Creatieve Appels en Quantum Peren
Creatieve Appels en Quantum Peren Silvester Polderman
Uitgever S. Polderman
Creatieve Appels en Quantum Peren
Silvester Polderman
Eerste druk ISBN: 978-90-814710-1-5 Uitgever: S. Polderman © 2009 S. Polderman. Alle rechten voorbehouden
Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook.
INHOUD Dankwoord
6
Voorwoord
7
Inleiding
9
De Dynamiek van Organisaties
23
De Identiteitscrisis
31
De Toren
47
Een Zee van Energie
58
De Beperking van het Intellect
71
Wanneer zien we het licht?
83
Quantum Schijn en Werkelijkheid
96
Be-Teken-Is
102
Wie ben ik?
113
Samenhangend Excelleren
125
De Mens en het Intellect
137
Complementariteit van de Psyche
154
De Mens en het Krachtveld van Mogelijkheden
166
Synchroniciteit
174
Zen
185
Literatuurlijst
193 5
VOORWOORD
Vele problemen op sociaal, ecologisch, economisch en ethisch gebied bedreigen de mensheid. De gevestigde, vaak gefragmenteerde paradigma's zijn aan het einde van hun levensduur gekomen. We zullen nieuwe wegen moeten inslaan en nieuwe grenzen moeten oversteken, waarvan we nu nog niet weten waar ze precies liggen. De uitdagingen die op ons af komen vragen dus om een creatieve benadering. Waar de oplossingen te vinden zijn is nu nog niet bekend. Wel is duidelijk dat we op zoek zullen moeten naar integrale benaderingen die maximaal afgestemd zijn op de verschillende contexten waarin de problemen zich voordoen. In Creatieve Appels en Quantum Peren verkent Silvester Polderman een groot aantal invalshoeken uit wetenschap, kunst, cultuur, filosofie, bedrijfsleven en onderwijs. Hij neemt ons mee op een verrassende zoektocht. Een lichtvoetige dans, waarbij hij behendig van de ene visie op de andere overspringt en onverwachte verbanden legt. Hierbij wordt al snel zijn rijke ervaring met de Oosterse gevechtskunst zichtbaar. Hij gaat het gevecht aan met de traditionele visies, niet door er keihard tegen in te gaan maar door vragen te stellen en soepel mee te veren. Hij weet zo op heldere wijze duidelijk te maken dat elke afzonderlijke zienswijze zich uiteindelijk tegen zichzelf keert en haar eigen grootste vijand wordt. U zult van de vele vruchten op deze mooie fruitschaal genieten. René Butter, Oktober 2009
Dr. René Butter is een zelfstandig gevestigd adviseur te Rotterdam (zie www.rbpa.nl). Hij houdt zich bezig met toegepast onderzoek, testontwikkeling, methodologische advisering, assessment, coaching, en training. Daarnaast is hij verbonden aan de Hogeschool Utrecht en de Erasmus Universiteit Rotterdam.
7
Ik herinner me een verhaal uit het Zen Boeddhisme over twee monniken die al wandelend een vlag in de wind zien wapperen. Ze gaan met elkaar de discussie aan; één zegt: “Het is de vlag die wappert”, de ander antwoordt: “Nee, het is de wind die wappert”. Dan komt de zenmeester langs en die zegt: ”Het is noch de vlag noch de wind, het is je geest die wappert.” Ik heb altijd om het verhaaltje kunnen lachen, totdat ik dit schitterende boek las. De intellectuele lach maakte plaats voor een bulderlach vanuit mijn ziel. Silvester neemt je mee op een prachtig reis. Kriskras de berg op en af. Langs westerse paden, oosterse paden. Het is een historisch verhaal, een wetenschappelijk essay, een filosofische beschouwing. Er is een zeer interessante corridor over de ontwikkeling van de Westerse wetenschap die niet stopt bij de quantummechanica, maar er diep in duikt en je verder neemt via een (oosters) sluippaadje. Soms lijkt het alsof je verdwaald bent, maar lees door. Silvester staat je op het juiste moment – met humor - weer op te wachten om je verder te voeren. Hij is een meester in het in perspectief brengen van al deze paden en je te overdonderen met een net beter inzicht dat je vervolgens diep treft. Hij neemt je net een stap verder zodat je het echt gaat zien. Echter de essentie van dit boek is, dat als je zo aan het reizen bent, er vanuit het nieuwe inzicht iets anders naar voren komt. Een sluimerweg wordt zichtbaar, de geest gaat bewegen, je ziel komt naar voren – en dan sta je ineens op de top van de berg, een ontmoeting met jezelf. Een andere bekende zen anekdote gaat over de meester die met zijn vinger naar de maan wijst. De maan als symbool voor wijsheid. De vinger voor degene die je de weg wijst. Hulde voor de gids die je meeneemt op deze wonderbaarlijke reis! Henry Bol, Oktober, 2009 Ir. Henry Bol is oprichter van FLOW en adviseert grote ondernemingen op het gebied van strategie en ‘business acceleratie’.
8
HOOFDSTUK VIER
Een Zee van Energie
“HET CREATIEVE PRINCIPE IS ONAFHANKELIJK VAN RUIMTE EN TIJD, HET IS VOLLEDIG STIL MAAR ALTIJD IN BEWEGING.”
Mensen maken net als dieren en planten deel uit van een enorm complex natuurlijk systeem, dat zich in de loop der eeuwen heeft ontwikkeld tot wat het nu is. De basis van dat systeem is echter niet veranderd en haar wetmatigheden zijn constant gebleven. Het systeem staat creativiteit en groei toe, sterker nog, dat is haar basis, maar dat neemt niet weg dat er te allen tijde een afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen dat wat het voortbrengt en de bron van dat alles. Om de wereld beter te leren begrijpen en onszelf daarin een duidelijke plek te kunnen geven zal de mens door moeten dringen tot de complexe wetmatigheden die aan die samenhang ten grondslag liggen. We zullen een integraal wereld- en zelfbeeld moeten ontwikkelen om tot inzicht te komen in de relatie tussen de mens en zijn omgeving. Zodoende zullen we ons een idee kunnen vormen van wie en wat we zijn; en zullen we beter leren begrijpen hoe we ons leven en onze samenleving moeten inrichten. In Creatieve Appels en Quantum Peren combineer ik ideeën van alle tijden en uit alle windstreken; van Confucius tot Descartes en Newton, 58
van Laozi tot Jung, van Rumi tot Bohr, van Bodhidharma tot Einstein en van Plato tot Pierce. Appels met peren vergelijken vind ik nu eenmaal interessanter dan appels met appels vergelijken. We kunnen in mijn ogen veel leren door te zoeken naar overeenkomsten tussen verschillende gedachtegoederen uit verre tijden en vreemde culturen. Zo leert het Zen Boeddhisme ons bijvoorbeeld dat we eigenlijk alles al weten, dat het antwoord op al onze vragen al in onze geest ligt besloten, maar dat we hetgeen zo dicht voor onze neus ligt, niet kunnen vatten omdat het in de nevelen van onze bewuste kennis is gehuld. Hoe meer we bewust denken te weten, hoe dichter de mist rond de ware kennis en hoe minder we er van zien. Of zoals een bekend Boeddhistisch gezegde luidt: “Door al het zoeken, is de os steeds verder van ons verwijderd geraakt.” De idee dat we juist niet zo krampachtig onze best moeten doen om antwoorden te vinden en dat wij door rationeel analyseren juist verder verwijderd raken van het inzicht in wat we onderzoeken, staat als vanzelfsprekend volledig haaks op dat wat de Griekse wijsgeren ons voorhielden. Een krachtig fundament voor een synthese tussen verschillende filosofieën over ons bestaan, kan worden gevonden in de klassieke Chinese filosofie van Laozi. Het Daoïsme ziet een eindeloze zee van energie als de bron van het leven, onszelf en onze natuurlijke omgeving. Het concept is een beetje te vergelijken met de ether van Aristoteles en de quantum foam in de moderne fysica. Die zee van energie is evenwel geen substantie maar meer een concept; een naam voor de fundamentele bouwstof die de basis vormt van alle materie, alle creatieve veranderingsprocessen en daarmee van alle activiteit in het leven. Die levensenergie noemen de Chinezen Qi en deze levensenergie kent twee stadia: Wu Ji en Tai Ji, rust en beweging. Beweging is noodzakelijk omdat er anders geen ontwikkeling, groei en creativiteit zou bestaan. Je zou ook kunnen zeggen dat energie in rust nog geen ruimte en tijd kent. Wanneer er ruimte en tijd bestaan, bestaat er per definitie ook beweging. De eindeloze zee van energie is dus in beweging en het is die beweging die maakt dat het zich voortdurend in variërende samenstellingen en verhoudingen kan ordenen. Om dezelfde reden als waarom wij de omgeving bestuderen om meer over onszelf te weten te komen, bestuderen we de beweging van de planeten en sterren in ons universum om over de aarde waarop we leven te leren. We staan ‘op de berg Lu’, en kijken omhoog om meer van de 59
berg beneden ons te ontdekken. In alle religies en filosofische stromingen vind je wel een gezegde met de strekking ‘dat men omhoog moet kijken om de Hemel te kunnen zien’. De astronomie is dan ook de oudste wetenschap en is vanaf het allereerste begin de basis geweest van onze kennis over de wereld, ons universum en niet te vergeten; over onszelf. Al vroeg kwam men erachter, overigens zonder van enig technisch hulpmiddel gebruik te maken, dat de aarde rond zijn as draait, en dat de aarde rond de zon draait in een ellipsvormige baan. Dat de aarde rond haar as draait maakt het ontstaan van de dag en de nacht mogelijk. Het feit dat die as niet loodrecht op de baan rond de zon staat, maakt dat er seizoenen ontstaan. Omdat de baan van de aarde rond de zon geen perfecte cirkel is, maar een ellips, waarbij de zon niet exact in het midden van die ellips staat, maakt dat er in bepaalde periodes van het jaar een sterkere straling van de zon op aarde merkbaar is. In andere periodes, waarin de aarde relatief ver van de zon afstaat, is die straling minder sterk aanwezig. De periode waarin de straling van de zon het sterkst aanwezig is op aarde valt samen met de zomer op het noordelijke halfrond. Het waren al dit soort ontdekkingen die de vroege wijsgeren inzichten in de natuur en haar groeicycli verschaften. Omdat de planeten en sterren in ons universum allen voortdurend in beweging zijn, ontstaan de dag en de nacht en ontstaan onze seizoenen. Door die eenvoudige beweging van de planeten in het universum ontstaat dat wat wij de natuurlijke groeicyclus noemen. Deze natuurlijke groeicyclus is niet alleen in onze natuur, maar in ieder verander- en ontwikkelingsproces terug te vinden, van de economische conjunctuur tot de zogenaamde product life cycle. Energie moet bewegen om creatief te kunnen zijn. Door de beweging ontstaan alle groeiprocessen, ontstaat het leven op zichzelf, en kunnen dingen worden gemaakt maar ook weer verdwijnen. Deze voortdurende stroming van energie veroorzaakt aldus alle natuurlijke processen waar wij voortdurend aan onderhevig zijn. Ditzelfde principe is op alle niveaus aanwezig, van de planeten in ons universum tot en met de kleinste elementaire deeltjes. Ook in een molecuul en een atoom zien we dat alle elementaire deeltjes continu in beweging zijn. Wat de grondleggers van die modellen nog niet wisten, is dat later wetenschappelijk aangetoond zou worden dat deze elementaire deeltjes eigenlijk helemaal niet bestaan. In werkelijkheid betreft het een vorm van energie, die de potentie heeft 60
zich te manifesteren. De eindeloze beweging in de zee van energie, maakt dat die energie de mogelijkheid heeft zich als energie of als materie te gedragen, afhankelijk van de situatie. Maar pas wanneer het zich als materie gedraagt, gelden de wetten van de mechanica. Beweging betekent dat er een stroming van het ene punt naar het andere is. Beweging betekent dat er ruimte en tijd moeten bestaan. We kunnen niet anders concluderen dan dat er een innerlijke tegenstelling in energie aanwezig moet zijn. Zelfs als men met een potloot een rechte lijn trekt op een stuk papier, hoeft men maar één lijn te trekken om het stuk papier in twee helften te verdelen. Door het trekken van een lijn, creëer je twee herkenbare helften; boven en onder, links en rechts. Het ene en het andere bestaan dus omdat er één ding bestaat dat beweegt. Die innerlijke tegenstelling moet bestaan omdat er anders immers geen beweging kan bestaan. Er moet als het ware een stroming, een proces gaande zijn, om te kunnen zeggen dat iets in beweging is. Dit principe is vergelijkbaar met de golftheorie in de natuurkunde. Eén golf die op en neer beweegt tussen haar twee uiterste polen. De op-enneergaande beweging veroorzaakt aldus de golf. De golfbeweging zou niet kunnen bestaan als er niet twee verschillende polen zouden kunnen worden aangeduid. Immers als er geen boven is, is er ook geen beneden, en dus geen golf. Door het bestaan van één (beweging), bestaat dus ook direct twee. Deze twee polen waar tussen de vitale levensenergie zich voortdurend beweegt, noemden de klassieke Chinese filosofen Yin en Yang; de weg die aldus door de beweging wordt gevormd noemden ze Dao. Met de constatering dat er een continu veranderingsproces ten grondslag ligt aan alle leven zijn we er echter nog niet. Interactie tussen de mens en zijn omgeving, actieve participatie van de mens in het universele veranderingsproces, is noodzakelijk om het individuele leven te kunnen creëren. Om de tekens die ons vanuit de omgeving bereiken te kunnen interpreteren, is het noodzakelijk dat wij het één van het ander kunnen onderscheiden. Het universele veranderingsproces, dat in feite een beweging van één en dezelfde energie betreft, wordt derhalve aan de mens gemanifesteerd doordat wij het dualisme erin herkennen. Deze afwisseling van tegenstellingen in het eenduidige proces, maakt dat het gemanifesteerd kan worden en als creatief kan worden beschouwd. 61
Het universele proces van creatie waarover wij hier spreken, is per definitie scheppend. Scheppend, omdat het de oorzaak van leven betreft. Het is dan ook een voortdurend proces van verandering en daarmee van creatie. Door haar innerlijke beweging creëert dit proces het leven. Dit oneindig creatieve proces kan nooit stil worden gezet, evenals de beweging van de sterren binnen ons universum niet tijdelijk kan worden gestopt. De beweging is als zodanig verantwoordelijk voor de creatie. Hoewel het universele veranderingsproces verantwoordelijk is voor creatie, is actieve participatie van de mens noodzakelijk voor de schepping van het individuele leven. Zonder interactie tussen het individu en zijn omgeving kan zowel het individu als zijn omgeving eenvoudigweg niet bestaan. Je zou kunnen stellen dat alles slechts kan bestaan in relatie tot iets anders. Het creëren van de eigen omgeving begint met waarneming. Men gaat de interactie met zijn omgeving aan door tekens vanuit de omgeving op te vangen en die te interpreteren. Men wordt zich zodoende bewust van zijn omgeving en van de eigen positie die men daarin inneemt. Een noodzakelijke voorwaarde binnen dit waarnemings- en creatieproces is dat men onderscheid kan maken tussen het één en het ander. Om te kunnen zien, moeten wij licht van donker kunnen onderscheiden, om te kunnen horen moeten wij trillingen kunnen opvangen en de polen van de geluidsgolven kunnen onderscheiden. Innerlijke tegenstellingen in de signalen die ons bereiken maken aldus dat wij ze kunnen waarnemen en kunnen interpreteren. Zonder dat dualisme zouden wij niet kunnen waarnemen en ons dus nooit bewust kunnen worden van onze omgeving; wij zouden geen vorm kunnen geven aan ons individuele wereldbeeld. Wanneer wij spreken over natuurlijke systemen, hebben we het vaak over het ‘natuurlijk evenwicht’. Ik wil hier toch even bij stilstaan omdat het woordgebruik volgens mij snel tot verwarring kan leiden. De Nederlandse woorden ‘evenwicht’ en ‘balans’ komen beide voort uit het gebruik van de klassieke weegschaal. De weegschaal was bedoeld om te kunnen meten of er op het linker schaaltje evenveel gewicht lag als op het rechter schaaltje. Als dat het geval was, waren beiden ‘in balans’. Als dat niet het geval was sloeg de weegschaal naar één van beide kanten uit. Een handig hulpmiddel bij het bepalen en meten van gewichten. Door het gebruik van de terminologie ‘natuurlijk evenwicht’ wordt echter geïnsinueerd dat ook de natuur een dergelijk wegingsysteem zou 62
hanteren. Nog even los van het feit dat natuurlijke processen per definitie voortdurend in beweging zijn en er daarom nooit sprake kan zijn van statisch evenwicht, zoals bij een weegschaal, komt ook het gelijkheidsprincipe in de natuur op die manier nagenoeg nooit voor. De basis van de natuurlijke groeiprocessen, of het ecosysteem zo u wilt, is iets dat je beter zou kunnen benoemen als samenhang, coherentie, harmonie of orde. Waarbij ook orde helaas in het dagelijks taalgebruik vaak weer met datzelfde statische gelijkheidsprincipe wordt verward. Harmonie is niet hetzelfde als evenwicht en het is zeker niet gebaseerd op het gelijkheidsprincipe, het is een dynamisch patroon waaraan, door de waarnemer, betekenis, waarde en nut kan worden toegeschreven. In de Chinese gevechtskunst kennen we het begrip shuang zhong, hetgeen vertaald zou kunnen worden door de woorden ‘dubbel centrum’. Er is in de gevechtskunst sprake van een dubbel centrum wanneer iemand zijn gewicht gelijkelijk verdeelt over beide benen. Je ziet dat vaak. Ongetrainde mensen hebben de neiging om wanneer iemand ze aanvalt beide benen krachtig neer te zetten. Men denkt dat men zo stevig staat en op die manier de kracht van de tegenstander op kan vangen. In de praktijk is dat niet het geval. Het is juist veel handiger om het gewicht niet gelijk te verdelen, jezelf niet te bevriezen. In Tai Ji termen is er geen sprake van ‘balans’ wanneer beide helften gelijk zijn verdeeld, omdat balans in het gehele proces van beweging moet worden teruggevonden, niet slechts in één moment. Men kan achteraf zien, terugkijkend op het gehele proces, of het in balans is of niet. Wanneer men zich schrap zet en zich vastpint door een dubbel centrum te hanteren, is er weliswaar sprake van statisch evenwicht maar niet van harmonie. Balans ontstaat in Tai Ji door beweging, niet door stilstand. De termen evenwicht en balans komen voort uit de westerse wens alles te kunnen meten, terwijl harmonie juist een onmeetbare factor betreft. In de oosterse denkschool mag harmonie niet worden verward met dit gelijkheidsprincipe. Iets kan niet in evenwicht, maar toch in harmonie zijn. En iets kan in balans zijn maar toch geen harmonieuze samenhang vertonen. Ik gebruik vaak de metafoor met het bereiden van een maaltijd. Wanneer je bij het bereiden van een maaltijd precies gelijke maten zou gebruiken voor alle ingrediënten zou de maaltijd verre van harmonieus smaken. Ook de metafoor met muziek is treffend. Een muziekstuk 63
waarvan alle noten hetzelfde zijn en precies even lang duren, is niet om aan te horen en dus niet harmonieus. De harmonie ontstaat via een geheel ander, rationeel onverklaarbaar proces van het in verband brengen van de onderdelen om zo tot een kloppend geheel te komen. Dit proces van in verband brengen verloopt in zijn geheel niet logisch, zeker niet lineair en bovendien kan men pas achteraf vaststellen of het wel of geen harmonieus geheel heeft opgeleverd, nooit van tevoren. Het is net als met het pad dat zich aftekent nadat men een strandwandeling heeft gemaakt over een strakke zandoppervlakte. Als men achterom kijkt, ziet men de voetstappen afgedrukt in het zand. Er is duidelijk een pad zichtbaar. Vooraf bestond het niet, het is afgetekend doordat men er heeft gelopen. De weg wordt als het ware gemaakt door het begaan ervan. Alleen als je achteraf terugkijkt, kan je zien welke weg je hebt afgelegd. Je kunt ook alleen achteraf de logica van het pad doorzien. Je ziet waar je een bocht maakte om rond een paal te lopen, je ziet waar je over een kuil sprong, je ziet waar je opzij sprong om een aankomende golf te ontwijken, je ziet waar je even hebt stilgestaan om te genieten van de ondergaande zon. Harmonie wordt verkregen door het proces van ‘in verband brengen’ in relatie tot en in interactie met degene die het proces waarneemt. Sterker nog, de waarnemer is zelf onderdeel van het proces; als je er niet aan zou deelnemen zou je nooit onderdeel kunnen worden van de harmonie en het nooit zelf kunnen ervaren. Een geheel opdelen in kleinere eenheden, iets proberen te ontleden en de bouwstenen ervan te definiëren, maakt niet dat het geheel beter kan worden begrepen. Dat komt doordat de dynamiek, de verandering en het proces net zo goed een onderdeel van het geheel zijn als de bouwstenen die eraan onderhevig zijn. Misschien is de wijze waarop een muziekstuk zou kunnen worden opgedeeld in losse muzieknoten hier wel het meest illustratieve voorbeeld van. Zoals Albert Einstein een keer gezegd heeft: “Het is mogelijk alles wetenschappelijk te beschrijven, maar het zou geen zin hebben; het zou zonder betekenis zijn, alsof je een symfonie van Beethoven zou beschrijven als een variatie in frequentie.” Door te kijken naar slechts één noot uit bijvoorbeeld de 5e symfonie van Beethoven, kan op geen enkele manier het geheel beter worden begrepen. Zelfs wanneer hun onderlinge samenhang zou worden vastgelegd, verklaart dat niet waarom de gehele symfonie harmonie vertoont. De noten moeten immers in de context van alle andere noten 64
worden beschouwd. Het is het gehele proces waarmee de noten één voor één met ritmische tussenpose worden afgespeeld, waarmee de individuele noten hun context verkrijgen en het gehele proces een creatieve harmonie gaat vertonen. Mensen zijn, dankzij het objectivisme, geneigd te denken kennis op te kunnen bouwen door de bouwstenen waaruit een systeem bestaat, individueel te bestuderen. Dat is een cruciale denkfout. Het is te vergelijken met een oerwoud. Je kunt de dynamics van een bos niet leren begrijpen door een boom te bestuderen. En, je kunt dus ook de mens niet beter leren begrijpen door zijn cellen te bestuderen. Men leert het universum niet begrijpen door atomen te bestuderen. De dynamics van een verzameling atomen of een groep mensen zijn nu eenmaal anders dan die van een enkel atoom of een enkel individu. Alles beïnvloedt elkaar, en die beïnvloeding wordt ontkend door objecten te isoleren en ze ‘objectief’ te analyseren. Creatie en creativiteit hebben iets te maken met vorm. Die vorm kan letterlijk zijn, wanneer er sprake is van het maken van dingen, maar die vorm kan ook iets figuurlijks zijn. Mensen kunnen bijvoorbeeld een ‘mening vormen’. Als we uitgaan van een eindeloze zee van energie die beweegt, worden daar door die beweging continu dingen in gevormd. Ook de mens als onderdeel van die energie doet dat voortdurend. Van sommige van die vormen slaan we een beeld op in onze hersenen, zodat we dat beeld later weer kunnen oproepen of kunnen gebruiken bij het vormen van nieuwe ideeën. Wanneer iets zijn vorm verkrijgt, verandert daarmee automatisch de vorm van de aangrenzende omgeving. Vormen en het verkrijgen van vorm zijn dan ook onherroepelijk aan elkaar verwant. Wanneer men vormgeeft aan het één verkrijgt iets anders daarmee ook direct haar vorm. En met het veranderen van de directe omgeving wordt weer de daaraan grenzende omgeving vervormd; er wordt door iedere kleine beweging een eindeloze reeks van veranderingen geïnitieerd. Zo is alles continu in beweging en hangt alles met elkaar samen in de eindeloze zee van energie. Een eenvoudig voorbeeld van dit principe is te vinden in het welbekende Yin Yang symbool. Wanneer men de witte helft erin zou 65
willen veranderen, kan dit niet zonder daarmee direct ook de vorm van de zwarte helft te veranderen. Wanneer de één van vorm verandert, heeft dat automatisch effect op de vorm van de andere helft. Deze afhankelijkheid bestaat op een soortgelijke manier tussen mensen en hun omgeving. Wanneer men de vorm van één aspect verandert, verandert men daarmee automatisch de samenstelling in de omgeving en daarmee ook alle andere elementen waaruit die omgeving is opgebouwd. Dit proces van vormgeving kan bij uitstek worden gebruikt om de omgeving en dus ook de concurrentie daarbinnen te manipuleren. Vandaar dat er in Sunzi’s boek ook zoveel aandacht voor dit mechanisme is. Sunzi stelt bijvoorbeeld dat door de eigen positie te variëren, men automatisch en per direct ook de positie van de ander beïnvloedt. In termen van strategie betekent dit dat u en uw concurrent in relatie tot elkaar bestaan binnen de eenheid waarbinnen u elkaar beconcurreert. Door deze samenhang hoeft men zich bij het nastreven van een bepaalde doelstelling echter dus niet altijd te richten op de voor de hand liggende zaken. Men kan de vorm van de zwarte helft van de cirkel immers beïnvloeden door zich niet op de zwarte, maar juist op de witte helft te richten. Vandaag de dag heeft men de neiging zich automatisch te richten op dat wat men wil veranderen, in plaats van zich te richten op de verandering van de context. Vaak is het manipuleren van de omgeving echter vele malen eenvoudiger. Ook dit vergelijk ik wel eens met het bereiden van een maaltijd. Stel dat u tijdens het koken per ongeluk teveel zout heeft toegevoegd aan het gerecht. Probeert u dan ook de zoutkorrels er weer uit te halen? Een slimme kok doet dat niet, maar probeert het teveel aan zout weer teniet te doen, door het te compenseren en er juist andere ingrediënten aan toe te voegen. Met de inzichten van de Yin Yang theorie op zak, kunnen we onze reis in de wonderlijke wereld van materie en energie verder vervolgen. In de loop der tijd werden namelijk niet alleen filosofen, maar ook natuurkundigen het erover eens, dat alles dat we waar kunnen nemen, zowel als materie als ook als energie kan worden beschouwd. Bovendien is het, zelfs in de rationele objectieve wetenschap, sinds Albert Einstein zijn beroemde speciale relativiteitstheorie introduceerde, geaccepteerd dat 66
er een bijzondere samenhang tussen de ruimte en de tijd bestaat. Die conclusie is iets om even bij stil te staan. Het is waarschijnlijk een combinatie van een aantal factoren en toevalligheden geweest, die Einstein tot zijn inzichten heeft gebracht. De jonge Einstein, hij was pas midden twintig, werkte in die periode bij het patentbureau in Bern waar hij de patentaanvragen beoordeelde. En hoe stom het ook moge klinken, er was in die tijd een praktisch probleem met het gelijk zetten van klokken. Men probeerde namelijk alle klokken gelijk te zetten zodat bijvoorbeeld de treinen ‘op tijd’ konden rijden. Maar hoe konden de treinen ‘op tijd’ rijden als men het er niet over eens kon worden hoe laat het precies was? De unificatie van de tijd was dus niet alleen een groot symbolisch maar ook een groot praktisch probleem. Als land van de klokkenmakers speelde Zwitserland een belangrijke rol in deze poging de tijd te unificeren. Vele octrooiaanvragen voor uiteenlopende systemen, gebaseerd op telegraaflijnen, radiogolven en andere hulpmiddelen moeten dus op Alberts bureau zijn beland. ‘Albert moet zich er in die tijd bewust van zijn geworden dat een simpele handeling zoals het bepalen van de tijd waarop een gebeurtenis plaatsvindt (zoals het passeren van een lichtgolf of een trein) vol kennistheoretische problemen en vooronderstellingen zit’. Stel dat je uit je raam kijkt en je ziet de tientallen klokken op de diverse torens in de stad, dan moet je in ogenschouw nemen dat je ze om te beginnen niet allemaal tegelijk kunt zien. Ten tweede zit er een vertraging in het waarnemen van wat je ziet, immers is de snelheid van het licht wel hoog maar toch beperkt. Bovendien ga je er dan vanuit dat licht in alle richtingen met dezelfde snelheid reist, en dat kan niet met zekerheid worden gesteld. Een voor de hand liggende methode zou zijn om een horloge om te doen en de stad in te gaan om de klokken één voor één gelijk te zetten met je horloge, maar dan overtreed je een basisregel van de rigoureuze fin de siècle wetmatigheid, dat je niet kunt weten of een bewegende klok, jouw horloge, wel even snel loopt als een stilstaande klok. Ook grappig is je te realiseren dat door de relatieve afstand tot de klok, het voor iedereen op een net iets ander moment 18:00 uur is. Want hoe verder je van de klok af bent, hoe langer het duurt voordat het bij jou ook 18:00 uur is. Er is dus een theoretisch probleem met het concept van gelijktijdigheid. En Einstein trok deze logica rücksichtslos door. Hij 67
concludeerde dat alle wetenschappelijke metingen, onderhevig waren aan het probleem van de verborgen vooronderstelling dat waargenomen gebeurtenissen die in de ogen van de waarnemer gelijktijdig plaatsvonden, ook voor andere waarnemers gelijktijdig plaats zouden hebben gevonden. En hij bevond zich voor de verandering eens in goed gezelschap, want ook de grote Poincaré, die als de meest vooraanstaande wiskundige van zijn tijd werd gezien, kwam tot de conclusie dat er geen absolute tijd kon bestaan. Na zijn beroemde gedachte experiment werkte Albert vervolgens slechts zes weken aan wat het beroemdste artikel uit de geschiedenis van de wetenschap zou worden. Ongelooflijk maar waar is dat Einstein het artikel eigenlijk wilde gebruiken om te promoveren aan de universiteit van Zurich, maar daar vonden ze het maar een eigenaardig verhaal en het werd niet geaccepteerd. Zo werd het uiteindelijk doorgestuurd naar de Annalen der Physik waar het op 26 september 1905 in verscheen. Albert die de smaak te pakken had schreef nog snel een kort vervolg op zijn eerdere artikel waarin hij voor het eerst stelde dat massa energie bevat en andersom. Hij beweerde zelfs dat het mogelijk was om te bepalen hoeveel massa radium verliest als het in radioactief verval raakt. “De gedachte is vermakelijk en verleidelijk; maar ik realiseer me dat de kans bestaat dat God er hartelijk om moet lachen en dat Hij mij om de tuin heeft geleid.” Albert schreef verder: “Als de theorie overeenkomt met de feiten dan brengt straling inertie over tussen uitstralende en absorberende lichamen.” Hier verwoorde hij voor het eerst, zonder haar expliciet op papier te zetten, de beroemde E=MC2 formule. Het feit dat materie en energie in feite één en dezelfde bron hebben, of zelfs eigenlijk hetzelfde zijn, maakt dat er zich fenomenen kunnen voordoen die voor de menselijke zintuigen onzichtbaar blijven. Dat betekent echter niet dat we ze niet kunnen waarnemen. We voelen ze namelijk wel aan. Het gevoelsmatig waarnemen verloopt anders dan het waarnemen met onze ‘normale’ zintuigen. We spreken bijvoorbeeld van charisma en we kunnen de sfeer in de ruimte ‘proeven’. Je zou kunnen spreken van waarneming middels het ‘zesde zintuig’. Met dit zesde zintuig kunnen we dingen waarnemen die we met onze ‘normale’ zintuigen niet kunnen zien of horen. Je kunt sfeer immers helemaal niet letterlijk proeven en je kunt ook iemands uitstraling niet letterlijk zien. 68
Dat iemands waarnemingsvermogen wordt beïnvloed door zijn gesteldheid op dat moment weten wij natuurlijk al lang. We zeggen bijvoorbeeld dat iemand blind is als hij of zij verliefd is. Het feit dat iemand verliefd is, maakt dat hij niet meer goed waar kan nemen. In zo’n geval zeggen we ook wel dat iemand in ‘de Zevende Hemel’ verkeert. Ik vraag me overigens af hoeveel mensen zich wel eens de vraag hebben gesteld waarom het nu juist de Zevende Hemel betreft, en hoeveel mensen een idee hebben over wat die andere zes dan zijn? Het is grappig dat wij getallen zo belangrijk vinden, maar ons dat soort vragen niet meer stellen. Ieder mens is in principe in staat om op twee manieren waar te nemen, rationeel via de vijf zintuigen, en intuïtief middels het ‘onderbuik gevoel’ het zogenaamde zesde zintuig. Wanneer iemand in de Zevende Hemel verkeerd is hij blind. Dat betekent dat iemand op zo’n moment kennelijk niet meer in staat is waar te nemen met zijn vijf zintuigen, maar daarentegen volledig vertrouwd op zijn ‘zesde zintuig’. Hij of zij vertrouwt op dat moment op zijn gevoel en het rationele waarnemingsvermogen neemt daarmee navenant af. Met andere woorden, door toe te staan via het onbewuste contact met de omgeving te maken, in plaats van gebruik te maken van het bewustzijn, kan men in de Zevende Hemel geraken. Gevoelsmatige of intuïtieve waarneming verloopt in tegenstelling tot logische of rationele waarneming zonder de innerlijke tegenstelling in de signalen die men opvangt. Het is daardoor een ongemanifesteerd fenomeen waar men onderdeel van is. Daardoor kan men het wel waarnemen maar niet op de ‘aardse wijze’ via de vijf zintuigen. Op deze manier kan je dus inderdaad een Hemel en een Aarde tegenover elkaar zetten om het verschil tussen beide te verduidelijken. De Hemel is en blijft ongemanifesteerd en blijft dus altijd onzichtbaar en rationeel onverklaarbaar terwijl de Aarde juist de manifestatie van die Hemel betreft en daardoor zichtbaar en rationeel verklaarbaar wordt. Beide zijn complementair en bestaan in relatie tot elkaar. We zeggen wel eens dat er ‘meer tussen Hemel en Aarde is’. We bedoelen daarmee dat er dingen gebeuren die we niet rationeel kunnen verklaren. Je zou ook kunnen zeggen dat er niet meer tussen Hemel en Aarde bestaat, maar juist dat er zowel een Hemel als een Aarde bestaan. De Aarde staat daarbij voor het materiële en het bewustzijn, kortom al 69
datgene dat we rationeel kunnen verklaren. De Hemel staat voor datgene dat we niet rationeel kunnen verklaren. Je zou ook kunnen zeggen dat wanneer materie zich nog niet heeft gemanifesteerd en het nog geen innerlijk dualisme bevat, men zou kunnen spreken van ‘Hemels’. Wanneer energie zich manifesteert of materialiseert, herkennen we daarin het innerlijk dualisme van de twee tegengestelde polen; plus of min, zwart of wit, nul of één. Het wordt dan rationeel verklaarbaar en volgt in die toestand de ‘aardse wetten’ van de logica. Omdat de Hemel en de Aarde beide tegelijkertijd in relatie tot elkaar bestaan, leeft de mens tegelijkertijd in beide. Je zou kunnen zeggen dat de scheidslijn tussen die twee wordt gevormd door het verschil tussen ons bewustzijn en ons onbewuste. Ons bewustzijn staat in contact met het rationele, de waarneembare gemanifesteerde wereld, die we de Aarde kunnen noemen; terwijl ons onbewuste tegelijkertijd in contact staat met de ongemanifesteerde en dus de onzichtbare wereld, die we ook wel de Hemel kunnen noemen. Door de wisselwerking tussen die twee die in het leven plaatsvindt of anders gezegd, door de interactie die de mens met zijn omgeving aangaat, ontstaat er een nieuwe creativiteit. Eén plus één levert zowel twee op als ook drie, immers leveren de twee opgeteld gezamenlijk iets nieuws op, met een geheel eigen betekenis. De medaille heeft zogezegd twee kanten, we zeggen ook niet dat er meer is tussen de muntzijde en de kopzijde van de medaille. Echter is het tegelijkertijd natuurlijk wel zo, dat de kopzijde en de muntzijde gezamenlijk iets heel anders opleveren; gezamenlijk vormen zij een betaalmiddel. De Hemel kan zich aan de mens manifesteren, wanneer de mens er de interactie mee aangaat. Deze manifestatie van die ene energie verloopt via het principe van het dualisme, immers kan de mens het anders niet bewust waarnemen en dus geen ‘plaats geven’. Kortom, er is niets meer tussen Hemel en Aarde, echter belichamen zij gezamenlijk wel het creatieve principe waaruit ook het leven voortkomt. Het continue proces van interactie en verandering maakt dat het proces in zichzelf creatief is; het schept voortdurend nieuwe fenomenen door haar beweging.
70