CLIËNTENRAAD WERK EN INKOMEN: JAARVERSLAG 2014
Inleiding: Sinds 1999 is er in Veenendaal een Cliëntenraad Werk en Inkomen die bij besluit van het college van Burgemeester en Wethouders werd ingesteld. Hiermee werd invulling gegeven aan de verplichting om cliëntenparticipatie te regelen volgens de Wet Werk en Bijstand. Tevens werd bij raadsbesluit van 17 december 2008 de “Verordening Cliënten-participatie 2009 Werk en Inkomen” vastgesteld. Deze verordening regelt de wijze waarop cliënten of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand en verwante uitkeringsregelingen. De verordening is in het najaar 2009 gewijzigd in verband met de invoering van de Wet investeren in jongeren. Inmiddels is de laatstgenoemde wet al weer ingetrokken. In de Verordening Cliënten-participatie 2009 Werk en Inkomen wordt de taak van de Cliëntenraad als volgt omschreven: 1. De taak van de Cliëntenraad bestaat uit het gevraagd en ongevraagd adviseren aan het college over beleid en uitvoering van: a. de WWB, IOAW, IOAZ, en aanverwante regelingen; b. de re-integratie en sociale activering van cliënten, waaronder niet- uitkeringsgerechtigden en personen met een nabestaanden- of half- wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet; c. het gemeentelijk minimabeleid. 2. Tot de onder lid 1 genoemde onderwerpen behoren geen klachten, bezwaarschriften of andere zaken, die op individuele cliënten betrekking hebben. De hiervoor te hanteren procedures, regelingen, richtlijnen en de wijze waarop deze worden uitgevoerd behoren hier wel toe. 3. Het opstellen van het jaarverslag van de Cliëntenraad Werk en Inkomen Niet kan worden geadviseerd over het personeel- en organisatiebeleid van de sector Economie en Werk. Omdat de gemeente Veenendaal ook voor de gemeenten Renswoude en Rhenen de WWB uitvoert zal de cliëntenparticipatie worden geregionaliseerd. De WWB wordt met ingang van 2015 vervangen door de Participatiewet. De verordening die de cliëntenparticipatie regelt zal ook hierop moeten worden aangepast. Samenstelling van de Cliëntenraad: Volgens artikel 3 van de door de Raad vastgestelde verordening bestaat de Cliëntenraad uit 9 stemgerechtigde leden, een voorzitter en een ambtelijke secretaris; vijf van de stemgerechtigde leden zijn cliënten van de afdeling Werk en Inkomen, vier van de stemgerechtigde leden zijn vertegenwoordigers van belangenorganisaties, zoals genoemd in artikel 1, lid 8 van de verordening. De gemeente levert, afwijkend van de gemeentelijke verordening, geen ambtelijk secretaris meer. Deze functie is door het college van Burgemeester en Wethouders wegbezuinigd. Het secretariaat werd tot 1 januari 2015 verzorgd door J. Kroesbergen, lid van de Cliëntenraad, Werk en Inkomen. De notulering van de vergaderingen werd verzorgd door een notulist. 1
Individuele leden in 2014 zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
Mevr. M.T. Vogelzang Tot 1 9-2014 Dhr. A.M. Phielix, daarna dhr. W. Timmermans Dhr. C. Kamerling Mevr. D. Parganlija Dhr. R. Munnix
In 2014 zijn onderstaande belangenorganisaties in de Cliëntenraad vertegenwoordigd: Stichting Ango, Algemene Nederlandse Gehandicapten Organisatie lid: dhr. G. Kalkhoven, tevens plv. voorzitter Cliëntenraad Werk en Inkomen Stichting Kerk en Minima Veenendaal, lid: dhr. J. Kroesbergen, tot 1 januari 2015 secretaris van de Cliëntenraad Werk en Inkomen FNV, werkgroep uitkeringsgerechtigden, lid: dhr. J. Wit Werkgroep Laaggeletterden, lid: Mevr. M.E.A. Beentjes Daarnaast heeft de Cliëntenraad een onafhankelijk voorzitter, t.w.: dhr. A.K. van der Staaij Het college heeft de heer van der Staaij met ingang van 1 januari 2014 voor een periode van 4 jaren herbenoemd. Contacten met de gemeente: De contacten tussen Cliëntenraad en de gemeente Veenendaal werden in 2014 onderhouden door: De wethouder van Sociale Zaken, dhr. H.J. van Soest, resp. mevr. A. Hollander dhr. B.W. Hagenbeek, interim-hoofd Publiekstaken, resp. Dhr. E. van Leeuwen, manager Economie en Werk, dhr. F. Dieleman, beleidsmedewerker van het team Economie en Werk mevr. J. Wieberdink, beleidsmedewerkster van het team Economie en Werk De Cliëntenraad ervaart het nog steeds als een probleem, dat de te geven adviezen op aanvraag van het college in een te snel tijdstip moeten worden gerealiseerd. Vaak worden de adviesaanvragen pas een week voor de vergadering van de Cliëntenraad ingediend. Het is dan ook begrijpelijk dat er nauwelijks gelegenheid is om deze adviesaanvragen in een geplande Cliëntenraadsvergadering tijdig en goed te behandelen. Met de portefeuillehouder zijn afspraken gemaakt over zijn/haar deelname aan de vergaderingen van de Cliëntenraad en het overleg met de Voorzitter van de Cliëntenraad.
Aantal vergaderingen: De Cliëntenraad vergaderde in het jaar 2014 11 maal. De wethouder van Sociale Zaken, dhr. van Soest, was hierbij eenmaal aanwezig. In de novembervergadering werd kennis gemaakt met wethouder A. Hollander, die dhr. Van Soest opvolgde. Ook werd er een bijeenkomst gehouden, waarbij de heer F. Dieleman, beleidsmedewerker van de gemeente, voor de leden van de Cliëntenraad voorlichting en deskundigheidsbevordering verzorgde. De vergaderingen van de Cliëntenraad werden op twee na gehouden in één van de vergaderzalen van het gemeentehuis. De meeste vergaderingen werden bijgewoond door twee beleidsambtenaren van de gemeente. Een 2
ingelaste extra vergadering werd op 12 augustus 2014 gehouden in de Rozenbottel, terwijl de december vergadering werd gehouden bij IW4 bedrijven. Het agendaoverleg vond steeds plaats in de Rozenbottel, vergaderkamer 0.6. De vergaderingen van de Cliëntenraad zijn openbaar. De vergaderingen van de Cliëntenraad worden op de gemeentepagina geannonceerd. Van de openbaarheid wordt door bezoekers tot dusverre weinig gebruik gemaakt. Werkwijze De voorzitter, plaatsvervangend voorzitter en secretaris van de Cliëntenraad treden op als agendacommissie en bereiden de zaken, die in de Cliëntenraad behandeld moeten worden, voor. Bij deze voorbereiding worden zo nodig, afhankelijk van deskundigheid, de leden van de Cliëntenraad betrokken. Ook de notulist is bij het vooroverleg betrokken. Deze procedure blijkt goed te voldoen. Contactgegevens: De Cliëntenraad is onder telefoonnummer 0318-538 585 bereikbaar voor het inspreken van vragen en opmerkingen over onderwerpen die betrekking hebben op het minimabeleid. Daarnaast is de Cliëntenraad bereikbaar via het e-mail adres:
[email protected]. Van deze mogelijkheden om problemen voor te leggen aan de Cliëntenraad wordt niet of nauwelijks gebruik gemaakt. Budget 2014: Vanuit de algemene middelen werd voor 2014 een budget aan de Cliëntenraad werk en inkomen beschikbaar gesteld van € 16.778.00. Dit budget, dat is bevroren, bleek dit jaar toereikend te zijn. Wel wordt het moeilijker om de kosten van deskundigheidsbevordering bij meer wisseling van cliëntleden in het budget op te vangen. De uitgaven van de Cliëntenraad bestaan uit: a. b. c. d. e. f. g. h.
Vergoedingen aan de leden; Kosten van notuleren, hier is een notulist voor aangetrokken; Kosten van deskundigheidsbevordering; Kosten van adviezen; Reiskosten voor bezoek aan congressen; Representatiekosten en kerstpakket Kosten van kantoorartikelen; Servicekosten en kosten van het gebruik van een kamer in De Rozenbottel. Het schoonmaken van deze kamer wordt in gezamenlijk overleg met de gebruikers van de Rozenbottel geregeld en is gegund aan IW4 bedrijven;
Jaarplan 2014 en behandelde onderwerpen in 2014: Evenals voorgaande jaren heeft de Cliëntenraad een jaarplan voor 2014 vastgesteld. In dit jaarplan werd voorgenomen om ondermeer aandacht te besteden aan de volgende onderwerpen: • • • • • • • • •
Participatiewet Voorlichting en communicatie Handhavingsbeleid en fraudebestrijding Aanpassing vergoedingen Re-integratie Deskundigheidsbevordering Contact met de achterban De wachtlijst voor de schuldhulpverlening Tegenprestatie 3
• • •
Het Werkplein Evaluatienota minimabeleid Regionalisering Cliëntenraad
De Cliëntenraad heeft getracht te werken aan de hand van dit jaarplan voor 2014. Bijna alle in het jaarplan 2014 genoemde onderwerpen zijn in het verslagjaar 2014 in de Cliëntenraad aan de orde gekomen. Buiten dit jaarplan zijn er veel andere onderwerpen behandeld. Zonder uitputtend te zijn kwamen ondermeer ook nog de volgende items aam de orde:
Redactie en planning van een nieuwsbrief Cliëntenparticipatie Klanttevredenheidsonderzoek Management informatie Begroting CR en vergoeding CR leden Jaarverslag CR 2013 Jaarplan CR 2015 Provinciaal overleg Utrechtse Cliëntenraden Publiciteit, folder, website en communicatie Bijeenkomst met de achterban Re-integratie en participatie Vervulling van het secretariaat Wijzigingen van de WWB Participatiewet Planning bestuurlijke stukken en vergaderingen van de CR Vertegenwoordiging in WMO platform Bestuurlijke Verantwoording Participatie, Inkomen & Handhaving Collectieve Ziektekosten Verzekering Menzis Beleidskader Participatiewet Beleidskader integraal minimabeleid Kostendelersnorm Individuele inkomenstoeslag Verordeningen o.g.v. de Participatiewet Verordening cliëntenparticipatie
Bijeenkomst met cliënten van Werk & Inkomen: Op 17 september 2014 heeft de Cliëntenraad een bijeenkomst georganiseerd met cliënten van Werk & Inkomen. Alle cliënten werden middels een aanschrijving opgeroepen om deze bijeenkomst bij te wonen. Tevens werd een oproep geplaatst op de Gemeentepagina in de plaatselijke bladen. Aan deze oproep werd door 110 bijstandscliënten gevolg gegeven. In deze bijeenkomst heeft mevrouw Wilma Vincken, voorzitter van de POC (Provinciaal Overleg Cliëntenraden) te Utrecht een presentatie verzorgd over de gevolgen van de Participatiewet voor de cliënt. Functioneren van de Cliëntenraad: De jaarlijkse evaluatie over het functioneren van de Cliëntenraad werd in 2014 niet gehouden. Dit ondermeer in verband met de hoge tijdsdruk van allerlei voorstellen in het kader van de nieuwe Participatiewet die 1 januari 2015 in werking treedt.
4
Uitgebrachte adviezen en reacties aan het College van B&W: 1.
Bestuurlijke verantwoording Werk en Inkomen 2013
Bij brief van 12 maart 2014 verzocht het college aan de CR om een advies over de bestuurlijke verantwoording Werk en Inkomen 2013. Dit verzoek om advies werd behandeld in de vergadering van de Cliëntenraad op 20 maart 2014 en toegelicht door Mevr. J. Wieberdink, beleidsmedewerkster Werk & Inkomen en dhr. H. van Soest, wethouder van de gemeente Veenendaal. Op 15 april 2014 werd onderstaand advies uitgebracht. 2.1. Algemeen. Allereerst wil de Cliëntenraad Werk & Inkomen het college van B & W complimenteren met de heldere uitleg van dit rapport. De portefeuillehouder, dhr. H. van Soest blikt tevreden terug, omdat de doelstellingen globaal zijn gehaald. Het gaat dan om de preventie van de uitkeringsinstroom, het gebruik van de minima-regeling, de doorlooptijden van de aanvraag-processen en het Incasseren van de teruggevorderde middelen. Advies: “Registreer en analyseer de inzet en resultaten per instrument/type re-integratietraject, om zodoende goed zicht te hebben op de efficiëntie en effectiviteit van het gevoerde beleid”. Antwoord van het college: “Sinds mei 2012 registreren wij per ingezet traject of dit al dan niet succesvol is verlopen. Over de resultaten rapporteren wij per type instrument, zoals u kunt lezen op blz. 13 t/m 19 van de Bestuurlijke verantwoording”. 2.2.We zijn scherp aan de Poort: Vastgesteld wordt dat er in de loop van 2013 voorzichtige tekeningen van economisch herstel te zien zijn, maar dit heeft zich echter nog niet vertaald in een verbeterde arbeidsmarkt. Hoewel de aanpak “aan de poort” onverminderd scherp blijft, was er uiteindelijk mede door de economische crisis toch sprake van een flinke toename van het aantal bijstandscliënten. In samenwerking met het UWV in Ede ( de vestiging in Veenendaal is inmiddels gesloten) wordt de instroom in de aanmeldfase vanuit de WW naar de WWB zoveel mogelijk beperkt. Het beoogd resultaat was 40 procent. De preventie bedroeg daadwerkelijk 48 procent. In totaal vroegen vorig jaar 760 personen boven de 27 jaar een uitkering aan. 1378 personen ontvingen in de loop van het jaar 2013 een uitkering. Daarvan stroomden 321 personen ook weer uit. Tot 27 jaar vroegen 448 personen een uitkering aan, slechts 134 aanvragen werden toegekend. Met de huidige re-integratieaanpak (een directe bemiddeling richting werkgevers), kan volgens de gemeente “goed worden ingespeeld op tekenen van herstel in economie en arbeidsmarkt”. Overigens komt niet iedereen in aanmerking voor een reintegratietraject. Vooraf wordt bezien of het traject doelmatig is en kan leiden tot uitstroom. Vorig jaar zijn er 231 re-integratietrajecten gestart, waarvan er 24 zijn ingekocht bij drie reintegratiebureaus en de overige bij IW4. In mei vorig jaar is, een nieuwe re-integratie voorziening uit de startblokken gegaan; een digitale werkplaats, waarbij IW4 fungeert als gastheer. Door de klassieke aanpak, uitvoering door eigen personeel, het gebruik van digitale voorzieningen, wordt in relatief kort tijdsbestek tegen lage kostprijs een grote groep klanten een traject gericht op uitstroom naar 5
betaald werk geboden. Door de groepsgewijze aanpak, waarin cliënten elkaar onderling stimuleren, is een tweede re-integratievoorziening van start gegaan, met name voor de groep Somaliërs. Een vrijwilligster is bereid gevonden om deze groep te helpen met de vertaling. Aangenomen wordt dat de verwachting niet al te hoog gespannen is. Advies: ” De registratie van de uitstroom verdient verbetering. Een aanzienlijk deel van de uitstroom wordt geregistreerd onder de brede noemer ‘dubbelingen’. Dit levert een verstoord beeld op over het type uitstroom en maakt dat onvoldoende is te bepalen of de doelen voor uitstroom behaald worden. Maak naast het bijhouden van de ontwikkeling per cliënt op de participatieladder, een koppeling in de administratie met het doorlopen van de re-integratietrajecten”. Antwoord van het college: “Zoals in de vergadering toegelicht, geeft het simpelweg optellen en aftrekken van in- en uitstroom geen goed beeld van de dagelijkse dynamiek in ons bestand uitkeringsgerechtigden. Eén van de redenen hiervoor is dat er personen zijn die meer keren per jaar in- en/of uitstromen en dus dubbel voor zullen komen in de tellingen. De enige objectieve wijze om te beoordelen uit hoeveel personen ons bestand bestaat, is om een peildatum te kiezen. Wij verwijzen u hiervoor naar de bijlage waarin een bestandsanalyse wordt gegeven per peildatum 31 december 2013. Door per re-integratietraject te registreren of dit succesvol is geweest of niet, is er overigens wel een beeld van het effect van trajecten op uitstroom. U vindt dit in paragraaf 2.4 van de rapportage terug.” 2.3 We zetten stevig in op de arbeidsmarktbeleid en werkgeversdienstverlening. Het UWV heeft als gevolg van de landelijke bezuinigingen haar fysieke dienstverlening geconcentreerd op de 35 locaties van de arbeidsmarktregio’s. Daarnaast is het accent verschoven naar de digitale dienstverlening. Hierdoor was er geen ruimte meer voor dienstverlening in Veenendaal. In het overleg met het UWV kon de vestiging Veenendaal tot en met eind 2013 nog open blijven. Per januari 2014 is het UWV uit Veenendaal vertrokken en zijn de burgers aangewezen op het Werkplein in Ede. Advies: ”Bouw voldoende waarborgen in de organisatie voor een balans tussen doelmatigheid en doeltreffendheid”. Antwoord van het college: “De regiogemeenten hadden geen directe invloed op het besluit van het landelijk UWV om de dienstverlening te concentreren op 35 locaties in het land. Wij zijn dus niet verantwoordelijk voor de doeltreffendheid of doelmatigheid van dit besluit van het UWV. Voor zover wij onze dienstverlening zelf kunnen inrichten laten wij ons leiden door overwegingen van doelmatigheid en doeltreffendheid. Uiteraard kan men met (algemene) vragen over de bijstand ook terecht bij de gemeente.” 2.3 punt 8: Food Valley/ Regio de Vallei: In dit hoofdstuk hebt u het over de opzet van een goed regionaal en lokaal functionerend werkgeversdienstverleningssysteem. Dit moet in samenwerkingsverbanden met een op te richten Regionaal Werkbedrijf worden verwezenlijkt. Tevens hebt u het in dit verband over de zorg voor een goede ICT structuur. In dit verband hebben wij nog de volgende vragen. De Cliëntenraad Werk en Inkomen denkt uiteraard positief over deze pogingen tot verbetering van de werkgelegenheid maar vindt de passages hierover wel erg vaag, terwijl deze ook nog vragen oproepen, t.w.: 6
Vragen: 1. Hoe schat u de bereidheid van de werkgevers in om aan de hand van de regionale gemeenten mee te werken aan vergroting van de werkgelegenheid en de inschakeling van werkloze en/of gehandicapte werknemers hierbij? Antwoord van het college: “Landelijk is door de sociale partners met de overheid het sociaal akkoord gesloten voor 125.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking. De uitwerking van dit akkoord wordt nu ter hand genomen door de landelijke Werkkamer en de regionaal te vormen ‘werkbedrijven’. Verwacht mag worden dat werkgevers het door hun zelf getekende akkoord in positieve zin zullen willen uitvoeren. Hiervoor is ook een prikkel aanwezig omdat bij onvoldoende resultaat de Quotumwet landelijk van kracht gaat worden. Voor het Veenendaalse is van betekenis dat de Bedrijvenkring Veenendaal en Ondernemend Veenendaal zich in het MVO manifest ‘willen is kunnen’ de ambitie stelt hier actief mee aan de slag te gaan en voorstelt om 500 personen met een afstand tot de arbeidsmarkt binnen vijf jaar een plek op de arbeidsmarkt te bieden . Dat is een duidelijk signaal dat de lokale werkgevers hier ook hun schouders onder willen zetten. Wij zullen samen met de werkgevers actief stimuleren dat daadwerkelijk arbeidsplaatsen worden gerealiseerd. ” 2. Wie gaat de lasten van het Regionale Werkbedrijf voor zijn rekening nemen ? Antwoord van het college: “Het Regionaal Werkbedrijf wordt een overlegplatform. Dit platform is nog niet opgericht. Afhankelijk van de bij dat platform onder te brengen taken zal er sprake zijn van kosten. Dit is verder onderdeel van de voorbereiding van de ontwikkeling van het regionaal werkbedrijf Food Valley.” 3. Hoever zijn de plannen voor de ICT infrastructuur ? Antwoord van het college: “Er heeft nog geen inventarisatie plaats gevonden van de aanwezige infrastructuur en er is ook nog geen programma van eisen opgesteld.” 4. Kunt u de genomen en te nemen maatregelen tot verbetering van de werkgeversdienstverlening nader concretiseren ? Antwoord van het college: “Zowel lokaal als regionaal zijn en worden er activiteiten ontwikkeld op het gebied van werkgeversdienstverlening. In dit bestek voert het te ver om alle genomen en te nemen maatregelen te noemen. Wij noemen er nu enkele: lokaal: organisatie van thematische werkgeversbijeenkomsten in samenwerking met het bedrijfsleven, deelname en organisatie van de Taskforce Ondernemend Veenendaal, inzet van accountmanagers werkgeversdienstverlening en het gemeentelijke project werkgeversdienstverlening. regionaal: actieve deelname in de regio m.b.t. regionaal accountteam, maken marktbewerkingsplan, organiseren van werkgeversbijeenkomsten, oprichten regionaal werkbedrijf.”
7
2.4 punt 12 en 14 .We zetten de re-integratie instrumenten zo effectief mogelijk in. In de eerste helft van 2013 lag de focus in de uitvoering op het opstarten van diverse activiteiten, zoals de klussendienst en de Digitale Werkplaats(DWP). Overige cliënten uit het WWB-bestand die hiertoe niet in staat zijn, worden op andere wijze gestimuleerd actieve betrokkenheid bij de samenleving te tonen. Als zij dit weigeren, wordt dit aangemerkt als maatregelwaardig gedrag. Beleid over de aanpak van de tegenprestatie hebt u tot dusverre nog niet geformuleerd. De Cliëntenraad maakt zich zorgen over de verdringing van bestaand werk. In dit verband adviseren wij u: Advies: 1.
“Betrek de Cliëntenraad in een zo vroeg mogelijk stadium bij de formulering van beleid over de tegenprestatie”;
2.
” Maak een analyse in hoeverre dit instrument (gekoppeld aan de doelgroep) leidt dan wel kan leiden tot duurzame participatie in de samenleving en/of dit de juiste prikkel is om deze doelgroep te stimuleren dan wel te betrekken bij de samenleving”.
Antwoord van het college: “De gemeente is met ingang van 2015 wettelijk verplicht om vóór juli 2015 een verordening op te stellen met betrekking tot de tegenprestatie. In de eerste maanden van komende raadsperiode zullen wij beleid ten aanzien van de tegenprestatie formuleren, zodat wij eind 2014 een verordening kunnen voorleggen aan de raad. Het spreekt voor zich dat wij dit beleid met de cliëntenraad bespreken. Wij zijn met u van oordeel dat wij de cliëntenraad in een vroeg stadium moeten betrekken in het beleidsproces. Dit houdt in dat wij in de maanden mei/juni met u willen stilstaan bij dit onderwerp.” 2.5 Bestrijding van laaggeletterdheid en afbouw van inburgeringstrajecten. In 2013 is er geen gemeentelijk aandeel meer toegevoegd aan de € 260.000,00 rijksbijdrage. De Productieovereenkomst Educatieve Opleiding met het ROC is hierop gemaximaliseerd. Door gedwongen winkelnering worden vluchtelingenwerk en vrijwilligers gefaciliteerd om mensen in het kader van volwasseneneducatie blijvend een cursus laaggeletterdheid of cursus Nederlands als tweede taal te kunnen bieden. Het gaat in Nederland naar schatting om 1,5 miljoen laaggeletterden. Advies: ” Richt een alliantie op om hen te helpen, zulks naar analogie van “Hulp laaggeletterden van de gemeente Noordoostpolder”. In deze alliantie gaan veel partijen samenwerken: Carrefour, Flevomeer, de Bibliotheek, ROC Friese Poort en de Stichting Lezen en Schrijven én gemeente Noordoostpolder”.
2.6. punt 20: Inkomen en armoedebeleid. In 2013 werd voor € 667.000,00 aan minimaregelingen uitgekeerd, ongeveer evenveel als in 2012. Maar er is dus wel een forse stijging van het aantal crisisgevallen, naar 108 vorig jaar. Voor schuldhulpverlening hebben zich 402 personen aangemeld. Advies: ”Zet een breed instrumentarium op, dat aanvullende ondersteuning of alternatieve ondersteuning aan cliënten (het wegnemen van belemmeringen) kan bieden met perspectief op uitstroom naar werk of eerder richting sociale activering, zorg en vrijwilligerswerk 8
Antwoord van het college: “De gedwongen winkelnering waar u op doelt heeft slechts betrekking op het ROC en de rijksbijdrage ten bate van Volwasseneducatie. Zoals aangegeven in de Bestuurlijke Verantwoording hebben wij het ROC de opdracht gegeven deze middelen te benutten voor ondersteuning aan laaggeletterden en taalonderwijs. Daarnaast maken wij dankbaar gebruik van de inzet van vrijwilligers in Veenendaal ten bate van taalversterking. Wat betreft deze vrijwillige inzet nemen wij uw suggestie graag ter harte!”
2. Klanttevredenheidsonderzoek: Bij brief van 26 mei 2014 verzocht het college een reactie van de Cliëntenraad Werk en Inkomen op de uitkomsten, c.q. rapportage van het gehouden klanttevredenheidsonderzoek WWB. De resultaten van dit onderzoek werden in de CR vergadering van 24 juni met beleidsmedewerkster Jenneke Wieberdink op een goede wijze besproken. Allereerst spreekt de CR haar waardering uit voor het feit dat dit onderzoek mede op aandringen van de Cliëntenraad Werk en Inkomen werd gehouden. Om voortschrijdend inzicht te verkrijgen in de resultaten van de voorgenomen verbeterpunten adviseert de CR om een dergelijk onderzoek ieder jaar, dan wel eenmaal per twee jaren te doen plaatsvinden. De Cliëntenraad organiseert eenmaal per jaar een bijeenkomst met bijstandscliënten van de gemeente. Deze bijeenkomsten worden veelal bezocht door 40 tot 60 bijstandscliënten. Het verbaast De CR in feite niet dat uit het onderzoek bijna dezelfde problemen worden gemeld als op deze cliëntbijeenkomsten. Hierna willen wij nader ingaan op enige onderdelen van uw analyse van de resultaten van het onderzoek. Algemene beoordeling: Dat de gemiddelde waardering ligt op een score van 6,9 betitelt u als een prettige conclusie. Wij kennen van andere gemeenten echter bij soortgelijke onderzoeken hogere scores. Wij zijn dan ook van mening dat de door u voorgenomen verbeterpunten erop gericht moeten zijn om deze score te verhogen. Antwoord van het college: “ De memo met daarin een nadere analyse van de resultaten en geformuleerde verbeterpunten, is op basis van uw reactie op enkele punten aangepast en uitgebreid. Zo hebben wij hierin nu expliciet het voornemen opgenomen om het KTO op termijn in overleg met u te herhalen. De meeste opmerkingen die u meegeeft in uw reactie spreken voor zich en worden ter kennisgeving aan de raadscommissie toegezonden. Deze punten komen ook aan de orde in de bijgevoegde memo. Op een aantal punten ga ik in deze brief nader in, in de volgorde waarin u deze heeft genoemd.” Bekendheid Cliëntenraad: Uit het onderzoek blijkt ondermeer dat de Cliëntenraad Werk en Inkomen niet zo bekend is bij de uitkeringscliënten. Wij vinden dit niet zo verwonderlijk omdat de Cliëntenraad zich niet bezig houdt met individueel cliëntencontact. Onze contacten met cliënten beperken zich tot de eerdergenoemde jaarlijkse bijeenkomsten. Toch zullen wij proberen om in de toekomst de bekendheid van de Cliëntenraad onder de bijstandscliënten te verbeteren. Welllicht kan via de nieuwsbrieven en folders nog wat meer aan de weg worden getimmerd.
9
Vrijwilligerswerk: Uit het onderzoek blijkt dat 60% van de respondenten reeds op enigerlei wijze vrijwilligerswerk verricht. De resultaten van het Klussenproject moeten nog in kaart worden gebracht. Wij zien gaarne op korte termijn uw voorstellen over de wijze waarop met de verplichte tegenprestatie zal worden omgegaan tegemoet. Wij vinden het belangrijk dat u de persoonlijke voorkeuren van de cliënten hierbij zult respecteren. Antwoord van het college: “U vraagt het college rekening te houden met de huidige inzet van klanten in vrijwilligerswerk en andere maatschappelijk nuttige taken bij vormgeving van het beleid gericht op de tegenprestatie. Gemeenten zijn met ingang van 2015 verplicht een verordening op te stellen omtrent de invulling van de tegenprestatie. In de tweede helft van 2014 zal dan ook beleid op dit punt worden geformuleerd. Hierbij zal de cliëntenraad uiteraard worden betrokken.” Tevreden met medewerkers: De respondenten zijn in het algemeen tevreden over de behandeling en deskundigheid van de medewerkers. Echter volgens de cijfers: 1/3 deel van 199 respondenten, dat zijn 66 cliënten, zijn ontevreden. Afgezet tegen het gehele uitkeringsbestand vinden wij dit niet zo positief. Ook is men minder tevreden over de bereikbaarheid en de veelvuldige wisseling van de klantmanagers. Dit probleem is al eerder uit onze cliëntbijeenkomsten gebleken. Ons zijn gevallen bekend die in geen twee á drie jaren een klantmanager hadden. Bij de verbeterpunten constateert u dat het lastig is om hier verbetering in te brengen mede door beperkingen binnen het financiële kader waar u rekening mee moet houden. Wij zijn van mening dat het voorkomen van het wisselen van klantmanager op zich alleen maar minder werk dus financieel voordeel oplevert. Wij adviseren u derhalve om het wisselen van klantmanagers zoveel mogelijk te beperken. Antwoord van het college: “U geeft aan het bezwaarlijk te vinden dat klanten te maken krijgen met wisselingen van contactpersonen. Hoewel wisselingen uiteraard niet altijd zijn te voorkomen, onderschrijven wij dat dit waar mogelijk moet worden vermeden. U merkt op van klanten gehoord te hebben dat zij een aantal jaren geen klantmanager hebben. Dit berust waarschijnlijk op een misverstand. Met name in de groep klanten die tijdelijk is ontheven van de re-integratieverplichting, komt het voor dat klanten langere tijd geen contact hebben met een klantmanager. Echter, het is niet zo dat hen geen klantmanager is toegewezen.” Informatievoorziening Uit het onderzoek blijkt dat de klanten tevreden zijn met de informatie over hun uitkering, de minimaregelingen, etc. Ook hier is echter een substantieel deel, t.w. 1/3 deel, ontevreden over de informatie over de mogelijkheid om bezwaar tegen besluiten te kunnen indienen en de algemene informatievoorziening over wetswijzigingen. De Cliëntenraad is van mening dat u de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar tegen beslissingen op een duidelijk zichtbare manier in deze besluiten kenbaar moet maken. Antwoord van het college: “U adviseert het college duidelijker aan te geven dat klanten de mogelijkheid hebben bezwaar aan te tekenen tegen genomen besluiten. Wellicht ten overvloede merken wij op dat er onder elke beschikking en/of brief waarin een besluit kenbaar wordt gemaakt, standaard een bezwaarclausule is opgenomen. Indien u een suggesties heeft tot verduidelijking, dan kunt u deze doorgeven aan de betrokken beleidsmedewerkers, Zij stellen uw input zeer op prijs. Uiteraard dienen wij bij gekozen formuleringen wel rekening te houden met de juridische kaders.” 10
Kansen op de arbeidsmarkt: Opvallend is onder dit hoofdstuk, dat 41 % van de mensen die een traject bij IW4 heeft doorlopen hierover niet tevreden is en dat ruim 75 % hiervan aangeeft dat hierdoor de kans op een baan niet is vergroot. Ook van de deelnemers aan de Digitale Werkplaats is 1/3 deel ontevreden en is bijna 75% van mening dat de deelname hieraan de kansen op een baan niet heeft vergroot. Bij de evaluatie van de DWP hebben wij hierover een positievere indruk gekregen. Wij adviseren u om met IW4 en binnen uw organisatie een en ander te evalueren en te proberen maatregelen te treffen die tot een positiever resultaat zullen leiden. Hopelijk zal bij het aantrekken van de arbeidsmarkt in de toekomst hierover positiever worden geoordeeld. Wat betreft de inkoop van re-integratie trajecten zijn ook wij van mening, dat hierbij selectief te werk moet worden gegaan. Telefonische bereikbaarheid: Één van de belangrijkste kritiekpunten is de telefonische bereikbaarheid van de medewerkers. Door u worden een aantal redenen aangedragen waardoor dit wordt veroorzaakt. Wij juichen het toe dat in de organisatie een nader onderzoek wordt gedaan naar te treffen maatregelen om deze bereikbaarheid te verhogen.
3. Toekomstvisie uitvoering participatiewet / IW4 Met de brief van 15 juli 2014 bereikte ons de adviesaanvraag betreffende de Visie op de gewenste uitvoering van de participatiewet / IW4. Deze adviesaanvraag konden we gelet op de door u gestelde termijn niet behandelen in onze eerstvolgende reguliere vergadering. We hebben om toch tijdig een advies te geven op een ingelaste bijeenkomst van de Cliëntenraad Werk en Inkomen de stukken kunnen bespreken. Een en ander geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen: Algemeen. Bij de uitwerking van deze toekomstvisie gebruikt u het Algemene Beleidskader SAMEN Werken, dat in een eerder stadium door de Raad is vastgesteld, als uitgangspunt. Van hieruit probeert u een gepaste werkwijze te vinden voor een goede uitvoering van de uit nieuwe wetgeving voortkomende taken. De Cliëntenraad kan zich in deze visie vinden en stelt zich hierbij op het standpunt dat de organisatie zodanig moet worden ingericht, dat de cliënten die afhankelijk zijn dan wel worden van deze wetgeving, zo goed mogelijk worden geholpen. Antwoord van het college: “Zoals u terecht opmerkt is het beleidskader SAMEN Werken gebruikt als uitgangspunt om te komen tot de keuze voor een goede uitvoering van de taken die voortkomen uit de Participatiewet. U geeft aan zich in deze visie te kunnen vinden. Wij delen uw standpunt dat de organisatie zodanig dient te worden ingericht dat burgers die afhankelijk zijn/worden van deze nieuwe wet, zo goed mogelijk dienen te worden geholpen.” Tot dusverre adviseerde de Cliëntenraad Werk en Inkomen niet over de uitvoering van de WSW. Hiervoor is er immers destijds een Cliëntenraad WSW in het leven geroepen. Nu de WSW en WWB taken onder één Participatiewet worden gebracht kunnen ook wij reageren op de toekomstvisie van IW4. Hierop zullen wij echter zeer beperkt ingaan. Wij vinden dat vooral de WSW Cliëntenraad hierover haar zienswijze dient te geven.
11
Reactie van het college: “U geeft in uw advies terecht aan dat met name de Cliëntenraad Wet Sociale Werkvoorziening haar zienswijze dient te geven op de toekomstvisie van IW4. In het raadsvoorstel is aangegeven dat wij de Cliëntenraad Werk en Inkomen en de Ondernemingsraad van IW4 in de gelegenheid hebben gesteld een reactie te geven op dit voorstel. Van de directeur van IW4 ontvingen wij , mede namens de voorzitter van de Ondernemingsraad, het bericht dat de Ondernemingsraad geen reactie zal geven omdat het een raadsvoorstel van de gemeente Veenendaal betreft waarmee de OR geen formele relatie heeft. De directeur wijst in zijn reactie op de WSW-raad (cliëntenraad van de geïndiceerden in het kader van de WSW) die voor een advies of reactie benaderd had kunnen worden. Deze raad is echter niet actief. Daarom ook heeft het college de OR van IW4 - via de bestuurder – in de gelegenheid gesteld op de voorstellen te reageren. Het staat de OR van IW4 uiteraard vrij om daar al dan niet gebruik van te maken. Het standpunt van de OR van IW4 om formele redenen geen reactie te geven hebben wij verder voor kennisgeving aangenomen. De motie van de raad van de gemeente Veenendaal om zo spoedig mogelijk te komen tot een actieve WSW-raad wordt door het college onderschreven. Het college heeft het Algemeen Bestuur van de GR verzocht om mee te delen welke inspanningen het Bestuur kan leveren om tegemoet te komen aan de bedoeling van deze motie.” Werk en inkomen: Per 1 januari a.s. zal de afdeling economie en werk moeten inspelen op de nieuwe doelgroepen die een beroep op de Participatiewet zullen gaan doen. Als uitgangspunt neemt u hierbij het vastgestelde Model Veenendaal waarbij de visie is uitgewerkt, dat de burger zoveel mogelijk zijn eigen verantwoordelijkheid moet nemen. Ook en vooral op het gebied van het verwerven van werk en inkomen. Daarnaast zal er aan personen met een grote afstand van de arbeidsmarkt hulp moeten worden geboden bij de re-integratie. U verwacht hierbij veel van de samenwerking met werkgevers, zowel lokaal als regionaal binnen de Food Valley. De Cliëntenraad kan zich in deze ontwikkeling wel vinden, maar wij krijgen de indruk, dat uw verwachtingen t.a.v. deze samenwerking (al weer) hoog gespannen zijn. Een goede doorstroom is o.i. grotendeels afhankelijk van de aanwezigheid van (voldoende) banen. Het beschrijvende deel spiegelt een en ander, onder de “lead” van de gemeente, erg mooi voor. Ook bij de in het verleden gehanteerde re-integratieplannen waren de verwachtingen aanvankelijk erg hoog gespannen, terwijl nu achteraf moet worden geconstateerd dat zowel de reintegratie met ingehuurde organisaties alsmede de re-integratie in samenwerking met IW4 niet of nauwelijks aan de verwachtingen heeft beantwoord. Het is o.i. ook erg belangrijk dat de klantmanagers voldoende toegerust worden om de veranderde taakstelling goed te kunnen uitvoeren. Advies: Wij adviseren u om voldoende aandacht te besteden aan de toerusting van de klantmanagers om in samenspel met werkgevers tot een goed resultaat te komen. Reactie van het college: “Wij delen uw zorg omtrent het beschikbaar komen van banen en zetten hier dan ook volop op in. Onze accountmanagers werken nauw samen in het Regionaal Account Team alwaar kennis wordt gedeeld en nauw wordt samengewerkt om tot een effectieve werkgeversdienstverlening te komen. Intern is ten behoeve van een effectievere arbeidsmarktbenadering de afdeling Economie en Werk tot stand gekomen en loopt het integraal project Werkgeversdienstverlening waar de Participatiewet een essentieel onderdeel van uitmaakt. De klantmanagers hebben intussen de eerste studiedagen over de nieuwe wetgeving achter de rug en zullen de komende periode uitgebreid worden ondersteund bij de uitvoering van de nieuwe wetgeving.” Vragen: 1. Zijn de re-integratie verwachtingen ook nu weer niet erg hoog ? 12
Reactie van het college: “Zoals reeds gezegd wordt er momenteel grote inspanning geleverd richting de arbeidsmarkt. Daarnaast worden zoals u weet veel re-integratie activiteiten tegenwoordig door de klantmanagers zelf uitgevoerd. Dit omdat wij uw zorg deelden omtrent de resultaten van ingehuurde organisaties (in relatie tot de kosten) . Voor zover reeds zichtbaar zijn de resultaten van deze aanpak positief. Daarnaast biedt de Participatiewet nieuwe instrumenten ten behoeve van de doelgroepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.” 2. In hoeverre zijn de middelen (personeel en financiën) toereikend om alle taken o.g.v. de Participatiewet op te vangen ? Reactie van het college: “Bij de uitvoering van de Participatiewet zijn de middelen beperkt. Wij zetten ons in om met de beperkte middelen door efficiënte en gerichte inzet een goed en hoogwaardig niveau van dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden te borgen. De uitvoeringsorganisatie wordt hier inderdaad voor een forse uitdaging gesteld die niet zonder extra inzet zal kunnen worden gehaald.” 3. Hoe gaat u voorkomen dat cliënten, die niet in staat zijn om voor het verwerven van inkomen dan wel een baan de eigen verantwoordelijkheid te nemen, in het gedrang komen ? Reactie van het college: “Eigen verantwoordelijkheid is een uitgangspunt van de Participatiewet. Wij delen uw mening dat een groep burgers (nog) niet in staat is deze verantwoordelijkheid te nemen. In het beleidskader Participatiewet laten we de visie in twee delen uiteenvallen; enerzijds Economie, Werk en Participatie en anderzijds inkomensondersteuning. Inkomensondersteuning is gericht op mensen die dit echt (tijdelijk) nodig hebben. Dat is belangrijk, omdat er een vangnet moet blijven bestaan voor de mensen die het niet alleen redden. Mensen die deze ondersteuning nodig hebben willen we bescherming en ondersteuning blijven bieden.” Als één van de belangrijke punten noemt u het verder werken aan een resultaatgerichte uitvoeringsorganisatie die zich inzet binnen beperkte financiële middelen het maximale resultaat te halen. Wij vinden dit een loffelijk streven, maar het gaat hierbij vooral om de concretisering van een en ander. Vragen: 1. 2. 3. 4.
Kunt u een en ander nader kwantificeren ? Hanteert u bij de cliëntbehandeling normcijfers ? Zo ja, staan deze normen dan niet onder druk ? Kunt u met het toenemende takenpakket de resultaatgerichte uitvoeringsorganisatie voldoende bemenst houden om adequaat de taken uit te voeren ?
Reactie van het college: “Verder vraagt u om een verder, kwantificering van de uitvoering, bemensing, normcijfers klantbehandeling, enz. De uitwerking van de wetswijzigingen naar (bijgestelde) normen voor het uitvoeringsproces wordt de komende periode verder door het management ingevuld. U kunt hierover in het reguliere overleg met de afdelingsmanager Economie en Werk worden geïnformeerd.”
13
Toekomst IW4: De nogal forse bezuinigingen op de WSW worden door de Cliëntenraad als een vast gegeven aanvaard, waar zij echter niet gelukkig mee is. In dit verband zijn we het met u eens dat de reintegratietaak zo dicht mogelijk tegen de inkomensverstrekkingsfunctie aan moet worden georganiseerd. Hiermede wordt het belang van de rechtmatigheid van uitkering en de hiermede verband houdende doelmatigheid ook naar onze mening het beste gediend. Reeds eerder hebben wij aangegeven er moeite mee te hebben dat IW4 bij de re-integratie zo’n belangrijke positie zou verkrijgen. Het door IW4 aan te bieden dienstenpakket zal aan bepaalde eisen moeten voldoen. Wij onderschrijven uw voornemen om de toekomstige exploitatietekorten van IW4 zoveel mogelijk door bezuinigingen weg te laten werken. U merkt ondermeer op dat voor de sturing op IW4 “meer nabijheid van de gemeente” als bestuur, als eigenaar, als financier en volledig risicodrager, noodzakelijk is. Daarnaast is uw streven gericht op een fusie tussen IW4 en Permar. Uit de overgelegde documentatie is ons te weinig duidelijk over de positie van Permar, zowel in financiële dan wel organisatorische zin. Daarom maakt de Cliëntenraad Werk en Inkomen zich zorgen over het feit of, gelet op de geschiedenis van beide bedrijven, voldoende adequaat kan worden gewerkt en over eventuele financiële consequenties. Advies: 1. Zorg voor voldoende waarborgen, zodat er geen “lijken” uit de kast komen, alvorens met een fusie in zee te gaan. 2. Definieer op een zorgvuldige wijze de eisen waaraan het af te nemen dienstenpakket van IW4 moet voldoen. Reactie van het college: “De mogelijkheden voor kosten optimalisatie zijn door Radar voor IW4 onderzocht. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat een belangrijke kostenbesparing te realiseren is. Deze is evenwel niet genoeg om op termijn de exploitatie van IW4 sluitend te houden. Het onderzoek voor het samengaan van IW4 met Permar richt zich met name op het onderzoeken of door deze schaalvergroting een positieve bijdrage kan worden geleverd voor de toekomstige positie van beide bedrijven. Verder onderschrijven wij uw advies waar het gaat om eenduidige afspraken en eisen waar onze uitvoeringspartners aan dienen te voldoen.” Vragen: 1. Staat dit streven naar een fusie niet haaks op het feit dat “voor de sturing meer nabijheid van de gemeente noodzakelijk is” ? 2. Worden deze bedrijven door een fusie niet nog moeilijker te sturen ? Reactie van het college: “Meer nabijheid als bestuur, eigenaar en financier hoeft in onze visie niet strijdig te zijn met enige schaalvergroting, integendeel: onze grotere betrokkenheid en versterkte sturing leidt juist tot het voorstel om dit te onderzoeken. Sturing is inderdaad essentieel in deze grote wetswijziging en moet worden geborgd en verder ontwikkeld. Een mogelijke fusie van beide SW-bedrijven schept ons inziens een gezonde basis voor de dienstverlening aan mensen die nu in de SW werkzaam zijn, terwijl de nadelige financiële effecten door de rijks bezuinigingen worden beperkt. Ook ontstaat voordeel van één SW – bedrijf op het niveau van de gezamenlijke arbeidsmarktregio Food Valley. Dit zal de mogelijkheden van meer gemeentelijke sturing, het bundelen van expertise en het aanbrengen van samenhang in het regionale arbeidsmarktbeleid versterken.” 14
4. Advies over de afstemmingsverordening Participatiewet; Op 23 juli 2014 ontvingen wij een verzoek om advies over de concept Afstemmings-verordening Participatiewet, IOAW, IOAZ 2015. Tijdens de Cliëntenraadsvergadering op 9 september 2014 is deze conceptverordening besproken met mevrouw J. Wieberdink, beleidsmedewerkster op de afdeling Economie en Werk. Deze interactieve bijeenkomst is de basis geweest voor dit advies. Graag delen wij een aantal punten met u zoals deze in eerdergenoemde bijeenkomst zijn besproken.
Algemeen De Cliëntenraad constateert dat het boetebeleid, overigens door de Rijksoverheid verplicht, behoorlijk wordt aangescherpt. Daardoor worden de mensen die afhankelijk zijn van een uitkering nog weer meer gestigmatiseerd. Bovendien is er o.i. onvoldoende duidelijkheid over de wijze waarop wordt omgegaan met oorzaken, omstandigheden, toerekeningsvatbaarheid, gevolgen voor partners en kinderen, etc. Meer gezinnen zullen door dit boetebeleid zodanig in de problemen komen dat een beroep zal moeten worden gedaan op b.v. de schuldhulpverlening. De beoordeling van onvermogen wordt naar de mening van de Cliëntenraad teveel overgelaten aan de willekeur van de ambtelijke organisatie. Gevolg is dat mensen na een overtreding 1 tot 3 maanden volledig zonder inkomen aan hun lot worden overgelaten. Dit baart de Cliëntenraad zorgen. De Cliëntenraad Werk en Inkomen is overigens blij met de mededeling dat de gemeente Veenendaal in de voorbeeldverordening van de VNG heeft gekozen voor de ruimste formulering, waarbij de cliënt het minst wordt beboet. Immers vanuit cliëntenperspectief kunnen de sanctieregels voor bepaalde groepen mensen in Veenendaal nadelig uitpakken. Reactie van het college: “In uw reactie heeft u duidelijk aangegeven moeite te hebben met deze, door landelijke wetgeving ingegeven aanscherping. Wij begrijpen deze bezorgdheid. Wellicht ten overvloede wijzen wij er nogmaals op dat de aanpassing van het sanctiebeleid door wetgeving is ingegeven en niet door een wijziging van gemeentelijk beleid. Er is een zeer beperkte gemeentelijke beleidsvrijheid, waarvan u terecht constateert het college in dit concept de voor de klant minst negatieve variant heeft gekozen. Overigens behelst deze nieuwe wetgeving en verordening geen aanscherping van het boetebeleid, dat sinds 2013 is ingevoerd met de Fraudewet SZW en waarop deze verordening geen betrekking heeft.” Hoofdstuk 2. Niet nakomen van de niet geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling Artikel 7: Gedragingen Participatiewet. Uit verkregen informatie blijkt dat de niet geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling niet van toepassing is op de IOAW en de IOAZ. De Cliëntenraad Werk & Inkomen kan zich hierin vinden. Artikel 9: Hoogte en duur van de verlaging. T.a.v. punt c. 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de derde categorie: Vraag: Is het niet in strijd met de wet om mensen in de Veenendaalse samenleving zonder inkomen , dus brodeloos, achter te laten? Reactie van het college: “ Nee, dit is niet in strijd met de wet. Het is ook geen aanscherping ten opzichte van de huidige verordening. Toetsing van wetgeving aan internationaal recht is geen gemeentelijke taak, maar een taak van de Raad van State. Wij moeten er dus van uitgaan dat deze toets, voorafgaand aan de parlementaire behandeling, heeft plaatsgevonden.” Advies: Toets artikel 9 c. aan de Universele Verklaring van de Rechten van de mens en de burger. 15
Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een verlaging Artikel 13: Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Lid 3. m.b.t. een verlaging van 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand wordt opgelegd indien er sprake is van: a. geen of te late aanvraag doen voor een voorliggende voorziening c. door eigen toedoen niet behouden van betaalde arbeid Vraag: Is lid 3a niet discutabel? Reactie van het college: “Voorafgaand aan het opleggen van een maatregel, wordt altijd overwogen of er sprake is van verwijtbaarheid en of er dringende redenen zijn waardoor de maatregel niet (of gematigd) opgelegd kan worden. Hier is ook bezwaar en beroep mogelijk. In die zin is elke maatregel maatwerk. Dit artikel is overigens overgenomen uit de huidige verordening. Het is geen aanscherping van beleid en/of wetgeving.” Een dergelijke maatregel heeft een enorme impact op het dagelijks leven van de klant en zijn gezin. Het is daarom van groot belang dat klanten hierover in een vroeg stadium worden geïnformeerd. Advies: Wijs alle cliënten in een vroeg stadium d.m.v. voorlichting op de gevolgen van deze sanctieregel, bij voorkeur vóór 1 januari 2015. Reactie van het college: “ Dit lid van artikel 13 heeft betrekking op gedragingen voorafgaand aan de bijstandsaanvraag. Het gaat hier dus om burgers die nu nog geen cliënt zijn van de gemeente, wat het moeilijk maakt hen gericht voor te lichten over de wettelijke verplichtingen die gelden vanaf het moment dat betrokkene zich meldt. In algemene zin: We zijn in overleg met het UWV om voorlichting te geven aan huidige WW-ers met betrekking tot de strengere verplichtingen binnen de WWB en Participatiewet. Ook wordt in algemene voorlichting aan burgers nadrukkelijk aandacht besteed aan de strengere wetgeving op het gebied van sanctiebeleid. Onze cliënten zijn hier in juli per brief op gewezen. “ T.a.v. lid 3c: De Cliëntenraad Werk en Inkomen merkt op dat deze maatregel alleen van toepassing is bij aanvraag van een bijstandsuitkering. Advies: Geef in de diverse voorlichtingsactiviteiten over de komende wetswijziging hier expliciet aandacht. Antwoord van het college: “Dit artikel 13 c heeft betrekking op het door eigen toedoen niet behouden van betaalde arbeid. Zoals gezegd heeft dit artikel geen betrekking op de komende wetswijziging, maar is al van kracht in de huidige wetgeving en verordening. We onderschrijven uw advies dat, in het kader van de komende wetswijziging, het van groot belang is hier breed aandacht aan te geven in voorlichtingsactiviteiten. Wij hebben hier ook voor de zomer al een start mee gemaakt en zullen hier blijvend aandacht aan schenken.”
5. Advies over de collectieve ziektekostenverzekering Menzis Op 3 september heeft het college in een memo aan de gemeenteraad medegedeeld dat de collectieve ziektekostenverzekering voor de minima van de gemeente Veenendaal bij Menzis wordt gewijzigd. De volgende punten zijn gewijzigd en in een memo aan de raad medegedeeld: 1. De inkomensgrens oprekken van 110% naar 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm 1. Per verzekerde een extra gemeentelijk pakket ad € 1,44 per maand voor vergoeding eigen bijdrage maatwerkvoorziening WMO 16
2. Per verzekerde een extra gemeentelijk pakket ad € 1,32 per maand voor kinderpremie orthodontie 3. Voor Garant 3 een extra gemeentelijk Wtcg / Cer pakket ad € 2,50 per maand voor vergoeding van extra meerkosten 4. Voor Garant 3 het eigen risico herverzekeren ad € 30,- per maand, waardoor deelnemers geen eigen risico meer hebben. 2.Bijbehorend memo voor de raad vaststellen Vanwege de tijdsdruk, vóór 1 oktober moest een en ander bij Menzis bekend zijn, kon een normale advies consultatie niet plaats vinden. Bij e-mail werden de voorzitters van WMO - forum en Cliëntenraad op 29 september 2014 op het raadhuis uitgenodigd om hierover van gedachten te wisselen. De voorzitter van de CR heeft zich na overleg met de agendacommissie met het collegevoorstel geconformeerd. Het WMO – forum heeft nog kans gezien om binnen 5 dagen een advies te formuleren. Afwijkend van het collegevoorstel heeft het WMO – forum voorgesteld om de inkomensgrens op te rekken naar 125% van het minimumloon. Het college heeft besloten dit advies niet over te nemen.
6. Advies over het Beleidskader Integraal Minimabeleid Met de brief van 10 november 2014 bereikte ons het eerste concept Beleidskader Integraal Minimabeleid. Ter bespreking van het concept werden de Raadsleden, en de leden van de Cliëntenraad Werk en Inkomen en het WMO-Forum door de portefeuillehoudster mevrouw Hollander uitgenodigd voor een extra BOT overleg op 10 november 2014. Eerst deze week op 25 november jl. ontvingen wij het definitieve door het college vastgestelde beleidsdocument. Alhoewel de hoge tijdsdruk moeilijk kon worden voorkomen, vinden wij het in feite onverantwoord dat in zo’n snel tempo wijzigingen voor de meest kwetsbare groepen in onze gemeente worden gerealiseerd. Het bespreken van alle consequenties van dit nieuwe beleid met achterbannen is voor de adviesraden als gevolg hiervan niet mogelijk geweest. Wij maken dan ook een voorbehoud om bij verdere gedachtenontwikkeling m.b.t. het onderhavige beleid zo nodig later nog met aanvullende adviezen te komen. Reactie van het college: “Het college realiseert zich dat het advies binnen korte tijd tot stand moest komen. De tijdsdruk wordt veroorzaakt door de landelijke wetswijzigingen per 1 januari 2015 en de wijze van beleidsvorming door het op 21 mei 2014 geïnstalleerde college. Er is gekozen voor een bestuursvorm waarbij stakeholders en raadsleden in een vroegtijdig stadium betrokken worden bij de totstandkoming van beleid.” Advies na en in overleg met een delegatie van het Wmo-forum. Omdat minimabeleid en WMO beleid op onderdelen raakvlakken heeft, werd in onderling overleg besloten het advies over het Beleidskader van de Cliëntenraad op te stellen samen met een delegatie van het Wmo-forum, waaronder diens voorzitter. Algemeen. Ten gevolge van de invoering van de Participatiewet, de opheffing van de WTCG en de CER, alsmede veranderingen in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning wordt de gemeente gedwongen om nieuwe keuzes te maken. De gevolgen van een en ander dient u in een financieel en juridisch kader te plaatsen, hetgeen u in het Beleidskader dan ook hebt gedaan. In het financieel kader worden alle middelen die in 2015 ter beschikking zijn op een rijtje gezet. Om een goed inzicht te verkrijgen in de
17
veranderingen hadden we graag gezien dat de cijfers van het jaar 2014 hier op eenzelfde wijze naast waren geplaatst. Door de wetswijzigingen zullen er regelingen moeten worden ingetrokken. Desalniettemin, merkt u op, zal op het totale minimabeleid het huidige voorzieningenniveau worden gehandhaafd. Gelet op de afschaffing van de WTCG en de CER en onderbrenging van deze onderdelen, deels onder de ZKV van Menzis en deels onder de bijzondere bijstand, betwijfelen wij de strekking van deze opmerking. Het budget zal wellicht worden gehandhaafd, maar de voorzieningen zullen kwantitatief en kwalitatief in waarde inboeten. De opheffing van onder meer de 65+ regeling komt bij de mensen met alleen maar AOW hard aan. Deze minima hebben het net zo moeilijk als de mensen beneden de 65 jaar, waarvoor overigens de individuele inkomens toeslag in het leven is geroepen. Inmiddels hebben wij informatie ter beschikking gekregen, dat de kosten voor chronisch zieken die voorheen onder de WTCG en de CER vielen, ondergebracht kunnen worden als een voorziening binnen de WMO. Er zijn gemeenten die hiervoor inmiddels hebben gekozen. Wij vragen ons af waarom deze keuzemogelijkheid aan de gemeenteraad en adviesraden is onthouden. Hiermede zou de gemeente met een wettelijke titel de bevoegdheid verkrijgen om de financiële tegemoetkoming in ziektekosten ook te verstrekken aan gezinnen met een inkomen boven de inkomensgrenzen die in de gemeentelijke uitvoeringspraktijk worden gehanteerd. De rijksoverheid is hier immers voorstander van. Reactie van het college: “In het raadsprogramma staat dat het huidige niveau minimaregelingen wordt gehandhaafd. Uiteraard binnen juridische (wat mag) en financiële kaders (wat kan). Dar is het college in geslaagd. Sommige regelingen moeten wijzigen, maar op het totale minimumbudget is niet bezuinigd; het wordt zelfs verhoogd. De Cliëntenraad betrekt in het verhaal de CER en de Wtcg. Dit waren rijksregelingen en behoorden niet tot het lokale minimumbeleid. Pas in juni 2014 (!) is door de Eerste Kamer besloten deze regelingen af te schaffen. De gemeente Veenendaal heeft niet de pretentie om de rijks bezuinigingen voor inwoners van Veenendaal (van € 2.4 mln. naar € 0.0 mln.) te compenseren. Wel zet zij alle extra middelen in voor de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten. Dat personen alleen met AOW het net zo moeilijk hebben als mensen beneden de 65 jaar, waarvoor de individuele inkomenstoeslag in het leven is geroepen, wordt niet door het NIBUD onderschreven. Het NIBUD laat zien dat de koopkracht van minima van 65+ beter is dan die van 65-. Bovendien staat de wetgever geen doelgroep beleid toe (anders dan de individuele inkomenstoeslag voor langdurige minima onder de 65 jaar). Vraag en advies: Wij vragen u een duidelijke verklaring te geven voor het feit waarom deze keuzemogelijkheid niet is voorgelegd en overwogen. Reactie van het college: “De raad heeft in 2007 besloten een collectieve ziektekostenverzekering voor minima af te sluiten. Jaarlijks stelt het college hiervoor de voorwaarden, pakket en vergoeding vast. Over de forse uitbreiding van de ziektekostenverzekering voor 2015 is vooraf advies gevraagd aan Cliëntenraad/WMO-forum. De gemeenteraad is hierover direct geïnformeerd, nadat besluitvorming heeft plaatsgevonden. Instemming was niet nodig, maar gegeven de tijdspanne ook niet mogelijk. De verschillende keuzemogelijkheden zijn overwogen en onderzocht. In het collegevoorstel wordt verwezen naar een handreiking van het landelijk transitieteam WMO. In deze
18
handreiking worden verschillende opties voor een maatwerkvoorziening binnen WMO, bijzondere bijstand of collectieve ziektekostenvoorziening gepresenteerd. Deze worden alle drie met voor- en nadelen beschreven, zonder dat daarbij een voorkeur wordt uitgesproken. Uit het collegevoorstel: ‘In de handreiking: maatwerkvoorziening chronisch zieken en gehandicapten wordt de collectieve ziektekostenverzekering als één van de oplossingen aangedragen. Het (de CZV) biedt de gemeente de gelegenheid de middelen te bestemmen voor die groep die daadwerkelijk meerkosten heeft, weinig financiële draagkracht heeft om deze op te vangen en deze optie gaat niet gepaard me hoge uitvoeringskosten voor de gemeente. Gekozen is om de inkomensgrenzen in 2015 te verhogen naar 120%, het pakket uit te breiden en chronisch zieken en gehandicapten extra te compenseren. Daarnaast fungeert de bijzondere bijstand als vangnet voor individuele gevallen. Binnen de WMO kunnen middelen minder gericht worden ingezet. De WMO is nl. een generieke maatregel, die openstaat voor alle personen (inkomensonafhankelijk). Kiest de gemeente voor deze optie, dan moet zij criteria ontwikkelen en aanvragen hierop toetsen. Beide andere opties hebben de voorkeur. “ Wij adviseren u de huidige regeling chronisch zieken en ouderen te handhaven en onder te brengen als WMO-voorziening. Reactie van het college: “De regeling ouderen is niet onder te brengen in de WMO regeling. Voor de regeling chronisch zieken zie hierboven.” Advies op onderdelen. Allereerst zullen we reageren op een aantal onderdelen van het Beleidskader, waarna enige opmerkingen over het WMO deel zullen worden gemaakt. 1. Uitbreiding collectieve ZKV ten gevolge van overname van de WCTG en CER: Inmiddels heeft de Raad, eveneens onder tijdsdruk, reeds een beslissing moeten nemen om de WTCG en CER onder te brengen in de collectieve ZKV bij Menzis en de inkomensnorm hiervoor verhoogd naar 120%. Gelet op het feit dat in de lagere inkomensgroepen veel chronisch zieken met hoge kosten buiten de boot zullen vallen, zijn wij van mening dat een ophoging naar 125% van deze inkomensnorm alsnog in de rede ligt. Daar zijn behoorlijk wat rijksmiddelen voor aan de gemeenten ter beschikking gesteld. Advies: Wij adviseren om in 2015 te monitoren wat de effecten van deze wijzigingen zijn en aan de hand van de uitkomsten hiervan te bezien of in 2016 nog verhoging naar 125% kan worden doorgevoerd. Reactie van het college: “ Dit is reeds eerder toegezegd en gaat het college ook uitvoeren”. Tevens adviseren wij de bedragen die ingevolge het minimabeleid worden verstrekt jaarlijks te indexeren i.v.m. de inflatiecorrectie. Reactie van het college: “ Binnen de collectieve ziektekostenverzekering kennen we geen vaste bedragen. Inflatiecorrectie is dan ook niet aan de orde.” 2. Stel de inkomensnorm weer op 120%: Enige jaren geleden hanteerde de gemeente Veenendaal een inkomensnorm van 120%. Bij wijziging van de WWB moest dit verplicht worden teruggebracht naar 110%. Met ingang van 1 19
januari 2015 zijn de gemeenten weer vrij om deze inkomensnorm voor het minimabeleid te verhogen. Wij signaleren op alle fronten lastenverzwaring en een teruggang van de mogelijkheden voor minima. Steeds meer mensen dreigen in de schulden te komen. Dit leidt weer tot meer ziekte en stigmatisering met daarmee gepaard gaande kosten van begeleiding. Er wordt bovendien een Participatiewet ingevoerd om ook de mensen die niet goed mee kunnen komen meer te laten deelnemen aan de maatschappij. De middelen om dit te kunnen doen worden echter steeds minder. Advies: De Cliëntenraad adviseert u daarom dan ook om deze norm te verhogen naar 120%. Reactie van het college: “Uitgangspunt is het continueren van het huidige voorzieningenniveau. Dit geldt voor de inkomensnorm van 110%. Overigens is de norm van 120% ook meegenomen als scenario waaruit de raad kan kiezen.” 3. Computervergoeding voor gezinnen met kinderen: Al eerder heeft de Cliëntenraad er voor gepleit om ook voor kinderen vanaf de basisschool al een PC ter beschikking te stellen. Steeds meer worden kinderen op de basisschool ermee geconfronteerd dat zij werkstukken moeten maken op de computer. Inmiddels hebt u in uw voorstellen de computerregeling verruimd naar de leeftijd vanaf 4 jaar en hebt u de uitbreiding voor personen die meer dan twee jaren een uitkering WWB ontvangen inmiddels ingetrokken. De Cliëntenraad is hier zeer content mee. 4. Individuele inkomenstoeslag In de inleiding gaat u er vanuit dat er in het minimabeleid een activerende werking moet uitgaan. De voorwaarde voor de individuele inkomenstoeslag in het concept beleidskader was dat, als betrokkene in de 12 maanden voorafgaande aan de peildatum daadwerkelijk inkomsten uit arbeid heeft ontvangen, hij wordt geacht zicht te hebben op inkomensverbetering en dus niet in aanmerking komt voor deze inkomenstoeslag. In het definitieve beleidskader is dit echter vervallen waardoor is tegemoetgekomen aan ons bezwaar hieromtrent. In de beleidsregel verordening individuele inkomenstoeslag hebt u de uitsluitingsgronden voor deze inkomenstoeslag nader uitgewerkt en de beoordeling zal individueel plaatsvinden. Advies: De Cliëntenraad adviseert u om bij de individuele toetsing op ‘’het hebben van zicht op inkomensverbetering’’ zoveel mogelijk toe te passen in het voordeel van de aanvragers. Antwoord van het college: “Continueren van het voorzieningenniveau wordt ook toegepast bij de individuele inkomenstoeslag. De norm blijft gehandhaafd, maar ook de referentieperiode (die enkele jaren geleden juist bekort is van 5 naar 3 jaren) Dit was reeds in het voordeel van de aanvrager. Met ingang van 2015 moet wel getoetst worden aan een nieuw criterium, t.w. het zicht hebben op inkomensverbetering. Dit begrip wordt uitgewerkt in beleidsregels. Deze beleidsregels zullen aan de cliëntenraad worden voorgelegd.” 5. Kwintes: De beleidskeuze om het wegvallen van de rijksmiddelen voor Kwintes voor een deel van hun werkzaamheden op te vangen door het beschikbaar stellen van middelen uit het minimabeleid achten wij onjuist. Continuering van belangrijke werkzaamheden dient op een andere wijze plaats te vinden. De beschikbare middelen voor de minima dienen rechtstreeks voor de desbetreffende
20
doelgroep beschikbaar te zijn.
Advies: De vergoeding van werkzaamheden van Kwintes niet vanuit bijstandsvergoedingen realiseren. Antwoord van het college: “De gemeente heeft extra rijksmiddelen ad € 283.00000 gekregen voor intensivering van het minimabeleid en schuldhulpverlening. Hoewel niet geoormerkt worden deze middelen daar wel voor ingezet. In dit geval dus aan schuldhulpverlening voor de meest kwetsbare doelgroep. Als dit niet zou gebeuren zou een deel van de doelgroep aan zijn lot worden overgelaten of een beroep doen op beschermingsbewind. Kosten van beschermingsbewind (i.c. vergoeding voor de bewindvoerder) worden betaald uit bijzondere bijstand. Vandaar dat we dit voorstel handhaven.”
Onderzoek alternatieven voor vervallen categoriale bijstand voor ouderen die langdurig op het minimumniveau zitten: De bestaande categoriale regeling met een toeslag voor ouderen boven de 65 jaar komt in 2015 te vervallen. Ruim 400 huishoudens met een minimuminkomen tot 110% maken hiervan gebruik en ontvangen momenteel 310-370 euro per huishouden. De regeling kost 135.000 euro. Het Rijk staat dit niet meer toe. Het vervallen van deze regeling heeft vooral negatieve consequenties voor ouderen die langdurig op het minimumniveau zitten. Onze voorkeur gaat uit naar een regeling Individuele inkomenstoeslag voor ouderen in analogie aan de regeling voor de groep beneden 65 jaar. Dit is helaas wettelijk niet mogelijk. Daarom achten wij het gewenst dat het een College van B&W gaat onderzoeken op wat voor manier er iets gedaan kan worden aan de problematiek van ouderen die gedurende langere tijd op het minimumniveau zitten. Advies: Wij stellen voor dat nader wordt onderzocht op wat voor manier er iets gedaan kan worden aan de problematiek van ouderen die gedurende langere tijd op het minimumniveau zitten. Antwoord van het college: “Inkomensbeleid is voorbehouden aan het Rijk. Een individuele inkomenstoeslag of categoriale bijstand voor 65+ is niet meer mogelijk. Enkel als betrokkene kan aantonen dat er sprake is van daadwerkelijke meerkosten kan individuele bijzondere bijstand worden verstrekt. Andere mogelijkheden zijn er niet. Wel zullen we de beleidsontwikkelingen op dit gebied in de gaten houden, maar ondernemen nu geen zelfstandige actie.” Schoonmaakondersteuning ook voor nieuwe gevallen; maak van 2015 echt een overgangsjaar en blijf toch binnen het bestaande budget Het jaar 2015 is een overgangsjaar voor de schoonmaakondersteuning. De huidige gebruikers (met een minimuminkomen tot ca. 120%) zijn met de overgangsregeling tot 18-9-2015 en de mogelijke aanvulling van de eigen bijdrage voor de collectieve ziektekostenverzekering goed geholpen. Dat geldt niet voor de nieuwe gevallen met een minimuminkomen. De nieuwe gevallen gaan tussen de 125 euro (minimuminkomen tot 110%) tot 500 euro (minimuminkomen tot 120%) betalen. Ook de nieuwe gevallen tot 130% zijn aanzienlijk slechter af dan de bestaande gevallen 21
in deze inkomenscategorie. Zij gaan 875 euro betalen. Wij achten het verschil tussen oude en nieuwe gevallen onaanvaardbaar groot. Adviezen: 1. Voor nieuwe gevallen stellen wij voor 2015 daarom het volgende voor: a. Voor de groep 100-110% pleiten wij voor een eigen bijdrage/klanttarief van 0 euro. Dit is mogelijk door het compensatiepercentage te verhogen van 90 naar 100%. b. Voor de groep 110-120% pleiten wij voor een eigen bijdrage/klanttarief van 250 euro. Dit is mogelijk door het compensatiepercentage te verhogen van 60 naar 75%. c. Voor de groep 120-130% pleiten wij voor een eigen bijdrage/klanttarief van 500 euro. Dit is mogelijk door het compensatiepercentage te verhogen van 30 naar 60%. d. Voor de groep boven 130% volgen we het voorstel van B&W, ondanks dat de inkomensconsequenties vrij fors zijn, zoals uit het overzicht op p.22 van de nota blijkt. Met deze voorstellen worden oude en nieuwe gevallen gelijker behandeld en wordt bovendien een flinke stap gezet in de richting dat de beperkt beschikbare middelen vooral terecht komen bij de groep die het financieel het moeilijkst heeft Budgetconsequenties zijn zeer beperkt. Ervaringen uit voorgaande jaren leert dat het jaarlijks slechts om enkele tientallen nieuwe gevallen gaat. Budgettaire consequenties zijn derhalve zeer beperkt. Budgetaanpassingen lijken ook niet nodig, want de kosten zullen zeer waarschijnlijk vallen binnen het reeds (ruim) gereserveerde Wmo-budgetdeel voor bestaande gevallen, groot € 225.000,=. In de situatie waarin u constateert dat er toch budgetoverschrijdingen dreigen, pleiten wij er nadrukkelijk voor om de regeling voor nieuwe gevallen in ieder geval toe te passen voor de eerste 2 categorieën (inkomens tussen 100 – 110% en 110 – 120%) Reactie van het college: “ Het verschil tussen oude en nieuwe gevallen wordt door u groot geacht. Dit verschil is ontstaan doordat voor bestaande cliënten een overgangsregime geldt. Zij gaan over van een oude op een nieuwe situatie. Nieuwe cliënten worden niet geconfronteerd met een verandering. Zij vallen meteen onder het nieuwe regime. Per 18 september geldt het nieuwe regime voor iedereen. De keuze voor deze werkwijze is door de Raad reeds eerder bekrachtigd. Voor nieuwe cliënten stellen wij voor 2015 een nieuwe compensatie voor: Norm
Compensatie voorstel college
Voorstel CR/WMO-forium
100%
100%
100%
100-110%
90%
100%
110-120%
60%
75%
120-130%
30%
60%
>130%
0
0
22
2. Pas de schoonmaakondersteuning ook toe voor nieuwe gebruikers met een minimuminkomen. Maak met deze aanpassing van 2015 echt een overgangsjaar, zodat er in de loop van 2015 kan worden bezien hoe de regeling voor 2016 moet worden ingevuld. Reactie van het college: “2015 is overgangsjaar maar ook een opmaat naar 2016. Zo gaat het nieuwe regime voor cliënten pas in september in en kan door de Huishoudelijke Hulptoeslag (als deze wordt toegekend) de verhoging van de bijdragen voor alle gebruikers worden afgezwakt. Het college wil bekijken hoe dit in de praktijk uitpakt. De compensatie op voorhand verder uitbreiden conform bovenstaande steunt het college niet. Ook al zijn de financiële gevolgen voor bestaande klanten en gemeente beperkt (schatting € 50.000,00 voor 2015). In 2015 en 2016 zal nl. wel conform de nieuwe methodiek met bijbehorende klanttarieven en gedurende 12 maanden moeten worden betaald. Dit geldt voor de klanten, maar ook voor de gemeente en de gemeentelijke compensatie. Wij weten nu nog niet welk beroep er straks wordt gedaan op de voorziening en door wie (verdeling inkomensgroep). Daarom wil het college in 2015 voorzichtig beginnen. Dit geldt ook voor de groep tussen 100 – 120%. Nu de compensatie opschroeven kan betekenen dat hier later op terug moet worden gekomen. In deze gevallen worden personen en geconfronteerd met een vermindering van de compensatie en het wegvallen van de HHT. Di wordt niet wenselijk geacht. Het college kiest liever voor de voorzichtige benadering. Daarbij zal het college de gevolgen nauwkeurig monitoren en hierover in 2015 verslag doen.“
7. Advies over de kostendelersnorm. De Cliëntenraad gaf onderstaand advies op de adviesaanvrage van 11 november 2014 van het college over het concept Beleidsregel uitvoering Kostendelersnorm. In het algemeen kan de Cliëntenraad Werk en Inkomen zich vinden in de voorgestelde werkinstructies van de gemeente Veenendaal. Het is duidelijk gebleken dat deze regeling de gemeente Veenendaal nauwelijks beleidsruimte geeft. Verhuizingen en schijnverhuizingen De Cliëntenraad vindt dat goede voorlichting van groot belang is voor het zittend bestand. Zij hebben een halfjaar “gewenningstijd” en zullen tijdig op de hoogte moeten worden gebracht zodat zij zich op de nieuwe situatie kunnen voorbereiden. Goede voorlichting en controle aan de poort voorkomt problemen later. Advies: Gemeente Veenendaal dient niet alleen tijdig, maar ook persoonlijk en uitvoerig voorlichting te geven aan cliënten. Commerciële relaties (huur) Het bestaan van de overeenkomst moet schriftelijk kunnen worden aangetoond en ook betalingen moeten via de digitale bancaire verkeer verlopen en de klant moet betalingsbewijzen kunnen overleggen. De Cliëntenraad Werk en Inkomen vindt dit niet reëel, omdat betaalbewijzen d.m.v. bank- of giroafschriften voldoende moeten zijn. Advies:
23
De cliëntenraad Werk en Inkomen adviseert de gemeente Veenendaal om de zinsnede “ en ook betalingen moeten via de digitale bancaire verkeer verlopen” te schrappen en te volstaan met de betaalbewijzen d.m.v. bank- of giroafschriften. Inlichtingenplicht binnen huishouden De gemeente Veenendaal gaat uit van een individuele inlichtingenplicht voor bijstandsgerechtigden. Vraag hierbij is of er van bijstandsgerechtigden kan worden verwacht dat zij op de hoogte zijn van alle relevante informatie over hun huisgenoten. Immers, huisgenoten die hun studie beginnen of beëindigen, al dan niet tijdelijk, zijn in de regel moeilijk te volgen. Advies: \De gemeente moet duidelijke voorlichting aan cliënten geven over de vraag welke inlichtingen van belang zijn om door te geven. Bovendien moet er duidelijke werkinstructies komen m.b.t. de wijze waarop de gemeente Veenendaal wil omgaan met de individuele inlichtingenplicht in relatie tot sanctioneren ingeval hieraan niet wordt voldaan.
Op dit advies werd nog geen reactie van het college ontvangen.
Tot zo ver de behandeling van de uitgebrachte Adviezen en de ontvangen reacties van het college van Burgemeester en Wethouders.
24
Externe contacten: Afgevaardigden van de Cliëntenraad wonen regelmatig vergaderingen bij waar overleg wordt gevoerd, respectievelijk ervaringen worden uitgewisseld met andere cliëntenraden uit de provincie Utrecht, het zogenaamde POC (Provinciaal Overleg Cliëntenraden) overleg. Er is een afspraak dat er jaarlijks contact is tussen de voorzitter van de Cliëntenraad Werk en Inkomen met de voorzitter van de Cliëntenraad Wet Sociale Werkvoorziening. Inmiddels is de Cliëntenraad Wet Sociale Werkvoorziening ter ziele gegaan. Daarnaast is er afgesproken dat er regulier contact zal zijn tussen de voorzitters van de Adviesraad Diversiteitbeleid en de Cliëntenraad Werk en Inkomen. Met ingang van 1 januari 2011 voert de gemeente Veenendaal de Wet Werk en Bijstand voor de gemeente Rhenen uit en met ingang van 1 januari 2012 ook voor de gemeente Renswoude. De gemeente Rhenen wilde tot dusverre zijn eigen Cliëntenraad nog in stand houden. Er is overleg gaande over de regionalisering van de Cliëntenraad. Zoals in het begin van dit jaarverslag al is opgemerkt is inmiddels een cliënt-lid uit Rhenen, vooruitlopend op de officiële regionalisering, als lid van de Cliëntenraad gestart. Het overleg over de regionalisering heeft nog geen concrete resultaten opgeleverd. De Cliëntenraad is vertegenwoordigd in het WMO platform. Training en Voorlichting: Voor een goed functionerende Cliëntenraad is het van belang dat de leden zich goed laten informeren, voorlichten en scholen en dat ervaringen worden uitgewisseld over onderwerpen die behoren tot het werkterrein van de Cliëntenraad. In het verslagjaar werd op 7 oktober 2014 een bijeenkomst gehouden voor deskundigheidsbevordering van de cliëntenraadsleden. Beleidsmedewerker frank Dieleman heeft op deze bijeenkomst uitvoerig voorlichting gegeven over een aantal actuele onderwerpen uit de nieuwe Participatiewet, zoals de kostendelersnorm, de alleenstaande ouders en het hiermee verband houdende overgangsrecht, de kind regelingen en het minimabeleid. Daarnaast volgden twee nieuwe leden de introductiecursus voor beginnende cliëntenraadsleden van de Stichting CLIP. Informatiebronnen: Voor informatie en actualisering van kennis en ontwikkelingen op het terrein van de sociale zekerheid, maakt de Cliëntenraad gebruik van ondermeer de onderstaande uitgaven:
Handboek WWB Schulink en bijbehorende nieuwsbrieven Verzamelbrieven van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Nieuwsbrief Stimulansz Nieuwsbrieven van de Landelijke Cliëntenraad Het merendeel van bovenstaande informatiebronnen is digitaal voor leden van de Cliëntenraad beschikbaar.
Tenslotte: De taak van de Cliëntenraad bestaat ondermeer uit het adviseren van het college van Burgemeester en Wethouders over de Wet Werk en Bijstand en aanverwante regelingen, volgend jaar de Participatiewet. Op het gebied van bijstand, werk en inkomen, gaan er weer diverse veranderingen plaatsvinden. In voorbereiding op het in werking treden van de Participatiewet (per 1 januari 2015) zijn al diverse beleidsnotities en conceptverordeningen aan de orde geweest. Daarbij krijgen 25
gemeenten steeds meer te maken met het beleidsuitgangspunt dat burgers zelf verantwoordelijk moeten nemen en zijn. De Cliëntenraad krijgt de laatste jaren steeds meer de indruk, dat het beleid ten aanzien van uitkeringscliënten harder wordt. Men wordt steeds scherper aan de poort, er is sprake van arbeidsplicht en het leveren van een verplichte tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering. Het begrip “dwangarbeid” lijkt in zicht te komen. De boeteregels worden ook maar steeds strenger. Bij de behandeling van de boete regels in de Cliëntenraad (in 2014) is al eens opgemerkt, dat met de fijnmazige, op onderdelen wantrouwende maatregelen, soms in de gebiedende wijs gesteld, een klimaat wordt gecreëerd, dat burgers het gevoel geeft dat zij “boeven” zijn. Deze opvatting werd vorig jaar in een kranteninterview ook aangekaart door de Nationale Ombudsman. Inmiddels heeft de Nationale Ombudsman dit jaar geconstateerd dat 70% van de boetes in het kader van de uitkeringen ten onrechte worden opgelegd. Hoewel gemeenten nauwelijks inbreng hebben bij deze regelingen wordt het tijd dat men in Den Haag op dit gebied de “menselijke” maat weer gaat hanteren. Ook het komende jaar zal er veel nog nader moeten worden uitgewerkt in beleidskaders en verordeningen. Daarnaast zal het beleid moeten worden verantwoord en geëvalueerd. Uiteraard zal de Cliëntenraad hierover weer gevraagd en ongevraagd adviseren aan het college van Burgemeester en Wethouders. De Cliëntenraad probeert daarbij er voor te waken dat de “zwakkeren” in de samenleving ten gevolge van rijks- en gemeente maatregelen niet te veel aan hun lot worden overgelaten. Ook voor de Cliëntenraad geldt echter dat de mogelijkheden om invloed uit te oefenen op dit beleid steeds minder worden. De Cliëntenraad is het college van Burgemeester en Wethouders erkentelijk voor de wijze waarop ruimte wordt gegeven aan de cliëntenparticipatie. De Cliëntenraad spreekt de hoop uit, dat deze positieve houding ook in het jaar 2015 wordt voortgezet. Veenendaal, januari 2015, A.K. van der Staaij, voorzitter van de Cliëntenraad Werk en Inkomen, J. Kroesbergen, namens de Cliëntenraad Werk en Inkomen.
26