C.O.Z. - Centraal Overlegorgaan inzake Zwakzinnigenzorg
U echter van mij aan, dat we in de veelheid van bomen het bos zullen blijven zien en voorts, dat wij door het opstellen van een prioriteitslijst de gewenste ordening in ons denken en handelen zullen aanbrengen. Intussen moet liet voor U alleen een geruststellende gedachte zijn, dat de leden van de door U ingestelde werkcommissie zich noch in naaste, noch in verre toekomst bij het gewestelijke arbeidsbureau voor werk zullen hebben te vervoegen. VIII. Naar een volwaardige plaats voor de zwakzinnigenzorg In het belangwekkende rapport „Geestelijke Gezondheidszorg van het Katholiek Nationaal Bureau" wordt er terecht op gewezen, dat het huidige sociale klimaat mogelijkheden voor de geestelijke gezondheidszorg biedt tot een ontwikkeling naar een volwaardige plaats binnen het geheel van de gezondheidszorg en de andere maatschappelijke voorzieningen. Allen, die in de zwakzinnigenzorg werkzaam zijn, zullen deze uitspraak beamen. Zij behoeven niet meer als de pioniers van het eerste uur in de woestijn te preken. In samenleving en bij overheid vinden zij gehoor. Maar laat ons er diep van bewust zijn, dat het veranderde geestelijke klimaat alleen maar inhoudt, dat in tegenstelling met voorheen, er meer mogelijkheden en kansen zich aandienen. Of deze begrepen zullen worden, zal van ons allen — ook van het C.O.Z. — afhangen. Ik wil hier alleen maar mee zeggen, dat de verantwoordelijkheid, die op het huidige geslacht rust, er alleen maar groter door geworden is. Zij, die na ons komen, zullen ons oordelen, of wij de ons geboden kansen en mogelijkheden hebben gegrepen ten bate van de zwakzinnigenzorg. Tot slot nog één opmerking. Groot is onze verantwoordelijkheid ook in die zin, dat wij als pleitbezorgers optreden voor hen, die zich zelve niet kunnen presenteren en die veelal weerloos in het leven staan. Wij zijn te hunnen behoeve tot dienstbetoon geroepen. Maar laat ons één ding niet vergeten: ook de zwakzinnigen bewijzen door hun aanwezigheid in deze gebroken samenleving een dienst aan ons. Mag ik dit met de woorden van prof. Rogier voor U voel- en hoorbaar maken: „In deze wereld speelt ieder zijn rol, ook de grijsaard, de pensioentrekker, de armoedzaaier, de nietsnutter, de sociale doodeter, de behoeftige zieke, de gebrekkige strompelaar, de querulant, de domkop, de debiele, ja, de van zijn zinnen beroofde, allen, die de samenleving geen andere dienst bewijzen dan dat zij een dagelijks beroep zijn op haar mede - lijden ". Onze harten zouden verstenen en verharden, verdorren en verschralen, wanneer wij de zwakzinnigen in ons midden hun dienst aan ons niet lieten verrichten. Laat ons, als C.O.Z. in dit besef van wederzijds hulpbetoon met opgewektheid en toewijding onze verdere arbeid verrichten.
78
Hoort het spraakgestoorde kind op een school voor buitengewoon onderwijs? door Dr. P. H. DAMSTÉ, Utrecht
Er is in de laatste decennia zoveel toegevoegd aan onze kennis over het ontstaan en het behandelen van spraakgebreken, dat dit wel invloed moet hebben gehad op het beeld, dat wij thans hebben van het slecht sprekende schoolkind. De grootste verandering heeft zich voltrokken in de situatie van kinderen met organische stoornissen van de spraak door aangeboren defecten van lip, kaak en verhemelte. 1. Het operatief herstel is tegenwoordig meer gericht op de goede functie van het palatum molle (zachte verhemelte); men streeft naar het bereiken van een goede afsluitingsfunctie van het verhemelte. In deskundige handen wordt dit in 70 % van de primaire operaties bereikt. Bij deze kinderen ontwikkelt de spraak zich normaal, zij zullen waarschijnlijk nooit een logopedist nodig hebben. 2. De kinderen worden vroeger geopereerd en wel vóór de leeftijd waarop de spraakontwikkeling aanvangt, in het eerste of tweede levensjaar. Hiermede wordt voorkomen, dat het kind een afwijkend spraakpatroon ontwikkelt, hetwelk hij na een geslaagde verhemelte-operatie weer zou moeten veranderen. 3. De methoden van diagnostiek zijn vooruitgegaan. Sinds aan medische centra het belang is ingezien van de „spraak" voor de normale ontwikkeling van het kind, is de mogelijkheid geopend om met róntgentechnieken de fonetiek van deze afwijking grondig te leren kennen. De vroegere „klassen voor spraakgebrekkigen" (die hier en daar nog bestaan), werden voor een groot deel bevolkt met kinderen, die laat waren geopereerd en die nog vast zaten in gewoonten als glotisslagen, nasaliteit, pharyngeale s-en, enz. De combinatie met een gehoorstoornis, of geringe verstandelijke aanleg, kan de correctie van deze gewoonten uitermate moeilijk maken. Een ander, en misschien wel even groot deel, van deze klassen werd ingenomen door kinderen, die wel een verhemelte-operatie hadden ondergaan, maar bij wie het verhemelte niettemin onvoldoende afsloot. Daardoor bleef, alle oefening ten spijt, de onaangename open verhemeltespraak met zijn neusklank en ontsnappende neuslucht, glottisslagen en andere vervangingsklanken, bestaan. Het is nog steeds verbazend om te zien, hoe sommige logopedisten met een trouwhartige toewijding jarenlang oefeningen doen met kinderen, die een anatomisch veel te kort verhemelte hebben. 79
Hoort het spraakgestoorde kind op een school voor buitengewoon onderwijs?
Wat voor deze kinderen nodig is zijn natuurlijk geen speciale klassen of scholen, maar speciale chirurgen, die de functie van het verhemelte met betrekking tot de spraak kennen, en over de diagnostische middelen beschikken om een verhemelte-insufficientie te kunnen beoordelen. Een logopedisch advies is daarbij van waarde, maar niet afdoende. Met een reeks functieproeven van het verhemelte, gecombineerd met röntgenopnamen van het verhemelte tijdens diverse functies, is in de meeste gevallen een nauwkeurige indicatie voor operatie te stellen In twijfelgevallen zal men een proef met spraakbehandeling gedurende drie maanden, of hoogstens een half jaar, nemen en vervolgens het geval nogmaals beoordelen. Een belangrijke reden van bestaan voor een klas voor spraakgebrekkigen vormde het veelvuldig gebruik van de obturator- prothese bij kinderen met verhemeltespleten. De afsluitingsklas moet voorzichtig worden gemodelleerd en moest dikwijls worden gepast en veranderd. Dit zou een aanzienlijk schoolverzuim met zich meebrengen, indien dit niet op school zelf gedaan werd. De obturator heeft zijn tijd gehad, de plastische chirurgie heeft gelukkig de taak overgenomen. In de tijd dat in Utrecht, in 1962, afsplitsing van een afdeling voor Spraakgebrekkigen van de school voor Slechthorenden werd overwogen, werden op het Tandheelkundig Instituut geregeld obturatorprothesen wegens verhemeltespleetspraak vervaardigd. De plastische chirurgische ingrepen werden toen met toenemend succes gedaan, zodat er reeds alle reden was om tegen een dergelijke uitbreiding van de school voor Slechthorenden en Spraakgebrekkigen te adviseren. Er worden nu nog slechts weinig obturatoren gemaakt en het aantal kinderen met onvoldoende afsluitingsfunctie van het verhemelte zal waarschijnlijk steeds verder afnemen. Verscheidene auteurs hebben erop gewezen, dat sinds het afschaffen van de obturatoren en de behandeling met velo -pharyngoplastiek die daarv oor in de plaats is gekomen, de gehoorstoornissen bij deze patiënten in ernst en frequentie zijn afgenomen. Het is van praktisch belang om hier te vermelden, dat sinds het bovengenoemde jaar (1962) er alleen reeds vanuit de Utrechtse Heelkundige Universiteitskliniek 6 plastische chirurgen zich in ons land hebben gevestigd, die zijn opgeleid in de techniek van primaire en secundaire verhemelte-operaties. Het is verheugend, dat in zo korte tijd zoveel ten goede kan veranderen aan een werkelijk niet gering probleem. Het is voor artsen al niet eenvoudig om van de nieuwe ontwikkelingen op de hoogte te blijven; voor de nietmedische beroepen, die met kinderen te maken hebben, is het nog veel moeilijker om zodanig snelle veranderingen te kunnen volgen. Van enige veel voorkomende vormen van afwijkende uitspraak van de „s", het interdentaal en het addentaal sigmatisme is de laatste jaren veel studie gemaakt. Veelal staat gebrekkige articulatie van de „t", de „s" en de „z" in verband met een afwijking van het gebit, de open beet. Het is niet zo, dat het één wordt veroorzaakt door het ander, maar er ligt een gemeenschap80
Hoort het spraakgestoorde kind op een school voor buitengewoon onderwijs?
pelijke oorzaak ten grond aan de spraakafwijking en de gebitsafwijking: abnormale stikgewoonten, atavismen uit zuigelingentijd. De infantiele slikgewoonte is nauw verwant aan gewoonten als duimzuigen, zuigen op een vinger of op een lip en komt dikwijls tesamen daarmee voor. De behandeling, door middel van oefeningen, ligt dan ook in hetzelfde vlak als afleren van andere persisterende kindergewoonten. De complexe achtergronden van het stotteren worden vanaf alle kanten doorzocht. Het komt hoe langer hoe meer vast te staan, dat practisch alle stotteren een functionele spraakstoornis is, in de zin van : ontstaan in een organisme, dat de mogelijkheid heeft om normaal te functioneren en dat organisch hersenletsel hoogst zelden er voor verantwoordelijk gesteld kan worden en dan nog slechts ten dele. Het stotteren op volwassen leeftijd vertoont vele kenmerken van geïnvetereerde gewoonten en de gedachte ligt daarom voor de hand, dat de behandeling van het stotteren op jonge leeftijd moet plaats hebben. Een praktisch argument is, dat een groot deel van de stotteraars op school, later, ook zonder behandeling, normaal spreken. De vraag is dus of men 100 stotterende schoolkinderen intensief moet gaan behandelen, om te voorkomen dat 10 of 20 van hen volwassen stotteraars zullen worden. Men zou zich verder kunnen afvragen of soms op grond van de persoonlijkheid van het kind, of op grond van de stotter - symptomen, voorspeld kan worden, wie van de school- stotteraars de grootste kans maken later te blijven stotteren. Men zou deze kinderen dan in aparte klassen kunnen plaatsen, teneinde hun intensief spraakles te geven. Andere dyslalieën (vervanging, weglating of vervorming van b.v. de r, 1, u of moeilijke verbindingen van medeklinkers) zijn wat uit de wetenschappelijke belangstelling verdrongen door de lees- en schrijfstoornissen (legasthenie) bij schoolkinderen, die immers veel boeiender neurologische en psychologische achtergronden hebben. Het vraagstuk of hier met een speciale didactiek het beoogde doel bereikt kan worden of dat er een therapie buiten het kader van het onderwijs nodig is, zal de aandacht nog jaren in beslag blijven nemen. Zoveel is in ieder geval zeker, dat terwijl de meeste dyslalieën met enkele maanden spraakles buiten de schooluren aanzienlijk verbeteren, de legasthenie veel dieper in het organisme is verankerd, waardoor zelfs op een speciale school voor leermoeilijkheden de resultaten dikwijls teleurstellen. Nog afgezien van de speciale moeilijkheden om tot zo'n prognostisch oordeel te komen, zijn er bezwaren tegen het isoleren van kinderen wegens hun spraakgebrek. De secundaire stotteraar is overgevoelig voor hetgeen anderen van zijn spreken denken. En al is het in de therapie zaak om hem niet de kop in het zand te laten steken, maar hem een realistische houding ten aanzien van zijn problemen en vermeende moeilijkheden te laten aannemen, dit moet geleidelijk en met tact gebeuren. Overplaatsing naar de stotterklas kan voor sommigen een te abrupte dwang zijn om de feiten onder ogen te zien, voor anderen (de meer extroverte stotteraars) zou het door de devalu81
Hoort het spraakgestoorde kind op een school voor buitengewoon onderwijs?
atie van het stotteren in het nieuwe milieu een reden kunnen zijn er nog een schepje bovenop te doen. Er zijn veel verschillende oorzaken van stotteren en veel verschillende typen stotteraars. Op de kinderleeftijd hebben we, minder dan bij de volwassene, te maken met „gefossileerde" gewoonten en de behandeling moet daarom nog veel meer individueel gedifferentieerd zijn. Over de principes, welke het ontstaan en het in stand blijven van stotteren verklaren, bestaat een vrij grote mate van overeenstemming; de wijze waarop de behandeling moet worden uitgevoerd is iets, dat nog proefonde rv indelijk moet worden uitgemaakt. Aangezien er zo ontzaglijk veel tijd en zulke grote aantallen mee gemoeid zijn, is het op het ogenblik alleen verantwoord, om stottertherapie op grote schaal ter hand te nemen indien dit onder research- omstandigheden geschiedt. Daa rvoor is een hoog gespecialiseerd begeleidingsteam nodig met een wetenschappelijke opleiding en met erv aring op dit gebied. Dat zal slechts hoogst zelden te vinden zijn. In ieder geval, waarbij plaatsing op een school of afdeling voor spraakgebrekkigen wordt overwogen, zou ik bepaalde voorwaarden willen laten gelden, opdat niet de pas wordt afgesneden aan de ontwikkeling van andere, misschien meer doeltreffende, behandelwijzen :
1. dat het kind zich, tengevolge van zijn spraakgebrek, niet kan handhaven temidden van zijn klasgenoten; 2. dat in hoge mate waarschijnlijk is, dat verblijf op die school het gebrek gunstig zal beïnvloeden; 3. dat het kind naar Gewoon Lager Onderwijs wordt teruggeplaatst zodra het zich, (met of zonder) spraakgebrek weer in dat milieu kan handhaven. Adres van de schrijver: Emmalaan 13, Utrecht.
Naschrift:
Dr. P. H. Damsté is stem- en spraakarts te Utrecht en werkzaam als wetenschappelijk hoofdambtenaar aan de afdeling K.N.O. van de Rijksuniversiteit te Utrecht. 82
Verslag van een excursie langs een aantal dagscholen en internaatscholen voor lichamelijk gehandicapte kindermen in Duitsland De excursie werd gemaakt van 1 t/m 5 november 1965, op initiatief van de Contactgroep voor hoofden van scholen voor lichamelijk gebrekkige kinderen. De voorbereiding was voor het belangrijkste deel in handen van de heer T. Tieleman, hoofd van de Haagse Mytylschool.
Doel en opzet van de excursie Het doel van de excursie was een algemene oriëntatie over „de stand van zaken" en de ontwikkeling van het onderwijs aan lichamelijk gehandicapte kinderen in Duitsland. Aan de excursie werd deelgenomen door: mevrouw P. C. Enzlin, leerkracht van „De Hoogstraat" in Leersum, de heer E. Fijn van Draat, hoofd van de Johannastichting-school te Arnhem, mejuffrouw N. Gerritsen, leerkracht verbonden aan de Johannastichting, de heer K. Klazes, hoofd van de Bio- Mytylschool -Arnhem, de heer M. Pulles, hoofd van de school van het Charlotteoord in Tilburg, mevrouw Reiche-Klein, schoolarts in Den Haag, de heer G. J. Schiphorst, hoofd van de Mytylschool Twente te Enschede, de heer A. Teunissen, hoofd van de school Lyndenstyn te Beetsterzwaag, de heer T. Tieleman, hoofd van de Mytylschool in Den Haag, mejuffrouw G. van Tholen, hoofd van de Mytylschool te Amsterdam, de heer A. J. Verhoeven, hoofd van de Mytylschool in Breda, de heer L. H. M. Verleun, hoofd van de Mytylschool te Maastricht, mejuffrouw A. C. Welborn, leerkracht van Heliomare in Wijk aan Zee.
De bezochte scholen voor lichamelijk gehandicapten de de de de de
dagschool voor lich. geh. kinderen aan de Eppendorfer Landstrasse in Hamburg, dagschool voor lich. geh. kinderen aan de Hirtenstrasse te Hamburg (Flottbek), dag -, internaats- en hospitaalschool: Annastift in Hannover, dagschool voor lich. geh. kinderen: het Christophorushaus, in Gottingen, dagschool voor lich. geh. kinderen aan de Mommsenstr. in Keulen.
Hoewel door Duitse deskundigen werd verzekerd, dat de vijf bovengenoemde scholen, ieder op een eigen wijze representatief geacht konden worden voor de' huidige onderwijs - opvang voor lichamelijk gehandicapte kinderen in Duitsland, blijft het feit bestaan dat slechts vijf van de ruim 120 scholen werden bezocht, zodat in dit verslag dan ook onmogelijk een totaalbeeld kan worden gegeven. Het zal trouwens ook voor degenen, die in Duitsland meer scholen hebben bezocht, bijzonder moeilijk zijn, om een totaalbeeld te krijgen, omdat van uniforme regelingen in het onderwijs over het gehele land praktisch geen sprake is. Iedere bonds -staat heeft zijn eigen „ministerie van onderwijs" en de regelingen voor het onderwijs aan lichamelijk gehandicapte kinderen, in 83