CLAIRIJEU ]i >■■! HR1FI
' ,!
i i
::i Hi] II k! N
< ,i
INMi
DR. II. IANNMN
I )e ('it\k- \.ii! [ici I Ifilig Kruis in ill vijlucnili >•• I Jcu-'l 3'. I H1 klii«'MiT:, tik. li.i i i
u. 16
KR( •NIJ-I
a N 0 0 7
CLAIRLIiai - MAASTIK
CLAIRLIEU TIJDSCHRIFT
GEWIJD
AAN
DE
GESCHIEDENIS DER KRUISHEREN
65ste JAARGAN G
2 0 0 7
CLAIRLIEU — MAASEIK
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW DEEL 3: DE KLOOSTERS DIE NA 1473 WERDEN GESTICHT dr. Roger Janssen
Inleiding: het kloosterleven in de vijftiende eeuw
Vaak onderstreept men de doorgeschoten crisis in de veertiende-
eeuwse kloostergeschiedenis. In de eerste helft van de eeuw bespeurt men een zekere matheid. Nieuwe kloosterorden, die een grote verspreiding kenden, zoals in de vorige eeuwen, kwamen niet tot stand. Slechts dertien nieuwe groeperingen werden gesticht. Dat er verval bestond, blijkt niet alleen uit de getuigenissen van bijvoorbeeld Geert Groote en Jan van Ruusbroec, maar ook uit de feiten. Vooral de gelofte van armoede werd overtreden en in mindere mate die van gehoorzaamheid. Hierdoor werd het gemeen-
schappelijk leven ernstig verstoord. Naast deze inwendige oorzaken waren er ook uitwendige oorzaken die het verval in de hand werkten: de Zwarte Dood, de oorlogsverwoestingen, de commende (een landgoed dat bestuurd werd door een commandeur van een ridderorde), de uithof (een grote kloosterboerderij van waaruit vaak uitgestrekte landerijen werden bewerkt; de taken werden vaak uitbesteed aan lekenbroeders), de inmenging van het burgerlijk gezag en de verwarring in verband met het Westers Schisma. Beslissender was het ontbreken van nieuwe ideeen en initiatieven.
4
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
De dagelijkse sleur overheerste, ook al omdat in de meeste kloosters geen zinvolle vorm van handenarbeid meer bestond. In de tweede helft van de veertiende eeuw groeide verzet tegen de misbruiken en trachtte men ook nieuwe vormen van kloosterleven te vinden. We denken o.m. aan de broeders en zusters van het gemene leven, derde-ordelingen (tertianen en tertiarissen), begijnen en bogarden, cellebroeders en -zusters en de kapittels van Windesheim, Sion en Venlo.
In de vijftiende eeuw streefden steeds meer kloosterlingen en orden naar een hervorming. Men wilde de kloosterregel nauwkeurig beleven en het voorgeschrevene volledig in acht nemen (= observantisme). Men verwierp vooral het persoonlijk bezit. Dit verklaart waarom het streven is uitgegaan van de franciscanen. De dominicanen waren traditioneel de biechtvaders van de Bourgondische hertogen, die hen dan ook sterk hielpen bij hun hervormingen. In tegenstelling tot de fransciscanen gaf de observantiebeweging bij de dominicanen veel minder aanleiding tot het stichten van nieuwe kloosters dan wel tot het hervormen van bestaande. Bij de premonstratenzers vond de observantiebeweging vanaf 1460 weerklank. De hervorming leidde er tot de herziening van de statuten in 1505. Ook bij de karmelieten, de benedictijnen en de cistercienzers werden inspanningen geleverd om het religieuze leven observanter te maken. Bij de kruisbroeders was sprake van een hervorming van de bestaande kloosters en van het stichten van een groot aantal nieuwe kloosters. Een combinatie dus van de pogingen van de franciscanen en de dominicanen. Overal, ook bij de kruisbroeders, botsten de aanhangers van de strikte observantie op verzet.
Het kloosterwezen bleef de achting genieten van de overheid en van de invloedrijkste standen van de maatschappij. Uit de giften en legaten blijkt duidelijk de vroomheid van de laat-middeleeuwse vorsten, adel en burgerij. De overheid voelde zich ook verantwoordelijk voor de goede gang van zaken in kloosters. Herhaaldelijk kwam het wereldlijk gezag tussenbeide bij klooster-
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
5
hervormingen. Bekend bleven de interventies van de Bourgondische hertogen ten voordele van de observantiebeweging. De vernieuwing van het kloosterleven uitte zich niet alleen door
de stichting van talrijke, vooral kleine kloosters, maar ook door de hervorming van het kloosterleven zelf. Men trachtte het klooster leven een nieuw inhoud te geven door meer nadruk te leggen op meditatie, lectuur (waarvoor men bibliotheken nodig had), op het gemeenschappelijk koorofficie en op handenarbeid (vooral het overschrijven van teksten). De dagelijkse beleving van het kloosterideaal was gematigd en evenwichtig. Toch bracht deze hervorming van binnen geen grondig herstel teweeg. De hervorming had alleen kans op slagen als ze van boven af gebeurde en als een nieuw type kloosterling, aangepast aan de nieuwe noden zou ontstaan. Dit zou pas gebeuren in de eerste decennia van de zestiende eeuw met de reguliere wereldheren, zoals de theatijnen en jezuieten, die bewust zochten naar nieuwe vormen van apostolaat, zonder te worden gehinderd door een strak dagprogramma. Vastbesloten verwijderden zij alle monastieke elementen om zich geheel vrij te maken voor alle soorten van apostolaat. Als ze ergens geroepen werden, moesten ze er zonder hindernissen heen kunnen gaan. Als hun taak volbracht was, moesten ze kunnen terugkeren zonder vastgehouden te worden door banden die waren ontstaan. Het gemeenschapsleven was het kenmerk van de monniken. Het stond in nauw verband met hun constructieve contestatie, die de oude wereld verwierp om een nieuwe op te bouwen. De be-
delorden hadden reeds voor een ander perspectief gekozen. Maar de greep van het monnikenleven was nog zo sterk, dat heel wat monastieke tradities werden opgedrongen of weer werden ingevoerd door de ijver van leden die ernaar verlangden als volwaardige religieuzen te worden bezien. De reguliere geestelijken doorbraken deze opvattingen. Voortaan kon men religieus zijn zonder de verplichting zich te onderwerpen aan eenvormigheid in
gebed (koorgebed), boetepraktijken en kleding. De eenheid en de saamhorigheid van de leden kon net zo goed tot stand komen door in onderling overleg gepland apostolaatswerk, dat eventueel voor
6
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
langere tijd geprogrammeerd kon zijn. Daarom ontwierpen de reguliere geestelijken een intensieve vorming voor hun leden en waren ze erop uit de individuele taken goed te coordin^ren.1
1
Betekenis van de vijftiende eeuw voor de Orde van het Heilig Kruis
Tweehonderd jaar na de oprichting beleeft een religieus instituut een neergang. De invloed taant, het heilig vuur dooft, de werkzaamheden verslappen en het ledental slinkt. Een, soms twee eeuwen worden er bovenmenselijke inspanningen geleverd door de laatste vertegenwoordigers. Vroeg of laat dreigt echter de capitulatie. De neergang is dan van die aard, dat zich geen mogelijkheid meer aandient om het uitsterven tegen te houden. Bepaalde religieuze groeperingen komen niet aan die voile maat. Andere instituten maken de hun toegemeten levenstijd wel af. Hun aantal is vrij groot. Enkele weten zich eeuwenlang te handhaven. In een (grondig) gewijzigde context schieten ze opnieuw wortel, terwijl iedereen al druk bezig was met het scenario van uitsterven en verdwijnen.
Religieuze instituten kennen een taai bestaan. Zij hebben een prenatale tijd van tien tot twintig jaar nodig. Bijna het dubbele spenderen zij aan de consolidatie. Het uitgroeien beslaat bijna honderd jaar en de stabilisering net zolang. Dan volgt een dalende curve, die vijftig tot honderd jaar kan duren. ♦ Toegepast op de Orde van het H. Kruis kunnen we de jaren 1210 tot 1248 als prenatale tijd aanwijzen.
♦ De verwerving van een aantal privileges verstevigde in de volgende decennia de rechtspositie van de orde, waarin het klooster van Hoei zich langzaam maar zeker als het hoofdklooster begon te manifesteren. Toen de orde in 1318 het exemptierecht bekwam, 1 E. Persoons, Oude en nieuwe vormen van religieus leven 1384-1512. in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Bussum, 1980, dl. 4, pp. 396-404; R. Hostie, Leven en doodvan de religieuze instituten. 1972, pp. 167-192
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
7
kreeg dit Hoeise streven een voorlopige bekroning. In de volgende jaren ontpopte de prior van Hoei zich tot prior-generaal. De con-
solidatie ging mogelijk gepaard met het vervalsen van oorkonden uit het begin van de dertiende eeuw. ♦ Het aantal kruisbroederskloosters steeg in de veertiende eeuw tot ruim negenentwintig. De kloosters werden gesticht in streken die momenteel tot Frankrijk, Belgie, Nederland, Duitsland en Engeland behoren. Het cement tussen die kloosters was niet hecht genoeg. Bovendien verhinderde het verschil in mentaliteit tussen de Duitse en de Franse kloosters de krachtige ontpooiing van
het gezag van de prior-generaal. Verschillende prioren-generaal droegen zelf bij tot het verzwakken van hun autoriteit door het armoede-ideaal te relativeren. Naarmate de Franse invloed in de orde steeg, Vergaten de kruisbroeders verschillende bepalingen uit hun constituties en zelfs hun privileges. Het generaal kapittel van 1410 riep de verloedering van het kloosterleven tenslotte een halt toe en zette de eerste stappen op weg naar het herstel van het armoede-ideaal en van de kloostertucht. Een aantal, vermoedelijk
minder fraaie sporen uit het verleden werden gewist, terwijl legendarische en vooral vrome verhalen over de strijd tegen heidenen en de bekering van ketters werden opgetekend.1 De vijftiende eeuw kunnen we dan omschrijven als de eeuw van stabilisering. In 1410 traden de kerkelijke en wereldlijke overheden op om bij de kruisbroeders orde op zaken te stellen. Prioren-gene raal uit de £NederlandseJ en 'Duitse' kloosters herstelden de obser-
vantie in de meeste kloosters. Belangrijke besluiten in de loop van
de vijftiende eeuw hadden betrekking op het jaarlijks generaal kapittel, de eenheid van regel en statuten, de beleving van de gelofte van armoede, het onderhouden van de vasten- en onthoudings-
wet, het silentiumy het dragen van het voorgeschreven habijt, de gelofte van castitas en de gelofte van gehoorzaamheid.3 2 R. Janssen, De oorsprong van de Orde van het H. Kruis. in: Clairlieu, je. 62, 2004,
pp. 152-156
B
3 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1: Het herstel van de obs,servantie in de kloosters die voor 1410 werden gesticht. in: Clairlieu, jg. 63, 2005, pp. 3-22
8
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Simultaan doch minder succesvol bij dan het herstellen van de observantie streefden de prioren-generaal naar centralisatie. Door de uitbreiding in Franssprekend gebied en in Engeland, waar de hogere kringen Frans spraken, tevens vanwege haar Franstalige leiding verwierf de Orde van het Heilig Kruis in de veertiende eeuw een Frans karakter. Vanuit enkele kloosters4, met Hoei als centrum, verspreidde de hervorming van de orde zich in de vijftiende eeuw over Europa. Aanvankelijk werd deze hervorming hoofdzakelijk gekenmerkt door een reactieve benadering: het generaal bestuur trachtte de voor 1410 gestichte kloosters tot de obser vantie te bewegen. Omwille van de zeventien nieuwe kloosters in 'Duitsland' en de 'Nederlanden' mocht men de periode vanaf 1410 tot 1473 gerust de Nederland-Duitse periode noemen. Ze werd beheerst door contemplatie en moderne devotie en geleid door Nederlandse en Duitse prioren-generaal. De contemplatieve dimensie van de vita mixta walste in die jaren over de actieve dimensie. Daarna volgden enkele decennia van 'gewapende vrede' totdat op het einde van de eeuw een scheuring van jewelste dreigde, die voorlopig afgewend werd door de oprichting van twee provincies: Engeland en Frankrijk.
In feite hadden de kruisbroeders zich enkele eeuwen lang met een vrij povere geschiedschrijving tevreden gesteld. Toen in de vijftiende eeuw de studiegeest openbloeide wilde men meer weten over de oorsprong van de orde. Jan van Stockem kwam in 1532 met de mededeling dat hij heel weinig kon vinden over de eerste prioren-generaal en over de magisters. Ondanks deze fundamentele beperking lieten de kruisbroeders van de vijftiende en van de zestiende eeuw ons een aantal oorsprongsgeschiedenissen na. De oorsprong van de orde en de stichting nabij Hoei werden met veel legendarische details omgeven. Met alleen werd het ontstaan van de orde in de beginjaren van het Christendom gesitueerd, maar ook werd bijkomende informatie verstrekt over de stichting in de dertiende eeuw: vijf kanunniken uit het bisdom Luik begaven zich na de kruistocht tegen deAlbigenzen in 1210 naar Rome, legden hunplan-
Hoei, Asperen, Sint-Agatha, Venlo, Namen en Luik.
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
9
nen aan de pans voor en op hetfeest van Kruisvinding traden zij in de basiliek van Sint-Jan in Lateranen in. Depaus willigde hun vrome
verlangens in, maar koppelde daaraan zijn droom om de oude orde van de kruis-broeders opnieuw op te richten. Bovendien bepaalde hij dat de vijfkanunniken zouden leven volgens de Regel van de heilige Augustinus, in gemeenschap (vita communis) en dat zij zelfin hun
levensonderhoud moesten voorzien. Wei mochten zij zich, voor wat betrefi het eten en het drinken, aanpassen aan de plaatselijke gebruiken. De kanunniken keerden terug naar huis en gingen wonen buiten de muren van Hoei op een plaats die Clams Locus werd genoemd.5
In de marge willen we toch doen opmerken dat de Kruisvinding in de late middeleeuwen een grote belangstelling genoot. Toen aan het einde van de vierde eeuw de overtuiging groeide dat het kruis van Christus was teruggevonden door Helena, de moeder van Constantijn, werd het startsein gegeven voor de verspreiding van ontelbare houtsplinters en voor een grillige legendevorming die de gehele Middeleeuwen zou overspannen. En waar hout is, was eer-
tijds een boom. Het kon niet anders dan dat het kruis van Christus was vervaardigd uit de edelste houtsoort, de levensboom. Zo werd in de twaalfde eeuw de bijbelse biografie van het kruishout ontwikkeld, waarin Seth, Salomon en de koningin van Saba een bijzondere rol speelden. De Kruisvinding kreeg betekenis in de reliekencultus, de kruistochten en de pelgrimages, de diplomatieke betrekkingen met het Oosten en de rol van de bedelorden aan het einde van de Middeleeuwen.6 Het was voor de geschiedschrijvers van de Orde van het Heilig Kruis niet moeilijk om mee op te stappen in de lange stoet van vereerders van het Kruis. Christianus van Sittard bijvoorbeeld kopieerde in de tweede helft van de vijftiende eeuw een zeer korte geschiedenis van de orde in dichtvorm, die vermoedelijk in de tweede helft van de dertiende eeuw werd opgesteld en waarin gewezen werd op de samenhang tussen de Kruisvinding door keizerin Helena en het ontstaan van de Orde van het H. Kruis.7
5 R. Janssen, De oorsprong van de Orde van het H. Kruis, pp. 59-60
6 B. Baert, Een erfenis van heilig hout. De neerslag van het teruggevonden kruis in tekst en beeld tijdens de Middeleeuwen. Leuven, 2001, 475 p.
7 R. Janssen, De oorsprong van de Orde van het H. Kruis, pp. 53-55
10
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
♦ Vanaf de jaren 1500-1530/1540 doorliep de Orde van het H. Kruis een dalende curve. Ondanks ernstig verweer bracht de Reformatie de orde grote verliezen toe. De financiele draagkracht van de meeste kloosters slonk aanzienlijk omdat minder giften en schenkingen werden ontvangen. In Engeland verdwenen alle kruisbroederskloosters. In de Noordelijke Nederlanden werden twaalf kloosters gesloten. Bovendien hief de orde zelf het klooster van Pedernach op. Dit klooster lag ver in het Heilig Roomse Rijk en beschikte niet langer over bronnen van inkomsten, omdat de hele omgeving tot het protestantisme werd bekeerd. De Rijnlandse kloosters leverden gigantische inspanningen om het katholicisme in de directe omgeving van hun kloosters te verdedigen. Van de Westfaalse kloosters gingen Hohnscheid, Osterberg en Falkenhagen verloren. In Frankrijk scheurde Michel Mulot in
1520 het klooster van Parijs van de orde af. Dat leidde tot een jarenlang proces, dat weliswaar door de orde werd gewonnen, maar de relatie tussen de Franse kloosters en het moederhuis Hoe werd nooit meer zoals voorheen. Tot ver in de zestiende eeuw kweten de kruisbroeders zich trouw van de koorplicht. Vanaf 1586 moest het generaal kapittel aandringen op het godvruchtig en stipt vervullen van deze plicht. De Renaissance-mentaliteit bracht andere opvattingen over armoede en eenvoud. De benaming kruisbroeder veranderde in kruisheer. In de zeventiende eeuw groeide een nieuwe mentaliteit: waar vroeger de nadruk werd gelegd op de slechte natuur van de mens, werd nu gezocht naar een evenwicht tussen menselijke natuur en genade. In 1635 sprak Henricus Russelius over Theodorus van Celles, de stichter van de Orde van het Heilig Kruis in het Duitse Rijk Frankrijk Engeland, Schotland en de Nederlanden. Geheel in de traditie van de Contrareformatiepubliceerde hij een uitvoerige geschiedenis over het ontstaan van de orde. De orde, waartoe hij behoorde, was echter dezelfde niet meer dan tweehonderd jaar tevoren toen de observantiebeweging de actie ondergeschikt wilde maken aan de contemplatie in de vita mixta.
Tweehonderd jaar na op de oprichting van de orde leverden het generaal kapittel en de prioren-generaal grote inspanningen om de Orde van het H. Kruis van de ondergang te vrijwaren. Van 1410
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
11
tot ca. 1530 slaagden zij in him streven naar stabilisering: de conventen werden een tijdlang observanter, het aantal kruisbroeders nam toe en de orde kende een ferme uitbreiding in aantal conventen. Aan die bewuste vijftiende eeuw schonken we aandacht in de twee vorige jaargangen van Clairlieu\ in 2005 belichtten we de observantiebeweging in de kloosters die voor 1410 werden gesticht en in 2006 richtten we onze aandacht naar de kloosterstichtingen tussen 1410 en 1473. In jaargang 2007 ronden we af met de stichtingen uit de jaren na 1473. Aanvankelijk leek niets de verdere groei van de orde te belemmeren. Spoedig werd echter duidelijk dat de Orde van het Heilig Kruis zonder herbronnen en revitaliseren ten dode was opgeschreven...
2
Wezenskenmerken van de Orde van het Heilig Kruis na 1473
2.1
De Nederlands-Duitse periode
De observante kruisbroeders streefden in de jaren 1410 tot 1473 eerst en vooral naar het herstel van de macht van het generaal kapittel en naar de uniformiteit van regel en statuten. Daarnaast
werden het leven in gemeenschap en de beleving van de gelofte van armoede opnieuw aan alle confraters opgelegd. De kruisbroeders herstelden het gemeenschappelijk eigendom in de kloosters waar dit niet meer was. Er kwamen strenge voorschriften in verband met het dragen van het habijt en het in acht nemen van het silentium in het klooster. Tenslotte kwamen er duidelijke afspraken rond het vasten en de onthouding. De observantie werd van boven af gestuurd en lukte zeker in de eerste decennia na 1410. Nadat het aantal kloosters toenam, kwam er weer een tegenbeweging van onder af, waardoor zeker na 1473 de uniformiteit minder vanzelfsprekend werd.8
8 R. Janssen, Vijfbreuklijnen van traditie en vernieuwing in de orde van het H. Kruis, 12481998. Rome, 1999, pp. 60-61
12
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Omstreeks 1500 telde de Orde van het Heilig Kruis zesenzestig kloosters. Negenentwintig daarvan werden voor 1410 gesticht. Na 1410 en voor 1473 werden zeventien huizen opgericht. Tussen 1473 en 1500 werden nog eens twintig kloosters gesticht. Van alle kloosters was de helft gevestigd in een plaats met stadsrechten. Verschillende kloosters waren amper bevolkt. Overigens waren enkele niet al te best gedoteerd. Daarom werden diverse kruis broeders geregeld verplaatst. De meesten keerden na heel wat
omzwervingen in hun domus nativa terug. Want de kruisbroeders
hielden vast aan de stabilitas loci, de binding aan een bepaalde kerk of klooster. De band met het klooster, waar ze ingetreden waren,
bleef m.a.w. bestaan.9
2.2
Hospitaliteit: een nieuwe vorm van apostolaat?
Paulus II bevestigde in 1464 de in 1318 ontvangen privileges. Hetzelfde deed Sixtus IV in 1475. In 1488 verkreeg prior-generaal Evert van Orsoy dat de orde geheel vrij was van de bisschoppelijke rechtsmacht. In de praktijk werd bij elke nieuwe stichting wel een akkoord gesloten met de bisschop of met de pastoor betreffende de uitoefening van de zielzorg. In de vijftiende eeuw bedienden de kruisbroeders in Duitsland eigen parochies, gei'ncorporeerd bij hun kloosters. Vele kloosters bezaten een hospitium. P. Van den Bosch beweerde dat het gemeenschapsleven zin en doel moest hebben in de vorm van hospitaliteit: zorg voor armen, zieken, melaatsen, pestlijders, pelgrims en andere passanten. Bestaande broederschappen en broedergemeenschappen sloten zich aan bij de kruis broeders. Een aantal kerken van de kruisbroeders werden gebruikt als bedevaartkerken. Verschillende kloosters lagen langs pelgrims-
wegen. M. Vinken zag hierin niet zozeer een nieuwe vorm van apostolaat maar veeleer de voortzetting van de oorspronkelijke pelgrimszorg. Hij ging ervan uit dat de hospitia stilaan aan belang inboetten voor verschillende andere vormen van apostolaat. Het 9 R. Janssen, Vijfbreuklijnen van traditie en vernieuwing in de orde van het H. Kruis, 12481998, pp. 61-62; op de jaarlijkse lijst van overleden kruisbroeders werd gewoonlijk ook het domus nativa van de gestorvenen vermeld. Omdat het generale kapittel echter de mogelijkheid bezat de kruisbroeders tijdelijk te verplaatsen, kon het de kloosters, die gebrek aan leden hadden, helpen en kon het nieuwe stichtingen op gang brengen.
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
13
hospitaalwezen trof men in de vijftiende eeuw zeker aan in de conventen van Bentlage, Brandenburg, Carignan, Duisburg, Diisserldorf, Ehrenstein, Falkenhagen, Franaker, Helenenberg, Hohnscheid, Pedernach, Saint-Ursin, Schwarzenbroich, Sneek, Suxy, Ter Apel en Virton. Voor de kloosters van Roermond, Maastricht en Maaseik zijn wel aanwijzingen, maar geen zekerheid.10 2.3
Zielzorg en liturgisch leven
De liturgie van de kruisbroeders bleef dominicaans tot in de zeventiende eeuw. Prioriteit werd gegeven aan het godvruchtig bidden van het gezamenlijk koorgebed. Het officium divinum, d.i. koorgebed en dagelijkse conventuele mis gingen voor al het andere. Anders dan bij de dominicanen kozen de kruisbroeders aanvankelijk meer voor een naar binnen gekeerd, monastiek ideaal. Zij bleven meer contemplatief.
In 1968 schreef P. Van den Bosch: "Bijna iedere historicus, die de observantie-beweging binnen de orde van de Kruisbroeders gedurende de vijftiende eeuw heeft vermeld, schreefdeze toe aan de invloed, die uitging van de Moderne Devoten, de Broeders van het Gemene Leven en de Reguliere Kanunniken van Windesheim."n Van den Bosch slaagde erin deze stellingname af te zwakken. Bij de Moderne Devoten kwam de liturgie op de tweede plaats, voor de kruisbroe ders was de verzorging van de liturgie hun eerste taak. De Moderne Devoten gaven de voorkeur aan een leven van afzondering, voortdurend werd hun voorgehouden zich uit de wereld terug te trek-
ken. De kruisbroeders werkten buiten hun kloosters in parochies en hospitia die gei'ncorporeerd waren. Ook kenden zij de methode van de Moderne Devoten niet om het ascetisch leven onder elkaar te bevorderen en te bewaren door het schrijven en lezen van biografieen van hun geestelijke vaders. De kruisbroeders stonden open voor de spiritualiteit van de Moderne Devoten, maar even10 R. Janssen, Vijfbreaklijnen van traditie en vernieuwing in de orde van het H. Kruis, 124,8-1998, pp. 62-63; P. Van den Bosch, Studien over de observance der kruisbroeders in de
vijftiende eeuw. in: Clairlieu, 1968, jg. 26, pp. 124-125
11 P. Van den Bosch, Studien over de observance der kruisbroeders in de vijftiende eemo, p. 153
14
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
eens voor traktaten van andere religieuzen. De bij de kruisbroeders ingetreden Broeders van het Gemene Leven werden aangetrokken
door het observante kloosterleven, waarin zij de verwezenlijking zagen van hun eigen levensideaal. Ze traden m.a.w. niet in om hun eigen levenswijze aan de kruisbroeders op te dringen. Nergens wordt aangetoond dat de kruisbroeders in het spoor van de Windesheimers de actieve zielzorg hebben afgewezen en even strenge contemplatieven als de Windesheimers hebben willen vormen. Vooral in de Nederlanden en in de Duitse kloosters wer den de kruisbroeders over het algemeen inderdaad zeer beschouwend, meer monnik dan kanunnik. Elders was het verzet tegen de beschouwende religieuze levensvormen echter groot. In het liturgisch leven gaven de kruisbroeders dus de voorkeur aan het officium divinum. Het koorgebed en de dagelijkse conventsmis werden aangeduid als de belangrijkste dagtaken van de kruisbroeders. Men nam rustig de tijd voor het koorgebed: het koorofficie werd dagelijks gezongen, gedeeltelijk om middernacht, voor de rest verdeeld over de uren van de dag. Alle werkzaamheden werden aan dit schema aangepast. Ook de conventsmis werd dage lijks gezongen, althans in de kloosters waar copia fratrum was, d.i. waar acht of negen religieuzen verbleven. Om het koorgebed luister bij te zetten ontstonden in de vijftiende eeuw de zogenaamde priorale feesten: op bepaalde grote feestdagen ging de prior voor in het officie en in de conventsmis. In 1464 kwam daar nog het voorschrift bij dat de meest eerbiedwaardige oude paters in het koor de lessen moesten zingen en bij de plechtige H. Mis moesten assisteren. Het was niet zozeer de bedoeling de prior te
eren, dan wel het feest luister bij te zetten. Wellicht meenden de kruisbroeders dat door de kerkwijding een innige band ontstond tussen kerkgebouw en patroon. In hun kerken was het officium divinum een voortdurende lofeang ter ere van
het H. Kruis. In de geestelijke geschriften van de kruisbroeders trof men aansporingen aan om gedurende het officie de verschillende fasen van Christus' lijden te overwegen. Op die wijze konden de
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
15
kruisbroeders hun canonicale verplichtingen verenigen met de verering van het H. Kruis. Iedere vrijdag, waarop geen heiligenfeest werd voorgeschreven, werd het officie en de votiefmis van het H. Kruis genomen. Viel op de vrijdagen wel een feest, dan moest men minstens in het koor en de H. Mis een memorie van het H. Kruis bidden. Dat was ook het geval op de dagen waarop er suffragia waren. Het feest van Kruisverheffing werd vanaf 1411 met een octaaf gevierd. In 1485 schreef het generate kapittel processies voor op de feesten van Kruisvinding en Kruisverheffing. Vanaf het begin van de zestiende eeuw trof men in de brevieren eigen Lijdensfeesten aan, o.a. van de Doornenkroon, van de H. Lans en de Spijkers en van de H. Lijkwade. Andere uitingen van het liturgisch leven waren het Mandatum (de voetwassing elke donderdagavond), de Kruisprocessies (vanaf 1485) en het Festum Compassionis Gloriosae Virginis (vanaf het begin van de zestiende eeuw op vrijdag na Beloken Pasen). Verder waren er allerlei ondergeschikte ceremonies, als daar waren de zegeningen en gebeden aan tafel, de pretiosaplechtigheid s morgens rond het kapittel en de benedictie s avonds na de completen. Private gebeden werden bij de kruisbroeders niet voorgeschre ven, tenzij voor de overledenen. Wel werd verondersteld dat iedereen ook in zijn kloostercel bad. Voor privaat gebruik kenden de kruisbroeders lange en korte getijden van het H. Kruis. De lange getijden bestonden uit een hymne, een psalm met antifoon, een Schriftlezing, een versikkel en een gebed tot besluit. In de korte getijden ontbraken psalm met antfoon en Schriftlezing. In het gebed tot besluit werd steeds vermeld, wat Christus op dat bepaalde uur van de dag op zijn lijdensweg had geleden. Iedere novicenmeester leerde de novicen goed en dikwijls biechten. De biecht was
verplicht voor de professie. De lekenbroeders en de donaten mochten een keer of tien per jaar communiceren. Uit een statuut van voor 1466 kan men afleiden dat de priesters minstens eens in de week de heilige mis lazen.12 12 Overgenomen uir R. Janssen, Vijfbreuklijnen van traditie en vernieuwing in de orde van
het H. Kruis, 1248-1998, pp. 76-78; G. Reijners, Kruisspiritualiteit in de Geschiedenis van de Orde van het H. Kruis. Rome, 1988, pp. 10-13; M. Vinken, De spiritualiteit der kruisheren.
Mechelen, 1953, pp. 24-25
16
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Het parochiewerk van de kruisbroeders bestond voornamelijk uit het celebreren van de H. Mis, de toediening van de sacramenten, preken en begraven. Van een aantal kloosters werd de kerk of kapel tot parochiekerk verheven. De kloosterkerk van Beyenburg bijvoorbeeld was tevens parochiekerk. Aan andere kloosters werden parochiekerken toegewezen. Vanuit het klooster Schwarzenbroich bijvoorbeeld werd de parochie Mariaweiler bediend. Een variant op bovenstaande vormen van parochiewerk trof men bijvoorbeeld aan in Scharmer: de kloosterkerk was paro chiekerk, maar de kloosterlingen hadden ook de zorg voor een kapel in Lutteke Harkstede. Ook in hun kloosterkapellen, die niet tot parochiekerk werden verheven, oefenden de kruisbroeders zielzorg uit. Dat gold ook voor de kapellen, die niet op hun grondgebied lagen, maar die zij op verzoek van broederschappen of geestelijken vanuit hun kloosters bedienden. De zielzorg was hier beperkt tot het celebreren van de H. Mis, het preken, biechthoren en begraven. De generale kapittels verzetten zich niet tegen de ziel zorg van de kruisbroeders. Wei eisten zij, dat de kerken, de kapel len of de altaren, die de kruisbroeders bedienden, geincorporeerd moesten zijn bij de orde. Deze kerken, kapellen en altaren werden overgedragen aan de orde, zodat zij de bedienaren kon aanstellen en over de inkomsten kon beschikken. Dat kruisbroeders buiten hun klooster resideerden, werd niet goed bevonden. De verleiding was dan te groot om zich te onttrekken aan het gemeenschappelijk leven.
Een aantal kruisbroeders werd bestemd voor de zielzorg voor vrouwelijke religieuzen. Enkele kruisbroeders tenslotte werden uitgezonden om te gaan prediken.13 De mogelijkheden voor het beoefenen van directe en indirecte zielzorg waren voor kloosterlingen niet bijzonder groot omstreeks 1500. Het parochiewerk tout court was veel meer contemplatief
dan tegenwoordig. In de parochiekerken van de steden werd dage-
13 P. Van den Bosch, Studien over de observance der kruisbroeders in de vijfliende eeuw, pp. 125-129; G. Reijners, Kruisspiritualiteit in de Geschiedenis van de Orde van het H. Kruis, pp. 26-28
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
17
lijks het ganse officie met hoogmis en lof gezongen of gereciteerd. De pastoor nam aan de plechtigheden actief deel. In kleinere plaatsen zong men op weekdagen slechts een gedeelte van het officie en op de zon- en feestdagen het gehele officie. De parochieherder kon het eenvoudige werk in stad en dorp gemakkelijk alleen aan. Voor het lezen van missen, voor de omkadering van heiligenverering en andere devoties kreeg hij hulp van andere priesters die van prebenden probeerden te leven. Intussen probeerde de stadsmagistraat de kapittelscholen in stadsscholen om te toveren.14 2.4
Bibliotheken
De ijverige beoefening van de kopieerkunst door de kruisbroeders van de vijftiende eeuw onthulde de goede geest in hun kloosters. De handschriften waren unieke getuigen van hun streven naar observantie. Het kopieren werd gewaardeerd als een vorm van ascese. Niettemin werd omtrent het kopieren of het verzamelen van handschriften niets voorgeschreven in de bepalingen van de generate kapittels gedurende de vijftiende eeuw. Het kopieren genoot blijkbaar geen voorkeur en behoefde daarom ook geen bijzondere aansporing. Wei valt op dat de bibliotheken van de kloosters, waar men zich niet toelegde op ziekenverpleging of parochiewerk, meer handschriften bevatten. Voor hun geestelijke lezing zochten de kruisbroeders in het algemeen aansluiting bij de zogeheten monastieke traditie van benedictijnen en cistercienzers. Zij lazen en bestudeerden vooral de H. Schrift en werken van kerkvaders. In de statuten van 1248 stond dat zij alleen maar theologische boeken mochten lezen. Bij het Oude Testament gold hun interesse vooral: commentaren op de Psalmen, de Profeten en het Hooglied. Hun interesse voor het Nieuwe Testament was algemener. Wei ging hurl voorkeur uit naar praktische commentaren. Zij zochten voedsel voor hun eigen geestelijk leven en hulpmiddelen voor hun preken. De theo logische werken van Augustinus golden als handboeken bij uit14 R. Janssen, Vijf breuklijnen van traditie en vernieuwing in de orde van het H. Kruis, 1248-1998, p. 91
18
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
stek. Onder de overige kerkvaders genoten vooral Johannes Chrysostomos, Hieronymus, Gregorius de Grote, Cassianus en Caesarius van Aries hun belangstelling. Zij zochten naar hetgeen de kerkvaders leerden over ontstaan en inrichting van het kloosterleven. Tot de polemische geschriften van de kerkvaders en tot hun wetenschappelijke verhandelingen op het gebied van de schriftverklaring of dogmatiek voelden zij zich niet aangetrokken. Van de Middeleeuwse auteurs schreven de kruisbroeders werken af van Bernardus, van Hugo en Richard van St. Victor, van Gerson en d'Ailly. De invloed van de franciscaanse beweging ondergingen de kruisbroeders vooral via de werken van Bonaventuare en de bijbelcommentaren van Nicolaas van Lyra. In de bibliotheken van de kruisbroeders trof men werken aan van de Moderne Devoten: Geert Groote, Gerard Zerbold van Zutphen en Thomas van Kempen. -
Het denken en de ascese van de kruisbroeders ging meer in Augustijnse richting, hoewel bij de theologische opleiding Albertus Magnus en Thomas van Aquino hun vaste plaats hadden. De Augustijnse voorkeur blijkt ook uit hun voorliefde voor de werken van Bernardus. Zij voelden zich niet aangetrokken tot wetenschap pelijke bespiegelingen of werken van strikt dogmatische aard. Zij hadden een aflkeer van het intellectualisme en de mystiek van de veertiende eeuw. De bezinning op een sacramenteel-ascetisch leven boeide hen veel meer. Het ging hun om voedsel voor het kloosterleven.15 Daarom herkenden zij zich ook in de werken van de Moderne Devoten, die hun een gezonde, praktische ascese boden, gebaseerd op de H. Schrift. Uit de vele tractaten over de eucharistie en de biecht en uit het grote aantal sermones dat zij afschreven, blijkt hun belangstelling voor concrete liturgie en zielzorg. De kruisbroeders publiceerden zelf heel weinig. Wei legden ze graag verzamelingen aan van citaten uit de H. Schrift, uit de Kerkvaders en uit Middeleeuwse schrijvers {florilegia, autoritates en rapiarid). 15 Zij hadden een voorliefde voor onderwerpen als deugden (geduld, nederigheid), geweten, ondeugden, de tien geboden, de kunst om te sterven, de uitersten van de mens, de vlucht uit de wereld, het Onze Vader, het koorgebed, het lijden van Jezus Christus en Maria.
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
19
De bibliotheken van de kruisbroeders waren ruim voorzien van
passieliteratuur. Opvallend veel tractaten legden een verband tussen het lijden van Christus en de getijden van het koorgebed.16 2.5
Belangrijke ontwikkelingen tussen 1473 en ca. 1530
Op 21 September 1473 werd in het kruisherenklooster van Hoei Nicolaus van Haarlem gekozen tot prior-generaal van de orde. Oorspronkelijk was hij kruisbroeder van Keulen. Waarschijnlijk had hij aan de universiteit van Keulen het doctoraat gehaald in de theologie en was daarna professor geworden in Hoorn. In 1462 werd hij prior van Hoorn. Als prior-generaal was hij van oordeel dat de orde niet alleen behoefte had aan deugdzame religieuzen, maar ook aan goed gevormde, geleerde mannen. Het gebrek aan ijver voor studie en geestelijke lezing enerzijds en de praatzucht {amor loquacitatis) of het niet onderhouden van het silentium anderzijds leken hem de oorzaken van een dreigend tekort aan kloostertucht. Daarom besloot hij jongeren naar de universiteit te sturen, vooral naar Leuven, Parijs, Caen en Toulouse. Hij bemerkte hoe andere orden tot bloei kwamen doordat ze voldoende geleer de mannen hadden. Wat in Keulen reeds eerder het geval was, namelijk dat kruisbroeders de lessen aan de universiteit bezochten, werd nu ook een gewoonte in Frankrijk en de 'Nederlanden'. Hun wetenschappelijke kennis gaven ze mee aan de fraters in de verschillende studiehuizen van de orde. Lang had van Haarlem gevreesd dat de wetenschappelijke opleiding het deugdzame leven zou bedreigen, maar uiteindelijk was hij ervan overtuigd dat de wetenschap de ingeboren en verworven deugden zou verlichten, voeden en tot rijpheid brengen. "En zouden er sommigen zijn die door de wetenschap overmoedig worden ofzelfs verloren gaan, dan ligt dat niet aan de wetenschap, die immers de deugd voedt, maar aan de hoogmoed van die personen zelf".17 Nicolaus van Haarlem stierf
16 P. Van den Bosch, Studien over de observantie der kruisbroeders in de vijftiende eeuw, pp. 130-152; P. Van den Bosch, Einleitung in die Passionsliteratur in den Mittelalterlichen Kreuzherrenbibliotheken. in: Clairlieu, jg. 38, 1980, pp. 13-38; G. Reijners, Kruisspiritualiteit in de Geschiedenis van de Orde van het H. Kruisy pp. 27-28 17 A. Ramaekers, De Kruisheren en de Leuvense Universiteit. in: Clairlieu, }g.4Q, 1982, p.27
20
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
tijdens een visitatie in Keulen op 1 november 1482. Onder zijn bestuur werd een klooster gesticht in Woudrichem (1474), Lannoy (1474), Maaseik (1476), Dulken (1480) en Nieuwland (1481). Einde 1482 werd Everardus van Orsoy tot prior-generaal gekozen. Hij was de enige zoon van een adellijke familie, studeerde bij de Broeders van het gemene leven in Deventer en trad in bij de
kruisbroeders in Bentlage. Als prior van Bentlage gaf hij voortreffelijke geestelijke leiding en stimuleerde het verlangen naar de volmaaktheid. Hij werd diverse malen definitor van de orde en visita-
tor. De poging om het centrum van de orde meer noordelijk te leggen mislukte in 1489. In dat jaar werd het generaal kapittel in Sint-Agatha gehouden. Het convent van Hoei meende hierdoor in zijn rechten te kort gedaan te zijn en deed een beroep op paus Innocentius VIII. Door Rome werden judices et conservatores afgevaardigd, die van Everardus en zijn opvolgers een verklaring onder ede eisten om voortaan nergens anders dan in Hoei het generaal kapittel te houden en in Hoei te resideren.18 Op 29 oktober 1489 bepaalde Innocentius VIII dat de keuze van de prior-general moest gebeuren door de acht definitoren van het laatste en voorlaatste kapittel en door de conventualen van Hoei. Als er geen acht de finitoren waren, moesten de aanwezigen ze aanvullen met prioren. Op dezelfde dag droeg de paus de uitvoering van deze bul op aan de dekens van Dinant, Namen en Luik. Everardus van Orsoy overleed in december 1493. Onder zijn bestuur werd een klooster gesticht in Emmerik (1483), Bruggen (1484), Brandenburg (1484), Ehrenstein (1487), Chauny (1487), Helenenberg (1488), Waten (1489), Le Verger (1490), Wickrath (1490), Dinant (1490) en Scharmer (1490).
Gerbrand Engelsz van Sneek, conventuaal van Sneek, was van 1473 tot 1493 prior van Hoorn. In 1493 werd hij als vicarius naar
Engeland gezonden om daar de tucht in de kloosters te herstellen. Op 2 februari 1494 werd hij tot prior-generaal gekozen. Hij stond 18 Er bestaat geen eensgezindheid over de historische correctheid van deze informatie. In de constituties van 1660 werd er in elk geval niet naar verwezen. A. Van de Pasch, Het Klooster Clairlieu te Hoei en zijn prioren-generaal 1210-1796. in: Clairlieu, jg. 18, 1960, p. 25
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
21
in hoog aanzien bij koning Karel VIII van Frankrijk. Hij was een voorbeeld van religieuze discipline, gaf op sympathieke wijze leiding en legde niemand iets op wat hij zelf niet voordeed. Hij stierf op 8 oktober 1500 tijdens een visitatie in Parijs. Onder zijn bestuur werd een klooster gesticht in Pedernach (1497), Duisburg (1498), St.-Annaland (1499) en Glindfeld (1499). Op 15 mei 1498 aanvaardde het generaal kapittel de legaten van Franco de Meldert en van Philippus Nicolaus de Hondt aan de orde aangeboden door de prioren van Namen en van Goes voor een college van de orde in Leuven. Op het generaal kapittel van 1478 werd het ambtr van presidens Huyensis ingevoerd. Als motieven werden aangegeven dat de orde door het stijgend aantal conventen teveel tijd van de prior-generaal in beslag nam waardoor hij zijn eigen huis — de prior van Hoei was
immers generaal van de orde — verwaarloosde. Het mocht toch niet zijn dat de discipline en de observantie van de leden van het moederhuis hieronder zouden lijden. Daarom zouden in het vervolg de leden van het Hoeise convent een president kiezen, die boven de subprior zou staan en gezag zou hebben zoals alle andere prioren in hun huizen. De keuze moest door de prior-generaal of de visitator bekrachtigd worden. In 1511 wijzigde Cornelius van Clotingen deze bepalingen: de aanstelling of afeetting van de pre sident werden voorbehouden aan de prior-geeraal.
Cornelius van Clotingen was prior van Goes en diverse malen definitor van de orde. Hij werd naar Hoei verplaatst om er als pro fessor te fungeren. Zijn colleges over de libri sententiarum werden door vele seculiere en reguliere geestelijken gevolgd. Op 12 november 1500 werd hij tot prior-generaal gekozen. In januari 1502 doctoreerde hij in Leuven. Hij genoot faam en aanzien. Voor het aannemen van novicen toonde hij een grote zorg. In 1502 bepaalde het generaal kapittel dat alle kruisbroeders een zwart scapulier zouden dragen. In de oorspronkelijke constituties van de orde was een grijs scapulier voorgeschreven en een zwarte kap. Sommigen meenden in de grijze kleur het symbool van het kruishout van Christus waar te nemen. Op het einde van de vijfde eeuw was het
22
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
dragen van een zwart scapulier modieus. In een aantal conventen droeg men een zwart scapulier, in andere een grijs. De tegenstanders van het zwart scapulier voerden aan dat het tegen de armoede was een normaal grijs weefsel zwart te verven, waardoor het een kunstmatige kleur ontving. Toen het generaal kapittel het zwart scapulier oplegde, beriepen de aanhangers van het grijze scapulier zich op de H. Stoel. De kwestie bleef lang aanslepen. Ondanks de steun van Rome voor het besluit van 1502 moest het generaal kapittel in 1529, 1530 en 1531 op deze kwestie terugkomen om uiteindelijk resultaat te boeken. Cornelius van Clotingen overleed op 12oktober 1512.
Wilhelmus van den Oever was de volgende prior-generaal. Hij werd geboren in Maastricht, trad in te Hoei en werd prior in KolenKerniel en later in Luik. Verschillende keren werd hij definitor van de orde. Toen hij het klooster van Luik wilde restaureren, kreeg hij moeilijkheden met de procurator, bij wiens protest anderen zich aansloten. Hierop bood hij bij een visitatie zijn ontslag aan, waarop Cornelius van Clotingen hem als subprior van Dinant aanstelde. Door zijn welsprekendheid en door heel zijn optreden bracht hij dit klooster in aanzien. Op 14 november 1512 werd hij tot prior-generaal gekozen. Alle conventualen van Hoei wensten hem als prior en verschillende definitoren waren het ermee eens. Van den Oever verstevigde het prestige van Clairlieu. Franciscus Conioels, een goed financier en kruisbroeder van Kolen-Kerniel, maakte hij tot conventuaal en procurator van Hoei. Hij liet een koor bouwen en een prachtige toren met een beiaard. In het koor kwam een koperen adelaar. Hij schafte een kostbare koorkap aan van goudlaken en nog twee van damast, een verguld zilveren kruis, waarin de relikwie van het H. Kruis werd geplaatst en andere zilve ren reliekhouders. De akte van onderwerping van de stad Hoei aan de bisschop van Luik, Erard de la Marck, werd in tegenwoordigheid
van de afgevaardigde van de keizer opgemaakt in de refter van de kruisbroeders. In tegenwoordigheid en op verzoek van de keizerlijke afgevaardigde werden scheidsrechters aangesteld om een einde te maken aan de hangende conflicten over rechten op de heerlijkheid Hoei: van de kant van de bisschop trad de abt van Saint-
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
23
Jacques in Luik op en van de kant van de stad Wilhelmus van den Oever, prior-generaal van de kruisbroeders. Het waren deze twee, die op 30 april 1516 de tekst van hun uitspraak bekend maakten.
Op 6 augustus 1516 gaf Leo X aan de Engels kruisbroederskloosters van London en Colchester met de bul A superno heel veel privileges, waaronder de pontificalia voor de prioren en de rozenkransaflaat, die op 20 augustus ook aan de prior-generaal werd gegeven. Van den Oever schonk niet genoeg aandacht aan de kloostertucht. In 1520 scheurde Michel Mulot, de prior van Parijs, met steun van de bisschop van Parijs, zijn convent af van de orde. Het kwam tot een proces voor de burgerlijke rechtbank, wat de generaal verloor. Op het volgend generaal kapittel adviseerden de definitoren hem het generalaat neer te leggen. Buiten weten van het convent vertrok hij op 19 juli 1521 en stuurde vanuit Antwerpen zijn procuator met de opdracht, dat men een andere prior zou kiezen. Hij ging naar Donington en later naar London, waar hij op 17 januari 1528 overleed.
Laurentius van Gladbach werd op 10 September 1521 tot prior-generaal gekozen. Hij was ingetreden in Keulen en werd als prior van Keulen definitor van de orde in 1521. Hij schreef aan
Michel Mulot om hem tot gehoorzaamheid terug te brengen. Toen dat geen resultaat opleverde stuurde hij Thomas van Goude, de prior van Kolen-Kerniel als zijn vicarius om het proces opnieuw aanhangig te maken. In 1522 benoemde hij de opstandige prior Mulot tot vicarius van Frankrijk. De prior van Parijs kwam hierdoor niet tot inkeer en trachtte zelfs de andere Franse kloosters van de orde los te weken. In 1530 werd Mulot door een uitspraak van het parlement uit zijn ambt ontzet en weggezonden.
Onder het bestuur van Laurentius van Gladbach werd door Clemens VIII het grijze scapulier in een zwart veranderd. In 1523 consacreerde Erard de la Marck de voltooide kerk van Clairlieu.
Hij had veel sympathie voor Laurentius van Gladbach, bijzonder om zijn geestelijke gesprekken, en zat verschillende keren mee aan
tafel. Op 18 december 1528 gaf hij de kruisbroeders van Hoei ver-
24
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
lof hun eigen graan te malen in een molen, die ze op hun terrein gebouwd hadden. In 1528 heerste er een pestepidemie, waardoor ook van Gladbach overleed, met name op 3 oktober. Thomas van Gouda werd nu prior-generaal gekozen. Hij kwam waarschijnlijk uit Gouda, maar trad in Le Verger in. Als prior van dit klooster verdedigde hij de rechten en privileges van het huis en kwam daardoor in botsing met de zoon van de stichter, die bij de prior-provinciaal bewerkt dat Thomas in 1518 verplaatst werd. In de volgende jaren was hij subprior van Kolen-Kerniel en op 23 januari 1520 prior. Vaak was hij afwezig, omdat hij in moeilijke omstandigheden kloosters moest visiteren. Van 1520 tot 1528 werd hij vijf keer definitor van de orde. Toen hij in 1529 naar het generaal kapittel reisde, gaven verschillende confraters van KolenKerniel te verstaan, dat ze graag zouden hebben dat hij naar een ander klooster ging. Ze vonden hem als prior namelijk te streng. Tijdens dat generaal kapittel werd hij van zijn prioraat ontslagen en tot prior-provinciaal van Frankrijk benoemd, met duidelijk uitgesproken algemene volmacht. Hij was reeds prior van Caen ge kozen, toen hij op 6 december 1529 het bericht ontving dat hij op 13 november 1529 tot prior van Hoei en generaal was gekozen. Thomas van Gouda kende een zwaar generalaat, vooral vanwege de ondergang van de Engelse kloosters in 1534. De gevluchte confraters verdeelde hij over verschillende huizen. Hij stierf tijdens een visitatie in Luik op 15 december 1537. Tijdens zijn generalaat verkreeg het convent van Sint-Agatha in 1534 door zijn bemiddeling van de abt van Orval relikwieen van de H. Agatha.19 Bijna de gehele vijftiende eeuw door gaven de generate kapittel bijna ieder jaar voorschriften voor het eerbiedig vervullen van de liturgische ceremonies en voor het vieren van oude en nieuwe feesten. De zorg voor de eredienst blijkt uit de prachtige liturgische boeken die bewaard zijn gebleven.
19 De informatie over de prioren-generaal putten we uit A. Van de Pasch, Het Klooster Clairlieu te Hoei en zijn prioren-generaal 1210-1796, pp. 22-31
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
3
25
Overzicht van de kloosters die na 1473 werden gesticht
3.1
Woudrichem (Woerkem, Woerkum) (gesticht in 1474)
Zeer weinig is geweten over de kruisbroeders van Woerkum, Worcum, Woudrichem.20 Het stadje behoorde tot het graafschap Holland. De inwoners leefden van landbouw, veeteelt en vooral visserij. Het kapittel van Sint-Salvator in Utrecht had het begevingsrecht van de Sint-Martinuskerk in Worcum. Deze kerk bezat twaalf altaren, waarvan er een werd toegewijd aan Maria. Het was het altaar van het vissersgilde. De bediening ervan werd na 1474 vermoedelijk toevertrouwd aan een kruisbroeder.
Het klooster van de kruisbroeders werd in 1474 gesticht en heeft amper honderd jaar bestaan. De kruisbroeders vestigden zich op de
plaats van een oude kerk. De reguliere kanunniken van Eemstein bij Dordrecht leenden een klok. Willem van Montfoort, de proost van Sint-Salvator in Utrecht vermaakte in 1511 dertig Rijnse guldens. Nog andere schenkers zorgden voor levensvatbaarheid van
het klooster Galilea, zoals het kruisbroedersklooster werd genoemd.
In het begin van 1572 kregen de kruisheren verlof om zich in Den Bosch te vestigen, waarschijnlijk bij hun medebroeders. Toch was Woudrichem dan nog niet voorgoed in handen van Oranje gevallen. Beurtelings waren de Spanjaarden en de opstandelingen er de baas. In 1574 vroeg de laatste overste, Judocus van Hemert, aan
de koning van Spanje verlof om de kloostergoederen aan de kruis broeders van Den Bosch over te dragen. Woudrichem was enige maanden tevoren bijna geheel verwoest door oorlogsgeweld en brand. De bezittingen van het klooster waren daardoor sterk in waarde gedaald en met schuld belast. Maar de kloostergebouwen hadden het oorlogsgeweld overleefd. Een drietal conventualen waren overgebleven en namen hun intrek in het kruisherenklooster van Den Bosch.21 20 Twee kloosters lagen op het grondgebied van Woudrichem: een kruisbroeders- en een dominicanessenconvent.
21 J. de Zeeuw, Een merkwaardig visschersstadje (Woudrichem). in: Buiten, VII, 1913, pp. 75 en 82; L. Heere, De Kruisbroeders van Woudrichem. in: Clairlieu, jg.8, 1950, pp. 34-39; G.L. Labouchere, Woudrichem. in: OudheidkundigJaarboek Hie serie, jg. 2, 1931, p. 91
26
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1477: Gisbertus was kruisbroeder van Woudrichem. Hij overleed er in I477ofinl479.22
- 1484: Arnoldus was donaat van Woudrichem. Hij was brouwer. Op het generaal kapittel van 1484 werd hij bij de overledenen vermeld.23 - 1485: Dordraci Wilhelmus was kruisbroeder van Asperen. In 1485 werd hij naar Woudrichem gezonden.24
- 1488: von Mytvelt Adrianus was kruisbroeder van Bentlage. Hij werd geboren in Dordrecht als zoon van Wilhelmus Mytvelt en Gertrudis N. In 1457 was hij novice in Bentlage. Hij bleef er conventualis tot 1474. In dat jaar werd hij prior van Woudrichem. Dit ambt bekleedde hij tot aan zijn dood. Op het generaal kapittel van 1488 werd hij bij de overledenen vermeld.25
- 1494: Gorkem Nicolaus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1494 werd hij bij de overledenen vermeld.26 - 1495: Gudynck (Gudinck) Hermannus was donaat van Ter Apel. In 1475 werd hij naar Woudrichem gezonden. In 1476 verhuisde hij voor een jaar naar Kolen-Kerniel. In 1494 werd hij naar Scharmer gezon
den. Hij overleed aan de pest. Op het generaal kapittel van 1495 werd
hij bij de overledenen vermeld.27
- 1496: van Asperen Theodericus was kruisbroeder van Asperen. Op het einde van zijn leven was hij er subprior. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld.28 - 1500: Arnoldus was donaat van Woudrichem. Op het generaal kapit tel van 1500 werd hij bij de overledenen vermeld.29
- 1500: Toerlinck Gisbertus was kruisbroeder van Den Bosch. In 1484
werd hij voor een jaar naar Dulken gezonden. Van 1485 tot 1500 was hij prior van Woudrichem. Hij stierf op 3 September 1500.30 - 1503: Jacobus was kruisbroeder van Woudrichem. Hij overleed omstreeks 1503.31
22 A. Van de Pasch, Definities der generate kapittels van de orde van het Heilig Kruis, 14101786. Koninklijke Commissie voor Geschiedenis in Belgie, 1969, pp 150 en 155 23 A. Van de Pasch, Definities..., p. 167
24 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1: Het herstel van de observance in de kloosters die voor 1410 werden gesticht, p. 163 25 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2: De kloosters die na 1410 en vddr 1473 werden gesticht. in: Clairlieu, jg. 64, 2006, p. 57 2h A. Van de Pasch, Definities..., p. 197
27 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel2, p. 104
28 A. Van de Pasch, Definities..., p. 205 29 A. Van de Pasch, Definities..., p. 219
30 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 164; L. Heere, De
kruisbroeders van Woudrichem, p. 35
31 A. Van de Pasch, Definities..., p. 230
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
27
1504: Smalsman Christianus was kruisbroeder van Keulen. Van 1482
tot 1487 werd hij verplaatst naar Woudrichem en was er subprior. In 1487 verbleef hij in Briiggen. In 1493 was hij prior van London en in
1504 subprior in Helenenberg. Op het generaal kapittel van 1504
werd hij bij de overledenen vermeld.32
1506: Rossum Gotfridus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het einde van zijn leven was hij er subprior. Op het generaal kapittel van 1506 werd hij bij de overledenen vermeld.33 1510: Lorn Wilhelmus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1506 werd hij bij de overledenen vermeld.34 1513: Dardrachi Henricus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1513 werd hij bij de overledenen vermeld.35 1514: Cornelius was kruisbroeder van Woudrichem. In 1495 werd hij naar Sneek gezonden. Op het generaal kapittel van 1514 werd hij bij de overledenen vermeld.36
1514: Gelric Petrus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het einde van zijn leven was hij er prior. Op het generaal kapittel van 1514 werd hij bij de overledenen vermeld.37
1516: Adrianus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1514 werd hij bij de overledenen vermeld.38 1516: Grevensant Wilhelmus was kruisbroeder van Sneek. In 1495 en 1508 werd hij verplaatst naar Woudrichem, in 1497 naar Varennessur-Allier en in 1512 naar Hoei. Op het generaal kapittel van 1516 werd hij bij de overledenen vermeld.39 - 1517: Gijsbertus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het einde van zijn leven was hij er prior. Op het generaal kapittel van 1517 werd hij bij de overledenen vermeld.40 - 1519: Wilhelmus was conversus van Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.41 - 1519: Disbertus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.42 32 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, pp. 129-130 33 A. Van de Pasch, Definities..., p. 238 34 A. Van de Pasch, Definities..., p. 250
35 A. Van de Pasch, Definities..., p. 258 36 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 145 57 A. Van de Pasch, Definities..., p. 260
38 A. Van de Pasch, Definities..., p. 263
39 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 145 40 A. Van de Pasch, Definities..., p. 265 41 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269 42 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269
28
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1519: Venlo Johannes was kruisbroeder van Woudrichem. In 1505 werd hij naar Falkenhagen gezonden, in 1506 naar Franeker en in 1507 naar Donnington, waar hij tot 1509 bleef. Van 1511 tot 1519 werd hij subprior van Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.43 - 1519: Henricus was conversus van Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.44 - 1519: Busco Johannes was kruisbroeder van Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.45 - 1519: de St. Trudone Augustinus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen ver meld.46
- 1519: Wick Hubertus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.47 - 1519: de Ruremondis Cornelis was kruisbroeder van ? Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld. In het jaar van zijn overlijden verbleef hij in Woudrichem.48
- 1522: Clevis (Cluus) Gerhardus was kruisbroeder van Asperen. Van 1484 tot 1522 verbleef hij in Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1522 werd hij bij de overledenen vermeld.49
- 1523: Schonhovie (Schonhoff) Petrus was kruisbroeder van Luik. In 1522 en 1523 verbleef hij in Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1523 werd hij bij de overledenen vermeld.50
- 1525: Snekensis Wilhelmus was kruisbroeder van Franeker. In 1506 werd hij voor een jaar naar Woudrichem gezonden. Op het generaal kapittel van 1525 werd hij bij de overledenen vermeld. 51
- 1527: Jasperus was kruisbroeder van Woudrichem. In 1526 en 1527 verbleef hij in Venlo.52 - 1531: van Tiel (de Tela, de Tyela) Johannes was kruisbroeder van
Hohenbusch. In 1494 werd hij naar Sneek gezonden. In 1512 vertrok hij uit Sint-Agatha en ging wonen in Maaseik. Hij werd predikant in Maaseik. Van 1526 tot aan zijn dood was hij pastoor in Woudrichem. 43 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 82
44 A. Van de Pasch, Definities...} p. 269 45 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269
46 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269 47 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269 48 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269
49 50 51 52
R. Janssen, R. Janssen, R. Janssen, R. Janssen,
De De De De
Orde Orde Orde Orde
van van van van
het H. het H. het H. het H.
Kruis Kruis Kruis Kruis
in in in in
de vijftiende eeuw. de vijftiende eeuw. de vijftiende eeuw. de vijftiende eeuw.
Deel 1, Deel 1, Deel 2, Deel 1,
p. p. p. p.
166 73 160 189
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
29
Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.53 1532: Godefridus was donaat van Woudrichem. In 1525 was hij kok in het klooster van Briiggen. In het jaar van zijn overlijden was hij kok in Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.54 1532: Loen Petrus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het gene raal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.55 1534: Reter Johannes was donaat van Venlo. In 1534 werd hij als kok naar Woudrichem gezonden.56 1534: Busco Johannes was kruisbroeder van Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.57 1535: van Doesborch (Dusborch, Doesburg) Franciscus was kruis broeder van Sint-Agatha. Bij zijn overlijden was hij subprior in Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de over ledenen vermeld. Hij overleed op 26 mei 1535.58 1538: Symonis Johannes was kruisbroeder van Woudrichem. In 1535 en 1536 verbleef hij in Nieuwland. In 1537 keerde hij terug naar Woudrichem. In 1538 werd hij naar Hoorn gezonden.59 1539: Curoth Johannes was kruisbroeder van Duisburg. In 1539 was hij subprior in Woudrichem.60
Kruisbroeders in Woudrichem, 1474 - ca. 1540
53 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 146 54 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 283 en 302 55 " 57 58 59 1
A. Van "" de * Pasch, ~ ' Definities, , p. 302 A. Van de Pasch, Definities, . p. 307 A. Van de Pasch, Definities. , p. 308 A. Van de Pasch, Definities. , p. 313; L. Heere, De kruisbroeders van Woudrichem^ p. 35 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 139 A. Van de Pasch, Definities..., p. 322
30
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Negenendertig conventualen telde het convent Woudrichem tussen 1474 en ca. 1540 (A). Vijf onder hen waren donaten, twee waren
conversen.
Vierentwintig
conventualen
traden
in
Woudrichem in (B), vijftien kwamen van elders (C). Vier ingetredenen in Woudrichem werden naar andere conventen gezonden (D). In 1519 overleden acht conventualen... L. Heere meende uit het aantal koorboeken, vier antifonalen en vier gradualen te mogen besluiten, dat Woudrichem in normale tijden minstens twaalf leden telden. Of deze veronderstelling klopt, betwijfelen we...
3.2
Lannoy (gesticht in 1474)
Het kruisherenklooster van Lannoy werd in 1474 gesticht, op verzoek van Jean, heer van Lannoy, Rume en Sebourg, kamerheer van de hertog van Bourgondie. De prior van Doornik aanvaardde de stichting namens de orde. De kerk werd geconsacreerd in 1481 en bevatte drie altaren: het hoofdaltaar was toegewijd aan het H. Kruis, St.-Jan de Doper, de evangelist Johannes, Sint-Augustinus, Sint-Helena en alle apostelen; het tweede altaar werd opgedragen aan Onze-Lieve-Vrouw, Maria Magdalena, Catharina, Barbara en alle heilige maagden; het derde altaar was toegewijd aan de aartsengel Michael, de apostel Andreas, Stephanus, Antonius en alle heiligen. Een aflaat van 140 dagen werd verleend aan alien, die op een aantal feestdagen de kerk bezochten en hielpen in het onderhoud van kerk en klooster. De kruisbroeders woonden in de buurt van de Doornikse Poort. Weldoeners schonken gronden om te bewerken. Tevens verwierven de kruisbroeders renten en enkele huizen, die hun werden geschonken in ruil voor het lezen van missen voor afgestorven notabelen van Lannoy en omstreken. Met de pastoor werd een overeenkomst gesloten. De kruisbroeders moch-
ten een klok plaatsen in hun kerk. Zelf waren ze vrijgesteld van de jurisdictie van de parochiegeestelijkheid. Ook de donaten, conver sen en bedienden werden vrijgesteld. Dienstknechten moesten zich wel presenteren bij de pastoor alvorens bij de kruisbroeders te
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
31
mogen werken. De kruisbroeders verkregen alleen voor de eigen conventualen het begrafenisrecht. De pastoor ontving bovendien jaarlijks 60 sous parisis, in vlaamse munt, als compensatie voor de verliezen die hij leed door de komst van de kruisbroeders. Jean, heer van Lannoy (+1492), en zijn tweede echtgenote werden in de kruisbroederskerk begraven.61
Vanaf de stichting tot aan de opheffing tijdens de Franse Revolutie herbergde het klooster van Lannoy gemiddeld vijf tot tien religieuzen. In 1566 leed de kerk enorme schade als gevolg van de Beeldenstorm die ook in Lannoy hevig woedde. Gerard Goetghebuer was de eerste prior van dit klooster. Slechts een prior werd voor de achttiende eeuw tot definitor gekozen: Jean de Bernes in 1498.
Als gevolg van de Franse Revolutie werden het klooster en de kerk afgebroken. Van het oude klooster bleven een oude poort in Renaissance-stijl en een poort die toegang gaf tot de boerderij en de brouwerij, bewaard. In de parochiekerk van Lannoy wordt nog prachtig houtwerk van de voormalige kruisbroederskerk bewaard en ook een relikwie van Sint-Marcoen.62 - 1480: Goetghebuer Gerardus was kruisbroeder van Hoei. Mogelijk werd hij geboren in Gent. Van 1474 tot ca.1480 werd hij de eerste prior van het convent van Lannoy. Op het generaal kapittel van 1480 werd hij bij de overledenen vermeld.63 - 1485: de Senechal Adrien was kruisbroeder van Lannoy. Op het gene raal kapittel van 1485 werd hij bij de overledenen vermeld.64 61 Th. Leuridan, Precis de Vhistoire de Lannoy. Collection : Monographies des villes et villages de France. Ed. Lorisse, 2003, reprint van 1868, passim; J. van den Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy (1474-1792). in : Clairlieu, jg.13, 1955, pp. 3-32 62 Marcoen werd vereerd als patroon van apothekers en lakenhandelaars. Vanaf de 13C eeuw werd hij aanroepen bij het veel voorkomend euvel van de scrofulose, ook wel het koningszeer of het heiligenwerk geheten. Het was een ziekte met vele spontane verbeteringen en verslechteringen en berustte op tuberculose in de lymfeklieren van de hals. Hij werd ook aanroepen tegen struma, eczeem, blindheid, doofheid en klierziekten. 63 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 35 64 A. Van de Pasch, Definities..., p. 170
32
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1487: Parent Petrus was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal kapittel van 1487 werd hij bij de overledenen vermeld.65 - 1488: Vossetens Johannes was kruisbroeder van ? In 1488 werd hij door het generaal kapittel naar Lannoy gezonden.66 - 1488: de Wesalia (Wesel) Henricus was kruisbroeder van Marienfrede. In 1460 werd hij naar Caen gestuurd. Hij werd prior van Luik van 1472 tot ca.1478 en prior van Lannoy van 1478 tot 1489. Hij werd definitor van de orde in 1473, 1476, 1481, 1483, 1485 en 1487 en visitator van de Franse kloosters in 1466, 1481 en 1482. In de jaren 1483 tot 1488 was hij prior-provinciaal en visitator van de Franse kloosters. Op het generaal kapittel van 1489 werd hij bij de overlede nen vermeld.67 - 1489: Franche Jean was kruisbroeder van Lannoy. In 1489 was hij er prior en procurator, misschien slechts gedurende enkele maanden.68 - 1490: Wab Jacobus was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal kapittel van 1490 werd hij bij de overledenen vermeld.69 - 1496: Absolon was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal kapittel van 1496 werd hij bij de overledenen vermeld.70 - 1496: Sye Johannes was kruisbroeder van Namen. In 1496 verbleef hij in Lannoy.71
- 1497: de Gandavo Antonius was kruisbroeder van Lannoy. In 1497 werd hij voor een jaar naar Hoorn gezonden.72 - 1497: Haet Johannes was kruisbroeder van Hoorn. In 1497 werd hij voor 66n jaar naar Lannoy gezonden.73 - 1499: Vincensius was kruisbroeder van Buzan^ais. In i486 en 1497 werd hij naar Lannoy gezonden. In 1488 was hij subprior van Buzanqais. In 1499 verbleef hij in Salignac.74 - 1500: Fulcanus was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal kapit tel van 1500 werd hij bij de overledenen vermeld.75
65 A. Van de Pasch, Definities..., p. 176 66 A. Van de Pasch, Definities..., p. 179
67 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 71 68 J. v.d. Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy (1474-1792). in : Clairlieu, jg. 13, 1955, pp. 12, 15 en 30
69 70 71 72 73 74 75
A. Van de Pasch, Definities..., p. 186 A. Van de Pasch, Definities..., p. 205 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 58 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 135 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 135 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 9 A. Van de Pasch, Definities..., p. 219
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
33
1501: Farnaci Walramus (Walrandus, Walmandus) was kruisbroeder van Lannoy. In 1494 werd hij voor een jaar naar Buzan^ais gezonden. In 1496 werd hij verplaatst naar Saint-Georges de Tremeur. Op het generaal kapittel van 1501 werd hij bij de overledenen vermeld.76 1502: Manchon (Monchon) Martinus was kruisbroeder van Caen. In 1489 was hij student aan de universiteit van Caen. In 1490 werd hij voor e^n jaar naar Lannoy gezonden. Een jaar later verhuisde hij voor een jaar naar Chauny en in 1494 voor een jaar naar Le Verger. In 1501
en 1502 was hij prior van Buzangais. Op het generaal kapittel van 1502 werd hij bij de overledenen vermeld.77 1502: Dycher Egidius was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal kapittel van 1502 werd hij bij de overledenen vermeld.78 1509: Wilhelmus was donaat van Lannoy. In het jaar van zijn overlijden was hij er kok. Op het generaal kapittel van 1509 werd hij bij de overledenen vermeld.79 1510: Ruselat Antoine was kruisbroeder van Lannoy. In 1500 en 1501
verbleef hij in Toulouse. Op het generaal kapittel van 1510 werd hij bij de overledenen vermeld.80 1511: de Insulis (Lille de) Johannes was kruisbroeder van Lannoy. In 1500 werd hij voor een jaar naar Maaseik gezonden en in 1501 gei'n-
corporeerd in Parijs. In 1511 verbleef hij in Varennes-sur-Allier.81 • 1511: Goetworts (van Bree) Hermannus was kruisbroeder van Hoei. In 1499 werd hij subprior in Lannoy. Van 1507 tot 1511 was hij prior in Maaseik. Op het generaal kapittel van 1511 werd hij bij de over ledenen vermeld. Zijn moeder overleed eveneens in 1511 en vermaakte het klooster van Maaseik zes goudguldens. In 1513 overleed bij de Franciscanessen in Bree zuster Yrme Goutwerts uit Zonhoven, geprofest in Bree in 1480. Was zij familie van de prior van Maaseik? Vermoedelijk was hij de samensteller van het lectionarium van Maaseik, dat bewaard wordt op het rijksarchief in Hasselt.82 - 1513: Petrus was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal kapittel van 1513 werd hij bij de overledenen vermeld.83
76 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 10 77 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 211 78 A. Van de Pasch, Definities..., p. 227 79 A. Van de Pasch, Definities..., p. 247
80 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 230 81 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 198 82 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 41 83 A. Van de Pasch, Definities..., p. 258
34
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1515: de Genestre Egidius was kruisbroeder van Lannoy. Hij overleed in 1515 maar werd pas op het generaal kapittel van 1524 bij de overledenen vermeld.84
- 1515: de Lannoy (Alnetensis) Petrus was kruisbroeder van Lannoy. In 1515 was hij rector in Virton. Op het generaal kapittel van 1515 werd hij bij de overledenen vermeld.85
- 1515: de Bernes (de Gernes) Johannes was kruisbroeder van Lannoy. Van 1491 tot 1515 was hij er prior; in 1498, 1505, 1511 en 1513 was hij definitor van de orde; tevens was hij prior - provincial van de Franse kloosters van 1491 tot 1515. Op het generaal kapittel van 1515 werd hij bij de overledenen vermeld.86
- 1521: Hellinck Johannes was kruisbroeder van Namen. Het generaal kapittel van 1504 bevestigde dat hij in Lannoy moest blijven. Wanneer hij daarheen verplaatst werd, weten we niet. Op het generaal kapittel
van 1521 werd hij bij de overledenen vermeld.87 - 1522: Martinus was kruisbroeder van Caen. In 1484 werd hij verplaatst naar Le Verger. In 1490 werd hij voor een jaar naar Lannoy gezonden.
In 1491 zond het generaal kapittel hem naar Chauny. Van 1501 tot 1522 was hij conventualis van Buzancais. In 1501 werd hij er prior. Op het generaal kapittel van 1522 werd hij bij de overledenen vermeld.88 - 1523: Thoen Johannes was kruisbroeder van Parijs. In 1504 verbleef hij in Lannoy. Op het generaal kapittel van 1523 werd hij bij de over ledenen vermeld.89
- 1523: Vieubled Antoine was kruisbroeder van Lannoy. Hij overleed op 9 maart 1523. Op het generaal kapittel van 1524 werd hij bij de over ledenen vermeld.90
- 1524: Ludovicus was donaat van Lannoy. Op het generaal kapittel van 1524 werd hij bij de overledenen vermeld.91
84 A. Van de Pasch, Definities..., p. 281; J. v.d. Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy
(1474-1792), p. 20
85 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 96 86 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 209, 234, 251, 257 en 262; J. v.d. Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy (1474-1792, pp. 15-16 87 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 7, p. 61 88 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 213 89 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 199 90 A. Van de Pasch, Definities..., p. 281; J. v.d. Bosch, Le Couvent des Croisiers de Lannoy
(1474-1792, p. 32
91 A. Van de Pasch, Definities..., p. 281
J
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
35
1524: de Pratis (de Pres) Egidius was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal kapittel van 1524 werd hij bij de overledenen vermeld.92 1525: Wilbrecht Paschasius was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal kapittel van 1525 werd hij bij de overledenen vermeld.93 1525: Meulemoey Amandus was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal kapittel van 1525 werd hij bij de overledenen vermeld.94 1525: Wilhelmus was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal kapit tel van 1525 werd hij bij de overledenen vermeld.95 1526: Namuriensis Gerardus was kruisbroeder van ? In 1526 werd hij door het generaal kapittel naar Lannoy gezonden.96 1527: (Snekensis) Franciscus was kruisbroeder van Sneek. In 1525 werd hij naar Lannoy gezonden, een jaar later naar Marienfrede en weer een jaar later naar Sint-Agatha.97 1528: Coessen (Cosyn) Gerardus was kruisbroeder van Namen. In 1525 werd hij naar Lannoy verplaatst. In 1527 werd hij naar Goes gezonden en in 1528 naar Schiedam.98 1529: Haubos (Haulboshus) Johannes was kruisbroeder van Lannoy. Van 1515 tot 1527 was hij er prior. Hij overleed op 6 februari 1529. Op het generaal kapittel van 1530 werd hij bij de overledenen ver meld.99
1531: Natalis was kruisbroeder van Doornik. In 1511 werd hij door het generaal kapittel naar Lannoy gezonden. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.100 1539: Oudarde (Odardus) was kruisbroeder van Lannoy. Op het gene raal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.101
92 A. Van de Pasch, Definities..., p. 281; J. v.d. Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy (1474-1792, p. 32
1)3 A. Van de Pasch, Definities..., p. 283; J. v.d. Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy (1474-1792, p. 32 H A. Van de Pasch, Definities..., p. 283; J. v.d. Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy (1474-1792, p. 32 95 A. Van de Pasch, Definities..., p. 283 96 A. Van de Pasch, Definities..., p. 285 97 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeutu. Deel 2, p. 130 1)8 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 61; Deel 2, p. 32 99 A. Van de Pasch, Definities..., p. 296; J. v.d. Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy
(1474-1792, p. 16 100 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 252 en 299 101 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323; J. v.d. Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy (1474-1792, p. 31
36
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Kruisbroeders in Lannoy, 1474
-ca.
1540
39 40
20
n
A
1 A
24
15 5
-m B
C
D
Negenendertig conventualen telde het convent van Lannoy tus1474 en ca. 1540 (A). Twee van hen waren donaten. Vierentwintig conventualen traden in Lannoy in (B), vijftien kwamen van elders (C). Vijf ingetredenen in Lannoy werden naar andere conventen gezonden (D). sen
3.3
Maaseik (gesticht in 1476)
De broederschap van St.-Jakob in Maaseik nam in 1462 het initiatief om de kruisbroeders uit te nodigen om in Maaseik een klooster te stichten. De orde aarzelde om op dit aanbod in te gaan: tot dan toe was geen enkele Maaseikenaar ingetreden bij de kruis broeders en ook nu was hiervan geen sprake. In de buurt lagen overigens al verschillende kloosters van de orde: Venlo (vanaf 1399), Roermond (vanaf 1422), Maastricht (vanaf 1437) en KolenKerniel (vanaf 1438). Het generaal kapittel machtigde de prioren van de kloosters van Venlo, Maastricht en Luik om te onderzoeken of in Maaseik een vruchtbaar kloosterleven mogelijk was. Blijkbaar brachten zij een ongunstig advies uit. In 1474 knoopte de broederschap van St.-Jakob nieuwe onder-
handelingen aan. De leden waren erin geslaagd het patrimonium van de broederschap gevoelig te vermeerderen. Waren zij op de hoogte van een ongeschreven regel binnen de orde, dat een klooster moest uitzien naar een nieuwe stichting, wanneer het aantal conventualen te groot werd? Dat was namelijk het geval in
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
37
Maastricht: van 1437 tot 1466 verbleven er nooit meer dan tien kruisbroeders; in 1462 telde het convent acht leden, in 1468 vijftien en in 1474 eenentwintig.
Twee jaar later namen de kruisbroeders van Maastricht namens
de orde de kapel van de broederschap over en stichtten een klooster. De stadsmagistraat verleende de nieuwe stichting enkele
voorrechten: vrijstelling van corveediensten, vrijstelling van de wacht op de stadsmuur, vrijstelling van belastingen en van accijnzen op wijn en bier. In ruil vroeg de stedelijke overheid van de kloosterlingen het bidden van het goddelijk officie en vooral het gedurige gebed voor de overledenen van de stad. Van de kerkelijke overheid, de kapitteldeken van Aldeneik, kregen het kruisbroeders het begrafenisrecht voor de kloosterlingen, hun familie, hun weldoeners en voor de knechten en geregelde commensalen die de kloosterkerk als hun laatste rustplaats uitkozen. Andere pastorale taken, die de kruisbroeders werden toebedeeld, waren het toedienen van de sacramenten, de predicatie (behalve op zon- en feestdagen, wanneer er in de parochiekerk werd gepreekt), het vieren van alle feesten van de orde en het houden van een of twee processies per jaar om de patroonheilige van de broederschap van St.-
Jakob eer te bewijzen. De kruisbroeders zouden de getijden zingen voor de zielenrust van de voorouders en ouders van de SintJakobsbroeders, verder zouden zij pelgrims tijdelijk onderdak verschaffen en ook zouden zij hulp verlenen in de zielzorg in de stad Maaseik.
Voor een echte kloosterstichting kwam het aanbod van de broe derschap nog te vroeg. Een echt klooster bezaten de kruisbroeders niet en voor 1500 werd er ook geen gebouwd. Bij de kapel bevonden zich enkele huizen, die onderdak boden aan het convent. Het convent van Maastricht aanvaardde de stichting, maar het stuurde
onvoldoende conventualen naar Maaseik. Om het klooster toch te bevolken verplaatste het generaal kapittel telkens een of twee kruis broeders uit Aken, Maastricht, Luik, Sint-Agatha, Hoorn, Buzan^ais, Lannoy, Bentlage, Schwarzenbroich en Osterberg naar Maaseik. Zij spraken de plaatselijke taal niet en vonden hun plaats niet in de Maaseikse samenleving.
38
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
In het begin van de zestiende eeuw werden bij de kruisherenkerk een sacristie, een kapittelhuis en andere delen van het klooster gebouwd. Het complex was echter veel te groot voor de paar kruis heren, die er gewoonlijk resideerden. Niettegenstaande de bouw van een betrekkelijk ruim klooster, was de financiele situatie doorgaans bedroevend. De kruisheren van Maaseik moesten voortdurend geld lenen bij particulieren of bij de andere kloosters van de orde. Vanaf de zestiende eeuw verleenden zij tevens assistentie in de naburige parochies en bij de Agneten. Heppeneert werd als parochie in 1567 bij het klooster ingelijfd. Gemiddeld telde het klooster vier conventualen voor 1500. Een hoogtepunt werd bereikt in 1483, toen er zes kruisbroeders woonden. Er waren echter ook jaren dat er maar twee of drie kruis broeders verbleven in Maaseik.102 - 1478: Welters van Horst Wilhelmus was de eerste rector in Maaseik. Hij trad in bij de kruisbroeders van Venlo en verbleef er van omstreeks 1453 tot 1458. Daarna verplaatste het generaal kapittel hem voor vier jaar naar Ivoy-Carignan. Vervolgens werd hij conventualis van
Maastricht tot 1476 om vanaf 1476 tot aan zijn dood als overste in Maaseik te fungeren. Welters genoot aanzien binnen de orde: alvorens rector te worden van de nieuwe stichting in Maaseik was hij prior geweest in Venlo, Carignan en Maastricht en definitor van de orde in 1462, 1464, 1466, 1468, 1470, 1472 en 1474.103 - 1480: Vogels Jacobus, afkomstig van Maaseik, trad in als donaat in Maaseik. Hij overleed op 13 december 1480.104 - 1480: Rodolphus was kruisbroeder van Osterberg. In 1480 werd hij voor een jaar naar Maaseik gezonden. Op het generaal kapittel van 1480 werd hij bij de overledenen vermeld. Er wordt ook een Rodolphus gesignaleerd in Osterberg tussen 1481 en 1493.l05
102 R. Janssen, De eerste kruisbroeders in Maaseik, 1476-1500. in: De Maaseikenaar, jg. 36, 2005, afl. 3, pp. 134-136; Idem, Namenlijst van Kruisheren van Maaseik, 1478 - 1796. in: De Maaseikenaar, jg. 34, 2003, afl.l, pp. 55-60, ill.; Idem, De kruisbroeders van Maastricht en van
Maaseik in de vijfliende eeuw: geen hechte maar wel een losse band, in: Maasband, 2001, nr. 1, pp. 69-81; Idem, VijfhonderdJaar Kruisheren te Maaseik... een profieltekening. Maaseik, 1982, 115 p. 103 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 93 104 R. Janssen, Maasband, p. 79 105 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 41
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
39
1483: Christophorus van Buzan^ais was kruisbroeder van ? Hij werd in 1483 voor een jaar naar Maaseik gezonden.106 1483: Isebeel Joannes was afkomstig van Maaseik en werd aldaar ook geprofest. Hij overleed op 9 September 1483.107 1484: Molenberch Leonardus was laicus in Maaseik. Hij was in Maaseik ingetreden en werd er kok. Hij overleed op 28 September 1484.108
1484: Alhardi Johannes was kruisbroeder van Maaseik. Op het generaal kapittel van 1484 werd hij bij de overledenen vermeld.109 1485: Alardus was kruisbroeder van Venlo. In 1484 werd hij een jaar naar Diilken gezonden en in 1485 een jaar naar Maaseik. Het is niet zeker dat hij dezelfde is als Johannes Alhardi, die in 1483, 1484 en 1485 telkens voor een jaar naar Maaseik werd gezonden en in 1527 in Venlo overleed.110 1485: van Roermond Winandus volgde Welters op als overste in Maaseik. Hij was ingetreden in Schwarzenbroich. In 1478 werd hij aangesteld tot prior van Maaseik. Dit ambt bekleedde hij tot aan zijn dood op 6 oktober 1485. Blijkbaar was hij het generaal kapittel in gunstige zin opgevallen, vermits hij in 1484 tot definitor werd gekozen en in 1485 tot visitator. Hij werd begraven in het kapittelhuis van de kruisbroeders van Roermond.111 1492: Wennemeekers Rutger was kruisbroeder van Maaseik. Op het generaal kapittel van 1493 werd hij bij de overledenen vermeld.112 1494: Valignus was kruisbroeder van Hoorn. In 1482 werd hij voor een jaar naar Maaseik gezonden. Op het generaal kapittel van 1494 werd hij bij de overledenen vermeld.113 1495: Icorus Andreas was kruisbroeder van Luik. Hij was diaken. In 1491 werd hij voor een jaar naar Beyenburg gezonden. Een jaar later
verbleef hij in Maaseik, eveneens voor een jaar. In 1495 verbleef hij in Helenenberg. Datzelfde jaar keerde hij terug naar Luik.114
R. Janssen, Maasband, p. 79 R. Janssen, Maasband, p. 79 R. Janssen, Maasband, p. 79 R. Janssen, Maasband, p. 79
R. Janssen, Maasband, p. 79
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 141 R. Janssen, Maasband, p. 79
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 134 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 71
40
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1500: van Bruyninghen (Gruyninghen) Balthasar volgde Rengers in 1496 op als prior. Vermoedelijk bleef hij prior tot ca.1500. Alleen zijn naam bleef bewaard.115 - 1500: Lebargi Christoferus was kruisbroeder van Buzan^ais. In 1482 werd hij voor e'en jaar naar Diisseldorf gezonden. In 1483 verhuisde hij voor een jaar naar Maaseik. In 1500 werd hij geexcommuniceerd.116 - 1500: Koelhouwer Franciscus was kruisbroeder van Maaseik. Hij werd in Gruitrode geboren. In het jaar van zijn overlijden was hij subprior. Op het generaal kapittel van 1500 werd hij bij de overledenen vermeld.117 - 1503: Rengers Zeno volgde Willem van Mosmalen in 1493 op als prior in Maaseik. Rengers was een kruisbroeder van Bentlage. Gedurende drie jaar was hij prior in Maaseik. Waar hij de volgende zes jaar verbleef, weten we niet. In 1502 keerde hij terug naar Bentlage, waar hij op 12 april 1503 overleed.118 - 1504: Monichs Reinier was kruisbroeder van Maaseik. Hij werd gebo ren in Aldeneik. Hij overleed in 1504 en was in dat jaar subprior.119 - 1507: Michels (Endovie) Petrus was kruisbroeder van Maaseik. Hij zou enkele jaren in Schwarzenbroich verbleven hebben. Op het gene raal kapittel van 1507 werd hij bij de overledenen vermeld.120 - 1508: Kessel Petrus was donaat van Maaseik. Op het generaal kapittel van 1508 werd hij bij de overledenen vermeld.121 - 1509: van Mosmalen (Momalen) Wilhelmus was de derde overste in Maaseik. In 1493 verliet hij Maaseik voor een bestemming, die we (voorlopig) niet kennen. Van 1502 tot 1509 was hij prior in Dinant. Ook hij genoot aanzien binnen de orde, vermits hij definitor werd in 1500, 1506 en 1508.122 -1511: Goetworts (van Bree) Hermannus was kruisbroeder van Hoei. In 1499 werd hij subprior in Lannoy. Van 1507 tot 1511 was hij prior in Maaseik. Op het generaal kapittel van 1511 werd hij bij de overlede nen vermeld. Zijn moeder overleed eveneens in 1511 en vermaakte het klooster van Maaseik zes goudguldens. In 1513 overleed bij de 115 R. Janssen, Maasband, p. 79; Th. Van den Elzen, Maaseik en Kolen. in: Clairlieu, 1979, jg- 37, p. 121 116 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 9
117 118 119 120 121 122 p. 65;
R. Janssen, Maasband, p. 79 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 61 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik 1476-1797, 1855-1955, Maaseik, 1955, p. 67 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 144 A, Van de Pasch, Definities..., p. 245; L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 67 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 236 en 242; L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, R. Janssen, Maasband, p. 78
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
41
Franciscanessen in Bree zuster Yrme Goutwerts uit Zonhoven, ge-
profest in Bree in 1480. Was zij familie van de prior van Maaseik? Vermoedelijk was hij de samensteller van het lectionarium van Maaseik, dat bewaard wordt op het rijksarchief in Hasselt.123 1511: de Insulis (Lille de) Johannes was kruisbroeder van Lannoy. In 1500 werd hij voor 66n jaar naar Maaseik gezonden en in 1501 geincorporeerd in Parijs. In 1511 verbleef hij in Varennes-sur-Allier.124 1512: van Kempen Johannes was donaat van Hohenbusch. Van 1508
tot 1510 verbleef hij in Maaseik en van 1510 tot 1512 in Sneek. In 1512 keerde hij terug naar Hohenbusch. In alle kloosters waar hij ver bleef, was hij kok.125
1513: van Keysersweert Rutger was donaat van Maaseik. Hij was er kok. Op het generaal kapittel van 1513 werd hij bij de overledenen
vermeld.126
1515: van Uden Henricus was kruisbroeder van Den Bosch. In 1483 werd hij naar Toulouse gezonden. Een jaar later verhuisde hij voor penitentie naar Maaseik. In 1515 was hij subprior van Den Bosch. Op
het generaal kapittel van 1515 werd hij bij de overledenen vermeld.127
■ 1515: van Keulen Gerardus was diaken in Maaseik in 1515.128 ■ 1517: van Leyden (van Aken) Simon was kruisbroeder van Aken. Hij werd in 1480 naar Maaseik gezonden en in 1483 naar Toulouse. Van 1483 tot 1501 was hij prior van Aken. Vervolgens werd hij verplaatst naar Scharzenbroich. Van 1503 tot 1517 was hij prior van Toulouse. In 1489 werd hij aangesteld tot visitator van de Franse kloosters en van Lannoy. Op het generaal kapittel van 1517 werd hij bij de overle denen vermeld.129
- 1517: van Asten Henricus was kruisbroeder van Maaseik. Hij was er prior. Op het generaal kapittel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeld.130
- 1517: Beckers (Pistoris) Walter werd geboren in Herentals. Hij was een broer van Jan Beckers, kapelaan van Sint-Nicolaas in Maastricht, die al zijn goederen aan de kruisbroeders vermaakte. Walter trad in bij de kruisbroeders in Maastricht en werd in juli 1473 priester gewijd. In
123 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 41 124 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 198
125 R- Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 116 126 A. Van de Pasch, Definities..., p. 258; L. Heere, De Kruisheren te Maaseiky p. 67
127 128 129 130
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 165 L. Heere, De Kruisheren te Maaseiky p. 67 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 156 A. Van de Pasch, Definities..., p. 267; L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 67
42
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
1474 werd hij aangesteld als predikant. In 1483 vinden we hem terug als custos infirmorum. Het generaal kapittel van 1483 stuurde hem voor
e'en jaar naar Maaseik. In 1484 werd aangesteld tot prior van Maastricht. Hij bekleedde dit ambt gedurende 33 jaar. Op 13 oktober 1517 overleed hij en werd begraven in de kruisherenkerk bij de ingang van het koor. Walter Beckers was definitor in 1498, 1500, 1502, 1504 1506, 1508, 1510, 1512, 1514 en 1516.131
- 1518: van Eindhoven (Endhoven, Endovie) Theodorus (Theodericus) was een kruisbroeder van Schwarzenbroich. Hij was prior tot 1507 en
keerde daarna terug naar Schwarzenbroich waar hij in 1518 overleed.132
- 1521: van Goes (Goetzen) Arnoud was kruisbroeder van Maaseik. In 1512 was hij er subprior. In datzelfde jaar werd hij subprior van Venlo
en van 1513 tot 1521 prior van Venlo. Op het generaal kapittel van 1521 werd hij bij de overledenen vermeld.133 - 1522: Fier (van Eik) Martinus was kruisbroeder van Maaseik in 1522.134
- 1522: Tollener Joannes was kruisbroeder van Maaseik. Zeker van 1519 tot 1522 was hij er conventualis. Hij behartigde in die jaren de belan-
gen van het klooster Agnetendal in Peer.135 - 1523: Wenmeckers Johannes was kruisbroeder van Maaseik. Ca. 1518 was hij er procurator. Hij overleed omstreeks 1523.136 - 1523: van Kosstfeld (Coesvelt) Christianus was kruisbroeder van Maaseik. In 1523 was hij er procurator. Wanneer hij overleed, weten we niet.137
- 1524: Hagh Henricus was kruisbroeder van Maaseik. In 1524 keerde
hij vanuit ? terug naar Maaseik.138 - 1527: Henricus was kruisbroeder van Hoei. In 1527 werd hij naar Maaseik verplaatst.139
- 1528: Gosensis Johannes was kruisbroeder van Maaseik. In 1528 werd hij naar Diisseldorf gezonden.140
131 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. % 132 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 145 133 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 188
134 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66
135 J. Stinlssen, Geschiedenis van Agnetendal. Het Tertiarissenklooster van Peer 1437-1798.
Leuven, 2001, p. 66
136 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66 137 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66 138 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66
139 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 44 140 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 112
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
43
- 1531: van Tiel (de Tela, de Tyela) Johannes was kruisbroeder van Hohenbusch. In 1494 werd hij naar Sneek gezonden. In 1512 vertrok hij uit Sint-Agatha en ging wonen in Maaseik. Hij werd predikant in Maaseik. Van 1526 tot aan zijn dood was hij pastoor in Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1532: Crabbendyck (Kreppendak, Krabbendik) Cornelius was kruis broeder van Nieuwland. In 1526 werd hij naar Maaseik gezonden. Van 1527 tot 1532 verbleef hij in Hoorn. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.141 - 1533: de Ruremonda Joannes was conversus van Maaseik. In 1533
werd hij door het generaal kapittel naar Pedernach gezonden. Hij werd erkok.142
- 1534: Henricus was donaat van Maaseik. In 1524 werd hij naar Namen gezonden, in 1526 naar Nieuwland, in 1527 naar Goes, in 1529 naar Hoorn en in 1531 naar Virton. Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.143
- 1534: Johannes was donaat van Maaseik. In 1534 werd hij door het generaal kapittel naar Virton gezonden. Hij werd er kok en bierbrouwer. Hij was senior.144
- 1534: Raill Hendrik was kruisbroeder van Ehrenstein. In 1534 was hij cellarius in Maaseik.145
- 1534: Randelraedt Hermann was kruisbroeder van Hohnscheid. Hij vroeg in 1527 onderdak bij de kruisheren van Maaseik, toen hij uit zijn klooster in Hohnscheid was gevlucht voor de Lutheranen. Hij bracht de werken van Joannes Chrysostomus mee. Die boeken werden in Maaseik bewaard tot aan de opheffing van het klooster in 1797. Hij overleed omstreeks 1534.146
- 1534: Vors Dionisius was kruisbroeder van Kolen-Kerniel. Hij werd in Tongeren geboren. In 1533 werd hij voor een jaar naar Maaseik gezon den.147
- 1536: Mille (Millyngen) Henricus was kruisbroeder van Diisseldorf. Van 1523 tot aan zijn dood was hij subprior en novicenmeester in
Maaseik. Op het generaal kapittel van 1537 werd hij bij de overlede nen vermeld.148 141 142 143 144
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 138 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 33 A. Van de Pasch, Definities..., p. 307; L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66; Th. Van den Elzen, Maaseik en Kolen, p. 144 145 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik^ p. 66
146 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 173 147 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 107 •4S R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 113
44
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1537: van den Bosch (Busee) Petrus was kruisbroeder van Maaseik. Hij werd er jubilaris.149
- 1538: Elbracht (van Bracht) Jacobus was kruisbroeder van Maaseik. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bii de overledenen vermeld.150
- 1539: Rutgerus was kruisbroeder van Maaseik. Het generale kapittel
zond hem in 1527 en 1528 naar Dinant en in 1533 naar Virton. In 1539 keerde hij terug naar Maaseik.151
Kruisbroeders in Maaseik, 1476 -ca. 1540 601( 40 20 0
1 A
25
25
■ ■ B
C
D
Vijftig conventualen telde het convent van Maaseik tussen 1474 en ca. 1540 (A). Zes van hen waren donaten, een was laicus en een ander conversus. Vijfentwintig conventualen traden in Maaseik in (B), vijfentwintig kwamen van elders (C). Acht ingetredenen in Maaseik werden naar andere conventen gezonden (D).
3.4
Diilken (gesticht in 1480)
In Dulken, niet ver van Briiggen gelegen, werd in 1479 een klooster van kruisbroeders gesticht. Inwoners van Dulken en ook graaf Vincenz von Morz, drongen bij de aartsbisschop van Keulen op de vestiging aan. De abt van de benedictijnerabdij van Gladbach was de komst van de kruisbroeders niet genegen en 149 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66
150 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66; A. Van de Pasch, Definities..., p. 323 151 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66; A. Van de Pasch, Definities..., pp. 287, 291,
296, 305 en 323
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE V1JFTIENDE EEUW - DEEL 3
45
beperkte sterk de pastorale mogelijkheden: met uitzondering van de hoogfeesten van hun kerk mochten de kruisbroeders enkel fs namiddags preken. Van de offergelden bij begrafenissen en van de legaten bij de kruisbroeders eiste de parochie, waarover de benedictijnen het patronaatsrecht hadden, een vierde op. De stad Dulken zou wel grond schenken om een klooster te bouwen en de kruisbroeders zouden vrijgesteld worden van de gewone diensten (o.a. waken en poortwacht) en van het betalen van cijns aan de stad voor het brouwen van bier en het bakken van brood voor eigen gebruik. Op het generale kapittel van 1480 werd het klooster toch in de orde geincorporeerd. De prior van het klooster van Venlo werd belast met het opstarten van het nieuwe convent. Dit klooster bleef altijd arm. De kloosterkerk werd in 1491 geconsacreerd. Vijf jaar later kwam het klooster gereed. Het werd even later door een zware storm vernield. Over het reilen en zeilen van de kruisheren in de zestiende eeuw weten we niet veel. Een visitatierelict van 1533 spreekt van een zestal kruisheren: vrome mannen die haast geen bronnen van inkomsten hadden. - 1485: Alardus was kruisbroeder van Venlo. In 1484 werd hij een jaar naar Dulken gezonden en in 1485 een jaar naar Maaseik. Het is niet zeker dat hij dezelfde is als Johannes Alhardi, die in 1483, 1484 en 1485 telkens voor een jaar naar Maaseik werd gezonden en in 1527 in Venlo overleed. - 1495: Tinctoris Henricus was kruisbroeder van Dulken. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld.152 - 1495: Arnoldus was kruisbroeder van Dulken. Op het generaal kapit tel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld.153 - 1497: Leyendecker (Leydecker) Andreas was kruisbroeder van Venlo. Van 1479 tot 1488 werd hij de eerste prior van Dulken. Daarna werd hij tot 1497 prior van Venlo. Hij was definitor van de orde in 1484,
1486, 1488, 1490, 1492 en 1495. Op het generaal kapittel van 1497 werd hij bij de overledenen vermeld.154
!
46
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1500: Toerlinck Gisbertus was kruisbroeder van Den Bosch. In 1484 werd hij voor een jaar naar Dulken gezonden. Van 1485 tot 1500 was hij prior van Woudrichem. - 1504: Tinctoris Johannes was kruisbroeder van Dulken. Van 1500 tot 1504 was hij er prior.155 - 1506: Venlo Leonardus was kruisbroeder van Dulken. Op het generaal kapittel van 1506 werd hij bij de overledenen vermeld.156 - 1509: Jacobus was kruisbroeder van Dulken. In 1509 werd hij naar London verplaatst.157
- 1509: Venlo Christianus was kruisbroeder van Beyenburg. In 1481 en 1482 werd hij naar Dulken gezonden, telkens voor een jaar. In 1487 zond het generaal kapittel hem naar Briiggen. Op het generaal kapittel van 1509 werd hij bij de overledenen vermeld.158 - 1513: Ruremunda Mathias was kruisbroeder van Dulken. Hij was prior van Dulken van 1504 tot 1510 en prior van Venlo van 1511 tot 1513. Op het generaal kapittel van 1513 werd hij bij de overledenen vermeld.159 - 1515: Cornelius was kruisbroeder van Schiedam. In 1489 werd hij naar Dulken gezonden. In 1490 kreeg hij voor straf een keer per week water en brood. Op het generaal kapittel van 1515 werd hij bij de over ledenen vermeld. Hij was senior.160 - 1517: Batenberch Theodericus was kruisbroeder van Wickrath. In 1512 zond het generaal kapittel hem naar Dulken. Op het generaal kapittel van 1517 werd hij bij de overledenen vermeld.161 - 1518: Pollen (Poll) Theodorus was kruisbroeder van Venlo. Hij was
prior van Dulken van 1488 tot 1500 en prior van Venlo van 1500 tot
1511. In 1491 brak hij het 'eerste' klooster van Dulken af en bouwde een nieuw. Dat zou echter niet lang staan. In 1496 werd het namelijk door een storm verwoest. In 1511 was hij definitor van de orde. Op het generaal kapittel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeld. Hij was de schrijver van de eerste honderd bladzijden van een Vitae Sanctorum - bewaard op de Koninklijke Bibliotheek in Brussel - met daarin beschrijvingen van het leven van Maria van Oignies, Hedwigis,
155 F. Benthem, Die Kreuzherren in Dulken. in: Die Kreuzherren in Dulken. Kloster Schule
1491-1991. Dulken, 1991, p. 27 156 A. Van de Pasch, Definities..., p. 238 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 247 158 R. R. R. A.
Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 106 Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 188 Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 119 Van de Pasch, Definities..., pp. 255 en 265
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
47
Autbertus, Dorthea, Gertrudis, Malachius Dunensis, Eleutherius, Walterus, Bredanus, Simeon en Abraham.162 1531: Dulcensis was laicus van Dulken. In 1529 werd hij naar Hohenbusch gezonden en in 1531 naar Kolen-Kerniel.163 1532: Sibertus was kruisbroeder van Dulken. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.164 1533: ab Herweden (Herbie, Herbeden, Hereveden) Henricus was kruisbroeder van Beyenburg. In 1532 werd hij naar Dulken gezonden. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen ver meld.165 1534: Gijsbertus was conversus van Dulken. Hij was er kok. Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.166 1538: Dulcensis Vitus was kruisbroeder van Dulken. In 1537 kreeg hij de opdracht in Hohenbusch te blijven. In 1538 werd hij naar Sneek gezonden en in 1539 naar Goes. In 1538 was hij predikant in Sneek.167 1540: Dalen Johannes was kruisbroeder van Wickrath. In 1487 leefde hij als wereldheer in Wickrath. Hij was conventualis van Wickrath tot 1511 en van 1514 tot 1521. In 1512 werd hij naar Dulken gezonden en in datzelfde jaar naar Sint-Annaland. Van 1522 tot 1524 verbleef hij in Hoorn, in 1524 in Goes, in 1526 in Franeker en in 1527 en 1528 in Helenenberg. Van 1541 tot 1542 was hij prior en pastoor in
Wickrath. Vermeld als extra ordinis obedientiam defunctus in 1542.168
162 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfliende eeuw. Deel 1, p. 188
163 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2> p. 106 164 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302
165 A. Van de Pasch, Definities..., p. 304; R Olischlager, Die Mbnche zu Beyenburg. in: Zeitschrift des Bergischen Geschichtsverein. Bonn, dl.10 (1874), p. 38 166 A. Van de Pasch, Definities..., p. 308 167 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 34 168 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 34
48
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Negentien conventualen telde het convent van Diilken tussen 1480 en ca. 1540 (A). Onder hen waren geen donaten, wel e^n laicus en 66n conversus. Tien conventualen traden in Diilken in (B), negen kwamen van elders (C). Vier ingetredenen van Diilken werden naar andere conventen gezonden (D).
3.5
Nijenwerve/Nieuwland (gesticht in 1481)
In Nijenwerve op Walcheren werd in 1481 een huis door de kruisheren als klooster geincorporeerd. In 1487 werd dit huis tot priorij verheven. Anna van Bourgondie schonk in 1489 land in Westsouburg. Door brand leed dit klooster in 1523 grote schade. Omstreeks 1539 was de kloostertucht er zeer verslapt. Schuldeisers beweerden dat alle kruisbroeders vertrokken waren en dat het klooster leeg stond. Er waren geen kerkelijke diensten meer. Ook wisten zij te melden dat 6en van de religieuzen kerkornamenten en meubels verkocht had en een kwistig leven leidde. De prior van het kruisherenklooster van Goes kreeg de opdracht om na te gaan welke onregelmatigheden hadden plaats gevonden. Of hij oplossingen kon aanreiken is niet bekend. Na 1539 horen we niets meer van dit kloostertje. Uit de definities van de generale kapittels krijgt men, met nogal wat verplaatsingen naar en vanuit dit klooster, de indruk, aldus A. Ramaekers, met een moeilijk leefbare communiteit te doen te hebben.169 - 1485: Prim (Prym) Arnoldus was kruisbroeder van Marienfrede. In 1484 werd hij voor een jaar verplaatst naar Namen en in 1485 voor een jaar naar Nieuwland.170 - i486: Hilbrandus was kruisbroeder van Hoorn. In 1483 werd hij voor een jaar naar Nieuwland gezonden. Op het generaal kapittel van i486 werd hij bij de overledenen vermeld.171 - 1487: Jacobus was donaat van Nieuwland. Het generaal kapittel stuurde hem in 1487 voor 66n jaar naar Namen.172 169 A. Ramaekers, De Kruisheren en de Leuvense Universiteit. in: Clairlieu, 1982, jg. 40, p. 77
170 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 56 171 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 134 172 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 57
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
49
1487: Tongerlo (Tungerlo) Jacobus was kruisbroeder van Osterberg. In 1485 werd hij naar Brandenburg gezonden. In 1487 verhuisde hij voor 66n jaar naar Nieuwland.173
1490: van Cluningen Cornelius was kruisbroeder van Nieuwland. Op het generaal kapittel van 1490 werd hij bij de overledenen vermeld.174 1493: Duborch (Denborn) Theodericus was kruisbroeder van Nieuwland. In 1484 werd hij verplaatst naar Namen. Drie jaar later werd hij voor een jaar verplaatst naar Sneek en in 1489 voor een jaar naar Asperen. Op het generaal kapittel van 1493 werd hij bij de over ledenen van Nieuwland vermeld.175
1493: Wylhelmus was kruisbroeder van Nieuwland. Op het generaal kapittel van 1493 werd hij bij de overledenen vermeld.176 1499: Gossensis Adrianus werd in 1499 door het generale kapittel naar Nieuwland gezonden. We weten niet in welk klooster hij ingetreden is.177
1499: Gossensis Wilhelmus was in 1499 subprior in Nieuwland. We
weten niet in welk klooster hij ingetreden is.178 1502: Novifiindi Petrus was kruisbroeder van Nieuwland. In 1502 werd hij naar London gezonden.179 1503: Groningen Wilhelmus was kruisbroeder van Goes. In 1494 werd hij naar Schiedam gezonden en in 1499 naar Nieuwland om er subprior te worden. Op het generaal kapittel van 1503 werd hij bij de overledenen vermeld.180 • 1505: Turnoa (Turnhout, Turnouth) Johannes was kruisbroeder van
Asperen. In 1500 keerde hij terug naar Asperen na een verblijf in London. In 1505 werd hij verplaatst naar Nieuwland en werd er subprior.181
■ 1509: Adrianus was kruisbroeder van Goes. In 1499 werd hij naar Nieuwland gezonden. In 1501 keerde hij terug naar Goes. Op het generaal kapittel van 1509 werd hij bij de overledenen vermeld.182
3 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 42 4 A. Van de Pasch, Definities..., p. 186 175 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 57 A. Van de Pasch, Definities..., p. 194 A. Van de Pasch, Definities..., p. 215 A. Van de Pasch, Definities..., p. 215
179 R. R. R. R.
Janssen, Janssen, Janssen, Janssen,
De De De De
Orde Orde Orde Orde
van van van van
het H. het H. het H. het H.
Kruis Kruis Kruis Kruis
in in in in
de de de de
vijftiende vijftiende vijftiende vijftiende
eeuw. eeuw. eeuw. eeuw.
Deel 1, Deel 2, Deel 1, Deel 2,
p. p. p. p.
245 28 165 29
50
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1510: Goes Theodorus was kruisbroeder van Nieuwland. Op het generaal kapittel van 1510 werd hij bij de overledenen vermeld.183 - 1511: Matheus was kruisbroeder van Nieuwland. Op het generaal kapittel van 1511 werd hij bij de overledenen vermeld.184 - 1512: Novimagii Gerhardus was kruisbroeder van Asperen. Van 1510 tot 1512 verbleef hij in Goes. In 1512 werd hij verplaatst naar Nieuwland.185
- 1516: Wilhelmus was kruisbroeder van Sneek. In 1503 en 1508 ver bleef hij in Asperen. In 1510 was hij subprior van Nieuwland. Op het generaal kapittel van 1516 werd hij bij de overledenen vermeld.186 - 1520: Trajecti Wilhelmus was kruisbroeder van Sneek. In 1503 werd hij verplaatst naar Asperen. Een jaar later keerde hij terug naar Sneek. In 1510 verhuisde hij naar Nieuwland en in 1520 naar Schiedam. In Nieuwland was hij subprior. Op het generaal kapittel van 1520 werd
hij bij de overledenen vermeld.187 - 1521: Gross Petrus was kruisbroeder van Nieuwland. In 1502 en 1504 werd hij naar London gezonden, in 1503 naar Colchester. Op het generaal kapittel van 1521 werd hij bij de overledenen vermeld.188 - 1522: Otto was kruisbroeder van Venlo. In 1511 werd hij als subprior naar Nieuwland gezonden. Op het generaal kapittel van 1522 werd hij bij de overledenen vermeld.189 - 1522: Adrianus was kruisbroeder van Nieuwland. Van 1510 tot 1522 verbleef hij in Asperen.190 - 1523: de Sittert Hubertus was donaat van Hohenbusch. In 1487 besloot het generaal kapittel dat hij naar een ander klooster zou gezon den worden. We weten niet welk klooster dat was. In 1492 werd hij verplaatst naar Nieuwland. Op het generaal kapittel van 1523 werd hij bij de overledenen vermeld.191 - 1523: Hieronymus was kruisbroeder van Sneek. In 1522 werd hij naar Nieuwland gezonden. Op het generaal kapittel van 1523 werd hij bij de overledenen vermeld.192
83 A. Van de Pasch, Definities..., p. 250 A. Van de Pasch, Definities..., p. 253 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis
in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 165 in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 145
in in in in in in
de de de de de de
vijfiiende vijfiiende vijfiiende vijfiiende vijfiiende vijfiiende
eeuw. eeuw. eeuw. eeuw. eeuw. eeuw.
Deel 2, Deel 1, Deel 1, Deel 1, Deel 1, Deel 2,
p. p. p. p. p. p.
119 237 189 166 116 146
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE V1JFTIENDE EEUW - DEEL 3
51
1523: Kalkar Balthasar was donaat van Falkenhagen. In 1523 werd hij naar Nieuwland gezonden.193
1524: Scharmel Matthias was kruisbroeder van Scharmer. In 1524
werd hij door het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden.194 1527: Leodiensis Henricus was kruisbroeder van Luik. In 1527 werd hij door het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden.195 1530: van Keulen Adam was kruisbroeder van Keulen. Van 1511 tot
1527 verbleef hij in Wickrath. In 1527 werd hij naar Nieuwland gezonden, waar hij subprior werd. Op het generaal kapittel van 1530 werd hij bij de overledenen vermeld.196 1531: Novimagii (Heel) Rutgerus was kruisbroeder van Sint-Agatha. In 1527 en 1528 verbleef hij in Sneek. In 1529 werd hij naar Nieuwland gezonden, waar hij subprior werd. Op het generaal kapit tel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.197 1531: Heib Egidius was kruisbroeder van Aken. In 1524 werd hij door het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden. Een jaar later verhuisde hij naar Schwarzenbroich. In 1530 en 1531 was hij subprior in
London. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overlede nen vermeld.198 1531: Zutphaniae Johannes was kruisbroeder van Hoorn. In 1523 werd hij naar Nieuwland gezonden en in 1531 naar Sneek.199 1532: Bursalie Adrianus was kruisbroeder van Nieuwland. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld. 200 1532: Crabbendyck (Kreppendak, Krabbendik) Cornelius was kruis broeder van Nieuwland. In 1526 werd hij naar Maaseik gezonden. Van 1527 tot 1532 verbleef hij in Hoorn. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld. 1532: Lomsfelt Chrostopherus was kruisbroeder van Roermond. In 1529 verhuisde hij naar Nieuwland. In 1531 was hij sacrista in Roermond. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overle denen vermeld.201
93 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijjiiende eeuw. Deel 2, p. 82 94 A. Van de Pasch, Definities..., p. 280 95 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijjiiende eeuw. Deel 1, p. 73 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijjiiende eeuw. Deel 1, p. 134 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijjiiende eeuw. Deel 2, p. 147 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 280, 283, 295 en 299
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijjiiende eeuw. Deel 2, p. 138 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 22
52
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1533: de Alste Henricus was kruisbroeder van Nieuwland. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.202 - 1533: Gobelinus was donaat van Nieuwland. Hij was er kok. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.203 - 1533: Christianus was kruisbroeder van Bentlage. In 1524 keerde hij uit een niet nader genoemd klooster terug naar Bentlage. In 1528 verbleef hij in Goes, in 1529 in Sneek, van 1530 tot 1533 in Bentlage en daarna tot aan zijn dood in Nieuwland. Het jaar van overlijden bleef niet bewaard.204
-1534: Henricus was donaat van Maaseik. In 1524 werd hij naar Namen gezonden, in 1526 naar Nieuwland, in 1527 naar Goes, in 1529 naar Hoorn en in 1531 naar Virton. Op het generaal kapittel van
1534 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1535: Werden Christoferus was novice in Nieuwland. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.205 - 1535: Pijl Petrus was kruisbroeder van Roermond. In 1530 verbleef hij in Goes en in 1535 in Nieuwland.206
- 1537: Arnoldus was kruisbroeder van Nieuwland. Op het generaal kapittel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.207 - 1537: Egidius was kruisbroeder van Nieuwland. Op het generaal kapittel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.208 - 1538: Symonis Johannes was kruisbroeder van Woudrichem. In 1535 en 1536 verbleef hij in Nieuwland. In 1537 keerde hij terug naar Woudrichem. In 1538 werd hij naar Hoorn gezonden. - 1539: Laurencii Adrianus was kruisbroeder van Nieuwland. In het jaar van zijn overlijden was hij er prior. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.209
- 1539: Paulus was kruisbroeder van Nieuwland. Hij overleed omstreeks 1539 en was prior.210
- 1539: Novimagii Florencius was kruisbroeder van Ter Apel. In 1537 werd hij naar Goes gezonden en in 1539 naar Nieuwland. In 1539 werd hij prior in Nieuwland.211 202 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305 203 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305 204 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 33
205 206 207 208 209 210 211
A. Van de Pasch, Definities..., p. 311 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 22 A. Van de Pasch, Definities..., p. 316 A. Van de Pasch, Definities..., p. 316 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323 A. Van de Pasch, Definities..., p. 322 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 34
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
53
1540: van Venlo (Venlensis) Leonardus was kruisbroeder van Venlo. In 1507 werd hij door het generaal kapittel naar Colchester gezonden. Van 1511 tot 1526 verbleef hij in London. In 1526 werd hij door het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden. Op het generaal kapittel van 1540 werd hij bij de overledenen vermeld.212 1540: Heubtreiff von Sudensberg Johannes was laicus van Hohnscheid. In 1526 werd hij verplaatst naar Nieuwland, in 1535 naar Helenenberg en in 1540 naar Glindfeld.213
Kruisbroeders in Nieuwland, 1481 - ca. 1540 601
47
40 20 n u
A
30
-m-§B
C
5
D
Zevenenveertig conventualen telde het convent van Nieuwland tussen 1481 en ca. 1540 (A). Onder hen waren twee donaten. Zeventien traden in Nieuwland in (B), dertig kwamen van elders (C). Vijf ingetredenen van Nieuwland werden naar andere conventen gezonden (D).
3.6
Emmerik/Emmerich (gesticht in 1483)
In het Hanzestadje Emmerik/Emmerich werd in 1482 een kruisbroedersklooster gesticht. Reeds geruime tijd voor 1482 waren de kruisbroeders er bekend. Want elk jaar kwamen zij vanuit hun klooster in Asperen hierheen om in de stad termijn te hou-
212 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 240, 252, 285 en 326; J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, in: Clairlieu, 1995, jg. 53, pp. 77-78 215 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 174
54
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
den. In 1478 richtten Johan Adolf, hertog van Kleef, en de magistraat van de stad zich tot het kapittel van de SintMartinuskerk met het verzoek om de stichting van een kruisbroedersklooster binnen de poorten van Emmerik goed te keuren. Vijf jaar later gaf David van Bourgondie, bisschop van Utrecht, zijn fiat. Het generaal kapittel van de orde keurde de stichting in 1483 officieel goed. In het voorjaar van 1483 werd begonnen met de bouw van een klooster. Hiertoe moest eerst een boomgaard gerooid worden, die in de volksmond "den jofferen bongert" heette. De Emmerikse kruisbroeders veranderden de naam in Marienbongerd, boomgaard van Onze-Lieve-Vrouw, hoewel de H. Bonifatius de officiele patroon van het nieuw gestichte klooster was. De kruisbroeders werden vrijgesteld van belastingen en van hand- en spandiensten. Hertog Jan II van Kleef stond hun toe in het hele Kleefse land op termijn te gaan. Eenzelfde gunst verleende de bisschop van Utrecht. Bovendien verwierf het convent vele gronden, akkerland en weiden, vooral in Gelderland. Het bezat stukken grond in Loo (bij Huissen), Groessen, Duiven, Wehl en Zevenaar.
In de eerste decennia na de stichting kende de kloostergemeenschap geen grote aanwas. Veel geestelijke activiteit naar buiten was er niet: de zielzorg in de buurt werd voornamelijk verzorgd door de kapittelheren van de Sint-Maartenskerk en later door de franciscanen-minorieten van Kleef. - 1485: Santen Gherhardus was kruisbroeder van Emmerik. In 1485 werd hij voor een jaar naar Namen verplaatst.214 - i486: van Cleef Johannes was kruisbroeder van Keulen. In i486 overleed hij in Emmerik. Hij was er de eerste prior.215 - 1489: de Nova Porta Johannes was kruisbroeder van Schiedam. In 1489 werd hij voor een jaar naar Emmerik gezonden.216 - 1490: Robbert Theodorus was kruisbroeder van Bentlage in i486. In dat jaar werd hij naar Emmerik gezonden om er als tweede prior te fungeren. Hij overleed na 1490.217 214 2ls 216 317
R. R. R. R.
Janssen, Janssen, Janssen, Janssen,
De De De De
Orde Orde Orde Orde
van van van van
het H. het H. het H. het H.
Kruis Kruis Kruis Kruis
in in in in
de de de de
vijftiende vijftiende vijftiende vijftiende
eeuiv. eeuw. eeuw. eeuw.
Deel 1, Deel 1, Deel 2, Deel 2,
p. p. p. p.
56 127 117 58
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
55
1500: Pannerden Henricus was kruisbroeder van Sint-Agatha. In 1500 werd hij verplaatst naar Emmerik, waar hij subprior werd. Op het generaal kapittel van 1501 werd hij bij de overledenen vermeld.218
1500: Brachman Hinricus was kruisbroeder van Keulen. Van 1490 tot 1492 was hij prior in Emmerik. In 1500 was hij procurator in Keulen. Op het generaal kapittel van 1500 werd hij bij de overledenen ver meld.219 1502: Embrice Engelbertus was kruisbroeder van Ter Apel. Van 1485 tot 1502 verbleef hij in Emmerik en was er cellarius.220 1503: Renis Johannes was kruisbroeder van Osterberg vanaf 1478. In 1502 werd hij in Emmerik geincorporeerd. Hij werd er subprior. Op het generaal kapittel van 1503 werd hij bij de overledenen vermeld.221 1508: Otmarsen (Friso)Bernardus was kruisbroeder van ? In 1497 ver bleef hij in Sneek. In dat jaar werd hij verplaatst naar Emmerik. In 1501 verbleef hij in Ter Apel, in 1505 in Asperen en in 1508 in Caen.222
1512: de Capell (von Capella) Henricus was kruisbroeder van Marienfrede. Hij was een zoon van Johannes von Capella en Jutta von Brienen. Van 1494 tot 1512 was hij prior van Emmerik. Hij werd definitor van de orde in 1509 en 1511. Op het generaal kapittel van 1512 werd hij bij de overledenen vermeld.223 1512: Gotfridus was kruisbroeder van Emmerik. Hij was er procura tor. Op het generaal kapittel van 1512 werd hij bij de overledenen ver meld.224 1514: Rabbart Dietrich (Theodericus) was kruisbroeder van Bentlage in 1483. Hij was toen procurator. Van i486 tot 1490 was hij prior van Emmerik. Daarna keerde hij terug naar Bentlage. Bij zijn dood in 1514 was hij subprior van Bentlage. Op het generaal kapittel van 1514 werd hij bij de overledenen vermeld. Hij was senior en jubilarius.225 1516: Theodericus was kruisbroeder van Emmerik. Op het generaal kapittel van 1516 werd hij bij de overledenen vermeld.226
2]i R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 175 219 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 128 220 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiendc eeuw. Deel 2, p. 152 ■-' R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 44
2:2 223 224 225
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel J, p. 165 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 129 A. Van de Pasch, Definities..., p. 256 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 64
226 A. Van de Pasch, Definities..., p. 263
56
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1517: de Doenen Wallardus (Waltardus) was kruisbroeder van Keulen. In 1477 werd hij vermeld als scriptor. Van 1490 tot 1512 verbleef hij in Emmerik. Daarna keerde hij terug naar Keulen. In het jaar van overlijden was hij pastoor van Meckel. Op het generaal kapittel van 1517 werd hij bij de overledenen vermeld.227 - 1518: Twycht Johannes was kruisbroeder van Emmerik. Op het gene raal kapittel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeld.228 - 1523: Widenhave (Wijenhaven, Wynhaven) was kruisbroeder van Sint-Agatha. Van 1492 tot 1494 was hij prior van Emmerik. Daarna keerde hij terug naar Sint - Agatha. In 1523 was hij er subprior. Op het generaal kapittel van 1524 werd hij bij de overledenen vermeld.229 - 1525: Henricus was kruisbroeder van Emmerik. Op het generaal kapittel van 1525 werd hij bij de overledenen vermeld.230 - 1529: Arnoldus was kruisbroeder van Emmerik. In 1528 verbleef hij in Pedernach. Daarna keerde hij voor ee'n jaar terug naar Emmerik. In 1529 bepaalde het generaal kapittel dat hij in Emmerik moest blijven.231
- 1530: Johannes was kruisbroeder van Emmerik. Op het generaal kapit tel van 1530 werd hij bij de overledenen vermeld.232 - 1530: Wilhelmus was donaat van Emmerik. Hij was kleermaker. Op het generaal kapittel van 1530 werd hij bij de overledenen vermeld.233 - 1530: Horst Henricus was kruisbroeder van Emmerik. Op het gene raal kapittel van 1530 werd hij bij de overledenen vermeld.234 - 1531: Anglius was kruisbroeder van Emmerik. Hij was subprior en jubilaris. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overlede nen vermeld.235 - 1531: Kracht Henricus was kruisbroeder van Emmerik. Op het gene raal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.236 - 1533: Kuyck Hermannus was kruisbroeder van Emmerik. In 1532 en 1533 werd hij naar Diisseldorf gezonden.237
227 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 131 228 A. Van de Pasch, Definities..., p. 267 229 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 178 230 A. Van de Pasch, Definities..., p. 283
232 233 234 235
A. A. A. A. A.
Van Van Van Van Van
de de de de de
Pasch, Pasch, Pasch, Pasch, Pasch,
Definities. Definities. Definities. Definities. Definities.
p. p. p. p.
291 296 297 297
p. 299
A. Van de Pasch, Definities. p. 299 237 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 113
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
57
1533: Udem Theodorus was kruisbroeder van Hohnscheid. Van 1503 tot 1507 verbleef hij in Emmerik. Daarna werd hij tot 1509 naar
Varennes-sur-Allier gezonden en in 1509 naar Toulouse. In 1510 werd hij omwille van gravior culpa naar Emmerik gezonden, waar hij bleef wonen tot aan zijn dood. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.238 1533: Theodericus was kruisbroeder van Diisseldorf. In 1532 en 1533 werd hij naar Emmerik gezonden.239
1533: Emundus was kruisbroeder van Diisseldorf. In 1533 werd hij
naar Emmerik gezonden.240
1534: Tynagel Johannes was kruisbroeder van Emmerik. Op het gene raal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.241 • 1535: Wurst Henricus was kruisbroeder van Emmerik. Op het gene raal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.242 ■ 1539: Tilmanni Johannes was kruisbroeder van Emmerik. Hij was subdiaken. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.243
Kruisbroeders in Emmerik, 1483
-ca.
1540
30
m
1
30 20
10
16 14
/
A
B
C
D
Dertig conventualen telde het convent van Emmerik tussen 1483 en ca. 1540 (A). Onder hen was een donaat. Veertien traden in Emmerik in (B), zestien kwamen van elders (C). Drie ingetre-
denen van Emmerik werden naar andere conventen gezonden (D). 238 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfliende eeuw. Deel 2, p. 173 239 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 113
240 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 113 241 A. Van de Pasch, Definities..., p. 308 242 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311 243 A. Van de Pasch, Definities..., p. 324
58
3.7
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Briiggen (gesticht in 1484)
Het klooster van Bruggen werd gesticht in 1479 door graaf Vincenz von Mors und Saarwerden. Bruggen behoorde tot de parochie Born en tot het bisdom Luik. De graaf garandeerde het toekomstige convent zekere bronnen van inkomsten en beloofde tevens dat hij op eigen kosten een kerk en een gedeelte van het klooster zou bouwen. Door een oorkonde van 27 november 1484 incorporeerde de Luikse bisschop, Johannes van Home, de parochiekerk van Born en de vicarie Sint-Catharina in het klooster. Ook de Sint-Nikolaaskapel van Bruggen viel onder de pastorale bevoegdheid van de kruisbroeders. Het generale kapittel van de kruisbroeders aanvaardde de schenking en noemde het nieuwe klooster Ports Coeli (Hemelsbrugge). De eerste bewoners kwamen uit het kruisbroederslooster van Venlo.
Het klooster ontving verschillende stichtingen ten voordele van de armen. Vermoedelijk openden de kruisbroeders een gasthuis en bleven voor de armen zorgen tot een heel eind in de achttiende
eeuw. In 1751 gaven zij immers nog steeds een aantal armen dage-
lijks te eten en te drinken.
- 1485: Ercklens Matthias was kruisbroeder van Bruggen. Een zekere tijd verbleef hij in Hohenbusch. Wanneer weten we niet. In 1485 was hij prior in Bruggen. Op het generaal kapittel van 1485 werd hij bij de overledenen vermeld.244
- 1493: Calcar (Kalker) Godefridus was kruisbroeder van Keulen vanaf omstreeks 1450. In 1455 werd hij voor penitentie naar Asperen gezonden. In 1458 werd hij voor een jaar naar Parijs gestuurd. In 1493 ver bleef hij in Briiggen.245
- 1499: Clivis Lubertus (Luborius) was kruisbroeder van Marienfrede. Van 1485 tot 1495 werd hij prior van Bruggen. In 1495 werd hij voor een jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal kapittel van 1499 werd hij bij de overledenen vermeld.246
•44 R. Janssen, A Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 113 M5 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 7, p. 128 146 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 127
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
59
1504: Smalsman Christianus was kruisbroeder van Keulen. Van 1482
tot 1487 werd hij verplaatst naar Woudrichem en was er subprior. In 1487 verbleef hij in Bruggen. In 1493 was hij prior van London en in 1504 subprior in Helenenberg. Op het generaal kapittel van 1504 werd hij bij de overledenen vermeld.247
1505: de Gravia Wolterus was kruisbroeder van Bruggen. Zeker van 1490 tot 1505 was hij pastoor van Born.248 1507: de Novimagio Gerardus was kruisbroeder van Bruggen. Van 1504 tot 1507 verbleef hij in Beyenburg.249
1509: Venlo Christianus was kruisbroeder van Beyenburg. In 1481 en 1482 werd hij naar Diilken gezonden, telkens voor een jaar. In 1487 zond het generaal kapittel hem naar Bruggen. Op het generaal kapittel van 1509 werd hij bij de overledenen vermeld.
- 1514: Laurentius was kruisbroeder van Bruggen. Op het generaal kapittel van 1514 werd hij bij de overledenen vermeld.250 - 1521: Durnwal was kruisbroeder van Bruggen. Van 1504 tot 1521 was hij prior van Colchester. Hij werd visitator in Engeland in 1509 en 1517 en visitator van Emmerik en Marienfrede in 1512. Op het gene raal kapittel van 1521 werd hij bij de overledenen vermeld.251 - 1524: Ridder Henricus was kruisbroeder van Sint-Agatha. Van 1487 tot 1524 verbleef hij in Bruggen, waar hij prior werd. Hij was defini te* van de orde in 1515, 1517 en 1519. Van 1487 tot 1490 was hij pastoor in Born. Op het generaal kapittel van 1524 werd hij bij de overledenen vermeld.252
- 1526: de Laeckwegh Theodericus was kruisbroeder van Bruggen. Op het generaal kapittel van 1526 werd hij bij de overledenen vermeld.253 - 1527: Bretten Adolf was kruisbroeder van Bruggen. Van 1505 tot
1527 was hij er subprior en pastoor van Born. Op het generaal kapit tel van 1528 werd hij bij de overledenen vermeld.254
247 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p.p. 129-130 248 G. Reijners, Bruggen. in: Kroniek Clairlieu, 1990-1991, jg. 48-49, p. 144; B. Rdttgen, Bmiggen und Born im Schwalmtal Beitrage Heimatgeschichte. Kempen, 1934, p. 195 249 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 105 250 A. Van de Pasch, Defmities.... p. 260 2M B. Rottgen, Bruggen und Born im Schwalmtal, p. 272; A. Van de Pasch, Deflnities..., pp. 248, 256, 26S en 273
252 R. Janssen, De Orde van bet H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel I, p. 178
253 A. Van de Pasch, Defmities..., p. 286; B. Rottgen, Bruggen und Born im Schwalmtal, p. 212
254 A. Van de Pasch, Defmities..., p. 291; B. Rottgen, Bruggen und Born im Schwalmtal,
pp. 195-196; G. Reijners, Bruggen, p. 144
60
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1532: Bree Paulus was kruisbroeder van Briiggen. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.255 - 1532: Godefridus was donaat van Woudrichem. In 1525 was hij kok
in het klooster van Briiggen. In het jaar van zijn overlijden was hij kok in Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de
overledenen vermeld.
- 1534: Boner Jacobus was kruisbroeder van Briiggen. In 1512 keerde hij uit een niet nader genoemd klooster terug naar Briiggen. Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.256 Kruisbroeders in Briiggen, 1484
-ca.
1540
15
10 5 0
t1 A
B
9
G O 3
m c
D
Vijftien conventualen telde het convent van Briiggen tussen 1484 en ca. 1540 (A). Een van hen was donaat. Negen traden in Briiggen in (B), zes kwamen van elders (C). Vier ingetredenen van
Briiggen werden naar andere conventen gezonden (D).
3.8
Brandenburg (gesticht in 1484)
In de geschiedenis van de Orde van het H. Kruis heeft dit eenzaam gelegen klooster (in de omgeving van Eupen) slechts een zeer bescheiden rol gespeeld. De geschiedenis ervan werd nauwelijks ontsloten, onder meer wegens het verdwijnen van belangrijke archiefstukken. Ridder Gilles van Brandenburg en zijn echtgenote Margaretha van Sombreff waren de stichters van het klooster. Als 255 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302 256 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 255 en 308
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
61
laatste afstammeling van zijn huis besloot Gilles het familiebezit in Raeren te schenken aan de kruisbroeders om er een klooster te stichten voor twaalf religieuzen. In 1477 beloofde hij niet alleen een kapel te bouwen maar ook een gasthuis naast de kapel. Voor het waarborgen van de parochierechten van Waldhorn werd met de pastoor een overeenkomst gesloten. In 1484 werd het klooster op het generaal kapittel in de orde geincorporeerd. Het volgend jaar gaf de bisschop van Luik, Jan van Home, zijn toestemming voor de bouw van een kerk met vijf altaren, een kerkhof, klokken en een sacristie. De adellijke stichter overlaadde het klooster met vele giften en werd later samen met zijn echtgenote voor het hoogaltaar begraven. In de volgende eeuwen overnachtten zeer veel pelgrims in het gasthuis van Brandenburg en vereerden in de kerk de relikwieen van de heilige Antonius abt en van de heilige Odilia.
In 1483, bij de kerkwijding van het nieuwe klooster, gaf de hulpbisschop de volgende aflaten: tachtig dagen en 66n carena aan de gelovigen, die op de herdenkingsdag van kerk- en altaarwijding en op de feestdagen van de patroonheiligen van de kerk, eveneens op de vigiliedagen en gedurende het octaaf, aalmoezen schonken of voor elk van de drie altaren geknield drie Onze Vaders en drie Weesgegroeten baden. Tachtig dagen en een carena verleende hij aan alien die zich lieten inschrijven in de aldaar opgerichte broederschappen of ze met aalmoezen steunde. Tenslotte gaf hij tachtig dagen aan ieder, die een dag voor de kruisbroeders wilde werken aan de bouw van het klooster, aan de oogst, enz. Aanvankelijk werd het klooster Brandenburg bevolkt met kruis broeders uit andere conventen. Vanaf de zestiende eeuw waren er echter zoveel kloosterlingen, dat enkelen zelfs voor een of meer
jaren werden overgeplaatst naar een ander klooster van de orde. Aan het generaal kapittel werd wel gevraagd om voor iedere verplaatste een vervanger te sturen, hetgeen er op kan wijzen, dat er in Brandenburg een behoorlijk werkterrein was. Het klooster
Raeren telde in de loop van zijn bestaan vele donaten. Men kan
daarom aannemen dat op de omgeving een zekere aantrekkingskracht werd uitgeoefend.
62
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- i486: Cusveldiae Hermannus was laicus van Brandenburg. Op het generaal kapittel van 1486 werd hij bij de overledenen vermeld.257 - 1487: Tongerlo (Tungerlo) Jacobus was kruisbroeder van Osterberg. In 1485 werd hij naar Brandenburg gezonden. In 1487 verhuisde hij voor een jaar naar Nieuwland.
- 1488: Stockem Johannes was kruisbroeder van Luik. In 1487 werd hij voor een jaar naar Brandenburg verplaatst en in 1488 voor een jaar naar Ehrenstein.258
- 1489: von Wesel Hermann was kruisbroeder van Brandenburg. Hij was er prior. Op het generaal kapittel van 1489 werd hij bij de overle denen vermeld.259
- 1491: Jacobus was kruisbroeder van ? In 1491 werd hij door generaal kapittel bestraft en naar Brandenburg gezonden.260 - Bertrandus was kruisbroeder van Sneek. In 1492 was hij subprior van Brandenburg.261 - 1493: Johannes was conversus van Namen. In 1482 werd hij voor een jaar naar Buzansais gezonden. In 1490 verplaatste het generaal kapit tel hem voor een jaar naar Brandenburg. In 1493 verhuisde hij tot nader order naar Hohnscheid, terwijl Engelbertus van Hohnscheid tijdelijk naar Namen kwam.262 - 1495: Anden Jacobus was kruisbroeder van Brandenburg. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld.263 - 1495: Mechelini Gerardus was kruisbroeder van Hohnscheid. In 1492 en 1494 werd hij naar Brandenburg gezonden, telkens voor een jaar. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen ver meld.264 - 1499: Clivis Lubertus (Luborius) was kruisbroeder van Marienfrede. Van 1485 tot 1495 werd hij prior van Briiggen. In 1495 werd hij voor een jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal kapittel van 1499 werd hij bij de overledenen vermeld.
257 A. Van de Pasch, Definities..., p. 173 258 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfliende eeuw. Deel 1, p. 71
259 260 261 262
A. Van de Pasch, Definities..., p. 183 A. Van de Pasch, Definities..., p. 188 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 142 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 57
263 |> Yj^j £en Boscnj Studien over de observance der kruisbroeders in de vijfiiende eeuw, 192
264 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 169
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
63
1503: Huxarie (Huzarix) Winandus was kruisbroeder van Falkenhagen. In i486 werd hij voor 66n jaar naar Brandenburg gezonden. Daarna werd hij subprior in Falkenhagen. Hij stierf op 26 mei 1503. Op het generaal kapittel van 1504 werd hij bij de overledenen vermeld.265 1504: de Agris Petrus was kruisbroeder van Brandenburg. In 1503 werd hij voor 66n jaar naar Maastricht gezonden. In 1504 keerde hij terug naar Brandenburg.266
1504: Beltem (Beltrin, Belten, Bolsten) Jacobus was kruisbroeder van Maastricht. In 1503 werd hij naar Brandenburg gezonden en een jaar later naar Dinant.267 1507: Johannes was kruisbroeder van Brandenburg. Op het generaal kapittel van 1507 werd hij bij de overledenen vermeld.268 1509: Dulman Bernardus was kruisbroeder van Sneek. Van 1488 tot 1492 was hij subprior van Brandenburg en van 1492 tot aan zijn dood subprior van Sneek. Op het generaal kapittel van 1509 werd hij bij de overledenen vermeld.269 1510: Johannes was kruisbroeder van Brandenburg. In 1510 werd hij naar Donnington gezonden.270
1510: Bertoldus was donaat van Brandenburg. Op het generaal kapit tel van 1510 werd hij bij de overledenen vermeld.271 1511: Theodericus was kruisbroeder van Brandenburg. In 1511 werd hij door het generaal kapittel naar Duisburg gezonden.272 1512: Yperen Wilhelmus was kruisbroeder van Brandenburg. Op het generaal kapittel van 1512 werd hij bij de overledenen vermeld.273 1515: Millendunck (Millendonck) Johannes was kruisbroeder van Brandenburg. In 1503 en 1504 werd hij naar London gezonden. In 1509 werd hij verplaatst naar Welnetham en van 1510 tot 1515 verbleef hij in Donnington. Op het generaal kapittel van 1515 werd hij bij de overledenen vermeld.274
265 266 267 268 269 270 271 272
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis A. Van de Pasch, Definities..., p. 241 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis A. Van de Pasch, Definities..., p. 250 A. Van de Pasch, Definities..., p. 252
in de vijfiiende eeuw. Deel2, p. 79 in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 95 in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 95 in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 144 in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 238
273 A. Van de Pasch, Definities..., p. 256
274 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 238
64
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1517: Oldenzel Theodericus was kruisbroeder van Osterberg. In 1490 werd hij voor 66n jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal kapittel van 1517 werd hij bij de overledenen vermeld.275 - 1518: Coloniensis Henricus was kruisbroeder van Bentlage. In 1485 werd hij voor 66n jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.276 - 1518: Gerhardus was laicus van Brandenburg. Op het generaal kapit tel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeld.277 - 1520: Henricus was kruisbroeder van Brandenburg. Op het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.278 - 1522: Leonardus was donaat van Brandenburg. Op het generaal kapit tel van 1522 werd hij bij de overledenen vermeld.279 - 1523: Bernardus was kruisbroeder van Brandenburg. Op het generaal kapittel van 1523 werd hij bij de overledenen vermeld.280 - 1523: Wilhelmus was donaat van Brandenburg. Op het generaal kapit tel van 1523 werd hij bij de overledenen vermeld.281 - 1525: Kalkar Henricus was donaat van Falkenhagen. In 1523 en 1524 verbleef hij in Brandenburg. In 1524 werd hij kok in Goes.282 - 1525: Peer Johannes was kruisbroeder van Namen. In 1490 werd hij voor 66n jaar naar Brandenburg gestuurd. Hij werd kloosterjubilaris in Namen. Op het generaal kapittel van 1525 werd hij bij de overledenen vermeld.283 - 1525: Runden Johannes was kruisbroeder van Franeker. In i486 werd hij voor den jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal kapit tel van 1525 werd hij bij de overledenen vermeld.284 - 1527: Driel Johannes was kruisbroeder van Asperen. Een tijdlang ver bleef hij in Wickrath. In 1527 woonde hij in Brandenburg. In 1500 was hij subprior in Asperen. Later werd hij ook prior in Asperen, Wickrath en Brandenburg. Hij werd kloosterjubilaris. Op het generaal kapittel van 1527 werd hij bij de overledenen vermeld.285
275 276 277 278 279 280 281 282 283 284 285
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis A. Van de Pasch, Definities..., p. 267 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271 A. Van de Pasch, Definities..., p. 276 A. Van de Pasch, Definities..., p. 278 A. Van de Pasch, Definities..., p. 278 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis
in de vijftiende eeuw. Deel2, p. 46 in de vijftiende eeuw. Deel2, p. 65
in in in in
de de de de
vijftiende vijftiende vijftiende vijftiende
eeuw. eeuw. eeuw. eeuw.
Deel2, Deel 1, Deel 2, Deel 1,
p. p. p. p.
32 61 160 167
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
65
1530: Bracht Christianus was kruisbroeder van Brandenburg tot 1522.
Daarna verhuisde hij naar Goes, waar hij tussen 1522 en 1530 subprior werd. Op het generaal kapittel van 1530 werd hij bij de overledenen vermeld.286
1530: Jasperus was kruisbroeder van Brandenburg. Op het generaal kapittel van 1530 werd hij bij de overledenen vermeld.287 1533: Leonardus was donaat van Schwarzenbroich. In 1522 werd hij voor een jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.288 1533: Daventrie Hermannus was kruisbroeder van Sneek. In 1487 werd hij voor een jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.289 1533: Hubertus was kruisbroeder van Brandenburg. Hij werd er seni or. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen ver meld.290
1535: Leonardus was donaat van Brandenburg. Op het generaal kapit tel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.291 1536: Martinus was donaat van Brandenburg. In 1536 werd hij naar Asperen gezonden. Zowel in Brandenburg als in Asperen was hij kok.292
1537: Jodocus was donaat van Brandenburg. Hij was er kok. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.293 1537: Lapinder Johannes was donaat van Brandenburg. Op het gene raal kapittel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.294 • 1537: Hersy Ludovicus was donaat van Brandenburg. Op het generaal kapittel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.295 - 1538: de Eynatten (Ermithen) Richardus was kruisbroeder van Brandenburg. In 1533 werd hij door het generaal kapittel naar Keulen gezonden en in 1536 en 1537 naar Doornik. In 1538 keerde hij naar Brandenburg terug.296
28f) R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 33 287 A. Van de Pasch, Definities..., p. 297 188 A. Van de Pasch, Definities... pp. 275, 278 en 305 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 147 190 A. Van de Pasch, Definities.. p. 305 11 A. Van de Pasch, Definities... p. 311 12 A. Van de Pasch, Definities... p. 313 >3 A. Van de Pasch, Definities... p. 314 94 A. Van de Pasch, Definities... p. 316
295 A. Van de Pasch, Definities... p. 316 296 A. Van de Pasch, Definities... pp. 304, 310, 313 en 319
66
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1539: Matheus was donaat van Brandenburg. Hij was er portier. Op
het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.297 - 1540: Henricus was donaat van Brandenburg. Op het generaal kapit tel van 1540 werd hij bij de overledenen vermeld.298
Kruisbroeders in Brandenburg, 1484 - ca. 1540 60 40 20 n
(
44
^H
26
18
III m\ A
B
C
D
Vierenveertig conventualen telde het convent van Brandenburg tussen 1484 en ca. 1540 (A). Twee van hen waren laicus. Tien anderen waren donaat. Zesentwintig traden in Brandenburg in (B), achttien kwamen van elders (C). Zeven ingetredenen van Brandenburg werden naar andere conventen gezonden (D).
3.9
Chauny (gesticht in 1484)
In 1484/1486 verhuisden de kruisbroeders van Condren299 naar Chauny en namen hun intrek in een klooster dat gesticht was door Maria van Kleef, hertogin van Orleans. Zij overleed in 1488 en werd als participans door het generale kapittel van de kruisbroeders herdacht.
Frankrijk moest in de Nieuwe Tijden voortdurend aanvallen pareren van de buurlanden: in de 15de eeuw van de Engelsen en de Bourgondiers, in de 16de en 17dc eeuw van de Spanjaarden. Chauny
297 A. Van de Pasch, Definities..., p. 324 298 A. Van de Pasch, Definities..., p. 326 299 Zie CLairlieu, 2005, jg. 63, pp. 200-203
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
67
was een belangrijke sleutel, die voor de aanvallers de weg naar Parijs opende. Vandaar dat de Franse koningen al sinds de 12dc eeuw de stad met allerlei privileges begiftigden. De inwoners van
de stad bleven altijd trouw aan de koning en stonden hem fanatiek terzijde. De Bourgondiers en de Engelsen verwoestten de stad in 1472, de Spanjaarden in 1557. Pas onder Lodewijk XIV moest Chauny haar privileges inleveren. In die tijd was het klooster van de kruisheren veel minder actief dan op het einde van de 15de eeuw. - 1490: Brugis Johannes was kruisbroeder van Chauny. Hij was er prior. Op het generaal kapittel van 1490 werd hij bij de overledenen ver-
meld.300 - 1491: Bommel (Bummel) Godefridus was kruisbroeder van Asperen. In 1490 en 1491 verbleef hij in Chauny. Daarna keerde hij terug naar Asperen.301
- 1491: Cadomensis Martinus was kruisbroeder van Caen. In 1491 werd hij verplaatst naar Chauny.302 - 1493: Goes Cornelius was kruisbroeder van Falkenhagen. In 1490 werd hij naar Chauny gezonden als conventualis. In 1493 verhuisde hij naar Wickrath. Hij stierf op 2 april 1493. Op het generaal kapittel van 1494 werd hij bij de overledenen vermeld.303 - 1493: Noel (Natalis) was kruisbroeder van Chauny. In 1493 keerde hij uit een niet nader genoemd klooster terug naar Chauny. In 1519 was hij er prior. Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overle denen vermeld.304 - 1493: Glinus was kruisbroeder van Chauny. In 1493 werd hij naar Namen verplaatst.305 - 1495: Petrus was kruisbroeder van Chauny. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld.306 - 1495: Johannes was kruisbroeder van Parijs. Op het generaal kapittel
van 1488 werd hij vanuit Parijs naar Varennes gezonden. In 1495 werd hij voor een jaar naar Chauny gezonden.307 300 A. Van de Pasch, Definities..., p. 196; A- Bochin, Les Croisiers en Picardie: Les Prieure's de Condren et de Chauny. in : Clairlieu, 1998, jg. 56, p. 84 301 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 163 302 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel I, p. 209 303 304 p. 85 305 306 307
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 77 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 193 en 269; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie,
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 57 A. Van de Pasch, Definities..., p. 202 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 197
68
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1495: Loset Gerardus was kruisbroeder van Doornik. In 1467 werd hij
voor 66n jaar naar Parijs gestuurd. In 1472 verhuisde hij naar Kolen-
Kerniel en in 1487 voor 66n jaar naar Chauny. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld.308
- 1496: de Warensis Joannes was kruisbroeder van Varennes-sur-Allier. In 1495 werd hij door het generaal kapittel naar Chauny gezonden.309 - 1497: Wesenpelcer Petrus was kruisbroeder van Chauny. Hij was er procurator. Op het generaal kapittel van 1497 werd hij bij de overle denen vermeld.310
- 1497: Buscoducensis Arnoldus was kruisbroeder van Den Bosch. In 1491 werd hij verplaatst naar Chauny, in 1496 naar Varennes-surAllier en in 1497 naar Asperen.311
- 1499: Bace Johannes was kruisbroeder van Chauny en subprior in 1499. In 1499 werd hij naar Doornik gezonden om er subprior te worden.312
- 1499: de Hermes Jacobus was kruisbroeder en subprior van Doornik in 1499. In 1499 werd hij naar Chauny gezonden om er subprior te worden.313
- 1500: Campis Lambertus was donaat van Marienfrede. In 1495 werd
hij voor 66n jaar naar Chauny gezonden. Op het generaal kapittel van
1500 werd hij bij de overledenen vermeld.314 - 1501: Calniacensis Petrus was kruisbroeder van Chauny. Op het gene raal kapittel van 1501 werd hij bij de overledenen vermeld.315 - 1501: Mattheus was kruisbroeder van Parijs. In 1501 werd hij ver
plaatst naar Chauny.316 - 1502: Russel (Roesselt) Michael was kruisbroeder van Caen. In 1492 werd hij voor een jaar naar Chauny gezonden. Op het generaal kapit tel van 1502 werd hij bij de overledenen vermeld.317 - 1502: Calniacensis Hubertus was kruisbroeder van Chauny. Op het generaal kapittel van 1502 werd hij bij de overledenen vermeld.318
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 82 A. Van de Pasch, Definities..., p. 204; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 85 A. Van de Pasch, Definities.... p. 208; A- Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 85 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 164 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 83
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 83 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 127 A. Van de Pasch, Definities..., p. 223; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 86 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 197 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 211 A. Van de Pasch, Definities..., p. 227; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 86
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
69
1502: Manchon (Monchon) Martinus was kruisbroeder van Caen. In 1489 was hij student aan de universiteit van Caen. In 1490 werd hij voor een jaar naar Lannoy gezonden. Een jaar later verhuisde hij voor een jaar naar Chauny en in 1494 voor een jaar naar Le Verger. In 1501
en 1502 was hij prior van Buzancais. Op het generaal kapittel van 1502 werd hij bij de overledenen vermeid. 1507: Senescalli (Senechal) Jacques was kruisbroeder van Chauny. Op het generaal kapittel van 1507 werd hij bij de overledenen vermeid.319 1509: Senescalli (Senechal) Johannes was kruisbroeder van Chauny. Van 1499 tot 1501 verbleef hij in Sant-Georges de Tremeur. In 1501 was hij er subprior. Op het generaal kapittel van 1509 werd hij bij de overledenen vermeid.320 1515: Calniacensis Paulus was kruisbroeder van Chauny. Op het gene raal kapittel van 1515 werd hij bij de overledenen vermeid.321 1518: Nicolaus was donaat van Aken. In 1489 werd hij naar Osterberg verplaatst. In 1490 en 1491 verbleef hij in Chauny. In 1492 keerde hij naar Aken terug. Op het generaal kapittel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeid.322 1519: de Rosa (de Rost) Johannes was kruisbroeder van Buzancais. In
1499 werd hij naar Chauny verplaatst en er in 1501 gei'ncorporeerd. In 1504 keerde hij terug naar Buzancais en was er van 1504 tot 1511
prior. Van 1511 tot 1518 verbleef hij in Doornik. Bij zijn dood in
1519 was hij terug in zijn domus nativa Buzancais. Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeid.323 1522: Almerus was kruisbroeder van Chauny. Op het generaal kapit tel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeid.324 1522: Martinus was kruisbroeder van Caen. In 1484 werd hij ver plaatst naar Le Verger. In 1490 werd hij voor een jaar naar Lannoy gezonden. In 1491 zond het generaal kapittel hem naar Chauny. Van 1501 tot 1522 was hij conventualis van Buzancais. In 1501 werd hij er prior. Op het generaal kapittel van 1522 werd hij bij de overledenen vermeid.
1523: Calniacensis Amandus was kruisbroeder van Chauny. Op het generaal kapittel van 1523 werd hij bij de overledenen vermeid.325 319
A. Van de Pasch, Definities..., p. 241; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 86
320 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfliende eeuw. Deel 1, p. 220
321 322 323 324 325
A. Van de Pasch, Definities..., p. 262; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 86 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 1 56 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 46 A. Van de Pasch, Definities..., p. 276; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 87 A. Van de Pasch, Definities..., p. 278; A- Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 87
70
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1523: Grand (Groit) Johannes was kruisbroeder van Parijs. In 1504 en 1523 verbleef hij in Chauny.326 - 1524: Bonaventura was kruisbroeder van Chauny. Op het generaal kapittel van 1524 werd hij bij de overledenen vermeld.327 - 1529: Hardemont Jacobus was kruisbroeder van Chauny. In 1529 werd hij verplaatst naar Doornik.328 - 1531: Chadoniensis Petrus was kruisbroeder van Chauny. Omstreeks 1531 was hij er subprior. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.329 - 1532: Helenus was kruisbroeder van Chauny. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.330 - 1532: Cosfeldie Henricus was kruisbroeder van Hoei. In 1499 werd hij subprior van Dinant. Enkele jaren later werd hij subprior van Aken. In 1508 werd hij subprior van Chauny en van 1530 tot aan zijn dood werd hij rector van Leuven. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld. Zijn benoeming voor Chauny viel niet mee. De kloostertucht liet er te wensen over. Het generaal kapittel beval aan de prior en het convent dat ze op straffe van gravior culpa Henricus als confrater moesten ontvangen.331 - 1535: Dionensis (van Dinant) Lambertus was kruisbroeder van Dinant. In 1527 werd hij door het generaal kapittel naar Hoei gezonden. In 1535 benoemde het generaal kapittel hem tot subprior van Chauny, in welk klooster de prior en de confraters observanter moesten gaan leven.332 - 1541: Calniacensis Petrus was kruisbroeder van Chauny. Op het gene raal kapittel van 1541 werd hij bij de overledenen vermeld.333
326 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 199 327 A. Van de Pasch, Definities..., p. 281; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 87 328 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 85 329 A. Van de Pasch, Definities..., p. 299; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 87
330 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 87 331 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 214, 244 en 302; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 86; A. Ramaekers, De Kruisheren en de Leuvense Universiteit. in: Ciairlieuy 1983, jg. 41, pp. 24-25 332 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 287 en 310; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 87
333 A. Van de Pasch, Definities..., p. 329; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 87
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Kruisbroeders in Chauny, 1484
-ca.
71
1540
36 40
m
20
A
U
A
18
18
■ ■ B
C
5
m D
Zesendertig conventualen telde het convent van Chauny tussen 1484 en ca. 1540 (A). Twee van hen waren donaat. Achttien traden in Chauny in (B), achttien kwamen van elders (C). Vijf ingetredenen van Chauny werden naar andere conventen gezonden (D).
3.10
Helenenberg (gesticht in 1485/1488)
Het klooster Helenenberg heeft in de geschiedenis van de orde geen rol van betekenis gespeeld. Gedeeltelijk is dit toe te schrijven aan de verre afstand van de overige conventen. Ludolf von Enschringen, de kanselier van de aartsbisschop van Trier, riep in 1485 de kruisbroeders naar Helenenberg om er de zorg over een gasthuis voor pelgrims, zieken en armen op zich te nemen. De kruisbroeders van Keulen aanvaardden het gasthuis namens de orde en stichtten in de buurt ervan het klooster Helenenberg. De heilige Valentijn genoot er een bijzondere verering. De hulp van
deze heilige werd vooral ingeroepen tegen epilepsie en veeziekten. Ieder jaar weer trokken inwoners van het hertogdom Luxemburg in processie naar Helenenberg. Verder ontvingen zij van de aarts bisschop het recht op predicatie, biechthoren en bedelen. De eigendommen van het klooster bleven vanaf het begin beperkt: de kruisheren mochten 12 runderen, 24 varkens en 125 schapen houden; het landbouwbedrijf in eigendom bevatte 34
72
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
akkers en 5 weiden, samen ruim 61 ha. Ook bezaten de kruisheren enkele molens. Na een voorspoedig begin werd het klooster in 1552 grondig geplunderd door Albrecht van Brandenburg Kalmbach. Bij die overval werd de prior opgehangen. - 1494: Gisbertus was kruisbroeder van Helenenberg. Van 1489 tot 1494 was hij er prior. Op 30 juni 1492 werd hij door de aartsbisschop van Trier aangesteld tot administrator, visitator en hervormer van het zusterklooster van St. Nikolaus in Trier. Op het generaal kapittei van 1494 werd hij bij de overledenen vermeld.334 - 1494: Borken (Borcken, Burken, de Burchen) Tilman was kruis broeder van Keulen. Van 1488 tot 1494 verbleef hij in Helenenberg. Op het generaal kapittei van 1494 werd hij bij de overledenen ver meld.335 - 1495: de Bocaldia (de Bocoldis) Lambertus was donaat van Marienfrede. Van 1488 tot aan zijn dood verbleef hij in Helenenberg. Op het generaal kapittei van 1495 werd hij bij de overledenen ver meld.336 - 1495: Icorus Andreas was kruisbroeder van Luik. Hij was diaken. In 1491 werd hij voor een jaar naar Beyenburg gezonden. Een jaar later verbleef hij in Maaseik, eveneens voor een jaar. In 1495 verbleef hij in Helenenberg. Datzelfde jaar keerde hij terug naar Luik.337
- 1495: Martinus was kruisbroeder van Luik. Van 1491 tot 1495 werd hij verplaatst naar Helenerberg. In 1495 keerde hij terug naar Luik.338 - 1500: Gerhardus was kruisbroeder van Helenenberg. Op het generaal kapittei van 1500 werd hij bij de overledenen vermeld.339 - 1503: Schuys Johannes was donaat in Namen. Op het generaal kapit tei van 1503 werd hij naar Helenenberg gezonden.340 - 1504: Smalsman Christianus was kruisbroeder van Keulen. Van 1482 tot 1487 werd hij verplaatst naar Woudrichem en was er subprior. In 1487 verbleef hij in Briiggen. In 1493 was hij prior van London en in 1504 subprior in Helenenberg. Op het generaal kapittei van 1504 werd hij bij de overledenen vermeld.341 334 A. Van de Pasch, Definities..., p. 197; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- HospitalKreuzherrenkloster- Eduardstifi. Helenenberg, 1988, p. 35
335 336 337 338 339 340 341
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis A. Van de Pasch, Definities..., p. 219 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis
in in in in
de de de de
vijftiende vijftiende vijftiende vijftiende
eeuw. eeuw. eeuw. eeuw.
Deel 1, Deel 2, Deel 1, Deel 1,
p. p. p. p.
128 126 71 71
in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 59 in de vijftiende eeuw. Deel 1, pp. 129-130
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
73
- 1504: Gladbach Paulus was kruisbroeder van Keulen. In 1488 werd hij verplaatst naar Helenenberg voor de oprichting van het klooster aldaar. Hij bleef er wonen tot aan zijn dood en was er, zeker in 1488 en 1489, rector. Op het generaal kapittel van 1504 werd hij bij de overledenen vermeld.342
- 1508: Scholl (Schult) Henricus (Hermannus) was laicus in Duisburg. In 1501 verbleef hij in Duisburg. Dan werd hij naar Helenenberg gezonden. Het generaal kapittel van 1502 beval hem in Helenenberg te blijven. In 1503 werd hij naar Bentlage gezonden. In het jaar van
zijn overlijden verbleef hij terug in Duisburg. Op het generaal kapittel
van 1508 werd hij bij de overledenen vermeld.343 - 1508: Johannes (Johannis) was donaat van Helenenberg in 1508.344 - 1509: Martinus was kruisbroeder van Keulen. In 1483 werd hij naar Schwarzenbroich gezonden. Van 1490 tot 1509 verbleef hij in
Helenenberg als conventualis en helper van de prior. Op het generaal kapittel van 1509 werd hij bij de overledenen vermeld.345 - 1511: de Hulst (de Huls) was kruisbroeder van Keulen. In 1488 werd hij verplaatst naar Helenenberg. Hij werd de eerste prior van
Pedernach, met name van 1498 tot 1511. Hij overleed als prior van Pedernachin 1511.346
- 1514: Theodericus was kruisbroeder van Helenenberg. Op het gene raal kapittel van 1514 werd hij bij de overledenen vermeld.347 - 1517: Henricus was donaat van Helenenberg. Op het generaal kapit tel van 1514 werd hij bij de overledenen vermeld.348 - 1517: Ruphs (Ruphf) Johann was donaat van Marienfrede. In 1488 werd hij naar Helenenberg gezonden. Op het generaal kapittel van 1517 werd hij bij de overledenen vermeld.349 - 1519: Johannes was donaat van Helenenberg in 1519.350 - 1519: Schottorf Bernardus was kruisbroeder van Bentlage. Van 1506 tot 1519 was hij prior van Helenenberg. Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.351 342 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 130 343 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 63
344 A. Van de Pasch, Definities..., p. 245; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-
Kreuzherrenkloster- Eduardstift, p. 38
345 R. Janssen, De Orde van het H Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 131 346 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 131 347 A. Van de Pasch, Definities..., p. 260; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-
Kreuzherrenkloster- Eduardstift, p. 44 348 A. Van de Pasch, Definities..., p. 265
349 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 129 350 A. Van de Pasch, Definities..., p. 270
351 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 65
74
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1519: Petrus was kruisbroeder van Bentlage. Op het generaal kapittel
van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.352 - 1519: Noviomagii Nicolaus was donaat van Helenenberg. Op het
generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.353 - 1520: Colonie Johannes was donaat van Helenenberg. Op het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.354
- 1520: Simon was diaken van Helenenberg in 1520.355
- 1520: Scopingen (Schoppingen de, Schuppingen, Scoepingen) Johannes was kruisbroeder van Keulen. Hij werd geboren in 1460 in
Schoppingen. In 1480 studeerde hij Kerkelijk Recht aan de universiteit
van Keulen. Van 1480 tot 1494 was hij procurator van Helenenberg en prior van 1494 tot 1506. Van 1506 tot 1520 was hij prior van Keulen. Hij was definitor van de orde in 1507, 1509, 1511, 1513, 1515 en 1517. Tevens was hij visitator in 1502, 1507 en 1512. Op het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.356 - 1520: von Breslau (Vratislavia) Thomas was kruisbroeder van Keulen. In 1510 werd hij vanuit Helenenberg, waar hij subprior was, verplaatst naar Hohnscheid. In 1511 keerde hij terug naar Keulen. Van 1511 tot 1520 verbleef hij in Pedernach. Op het generaal kapittel van 1520
werd hij bij de overledenen vermeld.357 - 1520: Alna (Alnar) Petrus was kruisbroeder van Keulen. In 1520 werd hij naar Helenenberg gezonden. In 1520 verbleef hij in Pedernach. Op
het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.358
- 1521: de Treviri Petrus was kruisbroeder van Helenenberg. Op het generaal kapittel van 1521 werd hij bij de overledenen vermeld.359 - 1521: de Monte Domini Gerardus was vermoedelijk kruisbroeder van Keulen. Van 1519 tot 1521 was hij prior van Helenenberg. Op het generaal kapittel van 1521 werd hij bij de overledenen vermeld.360
352 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-
Kreuzherrenkloster- Eduardstift, p. 42
353 A. Van de Pasch, Definities..., p. 270; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-
Kreuzherrenkloster- Eduardstifiy p. 41
354 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-
Kreuzherrenkloster- Eduardstifiy p. 38
355 356 357 358
E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital- Kreuzherrenkloster- Eduardstifiy p. 44 R. Janssen, De Orde van het H Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 132 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 133 R. Janssen, De Orde van het H Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 132 359 A. Van de Pasch, Definities..., p. 273; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-
Kreuzherrenkloster- Eduardstifiy p. 46
360 A. Van de Pasch, Definities..., p. 273; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-
Kreuzherrenkloster- Eduardstifiy p. 41
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
75
1523: Martinus was kruisbroeder van Venlo. In 1522 en 1523 verbleef hij in Helenenberg.361
1525: Henricus was donaat van Helenenberg. Op het generaal kapittel van 1525 werd hij bij de overledenen vermeld.362 1527: Gladbach (Gladbacht) Gotfridus was kruisbroeder van Helenenberg. Hij was er subprior. Op het generaal kapittel van 1527 werd hij bij de overledenen vermeld.363
15327: Lodewicus was kruisbroeder van Helenenberg. In 1527 werd
hij
door
het
generaal
kapittel
benoemd
tot
subprior
van
Helenenberg.364
1531: Hammonis Everardus was kruisbroeder van Keulen. Voor 1531 werd hij pastoor van Meckelen. In 1531 werd hij procurator van
Helenenberg. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de over ledenen vermeld.365
■ 1533: Grevenbrock (Grevenbroick) Gerhardus was kruisbroeder van Helenenberg tot 1531. In 1531 verhuisde hij in opdracht van het generaal kapittel naar Ehrenstein. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.366
- 1534: Paffraet (Pasraet, Pasroth, Paffroidt) Theodericus was kruisbroe der van Keulen. Van 1522 tot 1534 was hij subprior van Helenenberg. Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen ver meld.367
- 1535: Gerardus was kruisbroeder van Dusseldorf. In 1522 keerde hij uit Helenenberg terug naar Dusseldorf. In 1532 en 1533 verbleef hij in Wickrath. In 1535 was hij terug in Dusseldorf.368 - 1535: de Trevins Ludovicus was kruisbroeder van Helenenberg. In 1535 was hij er subprior. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.369
361 R. Janssen, De Orde van het H Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 189 362 A. Van de Pasch, Definities..., p. 283
363 A. Van de Pasch, Definities..., p. 288; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-
Kreuzberrenkloster- Eduardstifi, p. 36 364 A. Van de Pasch, Definities..., p. 287
365 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-
Kreuzherrenkloster- Eduardstift, p. 37
366 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 298, 302 en 305; E. Lichter, 500Jahre Helenenberg-
Hospital- Kreuzherrenkloster- Eduardstifi, p. 36
367 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 275 en 308; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg-
Hospital- Kreuzherrenkloster- Eduardstift, p. 42
368 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 113
369 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 287 en 311; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg' Hospital- Kreuzherrenkloster- Eduardstift, p. 46
76
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1535: Job was kruisbroeder van Pedernach. In 1535 werd hij door het generaal kapittel naar Helenenberg gezonden.370
- 1536: Diricus (Theodericus) was kruisbroeder van Helenenberg. Omstreeks 1536 was hij er procurator. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.371
- 1536: Hermannus was donaat van Aken. In 1509 werd hij voor een jaar naar Helenenberg gezonden. In 1510 keerde hij terug naar Aken en bleef er conventualis tot omstreeks 1536.372 - 1537: Landauwe (Landouwer, Landouwe, Landover) Johann was
kruisbroeder van Hohnscheid. In 1534 werd hij geincorporeerd in Helenenberg. In 1537 was hij pastoor in Meckel. Op het generaal
kapittel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.373 - 1540: Heubtreiff von Sudensberg Johannes was laicus van Hohnscheid. In 1526 werd hij verplaatst naar Nieuwland, in 1535 naar Helenenberg en in 1540 naar Glindfeld.
- 1540: Dalen Johannes was kruisbroeder van Wickrath. In 1487 leefde hij als wereldheer in Wickrath. Hij was conventualis van Wickrath tot 1511 en van 1514 tot 1521. In 1512 werd hij naar Dulken gezonden en in datzelfde jaar naar Sint-Annaland. Van 1522 tot 1524 verbleef hij in Hoorn, in 1524 in Goes, in 1526 in Franeker en in 1527 en 1528 in Helenenberg. Van 1541 tot 1542 was hij prior en pastoor in Wickrath. Vermeld als extra ordinis obedientiam dejunctus in 1542.
Kruisbroeders in Helenenberg, 1485 - ca. 1540
370 A. Van de Pasch, Definities..., p. 310
371 A. Van de Pasch, Definities..., p. 314; E. Iichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-
Kreuzherrenkloster- Eduardstifi, p. 33
372. *f Van de Pasch, Definities..., pp. 247 en 250; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg-
Hospital- Kreuzherrenkloster- Eduardstifi, p. 37
373 R- Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 173
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
77
Tweeenveertig conventualen telde het convent van Helenenberg tussen 1485 en ca. 1540 (A). Tien van hen waren donaat. Twee anderen waren laicus. Zestien traden in Helenenberg in (B), zesentwintig kwamen van elders (C). Een ingetredene van Helenenberg werd naar een ander convent gezonden (D). 3.10
Ehrenstein (gesticht in 1487)
De stichting van het klooster Ehrenstein vond plaats in 1487. Het was het twaalfde klooster dat in het Rijnland werd gesticht. Het dankte zijn ontstaan aan Wilhelm von Nesselrode die in de omgeving van zijn burcht een kapel bouwde. Zijn zoon Bertram zorgde ervoor dat Ehrenstein werd gescheiden van de parochie Asbach. Bertram verwierf het patronaatsrecht over Ehrenstein. Hij schonk verschillende boerderijen en andere onroerende goederen aan de parochie. In 1487 droeg hij de zorg van de parochiekerk over aan de kruisbroeders. Het daar op te richten klooster moest de zielzorg opnemen van de zeer kleine parochie. De kruisbroeders kregen het bezit van acht boerderijen, het recht op de helft van de opbrengst van vier andere boerderijen en een wijnberg bij Honnef. In 1489 werd het bezit van het convent aanzienlijk uitgebreid door de toezegging van jaarlijkse renten. Bovendien werd aan de kruis broeders de zorg over een hospitaal toevertrouwd, waar aan vijf armen onderdak geboden kon worden. De kruisbroeders moesten wel de aanwezigheid van tien confraters waarborgen. - 1488: Stockem Johannes was kruisbroeder van Luik. In 1487 werd hij
voor een jaar naar Brandenburg verplaatst en in 1488 voor een jaar naar Ehrenstein.
- 1494: Heerinxs (Herynck, Heerinx, Hering) Jacobus werd geboren in Kassel en was kruisbroeder van Schwarzenbroich. Hij was de eerste prior van Kolen-Kerniel, nl. van 1475 tot 1488. In een door oorlogen en politieke moorden geteisterd tijdperk bestuurde hij zijn convent wijs maar moest het, door ondank gedwongen, in 1488 verlaten. In 1488 werd hij aangesteld als eerste prior van Ehrenstein. Hij bekleedde dit ambt tot aan zijn dood. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld.374 Vh R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 142
78
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1509: Erensten Jacobus was kruisbroeder van Ehrenstein. In 1509 werd hij naar Diissoldorf gezonden.375 - 1510: Novimagii Johannes was kruisbroeder van Ehrenstein. Op het generaal kapittel van 1510 werd hij bij de overledenen vermeld.376 - 1513: Gobelinus was donaat van Ehrenstein. Op het generaal kapittel van 1513 werd hij bij de overledenen vermeld.377 - 1514: Johannes was donaat van Ehrenstein. Hij was er kok. Op het generaal kapittel van 1514 werd hij bij de overledenen vermeld.378 - 1518: Henricus was kruisbroeder van Ehrenstein. Op het generaal kapittel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeld.379 - 1518: Adendael (Odendael) Goswynus was kruisbroeder van Keulen. In 1494 werd hij naar Ehrenstein gezonden. In 1500 werd hij naar Pedernach gezonden. In 1518 was hij er prior. Op het generaal kapit tel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeld.380 - 1519: Glabach Laurentius was kruisbroeder van Ehrenstein. Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.381 - 1519: Dusseldorp Hinricus was kruisbroeder van Ehrenstein. Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.382 - 1522: Swederus was kruisbroeder van Ehrenstein. Van 1495 tot 1522 was hij er prior.383 - 1529: Renerus was kruisbroeder van Ehrenstein. Hij werd er senior.384 - 1531: Georgius was kruisbroeder van Ehrenstein. In 1531 was hij er procurator. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de over ledenen vermeld.385 - 1531: Hermannus was donaat van Aken. In 1494 was hij er kok. In dat jaar werd hij naar Wickrath gezonden en in 1496 naar Ehrenstein. In 1497 keerde hij naar Aken terug. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.386
375 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 111 376 A. Van de Pasch, Definities..., p. 250 A. Van de Pasch, Definities.. , p. 258 A. Van de Pasch, Definities.. p. 260 A. Van de Pasch, Definities..
p. 267
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 132 381 A. Van de Pasch, Definities.. p. 269
382 383 384 385 386
A. A. A. A. A.
Van de Pasch, Definities.. Ramaekers, Ehrenstein. in: Van de Pasch, Definities.. Van de Pasch, Definities.. Van de Pasch, Definities..
p. 269 Kroniek Clairlieu, 1980, jg. 38, p. 114 , p. 294 , p. 299
, pp. 197, 204, 207 en 299
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
79
1533: Grevenbrock (Grevenbroick) Gerhardus was kruisbroeder van Helenenberg tot 1531. In 1531 verhuisde hij in opdracht van het generaal kapittel naar Ehrenstein. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld. 1534: Raill Henricus was kruisbroeder van Ehrenstein. Hij werd naar Maaseik gezonden. We weten niet wanneer. In 1534 was hij cellarius in Maaseik.387 1535: Keyserswerth Johannes was kruisbroeder van Ehrenstein. Van 1522 tot 1535 was hij er prior. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.388 1539: Marcus was donaat van Ehrenstein. Hij was er portier. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.389
Kruisbroeders in Ehrenstein, 1487 - ca. 1540 18 20
Achttien conventualen telde het convent van Ehrenstein tussen 1487 en ca. 1540 (A). Vier van hen waren donaat. Dertien traden in Ehrenstein in (B), vijf kwamen van elders (C). Twee ingetredenen van Ehrenstein werden naar ander conventen gezonden (D). 3.11
Scharmer (gesticht in 1488)
Behalve het grote klooster Ter Apel bezat de Orde van het H. Kruis in de provincie Groningen nog een ander huis, met name in Scharmer, twee uren gaans ten oosten van de stad Groningen. In 1231 werd een houten kerk aldaar geschonken aan de norber387 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik..., p. 66 388 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311 389 A. Van de Pasch, Definities..., p. 324
80
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
tijnenabdij Wittewierum. In 1296 kwam een bakstenen kerk in de plaats. In 1487 legde Johannes Strieker zijn pastoraat ten gunste van de kruisbroeders neer. Johan en Agnes Rengers van der Post, heer en vrouwe van Scharmer stonden nu de parochiekerk van Scharmer en de kapel van Lutteke Harckstede met pastorie, kosterij, kapelanijen en goederen ter ere van de oude beschermheiligen, waaronder Sint-Anna, en ook ter ere van het Heilig Kruis en SintHelena, af aan de Orde van het H. Kruis. De prior zou tevens kerkheer en pastoor van Scharmer zijn.
Reeds in 1494/1495 stierf heel dit klooster uit. Iedereen bezweek aan de pest. De prior - generaal stuurde nu een rector en twee kloosterlingen naar Scharmer om het klooster in stand te houden.
Groot schijnt het aantal kloosterlingen in Scharmer niet geweest te zijn. De priorij bezat 94 ha. die ze zelf bewerkte en 281 ha. die ze verpachtte. Na de overgang van de stad Groningen in 1593 aan de Staatsen werd het kloosterleven in Scharmer beeindigd. - 1495: Texalie Theodericus was kruisbroeder van Ter Apel. Van 12 augustus 1490 tot aan zijn dood in 1494 was hij procurator van Scharmer. Hij overleed aan de pest. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld.390 - 1495: Wilhelmus was donaat van Scharmer. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld. Hij overleed aan de pest.391
- 1495: Ullitus was donaat van Scharmer. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld. Hij overleed aan de pest.392 - 1495: Gudynck (Gudinck) Hermannus was donaat van Ter Apel. In 1475 werd hij naar Woudrichem gezonden. In 1476 verhuisde hij voor een jaar naar Kolen-Kerniel. In 1494 werd hij naar Scharmer gezon den. Hij overleed aan de pest. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld.
390 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 151 V)l A. Van de Pasch, Definities..., p. 202; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te Scharmer 1489-1596. in: Ciairiieu, jg. 33, 1975, p. 28 3<J2 A. Van de Pasch, Definities..., p. 202; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te Scharmer 1489-1596, p. 28
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
81
1495: Rhenis Egbertus was kruisbroeder van Scharmer. Hij werd er procurator. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de over ledenen vermeld. Hij overleed aan de pest.393
1495: Poortvliet Johannes (Petri Johannes) was kruisbroeder van Scharmer. Hij was rector van 1489 tot 1495. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld. Hij overleed aan de pest.394
1495: Arden Jacobus was kruisbroeder van Scharmer. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld. Hij overleed aan de pest.395
1502: de Stenvordie (de Steenfordia, Steynfordie) Johannes was donaat van Scharmer. Op het generaal kapittel van 1502 werd hij bij de over ledenen vermeld.396
1508: Gerhardus was kruisbroeder van Scharmer. Op het generaal kapittel van 1508 werd hij bij de overledenen vermeld.397 1509: Gotfridus was donaat van Maastricht tot 1509. In 1509 werd hij geincorporeerd in Scharmer.398
1512: Nicolaus Petrus was kruisbroeder van Scharmer. In 1512 werd
hij naar Falkenhagen verplaatst.399
1513: van Uffel Gotfried was donaat van Maastricht. In 1509 werd hij geincorporeerd in Scharmer. Op het generaal kapittel van 1513 werd hij bij de overledenen vermeld.400
1514: Johannes was kruisbroeder van Scharmer. Omstreeks 1500 was hij er prior. Op het generaal kapittel van 1514 werd hij bij de over ledenen vermeld.401 1516: Henricus was kruisbroeder van Scharmer. In 1516 was hij er
subprior. Op het generaal kapittel van 1516 werd hij bij de overlede nen vermeld.402 393 A. Van de Pasch, Definities..., p. 201; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te Scharmer 1489-1596, p. 28
394 A. Van de Pasch, Definities..., p. 202; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te
Scharmer 1489-1596, p. 27 395 A. Van de Pasch, Definities..., p. 202
396 A. Van de Pasch, Definities..., p. 227; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te
Scharmer 1489-1596, p. 28
397 A. Van de Pasch, Definities..., p. 245; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te
Scharmer 1489-1596, p. 28 398 R. Janssen, De Orde van het H. Kmis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 95 399 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 81
400 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 96 401 A. Van de Pasch, Definities..., p. 260
402 A. Van de Pasch, Definities..., p. 263; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te Scharmer 1489-1596, p. 28
82
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1523: Anlo Martinus was kruisbroeder van Scharmer. Op het generaal kapittel van 1523 werd hij bij de overledenen vermeld.403 - 1524: Scharmel Mathias was kruisbroeder van Scharmer. In 1524 werd hij door het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden. - 1524: Scydammensis Maricius was kruisbroeder van Schiedam. In
1524 werd hij naar Scharmer gezonden.404 - 1529: Bernardus was kruisbroeder van Scharmer. Op het generaal kapittel van 1529 werd hij bij de overledenen vermeld.405 - 1530: Renis (van Rheine) Wigboldus (Wybbel) was kruisbroeder van Ter Apel. In 1489 was hij er subprior. Van 1494 tot 1500 was hij prior van Scharmer. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de over ledenen vermeld.406
- 1531: Helpericus was conversus van Scharmer. Op het generaal kapit tel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.407 - 1532: Biscop Gijsbertus was kruisbroeder van Hoei. Omstreeks 1520
werd hij naar Scharmer gezonden en omstreeks 1532 naar Franeker. Zowel in Scharmer als in Franeker werd hij prior. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.408
- 1532: Harderwijck Cornelis was kruisbroeder van Scharmer. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.409 - 1535: Henricus was donaat van Scharmer. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.410 - 1538: Mauritius was kruisbroeder van Schiedam. In 1523 werd hij naar Asperen gezonden en een jaar later naar Scharmer. Daarna keerde hij terug naar Schiedam. Op het generaal kapittel van 1538 werd hij bij de overledenen vermeld. Hij was senior.411
403 A. Van de Pasch, Definities..., p. 278; P. Van den Bosch, De Priori? Sint Helena te
Scharmer 1489-1596, p. 28 404 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 120
405 A. Van de Pasch, Definities..., p. 294; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te
Scharmer 1489-1596, p. 28 406 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 155 407 A. Van de Pasch, Definities..., p. 299; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te Scharmer 1489-1596, p. 29 408 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 160
409 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te
Scharmer 1489-1596, p. 29
410 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te
Scharmer 1489-1596, p. 29 411 R. Janssen, De Orde van het H Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 121
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
83
1539: Wilhelmus was kruisbroeder van Scharmer. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.412 1539: van Deventer (Daventria) Henricus was kruisbroeder van Scharmer. Van ca. 1528 tot 1530 was hij er prior. Van 1532 tot 1538 werd hij prior van Osterberg en van maart 1538 tot 23 mei 1539 priorgeneraal. Hij werd definitor van de orde in 1532, 1534 en 1536. Hij was visitator van het klooster van de Franciscanessen in Wiedenbriick indejarenl532tot 1538.413 1539: de Nova Ecclesia Gerardus was kruisbroeder van Scharmer. Van 1528 tot aan zijn dood in 1539 was hij er subprior. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.414
Kruisbroeders in Scharmer, 1488 - ca. 1540 27
30 20 10 0
Hi!
8
1—
Wk
Wm tOi WIST
ffiW
4HP>
A
B
C
D
y'WEW
Zevenentwintig conventualen telde het convent van Scharmer tussen 1488 en ca. 1540 (A). Zeven van hen waren donaat, een was conversus. Negentien traden in Scharmer in (B), acht kwamen van elders (C). Een ingetredene van Scharmer werd naar een ander convent gezonden (D).
412 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te Scharmer 1489-1596, p. 29 413 P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te Scbarmer 1489-1596, p. 27; A. Van de
Pasch, Het klooster Clairlieu te Hoei en zijn Prioren-Generaal 1210-1796. in: Clairlieu, jg. 19, 1960, p. 31 414 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te Scharmer 1489-1596, p. 29
84
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
3.12
Le Verger (gesticht in 1490)
In de streek van Angers stichtte Pierre de Rohan-Gumene (1451-1513), maarschalk de Gye, in de buurt van zijn kasteel een priorij. Nadat hij ze eerst had aangeboden aan andere kloosterorden, droeg hij ze op 5 juli 1493 over aan de kruisbroeders. In de overeenkomst stond dat de kruisbroeders er een klooster zouden stichten waarin zo'n dertien religieuzen konden wonen. Ze kregen een inkomen van 400 livres en moesten zorgen voor een lazaret. Hun kapel werd geconsacreerd door bisschop Jean de Rely in 1494. Het duurde echter tot 1510 eer de kloostergebouwen officieel in gebruik genomen konden worden.
Het generate kapittel van 1490 aanvaardde de priorij. De nieuwe stichting kreeg de naam Viridarium Sanctae Crueis, die later de naam van de plaats geworden is. Tijdens dat kapittel van 1490 werden naast Le Verger ook Dinant, Scharmer en Wickrath aanvaard: alle vier aanbiedingen van weldoeners die meteen voor de aanvangsmogelijkheden zorgden. In Le Verger werd Adam van Doornik tot eerste overste benoemd. Enkele jaren later, op het generaal kapittel van 1495, kreeg de prior van Asperen de opdracht om enkele confraters naar Le Verger te zenden. Hun namen hebben wij niet kunnen achterhalen. Minstens van 1515 tot 1518 was Thomas van Gouda er prior en tegelijk prior- provinciaal van de Franse kloosters. Hij hield streng vast aan de observantie en werd later prior van resp. Kolen-Kerniel en Caen en nog later priorgeneraal.
- 1497: Gynasincti Nicolaus was diaken in Le Verger. Op het generaal kapittel van 1497 werd hij bij de overledenen vermeld.415 - 1497: de Montibus Gerhardus was conversus van Doornik. Op het generaal kapittel van 1497 werd hij naar Le Verger gezonden.416
415 A. Van de Pasch, Definite..., p. 208; J.W.M. Schellekens, Het kruisherenklooster Le Verger (1490-1790). Op zoek naar zijn fundamenten en restanten. in: Ciairlieu, jg. 63, 2005),
p. 274
416 A. Van de Pasch, Definities..., p. 207; J.W.M. Schellekens, Het kruisherenklooster Le
Verger (1490-1790), p. 274
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
85
1500: Le Doc Nicolas was kruisbroeder van Le Verger. In 1500 was hij er prior. In dat jaar werd hij tevens definitor van de orde.417 1502: Manchon (Monchon) Martinus was kruisbroeder van Caen. In 1489 was hij student aan de universiteit van Caen. In 1490 werd hij voor een jaar naar Lannoy gezonden. Een jaar later verhuisde hij voor
een jaar naar Chauny en in 1494 voor een jaar naar Le Verger. In 1501 en 1502 was hij prior van Buzancais. Op het generaal kapittel van 1502 werd hij bij de overledenen vermeld.418
1502: Roessel Thomas was kruisbroeder van Le Verger. Op het gene raal kapittel van 1502 werd hij bij de overledenen vermeld.419 1508: de Condren Augustinus was kruisbroeder van Condren. In 1508 werd hij verplaatst naar Le Verger.420 1511: Philibertus was kruisbroeder van Le Verger. In 1511 werd hij naar Toulouse gezonden.421
1516: de Sittart (Zelart) Michael was kruisbroeder van Namen. In 1494 werd hij verplaatst naar Le Verger, waar hij subprior werd. Hij was een van de eerste bewoners van het klooster Le Verger. Een jaar later werd hij aangesteld tot prior van Varennes-sur-Allier. In 1508 keerde hij terug naar Namen en was er tot 1516 prior. Hij was defini tor van de orde in 1511. Op het generaal kapittel van 1516 werd hij bij de overledenen vermeld.422 1517: Abraham was kruisbroeder van Le Verger. In 1517 was hij er procurator. Op het generaal kapittel van 1517 werd hij bij de overle denen vermeld.423 1517: de Dinato Johannes was kruisbroeder van Le Verger. Op het generaal kapittel van 1517 werd hij bij de overledenen vermeld.424 1517: Tornacensis Jacobus was diaken van Le Verger. Op het generaal kapittel van 1517 werd hij bij de overledenen vermeld.425 1518: Robertus was kruisbroeder van Le Verger. Op het generaal kapit tel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeld.426
417 A. Van de Pasch, Definities..., p. 216
418 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 7, p. 211 419 A. Van de Pasch, Definities..., p. 227 420 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 202 421 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 230
422 423 424 425 426
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 60 A. Van de Pasch, Definities..., p. 265 A. Van de Pasch, Definities..., p. 265 A. Van de Pasch, Definities..., p. 265 A. Van de Pasch, Definities..., p. 267
86
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE V1JFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1522: Martinus was kruisbroeder van Caen. In 1490 werd hij voor een jaar naar Lannoy gezonden. In 1491 zond het generaal kapittel hem naar Chauny. In 1494 werd hij verplaatst naar Le Verger. Van 1501 tot 1522 was hij conventualis van Buzan<;ais. In 1501 werd hij er prior. Op het generaal kapittel van 1522 werd hij bij de overledenen vermeld.427 - 1528: Gossensis Arnoldus was kruisbroeder van Le Verger. In 1528 werd hij verplaatst naar Varennes-sur-Allier. Op het generaal kapittel van 1528 werd hij bij de overledenen vermeld.428 - 1535: Namuriensis Michael Jacobus was kruisbroeder van Namen. Op het generaal kapittel van 1494 werd hij subprior benoemd in Le Verger. In 1495 werd hij verplaatst naar Varennes-sur-Allier. In 1497 werd hij door het generaal kapittel terug naar Le Verger gezonden. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.429 - 1535: Bex Simon (Eyckensis Symon) was kruisbroeder van Roermond. In 1511 verbleef hij voor een jaar in Namen, in 1512 in Le Verger en in 1535 in London. Hij overleed in London op 18 november 1535.430 - 1535: de Tornaco (van Doornik) Adam was kruisbroeder van Doornik. Hij studeerde theologie aan de Leuvense universiteit en behaalde er het baccalaureaat in de theologie. Hij werd door het generaal kapittel aangesteld als eerste prior van Le Verger (1490-1491). Samen met hem zouden enkele kruisbroeders van Parijs naar Le Verger vertrekken. Het generaal kapittel besliste immers dat de subprior van Doornik naar Parijs zou verhuizen om diegenen te vervangen die naar Le Verger werden gestuurd. In 1491 werd hij benoemd tot professor aan de univer siteit van Caen. De reden waarom hij van Le Verger naar Caen werd geroepen had te maken met het feit dat het klooster van Caen nogal wat universiteitsstudenten telde. In 1489-1490 waren er dat negen. In 1490 nam Adam de Tornaco overigens deel aan de rectorkeuze van de universiteit van Caen. Hij bleef in Caen tot 1504. Van 1504 tot 1535 werd hij prior van Saint-Georges de Tremeur. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.431
427 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 7, p. 213
428 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 224 4-9 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 58; A. Van de
Pasch, Definities..., pp. 197, 200, 207 en 311; J.W.M. Schellekens, HetkruisherenkloosterLe Verger(1490-1790), p. 274 430 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 22 431 A. Ramaekers, De Kruisheren en de Leuvense universiteit. Deel 1: van 1425 tot aan de Hervormingvan 1517. in : Clairlieu, 1982, pp. 59-60; A. Van de Pasch, Definities..., pp. 184, 185, 188 en 313; A. Durand, Le prieure Sainte-Croix de Caen, in: Clairlieu, jg. 25, 1967, p. 54
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
87
1537: de Gouda Thomas was kruisbroeder van Caen. Van 1515 tot 1518 werd hij naar Le Verger gezonden en van 1518 tot 1529 naar Kolen-Kerniel. In 1518 werd hij de prior-generaal Wilhelmus van den Oever verplaatst naar Kolen-Kerniel omdat er tussen hem de Charles Rohan, de zoon van de oprichter Pierre Rohan, een meningsverschil was opgetreden. In Kolen werd hij in 1519 subprior en in 1520 prior. In 1529 keerde hij terug naar Caen, maar werd nog datzelfde jaar bestemd voor Hoei. Hij was achtereenvolgens prior van Le Verger (1515-1518), subprior van Kolen-Kerniel (1519), prior van KolenKerniel (1520-1529), prior van Caen (1529) en prior-generaal (13 november 1529 tot 15 december 1537). Tevens werd hij prior-provinciaal van de Franse kloosters (1515-1518 en 1529), definitor van de orde (1520, 1522, 1524, 1526 en 1528) en visitator (1522, 1524, 1526 en 1527). Als prior hield hij streng vast aan de observantie.432 1539: Herpin Ludovicus was kruisbroeder van Le Verger. Op het gene raal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.433 1539: Hunet Johannes was kruisbroeder van Le Verger tot 1502. Daarna verhuisde hij naar Buzan^ais waar hij subprior werd tot omstreeks 1530. Hij bleef er wonen tot aan zijn dood. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.434 1539: Porinck Johannes was kruisbroeder van Caen. In 1499 werd hij door het generaal kapittel voor een jaar naar Le Verger gezonden. Daarna keerde hij terug naar Caen. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.435 1540: Martini Adam was kruisbroeder van Le Verger. Op het generaal kapittel van 1540 werd hij bij de overledenen vermeld.436
432 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 107; J.W.M.
Schellekens, Het kruisherenklooster Le Verger(1490-1790), pp. 280-282 433 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323 1134 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 13 435 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 215, 218 en 323 436 A. Van de Pasch, Definities..., p. 326
88
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Kruisbroeders in Le Verger, 1490 - ca. 1540 22
30
am
20
"
10
10 A
U
/ A
B
C
D
Tweeentwintig conventualen telde het convent van Le Verger tussen 1490 en ca. 1540 (A). Een van hen was conversus. Twaalf traden in Le Verger in (B), tien kwamen van elders (C). Drie ingetredenen van Le Verger werden naar andere conventen gezonden
(D). 3.13
Wickrath (gesticht in 1490)
Ridder Heinrich von Hompesch stichtte in 1490 het klooster van Wickrath. De eerste kruisbroeders kwamen van Hohenbusch. In de stichtingsoorkonde incorporeerde Heinrich von Hompesch de parochiekerk met vijf altaren en de kapel van Wetschewell bij het klooster. De kruisbroeders richtten zich vooral op de parochiale zielzorg. Ook in de kapel van Wetschewell verzorgden zij de eredienst op zon- en feestdagen. Tevens richtten zij broederschappen op: een Mariabroederschap, een broederschap ter ere van de heiligen Antonius, Fabianus en Sebastianus en een Rozenkransbroederschap. Vanaf het midden van de zestiende eeuw bezaten ze tevens een kloosterschool, die grote faam genoot en heel wat adelborsten onder de leerlingen telde. Het klooster van Wickrath vergaarde op korte termijn een behoorlijk vermogen: landerijen, boerderijen, renten en rechten. In 1555 liep de landsheer van de rijksheerlijkheid Wickrath, Johann von Quadt, over naar het protestantisme. Enkele kruisheren, waaronder de subprior, verlieten hun klooster.
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
89
1493: Goes Cornelius was kruisbroeder van Falkenhagen. In 1490 werd hij naar Chauny gezonden als conventualis. In 1493 verhuisde hij naar Wickrath. Hij stierf op 2 april 1493. Op het generaal kapittel van 1494 werd hij bij de overledenen vermeld.437 1493: Gotfridus was kruisbroeder van Aken. In 1491 werd hij voor 66n jaar naar Schwarzenbroich gezonden. Een jaar later werd hij verplaatst naar Wickrath. Op het generaal kapittel van 1493 werd hij bij de over ledenen vermeld.438
1495: Scheldeman Johannes was kruisbroeder van Bentlage. In 1493 was hij subprior in Wickrath. Op het generaal kapittel van 1496 werd hij bij de overledenen vermeld.439 1496: Walignus was kruisbroeder van Wickrath. Hij werd pastoor van
Wickrath. Op het generaal kapittel van 1496 werd hij bij de overlede nen vermeld.440
1499: Gerardus was kruisbroeder van Aken. In 1456 werd hij voor een jaar naar Doornik gezonden. In 1457 werd hij verplaatst naar Wickrath, waar hij in 1499 nog steeds verbleef.441 • 1500: Adulphus was kruisbroeder van Wickrath. Omstreeks 1500 was hij er subprior. Op het generaal kapittel van 1500 werd hij bij de over ledenen vermeld.442
- 1501: Weyer (Ayrr, Ayre) Antonius was kruisbroeder van Sint-Agatha. In 1501 werd hij naar Wickrath gezonden. Op het generaal kapittel van 1502 werd hij bij de overledenen vermeld.443 - 1502: von Herle Hubertus was kruisbroeder van Wickrath. Omstreeks 1502 was hij er subprior.444
- 1507: Horst Johannes was kruisbroeder van Roermond. In 1503 was hij predikant in Wickrath en van 1504 tot aan zijn dood in Roermond. Op het generaal kapittel van 1507 werd hij bij de overledenen ver meld.445
4J7 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 77 438 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 142 439 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 59 440 A. Van de Pasch, Definities..., p. 205 441 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 83 442 A. Van de Pasch, Definities..., p. 219
443 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 175 444 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum Regularium Ordinis Sanctae Crucis 1248-1840. Maaseik, 2002, p. 834
445 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 229, 232 en 241; L. Heere, Het Obituarium der
Kruisheren van Roermond. in: Publications... dans le Limbourg, dl.90, 1954, p. 68
90
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1509: Keuten Nicolaus was kruisbroeder van Wickrath. Vermoedelijk werd hij geboren in Valkenburg. Hij was er prior van 1492 tot 1508. Op het generaal kapittel van 1509 werd hij bij de overledenen vermeld.446
- 1509: Bynck Sanderus was kruisbroeder van Maastricht. Vermoedelijk werd hij in Venlo geboren. Van 1502 tot 1509 verbleef hij in
Wickrath.447
]
- 1510: Tongrensis Gregorius was kruisbroeder van Beyenburg. Van 1502 tot 1504 verbleef hij in Wickrath. Daarna keerde hij terug naar Beyenburg.448
- 1510: Arsen Arnoldus was kruisbroeder van Wickrath. In 1501 werd
hij naar Falkenhagen gezonden. In 1507 keerde hij terug naar Wickrath. Op het generaal kapittel van 1510 werd hij bij de overlede nen vermeld.449
- 1510: von Bracht Arnoldus was prior van Wickrath van 1508 tot 1510.450
- 1511: Laurentius was donaat van Marienfrede. Hij was er kok. In 1497
werd hij naar Wickrath gezonden. Op het generaal kapittel van 1511
werd hij bij de overledenen vermeld.451 - 1517: Batenberch Theodericus was kruisbroeder van Wickrath. In 1512 zond het generaal kapittel hem naar Diilken. Op het generaal
kapittel van 1517 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1519: Caswick Johannes was kruisbroeder van Wickrath. Op het gene raal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.452 - 1519: Dalen Nicolaus was kruisbroeder van Wickrath. Op het gene raal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.453 - 1520: Geistert (Geystert) Henricus was kruisbroeder van KolenKerniel. Van 1496 tot 1503 verbleef hij in Wickrath. Daarna keerde hij terug naar Kolen-Kerniel. Hij was subprior van Kolen-Kerniel van
1493 tot 1496 en prior van Kolen-Kerniel van 1488 tot 1492 en van
446 A. Van de Pasch, Definities..., p. 247
447 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum Reqularium Ordinis Sanctae
Cruets 1248-1840, p. 426
448 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 106
4"9 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 79; A. Van de
Pasch, Definities..., pp. 240 en 250
450 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum Reqularium Ordinis Sanctae
Cruets 1248-1840, p. 383
451 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 128
45a A. Van de Pasch, Definities..., p. 269 453 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
91
1503 tot 1520. Van 1493 tot 1496 was hij tevens procurator van
Kolen-Kerniel. Hij werd pastoor in Kerniel van 1494 tot 1496 en in Wickrath van 1496 tot 1503.454
1522: Hinricus was donaat van Wickrath. Hij was er kok. Op het generaal kapittel van 1522 werd hij bij de overledenen vermeld.455
1530: van Keulen Adam was kruisbroeder van Keulen. Van 1511 tot
1527 verbleef hij in Wickrath. In 1527 werd hij naar Nieuwland
gezonden, waar hij subprior werd. Op het generaal kapittel van 1530 werd hij bij de overledenen vermeld.
1531: Hermannus was donaat van Aken. In 1494 was hij er kok. In dat
jaar werd hij naar Wickrath gezonden en in 1496 naar Ehrenstein. In 1497 keerde hij naar Aken terug. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld. ■ 1532: im Broich Johann was kruisbroeder van Wickrath. Hij was er
subprior van 1528 tot 1532. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.456
- 1532: Deckvoort (Deckvaart) Jacobus was kruisbroeder van Duisburg. In 1532 werd hij subprior van Wickrath en tevens pastoor van Wickrath.457
- 1533: Severinus was kruisbroeder van Wickrath. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.458 - 1535: Berck Wilhelmus was kruisbroeder van Wickrath. Op het gene raal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.459 - 1535: Gerardus was kruisbroeder van Dusseldorf. In 1522 keerde hij uit Helenenberg terug naar Dusseldorf. In 1532 en 1533 verbleef hij in Wickrath. In 1535 was hij terug in Dusseldorf. - 1538: Dalen Wilhelmus was kruisbroeder van Wickrath. In 1538 was hij er sacrista. Op het generaal kapittel van 1538 werd hij bij de over ledenen vermeld.460
- 1540: von Asten Symon was kruisbroeder van Wickrath. In 1521 werd hij tot procurator aangesteld. Van 1521 tot aan zijn dood was hij er tevens prior. In 1523 werd hij pastoor van Wickrath. Op het generaal kapittel van 1540 werd hij bij de overledenen vermeld.461 454 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eenw. Deel 2, p. 105 4W A. Van de Pasch, Definities..., p. 276 457 458 m 160 461
A. Van de Pasch, Definities...
p. 302
A. A. A. A. A.
p. 301
Van Van Van Van Van
de de de de de
Pasch, Pasch, Pasch, Pasch, Pasch,
Definities... Definities... Definities... Definities... Definities...
p. 305 p. 311 p. 320
p. 326
92
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1540: Dalen Johannes was kruisbroeder van Wickrath. In 1487 leefde hij als wereldheer in Wickrath. Hij was conventualis van Wickrath tot 1511 en van 1514 tot 1521. In 1512 werd hij naar Dulken gezonden en in datzelfde jaar naar Sint-Annaland. Van 1522 tot 1524 verbleef hij in Hoorn, in 1524 in Goes, in 1526 in Franeker en in 1527 en 1528 in Helenenberg. Van 1541 tot 1542 was hij prior en pastoor in Wickrath. Vermeld als extra ordinis obedientiam defunctus in 1542.
Dertig conventualen telde het convent van Wickrath tussen 1490 en ca. 1540 (A). Drie van hen waren donaat. Zestien traden in Wickrath in (B), veertien kwamen van elders (C). Drie ingetre-
denen van Wickrath werden naar andere conventen gezonden (D). Kruisbroeders in Wickrath, 1490 - ca. 1540
3.14 Dinant (gesticht in 1490)
In 1490 verzochten inwoners van Dinant de kruisbroeders om een klooster te stichten in de omgeving van de St.-Martinuspoort. De reden van dit verzoek is niet bekend. Volgens U. Berliere was de stichting van het klooster grotendeels te danken aan Augustin
Littart, de prior van Namen. De bisschop, Jan van Home, gaf de toelating op 17 juni 1490. De kruisbroeders bouwden hun
klooster langs de vestingwerken en de met water gevulde grachten. Bovendien herbouwden zij in 1492 voor hun gebruik de Sint-
Laurentiuskerk, een kleine kerk die in 1466 bij de plundering van de stad door Karel de Stoute was vernield. Later bouwden zij een kapel ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Loreto. De kerk van de
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
93
kruisheren werd begunstigd door een aantal rijke inwoners van Dinant die in deze kerk wensten begraven te worden.
Een bloeiend bestaan heeft dit klooster niet gekend. De kloosterlingen leefden van de visvangst op de stadsgrachten en van de verkoop van porseleinaarde. Ook bezaten ze enkele boerderijen in Lisogne. - 1497: Johannes was kruisbroeder van Dinant. In 1497 werd hij voor een jaar naar Schwarzenbroich gezonden.462 - 1503: Slinkx Antoine was kruisbroeder van Dinant. In 1503 werd hij naar Schwarzenbroich gezonden.463 - 1504: Beltem (Beltrin, Belten, Bolsten) Jacobus was kruisbroeder van Maastricht. In 1503 werd hij naar Brandenburg gezonden en een jaar later naar Dinant. - 1505: Natalis was kruisbroeder van Dinant. In 1497 werd hij voor een jaar verplaatst naar Luik. In 1502 en 1504 verbleef hij in Doornik en in 1505 in Schwarzenbroich.464 - 1509: van Mosmalen (Momalen) Wilhelmus was de derde overste in Maaseik. In 1493 verliet hij Maaseik voor een bestemming, die we (voorlopig) niet kennen. Van 1502 tot 1509 was hij prior in Dinant. Hij genoot aanzien binnen de orde en werd definitor in 1500, 1506 en 1508.
- 1510: Krefft (Kress) Johannes was kruisbroeder van Dinant. In 1510 werd hij naar Welnetham verplaatst.465 - 1511: Flamingi (Florinck) Johannes was kruisbroeder van Parijs. Hij verbleef in Varennes-sur-Allier in 1488, 1500, 1504 en 1511. In 1511 werd hij naar Dinant gezonden. In 1488 was hij prior en in 1504 subprior van Varennes.466
- 1511: de Bree (de Brie) Antoine was kruisbroeder van (?). In 1511 was hij prior van Dinant.467
462 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 143 463 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 143 464 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 72
465 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 253 466 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 198 467 E. Gerard, Histoire de la ville de Dinant. Namur, 1936, p. 131
94
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1528: van den Oever (Rivo de) Wilhelmus werd vermoedelijk in Maastricht geboren en was kruisbroeder van Hoei. In 1497 was hij subprior en van 31 oktober 1497 tot 1502 prior in Kolen-Kerniel. Van 6 december 1502 tot 1507 was hij prior in Luik. In 1497, 1503, 1505 en 1507 was hij definitor van de orde. Toen hij het klooster van Luik wilde restaureren, kreeg hij moeilijkheden met de procurator, bij wie anderen zich aansloten. Hierop bood hij tijdens een visitatie zijn ontslag aan. Cornelius van Clotingen benoemde hem daarop tot subprior van Dinant. Hij bleef er van 1507 tot 1512. Door zijn welsprekendheid en door heel zijn optreden bracht hij dit klooster in aanzien. Op 14 november 1512 werd hij prior-generaal gekozen. Geduldig in moei lijkheden en een goed zakenman, was hij toegeeflijk in de kloostertucht. Op 6 augustus 1516 gaf Leo X aan de Engelse kruisherenkloosters van London en Colchester met de bul A superno veel privile ges, waaronder de pontificalia voor de prioren en de rozenkransaflaat, die op 20 augustus 1516 ook aan de prior-generaal werd gegeven. In 1520 scheidde Michael Mulot, met de steun van de bisschop van Parijs, het klooster van Parijs af van de orde. Het kwam tot een proces voor de burgerlijke rechtbank. De prior-generaal verloor dit proces. Op het volgend generaal kapittel adviseerden de definitoren hem het generalaat neer te leggen. Buiten weten van het convent vertrok hij op 19 juli 1521 en stuurde vanuit Antwerpen zijn procurator terug met de opdracht, dat men een andere prior zou kiezen. Hij ging naar Donnington en later naar London, waar hij op 17 januari 1528 stierf.468
- 1528: Roland Antoine was kruisbroeder van Dinant. In 1528 was hij er prior.469
- 1528: de Leodio Johannes was kruisbroeder van Dinant. Op het gene raal kapittel van 1528 werd hij bij de overledenen vermeld.470 - 1530: Jacobus was donaat van Luik. In 1477 werd hij voor een jaar verplaatst naar Sint-Agatha. In 1502 werd hij naar Dinant gezonden. Op het generaal kapittel van 1530 werd hij bij de overledenen vermeld.471
468 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 45 m E. Gerard, Histoire de la ville de Dinant. Namur, 1936, p. 131 470 A. Van de Pasch, Definities..., p. 291 471 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 74
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
95
1531: Delli (Dell, Delle) Antonius was kruisbroeder van Toulouse. In 1499 werd hij prior van Buzanc,ais benoemd door het generaal kapit tel. In 1500 kreeg hij het bevel deze benoeming aan te nemen. In 1501 verbleef hij in Varennes-sur-Allier. Van 1501 tot 1503 resideerde hij opnieuw in Toulouse. In 1529 en 1530 verbleef hij in Dinant. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.472 1532: Cosfeldie Henricus was kruisbroeder van Hoei. In 1499 werd hij subprior van Dinant. Enkele jaren later werd hij subprior van Aken. In 1508 werd hij subprior van Chauny en van 1530 tot aan zijn dood werd hij rector van Leuven. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld. Zijn benoeming voor Chauny viel niet mee. De kloostertucht liet er te wensen over. Het generaal kapittel beval aan de prior en het convent dat ze op straffe van gravior culpa Henricus als confrater moesten ontvangen. 1533: Petrus was kruisbroeder van Dinant. In 1522 werd hij naar SintAgatha gezonden. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.473 1534: Anthonius was donaat van Dinant. Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.474 1535: Dionensis (van Dinant) Lambertus was kruisbroeder van Dinant. In 1527 werd hij door het generaal kapittel naar Hoei gezon
den. In 1535 benoemde het generaal kapittel hem tot subprior van Chauny, in welk klooster de prior en de confraters observanter moesten gaan leven.
1536: Arnoldus was kruisbroeder van Doornik. In 1535 werd hij door het generaal kapittel naar Dinant gezonden. Een jaar later verhuisde hij naar Goes.475
1536: Natthout Hupertus was kruisbroeder van Dinant. Op het gene raal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.476 1539: de Gremio (de Gremis) Petrus was kruisbroeder van Caen. In 1512 werd hij door het generaal kapittel naar Dinant gezonden. Hij werd er predikant. In 1539 werd hij naar Doornik gezonden.477
72 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 13 73 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 275 en 305 74 A. Van de Pasch, Definities..., p. 308
75 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 310 en 313 76 A. Van de Pasch, Definities..., p. 314 " A. Van de Pasch, Definities..., pp. 255 en 322
96
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1539: Rutgerus was kruisbroeder van Maaseik. Het generate kapittel zond hem in 1527 en 1528 naar Dinant en in 1533 naar Virton. In 1539 keerde hij terug naar Maaseik. - 1539: de Bree (Breen) Andreas was kruisbroeder van Hoei. In 1511 werd hij prior van Dinant. Wanneer hij naar Hoei terugkeerde weten we niet. Bij zijn ovcrlijden was hij senior van Hoei en jubilaris. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.478
Kruisbroeders in Dinant, 1490 -ca. 1540 30
20 10 0
22
10
1-■ A
B
1Z
6
■ C
D
Tweeentwintig conventualen telde het convent van Dinant tussen 1490 en ca. 1540 (A). Twee van hen waren donaat. Tien traden in Dinant in (B), twaalf kwamen van elders (C). Zes ingetredenen van Dinant werden naar andere conventen gezonden (D).
3.15
Waten (Watenae, Vatenae, Watenis) (gesticht in 1490)
Waten, gelegen in de omgeving van Douai, was misschien een stichting van de kruisbroeders van Doornik. We weten er nauwelijks iets over. In 1534 hield het klooster op te bestaan. - 1493: van Nijmegen Goswinus was kruisbroeder van Luik. Van 1478 tot 1483 was hij er prior. Van 1484 tot 1489 verbleef hij in Goes.
478 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 323; E. Gerard, Histoire de la ville de Dinant, p. 131 ; V. Berliere, Monastere des Croisiers a Dinant. in: Monasticon Beige* t.l, Maredsous,
1890, 1897, p. 149
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
97
Vervolgens werd hij tot 1493 prior van Watenis. Hij was definitor van de orde in 1478, 1480 en 1482. Op het generaal kapittel van 1493 werd hij bij de overledenen vermeld.479 1495: Werdenbroch alias de Brockhausen (Werdenbruc, Werdenberch, Werdenborch, Wardenburch) Henricus was kruisbroeder van Dtisseldorf. In 1461 werd hij verplaatst naar Toulouse. Een jaar later
keerde hij terug naar Diisseldorf omwille van 66n jaar zware straf. In 1463 ging hij een jaar naar London en in 1464 en 1465 telkens 66n jaar naar Caen, pro reformatione. In 1495 werd hij verplaatst naar Watenis, waar hij subprior werd.480
1495: Bocholdie Walter was kruisbroeder van Osterberg. In 1494 verbleef hij in Waten. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld.481 1506: Novionensis (Noviomo) Johannes was kruisbroeder van Varennes-sur-Allier. In 1495 werd hij verplaatst naar Caen. Een jaar
later bepaalde het generaal kapittel dat hij in Caen moest blijven tot hij door de prior-generaal zou worden teruggeroepen. In 1499 keerde hij terug naar Varennes-sur-Allier. In 1506 werd hij naar Watenis gezonden. Op het generaal kapittel van 1506 werd hij bij de overledenen vermeld.482
1532: Maturnius (Maturinus) was kruisbroeder van Watenis. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.483
Kruisbroeders in Waten, 1490
6 / dBBk 4 2 0
-ca.
1540
4
m—
1
dB BJH p
Iiw
A
B
c
1
m
0 y
D
47<) R. Janssen, De Orde van het H. Kruls in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 71
480 481 482 483
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 110 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 43 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 211 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302
98
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Vijf conventualen telde het convent van Waten tussen 1490 en ca. 1540 (A). Een trad in Waten in (B), vier kwamen van elders (Q.
3.16
Leuven (gesticht in 1493/1498)
In 1491 maakte Philippus Dehont zijn testament en schonk omvangrijke bezittingen in Leuven aan de kruisheren van Goes en Namen. Hij koppelde wel enkele voorwaarden aan de schenking. Alleen de belangrijkste voorwaarde vermelden we: de prioren en leden van de kloosters van Goes en Namen moesten uit hun kloosters drie priesters en een lekenbroeder naar Leuven zenden, waar ze in het woonhuis van Philippus zouden verblijven. De priesters zouden studeren op de Leuvense theologische faculteit en de lekenbroeder zou de huishoudelijke taken verrichten. Wanneer deze priesters naar hun eigen klooster zouden terugkeren, moesten ze onmiddellijk door andere priesters vervangen worden. De nieuwkomers hoefden niet noodzakelijk gerekruteerd te worden uit Goes en Namen, ook de andere kloosters kwamen in aanmerking.
Het generale kapittel van 1493 aanvaardde de schenking van deze welgestelde inwoner van Leuven. In 1498 boden de priors van Goes en Namen de schenking aan de prior-generaal en de definitoren aan. Het bestuur van de orde aanvaardde de schenking en beloofde alle clausules te zullen onderhouden. Wie in Leuven theologie wilde studeren moest normaal eerst de facultas artium doorlopen. Behalve voor religieuzen die een getuigschrift van gelijkaardige studies konden voorleggen of voor hen die om andere redenen werden vrijgesteld, waren de artes de inleiding voor de vier andere faculteiten. Ze vormden een cursus van twee jaar. De lessen begonnen op 1 oktober en eindigden in de tweede helft van het tweede daarop volgende studiejaar. Negen maanden studeerde men logica, daarna volgden acht maanden physica, verder vier maanden metaphysica en tenslotte enkele maanden herhaling
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
99
van de behandelde leerstof. Tussendoor hield men de disputationes. In het begin van het tweede jaar moest het eenvoudige baccalaureaatsexamen worden afgelegd. Zij, die het licentiaat wilden behalen, moesten eerst door de publieke verdediging van een thesis baccalaureus formatus worden. Daarna konden zij beginnen met de stu dies in de theologie.
Kruisheren die naar Leuven gingen om theologie te studeren, moesten op een lange studietijd voorbereid zijn, wilden ze de hoogste graden behalen. Tot ongeveer 1530 duurde de studie normaal twaalf jaar. Acht jaar had men nodig voor het baccalaureaat, waarin men drie graden kon onderscheiden. Na zes jaar studie werd men baccalaureus biblicus. De biblici moesten dan een jaar lang twee boeken van de H. Schrift uitleggen voor de jongere leerlingen, terwijl ze tegelijkertijd verder de lessen volgden. Na dat jaar volgde een disputatie en een Latijnse rede voor heel de faculteit, waarna ze sententiarii werden, de tweede graad van het baccalaure aat. Weer volgde een jaar lang de taak van legentes. Daarna werden ze baccalaureus formatus. Meestal stelden priesters en religieuzen zich met deze graad tevreden en waren na die acht jaar universiteit ook wel bekwaam om in eigen klooster les te geven. Rond 1530 werd de acht jaar herleid tot zes en een half, in 1600 tot vijf jaar.
Het licentiaat vergde opnieuw vier jaar studie. Men moest dan een van de hogere wijdingen ontvangen hebben en dertig jaar oud zijn. Was men tot licentiaat gepromoveerd, dan kon men twee maanden later de proeven voor het doctoraat afleggen. Dit bleef een uitzondering vanwege de hoge kosten. De seculieren zagen het alleen als een voorbereiding voor een professoraat aan de univer siteit. Voor de regulieren, uitgenomen de bedelorden die een bij de universiteit gei'ncorporeerd college hadden, was het behalen van een doctoraat in de theologie een zeldzaamheid. Een sluitende geschiedenis werd over het Leuvense kruisherencollege niet geschreven. Door de erg uiteenlopende en onvolledige
gegevens blijkt dit niet mogelijk te zijn. Niet alle studenten-kruisheren hebben we kunnen achterhalen. Het studiehuis van Leuven groeide overigens niet uit tot een volwaardig klooster.
100
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1494: van Goes Nicolaus Antonius was kruisbroeder van Maastricht. Op 15 januari 1494 werd hij ingeschreven als student in Leuven.484 - 1498: Heesch Johannes was kruisbroeder van Sint-Agatha of Den
Bosch. Hij was student in Leuven van 12 juni 1498 tot in 1503/1504) en werd baccalaureus in de theologie.485 - 1503: van Broeckhove Jacobus was kruisbroeder van Sint-Agatha. Hij was student aan de theologische faculteit in Leuven op 30 augustus 1503.486
- 1503: Linghen Henricus was kruisbroeder van Sneek. Hij was student in de theologie aan de Leuvense universiteit van mei 1503 tot einde 1503. Op het generaal kapittel van 1504 werd hij bij de overledenen vermeld.487
- 1509: Balthasar was kruisbroeder van Hoei tot 1495. In dat jaar werd hij naar London gezonden. In 1509 studeerde hij in Leuven.488 - 1519: Donye (Huyensis, Van Vilvoorde) Baltasar was kruisbroeder van Hoei. In 1492 werd hij door het generaal kapittel naar Donnington gezonden. In 1493 keerde hij terug naar Hoei. In 1495 werd hij als conventualis naar London gestuurd en bleef er tot aan zijn dood. In 1509 studeerde hij aan de Universiteit van Leuven. Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.489 - 1521: de Bruyne (van Mechelen) Jacobus was kruisbroeder van Goes. In 1516 vertoefde hij in Leuven en was er regens colegii fratrum sancte crucis. In 1521 was hij prior van Goes. Op het generaal kapittel van 1521 werd hij bij de overledenen vermeld.490 - 1522: Chaterley (Chaterlan, Chaterlai) William was kruisbroeder van London. Hij was student in de theologie aan de universiteit van Leuven van 19 mei 1517 tot 1522. Op het generaal kapittel van 1522 werd hij bij de overledenen vermeld.491 - 1528: van Bree Bartholomeus was kruisbroeder van Hoei. Hij was stu dent in de theologie in Leuven van 1499 tot 1503. Van 1503 tot 1508 was hij scriptor in Hoei. Van hem bleven diverse handschriften bewaard op de universiteitsbibliotheek van Luik. In 1508 werd hij naar
484 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 94 485 A. Ramaekers, De Kruisheren en de Leuvense universiteit. Deel 1: van 1425 tot aan de Hervorming van 1517, p. 63
486 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 176 487 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 143
488 489 490 491
R. R. R. R.
Janssen, Janssen, Janssen, Janssen,
De De De De
Orde Orde Orde Orde
van van van van
het H. het H. het H. het H.
Kruis Kruis Kruis Kruis
in in in in
de de de de
vijfiiende vijfiiende vijfiiende vijfiiende
eeuw. eeuw. eeuw. eeuiv.
Deel 1, Deel 1, Deel 2, Deel 7,
p. p. p. p.
41 44 31 250
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
101
Varennes-sur-AIlier verplaatst, waar hij tot subprior werd aangesteld. Hij bleef er tot in 1527. Op het generaal kapittel van 1528 werd hij bij de overledenen vermeld, "... qui miserrime periit misericordiam". A. Ramakers vroeg zich af of hij aan de pest gestorven was of dat hij meegesleept werd in de stroom van prior-provinciaal Mulot van Parijs, die zich verzette tegen het generaal kapittel, naar Franse onafhankelijkheid streefde en later naar het protestantisme overging.492 1532: de Maeseyck Nicolaus Leonis was kruisbroeder van Hoei. Van 12 mei 1524 tot 1527 was hij student in Leuven. Daarna verbleef hij tot 1530 in Hoei. In 1527 werd hij zwaar gestraft vanwege zijn
schaamteloosheid en zijn brutale woordenwisseling met een definitor. Elke week moest hij drie dagen de poenitentia gravioris culpae ondergaan en wel zo lang tot de definitoren dit besluit zouden terugtrekken. Als hij hieraan geen gevolg zou geven, dan zou hij in de kerker van het klooster worden geworpen. In 1530 werd hij naar Den Bosch gezonden, waar hij als predikant werkzaam was. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.493 1532: Cosfeldie Henricus was kruisbroeder van Hoei. In 1499 werd hij subprior van Dinant. Enkele jaren later werd hij subprior van Aken. In 1508 werd hij subprior van Chauny en van 1530 tot aan zijn dood werd hij rector van Leuven. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld. Zijn benoeming voor Chauny viel niet mee. De kloostertucht liet er te wensen over. Het generaal kapittel beval aan de prior en het convent dat ze op straffe van gravior culpa Henricus als confrater moesten ontvangen. 1532: Crochun (Crocynus) William was kruisbroeder van London. Van 1513 tot 1517 en van 1525 tot 1532 verbleef hij in London. Hij werd subdiaken gewijd op 24 September 1513 en diaken gewijd op 17
december 1513. Hij werd Baccalaureus formatus in Leuven en studeerde er van 19 mei 1517 tot in 1525. Op 1 augustus 1532 berichtten twee leden van de communiteit van London, William Crochun en Robert Balle, aan de koninklijke raadsheren Thomas Cromwell en John Alleyn, dat hun prior John Dryver zich laatdunkend had uitgelaten over de koning. Hij had nl. vernomen dat Hendrik VIII van plan was verschillende kloosters te sluiten. Dryver stelde dat de koning in plaats van de titel Defensor Fidei beter de titel van Destructor Fidei koos. Hierover ondervraagd door de bovengenoemde raadsheren herhaalde Dryver zijn commentaar op de koning. Wat daarna met hem 492 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, pp. 44-45 493 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 166
102
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
gebeurde, weten we niet. Als prior werd hij vervangen door Edmund Straetham. A. Ramaekers beweerde dat hij prior van London werd voor 1527 en vicaris van de prior - generaal in Engeland. Steeds volgens Ramaekers overleed hij tussen april 1529 en mei 1530. Ramaekers verwarde deze William vermoedelijk met William Bowry.494 - 1532: Eyckensis Nicolaus was kruisbroeder van Hoei. In 1524 was hij student in Leuven. In 1527 belastte het generaal kapittel hem met gravis culpa. In 1532 was hij conventualis van Hoei.495 - 1535: de Tornaco (van Doornik) Adam was kruisbroeder van Doornik. Hij studeerde theologie aan de Leuvense universiteit en behaalde er het baccalaureaat in de theologie. Hij werd door het generaal kapittel aangesteld als eerste prior van Le Verger (1490-1491). Samen met hem zouden enkele kruisbroeders van Parijs naar Le Verger vertrekken. Het generaal kapittel besliste immers dat de subprior van Doornik naar Parijs zou verhuizen om diegenen te vervangen die naar Le Verger werden gestuurd. In 1491 werd hij benoemd tot professor aan de univer siteit van Caen. De reden waarom hij van Le Verger naar Caen werd geroepen had te maken met het feit dat het klooster van Caen nogal wat universiteitsstudenten telde. In 1489-1490 waren er dat negen. In 1490 nam Adam de Tornaco overigens deel aan de rectorkeuze van de universiteit van Caen. Hij bleef in Caen tot 1504. Van 1504 tot 1535 werd hij prior van Saint-Georges de Tremeur. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1540: Hoefsleger (van Kempen) Henricus was kruisbroeder van SintAgatha. Misschien was hij student in Leuven tussen 1498 en 1503. Hij werd prior van Sint-Agatha van 1504 tot 1540. In de jaren 1519,
1521, 1523, 1525, 1527, 1529, 1531, 1533, 1535, 1537 en 1539 werd hij definitor van de orde. In 1540 was hij prior-provinciaal van Holland en Zeeland en visitator. Voor 1506 was hij lector in de theo logie in Sint-Agatha. In 1506 gaf hij de inleidende preek op het gene raal kapittel. Hij overleed op een van zijn visitatiereizen in het klooster van Den Bosch.496 494 A. Ramaekers, De Kruisheren en de Leuvense universiteit. Deel 1: van 1425 tot aan de
Hervorming van 1517, pp. 122-123; J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, in: Clairlieu, 1995, jg. 53, pp. 78 en 81; J.M. Hayden, Religious reform and religious orders in England, 1490
- 1540: the case of the Crutched Friars, in: The Catholic Historical Review, Michigan, The Catholic University of America Press, vol. LXXXVI, juli 2000, nr. 3, p. 432 ; R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 252 495 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 280, 288, 289 en 302 496 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 268, 272, 277, 282, 287, 292, 298, 303, 309, 315, 321 en 329; A. Ramaekers, De Kruisheren en de Leuvense universiteit. Deel 1: van 1425 tot aan de Hervorming van 1517, p. 112
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
3.17
103
Pedernach (gesticht in 1498)
Op 1 oktober 1497 schonk de aartsbisschop van Trier, Johann von Baden de kerk van Sint-Jan en het daarbij liggende klooster van Pedernach aan de Orde van het H. Kruis. Dit klooster was gesticht door keizer Frederik I in 1157. Aanvankelijk werd het bestemd als dubbelklooster, voor monniken en monialen. Maar al spoedig bleken er alleen zusters te wonen. In het midden van de vijftiende eeuw was niet alleen het gemeenschapsleven, maar ook het economisch beheer van het klooster zo erbarmelijk, dat de zusters besloten Pedernach te verlaten.
Evenals in Helenenberg moesten de kruisbroeders de zorg van een hospitaal op zich nemen. Ze wisten echter met Pedernach niet veel aan te vangen. Een grote bloei zou dit klooster nooit beleven. Toen het protestantisme oprukte en een deel van de inkomsten van het klooster verloren ging, besloot het bestuur van de orde om Pedernach op te heffen. - 1499: Henricus was donaat van Pedernach. Op het generaal kapittel van 1499 werd hij bij de overledenen vermeld.497 - 1511: de Hulst (de Huls) was kruisbroeder van Keulen. In 1488 werd hij verplaatst naar Helenenberg. Hij werd de eerste prior van Pedernach, met name van 1498 tot 1511. Hij overleed als prior van Pedernach in 1511.498 - 1518: Adendael (Odendael) Goswynus was kruisbroeder van Keulen. In 1494 werd hij naar Ehrenstein gezonden. In 1500 werd hij naar Pedernach gezonden. In 1518 was hij er prior. Op het generaal kapit tel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1520: von Breslau (Vratislavia) Thomas was kruisbroeder van Keulen. In 1510 werd hij vanuit Helenenberg, waar hij subprior was, verplaatst naar Hohnscheid. In 1511 keerde hij terug naar Keulen. Van 1511 tot 1520 verbleef hij in Pedernach. Op het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.
497 A. Van de Pasch, Definities..., p. 215 498 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 131
104
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1520: Conradus was kruisbroeder van Pedernach. In 1520 was hij er prior. Op het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.499
- 1520: Borschet Johannes was kruisbroeder van Pedernach. Op het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.500 - 1520: Gerhardus was kruisbroeder van Pedernach. Op het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.501 - 1520: Johannes was donaat van Diisseldorf. In 1511 werd hij naar Pedernach gezonden. In 1520 was hij portier in Diisseldorf. Op het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.502 - 1520: Henricus was kruisbroeder van Pedernach. Op het generaal
kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.503 - 1520: Ubach Andreas kruisbroeder van Pedernach. Op het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.504 - 1520: Alna (Alnar) Petrus was kruisbroeder van Keulen. In 1520 werd hij naar Helenenberg gezonden. In 1520 verbleef hij in Pedernach. Op het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1527: Bree Johannes was kruisbroeder van Pedernach. Omstreeks 1527 werd hij door het generaal kapittel afgezet als prior van Pedernach.505
- 1529: Arnoldus was kruisbroeder van Emmerik. In 1528 verbleef hij in Pedernach. Daarna keerde hij voor een jaar terug naar Emmerik. In 1529 bepaalde het generaal kapittel dat hij in Emmerik moest blijven. - 1532: Adam was kruisbroeder van Pedernach. Van 1528 tot 1532 was hij er prior. In 1532 trad hij terug als prior van Pedernach. In zijn plaats kwam Nicolaus de Lymborch uit het klooster Brandenburg.506 - 1532: Gankelt Arnoldus was kruisbroeder van Pedernach. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.507 - 1533: Dynslache (Dynslaken) Henricus was kruisbroeder van Keulen. In 1530 werd hij door het generaal kapittel naar Pedernach gezonden. Hij werd er procurator. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.508 499 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271 500 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271 501 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271
502 503 504 505 506 507 508
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 112 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271 R. Haass, Die Kreuzherren in den Rheinlanden. Bonn, 1932, p. 216 A. Van de Pasch, Definities..., p. 301 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302 A. Van de Pasch, Definities.... pp. 295 en 305
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
105
1533: de Ruremonda Joannes was conversus van Maaseik. In 1533
werd hij door het generaal kapittel naar Pedernach gezonden. Hij werd er kok.
1535: Franciscus was kruisbroeder van Schwarzenbroich. In 1535 werd hij door het generaal kapittel naar Pedernach gezonden.509 1535: Job was kruisbroeder van Pedernach. In 1535 werd hij door het generaal kapittel naar Helenenberg gezonden.
Kruisbroeders in Pedernach, 1498 - ca. 1540 19 20
Negentien conventualen telde het convent van Pedernach tussen 1498 en ca. 1540 (A). Twee van hen waren donaat, een was con versus. Tien traden in Pedernach in (B), negen kwamen van elders (C). Een ingetredene van Pedernach werd naar een ander convent gezonden (D).
3.18
Duisburg (gesticht in 1498)
In 1497 of 1498 verwierven de kruisbroeders het klooster Sankt-Peterstal in Oderich op de rand van de stad Duisburg. Dit klooster behoorde eerst toe aan tertiarissen, lekenbroeders van de derde orde van Sint-Franciscus. Vier van hen traden bij de kruis broeders in. Op het generaal kapittel van 1499 werd dit klooster geincorporeerd in de orde. De kruisbroeders legden zich in Duisburg toe op de verzorging van de zieken. Na een twist met de
509 A. Van de Pasch, Definities..., p. 310
106
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
minorieten werd in 1508 overeengekomen dat de kruisheren geen gebruik mochten maken van hun bedelprivilege in Duisburg en omgeving, dat zij niet werden vrijgesteld van lasten en dat het
klooster maximaal dertien priesters mocht tellen. Rijk werden de kruisbroeders niet. Van de tertiarissen erfden ze enkele kleine bezittingen. Met het klooster Beyenburg verdeelden ze het territo-
rium waar ieder klooster mocht bedelen. Maar de inkomsten kwamen vooral voort van geldrenten. Het klooster kwam via aankoop of schenking in het bezit ervan. - 1499: von Elverfeldt (Emerveldt) Johannes was kruisbroeder van Duisburg. In 1457 werd hij prior van Beyenburg. Van 1457 tot 1499 verbleef hij in Beyenburg. In 1499 keerde hij terug naar Duisburg.510
- 1502: Duren Johannes was kruisbroeder van Keulen van ca. 1456 tot 1500. In 1500 en 1501 was hij prior van Duisburg. In 1501 werd hij wegens ziekte ontheven uit het ambt van prior. Op het generaal kapittel van 1502 werd hij bij de overledenen vermeld.511 - 1502: Bruno was kruisbroeder van Duisburg. Op het generaal kapittel van 1504 werd hij bij de overledenen vermeld.512
- 1508: Scholl (Schult) Henricus (Hermannus) was laicus in Duisburg. In 1501 verbleef hij in Duisburg. Dan werd hij naar Helenenberg gezonden. Het generaal kapittel van 1502 beval hem in Helenenberg te blijven. In 1503 werd hij naar Bentlage gezonden. In het jaar van zijn overlijden verbleef hij terug in Duisburg. Op het generaal kapittel van 1508 werd hij bij de overledenen vermeld.
- 1509: Cartal (Aquensis) Godefridus was kruisbroeder van Aken. Van 1501 tot 1504 verbleef hij als predikant in Sneek. Dan werd hij naar Duisburg gezonden. In 1508 was hij in Schiedam en een jaar later was hij subprior in London. Op het generaal kapittel van 1509 werd hij bij de overledenen vermeld.513 - 1510: Wilhelmus was kruisbroeder van Duisburg. Op het generaal kapittel van 1510 werd hij bij de overledenen vermeld.514 - 1511: Theodericus was kruisbroeder van Brandenburg. In 1511 werd hij door het generaal kapittel naar Duisburg gezonden.
510 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 7, p. 104 511 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 7, p. 129 512 A. Van de Pasch, Definities..., p. 233
513 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 7, p. 155 514 A. Van de Pasch, Definities..., p. 250
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
107
1515: Theodericus was laicus van Duisburg. Van 1502 tot 1508 ver-
bleef hij in Glindfeld. Op het generaal kapittel van 1515 werd hij bij de overledenen vermeld.515
1520: Gerhardus was kruisbroeder van Duisburg. In 1520 was hij er subprior. Op het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overlede nen vermeld.516
1520: Adolphus was kruisbroeder van Duisburg. Op het generaal
kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.517
1524: Nicolaus was donaat van Duisburg. In 1524 werd hij door het
generaal kapittel naar Marienfrede gezonden.518
1532: Deckvoort (Deckvaart) Jacobus was kruisbroeder van Duisburg.
In 1532 werd hij subprior van Wickrath en tevens pastoor van Wickrath.
1532: Brynck Tilmannus was kruisbroeder van Duisburg. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.519
1536: Mesmaker (Metzmecher) Johannes was kruisbroeder van Keulen. In 1501 zond het generaal kapittel hem als conventualis naar Duisburg. In 1508 keerde hij terug naar Keulen. Een tijdje later werd hij naar Colchester gezonden. In 1512 keerde hij definitief terug naar Keulen. Hij werd er senior. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.520
- 1536: Buer (Buck) Theodericus was kruisbroeder van Duisburg. Het generaal kapittel van 1536 benoemde hem tot subprior.521 - 1537: de Morsa Bernardus was kruisbroeder van Duisburg. Op het generaal kapittel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.522 - 1537: Gerrisheim von (Gerezen, Geristhen, Grisen) Henricus was kruisbroeder van Diisseldorf. Van 1512 tot 1527 werd hij naar
Duisburg gezonden. Op het generaal kapittel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld. In 1516 schreef hij een boek:"Ein seer und vrochtbarlieck devoit boick lange zyt verborgen gewes is, inhabende die Historia des hilghen Bishofs Sent Swibertz der Friesen in gantz
515 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 226, 244 en 262 516 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271 517 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271 518 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 130 519 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302
520 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 221, 244, 255 en 313; J.M. Hayden, The Crutched
Friars revisited, p. 78 521 A. Van de Pasch, Definities..., p. 313 522 A. Van de Pasch, Definities..., p. 316
108
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
HassenlandApostel, in dem Munster zu Keysers-Werde corperlich ruhende, darin man lesen kan, welche zyt, in wat manieren die landen van dem Berghe, Westphalen, Stoft von Utrecht, Friesland, in gantz Hassenland, von Collen an bis in die See zu, dem hilgen Cristen geloufen erstmahl
gekommen sye."523
- 1539: Loeman Wilhelmus was kruisbroeder van Duisburg. Hij was er procurator. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.524
- 1539: Gockel Theodericus was kruisbroeder van Duisburg. In 1539 werd hij er procurator.525
- 1539: Curoth Johannes was kruisbroeder van Duisburg. In 1539 was hij subprior in Woudrichem.
Kruisbroeders in Duisburg, 1498
- ca.
1540
20 201
1 1. 15
m
10 0
A
B
s
C
4
D
Twintig conventualen telde het convent van Duisburg tussen 1498 en ca. 1540 (A). Een van hen was donaat, een ander laicus. Vijftien traden in Duisburg in (B), vijf kwamen van elders (C). Vier ingetredenen van Duisburg werden naar andere conventen gezonden (D).
523 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfliende eeuw. Deel2, p. 113
524 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323 525 A. Van de Pasch, Definities..., p. 322
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
3.19
109
Sint-Annaland (gesticht in 1499)
Anna van Bourgondie, die ook al het klooster Nijenwerve begunstigde, stichtte Sint-Annaland op Tholen in 1499. In 1506 lijfde zij de parochie en kosterij in. Voor zover wij konden achterhalen hebben zes clerici en twee donaten er verbleven. Niemand bleef langer dan enkele jaren. Over dit klooster, dat in Zeeland was gelegen en maar heel kort heeft bestaan, weten we haast niets. Het werd door de orde verkocht en spoedig daarna door de zee verzwolgen. - 1499: van de Ee Johannes was kruisbroeder van Goes. In 1492 was hij er procurator. In 1499 werd hij naar Sint-Annaland gezonden.526 - 1501: Goswinus was donaat van Osterberg. In 1501 werd hij naar Sint-Annaland gezonden.527 - 1501: Henricus Cornelius was donaat van Goes. In 1499 werd hij naar Sint-Annaland gezonden om er als kok te fungeren. Op het generaal kapittel van 1501 werd hij bij de overledenen vermeld.528 - 1502: Hubertus was kruisbroeder van Namen. Hij was subprior geweest in Sint-Annaland — in welke jaren weten we niet - en in Namen (tot 1502). Op het generaal kapittel van 1502 werd hij bij de overledenen vermeld.529 - 1510: Goes Cornelius was kruisbroeder van Sint-Annaland. Hij werd er prior. Op het generaal kapittel van 1510 werd hij bij de overledenen vermeld.530 - 1512: Wilhelmus was donaat van Goes. In 1502 werd hij voor een jaar naar Sint-Annaland gezonden om er al kok te werken. Daarna keerde hij terug naar Goes. Op het generaal kapittel van 1512 werd hij bij de overledenen vermeld.531 - 1516: Delft (Delpholt) Johannes was kruisbroeder van Aken. In 1498 was hij er conventualis en in de jaren voor 1516 was hij er prior. In 1501 werd hij als conventualis naar Sint-Annaland gezonden. Op het generaal kapittel van 1516 werd hij bij de overledenen vermeld.532
526 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfliende eeuw. Deel 2, p. 28 527 528 529 530 531 532
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis A. Van de Pasch, Definities..., p. 250 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis R. Janssen, De Orde van het H. Kruis
in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 44 in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 28 in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 59
in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 31 in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 155
110
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1526: Gisbertus was kruisbroeder van Schiedam. In 1508 werd hij tijdelijk naar Sint-Annaland gezonden. Hij was tot dan toe procurator van Schiedam. Op het generaal kapittel van 1526 werd hij bij de overledenen vermeld.533
- 1531: Jacobus was kruisbroeder van Namen. Hij werd subprior van Sint-Annaland bij de oprichting van het klooster en bleef dit ambt bekleden tot 1512. Daarna keerde hij terug naar Namen en werd er subprior. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.534 - 1540: Dalen Johannes was kruisbroeder van Wickrath. In 1487 leefde hij als wereldheer in Wickrath. Hij was conventualis van Wickrath tot 1511 en van 1514 tot 1521. In 1512 werd hij naar Dulken gezonden en in datzelfde jaar naar Sint-Annaland. Van 1522 tot 1524 verbleef hij in Hoorn, in 1524 in Goes, in 1526 in Franeker en in 1527 en 1528 in Helenenberg. Van 1541 tot 1542 was hij prior en pastoor in Wickrath. Vermeld als extra ordinis obedientiam defunctus in 1542.
Tien conventualen telde het convent van Sint-Annaland tussen 1499 en ca. 1540 (A). Drie van hen waren donaat. Een conventu alis trad in Sint-Annaland in (B), negen kwamen van elders (C).
533 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 120 534 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 254 en 299
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
3.20
111
Glindfeld (gesticht in 1499 of 1501)
Het klooster Marienthal in Glindfeld werd in 1501 officieel in de orde geincorporeerd. In 1177 werd het in Kiistelberg gesticht als een klooster van Augustinessen. Om aan inkomsten te geraken schonk de aartsbisschop van Keulen in 1220 aan de kloostergemeenschap het patronaatsrecht over de parochie Medebach. In 1293 werd het klooster verlegd naar Glindfeld. Geleidelijk aan raakte het in verval en in 1499 waren er nog slechts twee zusters over. Zij presenteerden het klooster aan de Orde van het H.Kruis. In het begin hadden de kruisbroeders het moeilijk om de bestaansmogelijkheid van het klooster te herstellen. Financieel zou het overigens nooit sterk staan. Wei behielden de kruisbroeders met de overname het patronaatsrecht in Medebach.
De combinatie van pastoraat en kloosterobservantie schijnt in Glindfeld niet verkeerd te hebben gewerkt, al lag het gevaar voor de hand dat sommigen intraden met het verlangen om na enkele jaren weer buiten het klooster te leven. - 1502: de Kimpis Gottfried was laicus van Glindfeld. Op 2 juli 1502 werd hij geprofest.535 - 1502: Arnold was laicus van Glindfeld. Op 2 juli 1502 werd hij gepro fest.536 - 1502: Anton was laicus van Glindfeld. Hij was geboren in Freienhagen. Op 2 juli 1502 werd hij geprofest.537 - 1502: Opitio Hermann was donaat van Glindfeld. Op 2 juli 1502 werd hij geprofest.538 - 1502: Trippe Jakob was laicus van Glindfeld. Hij werd in Medebach geboren. Op 2 juli 1502 werd hij geprofest.539
H.U.Weiss, H.U. Weiss, H.U. Weiss, H.U. Weiss, H.U. Weiss,
DieKreuzherren Die Kreuzherren Die Kreuzherren Die Kreuzherren Die Kreuzherren
in in in in in
Westfalen. Westfalen, Westfalen, Westfalen, Westfalen,
in: Clairlieu, jg.20-21, 1962-1963, p. 294 p. 295 p. 295 p. 294 p. 295
112
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1502: de Kalberg Joseph was laicus van Glindfeld. Op 2 juli 1502 werd hij geprofest.540 - 1504: Arnold was kruisbroeder van Glindfeld. Hij werd geboren in Keulen. Op 10 augustus 1504 werd hij in Glindfeld geprofest.541 - 1504: Johann was kruisbroeder van Glindfeld. Hij werd geboren in Luttringhausen (Medebach). Op 15 augustus 1504 werd hij in Glindfeld geprofest.542 - 1504: Pepifer Heinrich was laicus van Glindfeld. Op 15 mei 1504 werd hij geprofest.543 - 1504: Sartor Arnold was laicus van Glindfeld. Op 15 augustus 1504 werd hij in Glindfeld geprofest.544 - 1507: Kiilenbach Wilhelms was kruisbroeder van Glindfeld. In 1507 werd hij geprofest.545 - 1508: Wynterbach Henricus was kruisbroeder van Glindfeld. Op het generaal kapittel van 1508 werd hij bij de overledenen vermeld.546 - 1509: de Bomberg Gobelinus was kruisbroeder van Glindfeld. Op 9 februari 1509 werd hij geprofest.547 - 1511: Bocholdie Hermannus was donaat van Glindfeld. Een tijdlang werkte hij er als kleermaker. Hij overleed in Falkenhagen op 25 Sep tember 1511. Wanneer hij naar Falkenhagen verplaatst werd, weten we niet.548
- 1512: Zwollis Otto was kruisbroeder van Ter Apel. In 1512 werd hij naar Glindfeld gezonden.549 - 1515: Johannes was donaat van Glindfeld. Op het generaal kapittel van 1515 werd hij bij de overledenen vermeld.550 - 1515: Theodericus was laicus van Duisburg. Van 1502 tot 1508 verbleef hij in Glindfeld. Op het generaal kapittel van 1515 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1517: Angularis Heinrich was kruisbroeder van Glindfeld. Op 8 maart 1517 werd hij geprofest.551
540 541 542 543 544 545 546 547 548 549 550 551
H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 294 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 295 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 295 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 295 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 294 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 294 A. Van de Pasch, Definities..., p. 245 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 293 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 80 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 153 A. Van de Pasch, Definities..., p. 262 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 293
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
113
1523: de Freienhagen (de Friggenhagen) Antonius was kruisbroeder van Glindfeld. Op het generaal kapittel van 1523 werd hij bij de overledenen vermeld.552
1524: Gotfridus was donaat van Glindfeld. In 1524 werd hij naar
Sneek gezonden.553
1525: Custer Emericus was laicus van Glindfeld. Hij werd geprofest op 1 januari 1525.554
1527: Hermannus was kruisbroeder van Glindfeld. Op het generaal kapittel van 1527 werd hij bij de overledenen vermeld.555 1528: Bocholdie Johannes was kruisbroeder van Falkenhagen. Hij werd de eerste procurator van het kruisherenklooster van Glindfeld, met name van 1500 tot 1528. Hij overfeed in Glindfeld op 30 juni 1528. Op het generaal kapittel van 1529 werd hij bij de overledenen vermeld.556 1529: Wyls Nicolaus was kruisbroeder van Falkenhagen. Hij was prior van Glindfeld en later subprior. Hoeveel jaren hij deze ambten bekleedde, weten we niet. In Glindfeld werd hij senior. Hij stierf op 11 april 1529. Op het generaal kapittel van 1530 werd hij bij de overle denen vermeld.557
1535: Tekenberch Henricus was kruisbroeder van Glindfeld. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.558 1535: Dorvelt (Dorfeld, Dorkirch) Johannes was laicus van Glindfeld. Hij werd geprofest op 12 juni 1510. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.559 • 1536: Anthonius was kruisbroeder van Glindfeld. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.560 ■ 1538: Kuper Jacobus was donaat van Glindfeld. Op het generaal kapit tel van 1538 werd hij bij de overledenen vermeld.561 - 1539: Helmont (Helmund) Johannes was kruisbroeder van Glindfeld. Hij werd op 3 april 1503 geprofest. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.562 152 A. Van de Pasch, Definities..., p. 278 153 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 146 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 293 A. Van de Pasch, Definities..., p. 288 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 83 557 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 83 58 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311 159 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311; H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 293 560 A. Van de Pasch, Definities..., p. 314 561 A. Van de Pasch, Definities..., p. 320
562 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323; H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 294
114
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1540: Heubtreiff von Sudensberg Johannes was laicus van Hohnscheid. In 1526 werd hij verplaatst naar Nieuwland, in 1535 naar Helenenberg en in 1540 naar Glindfeld.
Kruisbroeders in Glindfeld, 1499 - ca. 1540
Dertig conventualen telde het convent van Glindfeld tussen 1499 en ca. 1540 (A). Vier van hen waren donaat, elf waren laicus. Vijfentwintig traden in Glindfeld in (B), vijf kwamen van elders (C). Twee ingetredenen van Glindfeld werden naar andere con-
venten gezonden (D).
Klooster
totaal aantal ingetredenen van elders
naar elders
Woudrichem
39
24
15
04
Lannoy
39
24
15
05
Maaseik
50
25
25
08
Diilken
19
10
09
04
Nieuwland
47
17
30
05
Emmerik
30
14
16
03
Briiggen
15
09
06
04
Brandenburg
44
26
18
07
Chauny
36
18
18
05
Helenenberg
42
16
26
01
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Klooster
totaal aantal ingetredenen
van elders
naar elders
Ehrenstein
18
13
05
02
Scharmer
27
19
08
01
Le Verger
22
12
10
03
Wickrath
30
16
14
03
Dinant
22
10
12
06
Waten
05
01
04
00
Pedernach
19
10
09
01
Duisburg
20
15
05
04
Sint-Annaland
10
01
09
00
Glindfeld
30
25
05
02
564
305
259
068
Totalen
4
115
Addenda
In Clairlieu, jaargang 2005 schonken we aandacht aan de kruisbroederskloosters die voor 1410 werden gesticht. In tegenstelling tot de jaargangen 2006 en 2007 werd voor de lijst van conventuales halt gehouden in 1530 i.p.v. 1540. Hieronder laten we nu voor elk klooster een aanvulling volgen voor dejaren 1530 tot 1540. 4.1
Hoei
- 1531: de Ville Everhardus was laicus van Hoei. Hij was kleermaker. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.563 - 1531: Hagen Petrus was diaken van Goes. Rond 1500 zou hij in Hoei verbleven hebben. Hij was senior. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.564
563 A. Van de Pasch, Definities..., p. 299 564 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 33
116
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1532: Cosfeldie Henricus was kruisbroeder van Hoei. In 1499 werd hij subprior van Dinant. Enkele jaren later werd hij subprior van Aken. In 1508 werd hij subprior van Chauny en van 1530 tot aan zijn dood werd hij rector van Leuven. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld. Zijn benoeming voor Chauny viel niet mee. De kloostertucht liet er te wensen over. Het generaal kapittel beval aan de prior en het convent dat ze op straffe van gravior culpa Henricus als confrater moesten ontvangen. - 1532: Biscop Gijsbertus was kruisbroeder van Hoei. Omstreeks 1520 werd hij naar Scharmer gezonden en omstreeks 1532 naar Franeker. Zowel in Scharmer als in Franeker werd hij prior. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1532: de Embrica Theodorus was conversus van Hoei. Op het gene raal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.565 - 1532: de Maeseyck Nicolaus Leonis was kruisbroeder van Hoei. Van 12 mei 1524 tot 1527 was hij student in Leuven. Daarna verbleef hij tot 1530 in Hoei. In 1527 werd hij zwaar gestraft vanwege zijn schaamteloosheid en zijn brutale woordenwisseling met een definitor. Elke week moest hij drie dagen de poenitentia gravioris culpae ondergaan en wel zo lang tot de definitoren dit besluit zouden terugtrekken. Als hij hieraan geen gevolg zou geven, dan zou hij in de kerker van het klooster worden geworpen. In 1530 werd hij naar Den Bosch gezon den, waar hij als predikant werkzaam was. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1532: Eyckensis Nicolaus was kruisbroeder van Hoei. In 1524 was hij student in Leuven. In 1527 belastte het generaal kapittel hem met gravis culpa. In 1532 was hij conventualis van Hoei. - 1533: Servacius was kruisbroeder van Hoei. In 1533 werd hij naar Schiedam gezonden. Hij werd er novicenmeester en subprior.566 - 1533: Lodevicus was kruisbroeder van Hoei. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.567 - 1534: Bree Wilhelmus was donaat van Hoei. Hij was er portier. Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.568 - 1534: Martinus was donaat van Hoei. Hij was er brouwer. Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.569
A. Van de Pasch, Definities..., p. 302 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel2, p. 121 A- Van de Pasch, Definities..., p. 305 A. Van de Pasch, Definities..., p. 308 A. Van de Pasch, Definities..., p. 308
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
117
- 1535: Dionensis (van Dinant) Lambertus was kruisbroeder van Dinant. In 1527 werd hij door het generaal kapittel naar Hoei gezonden. In 1535 benoemde het generaal kapittel hem tot subprior van Chauny, in welk klooster de prior en de confraters observanter moesten gaan leven.
- 1537: de Gouda Thomas was kruisbroeder van Caen. Van 1515 tot 1518 werd hij naar Le Verger gezonden en van 1518 tot 1529 naar Kolen-Kerniel. In 1529 keerde hij terug naar Caen, maar werd nog datzelfde jaar bestemd voor Hoei. Hij was prior van Le Verger (15151518), subprior van Kolen-Kerniel (1519), prior van Kolen-Kerniel (1520-1529), prior van Caen (1529) en prior-generaal (13.11.1529 15.12.1537). Tevens werd hij prior-provinciaal van de Franse kloosters (1515-1518 en 1529), definitor van deorde (1520, 1522, 1524, 1526 en 1528) en visitator (1522, 1524, 1526 en 1527). Ms prior hield hij streng vast aan de observantie. - 1539: van Deventer (Daventria)
Henricus was kruisbroeder van
Scharmer. Van ca. 1538 tot 1530 was hij er prior. Van 1532 tot 1538 werd hij prior van Osterberg en van maart 1538 tot 23 mei 1539 priorgeneraal. Hij werd definitor van de orde in 1532, 1534 en 1536. Hij was visitator van het klooster van de Franciscanessen in Wiedenbriick in de jaren 1532 tot 1538.
- 1539: de Bree (Breen) Andreas was kruisbroeder van Hoei. In 1511 werd hij prior van Dinant. Wanneer hij naar Hoei terugkeerde weten we niet. Bij zijn overlijden was hij senior van Hoei en jubilaris. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1540: Simon was donaat van Hoei. Op het generaal kapittel van 1540 werd hij vermeld bij de overledenen.570
4.2
Namen
- 1531: Jacobus was kruisbroeder van Namen. Hij werd subprior van Sint-Annaland bij de oprichting van het klooster en bleef dit ambt bekleden tot 1512. Daarna keerde hij terug naar Namen en werd er subprior. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overlede nen vermeld.
- 1534: Henricus was donaat van Maaseik. In 1524 werd hij naar Namen gezonden, in 1526 naar Nieuwland, in 1527 naar Goes, in 1529 naar Hoorn en in 1531 naar Virton. Op het generaal kapittel van
1534 werd hij bij de overledenen vermeld. 570 A. Van de Pasch, Definities..., p. 326
118
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1534: de Mynne Johannes was kruisbroeder van Namen. Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.571 - 1535: Godefridus was kruisbroeder van Namen. In 1535 werd hij door het generaal kapittel naar Doornik gezonden.572 - 1535: Bex Simon was kruisbroeder van Roermond. In 1511 verbleef hij in Namen, in 1512 in Le Verger en in 1535 in London. Hij over-
leed in London op 18 november 1535. - 1535: Synteleth Nicolas was kruisbroeder van Namen. Bij zijn overlijden was hij er senior. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.573 - 1536: Balen Ludowicus was kruisbroeder van Namen. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.574 - 1540: Georgius was kruisbroeder van Namen. Op het generaal kapit tel van 1540 werd beslist dat hij zou terugkeren naar Namen. In welk klooster hij toen verbleef, weten we niet.575
4.3
Luik
- 1531: Caudeberet (Caudebert) Rufinus was kruisbroeder van Luik. Zeker van 1521 tot 1531 was hij er prior. Hij was definitor van de orde in 1521, 1523, 1525, 1527, 1529 en 1531. In de jaren 1522 tot 1531 was hij visitator van de franciscanessen in Bree. Op het generaal kapit tel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.576 - 1532: Gestell Wilhelmus was kruisbroeder van Luik. In de jaren 1497 tot 1503 was hij er prior en tevens definitor van de orde. Daarna verliet hij Luik voor een niet nader genoemd klooster. In 1506 keerde hij naar Luik terug. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.577 - 1533: Evodius was kruisbroeder van Luik. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.578 - 1538: de Helchteren Johannes was kruisbroeder van Luik. Op het generaal kapittel van 1538 werd hij bij de overledenen vermeld.579
571 A. Van de Pasch, Definities..., p. 308 572 A. Van de Pasch, Definities..., p. 310 73 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311
174 A. Van de Pasch, Definities..., p. 314 A. Van A. Van A. Van A. Van A. Van
de de de de de
Pasch, Pasch, Pasch, Pasch, Pasch,
Definities..., Definities..., Definities..., Definities..., Definities...,
p. 326 pp. 272, 277, 282, 287, 292, 298 en 302 pp. 206, 228, 237 en 302 p. 305 p. 320
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
119
- 1538: Otto was kruisbroeder van Luik. Op het generaal kapittel van 1538 werd hij bij de overledenen vermeld.580
4.4
Doornik
- 1531: Natalis was kruisbroeder van Doornik. In 1511 werd hij door het generaal kapittel naar Lannoy gezonden. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1535: de Tornaco (van Doornik) Adam was kruisbroeder van Doornik. Hij studeerde theologie aan de Leuvense universiteit en behaalde er het baccalaureaat in de theologie. Hij werd door het generaal kapittel aangesteld als eerste prior van Le Verger (1490-1491). Samen met hem zouden enkele kruisbroeders van Parijs naar Le Verger vertrekken. Het generaal kapittel besliste immers dat de subprior van Doornik naar Parijs zou verhuizen om diegenen te vervangen die naar Le Verger werden gestuurd. In 1491 werd hij benoemd tot professor aan de univer siteit van Caen. De reden waarom hij van Le Verger naar Caen werd geroepen had te maken met het feit dat het klooster van Caen nogal wat universiteitsstudenten telde. In 1489-1490 waren er dat negen. In 1490 nam Adam de Tornaco overigens deel aan de rectorkeuze van de universiteit van Caen. Hij bleef in Caen tot 1504. Van 1504 tot 1535 werd hij prior van Saint-Georges de Tremeur. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1535: Godefridus was kruisbroeder van Namen. In 1535 werd hij door het generaal kapittel naar Doornik gezonden. - 1536: Arnoldus was kruisbroeder van Doornik. In 1535 werd hij door
het generaal kapittel naar Dinant gezonden. Een jaar later verhuisde hij naar Goes.
- 1538: de Eynatten (Ermithen) Richardus was kruisbroeder van Brandenburg. In 1533 werd hij door het generaal kapittel naar Keulen gezonden en in 1536 en 1537 naar Doornik. In 1538 keerde hij naar Brandenburg terug.
- 1539: de Gremio (de Gremis) Petrus was kruisbroeder van Caen. In 1512 werd hij door het generaal kapittel naar Dinant gezonden. Hij werd er predikant. In 1539 werd hij naar Doornik gezonden. - 1539: Paschasius was kruisbroeder van Doornik. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.581
580 A. Van de Pasch, Definities..., p. 320 581 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323
120
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1539: Leo was kruisbroeder van Doornik. In 1539 was hij er procura tor.582
4.5
Suxy
4.6
Carignan
4.7
Virton
- 1534: Henricus was donaat van Maaseik. In 1524 werd hij naar Namen gezonden, in 1526 naar Nieuwland, in 1527 naar Goes, in 1529 naar Hoorn en in 1531 naar Virton. Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1534: Johannes was donaat van Maaseik. In 1534 werd hij door het generaal kapittel naar Virton gezonden. Hij werd er kok en bierbrouwer. Hij was senior.
- 1539: Rutgerus was kruisbroeder van Maaseik. Het generale kapittel zond hem in 1527 en 1528 naar Dinant en in 1533 naar Virton. In 1539 keerde hij terug naar Maaseik.
4.8
Beyenburg
- 1531: Bonifacius was kruisbroeder van Goes tot 1525. In dat jaar werd hij naar Beyenburg gezonden. Twee jaar later verhuisde hij naar Diisseldorf. In 1528 werd hij naar Bentlage gezonden. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.583 - 1533: ab Herweden (Herbie, Herbeden, Hereveden) Henricus was kruisbroeder van Beyenburg. In 1532 werd hij naar Diilken gezonden. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1533: Johannes was laicus van Beyenburg. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.584 - 1534: Hermannus was donaat van Beyenburg. Hij was er kok. Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.585 - 1535: Reynerus was donaat van Beyenburg. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.586 582 583 584 585 586
A. Van de Pasch, Definities..., p. 323 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 33 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305 A. Van de Pasch, Definities..., p. 309 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
121
- 1535: von Unna Johannes was kruisbroeder van Beyenburg. In 1515 was hij er procurator en zeker van 1530 tot 1535 prior. Van 1525 tot 1535 was hij pastoor van Steinhaus. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.587
- 1536: Renis Bernardus was kruisbroeder van Beyenburg. Hij werd naar een ander klooster gezonden. Wanneer en waarheen weten we niet. In
1502 keerde hij naar Beyenburg terug. In 1535 werd hij pastoor van
Steinhaus. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overlede nen vermeld.588
4.9
Hohenbusch
- 1531: Wilhelmus was donaat van Hohenbusch. In 1531 keerde hij uit een niet nader genoemd klooster terug naar Hohenbusch.589 - 1531: Dulcensis was laicus van Dulken. In 1529 werd hij naar
Hohenbusch gezonden en in 1531 naar Kolen-Kerniel. - 1531: Johannes was donaat van Hohenbusch. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.590 - 1531: van Tiel (de Tela, de Tyela) Johannes was kruisbroeder van Hohenbusch. In 1494 werd hij naar Sneek gezonden. In 1512 vertrok hij uit Sint-Agatha en ging wonen in Maaseik. Hij werd predikant in Maaseik. Van 1526 tot aan zijn dood was hij pastoor in Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1535: Sitner Christianus was donaat van Hohenbusch. Op het gene raal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.591 - 1535: Beck Petrus was kruisbroeder van Hohenbusch. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.592 - 1536: de Swalenberch Jasperus was kruisbroeder van Hohenbusch. Van 1529 tot 1536 verbleef hij in Kolen-Kerniel. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.593
587 E Olischlager, Die Monche zu Beyenburg. in: Zeitschrift des Bergischen Geschichtsverein. Bonn, dl.10 (1874), p. 40 588 A. Van de Pasch, Definities..., A. Van de Pasch, Definities. 590 A. Van de Pasch, Definities. , 591 A. Van de Pasch, Definities. , )2 A. Van de Pasch, Definities. ,
p. 313 p. 299
p. 299 p. 311 p. 311
593 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 107
122
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1536: de Gladbach Paulus was donaat van Hohenbusch. In 1487 werd
hij naar een niet nader genoemd klooster verplaatst. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen van Hohenbusch vermeld.594
- 1537: Erclens Gerardus was kruisbroeder van Hohenbusch. Op het generaal kapittel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.595 - 1538: Dulcensis Vitus was kruisbroeder van Diilken. In 1537 kreeg hij de opdracht in Hohenbusch te blijven. In 1538 werd hij naar Sneek gezonden en in 1539 naar Goes. In 1538 was hij predikant in Sneek. - 1539: Gangelt Wilhelmus was kruisbroeder van Hohnscheid. In 1522 werd hij naar Aken gezonden. In 1532 werd hij in Hohenbusch geincorporeerd. Nadat hij in 1537 naar Sneek werd gezonden kreeg hij in 1538 de opdracht om er te blijven en een jaar later ontving hij de incorporatie.596
- 1540: Petrus was kruisbroeder van Hohenbusch. Op het generaal kapittel van 1540 werd hij bij de overledenen vermeld.597 4.10
Keulen
- 1531: Hammonis Everardus was kruisbroeder van Keulen. Voor 1531
werd hij pastoor van Meckelen. In 1531 werd hij procurator van Helenenberg. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de over ledenen vermeld.
- 1533: Dynslache (Dynslaken) Henricus was kruisbroeder van Keulen. In 1530 werd hij door het generaal kapittel naar Pedernach gezonden. Hij werd er procurator. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.
- 1534: Paffraet (Pasraet, Pasroth, Paffroidt) Theodericus was kruisbroe der van Keulen. Van 1522 tot 1534 was hij subprior van Helenenberg. Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1536: Mesmaker (Metzmecher) Johannes was kruisbroeder van Keulen. In 1501 zond het generaal kapittel hem als conventualis naar Duisburg. In 1508 keerde hij terug naar Keulen. Een tijdje later werd hij naar Colchester gezonden. In 1512 keerde hij definitief terug naar Keulen. Hij werd er senior. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.
w A. Van de Pasch, Definities..., pp. 175 en 314 5)5 A. Van de Pasch, Definities..., p. 316
5% R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel2, p. 148 597 A. Van de Pasch, Definities..., p. 320
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
123
1536: Borchgresse (Borchgreffe) Hinricus was kruisbroeder van Keulen. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.598
1538: de Eynatten (Ermithen) Richardus was kruisbroeder van Brandenburg. In 1533 werd hij door het generaal kapittel naar Keulen gezonden en in 1536 en 1537 naar Doornik. In 1538 keerde hij naar Brandenburg terug.
- 1539: Titz Gerardus was kruisbroeder van Keulen. Op het generaal
kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.599 - 1539: Koichem Simon was kruisbroeder van Keulen. Hij werd senior. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen ver meld.600
4.11
Schwarzenbroich
- 1531: Heib Egidius was kruisbroeder van Aken. In 1524 werd hij door het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden. Een jaar later verhuisde hij naar Schwarzenbroich. In 1530 en 1531 was hij subprior in London. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overlede nen vermeld.
- 1533: de St. Trudone Matthias was kruisbroeder van Schwarzenbroich. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen ver meld.601
- 1533: Leonardus was donaat van Schwarzenbroich. In 1522 werd hij voor een jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld. 4.12
Aken
- 1531: Hermannus was donaat van Aken. In 1494 was hij er kok. In dat jaar werd hij naar Wickrath gezonden en in 1496 naar Ehrenstein. In 1497 keerde hij naar Aken terug. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.
598 599 6(10 601
A. A. A. A.
Van Van Van Van
de de de de
Pasch, Pasch, Pasch, Pasch,
Definities..., Definities..., Definities..., Definities...,
p. p. p. p.
314 323 323 305
124
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1531: Heib Egidius was kruisbroeder van Aken. In 1524 werd hij door
het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden. Een jaar later verhuisde hij naar Schwarzenbroich. In 1530 en 1531 was hij subprior in London. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overlede-
nen vermeld.
- 1532: Cosfeldie Henricus was kruisbroeder van Hoei. In 1499 werd hij subprior van Dinant. Enkele jaren later werd hij subprior van Aken. In 1508 werd hij subprior van Chauny en van 1530 tot aan zijn dood werd hij rector van Leuven. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij
bij de overledenen vermeld. Zijn benoeming voor Chauny viel niet
mee. De kloostertucht liet er te wensen over. Het generaal kapittel
beval aan de prior en het convent dat ze op straffe van gravior culpa Henricus als confrater moesten ontvangen.
- 1533: Delft Cornelius was kruisbroeder van Aken. In 1496 werd hij naar Venlo gezonden en in 1504 naar Schiedam. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.602 - 1535: van Delft Simon Gysbertus was kruisbroeder van Aken. In 1527 en 1528 werd hij naar Goes gezonden. In 1530 verbleef hij in Asperen, in 1531 en 1532 in Sneek, in 1533 in Schiedam, in 1534 in Hoorn en vanaf het generaal kapittel van 1534 weer in Sneek. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.603
- 1535: Gangelt Johannes was kruisbroeder van (?). Omstreeks 1535 keerde hij uit Roermond terug naar Aken en werd er subprior en later prior.604
- 1536: Hermannus was donaat van Aken. In 1509 werd hij voor een jaar naar Helenenberg gezonden. In 1510 keerde hij terug naar Aken en bleef er conventualis tot omstreeks 1536. - 1539: Gangelt Wilhelmus was kruisbroeder van Hohnscheid. In 1522 werd hij naar Aken gezonden. In 1532 werd hij in Hohenbusch gei'ncorporeerd. Nadat hij in 1537 naar Sneek werd gezonden kreeg hij in 1538 de opdracht om er te blijven en een jaar later ontving hij de incorporatie.605
61)2 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 121 603 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p 34
604 A. Van de Pasch, Definities..., p. 313
605 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 148
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
4.13
125
Asperen
- 1534: Simonis Henricus was kruisbroeder van Schiedam. Van 1527 tot 1530 werd hij naar Goes gezonden. In 1530 en 1531 verbleef hij in Asperen. Vervolgens verhuisde hij tot 1533 naar Sneek. Dan nam hij voor een jaar zijn intrek in Hoorn, waarna hij terugkeerde naar Sneek. Hijoverleednal534.606 - 1535: Arnoldus was donaat van Asperen. Hij was er kok. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.607 - 1535: van Delft Simon Gysbertus was kruisbroeder van Aken. In 1527 en 1528 werd hij naar Goes gezonden. In 1530 verbleef hij in Asperen, in 1531 en 1532 in Sneek, in 1533 in Schiedam, in 1534 in Hoorn en vanaf het generaal kapittel van 1534 weer in Sneek. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1536: Martinus was donaat van Brandenburg. In 1536 werd hij naar Asperen gezonden. Zowel in Brandenburg als in Asperen was hij kok. - 1536: Cock Richard was kruisbroeder van Asperen. In 1536 was hij er procurator. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overle denen vermeld.608 - 1538: Mauritius was kruisbroeder van Schiedam. In 1523 werd hij naar Asperen gezonden en een jaar later naar Scharmer. Daarna keerde hij terug naar Schiedam. Op het generaal kapittel van 1538 werd hij bij de overledenen vermeld. Hij was senior.609
4.14
Sint-Agatha
- 1531: Novimagii (Heel) Rutgerus was kruisbroeder van Sint-Agatha. In 1527 en 1528 verbleef hij in Sneek. In 1529 werd hij naar Nieuwland gezonden, waar hij subprior werd. Op het generaal kapit tel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1531: van Tiel (de Tela, de Tyela) Johannes was kruisbroeder van Hohenbusch. In 1494 werd hij naar Sneek gezonden. In 1512 vertrok hij uit Sint-Agatha en ging wonen in Maaseik. Hij werd predikant in Maaseik. Van 1526 tot aan zijn dood was hij pastoor in Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.
606 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 33 607 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311 608 A. Van de Pasch, Definities..., p. 314 609 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 121
126
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1532: de Embrica Wilhelmus was donaat van Sint-Agatha. Hij was kleermaker. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.610 - 1533: Tyla Henricus was kruisbroeder van Sint-Agatha; In 1533 keerde hij uit een niet nader genoemd klooster terug naar Sint-Agatha.611 - 1533: Petrus was kruisbroeder van Dinant. In 1522 werd hij naar SintAgatha gezonden. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1534: Kamerman Jacobus was kruisbroeder van Sint-Agatha. Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.612 - 1535: Naet (Nait) Theodorus was kruisbroeder van Sint-Agatha. Wanneer hij verplaatst werd naar Sneek is ons niet bekend. In 1522 kreeg hij echter de opdracht in Sneek te blijven. Op het generaal kapit tel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.613 - 1535: van Doesborch (Dusborch, Doesburg) Franciscus was kruis broeder van Sint-Agatha. Bij zijn overlijden was hij subprior in Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de over ledenen vermeld. Hij overleed op 26 mei 1535. - 1535: Mullem Theodericus was kruisbroeder van Sint-Agatha. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.614 - 1537: Haps Petrus was donaat van Sint-Agatha. Op het generaal kapit tel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.615 - 1537: van Deventer (Daventrie) Johannes was kruisbroeder van SintAgatha. Hij werd geboren in Nijmegen, vermoedelijk in 1465. Hij studeerde theologie, misschien wel in Keulen, en trad reeds in zijn studententijd op als scriptor van Sint-Agatha. Omwille van zijn zin voor kleuren sloot hij aan bij de kruisbroeders van Keulen, die in die jaren veel zorg besteedden aan het overschrijven en inbinden van boeken. In 1506 keerde hij uit een niet nader genoemd klooster (Keulen?) terug naar Sint-Agatha. Van 1498 tot 1529 was hij scriptor-illustrator in Sint-Agatha. Van hem worden twee gradualia bewaard. Op het generaal kapittel van 1538 werd hij bij de overledenen vermeld.616
610 A. Van de Pasch, Definities..., p. 303 611 A. Van de Pasch, Definities..., p. 304 612 A. Van de Pasch, Definities..., p. 308
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 147 A. Van de Pasch, Definities. ., p. 311 A. Van de Pasch, Definities. .,p. 316 616 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 237 en 320; Idem, De drie gradualia van St. Agatha. in: Clairlieu, jg.7, 1949, pp. 65-100
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
127
- 1538: Vechel Henricus was kruisbroeder van Sint-Agatha. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.617 - 1540: Hoefsleger (van Kempen) Henricus was kruisbroeder van SintAgatha. Misschien was hij student in Leuven tussen 1498 en 1503. Hij werd prior van Sint-Agatha van 1504 tot 1540. In de jaren 1519, 1521, 1523, 1525, 1527, 1529, 1531, 1533, 1535, 1537 en 1539 werd hij definitor van de orde. In 1540 was hij prior-provinciaal van Holland en Zeeland en visitator. Voor 1506 was hij lector in de theologie in Sint-Agatha. In 1506 gaf hij de inleidende preek op het gene raal kapittel. Hij overleed op een van zijn visitatiereizen in het klooster van Den Bosch.
4.15
Venlo
- 1533: Delft Cornelius was kruisbroeder van Aken. In 1496 werd hij naar Venlo gezonden en in 1504 naar Schiedam. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1534: Reter Johannes was donaat van Venlo. In 1534 werd hij als kok naar Woudrichem gezonden. - 1535: Craechs (Erarsz) Goswinus werd geboren in Maastricht en was kruisbroeder van Kolen-Kerniel. Vanaf 1483 verbleef hij een tijdje in Venlo. Daarna keerde hij terug naar Kolen-Kerniel. Hij werd senior en jubilarius. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overlede nen vermeld.618 - 1536: van Beringen Franciscus was kruisbroeder van Venlo. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.619 - 1536: Beckman Petrus was donaat van Venlo. Hij was er kok. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.620 - 1539: van de Putte Mathias was kruisbroeder van Venlo. Van 1521 tot 1539 was hij er prior. Hij was definitor van de orde in de jaren 1524, 1526, 1528, 1530, 1532, 1534, 1536 en 1538. Op het generaal kapit tel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.621
617 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323
618 619 620 621
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 107 A. Van de Pasch, Definities..., p. 314 A. Van de Pasch, Definities..., p. 314 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 279, 284, 289, 294, 300, 306, 312, 317 en 326
128
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIIFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1539: Verpinxten (Vorpmyteren) Henricus was kruisbroeder van Kolen-Kerniel. Hij begon er in 1477 aan het noviciaat. In 1490 werd hij naar Osterberg gezonden en het daarop volgende jaar werd hij voor 66n jaar naar Venlo gezonden. Hij werd rondtrekkend predikant van 1502 tot 1538 en procurator van Kolen-Kerniel van 1516 tot 1538. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld. Hij was een bekende rondtrekkende predikant en een bijbelspecialist. Hij was bovendien praktisch en voortvarend.622 - 1540: van Venlo (Venlensis) Leonardus was kruisbroeder van Venlo. In 1507 werd hij door het generaal kapittel naar Colchester gezonden. Van 1511 tot 1526 verbleef hij in London. In 1526 werd hij door het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden. Op het generaal kapittel van 1540 werd hij bij de overledenen vermeld.
4.16
Parijs
- 1530: Hyperen Gisbertus was kruisbroeder van Hoei. In 1502 werd hij verplaatst naar Parijs. In 1504 keerde hij terug naar Hoei tot 1512, in welk jaar hij naar London werd gezonden. In 1529 was hij subprior in Den Bosch. Hij overleed in 1529 of in 1530.623 - 1531: Tyreau Jacobus was kruisbroeder van Parijs. In 1524 was hij er subprior. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overlede nen vermeld.624 - 1531: Marechal Jacobus was kruisbroeder van Parijs. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.625 - 1531: de Fugo Claudius was kruisbroeder van Parijs. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.626 - 1532: Salmon Wilhelmus was kruisbroeder van Parijs. In 1518 was hij er prior. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.627 - 1532: Eperobins Stephanus was kruisbroeder van Parijs. Op het gene raal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.628
R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 50 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 46 A. Van de Pasch, Definities..., p. 299 A. Van de Pasch, Definities. p. 300 A. Van de Pasch, Definities. p. 299 A. Van de Pasch, Definities. p. 302 A. Van de Pasch, Definities. , p. 302
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VTfFTIENDE EEUW - DEEL 3
129
- 1532: Cosart (Cohart, Cochart) Felix was kruisbroeder van Parijs, zeker van 1518 tot 1521 en van 1529 tot 1532. Hij was subprior in Parijs van 1518 tot 1521. Van 1526 tot 1529 was hij prior van Buzancais. Van 1524 tot 1532 was hij prior-provinciaal en vicaris van de Franse kloosters. Van 1529 tot 1532 was hij prior van Parijs. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.629 - 1532: Cordereau Johannes was kruisbroeder van Parijs. Op het gene raal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.630 - 1532: Botel Johannes was kruisbroeder van Parijs. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.631 - 1534: Cortyn Nicolaus was kruisbroeder van Parijs. Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.632 - 1536: Mimire (Minieu) Natalis was kruisbroeder van Parijs. Op de generale kapittels van 1536 en 1539 werd hij bij de overledenen ver meld.633 - 1536: Banck (Brech) Wilhelmus was kruisbroeder van Parijs. Voor 1536 was hij een tijdlang prior geweest in Laines-aux-Bois. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.634 - 1536: Maioris Nicolaus was kruisbroeder van Parijs. Op de generale kapittels van 1536 en 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.635
4.17
Condren
4.18
Caen
- 1533: Wilhelmus was kruisbroeder van Caen. Op het generaal kapit tel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.636 - 1533: Genon Johannes was kruisbroeder van Caen, zeker van 1501 tot 1533. Bij zijn overlijden was hij er procurator. Op het generaal kapit tel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.637
629 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuiu, Deel 2, p. 13 r'30 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302 631 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302 632 A. Van de Pasch, Definities..., p. 308 633 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 314 en 323 634 A. Van de Pasch, Definities..., p. 313 635 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 314 en 323 636 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305 637 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305; A. Durand, Leprieure Sainte Croix de Caen, in: Clairlieu,)%.25, 1967, p. 56
130
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VTJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1535: de Tornaco (van Doornik) Adam was kruisbroeder van Doornik. Hij studeerde theologie aan de Leuvense universiteit en behaalde er het baccalaureaat in de theologie. Hij werd door het generaal kapittel aangesteld als eerste prior van Le Verger (1490-1491). Samen met hem zouden enkele kruisbroeders van Parijs naar Le Verger vertrekken. Het generaal kapittel besliste immers dat de subprior van Doornik naar Parijs zou verhuizen om diegenen te vervangen die naar Le Verger wer-
den gestuurd. In 1491 werd hij benoemd tot professor aan de univer
siteit van Caen. De reden waarom hij van Le Verger naar Caen werd
geroepen had te maken met het feit dat het klooster van Caen nogal
wat universiteitsstudenten telde. In 1489-1490 waren er dat negen. In
1490 nam Adam de Tornaco overigens deel aan de rectorkeuze van de
universiteit van Caen. Hij bleef in Caen tot 1504. Van 1504 tot 1535
werd hij prior van Saint-Georges de Tremeur. Op het generaal kapittel
van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.
- 1537: de Gouda Thomas was kruisbroeder van Caen. Van 1515 tot 1518 werd hij naar Le Verger gezonden en van 1518 tot 1529 naar Kolen-Kerniel. In 1518 werd hij de prior-generaal Wilhelmus van den Oever verplaatst naar Kolen-Kerniel omdat er tussen hem de Charles Rohan, de zoon van de oprichter Pierre Rohan, een meningsverschil was opgetreden. In Kolen werd hij in 1519 subprior en in 1520 prior. In 1529 keerde hij terug naar Caen, maar werd nog datzelfde jaar bestemd voor Hoei. Hij was achtereenvolgens prior van Le Verger (1515-1518), subprior van Kolen-Kerniel (1519), prior van KolenKerniel (1520-1529), prior van Caen (1529) en prior-generaal (13 november 1529 tot 15 december 1537). Tevens werd hij prior-provinciaal van de Franse kloosters (1515-1518 en 1529), definitor van de orde (1520, 1522, 1524, 1526 en 1528) en visitator (1522, 1524, 1526 en 1527). Als prior hield hij streng vast aan de observantie. - 1539: Huth Richard was kruisbroeder van Caen. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld. Volgens Hayden was Richard Huth dezelfde persoon als Henricus Hueth, voormalig prior van Donnington.638
- 1539: de Gremio (de Gremis) Petrus was kruisbroeder van Caen. In 1512 werd hij door het generaal kapittel naar Dinant gezonden. Hij werd er predikant. In 1539 werd hij naar Doornik gezonden.
638 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323; J.M. Hayden, Religious reform and religious orders in England, 1490 - 1540: the case ofthe Crutched Friars, p. 429
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
131
- 1539: Gele Nicolaus was kruisbroeder van Caen. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.639 - 1539: Hueth (White, Wheete, Weete) Henricus was kruisbroeder van Donnington. Zeker van 1531 tot 1538 was hij er prior. Van 1531 tot 1534 was hij vicarius van de prior-generaal in Engeland. In 1539 verbleef hij in Caen. In de opheffingsdocumenten van 1538 werd hij een man genoemd met een 'extreem hoge leeftijd'. In 1538 kreeg hij een pensioen van £6 13s. 4d. Volgens Hayden was hij misschien dezelfde persoon als Ricardus Huth, die in 1539 in Caen overleed.640 - 1539: Porinck Johannes was kruisbroeder van Caen. In 1499 werd hij door het generaal kapittel voor een jaar naar Le Verger gezonden. Daarna keerde hij terug naar Caen. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1540: Morijn Johannes was kruisbroeder van Caen. In 1540 was hij er subprior.641
- 1540: Besselot Thomas was kruisbroeder van Caen. Hij werd doctor in de theologie. In 1540 was hij prior van Caen.642 - 1540: van der Steegen Arnoldus was kruisbroeder van Den Bosch. In 1489 verbleef hij Lannoy en in 1491 in Caen. Hij was senior en jubilarius. Op het generaal kapittel van 1541 werd hij bij de overledenen vermeld.643
4.19: Saint-Ursin - 1534: Brenoust Jehan was kruisbroeder van Saint-Ursin. In 1534 was hij er procurator.644
4.20
Saint-Georges de Tremeur
- 1532: Johannes was novice in Saint-Georges de Tremeur. Op het gene raal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.645
639 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323 640 J.M. Hayden, Religious reform and religious orders in England, 1490 - 1540: the case of the CrutchedFriars, pp. 428-430; A. Van de Pasch, Definities..., pp. 298 en 309 641 A. Durand, Le prieure SainteCroix de Caen, p. 63 M1 A. Durand, Le prieure SainteCroix de Caen, p. 63
643 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 166 644 A. Durand, Le prieure' de SaintUrsin. in: Clairlieu, jg.22, 1964, p. 45 645 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302
132
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1533: Oyrdin (Oudyn) Johannes was kruisbroeder van Saint-Georges de Tremeur. In 1533 was hij er prior. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.646 - 1535: de Tornaco (van Doornik) Adam was kruisbroeder van Doornik. Hij studeerde theologie aan de Leuvense universiteit en behaalde er het baccalaureaat in de theologie. Hij werd door het generaal kapittel aangesteld als eerste prior van Le Verger (1490-1491). Samen met hem zouden enkele kruisbroeders van Parijs naar Le Verger vertrekken. Het generaal kapittel besliste immers dat de subprior van Doornik naar Parijs zou verhuizen om diegenen te vervangen die naar Le Verger werden gestuurd. In 1491 werd hij benoemd tot professor aan de univer siteit van Caen. Hij bleef in Caen tot 1504. Van 1504 tot 1535 werd
hij prior van Saint-Georges de Tremeur. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.
4.21
Varennes-sur-Allier
- 1531: Mauray (Mauxay) Se'bastien was kruisbroeder van Varennes-surAllier.647
- 1531: Grocht (Groyhet, Grohet) Jacques was kruisbroeder van Varennes-sur-Allier. In 1531 was hij er prior.648
- 1531: Delli (Dell, Delle) Antonius was kruisbroeder van Toulouse. In 1499 werd hij prior van Buzan^ais benoemd door het generaal kapit tel. In 1500 kreeg hij het bevel deze benoeming aan te nemen. In 1501 verbleef hij in Varennes-sur-Allier. Van 1501 tot 1503 resideerde hij opnieuw in Toulouse. In 1529 en 1530 verbleef hij in Dinant. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1532: Maturinus was kruisbroeder van Varennes-sur-Allier. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.649 - 1533: Udem Theodorus was kruisbroeder van Hohnscheid. Van 1503 tot 1507 verbleef hij in Emmerik. Daarna werd hij tot 1509 naar Varennes-sur-Allier gezonden en in 1509 naar Toulouse. In 1510 werd hij omwille van gravior culpa naar Emmerik gezonden, waar hij bleef wonen tot aan zijn dood. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.650
646 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305 647 Arch. Dep. Allier H.650
648 Arch. Dep. Allier H.650 (microfilm 2. Mi27.R.71
649 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302 650 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 173
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
133
- 1535: Namuriensis Michael Jacobus was kruisbroeder van Namen. Op het generaal kapittel van 1494 werd hij subprior benoemd in Le Verger. In 1495 werd hij verplaatst naar Varennes-sur-Allier. In 1497 werd hij door het generaal kapittel terug naar Le Verger gezonden. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.
4.22
Toulouse
- 1531: Delli (Dell, Delle) Antonius was kruisbroeder van Toulouse. In 1499 werd hij prior van Buzancais benoemd door het generaal kapit tel. In 1500 kreeg hij het bevel deze benoeming aan te nemen. In 1501 verbleef hij in Varennes-sur-AIlier. Van 1501 tot 1503 resideerde hij opnieuw in Toulouse. In 1529 en 1530 verbleef hij in Dinant. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1533: Udem Theodorus was kruisbroeder van Hohnscheid. Van 1503 tot 1507 verbleef hij in Emmerik. Daarna werd hij to 1509 naar Varennes-sur-AIlier gezonden en in 1509 naar Toulouse. In 1510 werd hij omwille van gravior culpa naar Emmerik gezonden, waar hij bleef wonen tot aan zijn dood. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld. - 1536: Petrus was donaat van Toulouse. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.651
4.23
Salignac
4.24
Laines-aux-Bois
4.25
Barham
- 1532: Reynolds Henry was kruisbroeder van Barham. Hij was de laatste prior van Barham. Hij overleed na 1532.652 - 1532: Bybe John was kruisbroeder van Barham. Zeker van 1522 tot 1532 was hij er conventualis en in 1531 en 1532 prior.653
651 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 314 en 324 652 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, p. 80 653 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, p. 80
134
4.26
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Colchester
- 1536: Mesmaker (Metzmecher) Johannes was kruisbroeder van
Keulen. In 1501 zond het generaal kapittel hem als conventualis naar Duisburg. In 1508 keerde hij terug naar Keulen. Een tijdje later werd hij naar Colchester gezonden. In 1512 keerde hij definitief terug naar Keulen. Hij werd er senior. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.
4.27
Donnington
- 1532: Stere Simon was kruisbroeder van Donnington. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.654 - 1538: Ungull (Ungyll, Uncle) Richard was kruisbroeder van Donnington. Hijzelf en Henry White waren de laatste bewoners van Donnington. De priorij werd opgeheven in 1538. Hij ontving een pensioen van £ 4.655 - 1539: Hueth (White, Wheete, Weete) Henricus was kruisbroeder van Donnington. Zeker van 1531 tot 1538 was hij er prior. Van 1531 tot 1534 was hij vicarius van de prior-generaal in Engeland. In 1539 verbleef hij in Caen. In de opheffingsdocumenten van 1538 werd hij een man genoemd met een 'extreem hoge leeftijd'. In 1538 kreeg hij een pensioen van £6 13s. 4d. Volgens Hayden was hij misschien dezelfde persoon als Ricardus Huth, die in 1539 in Caen overleed.
4.28
London
- 1531: Francfordie Johannes was kruisbroeder van London. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.656 - 1531: Heib Egidius was kruisbroeder van Aken. In 1524 werd hij door het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden. Een jaar later verhuisde hij naar Schwarzenbroich. In 1530 en 1531 was hij subprior in London. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overlede nen vermeld.
654 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302; J.M. Hayden, Religious reform and religious orders in England, 1490 - 1540: the case ofthe Crutched Friars, p. 429 655 J.M. Hayden, Religious reform and religious orders in England, 1490 - 1540: the case of the Crutched Friars, p. 429 656 A. Van de Pasch, Definities..., p. 299
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
135
1531: Gelrie Hinricus was kruisbroeder van Roermond. In 1512 werd hij vanuit London naar Colchester gezonden. Hij overleed in Roermond. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.657 1532: Crochun (Crocynus) William was kruisbroeder van London. Van 1513 tot 1517 en van 1525 tot 1532 verbleef hij in London. Hij werd subdiaken gewijd op 24 September 1513 en diaken gewijd op 17 december 1513. Hij werd Baccalaureus formatus in Leuven en studeerde er van 19 mei 1517 tot in 1525. Op 1 augustus 1532 berichtten twee leden van de communiteit van London, William Crochun en Robert Balle, aan de koninklijke raadsheren Thomas Cromwell en John Alleyn, dat hun prior John Dryver zich laatdunkend had uitgelaten over de koning. Hij had nl. vernomen dat Hendrik VIII van plan was verschillende kloosters te sluiten. Dryver stelde dat de koning in plaats van de titel Defensor Fidei beter de titel van Destructor Fidei koos. Hierover ondervraagd door de bovengenoemde raadsheren herhaalde Dryver zijn commentaar op de koning. Wat daarna met hem gebeurde, weten we niet. Als prior werd hij vervangen door Edmund Straetham. A. Ramaekers beweerde dat hij prior van London werd voor 1527 en vicaris van de prior-generaal in Engeland. Steeds volgens Ramaekers overleed hij tussen april 1529 en mei 1530. Ramaekers verwarde deze William echter met William Bowry. 1532: Dryver (Duyner, Draywt) John was kruisbroeder van London. Hij werd akoliet op 18 September 1490. Subdiaken werd hij gewijd op 22 februari 1494 en diaken gewijd op 18 maart 1494. Omstreeks 1532 was hij prior van London. Op 1 augustus 1532 berichtten twee leden van de communiteit van London, William Crochun en Robert Balle, aan de koninkljke raadsheren Thomas Cromwell en John Alleyn, dat hun prior John Dryver zich laatdunkend had uitgelaten over de koning. Hij had nl. vernomen dat Hendrik VIII van plan was ver schillende kloosters te sluiten. Dryver stelde dat de koning in plaats van de titel Defensor Fidei beter de titel van Destructor Fidei koos. Hierover ondervraagd door de bovengenoemde raadsheren herhaalde Dryver zijn commentaar op de koning. Wat daarna met hem gebeur de, weten we niet. Als prior werd hij vervangen door Edmund Straetham.658
657 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 21 658 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, pp. 73, 74, 77 en 81; Idem, Religious reform and religious orders in England, 1490 - 1540: the case ofthe Crutched Friars, p. 432
136
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1533: Shynnet Richard was kruisbroeder van London. Op 17 december 1502 werd hij diaken gewijd. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.659 - 1535: Stretcham (Streatham, Streatam, Stretham) Edmund was kruis broeder van London. Hij werd subdiaken gewijd op 21 September 1521. In 1534 werd hij prior van London. Zijn termijn als prior van London was kort. Op 17 april 1534 ondertekende hij, samen met de priors van vier andere Londonse kloosters (Franciscanen, Dominicanen, Augustijnen en Karmelieten), een verklaring van gehoorzaamheid aan Hendrik VIII en van aanvaarding van het huwelijk van Hendrik VIII met Anna Boleyn. De vier oversten erkenden Hendrik VIII als hoofd van de Kerk in Engeland. Een van de agenten van Thomas Cromwell, een zekere John Barthelot, die als vicaris gene raal en vice-regent voor kerkelijke aangelegenheden belast was met de sluiting van kloosters, beschuldigde Stretcham ervan dat hij hem op een lentedag betrapt had terwijl hij naakt in bed lag in het bijzijn van een ontklede vrouw. Stretcham betaalde Bartelot eerst zwijggeid. Toen Barthelot opnieuw geld eiste, weigerde Stretcham te betalen en daagde Barthelot voor het gerecht. Stretcham werd onschuldig bevonden en Barthelot liep een boete op. De aantijging van Barthelot betekende niet het einde van het prioraat van Stretcham. Daaraan kwam in 1535 een einde toen de Londonse kruisheren hun kerk ter beschikking stelden van de Spaanse gemeenschap in London, die de overwinning van Karel V in Afrika wilden vieren.660 - 1535: Harbenett (Herbener, Herbenett) Ludovicus was kruisbroeder van London van 1521 tot 1535. In 1535 werd hij naar Goes gezonden. Op 21 September 1521 werd hij subdiaken gewijd.661 - 1535: Lewen (Lewellos, Lewellis) Ricardus was kruisbroeder van London in de jaren 1528 tot 1535. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.662 - 1535: Bex Simon (Eyckensis Symon) was kruisbroeder van Roermond. In 1511 verbleef hij voor een jaar in Namen, in 1512 in Le Verger en in 1535 in London. Hij overleed in London op 18 november 1535.
659 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305; J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited,
p. 76
660 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, pp. 79, 80 en 81; Idem, Religious reform and religious orders in England, 1490 - 1540: the case ofthe Crutched Friars, pp. 432-433 661 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 34
662 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, pp. 80-81; A. Van de Pasch, Definities..., p. 311
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
137
1535: Ball (Balle) Robert was kruisbroeder van London. In 1535 was hij er prior.663
1536: Rowland John was kruisbroeder van London. Op 23 februari
1536 hoorde hij biecht in de kruisbroederskerk. John Stanton, een spion van de koning, kwam opbiechten dat hij moeite had met een ser-
moen van Hugh Latiner, de bisschop van Worcester. Rowland bezwoer Stanton gehoorzaam te blijven aan Rome. Als gevolg van deze biecht kregen vier of vijf biechtvaders verbod om nog biecht te horen in de kruisherenkerk van London. Rowland was een van hen.664 1538: Turner (Turnar, Turnir, Tornar, Imrimur) Raphael was kruis broeder van London van 1515 tot 1538. Van 1527 tot 1538 was hij er sacrista.665
1538: Damas Petrus was kruisbroeder van London. Hij was conventualis bij de opheffing van het klooster in 1538.666 1538: Hayton (Hoptun) Roger was kruisbroeder van London. Op 21
September 1521 werd hij diaken gewijd. Hij was conventualis bij de opheffing van het klooster in 1538.667
■ 1538: Hyx (Hykkes, Hykkers) John was kruisbroeder van London. Hij was conventualis bij de opheffing van het klooster van London in 1538. Hij werd subdiaken gewijd op 18 September 1518 en diaken gewijd op 19 maart 1519.668 - 1538: Borkyn Gotfridus was kruisbroeder van London. Hij was con ventualis bij de opheffing van het klooster in 1538.669
- 1538: Smyth John was kruisbroeder van London. Hij werd diaken gewijd op 29 mei 1507. Tot aan de opheffing in 1538 was hij conven tualis van London. Vermoedelijk vond hij een onderkomen in Marienfrede. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.670 663 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, p. 81; Idem, Religious reform and religious orders in England, 1490 - 1540: the case ofthe Crutched Friars, p. 432 664 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, p. 81; Idem, Religious reform and religious orders in England, 1490 - 1540: the case ofthe Crutched Friars, p. 434 665 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, p. 78; Idem, The Crutched Friars in England in: Clairlieu, jg.47, 1989, p. 171 666 J.M. Hayden, The Crutched Friars in England, in: Clairlieu, jg.47, 1989, p. 171
667 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, p. 71; Idem, The Crutched Friars in
England, p. 171 668 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, pp. 79-81; Idem, The Crutched Friars in
England, p. 171; Idem, Religious reform and religious orders in England, 1490 - 1540: the case ofthe Crutched Friars, p. 437
669 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, p. 81 670 A. Van de Pasch, Definities..., p. 324; J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, pp. 77 en 82; Idem, The Crutched Friars in England, p. 171
138
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
- 1540: van Venlo (Venlensis) Leonardus was kruisbroeder van Venlo. In 1507 werd hij door het generaal kapittel naar Colchester gezonden. Van 1511 tot 1526 verbleef hij in London. In 1526 werd hij door het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden. Op het generaal kapittel van 1540 werd hij bij de overledenen vermeld.
Klooster
totaal aanta ingetredenen
van elders
naar elders
Hoei
146
099
A7
47
Namen
128
085
43
39
Luik
110
084
26
38
Doornik
109
071
38
28
Suxy
015
000
15
00
Carignan
038
017
21
07
Virton
011
000
11
00
Beyenburg
093
072
21
11
Hohenbusch
089
063
26
15
Keulen
145
130
15
52
Schwarzenbroich
099
065
34
16
Aken
087
053
34
28
Asperen
093
067
26
18
Sint-Agatha
109
096
13
31
Venlo
093
076
17
28
Parijs
107
070
37
22
Condren
014
004
10
02
Caen
114
088
26
34
Saint-Ursin
025
018
07
02
Saint-Georges
022
014
08
05
Varennes
040
014
26
04
Toulouse
065
029
36
03
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Klooster
totaal aantal ingetredenen
van elders
naar elders
Salignac
010
006
04
02
Laines-aux-Bois
002
001
01
00
Barham
007
004
03
00
Colchester
005
001
04
00
Donnington
015
005
10
01
London
143
108
35
11
Welnethan
002
000
02
00
1936
1340
596
444
Totalen
139
Besluit
* Tussen 1410 en ca. 1540 traden 2661 clerici, donaten, conversen en laid toe tot de Orde van het H. Kruis. Van de ingetredenen
werden er 725 ook naar andere conventen gezonden. Hun aantal komt neer op 27,25% van het aantal ingetredenen. Een aantal ingetredenen werd meer dan eens verplaatst. Vandaar het getal 1164 in de rubriek Van elders'. Klooster
totaal aantal ingetredenen van elders
naar elders
Gesticht 1936
1340
596
444
1325
1016
309
213
na 1473
0564
0305
259
068
Totalen
3825
2661
1164
725
v66r 1410 Gesticht tussen 1410
en 1473 Gesticht
* De orde telde zeventien kloosters, waarin meer dan zestig conventuales intraden tussen 1410 en 1540 (periode 1 is kloosters die
voor 1410 werden gesticht; periode 2 is kloosters die tussen 1410 en 1473 werden gesticht; periode 3 is kloosters die na 1473 wer den gesticht):
140
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Klooster
periode conventuales ingetredenen
van ...
naar ...
Falkenhagen
2
159
145
14
17
Osterberg
2
164
139
25
12
Keulen
1
145
130
15
52
Bentlage
2
144
125
19
20
London
1
143
108
35
11
Hoei
1
146
099
47
47
Sint-Agatha
1
109
096
13
31
Caen
1
114
088
26
34
Namen
1
128
085
43
39
Luik
1
110
084
26
38
Venlo
1
093
076
17
28
Beyenburg
1
093
072
21
11
Doornik
1
109
071
38
28
Parijs
1
107
070
37
22
Asperen
1
093
067
26
18
Schwarzenbroich
1
099
065
34
16
Hohenbusch
1
086
063
26
15
* De orde telde negen kloosters, waarin tussen 40 en 60 conventuales intraden tussen 1410 en 1540: Klooster
periode conventuales ingetredenen
van ...
naar ...
Hdhnscheid
2
069
059
10
12
Maastricht
2
083
058
25
10
Marienfrede
2
070
058
12
23
Goes
2
090
057
33
18
Ter Apel
2
065
056
09
08
Roermond
2
062
054
08
08
Aken
1
083
053
34
28
Hoorn
2
063
048
15
11
Den Bosch
2
043
040
03
10
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
141
* De orde telde elf kloosters, waarin tussen 20 en 39 conventu
ales intraden tussen 1410 en 1540: Klooster
periode conventuales ingetredenen
van ...
naar ...
Diisseldorf
2
052
39
13
09
Sneek
2
065
35
30
18
Schiedam
2
059
34
25
11
Toulouse
1
065
29
36
03
Buzancais
2
058
27
31
08
Brandenburg
3
044
26
18
07
Glindfeld
3
030
25
05
02
Maaseik
3
050
25
25
08
Kolen-Kerniel
2
046
24
22 ^
14
Woudrichem
3
039
24
15
04
Lannoy
3
039
24
15
05
# De orde telde negenentwintig kloosters, waarin minder dan 20 conventuales intraden tussen 1410 en 1540: Klooster
periode conventuales ingetredenen
van ...
naar ...
Scharmer
3
027
19
08
01
Saint-Ursin
1
025
18
07
02
Chauny
3
036
18
18
05
Franeker
2
033
18
15
04
Nieuwland
3
047
17
30
05
Carignan
1
038
17
21
07
Helenenberg
3
042
16
26
01
Wickrath
3
030
16
14
03
Duisburg
3
020
15
05
04
Varennes
1
040
14
25
04
Emmerik
3
030
14
16
03
Saint-Georges
1
022
14
08
05
142
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Klooster
periode conventuales ingetredenen
van ...
naar ...
Ehrenstein
3
018
13
05
02
Le Verger
3
022
12
10
03
Dinant
3
022
10
12
06
Dulken
3
019
10
09
04
Pedernach
3
019
10
09
01
Briiggen
3
015
09
06
04
Salignac
1
010
06
04
02
Donnington
1
015
05
10
01
Condren
1
014
04
10
02
Barham
1
007
04
03
00
Sint-Annaland
3
010
01
09
00
Colchester
1
005
01
04
00
Waten
3
005
01
04
00
Laines-aux-Bois
1
002
01
01
00
Suxy
1
015
00
15
00
Virton
1
011
00
11
00
Welnethan
1
002
00
02
00
Aantal kloosters volgens getal intredingen, 1410-1540 40 29
30 20
10 0
17
■
9
11
>60
<40-59>
<20-39>
.JL_■
m
I <20
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
143
* De regionale rekrutering zag er al volgt uit: Duitstaligen
Engeland
Franstaligen
Nederlandstaligen
Falkenhagen
145 Sint-Agatha
96
Hoei
99
London
Osterberg
139 Venlo
76
Caen
88
Donnington
5
Keulen
130 Asperen
67
Namen
85
Barham
4
Bentlage
125 Maastricht
58
Luik
84
Colchester
1
Beyenburg
72
Goes
57
Doornik
71
Welnethan
0
Schwarzenbroch
65
Ter Apel
56
Parijs
70
Hohenbusch
63
Roermond
54
Toulouse
29
Hohnscheid
59
Hoorn
48
Buzancais
27
Marienfrede
58
Den Bosch
40
Lannoy
24
Aken
53
Sneek
35
Saint-Ursin
18
Diisseldorf
39
Schiedam
34
Chauny
18
Brandenburg
26
Maaseik
25
Carignan
17
Glindfeld
25
Kolen-Kerniel
24
Varennes
14
Franeker
18
Woudrichem
24
Saint-Georges
14
Helenenberg
16
Scharmer
19
Le Verger
12
Wickrath
17
Dinant
10
Salignac
6
16
Nieuwland
Duisburg
15
Sint-Annaland
Emmerik
1
14
Condren
4
Ehrenstein
13
Waten
1
Dulken
10
Laines-auxBois
1
Pedernach
10
Suxy
0
Bruggen
9
Virton
108
0
1120
731
692
118
42%
27,5%
26%
4,5%
* Een overzicht van de ingetredenen die door het generaal kapittel naar andere kloosters werden gezonden leert ons dat het aandeel van de Franstaligen het grootst was: 35,8%. De kloosters van Hoei, Caen, Namen, Doornik en Luik hadden een belangrijk aan deel in het herstel van de observantie in andere kloosters van de orde. Dan volgden de Duitstaligen met 34,5%, de Nederlandstaligen met 28% en de Engelse kloosters met 1,7%. De top tien bestond uit Keulen (52), Hoei (47), Namen (39), Luik
144
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
(38), Caen (34), Sint-Agatha (31), Aken (28), Doornik (28),
Venlo (28) en Marienfrede (23). Duitstaligen
Nederlandstaligen
Franstaligen
Engeland
Falkenhagen
17
Sint-Agatha
31
Hoei
47
London
Osterberg
12
Venlo
28
Caen
34
Donnington
1
Keulen
52
Asperen
18
Namen
39
Barham
0
Bentlage
20
Maastricht
10
Luik
38
Colchester
0
Beyenburg
11
Goes
18
Doornik
28
Welnethan
0
Schwarzenbroch
16
Ter Apel
8
Parijs
22
Hohenbusch
15
Roermond
8
Toulouse
3
Hohnscheid
12
Hoorn
11
Buzancais
8
Marienfrede
23
Den Bosch
10
Lannoy
5
Aken
28
Sneek
18
Saint-Ursin
2
Chauny
5
Diisseldorf
9
Schiedam
11
Brandenburg
7
Maaseik
8
Carignan
7
Glindfeld
2
Kolen-Kerniel
14
Varennes
4
Franeker
4
Woudrichem
4
Saint-Georges
5
Helenenberg
1
Scharmer
1
Le Verger
3
Wickrath
3
Nieuwland
5
Dinant
6
Duisburg
4
Sint-Annaland
0
Salignac
2
Emmerik
3
Condren
2
Ehrenstein
2
Waten
0
Diilken
4
Laines-aux Bois
Pedernach
1
Suxy
Briiggen
4
Virton
250
203
11
0
260
12
# Tot slot laten we hierna enkele wezenskenmerken van een con vent van de kruisbroeders in de vijftiende eeuw volgen. Zowel voor de stads- als voor de plattelandskloosters gold als algemene regel dat het convent op de eerste plaats verbonden was aan een open-
bare kerk. Het klooster werd Domus genoemd en was tegelijk Domus conventualis, de woning van het convent, en domus parochialis, het 'parochiehuis5 voor alien die tot deze plaatselijke
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
145
kerkgemeenschap behoorden (na afspraak met bisschop/pastoor van de plaatselijke parochie).
Domus was dus de kerk en het huis samen als een twee-eenheid. 'Domus' stond voor alien die ertoe behoorden, niet voor het gebouw en de plaats waar dit stond. Het convent was een leefgemeenschap van reguliere kanunniken van het H.Kruis, een canonia. De canonia had een pastorale taak, was geen gemeenschap van regulieren die zich terugtrokken uit de wereld, maar een open deur van de Kerk bestemd voor alien die er thuis hoorden. De canonia was geen monasterium, maar een domus (kerk en huis) voor de plaatselijke kerk.
De Constituties bevatten geen regels die bepaalde grenzen stelden aan het aantal conventuales. De grootte en de samenstelling van het convent moest afgestemd zijn op de eigen pastorale opdracht van een zelfstandig convent. Zo'n convent moest wel samengesteld zijn uit clerici (koorheren) en laid (leken). Tot de fratres laid behoorden de conversi. Zij vormden een klein deel van het groot aantal leken in het convent. Krachtens hun professie behoorden zij volledig tot het convent en deelden zij op hun eigen wijze volledig in de verplichtingen en de rechten van de gemeenschappelijke eredienst en levenswijze. Anderzijds wilden zij geen priester worden, geen fratres clerid zijn of worden. Daarom hadden zij geen kapittel samen met de koorheren, geen psalterium en geen
studieboeken. Talrijker dan de conversen waren de donaten. In
beginsel waren zij geen religieuzen. Met behoud van de levensstaat van leek of seculier priester kozen zij voor de levenswijze en de spiritualiteit van de kruisbroeders. In de lekenstaat wilden zij zo
trouw mogelijk het leven van de kruisbroeders navolgen. Vanaf 1433 legden zij professie af, waarbij zij gehoorzaamheid beloofden aan de prior conventualis en diens opvolgers en trouw voor het leven aan het huis van hun opname. Het aantal geprofeste donaten
mocht wel nooit groter zijn dan het aantal geprofeste clerici. Daarnaast waren er ook niet-geprofeste donaten, die evenzeer blijvend tot de parochia van het convent wilden behoren.
146
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
Het huiskapittel was het hart van het convent. Het vertegenwoordigde het gehele convent en behoorde zo sterk te zijn, dat het convent en alien die ermee verbonden waren zich konden ontplooien tot een hechte geestelijke gemeenschap. Het moest zo sterk zijn dat het convent waar mogelijk en nodig kon bijdragen in de taken waarvoor de Orde gesteld werd (een geldelijke bijdrage, het beschikbaar zijn van een of meer confraters voor de stichting van een nieuw huis van de Orde of voor een opdracht van het Generaal Bestuur in verband met een centraal studiehuis, de hervorming van een convent, enz.). Behalve dtfratres clerici capitulares waren
er defratres clerici die nog geen vol jaar priester en nog geen vier jaar geprofest waren. Alle clerici die minstens een jaar priester waren en vier jaar geprofest, behoorden tot het conventskapittel. Om te kunnen functioneren als bestuursorgaan van het convent, moest het eerst op canoniale wijze de prior van het convent kiezen en As prior conventualis en moest deze prior door de prior-generaal of diens visitator in zijn ambt bevestigd worden en namens de
gehele orde erkend.
Het conventskapittel, de Prior conventualis en de conventuales, vertegenwoordigden de canonia. Zij bepaalden samen het interne
beleid van het convent en waren m.a.w. samen verantwoordelijk voor het 'canoniale' karakter van het convent en van de parochia. In de Orde was de Prior steeds Prior conventualis, want samen met zijn conventskapittel verantwoordelijk voor zijn convent.
In Frankrijk kende men vanaf de zestiende eeuw de tendens om het begrip 'domus' te vervangen door priori]. Men wilde de prior meer autoriteit bezorgen over kloosters die t.o.v. het Generaal Kapittel over grotere autonomie beschikten. Een priorij werd al vlug ook een klooster genoemd, waar maar een of twee kruisheren resideerden en de diensten in de kerk/kapel waarborgden. De meeste van dergelijke kleine priorijen ressorteerden onder een
'moederklooster' (Caen bijvoorbeeld of Parijs). In de Noordelijke Nederlanden, waar de band onder invloed van de Reformatie met een 'moederklooster' heel vluchtig werd, gaf men aan dergelijke priorijen' de naam van static Dan resideerde er vaak maar een of
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
147
zelfs geen kruisheer, maar werden de diensten toch verzorgd door een ambulante kruisheer.
Literatuur ARETS (H.), Die Kreuzherren von Hohenbusch. in: Schriften des Heimatsvereins der Erkelenzer Lande, 2, Erkelenz, 1982, 96p., ill. ASSELDONK (A. Van), Handschriften van de Kruisheren uit de XVe en XVIe eeuw over het ontstaan der Orde van het H.Kruis. in: Clairlieu, jg.3,
1945, pp. 32-45 IDEM, Een handgeschreven lectionarium van het voormalige kruisherenklooster te Maaseik. in: Clairlieu, jg. 10, 1952, pp. 22-27 IDEM, Handschriften van Kruisheren. in: Clairlieu, jg.14, 1956, afl. 2, pp. 65-87 IDEM, Franciscus Vaes van Tongeren stichter der kloosterbibliotheek van Kolen. 1499-1550. in: Clairlieu,)%. 15, 1957 - 1958, pp. 1-207 IDEM, De Odilia-preek van 1439 te Hoei. in: Clairlieu, jg. 17, 1959, pp. 26-52
IDEM, Keulse Kruisherenhandschriften te Wenen. in: Clairlieu, jg. 27, 1969, pp. 47-66 BARRIER (V.), Obituaire de Vabbaye de Moulins. in: Annalectes pour servir h VHist. Eccl. de la Belgique, 34, 1908 BECK (E.), The Order of the Holy Cross in England, in: Transactions of the Royal Historical Society. London, 3rd Series 7, 1913, pp. 191-208 BENTHEM (E), Die Kreuzherren in Dulken. in: Die Kreuzherren in Dulken. Kloster - Schule 1491-1991. Dulken, 1991, pp. 9-27 BERKHOUT (J.), Het klooster Sint Agatha in den Lande van Cuyk. 1969 BERLIERE (V.), Les Croisiers de Namur. in: Monasticon Beige, t. 1, Maredsous, 1890, 1897, pp. 150-152, 189-190, 462, 490 IDEM, Monastere des Croisiers a Dinant. in: Monasticon Beige, t. 1, Maredsous, 1890, 1897, pp. 148-150, 188-189 IDEM, Monastere des Croisiers h Tournai. in: Monasticon Beige, t. 1,
Maredsous, 1890, 1897, pp. 460-463, 488 BOCHIN (A.), Les Croisiers h Buzangais. in: Clairlieu, jg. 47, 1989, pp. 101-146 IDEM, La Renaissance du Prieure Sainte-Croix de Buzangais.
in:
Clairlieu, jg. 53, 1995, pp. 86-101 IDEM, Les croisiers en Picardie. Les prieures de Condren et de Chauny. in: Clairlieu, 1998, jg. 56, pp. 45-98
148
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
BOERMANS (H.), Het Kruisherenklooster te Venlo. in: De Maasgouw,
Maastricht, jg. 82, 1963, kol. 25-28 BOHR (E), Aus dem alten Dulken. Viersen, 1976
BOSCH (J. Van den), Le Convent des Croisiers de Lannoy (1474-1792). in: Clairlieu, jg. 13, 1955, afl. 1, pp. 5-43 BOSCH (P. Van den), Das Kloster Lilienthal zu Falkenhagen. Falkenhagen, 1978
IDEM, Studien over de observantie der Kruisbroeders in de 15e eeuw. in: Clairlieu, jg.26, 1968, afl. 1-2, 205 p.
IDEM, De bibliotheken van de Kruisherenkloosters in de Nederlanden voor 1550. in: Studies over het boekenbezit en boekengebruik in de Nederlanden voor 1600, 1974, pp. 563-636
IDEM, De Priori] Sint-Helena te Scharmer. in: Clairlieu, jg. 33, 1975, pp. 3-29
IDEM, Sie teilten mit Jedermann. Eine kurze Geschichte des Ordens der Kreuzherren. Bonn, 1978, 120 p. (vertaling en aanvulling in het engels door M.COTONE, The Crosiers. They Share with Everyone. The Liturgical Press, Collegeville, Minnesota, 1992, 159p.) IDEM, Die Entstehung des Klosterdorfes Beyenburg in: Clairlieu, jg. 36, 1978, pp. 150-155
IDEM, Die Kreuzherren und ihre Kloster in Westfalen. in: Montastiches Westfalen, Minister, 1982, pp. 179-187 BRANDT (R.), Inventar des Archivs der Pfarrkirche St. Antonius in Wickrath, 1957
BROUETTE (E.), Lesprieurs des Croisiers de Namur. in: Leodium, jg. 57, 1967, pp. 5-8
BRUGIERE (H.), LAncien et le Nouveau Pirigord. t. 24, p. 101
(Verteillac); t. 29, p. 191 (Salignac) BUCHET (A.), Le Prieure des Croisiers de Brandenbourgh Raeren (1477-
1784). in: Bulletin de la Sociite Vervietoise dArcheologie et d'Histoire,
vol. 35, 1946-1947, pp. 1-50
BULD (H.), Rheinea.d. Ems. Chroniken undAugenzeugenberichte 14301950. Rheine, 1977, 720 p. (Bentlage op pp. 15-57) BULLOCH (J.)> The Crutches Friars, in: Records ofthe Scottish Church
History Society, jg.10, 1949, pp. 89-106
CEYSSENS (A.), Croisiers. in: Dictionnaire de droit canonique, Paris,
1948, t. 4, col. 799-814 IDEM, De Bibliotheek van het Kruisherenklooster te Venlo. in: L. HEERE, Het Kruisherenklooster te Venlo.in: Publications... dans le Limbourg, 19581959, pp. 268-284
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
149
CHETTLE (H.E), The Friars of the Holy Cross in England, in: History.
The Journal ofthe Historical Association, 34, 1949, pp. 204-220 COLSON (M.)> Het St.-Matthiasklooster te Maastricht, in: De Zegepraal des Kruises, jg. 22, 1942-1943, pp. 18-19, 40-41, 66-68, 92-93, 116117, 141-142, 163-166
IDEM, Het Sinte-Odilia-Schrijn van Diest. in: De TijdspiegeU jg. 6, 1951, pp. 236-239 IDEM, Sinte Odilia-herinneringen te Kerniel. in: De TijdspiegeU jg. 6, 1951, pp. 33-38
IDEM, Aantekeningen omtrent kapittelbesluiten der Orde van hetH. Kruis 1502-1631. Diest, 1956 IDEM, Sint-Odiliaverering te Luik. in: Kruis en Wereld, jg. 36, 1957, pp. 102-108
IDEM, Sint-Odiliaverering te Maaseik. in: Kruis en Wereld, jg. 38, 1959,
pp. 141-143 IDEM & GILMONT (J.E), La carriere mouvementee de Michel Mubt. in: Musee Nauchdtelois, 1972, pp. 245-255 DAL (C. Van), De Regel van Sint Augustinus in de geschiedenis van de Reguliere Kanunniken van de Orde van hetH. Kruis. in: Clairlieu, jg. 39, 1981, pp. 13-28
IDEM, Rond Vestis Nuptialis. in: Clairlieu, jg.l 1, 1953, pp. 3-29 DANHATVE (E), Notice historique sur le Couvent des Croisiers de Namur. Namur, 1931, Le Guetteur Wallon, 8, 1931, pp. 3-36
DARIS (J.)> Notices historiques sur les Eglises du Diocese de Liege. Liege,
1867 IDEM, Le Couvent de Colen. in: Notices historiques sur les Eglises du Diocese de Liege, dl.l, Liege, 1867, pp. 399-414 DEKruisheren te Maaseik 1476-1797, 1855-1955. Diest, Lichtland, 1955, 335 p. DEPAIRE (J.P.), La bibliotheque des Croisiers de Huyy de Liege et de Namur. Thesis voor het verkrijgen van de graad van licentiaat in de
geschiedenis, Universiteit Luik, 1969-1970, 2 din., gepolycopieerd, 138 + 301 p.
DOHR (E), Aus dem alien Dulken.Viersen, 1976, 237 p., ill. DOPPLER (P.), Bijdrage tot de geschiedenis van het Kruisheerenklooster te Venlo. in: De Maasgouw, 1897, pp. 29-31 DOMSTA (H.J.), Schwarzenbroich. Zur Ausstattung des ehemaligen Kreuzherrenklosters. in: Durener Geschichtsbldtter, 54, 1870, pp. 14171448
150
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
DOUMA (H.), Inventaris van het archiefvan het Kruisherenklooster Sint' Agatha, 1371-1887. Den Bosch, 1972, in: Clairlieux jg.28-29, 19701971, 123 + 485p. IDEM, Geschiedkundig overzicht van het Kruisheerenklooster te Hoorn. in: Geschiedkundige Bladen, jg. 2, 1906, pp. 177-189 DURAND (A.), Le prieure de Saint-Ursin. in: Clairlieu, jg.22, 1964, pp. 3-90
IDEM, LeprieuriSainte-Croix de Caen, in: Clairlieu, jg.25, 1967, pp. 5-
147 DUSAR (A.), Het Odiliaschrijn te Kerniel Hasselt, 1965 ELSEN (Th. VAN DEN), Johannes Natali-Johannes Noe in: Clairlieu, 1984, pp. 135-137 IDEM, Kreuzherren Erw. Kreuzbriider in Helenenbergy 1488-1802. in: 500 Jahre Helenenberg. Hospital, Kreuzherrenklooster, EduardstiftHelenberg bei Trier, Jugendheim. Eduardstift, 1988, pp. 30-49 Emmerich. 1200 Jahre Gymnasium Emmerich. Emmerich, 1952 Necrologium Sint-Agatha (manuscript in archief Sint-Agatha) EMOND (L.)> Het klooster Sint Agatha in de Lande van Cuijk. in: Kruistriomf,)%. 1-3, 1921-1924, passim ESTOURBEILLON (MARQUIS DE L') Le prieure de Saint - Georges de Tredias. in: Bulletin Archiologique de {Association Bretonne, t. XV, 1896, pp. 302-308 FLAMENT (P.), Inventaire sommaire des Archives Hospitalieres anterieu-
resh 1790. Moulins, Charmeil, 1908. FOHLES (Th.), Aus Idngst vergangenen Tagen in Beyenburg (Loca selecta). in: Cruciferana, nova series, nr. 12, St.Agatha, 1950, 34 p. FRANCINO (J.), In Cruce Vita. De Orde der Kruisheren in Nederland. Uden, 1936, 136 p. IDEM, Geschiedenis van de Orde der Kruisheren. in: Batavia Sacra. Hoofdstukken uit de vaderlandse Kerkgeschiedenis. Utrecht-Brussel, 1948, 107 p. FRANKLIN (A.), Prieuri de Sainte-Croix-de-la-Bretonnerie. in: Les anciennes bibliotheques de Paris, Eglises, Monasteres, Colleges etc., 1867,
vol. 1, pp. 329-335 GABER (St.)> Histoire de Carignan et du Pays dYvois. CharlevilleM&ieres, 1976, 358p.
GfiRARD (Ed.), Histoire de la Ville de Dinant. Namur, 1936 GIELEN (S.W.), Geschiedkundige Schets der Stichting, Lotgevallen en merkwaardige bijna vijf honderdjarige voortduring van het Klooster te St.Agatha, Lande van Cuijk, Provincie Noord-Braband. in: De Godsdienstvriend, dl. 30, 1833, pp. 1-21
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
151
GORISSEN (E), Histoire de la ville et du chdteau de Huy dapres Laurent Melart, continuee jusquct nos jours, Huy, 1839
GROSCHE (A.), Geschichte des Klosters Glindfeld. in: 800 Jahre Stadt Medebach. Dortmund, 1951, pp. 34-41 IDEM, Geschichte des Klosters Glindfeld. Bigge-Ruhr, 1957 GUSTIN (J.)> A propos des scriptoria des Croisiers. in : Reliures des croisiers h travers les siecles. Liege, 2005, pp. 9-11 HAASS (R.), Die Kreuzherren in den Rheinlanden. Bonn, 1932, 243 p. IDEM, Kreuzbriider-Kreuzherren. in: Rheinische Vierteljahrsbldtter, dl. 3, 1933, pp. 124-130 IDEM, Spatmittelalterliche Reformbestrebungen im niederldndisch-niederrheinischen Raum und der Kreuzherrenorden. in: Annalen des Hist. Vereins fur den Niederrhein, 1946-1947, pp. 44-62 IDEM, Literatur zur Geschichte des Kreuzherren in dem Rheinlanden. in: Annalen des Hist. Vereins fur den Niederrhein, Koln, 1950-1951 HANNICK (P.), Prieure des Croisiers h Virton. in: Monasticon Beige, t. 5, Liege, 1975, pp. 345-350 IDEM, Prieure des Croisiers ct Suxy. in: Monasticon Beige, t. 5, Liege, 1975, pp. 339-344 HASSELT (H.P.A. van), Geschiedenis van het klooster der Kruisheren te Maastricht, in: Publications... dans le Llmbourg, jg. 39, 1903, 139 p. IDEM, Geschiedenis van het klooster der Kruisheren te Wickrath. in: Geschledkundlge Bladen, jg. 2, 1906, afl. 1 + 3, pp. 17-37, 358-383 HAYDEN (J.M.)* Religious reform and religious orders in England, 14901540: the case of the Crutched Friars, in: The Catholic Historical Review, Michigan, The Catholic University of America Press, vol. LXXXVI, juli 2000, nr. 3, pp. 420-438 IDEM, Le Prieure de VHopital de Saint-Georges de Tredias. in: Clairlieu, 1990- 1991, pp. 90-106
IDEM, The Crutched Friars revisited, in: Clairlieu, 1995, jg. 53, pp. 64-85 IDEM, The Crosiers in England and France, in: Clairlieu, jg.22, 1964, pp. 91-110
IDEM, From inspiration to mediocrity: The early modern Crosiers ofParis.
in: Clairlieu, jg. 45, 1987, pp. 31-52 HEERE (L.)j De roeping tot de Orde van het H. Kruis in de 16e eeuw. in: Clairlieu, 1951, pp. 82-85 IDEM, Het Roermondse Kruisherenklooster of Clooster van S. Cornells binnen Roermonde van de canoniker order des H. Cruys. in: Publications... dans le Limbourg, jg. 77, 1941, pp. 221-258 IDEM, De Kruisbroeders van Woudrichem. in: Clairlieu, 1950, pp. 34-39
152
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
IDEM, De Scriptoria der Kruisheren van Luik en Maastricht, in: Clairlieu, 1953, pp. 90-91
IDEM, De Kruisheren van Venlo. in: De Maasgouw, jg. 72, 1953, kol. 149-156
IDEM, Het Obituarium der Kruisheren van Roermond. in: Publications... dans leLimbourg, dl. 90, 1954, pp. 51-125 IDEM, De Klaasbroeders van Venlo. in: Kruistriomfi jg. 13, 1933, pp. 97100,132-135,164-167,194-197,228-232; jg. 17,1937, pp. 33-38, 97101, 129-133, 193-196
IDEM, Clooster van S. Cornelis binnen Ruremonde van de canoniker orde des h.Cruys. St.Agatha-Cuyk, reeks Cruciferana, 1940, 28 p. IDEM, De oude gebruiken bij de Kruisheren. in: Clairlieu, jg. 3, 1945, pp. 13-20
IDEM, De Kruisheren te Doornik. in: Kruistriomfi jg. 30, 1951-1952, pp. 2, 25, 67, 105, 173
IDEM, De Kruisheren van Sint-Agatha in de Landen van Cuyck in: Kruistriomfi jg. 36, 1956, pp. 98 e.v., 131 e.v., 163 e.v. IDEM, De Kruisheren vanAsperen. in: Kruistriomfi jg. 36, 1956, pp. 3-7, 37-42, 69-73 IDEM, De Kruisheren van Venlo. in: Kruistriomfi jg. 37, 1957-1958, pp. 3-8, 35-40, 72-79, 103-107, 134-139 IDEM, De Kruisheren te Roermond. in: Kruistriomfi, jg. 37, 1957, pp. 169-172; jg. 38, 1958, pp. 3-6, 35-38, 79-83, 103-107, 131-135 IDEM, De Kruisheren te Maastricht, in: Kruistriomfi jg. 38, 1958,
pp. 186-189; jg. 39, 1959, pp. 21-25, 56-64, 84-93, 118-123, 144-149, 176-182
IDEM, Het Kruisherenklooster te Venlo, 1643-1836. in: Publications...
dans le Limbourg, dl. 92-93, 1956-1957; dl. 94-95, 1958-1959, pp. 209300
IDEM, De Kruisheren van Den Bosch, in: Kruistriomfi jg. 40, I960, pp. 71-73, 93-95
IDEM, Inventaris van het archiefdepot van het Kruisherenklooster te Maaseik. Maaseik, 1961, gestencilde uitgave IDEM, Het broershuis te Schiedam, in: Kruistriomfi jg. 42, 1962, pp. 2427
IDEM, Sint Pietersdal te Hoorn. in: Kruistriomfijg. 42, 1962, pp. 40-41 IDEM, TerNyen Lichte. Klooster Ter Apel. in: Kruistriomfi jg. 43, 1963, pp. 36-38
IDEM, De Crucebroeren van Suits (= Sneek). in: Kruistriomfi, jg. 43, 1963, pp. 59-61
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
153
IDEM, De Heren van Sanktjoline te Aken. in: Kruistriomf, jg.43, 1963, pp. 84-87 IDEM, Naar de Brug van de hemel De Kruisheren in Brueggen. in:
Kruistriomf, jg.44, 1964-1965, pp. 44-46 IDEM, Nevels en opklaringen. O.S.C.-geschiedenis opnieuw verteld. in:
Kruistriomf,)^ 46, 1966-1967, afl. 1, pp. 12-13; afl. 2, pp. 28-29; afl. 3, pp. 44-46; afl. 4, pp. 60-61; afl. 6, pp. 93-95; jg.47, 1967-1968, afl. 1, pp. 8-13
IDEM, 600Jaar Sint-Agatha. Cuyk, 1971, 24 p. IDEM, Prieure des Croisiers k Maaseik. in: Monasticon Beige, t. VI, Liege, 1976, pp. 243-251 IDEM, Prieure de Kolen h KernieL in: Monasticon beige, t. VI, Liege, 1976, pp. 253-259
HELIN (M.)> Clairlieu au XVIe siecle dapres le Journal de Roger de Nimegue. in: Clairlieu, jg. 9, 1951, pp. 49-66 HENDRIKS (O.), Gerardus Geldenhouwer Noviomagus (1482-1542). in: Studia Catholica, jg. 31, 1956, pp. 128-149 en 176 - 196 HERESWITHA (M.), De Priori] van de Reguliere Kanunniken van het Heilig Grafite Sint-Odilienberg (1437-1639). in: Augustiniana, jg. 21, 1971, pp. 267-320
HENDRIKS (L.R.), Handschriften van Sint-Agatha. in: Brabantia, jg. 6, 1957, pp. 249-265 IDEMy Johannes van Deventer, een bekend miniaturist uit Sint-Agatha. in: Numaga, jg. 5, 1958
HERMANDUNG (A.), Das ehemalige Kloster der Kreuzbriider zu Beyenburg-Wupper. Beyenburg, 1908 HERMANS (C.R.), Annales Canonicorum regukrium St.-Augustini
Ordinis S. Crucis. Den Bosch, 1858, 3 din.; Index, Diest, 1953 HOSTIE (R.)> Leven en doodvan de religieuze instituten. Leuven, 1972, 385 p.
HUENECKE
(W.)>
Das Kloster Lilienthal und die
Gemeinde
Falkenhagen. Detmold, 1897
HUSMAN(J.) & TRIPPEL (Th.), Geschichte der ehemaligen Herrlichkeit bzw. Reichsgrafschafi und der PfarreWickrath. Giesenkirchen,
1911 (Kruisheren op pp. 87-93) 1200 JAHRE Gymnasium Emmerich. Emmerich, 1932, 320 p. JAMAR (J.TJ.)> Inventaris van het archiefvan het Klooster der Kruisheren te Roermond. Rijksarchief in Limburg, Maastricht, 1973, I65p.
JANSSEN (R.), De kruisbroeders van Maastricht en van Maaseik in de vijftiende eeuw: geen hechte maar wel een losse band, in: De Maasband. Maasketen Jan van Eyck, 2001, pp. 69-81
154
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
IDEM, Vijfhonderd jaar Kruisheren te Maaseik... een profieltekening. Cultuurdragers van het Maasland, nr.4, Maaseik, 1982, 116p. IDEM, Het Kruisherenklooster van Maaseik 1476-1797. In: Liber Amicorum Tony van Wijck Stichting Charles Beltjens Sittard/Pater Sangerskring Maaseik/Maasketen Jan Van Eyck, Maaseik-Sittard, 1998 pp. 87-92
IDEM, Vijf breuklijnen van traditie en vernieuwing in de Orde van het H. Kruis, 1248-1998. In: Clairlieu, 1999, jg. 57, pp. 1-183; eveneens
afionderlijk uitgegeven onder de titel 750 Jaar Kruisheren, Generalaat o.s.c-Rome, 1999, 183 p. (2de druk, april 2000)
IDEM, De oorsprong van de Orde van het H. Kruis. in: Clairlieu, je. 62, 2005, pp. 14-164
IDEM, De Orde van het Heilig Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1: Het
herstel van de observantie in de kloosters die vdor 1410 werden gesticht. in:
Clairlieu, jg. 63, 2005, pp. 3-254 IDEM, De Orde van het Heilig Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2: De
kloosters die na 1410 en vdor 1473 werden gesticht. in: Clairlieuy ig 64
2006, pp. 3-178
IDEM, Het klooster Sint Agatha speelde een grote rol in de geschiedenis van
de Orde van het Heilig Kruis. St. Agatha, Stichting Sint Aegten, 2006, 19 p. IDEM, Action et contemplation dans VOrdre des Croisiers. in : Reliures des croisiers h travers les sticks. Liege, 2005, pp. 5-8
IDEM & WINKELMOLEN (P.), Repertorium Canonicorum Regularium Ordinis Sanctae Crucis 1248-1840. Maaseik, 2002, 1690 p. JASZAI (G.), Monasticon Westfalen. Kloster und Stifte 800 - 1800. Munster, 1982
JEGODTKA H.-W., Grabstdtten in der Kblner Kreuzherrenkirche. in: Clairlieu, jg. 54, 1996, pp. 97-106
KETTNER (W.), 1477Ehrenstein 1977 Ehrenstein, 1977 KEYSER- SCHUURMAN (W.E.S.L.), Inventaris van het archief van het Kruisherenklooster te Maastricht 1438-1796. Rijksarchief in Limburg, nr. 32, Maastricht, 1984, 249 p.
IDEM, Het Kruisherenklooster te Maastricht. Maastrichts Silhouet nr.17,
Maastricht, 1984, 48 p. KISKY (H.), Ehrenstein. Neuss, 1962
IDEM, Kreuzherrenkirche und Kloster Liebfrauenthal in Ehrenstein an der Wied Kin, 1979
KITTEL (E.), Das Kreuzherrenkloster Falkenhagen. in: Dona Wesifalica Georg Schreiber zum 80en Geburtstage dargebracht von der historischen Kommission Westfalen. Munster, 1963, pp. 137-166
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
155
KNOWLES (D.), The Religious Orders in England. Cambridge, 1962 LEVAUX (J.), La Chantoire et le Trou des Sottais. Monographie de I'ermitage du val Sainte-Anne. Venders, 1888, 59p.
LICHTER (E.), 500 Jahre Helenenberg' Hospital- KreuzherrenklosterEduardstift. Helenenberg, 1988, 120 p.
IDEM, Welschbillig und Umgebung Ein Beitrag zur Geschichter der Sudwesteifel. Geschichte des Ortes, der Pfarrei und des Amtes Welschbillig. Trier, 1977
MARCUS (A.E), Klooster Marienlof Kolen-KernieL in: De TijdspiegeU
jg. 27, 1972, afl 2, 36 p.
MAUNY de (M.)> Le Ch&teau et les Seigneurs de Montauban-de-Bretagne. Le Mans, Imprimerie Jobion, 1969
MOL (J.A.), Kruisheren op de Friese zieleheilsmarkt in de vijftiende eeuw. De vestiging van de kloosters te Sneek en Franeker. in: Tijdschrift voor sociale geschiedenis, 1990, afl. 4, pp. 328-348
MOREAU (E.)> LVrigine des Croisiers Beiges, in: Clairlieu, jg. 3, 1945, pp. 7-12
Necrologium Hoorn (manuscript in archief Sint-Agatha)
OLISCHLAGER (E), Die Monche zu Beyenburg. in: Zeitschrift des Bergischen Geschichtsverein. Bonn, dl. 10 (1874), pp. 34-41 OVERGAAUW (E.A.)> Het officium capituli en de Kapittelboeken van de Kruisheren. in: Clairlieu, jg. 45, 1987, pp. 53-88
OVERMEIER (J.), 400 Jahre Pfarre Loikum. Bocholt, 1941 PASCH (A. Van de), Godsvrucht in de handschriften der Kruisheren. in: Clairlieu, 1981, pp. 73-88
IDEM, De drie gradualia van S. Agatha. Lichtland-Diest, 1949, 41 p. IDEM, Monastere des Croisiers h Namur. in: Monasticon Beige, tome 1, pp. 150-152 en 189-190
IDEM, Uit een Devotieboekje van de vroegere Klaaskerk te Venlo. in: Clairlieu, 1976, pp. 3-10
IDEM, Een Sermo Capitularis van Prior Henricus Hoefileger. in: Clairlieu, 1976, pp. 65-92
IDEM, Definities der Generale Kapittels van de Orde van het H.Kruis 1410-1786. Brussel, 1969, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, XIV + 632 p.
IDEM, Nog een Handschrift met Definities der generale Kapittels. in: Clairlieu, 1976, pp. 93-100
IDEM, Het Kruisherenklooster te GlindfeU 1499-1804. in: Clairlieu, 1952, pp. 41-53
IDEM, Oude Constitutes, in: Cmciferana, nova series, afl.9
156
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
IDEM, Het Kruisherenklooster te Glindfeld 1499- 1804. in: Clairlieu
jg. 10, 1952, afl. 2, pp. 41-53
IDEM, Een Tractaatje over de Volmaaktheid (15de eeutu). in: Clairlieu
jg. 11, 1953, pp. 49-84
IDEM, Het klooster Clairlieu te Hoei en zijn Prioren-Generaal 12101796. in: Clairlieu, jg. 17, 1959, pp. 65-112 ; jg. 18, 1960, pp. 13-70.
IDEM, Ehrenstein. Ehrenstein, I960
PETERS (L.), Briiggen, Bracht, Born. Aufiatze zur Landschaft, Geschichte und Gegenwart. Schriftenreihe des Kreises Viersen 30. Band, Kempen
1979
y
PICCARDT (R.A.S.), Bijzonderheden uit de geschiedenis der stad Goes Goes, 1865
POLLET (Ch.), Histoire du Diocse de Liege. Liege, 1881, 2 din.
POST (R.R.), De oorsprong van de orde der Kruisbroeders. in: Archiefvoor de geschiedenis van de katholieke kerk in Nederland, 1963, pp. 243-253 RAMAEKERS (A.), De Privileges der Kruisherenorde vanafhaar ontstaan
totaan het Concilie van Trente. in: Clairlieu, jg. 1, 1943, pp. 9-82 IDEM, De Kruisherenaflaat. in: Clairlieu, jg.6, 1948, afl. 1-2, pp. 3-52 IDEM, De Kruisheren en de Leuvense universiteit. in: Clairlieu jg 40 1982, pp. 25-136; jg. 41, 1983, pp. 13-138
IDEM, De constitutes van de Kruisheren van 1248. in: Clairlieu jg 41
1983, pp. 142-146
'
'
REICHERT (H.), Het convent van Bentlage. in: Cruciferana, eerste reeks, reprint 1986, nr. 4
REICKE (S.), Das Deutsche Spital und sein Recht im Mittelalter.
Stuttgart, 1942, 2 din.
REIJNERS (G.), A survey ofeuropean Crosier Historiography in the last
fifty years, in: Clairlieu, jg. 46, 1988, pp. 99-115
IDEM, Kruisspiritualiteit in de geschiedenis van de Orde van hetH. Kruis. Rome, 1988
IDEM, Der Kblner Bibliothekar Conradus von Grunenbere. in: Clairlieu 1994, pp. 231-240
IDEM, De ordeskleding van de Kruisbroeders/Kruisheren. in: Clairlieu,
jg. 59, 2001, pp. 267-286
RENIER (J.-S.), Histoire d'Andrimont (lez-Verviers ) et de Vancienne commune des Croisiers. Venders, Remade, 1887, 549 p.
RITTE (W.), Dingden, Land undMenschen bis zur Gegenwart. Bocholt, 1978, 136 p. (Kruisheren op pp. 51 - 60)
ROGER (P.), Notices historiques sur Virton. Virton, 1932 (Kruisheren op
pp. 377-496)
h
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
157
ROOIJEN (H. VAN), Theodorus van Celles. Een tijds- en levensbeeld. 1936, 247 p. IDEM, Sinte Odilia, Legende ofHistoric Diest, 1946, 155p. IDEM, Het onderwijs en de Kruisheren in de loop der eeuwen. in: Kruis en Wereld, jg. 27, 1947-1948, pp. 175-179, 201-203
IDEM, Onze H. Patrones Sint Odilia. in: Kruis en Wereld, jg. 27, 19471948, pp. 226-228
IDEM, De oorsprong van de orde der Kruisbroeders of Kruisheren, De Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, 240 p. IDEM, Les origines des Croisiers. in: Bulletin de la Societe d'art et d'histoire du diocese de Liege, jg. 42, 1961, pp. 87-113 IDEM, Liebfrauenthal zu Ehrenstein. I.Das Werden, Ein Buch des Glaubens und der Liebe. Siegburg, 1979, 148 p. ROPPE (L.) & DUSAR (A.) & COLS.ON (M.), Het Sint-Odiliaschrijn, Klooster Kolen (Kerniel). Hasselt, 1965, 60 p. ROSEROT (A.), Dictionnaire historique de la Champagne meridionale. s.d., p. 755 ROSSIGNON (cure), Notice sur Suxy, 1888 ROTTGEN (B.), Bruggen und Born im
Schwalmtal.
Beitrage
Heimatgeschichte. Kempen, 1934, 419 p. RUSSELIUS (H.)> Chronicon Cruciferorum sive synopsis memorabilium Sacri et Canonici Ordinis Sanctae Crucis. Keulen, 1635 ( fotografische herdruk Diest, 1964)
SANGERS
(W.),
Predikbroeders-Kruisbroeders.
in:
Miscellanea
Gessleriana, Antwerpen, 1948, pp. 1089-1095 SCHEERDER (G.)> De Ordo canonicus regularis en het prioraat. in:
Cruciferana, nova series, afl. 32, Roma, 1992, 49 p. IDEM, Het oude moederklooster vanAsperen. Cruciferana, nr. 3, 1935 IDEM, De prior conventualis in de Orde van het Heilig Kruis. in: Cruciferana, nova series, afl. 33, Roma, 1992, 70 p. IDEM, De leken-donaten van de Orde van het H.Kruis. Het Statuut der leken- of donaatbroeders van 1433 tot 1868. in: Cruciferana, nr.35, Rome, 1993, 60 p.
IDEM, De Kruisbroeders van Schiedam 1443-1591. Rotterdam, 1997 SCHELLEKENS (J.W.M.), Het kruisherenklooster Le Verger (14901790. Op zoek naar zijn fundamenten en restanten. in: Clairlieu, jg. 63, 2005, pp. 255-298
SCHMITZ (M.), Die Prioren des Kreuzherrenklosters Hohenbusch. in: Heimatkalender des Kreises Heinsberg 2001, pp. 64-73, ill. SCHUITEMA-MEIJER (A.), Het klooster TerApel. Groningen, 1966
158
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
SEESING (P.), Ein Totenbuch der Miinsterkirche St. Martini in Emmerich. Emmerich, 1980
SIPS (L.), De canonie Marienbongerd te Emmerik. in: Cruciferana, nova series, nr. 16, 1953, 68 p.
IDEM, Het Kruisherenklooster te Emmerik. in: Kruistriomf, jg. 44, 19641965, afl. 9, pp. 76-79 SLUIJTERS (H.)> Ravenstein, Verleden en heden. Eindhoven, 1976 SNIJDERS (D.) & GEERKENS (H.J.), Ophoven en Geistingen door de eeuwen keen. S.L, 1966, 304 p. SNIJDERS (D.), Een doorsnee klooster vroeger. in: Kruis en Wereld, jg. 70, 1990, nr. 5, pp. 14-15 IDEM, Kruisherenkloosters: Kerniel. in: Kruis en Wereld, jg. 71, 1992, nr.l, pp. 15-16
IDEM, Kruisherenkloosters: Maastricht, in: Kruis en Wereld, jg. 71, 1992, nr. 4, pp. 17-20
SPENGLER (ER.), Geschiedenis van het klooster St.-Agatha. Utrecht, 1863, 51 p. STEINMETZ (J.)> De verering van Odilia in de loop der eeuwen. in: Maaslandse Sprokkelingen, Nova Series, jg. 3, afl. 6, 1980, 42 p.; jg. 4, afl. 6, 1981, 40 p.; jg. 5, afl. 10, 1982 TELTING (A.), Het Kruisbroedersklooster te Franeker. in: De Vrije Fries, jg. 9, 1862, pp. 103-128
TERBOVEN (J.H.), Hohenbusch, ein eihemaliges Kreuzherrenkloster. in: Heimatkalender Geilenkirchen-Heinsberg, 1965, pp. 101-106 TERTOOGEN (J.) Een kijkje te S. Matthias, in: De Zegepraal des Kruises, jg. 2, 1921-1922, pp. 254-259
IDEM, Nieuws uit S.Matthias, in: De Zegepraal des Kruises, 1925-1926,
jg.. 5, pp. 15-19 TONSMEIER (J.), Das Landesftirstentum Rheine-Wolbeck. Rheine, 1962, 208 p.
IDEM, Vom Landesfilrstentum Rheine-Wolbeck zur GutsherrschaftRheineBentlage. Rheine-Westfalen, 1980, 358 p. TURPIN (J.), Chauny et ses environs. Chauny, 1930 (tweede editie in 1955) VEERKAMP (L.)5 Prioren van het Kruisbroedersklooster Sint-Pietersdal te Hoorn, 1462-1572. Hoorn, 1992
VEN (AJ. Van de), Het Kruisbroedersconvent te Schiedam, in Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem, jg. 43, 1925, pp. 368-422; jg. 44, 1926, pp. 262-266 VERMEULEN (N.J.J.), De Kruisheren van Ter Apel (1465-1595). in: Clairlieu, jg. 48-49, 1990-1991, pp. 3-92
DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3
VINKEN (M.), De spiritualiteit der Kruisheren. Cruciferorum, 1950, pp. 469-514
in:
159
Chronicon
IDEM, De spiritualiteit der Kruisheren. Antwerpen, 1953, 84 p. IDEM, Reguliere kanunniken van de Orde van het H.Kruis (Kruisheren). in: Canonicorum Regularium Sodalitates. Decimo sexto revoluto saeculo ab ortu Sancti Augustini eposcopi Hipponensis. Graz, 1954, pp. 171-176 IDEM, Croisiers. in: Dictionnaire de Spiritualite ascetique et mystique, vol. II, Paris, 1953, kol. 2561-2576 IDEM, Chanoines Reguliers de VOrdre de la Sainte-Croix. in: Canonicorum Regularium Sodalitates..., 1954, pp. 171-176 IDEM, Croisiers. in: Dictionnaire d'Histoire et de Geographie ecclesiastique, t. XIII, Paris, 1956, kol. 1042-1061 IDEM, Le culte Marial chez les Croisiers. in: Clairlieu, jg. 36, 1978, pp. 109-113
VORST-GUDEMAN (G.)> KreuzbruderklosterSchwarzenbroich unddas Spitalzu Geich. in: Zeitschrift Aachener Geschichtsverein, jrg. 4, 1882 VOS (G.P.), Het heerlick kloester van S.Aegten ende sijne schoole studiorum humaniorum. in: Cruciferana, nova series, nr. 19, 45 p. WASSERFUHR (D.), Kreuzherrenkloster Steinhaus zu Beyenburg 12981998. in: Clairlieu, jg. 55, 1997, pp. 77-112 VKASSERFUHR (D.), Verzeichnis der Konventualen des Klosters 'Steinhaus7 un der Kreuzbruder, die zeitweise dort lebten und wirkten. 1298-1998. Bibliotheek Historisch Instituut Bonn, 45 p. WENNEKER (E.)> Das waldeckische Kreuzherrenkloster Hohnscheid (archief Hist. Inst. Bonn, 0101.1, 7 p.) WEISS (H.U.), Die Kreuzherren in Westfalen. in: Clairlieu, jg. 20-21, 1962-1963, 339 p. IDEM, Die Kreuzherren von Bentlage. in: Zeitschrift Rheine, GesternHeute-Morgen, 2, 1989, pp. 59-80 IDEM, Der Bucherbestand des ehemaligen Kreuzherrenklosters Bentlage bei
der Versteigerung im Jahre 1823. in: Clairlieu, jg. 51, 1993, pp. 3-84 WIEGGREBE (J.), Kloster Falkenhagen. Mtinchen, 1988, Kunstfuhrer nr. 1719, 19 p.
WILMOTTE (L.), Notice historique sur le Couvent des Croisiers de Huy. Hoei, s.d., 54 p. WINKELMOLEN (P.), Marienfrede, in: Clairlieu, jg. 54, 1996, pp. 9395
LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZAN^AIS
A LA LUMIERE DES INVENTAIRES DE 1778 ET 1790 par Andre BOCHIN
En 1970, a l'occasion d'un succinct inventaire du patrimoine monumental historique de la Commune de Buzan^ais, intitule « Le Vieux Buzangais est-il condamne? »\ j'ai rappele aux habitants de la cite Texistence d'un ancien monastere d'hommes (les « Croisiers »), fonde en pleine ville au XVeme siecle, que la memoire collective avait totalement oublie tant il fut transforme lors de la Revolution et posterieurement pour ne plus etre connu que sous le nom d'atelier de lingerie. Les deux pages que lui consacra Eugene HUBERT en 19082 etaient restees discretes chez les possesseurs de son remarquable ouvrage. II fallut que l'entreprise proprietaire de Pancienne eglise prieurale fiit mise en reglement judiciaire en 1983, et que les murs soient mis en vente au Palais de Justice de Paris en 1985, pour que le destin de Tancien Prieure Sainte-Croix soit change. En eflFet, sur ma proposition, le Groupe d'Histoire et d'Archeologie de Buzangais prit l'initiative de constituer une association specifique la
1 « Le Vieux Buzangais est-il condamne ? ou Plaidoyer pour un Buzangais historique et touristique », public dans le Bulletin du « GROUPE d'HISTOIRE et d'ARCHEOLOGIE de BUZANCAIS », Numero 2, Annee 1970, pages 56-79.
2 Eugene HUBERT, archiviste du Ddpartement de I'lndre, auteur de l'ouvrage « Le BasBerry, Histoire et Archeologie du Ddpartement de I'lndre, Troisieme fascicule, Canton de Buzanc.ais », Paris, Picard, 1908, pages 378-379 et anecdote page 375.
162
LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS
« Sauvegarde du Prieure Sainte-Croix de Buzan^ais » qui, malgre des difficultes jugees initialement insurmontables, a pu se rendre
proprietaire de l'ancienne eglise monastique (et de quelques abords) le 31 mai 1985.
Elu president de Tassociation en raison de 1'interet que j'avais pris depuis quinze annees a la recherche de l'histoire meconnue de ce prieure, puis a la publication de mes premieres trouvailles3, je n'ai plus eu de cesse de chercher, partout ou cela parait possible, et de rassembler une documentation desormais substantielle. Des le 9 Janvier 1992, j'ai pu prendre connaissance de l'« Inventaire des mobiliers, titres etpapiers de la maison du convent de Ste Croix de Buzangais», en date du 21 aout 1790, aux Archives Departementales de l'lndre, puis le commenter et le transcrire integralement dans le Bulletin du Groupe d'Histoire et
d'Archeologie.4
3 Articles publies dans le Bulletin du « G.H.A.B. » par Andre BOCHIN: - N° 16, annee 1984, pages 45/62, « Le Prieure' Sainte-Croix de Buzancais » -N° 17, annee 1985, pages 123/130, « Sauvegarde du Prieure Sainte-Croix de Buzancais ».
Ont ete publies ulterieurement:
- N° 18, annee 1986, pages 129/145, « Chronique de Prieure Sainte-Croix de Buzancais pour 1986 »,
- N° 19, annde 1987, pages 131/137, « Chronique du Prieure Sainte-Croix de Buzancais pour 1987 »,
- N° 20, annde 1988, pages 79/80, « Chronique du Prieure' Sainte-Croix de Buzancais pour 1988 »,
- N° 21, ann& 1989, pages 101/102, « Chronique du Prieure' Sainte-Croix de Buzancais pour 1989 »,
-N° 24, annde 1992, pages 53/57, «A l'Abbaye de Saint-Genou, en 1719, le prieur du couvent de Sainte-Croix de Buzancais, muni de procuration, prend possession de l'office de sacristain »,
-N° 24, annee 1992, pages 57/64, «L'inventaire des mobiliers, titres et papiers du Prieure Sainte-Croix de Buzangais », -N° 25, ann^e 1993, pages 151/170, « La renaissance du Prieure Sainte-Croix de Buzancais »,
-N° 29-30, anne'es 1997-1998, pages 25/48, «A la recherche des Croisiers copistes, enlumineurs et relieurs ». Sous la signature de Charles-Etienne de VILLAINES: - N° 29-30, annees 1997-1998, pages 19-24, « Un Ordre inconnu, 1'Ordre de la Sainte-
Croix ou Ordre des Croisiers ». 4 Cf note 3 ci-dessus, N° 24, pages 57/64.
LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS
163
Cet inventaire ne nous apprenait rien de ce qui restait a l'interieur du prieure, sauf quelques depots de « de bois de charpente et planchers, carreaux et thuilles ranges et emmagazines... provenant de Vecroulement du bastiment du refectoire, chambres et greniers au dessus » et « ... plusieurs bois de charpente et solivage ». Les batiments ont ete « trouves denues de toutes reparations grosses et menues et en trh mauvais etat, si ce nest I'Eglise, le dessus de la cuisine et la chambre de Vancien prieur5 que nous avons trouves assez bien couvertes ». Tout autre objet avait ete evacue apres l'extinction canonique du prieure6 et le site devait alors avoir une bien triste allure. En outre, nous n'apprenions rien du ameublement des locaux conventuels lors de la vie monastique. Aussi fiis-je surpris et ravi lorsque, par courrier du 8 mars 2005, mon jeune ami paleographe, Christophe BRUGERE (que je ne saurais trop remercier) me fit parvenir le texte d'un inventaire du mobilier de la « maison de Ste Croix », etabli le 21 Janvier 1778 en presence du «sieur Lefebvre, ancien prieur de Ste Croix de Buzan£ais », qu'il avait trouve par hasard dans le fond de l'abbaye de Saint-Genou (Indre) conserve aux Archives Departementales du Cher7. Cet inventaire ne concerne que Peglise et la sacristie du prieure, mais c'est ce qui me parait le plus utile. Je vais done en reprendre le texte avec darte et le commenter pour mieux imaginer ce qu'on pouvait voir - et probablement admirer - en penetrant dans l'eglise prieurale en 1778. On considerera successivement les vases sacres et les objets liturgiques, les ornements et la lingerie liturgiques, la statuaire, la decoration artistique et le mobilier.
5 Le dernier prieur et alors unique religieux du couvent de Buzansais, Dom Noel-Robert LEFEBVRE, etait dece'de' a l'age de 79 ans et inhume" le 16 septembre 1783 a Buzan^ais. Cf Eugene HUBERT, Inventaire sommaire des Archives Departementales de l'lndre, Sine E supplement, page 128, et Archives Municipales de Buzancais, Registres paroissiaux. 6 Sur la suppression du Prieure, se reporter aux e'le'ments publies pages 131/133, Bulletin du G.H.A.B. N° 18, dans la « Chronique.. pour 1986 » (cf note 3). 7 Archives Departementales du Cher, H.375, document de quatre pages, transcrit integralement a la suite du present article
164
LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS
VASES SACRES et OBJETS LITURGIQUES
ARTICLE 1 2 &3
4
DESIGNATION (les mesures anciennes sont evaluees approximativement selon le systeme metrique) Un ciboire d'argent, hauteur 27 cm, couvert d'une coiffe de soie rouge et blanche galonnee d'argent.
Deux calices d'argent grave (hauteur, l'un 27 cm, l'autre 31 cm) et deux pat&nes, dores a l'interieur.
Un ostensoir (ou « soleil », appellation ancienne evo-
5 17
6
quant sa forme) d'argent massif (hauteur 46 cm) orne d'un croissant de vermeil. Une croix processionnelle de cuivre argente (hauteur 75 cm) avec des reliques de la Vraie Croix Un encensoir avec la navette8, en cuivre. Une niche (hauteur 84 cm) de drap d'or fin, a fond rouge, avec ses rideaux de damas9 cramoisi galonnes d'or fin; une dentelle d'or fin decore le bas de la niche.
ORNEMENTS et LINGERIE LITURGIQUES ARTICLE 7, 8 & 9
DESIGNATION Trois chasubles10, chacune avec l'etole11, le manipule12 et le voile13:
8 Navette: vase, en forme de petit navire, contenant l'encens qui sera verse* dans 1'encensoir. 9 Damas: e*toffe de soie a fleurs, fabrique'e a Damas. 10 Chasuble: a l'e'poque, ornement compost de deux pans de forme identique (rectangulaire), que le pretre portait par dessus l'aube et l'e'tole pour celdbrer la messe. Le pan de devant a e'volue' vers la forme dite « boite a violon » pour faciliter le mouvement des bras. Parfois reversible, la chasuble avait alors sur les deux faces une couleur liturgique differente. A 1'origine, la chasuble enveloppait le corps en entier, avec une ouverture pour passer la tete. Au XlXeme siecle, Dom Prosper GUERANGER (1806-1875), b^nedictin, abbe de Solesmes, res taurateur de l'Ordre de Saint Benoit en France et propagateur de la liturgie romaine, remit en vigueur la grande chasuble initiale qui avait et^ de'forme'e particulierernent au XVIIeme siecle. 11 Etole: ornement sacerdotal forme d'une large bande d'etoffe elargie en palette a chaque extre'mite. C'est l'insigne du pouvoir confe're' par le sacrement de l'Ordre. Elle est portee par
le pretre et le diacre dans l'exercice de certaines fonctions liturgiques. 12 Manipule: insigne honorifique qui e'tait porte a l'avant-bras gauche par le celebrant lors de la messe. Cf figure extraite de « Glossaire », Collection Zodiaque, 2imt Edition, Abbaye de La Pierre-qui-vire (Yonne), 1971, page 288.
13 Voile: etoffe de forme carree, couvrant le calice, la patene et la pale avant et apres la
messe, de la couleur liturgique du jour.
LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS
10
165
la premiere de velours cramoisi14, garnie de dentelle d'or fin, l'etole et le manipule de velours cramoisi, garnis de dentelles, galons et franges d'or fin, le voile de satin rouge borde (brode ?) en argent avec un Saint Esprit (colombe ?) et une croix en argent; la deuxi£me de soie blanche, ornee d'une croix de tapisserie de soie, et bord^e d'un galon de tapisserie de soie comme l'etole, le manipule et le voile; la troisieme de moire de soie violette, bordee de galon de soie comme l'etole et le manipule, le voile etant borde de dentelle de soie. Cinq ornements comportant chasuble, etole (sauf pour le cinquieme), manipule et voile: le premier, de soie noire, en tres mauvais etat, le deuxieme, de soie blanche a fleurs, « tres passe », le troisi&me, de flanelle rouge, avec voile de soie, tres mauvais,
le quatri&me, de flanelle violette, avec voile de soie portant une croix bordee de soie blanche, le cinqui&me, avec chasuble reversible, violet d'un cote, noir de l'autre, tres mauvais. Un ornement tombant de vetust^ et d'avoir un peu d'or fin. Trois chapes15:
11 11
la premiere, de moire16 de soie violette, garnie de galon et de franges d'or faux, de moire de laine les cotes et le chaperon17 de damas cramoisi, les deux en bon etat; 14 Les couleurs liturgiques, fixe'es depuis Innocent III (pape de 1198 a 1216), sont le blanc, le rouge, le violet, le vert et le noir. Le rose nest admis que le troisieme dimanche de 1'Avent {dit« Gaudete ») et le quatrieme dimanche du Careme (dit« Laetare »). On a cependant utilise* le bleu, par exemple a la cathe'drale de Le'rida (Espagne), le 8 de'cembre 1943, lors de la cali bration de la fete de Plmmacule'e Conception de la Bienheureuse Vierge Marie selon un temoin oculaire (Pierre BOCHIN, 1921-1944). Le drap d'or peut remplacer toutes les cou leurs, sauf le noir.
15 Chape: sorte de grand manteau d'eglise, sans manches, qui s'agrafe devant a l'aide du « mors de chape». La chape est porte'e par le ce'le'brant dans les fonctions officielles, sauf la messe.
16 Moire: e'toffe a reflet changeant et ondule\ 17 Chaperon: petite cape qui couvre les e'paules, par-dessus la chape.
166
LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS
les deux autres, de moire de laine, bordees de galon et de franges d'or faux, dont les cotes et les chaperons sont d'etoffe de soie a fleurs, toutes deux en bon etat. 11 Deux rideaux noirs et blancs. 11, 16 & 17 Six devants d'autel ou antependium18: Tun noir et blanc, tres mauvais, le deuxieme, reversible ; d'un cote, en soie de couleur verte, garni de dentelle d'or fin, portant une croix rayonnante, de dentelle d'or et d'argent fin ; de 1'autre cote, en etoffe de soie tres « passee » coupee de bandelettes d'etoffe de soie et de fil d'or; le troisieme, de satin rouge, portant le visage du Christ en croix, de la Vierge et de Saint Jean19 ainsi que d'autres broderies, le tout en soie; le quatrieme, en moire violette, coupe de galons de soie blanche; deux autres de camelot20 rouge, garnis de figures en or faux. 12 & 14 Cinq pales21: trois garnies de dentelle, deux anciennes couvertes de soie. 12 Quatre corporaux22 garnis de dentelle ordinaire, en assez bon etat. 13 Quarante petits linges servant a garnir des etoffes, ou a faire soit des purificatoires23, soit des manuterges24. 14 Cinq amicts25 mauvais.
18 Antependium ou devant d'autel: piece d'etofFe tombant de la table d'autel sur sa face anterieure ou, parfois, entourant l'autel sur ses quatre faces (dans le cas ou il n'est pas adosse* a un mur). La piece d'e'toffe peut etre remplacee par un panneau de bois ou de me'tal ouvrage. 19 La Vierge Marie et Saint Jean au pied de la Croix sont fre'quemment repr&entes, en peinture ou en sculpture. Voir l'illustration en annexe. 20 Camelot: Etoffe qui fut primitivement sans grande valeur. 21 Pale: petit carton carre* enveloppe' de toile blanche servant a couvrir le calice pour le preserver des poussieres. 22 Corporal: linge benit sur lequel le pretre pose le calice pendant la messe. 23 Purificatoire: linge avec lequel le celebrant essuie le calice apres la communion. 24 Manuterge: petit linge avec lequel le pretre s'essuie les doigts, a la messe, au moment du lavabo. Dans l'inventaire, le terme « lavabo » est pris pour celui de « manuterge ». 25 Amict: linge benit qui couvre le cou et les epaules du pretre lors de la messe.
LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS
14 14
14 14 14 17
167
Deux cordons26 fort uses. Deux bourses27 fort usees: Tune violette, de moire de soie, assez bonne, l'autre de soie blanche et dechiree. Deux aubes28 de toile tres commune, a moitie usee. Une etole de serge bleue, garnie de franges de soie. Un manipule de serge bleue, garni de franges de soie. Huit nappes d'autel, tres ordinaires et tres usees.
STATUAIRE, DECORATION ARTISTIQUE et MOBILIER 15 15
16
Une statue equestre de Saint Martin29, en bois. Une armoire, dans la sacristie, comportant deux portes a double vantail et trois « fenetres », servant a
mettre les vases sacres et le linge; au-dessous, derriere une porte a deux battants, deux rayons permettent de ranger a plat les ornements liturgiques. Six chandeliers de cuivre jaune d'or: deux de 39 cm, deux de 36 cm, deux de 33 cm.
16
Une croix de cuivre jaune (hauteur 81 cm) avec un Christ.
17
Un tabernacle dore de toutes parts, hauteur 165 cm, largeur 150 cm, reposant sur trois gradins entierement dores. De chaque cote, un tres beau petit tableau, Tun representant Notre-Seigneur, l'autre la Sainte Vierge.
17
Le tableau du maitre-autel representant la descente de la croix et plusieurs personnages.
26 Cordon: mis en double, il serrait l'aube a hauteur de la taille. 27 Bourse: sorte d'e'tui a soufflet destine a recevoir le corporal plie au carre\
28 Aube: vetement blanc de toile l^gere, ported par le pretre officiant, sous la chasuble.
29 Saint Martin (equestre) etait probablement repre"sente coupant son manteau pour en donner la moitie au pauvre d'Amiens.
168
17
17
17
17 17
17 17 17
LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS
Deux reliquaires en bois dor6 avec des reliques de Saint Eutrope pour Tun, de Saint Blaise pour l'autre30. Deux tableaux dores, Tun representant la Vierge et l'Enfant Jesus, a droite du maitre-autel, l'autre (a gauche?) representant St Michel. Une table de marbre (consacree) au maitre-autel et une pierre d'autel (consacree) a chacun des autels lateraux. Une croix de bois noir avec un Christ de cuivre. Un tableau representant Notre-Dame de Pitie (c'estk-dire avec le cadavre du Christ sur ses genoux), hau teur 135 cm, largeur 120 cm. Deux chandeliers de bois do re, en tres mauvais etat. Une lampe de cuivre jaune, au milieu du choeur. Le retable du maitre-autel. II est soutenu par quatre colonnes en bois sculpt^ qui portent aussi deux anges en bois sculpte. En dessous (des colonnes ou du retable?), deux tableaux en bois representent Tun Sainte Helene31, l'autre Sainte Odile32. Des guirlandes sont sculptees de chaque cote du grand tableau (place au centre du retable). Au-dessus, couronnant le retable, trois figures (sculptures ou peintures?) representant le visage de la Vierge et, de part et d'autre, celui de Saint Augustin33 et celui de Saint Quiriace34.
30 Saint Eutrope: martyr, apotre de la Saintonge, disciple de Saint Denis et, soit au Ier siecle, soit au Hleme siecle, premier eVeque de Saintes. Palladius e'leva en son honneur une basilique vers Tan 600... Philippe le Bel et la reine Jeanne honorerent (Saint Eutrope) d'un culte particulier (et) depuis... le diocese de Paris ce'lebre sa me'moire. Extrait du « Nouveau Larousse Illustr^ », vers 1907, tome 4, page 371. Saint Blaise: eVeque de Se'baste, en Armdnie, martyrise en 316. Extrait du « Nouveau petit Larousse illustre' », 320ime Edition, 1940, page 1232. 31 Sainte He'lene: v6n6r£e par les Croisiers.
32 Sainte Odile: patronne des Croisiers. 33 Saint Augustin: l'Ordre des Croisiers appliquait la regie e'tablie par Saint Augustin. 34 Saint Quiriace (ou Cyriaque), patriarche de Constantinople de 596 a 616. Egalement personnage l^gendaire qui aurait indiqu^ a Sainte Helene l'endroit ou elle devait retrouver la croix de la Crucifixion. Cornelius Rudolphus HERMANS, dans « ANNALES canonicorum
regularium S. Augustini, ORDINIS S.CRUCIS » (Bois-le-Duc, 1858, tome I, chapitre I) a ore' toute credibility a la l^gende.
LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS
17
Quatorze stalles.
17 17
autour de la nef. La chaire (sans escalier). Le confessionnal, en tres mauvais etat.
17 17
17
17 17 18
169
Le lutrin avec son siege (?) et un marchepied. Des banes disposes autour (ou devant?) les stalles et
Une balustrade en bois, separant le choeur de la nef, « soutenue par des bras de fer », et un Christ en bois au-dessus35.
Le benitier de pierre a l'entree de Teglise. Trois cloches pesant environ cinq a six cents livres. Un tambour a deux portes, a Tentree de Teglise36.
QU'EST-IL ADVENU DU MOBILIER DU PRIEURE SAIN TE-CROIX APRES SA SUPPRESSION?
Comme Ton peut en convenir en lisant Tinventaire de 1778, ce qui restait des acquisitions faites au cours de plus de trois siecles et demi de vie religieuse n etait pas n^gligeable, et le choeur de l'eglise, si nous le poss&Iions encore a l'heure actuelle tel qu il etait a l'avant-veille de la Revolution, constituerait a lui seul un atout majeur de Tattrait artistique de Buzansais. Tel n est malheureusement pas le cas. Qu'est-il done advenu de ce patrimoine? L' inventaire du Prieure en 1790 ne donne aucun renseignement sur l'eglise si ce n est qu elle a ete constatee assez bien couverte, grace a l'attention de Pierre Claude GAULIN, controleur des actes notaries et sous-seings prives a Buzan9ais, charg^ de veiller au temporel du Prieure apres son extinction. Accessoirement, on n en sait guere plus sur les autres batiments claustraux, si ce n est leur etat precaire que j'ai precise au debut de cette etude. Au demeurant, GAULIN declarait que les clefs de certains «appartemens»,
35 Cette balustrade ne serait-elle pas une « poutre de gloire » plac^e assez haut en travers de la nef, et marquant sa separation du chceur? 36 Tambour: enceinte de menuiserie, avec une ou plusieurs portes, placed a l'entre'e principale de l'eglise pour empecher le vent et le froid d'y pe'ne'trer.
170
LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS
remises a Jean-Baptiste RATIER, officier municipal de Buzan^ais, ne lui avaient pas ete rendues, et qu'il ne pouvait « veiller a la surete » des locaux concernes. On ignore done, aussi, ce qu'ils pou-
vaient contenir. GAULIN ajoute que, pour permettre une certaine surveillance des lieux, il avait loue le jardin conventuel a Charles FOUCAULT, un voisin aubergiste, moyennant quinze livres de
ferme annuelle.
En ce qui concerne les titres et papiers du Prieure, outre les documents qu'il detenait deja, e'est-a-dire: - un livre de compte de 12 feuillets, avec deux chapitres comportant respectivement 19 et 79 articles,
- un (livre de) compte (rendu le 2 juillet 1789), faisant etat d'une somme de 2327 livres 2 sols 11 deniers en numeraire, effective-
ment constatee le 21 aout 1790 lors de l'inventaire, - une liasse de 18 dossiers, - une liasse de 72 dossiers,
- une liasse de 9 dossiers de pieces et titres anciens,
- deux cahiers servant de registres de recettes, contenant respecti vement 16 et 24 feuillets,
- un ancien livre « coeuilloir » de 139 feuillets servant a la recette des rentes du Prieure,
GAULIN se vit charge de conserver deux sacs qui ont ete remplis de 19 liasses d'anciens titres, papiers et parchemins trouve dans un coffre du « cabinet de la Poste aux lettres », rue du Puits Chollet (actuellement rue Neuve), ou elles avaient ete placees par Paul
BONNEAU, procureur de la commune de Buzan<jais.
On ignore ce que sont devenues ces archives qui constitueraient aujourd'hui un fond inestimable et d'un interet capital pour la connaissance de l'histoire du Prieure Sainte-Croix de Buzan?ais. Comme je 1'ecrivais dans 1'etude publi^e dans le Bulletin du Groupe d'Histoire et d'Archeologie de 1992 (N° 24, page 58), on pourrait craindre qu'ils aient ete detruits lors du « brulement des titres feodaux du Comte de Buzan<jais », le 12 novembre 1793 (22 brumaire an 11). Mais rien ne le prouve et je ne desespere pas tout a fait d'en trouver, un (tres beau) jour, quelque trace.
LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS
171
En ce qui concerne le mobilier « meublant », on remarquera que l'inventaire de l'eglise Saint-Honore des 7 et 9 aout 1790, com mence deux semaines avant celui du Prieure Sainte-Croix, prouve
que, douze annees apres l'inventaire de 1778, la trace de certains objets n'etait pas perdue. En effet, dans la crypte, etaient entrepostes trois cloches « petites » provenant de l'eglise Sainte-Croix. Etaient-elles si petites? L'inventaire de 1778 les dit pesant 5 a 600 livres, et leur valeur devait contribuer & la refonte de deux cloches cassees des eglises Saint-Honore et Saint-Etienne, conformement aux instructions donnees par l'archeveque de Bourges. La petitesse est done relative. Provenant du Prieure, on inventorie aussi:
- un ciboire, - deux calices et leur patene, - un ostensoir,
- une croix (processionnelle?) de cuivre argente,
- une niche,
- huit chasubles, - trois chapes, qui correspondent exactement aux objets designes aux articles 1 a 10 de l'inventaire de 1778, ce qui me parait digne d'etre souligne. Entre 1778 et 1790, Us n'avaient pas ete perdus. Mais apres 1790, qu'en advint-il? Us ont du suivre les itineraires de reutilisation par trans formation dont j'ai fait etat dans mon etude susvisee (Bulletin du G.H.A.B. N° 24) et qu'il n'est pas indispensable de reproduire ici.
Evoquons maintenant le mobilier en bois, specialement le maitre-autel et ce qui l'accompagne : tabernacle, retable a quatre colonnes, peintures et statues. Les dimensions du tabernacle (H 165 cm, L 150 cm) sont spectaculaires et, par consequent, le retable doit etre en rapport avec lui. A Buzan^ais, le retable avait des guirlandes sculptees de chaque cote du tableau, deux petits tableaux de part et d'autre du tabernacle, deux tableaux dores (a droite et a gauche du maitre-autel), deux tableaux en bois en dessous des colonnes ou du retable, deux reliquaires, et un couronnement avec trois figures (sculptures ou peintures?).
172
LE PRIEURE SAINTE-CRODC DE BUZANCAIS
On peut en conclure que le maitre-autel et le retable formait un ensemble spectaculaire. II paraitrait etonnant qu'il ait disparu, ainsi que la statue equestre de Saint Martin, le tableau de Notre-Dame de Pitie, les quatorze stalles, le lutrin et la chaire sans laisser de trace. Y a-t-il eu vente, repartition entre differents attributaires, destruction inconsideree, et cela avant la Revolution puisque Pinventaire de 1790 n'en parle pas? Peut-on nourrir l'espoir d'en iden tifier quelques elements dans des reserves inexploitees de musees, ou dans des demeures privees? Cherchons done et vivons d'es-
poir...
KRONIEK
LINTORF
Michael Lumer schreef in Die Quecke Ratinger und Angerldnder Heimatbldtter een boeiend relaas van de werkzaamheden van de kruisheren in Duitsland, speciaal van Chr. Aarts, die als parochieherder van Lintorf op 30 Sep tember 2006 op rust ging. In Der letzte Kreuzherr aus dem Erzbistum Koln geht in den Ruhestand (nr. 76, december 2006, pp. 113-118) vertelt Lumer dat de kruisheren in 1953 naar Duitsland terugkeerden. Het land kende toen een groot priestertekort. De kruisheren gingen wonen in Ehrenstein, in het klooster dat in het begin van de negentiende eeuw ten gevolge van de secularisatie voor de orde verloren was gegaan. In de volgende vijftig jaren waren ruim tweeenzestig kruis heren actief in dertien verschillende vestigingen. Achtenveertig kruisheren bezaten de Nederlandse nationaliteit. In 2006 waren nog twaalf kruisheren actief in het pastoraat in Duitsland. Met het afscheid van Chris Aarts aan Lintorf kwam een einde aan een project dat in 1962 werd opgestart, toen kruisheer Koos Kok werd gezonden als bedienaar van de nog te bouwen filiaalkerk St. Joannis Maria Vianney. In 1966 werd Jacobus van Gestel als zielzorger aangesteld. Hij werd in 1971 de eerste pastoor van een nu zelfstandig geworden parochie. Zijn werk werd achtereenvolgens voortgezet door Nico van Rijn, Julius Diirlich en vanaf 1985 Chris Aarts. Lumer geeft vervolgens een korte levensbeschrijving van Chris Aarts en een laudatio van zijn zeer gewaardeerde apostolaat van parochieherder. Hij besluit met: "Die Kreuzherren haben mit ihrem Wirken in der Region Ratingen-Lintorfvielfur die Kirche und die Menschen vor Ort getan. Sie haben gezeigt, wie in einer Zeit des Umbruchs und der sich schnell verdndernden Welt Kirche verwirklicht und Glauben gelebt werden kann. Gemdss ihrem Leitspruch "In Cruce Salus — Im Kreuz ist Heil" konnten sie die Botschaft des barmherzigen und liebenden Gottes vielen Menschen in unserer Region nahe bringen." Roger Janssen o.s.c.
174
KRONIEK
ST. AGATHA
In 2006, bij gelegenheid van de opening van Klooster Sint Aegten, Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven, verscheen een gelijknamig boek
je van 80 biz. onder redactie van M. Arendsen, V. de Klijn, L. van Laarhoven, O.S. Lankhorst, C. Rademaker en W. Slangen. In het centrum worden archie-
ven, boeken, voorwerpen en audiovisueel materiaal bijeengebracht van tientallen religieuze orden en congregaties. Het boekje laat zien hoe dit uniek initiatief tot stand is gekomen, wat het te bieden heeft en welke personen en instellingen
eraan meewerken. De eerste twee bijdragen handelen over de ontstaansgeschie-
denis en het doel van het erfgoedproject, waarin twee stichtingen samenwerken: de Stichting Sint Aegten, opgericht door de kruisheren, en de Stichting Erfgoed Nederlands Kloosterleven, waarin een tachtigtal andere orden en congregaties
participeren. R. Janssen en W. Slangen bespreken in De kruisheren in
St. Agatha en de Stichting Sint Aegten (pp. 9-17) de geschiedenis van het klooster St. Agatha en de ontstaansgeschiedenis van Sint Aegten. C. Rademaker neemt De Stichting Erfgoed Nederlands kloosterleven en de samenwerking met Sint Aegten voor zijn rekening (pp. 19-24). O.S. Lankhorst schetst de grote lijnen van het Kloosterleven in Nederland door de eeuwen been (pp. 25-32). M. Arendsen gaat na welke de wezenstrekken zijn van het religieuze leven in Kloosterleven in hoofdlijnen (pp. 33-40). M. Arendsen schetst ook een Bouwgeschiedenis van het klooster St. Agatha (pp. 41-45). W. Meulenkamp & N. Wijnhoven geven in Kloostertuinen een rondleiding in de kloostertuin van St. Agatha (pp. 47-51). A. van Huijgevoort & K. van Dooren maken ons wegwijs in Kloosterarchieven in St. Agatha (pp. 53-57). Het roerend erfgoed van de kruisheren werd besproken door M. van Zanten (pp. 59-64). O.S. Lankhorst tenslotte behandelt De collectie kloosterlijke voorwerpen van de Stichting Erfgoed Nederlands Kloosterleven (pp. 65-68) en De bibliotheek in Klooster Sint Aegten (pp. 69-73). Het is een prettig boekje met heel wat kleine maar heldere illustraties. De vele kleine bijdragen zorgen voor een knappe synthese van het project,
dat in Nederland geen precedent heeft.
Roger Janssen o.s.c.
ST AGATHA
Het Maandblad Bisdom s Hertogenboschy jg.85, januari 2007, schenkt aandacht aan het kerkelijk kunstbezit en archief. De volgende onderwerpen komen o.a. aan bod: inventariseren: boeiend en broodnodig, van schoenendoos tot archiefkast, het bisdomarchief, digitaliseren: modern monnikenwerk. Op pp. 18 t/m 20 wordt de aandacht getrokken op een bijdrage van Ted Konings, Sint
Aegten bundelt geschiedenis.
Roger Janssen o.s.c.
KRONIEK
175
ST. AGATHA
In Kroniek Sint Aegten verschenen in 2006 weer enkele boeiende bijdragen. De aflevering van maart 2006 was gewijd aan de kloosterarchieven die naar Sint Aegten werden gebracht. Die van juni 2006 besprak de feestelijke opening van het erfgoedcentrum voor Nederlands kloosterleven. In de aflevering van Sep tember 2006 werd een uitvoerige rondleiding gegeven. Ze zijn de moeite waard, deze bijdragen in Kroniek Sint Aegten. Roger Janssen o.s.c.
ST. AGATHA
Stichting Sint Aegten publiceerde in 2006 van de hand van R. Janssen o.s.c. een beknopte geschiedenis van St. Agatha. In Het klooster Sint Agatha speeJde een grote rol in de geschiedenis van de Orde van het Heilig Kruis wijst Janssen onder meer op de eigenheid van de kruisbroeders/kruisheren als orde van reguliere kanunniken, op het aandeel van de Dietse kioosters in de hervorming van de orde in de vijftiende eeuw, op de centrale rol van het moederklooster in Hoei, op de geestelijke bloei van de orde in de vijftiende en zestiende eeuw en op de toenemende invloed van Sint Agatha in de orde in de zeventiende eeuw. Dat de kruisheren van Sint Agatha de bescherming genoten van het Huis van Oranje is wellicht overdreven. Vast staat evenwel dat het klooster met het oog op zijn voortbestaan geregeld te maken kreeg met tussenkomsten van het Huis van Oranje. Van 1853 tot 1957 werd Sint Agatha moederhuis van de orde. Na 1957 fungeerde het klooster tot 1966 als opleidingshuis van de Nederlandse provincie van de kruisheren. Daarna probeerde men het tevergeefs te laten functioneren als een centrum van streekpastoraat. Janssen geeft een summier overzicht van de geschiedenis van een van de belangrijkste kioosters van de orde. Veel van wat hij vertelt is opgewarmde kost, maar hij brengt ook verhelderende en nieuwe feiten en inzichten, waardoor deze brochure aan betekenis wint. Cl. Brasseur o.s.c.
MAASEIK
Confrater Roger Janssen presenteerde in De Maaseikenaar een korte biografie van Kruisheer Gerardus Golt (1609-1671) (jg.37, 2006, afl. 1, pp. 20-25). Het
portret van prior Golt werd volgens J. Op de Kamp o.s.c. niet correct weergegeven. Een aanvulling (lees correctie) volgde in aflevering 4 op pp. 143 en 144.
Nieuwe gegevens draagt Janssen in deze bijdrage niet aan. Het doet echter
deugd te merken dat de herinnering aan bekende cultuurdragers in Maaseik niet verloren gaat. In aflevering 3 van 2006 handelt Janssen over Johannes Hermanns
176
KRONIEK
Campman, kruisheer (pp. 99-101). Campman verbleef slechts een half jaar in Maaseik en werd er ingeschakeld als hulp in de parochie. In 1938 keerde hij terug naar Nederland en raakte er actief betrokken bij het verzet in de Tweede Wereldoorlog. Op het einde van de oorlog werd hij gearresteerd. Hij stierf in Bergen-Belsen. De manier waarop hij medegevangenen hielp en troostte, maakte grote indruk. Cl. Brasseur o.s.c.
MAASEIK
Confrater Roger Janssen schreef in de reeks Limburgse Monografieen in maart 2006 (jg. 17, nr.l) als aflevering 66 een korte biografie in dertig bladzijden van Willem Sangers. Janssen raakt de volgende thema's aan: jeugd en studententijd, leraar geschiedenis, vorser en schrijver, culturele activiteiten in Maaseik, het woonwagenwerk in Siemkensheuvel, humor en carnaval. Sangers was een Limburger in hart en nieren. Phil Bosnians schreef ooit aan hem: "Pater Sangers, je hebt metje humor enje lach meer gedaan voor de geestelijke gezondheid van de mensen dan een leger van psychiaters" Cl. Brasseur o.s.c.
"C'.I AIRLIEU"
njdi h' ituteuti UL
ijcl nan lie (n'Si hit . •
■
■■ ■ ■• ■ //," poof i'ii;i ,
\< itn'i't/i' : iji, A'. /.At. //?//
r/ieik . '•?/]
n 'JjciVukfot Pelsers, ma)
'v-7-7" Ni'dri'Liud :
■ 'UirMfu
A/.hniiiisn'iltit' ( "itiivUsi, /',.'■.//,,■■
■
{(i/iv : ,S'/f.. i : ! '