpaviljoens en over de meegewogen belangen (o.a. surfers, visserij) aangescherpt, evenals de toelichting op de nadeelcompensatieregeling. Ook is de tekst over de bereikbaarheid van de dijk en het strand tijdens de aanleg verduidelijkt, evenals dat het strand rond de strandpaviljoens in ieder geval in de zomerperiode open blijft. Tot slot is een extra hoofdstuk aan het projectplan toege+ voegd dat specifiek ingaat op de zienswijzen op het ontwerpprojectplan.
25
NOTA BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN – AFZONDERLIJKE ZIENSWIJZEN – ZWAKKE SCHAKELS NOORD HOLLAND 12. 12.1
Zienswijzen 1 – 46 Ronald Reeder, te Petten
Zienswijze 1 - Ronald Reeder, te Petten
A
12.2
blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
Indiener stelt voor om de dijk en het strand, alleen indien nodig, voor de veiligheid ter plaatse van de werkzaamheden tijdelijk af te sluiten in plaats van de hele dijk en het strand.
Voorstel tekst aanpassing projectplan. "De bestaande dijk en het huidige strand kunnen tijdens de aanlegwerkzaamheden voor de kustversterking ter plaatse van die werkzaamheden om veiligheidsredenen tijdelijk worden afgesloten. Rondom de bestaande strandpaviljoens wordt in de zomerperiode (15 april - 15 oktober) in een zone van 250 meter breed rondom het paviljoen niet op het strand gewerkt.
Reactie overgenomen in projectplan.
Belangenvereniging Bewoners Voorweg Heereweg, te Schoorl
Zienswijze 2A Belangenvereniging Bewoners Voorweg Heereweg, te Schoorl
letter blz. Samenvatting A Indiener wenst informatie over hoe de verkeersstromen straks in goede banen worden geleid.
Reactie op zienswijze Zie hoofdstuk 8 Algemeen deel NBZ.
Aanpassing planproduct In het projectplan is de eis opgenomen dat het bouwverkeer via de N9 en N502 naar de HPZ moet rijden.
B
Bij aanvang van aanleg van de zandige kustversterking is er sprake van extra vrachtverkeer. Omdat het zand vanaf zee wordt aangevoerd verwachten wij
In het projectplan is de eis opgenomen dat het bouwverkeer
Het verzoek alles in het werk te stellen om het personen- en werkverkeer i.v.m. werkzaamheden
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
letter
26
C
totaal circa 100 vrachtbewegingen gedurende de gehele aanlegfase van twee jaar. In het projectplan wordt de eis opgenomen dat het bouwverkeer via de N9 en de N502 naar de HPZ moet rijden. Hierdoor leiden de werkzaamheden niet tot extra vrachtverkeer door de dorpskernen van Schoorl en Groet. Het verzoek om met alle betrokkenen in overleg te Zie ook hoofdstuk 8 Algemeen deel NBZ. Door de verwachte beperkte toename gaan om de structurele verkeersoverlast over de van het verkeer en de in het antwoord onder A genoemde maatregelen die Voorweg en Heereweg te voorkomen. worden genomen om de beperkte effecten van het project zoveel mogelijk te reduceren, zijn de bevoegde gezagen van mening dat de verkeerssituatie tijdens en na uitvoering van het project vergelijkbaar is met de situatie in de autonome ontwikkeling. Indiener heeft al regelmatig contact met de heer Van der Meer van de gemeente Bergen over de huidige verkeerssituatie op de Voorweg en Heereweg. Zij stellen voor dit onderwerp standaard te agenderen voor deze overleggen.
via de N9 en N502 naar de HPZ moet rijden.
In het projectplan is de eis opgenomen dat het bouwverkeer via de N9 en N502 naar de HPZ moet rijden.
D
Graag verneemt indiener waar en wanneer een plan over de infrastructuur ter inzage ligt/ ter beschikking komt.
Voor uitvoer van het project Zwakke Schakels wordt geen specifiek plan over De zienswijze heeft niet geleid de infrastructuur opgesteld. In onderdeel 9.5 van het projectplan Zwakke Scha- tot het aanpassen van de kels wordt dit onderwerp inclusief voorziene maatregelen behandeld. planproducten.
E
Indiener verneemt graag wie het verantwoordelijk aanspreekpunt is hiervoor.
Voor verkeergerelateerde vraagstukken is in eerste instantie de heer Van der Meer, verkeerskundige van de gemeente Bergen, de contactpersoon. Bij specifieke vragen over (of door) het project Zwakke Schakels Noord-Holland kan indiener via telefoonnummer 072 582 8282 contact opnemen met mevrouw A. Willig-Kos, de omgevingsmanager.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
via de N9 en Petten te laten lopen..
27
12.3 zienswijze 2B Belangenvereniging Bewoners Voorweg Heereweg, te Schoorl
Zienswijze 2B Belangenvereniging Bewoners Voorweg Heereweg, te Schoorl
letter blz. Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
A
Zie hoofdstuk 8 Algemeen deel NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
In hoofdstuk 9 van het projectplan is meer informatie opgenomen (onderdeel 6 luchtkwali- De zienswijze heeft niet geleid teit en onderdeel 7 geluid). Ook in de MER HPZ vindt u in hoofdstuk 16 meer informatie over tot het aanpassen van de luchtkwaliteit en geluid. planproducten. Naar aanleiding van uw opmerking zijn de onderliggende gegevens bekeken en kunnen wij u voor het traject Voorweg/Heereweg voor de aspecten geluid en luchtkwaliteit de volgende aanvullende informatie bieden. Geluid Voor alle geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone van een te wijzigen weg moet bij een wijziging van de weg onderzocht worden of er sprake is van ‘reconstructie’ van die weg, zoals dat is gedefinieerd in de Wet geluidhinder (Wgh). Er is sprake van een reconstructie als uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstige maatgevende jaar zonder maatregelen, met 2 dB of meer wordt verhoogd dan de hoogst toelaatbare geluidsbelasting. In de huidige situatie is geen sprake van een nieuwe situatie in de zin van Wet geluidhinder. Ook worden geen wegen aangepast. Er is dus ook geen sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. In principe zijn de geluidseisen uit de Wet geluidhinder niet van toepassing op deze situatie. Om vast te stellen of er sprake is van relevante geluidstoename [2 dB(A)] vanwege het beoogde plan, is de geluidstoename in de plansituatie onderzocht. Na de uitvoering van de versterking kan er sprake zijn van een lichte verkeerstoename ten opzichte van de bestaande situatie. In het hoogseizoen is dit naar verwachting 3 à 3,5%, buiten het seizoen minder dan 2%. Voor de
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
B
Wanneer de zandige kustversterking gerealiseerd wordt moet er in directe omgeving voldoende infrastructuur zijn. Ontwerpprojectplan en het MER voorzien hier niet in. In het MER ontbreken gegevens voor het traject Voorweg/Heereweg. Indiener is het dan ook oneens met de bewering dat er geen leemten in kennis mogen bestaan die de besluitvorming in de weg staan. Over het in de directe omgeving van het plangebied gelegen traject Voorweg/Heereweg en omgeving is de noodzakelijke relevante kennis niet aanwezig.
28
berekeningen van lucht en geluid is nog een groei meegenomen voor al het verkeer op de Heereweg van 6,5% (getal vanuit een eerdere schatting dat later in het proces door een betere analyse en een second opinion is verfijnd en bijgesteld naar 3 à 3,5%). Dit is dus een zeer conservatieve aanname, op basis van de vorige cijfers is de toename van het verkeer in de rest van het jaar geschat op maximaal 2%.
luchtkwaliteit gebruiksfase In het onderzoek zijn de doorgaande wegen meegenomen in de directe omgeving van het plangebied. Ook is het verkeer van en naar de parkeerplaatsen dicht bij het strand meegenomen. Het gaat om de volgende wegen: N9 (tussen kruising met Damweg en kruising met Stolperweg (N503), Damweg (Schoorl), Voorweg (Schoorl), Heereweg (Schoorl, Groet en Camperduin), Hondbosscheweg, Pettemerweg, Westerduinweg en Stolperweg (N503). Uitgangspunt is dat door het plan het verkeer met 6,5% toeneemt tijdens de zomermaanden juli en augustus. In het luchtonderzoek is echter gehanteerd dat de toename van 6,5% plaatsvindt tijdens het hele jaar. Dit levert in de berekeningen een overschatting op van de jaargemiddelde concentraties. De berekeningen zijn uitgevoerd voor de autonome situatie en de plansituatie voor de jaren 2016 (planrealisatie) en 2025 (10 jaar later). De jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) op de beschouwde wegen varieert van 12,2 (langs Hondbosscheweg) tot maximaal 17,8 µg/m3 (langs de N9) in de plansituatie 2016. De concentratietoename NO2 in de plansituatie 2016 varieert van 0,1 tot maximaal 0,3 µg/m3 vergeleken met de autonome situatie. In de plansituatie 2025 varieert de jaargemiddelde concentratie NO2 op de beschouwde wegen van 10,4 (langs Hondbosscheweg) tot maximaal 13,7 µg/m3 (langs de N9). De toename in de plansituatie vergeleken met de autonome situ-
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Een toename van verkeer met 6,5% (in juli/augustus) leidt tot een geluidstoename van 0,3 dB. In de overige 10 maanden neemt de verkeersintensiteiten met maximaal 2% toe. Over een jaar berekend is dit een gemiddelde toename van ongeveer 2,75% (33 /12). Een toename van 2,75% houdt een stijging van de geluidsbelasting in van 0,11 dB. Een verschil van 0,3 en 0,11 dB is niet waarneembaar voor het menselijk gehoor. Ter vergelijking: een verschil van 1 dB is voor het menselijk gehoor net waarneembaar. Een geluidstoename van 2 dB is goed waarneembaar. Een geluidstoename van 1 dB treedt op wanneer de verkeersintensiteit met circa 25 tot 30% toeneemt. Een geluidstoename van 2 dB doet zich voor bij een verkeerstoename van circa 55 tot 60%.
29
atie is op alle beschouwde wegen 0,1 µg/m3. In de plansituatie 2016 varieert de jaargemiddelde concentratie fijnstof (PM10) op de beschouwde wegen van 12,9 tot maximaal 16,7 µg/m3 . In de plansituatie 2025 varieert de jaargemiddelde concentratie PM10 op de beschouwde wegen van 12,3 tot maximaal 16,1 µg/m3. De toename in de plansituatie 2016 en 2025 vergeleken met de autonome situatie bedraagt op alle beschouwde wegen minder dan 0,1 µg/m3. De concentraties NO2 en PM10 langs de beschouwde wegen voldoen in de plansituatie ruimschoots aan de jaargemiddelde grenswaarden van 40 µg/m3. De indiener is van mening dat de MER onvoldoende en niet de juiste informatie bevat om de besluitvorming over het plan en de voorgenomen maatregelen te ondersteunen. Zo staat op pagina e 443 (2 alinea) dat het lokale verkeer door de kernen Schoorl, Groet en Camperduin naar Petten gaat. Dit leidt tot veel overlast, maar dat wordt niet vermeld.
In een MER gaat het om in kaart brengen en vergelijken van de effecten van de reële alternatieven en niet om het beoordelen van de huidige situatie. Voor wat betreft de huidige verkeerssituatie; zie hoofdstuk 8 Algemeen deel NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
D
Nog meer toename van verkeer past niet in de doelstelling ruimtelijke kwaliteit.
Naar mening van de indiener past een toename van verkeer niet in de doelstelling van ruim- De zienswijze heeft niet geleid telijke kwaliteit. Zoals vermeld is na uitvoering van de versterking sprake van een geringe tot het aanpassen van de verkeerstoename vergeleken met de autonome situatie. De grotere aantrekkingskracht planproducten. komt door het aanbrengen van nieuw strand, maar ook extra natuur. Naar onze mening weegt het positieve effect van deze maatregelen op de leefomgeving op tegen de eventueel nadelige effecten van extra verkeer.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
C
30
12.3
Zienswijze 3 - R. van den Haak, zienswijze ontvangen per e-mail.
Zienswijze 3 - R. van den Haak
letter
blz. Samenvatting
Reactie op zienswijze
A
1
Zie ook hoofdstuk 4 van het Algemeen deel NBZ. Hierin is de alternatieve afweging toege- De zienswijze heeft niet geleid licht voor het voorkeuralternatief dat in het projectplan is uitgewerkt. Ook is toegelicht dat tot het aanpassen van de een optie met drijvende golfbrekers geen reëel alternatief is. planproducten.
Aanpassing planproduct
Zienswijze 4 – Coby Steijn, zienswijze ontvangen per e-mail.
Zienswijze 4 – Coby Steijn, zienswijze ontvangen per e-mail.
letter A
blz. Samenvatting Indiener verwacht negatieve gevolgen van het zandig versterken voor haar woongenot, omdat het nieuwe strand een groot hondentoilet wordt.
Reactie op zienswijze Honden zijn het hele jaar op het strand toegestaan. In de maanden mei tot en met september moeten ze zijn aangelijnd. In de meeste gemeenten is het in Nederland verplicht de hondenpoep op te ruimen. De meeste hondenbezitters (met uitzondering van de bezitters van geleidehonden) zijn gewend om de uitwerpselen op te ruimen en zullen dit ook op het strand doen. De gemeentelijke handhavingsteams en de politie controleren de regels voor aanlijnen van honden en het opruimen van hondenpoep.
Aanpassing Planproduct De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
12.4
Indiener stelt in zijn zienswijze dat een heroverweging van zandsuppleties tegenover golfdempers op zijn plaats is. Door het prijsverschil en omdat drijvende golfdempers de veiligheid ook waarborgen. In tegenstelling tot een zandstrand houden golfdempers het zand vast tijdens een storm.
31
B
Indiener verwacht overlast door stuivend zand voor bijvoorbeeld het buiten ophangen van wasgoed.
Zie onderdeel 10.5 Algemeen deel van NBZ over het onderwerp stuifhinder.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing Planproduct
Indiener verwacht dat de zandig versterkte kust eerder leidt tot een afname van bezoekers en toeristen aan het dorp Petten en geeft de voorkeur aan de eenvoud en de rust van het huidige dorp.
Het project voorziet in de aanleg van een nieuw strand voor de HPZ. Het strand De zienswijze heeft niet geleid recht voor de HPZ krijgt een natuurfunctie. De koppen van het nieuwe strand tot het aanpassen van de krijgen een recreatiefunctie. Zo krijgt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied planproducten. een significante impuls. Dat is de uitdrukkelijke wens van de provincie en de gemeente Schagen, waar het dorp Petten in ligt. Het is een reële verwachting dat het nieuwe strand leidt tot een beperkte toename van het aantal bezoekers. Met zowel een natuurdeel als een recreatiedeel is er sprake van een goede balans tussen rust en toerisme.
12.5 S.A. Kaan-Pennekamp, zienswijze ontvangen per e-mail. Zienswijze 5 - S.A.Kaan-Pennekamp letter
blz.
A
12.6 C.N. Komen, te Warmenhuizen, zienswijze ontvangen per e-mail.
letter
blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
A
1
Indiener stelt in zijn zienswijze een alternatief Het hoogheemraadschap verwijst naar onderdeel 4.2 Algemeen deel van de voor de gekozen 100% zandige zeewaartse NBZ. Hierin is toegelicht dat grote stalen netten met keien dwars op de kust kustversterking: grote stalen netten met kei- geen reëel alternatief zijn. en (zoals in tuinmuren in het klein) dwars op de kust plaatsen.
Aanpassing planproduct De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Zienswijze 6 – C.N. Komen, te Warmenhuizen
32
12.7 Petitie Zand over de Natuur, ingediend door mevrouw Zutt, te Broek op Langendijk namens Vogelwerkgroep Alkmaar e.o., zienswijze ontvangen per e-mail. Zienswijze 7 – Petitie Zand over de Natuur, ingediend door mevrouw Zutt, te Broek op Langendijk namens Vogelwerkgroep Alkmaar e.o. blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
0
Bij de bevoegde gezagen rijst de vraag of de eerste 434 ondertekenaars van de zienswijze op een zodanig tijdstip hun handtekening hebben gezet dat zij kunnen worden beschouwd als indiener van zienswijzen tegen een (voorgenomen) besluit.
Ook al is de petitie zelf binnen de termijn voor het indienen van zienswijzen bij het provinciaal inspraakpunt binnengekomen, een groot deel van de ondertekenaars heeft zijn handtekening gezet op een moment dat noch het hoogheemraadschap, noch een van de andere betrokken bevoegde gezagen zijn besluit had genomen. Tijdens de ondertekening van in ieder geval de ondertekenaars genummerd 1 tot en met 434 waren er geen ontwerpbesluiten genomen. Ook konden de ondertekenaars toen in redelijkheid niet weten welke besluiten de bevoegde gezagen zouden gaan nemen. Het kan daarom in het midden blijven op welk document de ondertekenaars hun handtekening hebben gezet. Onder verwijzing naar art. 6:10, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht verklaren de bevoegde zagen hen niet ontvankelijk in hun zienswijze.
Niet van toepassing.
A
Indiener vreest dat door realisatie van het voorkeursalternatief voedseltekort ontstaat voor de vogels die aan de kust verblijven.
Hierna volgt de bespreking van de zienswijzen. De Noord-Hollandse kust is een foerageergebied voor grote aantallen vogels. De effecten van de kustversterking op vogels zijn onderzocht in de Passende beoordeling. Uit dit onderzoek blijkt dat door het verlies van hard substraat vanwege de versterking er significant negatieve effecten mogelijk zijn op de populaties van de steenloper en de scholekster in het Natura 2000-gebied Waddenzee. In het M&M- plan voor de Zwakke Schakels Noord-Holland zijn daarom maatregelen opgenomen die worden uitgevoerd ter mitigatie (verzachting) van de effecten van het verlies van hard substraat. Hierdoor is het optreden van significant negatieve effecten op de instandhouding van de steenloper en de scholekster uitgesloten. Om te waarborgen dat significante effecten niet optreden, voorziet het M&M-plan bovendien in monitoring van de ontwikkelingen in de aantallen steenlopers en scholeksters in het plangebied en de locaties van de mitigerende maatregelen.
De zienswijze heeft geleid tot een aanscherping van de Passende beoordeling, het M&Mplan en het projectplan. Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
letter
33
Voor meertoelichting en onderbouwing van deze mitigerende maatregelen wordt verwezen naar het mitigatie- en monitoringsplan en naar de Passende beoordeling. Zie ook hoofdstuk 5 Algemeen deel van de NBZ.. B
Indiener vreest dat door realisatie van het voorkeursalternatief voedseltekort ontstaat voor het grootste deel van de Texelse populatie zilvermeeuwen, waardoor deze uitwijken naar campings langs de kust en naar Alkmaar.
Voor de zilvermeeuw - die inderdaad ook op de strand- en stroomhoofden De zienswijze heeft niet geleid foerageert - worden geen bepalingen uit de natuurwetgeving overtreden. De tot het aanpassen van de zilvermeeuw is geen aangewezen soort in het kader van Natura 2000, zodat er planproducten. geen instandhoudingsdoelstellingen gelden. In de voortoets en passende beoordeling zijn mogelijke effecten op de zilvermeeuw daarom niet onderzocht. Uit de toetsing Flora- en faunawet blijkt dat voor zilvermeeuwen geen verbodsbepalingen worden geschonden. Zilvermeeuwen broeden namelijk niet buitendijks. Hun broedplaatsen worden door het project niet verstoord. Er ontstaat voor de mitigatie geen sterkere concurrentie tussen foeragerende zilvermeeuwen en steenlopers en/of scholeksters. De scholeksters, steenlopers en zilvermeeuwen maken samen gebruik van de strandhoofden, zoals in de bestaande situatie ook het geval is.
Indiener vreest door realisatie van het voorVoor de steenloper en scholekster: zie onderdeel A. keursalternatief voor de toekomst van de scholeksters, paarse strandlopers, IJslandse tu- Voor de paarse strandloper en tureluur (waarbij geen onderscheid is gemaakt reluurs en steenlopers. in ondersoorten, zoals de IJslandse)- die inderdaad ook op de strand- en stroomhoofden foerageren - worden geen bepalingen uit de natuurwetgeving overtreden. Beide soorten zijn geen aangewezen soort in het kader van Natura 2000, zodat er geen instandhoudingsdoelstellingen gelden. De werkzaamheden leiden ook niet tot een overtreding van een verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet voor de paarse strandlopers en tureluurs.
De zienswijze heeft geleid tot een aanscherping van de Passende beoordeling en het M&M-plan.
Overigens profiteren de paarse strandloper en de tureluur ook van de mitigerende maatregelen die worden getroffen voor de scholekster en steenloper. Binnen het project wordt dus voorzien in het creëren van alternatieve foerageergebieden voor de paarse strandloper en de tureluur. D
Indiener vreest voor vernietiging van het zeeleven op de zandwinlocaties.
De effecten van de zandwinning zijn in een aparte Passende beoordeling in beeld gebracht. Deze toetsing is integraal opgenomen als bijlage bij de Pas-
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
C
34
planproducten.
E
Door realisatie van het voorkeursalternatief voorziet indiener aantasting van de flora in de Harger- en Pettemerpolder door de afname van zoute kwel.
F
Indiener vraagt zich af waarom de HondsbosDe HPZ heeft geen specifieke beschermde status. Toch geeft de dijk een kasche en Pettemer Zeewering geen beschermde rakteristiek beeld in de Noord-Hollandse kust, waardoor de HPZ behouden status heeft. blijft. Na de realisatie van de kustversterking (vooroeversuppletie, strand en veiligheidsduin) verliest de HPZ haar functie. De HPZ wordt echter niet gesloopt. Doordat de kruin van het veiligheidsduin bij de HPZ niet hoger aangelegd wordt dan de kruin van de bestaande dijk, blijft het karakteristieke beeld van de dijk als lijnelement vanaf de landzijde behouden.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
G
Indiener is tegen de aanleg van een fietspad door de aanwezige dwergstern kolonie.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Indiener ziet geen kansen voor natuur, waar de provincie stelt die kansen er wel zijn. Indiener ziet slechts verliezen voor de natuur door de dwergsternkolonie, zoals de komst van een patattent, strandtent, parkeerterrein en een fietspad. .
In de huidige situatie wordt voor onderhoudswerkzaamheden aan de dijk gebruik gemaakt van het onderhoudspad op het buitentalud van de bestaande dijk. Door de bijzondere ligging van dit onderhoudspad wordt dit ook gebruikt door recreatieve fietsers, ondanks dat dit geen officieel fietspad is. Met de aanleg van een zandige waterkering vóór de dijk komt de noodzaak van het onderhoudspad te vervallen. Na de versterking ligt er mogelijk zelfs veel zand op dit pad, waardoor het gebruik door fietsers wordt belemmerd. Na de aanleg van het veiligheidsduin is de verwachting dat de aantrekkingskracht van het fietspad flink verminderd, omdat er vanaf het bestaande onderhoudspad geen uitzicht op zee meer is. Ter vervanging van de bestaande en niet-officiële fietsverbinding over het onderhoudspad aan de buitenzijde van de bestaande dijk, wordt van Petten naar Camperduin een nieuwe recreatieve fietsverbinding met een breedte van 3,60 meter aangelegd. Het nieuwe recreatieve fietspad komt boven op het veiligheidsduin, dus aan de zeezijde van de HPZ. In het zich van De Kerf ten zuiden van Camperduin tot Kaaphoofd bij Huisduinen uitstrekkend telgebied bevinden zich geen kolonies dwergsterns, noch op het strand, noch in de duinen.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
sende beoordeling van Zwakke Schakels Noord-Holland. De conclusie van de passende beoordeling is dat het optreden van significant negatieve effecten door de zandwinning is uitgesloten. Zie hoofdstuk 7 in Algemeen deel van NBZ.
35
Bron: www.sovon.nl. De dichtstbijzijnde kolonie is op Texel te vinden en op de Razende Bol. Het projectplan voorziet niet in een patattent, strandtent of parkeerterrein. Verwezen wordt naar onderdeel 4.2 van het Algemeen deel van de NBZ. Hierin is de alternatievenafweging toegelicht voor de keuze van het VKA dat in het projectplan is uitgewerkt. Ook is toegelicht dat een optie met (verbeterde) strekdammen geen reëel alternatief is.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Indiener geeft aan dat andere alternatieven beter zijn voor de natuur, omdat er dan geen miljarden mosselen, tienduizenden krabben zeesterren, alikruiken, slakdolven en garnalen levend begraven worden.
Verwezen wordt naar hoofdstuk 4 van het Algemeen deel NBZ. Hierin is de alternatievenafweging toegelicht voor de keuze van het VKA dat in het projectplan is uitgewerkt.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Indiener geeft aan dat andere alternatieven goedkoper zijn.
Bij de afweging van de alternatieven is gebruik gemaakt van een zogenaamde De zienswijze heeft niet geleid MKBA. Beoordelingsaspecten hierbij waren de investeringskosten, ondertot het aanpassen van de houdskosten en ruimtelijke bouwstenen vergeleken met opbrengsten uit replanproducten. creatie/toerisme en waterveiligheid. De kosten van het VKA zijn weliswaar iets duurder dan een traditionele dijkverhoging met binnenwaartse stabiliteitsberm of damwand, maar qua baten komt het VKA als beste uit de bus.
H
Indiener vraagt om te zoeken naar een veilige, duurzame kustversterking waarbij de unieke natuurwaarden van de HPZ met zijn strekdammen behouden blijven.
I
J
Zienswijze 8 - J.W Zwagerman, te Petten letter A
blz. Samenvatting Indiener stelt dat (de uitvoering) van de kustversterking een grote negatieve invloed heeft op de natuur.
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
Uit de milieueffectrapportages komt dat het VKA het minst belastend is voor De zienswijze heeft niet geleid de natuur. Dat betekent niet dat er geen enkel effecten zijn op de natuur. Deze tot het aanpassen van de zijn echter aanvaardbaar. De effecten op beschermde gebieden en bijbehoren- planproducten. de kwalificerende soorten volgens de Natuurbeschermingswet 1998 zijn onderzocht in de Passende beoordeling. Hieruit volgt dat er, ook door de te ne-
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
12.8 J.W. Zwagerman, te Petten, zienswijze ontvangen per e-mail.
36
men mitigerende maatregelen, geen sprake is van significante negatieve effecten.
B
Indiener wordt geconfronteerd met een grote inkomensdaling (beroepsvisser kustvisserij).
De verwachting van de indiener is reëel. Door de zandige versterking trekken De zienswijze heeft niet geleid de door hem genoemde vissoorten uit de directe omgeving van de HPZ weg. tot het aanpassen van de Deze veranderingen hebben duidelijk gevolgen voor de kustvissers die een deel planproducten. van hun inkomen verdienen met visvangst onder de HPZ. Het hoogheemraadschap treedt – onder verwijzing naar onderdeel 3.6.2.1 van het Algemeen deel van de NBZ – met de heer Zwagerman in overleg over de nadeelcompensatie. De indiener dient in zijn verzoek tot nadeelcompensatie te onderbouwen of het (deels) omschakelen op andere vis of het verplaatsen van de visserij naar een andere plek een haalbare oplossing is.
12.9 – H.J. Roersma en N.E. van Brederode, te Petten
letter A
blz. Samenvatting Volgens indieners is de besluitvorming rond het VKA ‘Zand en natuur’ niet zorgvuldig en transparant tot stand gekomen. Zij wijzen erop dat de brief van GS van Noord-Holland aan de minister van Verkeer & Waterstaat (V&W) van juli 2006, waarin voor de HPZ een overslagbestendige dijk is voorzien, niet beschikbaar is als bijlage bij de ter inzage gelegde rapporten. Ook stellen indieners dat het gewijzigde voorstel voor HPZ (‘Zand
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
In het (ontwerp)projectplan is het VKA ’100% zandige zeewaartse oplossing‘ uitgewerkt. In hoofdstuk 2 en 3 van de brugnotitie is stap voor stap beschreven hoe tot dit VKA is gekomen. De keuze van het VKA is een zorgvuldig en transparant proces geweest.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De basis voor het VKA ligt voor de HPZ in het alternatief ’Enkelvoudige zandige oplossing‘. Met die keuze heeft de staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu (IenM) in de brief van 13 juni 2012 ingestemd. Een uitgebreide onderbouwing van de keuze is opgenomen in paragraaf 3.2 van het projectplan en paragraaf
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Zienswijze 9 - H.J. Roersma en N.E. van Brederode, te Petten Zienswijze 23 - Vogelwerkgroep Alkmaar e.o., te Broek op Langedijk Zienswijze 24 - Vogelwerkgroep Alkmaar e.o., te Broek op Langedijk, mede namens Stichting De Faunabescherming, te Amstelveen, H.J. Roersma en N.E. van Brederode, te Petten, Vogelwerkgroep Tringa, te Schagen en Stichting Anemoon, te Bennebroek
37
3.2.2 van de brugnotitie. Zie ook paragraaf 4.1 van het Algemeen deel van deze NBZ. Voor de HPZ kozen GS van Noord-Holland in het voorjaar van 2006 op basis van de in opdracht van de provincie uitgevoerde plan-MER (Integrale beoordeling) in eerste instantie voor een overslagbestendige dijk. Die keuze hebben GS in juli 2006 aan de minister van V&W voorgelegd. Dat is vermeld in paragraaf 2.3 van de brugnotitie. Dat de brief zelf niet ter inzage heeft gelegen, betekent niet dat het proces niet zorgvuldig is verlopen. Voor alle volledigheid is de brief van GS als bijlage A bij deze NBZ toegevoegd, zodat indieners er alsnog kennis van nemen. De keuze voor een overslagbestendige dijk is in 2006 heroverwogen. Redenen waren dat er voor de HPZ rekening werd gehouden met nog zwaardere golven en dat er tegen een overslagbestendige dijk grote maatschappelijke weerstand bleek. Het burgerjaarverslag van de provincie over 2006 (zie bijlage B - blz. 58) vermeldt dat zij veel negatieve reacties ontving, waaronder 1.600 handtekeningen. Voor veel Pettenaren was het idee ‘water over de dijk’ onacceptabel. GS van Noord-Holland hebben heroverwogen en aan de ondertekenaars gemeld met een toelichting (2007-8207). Mede op basis van de rapportage ’Aanvullend versterkingsonderzoek Hondsbossche en Pettemer Zeewering‘ hebben GS op 31 januari 2007 hun voorkeur voor de HPZ bijgesteld naar een robuust ontwerp dat de dijk voor de komende 50 jaar ook bij het maximumscenario van zeespiegelstijging veilig moet maken. Dit gebeurt via vier bouwstenen: + Het aanbrengen van een grote hoeveelheid zand aan de zeezijde van de dijk; + En/of het versterken van het binnentalud van de dijk; + En/of de verhoging van de kruin van de dijk; + En/of het nemen van maatregelen ter remming van de golfoploop aan het buitentalud van de dijk. Hiermee heeft de toenmalige staatssecretaris van V&W in mei 2007 ingestemd, onder voorwaarde dat voor het ontwerp het middenscenario voor zeespiegelstijging wordt gehanteerd.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
en natuur’) van 15 december 2009 betrokken partijen en politiek heeft verrast. De onderliggende argumentatie is volgens indieners niet met hen gedeeld. Verder wijzen indieners erop dat de minister van V&W op 23 augustus 2010 liet weten niet in te stemmen met ’Zand en natuur‘. Dat gebeurde pas in de brief van de staatssecretaris van 13 juni 2012. Volgens indieners communiceert het hoogheemraadschap echter vanaf eind 2009 tijdens bijeenkomsten dat alleen de zandige variant voor HPZ nog bespreekbaar is. Het verschil tussen de reactie van de minister en de communicatie door het hoogheemraadschap komt ook naar voren in de stukken die ter inzage liggen (tabel “Processtappen Zwakke Schakels”). Hierin staat dat de minister positief is t.a.v. de oplossingsrichting, maar voorwaarden stelt.
38
GS hebben de keuze voor ’Zand en natuur‘ in de brief van 15 december 2009 aan de minister van V&W voorgelegd. De minister stelt in zijn reactie van 23 augustus 2010 vast dat ’Zand en natuur‘ in de gekozen uitwerking (kort gezegd) te duur is. Van belang is echter dat de minister inhoudelijk wel instemt met een zandige oplossing. Hij schrijft: “Een zandige versterking van deze kering is een duurzame en robuuste oplossing. De veiligheid en ruimtelijke kwaliteit worden in samenhang verbeterd en 'zand' kent veel draagvlak in de regio. Een zandige oplossing voor de Hondsbossche en Pettemer Zeewering lijkt daarmee een voor de hand liggende keus.” Er moest dus binnen de keuze voor een zandige oplossing een versoberd plan komen. Anders dan indieners suggereren, is het in de communicatie vanaf eind 2009 gegaan over de invulling van de zandige oplossing. In de tabel met processtappen (blz. 13 brugnotitie) waar indieners naar verwijzen, staat over de reactie van de minister: “Positief t.a.v. oplossingsrichting, maar stelt beperkt budget en de eis sober/doelmatig.” Dat geeft de reactie van de minister correct weer. Het versoberde VKA is, onder meer na aanvulling van de MER, het alternatief ’Enkelvoudige zandige oplossing‘ geworden. B
Indieners geven aan dat het MER gelijktijdig met het projectplan en de ontwerpuitvoeringsbesluiten ter inzage heeft gelegen. Volgens indieners dienen MER-procedures te zijn afgerond alvorens een keuze voor een VKA wordt gemaakt en de inspraak voor de plannen en besluiten start. Nu niet alle partijen het over alle aspecten eens waren, mocht volgens indie-
Dat het MER ter inzage wordt gelegd met het ontwerp-projectplan, is dwingend voorgeschreven in artikel 7.30 van de Wet milieubeheer. Dat betekent niet dat bij de keuze van het VKA is voorgesorteerd op het MER. De volledige MERprocedure was gevolgd conform de eisen van de Wet milieubeheer op het moment dat het VKA ’100% zandige zeewaartse kustversterking‘ werd gekozen. Dit is (onder meer) beschreven in paragraaf 2.3 van de brugnotitie. In het MER-proces zijn behalve de betrokken bevoegde gezagen ook bewoners
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Vervolgens is de (besluit)MER gemaakt. Op basis hiervan koos GS in november 2009 voor de HPZ voor het alternatief ’Zand en natuur‘. Dit besluit is gecommuniceerd (persbericht provincie, 17 juni 2009), waarna in De Duinstreek van 24 juni 2009 werd gemeld dat deze oplossing nader uitgewerkt zou worden en daarna formele inspraak zou volgen. De argumentatie voor ’Zand en natuur’ is beschreven in het projectrapport ‘Hondsbossche en Pettemer Zeewering: Zand en natuur’. Dit rapport is tijdens informatiebijeenkomsten uitgereikt en vanaf begin 2010 beschikbaar op internet – zie bijlage C.
39
D
en andere belanghebbenden, waaronder natuurorganisaties, intensief betrokken geweest (onder meer in een stuurgroep, een project- en adviesgroep en diverse interactieve bewonersavonden). Dit proces is beschreven in paragraaf 6.2 van het MER HPZ en MER DKNH. In het MER-proces is voor een ieder de mogelijkheid geweest voor inspraak op de startnotitie en richtlijnen. Indieners van deze zienswijze hebben gebruikgemaakt van de gelegenheid om in te spreken op de startnotitie MER. Hun zienswijze is zowel bij de vaststelling van de richtlijnen voor het op te stellen MER door GS op 10 juni 2008 (2008-27223) als in het advies van de commissie voor de MER meegenomen. De richtlijnen MER zijn bij GS-brief van 4 juli 2008 (2008-33776) aan indieners toegezonden. Het advies van de Commissie MER ligt met het projectplan en de overige planproducten ter inzage. Dat indieners het niet op alle aspecten met de gemaakte afwegingen eens zijn, betekent niet dat die afwegingen niet zorgvuldig zijn gemaakt.
Indieners geven aan dat de uitspraak van de ABRvS over de begrenzing van het Natura 2000-gebied ’Noordzeekustzone‘ niet is afgewacht. De grens is vastgelegd op de laagwaterlijn, terwijl in het beroep wordt aangegeven dat dit de hoogwaterlijn moet zijn. Het afwachten van de uitspraak zou volgens indieners zorgvuldig zijn geweest, omdat wijziging van de grens een grote impact heeft op de planvorming.
In de Passende beoordeling is ervan uitgegaan dat de landwaartse grens van het De zienswijze heeft niet geNatura 2000-gebied ’Noordzeekustzone‘ langs de Noord-Hollandse kust ligt op leid tot het aanpassen van de de laagwaterlijn. Dat is conform het aanwijzingsbesluit van de minister van planproducten. Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) van december 2010.
Volgens indieners waren de argumenten voor de heroverweging van het voorkeursalternatief ’Overslagbestendige dijk‘ voor de HPZ in 2006 niet relevant. Het argument van de veiligheidstoets is volgens indieners in tegenspraak met het feit dat bij de uitwerking van de alternatieven de overslagbestendige dijk is meegeno-
Bij besluit van 14 maart 2011 is de zeewaartse grens van het Natura 2000gebied gewijzigd. In de beroepsprocedure tegen dat besluit werd ook aangevoerd dat de landwaartse grens verplaatst zou moeten worden. Op 19 juni 2013 heeft de ABRvS in deze zaak uitspraak gedaan (zaaknummer 201104368/1/A4). In overweging 6.1 concludeert zij dat de minister van Economische Zaken de landwaartse grens niet hoefde te verplaatsen. De begrenzing uit het aanwijzingsbesluit van december 2010 geldt ook nu nog. De Passende beoordeling is gebaseerd op de juiste uitgangspunten. In 2006 is de keuze voor een overslagbestendige dijk, die oorspronkelijk op basis De zienswijze heeft niet gevan de plan-MER (Integrale beoordeling) voor de HPZ was gemaakt, heroverwo- leid tot het aanpassen van de gen. planproducten. Voor de veiligheid gold dat in 2006 bij het definitief vaststellen van de hydraulische randvoorwaarden bleek dat de belasting vooral voor de HPZ nog zwaarder was dan in 2003 werd verondersteld. Dit betekende een verzwaring van de maatgevende golfbelasting en daarmee ook een toename van de golfoverslag.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
C
ners niet op het MER worden voorgesorteerd en is heroverweging noodzakelijk.
40
F
Voor het alternatief overslagbestendige dijk bleek deze golfoverslag zo groot dat het niet meer reëel was om voor deze golfoverslag passende maatregelen in de vorm van een goot of extra berging te ontwerpen. Daarmee is het aanvankelijk haalbaar alternatief overslagbestendige dijk komen te vervallen. Wat de grote maatschappelijke weerstand betreft is bij punt 1 al aangegeven dat over het alternatief ’Overslagbestendige dijk‘ veel negatieve reacties binnenkwamen, waaronder 1.600 handtekeningen tegen dit alternatief.
Volgens indieners blijft onduidelijk waarom de andere twee varianten niet als voorkeursvariant zijn gekozen. Indieners geven aan dat het project Marina/Petten aan Zee mogelijk een grote rol heeft gespeeld, maar dat is inmiddels geschrapt. Bovendien had een plan voor buitendijks bouwen voor de Noordzeekust vanwege de veiligheidsrisico’s volgens indieners nooit serieus mogen meewegen. Daarbij waren de bewoners van Petten, Camperduin en Groet volgens indieners in meerderheid tegen het project Marina/Petten aan Zee.
De basis voor het VKA ’100% zandige zeewaartse oplossing‘, zoals dat in het pro- De zienswijze heeft niet gejectplan is uitgewerkt, ligt voor de HPZ in het alternatief ’Enkelvoudige zandige leid tot het aanpassen van de oplossing‘. In paragraaf 4.1 van het Algemeen deel van deze NBZ is toegelicht planproducten. hoe tot de keuze voor dit alternatief is gekomen.
Indieners geven aan dat in de brugnotitie wordt gemeld dat er slechts enkele tegenstanders zouden zijn van het gekozen alternatief ’Enkelvoudige zandige oplossing‘. Volgens indieners is het draagvlak voor de zandige variant onder de bevolking nooit onderzocht en is er geen enkele vorm van inspraak geweest. Sinds de keuze voor dit alternatief kon volgens indieners alleen nog worden meegedacht over de zandige oplossing. Dat er wel degelijk grote weerstand is voor de zandige variant, blijkt uit de bijna 1.000 handtekeningen die zijn opgehaald op de website ’Zand over de Natuur’.
Op bladzijde 24 van de brugnotitie is aangegeven dat de gekozen zandige oplos- De zienswijze heeft niet gesing bij de HPZ zeer veel draagvlak heeft in de omgeving. Dat draagvlak is er, leid tot het aanpassen van de omdat niet binnendijks wordt gewerkt. Daardoor treedt er zo min mogelijk hin- planproducten. der op voor bewoners, hoeven er geen woningen te worden gesloopt en worden de grote binnendijkse natuurwaarden niet aangetast. Op dezelfde plaats in de brugnotitie is al aangegeven dat er een aantal personen/partijen in de omgeving is dat geen voorstander is van een zandige oplossing, vanwege het effect op de natuurwaarden van de stroomhoofden. Indieners vallen daar onder. Aan het grote draagvlak in de omgeving doet dat niet af. Dat geldt ook voor de handtekeningen op de website ’Zand over de Natuur‘. De handtekeningen komen voor het overgrote deel van personen die niet in de (wijde) omgeving van het project wonen. Bij punt 1 is al aangegeven dat vanaf de keuze voor het alternatief ’Zand en na-
De kustversterking mag de mogelijke aanleg van Petten aan Zee niet in de weg staan. Conform de Richtlijnen voor het MER HPZ is het project Petten aan Zee meegenomen in de MER-beoordeling. De gekozen kustversterking, het VKA, maakt de aanleg van Petten aan Zee niet onmogelijk. Overigens maakten alle onderzochte alternatieven de ontwikkeling van Petten aan Zee mogelijk. Petten aan Zee was geen doorslaggevende factor. Dat is ook vermeld op bladzijde 69 en 70 van de brugnotitie.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
E
men en alle vier de varianten als even veilig zijn beschouwd. Het argument van de grote maatschappelijke weerstand wordt volgens indieners niet onderbouwd. Indieners stellen dat in ieder geval de natuurorganisaties (Vogelbescherming Nederland en NM) niet op deze keuze waren voorbereid en voorstander bleven van de overslagbestendige dijk.
41
G
Indieners geven aan dat de brugnotitie het beeld schetst van een zorgvuldig overleg met belanghebbenden waarin burgers vertegenwoordigd zouden zijn in een adviesgroep, maar die adviesgroep bleek volgens indieners een gesloten groep waar enkele burgers geen toegang toe kregen. Vertegenwoordiging via de dorpsraad Petten is volgens indieners niet voldoende. Bovendien waren de bijeenkomsten tot de keuze van het voorkeursalternatief slechts informatief. In de workshops daarna kon alleen nog maar meegedacht worden over de zandige oplossing.
De adviesgroepen zijn ingesteld toen er nog sprake was van twee afzonderlijke De zienswijze heeft niet geprojecten. Het hoogheemraadschap heeft steeds aan de gemeenten en provin- leid tot het aanpassen van de cie gevraagd of deze adviesgroepen een goede afspiegeling waren van de beplanproducten. trokken bevolking. Hierop is steeds bevestigend gereageerd. Beide adviesgroepen zijn in 2010 samengevoegd, toen er sprake was van één project. Omdat destijds is ingezet op een zandige versterking, is de groep uitgebreid met vertegenwoordigers van paviljoenhouders en surfers. Zoals de naam al aangeeft, heeft deze groep een adviserende rol gehad. Voorafgaand aan ieder besluitvormingsmoment zijn er door het hoogheemraadschap informatiebijeenkomsten georganiseerd, waarop iedereen in de gelegenheid is gesteld kennis te nemen van de planvorming en daarop te reageren. Bij punt 1 is al aangegeven dat het logisch is dat vanaf de keuze voor het alternatief ’Zand en natuur‘ eind 2009 de consultatie van omwonenden en belanghebbenden gericht was op de invulling van de zandige oplossing.
H
Volgens indieners ontbreekt informatie over de veiligheidsberekeningen in de rapporten.
In de milieueffectrapportages is uitgebreid ingegaan op de veiligheidsaspecten van alle alternatieven. In het MER HPZ is dat in paragraaf 9.2. In het (ontwerp)projectplan is in paragraaf 5.3 toegelicht aan welke veiligheidseisen het gekozen VKA voldoet. De onderliggende veiligheidsberekeningen zijn niet opgenomen. Dat is ook niet nodig om de milieueffectrapportages en het (ontwerp)projectplan te begrijpen. Om tegemoet te komen aan de wensen van indieners, wordt informatie over de veiligheidsberekeningen als bijlage D bij deze NBZ gevoegd. De in bijlage D opgenomen informatie betreft een rekenvoorbeeld voor de in het MER onderzochte 2D-variant en is ter illustratie bijgevoegd.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
tuur‘ eind 2009 de consultatie van omwonenden en belanghebbenden gericht was op de invulling van de zandige oplossing.
42
J
K
Bij de keuze voor het VKA waren volgens indieners voor de vier alternatieven de gegevens van de bestaande grote natuurwaarden van het getijdengebied langs de HPZ (vooral voor de steenlopers, scholeksters en grote sterns) nog niet zorgvuldig in kaart gebracht en (on)mogelijkheden voor mitigatie waren nog niet duidelijk.
Bij de keuze van het alternatief ‘Enkelvoudige zandig oplossing‘ voor de HPZ zijn de relevante natuurwaarden wel degelijk in kaart gebracht. De natuurwaarden zijn onderzocht in het MER HPZ (zie hoofdstuk 4, 5 en 12 MER HPZ).
De benoeming van de suppletie als zandmotor houdt volgens indieners in dat de MERprocedure moet worden aangepast aan de eisen die zijn gesteld voor de uitvoering van de zandmotor.
Het project voorziet niet in een zandmotor. Een zandmotor is een suppletie van De zienswijze heeft niet geeen geheel andere schaal dan in het project wordt uitgevoerd. Een zandmotor is leid tot het aanpassen van de een schiereiland van zand voor de kust dat boven water uitkomt. Dat heeft anplanproducten. dere effecten dan de onderwateroeversuppleties waarin het projectplan voorziet. Op bladzijde 41 van de brugnotitie staat dat de zanduitbouw, waarin het VKA voorziet, morfologisch gezien werkt als een soort zandmotor voor de naastgelegen kustvakken in noordelijke richting. Dat betekent een lagere onderhoudslast
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De natuurwaarden zijn ook meegenomen in de afweging. Voor de beoordelingscriteria ’Natura 2000‘ en ’EHS‘ treden de effecten van het gekozen alternatief alleen buitendijks op. Bij de overige alternatieven is het buitendijkse ruimtebeslag minder, maar ontstaat er wél binnendijks ruimtebeslag. Hierdoor zijn er ook in de aangrenzende binnendijkse Natura 2000- en EHS-gebieden effecten. Bij de keuze voor het VKA heeft meegespeeld dat de effecten van het VKA op de buitendijkse natuur beter te mitigeren zijn dan de effecten van de andere alternatieven op de binnendijkse Natura 2000- en EHS-gebieden. Indieners stellen dat de bestaande natuurwaarBij de keuze van het alternatief ’Enkelvoudige zandig oplossing‘ voor de HPZ wa- De zienswijze heeft niet geden zo groot zijn in vergelijking tot wat er voor ren de relevante bestaande natuurwaarden in kaart gebracht. Dat geldt ook leid tot het aanpassen van de terugkomt en de mogelijkheden voor mitigavoor de effecten op natuur van de andere (binnendijkse) alternatieven. De naplanproducten. tie/compensatie zo gering, dat de afwegingstabel tuurwaarden waren onderzocht in het MER HPZ (zie hoofdstuk 4, 5 en, met navooral voor natuur er heel anders uit moet zien. me, 12 MER HPZ). In de afwegingstabel op bladzijde 60 van de brugnotitie De uitgangspunten bij de beoordeling van de na- scoort het alternatief ’Enkelvoudige zandige oplossing‘ het beste, omdat de eftuurwaarden en mitigatie kloppen volgens indie- fecten op Natura 2000 en EHS het kleinst zijn. Dit is op bladzijde 62 van de brugners niet. Zij verwijzen naar hun zienswijzen om- notitie onderbouwd. Niet duidelijk is waarom de afwegingstabel er anders uit trent de Passende beoordeling, waarin zij aange- zou moeten zien. ven dat de mitigatie niet voldoende zal zijn. Mitigerende maatregelen zijn nodig voor de steenloper en scholekster uit het Natura 2000-gebied Waddenzee. Hierop wordt in hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ ingegaan. Onderbouwd wordt dat voldoende mitigerende maatregelen worden genomen om significant negatieve effecten te voorkomen.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
I
43
voor DKNH. Dit effect is ook onderkend in het MER HPZ (bladzijde 182). Door de zandsuppletie wordt de kaappositie van de HPZ versterkt. De benoeming van de suppletie als zandmotor is in tegenspraak met uitspraken over de nadelen van de kaappositie van de HPZ.
M
Indieners geven aan dat een groot deel van de populatie binnendijks broedende scholeksters verdwijnt, omdat hun foerageergebied buitendijks verdwijnt. Dat is volgens hen niet onderzocht en gewogen.
N
Het effect op de waterhuishouding is volgens indieners fout berekend. Op grond van studies van Arcadis (2011, 2012 en 2013) moet volgens hen worden geconcludeerd dat in een zone van 200 tot 300 meter landwaarts van de HPZ een totale verzoeting van het thans zeer waardevolle brakke tot zoute ecosysteem plaatsvindt. Daardoor gaan alle karakteristieke natuurwaarden verloren. Ook is geen aandacht besteed aan het tegengaan van de afname van zoute kwel. Op basis
De HPZ vormt op dit moment een duidelijke ‘kaap’ (dat wil zeggen een enigszins in zeewaartse richting verschoven kustlijn), waarbij de zandige kust lokaal wordt onderbroken door een hard bouwwerk. Consequentie hiervan is dat in de bestaande situatie het noordwaarts gerichte netto zandtransport wordt onderbroken en er ter hoogte van de HPZ erosie plaatsvindt. In de nieuwe situatie wordt ter hoogte van de HPZ een enigszins zeewaarts gelegen, meer vloeiende kustlijn aangelegd, waardoor het genoemde kaapeffect teniet wordt gedaan. De erosie zal – ruimtelijk gezien - een meer geleidelijk karakter krijgen, waardoor er van een echte kaappositie geen sprake meer is. Van het versterken van de kaappositie is juist geen sprake. Het aan de zeezijde van de HPZ aangebrachte zand voedt deels de noordwaarts gelegen kustdelen. Dit is bedoeld waar wordt gezegd dat de zandsuppleties werken als een soort zandmotor. Dit effect treedt geleidelijk op en leidt niet tot het ontstaan van een nieuwe kaappositie. Voor de scholeksters die in de omgeving van de HPZ binnendijks broeden, geldt dat zij in de binnendijkse Natura 2000-gebieden niet zijn aangewezen als kwalificerende vogelsoort. Eventuele effecten op deze scholeksters zijn in de Passende beoordeling daarom niet meegenomen. Het is mogelijk dat minder scholeksters binnendijks zullen broeden, omdat de foerageermogelijkheden voor de HPZ afnemen. Zij hebben voldoende uitwijkmogelijkheden, onder meer in het grasland achter de dijk. Uit de toetsing Flora- en faunawet blijkt dat ten aanzien van de binnendijks broedende scholeksters geen verbodsbepalingen worden geschonden. De broedplaats van de scholekster is niet jaarrond beschermd.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
In hoofdstuk 7 van het Algemeen deel van deze NBZ is onderbouwd dat er sprake kan zijn van een afname van zoute kwel en dat dit wordt gemonitord en zo nodig maatregelen worden genomen. Van het verloren gaan van karakteristieke natuurwaarden is geen sprake. Omdat er geen karakteristieke natuurwaarden verloren gaan, is dit evenmin een factor in de alternatievenafweging.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
L
44
van het beleid van de provincie worden natuurwaarden binnen de EHS gecompenseerd, en wel vóór het hoogheemraadschap het project start. Aan compensatie/mitigatie is geen aandacht besteed. In het MER wordt er volgens indieners ten onrechte van uitgegaan dat het VKA niet leidt tot een afname van het chloridegehalte. Dit beïnvloedt volgens hen de alternatievenafweging.
P
Volgens indieners zijn de te verwachtten negatieve gevolgen door de afname van zoute kwel van De Putten niet beperkt tot dwergganzen, zoals staat in het MER (blz. 319).
Zoals in hoofdstuk 7 van het Algemeen deel van deze NBZ is aangegeven, is de reikwijdte van de afname van zoute kwel beperkt.
Indieners geven aan dat een aantal wateren in de Vereenigde Harger- en Pettemerpolder is aangemerkt als brak water. Door de afname van zoute kwel wordt niet meer aan de Kaderrichtlijn Water voldaan op het punt van ’kleine brakke tot zoute wateren’.
Zoals in hoofdstuk 7 van het Algemeen deel van deze NBZ is aangegeven, is de reikwijdte van de afname van zoute kwel beperkt. Het diepere grondwater blijft sterk brak tot zout. Omdat het dieper grondwater sterk brak tot zout blijft en ook het ondiepe grondwater brak blijft, wordt gesteld dat in dit gebied kleine brakke tot zoute wateren aanwezig blijven, waarmee voldaan wordt aan de Kaderrichtlijn Water. De Kaderrichtlijn Water kent geen normen voor de stof chloride, zodat daar ook niet aan getoetst wordt.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
In het MER worden mogelijke effecten van afname van zoute kwel op meerdere soorten onderzocht. De conclusie is dat veranderingen in zoute kwel alleen indirect van invloed zijn op het voorkomen van de dwerggans (directe effecten als gevolg van veranderingen in zoute kwel voor andere soorten zijn in het gekozen alternatief uit te sluiten). Het Natura 2000-gebied Abtskolk & De Putten wordt gebruikt om te foerageren. Dwergganzen eten vooral goed verteerbaar, mals gras (www.vogelbescherming.nl). Veranderingen in zoute kwel leiden tot veranderingen in soortensamenstelling van de vegetatie in de polders. Gras blijft echter domineren, waardoor er voldoende voedsel voor dwergganzen overblijft. Daarnaast is bekend dat de dwerggans zowel gras van brakke als van zoete gebieden eet (Ebbinge, 2008). In dit licht zijn er alleen nog effecten op de dwerggans wanneer grasland wordt omgezet in akkerland. Dat is niet aan de orde. De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
O
45
Het argument dat het VKA goed aansluit bij de projecten Ruimtelijke Kwaliteit is niet van belang en ook niet onderbouwd. Deze projecten zijn bij alle varianten goed uitvoerbaar.
Bij de versterking van de prioritaire Zwakke Schakels wordt een gecombineerde De zienswijze heeft niet geaanpak (dubbeldoelstelling) van de verbetering van de veiligheid en ruimtelijke leid tot het aanpassen van de kwaliteit voorgestaan. Dit volgt uit de beleidsagenda voor de kust: naar integraal planproducten. kustzonebeleid (2002), de Nota Ruimte (2004) en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). Zie in dit verband ook hoofdstuk 9 van het Algemeen deel van deze NBZ. De kustversterking voor de Zwakke Schakels Noord-Holland richt zich concreet op het realiseren van de volgende twee doelstellingen: 1. Het versterken van de te verbeteren kustvakken zodat deze, uitgaande van de thans geldende hydraulische randvoorwaarden (HR 2006), voor een periode van 50 jaar voldoen aan de wettelijke veiligheidsnorm. Dit betekent dat de kustvakken de komende 50 jaar bestand zijn tegen de verwachte hogere waterstanden en zwaardere aanval van golven; 2. Het handhaven en mogelijk versterken van de ruimtelijke kwaliteit. De doelstelling ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit wordt gehaald door de inpassingsmaatregelen in het projectplan en de projecten uit het programma Ruimtelijke Kwaliteit, dat in samenhang met het projectplan wordt uitgevoerd (zie hoofdstuk 1 en hoofdstuk 9 van het Algemeen deel van deze NBZ). Het is gezien de dubbeldoelstelling wel degelijk van belang dat het VKA mogelijkheden biedt voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit en goed aansluit bij de projecten uit het programma Ruimtelijke Kwaliteit. Op bladzijde 23 en 65/66 van de brugnotitie is onderbouwd dat het VKA met de aanleg van een strand voor de zeedijk, van de onderzochte alternatieven de meeste kansen biedt voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het biedt onder meer de uitbreiding van het natuurgebied en ontwikkeling van recreatie en toerisme. Daarnaast is aangegeven dat het VKA de meeste ontwikkelkansen biedt voor ruimtelijke kwaliteit los van het versterkingsproject.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Q
46
S
De verwachting van uitbreiding van de natuurwaarde is volgens indieners niet onderbouwd. De oorspronkelijke potentie van het strandreservaat blijkt volgens hen niet haalbaar. Er is volgens hen bovendien geen vergelijking gemaakt met het grote verlies van de huidige natuurwaarden. Verder blijkt volgens indieners uit een studie dat door extra toeristen het verkeersaanbod met 2 à 3 % toeneemt. Invloed op de lokale economie lijkt niet aangetoond.
Het nieuwe strand voor de HPZ krijgt een natuurfunctie. Daarmee is er een uitDe zienswijze heeft niet gebreiding van natuurwaarden. Er is inderdaad ook sprake van een afname van na- leid tot het aanpassen van de tuurwaarden door de zandsuppleties. Dat effect is ook in het MER en de Pasplanproducten. sende beoordeling betrokken.
Volgens indieners is elke 3 à 5 jaar zand suppleren niet robuust (als bedoeld in de Leidraad Rivieren), economisch onverantwoord en catastrofaal voor de natuur die zich niet kan herstellen.
Langs de gehele Noordzeekust voert RWS periodiek onderhoudssuppleties uit. Ook voor de HPZ is tussen augustus 2008 en maart 2009 een onderwateroeversuppletie uitgevoerd. De situatie na uitvoering van het project is niet afwijkend van het algemene rijksbeleid inzake kustonderhoud.
Dat het verkeersaanbod met 3 à 3,5% toeneemt in het seizoen en met minder dan 2% buiten het seizoen, is onderkend (zie bladzijde 70 ontwerpprojectplan). Die toename hangt samen met de iets grotere aantrekkingskracht van de kustzone voor recreanten als gevolg van het nieuwe strand. Het is een reële verwachting dat de lichte toename in recreanten ook leidt tot een licht positief effect voor de lokale economie. De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Robuust betekent dat de maatregelen een lange levensduur hebben en de mogelijkheid/flexibiliteit hebben om ook in de toekomst onder op dit moment nog onvoorziene omstandigheden de veiligheid te borgen. Met een veiligheidsontwerp voor de komende 50 jaar is het VKA zeker robuust. Het feit dat periodiek onderhoudssuppleties plaatsvinden, zegt niets negatiefs over het robuust zijn van het VKA. Evenmin zijn periodieke onderhoudssuppleties economisch onverantwoord. Het VKA is, conform het Rijksbeleid, sober, robuust en doelmatig vormgegeven. Vanuit de dubbeldoelstelling moeten kosten echter in een andere context dan de ’goedkoopste oplossing‘ worden beschouwd. De MKBA, waarbij een afweging is gemaakt tussen regionale en landelijke belangen, is voor de toetsing aan het criterium ’sober, robuust en doelmatig‘ leidend. Op basis van de ramingen van de verschillende alternatieven is een MKBA opgesteld om mede richting te geven aan de besluitvorming over een VKA. Voor alle alternatieven geldt dat de - in geld uitgedrukte - baten lager zijn dan de kosten. Het alternatief zeewaartse versterking heeft niet de laagste investeringskosten, maar kent wel de hoogste baten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
R
47
Op de effecten van onderhoudssuppleties op natuur wordt ingegaan in hoofdstuk 6 van het Algemeen deel van deze NBZ.
U
Indieners geven aan dat de keuze voor het VKA berust op het argument van groot draagvlak, omdat er geen gevolgen zijn voor bestaande bebouwing. Volgens indieners hoeven er inderdaad geen woningen te worden gesloopt, maar is dat ook zo voor andere varianten. De gevolgen voor de bestaande woningen i.v.m. hinder en schade door stuifzand zijn volgens indieners niet onderzocht of onderschat. De huidige situatie bij restaurant Struin in Camperduin en gelijke situaties op de Waddeneilanden maken volgens indieners duidelijk dat er bij de overheersende aanlandige wind grote overlast door stuifzand bij woningen is die met rietschermen niet wordt voorkomen. Volgens indieners ontbreekt een hinderplan. Ook is het effect van het voorkeursalternatief op de grondwaterstand bij woningen niet onderzocht.
Het VKA heeft op het punt van de sloop van woningen wel degelijk een onderDe zienswijze heeft niet gescheidend voordeel op de andere onderzochte alternatieven. De traditionele leid tot het aanpassen van de kruinverhoging heeft het grootste effect op de bebouwing van Petten. De geko- planproducten. zen variant heeft de minste effecten binnendijks. Overigens is dit slechts één van de aspecten die bij de keuze voor het VKA heeft meegewogen; er heeft een groot aantal andere voordelen ten opzichte van de overige onderzochte alternatieven een rol gespeeld.
Volgens indieners is de randvoorwaarde ’sober, robuust en doelmatig‘ niet aannemelijk gemaakt. Het VKA heeft volgens het projectplan niet de hoogste kosten, maar wel de hoogste baten door toerisme en recreatie. Dat klopt volgens indieners niet, omdat: + De kosten hoger zijn, doordat meer mitigatie nodig is; + Niet is onderzocht of andere varianten baten uit ecotoerisme kunnen hebben; + Een uitbreiding van de recreatie en het toerisme aan de koppen van de HPZ ook zonder de zandige variant kan;
De veiligheidsoplossingen zijn, in overeenstemming met het Rijksbeleid, sober, De zienswijze heeft niet gerobuust en doelmatig vormgegeven. Vanuit de dubbeldoelstelling moeten kosleid tot het aanpassen van de ten echter in een andere context dan de ’goedkoopste oplossing‘ worden beplanproducten. schouwd. De MKBA, waarbij een afweging is gemaakt tussen regionale en landelijke belangen, is bij de toetsing aan het criterium ’sober, robuust en doelmatig‘ leidend. Op basis van de ramingen van de verschillende alternatieven is een MKBA opgesteld om mede richting te geven aan de besluitvorming over een VKA. Voor alle alternatieven geldt dat de - in geld uitgedrukte - baten lager zijn dan de kosten. Het alternatief zeewaartse versterking heeft niet de laagste investeringskosten, maar kent wel de hoogste baten.
De gevolgen op bestaande bebouwing zijn wel degelijk bekeken. Voor de effecten door stuifzand wordt verwezen naar paragraaf 10.5 van het Algemeen deel van deze NBZ . Ten aanzien van de grondwaterstand is op bladzijde 43 van de brugnotitie aangegeven dat het verbreden van het strand leidt tot een hogere grondwaterstand zeewaarts van de dijk, maar dat binnendijks deze effecten niet zullen optreden. Aangezien de woningen binnendijks staan is er geen reden om aan te nemen dat overlast ontstaat.
De MKBA is gemaakt zonder concrete opgave van mitigerende maatregelen. Het is niet reëel om ervan uit te gaan dat de andere onderzochte alternatieven
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
T
48
Er grote onzekerheid is over de kosten van suppletie over 20 tot 50 jaar.
baten uit ecotoerisme hebben. Het bevorderen van ecotoerisme is van geen van de onderzochte alternatieven een onderdeel. Dat de recreatie en het toerisme meer worden uitgebreid door het nieuwe recreatiestrand aan de koppen van de HPZ, is evident. De andere alternatieven voorzien daar niet in en hebben dus ook geen baten op dit punt. De kosten van de suppletie over 20 tot 50 jaar zijn geraamd, zoals voor alle alternatieven een raming van de aanleg en onderhoudskosten is gemaakt. Er is geen reden om aan te nemen dat de gemaakte ramingen onjuist zijn.
V
Volgens indieners is de zeewaartse oplossing niet de snelste oplossing. Bij de planning is volgens hen geen rekening gehouden met lange procedures en de tijdigheid van mitigatie.
Met de opmerking dat de zeewaartse oplossing de snelste oplossing is, is gedoeld op de tijd die de aannemer nodig heeft om de kustverdedigingsmaatregelen volledig uit te voeren. Het VKA scoort op dit punt het beste (zie blz. 65 brugnotitie). Dit is de meest reële manier om de alternatieven te vergelijken. Ook bij een ander alternatief moeten (juridische) procedures worden doorlopen en is mitigatie aan de orde.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
W
Het advies van de Deltacommissaris mag volgens De keuze voor een zeewaartse zandige oplossing is in lijn met de aanbevelingen indieners niet bepalend zijn bij de keuze voor het van de Deltacommissie. Die adviseert deze oplossing, omdat hij flexibel is en VKA. eenvoudig inspeelt op toekomstige ontwikkelingen. Het is juist dat het advies van de Deltacommissaris niet bindend is. Dit betekent niet dat er geen belang aan wordt gehecht. Alle voor- en nadelen van de onderzochte alternatieven zijn tegen elkaar afgewogen. Het VKA heeft een groot aantal belangrijke voordelen op de overige alternatieven. Uiteindelijk is daarom voor het VKA gekozen. In paragraaf 4.1 van het Algemeen deel van deze NBZ is dit toegelicht.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
X
Volgens indieners is niet onderbouwd waarom het veiligheidsgevoel bij de zeewaartse variant groot is. Het veiligheidsgevoel ontbreekt volgens hen juist, omdat de algemene indruk is dat zand wegspoelt.
Door de zeewaartse versterking komt de zee verder weg van de bebouwing te liggen. Dat vergroot het veiligheidsgevoel. Het duin is dusdanig breed en hoog dat het niet de indruk geeft weg te spoelen.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Y
Indieners geven aan dat de monitoring van het grondwater te laat start en incompleet is. Om de nulsituatie vast te leggen, had de grondwatermonitoring volgens hen al gestart moeten zijn. Bovendien is het monitoringsplan volgens indieners incompleet, omdat: + Er geen doel en eisen worden geformuleerd;
In paragraaf 5.5.3 van het M&M-plan is uitgebreid beschreven op welke manier De zienswijze heeft geleid tot eventuele kwantitatieve en kwalitatieve veranderingen in het grond- en opper- een verduidelijking van het vlaktewater worden gemonitord. Hier is expliciet aangegeven dat een nulmeting M&M-plan. wordt uitgevoerd door Acacia Water in samenwerking met de Vrije Universiteit Amsterdam. De doelen van de monitoring en eisen die eraan gesteld worden, zijn duidelijk
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
+
49
+ + + + + + +
Er geen gegevens van de afgelopen jaren bekend zijn; Toetswaarden ontbreken; Er geen norm is vastgesteld; Er geen terugvalplan met maatregelen is bij nadelige effecten; Met de voorgestelde methode fluctuatie van zoute kwel in de diepte niet wordt gemeten; Er geen criteria zijn voor het stoppen of doorzetten van de monitoring; Niet is vermeld hoe de monitoringsgegevens toegankelijk zijn.
beschreven in paragraaf 5.5.3 van het M&M-plan. Het gaat onder meer om het beoordelen of verandering optreedt in de grondwaterstand. Ook wordt de zoute kwel gemonitord. Dat gebeurt met een diepe peilbuis, waarmee een elektrisch geleidbaarheidsprofiel (EC-diepte) wordt gemaakt. Eventuele fluctuatie van zoute kwel wordt dus wel degelijk gemeten. Zie ook hoofdstuk 7 in het Algemeen deel van deze NBZ. Het is op voorhand niet te zeggen hoe lang monitoring plaatsvindt. Dit is afhankelijk van de resultaten. Om de twee jaar bespreekt het hoogheemraadschap de monitoringresultaten met de gebiedsbeheerders. Dan besluit het hoogheemraadschap of aanvullende maatregelen nodig zijn en de monitoring voortgezet of aangepast wordt. De monitoringgegevens worden bij het hoogheemraadschap opgeslagen. Een deel van de monitoringgegevens wordt via internet ontsloten. Met TNO worden afspraken gemaakt over het beschikbaar stellen via het loket van de Data Informatie Nederlandse Ondergrond (het DINO-loket).
Volgens indieners is de beschrijving van de bestaande situatie in paragraaf 4.2.2 van het projectplan incompleet. Volgens hen ontbreekt de beschrijving van het Natura 2000-gebied en de EHS in ’polder Q‘ en ontbreekt de EHS en een natuurgebied van Staatsbosbeheer in de Hazepolder. Ook ontbreekt volgens indieners de beschrijving van brak water in de Hazepolder.
Het zuidelijk deel van Polder Q maakt onderdeel uit van het Natura 2000-gebied De zienswijze heeft niet ge’Abtskolk en de Putten‘. Dat gebied wordt in paragraaf 4.2.2 van het projectplan leid tot het aanpassen van de genoemd. Een uitgebreidere omschrijving van alle relevante natuurwaarden planproducten. staat in het MER HPZ. In paragraaf 12.2.1 zijn de aanwezige EHS- en Natura 2000-gebieden benoemd en Polder Q en de Hazepolder als onderdeel daarvan vermeld. De Hazepolder is niet afzonderlijk beschreven in paragraaf 4.2.2 van het projectplan. Hoofdstuk 4 van het projectplan geeft een algemene beschrijving op hoofdlijnen van de bestaande situatie van de te versterken kustvakken. De mogelijke effecten op de Hazepolder zijn wel bestudeerd. Dat is gebeurd in hoofdstuk 10 van het MER HZP. De Hazepolder is een heel klein reservaat met schraallanden met veel botanische waarden en brakke invloeden. Deze zijn in het onderzoek naar de hydrologische effecten in het MER meegenomen. Omdat het een klein gebied is en dit gebied wat betreft brakwaterinvloed niet afwijkt van andere delen van het gebied, is dit gebied niet specifiek genoemd.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Z
50
Indieners stellen dat de grens tussen recreatie en natuur beter bij de Zuiderhazedwarsdijk kan liggen in plaats van bij de Leiweg, om druk op de natuur binnendijks en het buurtschap Leihoek te voorkomen.
BB
Volgens indieners is onduidelijk wie toezicht houdt op de natuurfunctie van het veiligheidsduin. Bijvoorbeeld voor het voorkomen dat er auto’s rijden.
CC
Volgens indieners kan niet worden uitgesloten dat de suppleties een significant effect hebben voor de eidereenden, zwarte zee-eenden en aalscholvers in het Natura 2000-gebied ’Noordzeekustzone‘. Dit omdat de effecten van suppleren in deze omvang nog niet bekend zijn. In het plan zijn volgens indieners de effecten op het onderwaterleven niet goed onderbouwd en onderschat. De effecten zullen volgens hen niet tijdelijk zijn en het ruimtebeslag groter dan aangegeven. Inspreker noemt de volgende concrete argumenten: + Het onderzoek van Ensink e.a. is gedateerd en ziet op incidentele suppleties. Het plan ziet op grote hoeveelheden en suppletie elke
Bij de begrenzing van de natuur- en recreatiefunctie is rekening gehouden met De zienswijze heeft niet gede wensen van de gemeente Schagen. De gemeente Schagen heeft aangegeven leid tot het aanpassen van de dat zij de grens van de natuurfunctie niet te ver noordelijk (richting de Zuiderha- planproducten. zedwarsdijk) wenst. Uit het MER HPZ volgt dat het VKA het minste effect heeft op de binnendijkse natuur. De recreatiefunctie die op de koppen van het nieuwe strand is voorzien, leidt niet tot onaanvaardbare negatieve effecten op de binnendijkse natuur. De recreatie zal zich beperken tot het strand en duin. Het binnendijks gelegen buurtschap Leihoek zal hier weinig last van hebben. De toegangsweg naar het nieuwe strand loopt via de N9 en N502 naar Petten en niet via het buurtschap Leihoek. Daar waar het veiligheidsduin een natuurfunctie krijgt, gelden specifieke gebruiksregels. Wandelaars en fietsers mogen de paden niet verlaten. Auto’s zijn niet toegestaan. In eerste instantie houdt het HHNK, als beheerder van het veiligheidsduin, toezicht op de naleving van deze regels. Op dit punt wijkt het projectgebied niet af van de handelswijze die voor andere duingebieden geldt.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
In paragraaf 4.2.2 van de Passende beoordeling is op het effect van de zandsup- De zienswijze heeft niet gepleties ingegaan voor de eidereenden, zwarte zee-eenden en aalscholvers die in leid tot het aanpassen van de de Noordzeekustzone foerageren. Eidereenden, zwarte zee-eenden en aalschol- planproducten. vers foerageren op de permanent overstroomde zandbanken van de Noordzeekustzone (habitattype H1110B). Significant negatieve effecten voor habitattype H1110B in het Natura 2000-gebied ’Noordzeekustzone‘ zijn uitgesloten. Dit wordt toegelicht in hoofdstuk 6 van het Algemeen deel van deze NBZ uit het Natura 2000-gebied ’Noordzeekustzone‘. De door indieners genoemde argumenten komen hier ook aan de orde.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
AA
51
+
DD
Verder is er geen onderzoek gedaan naar de mariene biodiversiteit van de strekdammen. Onbekend is welke natuurwaarden onder het zand verdwijnen. Een oplossing om bij variant 2 hard substraat-habitat in stand te houden, is om (sublitoraal) hard substraat elementen in het plan op te nemen. Volgens indieners is geen onderzoek gedaan naar de flora en fauna en het belang daarvan in het litoraal en sublitoraal, waardoor de effecten van de werkzaamheden ook niet bekend zijn.
In het MER HPZ en MER DKNH zijn de bestaande natuurwaarden uitvoerig beDe zienswijze heeft niet geschreven en effecten daarop in kaart gebracht. In het rapport ‘Toetsing Flora en leid tot het aanpassen van de faunawet’ zijn de effecten van de werkzaamheden getoetst aan het geldende planproducten. wettelijk kader voor bescherming van soorten. Dit rapport ligt ten grondslag aan de aanvraag om de ontheffing voor het project op grond van de Flora- en faunawet en is een bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing voor de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Het rapport heeft met het ontwerp-projectplan ter inzage gelegen en ligt met het definitieve projectplan ter inzage. In de Passende beoordeling zijn de effecten van de werkzaamheden getoetst aan het geldende wettelijk kader voor gebiedsbescherming. Het is niet duidelijk welke informatie
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
+
3 à 5 jaar, waardoor de natuur zich niet kan herstellen en effecten dus niet tijdelijk zijn; Door de megasuppletie zal een grote sedimenttransport optreden waardoor er mogelijk veel meer zand ten noorden van de HPZ komt. Het ruimtebeslag is dus groter dan aangegeven. Door de grotere sedimenttransporten is bovendien de invloed op habitattype H1110B groter dan geschetst en sterk geconcentreerd in de ondiepste zone langs de kust; De onderzoeken naar de effecten van de zandmotor op de bodemdiergemeenschap vindt nog plaats. De verwijzing naar de literatuur is niet relevant, omdat die uitgaat van veel kleinere suppleties.
52
indieners nog missen.
Indieners geven aan dat tussen de strekdammen die onder het zand verdwijnen bruinvissen en zeehonden foerageren. Onderzoek naar de effecten op die strikt beschermde soorten ontbreekt volgens hen.
FF
Indieners stellen dat in het projectplan niet wordt ingegaan op de mogelijkheid van compensatie of lokale mitigatie. Door Alkyon en in het conceptrapport van Altenburg & Wymenga zijn opties gegeven.
Er is wel degelijk onderzoek gedaan naar het voorkomen van zeezoogdieren in het plangebied. In het rapport ‘Toetsing Flora- en faunawet’ zijn de uitkomsten hiervan opgenomen (zie bladzijde 32 en 36 rapport ‘Toetsing Flora- en faunawet’). Aangegeven is dat de bruinvis in toenemende mate voorkomt in (de kustwateren van) de Noordzee en zich daar in de nabije toekomst ook voortplant. De gewone en grijze zeehond trekken regelmatig langs de kust en door het studiegebied. In de zone waarin zand wordt gedeponeerd, hebben de bruinvis en de gewone en grijze zeehond geen voortplantings- en/of rustplaatsen. De wingebieden, transportroute en suppletielocatie liggen niet in de nabijheid van voortplantings- en/of rustplaatsen. Verontrusting van migrerende en foeragerende zeehonden en bruinvissen door winning en transportbewegingen kan incidenteel optreden. Voor dit effect is geen ontheffing op grond van de Flora- en faunawet vereist. De opties voor mitigatie die indieners bedoelen, zijn onderzocht in een eerder stadium van het project. Op het moment dat het projectplan nog niet concreet was. Destijds bleek dat deze maatregelen om verschillende redenen (o.a. financieel) niet haalbaar waren. Om die reden is gekozen voor een andere vorm van mitigatie. In genoemd hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ is toegelicht welke mitigerende maatregelen onderdeel zijn van het project en is onderbouwd dat daarmee significante negatieve effecten voor de steenloper en scholekster worden uitgesloten. Aanvullende of afwijkende mitigerende maatregelen zijn niet nodig. Nu er geen sprake is van een significant negatief effect, zijn compenserende maatregelen evenmin aan de orde. Consequentie voor planproducten:
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
EE
53
De te nemen mitigerende maatregelen en onderbouwing daarvan zijn mede naar aanleiding van deze en andere zienswijzen aangepast. Deze aanpassingen zijn verwerkt in de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
HH
Volgens indieners is de Zandpolder niet geschikt als foerageergebied. De vergelijking met Utopia (in Texel) gaat volgens hen niet op, omdat Utopia brak is en de Zandpolder zoet. Beide locaties zijn volgens indieners in ieder geval niet geschikt als foerageergebied voor scholeksters en steenlopers. De kwaliteit van de hoogwatervluchtplaatsen als foerageergebied is in het mitigatieplan niet onderbouwd.
Volgens indieners ontbreekt een terugvalscenario als blijkt dat de mitigerende maatregelen onvoldoende zijn of brakwatergebieden te veel schade ondervinden. Ook ontbreekt volgens indieners een toetsingskader.
Het binnendijkse gebied van de Zandpolder is bedoeld als hoogwatervluchtDe zienswijze heeft niet geplaats voor scholeksters en steenlopers die foerageren op de strandhoofden ten leid tot het aanpassen van de noorden van de HPZ, die als mitigerende maatregel zijn opgewaardeerd. Als planproducten. hoogwatervluchtplaats is de Zandpolder geschikt, aangezien de locatie dicht bij het buitendijkse foerageergebied ligt. Het feit dat de Zandpolder zoet is doet aan de geschiktheid als hoogwatervluchtplaats niet af. De Zandpolder is niet bedoeld als foerageerplaats. Er is wel enig voedsel beschikbaar, maar het belang als foerageergebied is marginaal. Om die reden is de Zandpolder ook niet meegerekend als foerageergebied in de mitigatie. Ook Utopia is in eerste instantie een hoogwatervluchtplaats en heeft slechts een marginale foerageerfunctie. Op dit punt kan de zienswijze van inspreker worden onderschreven. De uitbreiding van Utopia als hoogwatervluchtplaats is overigens niet opgenomen in het M&M-plan, omdat op Texel al voldoende hoogwatervluchtplaatsen aanwezig zijn. De mitigerende maatregelen zien toe op het mitigeren van de effecten van het project op de steenlopers en scholeksters van het Natura 2000-gebied Waddenzee. In het M&M-plan is voorzien in monitoring van het effect van deze maatregelen (paragraaf 5.5.2). Daarbij is expliciet aangegeven wat het toetsingskader is, namelijk de bestaande instandhoudingsdoelen en de nulsituatie, die gebaseerd is op verschillende sets vogeltellingen. In genoemd hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ wordt verder op de monitoring van de mitigerende maatregelen ingegaan. Aangegeven is dat concrete aanvullende mitigerende maatregelen mogelijk zijn, wanneer de in eerste instantie te nemen mitigerende maatregelen niet voldoende effect hebben. Daarmee is er sprake van een terugvalscenario.
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
GG
54
II
Volgens indieners ontbreken in tabel 12.1 en Bijlage 1.3 van het projectplan enkele projecten Ruimtelijke Kwaliteit die wel in bijlage 20 MER worden genoemd. Ook worden geen projecten genoemd die onder de verantwoordelijkheid van het hoogheemraadschap vallen. Onder meer de maatregel om enkele parkeerplaatsen te sluiten o.a. aan de Leiweg ontbreekt.
Consequentie voor planproducten: Het terugvalscenario voor de mitigerende maatregelen is uitgewerkt naar aanleiding van deze en andere zienswijzen. Het terugvalscenario voor de brakwatergebieden is verder gespecificeerd naar aanleiding van de zienswijzen. Deze aanpassingen zijn verwerkt in de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan. In tabel 12.1 van het projectplan worden 25 projecten Ruimtelijke Kwaliteit ge- De zienswijze heeft niet genoemd die gericht zijn op het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit aan de leid tot het aanpassen van de landzijde van duin en dijk. In Bijlage 1.3 zijn de maatregelen op de kaart ingete- planproducten. kend. In de tekst voorafgaand aan de tabel wordt toegelicht dat deze projecten Ruimtelijke Kwaliteit geen onderdeel uitmaken van het projectplan. De maatregelen gericht op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit zijn ondergebracht in het programma Ruimtelijke Kwaliteit, dat onder de verantwoordelijkheid van de provincie, in samenhang met het projectplan, in een apart traject wordt uitgevoerd. Het gaat niet om projecten die onder verantwoordelijkheid van het hoogheemraadschap vallen. De maatregelen hebben geen directe relatie met de kustversterking. Zie voor een nadere toelichting op dit punt hoofdstuk 9 van het Algemeen deel van deze NBZ. In bijlage 20 van het MER zijn ruimtelijke bouwstenen opgenomen die aan de verschillende onderzochte alternatieven zouden kunnen worden verbonden. Dus niet alleen aan het uiteindelijke VKA. Dit zijn dus niet per se dezelfde projecten die in het programma Ruimtelijke Kwaliteit
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Voor de mogelijke effecten op de brakwatergebieden vindt eveneens monitoring plaats. Dit is uitgebreid beschreven in paragraaf 5.5.3 van het M&M-plan. Onder het kopje toetsingskader is aangegeven dat de metingen die tijdens en na de zandsuppletie worden gedaan, worden vergeleken met de metingen van vóór de zandsuppletie. Op basis van deze vergelijking wordt vastgesteld of de zandsuppletie een verandering in de grondwaterstand/kweldruk en/of chemische samenstelling als gevolg heeft. In dat geval is er een aantal mitigerende maatregelen mogelijk. Deze zijn opgesomd onder het kopje ’Aanvullende mitigerende maatregelen‘ in paragraaf 5.5.3 van het M&M-plan. Daarmee is er ook voor de brakwatergebieden een terugvalscenario. Voor een nadere reactie over mogelijke effecten door afname van zoute kwel wordt verwezen naar hoofdstuk 7 van het Algemeen deel van deze NBZ.
55
zijn opgenomen. Het sluiten van enkele parkeerplaatsen aan de Leiweg maakt geen onderdeel uit van het projectplan of het programma Ruimtelijke Kwaliteit. De uitvoering van het projectplan geeft voor sluiting van parkeerplaatsen geen aanleiding.
Volgens indieners is inspraak voor conceptplannen en daaruit voortkomende wijzigingen in het projectplan en MER niet geregeld. Voorts zijn volgens hen veel gegevens en conclusies gebaseerd op andere ter visie liggende documenten die nog niet definitief zijn, bijvoorbeeld het M&M-plan. Dat rapport staat volgens indieners nog volop ter discussie.
KK
Indieners geven aan dat de uitvoering van de mitigerende maatregelen ten onrechte in mei 2013 al is gestart, terwijl het ontwerpprojectplan en de bijbehorende stukken nog ter inzage lagen.
LL
Inspreker somt de volgende onvolkomenheden in het MER HPZ op: (a) De afbakening van het studiegebied is niet volledig omschreven; (b) Tabel 1 en tabel 14 komen voor variant 3 niet overeen. In tabel 14 is voor elke variant 3 sprake van een kruinmuur; (c) De hoge eis aan overslagdebiet is niet
Het projectplan en de overige op het project betrekking hebbende stukken, waaronder het MER, hebben gedurende zes weken in ontwerp ter inzage gelegen. Gedurende die termijn kon een ieder zijn zienswijze hierover naar voren brengen. Zie in dit verband ook hoofdstuk 2 Algemeen deel NBZ. Indieners hebben van die gelegenheid gebruikgemaakt. De inspraak heeft geleid tot een aantal aanpassingen in de planproducten. In hoofdstuk 15 van het projectplan zijn deze aanpassingen benoemd. Dat de ontwerpdocumenten nog niet definitief waren tijdens de terinzagelegging, is logisch. Het doel van de zienswijzeprocedure is juist het consulteren van belanghebbenden en geïnteresseerden om te komen tot een zo goed mogelijk definitief product. In hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ is toegelicht dat mitigerende maatregelen worden genomen om te voorkomen dat het project significant negatieve effecten heeft voor de steenlopers en scholeksters uit het Natura 2000-gebied Waddenzee. Om ervoor te zorgen dat er genoeg mitigatie effectief is wanneer de kustversterkingsmaatregelen beginnen, is het hoogheemraadschap in mei 2013 al begonnen met de opwaardering van de strandhoofden. Het projectplan is nodig om te kunnen beginnen met de uitvoering van de kustversterkingsmaatregelen. Dat het projectplan nog niet is vastgesteld, staat niet in de weg dat de mitigatiemaatregelen al worden genomen. Ad a: Inspreker geeft aan dat als studiegebied beschouwd moet worden de Vereenigde Harger- en Pettemerpolder, de Groeterpolder, Polder Q, Polder L, de Hazepolder, de Leipolder, het Vlak van Petten en het zuidelijke deel van Polder R. Die gebieden zijn wel degelijk opgenomen in het studiegebied, zoals aangegeven op bladzijde 42 van het MER HPZ. Ad b: Ook in tabel 1 is in elke variant van het veiligheidsalternatief een kruinmuur genoemd. De tabellen komen overeen.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
JJ
56
Ad c: De eis aan het overslagdebiet is onderbouwd op bladzijde 55 van het MER HPZ. Aangegeven is dat het hoogheemraadschap, vanwege de erosiebestendig1 heid van het binnentalud, een overslagdebiet hanteert van 1 l/s/m als toetsingsnorm voor het overslagdebiet van de HPZ. Dit debiet betreft tevens de afgesproken ontwerpnorm vanuit de set randvoorwaarden van het landelijk projectbureau van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Ad d: Abtskolk en De Putten vormen samen één Natura 2000-gebied: ’Abtskolk & De Putten‘. Waar mogelijk zijn de effecten op de beide deelgebieden gezamenlijk beoordeeld. Inspreker geeft niet aan waarom dat niet kan. Voor milieuaspecten waarvoor de relevante kenmerkende waarden voor beide gebieden verschillend zijn, zijn beide gebieden apart beoordeeld. Ad e: Om de effecten op grondwater te onderzoeken, is gebruikgemaakt van een schematisering van de ondergrond in een 3D-model. Het model is opgezet met behulp van het programma Groundwater Vistas (versie 5). Dit programma bevat het model SEAWAT, dat is ontwikkeld voor het simuleren van 3D- grondwaterstroming in kustgebieden. Uitgebreide informatie over het model en de werking ervan is opgenomen in het achtergrondrapport ‘Grondwatermodellering Hondsbossche en Pettemer Zeewering, effectenanalyse grondwater’ (bijlage 11 bij het MER HZP). Ad f: Het is inderdaad aannemelijk dat schapen in de winter buiten blijven. Op bladzijde 319 van het MER HPZ is aangegeven dat de effecten van dieren die buiten staan voor de foerageermogelijkheden van dwergganzen gering zijn. Specifiek voor schapen geldt dat zij foeragerende ganzen niet verstoren. Ad g: Als akkerbouw niet is toegestaan, is dat voor de dwerggans alleen maar positief. Door akkerbouw verdwijnt immers foerageergebied voor de dwerggans. Ad h: Het is juist dat in De Putten kluten aanwezig zijn. De tekst op bladzijde 323 gaat echter niet over De Putten maar over de Natura 2000-gebieden Noordzee-
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
onderbouwd; (d) Abtskolk en De Putten moeten telkens afzonderlijk worden beoordeeld; (e) Het geohydrologisch model is niet beschikbaar en de keuze ervoor is niet onderbouwd; (f) Op blz. 319 staat ten onrechte dat vee niet vaak buiten staat als de dwerggans er is. Schapen lopen ook ’s winters buiten; (g) Op blz. 319 staat ook ten onrechte dat de dwerggans verdwijnt wanneer de gebieden worden gebruikt voor akkerbouw. Akkerbouw is hier niet toegestaan; (h) Op blz. 323 staat ten onrechte dat er in het studiegebied geen kluten zijn aangetroffen. Kluten zijn op doortrek aanwezig en als broedvogel in De Putten; (i) In hoofdstuk 12.1.4 wordt ten onrechte gesproken over studiegebied, terwijl voor habitattypen alleen over de strandhoofden en niet over de binnendijkse gebieden wordt beoordeeld; (j) Op blz. 355 staat dat er effecten kunnen optreden in vegetatieopbouw en daarmee in het voorkomen van natuurdoeltypen en doelsoorten. Die effecten worden niet meegenomen in de effectbeoordeling en de mitigatieplannen.
57
kustzone en Waddenzee. Dat staat ook duidelijk als titel in de tussenkop op bladzijde 319. In dat deel van het studiegebied worden geen kluten aangetroffen.
MM
Ad j: Op bladzijde 355 van het MER HPZ gaat het om de effecten op het EHSgebied Vereenigde Harger- en Pettemerpolder. Aangegeven is onder meer dat VKA 2 tot negatieve effecten leidt door het afnemen van de hoeveelheid zoute kwel. Dat effect is wel degelijk opgenomen in de effectbeoordeling. In Tabel 120 is voor alle varianten van VKA 2 een negatieve score (-) opgenomen voor het aspect ’aanwezigheid zoete en zoute milieus/overgangen‘. In het M&M-plan is hier ook aandacht voor. In paragraaf 4.4.3 van het M&M-plan is toegelicht dat de afname van zoute kwel gemonitord wordt, onder meer in de Hargerpolder. Er is geen sprake van een tegenstelling tussen het rapport ’Effectanalyse Vogels De zienswijze heeft niet ge– Kustverdediging Kust op Kracht‘ (Kersten et al., 2010) en de Passende beoorleid tot het aanpassen van de deling. Ook in de Passende beoordeling (paragraaf 5.4.3 en 5.4.5) wordt bearplanproducten. gumenteerd dat foerageergebied, dat ook gebruikt wordt door vogels die binding hebben met de Waddenzee, verdwijnt en dat hierdoor een verhoogde kans op wintersterfte optreedt voor een aantal steenlopers en scholeksters uit de Waddenzee. Ook wordt voor zowel de scholekster als steenloper de huidige ongunstige staat van instandhouding expliciet benoemd. In de Passende beoordeling wordt daarom voor beide soorten geconcludeerd dat zonder mitigerende maatregelen het effect van het verlies van hard substraat gezien moet worden als een significant negatief effect.
Volgens indieners zijn de conclusies uit het rapport ’Effectanalyse Vogels – Kustverdediging Kust op Kracht‘ (Kersten et al., 2010) niet goed overgenomen in de Passende beoordeling. In de Passende beoordeling staat dat op basis van externe werking met de Waddenzee, wat betreft het voedselaanbod, zonder mitigerende maatregelen (significante) negatieve effecten niet zijn uit te sluiten. In het rapport staat dat volgens indieners duidelijker gesteld. Daar wordt voor de scholekster en steenloper gesproken van een verhoogde sterfkans en ongunstige staat van instandhouding. Overigens ging het rapport ’Effectanalyse Vogels – Kustverdediging Kust op Kracht‘ (Kersten et al., 2010) nog uit van het VKA zoals dat in 2010 voorlag: een verbreding van het strand met circa 300 meter van Camperduin tot Groote Keeten en op termijn door verzanding ook het (vrijwel geheel) verdwijnen van de strandhoofden van Groote Keeten tot Julianadorp. Het totaal aantal strandhoofden dat verdwijnt, bedraagt dan circa 100. Sinds 2010 zijn de plannen voor
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Ad i: In paragraaf 12.1.4 van het MER HPZ worden de effecten van de veiligheidsalternatieven op alle relevante Natura 2000-gebieden beschreven. Hierbij worden ook de binnendijkse Natura 2000-gebieden behandeld.
58
OO
Volgens indieners gaat 25 ha foerageergebied di- Zoals bij onderdeel NN is aangegeven zijn de effecten op de steenloper en de rect verloren en is er een na-ijleffect van 4 hecta- scholekster opnieuw beoordeeld en is de mitigatieopgave opnieuw berekend. re. Zie hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ.
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
NN
de zandige versterking van de kust echter gewijzigd. Voorzien is nu in een zandige versterking van de kust voor de HPZ (leidend tot het verdwijnen van 38 strandhoofden), met een uitstraling vooral naar het noorden met nog eens 12 strandhoofden en naar het zuiden 5 strandhoofden die gedeeltelijk onder het zand verdwijnen. Het verlies van het aantal strandhoofden is daarmee bijna gehalveerd ten opzichte van de aanname uit het rapport van Altenburg & Wymenga. Indieners geven aan dat in de Passende beoorde- Mede naar aanleiding van de zienswijze van indieners zijn in de Passende beling staat dat door de zandsuppleties hard suboordeling de effecten op de steenloper en scholekster opnieuw beoordeeld en straat verdwijnt en daardoor het voedsel dat is de mitigatieopgave opnieuw berekend. Hoofdstuk 5 van het Algemeen deel daarop aanwezig is: mosselbroed waarop steen- van deze NBZ gaat hierop in. lopers en scholeksters foerageren. Dat is volgens indieners niet juist. Volgens indieners is de schol- Het aantal vogels waarvoor een verhoogde kans op sterfte bestaat, is gebaseerd ekster afhankelijk van mosselen van minimaal 3 op tellingen van alle vogels die zich buitendijks bevinden. Daarmee zijn niet aljaar oud. Wat steenlopers betreft kan volgens in- leen de vogels op de strandhoofden, maar ook de vogels die eventueel foeragedieners geconcludeerd worden dat hun dieet ge- ren op het litoraal (gebied dat bij elke vloed overspoeld wordt) en supralitoraal varieerd is en bestaat uit zowel mosselen als ali- (gebied boven de hoogwaterlijn; spatzone) meegenomen. kruiken, zeepokken en kreeftachtigen. Voor de steenloper is daarom de gehele getijdenzone als In de Passende beoordeling is er expliciet rekening mee gehouden dat scholekfoerageergebied van belang (ook litoraal en susters foerageren op mosselen van minimaal drie jaar oud. pralitoraal). Consequentie voor planproducten: Mede naar aanleiding van de zienswijze van indieners zijn in de Passende beoordeling de effecten op de steenloper en scholekster opnieuw beoordeeld en is de mitigatieopgave opnieuw berekend. Deze aanpassingen zijn verwerkt in de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
59
Indieners geven aan dat in de Passende beoordeling staat dat de seizoensgemiddelde aantallen steenlopers in het rapport van Altenburg & Wymenga zijn vastgesteld. Dat is onjuist. Dat rapport geeft alleen overwinterende en doortrekkende vogels aan en plaatst juist de kanttekening dat een vergelijking met de instandhoudingsdoelstellingen lastig is, omdat die gebaseerd zijn op het seizoensgemiddelde. Verder klopt de berekening voor de seizoensgemiddelde aantallen steenlopers en scholeksters niet.
Bij onderdeel NN is al aangegeven dat in de Passende beoordeling de effecten op de steenloper en de scholekster opnieuw zijn beoordeeld en de mitigatieopgave opnieuw is berekend. Het effect is gebaseerd op de aantallen vogels waarvoor een verhoogde kans op sterfte bestaat door het verdwijnen van hard substraat. Daarbij is niet uitgegaan van het rapport van Altenburg & Wymenga, maar van de meest recente tellingen (2011-2013). De tellingen geven maximum aantallen vogels op de strandhoofden. Dit omdat, zoals indieners terecht opmerken, de maximum aantallen vogels gehandhaafd moeten blijven die de seizoensgemiddelden in stand houden. Voor de bepaling of sprake is van significante negatieve effecten, zijn de maximum aantallen omgerekend naar seizoensgemiddelden van belang. Zoals indieners ook al aangeven is dat juist, omdat ook de instandhoudingsdoelstellingen gegeven zijn in seizoensgemiddelden. Op zich kan volgens indieners van seizoensgeIn hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ staat exact aangegeven middelden worden uitgegaan om een vergelijking voor hoeveel vogels die deel uitmaken van de Waddenzee-populatie, als gevolg te maken met de instandhoudingsdoelen en om van het project een verhoogde kans op wintersterfte optreedt en met welke daarmee het belang van het gebied aan te geven. maatregelen voor hoeveel vogels nieuw voedsel wordt teruggebracht om te gaDan moet bij mitigatie wel rekening worden geranderen dat geen significante negatieve effecten optreden. houden met het behoud van de aantallen vogels die het seizoensgemiddelde bepalen. Dus niet alleen de winteraantallen handhaven, , maar ook de aantallen op doortrek. Voor de steenloper moet dan niet voor 400 maar voor 1000 vogels worden gemitigeerd.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten
QQ
Indieners geven aan dat het oppervlak aan mitigatie onvoldoende groot is. In de Passende beoordeling wordt uitgegaan van drie ha en in het mitigatieplan van vier ha te mitigeren oppervlak. Uit het mitigatieplan (blz. 39) blijkt dat bij de initiële mitigatie, door het opwaarderen van de strandhoofden, de gemiddelde oppervlakte 2 elastocoast per strekdam 540m wordt en dat er uitgegaan wordt van 77% rendement. Met 15 strandhoofden komt dat neer op 0,6 ha.
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
Zoals in de reactie op zienswijze NN al is aangegeven, zijn de effecten op de steenloper en de scholekster opnieuw beoordeeld en is de mitigatieopgave opnieuw berekend (zie hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ). Dat heeft geleid tot aanvullende mitigatie.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
PP
60
Volgens indieners is geen rekening gehouden met de noodzaak van de HPZ als stepping stone voor jonge steenlopers. Jonge steenlopers die aan de HPZ worden gevangen komen volgens indieners net boven het minimumgewicht en blijven beduidend onder het winter- en opvetgewicht. Het verdwijnen van foerageergebied en het niet tijdig en voldoende mitigeren daarvan heeft volgens indieners mogelijk een significant effect.
Een stepping stone is een (onmisbare) schakel in verbindingen voor flora en fauna. Bij steenlopers gaat het om dieren die honderden tot duizenden kilometers migreren. De Waddenzee en de Hollandse kust kan als één stepping stone worden beschouwd voor steenlopers. Als er langs de HPZ geen foerageermogelijkheden zijn, zullen ze uitwijken naar andere gebieden. Er is geen reden om de strandhoofden voor de HPZ als één losliggende stepping stone te beschouwen. De jonge steenlopers kunnen gebruik maken van andere foerageergebieden in de omgeving als stepping stone, waaronder de foerageergebieden die in het kader van de mitigatie worden opgewaardeerd. Van significant negatieve effecten zal, mede als gevolg van de mitigatie, geen sprake zijn.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
SS
Volgens indieners wordt de grote stern ten onrechte niet als kwalificerende soort voor mitigatie benoemd. Inspreker merkt het volgende op: + Dat de strandhoofden in het najaar door vogels van de Deltapopulatie worden gebruikt is niet onderbouwd. + Dat het voeren van jongen op de strandhoofden vrijwel onmogelijk is door verstoring door zilvermeeuwen, is in tegenspraak met het rapport van Altenburg & Wymenga, waarin staat dat het plangebied ook in de nazomer van belang is voor jonge vogels. + In het najaar zijn geen systematische tellingen verricht; exacte gegevens ontbreken nog. + In de Passende beoordeling wordt niet vermeld dat de grote stern de 1%-norm overschrijdt, wat het Altenburg & Wymengarapport wel meldt. + De laatste jaren is het gebied ook in het voorjaar van groot belang. Broeden lijkt in de nabije toekomst mogelijk en zou een unieke toegevoegde natuurwaarde betekenen.
In het voorjaar zijn langs de Hollandse kust grote sterns aanwezig, die daar opvetten en paarbanden vormen. In het najaar trekken (een deel van) de grote sterns uit de Delta naar het noorden, waarbij ze enige tijd langs de Hollandse kust verblijven. Het gaat hier (deels) om vogels die hun jongen (die net kunnen vliegen) ‘stallen’ op een veilige plaats en vlakbij de op dat moment gebruikte voedselbron.
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
Gebruik van de strandhoofden door de grote stern In 2010, 2011, 2012 en 2013 zijn door ARCADIS systematische tellingen uitgevoerd naar het aantal grote sterns dat gebruik maakt van de strandhoofden. Daarnaast zijn in 2011, 2012 en 2013 aantallen overtijende (bij hoogwater rustende) grote sterns in De Putten geteld. Deze tellingen geven nieuwe inzichten in het gebruik van het gebied door grote sterns en het belang van de strandhoofden als rustplaats. Uit de tellingen blijkt dat de strandhoofden voor de HPZ in het voorjaar zeer beperkt als rustplaats voor courtship feeding worden gebruikt door grote sterns (ARCADIS, 2010, 2011, 2012 en 2013). Dit lijkt samen te hangen met de grote aantallen meeuwen langs de kust, die van invloed kunnen zijn op het gedrag van grote sterns. Ook het voeren van de jongen in de (na)zomer op de strandhoofden lijkt hierdoor een onmogelijke opgave, wat tellingen van dit jaar (juli 2013) lijken te bevestigen. De tellingen laten zien dat de grote sterns foerageren op zee en hun jongen voeren in De Putten. De Putten fungeert als een belangrijke hoogwatervluchtplaats en rustplaats voor courtship feeding en voor het voeren van jongen (ARCADIS, 2012 en 2013).
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
RR
61
Ecologische effecten Het belang van de strandhoofden als rustplaats voor de grote stern is beperkt. In het studiegebied blijven 90 strandhoofden beschikbaar, daarnaast fungeert De Putten als een geschikt rustgebied voor zowel courtship feeding als het voeren van jongen. Het wegvallen van een deel van de strandhoofden langs de kust van Noord-Holland leidt niet of nauwelijks tot vermindering van de mogelijkheden voor de grote sterns om voldoende voedsel te vergaren. De fitness van vrouwtjes voor de broedtijd en van opgroeiende jongen en het daarvan mede afhankelijke broedsucces, zal daardoor niet nadelig worden beïnvloed. De uitvoering van het project Zwakke Schakels leidt niet tot significante effecten op de instandhoudingsdoelen die voor de grote stern in de Waddenzee en Delta gelden. Dat betekent dat mitigatie niet nodig is. Rapport Altenburg & Wymenga In het rapport van Altenburg & Wymenga uit 2010 wordt door Kersten et al., (2010) gesteld dat de grote stern gebruik maakt van de strandhoofden in het projectgebied. Enerzijds in het voorjaar als rustplaats en voor courtship feeding en anderzijds voor het voeren van jongen in het najaar. Het gebruik van het projectgebied door grote sterns is gebaseerd op een analyse van beschikbare telgegevens en bekende algemene informatie over de ecologie van soorten (o.a. van de Kam et al., 1999 en Bijlsma et al., 2001). Het gebruik van de strandhoofden in
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Beschikbaarheid alternatieve rustplaatsen De plannen voorzien in een zandige versterking van de kust voor de HPZ, waardoor 38 strandhoofden verdwijnen. Naar het noorden verdwijnen nog eens 12 strandhoofden en naar het zuiden 5 strandhoofden die gedeeltelijk onder het zand verdwijnen. Uitgaande van 147 strandhoofden tussen De Kerf (Paal 30) en Den Helder (Kaaphoofd) blijven in het studiegebied 90 strandhoofden beschikbaar (2 zeer kleine strandhoofden niet meegeteld). Daarnaast vormt De Putten een belangrijke rustplaats, voor zowel courtship feeding in het voorjaar als het voeren van de jongen in de (na)zomer (ARCADIS, 2012 en 2013). Grote sterns die wel gebruik maken van de strandhoofden als rustplaats, hebben daarmee voldoende uitwijkmogelijkheden.
62
het projectgebied door jonge grote sterns, wordt gebaseerd op een mededeling van N. van Brederode en R. Costers. De beschikbare telgegevens betroffen incidentele tellingen verspreid in het projectgebied Systematische tellingen waren ten tijde van het onderzoek niet beschikbaar. Geen van deze tellingen geeft echter een goede aanduiding van het aantal jonge grote sterns dat gebruik maakt van de strandhoofden als rustplaats. Er is niet beschreven of de mededeling van N. van Brederode en R. Costers, met betrekking tot het gebruik van de strandhoofden door jonge grote sterns, gebaseerd is op een eenmalige waarneming of op meerdere waarnemingen verspreid over een bepaalde periode. In het rapport wordt niet ingegaan op het gebruik van andere rustplaatsen in het gebied, terwijl dat van grote invloed is op het mogelijke belang van de strandhoofden. Kersten et al., (2010) gaat er van uit dat circa 100 strandhoofden tussen Groote Keeten en Julianadorp verdwijnen. Deze aanname is echter gebaseerd op oude plannen. Het huidige voornemen leidt tot het verdwijnen van 38 strandhoofden en het gedeeltelijk verdwijnen van nog eens 17 strandhoofden.
Broedende grote sterns Er is geen sprake van dat de strandhoofden een functie hebben als broedgebied, of dat in de nabije toekomst zullen hebben. Wel kunnen grote sterns gaan broeden in De Putten achter de HPZ. Deze potentie wordt niet belemmerd door het project. Ook blijft voor deze dieren, direct voor de nieuwe kustverdediging, voldoende foerageergebied onder handbereik aanwezig in de Noordzee. Consequentie voor planproducten: Mede naar aanleiding van deze en andere zienswijzen is de Passende beoordeling aangepast.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Indieners merken op dat in het rapport van Altenburg & Wymenga is vermeld dat de grote stern de 1%-norm overschrijdt. De norm van 1% is een bronregel voor wetlands (Ramsar-conventie) en Vogelrichtlijngebieden (Natura 2000). Als meer dan 1% van de flyaway populatie regelmatig in het gebied verblijft, komt het voor aanwijzing in aanmerking. Deze norm heeft geen directe betekenis in een Passende beoordeling.
63
UU
Volgens indieners is de conclusie onjuist dat er voor de steenloper en de scholekster met mitigatie geen significant effect is. Niet aannemelijk is dat: + De initiële mitigatie van de strandhoofden bij Groote Keeten tijdig gereed is; + Het oppervlak overeenkomt met het foerageergebied dat verloren gaat voor scholeksters en steenlopers; + De kwaliteit vergelijkbaar is met de huidige strandhoofden (qua vogels per hectare); + Voor scholeksters mitigatie met elastocoast geschikt is, omdat zij mosselen eten van 3 cm en die zijn bij de proef met elastocoast in Petten sinds 2007 niet verschenen. Verder is de mitigatie volgens indieners dubieus, omdat er concurrentie zal ontstaan tussen foeragerende zilvermeeuwen en de steenlopers en steltlopers. De zilvermeeuwen zullen de steenlopers en scholeksters aanvallen. Volgens indieners is het belang van het plangebied voor meeuwen niet onderzocht. Zij geven aan dat gegevens ontbreken over de duizenden zilvermeeuwen die in het gebied foerageren.
Eerder is al aangegeven dat, mede naar aanleiding van de zienswijze van indieners, de effecten op de steenloper en de scholekster opnieuw zijn beoordeeld en de mitigatieopgave opnieuw is berekend. Hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ licht toe hoe de mitigatie tot stand is gekomen, dat deze tijdig plaatsvindt en dat hiermee significante negatieve effecten worden voorkomen. De volledige onderbouwing is opgenomen in paragraaf 5.4.3, 5.4.5 en 5.4.6 van de Passende beoordeling.
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
Voor de mitigatie ontstaat geen sterkere concurrentie tussen foeragerende zilvermeeuwen, de steenlopers en scholeksters. De scholeksters, steenlopers en de zilvermeeuwen maken samen gebruik van de strandhoofden, zoals in de bestaande situatie ook het geval is.
Zoals bij punt 45 is aangegeven zijn tellingen verricht naar het voorkomen van De zienswijze heeft niet gezilvermeeuwen in het plangebied. Zilvermeeuwen zijn hier inderdaad aanwezig. leid tot het aanpassen van de De zilvermeeuw is geen aangewezen soort in het kader van Natura 2000, zodat planproducten. er geen instandhoudingsdoelstellingen gelden. In de voortoets en Passende beoordeling zijn mogelijke effecten op de zilvermeeuw daarom niet onderzocht. Uit de toetsing Flora- en faunawet blijkt dat ten aanzien van zilvermeeuwen geen verbodsbepalingen worden geschonden. Zilvermeeuwen broeden namelijk niet buitendijks. Hun broedplaatsen worden door het project niet verstoord.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
TT
64
In de alternatievenafweging en bij de mitigatie is er volgens indieners geen rekening mee gehouden dat het plangebied van internationaal belang is voor steenlopers en grote sterns, zoals in het rapport van Altenburg & Wymenga is vermeld.
Indieners doelen er waarschijnlijk op dat in het rapport van Altenburg & Wymenga verwezen wordt naar de 1%-norm die wordt toegepast bij de aanwijzing van Wetlands en Natura 2000-gebieden. Dat is voor de Passende beoordeling niet relevant. In de Passende beoordeling wordt uitgegaan van de Natura 2000gebieden (en bijbehorende kwalificerende habitattypen en soorten), zoals die concreet zijn aangewezen. Het studiegebied valt niet binnen de begrenzing van Natura 2000. Wel is in de Passende beoordeling onderzocht of door effecten in het plangebied op kwalificerende soorten uit aangewezen Natura 2000gebieden significante negatieve effecten optreden. In dat kader zijn de steenloper, scholekster en grote stern beoordeeld voor het Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’ en de Natura 2000-gebieden in de Delta. Uit de Passende beoordeling volgt dat, mede door de uitvoering van te nemen mitigerende maatregelen, significante negatieve effecten op deze Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
WW
Volgens indieners worden op grond van de Passende beoordeling voor het mitigatieplan verkeerde uitgangspunten gehanteerd voor: + Aantallen steenlopers en scholeksters; + Oppervlakte hardsubstraat; + Bedekking hardsubstraat met schelpdieren en vooral mosselen.
Mede naar aanleiding van de zienswijze van indieners is de Passende beoordeling aangepast. Hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ licht toe hoe de mitigatie tot stand komt, dat deze tijdig plaatsvindt en dat hiermee significante negatieve effecten worden voorkomen. De volledige onderbouwing is opgenomen in paragraaf 5.4.3, 5.4.5 en 5.4.6 van de Passende beoordeling.
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
XX
Indieners stellen dat het, gezien de ligging en de breedte van het veiligheidsduin voor het centrale deel van de HPZ, niet aannemelijk is dat een vochtige duinvallei ontstaat. Ook de combinatie met het nieuwe fietspad op het veiligheidsduin lijkt ermee in tegenspraak. De ligging van de bodem van de vochtige duinvallei zou op minimaal 0,5 NAP moeten liggen, wat niet haalbaar lijkt en bovendien zou het door stuifzand nagenoeg onmogelijk zijn de duinvallei in stand te houden.
Het gebied voor het centrale deel van de HPZ krijgt naast de functie waterkering De zienswijze heeft niet geook een natuurfunctie. In dit gebied kan de kustversterking zo worden aangeleid tot het aanpassen van de legd dat er mogelijkheden zijn voor het ontstaan van een vochtige duinvallei (zie planproducten. flexibiliteitsbepaling in paragraaf 6.3.5 in het projectplan). Essentieel daarbij is dat het dwarsprofiel voldoende breed is, waardoor ruimte ontstaat voor een duinvallei van voldoende omvang. De duinvallei wordt aan de achterzijde (landzijde) begrensd door het veiligheidsduin (met daarop het fietspad) en aan de voorzijde (zeezijde) door een smalle duinregel en voorliggend strand. Om de duinvallei ‘vochtig’ te maken moet het bodemniveau in de duinvallei voldoende laag zijn. Het is daarbij niet nodig deze onder NAP aan te brengen. De waterstand ter plaatse van de duinvallei hangt immers samen met het ontstaan van een zogenaamde zoetwaterbel door regenval. De bovenkant van deze zoetwaterlens bevindt zich, vanwege de drainerende werking, boven NAP.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
VV
65
De aannemer maakt uiteindelijk het ontwerp van de kustversterking, binnen de randvoorwaarden en flexibiliteit die in het projectplan zijn opgenomen.. Het effect van stuivend zand op dit deel van het strand blijft waarschijnlijk beperkt tot de eerste duinregel. Overigens kan het beheer en onderhoud van het gebied rondom de duinvallei ook zoworden ingericht, dat de eventuele effecten van verstuiving de vorming van een vochtige duinvallei niet belemmert.
YY
Volgens indieners is de kwaliteit van elastocoast niet onderzocht. Voor de kwaliteit van de mitigatie met elastocoast is het volgens indieners niet aannemelijk dat: + de kwaliteit vergelijkbaar is met de huidige strandhoofden (qua vogels per hectare), voor scholeksters is mitigatie met elastocoast in ieder geval niet geschikt omdat zij mosselen eten van 3 cm en die zijn bij de proef met elastocoast in Petten sinds 2007 niet verschenen; + de opgewaardeerde strandhoofden in gelijke mate beschikbaar zijn als foerageergebied en de vraag is of zij in dezelfde periode beschikbaar zijn en of zij hetzelfde voedselaanbod bieden; + de locatie bij Petten, waar de proef met elastocoast wordt gehouden en gezien de ligging op – 0,3 tot 0,0 NAP, vergelijkbaar is met de locatie van de strandhoofden; + de opgewaardeerde strandhoofden dezelfde mate van rust bieden als het oorspronkelijke foerageergebied.
De precieze effectiviteit van elastocoast op de strandhoofden die worden opDe zienswijze heeft niet gegewaardeerd is niet van te voren te voorspellen. Wel kan ervan uit worden geleid tot het aanpassen van de gaan dat het voedsel toeneemt, in het bijzonder voor de steenloper. Uit het piplanproducten. lotonderzoek naar de duurzaamheid van elastocoast bij Petten is gebleken dat op het strandhoofd dat met elastocoast is behandeld na een aantal jaren een divers ecologisch klimaat was ontstaan met een aantal verschillende soorten algen en een grote hoeveelheid schaaldieren. Mosselen bleken goed in staat om zich aan het elastocoast te hechten (Van Cuyck, 2011). In 2013 is er wederom onderzoek gedaan naar de mosselgroei op dit strandhoofd (Paalvast, 2013). Hieruit bleek dat het gemiddelde bedekkingspercentage van de mosselen op het elastocoast bijna 90% bedroeg. Het grootste deel van de mosselen (90%) is kleiner dan 1 cm. Dit wordt bevestigd door een tweede rapport uit 2013 (Altenburg & Wymenga, 2013). De conclusie van dit onderzoek is dat de aanwezigheid van elastocoast de vestiging van mosselbroed faciliteert. Daarnaast is de conclusie getrokken dat voor een strandhoofd met een lage bedekkingsgraad van mosselen verwacht mag worden dat bekleding met elastocoast het voedselaanbod voor vogels verbetert. Op de strandhoofden die in het mitigatiepakket worden opgewaardeerd, was vóór de behandeling weinig voedsel aanwezig. Daarnaast gaat het om kustvakken waar de recreatiedruk laag is. Hoewel de omstandigheden nooit exact dezelfde zijn als in de proef bij Petten, is er geen reden om aan te nemen dat er geen sprake zal zijn van een toename van voedsel voor (vooral) steenlopers. In dit verband is van belang dat ook strandhoofden die omgeven zijn door zand, hoge concentraties mosselen kunnen bevatten. Dat blijkt uit tel-
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
De ligging van het fietspad op het nieuwe veiligheidsduin betekent nietdat voor dat duin geen vochtige duinvallei meer kan ontstaan.
66
lingen van foeragerende vogels in de jaren 2011-2013. Hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ geeft aan voor hoeveel steenlopers de opwaardering van strandhoofden nieuwe foerageermogelijkheden biedt. Dit aantal is in bijlage 3 bij de Passende beoordeling onderbouwd. Het M&M-plan voorziet in monitoring van het effect van de opwaardering van de strandhoofden met elastocoast (paragraaf 5.5.2). Wanneer blijkt dat deze maatregel niet voorziet in nieuw voedsel voor het aantal vogels, waar in de Passende beoordeling van is uitgegaan, zijn nadere maatregelen voorhanden om in aanvulling op het vastgestelde mitigatiepakket uit te voeren. Deze maatregelen worden besproken in paragraaf 3.6.4 van het M&M-plan. Voor de scholekster is in het bijzonder de maatregel ‘rijke dijken’ relevant. Met deze maatregel komen veel drie jaar oude mosselen tot ontwikkeling, waarop de scholekster foerageert. Met de ‘rijke dijken’ wordt voor 75 scholeksters (seizoensmaxima) nieuw voedsel gecreëerd. De maatregelen met elastocoast zijn primair bedoeld voor de steenloper. Op het elastocoast komen beduidend minder 3 -jarige mosselen tot ontwikkeling. Voor de scholekster leveren de maatregelen met elastocoast voor in totaal 8 vogels nieuw voedsel op. De stelling dat door elastocoast een bedekkingsgraad van bijna 100% met mosselen ontstaat, is volgens indieners twijfelachtig, omdat uit het monitoringsrapport van de proef bij Petten blijkt dat: + Het elastocoast in oktober 2007 is aangebracht; + In april 2008 geen mosselgroei is geconstateerd; + In december 2008 geen mosselgroei is geconstateerd; + In april 2009 grote aantallen mosselen zijn geconstateerd; + Vestiging van mosselen nog niet betekent
Bij zienswijze YY is onderbouwd dat op grond van de beschikbare ecologische gegevens, waaronder die over de proef bij Petten, redelijkerwijs vanuit kan worden gegaan dat het opwaarderen van strandhoofden met elastocoast leidt tot extra voedsel voor (vooral) steltlopers. Daar is ook vermeld dat het grootste deel van de mosselen kleiner is dan 1 centimeter. De maatregel met elastocoast levert weinig extra voedsel op voor de scholekster. Daarvoor is de maatregel ook niet primair bedoeld. Voor de steenloper zijn de kleine mosselen wel degelijk voedsel. Zij zijn niet afhankelijk van grotere mosselen die door scholeksters zijn opengepikt.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
ZZ
67
BBB
Het effect van de opwaardering van de strandhoofden dat wordt ingezet als mi- De zienswijze heeft niet getigatie, is beoordeeld op grond van het extra aantal vogels dat op de strandleid tot het aanpassen van de hoofden voedsel kan vinden. Het aantal vogels dat nu al op de op te waarderen planproducten. strandhoofden zijn voedsel vindt, is in de mitigatie niet meegerekend. Overigens worden juist zo veel mogelijk die strandhoofden opgewaardeerd, waar nu nog weinig vogels foerageren.
Volgens indieners is geen rekening gehouden Verwezen wordt naar het antwoord bij zienswijze M. met het verdwijnen van foerageergebied voor de broedende scholekster. De afstand voor broedvogels uit de omgeving van de HPZ is te groot om heen en weer te vliegen naar de nieuwe mosselbanken in de Waddenzee. Hier is bij de mitigatie geen rekening mee gehouden.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
AAA
dat voedsel beschikbaar is. Het duurt nog minstens een jaar voordat de mosselen groot genoeg zijn om als voedsel voor steenlopers te dienen. Dat is dus twee jaar na het opbrengen van elastocoast; + Uit eigen waarneming van indieners blijkt dat steenlopers pas in de loop van 2011 zijn gaan foerageren in het proefvlak. De tijd tussen aanbrengen elastocoast en beschikbaarheid als foerageergebied is dus waarschijnlijk vier jaar; + Bij een inventarisatie uit 2013 bleek dat er geen mosselen van drie cm. zijn. Dat betekent dat er geen voedsel is voor de scholekster ensteenlopers niet kunnen profiteren van mosselen die door scholeksters half worden opgegeten én dat de mosselen nooit dezelfde grootte krijgen als op de huidige HPZ. Volgens indieners is geen rekening gehouden met het verlies aan oorspronkelijke foerageermogelijkheid op de strandhoofden die worden opgewaardeerd. Die kwaliteit mag niet worden meegenomen in de mitigatie.
68
In het mitigatieplan is volgens indieners niet aannemelijk gemaakt dat de uitbreiding van bestaande stortbermen van de Waddenzeedijken tijdig is en van voldoende oppervlak en voldoende kwaliteit.
DDD
Volgens indieners is niet onderzocht of er een ontheffing nodig is voor het vernietigen van een deel van de vaste verblijfplaats van zeevissen of het doden daarvan. Ook ontbreekt een zorgvuldig onderzoek naar vissen.
EEE
Volgens indieners ontbreekt een ontheffing voor de zilvermeeuw. Zij stellen dat broedvogels tijdens het broedseizoen nadeel ondervinden door de aanleg van elastocoast op de strandhoofden nabij Grote Keeten.
In de reactie op zienswijze NN is aangegeven dat, mede naar aanleiding van de zienswijze van de indieners, de effecten op de steenloper en de scholekster opnieuw zijn beoordeeld en de mitigatieopgave opnieuw is berekend. Zie hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ. Hier is aangegeven in welke mate de opwaardering van bestaande stortbermen van de Waddenzeedijken op Texel voorziet in de mitigatieopgave. Er is rekening mee gehouden dat maatregelen uit het M&M- plan pas na enkele jaren maximaal effect sorteren voor de scholekster (groei van driejarige mosselen). Op dat moment is voldoende voedsel beschikbaar om het beoogde effect op de draagkracht voor de Waddenzeepopulatie te herstellen, waardoor de populatie zich ook kan herstellen tot op het hierbij behorende niveau. De tijdelijke verhoogde kans op wintersterfte leidt niet tot een significant negeatief effect. In het rapport ‘Toetsing Flora- en faunawet’ is wel degelijk onderzoek gedaan naar de effecten van het project op zeevissen. Bedekking van beschermde vissoorten wordt zoveel mogelijk voorkomen door de suppletie zo uit te voeren dat steeds een ontsnappingsroute voor vis open blijft. Dit houdt in dat voorkomen wordt dat er een deel open water van de zee wordt afgesneden. Er mag geen van de zee afgesloten plas ontstaan (waarin vis opgesloten wordt), die vervolgens wordt dichtgeschoven met zand. Sterfte van vis door bedekking met zand, is door deze maatregelen echter niet helemaal te voorkomen (zie paragraaf 7.6 van het rapport ‘Toetsing Flora- en faunawet’). Daarom is een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet aangevraagd voor het doden of verwonden en het verstoren van een aantal zeevissen.
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
De elastocoast bij Groote Keeten is aangebracht in het vroege voorjaar van 2013. De elastocoast bij Callantsoog wordt in de winter van 2013/2014 aangebracht. Daarmee worden zilvermeeuwen niet verstoord tijdens het broedseizoen. Er is ook geen sprake van verstoring van vaste rust- of verblijfplaatsen, omdat de strandhoofden niet van essentieel belang zijn voor het vinden van voldoende voedsel. Een ontheffing voor de zilvermeeuw is daarom niet nodig.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
CCC
69
GGG
HHH
Volgens indieners is het fietspad door het veiligheidsduin niet in overeenstemming met de natuurfunctie. Het degradeert de natuur tot bermnatuur. Verder is de inschatting van indieners dat voor het vrijhouden van het fietspad van stuivend zand, voortdurend moet worden ingegrepen met helmaanplant en het plaatsen van rietmatten. Dat bevordert de natuurlijkheid niet. Bovendien is er aan de binnenzijde van de dijk een prima fietspad. Aanleg van een parallel fietspad op nog geen 100 meter afstand is een verspilling van schaarse middelen. Volgens indieners is onduidelijk wie voor het sluiten van de parkeerplaatsen aan de Leiweg verantwoordelijk is en of deze maatregel wel wordt uitgevoerd. Om overlast voor aanwonenden te voorkomen moet volgens indieners een inrijdverbod worden ingesteld, zodat het buurtschap alleen toegankelijk is voor bestemmingsverkeer.
Het projectplan voorziet in de aanleg van een nieuw recreatief fietspad op het veiligheidsduin, ter vervanging van de huidige niet-officiële fietsverbinding over het onderhoudspad aan de buitenzijde van de bestaande dijk. Het fietspad op het nieuw aan te leggen duin doet niet af aan de natuurfunctie ervan. Het gaat om een minieme strook van 3,60 meter breed in het circa 75 tot 100 meter brede nieuwe duin. Dat maakt het duin niet tot bermnatuur. De invloed van het fietspad is beperkt, omdat fietsers het pad niet mogen verlaten. Ook het eventueel nemen van maatregelen in de vorm van helmplant of het plaatsen van rietmatten langs het fietspad doet niet aan af aan de natuurfunctie van het nieuwe duin. Het gaat hier immers om de plaatsing van gebiedseigen, natuurlijke materialen. Het fietspad aan de binnenzijde van de dijk is geen alternatief. Vanaf dat fietspad kunnen recreanten niet genieten van de nieuwe natuur. Van het sluiten van parkeerplaatsen aan de Leiweg was alleen sprake in alternatieven met een binnendijks ruimtebeslag. Het VKA heeft dat niet. Er hoeven dus geen parkeerplaatsen te worden gesloten. Het mogelijk inrijverbod van de Leiweg hangt samen met het sluiten van de parkeerplaatsen en is dus evenmin aan de orde.
Gezien de lange periode van werkzaamheden (meer dan 1 jaar), het dag en nacht doorgaan ervan en de inzet van zwaar materieel, is het volgens indieners noodzakelijk de impact van laagfrequent geluid te beoordelen in de planvorming.
Voor de werkzaamheden is een toetsing uitgevoerd aan de normen uit de Circu- De zienswijze heeft niet gelaire Bouwlawaai 2010 en het Bouwbesluit 2012. In het bij de Ruimtelijke Onleid tot het aanpassen van de derbouwing behorende rapport ‘Zwakke Schakels Noord-Holland: geluidsbelas- planproducten. ting en luchtkwaliteit’ (bijlage 9 bij de Ruimtelijke Onderbouwing), zijn de uitkomsten van de toetsing beschreven. In het onderzoek is rekening gehouden met dat de suppleties 24 uur per dag doorgaan (het verwijderen van de damwand in de HPZ gebeurt niet ’s nachts) en met het in te zetten materieel. Uit het onderzoek blijkt dat voor de geluidbelasting tijdens de aanleg en in de dagperiode ruimschoots aan de voorkeursgrenswaarde van 60 dB(A) uit het Bouwbesluit 2012 (en voorheen de Circulaire Bouwlawaai 2010) wordt voldaan. Ook in de avond- en nachtperiode wordt voldaan aan de ontheffingswaarde van respectievelijk 45 en 40 dB(A). Er gelden geen normen voor laagfrequent geluid. Op dit punt is daarom niet getoetst.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
FFF
70
III
Indieners geven aan dat in het plan ‘Ruimtelijke Ordening Zwakke Schakels Noord-Holland’ geen regeling is opgenomen om de belasting met geluid, laagfrequent geluid en luchtvervuiling (met name roet) te monitoren. Ook zijn er geen normen gesteld waarbij werkzaamheden worden gestaakt. Verder ontbreekt een klachtenmeldpunt.
Uit het rapport ‘Zwakke Schakels Noord-Holland: geluidsbelasting en luchtkwali- De zienswijze heeft niet geteit’ (bijlage 9 bij de Ruimtelijke Onderbouwing) blijkt dat wordt voldaan aan de leid tot het aanpassen van de geldende normen voor geluidhinder en luchtkwaliteit. Er is daarom geen reden planproducten. tot monitoring. Wanneer omwonenden overlast ervaren in de aanlegfase kunnen zij zich wenden tot het hoogheemraadschap. Het hoogheemraadschap zal dan bezien of er mogelijkheden zijn om eventuele overlast te beperken. Daarbij geldt wel dat enige overlast voor de omgeving bij de uitvoering van een groot project als dit niet uit te sluiten valt.
12.10 B. van der Veen en T.A. van der Ploeg, exploitant Strandpaviljoen Paal 6, te Callantsoog
letter
A
blz. Samenvatting
Indiener stelt dat de verkleining van het projectgebied, zowel door de eerdere communicatie als ook noordelijk van de HPZ het strand door de kustversterking op termijn breder wordt, er niet toe mag leiden dat de betrokken exploitanten van strandpaviljoens niet worden gecompenseerd als zij kosten maken voor het verplaatsen van de opstallen.
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
Het hoogheemraadschap verwijst naar hoofdstuk 1 van het Algemeen deel van de NBZ voor meer uitleg waarom het noordelijk deel van DKNH niet langer een Zwakke Schakel is. .
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Zienswijze 10 – B. van der Veen en T.A. van der Ploeg, exploitant Strandpaviljoen Paal 6, te Callantsoog
71
B
Indiener verzoekt in het projectplan op te nemen Het is niet nodig dat Strandpaviljoen Paal 6 wordt verplaatst vanwege de kustdat een exploitant zijn paviljoen pas hoeft te ver- versterking. Dit blijkt uit onderdeel 10.3 van het Algemeen deel van de NBZ. plaatsen als het strand breder is geworden. Voor meer uitleg over het zeewaarts verplaatsen van strandbebouwing verwijst het hoogheemraadschap naar onderdeel 10.3 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze leidt tot het aanbrengen van een verduidelijking in de hoofdstukken 13 (Belangenafweging) en 14.4 (Regelingen voor schadevergoeding, waaronder nadeelcompensatie)van het projectplan.
C
Indiener wenst uitbreiding van het programma Ruimtelijke Kwaliteit voor het verbeteren van de bereikbaarheid van het paviljoen Zilte Zucht.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Zie uitgebreid hoofdstuk 9 van het Algemeen deel van de NBZ.
12.11 Mr L. Gordeau, te Groet, mede namens Y.M. Gordeau-Wijntjes, I.L.A. Gordeau, M. de Horn en I. Koltsidis, allen te Groet
Letter A
Blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
Uit het projectplan en het MER krijgt indiener de indruk dat onvoldoende rekening is gehouden met de huidige infrastructuur bij HPZ en Camperduin.
Zie hoofdstuk 8 Algemeen deel NBZ. Als antwoord op de opmerking dat in het MER gegevens van het traject Voorweg/Heereweg ontbreken, kunnen wij u voor de verkeersintensiteit, de verkeersveiligheid, het geluid en de luchtkwaliteit de volgende aanvullende informatie bieden:
In het projectplan is de eis opgenomen dat het bouwverkeer via de N9 en N502 naar de HPZ moet rijden. Hierdoor wordt voorkomen dat bouwverkeer gebruik maakt van de ontsluiting via de Heereweg.
verkeersintensiteit Door aanleg van het nieuwe strand neemt de verkeersintensiteit op de Heereweg licht toe. Na de uitvoering van de versterking kan er sprake zijn van een lichte verkeerstoename vergeleken met de bestaande situatie. In het hoogseizoen is dit naar verwachting 3 à 3,5% en buiten het seizoen is dit minder dan 2%. Dit percentage heeft echter alleen betrekking op het strandverkeer. Het bestemmingsverkeer en doorgaande verkeer worden hierdoor niet beïnvloed. Omdat het project slechts een beperkt effect heeft op de verkeersveiligheid op de Heereweg en dit effect sterk wordt ingehaald door de autonome ontwikkelingen, zijn er geen argumenten gevonden om ingrijpende infrastructurele maatregelen te
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Zienswijze 11 – mr L. Gordeau, te Groet, mede namens Y.M. Gordeau-Wijntjes, I.L.A. Gordeau, M. de Horn,I. Koltsidis en S. Dekker, allen te Groet
72
Verkeersveiligheid In de omgeving van de Heereweg ervaren mensen dat de verkeersveiligheid is afgenomen. De interactie tussen langzaam en snel verkeer wordt als gevaarlijk ervaren en er wordt vooral een groei gemerkt in de doorgang van zwaar verkeer en sluipverkeer. De groei van het zwaardere verkeer, vooralin de klasse ‘middelzwaar’, wordt bevestigd vanuit de verkeerstellingen. Al zijn de absolute aantallen van zwaar verkeer klein, de relatieve percentages zijn wel toegenomen. Het gaat hier om een autonome ontwikkeling die los staat van de toegenomen recreatieve waarde in het projectgebied. Op een gemiddelde dag in 2011 worden op een baanvak van 1 km. op jaarbasis ca. 2,07 miljoen voertuigkilometers afgelegd. Door het strandverkeer komen hier op jaarbasis 0,04 miljoen voertuigkilometers bij. Uitgaande van een lineair verband tussen voertuigkilometers en veiligheid, neemt de veiligheid met 2% af. Met de 10 verkeersongevallen die in totaal tussen 2008 en 2012 zijn geregistreerd tussen de rotonde Camperduin en de Damweg heeft dit slechts een beperkt effect. B
Indiener beschouwt de huidige infrastructuur als onvoldoende.
Zie de eerste alinea’s van het antwoord onder A.
In het projectplan is de eis opgenomen dat het bouwIndiener geeft aan dat de Heereweg niet voldoet aan de verkeersveiligheidsvisie verkeer via de N9 naar de ‘Duurzaam Veilig’ van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek VerkeersveiligHPZ moet rijden. Hierdoor heid. Deze visie is opgesteld begin jaren 90. De visie gaat ervanuit dat het gebruik wordt voorkomen dat bouwvan een weg in principe onveilig is, maar dat de verkeersveiligheid door een goed verkeer gebruik maakt van ontwerp kan worden verbeterd. Het handelen van de mens staat centraal. Duur- de ontsluiting via de Heerezaam Veilig geeft dus goede handvatten bij het ontwerp om de verkeersveiligweg.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
nemen. Desondanks worden extra maatregelen genomen om de beperkte effecten door het project zoveel mogelijk te verminderen. Denk hierbij aan de maatregelen: zoals:: • Permanente bewegwijzering van en naar Camperduin via Petten; • In het projectplan is de eis opgenomen dat het bouwverkeer via de N9 en de N502 naar de HPZ moet rijden. Hierdoor wordt voorkomen dat bouwverkeer gebruik maakt van de ontsluiting via de Heereweg.
73
Indiener stelt dat de MER onvoldoende duidelijk is over de hoe de verbetering van de toegankelijkheid van de HPZ en de vergroting van de bereikbaarheid van de natuurgebieden (ruimtelijke kwaliteit) gerealiseerd gaan worden.
D
Indiener stelt dat het niet duidelijk wordt hoe transport van installatieonderdelen en materialen plaatsvindt.
E
F
Bij aanvang van aanleg van de zandige kustversterking is sprake van extra vrachtverkeer. Omdat het zand vanaf zee wordt aangevoerd verwachten wij in totaal ca. 100 vrachtbewegingen. In het projectplan is de eis opgenomen dat het bouwverkeer via de N9 en N502 naar de HPZ moet rijden. Hierdoor leiden de werkzaamheden niet tot extra vrachtverkeer door de dorpskernen van Schoorl en Groet. Indiener stelt dat het project Zwakke SchaZoals beschreven leidt de uitvoering van het project tot een beperkte verkeerskels niet mag leiden tot toename van het toename. Om deze toename in goede banen te leiden worden extra maatregelen verkeer en de hiermee gepaard gaande over- genomen. Er komt permanente bewegwijzering van en naar Camperduin via Petlast. ten en in het projectplan wordt de eis opgenomen dat het bouwverkeer via de N9 en de N502 naar de HPZ moet rijden. Hierdoor wordt voorkomen dat bouwverkeer gebruik maakt van de ontsluiting via de Heereweg.
Omdat handhaving en versterking van de ruimtelijke kwaliteit een van de twee doelstellingen van het project Zwakke Schakels is, is het niet aanvaardbaar dat het project voor een deel of delen van de directe omgeving tot verslechtering van de ruimtelijke kwali-
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
In het projectplan is de eis opgenomen dat het bouwverkeer via de N9 en N502 naar de HPZ moet rijden. Hierdoor wordt voorkomen dat bouwverkeer gebruik maakt van de ontsluiting via de Heereweg.
Naar mening van de indiener past een toename van verkeer niet in de doelstelDe zienswijze heeft niet geling van ruimtelijke kwaliteit. Zoals vermeld is er na uitvoering van de versterking leid tot het aanpassen van sprake van een geringe verkeerstoename vergeleken met de huidige situatie. De de planproducten. grotere aantrekkingskracht komt door het aanbrengen van nieuw strand en extra natuur. Naar onze mening weegt het effect van deze maatregelen op de leefomgeving op tegen de eventuele nadelige effecten van een beperkte toename van
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
C
heid zo goed mogelijk te borgen. De Heereweg is een weg op basis van een bestaand ontwerp. De vraag of het huidig ontwerp voldoet aan de verkeersveiligheidsvisie ‘Duurzaam Veilig’ is voor het project HPZ niet relevant. Dit is een vraag die betrekking heeft op de bestaande/autonome situatie. Vanuit het project kan de aanpassing van de Heereweg pas aan de orde zijn als de verkeersveiligheid significant wordt beïnvloed door effecten vanuit het project. Dat is niet het geval. De natuurgebieden in de Harger- en Pettemerpolder worden met projecten uit het programma Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels verbeterd en uitgebreid. Het beleid is gericht om recreanten, in het bijzonder fietsers en wandelaars, van het gebied te laten genieten. Alleen aan de buitenkant van de polder zijn parkeerplaatsen voor auto's. Uitvoering van het project leidt tot een beperkte verkeerstoename.. Om deze toename in goede banen te leiden wordt permanente bewegwijzering van en naar Camperduin via Petten gerealiseerd.
74
teit leidt.
het verkeer.
12.12 Vincent Vos, te Callantsoog, namens VOF Strandpaviljoen de Toko
letter
blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
A
Indiener stelt dat de verkleining van het projectgebied door zowel de eerdere communicatie als ook noordelijk van de HPZ het strand door de kustversterking op termijn breder wordt, er niet toe mag leiden dat de betrokken exploitanten van strandpaviljoens niet gecompenseerd worden alszij kosten maken voor het verplaatsen van de opstallen.
Voor een nadere beschouwing waarom het noordelijk deel van DKNH niet langer is te beschouwen als Zwakke Schakel verwijst het hoogheemraadschap naar onderdeel 4.1 van het Algemeen deel van de Nota Beantwoording Zienswijzen.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
B
Indiener verzoekt in het projectplan op te nemen dat een exploitant zijn paviljoen pas hoeft te verplaatsen als het strand breder is geworden.
Voor meer uitleg over het verplaatsen van strandbebouwing, verwijst het hoogheemraadschap naar onderdeel 10.3 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze leidt tot het aanbrengen van een verduidelijking in de hoofdstukken 13 (Belangenafweging) en 14.4 (Regelingen voor Schadevergoeding, waaronder nadeelcompensatie)van het projectplan.
C
Indiener stelt voor in het projectplan op te nemen dat opstallen tijdelijk op het duin geplaatst mogen worden.
De locatiebepaling van strandpaviljoens wordt geregeld in het beleid van het De zienswijze heeft niet gehoogheemraadschap: de Beleidsregels strandpaviljoen en vergelijkbare objecten leid tot het aanpassen van 2009. Dit beleid is gebaseerd op rijksbeleid, zoals vastgelegd in de Beleidslijn de planproducten. kust. De locatie van een strandpaviljoen mag niet leiden tot een feitelijke belemmering voor het meegroeien van de zeereep met de zeespiegel, voor de kustlijnzorg van RWS of voor de versterking van het zandige kustfundament. Strandpaviljoens zeewaarts van de duinen worden onder voorwaarden toegestaan. Paviljoens in de duinen passen niet binnen dit beleid.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Zienswijze 12 – Vincent Vos, te Callantsoog, namens VOF Strandpaviljoen de Toko
75
12.13 J. de Graaf te Bergen, exploitant van strandpaviljoen Hargen aan Zee
A
De manier van aanbesteden en gunnen volgens Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI) maakt het lastig om zienswijzen te formuleren. Om te beoordelen of de geselecteerde aannemer de juiste afwegingen heeft gemaakt is er de aanbeveling om een vertegenwoordiging in de EMVI commissie op te nemen.
B
Aan de zuidelijke begrenzing van de voorgenomen kustversterking loopt de nieuwe kustlijn in het gebied km. 26.000 – km. 27.000 schuin terug naar de bestaande kust. Belanghebbende stelt voor de aansluiting om de bestaande kustlijn te leggen, zuidelijk van raai km. 28.000, zodat het strandpaviljoen van belanghebbende niet komt te liggen in de oksel van de nieuwe kustlijn. Er ontstaan bovendien voor zwemmers gevaarlijke omstandigheden en dat is nadelig voor een gezonde exploitatie van het paviljoen Hargen aan Zee.
C
Volgens de basistekening C0011.00176.0101 eindigt het gebied, waarin de aannemer in het zomerseizoen niet mag werken of onderhoud plegen om de recreatieve belangen niet te schaden, precies ter hoogte van het paviljoen van belanghebbende. Voorgesteld wordt deze begrenzing zuidelijker te leggen, zodat het paviljoen gevrijwaard is van onderhoudsactiviteiten.
Aanpassing planproduct
Hoe begrijpelijk deze wens ook is, het is vanwege de systematiek van het aanbestedingsproces in combinatie met de vele belanghebbenden, niet mogelijk dat het hoogheemraadschap een vertegenwoordiger van belanghebbenden opneemt in de EMVI commissie. Vertegenwoordigers van de exploitanten (en overige omgevingspartijen) hebben via rondetafelgesprekken hun belangen en wensen met de aannemers besproken. Ook hebben deze deelnemers een gesprek gehad met de leden van de EMVI beoordelingscommissie(s) om hen te informeren over de wensen, belangen en ideeën van de omgeving. Het projectgebied van de Zwakke Schakels strekt zich aan de zuidkant uit tot en met RSP 26.06. Om voldoende ruimte te bieden voor de aansluiting van de kustversterking op het naastgelegen kustvak is het projectgebied richting het zuiden verlengd tot RSP 28.32. En verdere verruiming van het projectgebied in zuidelijke richting is niet nodig omdat in het deeltraject 26.06 tot en met 28.32 geen sprake meer is van een veiligheidsprobleem. Risico’s voor zwemmers worden zoveel mogelijk voorkomen door eisen te stellen aan de ontwerpen van de kustversterking. Eén van de eisen is een geleidelijk verloop van de kustlijn bij de aansluitingen. Ook zijn in de vraagspecificatie eisen opgenomen dat het strand vrij moet zijn van afslagkanten met een taludhoogte van meer dan 0,5 meter en dat tot NAP -3 meter het gemiddelde talud niet steiler mag zijn dan 1:20. Het hoogheemraadschap maakt afspraken met de reddingsbrigade om alert te zijn op onvoorziene situaties.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Op de basiskaart ten behoeve van de planproducten C03011.000176.0101, die ook ter inzage heeft gelegen, is de vrijwaringstrook van onderhoud rondom strandpaviljoens al meer zuidelijk begrensd. Paviljoen Hargen aan Zee valt daardoor binnen deze vrijwaringsstrook.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Tijdens het gesprek op 5 augustus heeft de indiener aangegeven dat volgens hem de plankaart die bij de stukken zit die ter inzage lagen, afwijkt van de eerder circulerende versies. De begrenzing is inderdaad zuidwaarts opgeschoven n.a.v. de uitbreiding van het areaal Habitattype 1110B van 800 naar 1000 ha dat verstoord
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Zienswijze 13 - J. de Graaf te Bergen, exploitant van strandpaviljoen Hargen aan Zee letter Blz. Samenvatting Reactie op zienswijze
76
kan raken door het onderhoud dat de aannemer periodiek moet uitvoeren. De omvang van dat het verstoorde gebied is afhankelijk van de interval waarin de aannemer zand gaat suppleren. Door de grotere zeewaartse uitbreiding is ook de begrenzing evenredig zuidwaarts opgeschoven.
D
E
F
G
Het profileren of aanpassen van de strandafgang Camperduin staat expliciet genoemd als taak van de aannemer. De keuzes die de aannemer maakt kunnen leiden dat ook het aanpassen van de strandafgang Hargen nodig is. Dit moet volgens belanghebbende ook een taak van de opdrachtnemer zijn. In de ter visie liggende stukken is dit echter niet genoemd. Indiener stelt voor het aan te leggen fietspad niet te laten eindigen in Camperduin, maar in zuidelijke richting door te trekken en aan te laten sluiten op het fietspadennet van Staatsbosbeheer. Indiener pleit voor het verbeteren van de bewegwijzering vanaf de N9 naar Hargen aan Zee en terug.
De technisch manager heeft aangegeven dat het waarschijnlijk is dat de duinvoet gaat aangroeien ter hoogte van het paviljoen van belanghebbende. In de wetenschap dat het hoog-
Het is niet aannemelijk dat de toegankelijkheid van het strand via de strandslag Hargen nadelig wordt beïnvloed door de kustversterking. Er zijn daar nog geen aanpassingen voorzien. Als de werkzaamheden onverhoopt de toegankelijkheid van het strand nadelig beïnvloeden, dan moet de aannemer direct maatregelen nemen en deze nadelige beïnvloeding opheffen. Het hoogheemraadschap ziet hierop toe.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Zie voor de beantwoording van deze zienswijze hoofdstuk 9 Algemeen deel NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Voor de verlenging van het fietspad is tegen die tijd een aparte omgevingsvergunning vereist. Dit verzoek wordt voorgelegd aan de gemeente Bergen en de provincie.. Om de verkeerstoename in goede banen te leiden worden extra maatregelen genomen. Er komt permanente bewegwijzering van en naar Camperduin via Petten en in het projectplan wordt de eis opgenomen dat het bouwverkeer via de N9 en de N502 naar de HPZ moet rijden. Hierdoor wordt voorkomen dat bouwverkeer gebruik maakt van de ontsluiting via de Heereweg. De zeewaartse verplaatsingen die het hoogheemraadschap noodzakelijk acht en die het gevolg zijn van de vijfjaarlijkse actualisering van de watervergunningen om de aangroei van de zeereep mogelijk te maken, zijn onderdeel van permanent beleid. Bij een verplaatsing die voor de uitvoering van het project niet
In het projectplan is de eis opgenomen dat het bouwverkeer via de N9 en N502 naar de HPZ moet rijden. Hierdoor wordt voorkomen dat bouwverkeer gebruik maakt van de ontsluiting via de Heereweg. De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
De gele begrenzing op de kaart bij de planproducten is indicatief tot waar het strand bij de werkzaamheden kan worden verbreed. Of en hoe dit daadwerkelijk gebeurt hangt af van het plan van de geselecteerde aannemer.
77
noodzakelijk is, behoort het tot het ondernemersrisico dat belanghebbende het paviljoen zeewaarts verplaatst ( afhankelijk van de mate van aangroei van de zeereep). Hoofdstuk 10 ( onderdelen 10.3 en 10.6) van de NBZ geeft aan dat het hoogheemraadschap een tegemoetkoming heeft in nadeelcompensatie. Ondernemers die door het uitvoeren van de kustversterking hun bedrijf tijdelijk moeten staken of volledig moeten verplaatsen (alle funderingspalen en kabels & leidingen), komen hiervoor in aanmerking. Deze ingreep is eenmalig, ingrijpender van aard en geldt alleen voor een klein deel van de groep exploitanten. In de bespreking op 5 augustus 2013 gaf de exploitant aan dat hij 22 jaar geleden zijn paviljoen voor het laatst heeft verplaatst. Indien nu binnen enkele jaren na de oplevering van het project het strand zich zodanig heeft verbreed dat verplaatsing nodig is, beschouwt het hoogheemraadschap dat als een voor de exploitant nadelig gevolg van het project. De verwachting is dat het paviljoen niet wordt verwijderd voor de uitvoering van de kustversterking. Indien de uiteindelijk door het hoogheemraadschap geselecteerde aannemer van mening is dat een tijdelijke verwijdering toch nodig is, dan komen de kosten van verwijdering, opslag en terugplaatsing ten laste van het project. Indiener wil weten hoe breed het nieuwe strand Het hoogheemraadschap laat het strand zo aanleggen dat er in de recreatiezones De zienswijze heeft niet geaan de zeezijde van zijn paviljoen gaat worden de meest gunstige omstandigheden ontstaan voor recreatiemogelijkheden. Voor leid tot het aanpassen van en wanneer dit concreet bekend is. de natuurzone kiest het hoogheemraadschap voor een zandige kust die met zo de planproducten. min mogelijk ingrijpen ontstaat. De zandige kust wordt in een keer aangelegd met een zo laag mogelijke onderhoudsfrequentie (rijksbeleid is eens per drie jaar, voor de natuurzone geldt eens per vijf jaar of minder). Voor de recreatiezones geldt ook de eis dat tijdens de aanleg het strand een minimale breedte moet hebben (50 meter) en bij voorkeur een maximale breedte (70 meter). Dit is naast de eisen die gesteld worden aan de beperking van de steilheid in de oost-west richting van het onderwatertalud (ter voorkoming van klifvorming) en de maximale hoekverdraaiing in de noord-zuid richting. Met deze twee eisen borgt het hoogheemraadschap zowel de recreatie op het strand (de minimale breedte) als dat de recreatie niet te ver van de waterlijn komt te liggen (de voorkeur maximale breedte). Daarom heeft het hele strand, voor zover dat technisch mogelijk is, de optimale afmetingen gekregen zodat er extra recreatie kan ontstaan . Behalve
H
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
heemraadschap op zijn kosten twee paviljoens en twee posten van de reddingsbrigade verplaatst, wil belanghebbende hier ook voor in aanmerking komen. Het verwijderd zijn van de funderingspalen geeft de opdrachtnemer meer werkruimte.
78
Bij een nieuw strand dat breder wordt dan 100 m. ligt een zeewaartse verplaatsing in de rede. Nu het onduidelijk is hoe breed het strand aan de zeezijde van zijn paviljoen gaat worden wil belanghebbende een gesprek over de procedure tot het toekennen van planschade of nadeelcompensatie om zodoende te beoordelen wanneer hij een aanvraag moet indienen.
Zie verder het antwoord op zienswijze G.
De zienswijze leidt tot het aanbrengen van een verduidelijking in de hoofdstukken 13 (Belangenafweging) en 14.4 (Regelingen voor Schadevergoeding, waaronder nadeelcompensatie)van het projectplan.
J
Indiener bepleit het opstellen van een protocol met een financieel onderdeel, zodat vooraf duidelijk is onder welke voorwaarden een paviljoen gesloten wordt en hoe het hoogheemraadschap dit afhandelt.
Zodra het hoogheemraadschap inzicht heeft in de wijze en tijdstippen van uitvoering voert het met de betrokken exploitant tijdig overleg of diens paviljoen (tijdelijk) verplaatst moet worden of tijdelijk gesloten. In die gesprekken komt ook de tegemoetkoming in nadeelcompensatie aan de orde.
De zienswijze leidt tot het aanbrengen van een verduidelijking in de hoofdstukken 13 (Belangenafweging) en 14.4 (Regelingen voor Schadevergoeding, waaronder nadeelcompensatie)van het projectplan.
K
Belanghebbende wil weten waar de nieuwe Basiskustlijn (BKL) is geprojecteerd en of daarvoor als uitgangspunt geldt de verwijzing van het hoogheemraadschap naar de watervergunning, waarin staat dat de hoogtemaat van de onderkant van een opstal minimaal 4,5 m. boven NAP moet liggen.
De BKL gebruikt RWS als instrument om te bepalen of zij zandsuppleties moet gaan uitvoeren. Ook in het belang van strandexploitanten vindt de vaststelling van de BKL pas plaats nadat RWS voldoende ervaring heeft opgedaan met het gedrag van de kustlijn ter plaatse. Hiermee voorkomt RWS dat er ter plaatse van de HPZ onnodig vaak gesuppleerd moet worden, zonder dat de veiligheid in het geding is. Het is echter aannemelijk dat de hoogte van de bovengrens van de BKL op hetzelfde niveau wordt aangehouden zoals nu ter plaatse van de omringende zandige duinenkust en –vakken. Voor de hoogtemaat onderkant opstal in de watervergunning heeft de BKL geen betekenis.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
I
de eis van klifvorming (herstel is slechts een kleine ingreep), beperken de eisen zich alleen tot de aanleg omdat het strand onderdeel is van een dynamisch ontwikkelende kust. Het gaat tegen de natuurlijke en dynamische ontwikkeling van een zandig kustgebied in om het nieuw te vorm strand met behulp van suppleties, die dan waarschijnlijk ook nog eens frequent moeten worden uitgevoerd, exact binnen de hierboven genoemde ontwerpaders te houden, zoals die voor de aanleg gelden. Zonder de veiligheid in gevaar te brengen, mag de kust zich ter plaatse op natuurlijke wijze ontwikkelen. Eén en ander is in overeenstemming met het voor de hele zandige kust geldende rijksbeleid. Met belanghebbende is op 5 augustus 2013 gesproken over de achtergronden van het eventueel toekennen van nadeelcompensatie. Ook is gesproken over het schadeplichtig zijn van de aannemer als hij (onbedoeld) schade toebrengt aan het paviljoen van belanghebbende.
79
L
Belanghebbende roept het hoogheemraadschap op een voorbehoud te maken bij het voornemen van de gemeenten Bergen en Schagen om op het nieuw gevormde strand de exploitatie van één of meer nieuwe strandpaviljoens mogelijk te maken.
Het is niet aan het hoogheemraadschap om te bepalen of een of meer strandpaviljoens op het Noordzeestrand wenselijk zijn. Eerst beslissen Burgemeester en wethouders van Bergen daarover. Het Rijk (ruimte langs de vloedlijn vrijhouden van bebouwing voor calamiteiten en werkzaamheden), het hoogheemraadschap (afstand houden van de duinvoet om dynamische aangroei mogelijk te maken) en provincie (bescherming natuurbelangen) kunnen randvoorwaarden stellen.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
12.14 T.A. van der Ploeg, exploitant Strandpaviljoen Zilte Zucht te Callantsoog
letter
A
B
C
blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
De verkleining van het projectgebied mag vanwege de eerdere communicatie en dat ook noordelijk van HPZ het strand door de kustversterking op termijn breder wordt , er niet toe leiden dat de betrokken exploitanten van strandpaviljoens niet gecompenseerd worden als zij kosten maken voor het verplaatsen van de opstallen. Indiener verzoekt in projectplan op te nemen dat een exploitant zijn paviljoen pas hoeft te verplaatsen als het strand breder is geworden.
Voor een nadere beschouwing waarom het noordelijk deel van DKNH niet langer is te beschouwen als Zwakke Schakel verwijst het hoogheemraadschap naar onderdeel 4.1 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Voor meer uitleg over het zeewaarts verplaatsen van strandbebouwing verwijst het hoogheemraadschap naar onderdeel 10.3 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze leidt tot het aanbrengen van een verduidelijking in de hoofdstukken 13 (Belangenafweging) en 14.4 (Regelingen voor Schadevergoeding, waaronder nadeelcompensatie)van het projectplan. De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Indiener wenst uitbreiding van het programma Zie voor de beantwoording van deze zienswijze hoofdstuk 9 Algemeen deel NBZ. Ruimtelijke Kwaliteit met het verbeteren van de bereikbaarheid van het paviljoen Zilte Zucht. Zijn uitdrukkelijke wens aan de provincie is het
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Zienswijze 14 – T.A. van der Ploeg, exploitant Strandpaviljoen Zilte Zucht te Callantsoog
80
opnemen van een duinpromenade als extra ruimtelijke kwaliteitsmaatregel. D
Indiener stelt voor om paviljoen Zilte Zucht te verplaatsen naar het noorden van Callantsoog Strandafgang Voordijk,
Het is eerst aan de gemeente Schagen om vanuit belangen voor ruimtelijke orDe zienswijze heeft niet gedening en natuur te overwegen of een paviljoen op een bepaalde locatie mogeleid tot het aanpassen van lijk is. Het hoogheemraadschap bepaalt vervolgens vanuit de belangen van de de planproducten. waterkering, of de veiligheid van de waterkering niet in het geding is. Het hoogheemraadschap kan meedenken met een verplaatsing als op deze locatie genoeg ruimte op het strand is (belang RWS) én het paviljoen op voldoende afstand van het duin kan worden geplaatst, zodat het paviljoen de duinaangroei niet belemmert. Het project Zwakke Schakels maakt verplaatsing van het paviljoen naar een andere strandafgang echter niet noodzakelijk.
E
Indiener vraagt tot slot aandacht voor twee tekortkomingen aan duinopgang Kiefteglop, die toegang geeft tot zijn paviljoen. Deze opgang bedient ook nog twee andere paviljoens. De kleinschalige opgang leidt tot een tekort aan stallingsmogelijkheden voor de fietsende recreant. Ook zou het aanbrengen van een ondergrondse vuilcontainer leiden tot het verdwijnen van het stankbezwaar – groot afvalaanbod vanwege de drie paviljoens – en een verbetering van het algehele kwaliteitsbeeld.
Strandopgang Kiefteglop is opgenomen als project in het programma Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels. Door de gemeente Schagen wordt in overleg met de provincie en de belanghebbende ondernemers een ontwerp gemaakt voor de nieuwe strandopgang.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Zienswijze 15 – T.A. van der Ploeg, exploitant Strandpaviljoen Zilte Zucht te Callantsoog letter A
Blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
De verkleining van het projectgebied mag vanwege de eerdere communicatie en dat ook noordelijk van HPZ het strand door de kustversterking op termijn breder wordt, er niet toe lei-
Voor meer uitleg waarom het noordelijk deel van DKNH niet langer een Zwakke Schakel is, verwijst het hoogheemraadschap naar onderdeel 4.1 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
12.15 T.A. van der Ploeg, exploitant Strandpaviljoen Woest te Callantsoog
81
den dat de betrokken exploitanten van strandpaviljoens niet gecompenseerd worden als zij kosten maken voor het verplaatsen van de opstallen. B
Indiener verzoekt in het projectplan op te nemen dat een exploitant zijn paviljoen pas hoeft te verplaatsen als het strand breder is geworden.
C
Indiener wenst uitbreiding van het programma Ruimtelijke Kwaliteit met de verbetering van de bereikbaarheid van het paviljoen Woest.
Voor een uitleg over het zeewaarts verplaatsen van strandbebouwing, verwijst het hoogheemraadschap naar onderdeel 10.3 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze leidt tot het aanbrengen van een verduidelijking in de hoofdstukken 13 (Belangenafweging) en 14.4 (Regelingen voor Schadevergoeding, waaronder nadeelcompensatie)van het projectplan. De huidige bereikbaarheid wordt tijdens en na de realisatie van het project gega- De zienswijze heeft niet gerandeerd. leid tot het aanpassen van de planproducten. Zie voor de beantwoording van deze zienswijze hoofdstuk 9 van het Algemeen deel van de NBZ.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
12.16 De bevoegde gezagen hebben besloten – na de afzender tevergeefs in de gelegenheid te hebben gesteld te verklaren of de brief moet worden beschouwd als een zienswijze – de brief buiten behandeling te laten. Omdat dezelfde brief een bijlage vormde van zienswijze 34 (Burgercomité), zijn de argumenten daar wél behandeld.
82
12.17 Richard Minkema, te Camperduin en 12.27 Richard Minkema, te Camperduin, mede namens de ondernemers uit Camperduin: Struin, De Jongens Uit Schoorl, Luctor et emergo, Strandhotel Camperduin, Strandhuis Camperduin en diverse natuurorganisaties Zienswijze 17 - Richard Minkema , te Camperduin Zienswijze 27 - Richard Minkema , te Camperduin, mede namens de ondernemers uit Camperduin: Struin, De Jongens Uit Schoorl, luctor et emergo, Strandhotel Camperduin, Strandhuis Camperduin en diverse natuurorganisaties letter blz. Samenvatting Reactie op zienswijze Aanpassing planproduct A+B
1
Indieners zijn enthousiast over de mogelijkheden die de realisatie van het VKA opleveren voor de bedrijven in Camperduin en pleiten voor het reserveren van ruimte voor de realisatie van een kustbelevingscentrum (KBC).
Het KBC is niet in het vastgestelde projectplan opgenomen, omdat het oprichten niet vaststond tijdens het vaststellen van dit plan. Het KBC zou mogelijk tot stand kunnen komen binnen het programma Ruimtelijke Kwaliteit dat de provincie trekt. Zie voor het door PS op 3 juni 2013 vastgestelde toetsingskader voor het Uitvoeringsprogramma Kust hoofdstuk 9 Algemeen deel van de NBZ. Uiteindelijk moet de gemeente Bergen het KBC planologisch mogelijk maken.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De bevoegde gezagen onderschrijven dat de kustversterking kansen biedt voor de regionale economie en voor het toerisme in Camperduin én dat het KBC een goede voorziening is bij slecht weer. Zij zijn verheugd dat dit initiatief tot stand gekomen is door de samenwerking tussen de ondernemers van Camperduin en de natuurbeschermingsorganisaties. C
1
Indieners pleiten voor het verlengen van het veiligheidsduin met 250 meter in zuidelijke richting.
D
1
Indieners pleiten voor de aanleg van een binnenmeer om verstuiving tegen te gaan.
Het hoogheemraadschap heeft de aannemers de maatschappelijke wens meegegeven voor het binnen de plangrenzen in zuidelijke richting verlengen van het veiligheidsduin en het aanleggen van een vochtige duinvallei. Pas na de opdrachtverlening wordt duidelijk of deze wens is gehonoreerd. De toegang tot het eventuele KBC via een pad aan de achterzijde van Struin is een verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers van het KBC. De ligging van dit pad moet afgestemd zijn met de gemeente Bergen. De kosten voor de aanleg van dit pad kunnen opgenomen
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Mogelijk kan de gemeente Bergen een ruimtelijke reservering al opnemen in haar mini structuurvisie die zij dit jaar opstelt voor de omgeving van Camperduin. Als de structuurvisie is vastgesteld dan is een wijziging in het bestemmingsplan nodig óók een omgevingsvergunning om de definitieve planologische locatie van het KBC vast te stellen.
83
1
F
1
G
1
H
1
I
1
J
2
Indieners pleiten voor een goede toegankelijkheid van het te realiseren kustbelevingscentrum (KBC). Indieners pleiten voor het behoud van de huidige toegankelijkheid van het paviljoen Struin.
worden in het provinciale programma Ruimtelijke Kwaliteit voor de zeezijde (zie hoofdstuk 9 Algemeen deel van de NBZ).
Indieners wensen vastgelegd dat het kustbelevingscentrum twee verdiepingen hoog mag worden.
De gemeente Bergen besluit in het kader van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning , waarin het eventuele KBC planologisch wordt mogelijk gemaakt, uit twee verdiepingen kan bestaan.
Indieners pleiten voor de realisatie van mogelijkheden waardoor later eenvoudig kabels en leidingen kunnen worden aangelegd.
De huidige voorzieningen aan leidingen en kabels worden teruggebracht en gefinancierd vanuit de kustversterking. Eventuele extra voorzieningen moet u óf zelf financieren óf u kunt gebruik maken van de mogelijkheid om nieuwe initiatieven voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit aan de zeezijde samen met de gemeente uit te werken en deze voor te leggen aan PS voor cofinanciering vanuit het Uitvoeringsprogramma Kust.
De toegang tot het paviljoen blijft tijdens de uitvoering van de kustversterking gegarandeerd. Dit is in paragraaf 7.4 van het projectplan verankerd.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. Indieners pleiten voor het opnemen van een Bestaande voorzieningen voor het stallen van fietsen worden teruggebracht. De zienswijze heeft fietsenstalling in het projectplan. Nieuwe voorzieningen voor bijvoorbeeld het stallen van fietsen en plaatsen van niet geleid tot het strandhuisjes, kunnen aangemeld worden als extra of nieuw project voor een aanpassen van de Indieners verzoeken de realisatie van overnach- provinciale bijdrage uit het Uitvoeringsprogramma Kust (zie de reactie op A en B). planproducten. tingsmogelijkheden op het strand, de duinen of Zie ook hoofdstuk 9 Algemeen deel van de NBZ. op de dijk. De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
12.18 Richard Minkema, namens De Jongens, te Camperduin Zienswijze 18 - Richard Minkema, namens De Jongens, te Camperduin letter blz. Samenvatting Reactie op zienswijze A
Indiener verzoekt om een plek op het strand voor opslag, accommodatie en uitvoering van zijn activiteiten.
Aanpassing planproduct
Indiener heeft nu aan de Heereweg, te Camperduin zijn opslagruimte. Vanaf hier De zienswijze heeft niet gevertrekken de gasten en cursisten naar de dichtbij gelegen kustlijn. Na uitvoering leid tot het aanpassen van van de kustversterking is die afstand zodanig groot geworden dat indiener de de planproducten. wens heeft een vergelijkbare ruimte op het strand te mogen oprichten. Wanneer het definitief ontwerp van het Kustbelevingscentrum bekend is initieert het
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
E
84
hoogheemraadschap een overleg waarin betrokkenen, zoals de gemeente Bergen en provincie, samen met indiener op zoek gaan naar een geschikte locatie’. B
Indiener wenst gecompenseerd te worden voor omzetverliezen die hij verwachtdoor het uit veiligheidsoverwegingen periodiek gesloten zijn van dijk en strand.
Zie het Algemeen deel van deze NBZ, onderdeel 10.6.
De zienswijze leidt tot het aanbrengen van een verduidelijking in de hoofdstukken 13 (Belangenafweging) en 14.4 (Regelingen voor Schadevergoeding, waaronder nadeelcompensatie)van het projectplan.
C
Indiener is enthousiast over de mogelijkheden die de realisatie van het VKA gaan opleveren voor de bedrijven in Camperduin en pleit, denkend aan het overleg met lokale bedrijven en natuurorganisaties, voor het realiseren van een KBC.
De bevoegde gezagen onderschrijven dat de kustversterking kansen biedt voor de regionale economie en voor het toerisme in Camperduin en dat het KBC een goede voorziening is bij slecht weer. Wij zijn verheugd dat dit initiatief tot stand gekomen is door de samenwerking tussen de ondernemers van Camperduin en de natuurbeschermingsorganisaties.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Mogelijk kan de gemeente Bergen een ruimtelijke reservering opnemen in haar structuurvisie die zij dit jaar opstelt voor de omgeving van Camperduin. Als de structuurvisie is vastgesteld dan is een wijziging in het bestemmingsplan nodig óf een omgevingsvergunning om de definitieve planologische locatie van het KBC vast te stellen. D
Initiatiefnemer bepleit het oprichten van diverse vormen van overnachtingmogelijkheden op strand, duin of dijk.
Nieuwe voorzieningen voor bijvoorbeeld het plaatsen van strandhuisjes, kunnen aangemeld worden als extra of nieuw project voor een provinciale bijdrage uit het Uitvoeringsprogramma Kust. Zie ook hoofdstuk 9 Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Het KBC is niet in het vastgestelde projectplan opgenomen, omdat het oprichten niet vaststond tijdens het vaststellen van dit plan. Het KBC kan mogelijk tot stand komen binnen het programma Ruimtelijke Kwaliteit dat de provincie trekt. Zie hiervoor het door PS op 3 juni 2013 vastgestelde toetsingskader voor het Uitvoeringsprogramma Kust in hoofdstuk 9 van Algemeen deel van de NBZ. Uiteindelijk maakt de gemeente Bergen het KBC planologisch mogelijk.
85
E
Een belangrijk deel van de bedrijfsinkomsten haalt indiener uit golfsurflessen, brandingraften en de verhuur van watersportmaterialen. Het verdwijnen van de zeer goede surfmogelijkheden nabij Camperduin kan betekenen dat de exploitant omzetverlies gaat lijden. Hij wenst informatie te ontvangen over zijn rechtspositie voor het geval zijn vrees waarheid wordt.
Zie het Algemeen deel van de NBZ, onderdeel 10.2 in samenhang met onderdeel 10.6. Het hoogheemraadschap neemt met indiener contact op en informeert indiener over de mogelijkheid van het verzoek voor nadeelcompensatie voor het geval de bedrijfsomzet terugloopt als een rechtstreeks gevolg van het verdwijnen van de surfmogelijkheden door de zandige versterking.
De zienswijze leidt tot het aanbrengen van een verduidelijking in de hoofdstuk 13.2 (Belangenafweging) van het projectplan.
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
Zienswijze 19 – Arnold Gronert, te Petten letter Blz. Samenvatting
A1
A2
Indiener verzoekt om uitleg van het in 1996 weigeren van afgeven van een vergunning tot het steken van mosselzaad op de strandhoofden, vergeleken met de realisatie van het VKA van de kustversterking waarbij een deel van de strandhoofden onder het zand komt te liggen.
De belangenafweging waar rechtsvoorganger Uitwaterende Sluizen in Hollands De zienswijze heeft niet geNoorderkwartier (hierna: USHN) en het Rijk zich medio jaren negentig voor geleid tot het aanpassen van steld zagen, is een andere dan die waar het hoogheemraadschap en RWS dit keer de planproducten. een beslissing in moeten nemen (kustversterking, A2).
Indiener wenst beargumenteerd te krijgen waarom het eerder toegepaste voorzorgprincipe niet meer van toepassing is bij de realisatie van het VKA.
Het hoogheemraadschap is in de huidige situatie geconfronteerd met een aantal ernstige tekortkomingen in de zeewering tussen Camperduin en Callantsoog, waardoor het hoogheemraadschap niet meer de veiligheidsnorm kan bieden die in de Waterwet is vastgelegd. Een bevolking van ruim twee miljoen inwoners en economische waarde van honderden miljarden lopen hierdoor een ontoelaatbaar risico. Het hoogheemraadschap is zich ervan bewust dat de prioriteit - anders dan in de jaren negentig - ligt bij de versterking van de zeewering. Dat be-
In de wetenschap dat de opbrengst aan mosselzaad uit het Waddengebied sterk terugliep en vooralsnog laag zou blijven, zochten de Zeeuwse vissers in de jaren negentig naar alternatieve plaatsen rijk aan mosselzaad. De aanwezigheid op het hardsubstraat van de primaire waterkeringen aan de Noordzee zou in hun behoeften kunnen voorzien. Het bestuur van USHN heeft in navolging van het Rijk destijds het behoud van foerageerplaatsen voor vogels gesteld boven het bedrijfsbelang van deze groep vissers. De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
12.19 Arnold Gronert, te Petten
86
A3
Indiener vraagt zich af welke wetenschappelijke studies ten grondslag liggen aan de besluiten.
B
Indiener pleit, uitgaande van het voorzorgprincipe, voor het uitwerken van alternatieven die het ecosysteem sparen.
Het belang van waterveiligheid vraagt dat het project Zwakke Schakels nu wordt uitgevoerd. Verschillende alternatieven zijn afgewogen. In de brugnotitie is uitgebreid gemotiveerd waarom uiteindelijk voor het VKA is gekozen. Zie ook hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ. Met het inwerking treden van de NB-wet en de Flora en Faunawet hoort het rapen van mosselzaad niet langer onder de verantwoordelijkheid van de minister van I&M (voorheen Verkeer en Waterstaat). De bescherming van deze natuurwaarden gebeurt door de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. In de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet worden de natuur- en andere belangen tegen elkaar afgewogen. Het ministerie van Economische Zaken en de provincie zijn hierin de bevoegde gezagen. Rijk en het hoogheemraadschap laten het voorzorgprincipe niet los. Dat blijkt ook uit het integrale M&M-plan . Het werken aan de kustveiligheid is gekoppeld aan een pakket milieumaatregelen. Het projectplan geeft in hoofdstuk 2, gebaseerd op uitgevoerd onderzoek, uitge- De zienswijze heeft niet gebreid informatie waarom de HPZ en de aangrenzende duingebieden zijn afgeleid tot het aanpassen van de planproducten. keurd. Het antwoord op zienswijze A1 bespreekt de noodzaak waarom het hoogheemraadschap de HPZ en de aangrenzende duingebieden weer moet laten voldoen aan de in de Waterwet geregelde veiligheidsnormen. De Passende beoordeling (in het kader van de Natuurbeschermingswet) bevat (de resultaten van) het uitgebreide onderzoek naar de effecten van de kustversterking op Natura-2000-gebieden. het hoogheemraadschap heeft alle reële alternatieven onderzocht (zie ook De zienswijze heeft niet gehoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ). Het VKA heeft het minste neleid tot het aanpassen van gatieve effecten op ecologie. Het resterende negatieve effect is waar nodig gemi- de planproducten. tigeerd.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
tekent niet dat het hoogheemraadschap geen maatregelen neemt om de negatieve gevolgen voor de natuur te verzachten. Deze staan uitgebreid beschreven in het integrale M&M-plan. Zie ook hoofdstukken 5-7 van het Algemeen deel van de NBZ.
87
12.20 De heren J.J.P.A. Jansen en C.M. Tuinfort, namens Paviljoen Minkema BV, h.o.d.n. Struin, te Camperduin
Aanpassing Planproduct
A
1
Indiener pleit voor garantie van de toegankelijkheid van paviljoen Struin tijdens de uitvoeringsperiode.
De toegang tot het paviljoen blijft tijdens de uitvoering van kustversterking gega- De zienswijze heeft niet gerandeerd. Dit is in par. 7.4 van het projectplan verankerd. leid tot het aanpassen van de planproducten.
B
1
Indiener pleit voor extra speelmogelijkheden en mogelijkheden voor de toegang naar het paviljoen Struin.
De functionaliteit van de nieuwe strandopgang is in ieder geval vergelijkbaar met De zienswijze heeft niet gede huidige. Voor de extra voorgestelde voorzieningen moet de indiener zelf zor- leid tot het aanpassen van gen. de planproducten.
C/D
1
Indiener pleit voor compensatie van de verplaatsingskosten van zijn terras.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
E
2
Indiener verzoekt tot het maken van heldere afspraken over eventuele extra arbeidskosten als gevolg van het stuiven van zand.
Op 21 februari 2013 heeft er op ambtelijk niveau overleg plaatsgevonden met de exploitanten van het strandpaviljoen. In dit gesprek is gewezen op de Verordening nadeelcompensatie van het hoogheemraadschap 2010 (zie ook onderdeel 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ). Dit gesprek krijgt een vervolg. Daarin komen de zienswijzen aan de orde die betrekking hebben op de wens gecompenseerd te worden voor extra kosten die indieners verwachten als gevolg van het project. Hetzelfde geldt voor de door hen niet uitgesloten geachte omzetderving (nadeelcompensatie op grond van de Verordening nadeelcompensatie het hoogheemraadschap 2010). Het hoogheemraadschap doet er zoveel mogelijk aan om effecten door stuifzand te voorkomen (zie onderdeel 10.5 van het Algemeen deel van de NBZ). Mocht indiener onverhoopt toch nadeel ondervinden, dan kan hij een verzoek doen om nadeelcompensatie (zie onderdeel 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ).
F
2
Indiener verzoekt om behoud van het huidige uitzicht.
Aan de aannemer is de eis meegegeven dat het duin ook tijdens de onderhoudsperiode niet hoger mag liggen dan NAP +10,5 meter. Aannemer moet bij aanleg dus rekening houden met natuurlijke aangroei en wordt hier op getoetst.. Zie ook onderdeel 10.4 projectplan.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
G
2
Indiener verzoekt de realisatie van extra fietsenstallingen.
Bestaande voorzieningen worden teruggebracht en voor extra voorzieningen De zienswijze heeft niet gemoet de indiener zelf zorgen. Zie het antwoord op deze zienswijze bij de letter B leid tot het aanpassen van en hoofdstuk 9 van het Algemeen deel NBZ. de planproducten. De provincie wil graag samen met indiener en de gemeente Bergen in gesprek
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Zienswijze 20 – de heren J.J.P.A. Jansen en C.M. Tuinfort, namens Paviljoen Minkema BV, h.o.d.n. Struin, te Camperduin letter blz. Samenvatting Reactie op zienswijze
88
H
2
Indiener wenst gecompenseerd te worden voor zijn omzetverlies.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
I
2
Indiener is enthousiast over de mogelijkheden die de realisatie van het voorkeursalternatief gaan opleveren voor de bedrijven in Camperduin en pleit voor het realiseren van een KBC.
De bevoegde gezagen onderschrijven dat de kustversterking kansen biedt voor de regionale economie en voor het toerisme in Camperduin en dat het KBC een goede voorziening is bij slecht weer. Wij zijn verheugd dat dit initiatief tot stand gekomen is door de samenwerking tussen de ondernemers van Camperduin en de natuurbeschermingsorganisaties. Het KBC is niet in het vastgestelde projectplan opgenomen, omdat het oprichten niet vaststond tijdens het vaststellen van dit plan. Het KBC kan tot stand komen binnen het programma Ruimtelijke Kwaliteit dat de provincie trekt. Zie hiervoor het door PS op 3 juni 2013 vastgestelde toetsingskader van het Uitvoeringsprogramma Kust in hoofdstuk 9 van het Algemeen deel van de NBZ. Uiteindelijk maakt de gemeente Bergen het KBC planologisch mogelijk.. De gemeente kan hiervoor een ruimtelijke reservering opnemen in haar mini structuurvisie die zij dit jaar opstelt voor de omgeving van Camperduin. Als de structuurvisie is vastgesteld dan is een wijziging in het bestemmingsplan nodig óf een omgevingsvergunning om de definitieve planologische locatie van het KBC vast te stellen.
J
3
Indiener verzoekt om terughoudendheid voor de realisatie van vestigingsmogelijkheden voor nieuwe paviljoens.
Het projectplan gaat niet over het vestigen van nieuwe paviljoens. Het is aan Burgemeester en wethouders van de betreffende kustgemeente om hierover in haar ruimtelijke ordeningsbeleid te beslissen.
K
3
Indiener wenst gecompenseerd te worden voor zijn extra kosten en het verminderen van de aantrekkelijkheid van zijn locatie.
Voor het in aanmerking komen voor nadeelcompensatie zie het antwoord op de- De zienswijze heeft niet geze zienswijze bij de letter C. leid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
om samen te onderzoeken of de genoemde initiatieven kunnen leiden tot een ruimtelijk programma voor de zeezijde en wat voorgelegd kan worden aan PS voor cofinanciering vanuit de provincie. Zie het antwoord op deze zienswijze bij de letter C.
89
L
3
M
Indiener verzoekt om het mogen realiseren van overnachtingsmogelijkheden op het strand, de duinen of op de dijk.
De achterzijde van het paviljoen moet toegankelijk blijven voor vrachtwagens van leveranciers. De huidige parkeermogelijkheid voor directie, gasten van het appartement, monteurs, onderhoudsbedrijven en personeel moet gehandhaafd blijven.
N
O
Toegang tot de zee zal aan de zuidzijde voor gasten van vergaderingen, bruiloften en andere feesten moet mogelijk blijven.
Nieuwe voorzieningen voor bijvoorbeeld het plaatsen van strandhuisjes kunnen eventueel aangemeld worden voor het ruimtelijke programma voor de zeezijde (onderdeel 9.2, Algemeen deel NBZ). Nieuwe voorzieningen op het strand, zoals strandhuisjes, zijn en blijven een initiatief van ondernemers. Over de benodigde vergunningen afstemming nodig met de gemeente, RWS en het hoogheemraadschap. De huidige toegankelijkheid van het paviljoen wordt gegarandeerd tijdens en na de realisatie van het project. De huidige parkeermogelijkheden rond het paviljoen worden gegarandeerd tijdens en na de realisatie van het project.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De huidige toegangen tot het paviljoen worden gegarandeerd tijdens en na reali- De zienswijze heeft niet gesatie van het project. leid tot het aanpassen van de planproducten.
12.21 Mr O.H. Minjon van Klaver van der Hooft Posch advocaten, namens Tanja en Jeroen Bredewout, exploitanten van Strandpaviljoen Luctor et Emergo, te Camperduin Zienswijze 21 – Mr O.H. Minjon van Klaver van der Hooft Posch advocaten, namens < naam >, exploitant van Strandpaviljoen Luctor et Emergo, te Camperduin
A
blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
Gemachtigde verzoekt het paviljoen na verHet hoogheemraadschap is als waterkeringbeheerder verantwoordelijk voor het De zienswijze heeft niet geplaatsing het hele jaar te kunnen exploiteren en op orde brengen en houden van de waterkeringen die Noord-Holland moeten leid tot het aanpassen van om een locatie bij de nieuwe strandopgang. beschermen tegen het risico van overstroming door de Noordzee. Als een pavil- de planproducten. joen vanwege de kustversterking (tijdelijk) verplaatst moet worden of de exploitatie moet worden gestaakt, is het ook een verantwoordelijkheid van het hoogheemraadschap de negatieve gevolgen hiervan zoveel mogelijk te verzachten. Gaat het echter om de uitbreiding van het exploitatiemodel (seizoenmatig wordt het hele jaar door), dan is het aan de gemeente om vanuit de belangen van ruimtelijke ordening en natuur te bepalen of een exploitatie tijdens het hele jaar op een bepaalde locatie mogelijk is. Het hoogheemraadschap bepaalt dan vanuit de
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
letter
90
belangen van de waterkering, of de veiligheid van de waterkering niet in het geding is. Het hoogheemraadschap beoordeelt een dergelijk verzoek aan de hand van de door hem in de zomer van 2009 vastgestelde Beleidsregels strandpaviljoen en vergelijkbare objecten 2009.
C
Gemachtigde dringt aan zijn cliënten te comHet hoogheemraadschap is als waterkeringbeheerder verantwoordelijk voor het penseren voor hun omzetverlies en beroept zich op orde brengen en houden van de waterkeringen die Noord-Holland moeten op een toezegging van de provincie. beschermen tegen het risico van overstroming door de Noordzee. Als een paviljoen vanwege de kustversterking (tijdelijk) verplaatst moet worden of de exploitatie moet worden gestaakt, is het ook een verantwoordelijkheid van het hoogheemraadschap de negatieve gevolgen hiervan zoveel mogelijk te verzachten. Bij aantoonbaar omzetverlies kan de paviljoenhouder om nadeelcompensatie verzoeken, zoals verwoord in onderdeel 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ.
Gemachtigde wil voorafgaand aan het vaststellen van het projectplan duidelijkheid over de in onderdeel B bedoelde nadeelcompensatie en wenst in dit verband: het maken van rechtens na te komen afspraken en het opnemen van een betrouwbare motivering in het projectplan en de uitvoeringsbesluiten.
Gemachtigde stelt dat de provincie toezeggingen heeft gedaan cliënten schadeloos te stellen voor de kosten van de verplaatsing van het paviljoen. Het hoogheemraadschap is als initiatiefnemer tot en uitvoerende overheid van de versterking gehouden een naar redelijkheid en billijkheid te bepalen vergoeding toe te kennen, indien en voor zover de schade niet of niet geheel ten laste van de verzoeker behoort te blijven en voor zover de schade niet of niet voldoende op een andere manier is verzekerd. Dit is dus geen verantwoordelijkheid van de provincie en ook heeft zij deze toezegging niet gedaan. Op 21 augustus voert het hoogheemraadschap overleg met de exploitanten van Luctor et Emergo om de vergoeding voor de door hen te maken kosten in de vorm van nadeelcompensatie te concretiseren. Met belanghebbende is een afspraak gemaakt om de procedure tot het toekennen van planschade of nadeelcompensatie toe te lichten.
De zienswijze leidt tot het aanbrengen van een verduidelijking in de hoofdstukken 13 (Belangenafweging) en 14.4 (Regelingen voor Schadevergoeding,waaronder nadeelcompensatie)van het projectplan.
De zienswijze leidt tot het aanbrengen van een verduidelijking in de hoofdstukken 13 (Belangenafweging) en 14.4 (Regelingen voor Schadevergoeding, waaronder nadeelcompensatie)van het projectplan.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
B
91
12.22 De heer J.A. Kroon, mevrouw F.D.P. Volkers en mevrouw N.Koon-Schenk, te Schoorl Zienswijze 22 – De heer J.A. Kroon, mevrouw F.D.P. Volkers en mevrouw N.Koon-Schenk, te Schoorl letter
Blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
A
4/5
Indieners wensen de effecten van stuifzand en vooral de overlast hiervan beter in beeld gebracht te hebben, voordat planologische voorwaarden van dit alternatief worden gecreëerd. Zo hebben indieners vrij veel last stuifhinder bij voornamelijk zuidwestelijke wind. Dit resulteert in een snellere slijtage van het rieten dak van de stolp. Door de laag zand die zich in en op het riet vormt droogt dit ter plekke niet meer. . De vochtige laag verrot vervolgens en vergaat. Het stuiven van zand verkort de levensduur van het dak van de stolpboerderij. Indieners verwachten problemen met hun graasdieren (koeien, schapen, paarden). Als zij teveel zand binnen krijgen, dan bestaat het risico van een zandkoliek en sterven de dieren. Voor paarden bestaan middelen om ervoor te zorgen dat het zand het spijsverteringskanaal verlaat, maar niet voor koeien en schapen. Dit resulteert in een gebruiksbeperking bij het laten begrazen van de graslandpercelen.
Het (nieuwe) strand kan door verstuiving leiden tot overlast, waardoor extra onderhoud moet worden uitgevoerd in de vorm van vegen en opruimen van zand op wegen en in de openbare ruimte of van een aangepaste bekleding van de binnenzijde van de dijk, wanneer de grasmat op de dijk verslechtert door zand. het hoogheemraadschap doet er zoveel mogelijk aan om effecten door stuifzand te voorkomen (zie Algemeen Deel, onderdeel 10.5). Mocht indiener onverhoopt toch nadeel ondervinden, kan hij een verzoek kan doen om nadeelcompensatie (Algemeen Deel, onderdeel 10.6).
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
e
5, 3 al.
Koeien en schapen Het hoogheemraadschap heeft een veearts geraadpleegd die bijna drie decennia werkzaam is op Ameland en zodoende veel ervaring heeft met vee dat leeft in een zandige omgeving. Hem is gevraagd over het optreden van zandkoliek bij koeien, schapen en paarden. Naar zijn oordeel komt zandverstopping bij koeien en schapen weinig voor. Voor de afvoer van zand uit het maag- en darmstelsel is het van belang dat de motiliteit (het functioneren) van het maag- en darmkanaal op orde is. Hiervoor is het essentieel dat de voeding van het vee voldoende magnesium en calcium bevat. Paarden Op basis van ingewonnen informatie geeft het hoogheemraadschap in overweging om minstens maandelijks te controleren of de mest van de paarden zand
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
A’
Begin augustus hebben vertegenwoordigers van het hoogheemraadschap en PNH een afspraak met indieners om dit nader te bespreken.
92
Indieners wensen borging ruimtelijke kwaliteitsmaatregelen op Hoeve Camperduin.
B2
Indieners stellen dat overnachtingsplaatsen op het buitentalud voortdurend om toezicht vragen en gaan verstuiven.
C
D
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Indieners stellen dat het goed is om de inhoud van de informatiepanelen samen te stellen met alle betrokkenen.
Met de gemeente Bergen en belanghebbenden die wonen en werken in Camperduin wordt, in het kader van de structuurvisie Camperduin (die wordt getrokken door de gemeente Bergen), gezocht naar een goede locatie voor overnachtingsplaatsen. De financiering hiervan is opgenomen in het in 2012 vastgestelde programma Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels (Zie hoofdstuk 9 Algemeen deel NBZ). Samen met de gemeente Bergen wordt uitgewerkt hoe het toezicht op de overnachtingsplaatsen wordt geregeld. Het (nieuwe) strand kan door verstuiving leiden tot overlast, waardoor extra onderhoud moet worden uitgevoerd in de vorm van vegen en opruimen van zand op wegen en in de openbare ruimte. Het hoogheemraadschap doet er zoveel mogelijk aan om effecten door stuifzand te voorkomen (zie Algemeen deel NBZ, onderdeel 10.5). De gemeenten en de provincie gaan in 2013 en 2014 geïnteresseerden en belanghebbenden betrekken bij het samenstellen van de informatie op de informatiepanelen.
Indieners missen in het overzicht ook de aanwezigheid van Botenvisvereniging ‘t Hontsbosch. Zij heeft 120 leden die met visvaartuigen de Zee op gaan om te vissen.
Het deel van de strandopgang bij Camperduin dat binnen het projectgebied van de kustversterking valt, herstelt het hoogheemraadschap na afloop van de werkzaamheden zo veel mogelijk in de oude toestand. Het verbeteren van de huidige strandopgang aan de landzijde is één van de pro-
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
B
bevat. Het hoogheemraadschap stelt voor overleg te hebben over hoe dit onderzoek wordt uitgevoerd en gedocumenteerd. Als aantoonbaar is dat de paarden voorafgaand aan het begin van de kustversterking geen last hebben van zandkoliek en dat er tijdens of na aanleg van de zandige kustversterking zandkoliek optreedt, dan kunnen indieners voor wat betreft de hiermee gemoeide medische kosten een beroep doen op de nadeelcompensatieregeling van het hoogheemraadschap (zie onderdeel 10.6, Algemeen deel van de NBZ). De provincie is voornemens om een opdracht aan de Agrarische Natuurvereniging Water, Land en Dijken te verstrekken voor het in de het najaar van 2013 opstellen van een integraal agrarisch plan. Dit plan wordt samen met de in de Harger- en Pettemerpolder en de Abtskolk gevestigde en geïnteresseerde agrarische ondernemers opgesteld. Projecten uit dit plan die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit kunnen door GS aan PS worden voorgelegd voor cofinanciering door de provincie. Zie onderdeel 9.2 en 9.3 Algemeen deel van de NBZ.
93
jecten uit het programma Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels (zie hoofdstuk 9 van het Algemeen deel van de NBZ).De leden van de botenvereniging ’t Hontbosch kunnen gebruik maken van de strandop- en afgang om via het strand bij de zee te komen. (Zie ook onderdeel 10.4, Visserij, Algemeen deel NBZ).
E
Indieners geven een alternatief voor de fietsroute Munnikenweg-Bronneweg.
Het verzoek tot het opschuiven of aanpassen van het fietspad en de fietsroute moet besproken worden met het hoogheemraadschap, de gemeente Bergen en de provincie. Het maakt geen onderdeel uit van het projectplan en het programma Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels. In het eerdergenoemde gesprek kunnen indieners samen met het hoogheemraadschap, de provincie en de gemeente onderzoeken of de genoemde initiatieven kunnen leiden tot een ruimtelijk programma wat voorgelegd kan worden aan PS voor cofinanciering vanuit de provincie.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
F
Indieners menen dat de bevoegde gezagen tot op heden de plannen van de indieners niet hebben benoemd als verbetering van ruimtelijke kwaliteit. De bevoegde gezagen hebben nog niet gereageerd op het businessplan dat zij in het kader van de kustversterking hebben opgesteld. Zij streven naar: • het landschappelijk beter inpassen en professionaliseren van de parkeerplaatsen; • het opvangen van bezoekers en het geven van informatie over het bijzondere karakter van de Harger- en Pettemerpolder; • het meer aandacht geven aan natuur en landschapsbeheer; • het mogelijk omzetten van het bedrijf naar biologische/ecologische bedrijfsvoering; • het bieden van ruimere mogelijkheden om
De ideeën van de indieners worden meegenomen bij het opstellen van een integraal agrarisch plan dat dit najaar wordt opgesteld door de Agrarische Natuurvereniging Water, Land en Dijken in overleg met de agrarische ondernemers, NM en de provincie. Bij het opstellen van dit integraal agrarisch plan wordt ook rekening gehouden het ontwerp-beheerplan Natura 2000 voor de Harger- en Pettemerpolder en de Abtskolk.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De provincie gaat in het najaar van 2013 in gesprek met de familie Kroon om te verkennen welke ideeën van de familie Kroon uitgewerkt kunnen worden tot een voorstel voor een project ruimtelijke kwaliteit wat voorgelegd kan worden aan PS voor cofinanciering vanuit de provincie. Zie ook hoofdstuk 9 Algemeen deel NBZ.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Het lijkt indieners dat zij in de nieuwe situatie recht hebben op een goede voorziening om hun boten te water kunnen laten. Nu laten zij hun boten te water vanaf een strandhoofd. De vraag is hoe dit in de nieuwe situatie wordt opgelost.
94
• •
G
bij uiteenlopende weersomstandigheden te kunnen paardrijden, zowel binnen als buiten; het bouwen van een multifunctionele stal en het creëren van windluwe terrassen vlakbij de zomerhuisjes in en om de stolpboerderij.
Indieners constateren een fout in het ontwerp projectplan voor het aantal parkeerplaatsen dat nu aanwezig is.
Het is juist dat in paragraaf 9.5 van het projectplan foutief staat opgenomen dat er langs de hele HPZ 700 parkeerplaatsen zijn. Het projectplan is hierop aangepast en vermeldt dat er minimaal 1.500 parkeerplaatsen aanwezig zijn.
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van het projectplan en de ruimtelijke onderbouwing.
12.23 - Vogelwerkgroep Alkmaar e.o., te Broek op Langedijk 12.24 - Vogelwerkgroep Alkmaar e.o., te Broek op Langedijk, mede namens Stichting De Faunabescherming, te Amstelveen, H.J. Roersma en N.E. van Brederode, te Petten, Vogelwerkgroep Tringa, te Schagen en Stichting Anemoon, te Bennebroek De beantwoording van beide zienswijzen is gelijk aan die van 12.9; zie aldaar.
Zienswijze 25 – C. Pauw, te Groet letter
Blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
A
1
Indiener stelt dat bij het opstellen van de berekeningen van de kustversterking ten onrechte is uitgegaan van de HR2006 en het ‘midden klimaatscenario’. Hij vraagt zich af of deze uitgangspunten terecht zijn en niet moet worden uitgegaan van zwaardere hy-
De voor het ontwerp gehanteerde stormcondities zijn gebaseerd op de omstandigheden die ook worden gebruikt voor de toetsing van de veiligheid van de waterkering. Deze zijn vastgelegd in de zogenaamde HR2006. Om te voldoen aan de toekomstige omstandigheden over 50 jaar (de zogenaamde planhorizon), zijn deze toetscondities aangepast door het effect van 50 jaar zeespiegelstijging in rekening te brengen. Hiervoor wordt standaard gebruik gemaakt van het zoge-
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
12.25 C. Pauw, te Groet
95
draulische randvoorwaarden. Het zou verhelderend zijn geweest om ze te toetsen aan de omstandigheden die zich hebben voorgedaan bij de februaristorm van 1953.
1
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
RWS heeft ter hoogte van de HPZ een meetpaal die onderdeel is van het landelijk meetnet water (LMW). Deze meetpaal is bekend onder de naam LMW PettenZuid. RWS had het voornemen deze paal in 2011 te vervangen en een andere plaats te geven. Ook dit heeft geen (negatief) effect op de HR2006. Vanwege de voorgenomen versterking van de waterkering is de verplaatsing van de RWSmeetpaal uitgesteld tot de herfst 2013. RWS gaat de meetopstelling eind 2013 verwijderen. C
1
Indiener stelt dat het samenvoegen van de twee Zwakke Schakels HPZ en DKNH een financiële afweging lijkt.
Aan het begin van de 21ste eeuw bleek dat de Noordzeekust een flink aantal zwakke plekken had. De toenmalige regering droeg de provinciale besturen op onderzoek te doen naar de manier waarop deze Zwakke Schakels het best aangepakt konden worden. De regering vertaalde dit in twee randvoorwaarden: de kust moest voldoende veiligheid tegen overstroming bieden en het kustgebied moest een stevige kwaliteitsimpuls ondergaan. Dit leidde er toe dat het hoogheemraadschap zich concentreerde op de HPZ (hier was vooral de waterveiligheid in het geding) en de provincie de voortrekkersrol op zich nam bij de DKNH,
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
B
naamde ‘midden klimaatscenario’ (60 cm per eeuw). Bij het ontwerp is ook gekeken naar het effect van een ongunstiger ontwikkeling (grotere stijging, extra opzet en zwaardere golfaanval), maar alleen om een beeld te krijgen of de versterkte waterkering in de loop van de tijd eenvoudig aan deze ongunstige ontwikkelingen kan worden aangepast als die situatie zich voordoet (flexibel en uitbreidbaar). Dit laatste blijkt (zeker voor de gekozen oplossing) daadwerkelijk het geval. De - als uitgangspunt gehanteerde - HR2006-condities zijn langs de Hollandse kust gebaseerd op de laatste inzichten voor de op dieper water en onder extreme omstandigheden te verwachten waterstands- en golfcondities. Indiener stelt dat - indien met de te verwijde- Voor de vaststelling van de HR2006 is voor de golfrandvoorwaarden gebruik geren meetopstelling in zee de meetpaal van maakt van de zogenaamde diepwaterlocatie (rond de NAP-20 m dieptelijn). Voor RWS wordt bedoeld - deze noodzakelijk is om een eventuele aanpassing van de golfrandvoorwaarden worden de resultaten de hydraulische randvoorwaarden te kunnen van deze doorlopende metingen gebruikt. De meetopstelling bij de HPZ was bepalen. vooral bedoeld om in de directe omgeving van de dijk inzicht te krijgen in het verloop van de golfhoogte richting de dijk en de hiermee verband houdende golfoploop op het buitenste dijktalud. De meetopstelling heeft geen relatie met de HR2006 en het verwijderen ervan heeft dus ook geen (negatief) effect op de HR2006. RWS heeft deze meetopstelling in de zomer van 2013 verwijderd.
96
1
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
D
omdat hier óók de kwaliteitsimpuls van groot belang was en is. Dit resulteerde in twee deelprojecten: één onder leiding van het hoogheemraadschap en één onder leiding van de provincie. Het leek toen ook het doelmatigst voor beide deelprojecten een eigen (ontwerp)projectplan, een eigen MER en bijbehorende planproducten op te stellen. Beide Zwakke Schakels hangen qua aanpak en milieueffecten sterk met elkaar samen en met de uitspraak van de minister voor een ‘sober, robuust en zandig’ zeewaartse oplossing kennen beide projecten inmiddels een vergelijkbare veiligheidsoplossing. Hierdoor hebben het hoogheemraadschap en de provincie gekozen voor één integrale aanpak met één set planproducten. Omdat het hoogheemraadschap en de provincie bij hun deelprojecten waren begonnen met een eigen MER, besloten zij deze methodiek te handhaven. Om de samenhang en wisselwerking tussen beide milieueffectrapporten goed in beeld te brengen stelde het hoogheemraadschap ook de verbindende brugnotitie op. Het samenvoegen is een puur praktische, volstrekt logische keuze en geen financiële. Indiener vraagt zich af of de aanleg van Voor het beoordelen van de veiligheid van duinwaterkeringen maken kustbestrandhoofden van voldoende lengte bij heerders standaard gebruik van een methode waarbij de golfhoogte op dieper Huisduinen en Petten (voorbeeld de Eijerwater maatgevend is. Het gebruik van deze methode is afgeleid van normale landse strekdam) ook voldoende bescherkustprofielen, waarbij de zeebodem landwaarts geleidelijk oploopt. Het kustproming bieden, wanneer Huisduinen door de fiel bij Huisduinen, met de voorliggende buitendelta, is wezenlijk afwijkend. Voor aanwezigheid van de Noorderhaaks niet meer deze situatie geldt dat de voorliggende buitendelta een significant effect heeft als Zwakke Schakel wordt beschouwd. op de golfhoogte die uiteindelijk de kust bereikt. De maatgevende diepwatergolfhoogte (van orde 10 m hoog) reduceert over deze ondiepte tot ongeveer 5 m. Het gebruik van deze laatste golfhoogte resulteert in veel minder afslag en laat zien dat er bij het aansluiten van de duinen op de Helderse Zeewering dan geen veiligheidsprobleem meer aanwezig is. Daarbij is uitgebreid gekeken naar de effecten van de belangrijkste aannamen (waaronder het effect van het eroderen van de voorliggende ondiepte). De conclusie is dat er nu geen veiligheidsprobleem meer aanwezig is. Daarbij is uitgebreid gekeken naar de effecten van de belangrijkste aannamen (waaronder het effect van het eroderen van de voorliggende ondiepte) en de conclusie is dat ook dit oordeel robuust is. De technische onderbouwing is nog voorgelegd aan het Expertise Netwerk Waterveiligheid, een platform dat het ministerie van I&M adviseert, en dat heeft deze uitwerkingen officieel vastgesteld. Bij brief van 29 mei 2013, kenmerk RWS-2013/21565,
97
heeft de minister van I&M het hoogheemraadschap laten weten in te stemmen met deze scopewijziging.
D2
Voor de tegenstelling in de te nemen maatregelen voor het kustvak Petten tot het Zwanenwater en het kustvak CallantsoogJulianadorp wordt geen verklaring gegeven. Indiener vraagt zich af of de aanwezigheid van de kerncentrale hier een rol speelt.
De veiligheidsbeoordeling gebeurt voor de hele Nederlandse kust volgens dezelfde systematiek. Voor beide situaties is sprake van de uitvoering van een suppletie. Voor Callantsoog wordt in aanvulling op de suppletie nog een aanpassing van de BKL uitgevoerd. Door handhaving van een meer zeewaarts gelegen BKL is de veiligheid duurzaam gegarandeerd. Aanpassing van de BKL is niet nodig voor het kustvak Petten tot het Zwanenwater. De aanwezigheid van de kerncentrale heeft hier niets mee van doen. Meer informatie over de veiligheidsbeoordeling is neergelegd in het projectplan Zwakke Schakels Noord-Holland.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De wisselwerking tussen de ingrepen bij de HPZ en Callantsoog is in een morfologische studie onderzocht. Conclusie van deze studie is dat de invloed van de kustversterking bij de HPZ op een termijn van 50 jaar op de sterkte van de zeewering bij Callantsoog zeer beperkt is. Dit impliceert dat de kust bij Callantsoog blijft eroderen. Deze erosie is primair het gevolg van de relatief zeewaartse ligging van dit deel van de kust. Op nog langere termijn profiteert de kust in de omgeving van Callantsoog zelfs van de bij de HPZ optredende zandverliezen. Voor de kust bij Callantsoog is de veiligheid echter gegarandeerd door de recent uitgevoerde onderhoudssuppletie , waardoor het mogelijk is de minimaal benodigde kustlijnligging (de BKL)) aan te passen. In de komende jaren vinden regelmatig (onderwater) suppleties plaats om de BKL in stand te houden en om daarmee ook de veiligheid van de waterkering op het gewenste niveau te houden. Voor meer informatie over de veiligheidsbeoordeling wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van het projectplan Zwakke Schakels Noord-Holland. Er zijn twee Zwakke Schakels: de HPZ en bij Callantsoog. De Zwakke Schakel HPZ bestaat naast het dijklichaam ook uit de aansluitingen van dit dijklichaam op de duinen ter hoogte van de dorpskernen Camperduin en Petten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
E/F
1-2
Indiener stelt dat tussen Callantsoog en Julianadorp het strand van breedte wisselt en dat door de werkzaamheden ter plaatse van de HPZ dit leidt tot het toenemen van erosie in dit kustvak.
G
2
Indiener vraagt zich af waarom het kustvak Petten - Zwanenwater, met een veel grotere breedte dan Callantsoog, toch als Zwakke Schakel wordt gezien. Daarbij wordt de vraag
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Voor beantwoording van de vraag over de aanleg van strandhoofden bij Petten wordt verwezen naar onderdeel 4.2 Algemeen deel van deze NBZ.
98
H
2
De huidige HPZ is afgekeurd door onvoldoende instabiliteit van de steenbekleding en de overslagbestendigheid van het binnentalud. De indiener stelt dat in het projectplan niet is ingegaan op de gevolgen van het aanbrengen van het zand op de stabiliteit van de dijk.
I
2
Indiener stelt dat door de voorgeschreven korrelgrootte stuifhinder ontstaat voor de bebouwing, binnendijkse Natura 2000-
De Zwakke Schakel Callantsoog bestaat uit de kuststrook tussen RSP 11.15 en 12.80. Dit is het deel van de kust dat ter hoogte van de dorpskern Callantsoog ligt. Hier is het duin smal. Indiener vraagt zich af wanneer de huidige HPZ zijn functie verliest dit niet alsnog een zwakke schakel blijft. Voor de HPZ wordt bij de voorgenomen kustversterking een nieuwe zandige waterkering aangelegd. Het zand wordt aangebracht op de onderwateroever voor de dijk, deels onder en deels boven water waarbij een nieuw strand en een veiligheidsduin worden gerealiseerd. Het zand (het geheel van veiligheidsduin, strand en vooroever) neemt de waterkerende functie van de bestaande dijk over. De HPZ verliest haar waterkerende functie. Over de volledige lengte van de HPZ komt een veiligheidsduin met een breedte tussen ca. 75 en 100 meter. Voor de kustversterking Het hhrs is een basisontwerp opgesteld (ARCADIS, 2012). Het basisontwerp geeft de minimale afmetingen van de waterkering die nodig zijn om te kunnen voldoen aan de gestelde veiligheidseisen, waarbij is uitgegaan dat iedere 5 jaar onderhoud wordt uitgevoerd. Het hoogheemraadschap en RWS zien erop toe dat de kustversterking blijft voldoen aan de geldende veiligheidseisen. De geotechnische instabiliteit van de HPZ hangt samen met het mogelijk ontstaan van zogenaamde glijcirkels in het binnentalud van de dijk. In het ergste geval schuift daarbij het binnentalud en een deel van de kruin af. Het waterkerende vermogen van de dijk komt daarmee in gevaar. Door de voorziene zandige kustversterking wordt de veiligheid van deze primaire kering overgenomen door een duinwaterkering. De achterliggende dijk levert - in deze benadering - geen bijdrage meer aan de veiligheid van de kering. De zandaanvulling voor de dijk en op het buitentalud heeft geen effect op de eerder genoemde glijcirkels (omdat de aanvulling ruim zeewaarts van de kruin plaatsvindt) en daarmee dus ook geen negatief effect heeft op de geotechnische veiligheid van de dijkconstructie. Bovendien heeft de aannemer die het werk gaat uitvoeren de verplichting om aan te tonen dat zijn wijze van uitvoering geen effect heeft op de stabiliteit van de bestaande dijk. Randvoorwaarde voor de kustversterking is dat er zoveel mogelijk wordt gewerkt met zand waarvan de samenstelling (fysisch en chemisch) en de korrelgrootteverdeling zo dicht mogelijk aansluiten bij het van nature aanwezige zand.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
gesteld als de huidige HPZ zijn functie verliest of dit dan door de beperkte breedte niet een Zwakke Schakel blijft.
99
gebieden en de grasmat van het binnentalud.
Tijdens de aanleg en (in de eerste jaren) na realisatie ontstaat er mogelijk stuifplanproducten. hinder. De aannemer is verplicht een hinderplan op te stellen. Hierin staan maatregelen beschreven welke hinder als gevolg van stuifzand beperkt worden. Over dit onderwerp is meer informatie te vinden in onderdeel 10.5 Stuifhinder in het Algemeen deel van de NBZ. In de Passende beoordeling is geconcludeerd dat er geen significante effecten optreden door sandspray. Het hoogheemraadschap zal de ontwikkelingen kritisch volgen, zoals aangegeven in het M&M-plan.
J
2
Indiener stelt dat strand en duinen op de HPZ op harde ondergrond worden aangelegd en vraagt zich af of, als deze aanleg door de Deltacommissie als innovatief wordt aangemerkt, de gehanteerde richtlijnen in het Technisch Rapport Duin Afslag (TRDA) rekening houden met het aanbrengen van zand op een harde ondergrond.
Er wordt zoveel zand aangebracht dat tijdens een kans van 1:10.000 jaar storm De zienswijze heeft het achterland alleen beschermd wordt door zand, omdat de daaronder gelegen niet geleid tot het harde elementen geen functie hebben. aanpassen van de planproducten. Het dynamisch gedeelte van het strand en het duin dat de veiligheid moet garanderen komt geheel zeewaarts te liggen van de bestaande HPZ. Alleen het gedeelte van het duin dat verantwoordelijk is voor de reststerkte (het zogenaamde grensprofiel) bevindt zich ter hoogte van de teen van de bestaande dijk, maar nog ruim boven de aanwezige harde constructieve elementen. Dit gedeelte van het duin is niet onderhevig aan duinafslag. De bestaande dijk speelt geen rol bij de veiligheid van de nieuwe waterkering.
K
3
De indiener vraagt zich af wat de invloed is van duinerosie, in combinatie met het toenemen van krachtige stormen, op de veiligheid van nieuw aan te leggen veiligheidsduin.
De voor het ontwerp gehanteerde stormcondities zijn gebaseerd op de omstandigheden die ook worden gebruikt voor de toetsing van de veiligheid van de waterkering. Deze zijn vastgelegd in de zogenaamde HR2006. Om te voldoen aan de toekomstige omstandigheden over 50 jaar (de zogenaamde planhorizon), zijn de toetscondities uit de HR2006 aangepast door het effect van 50 jaar zeespiegelstijging in rekening te brengen. Hierbij maakt men doorgaans gebruik van het ‘midden klimaatscenario’ (zeespiegelstijging 60 cm per eeuw).
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Om een beeld te krijgen of het hoogheemraadschap de versterkte waterkering in de toekomst gemakkelijk kan aanpassen als de situatie zich nog extremer ontwikkelt (uitgaan van een nog grotere zeespiegelstijging, van extra opzet en van een nog zwaardere golfaanval), heeft het bij het ontwerpen ook gekeken naar die nog ongunstiger situatie (is het project van nu straks flexibel en gemakkelijk uit te breiden). Dit laatste blijkt (zeker voor de gekozen oplossing) daadwerkelijk het geval te zijn. De - als uitgangspunt gehanteerde - HR2006-condities zijn langs
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
100
de Hollandse kust gebaseerd op de laatste inzichten van de op dieper water en onder extreme omstandigheden te verwachten waterstands- en golfcondities. 3
De indiener vraagt zich af wat de gevolgen van gaswinning zijn voor het aan te leggen veiligheidsduin.
De nieuwe waterkering bestaat uit een zandlichaam, waarvan de sterkte direct gekoppeld is aan de hoeveelheid materiaal in het dwarsprofiel. Mocht het zo zijn dat de gaswinning leidt tot extra zakking van het niveau van het veiligheidsduin, dan komt dit direct tot uitdrukking in een afname van het volume. Mocht dit leiden tot een onderschrijding van de voor veiligheid minimaal benodigde hoeveelheid zand(volume), dan wordt dit via de uitvoering van onderhoudssuppleties gerepareerd. De gaswinning heeft dus geen effecten op de te garanderen veiligheid van de waterkering en leidt hooguit tot een zeer beperkte toename van het benodigde kustlijnonderhoud.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
M
3
Indiener stelt dat onderhoud aan het binnentalud van de dijk, moet worden gehandhaafd , zodat een goede grasmat in stand blijft.
De dijk maakt geen onderdeel meer uit van de waterkering. Dus voor de veiligheid is dit niet van toepassing. Voor een reactie over de gevolgen van stuifzand: zie onderdeel 10.5 van het Algemeen deel van de NBZ. Betreding van de grasmat door badgasten wordt voorkomen omdat het recreatiestrand alleen via voetpaden op bestaande dijkovergangen bereikbaar is. Indiener stelt dat de zwemveiligheid in gevaar Aan de aannemer is meegegeven dat de uitbouw, vergeleken met de huidige wordt gebracht, doordat de aangepaste HPZ kustlijn, geleidelijk moet zijn ter voorkoming van gevaarlijke situaties voor uitsteekt in zee. zwemmers. Dit is ook in verband met het risico op muistromen en plotselinge veranderingen in bodemligging van de ondiepe strandoever.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
N
3
O
3
Indiener stelt dat een aantal cultuurhistorische waarden zoals de HPZ als beelddrager, Prince George, het fietsen aan de buitenzijde van de dijk en het vissen en lopen op de strandhoofden verloren gaat.
De HPZ(bestaande uit het dijklichaam, het buitentalud van asfalt en de strandhoofden) is geen gemeentelijk, provinciaal of rijksmonument. Aan de landzijde is het een beeldbepalend landschapselement. Door de kustversterking verandert dit niet. Indien het hoogheemraadschap zou hebben gekozen voor verhoging en verbreding van de dijk, dan zou het landschapsbeeld aan de landzijde wel veranderen. Aan de zeezijde verandert het landschapsbeeld door de aanleg van duinen en strand. Op het nieuwe duin wordt een nieuw fietspad aangelegd. De Prince George is geen archeologisch monument. De Prince George wordt door de kustversterking opgenomen in het zandpakket van de nieuwe duinen. Hierdoor wordt de Prince George geconserveerd. Vissen en lopen op de strandhoofden blijft ten zuiden en ten noorden van de HPZ mogelijk.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
L
101
P
3
Indiener stelt dat door vermindering van de zoute kwel de zoet-zout waternatuur wordt beïnvloed.
Zie hoofdstuk 7 van het Algemeen deel van de NBZ.
Q
3
Indiener stelt dat een beschrijving ontbreekt van de nadelige gevolgen voor de meeuwen, als gevolg van het verdwijnen van foerageergebied op de strandhoofden. De meeuwen gaan elders in de nabijgelegen steden foerageren.
Voorde zilvermeeuw - die inderdaad ook op de strand- en de stroomhoofden foerageert - worden geen bepalingen uit de natuurwetgeving overtreden. De zilvermeeuw is geen aangewezen soort in het kader van Natura 2000, zodat er geen instandhoudingsdoelstellingen gelden. In de Voortoets en Passende beoordeling zijn daarom mogelijke effecten op de zilvermeeuw niet onderzocht. Uit de toetsing Flora- en faunawet blijkt dat voorzilvermeeuwen geen verbodsbepalingen worden geschonden. Zilvermeeuwen broeden namelijk niet buitendijks. Hun broedplaatsen worden door het project niet verstoord.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
R
3
S
4
T
4
Indiener stelt dat de uitbreiding van strandhoofden onvoldoende zeker zijn als mitigatie en dat overige maatregelen lange termijn maatregelen zijn. In hoeverre kan zekerheid worden gegeven op deze lange termijnmaatregelen? Indiener stelt dat het oordeel van de deltacommissaris op het projectplan ontbreekt.
Indiener wil niet alleen kritiek leveren, maar
Zie hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Het is een misverstand te denken dat de deltacommissaris bepaalt hoe een afgekeurde zeewering versterkt gaat worden. Hij treedt op als beleidsadviseur van de minister van I&M. Uiteindelijk is het aan het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap om - na afweging van alle belangen – te bepalen welke zwakke plekken in de kust van Noord-Holland zij gaat versterken. Dit betekent niet dat het hoogheemraadschap zich kan en mag onttrekken aan de resultaten van het politieke debat over waterveiligheid waarbij de deltacommissaris was betrokken en hoe dat vervolgens vorm krijgt in het beleid van de diverse overheden. Dat is ook niet aan de orde. Zoals al aangegeven sluit het VKA aan bij het rijksbeleid dat uitgaat van ‘zacht waar het kan, hard waar het moet’.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Het hoogheemraadschap verwijst naar onderdeel 4.2 van het Algemeen deel van De zienswijze heeft
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Voor de mitigatie ontstaat geen sterkere concurrentie tussen foeragerende zilvermeeuwen en steenlopers en/of scholeksters. De scholeksters, steenlopers en de zilvermeeuwen maken samen gebruik van de strandhoofden, zoals in de huidige situatie ook het geval is.
102
komt met een aantal alternatieven zoals het aanleggen van strekdammen in combinatie met dijkversterking, het verlengen van de strandhoofden in zuidwestelijke richting en tot slot drijvende golfdempers.
de NBZ.
niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
A
Indiener is verheugd met de manier van kustversterking en geeft aan kansen te zien voor een kwaliteitsimpuls.
Bevoegde gezagen zijn verheugd met de positieve reactie.
B
Indiener pleit voor een kwalitatieve en economische impuls. Dat moet vooral de verblijfsrecreatie in het dorp versterken.
De provincie en de gemeente Schagen onderschrijven de zorg over de regionale economie in Petten en dat er nieuwe impulsen nodig zijn voor de dag- en verblijfsrecreatie. De gemeente Schagen (voorheen de gemeente Zijpe) heeft een structuurvisie Petten opgesteld. De provincie en gemeente hebben afstemming gehad over de projecten uit programma Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels die ook deel uitmaken van de structuurvisie Petten. De gemeente heeft in december 2012 een brief aan de provincie gestuurd met een aantal nieuwe projecten ruimtelijke kwaliteit (o.a. uitkijkplateaus). Met de gemeente bespreekt GS dit jaar of de provincie mogelijkheden ziet voor cofinanciering van een aantal van deze projecten. De provincie vindt dat een kwalitatief mooi landschap, met daarin bijzondere natuurgebieden en een goed wandel- en fietspadennetwerk, zorgt voor een gebied waar toeristen graag verblijven, wandelen en fietsen. Daarom hebben PS in november 2012 budget beschikbaar gesteld voor een fietspad op het veiligheidsduin aan de zeezijde, dat is opgenomen in het projectplan. Op deze wijze wordt gezorgd voor een kwalitatieve en economische impuls voor het gebied. PS van Noord-Holland hebben op 3 juni 2013 een toetsingskader vastgesteld voor het Uitvoeringsprogramma Kust. PS hebben een bedrag van 9,7 miljoen euro be-
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
12.26 Ondernemersvereniging Petten, te Petten
letter
blz.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Zienswijze 26 - Ondernemersvereniging Petten, te Petten
103
schikbaar gesteld voor projecten en programma’s Ruimtelijke Kwaliteit, gekoppeld aan kust- en dijkversterkingsprojecten. Hiermee wil de provincie de ruimtelijke kwaliteit en de regionale economie versterken. In het toetsingskader van het Uitvoeringsprogramma Kust is de mogelijkheid van extra projecten Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels opgenomen. Eventuele kansrijke projecten kunnen aangemeld worden bij de provincie. Uiteindelijk besluiten PS op voorstel van GS of een project of programma in aanmerking komt voor co- financiering door de provincie. Indiener pleit voor het benutten van de kansen Zie voor de reactie van de provincie en de gemeente Schagen het antwoord op van de kustversterking voor bevordering van de deze zienswijze bij de letter B. leefbaarheid van Petten.
D
Indiener pleit voor inpassing van zeewaartse ruimtelijke en economische verbeteringsmogelijkheden.
GS van Noord-Holland zijn met de indieners van mening dat het aan de zeezijde versterken van de HPZ kansen biedt voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in en nabij het dorp Petten. In het door PS vastgestelde programma Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels zijn hiervoor projecten opgenomen. Samen met onder andere de gemeente Schagen maakt de provincie een planning voor de uitvoering van deze projecten. Overheden en belanghebbenden hebben de aannemers wensen meegegeven voor het verbeteren van de zeewaartse mogelijkheden van de ruimtelijke kwaliteit. In het projectplan is bijvoorbeeld het realiseren van een vochtige duinvallei opgenomen in het kader van realisatie van deze zeewaartse ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om samen met de gemeente nieuwe initiatieven voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit aan de zeezijde uit te werken en deze voor te leggen aan PS voor cofinanciering vanuit het Uitvoeringsprogramma Kust.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
12.27 Richard Minkema , te Camperduin, mede namens de ondernemers uit Camperduin: Struin, De Jongens Uit Schoorl, luctor et emergo, Strandhotel Camperduin, Strandhuis Camperduin en diverse natuurorganisaties De beantwoording van beide zienswijzen is gelijk aan die van 12.17; zie aldaar. 12.28 Vereniging Natuurmonumenten, mede namens Staatsbosbeheer – Regio West en Landschap Noord-Holland, per adres VNM,’s Graveland.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
C
104
Zienswijze 28 Vereniging Natuurmonumenten, mede namens Staatsbosbeheer – Regio West en Landschap Noord-Holland letter
blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing Planproduct
A
1.
Afspraken over bestaande natuurwaarden. Het is op voorhand niet te voorzien wat de uitvoering van dit project per saldo gaat betekenen voor de natuur. Er zijn enkele waardevolle bestaande natuurwaarden waarover insprekers zich zorgen maken. Het is voor insprekers essentieel om op korte termijn afspraken te maken over de vereiste en gewenste prestaties dienaangaande.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
B
1.
Afspraken over het beheer, de inrichting en het onderhoud nieuwe natuur.
Het MER en de brugnotitie geven voldoende informatie om milieu en natuur een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Uit de Passende beoordeling volgt dat kan worden uitgesloten dat het project significante negatieve effecten heeft op beschermde habitattypen en soorten in de omliggende Natura 2000gebieden, ook als gevolg van de in het projectplan opgenomen mitigerende maatregelen. Insprekers wensen nadere afspraken te maken over waardevolle bestaande natuurwaarden. Zoals ook in het Algemeen deel van deze NBZ (7.3) is aangegeven, is het hoogheemraadschap voornemens nog dit jaar (2013) met natuurbeheerorganisaties een samenwerkingsovereenkomst op te stellen. In deze samenwerkingsovereenkomst komen nadere afspraken om een afname van zoute kwel zodanig te beperken en dat er geen veranderingen van zilte/brakke en zoetwater gerelateerde natuur optreden. Hierdoor wordt verandering van de wezenlijke kenmerken en waarden van het EHS-gebied voorkomen. De middelen om deze afspraken na te komen, zijn gereserveerd. Insprekers geven aan nadere afspraken te willen maken over het beheer, de inrichting en het onderhoud van het nieuw aan te leggen buitendijkse duin- en strandgebied. Zoals in het projectplan aangegeven, komt de nieuwe waterkering voor de HPZ in beheer bij het hoogheemraadschap en RWS, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheden. Ook is betreding van het veiligheidsduin mogelijk, daar waar de veiligheid en natuur niet in het geding zijn. Natuurontwikkelingen in en van het nieuwe veiligheidsduin mogen niet nadelig worden beïnvloed. Ten aanzien van het uiteindelijke ontwerp van de waterkering is er nog flexibiliteit op het punt van de precieze locatie en vormgeving van het veiligheidszand, zoals o.a. de breedte van het strand en eventuele aanleg van een voorduin (zie paragraaf 6.3.5 van het projectplan).
Insprekers geven aan een constructieve bijdrage te willen leveren aan een bijzonder project dat per saldo ook voor de natuur waardevol kan zijn. Het draagvlak voor het project zal worden Zoals bij zienswijze A is aangegeven, is het hoogheemraadschap voornemens nog vergroot, indien er goede afspraken over de in dit jaar (2013) met natuurbeheerorganisaties een samenwerkingsovereenkomst de zienswijze genoemde onderwerpen worden op te stellen. In deze samenwerkingsovereenkomst worden, zodra het uiteinde-
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Daarnaast menen insprekers dat de waarde die het nieuw aan te leggen buitendijkse duin- en strandgebied voor de natuur krijgt, gebaat is bij het maken van een aantal afspraken over het beheer, de inrichting en het onderhoud.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
105
2.
lijke ontwerp van de waterkering bekend is, ook nadere afspraken over het beheer, de inrichting en het onderhoud van het nieuw aan te leggen buitendijkse duin- en strandgebied gemaakt binnen de kaders van het projectplan. In dit verband zegt het hoogheemraadschap dank voor het aanbod om constructief bij te dragen.
Abiotische factoren - zoute kwel De uitvoering van het project heeft effect op de aangrenzende Natura 2000-gebieden Abtskolk – De Putten, Zwanenwater – Pettemerduinen en Schoorlse Duinen en hun directe omgeving. Enerzijds zijn er effecten te verwachten op enkele wezenlijke abiotische factoren, die bepalend zijn voor belangrijke natuurwaarden. Anderzijds zijn er directe effecten voor het leefgebied van vogelsoorten (zie ook punt D en E).
In hoofdstuk 7 van het Algemeen deel van deze NBZ is ingegaan op de mogelijke effecten door afname van zoute kwel. Daar is ook ingegaan op de monitoring die plaatsvindt en maatregelen die achter de hand zijn voor het geval uit de monitoring blijkt dat sprake is van onaanvaardbare effecten.
Na aanleg zal de bestaande zoute kwelstroom sterk verminderen of zelfs geheel stoppen: in de Harger- en Pettemerpolder zal daardoor een verzoeting optreden van het grond- en oppervlaktewater. De bestaande waarde voor aan brakke omstandigheden gebonden flora en macrofauna zal daardoor verloren gaan. Dit is ook een verlies op grotere schaal, mede vanwege gedane investeringen door de overheid en NM in een verbetering van de inrichting van de Leipolder om de effecten van zoute kwel te optimaliseren. Het is noodzakelijk het verloop van de waterkwaliteit goed te monitoren en vooraf af te spreken bij welk chloridegehalte met welke maatregelen wordt bijgestuurd. Tijdige bijsturing is nodig om onomkeerbare effecten te voorkomen. De benodigde fondsen dienen op voorhand te worden gereserveerd.
Mede naar aanleiding van deze en andere zienswijzen zijn het M&M-plan, de Passende beoordeling en het projectplan aangepast.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
C
gemaakt.
106
2.
Abiotische factoren - kalkgehalte zand Na aanleg van de zandige versterking vindt door verstuiving aanzienlijk meer transport van kalkrijk zand naar de aangrenzende duingebieden (Pettemerduinen-Zwanenwater en Schoorlse Duinen) plaats. Omdat de ondergrond hier kalkarm is (wat bepalend is voor de karakteristieke flora), heeft deze toename negatieve effecten op de huidige flora en habitattypen waardoor de instandhoudingsdoelen niet gehaald worden. Insprekers pleiten voor een remming van de zandaanvoer door verstuivingen tegen te gaan met natte duinvalleien, strandlagunes etc.. Hierbij worden dan ook het bijbehorend voorduin aangelegd. Dergelijke maatregelen beperken de overlast van verstuiving en dragen bij aan hoge natuurwaarden en recreatiezones.
Door het aanbrengen van een zandige kust voor de HPZ komt meer zand beschikbaar, dat deels de duinen in zal waaien, zowel naar het zuiden als noorden. Het invloedsgebied hiervan kan meerdere honderden meters bedragen. Op grond van het onderzoek naar de hoogteligging in het duingebied, voor en na suppleties, concluderen Stuyfzand et al. (2010) en Arens et al. (2010) dat bij Groote Keeten, een dynamisch gebied met zowel erosieve vormen als de ontwikkeling van embryoduinen, de invloed tot 200 meter vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn reikt. Uit onderzoek naar kalkgehalten in de duinen stellen Arens et al. (2012) dat de invloed verder in het duingebied reikt, tot 500 meter. Er is een gradiënt zichtbaar van afnemende invloed vanaf de zeereep naar de landzijde. De grijze duinen in de gebieden ten zuiden en noorden van de HPZ hebben een natuurlijk kalkgehalte in de toplaag van ongeveer 0%. Dit is het gevolg van het ontbreken van schelpenbanken tijdens de vorming van deze duingebieden. Het al kalkarme zand, waaruit deze duinen zijn ontstaan, is snel verder ontkalkt door infiltratie van regenwater (dat kalk oplost). Witte duinen zijn van nature kalkrijker door overstuiving met water uit de zeereep. Hier is veelal sprake van kalkgehalten rond 1%, tot maximaal 2%. Suppletiezand bevat kalk; het kalkgehalte van suppletiezand ligt tussen 2,5 en 7,2%. Bij verstuiving komt dit niet allemaal in de duinen terecht. De grovere schelpendelen in het suppletiezand zullen niet verstuiven. Het grootste deel van het zand komt in de eerste duinenrij (‘witte duinen’) terecht. Hier zijn na suppletie dan ook de hoogste kalkgehaltes te zien, oplopend tot ruim 2%. Voor de vegetatieontwikkeling in de witte duinen is de dynamiek belangrijker dan het kalkgehalte. Van een licht verhoogd kalkgehalte zijn in de witte duinen geen effecten te verwachten. In de achterliggende grijze duinen stijgt het kalkgehalte licht, maar blijft ruim beneden de 3%, een grens waarbij vegetatieontwikkeling geheel anders verloopt Het onderzoek van Arens et al. (2012) laat zien dat de vegetatie niet negatief wordt beïnvloed door een dergelijke toename van het kalkgehalte. De soortensamenstelling verandert nauwelijks. De vegetatie wordt juist iets soortenrijker. Uit onderzoek (zie de opsomming van uitgevoerde onderzoeken hieronder) blijkt duidelijk dat overstuiving met kalkrijk zand in de grijze duinen niet leidt tot een
Zienswijze geeft aanleiding om de bestaande teksten in de Passende beoordeling en het projectplan verder te verduidelijken.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
D
107
significant andere, slechtere vegetatieontwikkeling. Geconcludeerd wordt dan ook dat de kans op het optreden van significant negatieve effecten door overstuiving van grijze duinen met kalkrijk zand is uit te sluiten.
•
• E
2.
Vogelsoorten In het bijzonder voor de steenloper, scholekster en grote stern is de huidige zeewering in combinatie met het gebied Abtskolk – De Putten van belang als foerageer- en rustgebied. Dit belang is het grootst voor de steenloper. Elders binnen de trekbaan van de hier aanwezige deelpopulatie moet een vervangend foerageergebied met tenminste dezelfde kwaliteit als dat wat hier verloren gaat worden gerealiseerd.
Arens, S.M., S.P. van Puijvelde & C. Brière, 2010. Effecten van suppleties op duinontwikkeling; geomorfologie. Rapportage fase 2. Arens Bureau voor Strand- en Duinonderzoek en Deltares RAP2010.03 in opdracht van Directie Kennis, LNV. Arens, S.M., F.H. Everts, A.M. Kooijman, S.T. Leek, M. Nijssen en N.P.J. de Vries, 2012. Ecologische effecten van zandsuppletie op de duinen langs de Nederlandse kust. RWS, ministerie van I&M; Bosschap, bedrijfschap voor bos en natuur; EGG consult; Arens, bureau voor strand- en duinonderzoek; Stichting Bargerveen en Deltares. In opdracht van Directie Kennis en Innovatie, ministerie van EL&I / RWS Waterdienst, programma KustlijnzorgEcologie. Stuyfzand, P.J., S.M. Arens en A.P. Oost, 2010. Geochemische effecten van zandsuppleties langs Hollands kust. KWR-rapport KWR 2010.048.
Door de zandige kustversterking waarin het projectplan voorziet, verdwijnt een deel van de in het projectgebied aanwezige strandhoofden onder het zand. Het hard substraat van de strandhoofden heeft een functie als foerageergebied voor de steenlopers en scholeksters uit het Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’. Om significant negatieve effecten voor deze soorten te kunnen uitsluiten, voorziet het projectplan in mitigerende maatregelen waarmee nieuwe foerageermogelijkheden worden gecreëerd. Met die mitigerende maatregelen kunnen significant negatieve effecten worden uitgesloten. Zie hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ. In het voorjaar zijn langs de Hollandse kust grote sterns aanwezig, die daar opvetten en paarbanden vormen. In het najaar trekken (een deel van) de grote sterns uit de Delta naar het noorden, waarbij ze enige tijd langs de Hollandse kust verblijven. Het gaat hier (deels) om vogels die hun net vliegvlugge jongen ‘stallen’ op een veilige plaats met weinig in de nabijheid van de op dat moment gebruikte voedselbron. De grote sterns maken in beperkte mate gebruik van de strandhoofden, zo blijkt
De Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan zijn ten aanzien van deze onderwerpen aangepast.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
•
108
G
2.
2
Afspraken over maatregen ten gunste van de scholekster en grote stern. Daarnaast willen insprekers als terreinbeheerder graag in overleg met in ieder geval HHNK om te komen tot afspraken over maatregelen ten gunste van de scholekster en grote stern.
Insprekers staan positief tegenover de EMVIsystematiek om aannemers te belonen op het resultaat voor de natuur, maar daarmee zijn de uitkomsten op dit vlak nog niet gegarandeerd. Insprekers bieden aan mee te denken over hoe de inrichting en het beheer, binnen het kader van de primaire veiligheidsdoelstelling en on-
Insprekers wensen niettemin nadere afspraken te maken over verdere maatregelen ten gunste van deze soorten. Zoals ook in hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ is aangegeven, worden (wanneer de verwachte mitigatie van het effect onvoldoende optreedt) optimalisatie- en aanvullende mitigerende maatregelen genomen (zie tabel 2). Een aantal van deze maatregelen kan nog verder worden uitgewerkt. Zoals ook bij punt A is aangegeven, is het hoogheemraadschap voornemens nog dit jaar (2013) met natuurbeheerorganisaties een samenwerkingsovereenkomst op te stellen. In deze samenwerkingsovereenkomst kunnen ook nadere afspraken over mogelijke aanvullende mitigerende maatregelen worden gemaakt. HHNK heeft ervoor gekozen twee commissies van onafhankelijke deskundigen de aanbiedingen van de aannemers te laten beoordelen. Eén op het gebied van de recreatie en één op het gebied van de natuur. Het uiteindelijke ontwerp van de waterkering wordt uiteindelijk gemaakt door de aannemer met de beste aanbieding. Insprekers zijn betrokken bij de voorbereiding van de aanbesteding. Zoals ook bij punt B is aangegeven, is het hoogheemraadschap voornemens nog
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
F
uit recente tellingen (o.a. 2013). Het als gevolg van de kustversterking wegvallen van een deel van de strandhoofden langs de kust van Noord-Holland leidt niet of nauwelijks tot een vermindering van de mogelijkheden voor de grote sterns om voldoende voedsel te vergaren. Voor de grote sterns blijven ook na de kustversterking voldoende alternatieve locaties over om te rusten, op te vetten en jongen te voeren. De tellingen laten zien dat de grote sterns foerageren op zee en hun jongen voeren in De Putten. De Putten fungeert als een belangrijke hoogwatervluchtplaats (HVP) en rustplaats. De uitvoering van het project Zwakke Schakels is niet van invloed op de instandhoudingsdoelen die voor de grote stern in de Waddenzee en Delta gelden. In de reactie onder E is al aangegeven dat voor de scholekster mitigerende maatregelen zijn opgenomen in het projectplan. Die maatregelen zijn voldoende om significant negatieve effecten uit te sluiten. Voor de grote stern is in de reactie onder E aangegeven dat maatregelen niet noodzakelijk zijn om significant negatieve effecten uit te sluiten. Meer maatregelen dan die waarin het projectplan voorziet, zijn op dit moment niet vereist.
109
derhoudscontracten met de aannemer, resulta- dit jaar (2013) met natuurbeheerorganisaties een samenwerkingsovereenkomst ten voor de natuur oplevert. op te stellen. In deze samenwerkingsovereenkomst worden, zodra het uiteindelijke ontwerp van de waterkering bekend is, ook nadere afspraken over het beheer, de inrichting en het onderhoud van het nieuw aan te leggen buitendijkse duin- en strandgebied gemaakt binnen de kaders van het projectplan en de contracten met de aannemer. 11.29 Ondernemers Federatie Schagen, Sector Recreatie en toerisme, te Callantsoog Zienswijze 29 – Ondernemers Federatie Schagen, Sector Recreatie en toerisme, te Callantsoog Blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
A
De verkleining van het projectgebied mag Voor een nadere beschouwing waarom het noordelijk deel van DKNH niet langer vanwege de eerdere communicatie en het feit is te beschouwen als Zwakke Schakel, verwijst het hoogheemraadschap naar ondat ook noordelijk van HPZ het strand door de derdeel 4.1 van het Algemeen deel van de NBZ. kustversterking op termijn breder wordt, er niet toe leiden dat de betrokken exploitanten van strandpaviljoens niet gecompenseerd worden als zij kosten maken voor het verplaatsen van de opstallen.
B
Verzoeken in het projectplan op te nemen dat een exploitant zijn paviljoen pas hoeft te verplaatsen als het strand breder is geworden.
Voor meer uitlegover het zeewaarts verplaatsen van strandbebouwing verwijst het hoogheemraadschap naar onderdeel 10.3 van het Algemeen deel van de NBZ.
C
Indiener wenst een oplossing voor het ruimtegebrek bij strandopgang Kieftegelop, waar drie paviljoens op zijn aangewezen. Ook wijst indiener op de gebrekkige openbare voorzieningen ter plaatse (fietsenstalling en vuilcontainers).
Strandopgang Kiefteglop is opgenomen als project in het programma Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels. Door de gemeente Schagen wordt in overleg met de provincie en belanghebbende ondernemers een ontwerp gemaakt voor de nieuwe strandopgang.
Aanpassing planproduct De zienswijze heeft geleid tot het aanbrengen van een verduidelijking in de hoofdstukken 13 (Belangenafweging) en 14.4 (Regelingen voor Schadevergoeding ,waaronder nadeelcompensatie) van het projectplan. De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
letter
110
D
Indiener stelt voor de werkweg door het Zwa- Het projectplan voorziet in behoud dan wel terugbrengen van de huidige (ontnenwater open te stellen als toegangsweg naar sluitings)voorzieningen, niet in nieuwe voorzieningen dienaangaande. en van het paviljoen. Het eventueel openstellen van de werkweg door het Zwanenwater moet worden besproken door de gemeente Schagen en provincie met NM. Ook moet in overleg met de gemeente Schagen, provincie en indiener worden bekeken of er nog andere oplossingen mogelijk zijn.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
12.30 B. Jonker, schipper/eigenaar van de WR 53
letter
Blz..
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
A
1
Indiener waardeert de gesprekken die zijn geweest ter verduidelijking van het project. Hij geeft ook aan dat het project nadelige gevolgen heeft op het visbestand van de bestaande strandhoofden.
Zie onderdeel 10.4 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
B
1
Indiener wenst gecompenseerd te worden voor zijn omzetverlies.
Het hoogheemraadschap is met de kustvissers in gesprek over de door hen gestelde inkomensdaling ten einde vast te stellen of (en zo ja, in welke mate) belanghebbenden in aanmerking komen voor nadeelcompensatie. Zie ook het Algemeen deel, onderdelen 10.4 en 10.6.
De zienswijze heeft geleid tot het aanbrengen van een verduidelijking in de hoofdstukken 13 (Belangenafweging) en 14.4 (Regelingen voor Schadevergoeding ,waaronder nadeelcompensatie) van het projectplan.
12.31 Bernard en Ineke Roozendaal, te Schoorl
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Zienswijze 30 – B. Jonker, schipper/eigenaar van de WR 53
111
letter
Blz..
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
A
1
Indiener stelt dat de onderbouwing van de risico's van de voorkeursvariant onvoldoende is.
Voor een uitgebreidere beschouwing waarom het hoogheemraadschap kiest voor het zandig versterken van het afgekeurde kustvak, verwijst het hoogheemraadschap naar hoofdstuk 4 Algemeen deel NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
B
1
Indiener stelt dat niet zorgvuldig is omgegaan met de gevolgen van de realisatie van het voorkeursalternatief.
In de MER zijn alle alternatieven objectief op hun (milieu)effecten beoordeeld volgens de geldende geëigende methodiek. Het beleidsproces is dus correct doorlopen.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
C
1
Indiener stelt dat er niet voldoende is gekeken naar de financiële haalbaarheid.
Bij de afweging van de alternatieven is gebruikgemaakt van een MKBA. Beoordelingsaspecten hierbij waren de investeringskosten, onderhoudskosten en ruimtelijke bouwstenen in relatie tot de opbrengsten m.b.t. de recreatie/het toerisme en de waterveiligheid. Het voorkeursalternatief is niet het goedkoopst qua kosten, maar qua baten komt het VKA het beste uit de bus
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
In een volgende stap is het VKA verder uitgewerkt. Daarbij heeft het hoogheemraadschap ook een gedetailleerde kostenraming opgesteld voor het VKA. De kwaliteit van de raming is door het landelijk programmabureau van het HWBP en de RWS Dienst Infrastructuur getoetst. De kosten voor het project vallen ruim binnen de door de toenmalige staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu gestelde financiële randvoorwaarde van maximaal € 250 miljoen (incl. btw). Tot deze kosten behoren: • De feitelijke aanleg van zeewaartse zandige versterking van genoemde Zwakke Schakels; • De kosten die zijn gemoeid met het extra onderhoud gedurende 20 jaar na aanleg; • Het nemen van de noodzakelijke inpassingmaatregelen, die op hun beurt bestaan uit: o De mitigerende maatregelen om de negatieve effecten van de versterking op de bestaande natuurwaarden te beperken; o De inpassingmaatregelen voor het behoud en herstel van de thans
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Zienswijze 31 - Bernard en Ineke Roozendaal, te Schoorl
112
bestaande ruimtelijke kwaliteit.
D
1
Indiener stelt dat de financiering voor het Programma Kwaliteit’’ onvoldoende is onderbouwd.
Zie Algemeen deel NBZ, hoofdstuk 9, onderdeel 9.2.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
E/F
1
Indiener is van mening dat er te weinig eerlijke en volledige voorlichting is geweest voor bewoners en belanghebbenden. Opmerkingen over de nadelige effecten van de zandverstuiving in het algemeen en vooral op rieten daken zijn niet serieus genomen.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
G
2
Indiener stelt dat de nulmeting van de zandvang minimaal een jaar voor het begin van de suppletie had moeten starten.
De afgelopen jaren heeft het hoogheemraadschap intensief gecommuniceerd over de te onderzoeken oplossingsrichtingen. Te weten; de stand van zaken van de onderzoeken en impact van de veiligheidsoplossingen op de omgeving. Ook zijn er werkateliers geweest (waarin bewoners en belanghebbenden konden meedenken over kansen voor ruimtelijke kwaliteit) en meningen gepeild. Voor deze bijeenkomsten zijn veel uitnodigingen verstuurd, via huis-aanhuisuitnodigingen, advertenties in lokale media en de internetsite www.kustopkracht.nl. Hiernaast is een adviesgroep opgericht, die voor het tot stand komen van de plannen steeds heeft geadviseerd vanuit het betreffend belang. In het bezoekerscentrum Dijk te Kijk zijn informatiepanelen aanwezig die kunnen worden geraadpleegd tijdens de openingstijden. Naast de informatieavonden kunnen ook tijdens de inloopbijeenkomsten in Dijk te Kijk vragen worden gesteld. Voor stuifhinder en de mogelijkheden om de gevolgschade vergoed te krijgen, zie onderdeel 10.6 Algemeen deel van de NBZ. Idealiter zijn voor de zandverstuiving een reeks nulmetingen die minimaal twee stormseizoenen omvatten. Hiervoor is echter niet meer voldoende tijd beschikbaar, omdat tussen de besluitvorming en het begin van de werkzaamheden geen heel jaar meer beschikbaar is. Om die reden plaatst RWS ook raaien met zandvangers in vergelijkbare gebieden die buiten de invloedssfeer van de kustversterking vallen. Deze gebieden dienen als referentiegebieden, zodat het effect van de ingreep wordt bepaald. In het kader van de monitoring zijn inmiddels maatregelen genomen (zie hiervoor ook het
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Per brief op 12 juni 2012, met kenmerk IENM/BSK-2012/89828, heeft toenmalig Staatssecretaris Joop Atsma toegezegd dat er voor dit project financiële dekking tot maximaal € 250 miljoen is binnen het landelijke HWBP-2. Op basis van deze goedkeuring wordt gesteld dat de subsidieverlener overtuigd is van de juistheid van de financiële onderbouwing van het VKA.
113
M&M-plan). H
2
Indiener stelt dat de gevolgen van zand- en zoutverstuiving voor belanghebbenden onvoldoende aandacht hebben gehad en onvoldoende zijn beschreven. Indiener verwacht dat daaraan verbonden financiële risico’s daarom bij de belanghebbenden gelegd zullen worden.
Onder invloed van wind worden zand en zout vanuit de kust landinwaarts geblazen. Zand en zout dalen daar neer in een gradiënt vanaf de duinvoet. Deze gradiënten bepalen in sterke mate de vegetatie van het duingebied, waarbij de mate van dynamiek waarschijnlijk belangrijker is dan het zand zelf. De verwachting is dat de dynamiek van zowel de zand- als de zoutverstuiving zich door de kustsuppletie zeewaarts zal verplaatsen. In de Passende beoordeling is geconcludeerd dat er geen significante effecten optreden door sand- en/of saltspray. Voor de zekerheid vindt monitoring plaats (zie hiervoor het M&M-plan).
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
I
2
Indiener stelt dat het onderhoud voor vijftig jaar niet is geborgd. Indiener vraagt zich af wat voor zekerheden er zijn als de aannemer voor twintig jaar wordt ingehuurd en uitbetaald én hoe het onderhoud in de dertig jaar erna wordt gefinancierd.
Met de aannemer aan wie het hoogheemraadschap het werk gunt, worden afDe zienswijze heeft niet zonderlijke contracten afgesloten voor de aanleg en het onderhoud van de kust- geleid tot het aanpassen versterking. Het onderhoudscontract heeft een looptijd van twintig jaar. Na twin- van de planproducten. tig jaar komt het onderhoud weer bij RWS te liggen (in het kader van de reguliere BKL).
J
2
Indiener stelt dat de kosten voor de 'opening' van het budget onaanvaardbaar hoog zijn. €90.000 euro voor in totaal drie zandzuigers.
K
2
Indiener vraagt zich af hoe veilig de recreatiemogelijkheden na de suppletie worden.
Communicatie is ook een onderdeel van de projectkosten. Net als alle andere kosten worden deze beoordeeld op soberheid en doelmatigheid. Omdat de zandzuigers in verband met de vooroeversuppletie al aanwezig waren bij Callantsoog, zijn de kosten van het eind mei 2013 georganiseerde feestelijkheden veel lager dan de door indiener genoemde € 90.000. De bij het project betrokken overheden grepen de afronding van de versterking van de Zwakke Schakel Callantsoog aan om een officieel startsein te geven voor de uitvoering van Kust op Kracht; een veilige en mooie Noord-Hollandse kust, met als hoogtepunt de aanleg van nieuwe duinen en strand voor de Hondsbossche en Pettemer Zeewering. Aan de aannemer is meegegeven dat de uitbouw ten opzichte van de huidige kustlijn geleidelijk moet zijn om gevaarlijke situaties voor zwemmers te voorkomen.
L
2
Het is voor de indiener onduidelijk waar de suppletie daadwerkelijk begint.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Het gebied waarbinnen het uiteindelijke ontwerp van de aannemer moet passen, De zienswijze heeft niet loopt van RSP 17.00 tot en met RSP 28.32. geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
114
M
2
Indiener stelt dat in de plannen geen rekening wordt gehouden met de onrust die de werkzaamheden en het zand voor de dijk met zich meebrengen voor dwergganzen.
N
2
Indiener stelt dat de gevolgen van verstuiving op landerijen en grasopbrengst van percelen niet zijn genoemd.
O
2
Indiener maakt zich zorgen over de verandering van de waterkwaliteit en welke verandering dit in de vegetatie met zich meebrengt.
P
3
De zienswijze heeft niet Indiener mist de link tussen de visie CamperZie allereerst Algemeen deel van de NBZ, hoofdstuk 9. hoeve en het gebruik van gemeenschapsgeld geleid tot het aanpassen van de planproducten. voor het versterken van vegetatie in de Harger- De provincie wil graag samen met de indiener en gemeente Bergen in gesprek en Pettemerpolder door de provincie. om samen te onderzoeken of de genoemde initiatieven in de visie Camperhoeve kunnen leiden tot een ruimtelijk programma dat voorgelegd kan worden aan PS voor cofinanciering vanuit de provincie. De provincie is voornemens om een opdracht aan de Agrarische Natuurvereniging Water, Land en Dijken te verstrekken voor het opstellen van een integraal agrarisch plan. Dit plan wordt samen met de in de Harger- en Pettemerpolder en de Abtskolk gevestigde en geïnteresseerde agrarische ondernemers opgesteld. Projecten uit dit plan die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit, worden eveneens aan PS voorgelegd voor cofinanciering door de provincie.
Zie Algemeen deel van de NBZ, hoofdstuk 7.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
In de Passende beoordeling is specifiek ingegaan op de effecten die de kustversterking (tijdens de aanleg en daarna) heeft op de dwergganzen. De werkzaamheden vinden aan de zeezijde van de zeewering plaats, waardoor er geen sprake is van een verstoring van de ganzen in de polder. Het uittrillen van de damwand bij Petten gebeurt in de periode dat de ganzen niet aanwezig zijn. Dit is vastgelegd in een van de vergunningvoorschriften in de door GS verleende vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet ‘98. Als gevolg van de versterking is er mogelijk sprake van een lichte vermindering van de zoute kwel in de polder. Hiervan worden echter geen effecten op de vegetatie in de polder verwacht en dus op de foerageermogelijkheden voor de dwerggans. Om dit zeker te stellen, wordt het zoutgehalte van het (grond)water in de polder zorgvuldig gemonitord en wordt bij onverwachte effecten bijgestuurd. Zie hiervoor hoofdstuk 7 van het Algemeen deel van de NBZ. Voor stuifhinder en de mogelijkheden om de gevolgschade vergoedt te krijgen, verwijzen de bevoegde gezagen naar de onderdelen 10.5 en 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ.
115
3
S
3
T
Indiener stelt dat de beschikbare middelen voor het programma Ruimtelijke Kwaliteit lukraak ter beschikking zijn gesteld. Een voorbeeld hiervan is het ondoordacht plaatsen van hekken door NM en het feit dat de opties die door de agrariërs zijn ingebracht niet zijn gehoord.
Zie allereerst Algemeen deel van de NBZ, hoofdstuk 9. PS van Noord-Holland hebben op 3 juni 2013 een toetsingskader vastgesteld voor het Uitvoeringsprogramma Kust. PS hebben een bedrag van 9,7 miljoen euro beschikbaar gesteld voor projecten en programma’s Ruimtelijke Kwaliteit, gekoppeld aan kust- en dijkversterkingsprojecten. Hiermee wil de provincie de ruimtelijke kwaliteit en regionale economie versterken. In het toetsingskader van het Uitvoeringsprogramma Kust is de mogelijkheid van extra projecten Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels opgenomen. Eventuele nieuwe kansrijke projecten kunnen aangemeld worden bij de provincie. Uiteindelijk besluiten PS op voorstel van GS of een project of programma in aanmerking komt voor cofinanciering door de provincie. De provincie neemt dus weloverwogen beslissingen (en toetst deze aan haar toetsingskader) welke projecten voor cofinanciering in aanmerking komen. Indiener stelt dat bij de afwegingen die hebben In de MER zijn alle alternatieven objectief op hun (milieu)effecten beoordeeld geleid tot het VKA niet alle belangen zijn mee- volgens de geldende geëigende methodiek. Het beleidsproces is dus correct gewogen. doorlopen. In de MKBA zijn de door het hoogheemraadschap geselecteerde alternatieven onderzocht. De MKBA is methodisch juist uitgevoerd, waarbij rekening is gehouden met kwantificeerbare en niet-kwantificeerbare effecten. In de MER zijn alle alternatieven objectief op hun (milieu)effecten beoordeeld volgens de geldende geëigende methodiek. Het beleidsproces is dus correct doorlopen. Zie ook onderdeel 4.1 van het Algemeen deel van de NBZ. Indiener maakt zich zorgen over de kosten In het kader van Kust op Kracht zorgen NM en de provincie ervoor dat de unieke voor natuurprojecten in de Harger- en Pettelandschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit van de eeuwenoude Harger- en merpolder die niet complementair zijn en met Pettemerpolder behouden blijft. De bijzondere natuurwaarden, ontstaan door gemeenschapsgeld zijn betaald. aanwezigheid van zoet en zout water, worden verbeterd en uitgebreid. De polder wordt ook beter leefbaar, met nieuwe wandelpaden en andere voorzieningen voor recreanten. De provincie waakt er voor dat projecten die worden gefinancierd met gemeenschapsgeld passen binnen haar toetsingskader van het Uitvoeringsprogramma Kust.
12. 32 J.C. Mekken, mede namens C.N.J. Mekken en C.C.A. Mekken-Polle Zienswijze 32 – J.C. Mekken, mede namens C.N.J. Mekken en C.C.A. Mekken - Polle
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Q/R
116
letter
blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing Planproduct
A
1
Indiener stelt dat de gesprekken die in 2011 en 2012 hebben plaatsgevonden tussen de provincie, NM en de agrariërs in het gebied, om de projecten vanuit het programma Ruimtelijke Kwaliteit beter te laten aansluiten op de wensen vanuit het gebied, geen goed vervolg hebben gekregen. Zo is er nog steeds geen plan van aanpak tot stand gekomen.
Zie ook hoofdstuk 9 van het Algemeen deel van de NBZ. De zienswijze heeft niet gePS van Noord-Holland hebben op 3 juni 2013 een toetsingskader vastgesteld. De leid tot het aanpassen van de provincie wil graag met indiener en de gemeente Bergen in gesprek over de in de planproducten. zienswijze genoemde nieuwe initiatieven. Doel van het gesprek is om een aantal projecten vanuit het programma Ruimtelijke Kwaliteit beter aan te laten sluiten bij de wensen uit het gebied, zodat ook de bedrijfsvoering hierop mogelijk kan worden aangepast én om samen met de indiener te onderzoeken of deze initiatieven kunnen leiden tot enkele projecten voor een ruimtelijk kwaliteit programma dat voorgelegd kan worden aan PS voor cofinanciering vanuit het Uitvoeringsprogramma Kust.
B
2
Indiener stelt dat de gevolgen van de gemodelleerde afname van de zoute kwel nader onderzocht en afgewogen moeten worden.
Zie voor de beantwoording hoofdstuk 7 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
C
2
Indiener stelt dat de eis van gereed zijn van het werk eind 2015 zeer bedenkelijk is om te laten meewegen bij de afweging van het VKA.
De uitvoeringstijd is maar een van de redenen waarom is gekozen voor het VKA. Rijk, het hoogheemraadschap en de provincie hebben bestuurlijk afgesproken dat de vereiste veiligheid eind 2015 gerealiseerd moet zijn. Deze afspraak is vastgelegd in een intentieverklaring.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Deze datum is alleen haalbaar met het alternatief volledig zeewaartse zandige versterking. Deze wijze van kustversterking vraagt een kortere voorbereidingstijd en het zetten van zand vraagt weinig tijd. Bij andere alternatieven, waarbij de HPZ zelf wordt versterkt, moet het hoogheemraadschap rekening houden met lange zettingstijden van de aan te brengen kleilaag op de HPZ, het verleggen van wegen, fietspaden, kabels en leidingen én moet het overgaan tot grondverwerving. Bij grondverwerving is niet uit te sluiten dat alle percelen met instemming
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
De provincie is voornemens om een opdracht aan de Agrarisch Natuurvereniging Water, Land en Dijken te verstrekken voor het opstellen van een integraal agrarisch plan. Dit plan wordt samen met de in de Harger- en Pettemerpolder en de Abtskolk gevestigde en geïnteresseerde agrarische ondernemers opgesteld. Projecten uit dit plan die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit kunnen aan PS worden voorgelegd voor cofinanciering.
117
van de eigenaren worden verkregen, zodat het hoogheemraadschap eventueel moet overgaan tot tijdrovende onteigeningsprocedures. 2
Indiener stelt zich op het standpunt dat in aanvulling op het eerste voorschrift bij de ontwerpomgevingsvergunning, conform het advies van de gemeente Bergen van 5 maart 2013, een plan voor mitigerende maatregelen en aanzet tot integrale monitoringsmaatregelen dient te worden vastgesteld voor de gehele Vereenigde Harger- en Pettemerpolder en niet alleen voor de Leipolder. De kustversterking kan namelijk effect hebben op de waterkwaliteit van de gehele polder, door wijzigingen van aanvoer van zowel brak als zoet water. In het concept M&Mplan van 25 maart 2013 worden alleen nieuwe punten van monitoring geplaatst in de Leipolder.
E
2
Indiener stelt dat in het M&M-plan niet alleen De Leipolder maakt onderdeel uit van de monitoring die plaatsvindt. De complenieuwe punten in de Leipolder moeten worden te monitoring bestaat uit bestaande punten, gecombineerd met nieuw geplaatsgeplaatst, maar ook ten zuiden en landinwaarts. te punten. In het M&M-plan staan de raaien aangegeven waarop wordt gemonitord: raai A loopt door buiten de Leipolder en raai B bevindt zich ten zuiden van de Leipolder.
Indiener heeft gelijk dat de kustversterking de waterkwaliteit van de Vereenigde Harger- en Pettemerpolder kan beïnvloeden. Zie hiervoor ook hoofdstuk 7 van het Algemeen deel van de NBZ. Naar aanleiding van deze zienswijze is het eerste voorschrift bij de definitieve omgevingsvergunning gewijzigd. Nu luidt het betreffende voorschrift als volgt: “In het kader van de NB-wetvergunning dient een plan voor mitigerende maatregelen en aanzet tot integrale monitoringsmaatregelen te worden vastgesteld. Voor het monitoren van de waterkwaliteit in de Vereenigde Harger- en Pettemerpolder (waaronder de Leipolder) dient het monitoringsplan voor de start van de uitvoering van de werkzaamheden aan de sector Water van de provincie Noord-Holland te worden overgelegd.” Hiermee wordt het advies van de gemeente Bergen opgevolgd en is ook tegemoet gekomen aan de zienswijze. Naar aanleiding van het gewijzigde voorschrift heeft het hoogheemraadschap het M&M-plan aangepast. De Leipolder maakt onderdeel uit van de monitoring die plaatsvindt. De complete monitoring bestaat uit bestaande punten, gecombineerd met nieuw geplaatste punten.
De voorschriften van de omgevingsvergunning zijn aangepast volgens bovenstaande en tot aanpassing van het M&M-plan.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
12. 33 Surfrider Foundation Holland, te Amsterdam en & Holland Surfing Association, te Den Haag 12.37 Evren Atasever, te Amsterdam Zienswijze 33 – Surfrider Foundation Holland, te Amsterdam en & Holland Surfing Association, te Den Haag Zienswijze 37 – Evren Atasever, te Amsterdam letter
blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
D
118
A
1
Indieners geven aan dat de huidige waar- Zie onderdeel 10.2 van het Algemeen deel van de NBZ. den voor de surfsport onvoldoende zijn meegewogen, waardoor negatieve impact van de beoogde kustversterking in haar huidige vorm onvoldoende is benoemd en meegewogen in het ontwerp projectplan.
De zienswijze leidt tot een verduidelijking van het projectplan.
B
2
Indieners stellen dat compensatie van het verlies aan huidige surfwaarden onvoldoende concreet en meetbaar is vastgelegd.
Zie ook onderdeel 10.2 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze leidt tot een verduidelijking van het projectplan.
C
Indieners stellen dat de impact van het verdwijnen van de goede surfcondities voor de lokale ondernemers onvoldoende is meegewogen.
De zienswijze leidt tot een verduidelijking van het projectplan.
D
Indieners doen de suggestie mitigatie van natuurwaarden te combineren met het terugbrengen van mogelijkheden voor surfers.
E
Indiener geeft aan dat het ontbreekt aan een visie op de ruimtelijke kwaliteit aan de zeezijde van de waterkering.
Onder een gunstige combinatie van zeegang en deining blijft het nog steeds mogelijk dat ter plaatse van de zandige kustversterking sprake zal zijn van geleidelijk brekende golven. Op voorhand kan daarom niet geconcludeerd worden dat er sprake zal zijn van een dusdanige verandering, waardoor er in het geheel geen surfmogelijkheden meer zullen bestaan. Overigens blijven andere vormen van surfen wel mogelijk, evenals het surfen buiten het plangebied. Omdat het hoogheemraadschap de noodzakelijk gebleken natuurmaatregelen voor aanvullend foerageergebied buiten het plangebied moet treffen op bestaande strandhoofden en andere harde kustverdedigingswerken, ziet het geen mogelijkheden voor een slimme combinatie van natuur- en de surfsport bevorderende maatregelen. Zie hoofdstuk 9 van het Algemeen deel van de NBZ, waarin op de ruimtelijke kwaliteit aan de zeezijde wordt ingegaan.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
119
F
Indieners geven aan mogelijkheden te zien in speciale surf- en zwemzones. Indieners hebben ideeën en geven aan mee te willen denken met optimaliseringmogelijkheden van surfcondities.
De provincie wil graag met de indiener en de gemeente Bergen in gesprek gaan over De zienswijze heeft niet gede in de zienswijze genoemde nieuwe initiatieven. Doel is om samen te onderzoeken leid tot het aanpassen van of deze initiatieven kunnen leiden tot een ruimtelijk programma voor de zeezijde en de planproducten. dat voorgelegd kan worden aan PS voor cofinanciering vanuit het Uitvoeringsprogramma Kust. Zie ook hoofdstuk 9 van het Algemeen deel van de NBZ. De surfers zijn vertegenwoordigd in de adviesgroep. De vertegenwoordiger heeft de wensen en ideeën van indieners onder de aandacht gebracht van de aannemer én ook van de beoordelingscommissie die de plannen van de aannemer gaat beoordelen op kansen voor recreatie en toerisme (hieronder valt ook surfen). De aannemers hebben toegezegd dat ze in overleg met de surfers zo willen suppleren dat er (tijdelijke) mogelijkheden ontstaan, zonder daarbij de zwemveiligheid van de al opengestelde stranden in gevaar te brengen.
H
3
Indieners geven een ander alternatief op het voorkeursalternatief: een zogenaamde ‘bollen-suppletie.
Zie hoofdstuk 4’van het Algemeen deel van de NBZ, in het bijzonder onderdeel 4.2, bollensuppleties.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Indieners geven meer suggesties voor verbetering/handhaving van de huidige surfcondities dan er nu is opgenomen in de nota: combineer bijvoorbeeld hardsubstraat met mitigatie vogels en het recyclen van hardsubstraat in het rif, etc.
Zie onderdeel 10.2 van het Algemeen deel van de NBZ. De provincie wil graag met de De zienswijze heeft niet geindiener en de gemeente Bergen in gesprek over de in de zienswijze genoemde leid tot het aanpassen van nieuwe initiatieven. Doel is om samen te onderzoeken of deze initiatieven kunnen de planproducten. leiden tot een ruimtelijk programma voor de zeezijde en dat voorgelegd kan worden aan PS voor cofinanciering vanuit het Uitvoeringsprogramma Kust. Zie verder hoofdstuk 9 van het Algemeen deel van de NBZ. Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
G
120
12.34 Burgercomité Kustveiligheid, p/a J. Ligthart, te Bergen 12.36 De heer C. Marees, te Groet
letter Blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
A
1
Burgercomité reikt vier alternatieven aan op het gekozen VKA. Alle alternatieven zorgen voor een aantoonbare veiligheidsverbetering.
De indieners – hierna: het burgercomité – dragen vier alternatieven aan voor het VKA van het hoogheemraadschap. De alternatieven zijn: lange dammen, golfdempers die golfkracht dempen én tegelijkertijd zand vangen, zandankers die zand in de vooroever vasthouden en tot slot verharding het dijkkruin en binnentalud van de HPZ. Zie voor beantwoording onderdeel 4.2 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
B
4
Burgercomité geeft aan dezelfde intentie te hebben, maar van mening te verschillen over de inzet van middelen om het doel te bereiken.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
C
5
Burgercomité geeft aan dat het onduidelijk is waarom er niet voor een combinatie van oplossingsrichtingen wordt gekozen, waarmee kosten voor natuurcompensatie of natuurmitigatie kunnen worden voorkomen.
Inderdaad is de intentie van het hoogheemraadschap hetzelfde als die van het burgercomité. Het is echter aan het hoogheemraadschap te bepalen hoe het de Zwakke Schakels uit de NoordHollandse kust wil verwijderen om het achterland het beschermingsniveau te geven die bijlage 1 bij de Waterwet voorschrijft voor dijkring 13. Dit stelsel van dijken omvat Noord-Holland boven het Noordzeekanaal, exclusief Marken, Texel en de Wieringermeer. Voor het gebied binnen deze dijkring geldt 1:10.000 als gemiddelde overschrijdingskans per jaar van de hoogste hoogwaterstand, waarop de tot directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering moet zijn berekend. Het zandig versterken zorgt ervoor dat aan deze veiligheidsnorm wordt voldaan. Zie verder hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ. Het bestaan van alternatieven vormt voor het college van hoofdingelanden op zichzelf geen grond voor het gewijzigd vaststellen van het projectplan. Alternatieven die het burgercomité aanreikt komen bovendien pas aan de orde als blijkt dat de bezwaren die aan de in het projectplan voorziene wijze voor het uitvoeren van de werkzaamheden ernstig zijn en niet kunnen worden weggenomen door verzachtende (natuur)maatregelen. In hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van de NBZ en bij het bespreken van de individuele zienswijzen op het onderdeel natuur gaat het hoogheemraadschap uitvoerig in op het in zijn ogen succesvol verzachten van de negatieve gevolgen.
D
5
Burgercomité maakt zich zorgen over de kwaliteit van de probleemanalyses met
De verantwoordelijke bestuurders van het hoogheemraadschap, provincie en RWS nemen kennis van deze uitspraak en benadrukken dat zij achter hun betrokken medewerkers en de bij het project betrokken adviseurs staan.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Zienswijze 34 - Burgercomité Kustveiligheid, p/a J. Ligthart, te Bergen Zienswijze 36 – De heer C. Marees, te Groet
121
E
5
De afgelopen jaren heeft het hoogheemraadschap intensief gecommuniceerd over de te onderzoeken oplossingsrichtingen, de stand van zaken van de onderzoeken en de impact van de veiligheidsoplossingen op de omgeving. Ook zijn er werkateliers geweest waarin bewoners en belanghebbenden konden meedenken over kansen voor ruimtelijke kwaliteit en zijn meningen gepeild. Voor deze bijeenkomsten zijn veel uitnodigingen vestuurd via huis-aan-huis-uitnodigingen, advertenties in lokale media en op www.kustopkracht.nl. Hiernaast is een adviesgroep opgericht, die ten behoeve van het tot stand komen van de plannen - steeds heeft geadviseerd vanuit de betrokken belangen. In het bezoekerscentrum Dijk te Kijk zijn informatiepanelen aanwezig die kunnen worden geraadpleegd tijdens de openingstijden. Naast de informatieavonden kunnen ook tijdens de inloopbijeenkomsten in Dijk te Kijk vragen worden gesteld.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
F
6
Burgercomité vraagt zich af of de juiste leidraad wordt gehanteerd.
De leidraad Zandige Kust (LZK) betreft geen voorschrift, maar geeft - als een soort achtergrondDe zienswijze heeft niet rapport - een overzicht van de onderwerpen die bij zandige kusten van belang zijn.. Deze zijn nog geleid tot het aanpassen meer verdiept in het bij deze LZK behorende basisrapport uit 2002. Voor de veiligheidsbeoordeling van de planproducten. van primaire waterkeringen wordt gebruik gemaakt van de richtlijnen uit katern 6 van het Voorschrift Toetsen op Veiligheid (VTV2006). Bij de dijk werd daarbij gebruik gemaakt van de richtlijnen uit katern 5 van de VTV2006. Omdat de dijk nu als zandige waterkering wordt beschouwd, moet er gebruik worden gemaakt van formuleringen uit het Technisch Rapport Duinafslag (TRDA2006) opgenomen formuleringen en het hierbij behorende rekenmodel (Duros-plus).
G
6
Burgercomité acht de planinhoud onvoldoende concreet om op te kunnen reageren.
Het ontwerpprojectplan geeft ruim voldoende informatie over de aanpak van het hoogheemraad- De zienswijze heeft niet schap van veiligheidsproblemen in het kustvak Camperduin – Callantsoog. Het geeft de eisen aan geleid tot het aanpassen waaraan de nieuwe waterkering, onder andere qua –veiligheid, moet voldoen. Het ontwerpprovan de planproducten. jectplan is zonder enige twijfel concreet genoeg om daar in de inspraakronde op te kunnen reageren. Het in de reactie op zienswijze F genoemde voorschrift en model zijn de grondslag en begrenzing voor de aannemers die in de aanbesteding meedoen. Zij moeten aantonen dat hun ontwerp voldoet aan de vereiste veiligheidsnorm uit de Waterwet voor dijkring 13 en de daarvoor geldende regels. Dat geïnteresseerden in de inspraakfase niet de exacte vormgeving kennen en de mogelijkheid hebben zelf het ontwerp door te rekenen, betekent niet dat het ontwerpprojectplan onvolledig is of dat de inspraakprocedure onjuist is geweest. De wetgever heeft bepaald dat het projectplan vrij van vorm is, mits de waterbeheerder aandacht besteedt aan die zaken die in het tweede lid van artikel 5.4 Waterwet staan opgesomd en – omdat het hier gaat om een primaire waterkering – het tot stand komt volgens de projectprocedure uit artikel 5.5 Waterwet. Artikel 5.4, tweede
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
bijbehorende oplossingen door het hoogheemraadschap, de provincie en RWS. Burgercomité vraagt zich af of de betrokken bestuurders voldoende openheid hanteren in het beleidsmatige afwegingsproces.
122
H/I
7
Burgercomité verzoekt om inzage in de achtergrondrapportages die hebben geleid tot de keuze van het VKA.
Bij de stukken die na de goedkeuring van het projectplan door GS ter inzage komen te liggen behoort ook de memo ‘dimensies 2D variant’ die is geschreven als reactie op het beschikbaar komen van het budget van beperktere omvang. Dit document is, net als alle andere achtergronddocumenten bij de MER’en, de Passende beoordeling en het projectplan, opvraagbaar (geweest).
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
J
10
Burgercomité roept op om de eenzijdige methode om de gladde kust te bevorderen te verlaten.
Het hoogheemraadschap verwijst naar het door hem gegeven antwoord op deze zienswijze bij de letter A.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
K
12
Burgercomité stelt dat de trend van het steiler worden van de hellingshoek van het zandige kustfundament, ondanks de zandsuppletieinspanningen, tegen zo laag mogelijke kosten moet worden omgebogen.
Voor een lange en min of meer rechte kustlijn, zoals de Noord-Hollandse Noordzeekust, wordt de erosie primair bepaald door de aanwezigheid van een langs de kust toenemend zandtransport en niet door zeewaarts verlies van zand door dwarstransport over bijvoorbeeld de NAP-10 m dieptecontour. Het iets steiler worden van het zandige kustfundament leidt dus niet tot een grote toename van de hoeveelheid zand die nodig is om de positie van de kustlijn in stand te kunnen houden. Maatregelen om het eventueel steiler worden van de vooroever tegen te gaan, zijn daarom niet effectief om het landwaarts verplaatsen van de kustlijn tegen te gaan. Het op zijn plaats houden van de kustlijn (bovenin het dwarsprofiel) kan dan ook het best plaatsvinden door het hier lokaal aanvullen van het zijdelings langs de kust afgevoerde materiaal. Het uitvoeren van (onderwater)suppleties blijkt hiervoor de meest adequate maatregel te zijn.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
L
12
Burgercomité acht het veiligheidsmodel uit de LZK defensief en niet compleet.
Het toetsingsinstrument voor de veiligheidsbeoordeling van de zandige kust als waterkering is gebaseerd op jarenlang fundamenteel onderzoek. De eerste echte versie van het hiervan afgeleide rekenmodel stamt uit 1984. Deze versie is ook opgenomen in de bijlage van de geciteerde LZK uit 2002. Inmiddels is de 1984-leidraad vervangen door het in de VTV2006 opgenomen voorschrift (inclusief een verbetering van het voor de toetsing gebruikte rekeninstrumentarium Duros-plus). De details zijn gegeven in het TRDA uit 2006 (Duros-plus/TRDA2006). De beschreven rekenmethodiek die in de rapporten beschreven is, voorziet in een eenduidige ontwerpsystematiek voor een zandige waterkering, inclusief de zeewaartse zandige kustversterking. Het hoogheemraadschap onderschrijft dan ook niet de (niet verder onderbouwde) stelling dat deze benadering defensief is
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
lid, Waterwet geeft aan dat het projectplan minimaal een beschrijving bevat van het betrokken werk en hoe dit wordt uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen die gericht zijn op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk. Het ontwerp dat GS ter inzage hebben gelegd voldoet ruimschoots aan deze wettelijke bepaling.
123
en niet compleet.
13
Burgercomité stelt dat de beleidsuitgangspunten uit het veiligheidsmodel LZK nog niet zijn geformaliseerd.
De LZK bevat geen nog te formaliseren uitgangspunten.
N
13
Burgercomité stelt dat het veiligheidsmodel uit de LZK niet is vastgelegd en geaccordeerd door de Tweede Kamer.
De LZK uit 2002 bevat geen uitgangspunten en nog te accorderen veiligheidsmodellen. Het vigeDe zienswijze heeft niet rende model is het voorschrift toetsen op veiligheid (VTV2006. geleid tot het aanpassen De toepassing van het veiligheidsmodel uit de VTV2006 is wettelijk vastgelegd op grond van artikel van de planproducten. 2.6 van de Waterwet.
O/P
13/1 4
Tijdens de besluitvorming in 2013 over de veiligheidsoplossing is uitgegaan van de toen geldende De zienswijze heeft niet normen voor de primaire waterkering volgens onderdeel 2 van de Waterwet en de ministerieel geleid tot het aanpassen beschikbaar gestelde technische leidraad de VTV2006 (Duros-plus/TRDA2006). De aanpassing van van de planproducten. de veiligheidsnorm is momenteel in onderzoek. Het ligt niet in de verwachting dat dit voor dijkring 13 ( zie antwoord op deze zienswijze bij letter B) leidt tot een aanscherping van de norm. Overigens is het effect van een storm bij een factor 10 zwaardere norm wel in beeld gebracht. Conclusie is dat de zandige kering relatief eenvoudig aan te passen is aan een dergelijke verzwaring van de norm. In dit opzicht is de zandige oplossing dan ook zeer duurzaam en robuust van karakter.
Q
14
Burgercomité stelt dat de veiligheidsnorm met een factor 10 moet worden verhoogd. Burgercomité stelt verder dat wanneer een nieuw veiligheidsmodel LZK wordt ontwikkeld en aangenomen, het gekozen VKA niet meer mag worden toegepast. Burgercomité stelt dat de normstelling wordt gebruikt om technische vernieuwingen te remmen en zandsuppleties te laten prefereren.
Zowel de normstelling als de veiligheidsbeoordeling zijn verankerd in hoofdstuk 2 van de Waterwet. Het suppleren van zand blijkt een in de praktijk bewezen adequate en efficiënte methode om het gewenste veiligheidsniveau in stand te houden of te bereiken.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
M
124
R
14
Het zeewaarts versterken met een zandig duin dat als primaire waterkering fungeert, is een beDe zienswijze heeft niet proefde manier van versterking. Voorbeelden daarvan zijn te vinden in de sectie binnen de Zwakke geleid tot het aanpassen Schakel in Zeeuws-Vlaanderen. Ook de combinatie met een achterliggende constructie is intussen van de planproducten. verschillende keren succesvol toegepast (Scheveningen, Noordwijk).
S
14/1 5
T
17
Burgercomité vraagt zich af het hoogheemraadschap verwijst naar het door hem gegeven antwoord op deze zienswijze bij de waarom het alternatief van letter A. dijkkruin verhoging niet is meegenomen in de afweging van het voorkeursalternatief.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
U
17
Burgercomité kan niet herleidbaar traceren waarom een beperkte dijkverhoging leidt tot de allerduurste variant.
Zie hiervoor hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ. Een beperkte dijkverhoging moet gepaard gaan met een uitbouw van het ondertalud en het realiseren van een stabiliteitsberm waarvoor óf huizen moeten wijken om dit te kunnen realiseren óf er moet een combiwand/damwand worden gerealiseerd over het gehele tracé. Dit leidt tot de allerduurste variant (zie hiervoor onder andere ook de paragrafen 3.2.1 en 3.2.2 van de brugnotitie).
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
V
17
Burgercomité stelt dat er een schrikbeeld is geëtaleerd van een dijkverhoging van 6 meter.
Het veiligheidsalternatief 1 van een traditionele kruinverhoging met maatregelen aan de binnenzijde van de dijk leidt inderdaad tot een aanzienlijke verhoging van de kruinhoogte (met circa 7 meter). Het woord ‘schrikbeeld’ blijft voor rekening van het burgercomité.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zandige versterking dient te voldoen aan de in de TRDA2006 gegeven voorschriften, waarop kan worden getoetst. Onderdeel daarvan is ook het zogenaamde grensprofiel. Van de gekozen oplossingsrichting is ook deze zeewaarts van de huidige dijk gepositioneerd.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Burgercomité stelt dat de zandige zeewaartse kustversterking niet kan worden verantwoord vanuit de wettelijk voorgeschreven beoordelings- en toetsingssystematiek. Burgercomité stelt dat er geen veiligheidstoets kan worden uitgevoerd.
125
W
18
Burgercomité stelt dat uitDe veiligheidsoplossingen zijn, conform het rijksbeleid, sober en doelmatig vormgegeven. Vanuit De zienswijze heeft niet spraken over kosten van va- de dubbeldoelstelling moeten kosten echter in een andere context dan de ‘goedkoopste oplossing’ geleid tot het aanpassen rianten niet zijn te herleiden. worden beschouwd. De MKBA, waarbij een afweging is gemaakt tussen regionale en landelijke be- van de planproducten. langen, is hierbij leidend. Op basis van de ramingen van de verschillende alternatieven is een MKBA opgesteld om mede richting te geven aan de besluitvorming over een VKA. Voor alle alternatieven geldt dat de - in geld uitgedrukte - baten lager zijn dan de kosten. Het alternatief van een zeewaartse versterking heeft niet de laagste investeringskosten, maar kent wel de hoogste baten.
X
19
Het hoogheemraadschap verwijst naar het door hem gegeven antwoord op deze zienswijze bij de letter A.
Y
19
Burgercomité stelt dat de oplossing vooraf al vast staat. Burgercomité stelt dat er sprake is van ontoereikende en oneerlijke voorlichting.
Z
19
Burgercomité stelt dat een beperkt aantal gedupeerden de veiligheidsoplossing bepaalt.
Het hoogheemraadschap stelt voorop dat het zijn taak en verantwoordelijkheid is om alle plussen . De zienswijze heeft niet en minnen van de mogelijke oplossingen te inventariseren en af te wegen. Er is geen oplossing die geleid tot het aanpassen alleen maar positieve kanten kent. Een wezenlijke verhoging van de kruin van de huidige harde van de planproducten. waterkering (tot NAP + 19,7 m) resulteert in een verbreding van de voet, inclusief steunberm van circa 85 m. Kiezen voor dit alternatief dwingt tot het aanbrengen van kostbare constructies en/of grote ingrepen aan de westkant van Petten. In de brugnotitie heeft het hoogheemraadschap de alternatieven onderling vergeleken en aangegeven waarom dit alternatief moest afvallen. De stelling dat een beperkt aantal gedupeerden de veiligheidsoplossing bepaalt wordt voor rekening van het burgercomité gelaten.
AA
20
Burgercomité stelt dat de notulen van de verschillende overlegsituaties niet volledig zijn.
Het is jammer dat het Burgercomité nu pas heeft aangegeven zich niet te herkennen in de notulen van de verschillende overleggen. Bij gebrek aan feitelijke onderbouwing van deze stelling neemt het hoogheemraadschap deze voor kennisgeving aan. Overigens kan een vermeende tekortkoming in een verslag niet leiden tot uit- of afstel van het besluit het projectplan vast te stellen.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. Vanaf april 2008 heeft het hoogheemraadschap gekozen voor een actieve manier van communice- De zienswijze heeft niet ren met informatiebijeenkomsten, adviesgroep bijeenkomsten, nieuwsbrieven, een continu bijge- geleid tot het aanpassen werkte website en individuele overleggen met betrokkenen. Zie verder het gegeven antwoord bij van de planproducten. deze zienswijze letter E.
126
20
Burgercomité is verbaasd over hoe de besprekingsresultaten van de verschillende overlegsituaties uiteindelijk zijn verwerkt.
Het hoogheemraadschap verwijst naar het antwoord op deze zienswijze bij de letter AA.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
AC
20
Burgercomité stelt dat het draagvlak voor de plannen beperkt is.
Afgelopen jaren heeft het hoogheemraadschap intensief gecommuniceerd over de te onderzoeDe zienswijze heeft niet ken oplossingsrichtingen, de stand van zaken van de onderzoeken en de impact van de veiliggeleid tot het aanpassen heidsoplossingen op de omgeving. Ook zijn er werkateliers geweest waarin bewoners en belangvan de planproducten. hebbenden konden meedenken over kansen voor ruimtelijke kwaliteit en zijn meningen gepeild. Voor deze bijeenkomsten zijn breed uitnodigingen verspreid , via huis-aan-huis-uitnodigingen, advertenties in lokale media en op www.kustopkracht.nl. Hiernaast is een adviesgroep opgericht, die - voor het tot stand komen van de plannen - steeds heeft geadviseerd vanuit de betrokken belangen. In het bezoekerscentrum Dijk te Kijk zijn informatiepanelen aanwezig die kunnen worden geraadpleegd tijdens de openingstijden. Naast de informatieavonden kunnen ook tijdens de inloopbijeenkomsten in Dijk te Kijk vragen worden gesteld.
AD
20
Burgercomité stelt dat in het proces eerst is uitgegaan van een dijkversterking, terwijl nu is uitgekomen op een volledig zandige oplossing.
De doelstelling is altijd geweest om te komen tot een veiligheidsoplossing van de kustverdediging en niet om te komen tot een dijkversterking. Hoewel de titel van de startnotitie nog spreekt van een ‘dijkversterking’ worden er inhoudelijk wel degelijk al andere alternatieven dan dijkversterking aangedragen (zeewaarts consolideren). Het MER heeft als titel daarom ook "kustversterking" in plaats van "dijkversterking".
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
AE
20
Burgercomité stelt dat het beleidsproces niet correct is doorlopen.
In het MER is de voorgestane oplossing onderzocht als alternatief 2 ‘Zandig Zeewaarts’. In de Integrale beoordeling, de voorloper van dit MER, is ook al gekeken naar zandig zeewaarts. Het beleidsproces is dus correct doorlopen.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
AF
20/2 1
Burgercomité verzoekt om inzage in de achtergrondrapportages die hebben geleid tot de keuze van het VKA.
Het hoogheemraadschap verwijst naar het antwoord op deze zienswijze bij de letter H/I.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
AB
127
21
Burgercomité maakt er bezwaar tegen dat de serieus ingebrachte alternatieven op het gekozen VKA niet zijn doorgerekend. Dat is alsnog mogelijk, mits daar voldoende tijd voor wordt genomen. Burgercomité heeft alternatieven aangereikt op het gekozen VKAf die voor een veel lager bedrag de veiligheidsprestatie aanzienlijk verbeteren. Ook is het niet nodig om de milieueffectrapportages over te doen. Burgercomité stelt dat het VKA de slechtste is en geen verbetering oplevert van de HPZ.
Alle redelijkerwijs in aanmerking te nemen alternatieven zijn in het MER onderzocht. Zie verder hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
AH
21
Alle redelijkerwijs in aanmerking te nemen alternatieven zijn in het MER onderzocht. Zie verder hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
AI
21
Het hoogheemraadschap verwijst naar het door hem gegeven antwoord op deze zienswijze bij de letter A.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
AJ
21
Burgercomité stelt dat de kustveiligheid afhankelijk is gesteld van 20 jaar financiering.
De aannemer is verantwoordelijk voor de eerste twintig jaar onderhoud. Daarna wordt deze onDe zienswijze heeft niet derhoudsplicht door RWS overgenomen. De onderhoudsplicht van de kustlijn is wettelijk vastgegeleid tot het aanpassen legd in Artikel 2.7, eerste lid, Waterwet. De kustveiligheid blijft hierdoor voldoen aan het gewenste van de planproducten. niveau.
AK
26
Burgercomité werkt op hoofdlijnen het alternatief uit van een stelsel van lange dammen vanaf Den Helder tot aan de verlengde pieren van IJmuiden.
Zie hiervoor hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
AG
128
27
Burgercomité werkt op hoofdlijnen het alternatief uit van golfdempers in de vorm van stalen drijvers van 125m.
Zie hiervoor hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
AK – 3
30
Burgercomité werkt op hoofdlijnen het alternatief uit van zandankers die het zand in de vooroever vasthouden.
Zie hiervoor hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
AL
32
Burgercomité werkt op Zie hiervoor hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ. hoofdlijnen het alternatief uit van verharding kruin en binnentalud met asfaltbeton .
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
AM
32
Zie hiervoor hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
AN
32
Burgercomité noemt als nog niet uitgewerkt alternatief het verlengen van de strekdammen, in combinatie met het treffen van maatregelen tegen erosie. Burgercomité noemt als nog niet uitgewerkt alternatief het zodanig sturen van de vloed- en ebstroom waardoor er meer zand in de vooroever wordt vastgehouden.
Zie hiervoor hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
AK -2
129
AO
32
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
AP
33
AQ
34
Burgercomité stelt dat het zand niet langer wordt vastgehouden door het onder het zand brengen van de strandhoofden.
De strandhoofden die voor de HPZ liggen hebben slechts een ondergeschikte rol in het vasthouden De zienswijze heeft niet van zand, maar zijn primair bedoeld voor het 'uit de dijk weghouden' van ondergravende stromin- geleid tot het aanpassen gen. De uitbouw van de kust heeft enig effect op de erosie van de uitbouw. Op grotere schaal is van de planproducten. het verlies echter grotendeels afhankelijk van het geleidelijk in noordelijke richting toenemen van het sedimenttransport. Een eventuele afname van de zandhoeveelheid wordt overigens op gezette tijden door onderhoudssuppleties aangevuld om de veiligheid te borgen.
AR
35
Burgercomité stelt dat de veiligheidsprestatie van het VKA niet aantoonbaar is en niet constant van kwaliteit.
Het onderhoud van het kustprofiel is onderdeel van het contract met de aannemer. De 'ondergrens' is en blijft dat de voorduinoplossing aan de gestelde veiligheidseisen voldoet. Overigens wordt het voorduin zelf alleen tijdens zeer extreme stormomstandigheden aangetast. Deze situatie is geheel vergelijkbaar met die van andere delen van de duinenkust.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
AS
35
In de uitgevoerde voorverkenningen is ook gekeken naar het effect van extremere omstandigheden, net als het effect van opeenvolgende stormcondities op het onderhoud. De conclusie is dat de oplossing in dit opzicht als robuust kan worden gekenschetst.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
AT
35
Burgercomité vraagt zich af of er wel rekening is gehouden met ‘worst- case scenario's’ (extreme omstandigheden). Burgercomité stelt dat ‘worst- case scenario's’ niet zijn meegenomen.
Dat de oplossing robuust is, betekent ook dat deze toekomstbestendig is en eenvoudig aan zwaardere ontwerp omstandigheden kan worden aangepast (mocht een zwaarder scenario onverhoopt werkelijkheid worden).
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Burgercomité noemt als nog Zie hiervoor hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ. niet uitgewerkt alternatief het plaatsen van schanskorven ( in een stalen kooi gevatte stenen blokken) om de vooroever te versterken. Burgercomité beschrijft fei- Zie hiervoor hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ. telijk het VKA en concludeert zoals in zienswijze AH is aangegeven.
130
AU
35
Burgercomité mist de gevoe- De gevoeligheidsanalyses zijn beschreven in de verschillende achtergrondrapportages. ligheidsanalyses.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. Zoals eerder aangegeven is deze oplossing wel degelijk 'taai' en robuust, ook omdat het veiligDe zienswijze heeft niet heidsduin bovenin het profiel is gepositioneerd en daarmee buiten de invloedzone van de normale geleid tot het aanpassen hydraulische condities valt. van de planproducten.
AV
35
Burgercomité acht het VKA niet taai.
AW
36
Burgercomité stelt dat de faalrisico's van het VKA onbekend zijn.
AX
36
Burgercomité stelt dat de De zandige versterking sluit, zowel in noordelijke richting bij Petten als in zuidelijke richting bij De zienswijze heeft niet achterzijde van het Voorduin Camperduin, netjes aan op het bestaande duin. De hier gesuggereerde achterwaartse aantasting is geleid tot het aanpassen wordt aangetast. dus niet aan de orde. van de planproducten.
AY
36
Burgercomité stelt dat verharding van de dijkkruin en het binnentalud een doorbraak van de HPZ door een Noordwester storm met supergolven is uit te sluiten.
AZ
36
BA
37
Burgercomité stelt dat de Door het geleidelijk in beide richtingen afbouwen van de kustuitbouw voor de HPZ, wordt een poaansluitingen op de zeeduin- tentieel veiligheidsprobleem voor zowel Petten als Camperduin opgelost. repen zwak zijn. Feitelijk een herhaling van Zie hiervoor hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ. zienswijze AP.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
BB/B E
37
Burgercomité stelt dat de kustveiligheid afhankelijk is gesteld van 20 jaar financiering.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
In de toegepaste veiligheidsbenadering wordt door het hoogheemraadschap expliciet rekening gehouden met de onzekerheid in de duur van de golfaanval.
Het hoogheemraadschap en RWS hebben al afspraken gemaakt over het overnemen van het onderhoud door RWS na 20 jaar. Dit onderhoud wordt dan gefinancierd uit de reguliere onderhoudsbudgetten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Over het functioneren van zandige versterkingen in de vorm van een duin met voorliggend strand en onderwateroever, is behoorlijk veel bekend. Deze stelling onderschrijft het hoogheemraadschap dan ook niet.
131
37
Burgercomité is van mening dat kustveiligheid een overheidskwestie moet blijven.
Het beheer van de nieuwe zeewering blijft bij het hoogheemraadschap en is een vergelijkbare situatie als de rest van de waterkering.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
BD
37
Burgercomité stelt dat de hoeveelheid zand die onder water ligt lastig te beoordelen is.
Voor het beoordelen van de hoeveelheid zand volstaan relatief simpele methoden. Binnen het contract is geregeld dat er ruim voldoende monitoring is.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
BF
38
Burgercomité stelt dat de totale kosten voor het VKa neerkomen op € 450 miljoen.
Deze berekening klopt niet. Een groot deel van het aanlegvolume zit op een plek die vrij van erosie De zienswijze heeft niet is(bijvoorbeeld in de geul die nu voor de dijk aanwezig is). Het onderhoud kan dan ook niet worgeleid tot het aanpassen den uitgedrukt in een percentage van het aanlegvolume. Het verlies neemt bovendien sterk in de van de planproducten. tijd af.
BG
38
Burgercomité stelt dat het voorkeursalternatief te snel wordt uitgevoerd.
Het VKA '100% zandige zeewaartse kustversterking' past binnen het huidige Rijksbeleid ('zacht waar het kan, hard waar het moet'). Het betreft hier een robuuste oplossing die toekomstbestendig is en eenvoudig aan te passen aan zwaardere omstandigheden (mocht een zwaarder scenario onverhoopt werkelijkheid worden). Het is dus geen korte termijn oplossing.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
BH
38
Het hoogheemraadschap verwijst naar het antwoord op deze zienswijze bij de letter BB.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
BI
39
Burgercomité pleit er voor dat het beschikbare budget uitsluitend wordt ingezet als oplossing en remedie van de Zwakke Schakels NoordHolland voor een periode van minimaal 50 jaar. Burgercomité stelt dat moet worden gecommuniceerd over de kustverdedigingsconstructies.
Het hoogheemraadschap verwijst naar het antwoord op deze zienswijzen bij de letters E en Y.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
BC
132
BJ/BK 39/4 0
Burgercomité stelt dat het veiligheidsmodel uit de LZK niet is vastgelegd en geaccordeerd door de Tweede Kamer.
Het hoogheemraadschap verwijst eerst naar de beantwoording van zienswijze G. De feitelijke modellering van het veiligheidsduin is geen taak of verantwoordelijkheid van de Tweede Kamer. De ontwerpen die de aannemers maken laat het hoogheemraadschap ook verifiëren door het Programmabureau HWBP. Het gaat dan om de vraag of de ontwerpen voldoen aan de ontwerpvoorschriften en of de veiligheidsnormen zijn geborgd.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
BO
41
Burgercomité verzoekt om inzage in de achtergrondrapportages die hebben geleid tot de keuze van het VKA.
Het hoogheemraadschap verwijst naar het antwoord op deze zienswijze bij de letter H/I.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
BV
43
Burgercomité verzoekt om verlenging van de termijn voor het indienen van zienswijzen.
Het verlenen van uitstel voor het nader onderbouwen van een tijdig ingediende zienswijze heeft de provincie toegewezen. De termijn voor het nader onderbouwen van de zienswijzen liep af op donderdag 4 juli 2013 en verstreek ongebruikt. Niet gehonoreerd is de wens dat de termijn voor het indienen van zienswijzen gaat lopen als RWS en het hoogheemraadschap alle burgers en bedrijven op de hoogte hebben gebracht dat de door Burgercomité genoemde documenten ter inzage liggen. Het burgercomité kan de berekeningen van de aannemer inzien nadat de aanbesteding is afgerond.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Leeswijzer: De zienswijzen BL – BN en BP – BU staan in de bijlage van de ingediende zienswijze, maar staan met dezelfde strekking ook in de hierboven al besproken zienswijzen uit de brief van het Burgercomité. Zie ook de kanttekening van de bevoegde gezagen bij zienswijze 12.16.
133
12.35 – Nederlandse Zeejachthaven Ontwikkelingsmaatschappij B.V. Zienswijze 35 – Nederlandse Zeejachthaven Ontwikkelingsmaatschappij B.V. Gemachtigde Vincent J.J. Albers, te Rotterdam letter
blz.
Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
A
1
Bij de besluitvorming is onvoldoende rekening gehouden met de taakstelling van het ministerie. Alternatieve oplossing zijn niet (voldoende) onderzocht. Het VKA wordt onvoldoende gemotiveerd en is niet onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek. De toenmalige staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft aan het begin van het project een duidelijke dubbeldoelstelling meegegeven. Naast de kustveiligheid moest de ruimtelijke kwaliteit zwaar meewegen.
De voorbereidende besluitvorming getuigt van een intensieve samenwerking van het hoogheemraadschap, het waterschap dat het beheer heeft over de Noordzeekust, en het ministerie van I&M, vertegenwoordigd door RWS. De minister is verantwoordelijk voor het vasthouden van de kustlijn van Nederland, de BKL. Beide overheden hebben in twee overeenkomsten hun samenwerking geborgd.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
1
GS van Noord-Holland en het hoogheemraadschap verwijzen naar onderdeel 9.1 van het Algemeen De zienswijze heeft niet gedeel van de NBZ. leid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
B
Voor meer uitleg waarom het hoogheemraadschap heeft gekozen voor de oplossingsrichting ‘100% zandige zeewaartse oplossing’, verwijst het hoogheemraadschap naar onderdeel 4.1 van het Algemeen deel van de NBZ.
134
1
Indiener geeft aan dat – door alleen te kijken naar dwarsprofielen – gecombineerde oplossingen in het lengteprofiel in de procedure niet voldoende aan bod kwamen.
Het ontwerp van de kustversterking is gebaseerd op de voorschriften en methodieken die voor de De zienswijze heeft niet getoetsing van de veiligheid tegen overstroming zijn voorgeschreven. Deze zijn vastgelegd in de nu leid tot het aanpassen van de geldende VTV 2006en het onderliggende TRDA2006. Bij het ontwerp- en afwegingsproces is steeds planproducten. vanuit morfologisch oogpunt gekeken naar de nauwe relatie van een te versterken kustvak met de aangrenzende kustvakken (lengteprofiel). Voor de zandige zeewaartse kustversterking is de randvoorwaarde dat aansluitingen van een duin, strand of onderwatertoevoer in een kunstvak vloeiend moeten verlopen. . Bovendien moet langs de kust sprake zijn van een aaneengesloten veiligheidsduin, zodat er geen water langs het profiel het land in kan stromen.
D
1
Vervolg op C – Door het beperkt zoeken is bij de keus voor het VKA en bij het MER essentiële informatie achtergebleven, waardoor niet gekozen is voor de oplossing die als beste uit de MKBA komt. Deze is goedkoper en scoort op diverse beleidsterreinen beter.
Bij de totstandkoming van de MER hebben veel alternatieven en varianten de revue gepasseerd. In het proces, waarin uiteindelijk een keuze is gemaakt in de te onderzoeken alternatieven, is een aantal alternatieven om verschillende redenen afgevallen. In het MER zijn alle uit te werken alternatieven objectief op hun (milieu)effecten beoordeeld volgens de meest geschikte methodiek. De door het hoogheemraadschap geselecteerde alternatieven zijn in de MKBA onderzocht op kosten en baten. De MKBA is uitgevoerd volgens de juiste methodiek, waarbij rekening is gehouden met kwantificeerbare en niet-kwantificeerbare effecten. Het beleidsproces is dus correct doorlopen. Zie verder hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
E
1
Het is opvallend dat er tegen het gebruik in al een VKA is bepaald, terwijl het MER nog niet is afgerond.
Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap heeft pas bij het vaststellen van het ontwerp projectplan voor het eerst een ontwerpbesluit vastgesteld. Op dát moment was het MER wél gereed en stonden de effecten op het milieu ook vast.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
C
135
1
De keuze voor oplossingsrichtingen voor de kust moeten nog worden vastgesteld door de deltacommissaris en de commissie en zijn nog niet vertaald in beleid
Zowel de normstelling als de veiligheidsbeoordeling zijn wettelijk verankerd. Het suppleren van De zienswijze heeft niet gezand blijkt een doelmatige methode om het gewenste veiligheidsniveau in stand te houden of te leid tot het aanpassen van de bereiken. Het is een misverstand te denken dat de deltacommissaris bepaalt hoe een afgekeurde planproducten. zeewering versterkt wordt. Hij treedt op als beleidsadviseur van de minister van I&M. Uiteindelijk is het aan het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap om - na afweging van alle belangen - te bepalen welke zwakke plekken in de kust van Noord-Holland zij gaat versterken. Dit betekent niet dat het hoogheemraadschap zich kan en mag onttrekken aan de resultaten van het politieke debat over waterveiligheid, waarbij de deltacommissaris was betrokken en zoals dat vorm krijgt in het beleid van de diverse overheden. En dat is ook niet het geval. Zoals al aangegeven sluit het VKA aan bij het rijksbeleid dat uitgaat van ‘zacht waar het kan, hard waar het moet’.
G
2
Indiener meent dat de afweging van varianten in het proces –van MKBA tot en met MER – niet op basis van gelijkwaardigheid is gebeurd.
Bij de totstandkoming van het uiteindelijke MER hebben veel alternatieven en varianten de revue De zienswijze heeft niet gegepasseerd. In het proces waarin uiteindelijk een keuze is gemaakt in de te onderzoeken alternaleid tot het aanpassen van de tieven, is een aantal alternatieven om verschillende redenen afgevallen (zie hiervoor de integrale planproducten. beoordeling, de startnotitie, de richtlijnen, het concept MER, het projectrapport, de MER en het VKA). In het MER zijn alle uit te werken alternatieven objectief op (milieu)effecten beoordeeld volgens de geldende en geschikte methodiek. De alternatieven die het hoogheemraadschap heeft geselecteerd zijn in de MKBA onderzocht. De MKBA is volgens de juiste methode uitgevoerd, waarbij rekening is gehouden met kwantificeerbare en niet-kwantificeerbare effecten. Het beleidsproces is dus correct doorlopen.
H
2
Indiener meent dat blijkt dat de beste variant van de MKBA ongemotiveerd en vroegtijdig terzijde is geschoven.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
I
2
Zie ook het antwoord dat is gegeven bij deze zienswijze onder de letter G. De alternatieven die het hoogheemraadschap heeft geselecteerd zijn in de MKBA onderzocht. Hierin worden geen alternatieven terzijde geschoven, maar worden ze beoordeeld. De MKBA is volgens de juiste methode uitgevoerd, waarbij rekening is gehouden met kwantificeerbare en nietkwantificeerbare effecten. In het MER zijn alle alternatieven objectief op (milieu)effecten beoordeeld volgens de geldende en geschikte methodiek. Het beleidsproces is dus correct doorlopen. Zie verder hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ. Indiener stelt dat juist op ba- Zie ook het antwoord dat is gegeven bij deze zienswijze onder de letter G. Zie verder hoofdstuk 4 sis van deze feiten én op basis van het Algemeen deel van de NBZ. van de uitkomsten van de MKBA, het MER in een andere richting gestuurd had kunnen en moeten worden.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
F
136
2
K
2
L
2
Indiener geeft aan dat gecombineerde oplossingen in het lengteprofiel in de procedure onvoldoende aan bod – zijn gekomen, omdat alleen gekeken is naar dwarsprofielen.. Niet onderzocht zijn: combinaties in het langsprofiel van zandig en gecontroleerd zandig, waarbij zand bijvoorbeeld wordt vastgelegd met dammen en overslagdijken. Uit de MKBA kwam naar voren dat bij de Pettemer Zeewering een ongecontroleerde zandige oplossing veel ruimtelijke kwaliteit en werkgelegenheid bied. Varianten van deze oplossing zijn niet nader onderzocht.
Zie ook het antwoord dat is gegeven bij deze zienswijze onder de letter C. Zie verder hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De MKBA is opgesteld als een beleidsondersteunend document. Alternatieven worden in andere documenten (in het bijzonder) beoordeeld op hun bijdrage aan de oplossing van het veiligheidsprobleem, in relatie tot (milieu)effecten. Daarnaast spelen aspecten als flexibiliteit en uitbreidbaarheid een rol. Een gecontroleerde veiligheidsoplossing heeft de voorkeur boven minder, dan wel ongecontroleerde oplossingen.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Ten onrechte wordt gesuggereerd dat er tegen een overslagbestendige dijk grote maatschappelijke weerstand is.
Dat er tegen een overslagbestendige dijk grote maatschappelijke weerstand bestond, blijkt uit het De zienswijze heeft niet geburgerjaarverslag 2006 van de provincie (blz. 58). Dit jaarverslag vermeldt dat de provincie veel ne- leid tot het aanpassen van de gatieve reacties ontving, waaronder 1.600 handtekeningen. Voor veel Pettenaren was het idee planproducten. ‘water over de dijk’ onacceptabel. Deze reacties waren mede aanleiding om de voorkeursoplossing voor de overslagbestendige dijk (besluit GS voorjaar 2006 op basis van Integrale beoordeling 2005) te herzien. GS van de provincie hebben dit heroverwogen besluit aan de insprekers gemeld met een toelichting (2007-8207). De eerste reacties op de herziening van het besluit waren positief.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
J
137
2
De modellen die in de onderzoeken zijn gebruikt zijn ongeschikt om de onderhoudsvraagstukken van de voorgestelde zandige oplossing door te rekenen.
In opdracht van RWS is het gehanteerde rekenmodel (PonTos) voor het kwantificeren van het benodigde kustlijnonderhoud juist voor dit doel ontwikkeld. Het model brengt zowel het verlies in dwars- als in langsrichting in beeld. De resultaten uit het model zijn succesvol vergeleken met de tot op heden opgetreden ontwikkelingen. Aanvullend zijn de toekomstvoorspellingen ook nog vergeleken met de resultaten van andere modellen en getoetst door Deltares. De conclusie was dat er een redelijke zekerheid was over de te verwachten verliezen (en dus het hiermee verband houdende onderhoud). Om hierin geen enkel risico te lopen is het geheel, inclusief het mitigerende onderhoud gedurende 20 jaar, in de markt gezet.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
N
2
In de startnota voor het MER Om de kustversterking en de plannen rond ‘Petten aan Zee’ netjes uit elkaar te trekken is in de be- De zienswijze heeft niet gestaat dat het VKA de eventue- ginfase van het opstellen van het MER als uitgangspunt gehanteerd dat de gekozen versterkingsop- leid tot het aanpassen van de le aanleg van Petten aan Zee lossing de plannen rond ‘Petten aan Zee’ niet in de weg mag staan. planproducten. niet in de weg mag staan. Om ‘Petten aan Zee’ te realiseren hadden de initiatiefnemers buitendijks grote hoeveelheden zand Het hoogheemraadschap moeten aanbrengen om de jachthaven met bijbehorende woningen in te passen. Een keuze van heeft niet aannemelijk gehet hoogheemraadschap voor ‘zacht zeewaarts’ maakt de plannen van initiatiefnemer niet onmomaakt dat de zandige oplosgelijk. Er kan immers nog steeds iets dergelijks aan de zeezijde van de veiligheidsoplossing van het sing in relatie staat tot ‘Petten hoogheemraadschap worden aangelegd. aan Zee’. Indiener weerToen het hoogheemraadschap het VKA vaststelde, was het hem al duidelijk dat het project met het spreekt de in het rapport ge- op 29 mei 2012 door de gemeenteraad van Zijpe vaststellen van de Structuurvisie Petten was kostelde en niet aangetoonde men te vervallen algehele onderbreking van het zandtransport als gevolg Het is echter een misvatting dat de aanleg van een jachthaven of ‘Petten aan Zee’, in plaats van de van ‘Petten aan Zee’. nu gekozen versterkingsoplossing, het veiligheidsprobleem van de waterkering voldoende wegneemt. Een combinatie met lange dammen en aanzandingsbogen (met een daarin ingepaste jachthaven) is ook geen geschikte oplossing, omdat deze de noord-zuid gerichte zandrivier langs de kust onderbreekt. Hierdoor stokt de zandtoevoer naar de noordelijke gelegen kustdelen. In die noordelijke locaties werkt dit erosie in de hand en dat introduceert nieuwe veiligheidsproblemen. De mate waarin is overigens wel afhankelijk van het ontwerp van de gecombineerde configuratie. Daarnaast gelden meer algemene bezwaren, zoals: • Het is te beschouwen als een ‘harde’ maatregel, die normaal gesproken niet past in het geldend rijksbeleid (zand waar het kan); • Het is een hele dure maatregel, zowel in aanleg als in onderhoud; • Het is niet flexibel naar de toekomst. Als het hoogheemraadschap in de toekomst de kust op-
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
M
138
nieuw moet versterken kan Petten aan Zee niet ‘meegroeien’.
12.36 De heer C. Marees, te Groet De beantwoording van deze zienswijzen is gelijk aan die van 12.34; zie aldaar. 12.37 Evren Atasever, te Amsterdam De beantwoording van deze zienswijzen is gelijk aan die van 12.33; zie aldaar. 12.38 H.M. Haenen en B. Gouka, te Petten namens Dutch Projectworks – projectgroep Kustontwikkeling Zienswijze 38 – H.M. Haenen en B. Gouka, te Petten namens Dutch Projectworks – projectgroep Kustontwikkeling
A
blz. Samenvatting Indiener heeft ideeën over een concrete invulling van de gebieden met een recreatiefunctie.
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
De provincie wil graag met indieners en de gemeenten Bergen en Schagen in gesprek over de in de De zienswijze heeft niet zienswijze genoemde nieuwe initiatieven en samen met hen onderzoeken of deze initiatieven geleid tot het aanpassen kunnen leiden tot enkele projecten voor een ruimtelijk programma dat voorgelegd kan worden van de planproducten. aan PS voor cofinanciering vanuit het Uitvoeringsprogramma Kust. Zie ook hoofdstuk 9 van het Algemeen deel van de NBZ.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
letter
139
Indiener geeft aan dat het onduidelijk is hoe de fietsverbinding wordt aangelegd daar waar de waterkering een natuurfunctie krijgt. Dit gebied is immers niet vrij toegankelijk.
Aan de aannemer is meegegeven dat tussen de verlengde strandslagen Camperduin en Petten een De zienswijze heeft niet fietspad aangelegd moet worden op het duin, met overwegend uitzicht op zee, een breedte van geleid tot het aanpassen 3,60 meter en de overige kenmerken volgens publicatie 230 van ROW (Ontwerpwijze fietspaden). van de planproducten. Het fietspad wordt voorzien van een asfaltverharding die qua kleur en samenstelling aansluit bij de omgeving waarin het fietspad wordt ingepast. Aan beide kanten en over de hele lengte wordt een hekwerk geplaatst, met uitzondering van de kruisingen met wandelpaden. Vormgeving en materiaalkeuze van het hekwerk wordt in overleg met de opdrachtgever vastgesteld. In het nieuw aan te leggen gebied richting zee, met een overwegende natuurfunctie (in het midden van de HPZ), wordt het fietspad zo dicht mogelijk bij de huidige dijk gelegd.
B
Zie hiervoor onderdeel 10.5 van het Algemeen deel van de NBZ. Indiener beveelt de buitenberm zoveel mogelijk zandvrij te houden, bijvoorbeeld met een lage omheining (ca 70 cm) van hout of een scherm van riet, rijs- of boshout.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
C
Indiener stelt voor uitkijktoZie het vergelijkbare antwoord bij de letter A. Voor de gemeenten moet hier worden gelezen de rens te realiseren op het be- gemeente Schagen. staande uitzichtpunt bij het Korfwater (bunker) en op het hoge duin bij Callantsoog, met ieder een eigen uitstraling.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
D
Op het strand moeten recreatieve voorzieningen gecreëerd worden; meer dan alleen voor zonaanbidding.
De gemeenten Bergen en Schagen en de provincie onderschrijven dat het aanbieden van verschil- De zienswijze heeft niet lende soorten recreatievoorzieningen goed is voor verbreding van het seizoen. Dit levert ook een geleid tot het aanpassen positieve bijdrage aan de regionale economie. Dit soort maatregelen staan los van het projectplan. van de planproducten. De provincie wil graag met indieners en de gemeenten Bergen en Schagen in gesprek over de in de zienswijze genoemde nieuwe initiatieven en samen met hen onderzoeken of deze initiatieven kunnen leiden tot projecten voor een ruimtelijk programma, dat voorgelegd wordt aan PS voor cofinanciering vanuit het Uitvoeringsprogramma Kust.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
B
140
Het nieuwe strand geeft ruimte voor seizoensgebonden bebouwing (á la Landal beach resort in Julianadorp aan Zee) en als permanente bewoning (beach houses of strand villa’s). Met zorgvuldige inpassing kan de belevingswaarde van het gebied worden versterkt en een unieke situatie gecreëerd.
Het plaatsen van (seizoensgebonden) bebouwing op het strand raakt de belangen van verschillen- De zienswijze heeft niet de bij dit project betrokken overheden. Het deel van het nieuwe strand dat geen natuurfunctie geleid tot het aanpassen krijgt is beschikbaar voor de recreatie. Het is eerst aan de gemeenten Bergen en Schagen om in van de planproducten. samenspraak met de provincie kader stellend (planologische) te beslissen. Het plaatsen van strandpaviljoens of strandhuizen mag echter niet ten koste gaan van de belangen die door RWS en het hoogheemraadschap worden gediend.
F
Neem in de aanbesteding de technische randvoorwaarden voor het onder E gestelde mee. Verzoek aan de provincie, de gemeenten, het hoogheemraadschap en het Rijk (Domeinen) om vroegtijdig een standpunt in te nemen over hun mogelijke ambities om buitendijkse recreatiehuisjes en woningen in het bestemmingsplan mogelijk te maken. Verzoek ook serieus na te denken over watersportvoorzieningen aan de landzijde (bij voorkeur uitbreiding Abtskolk) en natuur en recreatie hand in hand te laten gaan.
De aanbesteding die het hoogheemraadschap uitvoert heeft alleen tot doel de maatregelen uit te voeren die nodig zijn om de zwakke plekken in de zeewering tussen Camperduin en Callantsoog weg te nemen, zodat de hele Noordzeekust van Noord-Holland voldoet aan de wettelijke veiligheidsnormen. Indien bij deze werkzaamheden bepaalde voorzieningen moeten wijken, heeft het hoogheemraadschap de plicht deze na de kustversterking zo veel mogelijk te herstellen. Ook dit behoort tot het aan te besteden pakket. Het hoogheemraadschap en RWS kunnen alleen aangeven wat zij onder het stellen van beperkende voorwaarden om hun belangen te beschermen op het strand toelaatbaar vinden. Daar komt bij dat de provincie, ter bescherming van de kwetsbare natuur, ook beperkingen kan opleggen. Binnen die kaders is het – zoals bij de bespreking van deze zienswijze bij de letter E is aangegeven – aan de gemeenten Bergen en Schagen om in samenspraak met de provincie kaderstellende (planologische) besluiten te nemen en initiatieven van marktpartijen uit te lokken.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
In het toetsingskader van dit Uitvoeringsprogramma Kust is de mogelijkheid voor extra projecten Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels Noord-Holland opgenomen. Het realiseren van watersportvoorzieningen in de Abtskolk zijn echter niet haalbaar omdat de Abtskolk door het Rijk is aangewezen als Natuura2000-gebied. De provincie wil graag in gesprek met indiener om na te gaan of enkele van de ideeën aan de zeezijde van de HBZ mogelijk zijn. Zie ook hoofdstuk 9 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
G
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
E
141
I
J
Het huidige opslagterrein van het hoogheemraadschap ten zuiden van Petten, wordt na gereed komen van het project Kust op Kracht waarschijnlijk overbodig. Bekeken moet worden of dit terrein dan geschikt is voor recreatiemogelijkheden. Er lijkt weinig concreet nagedacht te zijn over het borgen van kwaliteit voor overige watersporters en strandsporten; hier laten provincie en gemeenten kansen liggen. De huidige plannen van het project Kust op Kracht houden hier onvoldoende rekening mee. De plannen richten zich alleen op de landzijde van de dijk en duinen. Indiener stelt dat in het projectplan niet concreet staat hoe de unieke golfcondities in Camperduin en Petten behouden kunnen blijven.
Voorlopig heeft het hoogheemraadschap geen plannen om het terrein ten zuiden van Petten te verlaten. Vanaf deze locatie wordt het onderhoud aan veel andere objecten van het hoogheemraadschap uitgevoerd. Daarnaast is het een opslagterrein voor materialen waarvoor niet zomaar een andere plek is (en waarvoor een milieuvergunning niet eenvoudig te krijgen is, terwijl de vergunning in Petten er al is).
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Zie hiervoor onderdeel 10.2 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Zie hiervoor onderdeel 10.2 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
H
142
Indiener stelt dat het creëren Zie hiervoor onderdeel 10.2 van het Algemeen deel van de NBZ. van een kleine zandmotor er voor kan zorgen dat onderhoudsbehoefte en frequentie afnemen en dat er mogelijkheden worden gecreëerd voor golf-, wind- en kitesurfers.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
L
Indiener stelt dat een geleidelijk aflopend profiel zorgt voor mogelijkheden voor golf-, wind- en kitesurfers.
Zie hiervoor onderdeel 10.2 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
M
Indiener stelt voor in het strand verankerde bevestigingspunten aan te brengen voor kites.
PS van Noord-Holland hebben op 3 juni 2013 een toetsingskader vastgesteld voor het Uitvoeringsprogramma Kust. PS hebben een bedrag van 9,7 miljoen euro beschikbaar gesteld voor projecten en programma’s Ruimtelijke Kwaliteit, gekoppeld aan kust- en dijkversterkingsprojecten. Hiermee wil de provincie de ruimtelijke kwaliteit en de regionale economie versterken. In het toetsingskader van het Uitvoeringsprogramma Kust is de mogelijkheid van extra projecten Ruimtelijke Kwaliteit Zwakke Schakels opgenomen. Eventuele kansrijke projecten kunnen aangemeld worden bij de provincie. Uiteindelijk besluiten PS op voorstel van GS of een project of programma in aanmerking komt voor cofinanciering door de provincie.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
O
Indiener verzoekt beide gemeenten de standpunten, wensen en ideeën van deze zienswijze mee te nemen in hun advies aan het bevoegd gezag en de provincie voor het verlenen van een omgevingsvergunning.
Zie het vergelijkbare antwoord in deze zienswijze bij de letter M.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
K
143
12.39 De heer P. Roberti, namens Surfschool Petten, te Petten Zienswijze 39 – De heer P. Roberti, namens Surfschool Petten, te Petten blz. Samenvatting
Reactie op zienswijze
A
1
Voor de beantwoording van deze zienswijze verwijst het hoogheemraadschap naar onderdeel 10.2 De zienswijze heeft niet van het Algemeen deel van de NBZ. geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Indiener wil mee worden genomen in de besluitvorming en uitvoering. De belangen van de achterban zijn onvoldoende gediend. Concrete en meetbare toezeggingen ontbreken om het verlies van de huidige surfwaarden ter plaatse en in de omgeving te compenseren, ondanks de vertegenwoordiging van de Surfrider Foundation. Hiervoor worden diverse suggesties gedaan. De gunstige situatie voor het beoefenen van de sport, ook voor de jeugd en de daaruit voortkomende economische activiteiten, moeten gewaarborgd blijven.
Aanpassing planproduct
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
letter
144
B
1
Voor de beantwoording van deze zienswijze verwijst het hoogheemraadschap naar hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
C
2
Andere vormen van surfen blijven wel mogelijk, net als het surfen buiten het plangebied. Belanghebbenden die van mening zijn dat de gevolgen van het project ingrijpend zijn of vrezen dat zij flinke nadelen ondervinden, kunnen bij het bestuur van het hoogheemraadschap een verzoek om nadeelcompensatie indienen. Voor nadeelcompensatie verwijst het hoogheemraadschap naar onderdeel 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
D
3
Indiener stelt voor om mitigatie hardsubstraat en de mogelijkheden voor surfers te combineren.
E
3
Verlies van de huidige surfVoor nadeelcompensatie verwijst het hoogheemraadschap naar onderdeel 10.6 van het Algemeen De zienswijze heeft niet waarden zonder compensatie, deel van de NBZ. geleid tot het aanpassen heeft grote invloed op de van de planproducten. economische belangen van lokale ondernemers.
De mitigerende natuurmaatregelen kunnen niet gecombineerd worden met het creëren van (exDe zienswijze heeft niet tra) mogelijkheden voor surfers, omdat ze buiten het plangebied gerealiseerd worden op de begeleid tot het aanpassen staande strandhoofden ten noorden van Groote Keeten. Binnen het plangebied bestaan de mitige- van de planproducten. rende maatregelen uit het aanbrengen van elastocoast op en het verhogen van de strandhoofden ten zuiden van Callantsoog. Een combinatie met mogelijkheden voor surfers wordt met deze maatregelen niet gezien. Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Indiener stelt dat bij de besluitvorming onvoldoende rekening is gehouden met de taakstelling van het ministerie. Alternatieve oplossingen zijn niet (voldoende) onderzocht. Het VKA wordt onvoldoende gemotiveerd en is niet onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek. Indiener benadrukt de economische impact voor de lokale ondernemers die direct afhankelijk zijn van goede surfcondities en acht deze onvoldoende in de besluitvorming meegewogen.
145
F
4
Indiener stelt dat een visie op de zeezijdige Ruimtelijke Kwaliteit ontbreekt. Er is teveel focus op de landzijde.
Zie hoofdstuk 9 van het Algemeen deel van de NBZ. De zienswijze heeft niet Naast het vastgestelde programma Ruimtelijke Kwaliteit (landzijde), hebben PS van Noord-Holland geleid tot het aanpassen op 3 juni 2013 een toetsingskader vastgesteld voor het Uitvoeringsprogramma Kust. PS hebben van de planproducten. een bedrag van 9,7 miljoen euro beschikbaar gesteld voor projecten en programma’s Ruimtelijke Kwaliteit, gekoppeld aan kust- en dijkversterkingsprojecten. Hiermee wil de provincie de ruimtelijke kwaliteit en de regionale economie versterken. Het toetsingskader van het Uitvoeringsprogramma Kust biedt ook ruimte voor toekomstige kansrijke projecten aan de zeezijde. Initiatiefnemers kunnen mogelijk kansrijke projecten aanmelden bij GS van Noord-Holland.
G
4
Indieners willen meedenken voor het optimaliseren van de surfcondities. Dit geldt ook voor de belangenbehartiger 'de projectgroep Surfbelangen'.
De surfers zijn vertegenwoordigd in de adviesgroep. De vertegenwoordiger heeft de wensen en De zienswijze heeft niet ideeën van indieners onder de aandacht gebracht van de aannemer en de beoordelingscommissie geleid tot het aanpassen die de plannen van de aannemer gaat beoordelen op kansen voor recreatie en toerisme (hieronvan de planproducten. der valt ook surfen). De aannemers hebben toegezegd dat ze in overleg met de surfers zó willen suppleren dat er (tijdelijke) mogelijkheden ontstaan, zonder de zwemveiligheid van de opengestelde stranden in gevaar te brengen.
Indieners geven meer suggesties voor verbetering en de handhaving van de huidige surfcondities dan er nu is opgenomen in de nota. Bijvoorbeeld: combineer hardsubstraat met mitigatie vogels, recycle hardsubstraat in het rif, etc.
Zie onderdeel 10.2 van het Algemeen deel van de NBZ. De aannemers hebben toegezegd dat ze in overleg met de surfers zó willen suppleren dat er (tijdelijke) mogelijkheden ontstaan, zonder de zwemveiligheid van de opengestelde stranden in gevaar te brengen.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
H
146
12.40 Waddenzeevereniging, te Harlingen 12.40 Waddenzeevereniging, te Harlingen
Letter blz. Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
A
Mede door de zienswijze van de indiener zijn in de Passende beoordeling de effecten op de steenloper en de scholekster opnieuw beoordeeld en is de mitigatieopgave opnieuw berekend. In hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ is hierop ingegaan. Daar is toegelicht dat er met de te nemen mitigerende maatregelen geen sprake is van significant negatieve effecten op kwalificerende vogelsoorten.
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
Uit morfologisch onderzoek blijkt dat er door de vooroever- en strandsuppleties geen effecten zijn op Noorderhaaks, het Texels Zeegat en de Waddenzee (zie achtergrondrapport Natuur Duinen Kop van Noord-Holland; Svasek 2009). De kans op significant negatieve effecten op de habitattypen van het Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’ is daarmee uit te sluiten. Hierna in punt 3 wordt toegelicht dat ook significant negatieve effecten op het Natura 2000-gebied ‘Noordzeekustzone’ worden uitgesloten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
B
C
Indiener betwijfelt of de mitigerende maatregelen voldoende zijn om de kans op significant negatieve effecten op de verschillende vogelsoorten uit te sluiten en of de mitigerende maatregelen voldoende geborgd zijn. Indiener vraagt zich af of de kans op significant negatieve effecten op de beschermde habitattypen in de Natura 2000-gebieden ‘Waddenzee’ en ’Noordzeekustzone’ uitgesloten is.
Volgens indiener staat voor Door de zienswijze is de onderbouwing van de conclusie in de Passende beoordeling waar nodig aanhabitattype H1110B in het gescherpt. Natura 2000-gebied ‘Noordzeekustzone’ een significant negatief effect vast. De afname van 500 ha van H1110B, een habitattype met een behoudsopgave voor de oppervlak-
De zienswijze heeft geleid tot aanpassing van de passende beoordeling en het projectplan.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Zienswijze 40 – Waddenzeevereniging, te Harlingen
147
De NEA Natura 2000-gebieden ‘Waddenzee’ en ‘Noordzeekustzone’, deelrapport cumulatie (NEA Cu- De zienswijze heeft niet mulatie) is opgesteld in het kader van het beheerplan Noordzeekustzone en Waddenzee. De NEA Cu- geleid tot het aanpassen mulatie vermeldt op dit punt: van de planproducten. “Een vijftal activiteiten in de Noordzeekustzone hebben een meer dan verwaarloosbaar effect op de kwaliteit van het habitattype H1110B. Het betreft boomkorvisserij (onduidelijk), garnalenvisserij (onduidelijk), bordenvisserij (klein), zandsuppleties (klein) en schelpenwinning (klein). Aangezien boomkor- en garnalenvisserij binnen de Noordzeekustzone intensief, en vooral de garnalenvisserij over vrijwel de gehele oppervlakte van het gebied plaatsvinden, kunnen mogelijke significante gevolgen door cumulatie niet worden uitgesloten. De effecten van zandsuppleties worden gemitigeerd middels het ‘beheerplankader zandsuppleties’”. Daarin staat onder andere dat locaties met een bijzonder leven op de bodem of waar voedsel is voor specifieke soorten (spisula voor eidereenden en zwarte zeeeenden), moeten worden ontzien. Dit betekent: tijdens perioden met broedval van dieren niet suppleren, zandsuppleties buiten het broedseizoen van op het strand broedende vogels uitvoeren en maatregelen nemen om verstoring van zeezoogdieren en vogels te voorkomen. Deerenberg et al. (2011) concluderen dat “het gecumuleerde effect van boomkorvisserij, garnalenvisserij en schelpdiervisserij op de kwaliteit van H1110B niet is uit te sluiten.” Het gecumuleerde effect wordt dus bepaald door visserij. Op dit punt worden generieke maatregelen
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
D
te en een verbeteropgave voor kwaliteit, moet volgens indiener (op zichzelf, maar zeker ook in combinatie met andere activiteiten) als significant negatief worden beoordeeld. Zeker nu er in de Passende beoordeling staat dat strikt genomen niet voldaan wordt aan de instandhoudingsdoelstelling ‘behoud van oppervlakte’. Volgens indiener had een ADCtoets moeten worden uitgevoerd. Onderzoek naar cumulatie met andere activiteiten is volgens indiener onvoldoende uitgevoerd. Zij verwijst naar de Nadere Effectanalyse (NEA)cumulatie, opgesteld in het kader van het beheerplan Noordzeekustzone en Waddenzee. Daarin wordt geconcludeerd dat significant negatieve effecten op H1110B niet uit te sluiten zijn op basis van al vergunde activiteiten. Opmerkelijk is volgens indiener dat in de Passende beoordeling, in de paragraaf
148
over cumulatie, geconcludeerd wordt dat er na cumulatie geen kans is op een significant negatief effect.
genomen om significant negatieve effecten te voorkomen in het VIBEG-akkoord.
E
Uit de stukken wordt niet duidelijk hoeveel hectare tijdelijk kwaliteitsverlies er is voor H110A, H110B en H1140A en hoe lang de hersteltijden zijn.
Voor H1110B is in paragraaf 5.3.1 van de Passende beoordeling aangegeven hoeveel het tijdelijk kwaliteitsverlies bedraagt. Dit wordt toegelicht in hoofdstuk 6 van het Algemeen deel van deze NBZ. De habitattypen H1110A en H1140A zijn aangewezen voor de Waddenzee. Als effect van de zandwinning voor het project is sprake van een afname met hoogstens circa 1% van de biomassa van schelpdieren in de westelijke Waddenzee. Dat is ecologisch gezien een verwaarloosbaar effect. Dit is vermeld in paragraaf 5.3.6 van de Passende beoordeling. De informatie komt uit de Passende beoordeling voor de zandwinning.
F
De afname van de primaire productie en vervolgens van schelpdieren met 1,1% in de Westelijke Waddenzee in 2015 en met afnemende percentages in de volgende jaren, moet volgens indiener cumulatief met andere effecten en ingrepen nader beoordeeld worden, voordat de significant negatieve effecten op de verschillende beschermde waarden daadwerkelijk uitgesloten kunnen worden.
Zoals uit zienswijze E blijkt, is het door indiener bedoelde effect een gevolg van de zandwinning. In de De zienswijze heeft niet Passende beoordeling voor de zandwinning zijn modelberekeningen gemaakt van de gevolgen van geleid tot het aanpassen vertroebeling van de biomassa op schelpdieren, door slibtransport vanuit zandwinningsprojecten in van de planproducten. de Noordzee naar de Waddenzee. De Passende beoordeling concludeert dat het berekende effect van de zandwinning voor het project Zwakke Schakels op de schelpdierproductie zo klein is, in relatie tot de natuurlijke variaties in schelpdierproductie over de verschillende jaren, dat aan dit effect geen betekenis kan worden verbonden voor de voedselbeschikbaarheid van schelpdieretende vogels in de Waddenzee. Het effect op het instandhoudingsdoel is daarom nihil. Dit effect hoeft daarom niet meer gecumuleerd te worden met effecten van andere plannen, projecten en activiteiten met mogelijke effecten op de schelpdieretende vogels, zoals uit de NEA Natura 2000-gebieden ‘Waddenzee’ en ‘Noordzeekustzone’. Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
149
12. 41 Vogelbescherming Nederland, te Zeist Zienswijze 41 – Vogelbescherming Nederland, te Zeist Reactie op zienswijze
A
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen De ontwerp-Natuurbeschermingswetvergunning bevat inderdaad geen mitigatievoorschriften. Dit omdat naar de mening van de Minister van Economische Zaken de activiteit, gelet op de relevante in- van de planproducten. standhoudingsdoelstellingen, de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden niet zal aantasten. Dit geldt naar de mening van de Minister ook voor het Natura 2000-gebied Waddenzee ten aanzien van de scholekster en de steenloper. Met betrekking tot de scholekster concludeert de Minister dat er weliswaar sprake is van een relatie met de Waddenzee maar niet in die mate dat de op het hard substraat bij de HPZ foeragerende scholeksters regelmatig heen en weer vliegen tussen de HPZ en de Waddenzee en vice versa. De aantallen scholeksters in de Waddenzee lopen weliswaar terug, maar dat heeft waarschijnlijk een andere oorzaak dan voedselbeschikbaarheid (bijvoorbeeld onvoldoende recruitment). Dat blijkt ook uit het feit dat de daling van de aantallen scholeksters bleef plaatsvinden in de periode 2000-2013, toen het voedselaanbod toenam. In de Waddenzee is daardoor voldoende foerageerruimte om de scholeksters die niet langer op het hard substraat bij de HPZ kunnen foerageren op te vangen. Met betrekking tot de steenloper concludeert de Minister dat de populatie in het projectgebied ook, en meer nog dan bij de scholekster, een “fly way”-populatie is, afkomstig van buiten Nederland, waarvan de doortrekkers Scandinavische vogels zijn en de overwinteraars uit Groenland en OostCanada vandaan komen. Op basis van recent onderzoek concludeert de Minister dat de draagkracht van de Waddenzee voldoende is voor het instandhoudingsdoel voor de steenloper voor de Waddenzee. De Minister is, kortom, van oordeel dat geen sprake is van een significant negatief effect en dat er daarmee ook geen noodzaak is tot het nemen van mitigerende maatregelen. Verwezen wordt naar de uitvoerige motivering van de Minister bij het ontwerp-besluit. In de Passende Beoordeling wordt er, mede naar aanleiding van overleg met natuurorganisaties, bij wijze van worst case van uitgegaan dat de Waddenzee niet voldoende draagkracht heeft voor scholekster en steenloper. Volgens de onderzoekers bestaat er met deze aanname wel een kans op een significant negatief effect. In de Passende Beoordeling is dan ook, op basis van de aanname dat er onvoldoende draagkracht in de Waddenzee aanwezig zou zijn, voorzien in mitigerende maatregelen waarmee mogelijk significant negatieve effecten worden uitgesloten. De maatregelen zijn ook opge-
Volgens inspreker zijn er ten onrechte geen mitigatievoorschriften opgenomen in de ontwerp Natuurbeschermingswetvergunning, die is opgesteld door het ministerie van Economische Zaken.
Aanpassing planproduct
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Letter blz. Samenvatting
150
nomen in het Projectplan. Hiermee is gegarandeerd dat de door de initiatiefnemer voorgestelde mitigerende maatregelen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd.
Indiener geeft aan dat voor het leefgebied van de scholekster in het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’ een opgave voor behoud van de omvang en een opgave voor verbetering van de kwaliteit zijn gegeven. Zij wijst erop dat de Nederlandse broedpopulatie scholeksters sinds 1990 meer dan gehalveerd is. Dat komt volgens indiener vooral door de afname van draagkracht van de overwinteringsgebieden in de Waddenzee en de Delta en de wintersterfte die daarvan het gevolg is. Door problemen in de broedgebieden is de voortplanting onvoldoende om het verlies op te vangen. Indiener erkent dat het belang van het plangebied in aantal-
Naar aanleiding van de zienswijze van indiener zijn in de Passende beoordeling de effecten op de steenloper en de scholekster opnieuw beoordeeld en is de mitigatieopgave opnieuw berekend. Hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ gaat hierop in. Voor de scholekster is bij de beoordeling rekening gehouden met de huidige slechte staat van instandhouding in de Waddenzee. In totaal gaat voedsel verloren voor maximaal 132 scholeksters (seizoensgemiddeld). Op een instandhoudingsdoelstelling van 140.000-160.000 vogels seizoensgemiddeld is dat slechts 0,07-0,08%. Juist omdat de huidige populatie de instandhoudingsdoelstelling niet haalt, is geconcludeerd dat een significant negatief effect toch niet kan worden uitgesloten. Daarom voorziet het projectplan in mitigerende maatregelen. Daarbij is rekening gehouden dat de draagkracht van de overwinteringsgebieden (in het bijzonder de Waddenzee) onvoldoende is. Daarom wordt uitgegaan dat alle vogels waarvoor de mitigatie niet voorziet in nieuw voedsel, te maken krijgen met 100% sterfte. De mitigerende maatregelen voorzien voor 83 scholeksters in extra voedsel. Dit betekent dat maximaal 49 scholeksters doodgaan. Dit is gelijk aan 43 scholeksters gemiddeld per seizoen. Uit de berekening blijkt dat dit aantal lager is dan 1% van de natuurlijke sterfte in de populatie. Hiermee is het effect na mitigatie niet significant (toepassing norm 1% additionele mortaliteit; zie leidraad significantie van Regiebureau Natura 2000).
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
B
151
Bij het bespreken van zienswijze B is aangegeven dat het hoogheemraadschap in de Passende beoordeling de effecten op de steenloper en de scholekster opnieuw heeft beoordeeld en de mitigatieopgave opnieuw heeft berekend. Hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ gaat hier meer op in. De effectbeoordeling is gebaseerd op de meest recente tellingen (2011-2013). Voor de steenloper geldt dat er gemiddeld 1.019-1.182 (seizoen maxima) exemplaren in het plangebied aanwezig zijn. Daarvan heeft 57% een relatie met de Waddenzee. Dat zijn maximaal 674 steenlopers. Uitgedrukt in seizoensgemiddelden zijn dat 310 vogels. In verhouding tot de instandhoudingsdoelstelling voor de Waddenzee van seizoensgemiddeld 2.300-3.000 vogels is dat inderdaad substantieel. Na mitigatie hebben circa 170 van de in het plangebied seizoensgemiddeld aanwezige steenlopers met relaties met de Waddenzee, te maken met een verhoogde kans op wintersterfte. Deze dieren wijken vanuit het plangebied uit naar andere gebieden langs de Hollandse kust en de Waddenzee. In tegenstelling tot de scholekster wordt niet verwacht dat deze allemaal sterven. Steenlopers hebben een breed voedselspectrum en kennen een opportunistische leefwijze. Voor de populatieontwikkeling geldt dat de populatie in de Waddenzee in de afgelopen tien jaar is toegenomen en aan de bovengrens zit van de instandhoudingsdoelstelling. Dat blijkt ook uit figuur 2 uit de zienswijze. De huidige draagkracht van de Waddenzee lijkt voldoende te zijn om het instandhoudingsdoel te bereiken (Smit et al., 2011). Dit betekent dat een aanzienlijk deel van de vogels uit het plangebied elders in de regio voldoende voedsel kan blijven vinden en niet uit de populatie verdwijnt. De sterfte wordt daarmee geschat op 25% van het resteffect na mitigatie (43 vogels). Aangezien de huidige populatie voldoende groot is om het instandhoudingsdoel te bereiken en de
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
C
len, ten opzichte van het instandhoudingsdoel voor de Waddenzee, relatief gering is. Elk negatief effect moet volgens de indiener voorkomen worden, omdat zowel de staat van instandhouding als de lage draagkracht van het overwinteringsgebied en de bijbehorende wintersterfte zo ongunstig zijn. Indiener geeft aan dat voor het leefgebied van de steenloper in het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’ een opgave voor behoud van de omvang en een opgave voor verbetering van de kwaliteit is gegeven. Volgens indiener vertoont het herstel van de overwinterende populatie recent een onzekere trend, na eerder herstel vanaf de jaren negentig. Telgegevens tonen volgens indiener aan dat de HPZ voor de steenloper één van de hotspots is in ons land. In verhouding tot het instandhoudingsdoel voor de Waddenzee is het aantal
152
overwinterende en doorpositieve trend in de populatie, leidt een verlaging van de populatie met 43 vogels niet tot een situatrekkende steenlopers tie waarin het instandhoudingsdoel niet langer wordt bereikt. Uitvoering van het project Zwakke aanzienlijk. Het plangebied Schakels leidt na mitigatie niet tot significant negatieve gevolgen voor de steenloper. is volgens indiener dan ook van internationaal belang.
Volgens indiener biedt de Passende beoordeling onvoldoende wetenschappelijke zekerheid dat significant negatieve effecten op de grote stern zijn uit te sluiten. Tijdens de doortrek in het voorjaar en de nazomer komen grote sterns langs de hele HPZ voor. De strandhoofden vormen volgens indiener geen voedselgebied, maar een rustgebied tijdens het foerageren. Indiener wijst erop dat onzeker is dat grote sterns uit de Waddenzee in het voorjaar het gebied gebruiken voor courtship feeding en dat grote sterns uit de Delta het plangebied gebruiken om na het broedseizoen hun jongen te voeren. Volgens indiener is het mitigeren aan de
In het voorjaar zijn langs de Hollandse kust grote sterns aanwezig, die daar opvetten en paarbanden vormen. In het najaar trekken (een deel van) de grote sterns uit de Delta naar het noorden, waarbij ze enige tijd langs de Hollandse kust verblijven. Het gaat hier (deels) om vogels die hun jongen (die net kunnen vliegen) ‘stallen’ op een veilige plaats en vlakbij de op dat moment gebruikte voedselbron. Gebruik van de strandhoofden door de grote stern In 2010, 2011, 2012 en 2013 zijn door ARCADIS systematische tellingen uitgevoerd naar het aantal grote sterns dat gebruik maakt van de strandhoofden. Daarnaast zijn in 2011, 2012 en 2013 aantallen overtijende (bij hoogwater rustende) grote sterns in De Putten geteld. Deze tellingen geven nieuwe inzichten in het gebruik van het gebied door grote sterns en het belang van de strandhoofden als rustplaats. Uit de tellingen blijkt dat de strandhoofden voor de HPZ in het voorjaar zeer beperkt als rustplaats voor courtship feeding worden gebruikt door grote sterns (ARCADIS, 2010, 2011, 2012 en 2013). Dit lijkt samen te hangen met de grote aantallen meeuwen langs de kust. Deze kunnen van invloed zijn op het gedrag van grote sterns. Ook het voeren van de jongen in de (na)zomer op de strandhoofden lijkt hierdoor een onmogelijke opgave, wat tellingen van dit jaar (juli 2013) lijken te bevestigen. De tellingen laten zien dat de grote sterns foerageren op zee en hun jongen voeren in De Putten. De Putten fungeert als een belangrijke hoogwatervluchtplaats (HVP) en rustplaats voor courtship feeding en voor het voeren van jongen (ARCADIS, 2012 en 2013). Beschikbaarheid alternatieve rustplaatsen De plannen voorzien in een zandige versterking van de kust voor de HPZ, waardoor 38 strandhoofden verdwijnen. Naar het noorden verdwijnen nog eens 12 strandhoofden en naar het zuiden verdwijnen 5 strandhoofden gedeeltelijk onder het zand.. Uitgaande van 147 strandhoofden tussen De Kerf (Paal 30) en Den Helder (Kaaphoofd), blijven in het studiegebied 90 strandhoofden beschikbaar (2 zeer kleine strandhoofden niet meegeteld). Daarnaast vormt De Putten een belangrijke rustplaats, voor
Zienswijze geeft aanleiding om de bestaande teksten in de Passende beoordeling en het projectplan verder te verduidelijken.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
D
153
E
Volgens indiener foerageren steenlopers en scholeksters tijdens afgaand tij in het hele gebied van de hoogwaterlijn tot aan de laagwaterlijn. Het oppervlak hard substraat van die intergetijdenzone omvat de dijkvoet van de zeewering, de strekdammen en de stortsteenzones rondom de strekdammen en de dijkvoet. Bij elkaar is het verdwijnend oppervlak volgens indiener 25,2 ha. Daar komt volgens indiener naar verwachting 3,9 ha bij als gevolg van verzanding na de aanleg. Dat is in totaal 29,1 ha. Dat is
zowel courtship feeding in het voorjaar als het voeren van de jongen in de (na)zomer (ARCADIS, 2012 en 2013). Grote sterns die wel gebruik maken van de strandhoofden als rustplaats, hebben daarmee voldoende uitwijkmogelijkheden. Ecologische effecten Het belang van de strandhoofden als rustplaats voor de grote stern is beperkt. In het studiegebied blijven 90 strandhoofden beschikbaar. Daarnaast fungeert De Putten als een geschikt rustgebied voor zowel courtship feeding als het voeren van jongen. Het wegvallen van een deel van de strandhoofden langs de kust van Noord-Holland leidt niet of nauwelijks tot vermindering van de mogelijkheden voor de grote sterns om voldoende voedsel te vergaren. De fitheid van vrouwtjes wordt daardoor niet nadelig beïnvloed voor de broedtijd, opgroeiende jongen en het daarvan mede afhankelijke broedsucces. De uitvoering van het project Zwakke Schakels leidt niet tot significante effecten op de instandhoudingsdoelen die voor de grote stern in de Waddenzee en Delta gelden. Dat betekent dat mitigatie niet nodig is. Ook naar aanleiding van de zienswijze van indiener zijn in de Passende beoordeling de effecten op de steenloper en de scholekster opnieuw beoordeeld en is de mitigatieopgave opnieuw berekend. Hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ gaat hierop in.
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
orde van het verdwijnen van (een deel van) de mogelijkheid voor grote sterns om jongen te voeren op de strekdammen.
154
aanzienlijk meer dan de 7 ha vermeld in de Passende beoordeling en de voorgestelde mitigatie van 6,4 ha. Volgens indiener wordt de gehele oppervlakte van 29,1 ha voor foerageren benut. Volgens indiener stelt het hoogheemraadschap zich op het standpunt de hele draagkracht van het verdwijnend voedseloppervlak te willen herstellen, in goed overleg met de Vogelbescherming. Dit in plaats van alleen mitigatie voor het geschatte deel van de steenloper- en de scholeksterpopulatie die een relatie heeft met de Waddenzee. Dat betekent dat het mitigatieplan aanzienlijk verruimd moet worden.
Met het pakket aan mitigerende maatregelen dat nu is vastgelegd heeft het project geen significante negatieve effecten voor de foeragerende steenlopers en scholeksters uit de Waddenzee. Daarmee wordt voldaan aan de eisen van de Natuurbeschermingswet 1998. Het herstellen van de gehele draagkracht van het verdwijnend voedseloppervlak, dus ook voor het deel van de foeragerende steenlopers en scholeksters dat geen relatie heeft met de Waddenzee, is niet vereist. Toch profiteren ook de dieren die niet gerelateerd zijn aan de Waddenzee van de mitigerende maatregelen. Dit geldt vooral voor de steenloper, omdat de maatregelen voor deze soort langs de Noordzeekust worden uitgevoerd. In een eerder stadium van planvorming is met de indiener gesproken over de mitigatie. In het algemeen is aangegeven dat het hoogheemraadschap zo veel mogelijk natuurwaarden wil terugbrengen die verdwijnen, als gevolg van de kustversterking.. Een concrete toezegging deed het hoogheemraadschap toen niet. Mede door de zienswijze van indiener heeft het hoogheemraadschap een mitigerende maatregel aan het pakket toegevoegd: het opwaarderen van de strandhoofden ten zuiden van Callantsoog met elastocoast. Voor nog meer extra maatregelen is op dit moment geen aanleiding. Wanneer uit monitoring blijkt dat de uitgevoerde mitigatiemaatregelen onvoldoende effect hebben, worden aanvullende mitigerende maatregelen ingezet.
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
F
155
H
Indiener stelt dat vogels in het voedselgebied waarin ze voorkomen een maximale dichtheid hebben. De maximale dichtheid voor scholeksters is circa 30 vogels per ha. Bij een optimale kwaliteit van het elastocoast zou mitigatie van 6,4 ha plaats bieden aan 192 scholeksters.
In de reactie op zienswijze B is al aangegeven dat, mede door de zienswijze van indiener, de effecten op de steenloper en de scholekster opnieuw zijn beoordeeld en de mitigatieopgave opnieuw is berekend. Het M&M-plan voorziet in drie mitigerende maatregelen: het opwaarderen van de strandhoofden bij Groote Keeten en ten zuiden van Callantsoog door het aanbrengen van elastocoast, het opwaarderen van bestaande stortbermen van de Waddenzee-dijken op Texel (‘rijke dijken’) en het inrichten van hoogwatervluchtplaatsen (Zandpolder). Voor de scholekster is in het bijzonder de maatregel ‘rijke dijken’ relevant. Met deze maatregel komen veel driejarige mosselen tot ontwikkeling, waarop de scholekster foerageert. Met de ‘rijke dijken’ wordt voor 75 scholeksters (seizoensmaxima) nieuw voedsel gecreëerd. De maatregelen met elastocoast zijn primair voor de steenloper. Op het elastocoast komen beduidend minder driejarige mosselen tot ontwikkeling. De maatregelen met elastocoast leveren voor de scholekster voor in totaal 8 vogels nieuw voedsel op. Dat betekent gemiddeld 1 scholekster extra per strandhoofd. Doordat juist de strandhoofden worden opgewaardeerd, die nu nog weinig voedsel hebben en waar weinig vogels zitten, is er voor gemiddeld 1 extra scholekster per strandhoofd zeker ruimte. De maximale dichtheid wordt niet bereikt. Indiener geeft aan dat bij In hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ is toegelicht voor hoeveel vogels de mitigerende de mitigatie niet zozeer de maatregelen in nieuw voedsel voorzien. Deze aantallen zijn ook gebaseerd op het pilotonderzoek oppervlakte, als wel de naar de duurzaamheid van elastocoast bij Petten. Daar is gebleken dat op het strandhoofd dat met kwaliteit ervan (de voedelastocoast is behandeld na een aantal jaren een divers ecologisch klimaat ontstaat met een aantal selbeschikbaarheid) beverschillende soorten algen en een grote hoeveelheid schaaldieren. Mosselen bleken goed in staat langrijk is. Indiener stelt om zich aan het elastocoast te hechten (Van Cuyck, 2011). In 2013 is er wederom onderzoek gedaan dat er in het mitigatieplan naar de mosselgroei op dit strandhoofd (Paalvast, 2013). Hieruit bleek dat het gemiddelde bedekvanuit is gegaan dat het te kingspercentage van de mosselen op het elastocoast bijna 90% bedroeg. Het grootste deel van de creëren hard substraat mosselen (90%) is kleiner dan 1 cm. Dit wordt bevestigd door een tweede rapport uit 2013 (Altenburg (elastocoast) dezelfde kwa- & Wymenga, 2013). De conclusie van dit onderzoek is dat de aanwezigheid van elastocoast de vestiliteit per ha heeft als het ging van mosselbroed faciliteert. Daarnaast is de conclusie getrokken dat voor een strandhoofd met substraat dat verdwijnt. een lage bedekkingsgraad van mosselen, verwacht mag worden dat bekleding met elastocoast het Volgens indiener staat dat voedselaanbod voor vogels verbetert. Op de strandhoofden die in het mitigatiepakket worden opgeniet vast, op grond van de waardeerd, was vóór de behandeling weinig voedsel aanwezig. Ondanks het feit dat de strandhoofproef in 2007 met elastoden die worden opgewaardeerd, omgeven zijn door zand kan hier nieuw voedsel ontstaan. Uit tellincoast op een strekdam ter gen van foeragerende vogels in de jaren 2011-2013 blijkt dat ook strandhoofden die omgeven zijn hoogte van Petten, omdat door zand hoge concentraties mosselen kunnen bevatten. de dam bij de proef niet is
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
G
156
Met fase 2 doelt indiener op de maatregel ‘rijke dijken’ op de Waddenzeedijken van Texel. Op de mitigatielocaties ligt nu een stortsteenzone van circa 7 meter breed. Deze is bedekt met mosselen in een zeer hoge dichtheid. Daar wordt nog eens 8 à 10 meter aan toegevoegd. Er is geen reden om ervan uit te gaan dat zich daarop niet ook mosselen vestigen. Dit is een zeer kansrijke locatie. Verwacht mag worden dat de effectiviteit van de maatregel hoog is. Bovendien verbetert de kwaliteit van het foerageergebied, doordat er meer hard substraat per kilometer dijk aanwezig is. Deze maatregel wordt uitgevoerd eind 2013-begin 2014. Ook voor deze maatregel wordt gemonitord of de ontwikkeling van nieuw voedsel plaatsvindt zoals verwacht. Wanneer uit monitoring blijkt dat de effectiviteit van de mitigerende maatregelen onvoldoende is, dan zijn in het M&M-plan aanvullende mitigerende maatregelen beschreven in aanvulling op het vastgestelde mitigatiepakket uit te voeren.
In het M&M-plan is voorzien in hoogwatervluchtplaatsen. Op Texel zijn voldoende hoogwatervluchtplaatsen aanwezig. Er is geen uitbreiding nodig voor het extra aantal vogels dat foerageert op de ‘rijke dijken, die in het kader van de mitigatie worden gerealiseerd. In combinatie met het opwaarderen van de strandhoofden worden extra hoogwatervluchtplaatsen ingericht voor steltlopers. Hiervoor zijn terreinen geschikt tussen Callantsoog en Groote Keeten. Circa 4 ha is intussen ingericht als hoogwatervluchtplaats (Zandpolder I). Het hoogheemraadschap onderzoekt samen met Landschap NoordHolland nog eens circa 8 ha. Zij onderzoeken hoe de inrichting kan worden aangepast om het terrein geschikter te maken voor de scholekster en steenloper (Zandpolder II). Verder wordt voor circa 2,5 hectare bekeken of de inrichting geschikt gemaakt kan worden voor de scholekster en de steenloper, als onderdeel van het programma Ruimtelijke Kwaliteit (Zandpolder III). Samen met de huidige hoogwatervluchtplaatsen die nu door foeragerende vogels worden gebruikt, wordt zo ruim voldoende oppervlakte aangeboden. Voor de inrichting en het beheer wordt nauw samengewerkt met Landschap Noord-Holland en aangesloten bij al ingerichte en functionerende gebieden. Monitoring geeft inzicht in de ontwikkeling van de nieuwe hoogwatervluchtplaatsen en de vogelstand. Als blijkt dat de gebieden anders functioneren dan verwacht, dan kan er bijgestuurd worden voor beheer. Het door indiener genoemde aspect rust wordt behandeld bij de bespreking van zienswijze K.
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
I
omgeven door zand. Verder stelt indiener dat ook de situatie op de Waddenzeedijken ( fase 2) sterk verschilt van de HPZ. Het is volgens indiener niet voldoende bekend wat de potentie is van nieuw intergetijde hard substraat en de vestiging van benthos daarop, waaronder broedval van mosselzaad. Indiener pleit daarom voor een testfase voor de voorgestelde mitigerende maatregelen. Volgens indiener wordt de bestaande kwaliteit van het hard substraat van de HPZ als leefgebied voor de steenloper, scholekster en grote stern mede bepaald door de nabijheid van De Putten als hoogwatervluchtplaats en/of uitvalsbasis, maar ook door de geringe verstoring door wandelaars en honden op de strekdammen en de dijkvoet. Volgens indieners moeten maatregelen om die kwaliteitsaspecten te waarborgen ook onderdeel zijn van het mitigatieplan.
157
J
Volgens indiener levert de uitbreiding van het binnendijkse gebied van Utopia op Texel geen bijdrage aan het voorkomen van negatieve effecten, omdat de maatregel geen extra voedselgebied oplevert. Evenmin voegt deze maatregel volgens indiener iets toe aan de diverse bestaande hoogwatervluchtplaatsen, gelegen aan de oostzijde van Texel.
Uitbreiding van de bestaande polder Utopia op Texel behoort niet tot het mitigatiepakket bij het pro- De zienswijze heeft niet jectplan en het is in de Passende beoordeling ook niet meegenomen als maatregel om negatieve efgeleid tot het aanpassen fecten te voorkomen. Op Texel wordt in extra voedsel voor steenlopers en scholeksters voorzien door van de planproducten. het opwaarderen van de bestaande stortbermen van de Waddenzeedijken (‘rijke dijken’). De vogels die daar foerageren, kunnen rusten op de bestaande hoogwatervluchtplaatsen op Texel. Het extra aantal vogels dat vanwege de mitigatie foerageert op de ‘rijke dijken’, kan goed worden opgevangen door de bestaande hoogwatervluchtplaatsen.
K
Het mitigatieplan maakt volgens indiener niet duidelijk hoe de rust op de noordelijke strandhoofden gerealiseerd wordt. Volgens indiener is voldoende bekend dat de recreatiedrukte op het strand ten noorden van Petten, veel hoger is dan voor de HPZ en veel dichter bij de dammen zelf aanwezig is (met name door honden). Indiener geeft aan dat de mitigatie functioneel moet zijn, voordat de negatieve effecten optreden. Volgens indiener is niet bekend hoe snel elastocoast bedekt/gekoloniseerd wordt
Ook op dit moment wandelen er mensen (al dan niet met honden) op het strand bij de noordelijke strandhoofden. Uit tellingen blijkt dat er toch vogels foerageren. Deze verstoring heeft dus een beperkt effect. Dit komt doordat vogels bij verstoring op een strandhoofd eenvoudig naar het naastgelegen strandhoofd kunnen vliegen om daar te foerageren en, even later weer terug keren. De strandhoofden liggen daarvoor dicht genoeg bij elkaar. In de nieuwe situatie is dit niet anders. Er zullen meer vogels op de strandhoofden foerageren. Omdat een serie strandhoofden naast elkaar wordt opgewaardeerd, kunnen de vogels bij verstoring door een wandelaar of hond eenvoudig naar het naastgelegen strandhoofd vliegen en daar voldoende voedsel vinden. Overigens geldt ook hier dat de werking van de mitigatiemaatregelen gemonitord wordt. Wanneer blijkt dat de recreatie een goede werking van de maatregel in de weg staat, zal het hoogheemraadschap aanvullende maatregelen nemen. In de Passende beoordeling bij het ontwerp projectplan werd uitgegaan van gefaseerde mitigatie. Het zogenaamde ‘initiële effect’ (het verdwijnen van voedsel op de strandhoofden die door de suppletie bedekt worden) werd gemitigeerd door het opwaarderen van strandhoofden ten noorden van Sint Maartenszee. Het ‘na-ijleffect’ (het verdwijnen van voedsel op de strandhoofden die later als gevolg van zandtransport worden bedekt) werd gemitigeerd door extra voedsel te creëren op de Waddenzeedijken van Texel. Zoals bij zienswijze B al is aangegeven zijn, mede door de zienswijze van indiener, de effecten op de scholekster en steenloper opnieuw beoordeeld en is de mitigatieopgave opnieuw
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
L
De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van de Passende beoordeling, het M&M-plan en het projectplan.
158
berekend. Daarbij is geen onderscheid meer gemaakt in een initieel effect en een na-ijleffect. Onderzocht is hoeveel vogels er foerageren in het projectgebied, inclusief het gebied waar door zandtransport een uitstralingseffect optreedt. Dit is het aantal vogels waarvoor is aangenomen dat voedsel verdwijnt. Hierop is de mitigatieopgave gebaseerd. De opwaardering van de strandhoofden met elastocoast bij Groote Keeten heeft al plaatsgevonden in het vroege voorjaar van 2013. De elastocoast op de strandhoofden ten zuiden van Callantsoog, wordt in de winter van 2013/2014 aangebracht. De aangroei van mosselbroed wordt gemonitord. Zo wordt gegarandeerd dat er altijd genoeg voedsel voor de steenloper beschikbaar is. Het opwaarderen van bestaande stortbermen van de Waddenzeedijken op Texel vindt ook eind 2013-begin 2014 plaats. Ook voor deze maatregel wordt gemonitord of de ontwikkeling van nieuw voedsel plaatsvindt zoals verwacht. Omdat de scholekster foerageert op drie jaar oude mosselen en de maatregel voor de scholekster niet direct effectief is, krijgt de scholekster met een tijdelijk verhoogde wintersterfte te maken. Dit leidt niet tot een significant negatief effect. Zie in dit verband hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
door benthos. In dat opzicht is de fasering van de mitigatie problematisch, omdat de eerste fase slechts gedeeltelijke mitigatie vormt voor het verdwijnende voedselgebied. Volgens indiener is de redenering dat fase 1 de initiële effecten opvangt (verdwijnen hard substraat HPZ) en fase 2 de latere effecten (verdwijnen noordelijke strandhoofden) aanvechtbaar, omdat vooral het grootste deel van het hard substraat (volgens indiener 25 ha) verdwijnt als initieel effect. Volgens indiener betekent de geringe draagkracht van fase 1 en het uitstel van fase 2 tot eind 2014, dat de steenloper en de scholekster te maken krijgen met een verminderde draagkracht vanaf winter 2013/2014 en dit leidt tot extra wintersterfte.
159
NN
Indiener geeft aan dat mitigatie bij de kust bij Den Helder goed mogelijk is, maar niet is onderzocht. Het hard substraat kan verbeterd worden. Ook kan de rust vergroot worden als het bestaande voedselgebied al een goede kwaliteit heeft. Meer onderzoek levert volgens indiener goede kansen op.
In hoofdstuk 5 van het Algemeen deel van deze NBZ is het pakket aan mitigerende maatregelen toegelicht, dat onderdeel uitmaakt van het projectplan. Met deze maatregelen wordt uitgesloten dat sprake is van significant negatieve effecten op de foeragerende steenlopers en scholeksters uit de Waddenzee. Het uitvoeren van mitigatie bij de kust bij Den Helder is daarvoor niet noodzakelijk. Het verbeteren van de dijk bij Huisduinen is onderdeel van het pakket van mogelijke aanvullende mitigerende maatregelen, wanneer uit de monitoring blijkt dat deze noodzakelijk zijn.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
12.42 De heer A. Schaap, te Petten; schipper/eigenaar WR 24, zienswijze ontvangen per e-mail. Zienswijze 42 – De heer A. Schaap, te Petten; schipper/eigenaar WR 24
A+F
Reactie op zienswijze
1/2 Indiener heeft als beoefe- Zie hiervoor de paragrafen 10.4 en 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ. naar van de kustvisserij en als bewoner grote bezwaren tegen de voorgestelde zandige versterking van het kustvak Camperduin - Callantsoog. Hij verzoekt initiatiefnemer zijn plannen te heroverwegen.
Aanpassing planproduct De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Letter blz. Samenvatting
160
C
D
Indiener stelt dat de strandhoofden, zoals ook blijkt uit de Flora en faunawet, fungeren als rust en foerageerplaats voor vissen. Door de uitvoering van het plan hebben deze dieren zwaar te lijden. . De werkzaamheden geven jarenlange schade aan de visstand, die grotendeels helemaal niet te herstellen is. Indiener verwacht hinder te ondervinden door stuivend zand., speciaal veroorzaakt door het storten van zand in het dorp. .
Op de locatie waar de kustversterking wordt uitgevoerd verdwijnt de specifieke biotoop van strandhoofden met daartussen gelegen luwe zones. Vissoorten die hieraan de voorkeur geven komen na uitvoering van de kustversterking niet of in lagere aantallen voor. Voor het verdwijnen van dit specifieke leefgebied heeft het hoogheemraadschap - voor de beschermde vissoorten die van dit leefgebied afhankelijk zijn - een ontheffing aangevraagd op grond van de Flora- en faunawet. De overige vissoorten die voorkomen op de bijlage van de Visserijwet, worden niet door deze wet beschermd. Daardoor overtreedt het hoogheemraadschap voor deze soorten geen verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Wel wordt bij de uitvoering van de werkzaamheden zo gewerkt dat onnodige sterfte van vissen, kwabben, kwallen en dergelijke wordt voorkomen.
Indiener stelt het hoogheemraadschap en de overige bevoegde gezagen aansprakelijk voor alle schade die hij lijdt door het projectplan en de bijbehorende besluiten.
Iemand aansprakelijk stellen is een handeling die hoort bij het (vermeend) door die persoon of instan- De zienswijze heeft niet tie veroorzaken van (fysieke) schade aan zaken of rechten van degene die de aansprakelijkheid ingeleid tot het aanpassen roept. Dit zijn de schadegevallen die hun oorzaak vinden in al dan niet opzettelijk verkeerd of slordig van de planproducten. handelen. De uitvoering van het project is nog niet begonnen. Bovendien is sprake van de uitvoering van een wettelijke taak. Van onrechtmatig handelen van de bevoegde gezagen is (vooralsnog) geen sprake. Aan vrijwel elk overheidsbesluit kleven ook nadelen. Deze nadelen kunnen zich in lichte of in sterke mate voordoen, bij een of meer personen of bedrijven in het projectgebied. Afhankelijk van de ernst en de verdeling van de pijn over de in dat gebied woonachtige personen of bedrijven, kan een bevoegd gezag de benadeelden nadeelcompensatie toekennen. Zie hiervoor onderdeel 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Door de verstuiving kan het (nieuwe) strand leiden tot overlast.. Wanneer de grasmat op de dijk ver- De zienswijze heeft niet slechterd door zand, moet extra onderhoud worden uitgevoerd in de vorm van vegen en opruimen geleid tot het aanpassen van zand op wegen en in de openbare ruimte of van een aangepaste bekleding van de binnenzijde van de planproducten. van de dijk.. De omvang van het eventueel extra onderhoud is ook afhankelijk van de maatregelen die in het anti-verstuivingsplan zijn opgenomen om verstuiving zoveel mogelijk te beperken. Tijdens de realisatie van de kustversterking kan sprake zijn van onvoorziene situaties, waarbij als gevolg van werkzaamheden fysieke schade wordt toegebracht aan de eigendommen van derden. Als deze schade onverhoopt optreedt en aan de werkzaamheden zijn toe te schrijven, moet het hoogheemraadschap de eigenaar/gebruiker schadeloos stellen. Zie hiervoor de paragrafen 10.5 en 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ. Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
B
161
Indiener stelt dat door de realisatie van het VKA het voorzieningenniveau in het dorp Petten wordt ondermijnd.
Zowel het besluit van het hoogheemraadschap om de kust tussen Camperduin en Callantsoog te ver- De zienswijze heeft niet sterken als de uitvoering van dat besluit – het projectplan – kan voor burgers en bedrijven die wonen geleid tot het aanpassen of werken in of in de directe omgeving van het project negatieve gevolgen met zich meebrengen. Zo- van de planproducten. lang deze gevolgen beperkt zijn, horen ze bij het wonen en werken in een dichtbevolkte samenleving waarvoor de overheid investeert in de openbare ruimte. Belanghebbenden die van mening zijn dat de gevolgen ingrijpend zijn of vrezen dat zij flinke nadelen ondervinden, kunnen bij het bestuur van het hoogheemraadschap een verzoek om nadeelcompensatie indienen. Zie verder onderdeel 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ. Realisatie van het projectplan verandert niets aan het voorzieningenniveau in het dorp Petten.
F
Indiener stelt dat het opspuiten van zand jarenlang een schadepost betekent voor zijn bedrijf, doordat het bedrijf twee jaar stil ligt door werkzaamheden voor de versterking.
Zie hiervoor de paragrafen 10.4 en 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
G
Indiener stelt dat het opspuiten van zand jarenlang een schadepost betekent voor zijn bedrijf, doordat visvangsten tegenvallen omdat de zeebodem verandert in een dorre woestijn.
Zie hiervoor de paragrafen 10.4 en 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
H
Indiener stelt dat de zandige versterking er voor zorgt dat de visgronden niet meer goed bereikbaar zijn en dat dit extra kosten voor (ander) vervoer met zich mee brengt.
Zie hiervoor de paragrafen 10.4 en 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
E
162
12.43 Mevrouw N. Dinkla – eigenaresse/exploitant paviljoen De Stern, te Callantsoog
letter
blz. Samenvatting
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
A
Indiener verzoekt om de verplaatsingsvergoeding voor paviljoens tussen Camperduin en Den Helder te handhaven.
Zie hiervoor paragrafen 10.3 en 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ. Uitgangspunt is dat er geen paviljoens worden verplaatst in het door indiener aangegeven gebied.
De zienswijze heeft geleid tot het aanbrengen van een verduidelijking in de hoofdstukken 13 (Belangenafweging) en 14.4 (Regelingen voor Schadevergoeding, waaronder nadeelcompensatie)van het projectplan.
B
Indiener verzoekt om in het projectplan op te nemen dat een verplichting tot het verplaatsen van opstellen pas aan de orde komt indien het strand daadwerkelijk breder wordt.
Zie hiervoor paragrafen 10.3 en 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ.
De zienswijze heeft geleid tot het aanbrengen van een verduidelijking in de hoofdstukken 13 (Belangenafweging) en 14.4 (Regelingen voor Schadevergoeding, waaronder nadeelcompensatie)van het projectplan. Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Zienswijze 43 – mevrouw N. Dinkla – eigenaresse/exploitant paviljoen De Stern, te Callantsoog
163
12.44 P. den Breejen, zienswijze ontvangen per e-mail. Zienswijze 44 – P. den Breejen blz. Samenvatting Ontvankelijkheid – is de zienswijze tijdig bij het bevoegd gezag binnen gekomen?
A
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
Om inhoudelijk op de zienswijze in te kunnen ingaan, moet het hoogheemraadschap beoor- Niet van toepassing. delen of zijn zienswijze binnen de in de Algemene wet bestuursrecht genoemde termijn is binnengekomen. De termijn voor het indienen van zienswijzen tegen het ontwerp projectplan, de andere planproducten en uitvoeringbesluiten liep tot en met donderdag 6 juni 2013. De zienswijze kwam op 11 juni 2013 bij GS van Noord-Holland binnen. Dat is na het aflopen van de gestelde termijn.
Ondanks verzending per post is een zienswijze tijdig ingediend, omdat het vóór 6 juni 2013 met de post is bezorgd en niet later dan 13 juni 2013 is ontvangen, zo bepaalt het tweede lid van artikel 6:8 Awb. Het is niet gebleken dat het van de indiener ontvangen document vóór 6 juni 2013 per post is bezorgd.. Daarom luidt de conclusie dat de zienswijze niet ontvankelijk is. Zie ook onderdeel 3.1 van het Algemeen deel van de NBZ. Ondanks bovenstaande wordt hierna inhoudelijk ingegaan op de bezwaren. Indiener stelt voor een recreatieha- De aanleg van een recreatiehaven vereist dat een andere partij dan het hoogheemraadschap De zienswijze heeft niet geven te ontwikkelen voor de kust van hiertoe het initiatief neemt en dat het past in de goede ruimtelijke ordening die de gemeente leid tot het aanpassen van Petten die dienst doet als kustveren de provincie als eerst verantwoordelijke overheden behartigen. Op dit moment hebben zij de planproducten. sterking. geen plannen om zo’n voorziening mogelijk te maken of heeft zich een private investeerder gemeld die zo’n haven wil exploiteren. Aanvankelijk wilde de gemeente Zijpe (die per 1 januari in de gemeente Schagen is opgegaan) voor een buitendijkse jachthaven, maar dat voornemen keerde niet terug in de structuurvisie die door haar gemeenteraad is vastgesteld. Zonder de aanleg van de recreatiehaven komt de zienswijze neer op het aanbrengen van een harde structuur op enige afstand uit de HPZ en de aansluitende duingebieden. Zoals het hoogheemraadschap bij vergelijkbare voorstellen heeft aangegeven zijn dergelijke constructies niet als oplossingsrichting in de startnotitie genoemd, omdat ze primair geen oplossing bieden voor het veiligheidsprobleem (golfhoogte, golfoverslag, golfoploop) en voornamelijk
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
letter
164
gericht zijn op reductie van het onderhoud. Voor meer uitleg waarom het hoogheemraadschap niet kiest voor deze oplossingsrichting, maar voor het zandig versterken van het afgekeurde kustvak verwijst het hoogheemraadschap naar hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ.
12.45 H.J. Snip, te Groet Zienswijze 45 – H.J. Snip, te Groet letter A
blz
Samenvatting Indiener is van mening dat een ander ontwerp van de kustversterking beter is. Vanuit zee gezien stelt hij voor een plasberm, strook zetsteen en strook asfalt met betonblokken aan te brengen.
Reactie op zienswijze Zie hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de NBZ.
Aanpassing Planproduct De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
12.46 H. de Graaf, schipper/eigenaar van de IJmuiden 12 Zienswijze 46 – H. de Graaf, schipper/eigenaar van de IJmuiden 12
0
blz. Samenvatting Ontvankelijkheid – is de zienswijze tijdig bij het bevoegd gezag binnen gekomen?
Reactie op zienswijze
Aanpassing planproduct
Het is eerst noodzakelijk vast te stellen waar het bericht van de heer De Graaf van 26 juni 2013 be- N.v.t. trekking op heeft: Volgens het hoogheemraadschap is de zienswijze vooral een verzoek om nadeelcompensatie. Zo’n verzoek kan ingediend worden tot maximaal vijf jaar na de vaststelling dat (de uitvoering van) de kustversterking zorgt voor een bovengemiddeld verlies in inkomen- of vermogen. Dát verzoek van de heer De Graaf is tijdig bij het hoogheemraadschap binnengekomen. Voor zover hij van mening is inhoudelijke bezwaren te hebben tegen het project, moeten de be-
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
letter
165
voegde gezagen beoordelen of zijn zienswijze binnen de gestelde termijn in de Algemene wet bestuursrecht is binnengekomen. De termijn voor het indienen van zienswijzen tegen het ontwerp projectplan, de andere planproducten en uitvoeringbesluiten liep tot en met donderdag 6 juni 2013. De zienswijze kwam op 26 juni 2013 bij het hoogheemraadschap binnen. Dat is ruim na het aflopen van de gestelde termijn, zodat hij zijn inhoudelijke bezwaren tegen het project te laat heeft ingebracht. Zie ook onderdeel 3.1 van het Algemeen deel van de NBZ. Desondanks wordt hierna inhoudelijk ingegaan op de bezwaren. 1
B
1
De zandsuppletie heeft voor Zie hiervoor de paragrafen 10.4 en 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ. de kustvissers zeer nadelige gevolgen. De visserij op zeebaars en harder wordt door de uitvoering van het project teniet gedaan. Dat is niet alleen het geval tijdens de suppletie(lawaai onder water), maar ook na de suppletie (geen obstakels meer in het water en het verdwijnen van stroomhoofden). De indiener verwacht dat de Zie hiervoor de paragrafen 10.4 en 10.6 van het Algemeen deel van de NBZ. vis die zich nu onder de kust – en in het bijzonder tussen de stroomhoofden – ophoudt, door de zandige versterking verplaatst.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten.
De zienswijze heeft niet geleid tot het aanpassen van de planproducten. Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
A
166
167
Hoofdstuk: Zienswijzen 1 – 46
Bijlage A
Bijlage B
PROVINCIE NOORD-HOLLAND
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+
PROVINCIE NOORD-HOLLAND
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+
>c]djYhde\VkZ
KDDGLDDG9
*
& & '
CDDG9"=DAA6C9:GH:C9:EGDK>C8>: CddgY"=daaVcYZgh 9Zegdk^cX^Z
. . .
' '#& '#' '#( '#) '#* '#+
7JG<:GE6GI>8>E6I>: Eda^i^Z`WZhijjg LZiiZa^_`Z^chegVV`Zc^chegZ`Zc 7jg\ZgeVgi^X^eVi^Z Kddga^X]i^c\ZcXdbbjc^XVi^Z LZg`WZodZ`Zc Egdk^cX^VaZeZcc^c\Zc
&* &* &&'& '( '(
( (#& (#' (#( (#) (#* (#+
9:@L6A>I:>IK6C9:9>:CHIK:GA:C>C< IZaZ[dc^hX]ZWZgZ^`WVVg]Z^Y 6[]VcYZa^c\Wg^ZkZcZcZ"bV^a KZg\jcc^c\ZcZcdci]Z[Òc\Zc =VcY]Vk^c\ HjWh^Y^Zh ;^cVcX^
aZoV`Zc
', ', ', '(' (' (-
) )#& )#' )#( )#) )#* )#+
@A68=I:C:C7:OL66GH8=G>;I:C 8ZcigVVaBZaYejci@aVX]iZc B^a^Zj`aVX]iZciZaZ[ddc 6[]VcYZa^c\WZolVVghX]g^[iZc HX]VYZXaV^bh LZilZg`ZcW^_hiVcY LZiDeZcWVVg]Z^YkVc7ZhijjgLD7
)( )( )) )) )+ )+ ),
*
8DC8AJH>:H:C66C7:K:A>C<:C
*&
& ' ( )
7>?A6<:C DkZgo^X]i^ciZgVXi^ZkZWZaZ^Yhkdgb^c\ DkZgo^X]i^c[dgbVi^ZW^_ZZc`dbhiZc LZg`WZodZ`ZcZcdeZcWVgZdeigZYZchkVc\ZYZejiZZgYZc DcikVc\ZghWgdcoZceZcc^c\'%%+
*, *, +& +, ,(
8DAD;DC
,+
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä>c]djYhde\VkZ(
KddglddgY ‘U moet weten waarvoor u betaalt’. Met deze publiciteitscampagne begon de provincie NoordHolland het jaar 2006. Veel inwoners van NoordHolland weten niet wat de provincie doet. De campagne, met onder meer affiches in bushokjes en spotjes op radio Noord-Holland en informatie op de website van de provincie, was bedoeld om breder onder de aandacht te brengen wat de provincie doet met het belastinggeld dat de inwoners betalen. Want de provincie doet veel om de leefomgeving van mensen te verbeteren. Dat varieert van aanleg van provinciale wegen, verbetering van het openbaar vervoer, bescherming van natuur en landschap tot en met ontwikkeling van duurzame energie zoals windmolens, aanwijzen van regionale bedrijventerreinen (werkgelegenheid!) en woningbouwlocaties, verbetering van de jeugdzorg zoals het wegwerken van wachtlijsten. De provincie doet veel, maar dit is niet altijd zichtbaar. Dat komt omdat de provincie veel samenwerkt met andere organisaties. Bijvoorbeeld gemeenten, waterschappen, culturele instellingen en natuur- en landschapsorganisaties. De provincie brengt de verschillende belangen van deze organisaties bij elkaar en zorgt ervoor dat er besluiten worden genomen. De organisaties kunnen dan aan de slag om de werkzaamheden uit te voeren. Met de uitvoering wordt het werk zichtbaar voor de inwoners, maar niet altijd is zichtbaar dat de provincie hierbij een belangrijke rol heeft.
provincieplannen vind ik een belangrijk goed. Participatie is op verschillende manieren mogelijk. In de eerste plaats natuurlijk de Provinciale Statenverkiezingen, die in 2007 plaatsvinden. Maar de provincie biedt ook de mogelijkheid dat inwoners een initiatief nemen voor een referendum over provincie-onderwerpen. En er zijn mogelijkheden tot spreekrecht bij vergaderingen van Statencommissies. Belangrijk blijft dat de provincie continu laat zien wat ze doet. Van belang is dat media aandacht blijven besteden aan besluiten die mensen raken. Daarnaast blijft de provincie eigen middelen inzetten om mensen te informeren. Zeer belangrijk vind ik dat de bestuurders van de provincie zelf laten zien waar zij mee bezig zijn. Ik zelf breng jaarlijks zo’n twintig werkbezoeken aan gemeenten, waarbij ik veel mensen en organisaties ontmoet. Ook laat ik – evenals enkele gedeputeerden en Statenleden – op mijn weblog zien wat ik de hele week doe. Mensen kunnen rechtstreeks Statenleden, gedeputeerden en mijzelf aanspreken. Onze emailadressen kan iedereen op de website van de provincie – www.noord-holland.nl – vinden. Laat iets van u horen. Harry Borghouts, Commissaris van de Koningin in Noord-Holland
Het zijn wel allerlei activiteiten die van invloed zijn op de directe leefomgeving van de inwoners van Noord-Holland. Het is daarom ook van groot belang dat de inwoners van NoordHolland invloed kunnen uitoefenen op de inrichting van de provincie. Participatie van mensen bij de ontwikkeling en uitvoering van
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+ÄKddglddgY*
Welzijn, Zorg en Cultuur
Prettig leven in Noord-Holland. Dat is langer zelfstandig kunnen wonen. Maar dat is ook minder lang wachten op hulp bij de jeugdzorg. De provincie ontwikkelt hiervoor ideeën en projecten en zorgt ervoor dat organisaties samenwerken. Ontspannen mag ook. We zetten ons in voor een ruim aanbod aan kunst, cultuur en sport. Voor iedereen.
=DD;9HIJ@&
CddgY"=daaVcYZghZcYZegdk^cX^Z weten veel inwoners niet dat wij een rol hierbij spelen. Dat komt omdat wij ons beleid uitvoeren via anderen. Door het beschikbaar stellen van kennis en subsidies, stellen we andere partijen in staat onze doelen te verwezenlijken.
In dit burgerjaarverslag doen we verslag van onze dienstverlening aan de Noord-Hollanders en de participatie van de Noord-Hollanders bij het provinciaal beleid. In dit hoofdstuk presenteren we een aantal gegevens over NoordHolland en de provinciale organisatie. &CddgY"=daaVcYZgh In de 61 Noord-Hollandse gemeenten wonen 2,6 miljoen inwoners. Noord-Holland is daarmee qua inwonertal de tweede provincie van Nederland. De meeste mensen wonen in het stedelijk gebied. Amsterdam is de grootste gemeente met 743.079 inwoners. Schermer heeft de minste inwoners: 4.900. Als provincie doen we niet vaak direct zaken met inwoners. Meestal merken zij iets van ons beleid via gemeenten, waterschappen en maatschappelijke instellingen. Met deze organisaties hebben we dan ook het meeste te maken. '9Zegdk^cX^Z De provincie is de bestuurslaag tussen rijk en gemeenten. We hebben drie bestuursorganen. De gekozen volksvertegenwoordiging Provinciale Staten, het dagelijks bestuur Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koningin. In Hoofdstuk 2 leest u meer over het provinciebestuur en de mogelijkheden om invloed uit te oefenen op dit bestuur. =ZilZg`iZggZ^ckVcYZegdk^cX^Z We doen aan cultuur, economie, landbouw, milieu, natuur, recreatie, ruimtelijke ordening, veiligheid, verkeer en openbaar vervoer, zeehavens, volkshuisvesting, waterhuishouding en welzijn. Allemaal terreinen waarvan de inwoners de resultaten in hun dagelijks bestaan ervaren. Bijvoorbeeld bij een wandeling door een nieuw natuurgebied, het gebruik van een provinciale weg of een subsidie voor een zonnepaneel. Toch
=dZ]ZiWZiVVaYldgYi Grofweg hebben we vier inkomstenbronnen. Het meeste geld krijgen we van de rijksoverheid. Een deel van de inkomsten komt uit het provinciefonds, een fonds dat het rijk jaarlijks vult met een deel van de belastingopbrengst. Dit geld wordt verdeeld over twaalf provincies. Deze inkomsten mogen we besteden naar eigen inzicht. Daarnaast ontvangen we van het rijk een doeluitkering. Dit geld heeft het rijk bestemd voor een vast omschreven doel, zoals openbaar vervoer, jeugdzorg of bodemsanering. Hoeveel een provincie krijgt, is afhankelijk van het aantal inwoners, het oppervlak en de regionale omstandigheden. Naast de inkomsten van het rijk, genereren we ook zelf inkomsten. Onze derde inkomstenbron zijn de provinciale opcenten, een opslag op de motorrijtuigenbelasting. De hoogte van deze inkomsten hangt af van het aantal auto’s en het gewicht van de auto’s. Provinciefonds, doeluitkering en opcenten zorgen voor tachtig procent van onze inkomsten. Hiernaast ontvangen we leges voor verschillende diensten, zoals milieuvergunningen en het bedienen van bruggen. Ook krijgen we inkomsten uit fondsen van de Europese Unie en zorgt rente over onze reserves voor inkomsten. In de programmabegroting 2006, de rekening 2006 en het jaarverslag 2006 vindt u hierover gedetailleerde informatie. 9jjgoVVb]Z^YW^_YZegdk^cX^Z De provincie vindt het milieu erg belangrijk. Daarom gaan we ook zelf verantwoord om met energiebronnen en hulpmiddelen. In de praktijk betekent dit dat we bij het inkopen kijken of de
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+ÄCddgY"=daaVcYZghZcYZegdk^cX^Z.
goederen duurzaam zijn geproduceerd. Zo wordt het binnenwerk van de provinciegebouwen geschilderd met verf op waterbasis en zoeken we ook voor het buitenwerk altijd de meest duurzame verf. Een groot deel van de levensmiddelen voor het bedrijfsrestaurant en vergaderingen is biologisch geteeld. Bijvoorbeeld koffie, thee, melk, brood en beleg. Ook willen we onze auto’s op andere brandstof dan benzine of diesel laten rijden. Aardgas heeft de voorkeur, maar we volgen ook de ontwikkeling van nieuwe brandstoffen vol belangstelling. In 2006 hebben Provinciale Staten besloten dat we nog bewuster moeten omgaan met energie. Dit kan bijvoorbeeld door het gebruik van energiezuinige lampen. Maar ook de medewerkers kunnen bijdragen aan een daling van het energieverbruik. Dat kan al heel simpel door het licht uit te doen, als je als laatste de kamer verlaat. Hoewel we al bewust omgaan met producten en energie, blijven we actief zoeken naar nieuwe mogelijkheden om het milieu te sparen.
&%7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+ÄCddgY"=daaVcYZghZcYZegdk^cX^Z
Milieu
Milieu is bij de provincie al lang in. Lucht, water en bodem moeten zo schoon zijn dat zij geen gevaar vormen voor uw gezondheid. Daarom werken we samen met andere partijen aan een beter milieu en richten we uw leefomgeving duurzaam in. Want ook in de toekomst willen mensen in NoordHolland schone lucht inademen.
=DD;9HIJ@'
7jg\ZgeVgi^X^eVi^Z Een keer in de vier jaar kiezen de NoordHollanders hun volksvertegenwoordiging: Provinciale Staten. De Statenleden benoemen vervolgens het dagelijks bestuur van de provincie: het college van Gedeputeerde Staten. Via de stembus oefenen Noord-Hollanders dus invloed uit op het beleid in Noord-Holland. Maar ook tussentijds communiceren wij met inwoners. Soms direct, maar meestal via organisaties en lokale overheden. Soms is dit verplicht, zoals bij de wettelijke inspraak. Maar ook daarbuiten zoeken we contact en proberen we in overleg met anderen beleid te maken. '#&Eda^i^Z`ZcWZhijjg Egdk^cX^VaZHiViZc Provinciale Staten zijn de gekozen volksvertegenwoordiging van Noord-Holland. De voorzitter van Provinciale Staten is de commissaris van de Koningin, Harry Borghouts. De Statenleden hebben PvdA-Statenlid Rita Weeda gekozen als hun vice-voorzitter. Bij de verkiezingen op 11 maart 2003 bepaalden de kiesgerechtigden de samenstelling van de Staten die uit twaalf fracties en 83 leden bestaat. Naast grote fracties, de grootste fractie bestaat uit 24 leden, zijn er ook enkele éénpersoonsfracties. De Statenleden zijn geen beroepsvolksvertegenwoordigers, maar doen het politieke werk meestal in combinatie met een betaalde baan. Op 7 maart 2007 zijn er weer Provinciale Statenverkiezingen. Na deze verkiezingen bestaan Provinciale Staten nog maar uit 55 leden. De vergaderingen van Provinciale Staten zijn openbaar.
Het college wilde ogenschijnlijk tegengestelde belangen verenigen en bruggen slaan. Deze ambitie kreeg gestalte in het collegeprogramma Bruggen slaan. Het college brak ook met de heersende bestuurscultuur. Zij wilde op een vernieuwende wijze omgaan met de NoordHollandse samenleving. Door te investeren in samenwerking met maatschappelijke organisaties, door het aangaan van nieuwe verbanden en door het doorbreken van dogma’s en traditionele tegenstellingen. Bovenal wilde het college uitvoerbaar beleid maken én uitvoeren. In plaats van controleren, de traditionele taak van de provincie, is de provincie Noord-Holland steeds meer gaan initiëren en uitvoeren. We investeren honderden miljoenen in de Noord-Hollandse samenleving, met name in bereikbaarheid en sociale voorzieningen. Niet alleen financieren we eigen projecten, we betalen ook mee aan projecten van anderen, van grote maatschappelijke organisaties tot de kleinste gemeenten. Na de Statenverkiezingen van 7 maart 2007, wordt een nieuw college gevormd. IVWZa&9ZhVbZchiZaa^c\kVcEgdk^cX^VaZHiViZc de(&YZXZbWZg'%%+ EVgi^_
6VciVa
EVgi^_kVcYZ6gWZ^YEkY6
')
Kda`heVgi^_kddgKg^_]Z^YZc9ZbdXgVi^ZKK9
&.
8]g^hiZc9ZbdXgVi^hX]6eea896
&,
,
HdX^Va^hi^hX]ZEVgi^_HE
*
9ZbdXgViZc++9++
*
8]g^hiZcJc^Z"HiVVi`jcY^\
&
DjYZgZceVgi^_CddgY"=daaVcY$KZgZc^\YZ HZc^dgZceVgi^_DC=$KHE
&
A^_hiE^b;dgijncAE;
&
;gVXi^Z6\ZbV
&
;gVXi^ZEg^ch
&
;gVXi^ZGZbV` IdiVVa
& -(
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7jg\ZgeVgi^X^eVi^Z&*
IVWZa'9ZhVbZchiZaa^c\kVcEgdk^cX^VaZ HiViZccVYZkZg`^Zo^c\ZckVc,bVVgi'%%, EVgi^_
6VciVa
Kda`heVgi^_kddgKg^_]Z^YZc9ZbdXgVi^ZKK9
&(
EVgi^_kVcYZ6gWZ^YEkY6
&&
8]g^hiZc9ZbdXgVi^hX]6eea896
&%
HdX^Va^hi^hX]ZEVgi^_HE
Wonen, milieu en natuurbescherming scoren hierbij het hoogst. In de onderwerpen platteland en landbouw en provinciaal bestuur zijn de meeste Noord-Hollanders niet bijzonder geïnteresseerd. De betrokkenheid bij de provincie is echter gering; men voelt zich sterker betrokken bij de gemeente, de regio en Nederland.
.
*
9ZbdXgViZc++9++
'
8]g^hiZcJc^Z$H<E
'
EVgi^_kddgYZ9^ZgZc
'
DjYZgZceVgi^_CddgY"=daaVcY$KHE
&
IdiVVa
**
Een kwart van de ondervraagden leest ten minste een keer per week iets over het provinciaal beleid. Het regionale dagblad is hiervoor de belangrijkste informatiebron. De bekendheid van de website en digitale dienstverlening van de provincie zijn in 2006 licht toegenomen, maar blijven beperkt. Bijna de helft van de NoordHollanders (43%) vindt dat de provincie digitale producten actief moet aanbieden.
IVWZa(=ZiXdaaZ\ZkVc
EVgi^_
=Vggn7dg\]djih Xdbb^hhVg^hkVcYZ@dc^c\^c
8dgcZa^hBdd^_
KK9
Idc=dd^_bV^_Zgh
KK9
G^ch`Z@gj^h^c\V
896
=VchHX]^eeZg
896
6aWZgiBdZch
EVig^X`EdZabVcc
9++
7jg\Zgbdc^idg De Burgermonitor is een enquête onder ongeveer duizend Noord-Hollanders en meet het beeld dat inwoners hebben van de provincie en de maatschappelijke en politieke betrokkenheid en participatie. In 2006 is de monitor voor de derde keer uitgevoerd, eerdere onderzoeken waren in 2001 en 2004. Bekendheid, interesse en betrokkenheid Eén op de vijf (21%) Noord-Hollanders kan de naam van de commissaris van de Koningin, Harry Borghouts, reproduceren. Dat is een behoorlijke toename ten opzichte van 2004, toen slechts twaalf procent dit kon. De interesse in de provinciale politiek is nagenoeg gelijk gebleven (34%, ten opzichte van 36% in 2004). De interesse in concrete (provinciale) beleidsthema’s is groot.
&+7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7jg\ZgeVgi^X^eVi^Z
Waardering De meeste Noord-Hollanders (83%) vinden het provinciebestuur bekwaam. De helft van de Noord-Hollanders (46%) vindt dat het provinciebestuur in het algemeen weinig rekening houdt met wat burgers denken. Toch zijn NoordHollanders meer tevreden over de mogelijkheden om belangrijke besluiten te beïnvloeden, dan inwoners in de omliggende provincies. Dit blijkt uit vergelijkbaar onderzoek dat voor het eerst is uitgevoerd in de provincies Flevoland, ZuidHolland en Utrecht. De wijze waarop de provincie de afgelopen jaren problemen heeft aangepakt, waardeerden de Noord-Hollanders echter slechts met een 5,7. In 2004 kreeg de provincie voor haar inspanningen nog een 6,0. DeZcWVVg]Z^Y De vergaderingen van Provinciale Staten zijn openbaar en door iedereen bij te wonen. Provinciale Staten vergaderen ieder maand met uitzondering van juli en augustus in het provinciehuis aan de Dreef in Haarlem. Besluiten van Provinciale Staten worden meestal eerst behandeld in de Statencommissies. De commissies beslaan een bepaald beleidsterrein, zo is er bijvoorbeeld een commissie Water en Milieu, en bestaan uit Statenleden die op dit terrein gespecialiseerd zijn. Ook de vergaderingen van de commissies zijn vaak in het provinciehuis, maar
regelmatig ook op locatie. Ook de commissievergaderingen zijn openbaar, u kunt er zelfs inspreken. Belangstellenden kunnen de vergaderdata,
de agenda en de stukken van de Statenvergaderingen en de Statencommissies vinden op onze website. Sinds 12 november 2004 kunt u ook live meeluisteren met de Statenvergadering.
IVWZa)LZiiZa^_`Z^chegVV` DcYZglZge
>chegZ`Zgh
J^i`dbhi
GZVXi^Zh
DcYZglZge IZg^coV\ZhigZZ`eaVc]Zgo^Zc^c\
HX]gVeeZckVc+%%ldc^c\ZcW^_9ZcDZkZg ^chegZ`Zgh J^i`dbhi 8^gXV&%%bZchZc
DcWZ`ZcY
CddgY"=daaVcYCddgYkddg
VVclZo^\W^_
Zc=^eedanijh]dZ[
L^Zg^c\ZggVcYbZZg
\ZYVX]iZl^hhZa^c\
KZgkda\VXi^ZhlVVgdcYZgcVYZgdcYZgodZ`
LZideYZGj^biZa^_`Z
bZiaZYZckVc
cVVglViZg`lVa^iZ^i
DgYZc^c\
Egdk^cX^VaZHiViZc
IZg^coV\ZdcilZgegZ\aZbZci
&o^Zchl^_oZ
DcilZgegZ\aZbZciWa^_[idc\Zl^_o^\Y
DcWZ`ZcY
''o^Zchl^_oZc
(&]VcVijjgdci\gZchY^c]ZiddhiZa^_`YZZa
DcWZ`ZcY
kVcWZhijjgkddg]Zi ]dd\]ZZbgVVYhX]Ve=daaVcYh CddgYZg`lVgi^Zg LZideYZlViZg]j^h]djY^c\ IZg>coV\ZdcilZgeeVgi^ZZa \ZW^ZYheaVcCddgY"=daaVcY
kVc]Zi\ZW^ZYheaVcZc)(!*]VWZ\gZchY^cYZ
B^YYZc#7ZigZ[ic^ZjlZ
:c\ZldgbZgZcYZL^_YZLdgbZg
WZ\gZco^c\kVc-&']VkddgYZ
IZ`hijZaZl^_o^\^c\Zc
gdWjjhiZkZgW^cY^c\kVc`jhi idi`jhiZcZZcgZhZgkZg^c\kVc )&(]VkddgYZoZkZgW^cY^c\ 6a\ZbZcZlZiWZhijjghgZX]i IZg^coV\ZdcilZge
'&o^Zchl^_oZc
6VceVhh^c\WZ\gZco^c\BVg`ZgbZZgZcLZhiZg" DcWZ`ZcY @d\\ZcaVcY
higZZ`eaVc]Zgo^Zc^c\ WZ\gZco^c\cVi^dcVVaaVcYhX]Ve AVV\=daaVcYLZideYZ Gj^biZa^_`ZDgYZc^c\ Oj^YiVc\ZciOj^YiV`
Cd\dcWZ`ZcY
>chegVV`eZg^dYZaddei
DcWZ`ZcY
6gi^`Za&-egdXZYjgZ
%
DcWZ`ZcY
C^Zjl\dZY`Zjg^c\hWZhaj^i
&
9ZgYZWZgdZeW^_YZGVVYkVcHiViZ
DcWZ`ZcY
DcWZ`ZcY
KZg`aVg^c\kVc\ZZcWZolVVg]Va[_VcjVg^'%%,
DcWZ`ZcY
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7jg\ZgeVgi^X^eVi^Z&,
De vergadering wordt integraal uitgezonden op internet. De vergaderingen van Gedeputeerde Staten vinden wekelijks plaats en zijn besloten. Wel kunt u via de website van de provincie de openbare besluitenlijst bekijken. '#'LZiiZa^_`Z^chegVV`Zc^chegZ`Zc Voor sommige besluiten zijn we wettelijk verplicht inspraak te organiseren. Dit kan door het organiseren van een inspraakbijeenkomst of door het plan en besluit ter inzage te leggen. Organisaties en inwoners kunnen dan reageren en zienswijzen en bedenkingen indienen. In 2006 hebben we acht inspraakprocedures gehouden. De onderwerpen, deelnemers en inspraakresultaten vindt u in tabel 4. 6Yk^ZhdeZcWVVgkZgkdZg Voor plannen voor het openbaar vervoer is wettelijk geen inspraak verplicht. Wel geeft de Regeling Wet personenvervoer 2000, consumentenorganisaties wettelijk adviesrecht. In 2006 hebben wij de consumentenorganisaties advies gevraagd over de programma’s van eisen voor de Zuidtangent, de hogesnelheidsveerdienst Velsen-Amsterdam en de OV-Taxi Gooi en Vechtstreek. De consumentenorganisaties stemden in alle gevallen in met de voorstellen. De adviezen hebben niet tot aanpassingen geleid. >chegZZ`gZX]i Door in te spreken tijdens de vergaderingen van de Statencommissies, kunnen inwoners, bedrijven en organisaties invloed uitoefenen op het provinciaal beleid. Tabel 5 geeft een overzicht van het aantal insprekers en de onderwerpen waarover zij inspraken.
organisaties, ondernemers en inwoners in een eerder stadium te raadplegen. Bij interactieve beleidsvorming doen belanghebbenden actief mee aan de beleidsvorming. Net als in 2005 hebben we ook in 2006 interactief beleid gemaakt in Noord-Holland. In bijlage 1 vindt u een overzicht van de workshops, discussiebijeenkomsten en andere vormen van interactieve beleidsvorming in 2006. GZ[ZgZcYjb Inwoners die het niet eens zijn met een besluit van Provinciale Staten, kunnen via een referendum de inwoners van Noord-Holland raadplegen. De regels voor dit raadgevend correctief referendum staan in de referendumverordening van de provincie. Het indienen van een referendumverzoek gaat in fasen. In iedere fase zijn handtekeningen nodig van NoordHollandse kiesgerechtigden. Uiteindelijk zijn 46.000 handtekeningen vereist. Stemt een meerderheid bij het referendum tegen het besluit van Provinciale Staten én is deze meerderheid groter dan de helft van het aantal stemmers bij de Statenverkiezingen, dan kunnen Provinciale Staten besluiten de referendumuitslag over te nemen. Voor een aantal besluiten is geen referendum mogelijk. Benoemingen van personen en besluiten over provinciale belastingen zijn uitgesloten. Ook als de verantwoordelijkheid van Provinciale Staten voor kwetsbare groepen in de samenleving zwaarder weegt dan de wens van een meerderheid, is een referendum niet mogelijk. In 2006 hebben inwoners geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een referendum te houden. Meer informatie over het indienen van een referendumverzoek vindt u op onze website.
'#(7jg\ZgeVgi^X^eVi^Z >ciZgVXi^ZkZWZaZ^Yhkdgb^c\ Bij inspraak kunnen inwoners hun mening geven over een voorgenomen besluit van de provincie. Doorgaans gaat het om reeds uitgewerkte voorstellen. Steeds meer proberen we overheden,
&-7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7jg\ZgeVgi^X^eVi^Z
7jg\Zg^c^i^Vi^Z[ Het burgerinitiatief geeft inwoners van NoordHolland de kans onderwerpen op de agenda van Provinciale Staten plaatsen. Zij hebben hiervoor 5000 steunhandtekeningen nodig. In 2006 is opnieuw geen gebruik gemaakt van het
IVWZa*>chegZ`Zgh^c'%%+ 8dbb^hh^Z
DcYZglZge
6VciVa^chegZ`Zgh
CVijjg!AVcYhX]Ve!LViZgZcB^a^Zj
'
BdjciV^cW^`Zc
*
CdiVcVijjgWZaZ^Y'%%*
&
Cdi^i^ZbdYZgc^hZg^c\gZaVi^Zegdk^cX^Z$lViZghX]VeeZc
&)
LViZgeaVc
'
LViZghX]Veh\gZch6bhiZgYVb"CddgY
)
LZ\ZcZc\gZch`lZhi^Z6bhiZgYVb"CddgY
-
Gj^biZa^_`ZDgYZc^c\Zc
6gi^`Za&.LZideYZGj^biZa^_`ZDgYZc^c\
(
Kda`h]j^hkZhi^c\
GZ\^dcVaZLddck^h^Z
'
HigZZ`eaVcj^ilZg`^c\7adZbZcYVaZgedaYZg
+
L^Zg^c\ZggVcYbZZg
&
>c^i^Vi^Z[kddghiZaHE/Egd]Z[
&
:Xdcdb^Z!AVcYWdjl!:jgdeV
HiVcYkVcoV`ZcIVh`[dgXZ7ZYg^_kZciZggZ^cZcLZhi"
HdX^VaZ>c[gVhigjXijjg
;^cVcX^
c!7Zhijjga^_`ZDg\Vc^hVi^Z
LZ\Zc!KZg`ZZgZcKZgkdZg
;g^ZhaVcY
(
KZgodZ`BdaZchi^X]i^c\OZZkVc\dbÒcVcX^
aZhiZjc
&
7g^ZÒc\GE8EÉh
&
7g^ZÒc\lZi]djYZghdkZgLBD
,
:migV>ckZhiZg^c\h^bejah
(*
EaVckVcVVceV`hX]daZc
&
HiVcYkVcoV`Zc7jgZVj?Zj\Yodg\
&
KddghiZaWZ\gdi^c\GIKC=
&
L^_o^\^c\YZZakZgdgYZc^c\HdX^VVa7ZaZ^Y
'
Odg\kgV\ZghWZaZ^Y
&
Odg\kgV\Zgh^c[gVhigjXijjg
&
)
GZdg\Vc^hVi^ZVbWiZa^_`VeeVgVVi
(
7ZgZ^`WVVg]Z^YBZY^VeVg`=^akZghjb
'
:migV>ckZhiZg^c\h^bejah
'( &% hX]g^[iZa^_`Z ^chegVV`gZVXi^Zh
IdiVVa
6bhiZaeVhhV\ZC'%&
&
LZhi[g^h^VlZ\
)
HiddbigVb7Zaad
&
CO@<
'
DeZcWVVgkZgkdZg
(
Heddga^_cHVcieddgi">?bj^YZc
* &+% ^cXajh^Z[hX]g^[iZa^_`Z ^chegVV`gZVXi^Zh
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7jg\ZgeVgi^X^eVi^Z&.
burgerinitiatief. In 2006 hebben we het burgerinitiatief meer bekendheid gegeven door publicaties in de huis-aan-huisbladen, persberichten en brochures. EZi^i^Z In een petitie kunnen inwoners, organisaties en bedrijven het provinciebestuur verzoeken een maatregel te nemen of juist achterwege te laten. In 2006 zijn twee petities ingediend. In 2005 waren dit er drie, in 2004 nul. Inhoud en resultaat van de petities staan in tabel 6. ?dc\ZgZceVgi^X^eVi^Z Lijst NH Jong We vinden het belangrijk dat jongeren in NoordHolland meedenken over de plannen van de provincie. Daarom is in 2004 de jongerenadviesraad Lijst NH Jong opgericht. Lijst NH Jong bestaat inmiddels uit ruim 100 jongeren van 15 tot 25 jaar uit alle delen van de provincie en met een uiteenlopend schoolniveau. Lijst NH Jong is geen politieke partij, maar een groep jongeren die de provincie adviseert bij beslissingen die jongeren aangaan. Ook denken de jongeren mee over bijvoorbeeld voorlichtingscampagnes en helpen zij bij het organiseren van evenementen. De jongeren treden ook op als ambassadeurs: Ze gaan soms mee met politici op werkbezoek of wonen officiële evenementen bij. Ook gemeenten en maatschappelijke organisaties kunnen een beroep doen op de denkkracht van Lijst NH Jong.
Lijst NH Jong in 2006 Begin 2006 ging de website van Lijst NH Jong online als onderdeel van www.noordholland.nl. In mei 2006 brainstormden een aantal leden over het meer bekend maken van de Stelling van Amsterdam bij de jeugd. De brainstorm leverde creatieve ideeën op zoals ‘Stelling-bijNachtevenementen’ en een backpackreis langs de forten. Het programmabureau van de Stelling van Amsterdam kijkt of zij de ideeën kan inpassen in de provinciale plannen voor de Stelling. Ook werkten de jongeren mee aan een onderzoek over de jeugdzorg in Noord-Holland. Na een tweedaagse training, interviewden zij hun leeftijdgenoten. In 2006 startte ook de werkgroep Verkiezingen. De werkgroep gaat jongeren bewegen om 7 maart 2007 te stemmen voor de Provinciale Statenverkiezingen. Lijst NH Jong organiseert zelf een campagnedag en doet mee aan de door de provincie gefinancierde verkiezingsuitzendingen bij RTV NoordHolland. Net als in 2005, was Lijst NH Jong ook in 2006 betrokken bij de organisatie van de Arondéuslezing. Jongerendebatten Van 7 tot en met 10 april 2006, organiseerden we voor de dertiende keer het Model European Parliament (MEP), een Europees scholieren parlement voor Vwo-leerlingen. Op woensdag 11 januari en woensdag 18 januari waren in het provinciehuis de voorronden van de landelijke debatwedstrijd Op weg naar het Lagerhuis. Op 11 januari werden daarnaast ook de voorronden
IVWZa+>c]djYZcgZhjaiVVieZi^i^Zh EZi^i^Z EZi^i^ZVVceVhh^c\gdjiZWjha^_c&%,
6Vc
GZhjaiVVi
KZgodZ`\Z]dcdgZZgY/YZgdjiZ^h VVc\ZeVhide&%YZXZbWZg'%%+
CVVgYZc!dcYZgiZ`ZcYYddgXV#&%% bZchZc EZi^i^ZiZ\Zc]ZikZgWdYdeYZ;>G"
IdZoZ\\^c\/YZegdk^cX^ZodZ`i
bZi]dYZW^_]Zij^ig^_YZckVcbZhi!
bd\Za^_`]ZYZcW^ccZc]ZiV[kVa"
VVc\ZWdYZcYddgegdiZhiZgZcYZ;>G"
hid[[ZcWZaZ^YZcWZb^YYZaiijhhZc
WdZgZc
ACKZcYZHi^X]i^c\B^a^Zjkg^Zc" YZa^_`ZKZZ]djYZg^_
'%7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7jg\ZgeVgi^X^eVi^Z
van het Nationaal Jeugddebat gehouden. Ook een aantal Statenleden nam deel aan dit evenement. Bij de Lagerhuisdebatten jureerden zij, bij het Nationaal Jeugddebat, debatteerden zij met de jongeren over stembuscommunicatie, cultuureducatie en respect. Jongeren en Jeugdzorg De provincie is samen met jeugdzorginstellingen en gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg in Noord-Holland. Om te horen hoe jongeren zelf denken over jeugdzorg, vroegen we Lijst NH Jong om leeftijdsgenoten te interviewen. Het rapport met de uitkomsten, gebruiken we bij onze plannen. Ook organiseerden we 1 juni in het Provinciehuis een werkconferentie voor jongeren die gebruik maken van jeugdzorg. In de vorm van een Lagerhuisdebat, vertelden de jongeren over hun ervaringen met de cliëntvertrouwenspersoon, het wonen in leefgroepen en het leven na de jeugdzorg. De opmerkingen van de jongeren hebben we doorgegeven aan de jeugdzorginstellingen. Het doel is om bij het maken van nieuw jeugdzorgbeleid, rekening te houden met de mening van de jongeren. Week van de Jeugdzorg Aandacht was er in 2006 ook voor de mensen die werken in de jeugdzorg en soms onder moeilijke omstandigheden hun werk moeten doen. Voor het eerst organiseerde de provincie De Week van de Jeugdzorg en zette de medewerkers in het zonnetje. Er waren recreatieve activiteiten en een aantal zorginstellingen hield open dag. Medewerkers, bezoekers en media reageerden positief.
EjWa^XVi^Zh In 2006 is NH Kwartaalblad vier keer verschenen. Het blad geeft informatie over ‘het provinciale werk in uitvoering’ en over projecten die de provincie samen met andere partijen uitvoert. Naast achtergrondartikelen over uiteenlopende onderwerpen, heeft elk nummer een thema waarin één van de beleidsvelden centraal staat. In 2006 waren dat Water en Welzijn, Zorg en Cultuur, Verkeer en Vervoer en Politiek en Bestuur (begroting). NH Kwartaalblad gaat naar 7000 bestuurlijke en private relaties en is met ingang van jaargang 2007 ook te downloaden van www.noordholland.nl. Noord-Holland NU, de provinciepagina die verschijnt in de meeste Noord-Hollandse dagbladen, is voor de inwoners van NoordHolland. De pagina is in 2006 acht keer verschenen en bespreekt een breed scala aan onderwerpen die voor inwoners relevant zijn. Ook dit jaar voerden Statenleden op de pagina Noord-Holland NU tweegesprekken over een actueel onderwerp. Themapagina’s waren er over de begrotingscampagne en recreatie in Noord-Holland.
'#)Kddga^X]i^c\ZcXdbbjc^XVi^Z
NH-Weekbericht met bestuursbesluiten, Staten- en commissievergaderingen en antwoorden op Statenvragen, verscheen in 2006 voor het laatst in gedrukte vorm. Vanaf 1 januari 2007 is NH Weekbericht uitsluitend per e-mail verkrijgbaar. Dit bespaart druk- en verzendkosten en heeft als voordeel dat men kan doorklikken naar de achterliggende stukken. Naast NH Weekbericht, hebben we nog zeven e-zines die regelmatig verschijnen. Zo zijn er e-zines over sociaal beleid en over samenwerken in de waterketen.
De provincie communiceert niet alleen via publicaties en media met inwoners en organisaties. We organiseren ook informatiebijeenkomsten over actuele onderwerpen in Noord-Holland. In bijlage 2 vindt u een overzicht van de informatiebijeenkomsten in 2006.
EZghZcbZY^V Veel informatie van en over de provincie, bereikt de inwoners via kranten, radio en televisie. Uit de burgermonitor 2006 blijkt bijvoorbeeld dat ruim driekwart van de Noord-Hollanders minimaal een keer per maand iets over de
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7jg\ZgeVgi^X^eVi^Z'&
provincie hoort, ziet of leest. Daarom besteden we veel aandacht aan persvoorlichting. Dat gebeurt op verschillende manieren.
levendige discussie op. We verwachten dat de pers in 2007 deze reacties vaker zal gebruiken als nieuwsbron.
Actief informeren van de pers Wekelijks gaan persberichten naar de media over besluiten van Gedeputeerde Staten. In 2006 zijn in totaal 394 persberichten verstuurd, deze staan ook op de website van de provincie. De persberichten bevatten nieuws over allerlei onderwerpen die interessant zijn voor een breed publiek: subsidieregelingen, weg- en andere werkzaamheden, inspraakmogelijkheden en collegestandpunten over actuele gebeurtenissen. De afdeling Communicatie kijkt welk nieuws voor welk medium van belang is. Ook informeren we de pers actief over belangrijke agendapunten bij commissie- en Statenvergaderingen en over openbare optredens van collegeleden. Na afloop van de vergadering van Gedeputeerde Staten, krijgt de pers de gelegenheid om in gesprek te gaan met de collegeleden. In 2006 is dat 37 maal gebeurd. Bij grote gebeurtenissen of belangrijke besluiten organiseren we persconferenties, zoals bij de presentatie van de programmabegroting door het college.
LZWh^iZ Op de website staan nieuws en achtergronden over bestuur, beleid en projecten in de provincie Noord-Holland. Ook becommentariëren de commissaris van de Koningin en een aantal gedeputeerden hun bestuurlijke werk in persoonlijke weblogs. Bij het digitale loket kunnen bezoekers folders, nota’s en streekplannen bestellen.
Reageren op persvragen Vrijwel alle regionale en landelijke media en veel vakbladen toonden in 2006 belangstelling voor de provincie Noord-Holland. We krijgen regelmatig persvragen en verzoeken voor interviews. Persvragen beantwoorden we in principe dezelfde dag nog. Interviews worden bij voorkeur door collegeleden gegeven. Internet als persbron Journalisten gebruiken steeds vaker onze website voor informatie. In perscontacten en persberichten verwijzen we naar de achtergrondinformatie op de website en journalisten stellen vragen naar aanleiding van internetberichten. Speciale interesse is er bij de pers voor de weblogs van bestuurders. Sinds september is het mogelijk om op de site direct te reageren op onze nieuwsberichten. Dit levert soms een
''7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7jg\ZgeVgi^X^eVi^Z
In 2006 werden per dag gemiddeld 10.365 pagina’s op de website bekeken. Het best bezocht waren nieuwspagina’s, vacatures en de risicokaart die de risico’s op brand, explosies en andere rampen lokaliseert. In juli werden de meeste pagina’s ooit bezocht. Dit had te maken met het warme weer: meer dan veertig procent van het aantal bezochte pagina’s betrof de waterkwaliteit van zwemlocaties. In 2006 zijn nieuwe mogelijkheden aan de website toegevoegd. Sinds september kunnen bezoekers een reactie op nieuwsberichten achterlaten en sinds juni heeft de site een voorleesfunctie die maakt dat de bezoeker berichten niet meer zelf hoeft te lezen. Dit is vooral bedoeld voor mensen met een leeshandicap, een verstandelijke handicap en mensen voor wie Nederlands de tweede taal is. Ook staat sinds februari de risicokaart op de website en zijn er voor verschillende projecten aparte websites geopend. Voorbeelden zijn de sites over de huisvesting van de provincie, het Investeringsbudget Landelijk Gebied, het project Duurzame Ontwikkeling en het windenergiepark Wieringermeerdijk. :kZcZbZciZc Arondéuslezing Op initiatief van Provinciale Staten, organiseert de provincie rond 5 mei de Willem Arondéuslezing met aansluitend een debat. De lezing, met
vrijheid als centraal thema, is een eerbetoon aan de verzetsstrijder Willem Johan Cornelis Arondéus en biedt inwoners en politici een podium om vrij van gedachten te wisselen over actuele en voor de provincie relevante thema’s. In de geest van Arondéus, wordt zonodig de controverse niet geschuwd. In 2006 hield oud bisschop monseigneur Bär de lezing. De zaal was met 150 bezoekers vol en de reacties waren enthousiast. Open Monumentendag In het weekend van Nederland Open Moumentendag, openen we het provinciehuis voor geïnteresseerden van binnen en buiten Noord-Holland. Ongeveer 1.500 mensen bezoeken dan het neoclassicistische Paviljoen Welgelegen, dat in 1789 gebouwd werd door Henry Hope en nu rijksmonument is. Vanwege de restauratie, is het provinciehuis de komende jaren niet toegankelijk tijdens de Open Monumentendag. Lunchconcerten Onder het motto ‘Te gast in het provinciehuis’, is er iedere maand een gratis lunchconcert in de Statenzaal van het provinciehuis. Alleen in augustus is er geen concert. Gerenommeerde musici en aankomend talent, liefst uit NoordHolland, wisselen elkaar af. De muziek is klassiek met hedendaagse composities. Gemiddeld bezoeken 120 inwoners de concerten. Zij vinden het uitvoeringsniveau hoog en waarderen het idee van gratis lunchconcerten. Tentoonstellingen in 2006 waren er in het provinciehuis negen tentoonstellingen met werk van vooral NoordHollandse kunstenaars. Zowel ervaren als beginnende kunstenaars tonen hier hun werk. De toegang is gratis. Het tentoonstellingsprogramma 2006 sloot met werk van Jan Wolkers waarvoor 650 bezoekers naar het provinciehuis kwamen.
'#*LZg`WZodZ`Zc Gedeputeerden bezoeken regelmatig gemeenten, projecten, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Tijdens deze werkbezoeken kunnen zij zien en horen hoe hun beleid in de praktijk uitwerkt. In bijlage 3 vindt u een overzicht van de werkbezoeken en openbare optredens in 2006. De werkbezoeken van de commissaris van de Koningin vindt u in het jaarverslag van de commissaris van de Koningin. '#+Egdk^cX^VaZeZcc^c\Zc Jaarlijks reiken Gedeputeerde Staten provinciale penningen uit aan mensen met bijzondere verdiensten voor de provincie. In 2006 zijn 59 bronzen en vijf zilveren penningen uitgereikt. Gedeputeerde Staten wezen twee aanvragen voor zilveren penningen af. Twee mensen weigerden de aan hen toegekende bronzen penningen. 9Zo^akZgZceZcc^c\^hkZgaZZcYVVc/ De heer J. Rensing bij zijn afscheid van de provincie Noord-Holland. De heer H. Zwarts bij zijn afscheid als voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam. De heer J.H.E.M. Peeters bij zijn afscheid van de provincie Noord-Holland. De heer A.F. Lugt bij zijn afscheid als directeur van de Stichting Herstelling Amsterdam. De heer P.W. Heemskerk bij zijn afscheid van de provincie Noord-Holland. In bijlage 4 staat een overzicht van de mensen die de bronzen penning ontvingen.
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7jg\ZgeVgi^X^eVi^Z'(
Verkeer
Naar school, naar het werk, naar een natuurgebied, naar een theater. Tweeënhalf miljoen NoordHollanders zijn volop in beweging. De provincie zorgt voor nieuwe wegen en onderhoudt bestaande wegen. We leggen fietspaden aan en maken verkeersveilige rotondes. En we bieden goed openbaar vervoer. Maar we proberen niet meer om de automobilist uit de auto te krijgen. Autorijden mag.
=DD;9HIJ@(
9Z`lVa^iZ^ikVcYZY^ZchikZgaZc^c\ Voor onze dienstverlening aan inwoners, medeoverheden, organisaties en bedrijven, hebben we kwaliteitsnormen. Door overmacht of tekortkomingen in de organisatie, kunnen we niet altijd aan deze normen voldoen. Met onder meer deskundigheidsbevordering, planning & controle en kwaliteitshandvesten werken we continu aan de verbetering van de dienstverlening. (#&IZaZ[dc^hX]ZWZgZ^`WVVg]Z^Y We hechten veel waarde aan telefonische bereikbaarheid en het correct te woord staan van inwoners en organisaties. We streven naar een telefonische bereikbaarheid van tachtig procent. Dit betekent dat tachtig procent van de bellers tussen 8.30 en 17.00 uur binnen twintig seconden contact hebben. Doorverbinden mag niet langer dan dertig seconden duren en de klant mag niet langer dan één minuut in de wacht staan. Is de persoon die men belt niet aanwezig, dan zorgt een collega dat de beller wordt teruggebeld. Dit terugbellen moet in principe binnen acht werkuren gebeuren. In 2006 is de telefonische bereikbaarheid twee keer gemeten: een zogenaamde nulmeting in mei en een tweede vergelijkende meting in november. Bij de meting in november 2006 was de telefonische bereikbaarheid 58 procent. Dit is zes procent hoger dan bij de meting in mei 2006, maar nog altijd ver van de streefnorm van tachtig procent. In 2004 was de telefonische bereikbaarheid 72 procent. In 2005 is geen meting gedaan. Behalve een score voor de totale telefonische bereikbaarheid, zijn er ook scores op onderdelen. De bereikbaarheid van het centrale nummer is sinds de vorige meting in mei 2006 gedaald van zeventig naar vijftig procent. Het percentage tijdig beantwoorde gesprekken is licht gestegen van tachtig naar 83 procent, maar ligt nog steeds
beneden de norm van negentig procent. Het aantal keer dat de beller op tijd wordt teruggebeld, is gestegen van 54 naar 66 procent. Ook dit is nog steeds ver onder de norm van negentig procent. Naar aanleiding van de metingen, zijn aanbevelingen gedaan. Procedurele verbeteringen en meer discipline van de medewerkers, moeten de telefonische bereikbaarheid in 2007 verbeteren. (#'6[]VcYZa^c\Wg^ZkZcZcZ"bV^a In 2006 ontvingen we 243.756 poststukken, uiteenlopend van subsidieverzoeken en informatievragen tot kerstkaarten en folders. Hiervan zijn 43.661 poststukken geregistreerd in ons registratiesysteem. De secretariaten versturen de afzenders in principe binnen twee dagen een ontvangstbevestiging. Of dit ook gebeurt, wordt niet gecontroleerd. De afhandeltermijn voor geregistreerde post is acht weken. Na zes weken volgt er intern een rappel vanuit het systeem. Voor sommige post geldt echter een andere termijn. Aanvragers van bijzondere bijstand, krijgen binnen tien dagen antwoord, indieners van bezwaarschriften bij de Hoor- en Adviescommissie binnen 56 dagen. Voor vergunningen geldt juist een langere doorlooptijd. In 2006 zijn ongeveer 15.000 poststukken binnen de termijn afgehandeld en circa 26.000 poststukken niet. Volgens de norm op centraal niveau moet 95 procent van de post tijdig zijn afgehandeld. Deze norm is in 2006 bij lange na niet gehaald. Nog geen veertig procent van de post is op tijd afgehandeld. :"bV^a Op het centrale e-mailadres
[email protected] kwamen in 2006 circa 7.000 e-mails binnen. Deze e-mails worden geregistreerd en
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä9Z`lVa^iZ^ikVcYZY^ZchikZgaZc^c\',
doorgestuurd naar de betreffende afdeling. De meeste e-mails komen echter binnen op de adressen van medewerkers. Centrale registratie van deze mail is niet mogelijk. Het monitoren van e-mail is daarom zeer lastig.
beschikking Wbb moeten we verplicht vastleggen in een landelijk administratief systeem. In 2006 hebben we 567 aanvragen en meldingen Wbb behandeld. Daarvan is 28 procent niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn afgehandeld.
(#(KZg\jcc^c\ZcZcdci]Z[Òc\Zc Een van onze wettelijke taken is het verlenen van vergunningen en ontheffingen. Ook controleren we of inwoners en bedrijven zich houden aan de vergunningvoorwaarden en de milieuregels. B^a^Zj Op het gebied van milieu verleent de provincie vergunningen aan bedrijven op basis van de Wet milieubeheer en het Vuurwerkbesluit. Op basis van de Wet hygiëne en veiligheid bad- en zwemgelegenheden verlenen we ontheffingen. De tabel op pagina 7 brengt de aanvragen en afhandeling in beeld. We hebben 55 procent (tegen 69 in 2005) van de vergunningenaanvragen Wet milieubeheer en 96 procent (tegen 91 procent in 2005) van de vergunningaanvragen vuurwerkbesluit binnen de wettelijke termijn afgehandeld. Door het te krappe aanbod op de arbeidsmarkt was de capaciteit voor de vergunningverlening na de reorganisatie nog niet op de beoogde sterkte. Ook de wettelijk verplichte coördinatie met de waterschappen en/of gemeenten leidde tot vertraging. Indien de vertraging te voorzien was, hebben we de aanvragers hierover geïnformeerd. In 2007 gaan we door met personeelswerving en willen we het aantal tijdig afgegeven vergunningen significant verhogen. LZiWdYZbWZhX]Zgb^c\LWW Wie een verontreinigde bodem wil saneren, moet het saneringsplan vooraf laten goedkeuren door Gedeputeerde Staten. Daarnaast kan men Gedeputeerde Staten vragen een uitspraak te doen over de ernst van een bodemverontreiniging en de urgentie van sanering. Gedeputeerde Staten laten dan aanvullend bodemonderzoek doen. Alle meldingen van bodemverontreiniging en aanvragen voor een
6[kValViZg Volgens De Wet milieubeheer (artikel 10.33) moeten gemeenten zorgen voor een doelmatige inzameling en transport van afvalwater in de gemeente. Percelen moeten zijn aangesloten op de riolering of Individuele Behandelingsystemen van Afvalwater (IBA’s). Voor percelen buiten de bebouwde kom, kunnen Gedeputeerde Staten gemeenten ontheffing verlenen voor een bepaalde periode. In onze nota Afvalwaterlozingen in het Buitengebied 2002 staan de voorwaarden voor de ontheffing. In 2006 hebben we vijf ontheffingen verleend en achttien rioleringsplannen goedgekeurd: 91 procent is afgehandeld binnen de wettelijke termijn. CVijjg!aVcYhX]VeZcbdcjbZciZc Voor natuur, landschap en monumenten verlenen we vergunningen en ontheffingen op basis van de volgende wetten en verordeningen: • De Natuurbeschermingswet beschermt de belangrijkste Nederlandse natuurgebieden. Voor activiteiten in of nabij deze natuurgebieden kunnen wij een vergunning verlenen. • De Flora- en faunawet beschermt inheemse planten- en diersoorten. Wanneer sprake is van gevaar of schade, kunnen we ontheffingen verlenen voor het verstoren of doden van dieren. Het gaat hierbij meestal om gevaar voor het luchtverkeer, schade aan landbouwgewassen en het ondergraven van dijken en oevers. • De woonschepenverordening geeft ons de mogelijkheid ontheffingen voor ligplaatsen van woonboten te verlenen. • De Verordening Opschriften en Opslag beschermt het beeld van het landschap. Voor het aanbrengen van opschriften, aankondigingen, afbeeldingen en voor het storten of opslaan van allerlei materialen en
'-7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä9Z`lVa^iZ^ikVcYZY^ZchikZgaZc^c\
spullen, kunnen we ontheffing verlenen. • Verordening op het behoud van monumenten en stads- en dorpsgezichten. Voor het afhandelen van verzoeken op basis van deze verordening, bestaat geen wettelijke termijn. In 2006 hebben we voor natuur- en landschapsbescherming tachtig vergunningen, ontheffingen, meldingen, vrijstellingen en adviezen verleend, waarvan 92 procent binnen de gestelde termijnen. In 2007 verwachten we een toename van de vraag als gevolg van de nieuwe Natuurbeschermingswet. Hiervoor creëren we extra capaciteit. LViZgZcWdYZb Voor water en bodem hebben we vooral te maken met de volgende wetten en verordeningen: • De Grondwaterwet regelt het beheer van het grondwater door de verschillende gebruikers. Voor het onttrekken en infiltreren van grondwater kunnen we vergunningen verlenen. • Het Lozingenbesluit beschermt de bodem en staat geen verontreinigende lozingen toe. Hiervoor kunnen wij ontheffing verlenen. • De Ontgrondingenwet regelt de winning van grondstoffen. In 2006 hebben we in het kader van (grond) waterwet- en regelgeving 85 beschikkingen afgegeven, waarvan negentig procent op tijd. Daarnaast zijn tien vergunningen Ontgrondingenwet en 13 toetsingen registraties Ontgrondingenwet gerealiseerd, waarvan 85 procent op tijd. We hebben de aanvragen niet altijd binnen de termijnen kunnen afhandelen. Door het te krappe aanbod op de arbeidsmarkt was de capaciteit in het eerste jaar na reorganisatie nog niet op de beoogde sterkte. Wanneer de vertraging te voorzien was, hebben we de aanvragers hierover geïnformeerd. LZ\ZcZckVVglZ\Zc Voor gebruik van wegen en vaarwegen verlenen we verschillende ontheffingen en vergunningen: • Vergunningen voor de aanleg of het gebruik van wegen voor kabels, leidingen, kunst-
werken, standplaatsen en uitwegen. Dit gebeurt op grond van de Wegenverordeningen. • Voor waterwegen verlenen we vergunningen voor de aanleg of het gebruik van kabels, leidingen, ligplaatsen, steigers, bijzondere transporten en vaarontheffingen. Dit op grond van de Scheepvaartverordening. • Ontheffingen voor wegwerkzaamheden, bijzondere transporten of het afsluiten van wegen voor evenementen. Hier is de wegenverkeerswetgeving van toepassing. Van de vergunningen en ontheffingen voor wegen en vaarwegen houden we een decentrale registratie bij. Binnen de wet- en regelgeving voor (vaar)wegen zijn 2.180 ontheffingen verleend, waarvan 93 procent op tijd. De norm van 95 procent kwam enigszins onder druk, doordat de vraag 35 procent hoger uitviel dan geraamd. 7ZhiZbb^c\heaVccZc Gedeputeerde Staten moeten de door de gemeenteraden (en de stadsdeelraden van de gemeente Amsterdam) vastgestelde bestemmingsplannen goedkeuren. In een vroegtijdig stadium vindt overleg plaats tussen de provincie en de gemeente over deze bestemmingsplannen. Gemeenten kunnen dan nog voor de vaststelling van het bestemmingsplan onze adviezen en kritiek verwerken. In 2006 ontvingen we 212 bestemmingsplannen om te beoordelen en 270 verzoeken om een verklaring van geen bezwaar. Met een verklaring van geen bezwaar (artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) kunnen gemeenten afwijken van een geldend bestemmingsplan en bijvoorbeeld een bouwvergunning verlenen. In de meeste gevallen hebben we de bestemmingsplannen goedgekeurd en de gevraagde verklaringen van geen bezwaar afgegeven. We hebben 105 beschikkingen hogere waarde Wet geluidhinder afgegeven. De toetsing van de ruimtelijke ordeningsplannen van gemeenten is voor 94 procent verricht binnen de gestelde termijnen.
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä9Z`lVa^iZ^ikVcYZY^ZchikZgaZc^c\'.
IVWZa,KZg\jcc^c\Zc KZg\jcc^c\
EaVc
Dei^_Y EZgXZciV\Zdei^_Y
KVVglZ\Zc Dci]Z[Òc\lZ\ZckZgdgYZc^c\
(*%
((&
('&
.,
Dci]Z[Òc\hX]ZZekVVgikZgdgYZc^c\
(*%
('*
&--
*-
Dci]Z[Òc\lZ\ZckZg`ZZghlZi
&%%%
*')
*'(
&%%
IdiVVa
,%%
'#&-%
'#%('
.(
&%
&&
&&
&%%
*%
)*
)%
-.
')%
',-
&,'
+'
&
&
&
&%%
'
(
(
&%%
LViZghX]VehVVc\ZaZ\Zc]ZYZc
&
&
&
&%%
'.)
('-
'&,
++
-
*
(
+%
')
&-
&-
&%%
IdiVVa
('
'(
'&
.&
HVcZg^c\heaVc
&,%
&')
.(
,*
7ZddgYZa^c\ZkVajVi^ZgVeedgiZc
&*%
&.-
&(+
+.
7ZddgYZa^c\dcYZgodZ`hgVeedgiZc
'*%
&(&
-'
+(
7Zhaj^iJc^[dgbZHVcZg^c\Zc7JH
-%
-*
,'
-*
Dci]Z[Òc\ZcdcYZg]djYhWV\\Zg
'%
'.
'*
-+
+,%
*+,
)%-
,'
&,*
&*)
-)
**
BZaY^c\kjjglZg`
dcWZ`ZcY
&(,
&(+
..
DciWgVcY^c\hidZhiZbb^c\
dcWZ`ZcY
.%
-(
.'
&,*
'',
'&.
.+
IdiVVa >ciZ\gVValViZgWZ]ZZg Dci]Z[Òc\kZgdgYZc^c\odg\ea^X]i g^daZg^c\Zc
7dYZbhVcZg^c\ 7ZhX]^``^c\:gchi$Jg\Zci^Z
IdiVVa LZib^a^ZjWZ]ZZg LZib^a^ZjWZ]ZZgkZg\jcc^c\ZcZc bZaY^c\Zc KjjglZg`WZhaj^i
IdiVVa
(%7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä9Z`lVa^iZ^ikVcYZY^ZchikZgaZc^c\
KZg\jcc^c\
EaVc
Dei^_Y EZgXZciV\Zdei^_Y
LZi]n\^
cZZckZ^a^\]Z^YWVY"Zc olZb\ZaZ\Zc]ZYZc &%%
'%
+
+
&-
&)
&%
,&
*
&(
&(
&%%
'(
',
'(
-*
&-%
&-
&(
,'
Dci]Z[Òc\;adgV"Zc[VjcVlZi
*%
',
',
&%%
6Vcl^_o^c\;adgV"Zc[VjcVlZi
*
%
%
c#k#i#
Kg^_hiZaa^c\;adgV"Zc[VjcVlZi
'
%
%
c#k#i#
'%
%
%
c#k#i#
-
+
+
&%%
*%
')
')
&%%
Dci]Z[Òc\L]kWo Dci\gdcY^c\Zc KZg\jcc^c\Dci\gdcY^c\hlZi IdZih^c\gZ\^higVi^ZhDci\gdcY^c\hlZi IdiVVa CVijjg KZg\jcc^c\CVijjgWZhX]Zgb^c\hlZi
6Yk^ZhCVijjgWZhX]Zgb^c\hlZiVVc ACK 6Yk^ZhCVijjghX]ddclZiVVc b^c^hiZg^ZACK BZaY^c\7dhlZiVYk^ZhVVcb^c^hiZg^Z ACK
&
&
&%%
(&+
,+
,%
.'
&%
)
)
&%%
&%%
.)
-(
--
&*%
&&-
&%.
.'
(%%
',%
'*+
.*
\Zaj^Y]^cYZg
&%%
&%*
&%*
&%%
IdiVVa
+*%
*-,
**(
.)
)#%**
)#&.%
(#+)-
-,
b^c^hiZg^ZACK IdiVVa AVcYhX]Ve Dci]Z[Òc\ZclddchX]^e$dehX]g^[iAk '%%* Gj^biZa^_`ZDgYZc^c\
IdiVVakZg\jcc^c\Zc
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä9Z`lVa^iZ^ikVcYZY^ZchikZgaZc^c\(&
(#)=VcY]Vk^c\ De provincie werkt aan een schoon, veilig en duurzaam Noord-Holland. Dit doen we samen met andere partijen. Echter, wanneer sprake is van bedreiging van veiligheid, volksgezondheid en milieu, is het ónze verantwoordelijkheid om op te treden. We handhaven de regels direct en strikt. Het gaat immers om bedreigingen die onomkeerbare schade aan ons leefmilieu kunnen toebrengen. Om naleving van de regels te bevorderen, houden we toezicht, waarbij we werken met vastgelegde prioriteiten. Waar we op basis van analyse overtredingen verwachten, controleren we vaker. Bij het overtreden van kernbepalingen (de belangrijkste voorschriften), treden we in beginsel direct strafrechtelijk en/of bestuursrechtelijk op. Speciale aandacht heeft de bestrijding van milieucriminaliteit. Sinds 1997 is er een team milieucriminaliteit. Dit team verschaft inzicht in de omvang van milieucriminaliteit, de bestrijding van milieucriminaliteit en ondersteunt het uitvoeren van strafrechtelijke onderzoeken. Slechts in uitzonderlijke gevallen, maken we gebruik van onze bevoegdheid te gedogen. We volgen hierbij het landelijk gedoogkader van de ministers van VROM en Verkeer en Waterstaat. Ook verbeteren we het naleefgedrag via voorlichting en subsidieverlening. Sinds 1 januari 2006 zijn de vergunningverlening en de handhaving gescheiden. De sector Handhaving met circa 55 toezichthouders, is nu verantwoordelijk voor alle handhaving. Voorheen was de handhaving verdeeld over verschillende afdelingen. Ook is in 2006 het Handhavingsuitvoeringsprogramma 2007-2008 vastgesteld. Hierin staan de doelen en
prioriteiten die we met het toezicht nastreven en de handhavingsstrategie waarmee we de doelen willen bereiken. (#*HjWh^Y^Zh Jaarlijks ontvangen we honderden subsidieverzoeken. Vaak gaat het om projecten op het gebied van cultuur en sociaal beleid, maar ook voor projecten op het gebied van economie, natuur, toerisme en ruimtelijke ordening geven we veel subsidies. Voorwaarde daarbij is altijd dat de organisaties met hun activiteiten bijdragen aan onze beleidsdoelstellingen. Vanaf 1 januari 2006 worden alle subsidiebesluiten voorbereid door de sector Subsidies. De sector Subsidies zorgt voor een efficiënte, effectieve, klantgerichte en rechtmatige uitvoering van alle subsidieregelingen binnen de provincie Noord-Holland. Klantgericht betekent onder meer dat we besluiten tijdig nemen. In 2006 is 85 procent van de 1.991 ingediende subsidieaanvragen op tijd afgehandeld. Hiermee is de doelstelling van negentig procent niet gehaald. Deze cijfers gelden overigens voor de subsidies op basis van deelverordeningen. Voor de lijst buiten verordening is de tijdigheid niet geregistreerd, vanwege een interne overgang van de beleidafdelingen naar de sector Subsidies. In 2007 gebeurt dit wel via een nieuw geautomatiseerd systeem. In de praktijk staat tijdige besluitvorming soms op gespannen voet met andere uitgangspunten zoals financiële rechtmatigheid. Bij de uitvoering kan blijken dat de subsidieregeling onvoldoende duidelijk de doelgroep of berekeningswijze van de subsidie omschrijft. Voor de uitvoering is dan eerst overleg nodig met het bestuur, waardoor de
IVWZa-=VcY]Vk^c\hgZhjaiVVi =VcY]Vk^c\hgZhjaiVVi'%%+
9dZa'%%+
GZhjaiVVi'%%+
EZgXZciV\Z\ZeaVcYZXdcigdaZhYVi^hj^i\ZkdZgY
.%(*&.
.%l(&+%
8dcigdaZhde\gdcYkVchVcXi^ZWZaZ^Y
.%
bZZgYVc.%
&%%+)VcVanhZh
+)VaaZ\ZbZZciZc
eZgXZciV\Zj^i\ZkdZgY
('7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä9Z`lVa^iZ^ikVcYZY^ZchikZgaZc^c\
besluitvorming meer tijd kost. Ook is in enkele gevallen een begrotingswijziging nodig, voordat we de subsidieaanvragen kunnen afhandelen. Subsidieaanvragers worden standaard geïnformeerd over de eventuele vertraging. In 2006 hebben we alle subsidieverordeningen aangepast met het oog op de uitvoerbaarheid en rechtmatigheid. Dit moet ervoor zorgen dat het percentage tijdig afgehandelde aanvragen stijgt. Behalve op tijd, moeten de subsidiebesluiten ook rechtmatig zijn. In 2006 heeft de sector Subsidies 2.238 subsidiebesluiten genomen. Dit zowel op basis van deelverordeningen als via begrotingsposten. Daarbij werden 781 aanvragen afgewezen. We ontvingen 41 bezwaarschriften van subsidieaanvragers. De Hoor- en Adviescommissie van de provincie NoordHolland verklaarde drie bezwaarschriften gegrond.
De provincie werkt aan een verzakelijking van het subsidiebeleid. We streven naar zakelijke en transparante subsidierelaties waarbij de wederzijdse verantwoordelijkheden duidelijk zijn. Dit leidde in 2006 tot belangrijke beleidswijzigingen. Zo willen we ons beperken tot cofinanciering. Subsidieontvangers moeten zo min mogelijk volledig afhankelijk zijn van de provincie. Het afgelopen jaar hebben we daarom voornamelijk ‘tekortsubsidies’ verleend. Tekortsubsidies zijn een tegemoetkoming in de kosten voor een activiteit. Bij het niet doorgaan van de activiteit of het lager uitvallen van de kosten, kan de provincie de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Daarnaast zijn subsidieontvangers nu standaard verplicht een verslag te leveren over de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten. Ook een financieel verslag is verplicht, bij subsidies van 50.000 euro of meer, is ook een accountantverklaring nodig.
IVWZa.HjWh^Y^ZkZgaZc^c\deWVh^hkVcYZZakZgdgYZc^c\Zc DcYZglZge EZgXZciV\Z\ZeaVcYZ XdcigdaZhYVi^hj^i\ZkdZgY
7ZYgV\
6VciVa
6VciVa
6VciVa
6VciVa
6[\Z"
6[\Z"
j^i\Z`ZZgYZ
VVc"
kZg"
V[\Z"
deZc"
]VcYZaY
]VcYZaY
hjWh^Y^Zh
kgV\Zc
aZZcYZ
lZoZc
hiVVcYZ
W^ccZc
Wj^iZc
hjWh^Y^Zh
hjWh^Y^Zh
hjWh^Y^Zh
iZgb^_c
iZgb^_c
Egd[Zhh^dcZaZ edY^jb`jchiZc
'(%#*&*
'-
&%
&-
"
'+
'
'%#&+&
-
+
"
'
'
+
bdcjbZciZc
-'*#,**
(&
'*
)
'
&-
&(
BdaZchCddgY"=daaVcY
&,+#()*
&(%
&''
*
(
&'+
)
7Z\ZaZ^Y^c\VbViZjgoVc\
&%,#*)(
*&
(.
.
(
'*
'+
dcYZghiZjc^c\
&((#+)(
&,
&(
)
"
.
-
I]ZViZg`gZY^ZiZc
&),+(
+-
)*
'&
'
'-
)%
8jaijgZaZeaVcdad\^Z
&(.#,(+
,
+
"
&
(
)
+()#*-,
&-.
&%)
,.
+
&+%
'.
(--#(+*
'%
&*
)
&
&.
&
&.#(+%
&
&
"
"
&
"
EVgi^X^eVi^ZZcZYjXVi^ZkZ VgX]Zdad\^Z GZhiVjgVi^ZZcdcYZg]djY
BjhZjbdcYZghiZjc^c\ i^_YZa^_`egd[Zhh^dcZaZ
8jaijjgZYjXVi^ZZc eVgi^X^eVi^Z 7ZZaYZcYZ`jchiZc kdgb\Zk^c\ IdihiVcY`db^c\ WVh^hW^Wa^di]Z`Zc
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä9Z`lVa^iZ^ikVcYZY^ZchikZgaZc^c\((
DcYZglZge EZgXZciV\Z\ZeaVcYZ XdcigdaZhYVi^hj^i\ZkdZgY
7ZYgV\
6VciVa
6VciVa
6VciVa
6VciVa
6[\Z"
6[\Z"
j^i\Z`ZZgYZ
VVc"
kZg"
V[\Z"
deZc"
]VcYZaY
]VcYZaY
hjWh^Y^Zh
kgV\Zc
aZZcYZ
lZoZc
hiVVcYZ
W^ccZc
Wj^iZc
hjWh^Y^Zh
hjWh^Y^Zh
hjWh^Y^Zh
iZgb^_c
iZgb^_c
>c[gVhigjXijjg )(,#,&*
&*
&%
&
)
&*
"
'*-#&*'
&)
.
)
&
&)
"
'%'#-&%
-
*
"
(
-
"
.'-#.+,
&,
&+
"
&
&+
&
,*#-'(#+,-
'*
&.
'
)
)
'&
'#).)#,+'
&,*
('
&)&
'
&+,
-
"
&
"
&
"
&
"
%-%#'%%
&*
.
+
"
&(
'
'+.#-(.
&-
&'
+
"
&,
&
lZao^_c!odg\
%%%#%%%
*
*
"
"
*
"
LdcZcEajh
(*-#'&(
'%
&)
*
&
&.
&
)+*#(-.
&-
&&
+
&
&)
)
)*#%%%
&,*
(%
&)*
"
&,*
"
')+#%.%
*
*
"
"
*
"
'#&*)%%
&*(
+&
,&
'&
&((
'%
&*)#(%%
*
'
"
(
)
&
*)(%
+)
*(
"
&&
*.
*
(#+('#(+,
))
(+
*
(
(+
-
'#%*-#+,)
-(
,,
&
*
)&
)'
'%%
&,
-
.
"
&*
'
WVh^hW^Wa^di]Z`Zc KZgc^Zjl^c\h\ZaYZc W^Wa^di]Z`Zc Dg\Vc^hVi^Z`dhiZckdgb^c\ WVh^hW^Wa^di]Z`Zc Egd_ZXihjWh^Y^Zh_Zj\Yodg\ CddgY"=daaVcY HjWh^Y^ZkZgdgYZc^c\ ?Zj\Yodg\CddgY"=daaVcY '%%* HdX^VVaWZaZ^Y L^_`hiZjcejciZc7gZZY '%%*"'%%. @aZ^chX]Va^\ldcZcCddgY" =daaVcY'%%*"'%%. Hi^bjaZg^c\dcYZghiZjc^c\ bVciZaodg\CddgY"=daaVcY Odg\kZgc^Zjl^c\$ldcZc!
ckZhiZg^c\h^bejahAVcYZa^_`
()7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä9Z`lVa^iZ^ikVcYZY^ZchikZgaZc^c\
DcYZglZge EZgXZciV\Z\ZeaVcYZ XdcigdaZhYVi^hj^i\ZkdZgY
7ZYgV\
6VciVa
6VciVa
6VciVa
6VciVa
6[\Z"
6[\Z"
j^i\Z`ZZgYZ
VVc"
kZg"
V[\Z"
deZc"
]VcYZaY
]VcYZaY
hjWh^Y^Zh
kgV\Zc
aZZcYZ
lZoZc
hiVVcYZ
W^ccZc
Wj^iZc
hjWh^Y^Zh
hjWh^Y^Zh
hjWh^Y^Zh
iZgb^_c
iZgb^_c
Kddgj^iadeZcYde YZZakZgdgYZc^c\ VgWZ^YhbVg`iegd_ZXiZc
(,*)+
&%
&%
"
"
&%
"
LViZg
,*%#%%%
&.
&%
.
"
&.
"
,-#',+
&
&
"
"
&
"
,(.#-*%
'*
-
&,
"
''
(
,(.#-*%
')
"
"
')
')
"
*#+%%#,,-
'&
'%
&
"
&.
'
"
&
"
&
"
&
"
*#&()#*'(
)+
"
"
)+
)+
"
C=?bdcY JC6egd\gVbbV KZgc^Zjl^c\h^bejah DeZcajX]igZXgZVi^Z Dcil^``Za^c\hhVbZc"
'*)#&%&
.
,
'
"
,
'
'#*).#%%-
+&
)-
"
&(
*+
*
*#*)*#,),
(*
-
"
',
'.
+
)+*#&(.
'%
&+
)
"
&.
&
'')'#%-.
''&
-*
&(+
"
'&-
(
)-#%%%
+
+
"
"
*
&
WZaZ^Y
"
+*
"
+)
&
(%
(*
IdiVVa
&(-#..+#-++
..&
%&.
,-&
&.&
+-)
(%,
lZg`^c\ >HK>> AdXVi^Z\ZWdcYZchjWh^Y^Zh hiVYh\ZlZhiZc7AH AVcYWdjlZck^hhZg^_C= '%%) @aZ^cZ^c[gVhigjXijjgZc \ZYgV\hWZckadZY^c\ 7jjgiWjhhZc 6VckgV\Zcc^ZideWVh^hkVc
IVWZa&%6cVanhZV[\ZlZoZchjWh^Y^ZhdeWVh^hkVcYZZakZgdgYZc^c\ GZYZcV[l^_o^c\
6VciVaV[l^_o^c\Zc
de^c]djY
'++
dehjWh^Y^ZeaV[dcY
(+%
^c\Zigd``ZcYddgVVckgV\Zg
).
c^Zi^cWZ]VcYZa^c\\ZcdbZc
&'
dkZg^\
.)
IdiVVa
,-&
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä9Z`lVa^iZ^ikVcYZY^ZchikZgaZc^c\(*
IVWZa&&HjWh^Y^ZhdeWVh^hkVcWZ\gdi^c\hedhiZca^_hiWj^iZckZgdgYZc^c\ Egd\gVbbVZcdcYZglZge
7ZYgV\
6VciVaVVckgV\Zc 6VciVaidZ\Z`ZcY
Egd\gVbbV'7ZhijjgZcVcYZgZdkZg]ZYZc &'*#%%%
&
&
.',#'',
&.
&.
:M>C=GZ\^dcZi
&&+#-%%
+
+
CdiVidZ`dbhikVhiDK
'.*#'.%
(
(
))(#+%%
'
'
8dgY^cVi^ZejciZcb^a^ZjWZaZ^Y
-+#*%%
+
+
B^a^Zj[ZYZgVi^ZCddgY"=daaVcY
(+%#.,*
'
'
8gdhh
(.(#,%%
&
&
Egdk^cX^VVaj^ikdZg^c\hegd\gVbbV:miZgcZKZ^a^\]Z^Y
(&(#*%%
&&
&&
Dcil^``Za^c\$WZkdgYZg^c\YjjgoVbZZcZg\^ZWgdccZc
+%#%%%
&
&
),-#%%%
(
(
,(*#%%%
+
+
.&**%
'
'
GZgZVi^Zegd_ZXiZc
,%.+%
&'
&'
7^_YgV\Zc^chiZaa^c\ZckddgcVijjgWZ]ZZg
'#.&'#.&-
+
+
@Zcc^hZc^ccdkVi^Z
(*%#%%%
(
(
J^ikdZg^c\ZXdcdb^hX]ZV\ZcYV
-'-#+*&
(
(
AjX]i"ZcoZZ]VkZcgZ\^dÉh
'*-))
(
(
DcYZgl^_hZcVgWZ^YhbVg`iegd_ZXiZc
+**)+
&'
&'
HI>K6H
*')#,%%
&
&
6\g^edgi
)*#%%%
&
&
(*#*%%
)
)
.'-#.+-
)
)
CddY]jae?VkV Egd\gVbbV(LZ\Zc!kZg`ZZgZcbdW^a^iZ^ihbVcV\ZbZci HjeeaZi^ZW^_YgV\ZcLK<"\ZbZZciZc Egd\gVbbV)DeZcWVVgkZgkdZg
Egd\gVbbV*LViZg >ciZ\gVVaLViZgWZ]ZZg Egd\gVbbV+B^a^Zj
7^_YgV\ZcgZ\^Z]VcY]Vk^c\hhVbZclZg`^c\Zc egd[Zhh^dcVa^hZg^c\ Egd\gVbbV,GZXgZVi^ZZcidZg^hbZ!cVijjgZcaVcYhX]Ve AVcY^cg^X]i^c\hegd_ZXiZc 6Xi^k^iZ^iZceaVcidZg^hbZCddgY"=daaVcY
Egd\gVbbV-:Xdcdb^ZZcaVcYWdjl
AVcYWdjliZciddchiZaa^c\Zc GZ\^dcVVaZXdcdb^hX]hi^bjaZg^c\hegd\gVbbV
(+7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä9Z`lVa^iZ^ikVcYZY^ZchikZgaZc^c\
Egd\gVbbVZcdcYZglZge
7ZYgV\
6VciVaVVckgV\Zc 6VciVaidZ\Z`ZcY
Egd\gVbbV.LZao^_cZc_Zj\Yodg\ '(#'%%
&
&
+#'.-#+-.
)
)
7^_YgV\ZchedgiVX]iZghiVcYh\gdZeZc
&*-#-)*
'
'
IZaZ[dc^hX]Z]jaeY^ZchiZc
*%*#&%%
(
(
*#%%%
&
&
&.*#%%%
&
&
6ccZ;gVc`hi^X]i^c\ HiZjc[jcXi^Z"^chiZaa^c\Zcodg\
HiZjcejciVji^hbZ 7Zhig^_Y^c\]j^hZa^_`\ZlZaY
&*#%%%
&
&
,',#+.&
&%
&%
'%%#%%%
+
+
7^_YgV\ZgZ\^dcVaZgVY^d
+#..-#+'-
&
&
7^_YgV\ZgZ\^dcVaZiZaZk^h^Z
*#.+,.*
&
&
7^_YgV\ZcgZ\^dcVaZhiZjc[jcXi^Zh`jchiZYjXVi^Z
.,(#'%%
,
,
7^_YgV\ZcVXi^k^iZ^iZcHi^X]i^c\6gi^VcXZ
'&.#*)(
&
&
7^_YgV\ZcZg[\dZYZYjXVi^Z
',*#%%%
'
'
=j^hVgihZcdcYZgodZ`LViZgaVcYo^Z`Zc]j^h 7^_YgV\Zcodg\kgV\ZghWZaZ^Y :M>C=egd_ZXiZcodg\lZao^_caVcYZa^_`\ZW^ZY Egd\gVbbV&%@jchi!XjaijjgZcZYjXVi^Z
&*#%%%
&
&
)"_Vg^\Zi]ZViZg\gdZeZc
'%)#+,-
,
,
7^_YgV\ZHi^X]i^c\@jchiZc8jaijjg
(%-#+%%
&
&
'+*#%%%
&
&
7^_YgV\Zc@jchij^iaZZc\ZbZZciZc
&'%%)
&%
&%
7^_YgV\Zc`ZgcedY^Vedebjo^Z`
&%-#,&*
,
,
7^_YgV\Z;dcYhkddgedY^jbegd\gVbbVg`Zi^c\
')*#,%%
&
&
)*#)%%
&%
&%
HijY^dBZ`Vc^Z`$lZg`\gdZeAdYZl^_`CVedaZdc
9Z@VgVkVVc
7^_YgV\ZcÒab]j^oZc
'.#*%%
&
&
BjhZjbWZaZ^YBjhZVVa=^hidg^hX]EZgheZXi^Z[
+++#)%%
&
&
Egdk^cX^VVahiZjcejciVbViZjg`jchi$hi^X]i^c\YZ`jchi
+'+#)%%
&
&
'*#%%%
&
&
',(#-)%
*
*
)#'*(#),&
'
'
Hi^X]i^c\Egdk^cX^VaZ6iaVhCddgY"=daaVcY
7ZZaY`lVa^iZ^iheaVc J^ikdZg^c\cdiVXjaijgZZaZg[\dZY Hi^X]i^c\EgdW^Wa^d 7^_YgV\ZclZiZchX]VeeZa^_`ZW^Wa^di]Z`Zc
(,(#%%%
'
'
DcYZghiZjc^c\WVh^hW^Wa^di]Z`ZckZgYZa^c\g^_`h\ZaY
*&,,.
)(
)(
KZgc^Zjl^c\h\ZaYEgdW^Wa^dHDD7Y^\^iVaZW^Wa^di]ZZ`
'+,#-)%
&
&
*%#.-(#(.-
'),
'),
IdiVVahjWh^Y^Zha^_hiWj^iZckZgdgYZc^c\
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä9Z`lVa^iZ^ikVcYZY^ZchikZgaZc^c\(,
(#+;^cVcX^
aZOV`Zc 7ZiVaZc Voor de aankoop van producten en diensten, ontvingen we in het afgelopen jaar 31.278 facturen. Ook stonden er nog 1.307 facturen uit 2005 open. We streven ernaar om facturen binnen dertig dagen te betalen.
DcikVc\Zc In 2006 hebben we 2.686 facturen verstuurd, duizend minder dan in 2005. De daling van het aantal verzonden facturen zet hiermee door. Eind 2006 stonden nog 595 facturen open. Eind 2005 waren dit er 281. In de categorie meer dan negentig dagen, staan 33 vorderingen langer dan een jaar open. In 2005 waren dit er acht, in 2004 was dit aantal 210.
IVWZa&'IZWZiVaZc[VXijgZc GZhjaiVVi`lVgiVaZc KddgWZZaYiZ`hi DcikVc\Zc[VXijgZc 6Vc\ZaZkZgYZWZiVVagjchVVcIgZVhjgn 7ZiVVaYZ[VXijgZc
'%%* &
'
(
&%#%)'
,#(,(
,#'()
)&
))
)-
-#%,'
,#*,-
+#),'
'%%+ &
'
(
)
-#+(* &%#*&-
,#(%)
,#&.,
+#'*.
)+
()
(+
(%
()
-#,)%
,#.%'
,#-,%
+#)(&
-#('-
(-
+.
*,
*,
)
7ZiVVaYW^ccZc(%YV\Zc
IVWZa&(KZgodcYZc[VXijgZc GZhjaiVVi`lVgiVaZc KddgWZZaYiZ`hi
'%%*
'%%+
&
'
(
)
&
'
(
)
*,'
,',
,)(
+(-
+(%
)&)
,',
.&*
DeZchiVVcYZ[VXijgZcidi(%YV\Zc
(+,
&)-
&++
&+*
&++
&*%
))*
(&*
DeZchiVVcYZ[VXijgZckVc(%idi+%YV\Zc
&.-
*-
+%
(-
&&*
(+
).
&)&
DeZchiVVcYZ[VXijgZckVc+%idi.%YV\Zc
')
%
''
&)
&%
'-
&%
'&
DeZchiVVcYZ[VXijgZckVc.%idi&-%YV\Zc
'+
*'
'+
()
'+
**
'+
*)
DeZchiVVcYZ[VXijgZckVc&-%idi(+*YV\Zc
&-
%
&-
''
'%
(+
*-
(&
DeZchiVVcYZ[VXijgZcaVc\ZgYVc&_VVg
'+
')
.
-
&&
&(
'.
((
+*.
'-'
(%&
'-&
()-
(&-
+&,
*.*
KZgodcYZc[VXijgZc
IdiVVadeZchiVVcYZ[VXijgZc
IVWZa&)KZgodcYZcVVcbVc^c\Zc GZhjaiVVi`lVgiVaZc
'%%*
'%%+
&
'
(
)
&
'
(
)
&&(
&.-
'+(
&)+
&.,
&.&
&*-
((.
KZgodcYZcilZZYZVVcbVc^c\Zc
('
&((
&',
*.
-+
.,
.*
.+
J^i]VcYZc\Z\ZkZckdgYZg^c\Zc
*
*
%
&
'
%
'
&%
KddgWZZaYiZ`hi KZgodcYZcZZghiZVVcbVc^c\Zc
9dhh^Zg\ZhadiZc Cd\^cWZ]VcYZa^c\ Dc^cWVVgkZg`aVVgYZkdgYZg^c\Zc
%
+
%
+
&
%
%
.
&)
&(
&(
-
.
.
&&
&'
)
%
'
(
%
%
%
%
(-7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä9Z`lVa^iZ^ikVcYZY^ZchikZgaZc^c\
Water
Een glas water uit de kraan, droge voeten en een goed waterpeil in de sloot. Het is minder vanzelfsprekend dan het lijkt. Water is schaars, zelfs in Noord-Holland, maar soms is er ook te veel water en dreigt een overstroming. Samen met het Rijk en de waterschappen zorgen we voor het waterbeheer in Noord-Holland. Veiligheid staat daarbij voorop.
=DD;9HIJ@)
@aVX]iZcZcWZolVVghX]g^[iZc Wie ontevreden is over hoe hij is behandeld door een ambtenaar of bestuurder kan een klacht indienen. Onze klachtenregeling zorgt voor een zorgvuldige behandeling van de klachten. Daarnaast kunnen belanghebbenden tegen bijna alle besluiten van de provincie bezwaar maken. Klachten over de inhoud van beleid of over algemene voorschriften zijn niet mogelijk. Dit zijn namelijk democratische besluiten, genomen na inspraak.
@aVX]iZc`VbZg Als bemiddeling niet helpt, of als de klager geen prijs stelt op bemiddeling, gaat de klacht naar de klachtenkamer van de Hoor- en Adviescommissie. De Hoor- en Adviescommissie kan een hoorzitting houden. Uiteindelijk geeft zij een advies aan het bestuur over de reactie op de klacht. Ook geeft zij aanbevelingen voor de toekomst. In 2006 heeft de klachtenkamer geen klachten hoeven behandelen.
)#&8ZcigVVaBZaYejci@aVX]iZc Klachten over de provincie komen binnen bij het Centraal Meldpunt Klachten. De medewerkers van dit meldpunt, proberen altijd eerst via bemiddeling tot een bevredigende oplossing te komen. In 2006 heeft het meldpunt 36 klachten ontvangen. 25 klachten zijn via bemiddeling tussen klager en de betrokken beleidsafdeling, relatief snel afgehandeld: gemiddeld binnen een maand. In een klein aantal gevallen duurde de afhandeling langer. Dit doordat meer uitgebreide informatie-uitwisseling met de klager nodig was.
CVi^dcVaZDbWjYhbVc Is de klager het niet eens met het oordeel van de Hoor- en Adviescommissie en de reactie van het bestuur, dan kan hij het ‘hogerop zoeken’ bij de Nationale Ombudsman in Den Haag. Deze doet vervolgens een bindende uitspraak. In 2006 dienden twee klagers een verzoekschrift in bij de Nationale Ombudsman. Eén verzoekschrift is afgewezen, het andere is nog in behandeling.
IVWZa&*>c\ZY^ZcYZ`aVX]iZcZcV[]VcYZa^c\'%%("'%%+
6VciVa`aVX]iZc 6[\Z]VcYZaYYddg8dbb^hh^ZBZaYejci@aVX]iZc 6[\Z]VcYZaYYddg=ddg"Zc6Yk^ZhXdbb^hh^Z
'%%(
'%%)
'%%*
'%%+
(*
(&
(*
(+
'-
''
(%
(.
)
*
*
"
'
"
"
"
6cYZghV[\ZYVVcYddgXdbb^hhVg^hkVcYZ`dc^c\^cd[ egdk^cX^VVaWZaVhi^c\^cheZXiZjg
"
&
)
&
)!*lZ`Zc
)lZ`Zc
)lZ`Zc
)lZ`Zc
Cd\^cWZ]VcYZa^c\
Y^io^_cYZ`aVX]iZckVc'%%+(+ZcYZ`aVX]iZckVc'%%*cd\^cWZ]VcYZa^c\lVgZc
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä@aVX]iZcZcWZolVVghX]g^[iZc)(
J^i`dbhiZc`aVX]iZcWZ]VcYZa^c\ Vier klachten die binnenkwamen bij het Centraal Meldpunt Klachten gingen niet over de provincie. Deze klagers en klachten hebben we voor zover mogelijk doorgestuurd naar de juiste instantie. Twintig klachten waren ongegrond en elf (gedeeltelijk) gegrond. Een klacht is nog in behandeling. )#'B^a^Zj`aVX]iZciZaZ[ddc Voor milieuklachten kunnen inwoners 24 uur per dag gratis de Milieuklachtentelefoon bellen. We onderzoeken de klachten en gebruiken de klachten bij het vaststellen van de handhavingfrequentie en het opstellen van (nieuwe) vergunningvoorschriften. Vergeleken met 2005, zijn de klachten over stank in 2006 toegenomen. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het warme
weer in 2006. Aangetoond is dat mensen bij warm weer eerder stank ervaren. Zij zijn dan vaker buiten en de warmte zorgt eerder voor stank. BZaY^c\ZckVcWZYg^_kZc Ook bedrijven bellen de Milieuklachtentelefoon. Bedrijven die krachtens de Wet milieubeheer een vergunning hebben gekregen, zijn verplicht om ongewone, en dus niet vergunde, voorvallen bij ons te melden. De provincie is in 2005 de meldplicht strenger gaan handhaven. Het strenge toezicht is in 2006 voortgezet met als resultaat meer meldingen. )#(6[]VcYZa^c\WZolVVghX]g^[iZc Belanghebbenden kunnen tegen bijna alle besluiten van de provincie bezwaar maken.
IVWZa&+J^i`dbhiZc`aVX]iZcWZ]VcYZa^c\
\ZYZZaiZa^_`\Z\gdcY
'%%(
'%%)
'%%*
'%%+
,
&%
&'
&&
dc\Z\gdcY
&)
&+
&&
'%
\ZYZZaiZa^_`c^Zi"dcikVc`Za^_`
&&
&
&'
)
'%%(
'%%)
'%%*
'%%+
HiVc`
.'-
,+-
-**
&))
*+,
*&)
+%-
*),
DkZg^\/hid[!WdYZb!V[kVa!gdd`!gdZi!lViZg
-&%
.&(
%,.
*+'
'#(%*
'#&.*
'#*)'
'#'*(
'%%(
'%%)
'%%*
'%%+
Gdd`
*-'
*-+
+')
.*.
Hid[
*+&
'.(
(('
(-&
DkZg^\/V[kVa!WdYZb!lViZg!hiVc`!\Zaj^Y
'*,
(,(
,*'
'#*.'
IdiVVa
'#)%%
'#'*'
'#,%-
(#.('
IVWZa&,B^a^Zj`aVX]iZc
IdiVVa
IVWZa&-BZaY^c\Zc
))7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä@aVX]iZcZcWZolVVghX]g^[iZc
De Hoor- en Adviescommissie behandelt de bezwaarschriften en brengt advies uit aan Gedeputeerde Staten. Deze commissie bestaat uit leden van Provinciale Staten en een onafhankelijke externe voorzitter. Het commissiesecretariaat informeert een bezwaarmaker over de gang van zaken en de wettelijke eisen waaraan een bezwaarschrift moet voldoen. De Hoor- en Adviescommissie kan ook adviseren het bezwaar niet te behandelen. Bijvoorbeeld omdat de bezwaarmaker zonder goede reden een bezwaarschrift te laat heeft ingediend of omdat de bezwaarmaker geen direct belang heeft bij het besluit. Is wel sprake van een ontvankelijk bezwaar, dan volgt een inhoudelijke behandeling. Meestal organiseert de Hoor- en Adviescommissie een hoorzitting. Hier kunnen zowel de bezwaarmaker als de provincie hun standpunt toelichten. De commissie oordeelt of het bezwaar gegrond is en geeft aan of zij vindt dat Gedeputeerde Staten het besluit moet herroepen. De beslissing is uiteindelijk aan Gedeputeerde Staten. Is een bezwaarmaker het niet eens met het besluit op het bezwaarschrift dan kan hij in beroep gaan bij de bestuursrechter. 9Z=ddg"Zc6Yk^ZhXdbb^hh^Z^c'%%+ Binnen tien weken na ontvangst van een bezwaarschrift, moet er een besluit volgen. De Hoor- en Adviescommissie wilde in 2006 minimaal 85 procent van haar adviezen op tijd uitbrengen aan het provinciaal bestuur. Dat wil zeggen binnen acht weken na ontvangst van een bezwaarschrift. Eerder is niet mogelijk. Omdat een besluit kan leiden tot meerdere bezwaarschriften, houdt de Hoor- en Adviescommissie pas een hoorzitting na afloop van de bezwaartermijn van zes weken. Zij kan dan alle bezwaarmakers horen en één advies uitbrengen. In 2006 heeft de Hoor- en
Adviescommissie 93 procent van de adviezen op tijd uitgebracht, in 2005 was dit zeventig procent. Omdat sommige zaken ingewikkeld zijn, is het niet mogelijk om alle adviezen op tijd uit te brengen. Na het advies van de Hoor- en Adviescommissie, beslissen Gedeputeerde Staten of zij het besluit waartegen bezwaar is gemaakt herroepen. In 2006 kreeg de bezwaarmaker in 55 procent van de gevallen op tijd de beslissing. Dit percentage is laag in vergelijking met het hoge aantal tijdige adviezen van de Hoor- en Adviescommissie. Dit is een effect van de reorganisatie: het team Beroep dat de beslissingen op bezwaar voorbereidt, kampte met een tekort aan personeel. De toename van het aantal bezwaarschriften heeft te maken met één besluit over een ontheffing voor een woonboot waarop 65 bezwaarschriften binnenkwamen. In 2006 bracht de Hoor- en Adviescommissie 166 adviezen uit. Dit aantal komt niet overeen met het aantal bezwaarschriften omdat: • Bezwaarschriften zijn ingetrokken (43) of doorgestuurd (5). • Bezwaarschriften op verzoek van het bestuur of de bezwaarmaker zijn aangehouden (17). • De Hoor- en Adviescommissie geen advies heeft uitgebracht over de bezwaarschriften die in de tweede helft van november en in december zijn ontvangen. • De Hoor- en Adviescommissie in 2006 advies heeft uitgebracht over bezwaarschriften die eind 2005 zijn binnengekomen. • Sommige bezwaarschriften ambtelijk worden afgehandeld. Vergeleken met 2005 heeft de Hoor- en Adviescommissie in 2006 minder vaak geadviseerd het
IVWZa&.6VciVaWZolVVghX]g^[iZc
6VciVaWZolVVghX]g^[iZc
'%%%
'%%&
'%%'
'%%(
'%%)
'%%*
'%%+
&*,
'+*
')&
'(.
'%+
&,*
'(*
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä@aVX]iZcZcWZolVVghX]g^[iZc)*
bestreden besluit te herroepen. In 2005 verklaarde de commissie een groot aantal bezwaarschriften tegen het verlenen van ontheffingen op basis van de Faunabeheerplannen, gegrond. Gedeputeerde Staten waren het hiermee niet eens. Dit verklaart grotendeels het niet overnemen van 21 adviezen van de Hoor- en Adviescommissie in 2005. In 2006 hebben Gedeputeerde Staten in twee gevallen het advies van de Hoor- en Adviescommissie niet overgenomen.
bestemd. Elf claims zijn geheel afgewezen, vijftien claims zijn nog in behandeling, twee claims zijn gedeeltelijk door de verzekering betaald en één claim is door de provincie betaald.
=68"WZhijjg Leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten kunnen bezwaarschriften indienen tegen besluiten van Provinciale Staten over hun rechtspositie. Deze bezwaarschriften worden behandeld door het bestuur van de Hoor- en Adviescommissie. Dit bestuur bestaat uit externe leden. In 2006 zijn er geen bezwaarschriften ingediend. )#)HX]VYZXaV^bh Begin 2006 hadden we nog 32 schadeclaims van vorige jaren in behandeling. Hiervan zijn drie claims doorgestuurd naar een andere instantie, deze claims waren niet voor de provincie
In 2006 ontvingen wij 98 schadeclaims voor een totaalbedrag van 207.356 euro. Hiervan zijn achttien claims doorgestuurd naar een andere instantie, omdat deze niet voor de provincie bestemd waren, 33 claims zijn geheel afgewezen en zeven claims zijn door de verzekering betaald. Uiteindelijk zijn twintig claims geheel of gedeeltelijk door de provincie betaald. Het totaalbedrag van deze claims was 36.527 euro. Er resteren nog twintig schadeclaims ingediend in 2006. Deze zijn begin 2007 nog in behandeling. )#*LZilZg`ZcW^_hiVcY Wanneer de gemeente een inwoner een voorschot op een bijstandsuitkering onthoudt, kan de inwoner zich richten tot de commissaris van de Koningin. Op grond van artikel 81 van de Wet werk en bijstand kan deze besluiten dat een gemeente bijstand moet verlenen. Hij zal dit alleen doen wanneer dit volgens hem noodzakelijk is. Uiteraard behandelen we deze verzoeken met spoed, in principe krijgt men
IVWZa'%6VciVaVYk^ZoZc
6VciVaVYk^ZoZc
'%%%
'%%&
'%%'
'%%(
'%%)
'%%*
'%%+
,*
+*
&&%
&*'
&&&
&%'
&++
'%%%
'%%&
'%%'
'%%(
'%%)
'%%*
'%%+
'&
&%
&)
((
''
&%
-'
(.
(&
)-
-)
,%
*'
(,
'(
-
'-
&+
(
,
',
'
&+
'%
&.
&+
((
'%
IVWZa'&>c]djYVYk^ZoZc
7ZolVVgbV`Zgc^Zi"dcikVc`Za^_` kZg`aVgZc 7ZolVgZcdc\Z\gdcYkZg`aVgZc 7ZolVgZc\ZYZZaiZa^_`\Z\gdcY kZg`aVgZc!bZZhiVaWZhaj^i VVceVhhZc 7ZolVVg\Z\gdcYkZg`aVgZcZc WZhaj^i\ZYZZaiZa^_`]ZggdZeZc
)+7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä@aVX]iZcZcWZolVVghX]g^[iZc
binnen een week antwoord. Deze termijn wordt bijna altijd gehaald. Alle tachtig verzoeken die in 2006 zijn ontvangen, zijn afgedaan. Er zijn zeven verzoeken doorgezonden, 44 verzoeken zijn afgewezen, 29 verzoeken zijn buiten verdere behandeling gelaten en één keer is een nadere reactie gegeven op een eerder ingediend verzoek. Er is nog één verzoek in behandeling. LZihl^_o^\^c\'%%, Mensen die bij de gemeente bijstand aanvragen, hebben sinds 1 januari 2007 recht op een voorschot van minimaal negentig procent van de bijstandsuitkering. De gemeente moet het voorschot binnen vier weken na de aanvraag uitbetalen en iedere vier weken herhalen, totdat de uitkering ingaat. Wij verwachten als gevolg van deze wetswijziging minder verzoeken op grond van artikel 81 Wet werk en bijstand. Gemeenten zijn nu immers al verplicht een voorschot te verstrekken. )#+LZiDeZcWVVg]Z^YkVc7ZhijjgLD7 De Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) geeft inwoners, organisaties, journalisten en anderen het recht stukken in te zien of op te vragen. In 2006 hebben we acht verzoeken om informatie ontvangen. Zes verzoeken zijn ingewilligd, twee verzoeken niet: Gedeputeerde Staten vonden anderen belangen zwaarder wegen dan openbaarheid. In 2006 hebben we twee bezwaarschriften ontvangen over WOB-verzoeken. In een geval bleek sprake van miscommunicatie en hebben we de gevraagde stukken alsnog verstuurd. In het andere geval heeft de Hoor- en Adviescommissie geadviseerd een aantal stukken alsnog te verstrekken.
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä@aVX]iZcZcWZolVVghX]g^[iZc),
Wonen
Mensen leven in huizen, winkels, scholen, bedrijven, boerderijen, natuur, recreatiegebieden en op sportvelden. Samen met andere overheden, zorgt de provincie voor de inrichting van de leefomgeving. We streven ernaar dat Noord-Hollanders op een prettige manier kunnen wonen, werken en recreëren.
=DD;9HIJ@*
8dcXajh^ZhZcVVcWZkZa^c\Zc In dit vierde burgerjaarverslag staan opnieuw gegevens en cijfers over de kwaliteit van de dienstverlening en de procedures voor burgerparticipatie. Na een reorganisatie was 2006 een opbouwjaar voor onze ambtelijke organisatie. Ondanks dat zijn we erin geslaagd veel gegevens te presenteren die iets zeggen over hoe wij het als provincie doen. De registratie gebeurt steeds meer structureel. Dit is belangrijk omdat een effectieve en efficiënte registratie bijdraagt aan kwaliteitsverbetering van onze dienstverlening. Een betere registratie betekent echter niet automatisch dat ook de kwaliteit van de dienstverlening is verbeterd. Een aantal processen loopt nog niet goed. Zo kan de afhandeling van brieven en het betalen en invorderen van facturen beter. Onduidelijk is waarom zoveel brieven niet binnen de juiste termijn worden afgehandeld. In 2005 voldeden we nog aan onze norm van 95 procent. Maar in 2006 werd nog geen veertig procent van de post op tijd afgehandeld. Ook het aantal facturen dat we binnen dertig dagen betalen is zeer laag. Wat betreft onze debiteuren: Eind 2006 stonden er nog 595 facturen open, eind 2005 waren dit er 281. Het lijkt dat de invordering in 2006 minder goed is verlopen. Positief vind ik dat de telefonische bereikbaarheid tweemaal is onderzocht in 2006. Tussen mei en november steeg de bereikbaarheid van 52 procent naar 58 procent. Dit is beduidend lager dan het resultaat van de laatste meting in 2004, toen we 72 procent scoorden. Hoewel de bereikbaarheid voor verbetering vatbaar is – we streven naar tachtig procent, – hebben we hier in 2006 serieus werk van gemaakt. Op grond van de metingen zijn aanbevelingen gedaan. Ik verwacht daarom dat wij in 2007 beter telefonisch bereikbaar zijn. Het e-mailverkeer van de provincie blijft net als voorgaande jaren
moeilijk te doorgronden. Daarin moet verbetering komen. In 2006 hebben wij de handhaving verbeterd. Sinds 1 januari zijn vergunningverlening en handhaving gescheiden. In plaats van verschillende afdelingen, is nu één afdeling, de sector Handhaving, verantwoordelijk voor het toezicht. In het Handhavingsuitvoeringsprogramma dat in 2006 is vastgesteld, staan duidelijk de doelen en middelen beschreven. Dit is een forse stap naar een schoon, veilig en duurzaam Noord-Holland. Wel kan de vergunningverlening op het gebied van milieu beter. Het afgelopen jaar verleenden we weliswaar bijna negentig procent van de vergunningen op tijd, maar voor de vergunningen Wet milieubeheer was dit slechts 55 procent tegen 69 procent in 2005. Door de krappe arbeidsmarkt, waren we na de reorganisatie nog niet op de beoogde sterkte. Intensieve personeelswerving moet in 2007 tot een beter resultaat leiden. Ook de subsidieverlening gebeurt sinds 1 januari 2006 centraal. We streven ernaar subsidiebesluiten op tijd te nemen, zodat onze klanten weten waar zij aan toe zijn. In 2006 was 85 procent op tijd. In 2006 hebben we ook de subsidieverordeningen aangepast waardoor het toetsen van subsidieverzoeken eenvoudiger is geworden. Ik verwacht dan ook dat we in 2007 voldoen aan ons streven om negentig procent van de verzoeken op tijd af te handelen. De wijze waarop wij klachten behandelen is zeer goed. Geen enkele klacht is terechtgekomen bij de klachtenkamer van de Hoor- en Adviescommissie. De meeste klachten zijn opgelost door bemiddeling. Dit is positief. Ook het aantal gegronde klachten (11) was evenals in 2005 (12) zeer klein.
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä8dcXajh^ZhZcVVcWZkZa^c\Zc*&
In dit burgerjaarverslag geven wij ook inzicht in de uitkomsten van de verschillende vormen van burgerparticipatie. Zo maken wij zichtbaar wat interactieve beleidsvorming oplevert en hoe de deelnemers de interactie hebben ervaren. Jammer genoeg, zijn de resultaten van de informatiebijeenkomsten minder goed gedocumenteerd. Informatiebijeenkomsten hebben geen vrijblijvend karakter, het is dus belangrijk voor ons om te weten hoe mensen een dergelijke bijeenkomst en de uitkomst ervan ervaren. Ook de waardering van de wettelijke inspraakprocedures is over het algemeen onbekend. Heeft men begrip voor de uiteindelijke besluitvorming of heeft men de inspraak als zinloos ervaren? Volgend jaar moeten wij hier meer inzicht in kunnen geven. In 2006 hebben de Noord-Hollanders geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden voor een referendum of een burgerinitiatief, ondanks dat we het burgerinitiatief in de provinciale media bekend hebben gemaakt. Ik vind dat jammer, maar moet aannemen dat er geen behoeft bij de inwoners is. De provincie Noord-Holland wil ook jongeren betrekken bij het beleid. Dit doen we met jongerendebatten, de Lijst NH-Jong en evenementen. Ook in 2006 hebben de jongeren zich veelvuldig laten horen. De belangstelling is groot. Ik ben hierover zeer tevreden en kijk uit naar de initiatieven van Lijst NH Jong in 2007.
*'7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä8dcXajh^ZhZcVVcWZkZa^c\Zc
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä8dcXajh^ZhZcVVcWZkZa^c\Zc*(
Economie en Landbouw
Waar mensen wonen, moeten mensen werken. De provincie spant zich in om Noord-Holland welvarend te houden. Als het aan ons ligt, is en blijft Noord-Holland een provincie met een goed ondernemingsklimaat, voldoende werkgelegenheid en een groeiende economie. En we koesteren en stimuleren de grote verscheidenheid aan bedrijvigheid in economische gezonde regio’s.
7>?A6<:&
DkZgo^X]i^ciZgVXi^ZkZWZaZ^Yhkdgb^c\ DcYZglZge/KddgWZgZ^Y^c\higZZ`eaVcZchigjXijjgeaVc
J^i`dbhi/9ddggZ\^d!egdk^cX^ZZcG^_`\dZY\Z`ZjgY
kddgL^Zg^c\ZggVcYbZZg#
egd\gVbbV#
7Zigd``ZcZcZckdgb/LViZghX]Ve!HiVVihWdhWZ]ZZg!
GZVXi^Zh/Egd\gVbbV^hodcYZgWZolVgZc\dZY\Z`ZjgY#
dcYZgodZ`hWjgZVjZcVcYZgZckdgbYZcZZclZg`kZgWVcY# >ciZgVXi^ZbZiYZWjg\ZglZgYkZgodg\YYddg]Zi
DcYZglZge/K^h^Zdedcil^``Za^c\l^cYWZaZ^Y^cYZ`de
egd_ZXiWjgZVjdeL^Zg^c\Zc#Dd`dg\Vc^hZZgYZYZ
kVcCddgY"=daaVcY#
\ZbZZciZL^Zg^c\Zc^chegVV`ZclVhZgZZc^c[dgbVi^Z"
7Zigd``ZcZcZckdgb/:Zcldg`h]deVahkZgkda\deYZ
VkdcYdkZg]ZihigjXijjgeaVc#BZiYZV\gVg^
ghÄY^gZXi
ilZZldg`h]deh^c'%%*#9ZZacZbZghlVgZc^c^i^Vi^Z["
WZigd``ZckVclZ\Z\gdcYkZglZgk^c\ZckZgeaVVih^c\kVc
cZbZgh$`aZ^cZdcYZgcZbZgh!kZgZc^\^c\Zc!lZi]djYZghZc
WZYg^_kZcÄ^hV[odcYZga^_`Zc^ciZch^Z[dkZgaZ\Y#
WZaZ^YhbZYZlZg`ZghkVc\ZbZZciZc#
J^i`dbhi/(^cg^X]i^c\hkVg^VciZc0YZoZo^_cVaaZYg^Z
J^i`dbhi/>cejikddgWZaZ^Y#
bd\Za^_`\ZbVV`i^c]ZihigZZ`eaVc#CVdcYZgiZ`Zc^c\kVc
GZVXi^Zh/9ZZacZbZghkdcYZc]ZiegZii^\YVio^_ZZc
YZhVbZclZg`^c\hdkZgZZc`dbhi!k^cYikZgYZgZgj^biZa^_`Z
jeYViZ`gZ\ZcZc]jcbZc^c\`dcYZc\ZkZc#O^_o^_c
j^ilZg`^c\eaVVih!dd`lZZg^ciZgVXi^Z[#
WZc^ZjlYcVVg]ZiZ^cYgZhjaiVVi#
GZVXi^Zh/C^Zi^ZYZgZZcoVa]ZaZbVVaiZkgZYZco^_c# 6a\ZbZcZde^c^Z^hYVi]ZieaVc`aZ^chX]Va^\ZgodjbdZiZc
DcYZglZge/6VcWZhiZY^c\DK"IVm^
kddgVaYZldc^c\Wdjl!bVVgbZcZg`Zcidd`YVi]Zi
7Zigd``ZcZcZckdgb/
L^Zgg^c\ZggVcYbZZgZZc^bejah^hkddgcVijjg!
dg\Vc^hVi^Zh#
Xjaijjg]^hidg^ZZcZXdcdb^Z#L^chiejcikddgYZWjg\Zgh^h
J^i`dbhi/9Zd[[ZgiZVVckgVV\^hidihiVcY\Z`dbZc^c
YVi+%%ldc^c\ZcW^_YZ`ZgcZcj^iYZeaVccZco^_c
cVjldkZgaZ\bZi\ZbZZciZc#9ZXdchjbZciZc"
kZgYlZcZc#
dg\Vc^hVi^Zho^_cXdci^cjdeYZ]dd\iZ\Z]djYZc# GZVXi^Zh/IZkgZYZc]Z^YdkZgVVceV`#
DcYZglZge/>ckdZg^c\>ckZhiZg^c\hWjY\ZiAVcYZa^_`
DcYZglZge/:migV>ckZhiZg^c\h^bejah!egd_ZXiZcKZg`ZZg
7Zigd``ZcZcZckdgb/
ZcKZgkdZg#
hX]VeeZc!AID"CddgY!cVijjgWZhX]Zgb^c\hdg\Vc^hVi^ZhZc
7Zigd``ZcZcZckdgb/DkZgaZ\bZiWZigd``Zc
B^a^Zj[ZYZgVi^Z!V\gVg^hX]ZcVijjgkZgZc^\^c\ZcZcgZXgZVi^Z"
\ZbZZciZc#BZi=VVgaZbZc=VVgaZbbZgbZZgi^_YZchYZ
hX]VeeZcZcWZaVc\Zcdg\Vc^hVi^ZhkVcgZXgZVi^ZdcYZg"
eaVckddgWZgZ^Y^c\ZcbZi=^akZghjb^cYZgZVa^hVi^Z[VhZ#
cZb^c\Zc#
J^i`dbhi/DkZgZZchiZbb^c\dkZgbVVigZ\ZaZcZc
J^i`dbhi/:Zcj^ikdZg^c\hdg\Vc^hVi^Zkddg]Zi>ckZhiZg^c\h"
hjWh^Y^ZidZ`Zcc^c\d[ÒcVcX^Zg^c\j^iZZgYZgWZhX]^`WVVg
WjY\ZiAVcYZa^_`
\ZhiZaYWjY\Zi#
egdk^cX^ZEgd\gVbbVWjgZVj>A<ZcWZaVc\g^_`Z VYk^hZgZcYZgdaaZcW^_\ZW^ZYhXdbb^hh^ZhkVc
DcYZglZge/7ZgZ^`WVVg]Z^Y@jhi#
WZaVc\]ZWWZcYZc^cYZgZ\^d#
7Zigd``ZcZcZckdgb/KddgYZYg^ZYZZaegd_ZXiZc
GZVXi^Zh/:c`ZaZ\ZbZZciZckdcYZcYVioZiZaVViZciZ
OVcYkddgi"7adZbZcYVVa!7Zg\ZcO^_eZZcL^_`VVcOZZ"
hjbb^Zgo^_c\Zc[dgbZZgY!bVVgdkZg]ZiVa\ZbZZclVh
8Vhig^Xjb^hbZi\gdiZgZ\ZabVVidkZgaZ\YbZi
Zg\gdiZ^chiZbb^c\bZi]ZiegdXZh#
\ZbZZciZc!Wjg\ZghZcWZaVc\]ZWWZcYZc# J^i`dbhi/IZkgZYZc]Z^YdkZg\Z`doZcVVceV`Zc
DcYZglZge/DehiZaaZcJ^ikdZg^c\hegd\gVbbVCVi^dcVVa
gZhjaiViZc#
aVcYhX]VeAVV\=daaVcY'%%,"'%&(#
GZVXi^Zh/:go^_caZZgZgkVg^c\Zckddg]ZikZgkda\de\ZYVVc#
7Zigd``ZcZcZckdgb/
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7^_aV\Zc*,
DcYZglZge/Egdk^cX^VaZKZg`ZZgZcKZgkdZg7ZgVYZc#
eVgi^ZZa\ZW^ZYheaVcCddgY"=daaVcYB^YYZc#9ZWZgdZeh"
7Zigd``ZcZcZckdgb/>c^ZYZgZgZ\^d^hk^_[`ZZgeZg_VVg
egdXZYjgZkda\icd\#
dkZgaZ\ijhhZcYZedgiZ[Zj^aaZ]djYZghkVcegdk^cX^ZZc
GZVXi^Zh/9ZWZigd``ZcZclVgZciZkgZYZcdkZgYZ
\ZbZZciZcZcWZaVc\ZckZgZc^\^c\Zc#
\Z`doZcVVceV`#
J^i`dbhi/>co^X]i^cad`VaZZcgZ\^dcVaZ`cZaejciZc! ^c[dgbVi^Z"j^il^hhZa^c\ZcWZ\g^ekddgZa`VVghhiVcY"
DcYZglZge/
ejciZc#
idZ`dbhikVc]ZiaVcYZa^_`\ZW^ZY^cYZ
DcYZglZge/EaVckdgb^c\kddgkZghiZg`^c\kVcYZilZZ
7Zigd``ZcZc/
olV``ZhX]V`Zah^cYZ`jhikZgYZY^\^c\#
KZX]ihigZZ`!egdk^cX^ZJigZX]i!AID"CddgY!6\gVg^hX]Z
7Zigd``ZcZcZckdgb/9Z\ZbZZciZc7Zg\Zc!O^_eZ!9Zc
CVijjgkZgZc^\^c\KZX]ikVaaZ^!CVijjgbdcjbZciZc!
=ZaYZg!]dd\]ZZbgVVYhX]Ve=daaVcYhCddgYZg`lVgi^Zg!
HiVVihWdhWZ]ZZg!C=B^a^Zj[ZYZgVi^Z!=dd\]ZZb"
G^_`hlViZghiVVi!CVijjgWZ]ZZgYZghdkZgaZ\CddgY"=daaVcY!
gVVYhX]Ve6
Hi^X]i^c\9j^cWZ]djY!@VbZgkVc@dde]VcYZaCddgYlZhi"
KGDBZc^cldcZgh#
=daaVcY!AIDCddgY!@deZcBjciZcZZcWZldcZgh"
J^i`dbhi/:ZcWgZZY\ZYgV\Zck^h^ZdeYZidZ`dbhi
`aVc`\gdZe#>cVeg^a'%%+`ddhYZegdk^cX^ZdeWVh^hkVc
kVc]Zi\ZW^ZYZcYZhVbZclZg`^c\dbYZoZk^h^Zj^iiZ
YZ^ciZ\gVaZWZddgYZa^c\kVcVaaZkVg^VciZcZc]Zi
kdZgZc!cVbZa^_`k^V^ciZ\gVaZ\ZW^ZYhdcil^``Za^c\
\ZkdZgYZdkZgaZ\bZiYZWZigd``ZcZc!ZZcdeadhh^c\h"
lVVgW^_cVijjg!gZXgZVi^ZZcaVcYWdjl\Za^_`lVVgY^\o^_c#
g^X]i^c\kddgZa`kVcYZolV``ZhX]V`Zah#=dZlZa]^ZgidZ
GZVXi^Zh/6VceV`Zcj^i`dbhi]ZWWZckZZaYgVV\kaV`
c^ZikZgea^X]i!]ZZ[iYZegdk^cX^ZY^iWZhaj^iiZgk^h^Z
W^_YZWZigd``ZceVgi^_ZcZc^cldcZghZc]ZZ[i\Zodg\Y
\ZaZ\Y#
kddgZZchjWhiVci^
aZj^ikdZg^c\hW^_YgV\ZkVc]ZiG^_`#
J^i`dbhi/KZZagZVXi^ZhlVVgdcYZg+%%]VcYiZ`Zc^c\Zc iZ\Zc]ZikddgcZbZcYZ=dcYhWdhhX]ZZcEZiiZbZg
DcYZglZge/J^ikdZg^c\hegd\gVbbV
OZZlZg^c\dkZghaV\WZhiZcY^\iZbV`Zc#9ZoZgZVXi^Zh
'%&(#
lVgZcbZYZVVcaZ^Y^c\db]ZiWZhaj^idkZgYZY^_`iZ
7Zigd``ZcZcZckdgb/Hijjg\gdZe
]Zgo^Zc#
egdk^cX^ZhCddgY"=daaVcY!JigZX]iZcOj^Y"=daaVcY!
GZVXi^Zh/KZZa^cldcZghkdcYZcYViW^_YZZZgYZgZ
\ZbZZciZcd#V#kZgiZ\ZclddgY^\Y^c]ZiLdZgYZch
WZhaj^ikdgb^c\c^Zi\ZcdZ\bZi]ZcdkZgaZ\YlVh#BZc
WZgVVY!ZcWZaVc\Zcdg\Vc^hVi^Zh#Dd`HiViZcaZYZclVgZc
lVhYVcdd`Wa^_bZiYZiZgk^h^ZaZ\\^c\#9ZZZghiZgZVXi^Zh
WZigd``ZcW^_YZY^Vadd\#
deYZ]Zgo^Zc^c\kVc]ZiWZhaj^io^_cedh^i^Z[#
J^i`dbhi/7gZZY\ZYgV\Zck^h^ZdeYZidZ`dbhikVc]Zi
DcYZglZge/
kdZgZc!cVbZa^_`k^V^ciZ\gVaZ\ZW^ZYhdcil^``Za^c\Zc
7Zigd``ZcZcZckdgb/>cdeYgVX]ikVcYZegdk^cX^Z
^Xddcegd_ZXiZc#9ZCddgY"=daaVcYhZ^Xddcegd_ZXiZco^_c/
hX]gZZ[]ZiEgdk^cX^VVaDkZgaZ\AVcYZa^_`
9ZZXdad\^hX]ZkZgW^cY^c\YZCViiZ6h!YZ\gdZcWaVjlZ
\ZW^ZYheaVc#9^i\ZWZjgYZ^cZZchjWXdbb^hh^ZbZi
egd_ZXiZckVcYZ
kZgiZ\ZclddgY^\ZghkVcYZV\gVg^hX]ZhZXidgAIDZc
dcil^``Za^c\^cYZ=dghiZgbZZgedaYZg#BZikZZa
V\gVg^hX]ZcVijjgkZgZc^\^c\Zc!cVijjgWZhX]Zgb^c\h"
lVVgYZg^c\^hZ^cY'%%+^cYZYg^ZEgdk^cX^VaZHiViZc]Zi
dg\Vc^hVi^ZhCVijjgbdcjbZciZc!HiVVihWdhWZ]ZZgZc
J^ikdZg^c\hegd\gVbbVkVhi\ZhiZaY#
AVcYhX]VeCddgY"=daaVcY!=dd\]ZZbgVVYhX]Ve=daaVcYh
GZVXi^Zh/6VceV`Zcj^i`dbhi]ZWWZckZZaYgVV\kaV`W^_
CddgYZg`lVgi^Zg!KC<OVVciVY!LdgbZgkZZgZc
YZWZigd``ZceVgi^_ZcZc]ZZ[i]Zi
8Vhig^Xjb!GZXgZVi^ZCddgY"=daaVcYZcHiZjcejci
CVi^dcVVaAVcYhX]VelZZgdeYZ`VVgi\ZoZi#9Zb^c^hiZg
8jaijgZZa:g[\dZYCddgY"=daaVcY#>cZZcVVciVaW^_ZZc"
kVcACK]ZZ[iidZ\ZoZ\YVXi^Z[iZodZ`ZccVVgYZcddY"
`dbhiZc]ZWWZcYZoZeVgi^_ZcZZcdcilZgeeVgi^ZZa
oV`Za^_`ZZmigVb^YYZaZckVcj^i]ZiG^_`#
\ZW^ZYheaVc\ZbVV`iVahVYk^ZhVVc
DcYZglZge/BVg`Zi^c\"ZcXdbbjc^XVi^ZeaVckddg
egdXZYjgZ!o^_cdd`WZhegd`Zc^cYZhjWXdbb^hh^Z#
HiZaa^c\kVc6bhiZgYVb#
GZhjaiVVi/:ZcYddg
7Zigd``ZcZcZckdgb/;dgiZ^\ZcVgZcZc[dgiWZ]ZZgYZgh#
*-7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7^_aV\Zc
J^i`dbhi/:ZcYddgÈ]ZikZaYÉ\ZYgV\ZcbVg`Zi^c\"Zc
ldc^c\WdjlXdgedgVi^Zh!egd_ZXidcil^``ZaVVghZcWdjlZgh
Xdbbjc^XVi^ZeaVc#
cVVgdeadhh^c\ZckddghiV\cVi^ZkVcldc^c\Wdjl#
GZVXi^Zh/BZclVhiZkgZYZcdkZgYZVVceV`kVcYZ
J^i`dbhi/
egdk^cX^Z#
• @Zcc^hj^il^hhZa^c\ZchVbZclZg`^c\# • H^\cVaZgZcZcdeadhhZckVc`cZaejciZc^c]ZiegdXZhkVc
DcYZglZge/K^h^Zkdgb^c\
kZghcZaa^c\kVcYZldc^c\WdjlegdYjXi^Z^cCddgY" =daaVcY#
7Zigd``ZcZcZckdgb/7ZaVc\Zc\gdZeZc!\ZbZZciZ!
• DeWdjlZccZilZg`#
G^_`hlViZghiVViZcg^_`hWdjlbZZhiZg#
GZVXi^Zh/9ZZacZbZgho^_cedh^i^Z[dkZgYZgZhjaiViZc#
J^i`dbhi/KZgVc`Zg^c\kVcYZ
DcYZglZge/
YdZiVVcYZXjaijjg]^hidg^ZZcYZJC:H8D"hiVijhkVcYZ
7daaZchigZZ`!gj^biZa^_`eaVckddg')#+%%ldc^c\Zc^c
XdbW^cVi^ZbZilViZg!\gdZc!gZXgZVi^Z!^c[gVhigjXijjgZc
GZVXi^Zh/BZclVhiZkgZYZcdkZgYZVVceV`kVcYZ
WZYg^_kZc#
egdk^cX^Z#
7Zigd``ZcZcZckdgb/Egdk^cX^ZhCddgY"ZcOj^Y" =daaVcY!=dd\]ZZbgVVYhX]VeG^_caVcY!\ZbZZciZc
DcYZglZge/J^ikdZg^c\hegd\gVbbVhdX^VVaWZaZ^Y'%%,
=VVgaZbbZgbZZgZc7ZccZWgdZ`!=daaVcYG^_caVcY
7Zigd``ZcZcZckdgb/&^ciZgVXi^ZkZW^_ZZc`dbhi^c
hVbZclZg`^c\hkZgWVcYkVc*WdaaZc\ZbZZciZcZc
=dd[YYdgebZiX^gXV'*dg\Vc^hVi^ZhbZZhilZao^_cZc
Y^kZghZbVg`i"ZcbVVihX]VeeZa^_`ZeVgi^_Zc#
\ZbZZciZc#9Zdg\Vc^hVi^ZhZkVajZZgYZc]Zij^ikdZg^c\h"
J^i`dbhi/:ZcYddgEgdk^cX^VaZHiViZckVhi\ZhiZaYZ
egd\gVbbV'%%*$'%%+Zc\VkZc]jck^h^Zde
\ZW^ZYhj^ilZg`^c\#Dd`o^_cWZigd``ZcZcV``ddgYbZiYZ
dcil^``Za^c\ZcZcYZl^_oZlVVgdeYZegdk^cX^Z]^Zgde
\ZW^ZYhj^ilZg`^c\^c]Zi`VW^cZihWZhaj^idkZgYZ
`Vc^cheZaZc#
CddgYkaZj\Za#
J^i`dbhi/LVVgYZg^c\kddg]ZiJ^ikdZg^c\hegd\gVbbV
GZhjaiVVi/7ZaVc\]ZWWZcYZcl^aaZcdd`WZigd``Zc
'%%*$'%%+/YZdg\Vc^hVi^ZhoV\Zc]jc^cejikZgiVVaY^c
ldgYZcW^_]ZikZgkda\#
VXi^ZejciZcZclVVghj\\Zhi^Zhc^ZilVgZcdkZg\ZcdbZc! lVhY^i\dZYWZVg\jbZciZZgY#BZiWZ]jaekVcYZ^ceji
DcYZglZge/EaViiZaVcYhdcil^``Za^c\egd\gVbbVEDE
kddg]ZiJ^ikdZg^c\hegd\gVbbV'%%,ldgYZcVXi^k^iZ^iZc
'%%,"'%&(
\Z[dgbjaZZgYlVVgkddglZhjWh^Y^Z\ZkZc#
7Zigd``ZcZcZckdgb/ACKZc>EDdg\Vc^hZZgYZcZZc
GZVXi^Zh/9ZgZVXi^ZhcVYZW^_ZZc`dbhilVgZcedh^i^Z[#
aVcYZa^_`ZXdchjaiVi^ZW^_ZZc`dbhikddgbVVihX]VeeZa^_`Z dg\Vc^hVi^ZhVahlViZghX]VeeZc!KC
DcYZglZge/8dcXZeiWZaZ^Yh`VYZgg^_`hWj[[ZgodcZ
J^i`dbhi/6VchX]Zge^c\kVcYZVg\jbZciVi^ZW^_YZ
6bhiZgYVb"EjgbZgZcY#
`ZjoZhZcZZcbZZg]ZaYZgZ[dgbjaZg^c\kVcYZiZ`hikVc
7Zigd``ZcZcZckdgb/KZgiZ\ZclddgY^\ZghkVc
]Ziegd\gVbbV#
\ZbZZciZc!gZXgZVi^ZhX]VCddgY"=daaVcY!]Zib^c^hiZg^Z
GZVXi^Zh/Edh^i^Z[!bZc]ZZ[icjbZZgWZ\g^ekddgYZ
kVcKGDBZc]Zi8daaZ\ZkVcG^_`hWdjlbZZhiZgh#
XdbeaZm^iZ^ikVc:jgdeZhZgZ\Za^c\ZcZcÒcVcX^
cZcbZZg
J^i`dbhi/7Zigd``ZcZcdcYZg`ZccZcYZegdWaZbVi^Z`Zc
^co^X]i^cYZgdakZgYZa^c\ijhhZcegdk^cX^ZhZcG^_`#
YZZaYZcdeadhh^c\Zc# GZVXi^Zh/=Zib^c^hiZg^ZkVcKGDBZcYZ\ZbZZciZc ]ZWWZcZZcW^_YgV\ZVVcYZidihiVcY`db^c\kVcWZaZ^Y \ZaZkZgY# DcYZglZge/Egdk^cX^VVa6Vc_VV\iZVbLdcZc/kZghcZaaZc ldc^c\egdYjXi^Z 7Zigd``ZcZcZckdgb/I^_YZchilZZ`aVc`WdgY\gdZe" W^_ZZc`dbhiZcodX]i]Zi6Vc_VV\iZVbLdcZcbZiKGDB!
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7^_aV\Zc*.
7>?A6<:'
DkZgo^X]i^c[dgbVi^ZW^_ZZc`dbhiZc'%%+ 6VciVa/'^c[dgbVi^ZW^_ZZc`dbhiZcZcXdci^cj^c[dgbVi^Z
J^i`dbhi/BZYZlZg`^c\ZcgZVa^hVi^Z#
WZhX]^`WVVgde]Ziegd_ZXiWjgZVj# DcYZglZge/L^Zgg^c\ZggVcYbZZg#
6VciVa/&
6VclZo^\/7ZldcZghZcV\gVg^
gh#
DcYZglZge/9^Vadd\
J^i`dbhi/=j^Y^\ZeaVc#
j^ikdZg^c\hegd\gVbbV^h^ck^_[Y^Vadd\gdcYZh^c[dgbVi^Z kZghigZ`i^c]Zi
6VciVa/&
6VclZo^\/DkZg]ZYZcZcWZaVc\Zcdg\Vc^hVi^Zh#
DcYZglZge/>c[dgbVi^Z"ZcY^hXjhh^ZW^_ZZc`dbhiLZg`Zc
VVcYZidZ`dbhikVcYZHX]^e]dagZ\^d#
J^i`dbhi/7gZZYYgVV\kaV`#9Zhj\\Zhi^Zh!bZicVbZY^Z
6VclZo^\/8^gXV&*%/
kddgYZaVcYWdjl!o^_ckZglZg`i^c]Zij^ikdZg^c\"
Wjg\ZbZZhiZgh!lZi]djYZghZchiVYhYZZaWZhijjgYZghkVc
egd\gVbbV#
YZCddgY"=daaVcYhZ\ZbZZciZc# J^i`dbhi/9dZalVh]ZiW^_egViZckVcYZc^ZjlZYZZa
6VciVa/+
gVYZcZcXdaaZ\ZhdkZgHX]^e]daZcYZgZ\^d#9ZY^hXjhh^Z"
DcYZglZge/8dchjaiVi^ZW^_ZZc`dbhiZc:jgdeZZh;dcYh
ejciZcldgYZckZglZg`i^cYZaVc\ZiZgb^_ck^h^ZHX]^e]da#
kddgGZ\^dcVaZDcil^``Za^c\:;GD#EZ^aZcbVVi" hX]VeeZa^_`YgVV\kaV`kddg]ZiDeZgVi^dcZZaEgd\gVbbV
6VciVa/*
lVVgbZZYZk^ZgGVcYhiVYegdk^cX^ZhZcYZk^Zg\gdiZ
DcYZglZge/AVV\"=daaVcY/i]ZbVW^_ZZc`dbhiZcdkZg
hiZYZcVVchegVV`bV`Zcde:jgdeZhZb^YYZaZc#
kZgc^ZjlZcYdcYZgcZbZghX]Ve!lZ^YZkd\ZaWZhX]Zgb^c\
6VclZo^\/>cidiVVaWZodX]iZcXV#&*%bZchZcYZ
ZcaVcYhX]VeeZa^_`Z`lVa^iZ^i#
XdchjaiVi^ZW^_ZZc`dbhiZcZZc^cZa`Zegdk^cX^ZZcZZc
6VclZo^\/7ZhijjgYZgh!YZh`jcY^\ZcZcV\gVg^hX]ZdcYZg"
XZcigVaZW^_ZZc`dbhidkZg`Zcc^h!^ccdkVi^ZZc
cZbZgh#9ZW^_ZZc`dbhiZcdkZgkZgc^ZjlZcYdcYZg"
dcYZgcZbZghX]Ve#
cZbZghX]VeZclZ^YZkd\ZaWZhX]Zgb^c\igd``ZceZg
J^i`dbhi/9ZbZZhiZbZchZc]Zg`ZcYZco^X]^c
W^_ZZc`dbhi'*YZZacZbZgh!YZW^_ZZc`dbhidkZgaVcY"
eg^dg^iZ^iZcZcYdZahiZaa^c\ZckVc]ZiDeZgVi^dcZZa
hX]VeeZa^_`Z`lVa^iZ^iX^gXV'%%#
Egd\gVbbV#KZZakgV\ZcWZigd[[Zc]Zi^cY^ZcZckVc
J^i`dbhi/9Zj^ikdZg^c\hbd\Za^_`]ZYZco^_ckZg`ZcYZc
egd_ZXikddghiZaaZc#9ZgZhjaiViZco^_c\ZWgj^`iW^_YZ
j^i\ZlZg`i#
V[gdcY^c\kVc]ZiXdcXZeiegd\gVbbV#
6VciVa/&^c[dgbVi^ZW^_ZZc`dbhibZildg`h]de#
6VciVa/'
DcYZglZge/HjWh^Y^Zegd\gVbbVAZgZckddgYjjgoVbZ
DcYZglZge/:Xdcdb^hX]\ZWgj^`kVcYZ[dgiZckVcYZ
dcil^``Za^c\#
HiZaa^c\kVc6bhiZgYVbZcYZC^ZjlZ=daaVcYhZ
6VclZo^\/8^gXV*%dcYZgcZbZghZckZgiZ\ZclddgY^\Zgh
LViZga^c^Z#
kVc`Zcc^h^chi^ijiZcZc]ZiWZYg^_[haZkZc#
6VclZo^\/DcYZgcZbZgh![dgiZ^\ZcVgZc!Xjaijjg]^hidg^hX]Z
J^i`dbhi/6VckgV\Zckddg]ZihjWh^Y^Zegd\gVbbV!bZYZ
dg\Vc^hVi^ZhZcdkZg]ZYZc0^cidiVVa&'%bZchZc#
Yddg^c^i^Vi^Z[cZbZghY^ZZa`VVgdeYZ^c[dgbVi^ZW^_ZZc"
J^i`dbhi/>c'%%,kda\i^cY^k^YjZaZWZcVYZg^c\kVc
`dbhi]ZWWZcdcibdZi#
dcYZgcZbZghZc[dgiZ^\ZcVgZcY^ZWZaVc\hiZaa^c\]ZWWZc \ZiddcYkddgZXdcdb^hX]\ZWgj^`kVc[dgiZc#
6VciVa/Y^kZghZW^_ZZc`dbhiZc# DcYZglZge/KZg`ZZgZckZgkdZg#BZicVbZkddg
6VciVa/&
7ZgZ^`WVVg]Z^Y@jhi]ZWWZclZ^c[dgbVi^ZkZW^_ZZc"
DcYZglZge/Kddga^X]i^c\hW^_ZZc`dbhihjWh^Y^Zh#
`dbhiZc\Zdg\Vc^hZZgY#
6VclZo^\/XV#'%bZchZckVc&*dg\Vc^hVi^Zh#
6VclZo^\/*%idi+%bZchZcWZodX]iZcYZW^_ZZc`dbhiZc
J^i`dbhi/9ZZacZbZgh]ZWWZc^co^X]i^chjWh^Y^ZXg^iZg^V
dkZg7ZgZ^`WVVg]Z^Y@jhi#
ZcYZhjWh^Y^Z`VchZckddgegd_ZXiZc#
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7^_aV\Zc+&
6VciVa/&
6VciVa/&
DcYZglZge/LBDhnbedh^jb#
DcYZglZge/C'%(!gZXdchigjXi^Z`gj^hejciZcKa^ZihZcYZc
6VclZo^\/&-%kda`hkZgiZ\ZclddgY^\Zgh!WZhijjgYZghZc
>ZeZchigVVi#
VbWiZcVgZckVc\ZbZZciZcZcegdk^cX^Zl^hhZaYZc^YZZ
c
6VclZo^\/&'%^cldcZgh#
j^idkZghijg^c\Yddg\ZbZZciZc#
J^i`dbhi/9Z^cldcZghlVgZciZkgZYZcdkZgYZ]ZaYZgZ
J^i`dbhi/>YZZ
co^_ciZgj\\Z`deeZaYcVVgYZYZZa"
^c[dgbVi^ZdkZgYZ\Zkda\ZckddgYZY^gZXidbldcZcYZc#
cZbZgh#=Zihnbedh^jb^hedh^i^Z[WZddgYZZaY#
6[\Zhegd`Zc^hdbk^VWdgYZcZc^ciZgcZi^c[dgbVi^ZiZ \ZkZcdkZglZg`[VhZcZckZg`ZZghdbaZ^Y^c\Zc#
6VciVa/& DcYZglZge/CdiVkVcWZVcilddgY^c\higZZ`eaVc"
6VciVa/&
]Zgo^Zc^c\WZ\gZco^c\cVi^dcVVaaVcYhX]VeAVV\=daaVcY#
DcYZglZge/C'%(!gZXdchigjXi^Z`gj^hejciZcKa^ZihZcYZc
6VclZo^\/&*^cY^ZcZghkVco^Zchl^_oZcZcYZXdbb^hh^Z
>ZeZchigVVi#
kVcdcYZgodZ`#
6VclZo^\/7ZYg^_kZc!]jaeY^ZchiZc!deZcWVVgkZgkdZg"
J^i`dbhi/CVZZcVbZcYZbZcikVcEgdk^cX^VaZHiViZckVai
dg\Vc^hVi^Zh!==C@ZcWgVcYhid[iVc`hiVi^dch#>cidiVVa'%
DdiZgaZZ`cjW^ccZccVi^dcVVaaVcYhX]VeAVV\=daaVcY#
bZchZc# J^i`dbhi/7Zigd``ZcZco^_ciZkgZYZcdkZgYZYj^YZa^_`Z
6VciVa/(
^c[dgbVi^Z#9VVgcVVhi]ZWWZcl^_cj^c[dgbVi^ZdkZg
DcYZglZge/7ZaZ^Yh`VYZgAVcYhX]VeZc8jaijjg]^hidg^Z
W^_odcYZgZigVchedgiZcZc\ZkVVga^_`Zhid[[Zc#=jaeY^ZchiZc
egd_ZXi7ZZaY`lVa^iZ^iheaVccZc#
ZcDeZcWVVgKZgkdZgldgYZcWZigd``ZcZcgZX]ihigZZ`h
6VclZo^\/7^_ZZc`dbhikddg\ZbZZciZc^cYZ@dekVc
\Zc[dgbZZgY#>c_VcjVg^'%%,kda\ZcV[hegV`ZcdkZg
CddgY"=daaVcY/'%bZchZc!W^_ZZc`dbhikddg\ZbZZciZc
kZgb^cYZg^c\kVcdkZgaVhikddgY^gZXiWZigd``ZcWZYg^_kZc#
ZcVcYZgZeVgi^_Zc^c]Zi\ZW^ZYAVV\=daaVcY/'%bZchZc ZcW^_ZZc`dbhikddglZahiVcYhXdbb^hh^Zh^cCddgY"
6VciVa/&
=daaVcY/*%bZchZc#
DcYZglZge/EaVckdgb^c\lVX]i\ZaZ\Zc]Z^Y7ZVig^mWgj\^c
J^i`dbhi/>c[dgbVi^ZkZghigZ`iZckgV\ZcWZVcilddgYdkZg
LZhi`cdaaZcYVb#
WZaZ^Yh`VYZgZcegd_ZXi7ZZaY`lVa^iZ^iheaVccZc#9Z
6VclZo^\/>cldcZgh#
gZVXi^Zho^_cWZhegd`ZcW^_YZZkVajVi^Z7ZZaY`lVa^iZ^ih"
J^i`dbhi/>c[dgbVi^ZkZghigZ`i#
eaVccZcZclZg`ZcYddg^cYZkZgkda\VXi^Zh# 6VciVa/ 6VciVa/&
DcYZglZge/C')'!gZXdchigjXi^ZigVXHbj^\ZalZ\"KZgaVVi#
DcYZglZge/=ZghigjXijgZg^c\Zc>ccdkVi^Z[Gj^biZ\ZWgj^`
6VclZo^\/7ZldcZgh!WZaVc\]ZWWZcYZc!\ZbZZciZ
de7ZYg^_kZciZggZ^cZc#
=ZZg]j\dlVVgYZcegdk^cX^ZCddgY"=daaVcY/&&%bZchZc#
6VclZo^\/&&%bZchZc/HiViZcaZYZc!WZhijjgYZghZc
J^i`dbhi/>c[dgbVi^ZkZghigZ`idkZgeaVccZcZceaVcc^c\#
VbWiZcVgZckVc\ZbZZciZc!egd_ZXidcil^``ZaVVghZc
6Vc\ZYgV\Zc`cZaejciZcldgYZckZglZg`i^c]ZidcilZge#
dcYZgcZbZghdg\Vc^hVi^Zh# J^i`dbhi/>c[dgbVi^ZkZghigZ`idkZgYZgZhjaiViZckVc
6VciVa/,#
adeZcYZegd_ZXiZc#K^Vldg`h]deh^h^c[dgbVi^ZkZg`gZ\Zc
DcYZglZge/C')'!gZXdchigjXi^ZigVXHbVgV\YlZ\Ä
kddgZZcbd\Za^_`kZgkda\deYZadeZcYZhjWh^Y^ZgZ\Za^c\#
CdaaZcX^gXj^i# 6VclZo^\/7^_ZZc`dbhiZckddgKgdjlZckZgZc^\^c\=Z^add
6VciVa/&
&-!@Vi]da^Z`ZKgdjlZc\^aYZc'%!6\gVg^hX]ZkgdjlZc
DcYZglZge//KZgkVc\^c\Wgj\KgdjlZcV``ZgC'(
HX]ZgbZg&*!GdiVgn8ajW=ZZg]j\dlVVgY)%!@^kV
6VclZo^\/DbldcZcYZc!\ZWgj^`Zgh!YZ\ZbZZciZc
C^g^V'%Zc'Va\ZbZcZ^c[dgbVi^ZVkdcYZcbZi^cidiVVa
J^i]ddgcZcA^ZbZZgZcYZegdk^cX^ZhCddgY"ZcOj^Y"
(%%bZchZc#
=daaVcY#>cidiVVa-%idi&%%bZchZc#
J^i`dbhi/>c[dgbVi^ZkZghigZ`i#
J^i`dbhi/6VceVhh^c\hX]ZihdcilZgecjkddgdcilZge#
+'7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7^_aV\Zc
6VciVa/(
6VciVa/&
DcYZglZge/>aeZgkZaY>ciZ\gVVa!idZa^X]i^c\WZhaj^iZc
DcYZglZge/9^hXjhh^ZW^_ZZc`dbhiLZg`ZcVVcYZ
Hijjg\gdZe#
idZ`dbhikVcYZHX]^e]dagZ\^d
6VclZo^\/7ZldcZghkVcAVcYhbZZgZcVcYZgZ
6VclZo^\/&.*WZodZ`Zgh
\ZciZgZhhZZgYZc#
J^i`dbhi/C^ZiWZ`ZcY
J^i`dbhi/>c[dgbVi^ZZcj^iaZ\aZ^YYZcidiiZkgZYZcZc dciZkgZYZcgZVXi^Zh#
6VciVa/& DcYZglZge/@Zcc^hbVg`iEgdk^cX^ZCddgY"=daaVcY
6VciVa/&
6VclZo^\/C^ZiWZ`ZcY
DcYZglZge/
J^i`dbhi/>c[dgbVi^ZkZghigZ`i
6VclZo^\/+%WZodZ`Zgh# J^i`dbhi/>c[dgbVi^ZkZghigZ`i#
6VciVa/& DcYZglZge/DeZc^c\>c[dgbVi^ZXZcigjbC'%&
6VciVa/&
6VclZo^\/BZYZlZg`Zghegd_ZXiWjgZVjZc**WZodZ`Zgh
DcYZglZge/EgZhZciVi^ZC'%&W^_IVh`#
J^i`dbhi/C^ZiWZ`ZcY
6VclZo^\/*%WZodZ`Zgh# J^i`dbhi/>c[dgbVi^ZkZghigZ`i#
6VciVa/& DcYZglZge/>c[dgbVi^ZW^_ZZc`dbhic^ZjlZ
6VciVa/&
\ZbZZciZgVVYhaZYZc6VahbZZg
DcYZglZge/HiVgi"jeHX]^e]daegd_ZXiZc
6VclZo^\/&'\ZbZZciZgVVYhaZYZc
6VclZo^\/C^ZiWZ`ZcY#
J^i`dbhi/C^ZiWZ`ZcY
J^i`dbhi/C^ZiWZ`ZcY# 6VciVa/& 6VciVa/&
DcYZglZge/>c[dgbVi^ZW^_ZZc`dbhic^ZjlZ
DcYZglZge/EHJC'%& #
\ZbZZciZgVVYhaZYZcJ^i]ddgc
6VclZo^\/C^ZiWZ`ZcY#
6VclZo^\/.\ZbZZciZgVVYhaZYZc
J^i`dbhi/C^ZiWZ`ZcY#
J^i`dbhi/C^ZiWZ`ZcY
6VciVa/&
6VciVa/&
DcYZglZge/DkZgaZ\bZiV[kVVgY^\^c\=dgclZ\WZldcZgh#
DcYZglZge/>c[dbVg`i=VVgaZbbZgbZZg"Ddhi
6VclZo^\/Egd_ZXiaZ^Y^c\!\ZYZejiZZgYZZcWZldcZgh#
6VclZo^\/8V#)%WZodZ`Zgh
J^i`dbhi/C^ZiWZ`ZcY#
J^i`dbhi/C^ZiWZ`ZcY
6VciVa/&
6VciVa/&
DcYZglZge/EgZhZciVi^Zc^ZjlZaZYZcEgdk^cX^VaZHiViZc#
DcYZglZge/EgZhZciVi^Z6aa^Vci^Z
6VclZo^\/')WZodZ`Zgh#
6VclZo^\/BZYZlZg`Zghegd_ZXiWjgZVjZc6aa^Vci^ZZc))
J^i`dbhi/C^ZiWZ`ZcY#
WZodZ`Zgh J^i`dbhi/C^ZiWZ`ZcY
6VciVa/& DcYZglZge/EgZhZciVi^Z:miZgcZGZ[ZgZci^Z\gdZe#
6VciVa/&
6VclZo^\/'%eZghdcZc#
DcYZglZge/AjcX]aZo^c\:meadh^ZkZcdcYZgodZ`
J^i`dbhi/C^ZiWZ`ZcY#
6VclZo^\/''WZodZ`Zgh J^i`dbhi/C^ZiWZ`ZcY
6VciVa/&
DcYZglZge/DeZcYV\lZg`cZbZghC'%&bZi[Vb^a^Z# 6VclZo^\/*%WZodZ`Zgh# J^i`dbhi/C^ZiWZ`ZcY#
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7^_aV\Zc+(
Recreatie en Natuur
Cultuurhistorie, bossen, natuurgebieden, recreatiegebieden, meren en attracties. Inwoners en bezoekers vinden het allemaal in Noord-Holland. De provincie wil dit veelzijdige karakter behouden en versterken. Dat betekent nieuwe natuur- en recreatiegebieden. Maar ook meer kwaliteit in de bestaande natuurgebieden en ecologische verbindingszones tussen de natuurgebieden.
7>?A6<:(
LZg`WZodZ`ZcZcdeZcWVgZdeigZYZchkVc \ZYZejiZZgYZc^c'%%+
DcYZglZgelZg`WZodZ`$deZcWVVgdeigZYZc
8daaZ\Z
7Zhijjga^_`dkZgaZ\^c=VVgaZb
8daaZ\Z
KVhi\dZYb^hh^ZcVVgCZlNdg`
8daaZ\Z
DeZc^c\
@gj^h^c\V
DeZc^c\VbWjaVcXZedhi^cLZZhe
@gj^h^c\V
HiVgiVVcaZ\gZXgZVi^Zegd_ZXiE^ZiZgbVc^c:YVb"KdaZcYVb
@gj^h^c\V
HiVgi6Yk^Zh"ZcHiZjcejci=j^hZa^_`
@gj^h^c\V
7^_ldcZcdeZc^c\iZciddchiZaa^c\;gVch=VahbjhZjb^c=VVgaZb
@gj^h^c\V
LVcYZa^c\HiZaa^c\kVc6bhiZgYVb^cYZ7ZZbhiZgkddgaVcXZg^c\egdk^cX^VaZ lVcYZalZWh^iZ
@gj^h^c\V
LZg`WZodZ`Hi^X]i^c\BjhZVVa=^hidg^hX]EZgheZXi^Z[^c=dd[YYdge
@gj^h^c\V
DeZc^c\lZZh]j^h^cBdcc^X`ZcYVb
@gj^h^c\V
DeZcZcZmedh^i^ZDcde\ZbZg`iZ@jchihX]ViiZc^cHiZYZWgdZX`
@gj^h^c\V
DkZg]VcY^\ZckVcYZJ^ilVV^ZgVVcYZWjg\ZbZZhiZgkVc:c`]j^oZc^c :c`]j^oZc
@gj^h^c\V
7ZodZ`:ZghiZ@VbZg^c9Zc=VV\bZiYZejiVi^ZkVcHiViZcaZYZc
@gj^h^c\V
DeZc^c\]dhe^XZkVcHi^X]i^c\9ZDkZghiZZ`^c6a`bVVg
@gj^h^c\V
GdcYZiV[ZaXdc[ZgZci^Z_Zj\Yodg\^cYZIlZZYZ@VbZg^c9Zc=VV\
@gj^h^c\V
7^_ZZc`dbhi8jaijjgCZilZg`CddgY"=daaVcY^c6a`bVVg
@gj^h^c\V
8dc\gZhkVcYZBZZg\gdZe^cKZahZc
@gj^h^c\V
DeZc^c\9Z7Vg`^c=ZZg]j\dlVVgY
@gj^h^c\V
7^_ZZc`dbhi8jaijjgZYjXVi^Z$6Xi^ZeaVc8jaijjgWZgZ^`^c6a`bVVg
@gj^h^c\V
DeZc^c\iZciddchiZaa^c\7ZZaYZckddg7j^iZcW^_bjhZjbHneZhiZ^c^c L^_YZbZgZc
@gj^h^c\V
HadibVc^[ZhiVi^Z>?Y^_`Zcegd_ZXi^cOVVchiVY
@gj^h^c\V
DeZc^c\W^a^di]ZZ`^cCVVgYZc"7jhhjb
@gj^h^c\V
DeZc^c\=j^oZLZhiZg]dji^c7ZkZgl^_`
@gj^h^c\V
LZg`WZodZ`LV\ZcbjhZjb^cHX]V\Zc
@gj^h^c\V
DeZc^c\iZciddchiZaa^c\HX]ViiZcdcYZg_ZkdZiZc^c8Vhig^Xjb
@gj^h^c\V
DeZc^c\HedgiXZcigjbYZOVcYoZZ^c7jhhjb
@gj^h^c\V
9ZZacVbZH^c\Zg9ZWVi^cAVgZcW^_*%"_Vg^\_jW^aZjbH^c\ZgbjhZjb
@gj^h^c\V
>c\ZWgj^`cVbZ\ZgZcdkZZgYZ`jchi^_hWVVc@ZccZbZgaVcY^c=VVgaZb
@gj^h^c\V
DeZc^c\c^Zjl\ZWdjlLZhi[g^Zh6gX]^Z[^c=ddgc
@gj^h^c\V
>cdcikVc\hicZbZckVcGVeedgiW^dideZcC="bdaZch^cHX]ZgbZg]dgci#\#k# CVi^dcVaZBdaZcXdciVXiYV\
@gj^h^c\V
9ZZacVbZEda^i^Z`HedgiYZWVi^c6bhiZgYVb
@gj^h^c\V
DcYZgcZbZghYV\HiZaa^c\kVc6bhiZgYVb^cK^_[]j^oZc
@gj^h^c\V
8dc[ZgZci^ZDcYZgl^_hZc?ZjYodg\^cOldaaZ
@gj^h^c\V
DeZcZc@jchia^_cWZZaYZcij^c^cegdk^cX^Z]j^h^c=VVgaZb
@gj^h^c\V
?dc\ZgZcYZWVi7^ZWc^\]i^cHiZYZWgdZX`
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7^_aV\Zc+,
DcYZglZgelZg`WZodZ`$deZcWVVgdeigZYZc
@gj^h^c\V
DeZc^c\DgW^cdC')'^c6a`bVVg
@gj^h^c\V
J^igZ^`^c\CVi^dcVaZDcYZgl^_heg^_h^cegdk^cX^Z]j^h^c=VVgaZb
@gj^h^c\V
DkZg]VcY^\^c\ZZghiZZmZbeaVVgYdgehdcil^``Za^c\heaVc9Zc=ddgcdeIZmZa
@gj^h^c\V
DeZc^c\adXVi^ZKVcDX`ÉiHeVa^ZgVVc]ZiL^ahdceaZ^c^c=VVgaZb
@gj^h^c\V
9ZZacVbZ9V\kVcYZ9^Vadd\^c=VVgaZb
@gj^h^c\V
DeZc^c\@^cYZgbjhZjbW^_?ddYh=^hidg^hX]BjhZjb^c6bhiZgYVb
@gj^h^c\V
DeZc^c\j^iWgZ^Y^c\BVg^cZBjhZjb^c9Zc=ZaYZg
Bdd^_
DeZc^c\c^ZjlZÒZihkZgW^cY^c\ijhhZcÉiOVcYZcHX]V\Zc
Bdd^_
HeZZX]dkZg^coZikVcVVgY\VhWjhhZcW^_W^_ZZc`dbhiGV^a[dgjbdkZg ajX]i`lVa^iZ^i
Bdd^_
LZg`WZodZ`VVcYZ\ZbZZciZ=VgZc`VgheZa
Bdd^_
KVVgidX]i\ZbZZciZOVVchiVY^coV`ZWZgZ^`WVVg]Z^YOVVc
Bdd^_
HeZZX]edh^i^dcZg^c\CddgYoZZ`VcVVa\ZW^ZY^c^ciZgcVi^dcVVaeZgheZXi^Z[W^_ W^_ZZc`dbhikVc]ZiHijY^ZXZcigjbkddg7ZYg^_[ZcDkZg]Z^Y
Bdd^_
DeZc^c\7Vc\ZgiDdhiZgedaYZgLZhi[g^h^VlZ\bZilZi]djYZg=VchZc
Bdd^_
LZg`WZodZ`\ZbZZciZAVc\ZY^_`
Bdd^_
>c[dgbVi^ZW^_ZZc`dbhiLZhi[g^h^VlZ\kddggVVYhaZYZcZc\ZbZZciZWZhijgZc
Bdd^_
DeZc^c\ÒZihijccZa)')C^ZjlZHX]ZgbZglZ\
Bdd^_
DeZc^c\gdidcYZBZY^VeVg`=^akZghjb
Bdd^_
Hnbedh^jbCO@LZg`^c]ZiCO@<cjZchigV`h
Bdd^_
DeZc^c\C'*%^c9Zc=ZaYZg
Bdd^_
LZg`WZodZ`WZeg^_oZc^cHidX`]dab
Bdd^_
7^_ldcZcj^igZ^`^c\KVc@ZbZcVYZeg^_h
Bdd^_
LZg`WZodZ`CddgYoZZ`VcVVa\ZW^ZYbZiYZhiViZcXdbb^hh^ZLZ\Zc!KZg`ZZg ZcKZgkdZg
Bdd^_
DeZc^c\DK"ÒZihWdmW^_edci^cKZahZc
Bdd^_
7jhg^iaVc\hDK"egd_ZXiZc^c
Bdd^_
LZg`WZodZ`LVVgYZgedaYZgbZigVVYhaZYZckVcYZ\ZbZZciZ =VVgaZbbZgbZZg
Bdd^_
LZg`Xdc[ZgZci^ZLZ\ZcdbiZWZkVgZc
=dd^_bV^_Zgh
EgZhZciVi^ZL^Zg^c\ZggVcYbZZgkddgZjgdeVgaZbZciVg^
gh^c7gjhhZa
=dd^_bV^_Zgh
:ZghiZeVValdc^c\Wdjlegd_ZXiHigZZ`ij^cZc^c=ddgc
=dd^_bV^_Zgh
:ZghiZeVVabjai^[jcXi^dcZZaXZcigjb^c@gZ^aZgddgY
=dd^_bV^_Zgh
LZg`WZodZ`>ED^cAdcYZc
=dd^_bV^_Zgh
DeZc^c\c^ZjlZ]VaHiZZc`dggZa^c6bhiZgYVb
=dd^_bV^_Zgh
:Xdcdb^hX]Zb^hh^ZcVVg=dc\`dc\
=dd^_bV^_Zgh
:Xdcdb^hX]Zb^hh^ZcVVgEZ`^c\
=dd^_bV^_Zgh
:Xdcdb^hX]Zb^hh^ZcVVgAdcYZc
=dd^_bV^_Zgh
:Xdcdb^hX]Zb^hh^ZcVVg8]^cV
=dd^_bV^_Zgh
9ZZacVbZKGDB"gZ^hcVVgAdcYZc
=dd^_bV^_Zgh
:ZghiZeVVa]ZghigjXijgZg^c\hegd_ZXiBZZgZchiZ^c^c7ZkZgl^_`
=dd^_bV^_Zgh
LZg`WZodZ`8Vhig^Xjb
=dd^_bV^_Zgh
LZg`WZodZ`8Vg\^aa^c6bhiZgYVb
=dd^_bV^_Zgh
LZg`WZodZ`WZYg^_kZciZggZ^cLVVgYZgedaYZg^c=VVgaZb
+-7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7^_aV\Zc
DcYZglZgelZg`WZodZ`$deZcWVVgdeigZYZc
=dd^_bV^_Zgh
:Xdcdb^hX]Zb^hh^ZcVVgH]Vc\]V^
=dd^_bV^_Zgh
:Xdcdb^hX]Zb^hh^ZcVVg?^cVc
=dd^_bV^_Zgh
HaddeA^Yl^cV^c9Zc=ZaYZg
=dd^_bV^_Zgh
8daaZ\Zdcil^``Za^c\heaVcdad\^ZVVcYZKg^_ZJc^kZgh^iZ^i^c6bhiZgYVb
=dd^_bV^_Zgh
HnbWda^hX]ZdeZc^c\8]^cVidlcWVoVVg^c7ZkZgl^_`
EdZabVcc
BZi7g^ihZVbWVhhVYZjgcVVg=dcYhWdhhX]ZZcEZiiZbZgoZZlZg^c\!\ZhegZ` dkZg`jhikZgYZY^\^c\ZclViZgdkZgaVhi^cgZaVi^Zidi^ckZhiZg^c\h`a^bVVi
EdZabVcc
7ZodZ`VVcA<
EdZabVcc
LZg`WZodZ`9gZX]iZgaVcYdkZgLZhi[g^h^VlZ\!Oj^YZgY^_`!]ZghiZaegd_ZXi!>c&% b^cjiZckVchiVYcVVgeaViiZaVcYZc]VcY]Vk^c\aVcYhX]VehkZgdgYZc^c\
EdZabVcc
LZg`WZodZ`=VVgaZbdkZgdcil^``Za^c\Zc^c]ZiLZhiZa^_`ij^cWdjl\ZW^ZY! VVchaj^iZcYajcX]bZiY^kZghZ\ZhegZ`hdcYZglZgeZc
EdZabVcc
LZg`WZodZ`B^c^hiZg^ZkVc7^ccZcaVcYhZOV`Zc!WZaVc\g^_`hiZdcYZglZgeZc/ VcYZgZdkZg]Z^YZcWZhijjga^_`Zdg\Vc^hVi^Z
EdZabVcc
7ZodZ`bZib^c^hiZgegZh^YZci7Va`ZcZcYZVVcEZiiZcZc=ZZg]j\dlVVgY#
EdZabVcc
7ZodZ`bZi`gddceg^chL^aaZb6aZmVcYZgVVc`jhikVcV[OZZaVcYidiZcbZi CddgY"=daaVcYVVceV`olV``ZhX]V`ZahZcV[haj^iZcYWZodZ`VVc =ZZg]j\dlVVgYhiVYkVcYZOdc
EdZabVcc
LZg`WZodZ`VVccVijjg\ZW^ZYYZDdhikVVgYZgheaVhhZc#CVVÓddeY^hXjhh^Z bZicVijjgWZ]ZZgdg\Vc^hVi^Zh!egdk^cX^ZhZclViZghX]VeeZcdkZg>?hhZabZZg! BVg`ZgbZZg!>?bZZgZc6[haj^iY^_`#
EdZabVcc
LZg`WZodZ`VVcEVgcVhh^V^c7adZbZcYVVadkZgid^aZi\ZWdjlZcVVceVhh^c\ `dekVcYZOZZlZ\#
EdZabVcc
LZg`WZodZ`XVbe^c\LViZghc^e^cEZiiZcdkZgVVceV`olV``ZhX]V`Za
EdZabVcc
LZg`WZodZ`VVcXdaaZ\ZkVc=VgZc`VheZabZiZZcWZodZ`VVc=j^hiZ CjlZcYddgcZc]ZgeaVcigZh^hiZciZ>ZekVcj^iYZaVcYhX]VehZaZbZciZc" gZ\Za^c\#
EdZabVcc
LZg`WZodZ`8VcXjc^cBZm^Xdi^_YZchLdgaYLViZg[dgjb#>c8VcXjcldgYi ]ZiYddgdg`VVcL^abVlZ\\ZhaV\ZchigVcYYddg7dh`Va^h]ZghiZaY!ZX]iZgc^Zi deYZ\ZlZchiZbVc^Zg#
EdZabVcc
;^ZihidX]i
EdZabVccZcHX]^eeZg
7ZodZ`b^c^hiZg9Z``ZgVVc9Zc=ZaYZg^c`VYZgE@7LVYYZcoZZ#GZhjaiVVi/ b^c^hiZg]ZZ[ideYgVX]i\Z\ZkZckddgZZc^ciZ\gVaZgj^biZa^_`k^h^ZkddgY^i \ZW^ZY#
EdZabVcc
9g^c`lViZg[VWg^Z`^c=ddgc
EdZabVcc
9^kZghZlZg`WZodZ`ZcEZiiZcZcolV``ZhX]V`Zah
EdZabVcc
7ZodZ`ZcVVcY^kZghZHigViZ\^hX]Z\gdZcegd_ZXiZclVVgdcYZgYZaeZgkZaY
EdZabVcc
LZg`WZodZ`GdbZkddg:@GL
EdZabVcc
LZg`WZodZ`8]^cVdkZgYg^c`lViZg`ZiZc
BdZch
7dZgYZg^_9Z@dc^c\h]dZkZeaViiZaVcYhdcil^``Za^c\Zc
BdZch
A<
BdZch
A<
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7^_aV\Zc+.
DcYZglZgelZg`WZodZ`$deZcWVVgdeigZYZc
BdZch
DeZc^c\VVgY`jcY^\bdcjbZciOj^Y@ZccZbZgaVcY
BdZch
A<
BdZch
A<
BdZch
B^YYZcbZZgdkZgl^cYZcZg\^Z^cYZL^Zg^c\ZgedaYZg
BdZch
A<
BdZch
LZg`WZodZ`CdkVXdaaZ\Z^c=VVgaZb
BdZch
LZg`WZodZ`egV`i^_`hX]ddaLZhi[g^ZhaVcY^c=ddgcZcHiZYZ7gdZX`
BdZch
DeZc^c\`VVhbVg`i6a`bVVg
BdZch
AVcYhYZZaLZhibZi\ZYZejiZZgYZc;aZkdaVcY!JigZX]iZcOj^Y"=daaVcYZc b^c^hiZgKZZgbVc#DebVVidcYZgiZ`Zc^c\>A<#
BdZch
6bhiZgYVb">?bj^Yh]VkZc\ZW^ZY!iZkZchhegZ`Zgde6NDEgZaVi^ZYV\
BdZch
AddhYgZX]i!\ZhegZ``ZcbZiWdZgZcdkZgeaViiZaVcYhdcil^``Za^c\ZcZcWZodZ` WdZgYZg^_
BdZch
LZg`WZodZ`WdZgYZg^_HiVYho^X]i^cCVVgYZc
BdZch
DeZc^c\egdYjXi^Z]Val^cYijgW^cZh^c9Zc=ZaYZg
HX]^eeZg
DeZcZchiVcYIdZg^hbZC=
HX]^eeZg
7ZYg^_[hWZodZ`Zc^cOVVchiVY
HX]^eeZg
DeZc^c\kddggdcYZCVi^dcVVa?Zj\YYZWVi
HX]^eeZg
D[ÒX^
aZhiVgi>8IOVVchigZZ`
HX]^eeZg
6\g^cdkV
HX]^eeZg
DeZc^c\:\bdcYh7adZbZcoZZ
HX]^eeZg!=dd^_bV^_ZghZcBdZch
LZg`WZodZ`6\g^edgi
HX]^eeZg
7^d[VX]7Zjgh^c9j^ihaVcY
HX]^eeZg
LZg`WZodZ`KZgWgZYZaVcYWdjl^cBdcc^X`ZcYVbZcOjcYZgYdge
HX]^eeZg
B>E>B
HX]^eeZg
LVcYZa^c\
HX]^eeZg
IdZg^hi^hX]Xjaijjg]^hidg^hX]ZhiVYhlVcYZa^c\7ZkZgl^_`
HX]^eeZgZc@gj^h^c\V
>c\ZWgj^`cVbZlVcYZaWjiidcZclVcYZa^c\HiZaa^c\kVc6bhiZgYVb
HX]^eeZg
>chiVaaVi^ZW^_ZZc`dbhiZckZaYWZodZ`aVcY^cg^X]i^c\hXdbb^hh^Z9Z
HX]^eeZg
LZg`WZodZ`b^c^hiZgKZZgbVc
HX]^eeZg
LZg`WZodZ`hiVVihhZXgZiVg^hKVc
HX]^eeZg
DeZc^c\lVcYZaidX]i7adZ^ZcYO^_eZ
HX]^eeZg
LZg`WZodZ`
HX]^eeZg
DeZc^c\7jaWIgVYZ8ZciZgW^_deZcYV\ZcEgdZ[ij^cOlVV\Y^_`
HX]^eeZg
DeZc^c\@Zg`eVY:^aVcYhedaYZg^c
HX]^eeZg
DciW^_iHi^X]i^c\=ZghiZaa^c\^c6bhiZgYVb^cW^_o^_cHjg^cVVbhZYZaZ\Vi^Z
HX]^eeZg
+*"_Vg^\WZhiVVcDdhilVVgY]dZkZ^cHaddiYdge
HX]^eeZg
DkZg]VcY^\^c\_VVgWdZ`]^hidg^hX]\ZcddihX]VeLZhi[g^ZhaVcY^c=Vg^c\]j^oZc
HX]^eeZg
HiVgihX]dij^igZ^`^c\higZZ`WdhkVcGZXgZVi^ZhX]VeLZhi[g^ZhaVcY^c 7dkZc`VgheZa
HX]^eeZgZcBdZch44
DeZc^c\@VVhbVg`i6a`bVVg
HX]^eeZg
LZg`WZodZ`=ZghigjXijgZg^c\Zc>ccdkVi^Z[Gj^biZ\ZWgj^`^cC^ZjlKZccZe
HX]^eeZg
LVcYZa^c\6bhiZa
HX]^eeZg
DeZcZcÒZiheVY^cLd\cjb
,%7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7^_aV\Zc
DcYZglZgelZg`WZodZ`$deZcWVVgdeigZYZc
HX]^eeZg
LZg`WZodZ`IZmZa
HX]^eeZg
DcikVc\hiXa^
ciZcOdg\WdZYZg^_DchKZgaVc\Zc
HX]^eeZg
AVcYWdjliZciddchiZaa^c\DebZZg
HX]^eeZg
LZg`WZodZ`CDGICddgY"=daaVcY^c@jYZahiVVgi
HX]^eeZg
DeZc^c\7dZgZc`VbZg9ZDkZgaZZ`Zg]dZkZ^cBdcc^X`ZcYVb
HX]^eeZg
9V\kVcYZCZYZgaVcYhZK^hhZg^_^c9ZcDZkZg
HX]^eeZg
7ZodZ`VVcH]VcYdc\^c8]^cV
HX]^eeZg
I]ZViZgidZgcZZ&%_VVgKZgZc^\^c\6\gVg^hX]CVijjgWZ]ZZg!kddghiZaa^c\^c Ddhi]j^oZc
HX]^eeZg
7ZYg^_[hWZodZ`8DCD`VVhbV`Zgh^cLZhiWZZbhiZg
HX]^eeZg
7^dad\^hX]ZlVcYZa^c\
HX]^eeZg
GZXgZVi^Z[LZhi[g^ZhaVcY
HX]^eeZg
Egdk^cX^ZXdcXZgi
HX]^eeZg
DeZc^c\egd_ZXi9ZHX]V\Zgl^Za
HX]^eeZg
>ED_VVgXdc[ZgZci^Z^c
HX]^eeZg
DcikVc\hieg^_hl^ccVgZhodbZgfj^o
HX]^eeZg
:ZghiZeVVaWdgY_ZÒZihgdjiZ
HX]^eeZg
EVhhZgZcV`iZkVcidZYZa^c\]Zg^cg^X]i^c\LZhioVVc
HX]^eeZg
DeZc^c\CddgY"=daaVcYeVY^c9ZcDZkZg
HX]^eeZg
EVhhZgZcV`iZkVcidZYZa^c\]Zg^cg^X]i^c\6bhiZaaVcY
HX]^eeZg
=ZgdeZc^c\l^ZaZgWVVcHeVVgcldjYZ
HX]^eeZg
CddgY"=daaVcY8ja^cV^g^cB^YYZcWZZbhiZg
HX]^eeZg
>bbdkVidg!deZc^c\aZZgWZYg^_[^c=VVgaZb
HX]^eeZg
LZg`WZodZ`LI8^c6bhiZgYVb
HX]^eeZg
:medGZVa^cBcX]Zc
HX]^eeZg
Eg^_hj^igZ^`^c\\gddihiZ`ddadeYZ7gdZ`ZgKZ^a^c\^c7gdZ`deAVc\ZY^_`
HX]^eeZg
LVcYZa^c\cVi^dcVVaeVg`@ZccZbZgaVcY
HX]^eeZg
7ZYg^_[hWZodZ`6\g^edgi6,
HX]^eeZg
IdZg^hi^hX]ZcZilZg`YV\^c:c`]j^oZc
HX]^eeZg
7ZYg^_[hWZodZ`hi^X]i^c\B^a^Zjkg^ZcYZa^_`ZKZZ]djYZg^_^cB^YldjY
HX]^eeZg
LZg`WZodZ`DkZgaZZ`^cBZYZbWa^`
HX]^eeZg
CZilZg`YV\Hi^X]i^c\7^dad\^hX]
HX]^eeZg
6[haj^i^c\Gj^akZg`VkZa^c\LViZgaVcY^cBdcc^X`ZcYVb
HX]^eeZg
D[ÒX^
aZdeZc^c\ÒZihgdjiZ=ZZaYZ=ZjkZagj\^c=^akZghjbbZi\ZYZejiZZgYZ B^`kVcYZegdk^cX^ZJigZX]i
HX]^eeZg
>?bdcYEg^bZjg^c>?bj^YZc
HX]^eeZg
LVcYZa^c\7ZZbhiZg KZgkVc\^c\Xdbb^hhVg^hkVcYZ@dc^c\^c
@gj^h^c\V
J^igZ^`^c\aVjgZViZc8]g^hi^cV
@gj^h^c\V
8dcXdjghE]^a]Vgbdc^Z^c=VVgaZb
@gj^h^c\V
I]ZViZgkddghiZaa^c\7aVX`E^cdXX]^d^c6bhiZgYVb
@gj^h^c\V
=ZgdeZc^c\Bj^YZghadiYddg`dc^c\^c7ZVig^m^cBj^YZc
@gj^h^c\V
J^igZ^`^c\KVc@ZbZcVYZeg^_h^c=VVgaZb
@gj^h^c\V
7^_ldcZcJ^igZ^`^c\=Z^cZ`Zceg^_oZc^#V#l#eg^chL^aaZb6aZmVcYZg
@gj^h^c\V
AVcXZg^c\iZaZk^h^ZhZg^ZHZZNdjghZa[Yddgeg^chZhBVm^bV
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7^_aV\Zc,&
DcYZglZgelZg`WZodZ`$deZcWVVgdeigZYZc
Bdd^_
6[hX]Z^YhgZXZei^ZWjg\ZbZZhiZgKZgY^ZgkVcYZ\ZbZZciZ=j^oZc
Bdd^_
HeZZX]W^_W^_ZZc`dbhi.%"_Vg^\WZhiVVcHi^X]i^c\LZahiVcYhodg\CddgY" =daaVcY
Bdd^_
6Xi^Z;aZhhZcedhi
Bdd^_
DcikVc\hieg^chZhAVjgZci^Zci#\#k#LZgZaYVa[VWZi^hZg^c\hYV\
Bdd^_
DcikVc\hieg^chZhBVm^bVW^_deZc^c\=d\ZhX]dda>C=DAA6C9^c=VVgaZb
,'7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7^_aV\Zc
7>?A6<:)
DcikVc\ZghkVcWgdcoZceZcc^c\Zc^c'%%+ 9Z]ZZg7#?#?#=ZcYg^`hkddgo^_c'*"_Vg^\_jW^aZjbW^_YZegdk^cX^Z 9Z]ZZgB#6#YZ?dc\W^_o^_cV[hX]Z^YVahHiViZca^Y 9Z]ZZg9#B#EZiZghVahk^cYZgkVcYZegdk^cX^VaZeZcc^c\ZcZc@dc^c`a^_`ZdcYZghX]Z^Y^c\Zc BZkgdjl8#E#k#Y#Kddgi"kVcDZkZgZcW^_]VVgV[hX]Z^YkVcYZegdk^cX^ZCddgY"=daaVcY 9Z]ZZg?#7#7dZahbVW^_o^_cV[hX]Z^YkVcYZegdk^cX^ZCddgY"=daaVcY 9Z]ZZg=#9#kVcGddcW^_o^_cV[hX]Z^YkVcYZegdk^cX^ZCddgY"=daaVcY 9Z]ZZg8#DX`ZadZclVVgcZbZcY`VW^cZihX]Z[!W^_o^_cV[hX]Z^YkVcYZegdk^cX^ZCddgY"=daaVcY BZkgdjl:#E#kVc
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7^_aV\Zc,(
BZkgdjlN#6YVb"kVcEZiZ\ZbW^_]VVgV[hX]Z^YkVcYZegdk^cX^ZCddgY"=daaVcY BZkgdjl;#?#DaYZcW^_]VVgV[hX]Z^YkVcYZegdk^cX^ZCddgY"=daaVcY 9Z]ZZg7#?#8ddehW^_o^_cV[hX]Z^YkVcYZegdk^cX^ZCddgY"=daaVcY BZkgdjl8#6#I#LZWZgW^_]VVgV[hX]Z^YkVcYZegdk^cX^ZCddgY"=daaVcY 9Z]ZZgB#HdWZahW^_o^_cV[hX]Z^YkVcYZegdk^cX^ZCddgY"=daaVcY 9Z]ZZgG#<#AVkZgbVcW^_o^_cV[hX]Z^YkVcYZegdk^cX^ZCddgY"=daaVcY BZkgdjl=#H#9VccZgW^_]VVgV[hX]Z^YkVcYZegdk^cX^ZCddgY"=daaVcY 9Z]ZZg;#9c^hW^_o^_cV[hX]Z^YkVcYZegdk^cX^ZCddgY"=daaVcY BZkgdjlL#8#B#IZZjlZc"YZ?dc\W^_]VVg'*_Vg^\_jW^aZjbVahhZXgZiVgZhhZkVc
,)7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä7^_aV\Zc
8DAD;DC
Uitgave Provincie Noord-Holland Postbus 123 2000 MD Haarlem Tel.: (023) 514 31 43 Fax: (023) 514 40 40 Internetadres: www.noord-holland.nl E-mailadres: [email protected] Eindredactie Provincie Noord-Holland Directie Middelen Sector Communicatie Redactie Helen van den Broek, Amsterdam Vormgeving FUNCKE communications & design, Haarlem Fotografie Provincie Noord-Holland Grafische verzorging Provincie Noord-Holland MediaProductie Drukwerk Hollandia printing, Heerhugowaard Papier Hello matt, houtvrij MC Oplage 750 exemplaren
Haarlem, maart 2007
,+7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+Ä8dad[dc
7jg\Zg_VVgkZghaV\'%%+
Bijlage C
KUST OP KRACHT
Projectrapport Hondsbossche en Pettemer Zeewering: Zand en natuur
Birdeye view bestaande situatie Petten
Artist impression Zand en natuur, Petten
NOVEMBER 2009
KUST OP KRACHT
Inhoudsopgave 1 Inleiding ............................................................................................................................7 1.1 Doel projectrapport ......................................................................................................7 1.2 Korte conclusie ............................................................................................................7 1.3 Opbouw rapport............................................................................................................7 2 Randvoorwaarden en uitgangspunten voor het project ..............................................9 2.1 Huidige situatie ............................................................................................................9 2.2 Dubbeldoelstelling ........................................................................................................9 2.3 Uitgangspunt “Oplossingsrichtingen voor veiligheid tegen golfoverslag” ..................11 2.4 Uitgangspunten voor de (integrale) alternatieven ......................................................11 2.4.1 Technische uitgangspunten ....................................................................................11 2.4.2 Natuur- en omgevingsbeleid....................................................................................11 2.4.3 Bestuurlijke uitgangspunten ....................................................................................13 2.5 Relatie met andere projecten ....................................................................................13 3 Onderzochte alternatieven en varianten ......................................................................15 3.1 Basisalternatieven ......................................................................................................15 3.2 Ruimtelijke kwaliteit ....................................................................................................15 3.2.1 Visie ........................................................................................................................15 3.2.2 Uitgangspunten ......................................................................................................17 3.2.3 Ontwikkelconcepten ................................................................................................17 3.2.4 Bouwstenen ............................................................................................................17 3.3 Vier integrale alternatieven ........................................................................................17 3.4 Natuur en omgevingsbeleid. ......................................................................................19 3.5 Kwaliteitsborging ........................................................................................................21 3.5.1 Technische borging..................................................................................................21 3.5.2 Financiële kwaliteitsborging ....................................................................................21 3.5.3 Ruimtelijke kwaliteitsborging. ..................................................................................21 3.5.4 MER kwaliteitsborging ............................................................................................21 4 Beoordeling en afweging ..............................................................................................23 4.1 Feitelijke beoordeling ................................................................................................23 4.2 Bestuurlijk ..................................................................................................................25
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
4
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
5 Voorkeursalternatief ......................................................................................................27 5.1 Meest milieuvriendelijke alternatief ............................................................................27 5.2 Voorkeursalternatief ..................................................................................................27 5.3 Onderbouwing keuze voorkeursalternatief ................................................................29 5.3.1 Feitelijke onderbouwing ..........................................................................................29 5.3.2 Financiering ruimtelijke kwaliteit ..............................................................................33 5.3.3 Intentieverklaring regio financiering ruimtelijke kwaliteit..........................................33 5.3.4 Bestuurlijke onderbouwing ......................................................................................35 6 Voor- en nadelen van de alternatieven op een rijtje ....................................................39 6.1 Alternatief Actie op grote hoogte ................................................................................39 6.2 Alternatief Zand en natuur ..........................................................................................39 6.3 Alternatief Rotskust en wand ......................................................................................39 6.4 Alternatief Actie op hoogte..........................................................................................41 7 Aandachtspunten voor het versterkingsplan ..............................................................43 7.1 Fasering ....................................................................................................................43 7.2 Planning en uitvoering ................................................................................................43 7.3 Verweking ..................................................................................................................43 7.4 Detaillering ................................................................................................................43
Bijlages bijgevoegd op DVD Bijlage 1: Toelichting beoordeling Milieu Veiligheidsaspecten Ruimtelijke ontwikkelingskansen Kosten Overige aspecten Bijlage 2: Risicoraming 2b, 2d Bijlage 3: Bouwstenen ruimtelijke kwaliteit alternatief 2b Bijlage 4: Plaatjes van vier integrale alternatieven Bijlage 5: Overzicht investerings- en onderhoudskosten Bijlage 6: Onderzochte versterkingsvarianten
NOVEMBER 2009
5
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
Artist impression voorkeursalternatief Zand en natuur, Camperduin
6
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
HOOFDSTUK 1. INLEIDING 1.1 DOEL PROJECTRAPPORT Voor de Zwakke Schakel Hondsbossche en Pettemer Zeewering (HPZ) moet de kustveiligheid worden verbeterd voor de middellange termijn (50 jaar). Daarvoor is in 2008 een planstudie opgestart. Thans is de fase aangebroken waarin een voorkeursalternatief (VKA) wordt vastgesteld. Dit projectrapport heeft tot doel inzicht te geven in de verschillende ontwikkelde alternatieven en varianten voor de versterking van de HPZ, het proces waarmee deze tot stand zijn gekomen en toe te lichten welke argumenten de voorkeur onderbouwen. Dit projectrapport is daarmee een belangrijke informatiebron voor de besluitvorming van de Staatssecretaris van Verkeer & Waterstaat. Het door de Staatssecretaris vastgestelde voorkeursalternatief is de basis voor financiering vanuit het HWBP en verdere uitwerking ten behoeve van de realisatie (Versterkingsplan). 1.2 KORTE CONCLUSIE Als VKA wordt het integrale alternatief Zand en natuur voorgesteld. In het alternatief Zand en natuur vindt een zeewaartse zandige versterking plaats. Hierbij zorgt zand voor de dijk eventueel in combinatie met de huidige dijk als zeewering voor de veiligheid. De ruimtelijke kwaliteit wordt belangrijk versterkt door het aanleggen van buitendijkse natuur in de vorm van jonge duintjes en door economische versterking van de aansluitingen nabij Petten en Camperduin. Het alternatief Zand en natuur geniet op basis van de beoordelings- en afwegingscriteria voor zowel de dubbeldoelstelling (veiligheid en ruimtelijke kwaliteit) als de (regionale) bestuurlijke aspecten de voorkeur. 1.3 OPBOUW RAPPORT In hoofdstuk 2 zijn de randvoorwaarden en uitgangspunten voor het project op een rij gezet. Hoofdstuk 3 gaat in op de onderzochte alternatieven en varianten. Hoofdstuk 4 vat kort het beoordelings- en afwegingskader samen. Het voorkeursalternatief is behandeld in hoofdstuk 5. En ten slotte zijn in hoofdstuk 6 de belangrijkste voor- en nadelen van de alternatieven samengevat en in hoofdstuk 7 staan de aandachtspunten verwoord voor het vervolg, het Versterkingsplan. De bijlages zijn bijgevoegd op DVD.
NOVEMBER 2009
7
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
8
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
HOOFDSTUK 2. RANDVOORWAARDEN EN UITGANGSPUNTEN VOOR HET PROJECT 2.1 HUIDIGE SITUATIE Uit de door Provincie Noord-Holland en Provincie Zuid-Holland opgestelde Strategische Visie Hollandse Kust 2050, de Integrale effect beoordeling (2005) en het aanvullende Versterkingsonderzoek Hondsbossche en Pettemer Zeewering (2007) is gebleken dat op langere termijn maatregelen aan de Hondsbossche en Pettemer Zeewering en de aansluitconstructies aan weerszijde daarvan op de duinen nodig zijn om ook voor de komende 50 jaar de veiligheid te garanderen. Ook in de huidige situatie wordt de veiligheidsnorm niet gehaald. Het is daarmee een prioritaire Zwakke Schakel en opgenomen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Op 15 januari 2008 is de Startnotitie dijkversterking Zwakke Schakel Hondsbossche en Pettemer Zeewering gepubliceerd die inging op het veiligheidsprobleem van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering en een viertal oplossingsrichtingen, die in de MER moesten worden onderzocht. In juni 2008 heeft de Provincie Noord-Holland richtlijnen opgesteld voor de MER Kustverversterking Zwakke Schakels Hondsbossche en Pettemer Zeewering. Op basis van deze richtlijnen zijn het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de provincie Noord Holland gestart met een integrale planstudie voor de versterking van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering. Zowel de zeewering als het omliggende gebied kent een breed scala aan ruimtelijke kwaliteitswaarden. Zo wordt de Hondsbossche en Pettemer Zeewering omringd door verschillende (streng) beschermde natuurgebieden. Daarnaast vormt de zeewering met zijn markante, robuuste en lineaire karakter een belangrijke beelddrager van de geschiedenis van de Noord-Hollandse kustverdediging. Tevens vertegenwoordigen de zeewering en het achterliggende gebied bijzondere cultuurhistorische en landschappelijke waarden die een verhaal vertellen over de wordingsgeschiedenis van dit bijzondere stuk kustlijn. 2.2 DUBBELDOELSTELLING De aanwijzing van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering als één van de prioritaire Zwakke Schakels in de Nederlandse kustverdediging heeft tot gevolg dat de zogenoemde dubbeldoelstelling aan de orde is: • Duurzame versterking van de zeewering ten behoeve van de veiligheid; • En versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De versterking zal dus niet alleen de vereiste veiligheid moeten leveren en de risico’s moeten beheersen. De versterking zal ook extra ruimtelijke kwaliteit moeten bieden, met nadruk op natuur, landschap, cultuurhistorie, recreatie en toerisme, bereikbaarheid en woon- en leefmilieu. Deze aspecten vormen niet alleen belangrijke randvoorwaarden waarbinnen de versterking wordt ontworpen, maar moeten in aansluiting op de noodzakelijke versterkingsmaatregelen ook reële mogelijkheden bieden voor de verdere ontwikkeling van potentiële waarden. Het uiteindelijke ontwerp moet het resultaat zijn van een integratie van alle aspecten die van belang zijn. De besluitvorming hierover wordt gebaseerd op een zo breed mogelijk draagvlak. Ruimte voor veiligheid en kwaliteit dus! Naast ruimtelijke kwaliteit dient het ontwerp ook rekening te houden met uitbreidingen voor eventuele veiligheidsaanpassingen in de toekomst. De versterking van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering wordt nu ontworpen met een tijdshorizon van 50 jaar. Daarnaast zijn de uitbreidingsmogelijkheden bekeken indien uitgegaan wordt van een planperiode van 100 jaar en ook het benodigde ruimtebeslag bij een tijdshorizon van 200 jaar. Niet alleen de aanleg maar ook het onderhoud voor 50 jaar wordt in beschouwing genomen.
NOVEMBER 2009
9
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
10
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
2.3 UITGANGSPUNT “OPLOSSINGSRICHTINGEN VOOR VEILIGHEID TEGEN GOLFOVERSLAG” In de planstudie is gewerkt vanuit de volgende oplossingsrichtingen voor veiligheid: • Consolideren door kruinverhoging; • Consolideren zeewaarts; • Consolideren landwaarts. Dit zijn de oplossingsrichtingen op het hoogste abstractieniveau die primair zijn gericht op het bereiken van het veiligheidsdoel. In de startnotitie heeft dat geleid tot de volgende 4 basisalternatieven waarbij, om het aantal oplossingen richtingen te beperken, maximaal twee veiligheidsbouwstenen per oplossingsrichting zijn toegepast: • Traditionele kruinverhoging; • Zeewaarts versterken met zand al dan niet in combinatie met de huidige dijk; • Verhogen van de dijk middels een kruinelement en het toestaan van een grotere overslag (10 l/m/sec); • Beperkte verhoging van de dijk in combinatie met zeewaarts uitbouwen van de teen van de dijk. 2.4 UITGANGSPUNTEN VOOR DE (INTEGRALE) ALTERNATIEVEN Voor de uitgangspunten is onderscheid gemaakt tussen technische uitgangspunten, natuur- en omgevingsbeleid en bestuurlijke uitgangspunten. De technische uitgangspunten voor ontwerpen in zand en hybride combinaties (dijk/zand) en dijkversterkingen zijn samen met RWS waterdienst geformuleerd. Dit in aanvulling op randvoorwaarden die bijvoorbeeld in beleid of normstellingen zijn vastgelegd. 2.4.1 Technische uitgangspunten De technische uitgangspunten omvatten: • Het te hanteren klimaatscenario is middenscenario; • Hierin rekening houdend met variatie in de hoogteligging van de voorliggende zandbank resulterend in het middenplus scenario; • Normen voor overslagdebiet (1 l/m/s), stabiliteits- en erosiefactoren; • De hydraulische randvoorwaarden 2006; • Geen robuustheidtoeslag; • Voldoen aan de eisen t.a.v. macrostabiliteit binnentalud en eisen aan de steenbekleding; • Het handhaven van de vrije horizon vanaf de kust (Nota Ruimte); • Een groen binnentalud voor de veiligheidsoplossingen; • Veiligheidsoplossingen voor het Hondsbossche en het Pettemer deel maar wel in samenhang tot de basisalternatieven. 2.4.2 Natuur- en omgevingsbeleid De Hondsbossche en Pettemer Zeewering wordt omringd door verschillende beschermde natuurgebieden, namelijk: • Zwanenwater en Pettemerduinen: ten noorden van het plangebied; • Schoorlse duinen: ten zuiden van het plangebied; • Abtskolk en Putten: ten oosten van het plangebied naast de huidige lokale weg; • Noordzeekust: gehele Noordzeekustzone. Aantasting van deze gebieden, vooral van de Natura 2000-gebieden, moet zoveel mogelijk voorkomen worden met behulp van alternatieve oplossingen of specifieke uitwerkingsopgaven waarbij deze gebieden worden ontzien.
NOVEMBER 2009
11
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
12
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
2.4.3 Bestuurlijke uitgangspunten Tot nu toe zijn in de planstudie verschillende bestuurlijke uitspraken gedaan die bij de uitwerking van de oplossingsrichtingen naar alternatieven en het kiezen van het voorkeursalternatief aandacht vragen. Hieronder zijn deze uitgangspunten opgesomd: • De zeeweringvakken Hondsbossche en Pettemer Zeewering moeten apart (maar in onderlinge samenhang) worden beschouwd; • Oplossingen voor de Hondsbossche en Pettemer Zeewering moeten worden beschouwd in samenhang met het gehele kustsysteem; • De oplossingen moeten niet alleen theoretisch veilig zijn, maar moeten ook voldoen aan de veiligheidsbeleving van bewoners; • Handhaven van het groene binnentalud (gras) van de zeewering; • Beperken van de wateroverlast (overslag en kwel) voor bewoners en gebruikers; • Zoveel mogelijk behoud van aanwezige woningen in onder andere Petten; • De versterking mag geen belemmering zijn voor de aanleg van “Petten aan Zee”; • Draagvlak binnen de regio. 2.5 RELATIE MET ANDERE PROJECTEN Duinen Kop van Noord-Holland Direct ten noorden van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering ligt het andere Zwakke Schakel kustversterkingsproject Duinen Kop van Noord-Holland (DKNH). Voor deze zeewering is de keuze al gevallen op een zandige versterking waarbij op basis van een drietal uitgewerkte alternatieven tot een voorkeursalternatief gekomen wordt. De versterking van de HPZ zeewering is in samenhang met de kustversterking Duinen Kop van Noord-Holland ontworpen. Dit betreft de aspecten: • Morfologische samenhang; • Ecologische samenhang; • Samenhang in de ruimtelijke ontwikkeling (recreatie); • Overlap in aanlegkosten bij de aansluitingen. Petten aan Zee Petten aan Zee (PaZ) is een door de gemeente Zijpe gewenste zeewaartse ontwikkeling van een woonlocatie en jachthaven. De plannen zijn nog in een globaal stadium. De relatie tussen de kustversterking Hondsbossche en Pettemer Zeewering (HPZ) en Petten aan Zee (PaZ) kent een aantal aspecten: • Invloed op morfologie lokaal en ten aanzien van het complete kustvak; • De veiligheid van het achterland; • In hoeverre zijn versterkingsvarianten een belemmering ten aanzien van aanleg fundament Petten aan Zee; • Spanning en synergie tussen de projecten.
NOVEMBER 2009
13
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
Tabel 4.1 - Versterkingsalternatieven en variant uitwerkingen Technische oplossing
Alternatief Alternatief 1 Kruinverhoging
1-a 1-b 1-c
Traditionele kruinverhoging met stabiliteitsberm Traditionele kruinverhoging met stabiliteitsberm, met damwand bij Petten Traditionele kruinverhoging met combiwand/damwand over gehele tracé
Alternatief 2 Zeewaarts zand
2-a
Zeewaartse zandberm in combinatie met bestaande dijk; met stabiliteitsberm binnentalud Zeewaartse zandberm in combinatie met bestaande dijk; met stabiliteitsberm binnentalud, met damwand bij Petten Zeewaartse versterking in combinatie met bestaande dijk: met combiwand/damwand over gehele tracé onderin het binnentalud Zeewaartse zandberm met duin zonder bestaande dijk
2-b 2-c 2-d Alternatief 3 Kruinelement en grotere overslag
3-a 3-b
3-c
3-d
Alternatief 4 Beperkte kruinverhoging
4-a 4-b 4-c
14
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
Overslagbestendige dijk met stabiliteitsberm, kruinmuur, verruwing gehele buitentalud (Petten), verruwing ondertalud (Hondsbossche) Overslagbestendige dijk met stabiliteitsberm, kruinmuur, verruwing ondertalud en herprofileren/uitbouw ondertalud (Petten), verruwing ondertalud (Hondsbossche) Overslagbestendige dijk met kruinmuur, stabiliteitsberm en bij Petten een damwand, verruwing gehele buitentalud (Petten), verruwing ondertalud (Hondsbossche) Overslagbestendige dijk met kruinmuur, combiwand/damwand over gehele tracé, verruwing gehele buitentalud (Petten), verruwing ondertalud (Hondsbossche) Kruinverhoging ca. 2 m met uitbouw ondertalud met stabiliteitsberm Kruinverhoging ca. 2 m met uitbouw ondertalud, met stabiliteitsberm en bij Petten een damwand Kruinverhoging ca. 2 m met uitbouw ondertalud, met combiwand/damwand over gehele tracé
KUST OP KRACHT
HOOFDSTUK 3. ONDERZOCHTE ALTERNATIEVEN EN VARIANTEN Het ontwikkelen en onderzoeken van alternatieven en varianten voor de planstudie Hondsbossche en Pettemer Zeewering is in meerdere stappen gegaan. Enerzijds is vanuit veiligheid tegen golfoverslag gewerkt en anderzijds vanuit ruimtelijke kwaliteit. Dit is deels parallel verlopen. Uit gedetailleerde veiligheidsberekeningen bleek dat naast het aspect golfoverslag ook de veiligheid macrostabiliteit binnentalud en deels de veiligheid van de steenbekledingen niet op orde zijn. De vier basisalternatieven zijn gecombineerd met ontwikkelconcepten voor de ruimtelijke kwaliteit. Hieruit zijn integrale alternatieven samengesteld. In de volgende paragrafen zijn deze stappen nader toegelicht. 3.1 BASISALTERNATIEVEN Op basis van de oplossingsrichtingen genoemd in paragraaf 2.3 en rekening houdende met de uitgangspunten in paragraaf 2.4 zijn de vier basisalternatieven uitgewerkt tot 14 variantenalternatieven voor de versterking Hondsbossche en Pettemer Zeewering. Daarin zijn de dijken in samenhang beschouwd en zijn de bouwstenen logisch gecombineerd, conform startnotitie. Deze varianten onderscheiden zich in principeoplossing en in maatregelen op specifieke locaties waar knelpunten optreden. Tabel 4.1 geeft een overzicht van de in dit MER onderzochte alternatieven. 3.2 RUIMTELIJKE KWALITEIT De ruimtelijke kwaliteit is in vijf stappen uitgewerkt: • Eerst is een visie gemaakt met als resultaat twee doelen en drie pijlers; • Vervolgens zijn die uitgewerkt in vijf meer concretere uitgangspunten; • De uitgangspunten zijn onderling gecombineerd tot integrale ontwikkelconcepten; • De bouwstenen voor ruimtelijke kwaliteit zijn benoemd; • Afwegen van de 14 integrale varianten onderling tot 5 voorkeursvarianten. 3.2.1 Visie In het kader van de planstudie is een visie op ruimtelijke kwaliteit uitgewerkt. Het aanpakken van de kustverdediging is binnen de gegeven opdracht opgepakt als een uitgelezen kans om ook de (ruimtelijke) kwaliteit van het kustgebied te verhogen, beiden met visie op de lange termijn. De doelen voor ruimtelijke kwaliteit zijn tweeledig: • Het behouden en versterken van bestaande waarden; • Het toevoegen van nieuwe waarden en het benutten van kansen, ofwel creëren van nieuwe ruimtelijke kwaliteit. Het gaat bij dit laatste om het benutten van latente kansen en het creëren van nieuwe mogelijkheden door het versterken van de ruimtelijke structuur. De visie op ruimtelijke kwaliteit is gebaseerd op drie pijlers: 1. Benut de kansen die de investering in de zeewering biedt voor ontwikkeling van het kustgebied op de lange termijn; 2. Ontwikkel aanvullend een onderscheidend programma langs de Hollandse kust en realiseer een gevarieerd aanbod. De omgeving, dit kustvak, is nadrukkelijk als ontwikkelgebied voor (verblijfs-)recreatie omschreven; 3. Realiseer een directe verbetering van ruimtelijke kwaliteit.
NOVEMBER 2009
15
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
Impressies Actie dijk
Impressies Zand en natuur
Impressies Pettense wand
16
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
3.2.2 Uitgangspunten De pijlers zijn uitgewerkt in een vijftal uitgangspunten voor ruimtelijke kwaliteit en zijn hieronder kort beschreven. Deze uitgangspunten hebben aan de basis gestaan van het opstellen van de integrale alternatieven. Dit draagt bij aan het versterken van de identiteit van landschap en cultuurhistorie. De vijf uitgangspunten zijn: • Behandel de dijken als één geheel; • Versterk het aanwezige contrast; • Behoud van de maat en schaal; • Verbeteren van de toegankelijkheid; • Borging van aanwezige waarden. 3.2.3 Ontwikkelconcepten De uitwerking van de visie ruimtelijke kwaliteit is gekoppeld aan de basisalternatieven. Het type basisalternatief (hard, zacht, overslag) biedt specifieke aangrijpingspunten voor het toevoegen van ruimtelijke kwaliteit. Deze aangrijpingspunten zijn vertaald in drie onderscheidende ontwikkelingsmodellen: “Actie dijk”, “Zand en natuur” en de “Pettense wand”. • Actie dijk richt zich qua ruimtelijke ontwikkeling vooral op actieve sporten aan de buitenzijde en de koppen van de dijk en hierop gebaseerde economische ontwikkelingen nabij de aansluitingen Petten en Camperduin. Dit concept is uitgewerkt met de traditionele dijkversterkingvarianten in het achterhoofd. • Zand en natuur richt zich op de aanleg/invulling als “Natuur” van de nieuwe zeewaartse zanduitbreiding globaal tegenover de bestaande binnendijkse LNC gebieden, de Putten. • Pettense wand richt zich op zowel zeewaarts als landwaartse verruiging (rotskust) en op de vormgeving en medegebruik van het kruinelement zelf. 3.2.4 Bouwstenen De ontwikkelingsconcepten die in de voorgaande paragraaf is toegelicht, hebben als discussiemateriaal gediend om te bepalen op welke wijze ruimtelijke kwaliteit aan het project kan worden toegevoegd. Het betreft een ‘visionaire’ uitwerking richting een streefbeeld, waarbij ook andere ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving zijn meegenomen. Ten behoeve van het MER is hieruit een aantal bouwstenen gefilterd die specifiek aan de versterking van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering gekoppeld kunnen worden. Bouwstenen zijn (pakketjes van) concrete maatregelen om ruimtelijke kwaliteit te versterken op een specifieke locatie. Genoemde bouwstenen zijn in het MER op hun effecten beoordeeld. Bouwstenen in de omgeving en buiten het bereik van dit project zijn niet in de alternatieven opgenomen en daarom niet beoordeeld. 3.3 VIER INTEGRALE ALTERNATIEVEN De ruimtelijke ontwikkelingsconcepten zijn gecombineerd met de vier basisalternatieven. Waarbij Actie dijk is gecombineerd met de kruinverhogingsalternatieven en Zand en natuur met zeewaarts zand en Pettense wand met kruinelement en grotere overslag. De combinatie van ontwikkelingsconcepten met de basisalternatieven heeft geleid tot integrale alternatieven, met hier binnen 14 varianten. De varianten met damwand bij Petten om woningen te sparen en leefbaarheid te vergroten genieten de voorkeur. De overige varianten zijn afgevallen, omdat extra investering niet meer (kwaliteit) oplevert. Bij de zandige variant is naast een hybride constructie (zand in combinatie met de dijk) tevens een oplossing uitgewerkt met alleen maar zand. Dit leidt uiteindelijk tot 5 integrale varianten (1b, 2b, 2d, 3c, 4b), waarvan hierna de belangrijkste kenmerken worden weergegeven.
NOVEMBER 2009
17
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
1. Alternatief Actie op grote hoogte (1b)
2. Alternatief Zand en natuur (2b/2d)
3. Alternatief Rotskust en wand (3c)
4. Alternatief Actie op hoogte (4b)
18
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
1. Alternatief Actie op grote hoogte (1b) Een combinatie van het versterkingsalternatief met 5-7 m dijkverhoging in combinatie met het ruimtelijke ontwikkelingsconcept Actie dijk. Belangrijkste kenmerken: traditionele landwaartse dijkverhoging van 5 tot 7 m, economische ontwikkeling kopaansluitingen Petten en Camperduin, versterken natuur aan de binnenzijde, behoud van huidige identiteit, groot binnendijks ruimtebeslag met sloop woningen, aanzienlijk ruimtebeslag natuurgebieden met veel maatschappelijke weerstand tot gevolg. 2. Alternatief Zand en natuur (2b/2d) Een combinatie van de zeewaartse zandige versterking in combinatie met het ruimtelijk ontwikkelingsconcept Zand en natuur. Belangrijkste kenmerken: zeewaartse versterking d.m.v. zandsuppletie wel of niet in combinatie met de te handhaven zeedijk, verbinding natuur zee- en landzijde, toegevoegde waarde voor economische en recreatieve ontwikkeling, flexibel/toekomstbestendig, minste aantasting binnendijkse cultuur- en natuurwaarden, afname herkenbaarheid van de dijk als scherpe scheiding tussen land en zee zeelandschap, een duidelijke maatschappelijke voorkeur. 3. Alternatief Rotskust en wand (3c) Een combinatie van het versterkingsalternatief “kruinelement” in combinatie met het ruimtelijke Ontwikkelingsconcept Pettense wand. Belangrijkste kenmerken: constructieve dijkverhoging door middel van een kruinmuur (ca 1.5 m) in combinatie met acceptatie van grotere hoeveelheid water over de dijk (overslag), ruige kust, ontoegankelijkheid, geringe aantasting bestaande cultuur- en natuurwaarden, grotere kans op wateroverlast in polder en daarmee laagste score t.a.v. veiligheidsbeleving bewoners, maatschappelijke weerstand, minste kansen voor ruimtelijke kwaliteit. 4. Alternatief Actie op hoogte (4b) Een combinatie van het versterkingsalternatief met 2 m dijkverhoging in combinatie met het ruimtelijke ontwikkelingsconcept Actie dijk. Belangrijkste kenmerken: beperkt traditionele landwaartse dijkverhoging van ca. 2 m in combinatie met uitbouw van buitenteen, economische ontwikkeling kopaansluitingen Petten en Camperduin, versterken natuur binnenzijde, behoud van huidige identiteit, binnendijks ruimtebeslag landbouwgrond en natuurgebieden. 3.4 NATUUR EN OMGEVINGSBELEID De vier integrale alternatieven en de effecten daarvan op de omgeving zijn in de MER beoordeling onderzocht en afgewogen. Bij de verschillende alternatieven worden een of meerdere gebieden aangetast. Ten behoeve van de afweging Natura 2000-gebieden heeft voor het MER vooroverleg plaatsgevonden met Bevoegd Gezag naar prioritering van gebieden en mate van aantasting. Zo mogelijk zijn mitigerende of compenserende maatregelen toegepast. Naast aantasting van gebieden zijn mogelijke effecten op soorten getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet. Een deel van het gebied valt onder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dit betekent dat het project ook getoetst is aan het ‘nee, tenzij-principe’ zoals beschreven in de nota Spelregels Ecologische Hoofdstructuur.
NOVEMBER 2009
19
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
20
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
3.5 KWALITEITSBORGING 3.5.1 Technische borging Voor het ontwerpen van een zeewering is specialistische kennis nodig. De veel grotere krachten van de zee maar ook hybride oplossingen waarbij zand en bestaande dijk samen de veiligheid moeten leveren zijn nieuwe zaken waarbij de bekende ontwerpmethodieken die veelal afgestemd zijn op rivier- en meerdijken goed tegen het licht gehouden moeten worden of waarvoor nieuwe combinaties van technieken nodig zijn. In overleg met Rijkswaterstaat Waterdienst en met de opstellers van technische ontwerpleidraden is het ontwerpproces, de te hanteren uitgangspunten, de toepasbaarheid van de leidraden, de bandbreedtes in de ontwerpformules en vele andere zaken, specifiek voor de HPZ ontwikkeld. De veiligheidsberekeningen resulterend in de huidige ontwerpen zijn met de huidige kennis van de techniek “the best of”. De resulterende ontwerpen zijn in detail afgestemd met deskundigen binnen Rijkswaterstaat. Tevens heeft Prof. dr. Ir. M. J. F. Stive (verbonden aan TU Delft en lid van de Deltacommissie) zijn visie op hoofdlijnen gegeven op de zandige ontwerpen. In opdracht van RWS is het zandige ontwerp tevens getoetst door Deltares. De zandige ontwerpen worden als “goed” beoordeeld.Voor de dijkversterkingen waarbij de ontwerpen als “robuust” worden beoordeeld, wordt geadviseerd te onderzoeken of door optimalisaties nog kostenreducties.mogelijk zijn. In aansluiting hierop zal na de keuze van de voorkeursvariant beslist worden of fysisch model onderzoek een bijdrage kan leveren in het terugdringen van resterende ontwerpbandbreedtes. 3.5.2 Financiële kwaliteitsborging Voor de financiële ramingen voor de dijkverbetering is de door het Rijk voorgeschreven ramingssystematiek (SSK) gehanteerd. De ramingen voor de veiligheidsoplossingen met zand zijn grotendeels gebaseerd op de meerjarige kostendatabase van Rijkswaterstaat Directie Noordzee. De technische bandbreedtes en mogelijk overblijvende risico’s ten aanzien van bodemligging, zettingen etc. zijn geïnventariseerd en meegenomen in de kostenramingen. De uiteindelijke SSK ramingen zijn probabilistisch uitgevoerd conform de voorgeschreven methodiek van RWS. Daaruit komen totaalbedragen naar voren waarbij grote zekerheid bestaat van de realisatiekosten en de mogelijke bandbreedte naar boven en beneden zichtbaar wordt. De financiële ramingen zijn getoetst door Rijkswaterstaat Waterdienst en als goed beoordeeld. De MKBA (maatschappelijke kosten-batenanalyse) is zowel door Rijkswaterstaat Waterdienst als door het bureau Ecorys getoetst op methodiek en uitkomsten. 3.5.3 Ruimtelijke kwaliteitsborging De ontwikkelconcepten Ruimtelijke Kwaliteit zijn in nauw overleg met de provincie Noord-Holland en de gemeente Zijpe en Bergen uitgewerkt. Ook de lokale bevolking is geraadpleegd ten aanzien van ontwikkelideeën en de gewenstheid van resulterende ruimtelijke bouwstenen. Hetzelfde geldt voor de effecten/problemen van de huidige ruimtelijke kwaliteit en mogelijke aantasting/verbetering als gevolg van de versterkingswerken. 3.5.4 MER kwaliteitsborging Voor de milieueffecten van de versterkingsmaatregelen is uitgebreid overleg geweest met de NGO’s, (Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Stichting Landschap Noord-Holland, Stichting Noordzee, Stichting Duinbehoud, Waddenvereniging), beleidsafdelingen provincie Noord-Holland, de vergunningverlener provincie Noord-Holland en andere betrokkenen. Voor een aantal onderdelen zijn vooruitlopend “verdiepingsonderzoeken” uitgevoerd om mogelijke twijfel over effecten op voorhand weg te nemen. De huidige (concept-)rapportage is collegiaal voorgetoetst door de deskundigen bij de provincie Noord-Holland en het MER rapport is momenteel van een dusdanige kwaliteit dat aan de Commissie MER een voortoets gevraagd zal worden om alle MER-risico’s uit te sluiten.
NOVEMBER 2009
21
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
22
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
HOOFDSTUK 4. BEOORDELING EN AFWEGING In de planstudie heeft een feitelijke beoordeling plaatsgevonden op veiligheidsaspecten, milieueffecten, ruimtelijke kwaliteit en op kosten, baten en risico’s. Deze beoordeling is gedaan door specialisten en ambtenaren. Daarnaast heeft een afweging plaatsgevonden door (regionale) bestuurders. In dit hoofdstuk is samengevat op welke onderdelen de beoordeling en afweging heeft plaatsgevonden. 4.1 FEITELIJKE BEOORDELING Veiligheidsaspecten: • Morfologie en zandbalans; • Veiligheid en zeewering; • Uitvoering, beheer en onderhoud; • Eenvoud in veiligheid; • Waarneembaarheid schade; • Uitbreidbaarheid 100 jaar; • Ruimtereservering 200 jaar; • No regret gehalte (flexibiliteit); • Planning; • Veiligheidsbeleving. Milieueffecten: • Wonen & werken; • Landbouw en visserij; • Bodem en water; • Landschap, cultuurhistorie, geomorfologie en archeologie; • Natuur; • Verkeer, lucht en geluid. Ruimtelijke kwaliteit: • Natuur (uitbreiding); • Recreatie en toerisme (ontwikkeling); • Landschap, cultuurhistorie (versterking patronen, elementen en waarden); • Ontwikkelkansen niet gerelateerd aan versterkingsproject. Kosten/baten, risicoramingen: • Aanlegkosten; • Financierbaarheid ruimtelijke kwaliteit; • Onderhoudskosten; • Baten.
NOVEMBER 2009
23
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
24
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
4.2 BESTUURLIJK Landelijk beleid: • Nationaal waterplan; • Dubbeldoelstelling Zwakke Schakels; • Advies Deltacommissie; • Basis kustlijn BKL; • Natura 2000; • Kosten: HWBP, sober en doelmatig; • Uitvoeringsplanning: behalen veiligheidsnormen in 2015. Regionaal beleid/uitgangspunten: • Ruimtelijke kwaliteit; • Woon en leefmilieu; • Economie; • Landschap en natuur; • Recreatie en toerisme; • Hinder; • Veiligheidsbeleving; • Regionaal draagvlak; • Petten aan Zee; • Duinen Kop van Noord-Holland.
NOVEMBER 2009
25
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
Bestaande situatie bij Camperduin
Artist impression Zand en natuur bij Camperduin
Birdeye view bestaande situatie Petten
Artist impression Zand en natuur Petten
26
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
HOOFDSTUK 5. VOORKEURSALTERNATIEF 5.1 MEEST MILIEUVRIENDELIJKE ALTERNATIEF Uit de onderzochte integrale alternatieven is een Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) afgewogen. Het alternatief Zand en natuur (variant 2b en 2d) heeft de minst negatieve effecten en is daarom gekozen tot MMA. Het strenge beschermingsregime met name het effect op Natura 2000-gebieden bleek doorslaggevend voor het MMA. 5.2 VOORKEURSALTERNATIEF Door de regio is Zand en natuur als voorkeursalternatief gekozen. Dit alternatief komt als beste naar voren uit de totale afweging. In het alternatief Zand en natuur vindt een zeewaartse zandige versterking plaats. Hierbij zorgt zand voor de dijk, al dan niet in combinatie met de huidige dijk als zeewering voor de veiligheid. Buitendijks wordt voor de huidige dijk een strook van circa 4 km jonge duintjes aangelegd waarin flora en fauna zich kunnen ontwikkelen. Binnen dit alternatief zijn nog meerdere varianten mogelijk. Afhankelijk van de hoeveelheid zand die wordt aangebracht voor de dijk behoudt de dijk zijn waterkerende functie (variant 2b) of vervalt deze, als meer zand wordt aangebracht (variant 2d). Indien de dijk zijn waterkerende functie behoudt wordt het binnentalud erosiebestendig gemaakt. Ook wordt aan de binnenzijde een stabiliteitsberm aangebracht voor de verbetering van de macrostabiliteit. Ter plaatse van de bebouwing van Petten wordt in plaats van een stabiliteitsberm een damwand onder de grond in de teen van het binnentalud geplaatst. Hierdoor kan de huidige situatie met woningen en infrastructuur gehandhaafd blijven. De zandvlakte wordt nabij de kopaansluitingen aangelegd als strand. Daarnaast worden deze koppen aangepast ten behoeve van recreatie en toerisme. Het middengedeelte (ca. 3-4 km) van de zandvlakte wordt ingericht als natuurgebied. Het natuurlijke proces van duinvorming zal bij aanleg door middel van stuifschermen, helmbeplanting en hoog/laag reliëf worden versterkt. Het nieuwe buitendijkse dynamische natuurgebied zal als “stepping stone” dienen tussen de aansluitende duinnatuurgebieden Petten en Camperduin. De huidige strandhoofden die dienen als foerageergebied van de steenloper en scholekster worden mogelijk gecompenseerd als hardsubstraat stroken voor het strand. De huidige natuurwaarde wordt hiermee binnen het Natura 2000 gebied (Noordzeekustzone) gebracht. De unieke combinatie met het aan de binnenzijde gelegen Natura 2000 gebied Abtskolk en Putten zal bijdragen aan een gevarieerde soorten ontwikkeling waarbij leef-, foerageer- en rustgebied elkaar zullen versterken. De strook strand/zand die tussen zee en het nieuwe natuurgebied zal ontstaan heeft naast een ecologische waarde voor de drieteenstrandloper tevens een recreatieve waarde als een thans ontbrekende strandwandelverbinding. Door de uitgekiende vormgeving met een voorliggende zandbank gebaseerd op de profielen van de naastliggende kustvakken worden dwarstransporten van zand zoveel mogelijk beperkt en is er sprake van een stabiel veiligheidsontwerp. Morfologisch gezien werkt de zanduitbouw bij de HPZ als een soort zandmotor voor de naastgelegen kustvakken. De oplossing Zand en natuur maakt zo ruimte vrij voor nieuwe ontwikkelingskansen voor natuur, recreatie en toerisme en levert hiermee een belangrijke economische impuls voor het gebied.
NOVEMBER 2009
27
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
Multicriteria-analyse Score alternatief Wegings- Wegings- Actie op factor grote percentage deelhoogte hoofdaspect (var 1b) aspect Milieu (gemiddeld gewogen) Leefklimaat Realisatiehinder Bebouwing/leefkwaliteit Landbouw Duurzaamheid (Carbon Footprint) Landschap/cultuurhistorie/archeologie Ecologie/natuur
25%
Veiligheidsaspecten Eenvoud in veiligheid Waarneembaarheid schade uitbreidbaarheid Ruimtereservering 200 jaar No regret gehalte (flexibiliteit) Planning Veiligheidsbeleving
25%
RK ontwikkelingskansen (maatschappelijk belang) Landschap/cultuurhistorie (versterking patronen, elementen en waarden) Natuur (uitbreiding) Recreatie/toerisme (ontwikkeling) Ontwikkelkansen niet gerelateerd aan versterkingsproject
15%
Overige aspecten (gemiddeld gewogen) Maatschappelijk draagvlak Aansluiting op Rijksbeleid Beleidslijn Kust Nationaal Waterplan Petten aan Zee Duinen Kop van NH Baten
10%
Totaalscore gemiddeld gewogen hoofdaspecten VKA
28
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
100%
Zand en natuur (var 2d)
Rotskust en wand (var 3c)
Actie op hoogte (var 4b)
3,4
7,3
7,2
7,2
5,6
3x 7x 6x 6x 8x 8x
3 3 3 3 5 3
7 8 7 5 7 9
8 8 8 3 7 9
6 8 6 7 7 8
5 7 5 4 6 6
4x 4x 4x 4x 8x 8x 2x
5,5 6 8 6 5 6 3 8
8,2 8 3 9 9 10 8 9
8,8 9 5 9 9 10 9 9
5,2 3 7 5 5 4 7 5
6,6 6 8 7 6 6 7 7
6,9
8,1
8,1
5,7
6,9
6x 8x 8x
8 7 7
6 9 9
6 9 9
6 6 6
8 7 7
8x
6
8
8
5
6
1x 9x 1x -
6,5 7 6 10 10 10 10
7,4 8 8 1 1 2 1
5,3 8 5 5 9 1 8
9,4 4 10 9 7 10 10
8,0 6 8 10 10 10 10
9x
4,2 2
7,7 9
8,2 9
4,6 4
4,3 4
8x 6x 5x 7x 8x
6 4 5 6 1
7 6 8 8 8
8 6 9 8 9
5 7 6 6 1
3 5 6 6 3
5,4
7,8
7,6
6,4
6,4
X
X
25%
Kosten (gemiddeld gewogen) Financierbaarheid RK ontwikkeling Aanlegkosten Onderhoudskosten HHNK (beheers-/onderhoudskosten) RWS (onderhoudskosten) Gemeenten
Zand en natuur (var 2b)
KUST OP KRACHT
5.3 ONDERBOUWING KEUZE VOORKEURSALTERNATIEF Alternatief Zand en natuur geniet op basis van de multicriteria-analyse (MCA) voor zowel de dubbeldoelstelling (veiligheid en ruimtelijke kwaliteit) als de bestuurlijke aspecten de voorkeur. De tabel op pagina 28 geeft het overzicht van de scores en wegingsfactoren van de MCA. In bijlage 1 wordt verdere uitleg gegeven bij de criteria en de scores van de MCA. In de MCA-tabel op pagina 28 is per variant per deelaspect een rapportcijfer gegeven (1 tot 10 punten). De rapportcijfers hebben een onderlinge samenhang. De deelaspecten zijn onderling gewogen door een wegingsfactor toe te kennen. Aspecten van gelijk belang krijgen een gelijke wegingsfactor. De gewogen deelaspecten worden opgeteld en gemiddeld om tot een gemiddelde beoordeling van het hoofdaspect te komen. De hoofdaspecten worden weer in onderlinge samenhang gewogen door toekennen van een wegingspercentage. Bij de keuze van het VKA wordt onderscheid gemaakt tussen een feitelijke onderbouwing en een bestuurlijke afweging. 5.3.1 Feitelijke onderbouwing Bij de feitelijke onderbouwing spelen de criteria voor veiligheid en ruimtelijke kwaliteit (doelbereik), de bouwen onderhoudkosten en de opbrengsten een belangrijke rol. Veiligheidsaspecten Alle integrale alternatieven zijn rekentechnisch even veilig en voldoen daarmee aan alle veiligheidsnormen. Het alternatief Zand en natuur geeft een uitstekende invulling aan de beoordeelde veiligheidsaspecten. Veiligheid op zich heeft dus geen invloed op de keuze van het VKA. Aan veiligheid gerelateerde aspecten echter wel, zoals flexibiliteit, toekomstbestendigheid, veiligheidsgevoel en de uitvoeringsplanning: • Zand is de meest flexibele oplossing, ook naar de toekomst gezien, aangezien het in tegenstelling tot de harde alternatieven eenvoudig uit te breiden is. • De maatregel zand voor de kust is toekomstbestendig, want het houdt andere keuzemogelijkheden in de toekomst open. Bijvoorbeeld als de gevolgen van de klimaatverandering anders blijken te zijn dan wordt verwacht. Wijzigingen in omstandigheden en uitgangspunten zijn zeer eenvoudig met deze zandoplossing op te vangen. (Deltacommissie en eventuele nieuwe inzichten klimaatveranderingen). • Het veiligheidsgevoel bij het alternatief Zand en natuur is groot. Het water zal bij alternatief Zand en natuur alleen bij een “superstorm” tot aan de oude dijk reiken, maar blijft normaal ver van de woningen weg. In het geval dat er veel zand wordt aangebracht neemt de nieuwe duinenrij de functie van de dijk over. • De uitvoeringsplanning ten aanzien van het op orde hebben van de veiligheid is het kortst bij alternatief Zand en natuur. Dit alternatief kan, als enige, de gewenste veiligheid binnen de gestelde tijd (gereed in 2015) gerealiseerd hebben. De overige alternatieven zijn pas 1 à 2 jaar na 2015 gereed. Ook vergt de uitvoering voor dit alternatief de minste voorbereiding. Ruimtelijke kwaliteit Met een zeewaarts zandige oplossing is de huidige ruimtelijke kwaliteit het beste te behouden, maar het biedt ook de meeste kansen voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit: • Het behoud van de huidige binnendijkse cultuur- en natuurwaarden is in het alternatief Zand en natuur het grootst. • Het middendeel van de kustuitbreiding wordt ingericht als nieuw natuurgebied, met langs de dijk de ontwikkeling van jonge duintjes en aanvullende foerageermogelijkheden voor vogels die momenteel nog foerageren op de bestaande strandhoofden en het ondertalud van de dijk.
NOVEMBER 2009
29
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
Bestaande situatie Abtskolk en Putten
Artist impression Abtskolk en Putten; handhaven en versterken huidige waarden
Tabel 4.2 - Realisatiekosten met variatiecoëfficiënt (afhankelijk) en waarden voor over- en onderschrijding. Bepaald met Monte Carlo simulatie. Alternatief
Actie op grote hoogte Zand en natuur 2b Zand en natuur 2d Rotskust en wand Actie op hoogte
30
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
Realisatiekosten (incl.BTW) verwachtingswaarde (afhankelijk) [miljoen Euro]
Variatiecoëfficient afhankelijk [%]
15% onderschrijdingskans (incl. BTW) [miljoen Euro]
15% overschrijdingskans (incl. BTW) [miljoen Euro]
246,3 208,6 269,7 162,7 181,9
11,3 12,2 11,5 9,0 11,0
218,3 183,1 238,7 148,1 161,9
274,2 234,1 300,7 177,3 201,8
KUST OP KRACHT
• De ontwikkeling van de kopaansluitingen bij Petten en Camperduin en de aanleg van strand nabij deze koppen vormen een stimulering van recreatie en toerisme. • Ook biedt het alternatief Zand en natuur de beste mogelijkheden voor overige te ontwikkelen “ruimtelijke kansen” (w.o. Petten aan Zee en de naastliggende Zwakke Schakel Duinen Kop van Noord-Holland). Kosten en opbrengsten Ondanks dat het alternatief Zand en natuur niet de laagste investeringskosten heeft, blijkt uit de uitgevoerde analyse rond de Maatschappelijke Kosten en Baten (MKBA) dat de alternatieven met uitzondering van de grote dijkverhoging, relatief dicht bij elkaar liggen. Bij de grote dijkverhoging wegen de baten niet tegen de kosten op. Bij Zand en natuur zijn de regionale baten ten aanzien van recreatie en natuur relatief hoog ten opzichte van de andere alternatieven. Van belang bij het kostenaspect bij de totaalafweging VKA is het percentage waarin kosten worden meegewogen. In de huidige opzet van deze afwegingstabel VKA (zie de tabel op pagina 30) zijn de kosten voor 15% meegewogen. Uit een gevoeligheidsanalyse van de afwegingstabel blijkt dat – indien de kosten voor 50% (of meer) mee worden gewogen – alternatief Rotskust en wand als beste naar voren komt. Investeringskosten De (aanleg) investeringskosten voor veiligheid, inpassingen ter behoud en herstel ruimtelijke kwaliteit zijn voor alternatief Zand en natuur geraamd op € 208,6 miljoen (de goedkoopste, hybride, variant) respectievelijk € 269,7 miljoen (de variant met veel zand waarbij de dijk zijn functie verliest). De berekeningen zijn conform de voorschriften van het rijk op basis van probabilistische ramingen gemaakt waarbij de projecten 10.000 keer met allerlei variaties (mee en tegenvallers) doorgerekend worden. De bedragen betreffen de verwachtingswaarde en zijn weergegeven in Tabel 4.2. In deze tabel zijn tevens de onder- en bovenwaarde aangegeven waarbij in 15 % van de gevallen nog kans is op een onder- of overschrijding. De investeringskosten voor veiligheid en inpassing ten behoud en herstel van de huidige ruimtelijke kwaliteit komen voor rekening van het Rijk. Voor de investeringskosten ten aanzien van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit wordt financiering gezocht in de regio bij provincie Noord-Holland, HHNK, gemeenten en gebiedsbeheerders. De investeringskosten voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zijn voor alternatief Zand en natuur het laagst, aangezien de uitvoering van veiligheid in zand op zich al heel veel meerwaarde en kansen met zich meebrengt. Hogere investeringskosten Startnotitiefase/Mer-fase De Hondsbossche en Pettemer Zeewering is opgenomen binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma en valt onder de Regeling bijzondere subsidies waterkeren en water beheren. Kort na de start van de MER fase bleek dat er aanzienlijk hogere investeringen nodig zijn voor de versterkingswerken van de HPZ. Hoewel qua hoogte enigszins verschillend geldt dit voor alle alternatieven en niet specifiek voor het VKA. De verschillen komen voort uit: • Effecten van wijziging van de Hydraulische randvoorwaarden (2006) en andere inzichten op de verwachte zeespiegelrijzing ten gevolge van zwaardere klimaateffecten leidden tot zwaardere ontwerpen met hogere investeringen maar tevens met grotere effecten op bestaande bebouwing en infrastructuur; • Vanuit detail engineering bleken extra veiligheidsmaatregelen noodzakelijk zoals maatregelen “macrostabiliteit binnentalud”, maatregelen “erosie bestendigheid binnentalud” en maatregelen “stabiliteit steenbekledingen buitentalud “. Dit leidde tot ontwerpaanvullingen en extra maatregelen aan bebouwing en infrastructuur; • Aanpassingen aan de infrastructuur en overige inpassing waren in de opgave “startnotitiefase” wel genoemd als “niet opgenomen” maar daarvoor was in het investeringsbudget geen bedrag gereserveerd; • De BTW bleek ten onrechte niet berekend. De nieuwe investeringsbedragen zijn eind 2008 gemeld bij het Programmabureau HWBP.
NOVEMBER 2009
31
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
Bestaande situatie strand Camperduin
Artist impression strand Camperduin
Onderhoudskosten Alternatief
Onderhouds-
Onderhouds-
Onderhouds-
kosten
kosten zee-
(incl. BTW)
wering (hard)
ties HPZ kust-
[miljoen Euro]
kosten supple- kosten supple-
(incl. BTW)
vak (incl. BTW)
(incl. BTW)
[miljoen Euro]
[miljoen Euro]
Actie op grote hoogte
11,7
11,7
-
Zand en natuur 2b
46,3
13,0
14,4
Zand en natuur 2d
30,6
1,11
16,8
Rotskust en wand
16,9
16,9
Actie op hoogte
11,7
11,7
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
ties HPZ sec
[miljoen Euro]
Onderhouds-
Onderhouds-
kosten stuif-
kosten duinen
zand verwijde-
(incl. BTW)
ren (incl. BTW) [miljoen Euro] [miljoen Euro] -
-
PM (36,8)
10,9
8,0
PM (41,6)
2,7
10,0
-
-
-
-
-
-
1 Betreft regulier onderhoud aan de onderhoudsweg/fietspad en vuilvloed opruimen
32
Onderhouds-
KUST OP KRACHT
Onderhoudskosten De onderhoudskosten voor de komende 50 jaar zijn bepaald op basis van netto contante waarde. Hierbij gaat men uit van een reservering van een bedrag op dit moment om het onderhoud de komende 50 jaar te kunnen financieren. Voor alternatief Zand en natuur zijn deze het hoogst. Bij een besluit voor Zand en natuur hoort ook een besluit dat voor dit toekomstig zandige deel een basiskustlijn (BKL) wordt vastgesteld. Hier vanuit gaande komen de onderhoudskosten voor de toekomstige suppleties voor rekening van het Rijk, de overige onderhoudskosten (de duintjes, de harde zeewering, en het verwijderen stuifzand op de dijk en de berm) ten laste van HHNK.Ten laste van de gemeente Zijpe en de gemeente Bergen komt het verwijderen van het overige stuifzand. De onderhoudskosten van het zand zijn op verschillende manieren beschouwd. Allereerst is gekeken naar welke kosten er sec voor het deel HPZ gemaakt zouden moeten worden. Daarnaast is de kustvakbenadering gehanteerd waarbij gekeken wordt waar het zand wat bij de HPZ afslijt terecht komt en leidt tot vermindering van onderhoudskosten op dat kustvak. Deze kustvakbenadering is gehanteerd in de afwegingstabellen. Het onderhoud van de HPZ kan niet los gezien worden van het huidige onderhoud op dit kustvak. Los van de discussie waar dit afgesleten zand terecht komt leidt dit tot vermindering van de onderhoudskosten aldaar, zijn jaarlijkse geschatte onderhoudshoeveelheden voor de HPZ sec van 210.000 m3 slechts een gering deel van autonome jaarlijkse huidige suppleties van 2,5 miljoen m3. 5.3.2 Financiering ruimtelijke kwaliteit De investeringskosten voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit voor alternatief Zand en natuur bedragen in totaal € 19,5 mln (zie bijlage 3). Van dit bedrag is € 9,3 mln bestemd voor inpassingsmaatregelen die nodig zijn om de veiligheidsoplossing aan te leggen. Dit zijn de zandvlakte met water, zand invangende jonge duintjes en de panoramaweg als fietspad op de kruin. Hiervoor hoeft geen aanvullende financiering worden gezocht. De kosten zijn opgenomen in de kostenramingen van het project. In totaal moet een bedrag van € 10,2 mln financiering worden gevonden om de bouwstenen ruimtelijke kwaliteit te kunnen uitvoeren. Van een aantal ruimtelijke bouwstenen is het zeer wenselijk deze direct met de versterking uit te voeren om kapitaalsvernietiging tegen te gaan. Een bedrag van € 8,4 mln moet dan direct beschikbaar zijn. Hierbij moet nog onderscheid gemaakt worden tussen de hoofdbouwstenen en uitwisselbare bouwstenen. Uitwisselbare bouwstenen zijn bij alle alternatieven gewenst. Hoofdbouwstenen moeten in ieder geval worden gerealiseerd om invulling te geven aan de dubbeldoelstelling. Voor Zand en natuur is hiervoor € 2,2 mln nodig vanuit de regio. Voor de bouwstenen die in een later stadium kunnen worden uitgevoerd en waar de financiering kan worden uitgesteld is € 1,8 mln nodig. Bijlage 3 geeft een overzicht voor welke bouwstenen direct bij de uitvoering financiering beschikbaar moet zijn en welke bouwstenen in een later stadium kunnen worden uitgevoerd. Verbetering van het binnendijkse polder- en cultuurlandschap blijft mogelijk, maar is niet integraal opgenomen in van dit alternatief. Vanwege het brede draagvlak in de omgeving is er bij alle partijen de intentie uitgesproken en voor het financieel bijdragen aan ruimtelijke kwaliteit. 5.3.3 Intentieverklaring regio financiering ruimtelijke kwaliteit Voor de financiering van de ruimtelijke kwaliteit heeft de regio in het stuurgroep overleg van 28 oktober 2009 de volgende intentie uitgesproken: “Hoogheemraadschap, provincie en de gemeente Zijpe en Bergen zijn bereid om gelijk met het versterkingsplan een goed programma voor de ruimtelijke kwaliteit te ontwikkelen en hun uiterste best te doen om de uitvoering en financiering als regio op zich te nemen. Dit uitgaande van het alternatief Zand en natuur zonder dat daarmee op een keuze voor 2b of 2d vooruit wordt gelopen. Daarbij zullen zij de Vereniging Natuurmonumenten voor de plannenmakerij, financiering en uitvoering betrekken.”
NOVEMBER 2009
33
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
Bestaande situatie strand Petten
Artist impression strand en natuur kopaansluiting strand Petten
Bestaande situatie
Artist impression Zand en natuur jonge duintjes
34
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
5.3.4 Bestuurlijke onderbouwing Bestuurlijk wordt onderscheid gemaakt tussen nationale en regionale belangen. De nationale belangen zijn: Aansluiting op Rijksbeleid en aanbevelingen Deltacommissie De zandige versterking van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering, alternatief Zand en natuur, is een duurzame en toekomstgerichte oplossing. Een werkwijze die past binnen het vigerende beleid (zacht waar het kan, hard waar het moet) en anticipeert nadrukkelijk op toekomstige ontwikkelingen (klimaatscenario’s, stijging zeespiegel, Deltacommissie). Planning Het Rijk en de provincie hebben afgesproken dat de gewenste veiligheid in 2015 gerealiseerd moet zijn. De haalbaarheid van die planning is alleen nog mogelijk bij alternatief Zand en natuur. Dit alternatief kan als enige deze planning halen vanwege de kortere voorbereidingstijd en het ontbreken van zettingtijden, waar dat bij de andere alternatieven wel het geval is. Van belang hierbij is de huidige onveiligheid van de dijk welke al enige tijd duurt. Kosten De veiligheidsoplossingen zijn conform het rijksbeleid sober en doelmatig vormgegeven Vanuit de dubbeldoelstelling “veiligheid en ruimtelijke kwaliteit” moeten kosten echter tegen een andere context als de “goedkoopste oplossing” beschouwd worden. Het MKBA is hier een leidraad voor, waarbij regionale tegen landelijke afwegingen gemaakt moeten worden. Conclusie nationale afweging Ondanks de hogere investeringskosten sluit de versterkingsvariant Zand en natuur het beste aan bij het rijksbeleid ten aanzien van de kustversterking. Regionale bestuurlijke afweging Voor de regionale bestuurlijke afweging zijn onderstaande aspecten van belang ter onderbouwing van het voorkeursalternatief Zand en natuur. Maatschappelijk draagvlak Voor de regiobestuurders is draagvlak voor de gekozen oplossing van groot belang. Daarbij draagvlak vooral gezien als steun van burgers, midden- en kleinbedrijf, natuurorganisaties en het lokale bestuur. De zandige oplossing kan op zeer veel draagvlak rekenen in de nabije omgeving. Voor een traditionele dijkversterking of een overslagoplossing is niet of nauwelijks draagvlak. Slechts een beperkt aantal personen/partijen in de omgeving ziet de zandige oplossing niet zitten, voornamelijk vanwege de in hun ogen ongewenste toename van toerisme en reuring. Als we draagvlak vertalen in termen van procedures dan is de verwachting dat voor de harde oplossingen langdurige procedures moeten worden doorlopen. Bij de zandige oplossing geldt ten slotte dat de wijze van uitvoering nog veel ruimte biedt voor aanpassingen. Behoud van aanwezige woningen Het alternatief Zand en natuur spaart de bestaande woningen het meest. Stimulering economie De analyse van kosten en baten (MKBA) laat zien dat de zandige oplossing de grootste baten in het gebied rond de Hondsbossche en Pettemer Zeewering kent. De meeste baten worden verwacht van de beoogde versterking van ruimtelijke kwaliteit en de daarmee gepaard gaande economische en toeristische ontwikkelingen.
NOVEMBER 2009
35
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
Bestaande situatie strandopgang Petten
Artist impression Zand en natuur, nieuwe activiteiten en nieuwe strandopgang Petten
Bestaande situatie
Artist impression Camperduin
36
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
Samenhang met Duinen Kop van Noord-Holland en Petten aan Zee Samenhang DKNH Bij de versterking van de Duinen in de Kop van Noord-Holland is al gekozen voor een zeewaarts zandige oplossing. Het alternatief Zand en natuur voor de Hondsbossche en Pettemer Zeewering sluit daar het beste op aan. Uit de morfologische studie blijkt dat van de voornamelijk zuid-noord georiënteerde zandtransporten verlies van zand voor de Hondsbossche en Pettemer Zeewering ten goede komt aan het zandfundament van de Kop van Noord-Holland. Qua ruimtelijke ontwikkeling en diversiteit sluiten de plannen zeer goed bij elkaar aan zonder elkaar te beconcurreren. Qua ecologie komt er door de aanleg van de zeewaartse natuur met jonge duintjes een “stepping stone” tussen de Pettense en Schoorlse duinen. De aansluitconstructie naar het noorden toe zorgt voor een overlap van veiligheidsoplossing zodat dit tot een kostenreductie van de Zwakke Schakel DKNH zal leiden. Samenhang Petten aan Zee Bij een toekomstige aanleg van Petten aan Zee zal de veiligheid tegen overstromingen van het achterland ter plaatse belangrijk toenemen. Met de zandige oplossing worden geen investeringen gedaan die bij aanleg PaZ teniet gedaan worden. Uit de morfologische studie blijkt dat bij aanleg PaZ het onderhoud ter plaatse van de HPZ iets zal afnemen maar in het totale kustvak (tot aan Den Helder) iets zal toenemen. Alhoewel geen van de alternatieven belemmerend is voor de aanleg van het fundament van PaZ vormt het alternatief Zand en natuur met de zandsuppletie de beste basis voor de aanleg van Petten aan Zee. Veiligheidsbeleving Bij alternatief Zand en natuur blijft de zee op relatief grote afstand van de dijk. Slechts in zeer extreme omstandigheden staat het water tot aan de dijk. In het geval dat de dijk zijn functie verliest, omdat er meer zand is aangebracht, komt het water tot de duinen en bereikt de dijk niet. Alhoewel de veiligheid tegen overstromen exact dezelfde is als bij een dijkverbetering worden de zandige alternatieven door de bevolking als zeer veilig ervaren. Beperking (aanleg)hinder voor omwonenden Werkzaamheden voor de aanleg vinden bij het alternatief Zand en natuur voor een groot deel vanuit zee plaats. Hierdoor is de overlast zowel qua aanleg als aanvoer van bouwmaterialen voor omwonenden ten opzichte van de andere alternatieven het laagst. Vastleggen Basiskustlijn Bij de keuze voor het alternatief Zand en natuur ontstaat een zandige kust ter hoogte van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering, die daardoor onderdeel wordt van de Basiskustlijn. Het voorkeursalternatief impliceert dat met Verkeer en Waterstaat een afspraak moet worden gemaakt over het onderhoud van de zandige kust c.q. “vasthouden” van de Basiskustlijn. In lijn met de rest van de Hollandse kust is er in deze planstudie van uitgegaan dat deze kosten door het Rijk worden gedragen. In de verdere uitwerking moeten de afspraken over de ligging en aanpassing van de Basiskustlijn worden geconcretiseerd. Hoewel niet vastgelegd is dit een belangrijk beslispunt voor het Hoogheemraadschap bij de keuze van het alternatief Zand en natuur. Conclusie regionale afweging Op basis van de bestuurlijke uitgangspunten scoort het alternatief Zand en natuur het best.
NOVEMBER 2009
37
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
38
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
HOOFDSTUK 6. VOOR- EN NADELEN VAN DE ALTERNATIEVEN OP EEN RIJTJE In hoofdstuk 3 zijn de vier alternatieven op hoofdlijnen beschreven. Dit hoofdstuk gaat in op de belangrijkste effecten en voor- en nadelen ten opzichte van elkaar zoals uit de totaalafweging is gebleken, wat uit eindelijk leidt tot de score zoals vermeld in de tabel op pagina 28. In bijlage 1 wordt de beoordeling beschreven per aspect. 6.1 ALTERNATIEF ACTIE OP GROTE HOOGTE Traditionele landwaartse dijkverhoging van 5 tot 7 m, economische ontwikkeling kopaansluitingen Petten en Camperduin, versterken natuur binnenzijde, behoud van huidige identiteit. Belangrijkste voor- en nadelen Het is een relatief eenvoudig te beheren oplossing. Echter vanwege het grote binnendijkse ruimtebeslag met sloop van ca 50 stuks woningen ter plaatse van Petten en het aanzienlijke ruimtebeslag op natuurgebieden heeft dit alternatief geen draagvlak en veel maatschappelijke weerstand tot gevolg. Aangezien dit alternatief ook het duurst is en de langste uitvoeringsduur is de uiteindelijk score het slechtst en valt dit alternatief hierdoor af. 6.2 ALTERNATIEF ZAND EN NATUUR Zeewaartse versterking d.m.v. zandsuppletie eventueel in combinatie met de te handhaven zeedijk, verbinding natuur zee- en landzijde, toegevoegde waarde voor natuur en economische en recreatieve ontwikkeling. Belangrijkste voor- en nadelen Flexibel, toekomstbestendig duurzame oplossing die goed aansluit bij het beleid. Doordat aan de landzijde de minste ingrepen nodig zijn vindt ook de minste aantasting plaats van de binnendijkse cultuur- en natuurwaarden, Het is het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA). Het alternatief biedt veel mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingskansen, o.a. op het gebied van recreatie en toerisme, maar ook op het gebied van zeewaartse natuuruitbreiding. Bij dit alternatief wordt de minste hinder ervaren aangezien het meeste werk aan de buitenzijde van de dijk plaatsvindt, de uitvoeringstijd is het kortst. Het alternatief vormt een goede basis voor Petten aan Zee en sluit morfologisch goed aan bij de Duinen in Kop van Noord-Holland. Voor dit alternatief wordt nagenoeg unaniem de voorkeur uitgesproken. Vanwege het grote draagvlak is alleen voor dit alternatief bereidheid aanwezig binnen de regio om zich in te zetten voor de financiering van de ruimtelijke kwaliteit. Qua kosten ligt het alternatief tussen de traditionele dijkverhoging (hierboven beschreven en de hieronder beschreven) Rotskust en wand en Actie op hoogte in. Op nagenoeg alle aspecten scoort dit alternatief het hoogst. Ook als de kosten (onderhoud en aanleg) voor een belangrijk deel meewegen houdt dit alternatief de hoogste score. De voordelen wegen op tegen meerkosten (ten opzichte van onderstaande alternatieven) en daarom is Zand en natuur het voorkeursalternatief. 6.3 ALTERNATIEF ROTSKUST EN WAND Constructieve dijkverhoging met kruinmuur in combinatie met acceptatie van grotere hoeveelheid water over de dijk (overslag), ruige kust, ontoegankelijkheid. Belangrijkste voor- en nadelen: Dit alternatief heeft de laagste aanlegkosten en heeft vanwege het beperkte ruimtebeslag aan de binnenzijde een geringe invloed op bestaande cultuur- en natuurwaarden. Toch is het niet het meest milieuvriendelijke alternatief vanwege de invloed op de Natura 2000 gebieden bij de aansluitingen op de duinen. In dit alternatief komt in extreme situaties meer water over de dijk en daardoor bestaat er grotere kans op wateroverlast in polder. Dit leidt tot de laagste score t.a.v. veiligheidsbeleving bewoners en veel maatschappelijke weerstand.
NOVEMBER 2009
39
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
40
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
De veiligheidsoplossing op zich biedt weinig kansen voor ruimtelijke kwaliteit. De investeringen die nodig zijn voor ruimtelijke kwaliteit zijn daarom bij dit alternatief het hoogst. Vanwege het geringe draagvlak lijkt het niet realistisch het benodigde bedrag voor ruimtelijke kwaliteit binnen de regio te vinden. De harde elementen (deels zichtbaar, dus lastig te contoleren voor de beheerder) in deze oplossing maken dit alternatief het slechtst uitbreidbaar en minst flexibel. Uiteindelijk scoort dit alternatief vergelijkbaar met het onderstaande alternatief en ligt daarmee tussen Zand en natuur en Actie op grote hoogte in. 6.4 ALTERNATIEF ACTIE OP HOOGTE Beperkt traditionele landwaartse dijkverhoging van ca. 2 m in combinatie met uitbouw van de buitenteen, economische ontwikkeling kopaansluitingen Petten en Camperduin, versterken natuur binnenzijde, behoud van huidige identiteit. Belangrijkste voor- en nadelen De aanlegkosten van dit alternatief zijn hoger dan van Rotskust en wand, maar gezien de lagere investering die nodig is voor de ruimtelijke kwaliteit om invulling te geven aan de dubbeldoelstelling is de totale investering het laagst. Vanuit beheer (eenvoudig) en onderhoud (kosten) geniet dit alternatief de voorkeur. Dit alternatief kent dezelfde nadelen als Actie op hoogte, alleen in mindere mate. Ook hier is sprake van een relatief groot ruimtebeslag aan de binnenzijde van de dijk (echter minder groot als het alternatief ‘op grote hoogte’). Net als het alternatief Rotskust en wand is er nagenoeg geen draagvlak voor dit alternatief. Ook in dit alternatief verdwijnt landbouwgrond en heeft dit alternatief negatieve effecten op de natuurgebieden. Uiteindelijk scoort dit alternatief vergelijkbaar met Rotskust en wand en ligt daarmee tussen Zand en natuur en Actie op grote hoogte in.
NOVEMBER 2009
41
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
42
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
HOOFDSTUK 7. AANDACHTSPUNTEN VOOR HET VERSTERKINGSPLAN 7.1 FASERING De klimaatscenario’s zijn onderhevig aan voortschrijdend inzicht. Recente onderzoeken geven signalen dat huidige inzichten in de nabije toekomst wellicht toch moeten worden bijgesteld. Bij de regionale partijen is de bereidheid te kijken naar bijvoorbeeld faseringsmogelijkheden in de uitvoering, waarbij bijvoorbeeld wordt gewerkt in blokken van 10 jaar. Met het alternatief Zand en natuur is deze flexibele werkwijze goed mogelijk zonder in te boeten op veiligheid. 7.2 PLANNING EN UITVOERING In 2010 kan het Versterkingsplan en MER rapportage voor het voorkeursalternatief Zand en natuur afgerond en ter inzage gelegd worden. In 2011 kunnen de planuitwerking (contract voorbereiding) en de benodigde procedures plaatsvinden ten behoeve van de uitvoering. De uitvoering kan, afhankelijk van mogelijke bezwaarprocedures, starten in 2012 zodat in 2015 de uitvoering voor een nieuwe en veilige Hondsbossche en Pettemer Zeewering gereed is. 7.3 VERWEKING Onder en direct achter de Hondsbossche en Pettemer Zeewering komen op een diepte van 5 tot 8 m in de bodem “losgepakte” zanden voor. Er heeft onderzoek plaats gevonden of er kans op verweking van deze zanden mogelijk is. Bij verweking ontstaat dieper in de bodem een soort drijfzand welke de standzekerheid van de zeewering in gevaar kan brengen. Op basis van onderzoek is er tussen de verschillende deskundigen geen eenduidig oordeel over de kans op verweking. Deltares schat dit in rond de 5 % terwijl ARCADIS US de kans vrijwel nihil acht (< 0.1%). Uit het onderzoek is in elk geval naar voren gekomen dat indien men uitgaat van de hoge kans, de huidige onveiligheid tegen overstroming in dezelfde orde van grootte ligt als de tijdelijk geaccepteerde onveiligheid ten gevolge van wateroverslag. In het verlengde hiervan wordt er geen noodzaak gezien om vooruitlopend op de versterking tijdelijke maatregelen te nemen. Of er “verwekings”maatregelen gelijk met de toekomstige versterking genomen moeten worden hangt af van hoe groot de uiteindelijke kans op verweking wordt geschat. Specialisten van RWS en HHNK zijn van mening dat deze verwekinggevoelige zanden voorkomen maar dat door het op een specifieke wijze aanbrengen van een deel van de stabiliteitsberm, de grondeigenschappen dusdanig verbeteren dat verweking daar niet meer optreedt en dat niet verweekte grond als een stootbuffer zal werken en geen beweging van de verweekte grond zal toelaten. Op basis van bovenstaande is binnen de huidige investeringskosten geen rekening gehouden met maatregelen tegen verweking (circa 11,5 mln). De specifieke uitvoeringsmaatregelen en gerelateerde kosten zullen in het versterkingsplan nader worden uitgewerkt. Aangezien verweking niet leidt tot extra onderscheid tussen de alternatieven is dit niet relevant voor de keuze van het voorkeursalternatief. 7.4 DETAILLERING In de fase van het versterkingsplan wordt het ontwerp nader uitgewerkt. Dan zal optimalisatie plaatsvinden en ook een keuze gemaakt worden voor het meest efficiënte en optimale ontwerp (variantkeuze 2b/2d). Hierbij hoort ook het uitwerken van de Ruimtelijke Kwaliteitsbouwstenen. Onderdeel van deze detaillering is ook de compensatie van het foerageergebied door het vervallen van de strandhoofden. In overleg met natuurorganisaties zal hier nadere invulling aan worden gegeven waarbij toekomstig beheer en onderhoud een belangrijk aandachtspunt is.
NOVEMBER 2009
43
PROJECTRAPPORT HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING: ZAND EN NATUUR
44
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
KUST OP KRACHT
WWW.KUSTOPKRACHT.NL
Bijlage D
ARCADIS NEDERLAND BV Voorsterweg 28 Postbus 248 8300 AE Emmeloord Tel +31 527 248 100
MEMO
Fax +31 527 248 111 www.arcadis.nl
Onderwerp:
Zwakke Schakel Noord-Holland Dimensies 2D-variant Marknesse,
Projectnummer:
16 april 2012
C03011.000176.4601
Van:
Opgesteld door:
H.J. Steetzel
H.J. Steetzel/R.B. van Santen
Afdeling:
Ons kenmerk:
Divisie Water Marknesse
:
Aan:
Kopieën aan:
Betrokkenen HHNK
Betrokkenen Arcadis
1
DIVISIE WATER
Inleiding en achtergronden
1.1 Algemeen Voor de versterking van de Zwakke Schakels in Noord-Holland is gekozen voor een zeewaartse versterking. Als reactie op het beschikbaar komen van een budget van beperkte omvang, is er begin 2011 in opdracht van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier een onderzoek uitgevoerd naar de definitie van een zogenaamde BasisVariant Veiligheid (BVV) [Arcadis, 2011]. Deze veiligheidsvariant is zodanig van omvang dat er precies wordt voldaan aan de voor de veiligheid benodigde dimensies. In genoemde BVV-rapportage zijn de benodigde dimensies (afmetingen, volumes) en het benodigde extra kustlijnonderhoud gekwantificeerd.
1.2 Uitgangspunt hybride versterking voor BVV Bij deze BVV-uitwerking is aangenomen dat het versterkingsprofiel voor de dijk is gebaseerd op een zogenaamde hybride versterkingsvorm. 1 Hierbij wordt de waterkerende functie van de waterkering, door het aanbrengen van een zandige versterkingsberm voor de huidige dijk, zodanig verbeterd dat het tijdens maatgevende condities te verwachten overslagdebiet maximaal 1 l/m 1/s bedraagt. Deze keuze was ingegeven door het feit dat er in dit kader gezocht moest worden naar een zo minimaal mogelijke omvang van de voor de dijk aan te brengen zandige versterking. In de voorbereidende MER-fase zijn in aanvulling op deze hybride variant (in de MER-documenten ook wel aangeduid als alternatief 2B), eveneens een aantal andere zandige varianten in beschouwing genomen [Alkyon, 2010a]. Uitgaande van de minimale hybride variant kan door het nog verder uitbouwen van de zandige versterkingsberm ook een situatie worden bereikt waarbij de huidige dijk 1
Dit betrof een expliciete keuze. Zie paragraaf 3.3.1 in [Arcadis, 2011].
Pagina
1/22
zelf geen enkele rol meer speelt in de waterkering. In dit laatste geval komt er dus zeewaarts van de dijk een volledige duinwaterkering te liggen.2 Het zogenaamde grensprofiel ligt dan (net) zeewaarts van de huidige dijkconstructie. Deze duin-voor-dijk-variant is in MER-fase aangeduid als alternatief 2D.
1.3 Effect gewijzigde versterkingsvorm – duin-voor-dijk (variant 2D) De eerder geschetste BVV-uitwerking heeft uiteindelijk geleid tot een overzicht van de voor de versterking minimaal benodigde dimensies en volumes.3 Ook het benodigde extra onderhoud4 heeft, vanwege de ten opzichte van de duin-voor-dijk-variant beperktere omvang van de uitbouw, in principe betrekking op een ondergrenswaarde. Een en ander is uitgebreid gerapporteerd in een (concept) onderzoeksrapport [Arcadis, 2011]. Tabel 1 geeft een overzicht van de relevante waarden. Onderdeel
Volume [Mm3]
Opmerkingen
Aanlegvolume 19,3 Op basis van 2010-situatie, incl. mutaties tot 2015 Initiële slijtlaag (2015 – 2020) 0,5 / 1,9 Aan te brengen bij aanleg e e 2 t/m 4 slijtlaag (2020 – 2035) 1,0 / 1,65 Elke 5 jaar Tabel 1 Overzicht relevante volumes BVV-versterking [Arcadis, 2011]. Voor de slijtlaag is zowel het resultaat van de uitgevoerde modelsimulaties gegeven als een bovenschatting waarbij rekening is gehouden met van belang zijnde onzekerheden. Deze onzekerheid is met name voor de initiële slijtlaag als significant beoordeeld. Daar waar de morfologische berekeningen resulteren in een geaccumuleerd verlies van 0,5 Mm3 (voor de periode 2015 – 2020), wordt rekening houdend met de onzekerheden uitgegaan van een bovengrenswaarde van 1,9 Mm3. In het nu voorliggende memo is beschreven wat het effect van een andere versterkingsvorm is op zowel de benodigde dimensies als het benodigde kustlijnonderhoud. Hierbij is specifiek gekeken naar de verschillen tussen de BVV-uitwerking en de ‘2D-variant’ (duinvoor-dijk).
1.4 Gevolgde uitwerking Teneinde een eenduidige vergelijking mogelijk te maken is daarbij de opzet van de uitwerking afgestemd op de oorspronkelijke BVV-uitwerking. Daartoe zal achtereenvolgens worden ingegaan op de (verschillen tussen de) uitwerkingen van de volgende onderwerpen: § Uitgangspunten (rekenmodellen, randvoorwaarden, versterkingsvorm); In hoofdstuk 7 van [Alkyon, 2010a] zijn verschillende aanlegvarianten in beschouwing genomen. In aanvulling hierop is ook nog de zogenaamde grensprofielvariant iets verder uitgewerkt, dit echter voor een enkele raai en bovendien zonder daarbij rekening te houden met het aanbrengen van een voorliggende bank [Alkyon, 2010b]. De in de voorliggende notitie beschouwde variant kan gezien worden als de meest ‘ruime’.
2
3
Zie tabel 29 in [Arcadis, 2011].
4
Zie tabel 30 en inschatting in figuur 98 in [Arcadis, 2011].
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
2/22
§ § § § § §
Versterkingsprofiel; Criterium benodigde uitbouw; Dimensionering benodigde versterking (karakteristiek profiel); Vertaling naar andere profielen in versterkingsvak; Overzicht benodigde versterkingsvolumes; Effect op benodigd kustlijnonderhoud.
Genoemde onderwerpen zijn uitgewerkt in de volgende paragrafen. Aan het eind van dit memo is nog een samenvattende conclusie verwoord.
2
Uitgangspunten
2.1 Rekenmodellen Voor de dimensionering van de voor de HPZ voorziene hybride kering is in de BVV-studie gebruik gemaakt van de combinatie van een geavanceerd morfologisch duinafslagmodel (DurosTa) en een golfoverslagmodel (PC-Overslag). Het duinafslagmodel werd daarbij gebruikt om vervorming van de voor de dijk aanwezige versterkingsberm te simuleren om zo de maximale golfbelasting op de dijk te kunnen vaststellen. Deze laatste vormde dan weer de invoer (aansturing) voor de berekening van het overslagdebiet met het als tweede genoemde model. Via een iteratieve procedure is de benodigde omvang van de versterkingsberm zodanig gekozen dat het overslagdebiet precies voldeed aan het maatgevende criterium, zijnde maximaal 1 l/m1/s. Voor de aansturing van het DurosTa-model zijn daarbij de 10-4 per jaar hydraulische condities op diep water gebruikt. Deze uitwerking had daarbij alleen betrekking op het voor de dijk gelegen kustdeel (Camperduin – Petten). Ook bleek er een kustversterking nodig van enkele raaien ten noorden van de dijk. Voor dit kustdeel (duinenkust Petten – Zwanenwater) zijn de ontwerpberekeningen uitgevoerd met het reguliere duinafslagmodel (TRDA2006), dit in combinatie met het gebruik van de bijbehorende diepwatercondities. Het betrof hier immers een normale duinwaterkering. In de thans voorliggende uitwerking (met de duin-voor-dijk-versterking) is deze laatste combinatie (TRDA2006 met reguliere HR2006) ook gebruikt voor de versterking van het dijktraject. Het gecombineerde gebruik van het DurosTa- en PC-Overslag-model is nu dus niet meer aan de orde. De voor de dijk aan te brengen zandige versterkingsberm (duin) zal nu immers als een normaal duin moeten worden doorgerekend en ontworpen.
2.2 Hydraulische randvoorwaarden De voor de dimensionering van de duinwaterkering benodigde hydraulische condities zijn natuurlijk niet vermeld in het vigerende HR2006 randvoorwaardenboek (er ligt immers een dijk).
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
3/22
Interpolatie tussen de waarden naast de beide uiteinden leidt echter tot de volgende karakteristieke getalswaarden: Rekenpeil RP = NAP+5,20 m, significante golfhoogte H s = 10,0 m en piekperiode Tp = 16,2 s.5 Teneinde rekening te houden met 50 jaar zeespiegelstijging is het als eerste genoemde rekenpeil in de berekeningen met 0,30 m verhoogd en komt daarmee dus op NAP+5,50 m. De uiteindelijk voor de dimensionering van de duin-voor-dijk-versterking gehanteerde karakteristieke waarden zijn samengebracht in Tabel 2.6 Conditie
Waarde
Opmerking
Rekenpeil (RP) NAP+5,50 m Inclusief effect 50 jaar zeespiegelstijging Golfhoogte (Hs) 10,0 m Golfperiode (Tp) 16,2 s Tabel 2 Overzicht maatgevende hydraulische condities duin-voor-dijk-versterking.
2.3 Vormgeving van versterkingsprofiel Bij de vormgeving van de versterkingsprofielen is, geheel in lijn met de BVV-uitwerkingen, ook hier getracht een zoveel mogelijk stabiele versterkingsvorm te definiëren. Dit betekent dat naast de versterkingsberm ook weer een voorliggende stabiliteitsbank zal worden aangebracht. Met de aanleg van deze dieper gelegen bank wordt het initiële verlies door dwarstransport beperkt. Voor de vorm van zowel de versterkingsberm als de voorliggende stabiliteitsbank zal in principe worden aangesloten op de eerder gehanteerde vormgeving. Deze is zowel in [Arcadis, 2011] als [Alkyon, 2010a] gebruikt en is weergegeven in Figuur 1. De overgang tussen het schematische 1 : 55 stranddeel en het 1 : 25 beloop bevindt zich hierbij op NAP-2 m. De kruin van de voorliggende onderwaterbank is gelegen op 225 m zeewaarts van deze knik. Deze laatste bank heeft een kruin op NAP-3 m en hellingen onder 1 : 35.
Figuur 1 5
Voorbeeld dwarsprofiel met BVV-versterkingsberm inclusief voorliggende bank.
Zie paragraaf 2.1.2 en figuur 2.6 in [Alkyon, 2010a]
Gegeven waarden sluiten aan op de voor de versterking van de naastgelegen duinen gehanteerde waarden, zie tabel 9 in [Arcadis, 2011]. Kleinere afwijkingen hebben te maken met het in de thans voorliggende uitwerking gebruiken van één karakteristieke waarde voor het gehele HPZ-traject (Camperduin – Petten).
6
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
4/22
In de figuur is de situatie gegeven voor km 21.23 (de zogenaamde Pettemer basisraai) waarin de knik (als voorbeeld) is gelegen op 300 m uit de RSP-lijn. Door de positie van de knik (en daarmee ook de positie van de gecombineerde versterkingsberm) in dwarsrichting te wijzigen kan de omvang van de hiermee samenhangende versterking en daarmee ook de (reductie in de) golfaanval op de dijk worden gevarieerd. Deze procedure is toegepast voor de BVV-uitwerking met de hybride versterkingsvariant. In principe kan een dergelijke benadering ook worden toegepast voor de dimensionering van de duinvoor-dijk-versterking.
3
Definitie basisvorm duin-voor-dijk versterkingsprofiel
Een verschil met de eerdere BVV-uitwerkingen is natuurlijk wel dat er nu expliciet moet worden gezocht naar een duinversterking. In deze zin is het doorgaande 1 : 55 –strandtalud (zie Figuur 1) hiervoor minder geschikt en zal deze dus moeten worden aangepast door het toevoegen van een soort van duinvorm op het hogere deel van dit talud. Hiervoor kan worden aangesloten op de eerdere uitwerkingen die waren gericht op de definitie van de vorm van de versterkingsberm. Het versterkingsprofiel is daarbij immers gebaseerd op de in de directe omgeving van de dijk van nature aanwezige profielvormen. In Figuur 2 is een vergelijking gegeven van het BVV-versterkingsprofiel met enkele naast de dijk gelegen duinprofielen. Hierbij zijn alle duinprofielen zodanig in horizontale richting verschoven dat er sprake is van een samenvallende positie van de NAP-2 m dieptecontour (het knikpunt van het gecombineerde versterkingsprofiel). Het bovenste deel van de versterkingsberm was in de BVV-aanpak minder relevant en is in de veiligheidssommen dan ook als uniform doorgaande helling beschouwd. Eventueel aanwezige (al dan niet aangelegde of op natuurlijke wijze ontstane) duinvormen zijn als extra robuustheid beschouwd.
Figuur 2
Onderlinge vergelijking van enkele duinprofielen met het BVV-versterkingsprofiel.
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
5/22
In de figuur is te zien dat onder natuurlijke omstandigheden er op grofweg 100 m uit de (gemiddelde) waterlijn sprake is van de aanwezigheid van duinvormen. Teneinde in de duin-voor-dijk-versterking hier al op in te spelen, is het bovenste deel van de BVV-versterking aangepast. Vanaf NAP+2 m is in plaats van het doorgaande 1 : 55 talud (de stippellijn in de figuur) nu een duin ingepast. Voor het duinfront is een 1 : 3-beloop aangehouden. De top van het duin is gelegen op NAP+12 m en sluit daarmee aan op het niveau van de van nature aanwezige duinvormen (en het niveau van de dijk; zie verderop). Figuur 3 geeft een detail van deze schematisatie. Qua positie in dwarsrichting is de locatie van het duinfront op raainiveau conservatief en zal er vanuit deze situatie vermoedelijk nog enige verdere duinaangroei kunnen optreden. Ook de helling van het geschematiseerde duin sluit (in conservatieve zin) aan op de van nature aanwezige belopen.
Figuur 3
Detail vormgeving landwaarts deel duin-voor-dijk-versterkingsprofiel.
Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het gebruik van het woord ‘conservatief’ in dit verband primair betrekking heeft op de aanlegvorm in dwarsrichting. Het aangelegde duin zal immers gemiddeld genomen de neiging hebben om iets aan te groeien. Dit leidt ook tot de constatering dat er, wederom op raainiveau, geen grote verliezen uit het hoger gelegen deel van het aanlegprofiel mogen worden verwacht. Dit laat echter onverlet dat er ter plaatse van de zijdelingse aansluiting van deze nieuwe duinen op de naast de dijk aanwezige duinen wel sprake kan zijn van verliezen. De te realiseren duinvormen voor de dijk liggen immers ver zeewaarts van de thans aanwezige duinen (de achterliggende dijk zelf ligt er al 100 m voor). Deze relatief zeewaartse ligging kan (onder andere als gevolg van een zijdelingse herverdeling na afslag) lokaal natuurlijk wel leiden tot een achteruitgang van het duin. In die zin is de voorgestelde ligging als geheel natuurlijk niet conservatief. Door deze aanpassing ligt de definitie van het voor de dimensionering van de duin-voor-dijk versterkingsvariant dus vast. Deze basis-versterkingsvorm is nog eens weergegeven in Figuur 4.
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
6/22
In deze figuur is ook het oorspronkelijke BVV-versterkingsprofiel (conform Figuur 1) gegeven. Hierbij is in beide gevallen nog uitgegaan van eenzelfde ligging van de knik (op RSP+300 m). In dit geval bevat het nieuwe versterkingsprofiel natuurlijk veel meer materiaal (ongeveer 600 m3/m1). Deze extra hoeveelheid is afhankelijk van de mate van uitbouw van het versterkingsprofiel (knikpositie). Overigens moet worden opgemerkt dat de hier gepresenteerde vorm van de versterkingsberm slechts een specifieke keuze is en dat er natuurlijk nog vele andere mogelijkheden zijn. In het kader van de voorliggende uitwerking zijn de verschillende mogelijkheden (positie duinfront, hellingen, niveaus) niet tegen elkaar afgewogen en is mogelijk ook niet de meest optimale vormgeving geselecteerd. Wel is verderop (in paragraaf 5.3) ter vergelijking het effect van een iets verder landwaarts en hoger gelegen duin (vanaf NAP+2,5 m i.p.v. NAP+2 m) met een iets lagere kruin (NAP+10 m i.p.v. NAP+12 m) gekwantificeerd.
Figuur 4
4
Voorbeeld dwarsprofiel met duin-voor-dijk-versterkingsprofiel (basisvorm).
Criterium benodigde uitbouw
4.1 BVV-criterium: omvang golfoverslag De benodigde dimensie van de versterking is, zowel in de oude als de nieuwe uitwerking, terug te voeren op het vaststellen van de benodigde positie van de knik van het versterkingsprofiel. Voor de BVV-uitwerking resulteerde dit voor het hier beschouwde dwarsprofiel (km 21.23) in een knikpositie op 285 m uit de RSP-lijn (zie Figuur 5). Het onderliggende criterium had betrekking op de omvang van de over de achterliggende dijk toelaatbare overslaghoeveelheid. Ten opzichte van het 2010-profiel resulteerde dit in een aanvulling van in totaal (afgerond) 2.300 m3/m1, waarvan 1.400 m3/m1 voor de (bovenste) veiligheidsberm en 900 m3/m1 voor de voorliggende bank. 7 Onder maatgevende omstandigheden wordt voor dit versterkingsprofiel een overslagdebiet van precies 1 l/m1/s gevonden.
7
Zie voor detaildata tabel 5 en 7 in [Arcadis, 2011]
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
7/22
Figuur 5
Benodigde versterkingsberm voor hybride versterking (BVV-uitwerking) voor km 21.23.
4.2 2D-variant-criterium: positie grensprofiel In de voorliggende uitwerking geldt in plaats van het kritieke overslagdebiet een andere voorwaarde, namelijk dat de achterliggende dijk geen rol mag spelen in de waterkerende functie van de nieuwe waterkering. Formeel betekent dit dat het zogenaamde grensprofiel (dat deel van het duin dat nog minimaal aanwezig moet zijn na het optreden van de maatgevende afslag) nog voor de dijk kan worden ingepast. Voor deze inpassing is een bepaalde hoeveelheid ruimte voor de dijk nodig. De maatgevende afslagrand moet dus ook een bepaalde afstand uit de dijk blijven. Het maatgevende grensprofiel heeft minimale afmetingen die zijn vastgelegd in de zogenaamde TRDA2006 (Technisch Rapport DuinAfslag behorende bij de VTV 2006). Deze afmetingen hebben betrekking op: § Een minimale hoogte boven het rekenpeil van 0,12 Tp √Hs; § Een minimale kruinbreedte van 3 m; § Een binnentalud onder 1 : 2. Dit grensprofiel dient aan de zeezijde aan te sluiten op het 1 : 1 afslagfront van het afslagprofiel. Gebruikmakend van de in Tabel 2 gegeven waarden leidt dit tot een minimale hoogte van 0,12 x 16,2 x √10,0 is 6,15 m boven RP. De kruin van het grensprofiel komt daarmee op NAP+5,50 + 6,15 is NAP+11,65 m. Deze blijft daarmee net onder het eerder aangenomen duinniveau van NAP+12 m. Ten aanzien van de positie van het grensprofiel ten opzichte van de dijk zijn er natuurlijk verschillende mogelijkheden. Uitgaande van een inpassing ergens voor de dijk kan deze variëren van ruim zeewaarts tot net voor de dijk. Van belang is daarbij de mate waarin het (buiten)talud van de dijk nog een onderdeel vormt van het grensprofiel, dit laatste in relatie tot de verwachte geotechnische instabiliteit van de onversterkte dijk. Indien er wordt besloten om bij deze 2D-variant af te zien van de aanleg van een stabiliserende binnenberm, bestaat immers de mogelijkheid tot afschuiven van het binnentalud over een bodemlaag met lagere sterkte. De omvang en positie van de hiermee verband houdende glijcirkel zijn in dit geval maatgevend voor een veilige positionering van het grensprofiel.
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
8/22
In Figuur 6 is een detail gegeven van de voor deze uitwerking gekozen inpassing van het grensprofiel binnen het versterkingsprofiel (duinniveau op NAP+12 m). De horizontale positie van het gestippelde deel van het versterkingsprofiel (zeewaarts van de ‘buitenduinrand’) hangt hierbij af van de mate van uitbouw en daarmee de positie van het eerder genoemde knikpunt. In de figuur is ook het maatgevende rekenpeil (NAP+5,5 m) gegeven. Het grensprofiel is nu dus zodanig ingepast dat de doorsnijding van het binnentalud nog net zeewaarts van de het onderste deel van het buitenbeloop van de dijkconstructie is gelegen. Het boven het rekenpeil gelegen deel van de aanwezige dijkconstructie maakt daarbij geen onderdeel uit van de waterkering. Deze positie is gebaseerd op de alleszins redelijke veronderstelling dat er de normglijcirkel tenminste landwaarts van de buitenberm is gelegen en dat het grensprofiel, zelfs na het optreden van een dergelijke afschuiving ,nog volledig in takt zal zijn. In het kader van deze verkenning is dit laatste niet in detail onderbouwd. Bij een meer definitieve uitwerking zal dit echter nog wel moeten worden aangetoond. Dit uitgangspunt leidt tot een zekere locatie van de voorzijde van het grensprofiel en daarmee ook tot een maatgevende positie van het afslagpunt. Deze laatste is gelegen op 20 m uit de RSP-lijn en bevindt zich daarmee op ongeveer 45 m uit de kruin van de dijk. Indien onder maatgevende omstandigheden de afslag niet voorbij het maatgevende afslagpunt komt, is het grensprofiel nog zeewaarts van de dijk inpasbaar en speelt de dijk dus geen rol als element van de waterkering. Overigens zou het maatgevende afslagpunt nog wel iets verder landwaarts mogen liggen indien niet de vorm maar het volume van het grensprofiel voor de dijk zou worden ingepast. In dit geval neemt de ‘medewerking van de dijk’ echter toe omdat het materiaal van het grensprofiel dan op het buitenbeloop van de dijk is gelegen.
Figuur 6
Geselecteerde inpassing grensprofiel en positie maatgevend afslagpunt
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
9/22
Teneinde de dijk volledig buiten spel te zetten is gekozen voor de eerste optie (conform Figuur 6) met een maatgevend afslagpunt op RSP+20 m (45 m uit de kruin van de dijk).
5
Dimensionering benodigde uitbouw
5.1 Algemeen De benodigde dimensie van de versterking kan, zowel in de oude uitwerking als de nieuwe uitwerking, worden vastgesteld door het uitvoeren van een reeks berekeningen voor verschillende waarden van de knikpositie. De ‘juiste’ knikpositie is die waarvoor het maatgevende afslagpunt samenvalt met de eerder afgeleide waarde van RSP+20 m. Omdat het TRDA2006-model het karakter heeft van een balansmodel en de positie van het afslagpunt dus direct samenhangt met de vorm van het pre-storm-profiel, is ook een andere benadering mogelijk. Een specifieke vorm van versterkingsberm leidt immers tot een vaste positie van het afslagpunt ten opzichte van de knikpositie.
5.2 Basisuitwerking In Figuur 7 is het resultaat gegeven van een duinafslagberekening op het versterkingsprofiel waarbij de horizontale posities zijn uitgezet ten opzichte van de knik in het versterkingsprofiel. Voor deze berekening zijn de in Tabel 2 gegeven condities gehanteerd. Voor de rekenwaarde van de korreldiameter is de ook eerder gebruikte waarde van 250 µm toegepast.
Figuur 7
Resultaat afslagberekening op basis-versterkingsprofiel.
Het aanwezig zijn van een steil duinfront maakt dat er 65 m van het duin afslaat (in totaal 465 m 3/m1 boven rekenpeil). Het maatgevende afslagpunt komt op 315 m landwaarts van de knikpositie te liggen.
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
10/22
Deze laatste positie is primair afhankelijk van de exacte vorm van het gehanteerde profiel. De zeewaartse begrenzing van de teen van het afslagprofiel reikt in dit geval tot de teen van het zeewaartse beloop van de versterkingsberm. De vorm en omvang van de voorliggende bank heeft in deze benadering geen invloed op het resultaat. Het feit dat de afslag reikt tot 315 m landwaarts van de knikpositie en het criterium dat deze niet landwaarts van RSP+20 m mag liggen, leidt tot de constatering dat de knik van het versterkingsprofiel tenminste op 315 m zeewaarts van RSP+20 m moet liggen. De ‘gezochte’ knikpositie komt daarmee dus op RSP+335 m.
Figuur 8
Resultaat afslagberekening voor maatgevende situatie voor 2D-versterkingsprofiel.
Figuur 8 toont het resultaat van een controleberekening waarin de knikpositie van het versterkingsprofiel op RSP+335 m is geplaatst. Het maatgevende afslagpunt komt in dit geval inderdaad terecht op de kritieke positie (RSP+20 m). Voor deze berekening is overigens uitgegaan van het aanlegprofiel en is geen rekening gehouden met het bestaande dwarsprofiel. In de trog tussen de versterkingsberm en de voorliggende bank ligt het bestaande profiel maximaal 1,5 m hoger als het versterkingsprofiel. Dit laatste heeft ook een marginaal effect op de omvang van de te verwachten afslag. In de figuur is te zien dat er ter plaatse van de teen van de afzetting al enig materiaal aanwezig is. Het volume van dit ‘driehoekje’ bedraagt ongeveer 25 m3/m1 (50 m aan de basis met een maximale overhoogte van 1 m). Bij een werkende hoogte van 18 m (van NAP-6 m tot NAP+12 m) leidt dit tot een overschatting van de teruggang van het duinfront van slechts orde 1 m (25 / 18). Het verwaarlozen van deze bijdrage is zeker in het licht van de hier uit te voeren verkenning, alleszins redelijk. De dimensionering van de benodigde versterking wordt dus primair bepaald door de vormgeving van de versterkingsberm en het hierop aangebrachte duin. Het lokaal aanwezige profiel heeft hierop slechts een marginaal effect. Figuur 9 geeft een tenslotte overzicht van het complete versterkingsprofiel.
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
11/22
Figuur 9
Benodigde versterkingsberm voor duin-voor-dijk-versterking (2D-variant)
Vergelijking van dit resultaat met het in Figuur 5 op pagina 8 gegeven resultaat van de hybride versterking, laat zien dat er voor deze specifieke locatie sprake is van een extra uitbouw van 50 m (335 – 285 m). In Figuur 10 is een expliciete vergelijking gegeven van de beide versterkingen. De thans afgeleide versterking vraagt om veel meer volume, deels als gevolg van het verder zeewaarts uitbouwen van het versterkingsprofiel (50 m), maar ook door het aanbrengen van de duinvorm. Daar waar de BVV-variant vroeg om een aanvulling van 2.300 m3/m1, bedraagt de totale aanvulling voor de 2D-variant 3.900 m3/m1, zijnde 1.600 m3/m1 (70 %) extra.
Figuur 10 Vergelijking benodigde versterkingen 2D-variant met eerdere BVV-uitwerking. Dit laatste verschil is opgebouwd uit de bijdrage van de extra uitbouw van 700 m 3/m1 (grofweg 50 m maal het niveauverschil tussen NAP-11 m en NAP+3 m) en het duin van 900 m3/m1.
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
12/22
Eerder werd voor dit duinvolume nog 600 m3/m1 genoemd, maar deze had dan ook betrekking op een knikpositie op RSP+300 m.
5.3 Effect toepassing alternatief versterkingprofiel Zoals reeds aangegeven hangt de mate van afslag primair af van de versterkingsvorm en in het bijzonder de vormgeving van het aangebrachte duin. Teneinde enig inzicht te krijgen in de gevoeligheid voor deze keuze, zijn de dimensioneringsberekeningen ook uitgevoerd voor een iets minder omvangrijk duin (variant 2D*). In dit geval is gekozen voor een duin landwaarts van het NAP+2,5 m niveau (in plaats van NAP+2 m) en een kruinhoogte van NAP+10 m (in plaats van NAP+12 m).
Figuur 11 Voorbeeld dwarsprofiel met alternatieve duin-voor-dijk-versterkingsberm (variant 2D*). In Figuur 11 is, wederom voor een knikpositie op RSP+300 m, de vorm van dit alternatieve versterkingsprofiel gegeven en is ook het verschil met de eerder gehanteerde vorm goed te zien. Het resultaat van voor dit profiel uitgevoerde duinafslagberekening is gegeven in Figuur 12.
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
13/22
Figuur 12 Resultaat afslagberekening op alternatief versterkingsprofiel (2D*-variant). Door het lagere duin schuift het maatgevende afslagpunt bijna 20 m in landwaartse richting op (RSP333 m i.p.v. RSP-315 m; zie Figuur 7 op pagina 10) op, iets wat ook geldt voor de positie van de teen van de afzetting. Het duin slaat wel over een vergelijkbare afstand af. De afslag boven rekenpeil neemt daarbij af tot 300 m3/m1 (was 465 m3/m1). Ook in dit geval moet het grensprofiel nog voor de dijk worden ingepast. Door het lagere kruinniveau is hier iets meer ruimte voor nodig. De hiertoe benodigde uitbouw bedraagt afgerond RSP+20 m plus 335 m is RSP+355 m (was RSP+335 m). Het iets minder omvangrijke duin vraagt dus om 20 m extra uitbouw van de versterking.
Figuur 13 Resultaat afslagberekening voor alternatief 2D-versterkingsprofiel (variant 2D*). Ter controle is het resultaat van de maatgevende duinafslagomstandigheden voor aldus afgeleide versterking gegeven in Figuur 13. Het afslagpunt (op RSP+22 m) blijft nu iets zeewaarts van de eerder afgeleide positie (RSP+20 m).
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
14/22
Van belang is nu natuurlijk de vergelijking met het resultaat van de eerdere basisvariant (variant 2D). Figuur 14 geeft deze vergelijking en laat zien dat de uiteindelijke profielverschillen feitelijk relatief beperkt zijn.
Figuur 14 Onderlinge vergelijking versterkingsconfiguraties BVV-, 2D- en 2D*-variant Ten opzichte van de eerdere basisvariant vergt deze versterking extra volume voor de vergrote uitbouw (orde 300 m3/m1), edoch minder volume voor het duin (orde 250 m3/m1). Netto vraagt de versterking om 3.950 m3/m1 aanvulling (i.p.v. 3.900 m3/m1), dus 50 m3/m1 extra. Al met zal zijn de verschillen met de eerste variant dus niet zo groot en geeft een vergelijking tussen de eerste 2D-variant (basisversterking) en de originele hybride oplossing een goed beeld van het verschil in dimensies tussen beide uitvoeringsvormen.
5.4 Conclusie dimensies voor karakteristiek profiel (op raainiveau) Het aanleggen van een duin-voor-dijk-variant vraagt voor het beschouwde dwarsprofiel (km 21.23) om meer aanlegvolume, deels als gevolg van het verder zeewaarts uitbouwen van het versterkingsprofiel (50 m) maar ook door het aanbrengen van een duin op het hogere deel van het afslagprofiel. Het benodigde volume neemt toe van 2.300 m3/m1 tot 3.900 m3/m1, zijnde een verschil van 1.600 m3/m1 (70 %) extra. Dit verschil is opgebouwd uit de bijdrage van de extra uitbouw van 700 m 3/m1 en het aan te brengen duin van 900 m3/m1. Aanlegvariant
Uitbouw (knikpositie)
Volume (totaal)
Hybride: BVV RSP+285 m 2.300 m3/m1 Duin-voor-dijk: 2D-variant RSP+335 m 3.900 m3/m1 Verschil 50 m extra 1.600 m3/m1 Tabel 3 Vergelijking versterkingsdimensies voor km 21.23 (Pettemerraai).
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
15/22
Deze getallen zijn samengevat in Tabel 3 en zijn dus enkel en alleen van toepassing voor de beschouwde raai. In deze dimensies is nog geen rekening gehouden met de omvang van een initiële slijtlaag. Vergelijking van deze getalswaarden met de verkennende resultaten van de MER-studie laat zien dat deze redelijk op elkaar aansluiten.8 Hierin wordt voor deze locatie gesproken over een uitbouw van 40 tot 80 m (nu dus 50 m) en een extra volume van 1.400 m3/m1 (nu dus 1.600 m3/m1).
6
Vertaling dimensies naar andere profielen in versterkingsvak
6.1 Inleiding In de BVV-uitwerking hangt de omvang van de benodigde aanvulling (of feitelijk de knikpositie) sterk af van de lokaal aanwezige dijkconstructie. Te noemen factoren zijn het kruinniveau, en de ruwheid en vorm van het buitentalud. Deze bepalen, gegeven een bepaald toelaatbaar overslagdebiet, ook de toelaatbare golfaanval op de dijk. Deze laatste bepaalt weer de omvang van de benodigde versterking en daarmee benodigde ligging van het knikpunt van het versterkingsprofiel. Het langsverloop van de voor de hybride versterking afgeleide knikpositie is gegeven in Figuur 15.
Figuur 15 Langsbelijning benodigde positie voor oude BVV- en nieuwe 2D-variant. De onderste lijn geeft het detailresultaat van de eerder uitgevoerde BVV-berekeningen.9 Voor km 21.23 resulteerde dit in RSP+285 m (zie ook Figuur 5). In de figuur is ook de voor de verdere BVV-uitwerking aangehouden omhullende versterkingscontour aangegeven.10 Voor het centrale deel van de HPZ lag deze op 325 m uit de RSP-lijn. Aan de noordzijde
8
Zie paragraaf 7.4.7 in [Alkyon, 2010a].
9
Zie tabel 5 in [Arcadis, 2011]
10
Zie tabel 13 in [Arcadis, 2011]
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
16/22
sluit deze aan op het steunpunt ter plaatse van km 18.75 met RSP+150 m als dwangpunt. Deze positie is gekoppeld aan de hier benodigde duinversterkingen. Ter plaatse van km 21.23 is nu ook het resultaat voor de (basisversie van de) duin-voor-dijk-variant toegevoegd, te weten RSP+335 m. Omdat de omvang van de versterking enkel en alleen afhangt van de versterkingsvorm (en dus niet meer van de eigenschappen van de achterliggende dijkconstructie) leidt dit, gegeven het feit dat de dijkprofielen hier steeds op dezelfde RSP-positie zijn gelegen, tot een uniforme ligging van het knikpunt langs de dijk. Op elke locatie langs de dijk voldoet een waarde van RSP+335 m dus aan de eis dat er achter het maatgevende afslagprofiel nog een grensprofiel voor de dijk kan worden ingepast. Voor de twee meest noordelijke profielen ligt deze positie overigens iets verder zeewaarts, dit omdat de dijk hier terugbuigt en respectievelijk 70 en 130 m verder landwaarts is gelegen.
6.2 Aangepaste versterkingscontour Voor het totale verschil tussen de voor de BVV- en 2D-variant benodigde volumes is in Figuur 16 , vergelijkbaar met de BVV-uitwerking, eveneens een omhullende 2D-versterkingscontour gedefinieerd.
Figuur 16 Langsbelijning omhullende versterkingscontour voor oude BVV- en nieuwe 2D-variant. In Tabel 4 is een detail-vergelijking gegeven tussen de BVV- en de 2D-versterkingscontour. De verschillen in de mate van uitbouw kunnen vervolgens worden gebruikt voor het kwantificeren van het een deel van het benodigde aanlegvolume.
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
17/22
Km-raai
BVV [m t.o.v. RSP]
2D-variant [m t.o.v. RSP]
Opmerkingen
17.25 -100 -100 Steunpunt overgang noord 18.75 150 150 Noordbegrenzing 21.00 300 335 (+35 m) 22.00 325 335 (+10 m) 25.50 325 335 (+10 m) 26.00 300 335 (+35 m) Zuidbegrenzing 28.40 -100 -100 Steunpunt overgang zuid Tabel 4 Overzicht knikposities oorspronkelijke BVV- en nieuwe 2D-versterkingscontour.
7
Vertaling naar benodigde volumes
Uit Figuur 16 blijkt dat er voor het realiseren van een duin-voor-dijk-versterkingsvariant voor het volledige traject enige extra zeewaartse uitbouw dient plaats te vinden. De omvang van deze extra uitbouw varieert tussen 10 m op het centrale deel tot maximaal 35 m ter plaatse van km 21 en 26. Door het verder uitbouwen van het deel tussen km 21 en 26 zal ook enige extra uitbouw op de beide flanken nodig zijn. Een schatting van het hiertoe benodigde extra aanlegvolume is samengebracht in Tabel 5. In deze tabel is per sectie (zie Figuur 16) een schatting gegeven van de (gemiddelde) extra uitbouw ten opzichte van de BVV-versterkingscontour. Het hiermee samenhangende volume is vervolgens bepaald door deze extra uitbouw te vermenigvuldigen met een werkende hoogte van 15 m (als karakteristieke maat voor het niveauverschil tussen de vooroever op NAP-11m en de bovenzijde van de reguliere versterking op NAP+4 m). Sommatie over de verschillende vakken resulteert vervolgens in een totaalvolume van ruim 2 Mm 3. Voor het beschouwde traject (9,25 km) is dit gemiddeld ongeveer 250 m3/m1. Deeltraject [km]
Lengte [km]
Extra uitbouw [m]
Volume [m3/m1]
Volume [Mm3]
18.75 - 21.00 2,25 20 300 0,68 21.00 - 22.00 1,00 22 330 0,33 22.00 - 25.50 3,50 10 150 0,53 25.50 - 26.00 0,50 22 330 0,17 26.00 - 28.00 2,00 20 300 0,60 Totaal 9,25 2,30 Tabel 5 Kwantificering extra benodigd volume voor additionele uitbouw t.o.v. BVV-uitwerking. Naast het volume voor de extra uitbouw moet ook nog een volume voor de aanleg van het duin in rekening worden gebracht. Dit volume bedraagt voor de beschouwde versterking 900 m 3/m1 (zie toelichting onder Figuur 10 op pagina 12). Uitgaande van een dijklengte van 5,5 km leidt dit tot een volume van 4,95 Mm3. In Tabel 6 is een overzicht gegeven van het eindresultaat van deze verkenning.
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
18/22
Bijdrage
Omvang
Volume [Mm3]
Extra uitbouw 10 tot 35 m extra langs gehele traject Aanbrengen duin 900 m3/m1 alleen voor de dijk Totaal Tabel 6 Overzicht extra benodigde volume 2D-variant (t.o.v. BVV-uitwerking).
2,3 5,0 7,3
Conclusie is dat de 2D-variant dus 7,3 Mm3 extra volume vraagt. Vergelijking van deze waarde met het voor de BVV-variant benodigde aanlegvolume van 19,3 Mm3 laat zien dat er ook relatief gezien veel meer materiaal nodig is (zie Tabel 7).11 Bijdrage
BVV-variant [Mm3]
Basiswaarde 19,3 Extra aanlegvolume n.v.t. Totaal 19,3 Tabel 7 Vergelijking volumes BVV- en 2D-variant.
2D-variant [Mm3] 19,3 7,3 26,6
De toename in volume bedraagt ongeveer 40%. Dit laatste onderstreept de eerdere conclusie dat er bij de hybride variant (voor wat betreft het zanddeel) sprake is van een minimale oplossing.
8
Effect op benodigd kustlijnonderhoud
Ten opzichte van de BVV-vraagt de duin-voor-dijk-versterking om extra volume (7,3 Mm3). Een overgroot deel van dit volume (70 %) bevindt zich echter buiten het directe bereik van de reguliere hydraulische zone. Slechts 2,3 Mm3 van het extra aan te brengen materiaal heeft wel last van deze interactie. Omdat dit extra volume relatief gelijkmatig over de volledige uitbouw is verspreid zal er geen sprake zijn van grote wijzigingen in de morfologische ontwikkelingen te opzichte van e BVV-variant. De extra uitbouw ten opzichte van de BVV-versterking varieert van 150 tot 330 m3/m1 (gemiddeld 250 m3/m1) en bedraagt 10 tot maximaal 35 m. De gemiddelde extra uitbouw bedraagt ongeveer 15 m. In de BVV-versterking wordt de kust reeds significant uitgebouwd. Een karakteristieke maat voor deze uitbouw kan worden afgeleid uit het verschil tussen de huidige MKL-positie (2010) en de voor de versterking benodigde BKL-positie.12 Dit is immers een maat voor de aangebrachte verstoring van de kust. De mate van BVV-uitbouw varieert tussen ongeveer 150 m aan de zuidzijde tot 250 m aan de noordzijde en is gemiddeld ongeveer 200 m. Vergelijking van de extra uitbouw voor variant 2D (gemiddeld 15 m) met de reeds voor de BVV in rekening gebrachte uitbouw (gemiddeld 200 m), laat zien dat de extra benodigde uitbouw nog geen 10 % van de BVV-uitbouw bedraagt. 11 Zie voor gedetailleerd BVV-resultaat tabel 28 in [Arcadis, 2011]. Omvang is inclusief de verrekening van een nog geplande suppletie bij Petten en een geschat autonoom verlies uit het versterkingsvak in de periode tot de aanleg. 12
Zie figuur 36 in [Arcadis, 2011].
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
19/22
Verwacht mag dan ook worden dat deze beperkte extra uitbouw een slechts marginaal effect op de grootte van het extra onderhoud zal hebben, te meer omdat deze gelijkmatig over het gehele versterkingsvak is verdeeld en bovendien in bovenaanzicht een vergelijkbare vorm heeft. Een onderhoudstoename van ongeveer 10 % lijkt daarbij als een reële bovengrens te mogen worden beschouwd. In het kader van de MER-studie zijn ook enkele verkennende berekeningen uitgevoerd voor verschillende aanlegconfiguraties.13 Conclusie was daarbij dat er bij een forse extra uitbouw van 100 m sprake is van een toename van de gemiddelde onderhoudsbehoefte van 20 tot 25 %. Voor een extra uitbouw van 10 tot 35 m zou dit dus leiden tot een onderhoudstoename van 2 tot 9 %. Ook op grond hiervan lijkt een maximale toename van 10 % inderdaad een goede schatting. Concluderend kan dus worden gesteld dat er maximaal rekening moet worden gehouden met een onderhoudstoename van ongeveer 10 %.14 De voor de BVV-versterking benodigde onderhoudsvolumes zijn al gegeven in Tabel 1 op pagina 2 en overgenomen in Tabel 8. De hier afgeleide toename van het onderhoud heeft daarbij betrekking op de waarde zoals deze zou volgen uit de modelsimulaties. Slijtlaag
BVV-variant [Mm3]
Initiële slijtlaag (2015 – 2020) 0,5 / 1,90 e e 2 t/m 4 slijtlaag (2020 – 2035) 1,0 / 1,65 Tabel 8 Overzicht omvang slijtlaag voor BVV-versterking en 2D-variant.
2D-variant [Mm3] 0,55 / 1,95 1,1 / 1,75
Voor de 2D-variant leidt dit, afhankelijk van de beschouwde periode, tot een slijtlaagvolume van 0,55 i.p.v. 0,50 Mm3 of 1,1 i.p.v.1,0 Mm3. De beperkte absolute toename van de basisschatting is ook verwerkt in de bovenschatting. Het maximaal te verwachten verlies neemt hierdoor slechts 2 tot 6 % toe. Een deel van de onzekerheden heeft overigens betrekking op het dwarstransport en dan ook op de interactie van de ‘strandlaag’ met de ‘duinlaag’. In de BVV-variant (met het vlak hellende strand) zal er immers extra onderhoud nodig kunnen zijn als compensatie van verliezen die ten goede komen aan de vorming van duinen op het hoger gelegen deel van het strand. In de 2D-variant komt dit deel van het potentiële extra kustlijnonderhoud te vervallen omdat het duin direct wordt aangelegd. Grote verliezen uit het duin zullen ook niet optreden omdat deze op raainiveau nog landwaarts van de natuurlijke positie worden aangelegd (zie Figuur 3). Het meer grootschalige verlies uit de duinen aan de uiteinden (daar waar de voor de dijk aangelegde duinen overgaan in de naast de dijk aanwezige duinenrij) maakt in principe al onderdeel uit van het basisverliezen.
13
Zie paragraaf 8.3 in [Alkyon, 2010a]
De verwachte mutatie is (zeker in het licht van de overige onzekerheden) zo gering dat het uitvoeren van aanvullende simulaties met een morfologisch rekenmodel (inzet PonTos-model) vooralsnog achterwege is gelaten. 14
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
20/22
Samenvattend zullen deze onzekerheden voor de 2D-variant mogelijk zelfs beperkter zijn en kan de opgehoogde bovengrens voor de initiële slijtlaag (1,95 Mm 3) als een hoge schatting van de bovengrens worden gezien. De eerder vastgestelde wijziging in het onderhoud door het aanleggen van een 2D-variant ten opzichte van een hybride versterking heeft enkel en alleen betrekking op het zandige deel van het onderhoud. In aanvulling op het kustlijnonderhoud zijn er natuurlijk ook nog andere onderhoudsposten die wijzigen bij het overgaan op een 2D-variant. Door het vervallen van de waterkerende functie van de thans aanwezige dijk komen bijvoorbeeld ook de hieraan verbonden onderhoudskosten te vervallen.
9
Samenvattende conclusies
In het kader van de voorliggende uitwerking is inzicht gekregen in de voor de aanleg van een duinvoor-dijk-variant benodigde dimensies en volumes. Puntsgewijs luidt de conclusie: § Voor de dimensionering is het reguliere TRDA2006-model voor duinafslag gebruikt; § Voor de hydraulische belasting is gebruik gemaakt van een voor het HPZ-kustvak karakteristiek veronderstelde waarden (zie Tabel 2); § De basisvorm van het versterkingsprofiel is aangepast door het toevoegen van een duin op het hogere deel van het strand; § De locatie en vorm van het duin is gebaseerd op een vergelijking met de positie en vorm van natuurlijk aanwezige duinvormen (zie Figuur 3); § Er is gekozen voor een duin met een duinvoet op NAP+2,5 m, een duintalud onder 1 : 3 en een kruinniveau van NAP+12 m; § Als criterium voor de duin-voor-dijk-oplossing is uitgaan van het inpassen van een grensprofiel zeewaarts van het snijpunt van het rekenpeil met het buitenbeloop van de dijk (zie Figuur 6); § Hierbij wordt verondersteld dat het grensprofiel zich nog voldoende zeewaarts van de zogenaamde normglijcirkel bevindt (die zich zonder de aanleg van een stabiliserende binnenberm, kan voordoen); § Dit leidt tot een kritiek afslagpunt op 45 m uit de kruin van de dijk, zijnde op RSP+20 m; § De positie van het maatgevende afslagpunt hangt primair af van de vorm van het bovenste deel van het versterkingsprofiel (versterkingsberm/duin); § Gegeven de gewenste kritieke positie van het afslagpunt leidt dit tot een knikpositie van het duinvoor-dijk-versterkingsprofiel op RSP+335 m; § Ten opzichte van de BVV-oplossing vraagt dat voor km raai 12.23 om een extra aanvulling van 1.600 m3/m1 waarvan het grootste deel voor rekening komt van het aan te brengen duin en de rest samenhangt met de extra zeewaartse uitbouw van de versterking (zie Figuur 10); § Het toepassen van een afwijkend versterkingsprofiel met een kleiner duin vraagt om een vergelijkbaar extra volume (zie Figuur 14), en heeft dus een beperkt effect op de verdere resultaten; § De benodigde versterkingsuitbouw is, anders dan in de BVV-oplossing, onafhankelijk van de aanwezige dijkconfiguratie en overal gelijk; § Ten opzichte van de BVV-uitbouw (hybride variant) varieert de extra benodigde uitbouw voor een duin-voor-dijk-variant (variant 2D) tussen de 10 en 35 m (zie Figuur 15 en Figuur 16);
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
21/22
§ Het benodigde extra aanlegvolume is gelijk aan de som van het vergrote uitbouwvolume van 2,3 Mm3 en het additionele duinvolume van 5,0 Mm3 en is gelijk aan 7,3 Mm3 (zie Tabel 6); § Ten opzichte van de BVV-variant neemt het aanlegvolume voor de 2D-variant dus met 40 % toe van 19,3 tot 26,6 Mm3 (zie Tabel 7); § De onderhoudsbehoefte (betrokken op het benodigde kustlijnonderhoud) wijzigt nauwelijks en neemt maximaal 10 % toe waarbij de reeds ruime BVV- bovenschattingen met maximaal 5 % toenemen (zie Tabel 8).
Referenties Alkyon, 2010a. MER en DVP Hondsbossche en Pettemer Zeewering; Achtergrondrapportage ontwerp zandige versterking (alternatief 2). Rapportage A2089 d.d. 3 februari 2010. Alkyon, 2010b. Nadere uitwerking grensprofielvariant. Memo A2089 d.d. 21 juli 2010. Arcadis, 2011. Versterking Zwakke Schakel Noord-Holland; Basisvariant Veiligheid; Onderdeel morfologie. Rapportage C04021.002599/A2559, definitief-concept d.d. 28 maart 2011.
Ons kenmerk:
Pagina
File : ZSNH_Memo_dimensies_variant2D_v120416_definitief.docx
22/22