Cliëntenparticipatie werk en inkomen Een optimale inrichting van cliëntenparticipatie in de gemeente Leiden
Eindrapport
Houten, 8 september 2009
Ipso Facto Data BV - bureau voor beleidsonderzoek Standerdmolen 8-4.10, Postbus 1005, 3990 CA Houten. Telefoon: 030-6378330. Fax: 030-6350239. Van Lanschot Bankiers 699061709. Reg.K.v.K. Utrecht: 300.844.58. BTW-nummer: NL 0081.38.989.B.01.
INHOUDSOPGAVE 1. MANAGEMENTSAMENVATTING 2. INLEIDING 2.1. Aanleiding 2.2. Opbouw van het rapport 3. ONDERZOEKSVRAGEN EN AANPAK 3.1. Probleemstelling en onderzoeksvragen 3.2. Onderzoeksaanpak 4. WETGEVING EN CLIËNTENPARTICIPATIE 4.1. Wetgeving werk en inkomen en cliëntenparticipatie 4.2. Integraal beleid en regionalisering 5. VISIES OP CLIËNTENPARTICIPATIE IN DE SOCIALE ZEKERHEID 5.1. Vormen van cliëntenparticipatie 5.2. Veel voorkomende knelpunten 5.3. Toekomstbestendige varianten van cliëntenparticipatie 6. DE ACTUELE SITUATIE IN LEIDEN EN LEIDERDORP 6.1. Beleid en uitvoering van Werk, Inkomen en Participatie 6.2. Vormen van cliëntenparticipatie in Leiden en Leiderdorp 7. OPVATTINGEN OVER CLIËNTENPARTICIPATIE IN LEIDEN EN LEIDERDORP 7.1. Doelen en verwachtingen 7.2. Adviezen en randvoorwaarden voor advisering 7.3. Samenstelling cliëntenraden en contacten achterban 7.4. Faciliteiten en ondersteuning 7.5. Samenwerking en vernieuwing 8. MOGELIJKE SCENARIO’S 9. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 10. HANDREIKINGEN VOOR VERVOLG BIJLAGE 1. LITERATUURLIJST BIJLAGE 2. OVERZICHT RESPONDENTEN
1
3 7 7 7 9 9 10 11 11 13 17 17 18 20 25 25 27 31 31 32 35 37 38 41 47 53 56 58
2
1.
MANAGEMENTSAMENVATTING
In de periode mei-september 2009 heeft de gemeente Leiden onderzoek laten doen naar de optimale organisatie van cliëntenparticipatie op de terreinen werk en inkomen. Hiertoe hebben de bureaus Meccano en Ipso Facto, naast een documentenstudie, interviews gehouden met diverse deskundigen en met alle relevante betrokkenen: beleidsmedewerkers, bestuurders, cliëntenraadsleden en gemeenteraadsleden uit Leiden. Tevens werden betrokkenen uit Leiderdorp bij het onderzoek ingeschakeld, vanwege de onderlinge relatie tussen beide gemeenten op dit beleidsterrein. Achtergrond van het onderzoek is het gegeven dat diverse wetten op de terreinen van werk, inkomen en maatschappelijke ondersteuning steeds dichter bij elkaar komen te liggen, met één gemeenschappelijk doel: zelfredzaamheid en participatie bevorderen en een vangnet bieden waar dat voor burgers niet haalbaar is. Dit heeft tot gevolg dat bij beleidsontwikkeling en in de uitvoeringspraktijk in toenemende mate integraal wordt gedacht en gewerkt. De vraag is of deze ontwikkeling ook niet moet leiden tot een (meer) integrale vorm van cliëntenparticipatie. In de onderzoeksrapportage wordt uitgebreid ingegaan op de achtergrond van de cliëntenparticipatie in de verschillende wetten en de vormen die voor de uitvoering ervan worden gekozen. Opvallend is dat verschillende vormen van cliëntenparticipatie de nodige overeenkomende hardnekkige knelpunten kennen. Het gaat dan ondermeer over problemen met de structurele bemensing van de organen van cliëntenparticipatie, de deskundigheid van de personen die aan deze organen deelnemen en de vraag in hoeverre deze organen wel de brede achterban van klanten (kunnen) vertegenwoordigen. De Leidse situatie Op het terrein van Werk en Inkomen zijn in Leiden en Leiderdorp drie raden actief: de Cliëntenraad SOZA Leiden, de Wwb cliëntenparticipatie Leiderdorp (slapende) en de WswRaad Leiden en Leiderdorp, waarvan de laatste nog maar kort in functie is. Met leden van cliëntenraden, maar ook met beleidsmedewerkers en wethouders is op basis van de ervaringen in de afgelopen jaren doorgepraat over de voorwaarden voor kwalitatief goede en continu functionerende cliëntenparticipatie. Op onderdelen zijn diverse betrokkenen van mening dat bij de huidige vormgeving van de cliëntenparticipatie niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Op hoofdlijnen gaat het om: 1) Doelen en verwachtingen ten aanzien van het dagelijks functioneren: Het is binnen cliëntenraden niet altijd eenvoudig om individuele belangenvraagstukken buiten de vergadering te houden; 2) Advisering: hoewel bij de beleidsafdeling, het College en de raden de intentie bestaat, waar geboden, advies te vragen respectievelijk te geven, gebeurt dit om uiteenlopende redenen niet altijd. Over de bruikbaarheid van de adviezen is niet iedereen van de geïnterviewde ontvangers positief;
3
3) Goede en tijdige informatie: om tot goed advies te komen dient de cliëntenvertegenwoordiging over goede en tijdige informatie te beschikken. Op dit punt is verbetering wenselijk; 4) Voldoende kennis en competentie: over het algemeen wordt de noodzaak gevoeld om de kennis en competenties van de huidige cliëntvertegenwoordigers te vergroten door middel van trainingen en cursussen. Daarnaast is het de kunst om de beschikbare kwaliteiten binnen een cliëntenvertegenwoordiging goed te benutten; 5) Continuïteit: gebrek aan nieuwe leden bedreigt de huidige cliëntenparticipatie; 6) Contacten met de achterban, de mogelijkheden tot de (noodzakelijke) contacten met de achterban verdienen, volgens de cliëntenraad SOZA, uitbreiding. Kan het anders, beter? De meer integrale manier van werken door gemeenten enerzijds en de wens om de structurele problemen bij het organiseren en functioneren van cliëntenparticipatie te overwinnen anderzijds leidt ertoe dat diverse betrokkenen en deskundigen het een goed moment vinden om op zoek te gaan naar toekomstbestendige varianten, waarbij vormen van samenwerking tussen categorale (op grond van de verschillende materiewetten georganiseerde) organen van cliëntenparticipatie als kansrijk worden beschouwd. In de rapportage worden drie varianten gepresenteerd waarmee elders in het land reeds ervaring is opgedaan. Het gaat om: Een integrale cliëntenraad (samenvoeging) Een participatieraad (samengestelde cliëntenraad) Cliëntenparticipatie Werkpleinen: een regionaal groeimodel De vraag is of de betrokkenen in de samenwerkingsverbanden kansrijk achten.
gemeenten Leiden en Leiderdorp de
Uit het onderzoek komt naar voren dat bij vrijwel alle partijen draagvlak bestaat voor een vorm van cliëntenparticipatie waarbij afstemming tussen de beleidsterreinen plaatsvindt en integrale advisering mogelijk is. Over de vormgeving tekent zich een tweedeling af. Cliëntenraden zien zeker voordeel in vormen van samenwerking, maar zijn geen voorstander van het samenvoegen van cliëntenraden Wsw en Wwb. Veel respondenten van de kant van de gemeenten prefereren wel samenvoeging en het inrichten van één integrale raad. Aan de andere kant zien deze respondenten ook mogelijkheden voor een tussenvorm van zelfstandige deelraden functionerend onder een overkoepelende integrale raad. De kern van alle organisatievormen is dat de adviezen inhoudelijk goed en constructief moeten zijn, er een goede gesprekspartner is en integrale adviezen over werk en inkomen realiseerbaar zijn. Benadrukt wordt dat er dan wel een goede onafhankelijke voorzitter moet zijn en dat er voldoende aandacht is voor professionalisering en ondersteuning. In het rapport worden vervolgens diverse scenario’s voor de inrichting van de cliëntenparticipatie in Leiden geschetst, waarbij de voor- en nadelen, maar ook het te verwachten draagvlak en de toekomstbestendigheid worden weergegeven.
4
Centrale conclusie Op basis van dit alles eindigt het rapport met de volgende centrale conclusies. Gezien de landelijke inzichten, huidige en toekomstige ontwikkelingen en standpunten van betrokkenen komt scenario 3 het meest in aanmerking voor Leiden en Leiderdorp. Dit betreft een scenario van één participatieraad waarin de huidige cliëntenraden als deelraden voor de Wwb en de Wsw autonoom werkzaam blijven. Daarnaast is er een samenwerkingsraad waarin leden van de deelraden vertegenwoordigd zijn. Deze samenwerkingsraad is een gezamenlijk coördinerend secretariaat. In de overkoepelende raad kunnen bijvoorbeeld de interne voorzitters van de deelraden vertegenwoordigd zijn, een lid uit de deelraden en een onafhankelijk voorzitter en een secretaris. De deelraden delen faciliteiten en huisvesting. Het is een groeimodel. Scenario 4 heeft (ook) steun van de gemeente, en wordt gezien als vervolg op scenario 3. Het derde scenario is op dit moment de meest haalbare variant voor de lokale vormgeving van cliëntenparticipatie. De voorgestelde structuur sluit goed aan op de huidige situatie van cliëntenparticipatie en opvattingen daarover. Vanuit de gemeente en vanuit de cliëntenraden kan de intentie voor scenario 4 als einddoel echter wel worden uitgesproken. Hiertoe kunnen op dit moment een aantal stappen worden afgesproken die gezet dienen te worden om tot het einddoel te komen. Een van die stappen is verdergaande samenwerking tussen de deelraden (wat naar aanleiding van toenemend integraal beleid en uitvoering en toekomstige ontwikkelingen de verwachting is) en het tot stand komen van integrale adviezen. Een verdere integratie (mogelijk samengaan van de deelraad Wwb en Wsw) is dan op termijn gemakkelijk te realiseren. Verdergaande samenwerking is echter niet vanzelfsprekend. Het kan vanzelf ontstaan, zodat scenario 4 een logisch en ‘natuurlijk’ vervolg is, maar de samenwerking tussen de deelraden kan ook op dezelfde wijze blijven verlopen. Het is ten slotte denkbaar dat de samenwerking tussen de deelraden niet goed verloopt. Het is daarom aan te bevelen dat bij de in te bouwen stappen wordt gedacht aan evaluatiemomenten, waarna de balans kan worden opgemaakt. Een evaluatiemoment twee jaar nadat de participatieraad met autonome deelraden is gestart, is daarvoor een geschikt moment. Ten aanzien van de samenstelling van de raden is de conclusie: Voor de continuïteit, het netwerk en het realiseren van voldoende kwaliteiten en competenties is het aan te bevelen de deelraden samen te stellen uit zowel klanten als vertegenwoordigers van maatschappelijke- of belangenorganisaties die een aantoonbare sterke band met de achterban hebben. Deze vertegenwoordigers moeten echter niet de spreekbuis worden van de deelraden, maar vooral ondersteunend zijn voor de klanten in de deelraad. De ervaringsdeskundigheid van klanten en de vertaling daarvan naar het beleid moet in de deelraden primair blijven. Voor beide deelraden zou een klankbordgroep waaraan klanten en vertegenwoordigers van maatschappelijke- en belangenorganisaties deelnemen een meerwaarde kunnen bieden. Dit kan een extra bron van inhoudelijke- en ervaringskennis zijn, een verbreding van het netwerk en de contacten met de achterban, en een reservepool van potentiële nieuwe leden voor de deelraden.
5
Wat betreft de werkstructuur blijft het periodieke overleg met de gemeente een belangrijk onderdeel. De taak van de gemeente om de cliëntenraad tijdig op de hoogte te stellen en te betrekken bij relevante beleidsontwikkelingen moet consequenter worden uitgevoerd, evenals het tijdig verstrekken van informatie aan de cliëntenraad.
6
2.
INLEIDING
2.1.
Aanleiding
In de gemeente Leiden wordt op dit moment op een aantal verschillende terreinen invulling gegeven aan de participatie van klanten bij gemeentelijk beleid. Ervaringen met de huidige situatie en nieuwe ontwikkelingen in wet- en regelgeving, beleid en uitvoeringspraktijk zijn voor de gemeente Leiden aanleiding om een onderzoek te starten naar een optimale organisatie van cliëntenparticipatie op de terreinen van werk en inkomen. Gemeente Leiden heeft bureau Meccano kennis voor beleid gevraagd dit onderzoek uit te voeren. Meccano voert het onderzoek uit in samenwerking met Ipso Facto, bureau voor beleidsonderzoek. Het onderzoek is gestart in mei 2009 en is in september 2009 afgerond. De Gemeente Leiderdorp en de actuele situatie rond cliëntenparticipatie in Leiderdorp worden bij dit onderzoek betrokken vanwege de onderlinge relatie tussen gemeente Leiden en Leiderdorp ten aanzien van het werk- en inkomensbeleid. De Gemeente Leiden neemt over de vormgeving van cliëntenparticipatie een standpunt in na het verschijnen van dit rapport. Leiderdorp wacht de uitkomsten van het onderzoek af, evenals de beslissing over cliëntenparticipatie door gemeente Leiden.
2.2.
Opbouw van het rapport
In het volgende hoofdstuk (2) worden de onderzoeksvragen beschreven en lichten we kort de onderzoekswerkwijze toe. In hoofdstuk 3 beschrijven we de huidige wet- en regelgeving op het terrein van werk, inkomen en sociaal beleid die een verplichting neerleggen bij gemeenten om cliëntenparticipatie te organiseren. Vervolgens gaan we in op visies en inzichten uit de literatuur en van deskundigen ten aanzien cliëntenparticipatie en de mogelijkheden die gemeenten hebben om cliëntenparticipatie vorm te geven (hoofdstuk 4). In hoofdstuk 5 wordt de huidige situatie van cliëntenparticipatie in Leiden en Leiderdorp beschreven. In hoofdstuk 6 worden de opvattingen van lokale actoren in kaart gebracht. In hoofdstuk 7 beschrijven wij een aantal scenario's voor de vormgeving van cliëntenparticipatie in Leiden en Leiderdorp en in hoofdstuk 8 volgen de conclusies van de onderzoekers (beantwoording van de onderzoeksvragen). Hierbij wordt beargumenteerd welk scenario het best past bij de Leidse en Leiderdorpse situatie. Het rapport besluit met een hoofdstuk met handreikingen voor het vervolgtraject: een besluitvorming over de voor Leiden best passende organisatie van cliëntenparticipatie.
7
8
3.
ONDERZOEKSVRAGEN EN AANPAK
3.1.
Probleemstelling en onderzoeksvragen
De probleemstelling die aan het onderzoek ten grondslag ligt is als volgt: 'Welke organisatie- en werkstructuur is er mogelijk voor een integrale cliëntenparticipatie op het terrein van Werk & Inkomen (Wsw / Wwb), uitgaande van de functies die een dergelijk orgaan moet vervullen en de slagvaardigheid die daarbij vereist is.' De probleemstelling is uitgewerkt in de volgende onderzoeksvragen: 1a. Welke kernfunctionaliteiten moet een adequate cliëntenparticipatie onder de Wsw en de Wwb bevatten (denk aan advies, belangenbehartiging, politieke beïnvloeding)? 1b. Welke wensen zijn er ten aanzien van cliëntenparticipatie op het terrein van werk en inkomen, bezien vanuit de behoeften van klanten, beleid en politiek? 2a. In hoeverre raken deze functionaliteiten van de Wsw-cliëntenparticipatie en de Wwbcliëntenparticipatie elkaar (uniek, overlappend, complementair etc.). 2b. Welke meerwaarde heeft het clusteren van cliëntenparticipatie in de Wwb en de Wsw voor de advisering aan B&W? (Bezien vanuit de kwaliteit, politieke gevoeligheid enz.) 3a. Hoe kan cliëntenparticipatie nu en in de toekomst het beste bijdragen aan het politieke, bestuurlijke en maatschappelijke debat over het thema werk en inkomen? 3b. Welke vorm past hier het beste bij? Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de organisatiestructuur, de samenstelling van de adviesraad, de werkstructuur etc. De probleemstelling en onderzoeksvragen verdienen een nadere toelichting. De oorsprong van het onderzoek ligt in de specifieke situatie waarin Leiden zich bevindt (hier komen we in hoofdstuk 5 uitgebreid op terug). Er zijn verschillende cliëntenraden/adviesraden actief in de gemeente met een eigen geluid. Opvattingen over het functioneren van de cliëntenparticipatie liggen uiteen. Het bestuur van de gemeente Leiden zou graag cliëntenparticipatie zo georganiseerd zien dat deze aansluit bij de in toenemende mate integrale uitvoeringspraktijk van werk en inkomen, toenemende intergemeentelijke samenwerking en samenwerking in de keten (UWV/Werkplein). Hierbij is door de portefeuillehouder een voorkeur uitgesproken voor een integrale Wsw/Wwb-adviesraad gericht op Leiden en Leiderdorp. Daar beide gemeenten reeds op het terrein van werk en inkomen zowel beleidsmatig, als op uitvoeringsniveau in een gemeenschappelijke regeling samenwerken, ligt een dergelijke vorm volgens de gemeente Leiden voor de hand. Centraal staat het uitgangspunt dat een adviesorgaan werk en inkomen, waarin de klantgroepen Wwb én Wsw vertegenwoordigd zijn, slagvaardig moet zijn en inhoudelijk goede adviezen moet kunnen realiseren ten aanzien van beleid en uitvoering van de Wwb en Wsw in de gemeente. Omdat dit één mogelijk scenario is, maar ook andere scenario's denkbaar zijn, worden in dit onderzoek verschillende mogelijkheden aan een analyse onderworpen. Daarbij is aandacht voor de specifieke Leidse en Leiderdorpse situatie, en voor de zienswijze van de verschillende 9
gemeentelijke betrokkenen ('stakeholders' zoals College van B&W, Team WIZ, de Gemeenteraad en klanten of hun vertegenwoordigers).
3.2.
Onderzoeksaanpak
Het onderzoek bestond uit het verzamelen van relevante documenten (landelijke visies, trends, beleidsstukken en rapporten, maar ook regionale en lokale documenten). Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met een aantal landelijke en regionale deskundigen, te weten de Landelijke Cliëntenraad (LCR), stichting Cliëntenperspectief (CliP), het programma Versterking Cliëntenpositie (VCP) en de Stichting Provinciaal Overleg Cliëntenraden Zuid-Holland (SPOCZH). Vervolgens zijn gesprekken gevoerd met betrokkenen bij de cliëntenparticipatie op de terreinen werk en inkomen in Leiden en Leiderdorp. Deze betrokkenen waren beleidsmedewerkers, bestuurders, cliëntenraadsleden en gemeenteraadsleden. In de bijlage is een overzicht van de gesprekspartners opgenomen. Met een analyse van documentatie en de inventarisatie van opvattingen van betrokkenen en deskundigen is getracht de onderzoeksvragen te beantwoorden en tot een onafhankelijk, praktisch en bruikbaar advies te komen over de toekomstige mogelijkheden voor cliëntenparticipatie in Leiden en Leiderdorp op de terreinen van werk en inkomen.
10
4.
WETGEVING EN CLIËNTENPARTICIPATIE
4.1.
Wetgeving werk en inkomen en cliëntenparticipatie
Een burger die niet zelfstandig in staat is om sociaal of economisch in de maatschappij te participeren, kan op verschillende manieren door de gemeente worden ondersteund, afhankelijk van de oorzaken van de problematiek. Gemeenten hebben in de afgelopen jaren een steeds grotere rol toebedeeld gekregen in het stimuleren van de maatschappelijke deelname en zelfredzaamheid van burgers en het creëren van hiervoor benodigde randvoorwaarden. Beleid dat voorheen door de Rijksoverheid werd bepaald wordt meer en meer gedecentraliseerd en bij gemeenten neergelegd waarbij het Rijk de kaders neerzet. De ondersteuning die de gemeente aan burgers kan bieden om participeren in de (lokale) samenleving beter mogelijk te maken en de zelfredzaamheid te vergroten is in verschillende wet- en regelgeving vastgelegd. Er zijn wetten die gericht zijn op economische zelfstandigheid en werk (Wwb, Wsw1), en er zijn wetten die gericht zijn op sociale zelfredzaamheid, deelname aan de lokale samenleving en het versterken van de sociale infrastructuur (Wmo, Wi 2). Deze wetten raken elkaar in een middengebied rond arbeidstoeleiding, sociale activering en scholing (Wi, Wmo, WIJ, WEB 3) en natuurlijk op het uitvoeringsniveau: de rol van de gemeente als dienstverlener aan de burger. In deze wetten is vaak ook vastgelegd dat de gemeenten hun klanten bij de uitvoering van de wet moeten betrekken. Hieronder worden de wetten die de gemeente moet uitvoeren kort beschreven, waarbij ook aandacht is voor de wijze waarop cliëntenparticipatie in de wet is opgenomen. Wet Werk en Bijstand (Wwb)
Per 1 januari 2004 is de Wwb van kracht. De Wwb geeft gemeenten volledige verantwoordelijkheid voor het verstrekken van uitkeringen en de vormgeving van reintegratiebeleid en/of gesubsidieerde arbeid. De primaire doelstelling van de Wwb is werk boven inkomen. De secundaire doelstelling is de inkomenswaarborgfunctie van de bijstand op peil te houden of te verbeteren. De instrumenten die gemeenten hiertoe kunnen inzetten zijn activering (re-integratie en bevordering van participatie), inkomensondersteuning en handhaving (preventief en repressief). Al sinds 1998 (de invoering van de nieuwe Algemene bijstandswet) geldt voor gemeenten de wettelijke verplichting om cliëntenparticipatie te regelen. Met het opgaan van de Abw in de Wwb in 2004 is deze eis nog sterker neergezet. Artikel 47 van de Wwb stelt dat een gemeente een verordening moet opstellen met tenminste drie onderdelen: ten eerste dient er periodiek overleg te worden gevoerd met klanten of hun vertegenwoordigers, ten tweede moeten deze personen onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden en ten derde worden zij voorzien van informatie zodat een adequate deelname aan het overleg mogelijk is. 1
Wwb (Wet werk en bijstand) en Wsw (Wet sociale werkvoorziening). Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) en Wi (Wet inburgering). 3 Wmo, Wi, WIJ (Wet investeren in jongeren) en WEB (Wet educatie en beroepsonderwijs). 2
11
Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw) De Wsw is er om mensen met een arbeidshandicap die niet onder gewone omstandigheden kunnen werken, aan een passende baan te helpen. Dat kan bij een sociale werkvoorziening (SW-bedrijf), maar ook bij een ‘gewone’ werkgever. Het UWV Werkbedrijf bepaalt of een persoon in aanmerking komt voor een Wsw-baan. Vervolgens gaat de gemeente op zoek naar een baan. Dit kan zowel een reguliere werkgever zijn, als een sociale werkplaats. Sinds 1 januari 2008 is de Wsw vernieuwd. Dankzij de wetswijziging kunnen gemeenten meer sturen op de beleidsdoelen van de Wsw. Ook kunnen Wsw-geïndiceerden invloed uitoefenen op het gemeentelijk Wsw-beleid. De gemeente moet ervoor zorgen dat haar inwoners met een Wsw-indicatie, werkend binnen of buiten het sw-bedrijf of op de wachtlijst, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van de wet (artikel 2, lid 3). De Gemeenteraad moet in een verordening verdere regels vaststellen over cliëntenparticipatie. Daarin moeten dezelfde elementen worden opgenomen als bij de Wwb het geval is.
Wet investeren in jongeren (WIJ) Met de WIJ vervalt de mogelijkheid voor jongeren tot 27 jaar aanspraak te maken op de algemene bijstand. In plaats daarvan hebben zij recht op een “werkleeraanbod” van het College. Het College is verplicht jongeren die zich vrijwillig melden (er geldt geen meldplicht) een aanbod te doen. De jongeren hebben recht op een inkomensvoorziening indien het werkleeraanbod onvoldoende inkomen oplevert, wanneer er lange tijd tussen de vraag en levering van het aanbod zit, en wanneer de jongere wegens ziekte of handicap niet kan leren of werken. Jongeren die een aanbod weigeren hebben geen recht op de inkomensvoorziening. De inkomensvoorziening wordt gefinancierd via het Inkomensdeel, de re-integratie via het participatiebudget. De wet is niet onomstreden: Divosa, VNG en de bonden zijn erg kritisch. De wet is 30 juni 2009 in de Eerste Kamer aanvaard. De invoeringsdatum is 1 oktober 2009. Voor de huidige WWBjongeren geldt een overgangsrecht tot 1 juli 2010. De Gemeenteraad krijgt de opdracht een vijftal verordeningen op te stellen, waaronder de wijze waarop jongeren, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet (verordening cliëntenparticipatie). De verordening dient regels vast te leggen over de wijze waarop: a. periodiek overleg wordt gevoerd met de jongeren of hun vertegenwoordigers, b. de jongeren of vertegenwoordigers onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden, en c. de jongeren of vertegenwoordigers worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.
Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning ingevoerd. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zorgt ervoor dat iedereen zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen en dat burgers kunnen participeren in de samenleving. De Wmo verving de Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) en delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De gemeenten voeren de Wmo uit. Zij hebben veel beleidsvrijheid om de uitvoering zelf vorm te geven waardoor de uitvoering per gemeente kan verschillen. Iedere gemeente heeft een 12
plan waarin staat wat de gemeente wil bereiken en hoe ze dat gaat doen. In dit Wmobeleidsplan staat ook hoe de gemeente ervoor zorgt dat ze haar inwoners goed ondersteunt. Alvorens een voordracht tot vaststelling van het Wmo beleidsplan door de Gemeenteraad te doen, vraagt het College van burgemeester en wethouders advies aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning (artikel 12.1 Wmo). Inwoners kunnen dus meedenken en meepraten over de Wmoplannen van hun gemeente. Dat gebeurt bijvoorbeeld op inspraakavonden of in wijkpanels. De gemeente moet ook organisaties en verenigingen raadplegen die met de Wmo te maken hebben. Als de Gemeenteraad het plan vervolgens goedkeurt, kan de gemeente het gaan uitvoeren. Vervolgens moet de gemeente ieder jaar bij de inwoners navragen of ze tevreden zijn over de uitvoering van de plannen. In veel gemeenten wordt de participatie van burgers bij de uitvoering van de Wmo vormgegeven met een Wmo-adviesraad. Er is geen verplichting om een Cliëntenraad op te richten in de Wmo.
Wet Inburgering (Wi) In de Wet inburgering (van kracht sinds 1 januari 2007) staan de regels voor inburgeren in Nederland. Immigranten die naar Nederland komen of al in Nederland wonen zijn verplicht om het inburgeringsexamen af te leggen. De Wet inburgering bepaalt aan wie het College een inburgeringsvoorziening ter voorbereiding van dit examen moet aanbieden en kán aanbieden. Naast een taalcursus kan een inburgeringsvoorziening ook uit andere onderdelen bestaan zoals werk of arbeidstoeleiding (duaal traject) of een cursus over opvoeding, onderwijs en zorg. Gemeenten kunnen daarnaast maatschappelijke ondersteuning bieden. Een aanbod voor een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening aan de inburgeringsplichtige, die tevens verplicht is om arbeid te verkrijgen en te aanvaarden, wordt uitsluitend gedaan in combinatie met een op grond van de Wwb (of andere sociale zekerheidswet) aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Binnen een gecombineerde voorziening kunnen onderdelen volg tijdelijk worden ingezet. Vanaf 1 januari 2009 maakt het budget inburgering onderdeel uit van het participatiebudget. Cliëntenparticipatie is geen verplicht onderdeel van de Wet inburgering, maar bij een inburgeringsvoorziening met een arbeidstraject via de Wwb zou deze specifieke doelgroep in een WwbCliëntenraad betrokken kunnen worden.
4.2.
Integraal beleid en regionalisering
De laatste jaren zijn een aantal trends zichtbaar. Wetten op de terreinen van werk, inkomen en maatschappelijke ondersteuning komen steeds dichter bij elkaar te liggen. Het uiteindelijke doel van die verschillende wetten is hetzelfde: zelfredzaamheid en participeren in de maatschappij, en een vangnet waar dat niet haalbaar is. Bij beleidsontwikkeling en in de uitvoeringspraktijk zien we dat er in toenemende mate integraal wordt gedacht en gewerkt.
13
Steeds meer sociale diensten veranderen in een brede sociale dienst. 4 Dat betekent dat zij niet alleen de Wwb uitvoeren, maar ook verantwoordelijk zijn voor bijvoorbeeld de Wi, Wmo en Wsw. Gemeenten proberen één loket voor de burger te realiseren, één 'front-office' waar achter de uitvoering van diverse wetten op een steeds meer integrale wijze plaatsvindt. Het uitgangspunt is mensen aan het werk helpen, en de instrumenten die hiervoor worden ingezet kunnen uit verschillende wet- en regelgeving afkomstig zijn. Dit levert voor de gemeente meer gemak, met als bijkomend voordeel dat het besparingen oplevert. Een deel van de burgers die ondersteuning van de gemeente nodig hebben, heeft namelijk vaak vanuit meerdere wetten recht op ondersteuning. Bijvoorbeeld een persoon met een handicap kan een Wajong uitkering hebben, individuele en collectieve voorzieningen vanuit de Wmo en een beschutte werkplek vanuit de Wsw. Meer dan de helft van de werkende Wajongers heeft een Wsw-dienstbetrekking5. Inmiddels is een voorstel voor een wijziging van de Wajong in behandeling bij de Eerste Kamer. De vernieuwde Wajong zou per 1 januari 2010 van kracht moeten worden. Het realiseren van een werkaanbod aan Wajongers staat daarbij centraal. Net als in de Wwb verschuift de focus in de nieuwe Wajong van uitkering naar de mogelijkheden voor regulier werk.6 De Commissie fundamentele herbezinning Wsw (Voorzitter Bert de Vries) heeft een adviesrapport7 geschreven met de doelstelling meer mensen met een beperking aan het werk, zonder dat dit meer geld kost. Hierbij staat de samenwerking tussen instanties en samenhang van de Wsw met andere wetten en regelingen op de terreinen van werk, inkomen en participatie centraal. Gemeenten signaleren dat - een deel van - de doelgroepen van de Wsw en Wwb steeds dichter bij elkaar komen. Beide wetten streven immers naar een zo regulier mogelijke werkplek voor Wwb-ers en Wsw-ers. Voor de Wwb: uitstroom van uitkering naar regulier werk, al dan niet via re-integratietrajecten. Voor de Wsw: van 'binnen' (beschut werken') naar 'buiten' (zo regulier mogelijke omstandigheden) voor die Wsw-geïndiceerden die dit kunnen, al dan niet met ondersteuning door middel van een jobcoach/begeleid werken. In de praktijk zijn gemeenten daar al volop mee aan de slag.8
Om het participeren verder te stimuleren is per 1 januari 2009 de Wet Participatiebudget van kracht. Hiermee zijn de budgetten van het Wwb-werkdeel, inburgeringsvoorzieningen (Wi) en volwasseneneducatie (Wet educatie en beroepsonderwijs) gebundeld en is de financiering van deze onderdelen van de drie wetten9 ontschot teneinde voor gemeenten een samenhangende aanpak mogelijk te maken.
4
Divosa, mei 2009. Brief Ministerie SZW. Relatie tussen nieuwe Wajong en Wsw. R&P/RPA/09/5053, 24 maart 2009. 6 De ministerraad heeft op 29 augustus met de plannen ingestemd. Het wetsvoorstel is sinds 21 april 2009 bij de Eerste Kamer in behandeling. 7 Commissie fundamentele herbezinning Wsw, voorzitter Bert de Vries. Advies Werken naar Vermogen. 2008. 8 Zie bijvoorbeeld: Voorstel B&W aan gemeenteraad over notitie en uitvoeringsplan integrale sturing Wwb en Wsw. Gemeente Zuidhorn, 18 november 2008. 9 Wet werk en bijstand, Wet inburgering en de Wet educatie en beroepsonderwijs. 5
14
In de 'Werkpleinen' neemt integraal beleid en regionalisering nog een extra stap. Naast de wetten die gemeenten uitvoeren, voert het UWV wetten uit op het terrein van arbeidsongeschiktheid (Wajong, Wia, WAO, WAZ), ziekte (Ziektewet) en werkloosheid (WW). In het Werkplein bieden gemeenten en UWV Werkbedrijf een gebundelde kennis en geïntegreerde dienstverlening op maat aan werkzoekenden en werkgevers. Uitgangspunt voor de dienstverlening is dat klanten te maken krijgen met zo weinig mogelijk aanspreekpunten, minimale wachttijden en weinig overdrachtsmomenten. De klant meldt zich op één adres met zijn vraag, waar integrale dienstverlening wordt aangeboden en hij/zij terecht komt in de continuïteit van het dienstverleningsconcept van het Werkplein. Voor de klant dienen de betrokken instanties “onzichtbaar” te zijn, zodat zijn vraag in een geïntegreerd proces kan worden afgehandeld. Ketenpartners zijn daarbij vrij om in onderlinge overeenstemming activiteiten dan wel instrumenten door de ander te laten uitvoeren. Zo is het mogelijk om WWB-gerechtigden te plaatsen op passende re-integratietrajecten die door UWV zijn ingekocht en kan andersom het gemeentelijk instrumentarium worden ingezet voor WW-ers of gedeeltelijk arbeidsgeschikte werkzoekenden.10 Op landelijk niveau is afgesproken dat de integrale dienstverlening op 1 januari 2010 overal is ingevoerd. Met de participatieladder11 kunnen gemeenten periodiek vaststellen in hoeverre het gemeenschappelijke doel van het participatiebeleid wordt gerealiseerd. Het model van de participatieladder is een hulpmiddel voor de gemeente om de positie van een klant meer inzichtelijk te maken en welke instrumenten er ingezet kunnen worden bij die trede van participatie. Stadia van sociale en economische participatie en zelfredzaamheid worden hierbij als een continuüm gezien, in plaats van door wet- en regelgeving gescheiden compartimenten. De ladder bestaat uit zes oplopende treden van toenemende participatie, waarbij de onderste trede sociaal isolement is en de hoogste trede betaald werk (waarbij we aannemen dat een persoon met betaald werk de faciliteiten tot zijn of haar beschikking heeft om niet in een sociaal isolement te geraken). De participatieladder sluit overigens aan op de SRG-ladder (Statistiek Re-integratie Gemeenten) van het ministerie van SZW. In onderstaand schema zijn de treden van de participatielader beschreven, met enkele beknopte voorbeelden, waarbij is aangegeven welke wetgeving bij welke trede een rol kan spelen.
10 11
Ketenjaarplan 2008 Holland-Rijnland, werkdocument ter voorvisie. De Participatieladder is ontwikkeld door Regioplan en de Landelijke Cliëntenraad.
15
Figuur 3.2. het model van de participatieladder Participatieladder
Voorbeelden
Wetgeving
6
Arbeidscontract met werkgever of Zzp’er. Geen aanvullende uitkering. Geen externe begeleiding of gebruik participatie-instrumenten.
Ww, Wia, Wao, WAZ
Gedetacheerd werken. Begeleid werken. Werken met jobcoach. Parttime werken met aanvullende uitkering. Maakt gebruik van gemeentelijke participatieinstrumenten.
Wsw, Wwb, Wajong, WIJ, Wia
Werken met behoud van uitkering (Work First), stages, vrijwilligerswerk, inburgeringstraject met werkcomponent
Wi, Wwb, Wajong
Inburgering, educatie of re-integratie zonder werkcomponent, georganiseerd sporten, lidmaatschap vereniging met regelmatig persoonlijk contact, vrijwilligerswerk (minder dan 1x per week contact)
Wi, Wwb, Wmo
Mensen ontmoeten, activiteiten buitenshuis, individueel sporten, niet in georganiseerd verband, mantelzorg voor niet-huisgenoten.
Wmo
Nauwelijks contacten buitenshuis, Mantelzorg voor huisgenoten, alleen actieve contacten via internet, email, telefoon, dakloos zonder contacten met niet-daklozen behalve hulpverleners.
WIJ, Wmo
Betaald werk (SRG 5b: Regulier werk)
5 Betaald werk met ondersteuning (SRG 5a: Werk m.b.v. re-integratie)
4 Onbetaald werk (SRG 4: Arbeidstoeleiding)
3 Deelname georganiseerde activiteiten (SRG 3: Arbeidsactivering)
2 Sociale contacten buitenshuis (SRG 2: Maatschappelijke activering)
1 Geïsoleerd (SRG 1: Zorg)
In het schema van de participatieladder is te lezen dat er vooral veel overlap tussen wet- en regelgeving is bij trede 5: betaald werk met ondersteuning (Wsw, Wwb, Wajong, WIJ, Wia), maar ook bij trede 4: onbetaald werk (Wi, Wwb) en trede 3: Deelname georganiseerde activiteiten (Wi, Wwb, Wmo). Kortom, de wetgeving op de terreinen werk en inkomen raakt steeds meer vervlochten.
16
5.
VISIES OP CLIËNTENPARTICIPATIE IN DE SOCIALE ZEKERHEID
In hoofdstuk 3 zijn de verschillende wetten in de sociale zekerheid beschreven waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn en op welke wijze cliëntenparticipatie in die wetten een plaats heeft gekregen. Deze cliëntenparticipatie manifesteert zich in verschillende vormen. In dit hoofdstuk gaan we daar verder op in. Daarnaast geven we weer welke (nieuwe) vormen van cliëntenparticipatie volgens landelijke organisaties als de Landelijke Cliëntenraad, CliP en Programma VCP en regionale organisaties zoals SPOC-ZH aansluiten bij de geschetste nieuwe ontwikkelingen op het terrein van werk en inkomen.
5.1.
Vormen van cliëntenparticipatie
De cliëntenparticipatie in de Wwb was in eerste instantie een doorstart van de bestaande cliëntenparticipatie die reeds onder de Abw was georganiseerd. Ook de inrichting van Wmoraden in gemeenten zijn vaak in eerste instantie een doorstart van bestaande cliëntenorganen zoals Wvg-platforms, gehandicaptenplatforms en ouderenplatforms. Nieuw was de verplichting tot cliëntenparticipatie in de Wsw. Over de specifieke vorm waarin cliëntenparticipatie moet worden georganiseerd zijn echter geen regels door de Rijksoverheid opgesteld, er zijn alleen kaders en criteria waaraan cliëntenparticipatie moet voldoen. De algemene heersende opvatting is dat de ruggengraat van een structurele cliëntenparticipatie wordt gevormd door cliëntenraden.12 Panels, cliëntenonderzoeken en enquêtes worden vooral gezien als instrumenten die ad hoc of periodiek ten behoeve van cliëntenparticipatie door cliëntenraden en gemeenten kunnen worden ingezet.13 In vrijwel alle gemeenten is de cliëntenparticipatie Wwb volgens de wettelijke kaders ingevuld, veelal in de vorm van een Cliëntenraad Wwb. Eind 2006 kwam uit onderzoek van Ipso Facto14 naar voren dat 64% van de gemeenten een autonome lokale Wwb-cliëntenraad heeft, 13% een integrale cliëntenraad en 14% een intergemeentelijke Wwb-cliëntenraad. Naar aanleiding van het in toenemende mate integraal werken van gemeenten is de afgelopen jaren een verbreding van de werkterreinen van cliëntenraden te constateren. Het aantal autonome lokale raden neemt wat af en het aantal integrale cliëntenraden neemt toe.15 Volgens een recente peiling van Regioplan houdt een vijfde (21%) van de cliëntenraden zich behalve met de Wwb ook met de Wmo bezig.16 LocSZ signaleert dat 14% van de gemeentelijke cliëntenraden een samenvoeging van de Wwb en Wsw- Cliëntenraad is (bij regionale
12
Van o.a. de LCR, LocSZ, CliP, SPOC-ZH. Zie o.a. LCR. verslag landelijke discussiebijeenkomst over ketenbrede cliëntenparticipatie. April 2008. 14 Ipso Facto / Meccano. Evaluatie Cliëntenparticipatie Wwb. Juni 2007. 15 CliP. Discussienotitie integraal beleid en inbreng van cliënten. Alliantiedagen 2007. 16 Regioplan / LCR. Cliënt betrokken, diensten tevreden. Maart 2009. 13
17
cliëntenraden is dit 18,2%).17 Programma VCP schat in dat 60% van de gemeenten een autonome Wsw-Raad heeft, en dat andere gemeenten een mengvorm hanteren, vaak een combinatie tussen Wsw en Wwb.18 Ook zijn er breder georiënteerde cliëntenraden, zoals een combinatie van Wsw, Wwb, onderdelen van de Wmo en de Wi.19 Daarnaast is er sprake van schaalvergroting van cliëntenraden (van lokaal naar intergemeentelijk en regionaal niveau). Uit het onderzoek van Regioplan komt naar voren dat bijna een kwart van de gemeenten een cliëntenraad met een intergemeentelijke invulling heeft. Met de komst van de Werkpleinen wordt een nieuwe impuls gegeven aan regionale georiënteerde cliëntenparticipatie waarbij lokale vormen van cliëntenparticipatie aansluiten bij de structuur van centrale en decentrale cliëntenraden van het UWV. Samenwerking in de keten neemt, mede naar aanleiding van de komst van de Werkpleinen, toe. Een kwart van de gemeenten is begonnen om ketenbrede cliëntenparticipatie in samenwerking met de ketenpartners uit te werken en 5% van de gemeenten zegt hier al mee klaar te zijn.20
5.2.
Veel voorkomende knelpunten
Stichting CliP bemerkt dat samenwerkingsvormen op lokaal en regionaal niveau en in de keten in een aantal opzichten grondig van elkaar verschillen, maar dat wel dezelfde knelpunten naar boven komen ten aanzien van cliëntenparticipatie.21 Deze knelpunten worden overigens ook door andere organisaties naar voren gebracht (zoals Programma VCP en de LCR). Hoge eisen aan cliëntenraadsleden: leden van de cliëntenraad moeten in staat zijn beleidsstukken te lezen, de ambtelijke taal te begrijpen en vervolgens de consequenties van het beleid voor klanten op voorhand te doorgronden. Zeker voor klanten zelf is dit soms (te) veel gevraagd. Deskundigheidsbevordering door middel van cursussen en trainingen is vaak een blijvend aandachtspunt, maar is extra belangrijk voor nieuwe leden. Onder- en overschatting van ervaringsdeskundigheid: beleidsmakers overschatten vaak de capaciteit van de cliëntenraad om signalen uit de achterban te vertalen naar beleidsmatige adviezen. Aan de andere kant zijn de ervaringen van klanten onmisbaar om beleidsmakers en uitvoerders het dagelijkse leven van klanten te laten zien en de directe consequenties van het beleid. Programma VCP stelt bijvoorbeeld dat Wsw-geïndiceerden niet gewend zijn voor zichzelf op te komen. Zij moeten wennen aan hun inspraakmogelijkheden en de gemeente moet wennen aan de omgang met deze specifieke doelgroep. De gemeente kan hier zelf veel aan doen door het aanpassen van de communicatie. Bijvoorbeeld kortere beleidsstukken in duidelijke taal, en het vroegtijdig betrekken van de cliëntenraad. 17
LocSZ en bureau AanZ. Lokale cliëntenraden in beeld. Juni 2009. Voorbeelden van een Wsw en Wwb Cliëntenraad zijn onder andere te vinden in de gemeente Rotterdam, Venray, Brunssum, Sittard, Geleen en Heerlen. 19 Voorbeelden van een ketenbrede Cliëntenraad: gemeente Den Bosch, Leidschendam-Voorburg, Breda. 20 Regioplan / LCR. Cliënt betrokken, diensten tevreden. Maart 2009. 21 Alliantiedagen 2007. Stichting CliP, september 2007. 18
18
Bemensing cliëntenraden is soms lastig: degenen die aan cliëntenraden deelnemen, worden op meerdere plaatsen gevraagd en/of dreigen overbelast te raken en/of (moeten) solliciteren naar betaalde arbeid. Hierdoor is er een hoge roulatie van mensen met als gevolg een gebrek aan continuïteit. Inbreng klanten zelf onder druk: het kost moeite klanten te vinden die aan de hoge eisen van de cliëntenraad kunnen en willen voldoen. De ontbrekende kwaliteit en continuïteit wordt veelal gevonden in het bemensen van de cliëntenraad met vertegenwoordigers van klanten. Het gevaar hiervan is dat er over klanten in plaats van met klanten wordt gepraat. Schaalvergroting schept afstand: door samenwerking tussen gemeenten of organisaties ontstaan samenwerkingscontracten, waarop afzonderlijke cliëntenraden (van bijvoorbeeld gemeenten) geen inspraak meer hebben. De besluiten worden elders genomen, waardoor het lastiger is voor een cliëntenraad invloed uit te oefenen. De kans bestaat dat cliëntenraden niet vroegtijdig worden betrokken en daardoor achter de feiten aanlopen. Verbreding versnippert deskundigheid: Door integraal beleid te voeren worden deskundigheden bij elkaar gevoegd. Afstemming is een zeer goede zaak, maar door het verbreden van de thema's waar een cliëntenraad mee bezig is, raakt de aandacht voor deelthema's (bijv. arbeidsgehandicapten) in de verdrukking. Veel verschillende cliëntenraden: Cliëntenparticipatie volgt de uitvoerende organisatie. Per organisatie (gemeente, Uwv, arbeidsadviseurs etc.) wordt een cliëntenraad georganiseerd. Het lijkt er op dat het middel het doel wordt. Dit leidt tot veel verschillende cliëntenraden die elkaar qua thematiek gedeeltelijk overlappen. Cliëntenparticipatie op het niveau van beleidsbeslissingen: In het verlengde van het vorige punt is volgens de Raad voor Werk en Inkomen22 een potentiële oorzaak van problemen dat cliëntenparticipatie op dit moment nog veelal 'per kolom' is georganiseerd, vooral gericht op de dienstverlening aan de 'eigen' klanten. Cliëntenparticipatie zou echter ook moeten worden gerealiseerd op het niveau waarop voor de klant belangrijke beslissingen (ten aan zien van de uitvoering en dienstverlening) worden genomen.23 Of zoals UWV en CWI schetsen: cliëntenparticipatie op het niveau van het verzorgingsgebied.24 Voor een cliëntenraad is niet altijd duidelijk waar het beste invloed uitgeoefend kan worden. Wat bepaalt de gemeenteraad en het college nog zelf, en wat is gemandateerd aan een intergemeentelijke sociale dienst, uitvoeringsorganisaties en Werkplein?
22
Raad voor Werk en Inkomen. Goede Raad...Handreiking Cliëntenparticipatie Werkpleinen. Juni 2009. Tweede Kamer. Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel wijziging van de Wet SUWI (31514 nr.3). 24 UWV / CWI. Naar een vernieuwde cliëntenparticipatie. Discussienotitie. 20 maart 2008. 23
19
5.3.
Toekomstbestendige varianten van cliëntenparticipatie
De vele ontwikkelingen die plaatsvinden en eraan komen, vragen volgens de LCR om een andere benadering en vormgeving van de cliëntenparticipatie. Het aantal gemeenten neemt af door schaalvergroting en het aantal intergemeentelijke en regionale sociale diensten neemt toe. In de Werkpleinen wordt ketensamenwerking formeel georganiseerd. Als beleid integraal wordt uitgevoerd en beleidsontwikkeling van verschillende wetten integraal wordt opgepakt, kan een cliëntenraad zich niet langer beperken tot advies over één wet als de discussie gaat over maatschappelijke participatie. Afstemming en samenwerking is dus noodzakelijk tussen klantgroepen in het speelveld van cliëntenparticipatie op de onderwerpen werk, inkomen en participatie. In deze paragraaf beschrijven wij een aantal varianten van cliëntenparticipatie die aansluiten bij de kernvraag van dit rapport, een optimale vormgeving van cliëntenparticipatie in Leiden en Leiderdorp met aandacht voor huidige en toekomstige ontwikkelingen. Een integrale cliëntenraad (samenvoeging) In sommige gemeenten wordt het in toenemende mate integrale beleid (en uitvoeringspraktijk) doorvertaald in het samenvoegen van verschillende cliëntenraden tot één cliëntenraad. Het opheffen van bestaande cliëntenraden en deze samen voegen tot één brede raad (één aanspreekpunt) is vaak echter een intensief proces. Het kost tijd en de nodige ondersteuning om er een nieuw goed samenwerkend geheel van te maken. Zonder draagvlak voor de verandering onder de bestaande cliëntenraden zal het proces moeizaam verlopen. Als de nieuwe cliëntenraad eenmaal goed functioneert (samenwerking, communicatie, werkverdeling) is er wel een integrale advisering mogelijk over werk en inkomen. Voor klanten en gemeente is er één aanspreekpunt. Daarnaast zal er efficiënter met faciliteiten kunnen worden omgegaan dan wanneer er losse raden actief zouden zijn en is het voor de gemeente goedkoper. Bij een integrale (brede) cliëntenraad is er het risico dat er (te)veel onderwerpen samen komen samen in één cliëntenraad en dat de leden overvraagd worden. Bij een gecombineerde Wwb, Wsw en Wmo raad zullen niet alle onderwerpen alle leden aanspreken. Als er een te groot beroep op de leden wordt gedaan om zich met allerlei onderwerpen bezig te houden dan kan dat negatief van invloed zijn op de motivatie. In de praktijk verschillen de meningen over de raakvlakken tussen Wwb, Wsw en Wmo. Sommigen vinden een samenvoeging van Wwb en Wmo geen goede match, anderen (LCR) zien juist weer meer overeenkomsten tussen de Wwb en Wmo dan tussen de Wwb en de Wsw. Stichting CliP constateert dat Wwb-klanten in de praktijk nog wel eens ondersneeuwen in een gecombineerde Wwb-Wmo-raad. Dit risico bestaat overigens ook bij voor Wswgeïndiceerden in een gecombineerde Wwb-Wsw-raad. Programma VCP signaleert dat klantgroepen Wwb en Wsw nu nog teveel vanuit belangentegenstellingen denken. Een gelijkwaardige rol voor verschillende klantgroepen is in een integrale cliëntenraad een belangrijk aandachtspunt.
20
Voorbeeld cliëntenraad De Brug Breda Cliëntenraad De Brug Breda is een ketenbrede cliëntenraad. De verordening is per 18 september 2008 in werking getreden. De cliëntenraad behartigt de belangen van alle uitkeringsgerechtigden en mensen met een laag inkomen in Breda. De cliëntenraad geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de gemeente en het UWV WERKbedrijf over het gezamenlijke beleid en de uitvoering van beleid Wwb, Wsw en minimabeleid. De cliëntenraad heeft bij voorkeur klanten als lid, maar ook een aantal organisaties zijn vertegenwoordigd. Deze moeten aantoonbaar en periodiek in contact staan met de achterban. Om voldoende informatie uit de achterban te krijgen start de cliëntenraad samen met de afdeling onderzoek van de gemeente een digitaal cliëntenpanel. Een werkgroep communicatie is opgezet om de contacten met de achterban effectief vorm te geven. De cliëntenraad heeft op dit moment goede ervaringen met de gekozen werkwijze en organisatievorm.
Cliëntenraad De Brug Breda is een voorbeeld van een integrale en ketenbrede raad die vooralsnog goed functioneert (maar zij zijn nog maar een half jaar in deze vorm actief). De oorspronkelijke cliëntenraad heeft in Breda zélf voorgesteld de cliëntenparticipatie van de Wwb, Wsw en UWV samen te voegen tot één geheel. Dit is één van de redenen waarom de samenvoeging in Breda goed is verlopen: er was draagvlak aanwezig bij alle partijen. Een participatieraad (samengestelde cliëntenraad) Er zijn alternatieven waarbij gebruik kan worden gemaakt van de kracht van reeds bestaande cliëntenraden in een gestructureerd samenwerkingsverband. Een participatieraad is hiervan een voorbeeld. Verschillende organisaties zoals stichting CliP, Programma VCP, de LCR en SPOC-ZH zien in een participatieraad een interessante toekomstbestendige vorm van cliëntenparticipatie. De kern van een participatieraad is dat klanten hun specifieke ervaringsdeskundigheid kunnen blijven inzetten op die onderwerpen waar zij ervaringsdeskundig over zijn. Een participatieraad kan bestaan uit verschillende deelraden (of werkgroepen, kamers etc.) en een centrale raad of coördinerend orgaan. Een participatieraad kan bestaan uit een deelraad werk en inkomen en een deelraad maatschappelijke ondersteuning. Of deelraden voor de Wwb, Wsw en Wmo. Omdat lokale cliëntenraden blijven bestaan in de vorm van een deelraad met een eigen adviesrol, kan een participatieraad ook wel een samengestelde raad worden genoemd. De centrale raad moet zorgen voor een afstemming tussen de deelraden over onderwerpen die voor meerdere klantgroepen van belang zijn. De centrale raad heeft ook een coördinerende functie. Daar waar mogelijk zal de Participatieraad een gezamenlijk advies uitbrengen van de verschillende deelraden tezamen. Juist met een Participatieraad kan samenwerking mogelijk worden gemaakt terwijl je de eigenheid van de klantgroepen, en de verschillen blijft respecteren.
21
Voorbeeld Participatieraad SZ en MO Leidschendam-Voorburg In Leidschendam-Voorburg was reeds een klassieke vorm van een cliëntenraad. Hier omheen is recent de Participatieraad ontstaan. Deze bestaat uit een Deelraad Sociale Zaken (SZ) en een Deelraad Maatschappelijke Ondersteuning (MO), met een centrale of overkoepelende raad. De cliëntenparticipatie wordt in de praktijk vooral door de deelraden uitgevoerd. De Participatieraad heeft een onafhankelijke voorzitter en een externe ambtelijk secretaris, welke werkzaam zijn voor zowel de overkoepelende raad als de deelraden. De deelraden vergaderen iedere 6 weken, en jaarlijks zijn 2 plenaire vergaderingen met de gehele Participatieraad. De vergaderfrequentie is afgestemd op de ambtelijke productieprocessen en beleidscycli. Zowel de overkoepelende raad als de deelraden kunnen contacten hebben met de gemeente. Er is een formeel kader (taakverdeling, werkafspraken), maar ook informele paden worden bewandeld, omdat de relatie met de gemeente goed is en dit soms effectiever is.
In Leidschendam-Voorburg zijn de deelraden autonoom en zij vervullen alle functies van cliëntenparticipatie (advisering, belangenbehartiging etc.). De overkoepelende raad heeft hier een secretariële functie en zorgt voor samenwerking tussen deelraden. De overkoepelende raad steunt de deelraden ook bij de keuze voor adviesonderwerpen en de verdeling daarvan over de deelraden. De rol die de overkoepelende raad vervult kan echter verschillen. Het SPOC-ZH ziet een wat sterkere regierol voor de overkoepelende centrale raad weggelegd. De overkoepelende raad is het centrale aanspreekpunt en hierdoor wordt er één duidelijke boodschap naar buiten gebracht. Een overkoepelende raad is goed in staat om beleid te toetsen en een spreekbuis te zijn voor gemeente en gemeenteraad. De deelraden zijn met name goed in staat de belangen van klanten in kaart te brengen en knelpunten uit de praktijk bespreekbaar te maken. Ook de LCR heeft een visie over een Participatieraad: een overkoepelende raad en drie deelraden voor de Wwb, Wsw en Wmo. De Participatieraad is een goed startmodel voor structurele samenwerking en integrale advisering. Een start met aparte deelraden Wwb, Wsw en Wmo kan in de toekomst doorontwikkelen in een Participatieraad SZ en MO. De overkoepelende raad heeft volgens de LCR een coördinerende functie en bepaalt welke deelraad welke thema's behandelt en wie welke adviezen uitbrengt. De overkoepelende raad zorgt ook voor de verankering van de eigen agenda bij de gemeente. De overkoepelende raad wordt gevormd door experts die meer op abstract- en beleidsniveau kunnen denken. Daarnaast nemen vertegenwoordigers uit de deelraden deel in de overkoepelende raad. Het is van cruciaal belang dat de overkoepelende raad een sterke en onafhankelijke voorzitter heeft. Voor de deelraden is een goede ondersteuning van cruciaal belang. Onder andere bij het bepalen van de eigen agenda en speerpunten. Wanneer een advies met de gemeente of andere partijen wordt besproken is het wenselijk dat een lid van de overkoepelende raad dit samen doet met één of twee leden van de deelraad. Het uitgangspunt is dat de deelraden het inhoudelijke werk doen (adviezen uitbrengen, agenda bepalen etc.) en de overkoepelende raad meer het organiserende werk en het aansturen van de deelraden. Essentieel is dat de deelraden in staat zijn hun achterban te raadplegen.25 Een nadeel van een participatieraad is dat er een extra laag wordt gecreëerd die ook weer gefaciliteerd moet worden. 25
Zie ook het Keuzemodel Achterbanraadpleging van de Landelijke Cliëntenraad. IVA, 2008.
22
Cliëntenparticipatie Werkpleinen: een regionaal groeimodel De Wet SUWI verplicht het UWV tot overleg met uitkeringsgerechtigden over de dienstverlening. Ook gemeenten hebben deze verplichting (vanuit oa. de Wwb, Wsw en Wmo). De vorming van de Werkpleinen is een aanzienlijke verandering in de structuur van de uitvoering van de sociale zekerheid. In de handreiking ‘Goede Raad’ bepleit de RWI26 dat cliëntenparticipatie op de Werkpleinen wordt vormgegeven volgens een zogenoemde ‘basisvariant’. De basisvariant is gepresenteerd als een ‘groeimodel’ of vertrekpunt van waaruit op regionaal niveau kan worden gewerkt aan verdere (her)structurering van cliëntenparticipatie. Deze houdt in dat vanuit de bestaande cliëntenraden van gemeente(n) en UWV een ‘Cliëntenvertegenwoordiging Werkpleinen (CVW)’ gevormd wordt. Zodoende kan gebruik worden gemaakt van de kennis en ervaringen die binnen de raden aanwezig zijn, hetgeen de kwaliteit van de cliëntenparticipatie op de Werkpleinen zal bevorderen. De RWI vindt dat periodiek overleg tussen de CVW en het management van het Werkplein noodzakelijk is bij het inrichten van de basisvariant. Ook de LCR ondersteunt deze werkwijze, omdat hiermee de lokale cliëntenparticipatie in stand kan worden gehouden. De afspraken over de cliëntenparticipatie in het Werkplein worden vastgelegd in een convenant. Hierin worden onder meer taken, bevoegdheden en verplichtingen, de frequentie van het overleg en de wijze waarop ondersteuning, facilitering en scholing wordt geregeld, opgenomen. Per locatie kunnen verdere afspraken worden gemaakt. Cliëntenraden hebben in de situatie van deelname aan een CVW niet meer alleen met de lokale beleidsmakers, bestuurders en uitvoerders te maken maar ook met besluitvorming op het niveau van het Werkplein. Om de belangen van de klanten in dit integrale speelveld optimaal te kunnen behartigen zullen autonome cliëntenraden meer met elkaar moeten samenwerken en met gezamenlijke standpunten en adviezen komen. De RWI stelt dat er geen doorslaggevende argumenten te noemen zijn die grote regionale of lokale verschillen in cliëntenparticipatie rechtvaardigen. Aan de andere kant wordt er geen uniformiteit voorgeschreven, maar een kader geboden dat ruimte laat voor regionale en lokale invulling. Een nadeel van dit basismodel is dat het een extra belasting betekent voor de lokale cliëntenraden en met name voor die leden die deelnemen in het CVW.
26
Goede Raad is een advies dat op verzoek van het ministerie van SZW is opgesteld door de RWI in samenwerking met de LCR en het UWV.
23
24
6.
DE ACTUELE SITUATIE IN LEIDEN EN LEIDERDORP
In dit hoofdstuk staan we stil bij de huidige organisatie van beleidontwikkeling en beleidsuitvoering van de wetten op de terreinen van werk, inkomen en participatie. We beperken ons hierbij met name tot de Wwb, Wsw en de Wmo, en daarnaast aspecten als regionale samenwerking en ketensamenwerking. Vervolgens beschrijven we hoe de cliëntenparticipatie is georganiseerd op dit moment en wat de ervaringen, wensen, verwachtingen en visies zijn ten aanzien van deze cliëntenparticipatie. De informatie waarop wij dit baseren bestaat uit gesprekken met de directe betrokkenen in Leiden en Leiderdorp en documenten en beleidsstukken van de gemeenten en cliëntenraden (zie de bijlagen voor het literatuuroverzicht en de lijst met gesprekspartners).
6.1.
Beleid en uitvoering van Werk, Inkomen en Participatie
Het Team Werk Inkomen en Zorg (tot 1 januari 2008 bekend onder de naam Dienst Sociale Zaken en Arbeidsmarktbeleid) is de uitvoeringsorganisatie van de gemeente Leiden voor onder andere de Wwb en (onderdelen van de) Wmo. Voor de Wwb kunnen burgers terecht bij het loket van Team WIZ, voor de Wmo is er het Servicepunt Zorg. Team WIZ valt met het Team gemeentebelastingen en het Team vergunningen en subsidies onder de Afdeling Backoffice Dienstverlening. De beleidsontwikkeling vindt echter niet plaats bij het Team WIZ, maar is verspreid over verschillende beleidsafdelingen27. De Zijl Bedrijven (DZB), een gemeentelijke instelling van de gemeente Leiden, is zowel voor gemeente Leiden als Leiderdorp de uitvoeringsorganisatie voor de sociale werkvoorziening van de Wsw. DZB is ook voor diverse andere gemeenten in de regio Wsw-uitvoeringsorganisatie voor de sociale werkvoorziening. Daarnaast is DZB sinds enkele jaren ook actief als reintegratiebedrijf. Bij DZB kunnen in de praktijk dus zowel mensen werkzaam zijn met een Wswindicatie als mensen in een Wwb-re-integratietraject. Gemeente Leiden heeft met gemeente Leiderdorp een lichte vorm van een gemeenschappelijke regeling ten aanzien van de uitvoering van onder andere de Wwb en de Wsw. Leiderdorp is bij deze Dienstverleningsovereenkomst werk en inkomen formeel de opdrachtgever en gemeente Leiden de opdrachtnemer. Het Team WIZ in Leiden is dus ook voor Leiderdorpse burgers de uitvoeringsorganisatie. Echter Leiderdorp heeft ook nog een lokaal loket voor burgers. De Gemeenten Leiden en Leiderdorp hebben allebei eigen beleid, met eigen accenten en er is geen beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het beleid door gemeente Leiderdorp aan Leiden gemandateerd.
27
Dit is het gevolg van de reorganisatie 'Anders Werken'. De gemeentelijke organisatie is geherstructureerd van 5 diensten naar 3 aandachtsgebieden en een Shared Service Center. Er is hiermee ook een scheiding aangebracht tussen beleidsuitvoering en beleidsontwikkeling.
25
Er is geen gemeenschappelijke regeling voor de Wmo. Wel wordt het beleid ten aanzien van bijvoorbeeld individuele voorzieningen steeds meer geharmoniseerd en is er gezamenlijk gewerkt aan de verordening en het verstrekkingenhandboek. Samenwerking in de regio Gemeente Leiden heeft geen gemeenschappelijke regeling werk en inkomen met andere gemeenten. Op regionaal niveau is er samenwerking op sociale, economische en ruimtelijke onderwerpen binnen Holland Rijnland (een samenwerkingsverband van 14 gemeenten) en de Leidse regio (Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten en Zoeterwoude). Zo hebben de gemeentesecretarissen van de Leidse regiogemeenten op 6 december 2006 een intentieverklaring ondertekend met als doel de samenwerking te intensiveren28. Daarbij wordt gedacht aan samenwerking in de uitvoering van operationele taken. Bij het aanbesteden van de Wmo is al succesvol samengewerkt door zeven regiogemeenten (Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten, Zoeterwoude, Alkemade en Jacobswoude). Deze zeven hebben eind 2008 een gezamenlijke aanbesteding gedaan waarbij met 15 zorgaanbieders contracten zijn gesloten. In de onderstaande figuur is per wetgeving (Wwb, Wsw, Wmo) aangegeven hoe op dit moment de beleidsontwikkeling, beleidsuitvoering en cliëntenparticipatie is geregeld in de gemeenten Leiden en Leiderdorp. Figuur 5.1. Beleid, uitvoering en cliëntenparticipatie Werk, Inkomen en Zorg
Leiden beleid Wwb
uitvoering cliëntenparticipatie
Wsw
28
Beleidsharmonisatie
Eigen beleid
Dienstverleningsovereenkomst Team WIZ Leiden Loket gemeentehuis Leiderdorp Niet aanwezig
Cliëntenraad SOZA
beleid
Gedeeld beleid
uitvoering
Dienstverleningsovereenkomst Team WIZ Leiden + DZB + Loket Leiderdorp
cliëntenparticipatie
Wsw-raad Leiden-Leiderdorp
beleid Wmo
Eigen beleid
Leiderdorp
Eigen beleid
Beleidsharmonisatie, Aanbesteding regio
Eigen beleid
uitvoering
Servicepunt Zorg Leiden
Loket Gemeentehuis Leiderdorp
cliëntenparticipatie
Wmo-raad Leiden
Wmo-raad Leiderdorp
Nota ’Regie op maat’ versterken van de realisatiekracht. Leiden, 18 februari 2008
26
Uit figuur 5.1. blijkt dat er verschillende cliëntenparticipatie- en adviesorganen zijn die het College en de Raad adviseren en informeren over het gemeentelijk beleid vanuit het perspectief van de burger of klant. Momenteel is per wetgeving een aparte vorm van cliëntenparticipatie georganiseerd. Het Wsw-beleid is gedeeld beleid, maar heeft deels afwijkende verordeningen. Werkplein De landelijke planning is dat per 1 januari 2010 gemeenten en het UWV Werkbedrijf een gezamenlijke integrale dienstverlening aanbieden op het gebied van re-integratie en intake aan werkzoekenden en werkgevers.
WERKPLEIN UWV Werkbedrijf Gemeenten DZB ROG*
Geïntegreerde dienstverlening werk en inkomen Voor werkgevers en werkzoekenden 1 loket en front-office Wwb, Wsw, Ww, Wia, Wao, Wajong etc. 'Werkplein' cliëntenparticipatie
ROC Leiden Front-Office / Loket * ROG staat voor regionale ondersteuningsgroep
Behalve Leiden en Leiderdorp zullen ook een aantal andere gemeenten29 uit de Leidse regio in het Werkplein deelnemen. Daarnaast participeren DZB, ROG (Regionale ondersteuningsgroep) en het ROC Leiden in het Werkplein. Dit 'toonkamer'-idee betekent één loket op één fysieke plek (een Locatie voor werk en inkomen of Werkplein). Deze gedeelde front-office moet in 2010 operationeel zijn.30 Het Werkplein heeft de verplichting cliëntenparticipatie te organiseren. Op dit moment zijn de lokale cliëntenraden met het Werkplein in overleg over de vorm van deze cliëntenparticipatie.
6.2.
Vormen van cliëntenparticipatie in Leiden en Leiderdorp
Cliëntenraad SOZA Leiden De Cliëntenraad is in 1998 ontstaan vanuit een wettelijk verplichting van uitkeringsverlenende instanties tot een vorm van cliëntenparticipatie. Een plicht die met de komst van de Wwb nadrukkelijker vorm kreeg met de verordening cliëntenparticipatie Wwb, vastgesteld in de Gemeenteraad op 7 december 2004. 29
Vooralsnog zijn dit de gemeenten Leiden, Leiderdorp, Alkemade, Oegstgeest, Voorschoten en Zoeterwoude. Bron: http://landkaart.samenvoordeklant.nl. 30 B&W.nr. 09.0491, d.d. 12 mei 2009. Samenstelling Programma- en productrapportage 2009, bijlage Capaciteitsplanning 2009 gemeente Leiden (vastgesteld 17 maart 2009).
27
In de Leidse Cliëntenraad zitten klanten met een uitkering van de gemeente Leiden en vertegenwoordigers van een aantal maatschappelijke organisaties (vrijwilligers). Het aantal leden van de Cliëntenraad varieert van zeven tot twaalf leden. Op dit moment is er een bezetting van zeven leden. Eén van de leden vertegenwoordigt de vakbond FNV, de andere zes leden zijn allen klanten van de gemeente Leiden. Klanten van middelbare leeftijd (c.a. 40-50 jaar) en ouder, en alleenstaanden/alleenstaande ouders zijn vertegenwoordigd in de Cliëntenraad. Andere doelgroepen, zoals jongeren en allochtonen, zijn op dit moment niet vertegenwoordigd. Van moeilijker te bereikbare doelgroepen probeert de Cliëntenraad met name via haar netwerk signalen op te vangen. Er zijn onder andere contacten bij de voedselbank, vluchtelingenorganisaties, straatadvocaat, platform gehandicapten, juridische hulpverleners en klankbord ouderen. Daarnaast heeft de cliëntenraad verschillende communicatiemiddelen en instrumenten om in contact te blijven met de achterban en informatie te verkrijgen, zoals email, telefonisch spreekuur, spreekuur op afspraak, en de website. Ook worden af en toe themabijeenkomsten georganiseerd. Een intensievere (grootschalige) raadpleging van de achterban bijvoorbeeld met een enquête, is echter nog nooit uitgevoerd. Er is maandelijks overleg met ambtenaren over de Wwb, minimabeleid, bijzondere bijstand, re-integratie, arbeidsmarktbeleid etc. Het overleg wordt voorgezeten door een onafhankelijk voorzitter, daarnaast heeft de Cliëntenraad een eigen voorzitter. De Cliëntenraad heeft maandelijks een eigen vergadering. Verder voert de Cliëntenraad incidenteel overleg met de wethouder en worden contacten met leden van de Gemeenteraad onderhouden. De Cliëntenraad Sociale Zaken en Arbeidsmarktbeleid (SOZA) behartigt de belangen van Wwb klanten van de gemeente Leiden op het gebied van werk en inkomen ("sociale zaken"). De Cliëntenraad heeft volgens de Verordening Cliëntenparticipatie Wwb de bevoegdheid het College en de Gemeenteraad gevraagd en ongevraagd te adviseren over alle onderwerpen die het gemeentelijk beleid ten aanzien van Wwb-uitkeringsgerechtigden betreffen en heeft de bevoegdheid alle aangelegenheden binnen het kader van Wwb, die de uitvoering en (de kwaliteit van) de dienstverlening door gemeente en SOZA raken in de overlegvergadering aan de orde te stellen en hierover verbetervoorstellen te doen. In de verordening is verder opgenomen dat de gemeente de relevante onderdelen van de begroting en perspectiefnota op het terrein van werk en inkomen in conceptvorm met de Cliëntenraad dient te bespreken. De Cliëntenraad heeft vervolgens de mogelijkheid om op eigen initiatief een advies uit te brengen.31 De procedure bij adviezen van de Cliëntenraad aan het College is dat het College het advies, voorzien van de reactie van de Cliëntenraad op het advies, bij een beleidsstuk voegt alvorens het beleidsstuk naar de Gemeenteraad te sturen. Wwb cliëntenparticipatie Leiderdorp Er is in het verleden een Wwb-Cliëntenraad gestart, maar deze is slapende, omdat bijna alle leden zijn opgestapt en er niet voldoende nieuwe leden zijn gevonden die zitting willen nemen. 31
Verordening Cliëntenparticipatie Wet Werk en Bijstand, 7 december 2004.
28
In 2008 is opnieuw getracht leden te werven maar dit is niet gelukt. Leiderdorp wacht de uitkomsten van het onderzoek af en de beslissing van gemeente Leiden omtrent de toekomst van cliëntenparticipatie werk en inkomen. De Gemeenteraad Leiderdorp heeft expliciet haar goedkeuring gegeven aan een integrale, intergemeentelijke Cliëntenraad Wwb/Wsw voor Leiden en Leiderdorp. Het mislukken van de Wwb-Cliëntenraad in Leiderdorp is een argument om een gezamenlijke Cliëntenraad te organiseren met Leiden. Gemeente Leiden neemt hierover een standpunt in na het verschijnen van dit rapport. Wsw-Raad Leiden en Leiderdorp Sinds 1 januari 2008 is de gemeente verplicht Wsw-geïndiceerden te betrekken bij de uitvoering van de wet. Hiervoor zou een Wsw-Raad worden opgericht bestaande uit Wswgeïndiceerden. Reeds in de beginfase van de vernieuwde Wsw is aangegeven dat de gemeente wil bezien of cliëntenparticipatie Wsw kan samengaan met andere cliëntenparticipatie (Wwb, etc.) in een integrale cliëntenraad. Er is besloten om toch eerst een Wsw-raad op te richten. In 2008 is in samenwerking met het programma VCP een ledenwerfactie gestart. Er hebben zich in 2008 twintig 20 Wsw-geïndiceerden aangemeld om in een Raad deel te nemen. Per 1 april 2009 is de Wsw-Raad Leiden/Leiderdorp formeel van start gegaan. De Wsw-Raad mag formeel uit acht leden bestaan.32 Er hebben uiteindelijk zeven kandidaten zitting genomen in de WswRaad. Omdat de Wsw-Raad de andere geïnteresseerde Wsw-ers niet verloren wilde laten gaan is ter ondersteuning van de Wsw-Raad een klankbordgroep opgericht. Hier nemen vier Wswers aan deel. De overige negen Wsw-ers zijn afgehaakt om diverse redenen. Bij de installatie van de Wsw-Raad is door de gemeente de kanttekening geplaatst dat de organisatie van cliëntenparticipatie onderzocht wordt en dus nog kan worden gewijzigd. De Wsw-Raad is met veel enthousiasme van start gegaan en heeft een werkplan opgesteld met de onderwerpen die zij op wil pakken in het komend jaar. Wmo-adviesraad Leiden Op vrijdag 7 september 2007 is de Adviesraad Wmo Leiden geïnstalleerd. De Raad adviseert het College van Burgemeester en Wethouders over alles wat samenhangt met de uitvoering van de Wmo. Daarnaast heeft de Adviesraad als taak om gevraagd en ongevraagd advies te geven over de manier waarop de gemeente in haar hele beleid de mogelijkheden tot gelijkwaardige maatschappelijke deelname van mensen bevordert. Daarbij gaat het speciaal om personen met een lichamelijke of verstandelijke functiebeperking of met een chronisch ziekte, om personen met psychische of sociaalpsychologische aandoeningen en om mantelzorgers. De Adviesraad bestaat uit tien leden en een voorzitter. Bij de installatie van de Raad waren zeven leden benoemd op voordracht van verschillende organisaties. Met de installatie van de Adviesraad Wmo Leiden zijn twee andere adviesraden overbodig geworden: de Adviesraad Ouderenbeleid Leiden en de Adviesraad Gehandicaptenbeleid. Deze zijn inmiddels opgeheven. De volgende belangenorganisaties waren bij installatie van de Raad vertegenwoordigd: Nederlandse Vereniging van Blinden en Slechtzienden, afdeling Leiden en omstreken; 32
Verordening Cliëntenparticipatie Wet Sociale Werkvoorziening 2008, 1 juli 2008.
29
Vereniging van ouders en verwanten van mensen met een verstandelijke en/of meervoudige belemmering (VOGG); Ouderenbonden (KBO, afd. Leiden; ANBO, afd. Leiden; PCOB Belangenbehartiging 50-plus) Leidse Vereniging van Mantelzorgers; Centrale Familieraad Rivierduinen. Wmo-adviesraad Leiderdorp Op 11 november 2007 is de Wmo-adviesraad ingesteld. De Wmo-adviesraad is een onafhankelijk adviesorgaan voor de Gemeenteraad en het College van Leiderdorp. Het adviesorgaan geeft de gemeente gevraagd en ongevraagd advies over de uitvoering van de Wmo. Dit doet de adviesraad niet alleen: burgers hebben de mogelijkheid hun mening over de Wmo kenbaar te maken aan de adviesraad. De mening van de burger wordt meegenomen in het uiteindelijke advies. Het eerste advies, over de vierjarige Wmo-beleidsnota, is in november 2008 uitgegeven. Het is de bedoeling dat de adviesraad uiteindelijk zal bestaan uit acht á tien burgers. Tot dusver zijn er vijf leden geïnstalleerd. 33 Stichting Klankbordgroep Ouderen Leiden Het werkterrein van de Stichting Klankbordgroep Ouderen Leiden bestaat uit het zoeken naar opvattingen over het Wmo beleid die bij de verschillende ouderengroepen leven, met als doel deze opvattingen door te geven aan de drie ouderenvertegenwoordigers in de Adviesraad Wmo Leiden. Ook adviseert de klankbordgroep het Leidse college van B&W over onderwerpen die niet in de Adviesraad Wmo ter sprake zijn gebracht.
33
Bron: http://www.leiderdorp.nl/index.jsp?nav=16271&loc=289693
30
7.
OPVATTINGEN OVER CLIËNTENPARTICIPATIE IN LEIDEN EN LEIDERDORP
Dit hoofdstuk gaat in op de ervaringen met de cliëntenparticipatie in Leiden. De ervaringen en wensen van Leiderdorp ten aanzien van cliëntenparticipatie komen tevens aan bod. De WswRaad is nog maar kort in functie en de ervaringen beperken zich daarom met name tot de opstartfase van de Wsw-Raad en verwachtingen omtrent deze nieuwe Cliëntenraad. Het onderzoek concentreert zich vooral op de cliëntenparticipatie op het terrein van werk en inkomen34. De meeste opvattingen over de huidige situatie van cliëntenparticipatie in dit hoofdstuk zijn logischerwijs gericht op de Cliëntenraad sociale zaken en arbeidsmarkt (SOZA) Leiden.
7.1.
Doelen en verwachtingen
Wanneer de vraag gesteld wordt welke vorm en werkwijze van cliëntenparticipatie het meest optimaal is voor de gemeente Leiden dan is het allereerst van belang om te beschrijven welke doelstellingen en functies cliëntenparticipatie moet vervullen. Wat willen de gemeenten met cliëntenparticipatie bereiken, en welke verwachtingen zijn er over cliëntenparticipatie? In de verordening van de Cliëntenraad SOZA staat dat de Cliëntenraad de belangen behartigt van klanten in algemene zin en dat de Cliëntenraad gevraagd en ongevraagd advies mag uitbrengen aan het College en de Gemeenteraad. De verordening cliëntenparticipatie Wsw bevat dezelfde omschrijving met het verschil de Wsw-Raad enkel aan het College adviseert. Het gaat nadrukkelijk om de doelgroep als geheel en niet om individuele belangenbehartiging. De doelstelling van de Wsw-Raad is 'om vanuit verschillende klantinvalshoeken tot breed gedragen adviezen te komen waarmee bevorderd wordt dat er een integraal en evenwichtig gemeentelijk beleid op de Wsw tot stand komt.' Voor zowel de Wsw-raad als de Cliëntenraad SOZA is de afspraak gemaakt dat de raad er niet is voor het behartigen van individuele belangen of klachten. Een lid van de Cliëntenraad SOZA geeft aan dat de cliëntenraad Wwb-ers wel een luisterend oor biedt, informatie verstrekt en klanten kan doorverwijzen naar deskundige instanties en de gemeente bij vragen om ondersteuning. Volgens de onafhankelijk voorzitter van de cliëntenraad kan het in de praktijk lastig zijn voor een cliëntenraad om zich van individuele belangenbehartiging afzijdig te houden. Een onafhankelijke functionaris (bijv. voorzitter) kan in dit kader voor het nodige zelfregulerend vermogen zorgen. Een respondent van de gemeente Leiden vergelijkt de Cliëntenraad SOZA met andere adviesorganen binnen de gemeente. Vanuit die optiek is het adviseren van de achterban een minder belangrijke functie voor de Cliëntenraad dan het uitbrengen van goede adviezen aan het College. Echter de meeste respondenten zien naast de advisering ook een duidelijke 34
De Wmo-Raad is slechts zijdelings in dit onderzoek betrokken. Er zijn geen gesprekken met de Wmo-Raad gevoerd omdat dit buiten de onderzoeksopdracht viel.
31
meerwaarde in de ondersteunende rol die de cliëntenraad vervult voor de achterban. Twee respondenten van gemeente Leiderdorp geven aan graag scherp gehouden te worden door een goede sparringpartner en daarom cliëntenparticipatie erg belangrijk te vinden: een Cliëntenraad kan gemakkelijker kritischer naar het functioneren van de gemeente kijken dan personen die binnen de gemeente zelf werkzaam zijn.
7.2.
Adviezen en randvoorwaarden voor advisering
De recent aangestelde Wsw-Raad heeft tot op dit moment nog geen adviezen uitgebracht. De Wsw-Raad heeft een werkplan gemaakt waarin mogelijke adviesonderwerpen zijn genoemd. Deze lijst is volgens de Wsw-Raad al redelijk vol. Volgens een respondent is het te betwijfelen of Wsw-ers de competenties hebben om op beleidsniveau hoogstaande adviezen te realiseren. Een samenwerking tussen de Wsw-Raad en de Cliëntenraad SOZA in een integrale intergemeentelijke Cliëntenraad zou mogelijkheden bieden om competenties te bundelen, zodat kwalitatief goede adviezen beter mogelijk zijn. De Cliëntenraad SOZA heeft zich onder meer beziggehouden met onderwerpen zoals: inkomensvraagstukken, re-integratie, arbeidsmarktbeleid, handhaving, bejegening, voorlichting en relevante bestuurlijke aangelegenheden. Ook is meerdere keren ongevraagd advies verstrekt over volkshuisvesting. In zowel 2007 als 2008 zijn door de Cliëntenraad vijftien reacties of adviezen naar buiten gebracht. In 2009 zijn tot nu toe zeven reacties of adviezen uitgebracht.35 In de beleidscyclus is in de procedure een duidelijke rol voor de Cliëntenraad weggelegd. De procedure is als volgt: de beleidsafdeling maakt een beleidsvoorstel. Voorafgaand aan de behandeling door de wethouder, wordt de Cliëntenraad door de beleidsafdeling gevraagd mee te denken over het beleidsvoorstel. De wethouder geeft opmerkingen over het beleidsvoorstel, die de beleidsafdeling verwerkt. Vervolgens brengt de Cliëntenraad een advies uit over het beleidsvoorstel. Het beleidsvoorstel gaat samen met het advies van de Cliëntenraad voor behandeling naar het College van B&W. Het College geeft een schriftelijke motivatie of en hoe het advies van de Cliëntenraad is overgenomen. Het beleidsvoorstel gaat dan met het advies van de Cliëntenraad en de mening hierover van het College voor behandeling naar de Gemeenteraad. In de praktijk verloopt de rol van de Cliëntenraad SOZA in de beleidscyclus niet altijd op deze manier, zo blijkt uit de gesprekken met diverse betrokkenen. De gemeente wil in principe de input van de Cliëntenraad zoveel mogelijk in het beleidsproces betrekken, maar dit gebeurt niet altijd; bijvoorbeeld omdat hier onvoldoende tijd voor is of omdat de adviestaak van de cliëntenraad niet bij iedereen (even) bekend is. De Cliëntenraad SOZA heeft officieel drie weken tijd om een advies uit te brengen na een verzoek van de gemeente hiertoe. In overleg kan hiervan worden afgeweken als er meer of minder tijd nodig is om een advies uit te brengen. Het komt voor dat gemeente en cliëntenraad van mening verschillen over de tijd die 35
Bron: website Cliëntenraad SOZA (http://www.clientenraad-leiden.nl/). Juli 2009.
32
nodig is om een advies uit te brengen. Er is soms discussie waarover de Cliëntenraad nu wel en niet advies mag uitbrengen.36 Wanneer de beleidsafdelingen of het College geen advies vraagt, bijvoorbeeld omdat er al formele inspraak georganiseerd wordt, kan de Cliëntenraad er voor kiezen advies aan de Gemeenteraad uit te brengen.37 Binnen de verschillende lagen van de gemeentelijke organisatie heersen verschillende opvattingen over de adviezen van de Cliëntenraad SOZA. Volgens één respondent draagt de Cliëntenraad in haar communicatie richting de Gemeenteraad niet veel bij aan beleidsverbetering. De Gemeenteraad heeft behoefte aan adviezen die bijdragen aan een goede inhoudelijke beleidsdiscussie, maar de door de Cliëntenraad uitgebrachte adviezen zijn vaak een 'nee' tegen gevoerd of voorgesteld beleid. De Cliëntenraad neemt een harde houding aan en biedt weinig aanknopingspunten voor constructieve oplossingen. Omdat de meeste adviezen dit karakter zouden hebben, bestaat het risico dat de interesse voor de adviezen van de Cliëntenraad SOZA bij (een gedeelte van) de Gemeenteraad afneemt. Een verminderde interesse van raadsleden voor de Cliëntenraad komt de effectiviteit van de Cliëntenraad niet ten goede. Vanuit de afdelingen uitvoering en beleid zijn de ervaringen positiever. Volgens twee respondenten is de kwaliteit van de adviezen meestal goed en zijn ze een goede aanvulling op het beleid. De Cliëntenraad, en dan volgens respondenten met name de huidige voorzitter, heeft een aantal principes en stokpaardjes (zoals scholing voor Wwb-klanten) en heeft daar uitgesproken standpunten over. Het kan dan voorkomen dat beleidsdoelstellingen conflicteren met de opvatting van de Cliëntenraad. De toonzetting van de adviezen is, afhankelijk van het onderwerp, wel eens wat negatief. Dat laatste wordt door bijna alle respondenten van de gemeente gedeeld. Gezamenlijke advisering De gemeente zal in de huidige situatie van cliëntenparticipatie met beleidsonderwerpen te maken krijgen waarbij van verschillende cliënten- of adviesraden een advies gewenst is. Door de toenemende integrale beleidsuitvoering en beleidsontwikkeling zal dit steeds vaker voorkomen. Ook het aantal onderwerpen waarover zowel een Wwb-Cliëntenraad als een Wsw-Cliëntenraad een opvatting heeft zal toenemen. Zowel de Wsw-raad als Cliëntenraad SOZA staan open voor het idee van het uitbrengen van gezamenlijk advies. Volgens de WswRaad is het echter onverstandig als er aan de beide raden een gezamenlijk advies wordt gevraagd als er bij een specifiek onderwerp sprake is van strijdige belangen van Wsw-ers en Wwb-ers. Het is volgens de Wsw-Raad de taak van de beleidsmedewerkers van de gemeente zelf om in een dergelijk geval de (verschillende) opvattingen van cliëntenraden te wegen en in het beleidsplan te verwerken. Cliëntenraden vragen om samen te onderhandelen om met één advies te komen zou teveel vergen van de capaciteiten van de leden van de Cliëntenraad en gaat verder dan de primaire taak (de eigen ervaringsdeskundigheid naar voren brengen). Bovendien kan de belangentegenstelling negatief van invloed zijn op de uiteindelijke kwaliteit 36
Een voorbeeld dat hierbij is genoemd is beleid dat voortvloeit uit een visiedocument. Hierover is dan in een eerder stadium al geadviseerd door de Cliëntenraad. De meningen zijn verdeeld of de Cliëntenraad bij de verdere uitwerking van het beleid dan nogmaals advies mag uitbrengen. 37 Een voorbeeld hiervan is volgens een respondent "Sociale Winst op aanbesteding".
33
van het advies, aldus de Wsw-Raad. Dit is een belangrijk aandachtpunt omdat veel respondenten van de gemeente van mening zijn dat de cliëntenraden dermate deskundig en professioneel moeten zijn en hoogwaardige adviezen moeten kunnen genereren en dat zij wel tot zo'n gezamenlijk advies zouden moeten kunnen komen. Randvoorwaarden voor advies In de gespreksronde zijn verschillende randvoorwaarden aan de orde gekomen die te maken hebben met het adequaat kunnen vervullen van de adviestaak als Cliëntenraad. Daarbij is zowel een rol weggelegd voor de gemeenten als voor de cliëntenraden. De randvoorwaarden worden hier puntsgewijs beschreven. De eerste randvoorwaarde is gericht aan de gemeente, de tweede aan zowel gemeente als cliëntenraad. 1. Goede en tijdige informatievoorziening Het College dient zorg te dragen voor een goede en tijdige informatievoorziening richting Cliëntenraad met betrekking tot zaken die tot het taakgebied van de Cliëntenraad behoren. De Cliëntenraad SOZA is van mening dat de informatieverstrekking door de gemeente in het verleden (ten tijde van het opstellen van de verordening cliëntenparticipatie Wwb) goed was, maar de laatste jaren is verslechterd. De oorzaak zou deels gelegen zijn in de gemeentelijke reorganisatie. Uit de gesprekken met de gemeente wordt eveneens duidelijk dat zij zelf ook signaleert dat er veel te verbeteren is in de aanlevering van informatie. Door verschillende respondenten zijn ook suggesties gedaan voor afspraken zodat de cliëntenraad haar informerende en adviserende rol naar de gemeente beter kan vervullen, en zodat de gemeente beter aan haar informatieplicht aan de cliëntenraad kan voldoen: Formaliseer de rol en bijdrage van de cliëntenraad in de totstandkoming van het beleid. Tijdig voorleggen van nieuwe beleidsvoornemens aan de cliëntenraad. In een vroeg stadium de cliëntenraad om input vragen. Dat betekent echter niet dat er in een latere fase geen advies meer nodig zou zijn, dat is aan de cliëntenraad om te beslissen. Geef de cliëntenraad inzicht in de beleidskalender van de gemeente en de interne (management)planning van de beleidsafdelingen. Zorg voor leesbare en toegankelijke beleidsstukken. Leg de noodzaak van een advies van de cliëntenraad vast in de formele cyclus van de beleidsbehandeling. Geen advies, geen behandeling (zowel in het college als in de gemeenteraad). Te weinig tijd voor advies, dan de cyclus verlengen. 2. Een respectvolle, open en betrokken houding Belangentegenstellingen of slechte ervaringen uit het verleden kunnen leiden tot conservatieve of defensieve opstellingen. Het efficiënt en effectief houden van discussies tussen gemeente en cliëntenraad vereist een bepaalde houding van beide partijen38: Betrokken en proactief: krijg je een signaal binnen dat van belang is voor de ander, maak het dan bespreekbaar. Open vizier: wees je bewust van je eigen rol en beroepsdeformatie. Probeer meer open te staan voor het perspectief en de belangen van de ander. Voor de cliëntenraad: wees je 38
Zie ook: Cliëntenparticipatie en samenwerking: Samen sterker! StimulansZ. April 2006.
34
bewust van de soms beperkte bewegingsruimte die de gemeente heeft. Voor de gemeente: verwacht niet altijd adviezen op beleidsniveau, sta open voor meer praktische opmerkingen vanuit het individuele perspectief van leden. Vertrouwen: vermijd vooringenomen standpunten en ga uit van een gedeelde verantwoordelijkheid: uiteindelijk willen beide partijen een zo goed mogelijke dienstverlening aan klanten binnen de kaders die er zijn.
7.3.
Samenstelling cliëntenraden en contacten achterban
De Cliëntenraad SOZA bestaat op dit moment uit zeven leden (van maximaal twaalf). Eén van de leden vertegenwoordigt de vakbond FNV, de andere zes leden zijn allen klanten van de gemeente Leiden. Het verloop was groot, vooral onder jongere mensen voornamelijk omdat veel jongeren zijn uitgestroomd naar werk. Het verloop is nu minder, mogelijk door de slechtere arbeidsmarkt. Het is lastig om leden en informatie te verkrijgen van bepaalde klantgroepen uit de achterban. Dit geldt specifiek voor jongeren en allochtonen. In het verleden was iemand lid namens een gezamenlijke migrantenorganisatie, maar die bleek ook nauwelijks met de achterban van allochtone Wwb-ers in contact te staan. Van moeilijker bereikbare doelgroepen probeert de cliëntenraad met name via haar netwerk signalen op te vangen. Er zijn onder andere goede contacten bij de voedselbank, vluchtelingenorganisaties, straatadvocaat, platform gehandicapten, juridische hulpverleners en klankbord ouderen. De cliëntenraad stelt dat het lastig is om capabele leden aan te trekken en te houden. Deels kunnen kwalitatieve tekortkomingen volgens de cliëntenraad worden ondervangen door training en scholing. Dit is een belangrijk aandachtspunt voor de komende periode. Randvoorwaarden voor samenstelling cliëntenraad In de gespreksronde zijn verschillende randvoorwaarden aan de orde gekomen die te maken hebben met de samenstelling van de cliëntenraad en de wijze waarop de cliëntenraad de achterban het beste kan vertegenwoordigen. De randvoorwaarden worden hier puntsgewijs weergegeven. 1. Voldoende kennis en competentie om kwalitatieve adviezen uit te kunnen brengen Binnen de cliëntenraad SOZA, maar ook de Wsw-raad wordt de noodzaak erkend om door middel van trainingen en cursussen het kennisniveau en de competenties van leden te verhogen zodat de kwaliteit van de inbreng verder verbeterd kan worden. Een aantal respondenten stelt dat de benodigde kwaliteiten (zie ook de paragraaf over adviezen) nu mogelijk niet voldoende in de cliëntenraad aanwezig zijn, maar tegelijkertijd ook niet goed benut worden. 2. Inbreng van klanten in de cliëntenraad De meningen zijn wat verdeeld over de waarde van vertegenwoordigers van maatschappelijke of belangenorganisaties als leden van een cliëntenraad. De ervaringen van Cliëntenraad SOZA zijn, enkele uitzonderingen daargelaten, niet zo positief, zo blijkt uit de interne evaluatie van
35
de cliëntenraad. In cliëntenraden elders in het land zijn wel positieve ervaringen39, maar worden vanwege slechte ervaringen uit het verleden nu ook strenge criteria gesteld (en nageleefd) ten aanzien van de deelname van deze organisaties in de cliëntenraad. Organisaties moeten aan kunnen tonen dat zij op structurele basis regelmatig contact hebben met een substantieel deel van de achterban van Wwb-ers. Daarnaast is het van belang dat de inbreng van de klanten in de cliëntenraad gewaarborgd blijft. Het is daarom ook te overwegen om vertegenwoordigers in een klankbordgroep te laten deelnemen, in plaats van de cliëntenraad zelf. Het is daarnaast te overwegen om bij het aftreden van de huidige interne voorzitter van de cliëntenraad SOZA deze deel te laten nemen in de klankbordgroep zodat zijn deskundigheid voor de cliëntenraad behouden blijft. 3. Gevarieerde samenstelling cliëntenraad Een bredere en meer gevarieerde samenstelling zou kunnen bijdragen aan de verbetering van het kennisniveau van de cliëntenraad. Het is voor de gemeente onduidelijk wat de inhoudelijke bijdrage van de leden van de Cliëntenraad SOZA is bij uitbrengen van adviezen. De voorzitter is volgens zowel gemeente als cliëntenraadsleden de kartrekker en schrijft doorgaans de adviezen. Echter, de interne voorzitter wordt als persoon door sommigen overheersend gevonden. Het pijnpunt ligt bij de vraag waar de betrokkenheid overmatig wordt en constructief overleg in de weg staat. In de interne vergaderingen en discussies over adviesonderwerpen is volgens de cliëntenraadsleden wel degelijk inbreng van alle leden. Op dit moment zouden volgens het aftreedrooster de huidige interne voorzitter en enkele leden van de Cliëntenraad SOZA af moeten treden. Het vertrek van de interne voorzitter zou volgens de onafhankelijk voorzitter van het periodiek overleg ‘een aderlating’ zijn voor de cliëntenraad. Door verschillende respondenten wordt een goede samenstelling van de cliëntenraad met capabele mensen als een belangrijke voorwaarde voor kwalitatief goede adviezen gezien. De leden in de cliëntenraad moeten over de nodige kennis en competenties beschikken (beleidsstukken lezen en begrijpen, en in staat zijn een inhoudelijke bijdrage te leveren bij de totstandkoming van adviezen en gesprekken met de gemeente). De Wsw-raad benadrukt dat een complete samenstelling van de Wsw-raad van belang is, want specifieke doelgroepen worden snel vergeten als ze er zelf niet bij zijn bij vergaderingen. De Wsw-raad heeft mede om die reden een klankbordgroep die is samengesteld uit personen die zich voor deelname in de Wsw-raad hadden aangemeld. De klankbordgroep vergroot de kennis, het netwerk van de Wsw-raad en de contacten met de achterban. 4. Continuïteit en inzet op werving Daarnaast moet er een zekere continuïteit in de bezetting zijn zodat voldoende kennis en competenties aanwezig blijven. Volgens de onafhankelijk voorzitter is dit één van de belangrijkste factoren om de cliëntenparticipatie succesvol te laten zijn en op dit moment een actueel knelpunt. Het is van essentieel belang om zwaar in te zetten op het werven van goede nieuwe leden. Zowel door de cliëntenraad zelf, als door de gemeente.
39
O.a. Cliëntenraad De Brug Breda.
36
5. Mogelijkheden voor contacten met de achterban Het netwerk van de klanten en eventuele vertegenwoordigers van maatschappelijke en belangenorganisaties, maar ook van leden van een klankbordgroep (Wsw-raad) is belangrijk om informatie uit de achterban (klantdoelgroepen) te verkrijgen. De cliëntenraad SOZA hecht veel waarde aan de telefonische spreekuren voor klanten, hier wordt veel gebruik van gemaakt en het levert relevante informatie op. Ook de website wordt volgens de cliëntenraad goed bezocht en is een door klanten gewaardeerde informatiebron. De cliëntenraad SOZA wil meer bijeenkomsten organiseren, bijvoorbeeld in buurtcentra, om informatie met klanten uit te wisselen maar ook als alternatieve methode om leden te kunnen werven. Er zijn nog andere instrumenten denkbaar waarmee meer informatie van de achterban kan worden verkregen, zoals een cliëntenpanel, klankbordgroep of enquête. Maar die instrumenten worden nog niet ingezet door de Cliëntenraad SOZA. De cliëntenraad heeft wel grote interesse voor een enquête om bepaalde thema's breed te kunnen toetsen onder de achterban (zoals de bekendheid met de cliëntenraad). Ook het idee van een klankbordgroep zoals de Wsw-raad heeft, spreekt de cliëntenraad SOZA aan.
7.4.
Faciliteiten en ondersteuning
Op dit moment worden de cliëntenraden (Wwb, Wsw, Wmo) op verschillende manieren gefaciliteerd.40 Iedere cliëntenraad regelt zijn eigen faciliteiten in overleg met de gemeente. Zo heeft de Wmo-raad in Leiden een eigen beleidsmedewerker in dienst. De Cliëntenraad SOZA heeft jaarlijks een begroting van ongeveer 10.000 euro. Dit ligt iets onder het gemiddelde van cliëntenraden Wwb (2007).41 De regeling voor presentiegelden van de Cliëntenraad SOZA is conform de afspraken die ook voor andere adviescommissies42 gelden. Volgens de Cliëntenraad SOZA zijn de huidige budget en faciliteiten die gemeente Leiden biedt voldoende om het werk als cliëntenraad goed uit te kunnen voeren. Er wordt op dit moment niets gemist. Het is wel de vraag of het budget voldoende is als de cliëntenraad daadwerkelijk cursussen en trainingen gaat inzetten om de competenties van haar leden te versterken. De faciliteiten van de Wsw-raad moeten nog worden vastgelegd in een huishoudelijk reglement. De leden van de Wsw-raad mogen 32 uur in de tijd van 'de baas' (DZB) vergaderen. Daarnaast krijgt men presentiegeld voor deelname aan het periodiek overleg. De Wsw-raad kan gebruik maken van vergaderruimten door de gemeente beschikbaar gesteld. Er is budget voor cursussen en workshops en er wordt gebruik gemaakt van ondersteuning vanuit het programma VCP. Een voorbeeld van deze ondersteuning zijn inhoudelijke workshops en advies hoe je input kunt verkrijgen uit de achterban van (2.000) Wsw-ers in Leiden en Leiderdorp. De 40
De definitieve facilitering van de Wsw-raad moest nog vastgesteld worden bij het opstellen van dit rapport. Evaluatie Cliëntenraden Wwb. Een landelijk beeld van de lokale vormgeving. Ipso Facto / Meccano i.o.v. Ministerie van SZW. juni 2007. 42 Zoals de adviescommissie voor de Ruimtelijke Kwaliteit en de commissie voor Beroep en Bezwaarschriften. 41
37
Wsw-raad is er van overtuigd dat deze ondersteuning noodzakelijk blijft (o.a. over kennis van de Wsw, omgang met de gemeente). De klankbordgroep heeft officieel geen faciliteiten, maar kan indirect meeliften op de faciliteiten die voor de Wsw-raad beschikbaar zijn. De Wsw-Raad is voorstander van een stichting die de financiën van cliëntenraden regelt, dit kost cliëntenraden zelf veel tijd en behoort niet tot de kerntaken. Ook kan de gemeente (middelen voor) cursussen en trainingen aan de gezamenlijke cliëntenraden aanbieden. Zowel de Cliëntenraad SOZA als de Wsw-raad zijn voorstander van een transparante en uniforme facilitering voor alle cliëntenraden. De Cliëntenraad SOZA heeft daar overigens in het verleden al eens op aangedrongen. Beide raden zien bovendien een meerwaarde in het delen van faciliteiten.
7.5.
Samenwerking en vernieuwing
Zowel de Cliëntenraad SOZA als de Wsw-Raad zijn geen voorstander van een integrale cliëntenraad waarin Wsw-ers en Wwb-ers worden samengevoegd, maar zien wel een meerwaarde in en mogelijkheden voor meer structurele samenwerking. Beide raden erkennen dat een gezamenlijk advies meer impact kan hebben. De Wsw-Raad noemt bijvoorbeeld de minimuminkomensdiscussie, scholingsmogelijkheden, bejegening van klanten en de frontoffice van de gemeente. Door de Cliëntenraad SOZA is bijvoorbeeld 'Sociale Winst bij Aanbesteden' genoemd. De Wsw-Raad stelt dat je door samenwerking sterker kunt staan als cliëntenraden, en beter herkenbaar en bereikbaar bent voor de achterban. Bijvoorbeeld door in één gebouw te gaan zitten, of door je samen op de website van de gemeente te profileren. Deze bereidwilligheid tot samenwerking heeft in de praktijk al een gevolg gekregen: de Cliëntenraad SOZA en Wsw-Raad hebben op eigen initiatief in juli 2009 al een eerste gezamenlijke vergadering gehad. Een aantal respondenten benoemen verschillen tussen Wsw-ers en Wwb-ers. Toch is volgens een respondent het proces van samenwerking goed te stimuleren door dit als gemeente goed te faciliteren. Een randvoorwaarde bij deze vorm van samenwerking tussen de cliëntenraden is het inzetten van een onafhankelijke voorzitter en een goede secretaris. Volgens diverse respondenten functioneren de Wmo-adviesraden goed. Er worden weinig overeenkomsten gezien tussen de Wmo en de Wwb/Wsw of tussen de klantgroepen. Deze twee constateringen zijn voor de respondenten voldoende argumentatie om de Wmo-raden vooralsnog niet te betrekken in de herijking van de cliëntenparticipatie in Leiden en Leiderdorp. Toch zijn er ook raakvlakken te bedenken. Zowel de Wwb als Wmo richten zich op participatie en zelfredzaamheid in de maatschappij.43 Initiatieven in het kader van de Wmo kunnen ook worden gekoppeld aan doelgroepen van de Wet inburgering (Wi), Wwb, Wsw en Wet educatie en beroepsonderwijs (Web).44 43 44
De Wmo; voor wie, door wie? Divosa 2005. Stichting CliP. Alliantiedagen 2007. September 2007.
38
De Wmo biedt mogelijkheden om uitkeringsgerechtigden aan de onderkant van de arbeidsmarkt bij de samenleving te blijven betrekken.45 De Wmo maakt deel uit van de participatieladder en kan worden gezien als een verlengstuk van de re-integratieladder. Afstemming tussen de Wmo-raden en de cliëntenraden Wwb/Wsw kan daarom een meerwaarde hebben. Samenvatting De Gemeenteraad heeft op dit moment te maken met verschillende cliëntenraden. Dit hoeft volgens een raadslid geen probleem te zijn. Toch is er een meerwaarde in een beter georganiseerde, breder georiënteerde cliëntenparticipatie. Dit met het oog op het in toenemende mate integrale beleid, mogelijke verdere intergemeentelijke samenwerking en samenwerking in de keten van werk en inkomen. Bijna alle personen uit de gemeente Leiden en Leiderdorp zien een meerwaarde in een integrale, intergemeentelijke cliëntenraad werk en inkomen. De huidige cliëntenraden willen echter zelfstandig kunnen blijven adviseren over de onderwerpen en wetgeving waar zijzelf ervaringsdeskundig over zijn. Vrijwel alle partijen die in dit onderzoek zijn betrokken tonen draagvlak voor een vorm van cliëntenparticipatie waarbij afstemming tussen de beleidsterreinen plaatsvindt en integrale advisering mogelijk is. Er is ondersteuning voor een organisatie waarbinnen de huidige raden autonoom kunnen blijven functioneren en vanuit ervaringsdeskundigheid advies uitbrengen maar waar tevens een orgaan wordt ingericht dat zorg draagt voor afstemming. Hoewel veel respondenten van de gemeente een integrale raad prefereren, zien zij ook mogelijkheden in zelfstandige deelraden met een overkoepelende raad. De kern is dat de adviezen inhoudelijk goed en constructief moeten zijn, er een goede gesprekspartner is en integrale adviezen over werk en inkomen realiseerbaar zijn. Benadrukt wordt dat er dan wel een goede afhankelijke voorzitter moet zijn en dat er voldoende aandacht is voor professionalisering en ondersteuning.
45
PON/PSW-rapportage: op weg naar sociale verbindingen.
39
40
8.
MOGELIJKE SCENARIO’S
Er is een aantal scenario’s voor cliëntenparticipatie denkbaar in de gemeente Leiden waar Leiderdorp mogelijk op aan kan sluiten. Met scenario bedoelen we de vormgeving en organisatie van cliëntenparticipatie. Bij de scenario’s gaan we in op voordelen, nadelen, draagvlak bij de diverse actoren en toekomstbestendigheid. De denkbare varianten voor cliëntenparticipatie kunnen in een matrix worden weergegeven. Enerzijds onderscheiden wij in de matrix het regionale samenwerkingsniveau (gemeentelijk, intergemeentelijk en intergemeentelijk + UWV-Werkbedrijf). Anderzijds onderscheiden we de mate van samenwerking tussen cliëntenraden (lossen raden, integrale Raad, participatieraad en centraal gestuurde participatieraad). Hierbij moet worden vermeld dat de matrix uiteraard een versimpelde weergave is van de werkelijkheid, want er ook allerlei combinaties van mogelijkheden denkbaar in een gemeente. Figuur 7.1. matrix niveaus en vormen cliëntenparticipatie
1. Autonome cliëntenraden 2. Integrale cliëntenraad 3. Participatieraad met deelraden (zelfstandige deelraden) 4. Participatieraad met kamers (participatieraad voert regie)
A. Gemeentelijk
B. Intergemeentelijk
C. Werkplein
-Wwb -Wmo -Wsw -Wwb & Wsw
-Wwb -Wsw -Wwb & Wsw
-Afvaardiging in Werkplein
-Wwb deelraad -Wsw deelraad -Participatieraad -Participatieraad -Kamer Wwb -Kamer Wsw
-Wwb deelraad -Wsw deelraad -Participatieraad -Participatieraad -Kamer Wwb -Kamer Wsw
-Afvaardiging in Werkplein
-Afvaardiging in Werkplein
-Afvaardiging in Werkplein
Hierbij moet worden vermeld dat de matrix uiteraard een versimpelde weergave is van de werkelijkheid, want er ook allerlei tussenvormen en combinaties van mogelijkheden denkbaar in een gemeente. Voor alle scenario's geldt dat de situatie rond het Werkplein nog moet uitkristalliseren. De Werkpleinen zullen een vorm van cliëntenparticipatie moeten realiseren, maar hoe dat precies vormgegeven gaat worden in relatie tot de bestaande lokale/intergemeentelijke cliëntenparticipatie is op dit moment nog niet zeker.46 Waarschijnlijk nemen er meerdere gemeenten deel in het Werkplein. Een reële optie is dat (ongeacht welk scenario) één of meer vertegenwoordigers van de lokale/intergemeentelijke cliëntenraden ook deelnemen in de Cliëntenraad van het Werkplein.
46
De Raad voor Werk en Inkomen heeft in juni 2009 een handreiking uitgebracht: Goede Raad...Handreiking Cliëntenparticipatie Werkpleinen.
41
Scenario 1: Focus op intergemeentelijk, behalve de Wmo
1. Autonome cliëntenraden
A. Gemeentelijk
B. Intergemeentelijk
C. Werkplein
-Wmo
-Wsw & Wwb
-Afvaardiging in Werkplein
Scenario 1 is een beperkte aanpassing van de huidige situatie. De cliëntenraad SOZA wordt intergemeentelijk voor Leiden en Leiderdorp. In scenario 1 blijven de autonome cliëntenraden in stand (Wsw, Wwb en Wmo). De Wmo-adviesraad moet zorgen voor structureel overleg met de Wmo-Raad Leiderdorp. Afspraken moeten tot stand komen over afstemming tussen de diverse cliëntenraden over onderwerpen met overlap in inhoud of doelgroep. Voordelen: Vanuit het oogpunt van Leiderdorp is het essentieel dat er op korte termijn structurele cliëntenparticipatie Wwb wordt georganiseerd. Dit is eenvoudig te realiseren door een aantal Leiderdorpse Wwb-klanten te laten participeren in de huidige Cliëntenraad SOZA. Nadelen: Er wordt (nog) onvoldoende samengewerkt tussen de diverse cliëntenraden, terwijl er (steeds meer) onderwerpen zijn waar samenwerking wenselijk is. Met dit scenario wordt samenwerking niet gewaarborgd door een ondersteunende structuur, waardoor de samenwerking afhankelijk blijft van de goede wil van de cliëntenraden en personen hierin. De cliëntenraad SOZA en Wsw-raad hebben zelf al een eerste stap naar samenwerking gezet, dus de goede wil lijkt aanwezig te zijn. Draagvlak: De Cliëntenraad SOZA heeft uitgesproken geen bezwaar te hebben tegen uitbreiding van haar werkterrein naar Leiderdorp, mits er goede leden geworven kunnen worden. De gemeente heeft uitgesproken de cliëntenparticipatie onder de Wwb voor Leiden en Leiderdorp bijeen te willen brengen. In dat opzicht is er draagvlak in de gemeente voor dit scenario. Leiden en Leiderdorp zijn echter van mening dat dit scenario niet voldoende basis biedt om structureel overleg tussen de autonome cliëntenraden mogelijk te maken. Toekomstbestendigheid: Met het oog op de toenemende samenwerking tussen de gemeenten, harmonisatie van beleid, toenemende integraliteit van wetgeving, beleid en uitvoering en de komst van het Werkplein is dit scenario weinig toekomstbestendig.
42
Scenario 2: Intergemeentelijke gecombineerde Wwb/Wsw-Raad A. Gemeentelijk 1. Autonome cliëntenraden
B. Intergemeentelijk
C. Werkplein
-Wwb & Wsw
-Afvaardiging in Werkplein
-Wmo
2. Integrale cliëntenraad
Samenvoeging van de Wwb-Raad en de Wsw-Raad voor Leiden en Leiderdorp. Voordelen: Vooraf definiëren waar overlap tussen deze klantgroepen en wetten is en waar dus winst te behalen is met een gezamenlijk advies. Structureel periodiek overleg binnen de adviesraad betreft zowel Wwb als Wsw. Nadelen: Klanten krijgen als lid van een bredere raad meer onderwerpen waar zij zich mee bezig moeten houden (stapeling van beleidsthema's). Niet alle onderwerpen hebben mogelijk hun interesse of hebben zij kennis van / ervaring mee. Dit kan demotiverend werken. Goede interne werkafspraken en werkverdeling zijn dus essentieel. Draagvlak: De cliëntenraad SOZA en Wsw-raad hebben uitgesproken (structureel) samen te willen werken waar dat een meerwaarde heeft, maar waarschuwen ook voor tegengestelde belangen op onderwerpen, in welke gevallen een gezamenlijk advies te hoog gegrepen kan zijn. De beide raden willen autonoom blijven functioneren. Gemeente Leiden en Leiderdorp ondersteunen dit scenario omdat het structurele periodieke overleg hierdoor (inhoudelijk en organisatorisch) zou kunnen verbeteren. Toekomstbestendigheid: Redelijk. Indien de integrale raad goed functioneert en openstaat voor samenwerking met andere cliëntenraad (Wmo, Werkplein). Maar het risico van steeds meer beleidsterreinen die opgestapeld worden is ook een risicofactor voor de continuïteit van de leden en kwaliteit van de adviezen.
43
Scenario 3: Participatieraad met deelraden en een gezamenlijk secretariaat/samenwerkingsorgaan A. Gemeentelijk 1. Autonome cliëntenraden
B. Intergemeentelijk
C. Werkplein
-Wwb deelraad -Wsw deelraad -Participatieraad
-Afvaardiging in Werkplein
-Wmo
2. Integrale cliëntenraad 3. Participatieraad met deelraden (zelfstandige deelraden)
Deze variant bestaat uit deelraden met een intergemeentelijk karakter (Leiden en Leiderdorp) en een gezamenlijk secretariaat. In eerste instantie wordt gestart met een deelraad Wwb en een deelraad Wsw. Het geheel zou dus Participatieraad werk en inkomen genoemd kunnen worden. Er moet wel vanaf het begin worden gezorgd voor afstemming met Wmo. De deelraden functioneren in principe autonoom, maar onderlinge afstemming en samenwerking wordt gewaarborgd door een overkoepelend afstemmings- of centraal orgaan. Het afstemmingsorgaan kan een gedeeld secretariaat zijn dat moet waarborgen dat er structurele afstemming is tussen de deelraden. Een tweede taak is dat vooroverleg bij onderwerpen die raken aan meer wetten en/of klantgroepen plaatsvindt en een derde taak is het stimuleren van gezamenlijk advies van deelraden. Indien mogelijk moet ook bij tegengestelde belangen waarbij deelraden een eigen advies wensen uit te brengen vooroverleg zijn. De gemeenten faciliteren de Participatieraad en de deelraden delen de ter beschikking gestelde faciliteiten. Er kan bijvoorbeeld naar buiten worden getreden als Participatieraad werk en inkomen, Werkgroep Wwb, of Deelraad Wwb. De deelraden zorgen voor voldoende continuïteit en informatie uit de achterban. Bijvoorbeeld door het opzetten van een klankbordgroep, zoals de Wsw-Raad op dit moment heeft. Beschikbare faciliteiten kunnen worden gedeeld met de klankbordgroepen indien noodzakelijk, maar klankbordgroepen krijgen geen eigen facilitering of vergoeding. Een onafhankelijk voorzitter en een bij voorkeur onafhankelijk of ambtelijk secretaris is bij dit scenario van groot belang. Voordelen: Structurele samenwerking tussen klantgroepen, betere afstemming over adviezen, gemakkelijker te realiseren gezamenlijke adviezen, en een krachtigere stem naar de gemeente. Faciliteiten kunnen efficiënter worden ingezet voor een grotere groep. Door de verdeling in deelraden krijgen cliëntenraadsleden niet alle adviesverzoeken en onderwerpen op hun bord, maar taken kunnen centraal beter worden verdeeld. De expertise van de leden blijft dus op hun 'eigen' werkterrein, zodat overbelasting wordt voorkomen. Door een samenwerkingsorgaan en gezamenlijk secretariaat worden bepaalde werkzaamheden bij de cliëntenraadsleden uit handen genomen waardoor zij zich meer met de kern van cliëntenparticipatie kunnen bezighouden.
44
Nadelen: Er bestaat een risico dat deelraden toch met een eigen signaal over een zelfde onderwerp naar buiten treden, wat niet alleen een onduidelijk signaal afgeeft, maar de gemeente kan er dan ook voor kiezen om een signaal boven het andere te prefereren. Invoering vraagt een uitgebreide en deskundige ambtelijke ondersteuning. Afspraken en taakomschrijvingen dienen helder en duidelijk afgebakend te worden. Er moeten nadere afspraken worden gemaakt over de taken van een gedeeld secretariaat of samenwerkingsorgaan. Dit kan ook bepaalde coördinerende taken op zich nemen en zo de deelraden verder ontlasten. Met een samenwerkingsorgaan of gedeeld secretariaat is een extra laag gevormd die ook weer gefaciliteerd moet worden. Een punt van aandacht is ook of het mogelijk is om te komen tot een volledige bezetting van twee deelraden met voldoende continuïteit. Draagvlak: De cliëntenraad SOZA en Wsw-raad staan niet onwelwillend tegenover een werkvorm met gedeelde faciliteiten, een gedeeld secretariaat, en structurele en vastgelegde samenwerkingsafspraken, mits zij als deelraden de autonomie hebben om op hun eigen ervaringsgebied te kunnen adviseren en hun eigen agenda te kunnen bepalen. De meeste respondenten van de gemeente zien ook mogelijkheden in dit scenario maar dan moet de onderlinge afstemming en samenwerking tussen de deelraden ook gewaarborgd worden met goede afspraken. Van essentieel belang is dat de kwaliteit van de adviezen over beleid en uitvoering goed is, dat adviezen constructief zijn, en dat een integrale visie op het beleid in die adviezen een plaats krijgt, bijvoorbeeld doordat deelraden gezamenlijk advies uitbrengen. Toekomstbestendigheid: De Participatieraad is later relatief eenvoudig uit te breiden met meer deelraden zoals een Wmo-deelraad. Wanneer de WIJ ingaat kan de Participatieraad als geheel beslissen op welke wijze de klanten onder die wet het best kunnen worden vertegenwoordigd. Ook kunnen in de toekomst meer gemeenten aanhaken. De deelraden kunnen zich als Participatieraad vertegenwoordigen in de cliëntenparticipatiestructuur van het Werkplein. Scenario 4: Participatieraad met kamers (klankborden/denktanks) A. Gemeentelijk 1. Autonome cliëntenraden
B. Intergemeentelijk
C. Werkplein
-Participatieraad -Kamer Wwb -Kamer Wsw
-Afvaardiging in Werkplein
-Wmo
4. Participatieraad met kamers (participatieraad voert regie)
Dit is een meer gecentraliseerde variant van scenario 3 waarbij een overkoepelende centrale Raad de regierol heeft. Naast de centrale Raad zijn er verschillende 'kamers'. Een kamer kan een werkgroep, deelraad, klankbordgroep of denktank zijn. De centrale Raad bestaat uit een aantal afgevaardigden uit de kamers, een onafhankelijk voorzitter en een extern of ambtelijk secretaris. Adviezen worden namens de Participatieraad uitgebracht. De centrale raad stelt de beleidsadviezen op, de kamers, of werkgroepen leveren ervaringsdeskundigheid en informatie uit de achterban en zorgen voor de ondersteuning van de achterban. 45
Er zijn voor de buitenwacht geen autonoom functionerende deelraden meer. Er is één spreekbuis en aanspreekpunt, namelijk De Participatieraad. Voordelen: Er is één spreekbuis en aanspreekpunt, waardoor een sterke positie richting de gemeente kan worden ingenomen. Voor klanten is er een duidelijk herkenbare organisatie. Onderwerpen die meerdere klantgroepen aangaan kunnen gemakkelijker worden behandeld. Er komt één advies en een helder signaal vanuit alle klantgroepen waar de gemeente niet gemakkelijk omheen kan. Nadelen: Niet alle leden van de kamers zullen met de beleidsadvisering bezig zijn, alleen diegenen die in de centrale raad deelnemen. Dit hoeft geen nadeel te zijn, maar is wel een andere werkwijze. Het is in ieder geval een omslag in denken voor de Cliëntenraad SOZA. De Wswraad werkt reeds met een klankbordgroep. Een ander nadeel is dat dit scenario een versneld proces is van een ontwikkeling die zich naar alle waarschijnlijkheid in de praktijk op natuurlijke wijze zal voltrekken, namelijk dat door de noodzaak om meer samen te werken het uiteindelijk voor alle partijen logisch en wenselijk is om die samenwerking ook te formaliseren. Door dit versneld in te voeren is de kans op mislukken veel groter omdat er nu weinig draagvlak voor is. Draagvlak: Er is bij de cliëntenraad SOZA en Wsw-raad op dit moment zo goed als geen draagvlak voor een variant waarbij zij als deelraad (of kamer) hun autonomie verliezen. De gemeente toont draagvlak voor dit scenario en ziet dit als de meest gewenste toekomstige vorm voor cliëntenparticipatie in beide gemeenten. Wel wordt aangegeven dat het derde scenario op dit moment het meest haalbaar wordt geacht. Toekomstbestendigheid: De variant is smal op te starten (Wwb en Wsw) en uit te breiden in de toekomst (Wmo). Uitbreiding is wel lastiger doordat de centrale raad de regierol vervult en kamers of deelraden niet dezelfde autonomie behouden.
46
9.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
In dit hoofdstuk worden de onderzoeksvragen beantwoord en wordt beargumenteerd welk scenario (of scenario’s) het meest geschikt is (zijn) voor de gemeenten Leiden / Leiderdorp. 1a. Welke kernfunctionaliteiten moet een adequate cliëntenparticipatie onder de Wsw en de Wwb bevatten (denk aan advies, belangenbehartiging, politieke beïnvloeding)? De wetgeving geeft een aantal kaders waaraan cliëntenparticipatie moet voldoen. Voor de Wwb en Wsw geldt dat er periodiek overleg moet zijn met klanten over het beleid. Klanten moeten agendapunten voor dit overleg kunnen inbrengen en zij moeten worden voorzien van informatie om een adequate deelname aan het overleg mogelijk te maken. In de verordeningen cliëntenparticipatie Wwb en Wsw zijn deze kaders verder ingevuld. De inbreng van klanten in het beleid is hierin vertaald naar het recht om 'gevraagd en ongevraagd te adviseren aan het College en, in het geval van de Cliëntenraad SOZA, ook aan de Gemeenteraad. In de verordening is ook bepaald dat een cliëntenraad de aangewezen vorm is voor cliëntenparticipatie. Dat is conform de opinie van deskundigen; panels, enquêtes en bijeenkomsten worden gezien als zeer nuttige maar ondersteunende instrumenten, maar deze kunnen de periodieke overlegfunctie en agendasetting niet vervullen. Mocht een advies niet door het College worden overgenomen of mocht er geen advies gevraagd zijn daar waar dat wel het geval had moeten zijn dan heeft de cliëntenraad de mogelijkheid om de politiek te beïnvloeden door middel van een advies aan de gemeenteraad of gebruik te maken van spreektijd bij een raadsvergadering (een mogelijkheid die voor iedere burger geldt). De advisering aan de gemeente is een onderdeel van de collectieve belangenbehartiging van de achterban van klanten. Knelpunten die klanten ervaren worden vertaald naar verbeterpunten voor beleid en uitvoering. Andere belangrijke onderdelen van deze collectieve belangenbehartiging zijn het bieden van een luisterend oor, het verstrekken van informatie en het doorverwijzen naar de juiste instanties of personen. Deze ondersteuning is voor klanten onmisbaar en kan niet door de gemeente worden uitgevoerd. Het bemiddelen bij klachten van individuen past niet bij de rol van collectieve belangenbehartiging, omdat de behandeling van die klachten formeel bij de gemeente zelf ligt. 1b. Welke wensen zijn er ten aanzien van cliëntenparticipatie op het terrein van werk en inkomen, bezien vanuit de behoeften van klanten, beleid en politiek? Klanten in de cliëntenraden willen vanuit hun eigen ervaringen en kennis over die onderwerpen adviseren waar ze dicht bij staan: Wwb-ers over de Wwb, en Wsw-ers over de Wsw. De cliëntenraden staan open voor gezamenlijk optreden waar mogelijk en waar het een meerwaarde is door overlap in onderwerp. Eenduidigheid over de faciliteiten, deze uniformeren. De achterban van uitkeringsgerechtigden en geïndiceerden stelt volgens de 47
Cliëntenraad SOZA veel prijs op het luisterend oor, de informatieverstrekking, en doorverwijzende rol van de cliëntenraad. Echter, de wensen en behoeften van de klant ten aanzien van cliëntenparticipatie zijn niet eerder representatief onderzocht dus algemeen geldende uitspraken hierover zijn niet mogelijk. Vanuit de beleidsafdelingen en de uitvoering is behoefte aan een goede gesprekspartner. De cliëntenraad moet meedenken en advies geven over beleidsvoorstellen. Men verwacht een constructieve houding van de cliëntenraad en kennis van de beleidsruimte (en beperkingen) die de gemeente ondervindt. De cliëntenraad moet zich primair richten op het realiseren van een goede input in het beleid. Belangenbehartiging is een secundaire taak. Belangenbehartiging is prima, mits dit niet leidt tot belangenbehartiging voor individuen en niet tot te weinig aandacht voor beleidsadvies. De bestuurders en politiek van gemeente Leiden en Leiderdorp vinden het met name van belang dat de advisering door de cliëntenraad van goede kwaliteit is en dat er meer integrale advisering komt over bijvoorbeeld de relatie tussen Wsw en Wwb en de participatieladder. Er is een voorkeur voor een integrale Wwb en Wsw cliëntenraad voor de gemeenten Leiden en Leiderdorp. Een goede koppeling met het Werkplein is van belang, evenals aandacht voor doelgroepen van de Wi (inburgeraars) en de Wij (jongeren tot 27 jaar). 2a. In hoeverre raken deze functionaliteiten van de Wsw-cliëntenparticipatie en de Wwbcliëntenparticipatie elkaar (uniek, overlappend, complementair etc.). De wettelijke kaders voor cliëntenparticipatie zijn voor de Wsw en Wwb vergelijkbaar. Als gevolg hiervan is de invulling van die kaders in verordeningen en in de vormgeving van cliëntenparticipatie in de praktijk ook vergelijkbaar. Er worden ook dezelfde functies aan toegekend. De kenmerken van de doelgroepen verschillen, maar er zijn ook overeenkomsten. Het grootste gedeelte van zowel de groep Wwb-klanten als de groep Wsw-geïndiceerden bestaat uit personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Voor beide groepen geldt dat zij niet altijd over de capaciteiten beschikken die verwacht worden van cliëntenraadsleden. Die verwachtingen zijn hoog en sommige organisaties vinden dat de gemeenten soms te hoge eisen stellen aan de adviezen van cliëntenraden en daarmee de capaciteiten van de cliëntenraadsleden. De Wsw sector is aan het veranderen. Onder het motto 'van binnen naar buiten' zullen steeds meer Wsw-ers met Begeleid Werken buiten de sociale werkbedrijven in leerbedrijven en bij reguliere werkgevers aan het werk gaan. Daarnaast veranderen de SW-bedrijven in leerbedrijven. Dat betekent dat er verschillende groepen klanten vanuit verschillende uitkeringen (maar wel allemaal met een afstand tot regulier werk) aan de slag gaan. In SWbedrijven en leerbedrijven kunnen Wsw-ers en Wwb-ers in de praktijk als collega's naast elkaar werken. Vooralsnog heeft de Wsw-er daarbij een arbeidscontract en de Wwb-er een reintegratietraject met een uitkering van de gemeente. Dat wordt door velen als het grote verschil tussen de Wsw-er en Wwb-er gezien. De ene kan voor zijn belangenbehartiging naar de OR stappen en de andere naar de cliëntenraad. Een uitzondering wordt gevormd door 48
Wsw-ers die op de wachtlijst staan. Ook voor deze groep is de gemeente de belangrijkste dienstverlener. Toch mag uit bovenstaande worden opgemaakt dat we een deel van de Wswers en Wwb-ers op dezelfde trede van de participatieladder terugvinden. Er zijn inmiddels genoeg onderwerpen denkbaar waarbij zowel een Wsw-raad als een Wwbraad belang hebben en waarover zij zouden kunnen adviseren. Het wachtlijstbeheer, reintegratie, de inrichting van het Werkplein, zaken in de randvoorwaardelijke sfeer: bejegening, loketwerking, ondersteunende trainingen of cursussen (empowerment etc.). Hoewel gemeenten de uitvoering van de Wsw kunnen mandateren aan uitvoeringsorganisaties zoals DZB, blijft de gemeente voor de wet formeel verantwoordelijk. Een deel van het beleid zal daarom altijd bij de gemeente liggen (verordeningen etc.).
2b. Welke meerwaarde heeft het clusteren van cliëntenparticipatie in de Wwb en de Wsw voor de advisering aan B&W? (Bezien vanuit de kwaliteit, politieke gevoeligheid enz.) Ontwikkelingen in de wetten op het terrein van werk en inkomen laten zien dat de klantgroepen in bepaalde situaties steeds dichter tegen elkaar aan liggen. Neem bijvoorbeeld de inzet van Persoonsgebonden budgetten (Pgb's) en de realisatie van leerwerktrajecten voor verschillende doelgroepen. In het Werkbedrijf komen klanten op één plaats samen. Een situatie waarin een Wmo-raad, een Wsw-raad en een Wwb-raad ieder met hun eigen adviezen komen over maatschappelijke participatie, werk en inkomen, zonder dat er afstemming is over elkaars perspectief en standpunten is niet optimaal. De gemeente moet die mix van meningen, belangen en standpunten interpreteren en een keuze voor het beleid maken. Meer bundeling van kennis en perspectieven kan tot completere adviezen leiden. De cliëntenparticipatie zelf moet daarom meer samenwerking realiseren bij onderwerpen die verschillende wetten en doelgroepen raken. Met een afgestemd advies (of op elkaar afgestemde adviezen) kan een krachtiger en duidelijker signaal naar bestuur en politiek worden afgegeven. Natuurlijk zullen er onderwerpen zijn waarover de cliëntenraden van mening verschillen. Als er verschillen en belangentegenstellingen zijn tussen doelgroepen bij een bepaald onderwerp, dan kunnen die in een situatie waarin cliëntenraden samenwerken rond advisering beter worden benoemd en overgebracht. Het is echter wel van belang dat het geluid van een bepaalde klantgroep niet verstomt in een groter geheel. Dit is voor de organisatie van cliëntenparticipatie een belangrijk aandachtpunt. 3a. Hoe kan cliëntenparticipatie nu en in de toekomst het beste bijdragen aan het politieke, bestuurlijke en maatschappelijke debat over het thema werk en inkomen? De gemeente geeft duidelijk aan dat zij cliëntenparticipatie belangrijk vindt. Het perspectief van de ervaringsdeskundigen van beleid moet een plaats hebben naast het perspectief van bestuurders, beleidsmakers en uitvoerders. De huidige wijze waarop cliëntenparticipatie bijdraagt aan het debat over werk en inkomen kan echter nog sterk verbeteren. In de situatie van Leiden en Leiderdorp betekent dit dat er een vaste plaats moet worden gegeven aan
49
cliëntenparticipatie in de beleidsprocessen en beleidscyclus en dat er een protocol moet komen over de wijze over wanneer en hoe het klantenperspectief in het beleid een rol heeft. Er is bij sommigen kritiek op de advisering door de cliëntenraad SOZA. De adviezen zouden niet voldoende bruikbaar zijn, want veelal negatief van karakter met te weinig inhoudelijke verdieping. Er zijn echter ook personen binnen de gemeente die de adviezen wel bruikbaar vinden en van goede kwaliteit. Adviezen door de cliëntenraad hoeven uiteraard niet altijd een goedkeuring van gemeentelijk beleid te zijn, maar moeten wel constructief van aard zijn met handreikingen voor het college en de gemeenteraad zodat een goede inhoudelijke discussie over het beleid en de uitvoering kan worden gevoerd. De cliëntenraad moet daarnaast op de hoogte zijn van de beperkingen die de gemeente kent bij beleidsontwikkeling (welke beleidsruimte is er om lokaal af te wijken van landelijk beleid, wetgeving en regionale afspraken). Daarmee kan worden voorkomen dat adviezen te ambitieus en niet realiseerbaar zijn. Maar natuurlijk kan en moet er soms over de grenzen van het haalbare worden gekeken om tot beleidsvernieuwing en verbetering te komen. Met de intrede van het dualisme is het goed voor te stellen dat de gemeenteraad meer gebruik gaat maken van de cliëntenraden bij het realiseren van haar kaderstellende taak. Deze kaders worden nu vaak nog voorbereid door het College, waarbij het College advies vraagt aan de cliëntenraad. 3b. Welke vorm past hier het beste bij? Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de organisatiestructuur, de samenstelling van de adviesraad, de werkstructuur etc. Gezien de landelijke inzichten, huidige en toekomstige ontwikkelingen en standpunten van betrokkenen komt het scenario 3 het meest in aanmerking voor Leiden en Leiderdorp. Dit betreft een scenario van een participatieraad waarin de huidige cliëntenraden als deelraden voor de Wwb en de Wsw autonoom werkzaam blijven, maar daarnaast is er een samenwerkingsraad waarin leden van de deelraden vertegenwoordigd zijn. Deze samenwerkingsraad is een gezamenlijk coördinerend secretariaat. In de overkoepelende raad kunnen bijvoorbeeld de interne voorzitters van de deelraden vertegenwoordigd zijn, een lid uit de deelraden en een onafhankelijk voorzitter en een secretaris. De deelraden delen faciliteiten en huisvesting. Het is een groeimodel. Scenario 4 heeft (ook) steun van de gemeente, en wordt gezien als vervolg op scenario 3. Het derde scenario is op dit moment de meest haalbare variant voor de lokale vormgeving van cliëntenparticipatie. De voorgestelde structuur sluit goed aan op de huidige situatie van cliëntenparticipatie en opvattingen daarover. Vanuit de gemeente en vanuit de cliëntenraden kan de intentie voor scenario 4 als einddoel echter wel worden uitgesproken. Hiertoe kunnen op dit moment een aantal stappen worden afgesproken die gezet dienen te worden om tot het einddoel te komen. Een van die stappen is verdergaande samenwerking tussen de deelraden (wat naar aanleiding van toenemend integraal beleid en uitvoering en toekomstige ontwikkelingen de verwachting is) en het tot stand komen van integrale adviezen. Een verdere integratie (mogelijk samengaan van de deelraad Wwb en 50
Wsw) is dan op termijn gemakkelijk te realiseren. Verdergaande samenwerking is echter niet vanzelfsprekend. Het kan vanzelf ontstaan, zodat scenario 4 een logisch en ‘natuurlijk’ vervolg is, maar de samenwerking tussen de deelraden kan ook op dezelfde wijze blijven verlopen. Het is ten slotte denkbaar dat de samenwerking tussen de deelraden niet goed verloopt, waarbij ingrijpen door de gemeente noodzakelijk kan zijn. Het is daarom aan te bevelen dat bij de in te bouwen stappen wordt gedacht aan evaluatiemomenten, waarna de balans kan worden opgemaakt. Een evaluatiemoment twee jaar nadat de participatieraad met autonome deelraden is gestart, is daarvoor een geschikt moment. De structuur biedt ook de mogelijkheid voor het op termijn verbreden van de participatieraad, bijvoorbeeld door het toevoegen van de adviesraden Wmo als deelraad en het integreren van cliëntenparticipatievormen voor de Wi en Wij in bestaande deelraden. Vanuit de gemeente zijn hoge verwachtingen uitgesproken ten aanzien van de adviezen van de cliëntenraden. Ook is er geconstateerd dat niet alle leden over de benodigde kennis en vaardigheden beschikken en dat de bemensing van met name de cliëntenraad SOZA onder druk staat (zeker omdat gezien het aftreedrooster een aantal leden eigenlijk de cliëntenraad moet verlaten). Dit betekent dat er sterk ingezet moet worden op de werving van kandidaten waarbij 'streng' geselecteerd wordt op kennis en vaardigheden. Enerzijds kunnen de cliëntenraden zelf deze werving uitvoeren door bijvoorbeeld in wijken bijeenkomsten te organiseren. Anderzijds kan de gemeente hier een rol in spelen door -in overleg met de cliëntenraad- consulenten actief te laten screenen op geschikte kandidaten en door in periodieken aan klanten een oproep te plaatsen. Het is -zeker bij nieuwe leden- nodig om ook in te zetten op deskundigheidsbevordering door cursussen en training. Er is voldoende aanbod van externe partijen47 om dit te realiseren. Voor de continuïteit, het netwerk en het realiseren van voldoende kwaliteiten en competenties is het daarnaast aan te raden de deelraden samen te stellen uit zowel klanten als vertegenwoordigers van maatschappelijke- of belangenorganisaties die een aantoonbare sterke band met de achterban hebben. Deze vertegenwoordigers moeten echter niet de spreekbuis worden van de deelraden, maar vooral ondersteunend zijn voor de klanten in de deelraad. De ervaringsdeskundigheid van klanten en de vertaling daarvan naar het beleid moet in de deelraden primair blijven. Voor beide deelraden zou een klankbordgroep waaraan klanten en vertegenwoordigers van maatschappelijke- en belangenorganisaties deelnemen een meerwaarde kunnen bieden. Dit kan een extra bron van inhoudelijke- en ervaringskennis zijn, een verbreding van het netwerk en de contacten met de achterban, en een reservepool van potentiële nieuwe leden voor de deelraden. Wat betreft de werkstructuur blijft het periodieke overleg met de gemeente een belangrijk onderdeel. De taak van de gemeente om de cliëntenraad tijdig op de hoogte te stellen en te betrekken bij relevante beleidsontwikkelingen moet consequenter worden uitgevoerd, evenals het tijdig verstrekken van informatie aan de cliëntenraad. 47
Bijvoorbeeld Programma VCP, de LCR, Stichting CliP, of regionale cliëntenorganisaties.
51
Ten aanzien van de praktische invulling van dit voorgestelde model van cliëntenparticipatie zijn vervolgstappen nodig in samenwerking met betrokken partijen. Dit rapport geeft hiertoe een aanbeveling en enkele handreikingen. In het volgende hoofdstuk geven wij deze handreikingen nog eens beknopt weer.
52
10.
HANDREIKINGEN VOOR VERVOLG
In het vorige hoofdstuk is aangegeven welke verbeterpunten er zijn geconstateerd in het onderzoek en welk scenario het meest aansluit bij de Leidse situatie. Daarbij is gelet op de eisen die vanuit de overheid worden gesteld aan cliëntenparticipatie, maar ook aan (integrale ) beleidsuitvoering in gemeenten, wensen en verwachtingen van de gemeente (uitvoering, beleid, bestuur, raad) en de cliëntenraden. Wat is er nodig om een dergelijk scenario ook te implementeren? Hiervoor doen wij in dit hoofdstuk een aantal handreikingen. Eerst geven we een aantal handreikingen voor verbetering van de cliëntenparticipatie in Leiden en Leiderdorp die ook in de huidige situatie toepasbaar zijn. Werkafspraken gemeente – cliëntenraad In de verordening vastleggen dat, wanneer en hoe de cliëntenparticipatie wordt geëvalueerd en welke vervolgstappen hieraan verbonden kunnen worden. Beleidsstukken beknopt en in duidelijke taal: ook toegankelijk voor de burger/klant. De cliëntenraad vroegtijdig betrekken bij beleidsontwikkeling. Protocol of checklist advisering cliëntenraad: waarover en wanneer wordt om advies gevraagd en hoe wordt een advies behandeld. De inbreng van de cliëntenraad formaliseren in de beleidscyclus. De gemeentelijke beleidsplanning (raadsplanning, interne planning van beleidsafdelingen) verstrekken aan de cliëntenraad als checklist. Gemeenteraad en College moeten het belang van een advies door de cliëntenraad benadrukken en formaliseren. Bijvoorbeeld de behandeling van een beleidsplan in het College of de Raad uitstellen als het advies van de cliëntenraad of een reactie hierop ontbreekt. Cliëntenraden moeten bij het aanbieden van een advies aan de gemeente aangeven of overleg is geweest met de andere cliëntenraden over een onderwerp. Cliëntenraden moeten zich in een advies niet alleen beperken tot een goed- of afkeuring van voorgesteld beleid, maar moeten inhoudelijke argumenten voorleggen op basis waarvan in het College en in de Gemeenteraad een goede discussie over het beleid mogelijk is. In adviezen van de cliëntenraad zou aangegeven kunnen worden of de leden van de cliëntenraad unaniem achter het advies stonden, ofwel hoeveel leden tegen waren en hoeveel leden voor. Daarmee wordt aantoonbaar gemaakt dat alle leden zich over het advies hebben uitgesproken. Bezetting cliëntenraad Een aantal leden van cliëntenraad SOZA zullen volgens het aftreedrooster moeten worden vervangen, of herkozen. Dit geldt ook voor de interne voorzitter. De interne voorzitter van de cliëntenraad SOZA is voornemens af te treden, mits er een goede opvolger is. Het zou goed zijn als de cliëntenraad en gemeente hierover een
53
open dialoog voeren. Het is voor de cliëntenraad aan te bevelen om wel van zijn deskundigheid gebruik te kunnen blijven maken. Er is grote behoefte aan uitbreiding van de cliëntenraad SOZA en een meer gevarieerde samenstelling. Er zal daarom een plan moeten worden opgesteld voor ledenwerving en een plan om de continuïteit te waarborgen. Er zouden afspraken met consulenten kunnen worden gemaakt over het screenen op goede kandidaten voor de cliëntenraad bij de intake of bij andere gesprekken met klanten. Mogelijkheden voor werving zijn: klantbijeenkomsten in de wijken organiseren, screening door consulenten en informeren van klanten via periodieken, email, en websites. Zorgen voor deskundigheidsbevordering van leden door training en cursussen. Vooral voor eventuele nieuwe cliëntenraadsleden is dit van groot belang, maar ook huidige leden hebben aangegeven hier behoefte aan te hebben.
Informatieverzameling uit de achterban Er wordt een aantal instrumenten met succes ingezet om informatie uit de achterban te verkrijgen. Deze zijn zeer waardevol. Echter het gaat om kleinschalige informatieverzameling (af en toe een bijeenkomst) en individuele signalen (spreekuren, e-mails). Voor een goede vertegenwoordiging van de achterban is het aan te raden om periodiek ook andere middelen in te zetten, zoals een enquête of het samenstellen van cliëntenpanels. De contacten met organisaties die nu in het netwerk van de cliëntenraad SOZA zitten zouden meer geformaliseerd kunnen worden door ook deze organisaties in de klankbordgroep deel te laten nemen. De gemeente zou deze instrumenten moeten faciliteren, bijvoorbeeld door het meesturen van een enquête met de periodieken aan klanten mogelijk te maken (enquêtes kunnen dan geretourneerd worden aan de cliëntenraad). De gemeente én cliëntenraad dienen zich te realiseren dat zij een gemeenschappelijk belang hebben bij een adequate cliëntenparticipatie en dat zij elkaar daarbij ook moeten en kunnen stimuleren. Een instrument dat op dit moment elders wordt opgezet (Breda) is een digitaal cliëntenpanel. Het is aan te raden deze ontwikkeling te volgen en indien succesvol de methodiek in Leiden/Leiderdorp over te nemen. Er zijn vele instrumenten om informatie uit de achterban te verzamelen. Zie ook het Keuzemodel Achterbanraadpleging van de Landelijke Cliëntenraad. Scenario nieuwe situatie cliëntenparticipatie Leiden - Leiderdorp Er wordt een participatieraad gevormd die het secretariaat vormt voor de deelraden Wwb (cliëntenraad SOZA) en Wsw (Wsw-raad). Deze participatieraad zorgt voor de structurele samenwerking tussen de beide deelraden en de afstemming over de onderwerpen waar beleidsadvisering over plaatsvindt.
54
Deze participatieraad kan bestaan uit de interne voorzitters van de Wsw-raad (deelraad Wsw) en cliëntenraad SOZA (deelraad Wwb), één of meer leden uit de beide deelraden, een onafhankelijke voorzitter en een secretaris. Over de taakverdeling tussen de deelraden en participatieraad worden duidelijke afspraken gemaakt. Zowel de participatieraad als geheel als wel de afzonderlijke deelraden kunnen contacten leggen en aanspreekpunt zijn voor gemeenten, College en Gemeenteraad. De participatieraad moet als overkoepelend orgaan echter altijd van alle correspondentie op de hoogte zijn. De deelraden en participatieraad betrekken een gezamenlijk kantoor, en krijgen een gezamenlijke website zodat zij voor klanten, gemeente en anderen een herkenbaar en toegankelijk orgaan zijn. Een deelraad legt altijd een advies voor aan de andere deelraad en neemt eventuele opmerkingen mee in het advies, alvorens het advies aan college of gemeenteraad te verstrekken. Hiermee wordt gecontroleerd of een onderwerp toch een integrale component bevat waarover de andere deelraad ook opvattingen heeft. De gemeente weet dan dat beide deelraden betrokken zijn geweest. Voor realisatie van dit scenario is het noodzakelijk dat de gemeente voldoende professionele ondersteuning beschikbaar stelt. Wat er nodig is dient in overleg met de cliëntenraden te worden bepaald.
Vervolg In dit rapport hebben wij een voorstel gedaan voor een toekomstbestendige inrichting van de cliëntenparticipatie werk en inkomen. Daarbij zijn knelpunten in de huidige situatie beschreven en mogelijke oplossingen daarvoor. Een volgende stap is een uitwerking van de voorgestelde verbeterpunten met en door de betrokken actoren. Dit kan bijvoorbeeld in gang worden gezet met een aantal werkbijeenkomsten waarin de bovenstaande suggesties worden besproken, bediscussieerd en verdiept en waarin beslissingen kunnen worden genomen over de toekomst.
55
BIJLAGE 1.
LITERATUURLIJST
Berkhout, A. (2009) De Cliëntenraad beoordeeld: onderzoek naar de tevredenheid met het functioneren van de Cliëntenraad. Regioplan, Amsterdam. Berkhout, B. en J.P.H.K. Timmerman (2009) Cliënt betrokken, diensten tevreden: onderzoek naar rol cliënten bij de bedrijfs- en beleidsvoering sociale diensten. Regioplan, Amsterdam. Bureau AanZ. 10 aandachtspunten lokale cliëntenparticipatie. Juni, 2006. Berg, M. van den; H. Bosselaar en M. van der Veer (2007). Evaluatie Cliëntenparticipatie WWB. Een landelijk beeld van de lokale vormgeving. Ipso Facto Data BV. Houten, juni 2007. Commissie fundamentele herbezinning Wsw, voorzitter Bert de Vries. Advies Werken naar Vermogen. 2008. Gemeente Maasluis. Verordening cliëntenparticipatie Wsw. Openbaar advies B en W. Afdeling sociale zaken en werkgelegenheid. Gent van, M.J.; Horssen van, C.; Mallee, L. en Slotboom, S. De participatieladder. Meetlat voor het participatiebudget. Regioplan. Amsterdam, november 2008. Landelijke Cliëntenraad. Verslag landelijke discussiebijeenkomst over Ketenbrede cliëntenparticipatie. April 2008. Landelijke Cliëntenraad. Fonds Ondersteuning Opleiding en Training voor cliëntenraden in de sociale zekerheid. Februari 2008. LocSZ. Tien aanbevelingen voor de lokale cliëntenparticipatie. Mei 2005. LocSZ. Onderzoeksverslag lokale en regionale cliëntenparticipatie Friesland en Limburg. Juni 2008. LocSZ. Lokale cliëntenraden in beeld. April 2009. Straaten H. van, Eli, C., Ineke, T., Boer, N. de, Prins, P. Naar een vernieuwde cliëntenparticipatie. Discussienotitie. CWI / UWV. 20 maart 2008. Ministerie van SZW. Relatie tussen nieuwe Wajong en Wsw. Kenmerk R&P/RPA/09/5053. Den Haag, 24 maart 2009. Raad voor Werk en Inkomen. Goede Raad… Handreiking Cliëntenparticipatie Werkpleinen. Den Haag, juni 2009. Stichting CliP. Discussienota Integraal beleid en inbreng van cliënten. Alliantiedagen 2007, september 2007.
56
Stimulanz. Cliëntenparticipatie en samenwerking: Samen sterker! i.o.v. Ministerie van SZW. April 2006. StimulanSZ in samenwerking met de Landelijke Cliëntenraad. Infokaart algemeen: 10 aandachtspunten cliëntenparticipatie. Versie 1, december 2007. Leiden Evaluatie cliëntenparticipatie WWB in Arbeidsmarktbeleid. Leiden, maart 2009.
Leiden.
Cliëntenraad
Sociale
Zaken
en
Verordening Wsw 2008 + verordening cliëntenparticipatie Wsw 2008. Raadsvoorstel 08.0043. Gemeente Leiden, mei 2008. Verordening cliëntenparticipatie Wwb, vastgelegd op 7 december 2004, nummer 04.0175. Gemeente Leiden. Huishoudelijk reglement Cliëntenraad Sociale Zaken en Arbeidsmarkt Leiden, december 2004. Bestuur van de Cliëntenraad Sociale Zaken en Arbeidsmarktbeleid. Selectie en benoeming leden Wsw-Raad. B&W Aanbiedingsformulier Nr.09.0421, 28 april 2009.
57
BIJLAGE 2.
OVERZICHT RESPONDENTEN
Gemeenten Leiden en Leiderdorp Naam Dhr. J. Schreurs Dhr. J. de Haan Mw. E. Fanoiki Mw. M. Kooijmans Mw. N. Zwierstra Dhr. E. Meijer Dhr. R. Tonkens Mw. P. de Roode Dhr. W. Bleijie Mw. C. van Loon Dhr. L. Maat Dhr. W. van Poelgeest Mw. G. van Gruting Dhr. Staal Mw. van Diepen Landelijke/regionale organisaties Naam Mw. E. Bannink Mw. E. Roetering Mw. G. Pieterse Dhr. G. Ramaekers Mw. W. Kranenburg
Functie/organisatie Afdelingshoofd Backoffice Dienstverlening Wethouder werk en inkomen Leiden Beleidsmedewerker en tevens voormalige ondersteuner structureel overleg met Cliëntenraad SOZA Leiden Vertegenwoordiger B&W in maandelijks overleg met Cliëntenraad SOZA Leiden Beleidsmedewerker en ondersteuner M. Kooijmans in structureel overleg met Cliëntenraad SOZA Leiden Voorzitter Cliëntenraad SOZA Leiden Lid Cliëntenraad SOZA Lid Cliëntenraad SOZA Onafhankelijk voorzitter van het structureel overleg tussen de gemeente en Cliëntenraad SOZA Leiden Secretaris Wsw-Raad Leiden-Leiderdorp Wethouder werk en inkomen Leiderdorp Senior beleidsmedewerker Leiderdorp Raadslid Leiden (VVD) Raadslid Leiderdorp (Burger Belangen Leiderdorp) Raadslid Leiderdorp (CDA)
Functie/organisatie Programma Versterking CliëntenPositie (VCP) Landelijke Cliëntenraad (LCR) Landelijke Cliëntenraad (LCR) Stichting Cliëntenperspectief (CliP) Stichting Provinciaal Overleg Cliëntenraden Zuid-Holland (SPOC-ZH)
Cliëntenparticipatie andere gemeenten Naam Functie/organisatie Dhr. M. den Exter Zelfstandig adviseur (tevens secretaris participatieraad Leidschendam-Voorburg) Mw. A. Ceelie Secretaris Cliëntenraad De Brug Breda Dhr. E. Langer Voorzitter Cliëntenraad De Brug Breda
58