Commissaris van de Koningin Kabinet
Aan Provinciale Staten
Postadres Provincie Overijssel Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 18 39 Telefax 038 422 36 19
Uw kenmerk
Uw brieven
Ons kenmerk BAKA/05/497
Bijlagen
Doorkiesnummer 038 4251595
Inlichtingen bij G.Engels
Datum 6 april 2005
Onderwerp Burgerjaarverslag 2004
Met veel genoegen bied ik u hierbij de tekst van mijn Burgerjaarverslag over 2004 aan. Met de inwerkingtreding van de Wet dualisering provinciebestuur en de als gevolg hiervan aangebrachte wijzigingen in de Provinciewet heb ik als Commissaris van de Koningin de plicht gekregen om jaarlijks een burgerjaarverslag uit te brengen. In dit verslag rapporteer ik op grond van de wet in ieder geval over mijn bevindingen over de kwaliteit van de provinciale dienstverlening en de kwaliteit van de procedures op het vlak van de burgerparticipatie. In aanvulling hierop ga ik ook in op de behandeling van klachten en bezwaarschriften. Naast verantwoordingsdocument aan Uw Staten is het burgerjaarverslag ook bedoeld om de burgers van het provinciale reilen en zeilen op de hoogte te brengen. Vorig jaar mei, bij de behandeling van mijn eerste burgerjaarverslag in Uw Staten, heeft u mij gevraagd het accent wat meer te leggen op de Overijsselse burgers. Ik heb met dit burgerjaarverslag graag aan uw verzoek voldaan. Ik verzoek u dit burgerjaarverslag, conform de bedoeling van de wet, gelijktijdig met de jaarrekening over 2004 in behandeling te nemen. Om deze reden is u nu alleen de tekst van het burgerjaarverslag toegezonden. Een gedrukt exemplaar wordt u naar verwachting eind mei/begin juni toegezonden. De Commissaris van de Koningin in de provincie OVERIJSSEL,
mr. G.J. Jansen
Postbank 833220 ING Bank 69 18 10 893
Het provinciehuis is vanaf het NS-station bereikbaar met stadsbus lijn 1 richting Berkum, halte provinciehuis
Bezoekadres Luttenbergstraat 2 Zwolle
BURGERJAARVERSLAG 2004
Vooraf De Provinciewet schrijft voor dat een Commissaris van de Koningin ieder jaar een Burgerjaarverslag uitbrengt. Ik beschouw dat als een verplichting, waaraan ik met plezier voldoe. Immers, er is ook in dit tweede Burgerjaarverslag veel te melden over actuele ontwikkelingen in mijn werk. Als commissaris van de Koningin ben ik vooral verantwoordelijk voor: een tijdige voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het provinciale beleid; een goede samenwerking van de provincie met andere provincies en andere overheden; de kwaliteit van procedures op het vlak van burgerparticipatie; een zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften; een zorgvuldige behandeling van klachten door het provinciebestuur. Het burgerjaarverslag heeft twee functies. Primair leg ik in dit verslag verantwoording af aan Provinciale Staten over de kwaliteit van de provinciale dienstverlening. Tegelijk informeer ik de burgers van Overijssel hierover. Het gaat in dit verslag niet alleen om wat het provinciebestuur doet, maar vooral om hoe de provincie haar werk doet; op tijd, in goede samenwerking, correct en zorgvuldig. Vorig jaar mei, bij de behandeling van mijn eerste burgerjaarverslag, hebben Provinciale Staten mij gevraagd het accent wat meer te leggen op informatie aan de burger. Centraal in dit verslag staat daarom de transparantie van de dienstverlening van de provincie aan de burger, maatschappelijke organisaties en bedrijven.
1
Inhoud
pag
1.
Omgeving
3
1.1 1.2 1.3 1.4
De taken van de provincie Imago van de provincie Overijssel Dag van Overijssel Dualisering
3 3 4 5
2.
Kwaliteit van provinciale dienstverlening
7
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
7 7 9 9 10 10 11 12 12 12 12 13 13 14 15 15 16 16 17 17
2.13 2.14 2.15
Algemeen Gebiedsgericht werken Grotestedenbeleid Landelijk gebied Wonen Water Werkgelegenheid Vergunningverlening bedrijven 2.8.1 Algemeen beeld 2.8.2 Prestaties 2.8.3 Klanttevredenheid 2.8.4 Stroomlijning vergunningverlening en handhaving 2.8.5 Externe veiligheid: risicobedrijven Milieupunt Overijssel Bereikbaarheid 2.10.1 Infrastructuur 2.10.2 Openbaar vervoer Jeugdzorg Veiligheid 2.12.1 Veiligheidsbeleving 2.12.2 Vergroten van de rol van de provincie als pro-actief gerichte veiligheidspartner 2.12.3 Grensoverschrijdende samenwerking bij rampenbestrijding 2.12.4 Risicokaart Deregulering en ontbureaucratisering Elektronische provincie (E-provincie) Integriteit
3.
Burgerparticipatie
20
4.
Bezwaar en beroepschriften
22
4.1 4.2 4.3
Klachten Bezwaarschriften Mediation
22 22 23
5.
Nawoord
26
2.9 2.10 2.11 2.12
18 18 18 19 19 19
2
1.
Omgeving
1.1
De taken van de provincie
Ik wil beginnen met u te informeren over het takenpakket van de provincie. De provincies vormen met de gemeenten en waterschappen de zogenaamde lagere overheden. De provincie heeft autonome (zelfstandige) taken en medebewindstaken. Bij de autonome taken is de provincie zelf aan zet. De provincie bepaalt zelf het beleid en stelt de financiële middelen beschikbaar. Medebewindstaken zijn taken die de provincie (naast het rijk) op basis van landelijke wet- en regelgeving moet uitvoeren. Wat heeft de provincie met de burger te maken, of liever gezegd wat heeft de burger met de provincie te maken? Het provinciebestuur werkt allereerst voor de provinciale samenleving, dus voor de inwoners van Overijssel. We zetten ieder jaar veel geld, deskundigheid, beleid en uitvoering in om de kwaliteit van leven in onze provincie te verbeteren. Dat is wat we doen. Maar ook van belang is hoe we dat doen. De provincie wil een betrouwbare overheid zijn, met een goede kwaliteit van besluitvorming. Besluiten moeten helder zijn voor de burger. U moet erop kunnen rekenen dat de overheid de goede dingen goed doet. En waar uw belastinggeld aan wordt besteed. Wat merkt de burger van de provincie? Soms niet zoveel. De provincie is vooral een middenbestuur. De meeste zaken doet de provincie met het rijk, de gemeenten, waterschappen, organisaties. En niet met de burgers zelf. Maar dat betekent niet dat de provincie weinig voor haar burgers doet. Integendeel! Direct kan de provincie als eigenaar van provinciale wegen, bruggen en sluizen veel voor haar burgers betekenen door te zorgen voor een goede bereikbaarheid. En voor goed openbaar vervoer. Indirect, dus vooral via andere overheden en organisaties, heeft de provincie veel invloed op ruimtelijke ordening, werkgelegenheid, water, natuur, landschapsontwikkeling, milieu en zorg in de provincie. Daarnaast kan de provincie via de gemeenten mooie dingen voor de burger tot stand brengen. Bijvoorbeeld door subsidies te verlenen voor bijvoorbeeld de bouw van een nieuw muziektheater, maar ook voor het culturele aanbod, waarbij ik denk aan voorstellingen van het befaamde Introdans, enz. Ik vind het heel belangrijk dat de burger weet wanneer hij of zij met de provincie heeft te maken. En dat de provincie in haar beleid inspeelt op wat de burgers bezighoudt. 1.2
Imago van de provincie Overijssel
Voor de 4e maal is het imago van de provincie Overijssel gemeten. Dat is gebeurd in het najaar van 2004, door I&O Research te Enschede. Ook ditmaal is gepeild hoe het staat met de betrouwbaarheid, slagvaardigheid en omgevingsgerichtheid van de provincie. Nieuwe vragen betroffen het Magazine “Overijssels Buiten”, dat naar aanleiding van de Reconstructie van het landelijk gebied in een grote oplage verspreid werd in het buitengebied van Overijssel. De belangrijkste uitkomsten: Imago licht versterkt Het imago van de provincie is op alle drie aspecten (betrouwbaarheid, omgevingsgerichtheid en slagvaardigheid) licht versterkt, met een score aan positieve antwoorden van resp.34 % (was 30%), 28% (was 27%) en 14% (was 12%). Slagvaardigheid blijft het laagste gewaardeerde onderdeel, maar daarbij geldt dat als het om belangrijke zaken gaat het oordeel over slagvaardigheid aanzienlijk minder negatief
3
is dan in het algemeen. Dat telt! Jongere mensen (tot 30 jaar) hebben een positiever oordeel over onze slagvaardigheid en omgevingsgerichtheid dan 30- en 50-plussers. Gebruik van de media De meeste mensen halen hun informatie over de provincie uit de regionale krant, van TV Oost en uit de huis-aan-huisbladen. Daarna komen de regionale radio, landelijke kranten en radio in het algemeen. Wat opvalt, is dat het relatieve bereik van de gedrukte media afneemt, met uitzondering van de huis-aan-huisbladen. Bekendheid met taken provincie Zes van de 10 respondenten (in 2003 was dat 57%) kunnen één of meer provinciale taken/ beleidsvelden noemen. Het meest genoemd worden: verkeer en vervoer (35%; 2003: 33%); ruimte/wonen (beide jaren 28%); landbouw/milieu/water 19% (2003:20%) en natuur/landschap (beide jaren zo’n 10%). Openbare orde en veiligheid scoort 4%, tegen 6% in 2003 en 8% in 2002. Economie/werkgelegenheid scoort constant 7%, cultuur en onderwijs 5%. Bekendheid met “ Overijssels Buiten” Eén op de vier inwoners van het buitengebied kent het Magazine “ Overijssels Buiten” . Het blad is het meest bekend in Twente. De gemiddelde waardering is 6,9. In totaal 17% van de ontvangers leest het blad uitvoerig en 75% bekijkt het vluchtig. Bereik en waardering site Bij 94% van de bevolking is de provinciale internetsite onbekend. De waardering bij degenen die de site wel kennen is 6,8; dit is vergelijkbaar met 2003. Eenderde van de bevolking vindt dat de provincie haar informatie en dienstverlening meer via internet zou moeten aanbieden. Relatie met de provincie Een zeer ruime meerderheid van de bevolking vindt het noodzakelijk dat de provincie en de burgers meer over elkaar weten (83%; ongewijzigd). In totaal 32% van de burgers (18% in 2003) vindt dat de provincie beter moet luisteren naar de burgers. Het imago-onderzoek onderstreept nog weer eens hoe belangrijk het is om goed te communiceren. Voor 2004 heeft de provincie een uitgebreid communicatieplan gemaakt, met tal van activiteiten om zoveel mogelijk burgers snel en goed te informeren. De vakgedeputeerden profileren zich scherper op hun eigen portefeuille. Daarnaast is meer geld uitgetrokken voor digitale informatie. Door de ‘ontlezing’ (steeds meer mensen lezen minder) wordt digitale dienstverlening steeds belangrijker. Maar het is lastig. Het zal u opgevallen zijn dat bij het imagoonderzoek ongeveer een derde van de respondenten aangaf meer digitale dienstverlening te willen van de provincie (35%, 2003: 32%). Maar tegelijk gebruikt slechts 6% van de respondenten de provinciale internetsite als informatiebron. Dat is opvallend, omdat steeds meer Overijsselse inwoners een Internetaansluiting hebben. In 2004 was dat 79%, tegen in 2003 in totaal 74%). De onderzoekers geven ons in dit verband als aanbeveling mee dat de bekendheid, de content (inhoud, actualiteit en toegankelijkheid van de website) en het functioneren van de provinciale site van doorslaggevend belang is voor een goede digitale dienstverlening door de overheid, ook wel genoemd “Egovernance”. Verder willen de provincie een goed gebruik blijven maken van de regionale pers, de regionale omroep en de huis-aan-huisbladen. In Overijssel zijn zij de belangrijkste informatiebronnen. 1.3 Dag van Overijssel Om ons image te versterken zet de provincie sinds 1995 om de twee jaar de deuren van het provinciehuis wijd open om de inwoners van Overijssel duidelijk te maken waarmee het provinciaal bestuur zich zoal bezig houdt. In 2003 is dat voor het eerst niet alleen in
4
het provinciehuis gedaan, maar heeft de provincie, samen met haar partners, op een groot aantal plaatsen in de provincie laten zien waar zoal mee bezig te zijn. Ook in 2005 wordt de burgers op de Dag van Overijssel inzichtelijk gemaakt voor welke belangrijke thema ’s de provincie zich inzet. Ik nodig u van harte uit om op 28 mei naar onze open dag te komen en met de bestuurders van de provincie (zowel de leden van gedeputeerde staten als van Provinciale Staten) in gesprek te gaan. De locaties waar de Dag van Overijssel wordt gehouden, wordt binnenkort bekend gemaakt via de regionale bladen. U kunt dit natuurlijk ook vinden op onze website www.prv-overijssel.nl. 1.4
Dualisering
In mijn vorige verslag heb ik de dualisering aangekondigd als een nieuwe vorm van besturen. Ik breng u nog even in herinnering wat de kerndoelen zijn: - herstel van de positie van provinciale staten als het belangrijkste politieke forum; - herstel van de volksvertegenwoordigende functie van Provinciale Staten; - versterking van de herkenbaarheid van het provinciale bestuur voor de burger. Tijdens een werkconferentie in Lattrop (2003) hebben Provinciale Staten uitgangspunten geformuleerd voor de nieuwe werkwijze. De kern van de afspraken betreft het samenspel tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten. De staten moeten hun eigen rol kennen als volksvertegenwoordiging ten opzichte van het college van GS als bestuursorgaan. Maar: zonder dat zij met de rug naar elkaar staan! Als voorzitter van zowel GS als PS, heb ik als commissaris van de Koningin daarin een bijzondere verantwoordelijkheid. Een deugdelijke relatie tussen opdrachtnemer en opdrachtgever houdt in dat het primaire doel steeds voor ogen wordt gehouden. Daarmee bedoel ik: het dienen van het publiek belang en de inwoners van Overijssel. Vooral bij de kaderstelling van het beleid is een goede rolverdeling belangrijk. Daarmee bedoel ik dat over en weer heldere afspraken gemaakt moeten worden. Welke resultaten moeten we bereiken en hoe dient het college van gedeputeerde staten verantwoording af te leggen aan provinciale staten? Vervolgens moeten we daarover steeds helder communiceren. Mijn motto is: “ Heldere afspraken maken en afspraken helder maken!” In algemene zin merk ik dat de nieuwe afspraken werken. Dat is vooral te zien aan de opstelling van de afzonderlijke statenleden. De politieke cultuur in Overijssel is: besturen met ratio, passie en gevoel. Niet alleen met woorden, maar ook in de manier waarop de statenleden met elkaar omgaan en met de vertegenwoordigers van het college van gedeputeerde staten. Andere afspraken hebben betrekking op de organisatie en inrichting van het politieke proces. Er is duidelijk behoefte aan meer helderheid te krijgen over wat ieders rol is in een bepaalde fase van het besluitvormingsproces. Het afstemmen van politieke en bestuurlijke processen vraagt om een zekere systematiek en discipline. De onderlinge afstemming van de taken van de staten en het college is een subtiel proces. Door voortdurend leren en evalueren kunnen we deze verbeteren. In principe geeft men elkaar daarvoor de ruimte. Wel vind ik dat de debatten in de staten wat scherper kunnen. Het is de kunst om in het debat de essentie van de politiek en democratie zichtbaar te maken. Dat wil zeggen: elkaar duidelijker aanspreken op politieke keuzes, doorvragen op argumenten en debatteren over beargumenteerde keuzes. Dat kan allemaal beter uit de verf komen in de Overijsselse bestuurscultuur. Ik zou de huidige bestuurspraktijk in Overijssel als redelijk duaal willen typeren. Verbetering is mogelijk ten aanzien van de agendavoering door PS zelf. Maar ook zouden PS meer ‘naar buiten’ moeten gaan, meer volksvertegenwoordiger zijn. In 2005 zullen provinciale staten het debat aangaan met de Overijsselse bevolking over het thema wonen en zorg, in relatie tot de demografische ontwikkelingen. Met het oog hierop wordt een debatcentrum ingericht geïnspireerd door onder andere De Rode Hoed in Amsterdam.
5
In 2004 zijn veel activiteiten ontwikkeld om het dualisme in Overijssel verder vorm te geven. De Programmabegroting 2005 speelt in op de kaderstellende en controlerende rol van Provinciale Staten. De doelen die de provincie wil realiseren worden nu zoveel mogelijk hard gemaakt en in meetbare en toetsbare termen geformuleerd. Voor Gedeputeerde Staten, die een uitvoerende rol hebben, is het hierdoor duidelijk welke koers zij moeten varen. De kaderstellende rol kreeg daarnaast vorm in de vaststelling van PS van een aantal startnotities, waaronder voor Sociale Actie, het Provinciaal Verkeers- en Vervoersbeleid, Economisch beleid en Burgerparticipatie en de vaststelling van enkele kaderverordeningen.
6
2.
Kwaliteit van provinciale dienstverlening
2.1
Algemeen
De provincie wil sturen met rendement, met ruimte voor betrokkenheid van de burger. Maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, ontzuiling en globalisering hebben de afstand tussen overheid en burgers vergroot. De provincie Overijssel ziet het als een opgave een betere verbinding te maken tussen overheid en burgers, zodat burgers in de provinciale thema’s hun behoeften, zorgen en wensen herkennen. Dat vraagt om een andere provincie die selectiever is, anders stuurt en beter presteert. Ik heb voor dit burgerjaarverslag de voor de burger interessante provinciale activiteiten op een rij gezet.
2.2
Gebiedsgericht werken
De provincie staat voor grote maatschappelijke opgaven. Daarom wil de provincie eerder signaleren en effectiever handelen. Dat heeft als gevolg dat de uitvoering van beleid sneller en beter van de grond komt. Essentieel hiervoor is een goede en inspirerende samenwerking met andere overheden en maatschappelijke partners. Dat wil zeggen, dat we kansen en problemen die op bovenlokaal niveau spelen integraal (dus in samenhang) oppakken. Een goed instrument voor snellere uitvoering van de plannen biedt het ‘Gebiedsgericht Werken’. Hiermee is de provincie Overijssel in mei 2004 begonnen. Het verschil met vroeger is dat de provincie niet langer werkt vanuit de verschillende beleidsterreinen. Zo voorkomen we het risico dat eenheden langs elkaar heen werken. Een ander verschil is dat het gebied centraal staat. Bestuurders en medewerkers zoeken vanuit de verschillende beleidsterreinen samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties naar oplossingen voor knelpunten in bepaald gebied. Gebiedsgericht werken betekent intensieve en langdurige samenwerking tussen de overheden in Overijssel. Door een integrale benadering en bundeling van krachten kunnen provincie en haar partners hun doelen beter realiseren. Maar er is meer. De provincie heeft als ambitie om projecten te realiseren die hard nodig zijn maar niet van de grond kunnen komen. “De provincie maakt het verschil”. Ik verwacht van het gebiedsgericht werken een betere afstemming van de diverse beleidsvraagstukken. De provincie is hierdoor beter in staat uitvoering te geven aan de provincie “nieuwe stijl”. Dat wil zeggen: meer aandacht voor de uitvoering, dus voor het realiseren van de doelstellingen. Gebiedsprogramma’s Met het oog op gebiedsgericht werken zijn er acht gebieden gevormd: vijf landelijke en drie stedelijke gebieden.
7
De vijf landelijke gebieden zijn: 1. Noordoost-Twente 2. Zuidwest-Twente 3. Noordoost-Overijssel 4. Noordwest-Overijssel 5. Salland De drie stedelijke gebieden zijn: 1. Netwerkstad Twente 2. Netwerkstad Zwolle - Kampen 3. Regio Stedendriehoek Deventer, Zutphen en Apeldoorn In de Bestuurlijke Gebiedsoverleggen ( BGO’s) participeren de provincie, gemeenten en waterschappen. In elk van de acht gebieden functioneren zij op basis van een gezamenlijk uitvoeringsprogramma. In de stedelijke netwerken vervullen de bestaande regie- en stuurgroepen deze rol. Deze BGO’s worden ondersteund door de gebiedsteams , in samenwerking met ambtelijke vertegenwoordigers van de bestuurlijke partners. De gebiedsteams richten zich vooral op gezamenlijke prioriteiten die tot dusver moeizaam kunnen worden gerealiseerd. Vaak komt dat doordat ze complex of weerbarstig zijn. Eind 2004 zijn gebiedsprogramma’s voor 2005 ontwikkeld in de gebieden Noordoost Twente, Zuidwest Twente, Salland, Noordwest Overijssel en Noordoost Overijssel. Alle gebiedsprogramma’s hebben in aanzet een integraal karakter en kunnen rekenen op een groot draagvlak. De programma’s verkeren in een ontwikkelingsfase en verschillen onderling wat betreft de mate van integratie en uitvoeringsgerichtheid. Het is de bedoeling om de programma’s in 2005 verder te ontwikkelen. Met maatschappelijke partners in de reconstructiegebieden zijn stimulerende en duidelijke
8
afspraken gemaakt over hun inzet bij de voorbereiding en uitvoering van de gebiedsprogramma’s. Onder andere door het organiseren van een gezamenlijke excursie naar de Euregia in Leipzig is geïnvesteerd in een goede en creatieve samenwerking. 2.3
Grotestedenbeleid
Voor de periode 2005-2009 zijn in 2004 nieuwe convenanten met de steden en netwerksteden opgesteld. De samenwerkingsthema’s Wonen in de Stad, Sociale Samenhang, Veiligheid en Economie als Motor vormen van kern van de nieuwe convenanten. Focussen en differentiëren zijn de sleutelwoorden. Niet elk thema speelt immers in elke stad (even sterk). Daarom hebben we via de convenanten per stad specifieke thema’s benoemd en prestatieafspraken gemaakt. Het belang van sterke en vitale steden staat ook in de toekomst voorop. Meer dan voorheen is aangesloten bij de stad en haar omgeving én de stad binnen de stedelijke netwerken. Provinciale ambities zijn verbonden met die van de steden en vice versa. Geleidelijk is gebleken dat er veel overeenkomst is tussen stedelijke en provinciale doelen. Het landelijke Grotestedenbeleid speelt een belangrijke rol; de provincie laat het provinciale Grotestedenbeleid zoveel mogelijk aansluiten bij het landelijke beleid. Voor de periode 2005-2009 is € 21 mln. provinciaal geld beschikbaar voor het Grotestedenbeleid. Op 15 november zijn de convenanten in aanwezigheid van minister De Graaf voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties ondertekend door de provincie, de steden en vertegenwoordigers van de netwerksteden. De nieuwe convenanten geven een impuls aan de verdere ontwikkeling van sterke steden in Overijssel. 2.4
Landelijk gebied
De provincie staat voor forse uitdagingen op het terrein van ruimtelijke ordening, economische structuurversterking (inclusief landbouw), recreatie en toerisme, sociale infrastructuur en voorzieningen, natuur- en landschapsbeheer en natuurontwikkeling. Een integrale aanpak als het hiervoor al door mij genoemde gebiedsgericht werken is hiervoor een voorwaarde. Bijvoorbeeld de aanleg van een nieuw natuurgebied kan ook een functie hebben voor waterbeheer, recreatie en het onderhoud kan inkomsten opleveren voor de landbouw; samenwerking tussen natuurbeheerder, waterschap, recreatieondernemer en landbouwer. De provincie wil investeren in samenwerking tussen partijen op het platteland. Het Reconstructieplan Salland-Twente is vastgesteld en een Bestuursovereenkomst met het rijk is gesloten voor het Uitvoeringsprogramma 2005-2006. Ik ben verheugd over het grote aantal (800) inspraakreacties over dit onderwerp. Een succesvol stukje burgerparticipatie. Met het uitvoeringsprogramma is een bedrag gemoeid van ruim € 200 mln. Als provincie neemt de provincie hiervan 25% voor haar rekening. Het realiseren van de doelstelling van de Reconstructiewet (verbeteren ruimtelijke structuur van de veehouderij en verbetering van de kwaliteit van natuur, landschap, milieu en de veerkracht van het watersysteem) wordt hiermee belangrijk dichterbij gebracht. In het kader van landschapsontwikkeling is in het afgelopen jaar in het gebied Hezingenmander in de gemeente Tubbergen, in de stadsrandvisie Hengelo- Borne en in de planuitwerkingen Enter en Raalte-Noord het aspect landschap op een goede manier vormgegeven. De burger is ook hier goed bij betrokken. Vooraf is aan de hand van de wensen in het gebied verkend hoe toekomstige gewenste veranderingen in grondgebruik en functies een positieve uitwerking kunnen hebben op de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit. Voor het handhaven en versterken van de groenstructuur om en nabij de steden noem ik de projecten, zoals ‘Beter met bos’ bij Zwolle, de Zandwetering bij Deventer en landinrichtingsprojecten aan de noordkant van Hengelo en Enschede.
9
Tot slot mag niet onvermeld blijven dat de minister van LNV in Overijssel de IJsseldelta en Noordoost Twente heeft aangewezen als 2 nationale landschappen en dat het Nationaal Park de Weerribben is uitgeroepen als mooiste plekje van Nederland. 2.5
Wonen
De woningmarkt bood ook in 2004 nog steeds te weinig mogelijkheden aan starters en ouderen om een voor hun passende en betaalbare woning te verkrijgen. Wel zijn in 2004 met ons Actieprogramma Wonen in 2004 belangrijke stappen gezet om hierin verbetering te realiseren. Dit programma omvat onder andere stimuleringsprojecten, waarin samen met partners als gemeenten, concrete knelpunten in de woningbouwprojecten worden weggewerkt. Het afgelopen jaar zijn voor ca. 3500 woningen knelpunten opgelost, door hetzij samenwerking bij de voorbereiding, samenwerking in de planologische procedure of door een provinciale financiële injectie. Met ingang van 2005 zal deze versnelling merkbaar moeten worden in het aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen. Daarnaast heeft de provincie ook de noodzakelijke intensieve en structurele samenwerking tussen provincie, gemeenten, marktpartijen (woningcorporaties) en projectontwikkelaars een extra impuls gegeven. Deze inspanningen zijn goed ontvangen. Een aantal woningbouwprojecten, onder andere Stadsblik Oldenzaal, zijn daardoor van start gegaan. 2.6
Water
Water is van grote betekenis voor onze samenleving. Voldoende water van een goede kwaliteit is één van de eerste levensbehoeften van mensen. De provincie heeft hierin een leidende rol door te zorgen voor een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Door een strak handhavingsbeleid probeert de provincie verontreinigingen zoveel mogelijk te voorkomen. Een teveel aan water kan grote overlast veroorzaken. De veranderingen in het klimaat bevestigen de verwachtingen dat er meer water op ons af komt. De provincie wil risico’s op levensbedreigende situaties en ontwrichting van de samenleving als gevolg van overstroming tot een maatschappelijk aanvaardbaar minimum beperken. De provincie heeft zich in dit verband verplicht hieraan substantieel financieel bij te dragen. Daarnaast is het van belang de veerkracht van het watersysteem te herstellen. De veerkracht van het watersysteem betreft het vermogen om zowel droge als natte perioden te incasseren en daardoor bij te dragen aan een grotere veiligheid. Een veerkrachtig systeem kan een grote hoeveelheid neerslag als een spons opnemen en met vertraging weer afstaan. Daarmee is het ook minder gevoelig voor droge perioden. Door een actieve communicatie over water groeit bij de Overijsselse burgers het besef dat water een belangrijke rol speelt in het leven van ons allemaal. Dit blijkt onder andere uit de toename van het aantal malen dat onze provinciale site hierover is bezocht. In 2004 circa 3000 bezoekers tegen 1000 in 2002. In 2004 is het Watermuseum in Arnhem geopend. Overijssel heft financieel bijgedragen aan een wisseltentoonstelling waarin interactief en spelenderwijs oplossingen konden worden toegepast op watervraagstukken. In het cursusjaar 2004-2005 maken 64 Overijsselse scholen gebruik van onze speciale vervoerregeling voor een bezoek aan dit Watermuseum. Daarmee worden niet alleen 5000 leerlingen bereikt, maar omdat de scholen er veelal een themaproject aan koppelen heeft dit ook een uitstraling naar een grote groep ouders en verzorgers. Ik noem in dit kader ook nog de aangewezen zwemplassen in Overijssel. Deze zijn op zichzelf veilig en hygiënisch. Toch zijn er in 2004 helaas enkele betreurenswaardige incidenten geweest met dodelijke afloop voor allochtone burgers. Voor ons reden om samen met de Regio Twente een informatiefolder op te stellen voor allochtone gebruikers van open zwemwater. In de folder wordt gewezen op de gevaren van open zwemwater. Ook wordt er aan gewerkt om het aantal verdrinkingsgevallen in zwembaden verder terug te dringen, hiervoor is een project gestart met zwembad De Scheg in Deventer.
10
Doelstelling is om mensen die niet voldoende kunnen zwemmen voor het toezichthoudende personeel herkenbaar te maken. 2.7
Werkgelegenheid
Ook Overijssel kwam wat de werkgelegenheidsontwikkeling terecht in de rode cijfers; overigens een jaar later dan landelijk gezien. Ik put er weinig voldoening uit dat de ontwikkeling in Overijssel beter is gebleven dan het landelijk gemiddelde. Reden te meer om het ingezette Overijssels werkgelegenheidsoffensief met kracht voort te zetten. De provincie doet dat samen met het regionale bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en lokale overheden.
Werkgelegenheid is een noodzakelijke voorwaarde voor sociale kwaliteit; de kwaliteit van leven. De provincie gaat voor behoud en groei van werkgelegenheid. Uitgangspunt is dat de groei zich moet concentreren rondom de zogenaamde duurzame bedrijvigheid. In 2004 zijn resultaten geboekt , onder andere ten aanzien van . 1. Bedrijvigheidsplannen. De bedrijvigheidsplannen van gemeenten zijn afgestemd via Platforms Bedrijventerreinen. Bijna alle gemeenten hebben een bedrijvigheidsplan bij de provincie ingediend. 2. Betrokkenheid bij bestaande regionale projecten. Bijvoorbeeld: Zuiderzeehaven Kampen. De gemeente Kampen heeft een bestemmingsplan ingediend bij de provincie, dit is in december goedgekeurd. De provincie is als aandeelhouder betrokken bij de ontwikkeling van de Zuiderzeehaven. Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT ): in 2004 is zowel de mer-procedure (milieueffect-rapportage) en het haalbaarheidsonderzoek ten bate van het RBT afgerond. De procedure voor de wijziging van het streekplan is inmiddels gestart. Op basis van het haalbaarheidsonderzoek geven staten en raden begin 2005 groen of rood licht. 3. Stimuleren van revitaliseren en verduurzamen van bestaande bedrijventerreinen. De provincie financiert en neemt deel in de projectuitvoering van verschillende revitaliseringsprojecten. Om een indruk van de resultaten te geven licht ik er twee uit. Hasselt: Hier is een parkmanagement opgezet. Projecten op het gebied van onder meer gezamenlijk beveiliging, energie-inkoop, afvalinzameling en groenbeheer zijn ontwikkeld en uitgevoerd. Daarnaast is in samenwerking met het ministerie van VROM een project voorbereid voor revitalisering van een deel van het terrein. Marslanden (Zwolle): hiervoor is een masterplan vastgesteld met tien concrete uitvoeringprojecten. De gemeente Zwolle gaat nu samen met de ondernemers aan de slag om de projecten uit te voeren. Daarnaast zijn in het Onderhandelingsakkoord voor Kennispark Twente financiële middelen toegekend. De ontwikkeling van Kennispark Twente is een project met werkgelegenheidseffecten op de middellange termijn. Gestreefd wordt naar 10.000 extra arbeidsplaatsen in 2015. De partners Enschede, Netwerkstad Twente, Universiteit en de provincie hebben in 2004 het convenant Kennispark Twente getekend en het actieplan 11
kennispark Twente geaccordeerd. Het actieplan is de basis voor verdere invulling van het kennispark. In december 2004 is op initiatief van de provincie en onder voorzitterschap van de heer W. Meijer, oud staatssecretaris en oud commissaris van de Koningin in de provincie Drenthe, het Innovatieplatform Technology Valley Twente opgericht. Dit platform zal de komende drie jaar functioneren met de opdracht om een extra impuls te geven aan de ontwikkelingen in Twente. In het kader van verbatering van de afstemming tussen regionaal economisch beleid en regionaal arbeidsmarktbeleid, heeft de provincie in 2004 samenwerking gezocht met de verschillende partners die actief zijn op het terrein van schooluitval, leerlingenzorg en jeugdwerkloosheid. In 2004 zijn op de thema’s ‘Werkgelegenheid’ en ‘Jongeren’ in de regio’s IJssel-Vecht, Twente en Stedendriehoek de projecten MKB leerbanenplan en Twentse Aanpak Jeugdwerkloosheid ontwikkeld en in uitvoering genomen. Doelstelling van deze projecten is de realisatie van ca. 2000 leerbanen en/of reguliere functies gedurende een periode van twee jaar. 2.8
Vergunningverlening bedrijven
2.8.1 Algemeen beeld Bijna 400 (grote) ondernemingen in de sectoren industrie en afvalverwerking vallen wat betreft de mi lieuvergunning onder de bevoegdheid van de provincie. Vergunningverlening is een belangrijk instrument voor de provincie om te zorgen voor een veilige en gezonde leefomgeving van die bedrijven. Daarnaast is het voor bedrijven vaak een vereiste om veranderingen in hun bedrijf te kunnen doorvoeren, investeringen te doen en voor werkgelegenheid te zorgen. Kenmerk van een goede milieuvergunning is dat deze tijdig wordt verleend en goede voorschriften bevat ter bescherming van het milieu. Het is niet altijd eenvoudig om dat voor elkaar te krijgen. In hoeverre het lukt, dat vertellen ons bezwaar- en beroepsprocedures. In 2004 viel dat aantal mee. Van de ca. 134 vergunning- en meldingsprocedures leidde minder dan 10% tot een zitting bij de Raad van State. Het aantal bedrijven dat bij de provincie een vergunning moest aanvragen, steeg als gevolg van jurisprudentie. Mede dankzij succesvolle lobby van de provincie Overijssel, wordt de wetgeving ook op dat gebied in 2005 aangepast. Marktontwikkelingen in de afvalsector dreigden de procedure voor afdoening van stortverzoeken onwerkbaar te maken. Provincie Overijssel stelde aan het Ministerie van VROM een andere, eenvoudiger werkwijze voor. Deze is geaccepteerd en nu zelfs landelijk ingevoerd. 2.8.2 Prestaties Vanaf 2000 kampte de provincie met achterstanden in de vergunningverlening aan bedrijven. Dit was het gevolg van het terugdraaien van de Decomp -operatie (decentralisatie en complementair bestuur), waardoor het overhevelen van de vergunningverlening naar gemeenten werd teruggedraaid. Het aantal bedrijven dat bij de provincie een vergunning moest aanvragen, nam flink toe. Medio 2003 had de provincie voldoende capaciteit voor de afdoening van al die aanvragen. In de tussentijd werd veel gewerkt met extern ingehuurde adviseurs. Tegelijk is vanaf 2003 hard gewerkt aan de professionalisering van de medewerkers, zodat planmatiger en zakelijker wordt gewerkt. De cijfers laten de resultaten van die inspanningen duidelijk zien:
100 80
behandelde vergunningaa nvragen
60 40
behandelde meldingen
20 0 2000
2002
2004
12
Eind 2004 zijn de achterstanden bijna weggewerkt: alle aanvragen zijn in behandeling en veel oudere aanvragen zijn afgehandeld. Aandachtspunt blijft nog het op tijd afdoen van vergunningaanvragen. Doelstelling is om 80% van de vergunningaanvragen binnen de wettelijke termijn af te doen. De stand van zaken:
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
% aanvragen binnen wettelijke termijn afgehandeld
2003
2004
doel
Een doelstelling van 100% is op dit moment nog onhaalbaar door de afhankelijkheid van externe adviseurs en door de interne procesgang. Op al die fronten wordt echter wel hard gewerkt aan verbeteringen in het kader van deregulering en stroomlijning van processen (De Andere Provincie). 2.8.3 Klanttevredenheid In 2004 bracht SEACO een rapport uit waarin enkele geïnterviewde bedrijven aangaven dat de vergunningprocedures te lang waren en de provincie niet altijd helder was over de te stellen eisen. Ook vond men de provincie soms veeleisend waar het de kwaliteit van de vergunningaanvraag betrof. Omdat het rapport niet op alle punten even duidelijk was, zijn in opdracht van de provincie aanvullende interviews gehouden bij diverse Overijsselse ondernemingen. Dat leverde een aantal verbetervoorstellen op, die zijn voorgelegd aan de milieucommissie van de Kamer van Koophandel. De verbetervoorstellen spelen een rol bij de vernieuwing van de vergunningverlening in de komende jaren. Centraal in de vernieuwing staat een betere informatievoorziening aan bedrijven en burgers en een beter gebruik van digitale hulpmiddelen. (Digiloket). De klanttevredenheid van omwonenden is in 2003 uitgebreid onderzocht. 2.8.4 Stroomlijning vergunningverlening en handhaving Mede vanwege bezuinigingen, is het van belang om de schaarse tijd en capaciteit goed te besteden. Het project Stroomlijning vergunningverlening en handhaving beoogt een doelmatige inzet van de beschikbare middelen, zodat er voldoende tijd overblijft voor de activiteiten. Een veilige en gezonde leefomgeving is het belangrijkste; voor die activiteiten levert de provincie maatwerk. Voor andere activiteiten kanvaak met een standaardvergunning worden volstaan. Daarmee sluit de provincie vaak ook beter bij de wensen van de betreffende bedrijfstak. Bovendien schept het meer duidelijkheid voor de omwonenden. 2.8.5 Externe veiligheid: risicobedrijven Als gevolg van brand bij de Vredestein-fabriek hebben Provinciale Staten in 2004 (Perspectiefnota) besloten om de veiligheidsvoorschriften van de 34 bedrijven met externe veiligheidsrisico’s, versneld te actualiseren. Hiermee is in 2004 een heel goed begin gemaakt.
13
Actualisering milieuvergunning risicobedrijven
50
aantal
40 30 20 10 0 1-1-04
1-7-04
1-1-05
1-7-05
1-1-06
tijdspad In maart 2004 was ca. 26% van die vergunningen voorzoen van adequate veiligheidsvoorschriften. De overige vergunningen waren wel voorzien van voorschriften maar die waren niet altijd helemaal volledig of actueel. Eind 2004 beschikte 75% van die bedrijven over een vergunning met passende veiligheidsvoorschriften. Inmiddels is het aantal risicobedrijven gegroeid naar 39. Ook een aantal scheepswerven valt nu onder de definitie risicobedrijf. De veiligheidsvoorschriften van die bedrijven zullen voor eind 2005 zijn geactualiseerd. Voor deze actualisatieslag is een subsidie gevraagd en ontvangen van het Ministerie van VROM, in het kader van het programma Externe veiligheid. De provincie heeft gemeenten gestimuleerd om ook mee te doen aan de actualisatieslag. In 2004 steeg het aantal bedrijven dat valt onder het Besluit risico’s zware ongevallen van 4 naar 6. In totaal 5 van deze bedrijven werden geïnspecteerd, in afstemming met brandweer en Arbeidsinspectie. Ook is basis- informatie aangeleverd voor de risicokaart en zijn ca. 20 adviezen gegeven over de veiligheid van ruimtelijke plannen en rampbestrijdingsplannen van gemeenten. Veel aandacht ging in 2004 uit naar een tijdige en adequate vergunningverlening van de vuurwerk-opslagbedrijven. Deze moesten immers aan de nieuwe regels van het Vuurwerkbesluit voldoen. Om dit te realiseren, waren meestal verbouwingen nodig. Dit betekende dat bouw- en milieuvergunningen moesten worden aangevraagd. Zeer vroegtijdig is de provincie met voorlichting en overleg gestart. Het aantal bedrijven dat daadwerkelijk de vuurwerkopslag voortzette, was minder dan verwacht. Die bedrijven hebben tijdig een vergunning aangevraagd en gekregen. De vergunningverlening aan deze bedrijven leidde soms tot maatschappelijke onrust. Samen met de gemeente Hengelo vroeg Overijssel bij het Ministerie aandacht voor wat het Vuurwerk-besluit nog veilige afstanden noemt. 2.9
Milieupunt Overijssel
Het milieupunt Overijssel (MPO) is hét provinciaal loket voor alle klachten, vragen en meldingen over Milieu en veiligheid. Inwoners van Overijssel kunnen bij het MPO terecht voor het melden van milieuklachten, onveilige situaties, ongewone voorvallen bij bedrijven, maar ook voor het verkrijgen van milieu- en afvalinformatie. De milieuklachten kunnen gaan over bedrijven (geluids- en stankoverlast), natuur en landbouw (zoals illegale boomkap, bemesting, bermmaaisel), water (olieverontreiniging, illegale lozingen) en ook over bijvoorbeeld illegale bouw of verbrandingen.
14
Naar aanleiding van de rampen in Enschede en Volendam is aan het MPO een meldpunt onveilige situaties toegevoegd. Hier kunnen onveilige situaties gemeld worden zoals opslag of vervoer van gevaarlijke stoffen, brandgevaarlijke situaties etc. Daarnaast is er voor bedrijven nog een meldpunt ongewone voorvallen. Bedrijven die in het bezit zijn van een door de provincie Overijssel verleende milieuvergunning zijn verplicht storingen, calamiteiten of andere onvoorziene omstandigheden die gevolgen kunnen hebben voor het milieu en/of de veiligheid, onmiddellijk te melden aan het MPO. In 2004 zijn er 1624 milieumeldingen, 10 meldingen onveilige situaties en 178 ongewone voorvallen gemeld. De provincie heeft eind 2004 een tevredenheidsonderzoek gehouden over het MPO onder de milieumelders. De respondenten zijn tevreden over de werkwijze van het Milieupunt. Zij gaven een rapportcijfer van 7,7. Alleen over de afhandeling van de klachten zouden zij meer geïnformeerd willen worden, zodat zij meer het gevoel krijgen dat hun melding serieus genomen wordt. Op basis van dit onderzoek zijn intern maatregelen getroffen om de informatie voorziening over de afhandeling van de klachten te verbeteren. Het MPO is 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar onder telefoonnummer 038 4252423 of per e- mail
[email protected]. 2.10
Bereikbaarheid
2.10.1
Infrastructuur
De provincie Overijssel wil dat weggebruikers zich vlot en veilig kunnen verplaatsen in Overijssel. De steden, dorpen en bedrijven moeten goed bereikbaar zijn. Een goede bereikbaarheid van steden en dorpen is van groot belang voor de ontwikkeling van de economie. Bereikbaarheid is ook van belang voor de leefbaarheid van steden en platteland. Dat betekent ook dat het openbaar vervoer goed moet functioneren (tegen redelijke tarieven met regelmatige verbindingen tussen verschillende plaatsen). Voor het realiseren van deze doelstelling wordt samengewerkt met ondermeer het Rijk, gemeenten, waterschappen, spoor- en busmaatschappijen. De provincie Overijssel is zelf verantwoordelijk voor een groot aantal wegen, kanalen, viaducten, tunnels, bruggen en sluizen. Tientallen provinciale medewerkers controleren en onderhouden samen 630 kilometer wegen, 518 kilometer fietspaden en 172 kilometer parallelwegen. Ook heeft de provincie 130 km vaarwegen in eigen beheer. Verder beheert de provincie circa 280 viaducten, tunnels, bruggen en sluizen, intern ook wel “kunstwerken”genoemd. Het gaat niet alleen om onderhoud, maar ook om verbetering. Dit gebeurt onder andere door de aanleg van rondwegen, rotondes, de verbetering van kruispunten en de herinric hting van traversen. De provincie is ook verantwoordelijk voor het voorkomen en bestrijden van gladheid op de provinciale wegen inclusief parallelwegen, fietspaden en op- en afritten. In de winterperiode wordt op basis van de gegevens van het eigen gladheidmeldsysteem en een meteorologisch instituut, indien nodig, zoveel mogelijk preventief gestrooid. Dit gebeurt met “natzout” dat minder belastend is voor het milieu. Als gevolg van sterk wisselende weersomstandigheden is in 2004 meer gestrooid dan verwacht. Ik merkte aan het begin van deze paragraaf al op dat weggebruikers zich ook veilig moeten kunnen verplaatsen. Een verkeersveilig Overijssel is een hoofddoelstelling van het provinciaal beleid. De provincie streeft meerjarig gezien naar aanzienlijk minder doden en gewonden in het verkeer. De provincie bedient ook 25 provinciale bruggen en 8 provinciale sluizen. Dit is van belang voor een onbelemmerde doorvaart voor de beroepsvaart. De provincie gaat de wachttijden bij deze bruggen en sluizen meten en vergelijken met de genormeerde wachttijden. Los van de beroepsvaart is de doorvaart voor de recreatietoervaart verbeterd door aanpassingen van de bedieningstijden van de sluizen Blokzijl en Beukers in de toervaartroute in Noordwest-Overijssel.
15
2.10.2
Openbaar vervoer
De burger oordeelt in 2004 net als in 2003 met een ruim voldoende over het busvervoer. De aanbesteding voor het streekvervoer IJsselmond, gegund aan Connexxion, heeft een goed resultaat opgeleverd. De frequentie wordt hoger, er komt nieuw, toegankelijker materieel en er komt betere halte-informatie. De aanbestedingen van het streekvervoer in Noordoost Overijssel en van de Stadsdienst Zwolle zijn in procedure gebracht. De nieuwe aanbesteding voor de regiotaxi Salland is vrijwel afgerond. Het contract met de vervoerder van regiotaxi Noordwest-Overijssel is verlengd tot 2006. De provincie streeft ook naar een aanzienlijke toename van het aantal reizigerskilometers per trein in Overijssel. De provincie wil hiervoor graag de regionale spoorlijnen ZwolleKampen, Zwolle-Emmen en Zwolle-Enschede overnemen. Het afgelopen jaar is hierover intensief overleg gevoerd met het rijk, de provincie Drenthe en de regio Twente. Dit overleg is nog niet afgerond. Zo ook het overleg over de toekomst van de vliegbasis Twente. De militaire vliegbasis Twente wordt opgeheven. De discussie over de functie van het gebied na de opheffing van de militaire vlliegbasis heeft nog niet geleid tot een definitief besluit over het voortbestaan van de burgerluchthaven Enschede Airport Twente. De provincie voert hieromtrent nog intensieve onderhandelingen over de continuering. Ik hoop hierover in een volgend burgerjaarverslag in positieve zin over te kunnen berichten. 2.11
Jeugdzorg
Op 20 april 2004 heeft de Eerste Kamer de Wet op de jeugdzorg aangenomen. Deze wet geeft de provincie een belangrijke inhoudelijke en financiële verantwoordelijkheid. Het afgelopen jaar heeft de provincie in voortdurend en goed overleg met ‘het veld’ voorbereidingen getroffen voor invoering van deze wet. We mogen ons verheugen in een goede naamsbekendheid van Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJzO). Hierdoor is de vraag naar jeugdzorg verder toegenomen. Deze ontwikkeling ziet er in een grafiek als volgt uit (de getoonde bedragen betreffen de voortschrijdende vier-kwartaals-totalen):
In het najaar hebben de landelijke media een week lang extra aandacht geschonken aan verborgen geweld, waaronder kindermishandeling. Dit leidde tot een verdere stijging van het aantal aanmeldingen van het vermoeden van kindermishandeling. Bedroeg dit aantal over 2002 nog 415, in 2003 steeg dit met 14% tot 473 en in 2004 (explosief) tot 588: dit is 42% meer dan 2002. Niet alleen het aantal meldingen van het vermoeden van kindermishandeling steeg, ook het aantal adviezen en consulten: van 1.387 in 2002 tot 1.525 in 2003 (plus 10%) en tot
16
1.830 in 2004: een stijging van 32% ten opzichte van 2002. In grafiekvorm ziet deze groei van het Overijsselse Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) er zo uit:
Voor de provincie geldt als uitgangspunt dat er een snelle en goede jeugdhulp is zonder wachtlijsten. Om dit te bereiken heeft de provincie tijdelijk extra hulpaanbod gesubsidieerd bij zowel het Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJzO) als het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). en dat De provincie heeft in haar Onderhandelingsakkoord 2003-2007 opgenomen dat de wachtlijsten voor crisissituaties zijn weggewerkt. 2.12
Veiligheid
2.12.1 Veiligheidsbeleving In september 2004 is het Veiligheidsbeeld Overijssel 2002-2003 verschenen. Dit geeft per thema en per gebied een beeld gegeven van de veiligheid in Overijssel. Op enkele thema’s blijkt de objectieve veiligheid te zijn toegenomen. In de meeste gemeenten in Overijssel is sprake van een daling van het aantal misdrijven en verkeersongevallen. Landelijk is de beleving van de veiligheid (subjectieve veiligheid) afgenomen, zeker na de moord op de cineast Theo van Gogh. Inwoners in Overijssel voelen zich echter al langere tijd in vergelijking met inwoners in de rest van Nederland relatief veilig en passen minder hun gedrag aan om (vermeende) onveilige situaties uit de weg te gaan. In de betreffende periode is het gevoel van onveiligheid in Zwolle, Enschede en Hengelo wel toegenomen Een belangrijke wettelijke ontwikkeling is de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding (Wkr) op 1 juli 2004. Met de Wkr worden kwaliteitsverbeteringen beoogd van de organisatie van de rampenbestrijding. De veiligheid van de burger staat voorop. Dit vraagt om waarborgen. Onze toezichthoudende taken op de planmatige voorbereiding op de rampenbestrijding door gemeenten en regio’s zijn in dit verband in de Wkr aangescherpt. In het najaar van 2004 heb ik in samenwerking met de commissaris van de Koningin in Gelderland voor bestuurders in Overijssel en Gelderland een veiligheidscongres georganiseerd over de invoering van de Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding centraal. Wat moet er de komende vijf jaren worden gedaan om de kwaliteit van de rampenbestrijding naar een hoger niveau te tillen? was de centrale vraag. Veiligheid in Overijssel verbeteren voor de mensen die in Overijssel wonen, werken en verblijven, zowel objectief als subjectief, dat is het doel van het provinciale
17
veiligheidsbeleid. Begin 2004 heeft Gedeputeerde Staten de veiligheidsnota “Overijssel op veilig 2004 -2007” vastgesteld. De nadruk ligt op de uitvoering, versterking en verdere verankering van het veiligheidsbeleid. De hoofdlijn is de taken die bij wet aan de provincie zijn opgedragen taken goed uit te voeren. Daarnaast zet de provincie in op twee speerpunten: “jeugd en veiligheid” en “externe veiligheid”. 2.12. 2 Vergroten van de rol van de provincie als pro-actief gerichte veiligheidspartner Voor het stimuleren en ondersteunen van lokaal veiligheidsbeleid heeft de provincie onder andere het Project Integrale Veiligheid IJsselland. Hoewel de bijdrageregeling Veiligheid achter bleef bij de verwachting, gaf deze regeling toch een impuls aan het versterken van de gemeentelijke regierol voor het veiligheidsbeleid. In 2004 is aan 14 gemeenten een bijdrage toegekend. Van de 26 Overijsselse gemeenten beschikken nu 20 (77%) over een integraal veiligheidsplan, waardoor bij een eventuele calamiteit snel en adequaat kan worden opgetreden. De bijdrageregeling veiligheid had als doel gemeenten te ondersteunen in hun integraal veiligheidsbeleid. Nu 77% van de gemeenten over een integraal veiligheidsplan beschikt, is het doel van de bijdrageregeling achterhaald. Daarom is in het najaar van 2004 de bijdrageregeling geëvalueerd en omgezet in een kaderverordening met het uitvoeringsbesluit veiligheid die meer slagkracht biedt. De provincie speelt ook een grotere rol als pro-actief gerichte veiligheidspartner via het Regionale Platform Criminaliteitsbeheersing Twente en het Regionale Platform Criminaliteitsbeheersing IJsselland. Zelf ben ik voorzitter van deze platforms. Het Platform is een publiek-private organisatie. Bedrijfsleven; vrije beroepen zoals de advocatuur en het notariaat; instellingen en de overheid zijn hierin vertegenwoordigd. Doel is vooral preventie en het tegengaan van tegen het bedrijfsleven gerichte criminaliteit. Inmiddels zijn veel bedrijventerrein en winkelcentra in Overijssel beveiligd; zij hebben een keurmerk ontvangen. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan thema’s als fraude en veiligheid in de transportsector. 2.12. 3 Grensoverschrijdende samenwerking bij rampenbestrijding Het actieprogramma ‘Grensoverschrijdende samenwerking bij rampenbestrijding’ heeft in 2004 onder andere tot een Nederlands- Duitse ambtelijke oefening ‘Space Crash’ geleid. De oefening, waarbij een Chinese satelliet dreigde neer te storten, is goed verlopen en heeft een aantal aanbevelingen en verbeterpunten opgeleverd. Een van de belangrijkste conclusies van de oefening was, dat er behoefte is aan een noodvoorziening voor grensoverschrijdende communicatie, zoals het nationale noodnet in ons land. 2.12. 4 Risicokaart Provinciale Staten van Overijssel hebben naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede aangedrongen op een landelijke risicokaart. Hiermee informeren gemeenten de burgers over risico’s in de woon- en leefomgeving. Daarnaast brengt de risicokaart informatie van meerdere overheden bijeen, wat zeer waardevol is voor het gebruik van informatie in beleids- en besluitvormingsprocessen. Nadat eind 2003 de provincies van minister Remkes (BZK) de opdracht hadden gekregen om de risicokaart te gaan maken, is de provincie Overijssel voortvarend aan de slag gegaan. De provincie Overijssel heeft met betrekking tot de risicokaart vanaf begin af een ‘koplopersrol’ vervuld. Overijssel fungeert ook als pilot in het landelijke project en heeft hierdoor een duidelijk stempel gedrukt op het uiteindelijke landelijke model. In 2004 is de technische infrastructuur gerealiseerd. Daarnaast heeft de provincie in 2004 gemeenten gestimuleerd en ondersteund bij de inventarisatie van risico’s. Eind 2004 beschikten de meeste gemeenten en de provincie over een actuele inventarisatie van risico’s, als basis voor de risicokaart. De lancering van de risicokaart in Overijssel
18
heeft vertraging opgelopen onder andere als gevolg van achterstand in de oplevering van landelijke software, maar heeft inmiddels plaatsgevonden in maart 2005. 2.13
Deregulering en ontbureaucratisering
Provinciale Staten hebben in het afgelopen jaar het programma andere provincie (PAP) vastgesteld. Daarmee sluit Overijssel aan bij het programma Andere Overheid van het Rijk. De centrale doelstelling hiervan is dat er in de samenleving meer ruimte is voor initiatief én eigen verantwoordelijkheid. De andere overheid is selectiever, stuurt anders en presteert beter. Het PAP heeft in 2004 een vliegende start gemaakt in de discussie over de taken van de provincie, in gebiedsgericht werken, burgerparticipatie, het programma E-provincie en in de projecten stroomlijning en sturing subsidierelaties evenals stroomlijning vergunningverlening en handhaving. Eén van de krenten in het PAP is het nieuwe project deregulering en ontbureaucratisering. Dat project is opgezet om de administratieve lasten van burgers, bedrijven en instellingen met 25% te verminderen. Voor burgers zullen de resultaten merkbaar zijn in minder regels, betere en snellere dienstverlening en meer transparantie. Op de weg naar 25% minder regelgeving in 2007 zijn in 2004 de eerste resultaten bereikt. Zo zijn 10 bestaande subsidieverordeningen vervangen door 3 nieuwe kaderverordeningen (Sociale Actie, Veiligheid en In actie voor werk) en is de Precarioverordening in dekkingsbereik aangepast. Naast minder regelgeving is hiermee bereikt dat burgers en organisaties minder administratieve lasten hebben. Op het Internet-Meldpunt “Minder regels ”, ingesteld in december 2003, zijn in 2004 ruim 20 meldingen binnengekomen. De meeste daarvan hadden betrekking op bouwen en wonen en op aanvraagprocedures. Dit heeft geleid tot enkele aanpassingen in de provinciale werkwijze. De suggesties rond regelgeving worden bij de herziening van procedures en regelgeving in 2005 meegenomen (deregulering). 2.14
Elektronische provincie (E-provincie)
In 2003 hebben de provincies gezamenlijk besloten om een route uit te stippelen voor realisatie van “ de elektronische overheid’. In 2004 is de elektronische dienstverlening geleidelijk uitgebouwd. De landelijke doelstelling van de provincies is om 45% Edienstverlening in 2005 en 65% in 2006 bereikt te hebben. In Overijssel is een digitaal Subsidieloket ingesteld voor subsidies op het gebied van Zorg en Cultuur. Dat heeft niet alleen het aanvragen van subsidies voor burgers en organisaties gemakkelijker gemaakt, maar diende ook als voorbeeld voor de andere provincies. Het subsidieloket is door aanvragers positief beoordeeld. Alle (circa 650) norm- en projectsubsidies worden vanaf 2005 via dit subsidieloket aangevraagd. Een ander opmerkelijk resultaat is de verdere ontwikkeling van de portal www.overijssel.nl. Er zijn enkele nieuwe thema -subsites opgeleverd (voor groenloket, water, cultuur en arbeidsmarkt). Waardoor de website inhoudelijk aantrekkelijker is geworden en meer informatie biedt voor burgers en instellingen. Belangstellenden kunnen gemakkelijker hun weg in het ‘digitale Overijssel’ vinden. 2.15
Integriteit
Integriteitsbeleid behelst vraagstukken als "mag ik een relatiegeschenk aannemen", “wat gebeurt er met de vergoeding die ik krijg als ik een presentatie extern houd in werktijd", "moet ik mijn nevenfunctie melden", “wat doe ik als ik een misstand binnen de provinciale organisatie constateer"? Al deze onderwerpen komen aan de orde in de brochure "De integere provincie '. De provincie Overijssel kent voorts een eigen extern georganiseerd Meld- en Adviespunt Integriteit.
19
Het afgelopen jaar hebben de provincie geen klachten of meldingen over integriteit bereikt.
20
3.
Burgerparticipatie
De provincie gaat het debat aan met haar burgers. Met het oog hierop wordt een debatcentrum ingericht geïnspireerd door onder andere De Rode Hoed in Amsterdam. Voor de zomer van 2005 zullen Provinciale Staten het debat aangaan met de Overijsselse burgers over het thema wonen en zorg. De provincie staat verder van de burger af dan gemeenten. Veel beleid dat de burger direct raakt is gemeentelijk beleid. Dat er in onze provincie sprake is van afstand blijkt onder meer uit het al genoemde onderzoek ‘Imago van de provincie Overijssel’. Onderstaande grafiek geeft aan dat de bekendheid en betrokkenheid van burgers bij het werk van de provincie lichte schommelingen vertoont.
De grafiek toont ook aan dat slechts een bescheiden deel van de Overijsselse bevolking een mening heeft over de provincie. Negatief geredeneerd toont de grafiek ook aan dat een groot deel geen uitgesproken mening heeft over de provincie. Het onderzoek geeft ook aan dat een zeer ruime meerderheid van de bevolking het noodzakelijk vindt dat de provincie en de burgers meer over elkaar weten (83%; ongewijzigd). 32% van de burgers (18% in 2003) vindt dat de provincie beter moet luisteren naar de burgers. Om hierin verandering te brengen zet het Onderhandelingsakkoord van de provincie Overijssel 2003-2007 in op een grotere betrokkenheid van burgers bij de provinciale thema’s. Provinciale Staten van Overijssel hebben op 14 maart 2004 de Startnotitie Burgerparticipatie vastgesteld. Daaronder wordt verstaan een manier van werken, waarbij: a. de provincie (groepen van) burgers via rechtstreekse contacten bij het beleidsproces betrekt; b. sprake is van een beweging van de provincie naar (groepen van) burgers toe, waarbij het gaat om het dichter bij de burger brengen van het provinciaal bestuur; de provincie tegelijkertijd (groepen van) burgers wil aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid.” Dit speelt in alle fasen van het beleid, dus van de plannen tot en met de uitvoering. De provincie onderscheidt hierbij de burger als klant, de burger als ‘onderdaan’, de burger als kiezer en de burger als ‘co-producent’ van beleid, afhankelijk van wat er op de agenda staat. Er is al wat aan gedaan. Zo kon de Overijsselse burger via het Meldpunt ‘Meepraten’ (juli 2004) op de provinciale website meepraten over hoe de provincie burgerparticipatie kan vormgeven. De regionale media hebben hieraan uitgebreid aandacht besteed. De site is door ruim 650 personen bezocht. Op de site konden burgers via een enquête aangeven over welke onderwerpen ze willen meepraten en op welke manier. De enquête geeft het volgende beeld: Onderwerpen
ruimtelijke ordening (bijvoorbeeld voorbereiding streekplan) infrastructuur (bijvoorbeeld aanleg provinciale weg) wonen (bijvoorbeeld afspraken met gemeenten over woningbouwprogramma’s)
60% 40% 60%
21
water (bijvoorbeeld risicobeheersing wateroverlast, reservering drinkwaterlocaties) milieu (bijvoorbeeld handhaving milieuwetgeving) landelijk gebied (bijvoorbeeld projecten als ‘I Jsseluiterwaarden Olst’) zorg (bijvoorbeeld voorzieningen als huisartsenzorg en ambulancevervoer) cultuur (bijvoorbeeld voorzieningen voor bibliotheekwerk)
30% 35% 50% 28% 40% 40%
veiligheid (bijvoorbeeld inzet op verkeersveiligheid) Instrumenten
via inspraakavonden bij u in de buurt via werkbezoeken door leden Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten via internet: enquêtes, forumdiscussies, chatten
30% 43% 78% 76%
via de toezending van een (digitale) nieuwsbrief
Daarnaast is tijdens rondetafelgesprekken over het onderwerp burgerparticipatie gediscussieerd met deskundige vertegenwoordigers vanuit de overheid, de journalistiek, de wetenschap en het maatschappelijke middenveld. Hieruit is als opsteker naar voren gekomen dat de provincie op onderdelen als landelijk gebied (reconstructie) en het gebiedsgericht werken eigenlijk al goed bezig is met burgerparticipatie. Daarnaast zijn opmerkingen gemaakt als: • burgerparticipatie is wat anders dan burgers hun eigen leefsituatie te laten invullen; • voor wat betreft de burgerparticipatie moet niet per geval worden afgevraagd wat het doel is. Het gaat erom tot een beter besluit te komen. De in de maatschappij aanwezig kennis en ‘design-capaciteit’ moet worden aangeboord; • mensen moeten zich uitgenodigd voelen. • gezien het belang van de volksvertegenwoordigende rol in het nieuwe duale bestel is er nadrukkelijk een rol voor Provinciale Staten waar het gaat om de contacten met de burgers; • de provincie is een autonome bestuurslaag en Provinciale Staten zouden meer de autonome taken moeten opzoeken; Het Regionaal Bedrijventerrein Twente en de burger Het regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT) bij Almelo is ook een concreet project waarbij de burger nauw betrokken is geweest. Het RBT is een gezamenlijk project van de Netwerkstad Twente en de Provincie. Zo’n RBT heeft grote gevolgen voor de leefomgeving van mensen een zorgvuldig en transparant proces is hierbij van groot belang. Daarom is een plan van aanpak opgesteld waarin alle stappen richting gemeenteraden, Provinciale Staten, belangengroeperingen en burgers expliciet zijn aangegeven. Alle belangrijke besluiten over het RBT zijn in 2004 volgens een vast stramien uitgedragen en uitgelegd. Zo zijn nieuwsbrieven verspreid en is via een speciale website informatie beschikbaar gesteld. Ook is een inloopbijeenkomst georganiseerd waar een ieder zich kon laten informeren. Gemeenteraads- en Statenleden zijn hiervoor ook steeds uitgenodigd. Op de bijeenkomsten bleek dat de interactie tussen de raads- en statenleden en de burgers op deze manier bevorderd wordt. Daarop volgend waren de bijeenkomsten gepland van Staten- en Raadscommissies en van Provinciale Staten en gemeenteraden. Hierbij werd veelvuldig gebruik gemaakt van het inspreekrecht. Dit vaste stramien is in 2004 driemaal uitgevoerd. Hierop terugkijkend is de conclusie dat de methode een inhoudelijke omgang met tal van burgers en belangengroeperingen over een controversieel project bevordert. Ook de berichtgeving over het RBT in de pers in 2004 weerspiegelt dit. Het is een pro-actieve manier om voorlichting, communicatie en betrokkenheid te bevorderen. Natuurlijk blijft er verschil van inzicht over de inhoud van het project, maar dat is niet erg en hoort bij onze parlementaire democratie.
22
4.
Bezwaar en beroepschriften Behandeling klachten en bezwaarschriften
Vanuit de Wet dualisering provinciebestuur is het onze verantwoordelijkheid om toe te zien op een zorgvuldige behandeling van klachten en bezwaarschriften. In deze paragraaf schenk ik aandacht aan de manier waarop de provincie omgaat met klachten en bezwaarschriften. 4.1
Klachten
De provincie staat open voor aanmerkingen en informeert de burgers via de provinciale website en via een klachtenfolder over de procedure die zij moeten volgen als zij een klacht willen indienen. Uitgangspunt is dat het de burger minimale moeite kost om zijn klacht te uiten en dat het probleem zo snel mogelijk wordt opgelost. In de praktijk wordt geprobeerd zo veel mogelijk via bemiddeling tot een oplossing te komen. Dat betekent dat direct telefonisch contact wordt opgenomen met de klager om te bekijken wat er precies aan de hand is. Om klachten op een zo eenvoudig en informeel mogelijke manier te behandelen wordt aangesloten bij de hoorcommissie voor bezwaarschriften. Dat betekent dat klager wordt gehoord door een externe voorzitter en een (hoor)gedeputeerde. Vervolgens houdt de provinciale organisatie rekening met de uitkomsten van de klachtenprocedure. De provincie heeft in 2004 vier klachten ontvangen. Deze klachten gingen om verschillende onderwerpen: - De wijze van milieuhandhaving bij een bedrijf; - De werkwijze van de landinrichtingscommissie; - De communicatie over ingezet openbaar vervoer materiaal; - De wijze van behandeling van een subsidieaanvraag. Twee van deze klachten zijn nog in behandeling. Van de andere twee is er één na bemiddeling ingetrokken en één doorgezonden naar het bevoegde bestuursorgaan. De meer formele procedure wordt uitsluitend toegepast voor klachten die niet informeel kunnen worden opgelost. Na de formele procedure bij de provincie kan eventueel nog een klacht worden ingediend bij de Nationale Ombudsman. Dit is in 2004 niet gebeurd. 4.2
Bezwaarschriften
Burgers die het niet eens zijn met een provinciaal besluit kunnen een bezwaarschrift indienen. Het aantal ingediende bezwaarschriften bedroeg jarenlang ongeveer 120 per jaar. Maar in 2003 steeg het aantal naar 171 bezwaarschriften en in 2004 waren er 167. Aanleiding hiervoor was de Flora- en Faunawet. In totaal 32 bezwaarschriften werden ingediend tegen ontheffingen. Deze hadden betrekking op het mogen schieten van vogels en van andere dieren, zoals het konijn en de vos wanneer deze schade veroorzaken of zorgen voor onveilige situaties. Veel van deze bezwaarschriften waren afkomstig van één bezwaarmaker. De hoeveelheid bezwaarschriften in het kader van de Flora- en Faunawet heeft ook een stijging van de beroepsprocedures bij de Rechtbank en bij de Raad van State tot gevolg gehad. Deze bezwaarschriften betreffen vaak het principiële onderscheid tussen ofwel de natuur haar eigen gang laten gaan ofwel het voorkomen van onveilige situaties danwel omvangrijke schade. Verder ontvingen we afgelopen jaar 36 bezwaarschriften in het kader van de Wet Ammoniak en Veehouderij. Deze bezwaarschriften waren gericht tegen de vaststelling van kwetsbare gebieden in Overijssel als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur. Uit onderstaande grafiek blijkt dat er verder tegen tal van andere besluiten bezwaar is gemaakt, onder andere tegen handhaving van milieuregelgeving. Het gaat daarbij om bedrijven ten opzichte van hun directe omgeving. Voorbeelden van verkeer/openbaar vervoer betreffen verkeersbesluiten ter vergroting van de verkeersveiligheid. De ruimtelijke ordeningszaken betreffen vaak het bouwen (voor wonen of werken) in het buitengebied.
23
Bezwaarschriften 2004 Flora & Faunawet Wet Ammoniak Veehoud. Subsidies Milieu Verkeer/OV Bodemsanering Ruimtelijke ordening Overig
In de bezwaarprocedure wordt het genomen (primaire) besluit beoordeeld door medewerkers die niet bij het nemen van het primaire besluit betrokken zijn geweest. De heroverwegingsprocedure is wettelijk geregeld. Bij de behandeling van bezwaarschriften vindt standaard een hoorzitting plaats waarin bezwaarmakers en eventuele andere belanghebbenden worden gehoord. Hierna wordt een beschikking (besluit) op het bezwaar genomen. Eventueel kan vervolgens gekozen worden voor beroep bij de rechter. De provincie Overijssel schakelt een hoorcommissie in die bestaat uit een externe voorzitter en een (hoor)gedeputeerde. De bezwaarprocedure kan leiden tot (gedeeltelijke) gegrondverklaring dan wel ongegrondverklaring van het bezwaarschrift. Als het bezwaar gegrond wordt verklaard, dan kan dat leiden tot wijziging of intrekking van het besluit. Het ko mt ook voor dat een besluit overeind blijft, maar dat het besluit beter moet worden gemotiveerd. Deze (formele) aanpak leidde bij de provincie Overijssel tot een lange behandelduur. Signalen van andere provincies geven hetzelfde beeld. 4.3
Mediation
De provincie heeft daarop besloten Mediation (conflictbemiddeling op vrijwillige basis) in te zetten en daarmee te experimenteren. Dat betekent, dat de provincie conflicten al in een vroeg stadium probeert op te lossen. Bij binnenkomst van een bezwaarschrift wordt direct telefonisch contact opgenomen met de bezwaarmaker en informeert een medewerker naar de aanpak die de bezwaarmaker voor ogen heeft. Door deze benadering wordt de angel vaak uit het conflict getrokken en zijn juridische stappen zelfs niet altijd meer noodzakelijk. Door het persoonlijke contact van een medewerker van de provincie met de bezwaarmaker is er ruimte voor emoties en maatwerk. Een open en luisterende houding helpt bij het ophelderen van onduidelijkheden en herstel van de eventuele gebre kkige communicatie. Helder wordt waar het de burger werkelijk om gaat, wat zijn of haar belangen zijn en ook, waar gemeenschappelijke belangen en mogelijke oplossingen liggen. Bijkomend effect is dat de afstand tussen burger en provincie wordt verminderd. Het klanttevredenheidsonderzoek van oktober 2003 wees uit dat bezwaarmakers deze werkwijze als zeer prettig ervaren en dat zij vinden dat zij meer serieus genomen worden. Mediation heeft inmiddels ook een plaats verworven in het Nederlands rechtsbestel. Het kabinet en de Tweede Kamer staan achter de voorgenomen inbedding van mediation in de juridische infrastructuur. In Overijssel zijn we echter al een aantal stappen verder. De toepassing van alternatieve geschilbeslechting is in 2004 aanzienlijk toegenome n. De provincie heeft 155 Awb-bezwaarschriften behandeld. Van de 155 behandelde bezwaarschriften zijn 79 de volledige procedure (met hoorzitting) doorlopen; de overige 50% is alternatief opgelost of heeft een verkorte route gevolgd. Dat speelt onze plannen voor ontbureaucratisering in de kaart.
24
In 2004 is dit instrument ook in de primaire fase van besluitvorming ingezet (74 keer), bij geschillen op gemeentelijk niveau (8 keer) en bij interne provinciale zaken die met het werk te maken hadden (10 keer). Daarnaast hebben 125 medewerkers van de provincie een interne cursus “communicatie en conflicthantering” gevolgd, zodat geschillen in een vroeg stadium worden gesignaleerd en opgelost. Op deze wijze is niet alleen alternatieve geschillenbeslechting (w.o. mediation) sterker in de organisatie ingebed. Het heeft er ook toe geleid dat dreigende geschillen met burgers en organisaties niet verder geëscaleerd zijn en eerder tot een oplossing zijn gekomen. Overijssel is hierin koploper. Mediation werkt niet bij bezwaarschriften in het kader van de Flora- en Faunawet en de Wet Ammoniak en Veehouderij, vanwege de principiële aard van de geschillen. Ten aanzien van de overige bezwaarschriften blijkt dat circa 50% van de bezwaarschriften een verkorte procedure volgt (geen hoorzitting). Om een zuivere vergelijking te kunnen maken zijn daarom in de laatste staaffiguur van onderstaande grafiek de effecten van de bezwaarschriften op het gebied van de Flora- en Faunawet en de Wet Ammoniak en Veehouderij buiten beschouwing gelaten.
100% 90%
19% 29%
80%
43%
intrekkingen / overige oplossingen
70% 60%
ongegrond
45% 38%
50%
29%
40% 30%
(kennelijk) niet ontvankelijk
16%
14%
9%
19%
19%
19%
1997-2001
2002-2004
2002-2004 excl. FFwet & WAV
20% 10%
(gedeeltelijk) gegrond
0%
Opvallend is de afname van het percentage (gedeeltelijk) gegronde bezwaarschriften, van gemiddeld 16% in de afgelopen jaren naar 9% in 2004. Voor een deel is dit het gevolg van het gestegen aantal intrekkingen of overige oplossingen. Aan de andere kant lijkt dit het resultaat van de toenemende aandacht voor de (juridische) kwaliteit van besluitvorming. Het lagere percentage gegronde bezwaren leidt overigens niet tot meer (gegronde) beroepen. De filterwerking, die aangeeft hoeveel zaken na behandeling van het bezwaarschrift niet doorgaan naar de Rechtbank of de Raad van State, ligt al jaren boven de 90%. Onder invloed van de Flora- en Faunawet is deze filterwerking echter licht gedaald, naar circa 85%. De nieuwe aanpak verkort de gemiddelde behandelduur van een bezwaarschrift, ondanks de toename vanwege de Flora- en Faunawet, van gemiddeld 22 weken in 2000 naar 8 weken in 2004. Dat is een aanzienlijke besparing in tijd en ergernis.
25
Verder draagt de terugkoppeling van de behandeling van bezwaarschriften naar de functionele eenheid (afdeling) die het primaire besluit heeft genomen, bij aan vermindering van het aantal bezwaarschriften. Medewerkers binnen de provinciale organisatie zijn hierdoor bewuster geworden van mogelijke conflictueuze relaties en ondernemen eerder actie om dit soort situaties te vermijden of op te lossen. Vanaf 2003 richten we ons ook op de fase van het primaire besluit, te beginnen met de voorbereiding van primaire besluiten. Medewerkers krijgen een training en opleiding en leren gebruik te maken van mediationvaardigheden . Verder probeert de provincie om gemeenten en waterschappen enthousiast krijgen voor de inzet van mediation, zowel in de fase van het primaire besluit als bij de behandeling van bezwaarschriften. Bij geschillen tussen overheden onderling wordt altijd onderzocht of alternatieve geschillenbeslechting ingezet kan worden.
26
5.
Nawoord
In dit burgerjaarverslag heb ik een aantal producten van de provincie Overijssel voor het voetlicht gebracht, die wellicht interessant zijn voor de burger. Ik geef een indruk van de kwaliteit van de provinciale dienstverlening en de burgerparticipatie. Tevens beschrijf ik de vernieuwde werkwijze rond de afhandeling van klachten en bezwaarschriften. Wanneer u als lezer de conclusie trekt dat de provincie Overijssel haar taken, burgers en kwaliteit van dienstverlening uiterst serieus neemt, dan is dat een terechte constatering. Natuurlijk kan het altijd beter, het imago-onderzoek toont dit ook aan. Een ruime meerderheid van de Overijsselse bevolking vindt het noodzakelijk dat de provincie en de burgers meer over elkaar weten. Ik zie dit als een opdracht voor de toekomst. De provincie wil sturen met rendement en met ruimte voor betrokkenheid van de burger. Maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, ontzuiling en globalisering hebben de afstand tussen overheid en burger groter gemaakt. Toch zie ik wel kansen om die afstand te overbruggen en een betere verbinding te maken, zodat burgers hun behoeften, zorgen en wensen herkennen in de thema’s van de provincie. Ik hoop dat het burgerjaarverslag hieraan een bescheiden bijdrage kan leveren. Daarom hoor ik graag wat u van de opzet en inhoud van dit verslag vindt en welke onderwerpen u graag zou zien toegevoegd. Ik nodig u dan ook van harte uit op dit verslag te reageren. U kunt dat doen in een e- mail naar
[email protected] of in een brief naar de provincie Overijssel, t.a.v. de commissaris van de Koningin, Mr. G.J. Jansen, Postbus 10078, 8000 GB Zwolle. Alvast mijn dank!
27