CIME THEATER Hoofdredacteur: P. v.d. Uelie, Leiden R«dactie «n Adm.s Noordolnd« 8, Leiden Gironummer 4IS80
list« Jaargang No. 41 - 1 NOV. 1941
11 ct.
I
»■«ill
■
^**1*"«
iïSSNER ; ^Terra-film Baltiy*-ffim mtrer)
'
tó^^ KLEINE GESCHIEDENISJES. De dokter onderzocht den patiënt. Na een poosje zegt hij: „Dus... eh... koorts, keel-'en hoofdpijn... lusteloos... tja... wat zullen we daaraan doen... tja..." Waarop de patiënt opmerkt: „Als wl|f5*ens samen naar den dokter gingen, die een eindje hier vandaan woont?" A ch," zuchtte zij, „Ik zou er ik weet niet wat voor hebben als ik de plaats wist waar ik zal sterven." „Maar waarom dan?" „Heel eenvoudig: ik zou er nooit naar toe gaan!"
over
w
aar vischt u naar?" „Naar forellen." „Hoeveel hebt u er dan al gevangen?" „Nog geen een." „Hoe weet u dan, dat u naar forellen vischt?"
VERWISSELDE BABIES. Een baby-verruiling met een gelukkig slot, hoewel de vergissing zich eerst tragisch genoeg liet aanzien, had eens op het eiland Cuba plaats. In de hoofdstad van dit eiland had de vrouw van een inheemsche in een ziekenhuis het leven geschonken aan een zoontje. Toen de moeder, overgelukkig, met haar kind naar huis was gegaan, bleek al spoedig, dat het de donkere huid en het kroeshaar van een neger kreeg. Natuurlijk begreep de vrouw het slachtoffer te zijn van een vergissing door een der verpleegsters, en om haar eigen kind terug te vinden, riep zij de hulp in van de plaatselijke politie. Na heel wat zoeken vond deze ten slotte een negerin, die een baby had met een lichtere huidl Inlichtingen brachten aan het licht, dat zij in denzelfden tijd, eveneens in het ziekenhuis, aan een zoontje het leven had geschonken. Het bewijs, dat de beide kinderen even na de geboorte verwisseld waren, kon gelukkig worden geleverd, zoodat de beide moeders ten slotte, toen de kinderen waren geruild, overtuigd waren hun eigen baby te hebben. Iets wat in dergelijke gevallen niet altijd zoo is! Daar het verwisselen van kinderen in ziekenhuizen nogal eens voorkomt, heeft men in verschillende van deze inrichtingen een zeer practischen maatregel toegepast om dit euvel te voorkomen: zoodra de kleine is geboren, wordt zijn naam met behulp van een onschuldig werkend chemisch middel onafwaschbaar op de huid aangebracht. Zoodra de jonge wereldburger of -burgeres echter met zijn of haar gelukkige moeder naar huis gaat,
wordt de naam, eveneens langs scheikundigen weg en wederom absoluut zonder eenig nadeelig gevolg, van hei huidje verwijderd, zoodat de familie overtuigd kan zijn, dat er met het broertje of zusje „geen vreemde eend in de bijt komt". . .
VROUWEN ZWOEREN BIJ HUN VLECHT. Als in de Middeleeuwen Duitsche vrouwen voor het gerecht een eed moesten afleggen, moesten zij bij hun vlecht zweren. Een dergelijken eed legde bij voorbeeld in het jaar 1403 gravin Berena von Zollern af. Ze moest haar lange, mooie haarvlecht, nadat de echtheid er van onderzocht was, om haar linkerhand wikkelen en deze op haar borst leggen; de rechterhand legde zij op den ambtsstaf van den rechter, die haar den eed afnam.
PALING IN WATTEN. Paling in gelet is algemeen bekend, maar paling in watten... En toch is dit de manier waarop men jonge palingen, vochtig verpakt, van de kusten waar zij gevangen is, naar het binnenland verzendt om ze daar in de rivieren uit te zetten.
DE WEGKRUISING. Een denkopgave. Twee boeren komen elkander op een veldweg tegen, precies bij een kruispunt. „Ik moet linksaf," zegt de eene boer. „En ik moet rechtsaf," antwoordt de tweede. „Dan gaan we dus samen," stelt de eerste boer vast. En inderdaad: beiden volgen denzelfden weg. Hoe is dat mogelijk? juaqqsij BaM U3>|rj|9ddeipsu9auj36 uaa peepjsp -ui fiz )epooz 'sjLjDaj japue uap JOOA S; 'SI S^UIJ uaa uap JOOA snp »e/^ 'jee)||a JaAOuaSa) uee^s uajaoq apiaq SQ :pjooM)uy
DE TIJD BEVESTIGT HET.
,,Maar mijnheer de directeur, beste mijnheer de directeur, herkent U me nog steeds niet ? Dit is toch heizelfde bloesje dat ik op de bewaarschool droeg, toen we bij elkaar in de klas zaten I" CHamfa. III.)
in Zweden ver Toen onlangs de kerk van Häksv bouwd werd. deed men een a^üzame ontdekking. Men vond in de grafkapel de kist van een jong meisje, dat slechts scheen te slapen. De doode, die evenals haar prachtige kleeren, volkomen gaaf was, lag reeds ruim tweehonderd jaar in haar kist. Ze had een trouwkostuum aan, zooals omstreeks 1700 in. Westergotland gedragen werd: met goud bestikte witte handschoenen, een rijk met kant versierde trouwjapon, een roode zijden ceintuur en roode fluweelen schoenen; Waarschijnlijk was het het stoffelijk overschot van het jonge meisje dat — zooals de sage vertelt — omstreeks het jaar 1700, onderweg naar de kerk om er te trouwen, aan een hartveriamming overleed. Nu geven de geleerden zich moeite om vast te stellen, waarom de doode en haar kleedij, zonder dat ze gebalsemd werden, ruim tweehonderd jaar lang goed gebleven zijn.
LAUTER LIEBE. Heinz Rühmann (midden), de regisseur van de film „Lauter Liebe", met de beide sterren Hertha Feiler en Rolf Weih, die er een belangrijke rol in vervullen.
Foio Terra
■■>.■
Dr. Doeren is arts in de kleine stadTregwitiz, Hij heeft een klein huis, dat echter zwaar belast is. Om de hypotheek te kunnen aflossen, beleent zijn vrouw Dusa haar kostbaarheden waarvoor zij echter niet voldoende ontvangt. Een kennis van haar en den dokter, een Zuid-Ämerikaan Gordon geheeten, biedt aan, haar het geld voor de hypotheek te geven, in ruil waarvoor zii hem inzage moet verleenen in een attest, dat haar man bezit en dat handelt over Dr Kaemmerer den tegenwoordigen eigenaar van den in de nabijheicj gelegen burcht RnWi-nstein, Dusa slaat Gordons aanbod verontwaardigd vpn de hand. Zij is te meer ontstemd omdat hij haar man beleedigt. die ongelukkigerwijze juist de kamer binnentreedt als Gordon haar poogt te omhelzen Oordon verlaat het huis, doch laat zijn portefeuille met de zeven duizend Mark voor de hypotheek op tafel liggen. Dusa besluit de portefeuille des middags aan Oordons huis af te geven en stopt haar tot dat doel in de portiertasch van Dr. Doerens auto, waarmee zij wil uitgaan Dr. Doeren is, na hetgeen lii; gezien heeft, ernstig geschokt, doch besluit zijn voorgenomen bezoek bij Dr. Kaemmerer op I; linstein af te leggen, die tamelijk ernstig ziek is In het attest dat hij bezit en dat prof. BerUam heeft gemaakt, wordt de vraag besproken of Dr Kaemmerer al of niet toerekeningsvatbaar is. De belangstelling, die Oordon voor dit a«est koestert wordt verklaard door het feit. dat hijzelf den burcht in handen wil zien te krijgen. Daar hij zulks weet is Dr. Kaemmerer uiterst achterdochtig en vertrouwt hij niemand in zijn omgeving Hij meent' dat men hem wil vergiftiger, en heeft zelfs dien dag zijn secretaresse, Olga Büttner ontslagen' daar zij papieren van hem zcu hebben gestolen. Hij heeft de politie van het feit in kennis gesteld' Het meisje heeft inmiddels het huis verlaten, zooals Dr. Doeren van den knecht Reynhold verneemt. Deze knecht, dien de dokter uiterst onsympathiek vindt, geniet het volledig vertrouwen van Dr. Kaemmerer. Op weg naar huis ontmoet Dr. Doeren Olga Büttner en biedt aan haar in zijn auto naar het station te brengen. Dan vinden zij In de portiertasch de portefeuille van mijnheer Oordon met het geld er in. Dr. Doeren ontdekt er ook een kaartje in van zijn vrouw gericht aan Gordon, hetgeen hem de overtuiging geeft, dat de relatie tusschen haar en Oordon reeds sinds eenigen tijd bestaat. Het geld biedt hij Olga Büttner aan, die daarvan echter geen gebruik maakt. Na in de apotheek te zijn geweest, ontmoet Dr. Doeren Reynhold den knecht van Dr. Kaemmerer. die vertelt, dat hij de mediciinen voor zijn patroon gaat afhalen Dan ontdekt de dokter, dat gedurende zijn afwezigheid Olga Büttner en de portefeuille uit deii auto zijn verdwenen. Reynhold voert in de apotheek een telefoongesprek met Gordon. Dr. Doeren besluit niet terug te gaan naar zijn huis, doch zijn Intrek in een hotel te nemen Hij voelt zich door de gebeurtenissen van dien dag ellendig en half ziek. Bij een kruispunt heeft hij bijna een botsing met een motorrijwiel. Door zijn stuur om te gooien vermijdt hij zulks doch rijdt tegen een boom aan. Hit w.i^ (in (.ier oude lindebuomcn, die den win .1.111 weerskanten omzoomden. Op hetzelfde ongunblik wist hij, wat er nu gebeuren zou ; mechanisch trapte zijn voet op de rem, zijn hand greep naar den hefboom, en onulat hij zich vooroverbuigen moest, sloeg zijn hoofd door de botsing met volle kracht tegen den rand onder de voorruit. Op dezelfde seconde waren de stormachtige belevenissen van dien dag voor Dr. Doeren voorbij ; in volledige duisternis opgelost. De man, die met zijn motor in een greppel terecht was gekomen, glipte en viel van zijn rijwiel. Hij was hierdoor zoo beduusd, dat hij op den grond bleef zitten en verdwaasd voor zich uitstaarde. Toen begon hij zijn hoofd en zijn ledematen te betasten en hij begreep, dat dronken menschen een specialen schutsengel moeten hebben, want hij was er zich volkomen van bewust, dat hij een paar seconden geleden lang niet zoo nuchter was geweest als hij zich nu voelde ! Toen viel zijn blik op den auto, die aan den anderen kant van den weg tegen den boom kleefde en het bosch nog slechts met één schijnwerper bestraalde. In den auto verroerde zich niets ; Wallrode's oogen werden plotseling heel groot en star. Indien de bestuurder van den auto nu uit zijn wagen gesprongen was om hem, Wallrode, al was het onder nog zulke heftige bewoordingen, ter verantwoording te roepen, dan zou alles goed en in orde geweest zijn. Maar nu werd hij door een tweeden en nog heviger schiik aangegrepen. Hij richtte zich op zonder op de pijn in zijn rechter, gewonde knie te letten eh strompelde naar den anderen kant van den weg. De auto kwam hem bekend voor, maar hij gaf zich daar geen rekenschap van, doch rukte het portier open. Toen zag hij, dat er in den auto slechts één man zat, behalve den bestuurder dus niemand, en dat deze man bewusteloos op den grond gevallen was. Wallrode, die heel sterk was, trok het
slappe lichaam omhoog, hield het in zijn arm en probeerde met zijn vrije hand het licht in den auto aan te steken. Het deed het zoowaar nog .... ,,Ach .... verdraaid . .'. ." mompelde Wallrode en schudde zijn hoofd toen hij Dr. Doeren herkende. Toen onderzocht hij voorzichtig diens hoofd, maar behalve een blauwe plek bij den rechterslaap, waar het bloed vóór stond, kon hij geen enkele kwetsuur ontdekken. ,,Je hebt geluk gehad, ouwe jongen ! Ongeloofelij k geluk in je dronkemanäkop . . . ." mompelde hij, terwijl hij den pols en den hartslag van den bewustelooze onderzocht. Hij deed dit met de handigheid van den man, die dit vaker heeft gedaan. Toen klapte hij de zitting naast die, waarop hij Dr. Doeren gezet had, omhoog en nam den bewustelooze op om hem wat behaaglijker op de achterste bank te kunnen zetten. Nadat hij nog een deken over Dr. Doerens knieën had gelegd, nam hijzelf achter het stuur plaats en probeerde of de auto, die behalve de ingedrukte radiatorkap, een verbogen spatbord en een versplinterden schijnwerper, geen ernstige schade had opgeloopen, nog te besturen was. Wallrode probeerde herhaalde keeren vergeefs den motor op gang te krijgen, en trapte daarbij op Dr. Doerens hoed, dien hij woedend wegschopte. Eindelijk zette de kleine wagen zich achteruit in beweging. Aan den kant van den weg stopte Wallrode weer en overdacht den toestand. Zou hij naar Pregwitz terugrijden ? Daar was hij namelijk zelf vandaan gekomen. Naar Pregwitz was het ongeveer een goede drie kwartier, want hij moest natuurlijk langzaam en voorzichtig rijden. Of zou hij eenvoudig naar Hohenstein gaan ? Daar moest hij namelijk toch heen. Hij dacht, toen hij naar het bleeke gezicht van Dr. Doeren keek, die nog steeds achterin in den hoek leunde, dat dit wel het beste zou zijn. In een minuut of tien zou de
..
#
maar uieft gezien, dat ik groette, omdat ik toevallig k(* hebben gehoord, dat u mijnheer Gordon wenschte te spreken ? Maar waarom kon dat niet ? Hij was in het ^otel. U zag er overigens erg .zenuwachtig qfi zorglijk uit, mevrouw Doeren ! Maar hf;d Jrotsfth. ^H' trotsch en vastberaden. Ook u zei, dat mijnheer Gordon o tot zijn spijt verhinderd was. Nu ja was hij ook inderdaad. Maar men moest dien schurk vermoorden, en misschien doe ik dat den een ol anderen dag ook wel .... Wallrode onderbrak zijn fantastische alleenspraak, die even eenzijdig als oprecht was, om ook den anderen schijnwerper tijdelijk uit te schakelen, opdat een wild konijntje, dat door het helle schijnsel verblind was, niet onder de wielen zou komen. Hij zette ook den motor af en luisterde verscheidene seconden naar het mischen van het bosch. Voordat hij weer doorleed, keek hij op zijn horloge. Het was half negen. Indien Dusa Doeren werkelijk nog naar Lorenzen te Wolfenburg was gegaan — en tot dit doel had zij tVh voor het hotel een taxi genomen — dan kon ze nu nog niet terug zijn. Hij. Wallrode, had voor het hotel gestaan en gehoord, hoe zij met den chauffeur over den prijs gesproken had. Ze moest wel een zeer ernstige reden hebben gehad, want het was een verre en dure rit ... . Wallrode hoorde achter zich in de duisternis van den auto plotseling gesteun. Hij schakelde de verlichting nogmaals in en keek om. Dr. Doerens ver naar achteren gevallen hoofd rolde slap heen en weer ; zijn gezicht zag doodsbleek. Hij moest zich wel erg ziek voelen. Wallrode nam aan, dat zijn vriend een lichte hersenschudding had opgeloopen. Hij stopte, trok zijn gewatteerde leeren jas uit, rolde ze tot een kussen in elkaar en schoof ze onder het hoofd van Dr. Doeren. Na de volgende bocht kon hij reeds de lichte omtrekken der vroeger witte muren van het slot Hohenstein zien. Hoog en nog steeds trots verhieven zij zich boven de donkere boomen. De verboemelde architect onderging bij dezen aanblik steeds weer een gevoel van eerbied — bijna een gevoel van treurige en schuldbewuste vreugde, maar het was hem toch niet mogelijk het verval van deze edele lijnen tegen te houden ; het leek alsof het slot aan een langzaam vergaan was overgeleverd. Het milde licht van den nacht, waarin duizenden sterren fonkelden, scheen teere kanten sluiers te weven om de verbrokkelde muren. Behoedzaam reed de auto tusschen de beide openstaande deuren door, waarvan de eene heelemaal uit de scharnieren hing. De beide leeuwen op de zuilen hielden nog steeds de wapenschilden van zandsteen in hun klauwen, maar regen en wind hadden ^■heraldische figuren reeds lang geleden plfe-ewischt. Dit was overigens wel naar ■ ' den zin van den laatsten Wallrode. die zich - nu immers minder hoefde te schamen wanneer hij er.-ä^ftr' reed. Wallrode boog zich voorover en keek ingespannen naar een der vensters van de onderste verdieping. Wat beteekende dat ? Het leek hem werkelijk, alsof hij daar een licht> -schiinsel had gezien. Maar vermoedelijk was het licht van den schijnwerper langs de ruit gegleden .... . ^ De auto stopte en Wallrode zwaaide zich / door het portier om daarna te zien hoe zijn zwijgende passagier het maakte. Toen vernam hij een geluid, waardoor hij zich bliksemsnel omkeerde. Duidelijk had hij gehoord, dat de dorre bladeren op het groote terras ritselde. En nu zag hij ook, hoe zich
verramponneerde auto dien afstand wel kunnen afleggen. En dan zou hij wel verdei zien. Hij wist niet goed wat hij met zijn motorrijwiel, dat nog aan den kant van den weg lag, moest beginnen. Zou hij het misschien achier op den koflerdrager van den auto kunnen leggen ? In ieder geval was dit te pro beeren. Voor zoo ver hij wist, was de koflerdrager van Dr. Doerens auto nogal breed en ruim. Hij stapte dus nogmaals uit, rukte de motorkap, die hem hevig was beginnen te drukken, van zijn hoiftd-en tilde zijn rijwiel uit den greppel, sleepte het naar den auto, sloeg den vastgezetten kofferdrager naar beneden en. sjorde er den motor onder het uiten van eenige gedempte vloeken op vast. Toen hij weer in den auto stapte, zag hij dat Dr. Doeren zijn oogen had opgeslagen en hem strak aanstaarde. „Een beroerde geschiedenis, Doeren," bromde Wallrode. ,,Maar nog goed afgeloopen — den hemel zij dank ! Hoe voelt u zich ?" „Heel goed — wat is er dan gebeurd ?" „Wat er gebeurd is ? Wij zijn bijna tegen c|kaar gebotst — het was gedeeltelijk ook mijn schuld, dat erken ik. De hoofdzaak is echter, dat het met u weer zoo'n beetje gaat, nietwaar ?" Maar het kwam Wallrode toch voor, alsof de andpr nog heelemaal niet bij bewustzijn was ; alsof hij nauwelijks wist, dat hij iets gezegd had. Dr. Doeren gaf ook geen antwoord meer, maar sloot opnieuw zijn oogen. „Ik geloof, dat het het beste is, als ik je eerst maar met mij meeneem," zei Wallrode en hij bedoelde daarmede, dat hij Dr. Doeren mee zou nemen haar de ruïne van het vroegere slot Hohenstein, die. afgezien van een paar vertrekken, nauwelijks nog bewoonbaar was, doch voor Wallrode altijd nog „het erfdeel der vaderen" beteekende. Daar Dr. Doeren echter niet in staat scheen nog te zeggen wat hij wilde, besloot Wallrode op zijn eigen verantwoordelijkheid te handelen. Toen hij langzaam den met talrijke bochten omhooggaanden boschweg opreed, die door den eenigen schijnwerper slechts voor de helft verlicht werd, dacht hij, dat het wel noodig was om mevrouw Doeren te waarschuwen, Maar hij wist n^ hoe hij haar kon bereiken. Voor zoo ver 1 _ bekend was, was Dusa niet thuis. Hij hoopte! daarom maar, dat Dr. Doeren gauw bij zou., komen. JfL __. Ja, mevrouw Doeren, zou hij zeggen, u hebt mij waarschijnlijk niet gezien, of hebt u mij opzettelijk niet gegroet, toen ik in de hal van het „Frankischer Hof" mijn hoed voor u afnam ? Ik nam hem misschien een beetje tè diep af ? U doet liever net alsof u> mij niet kent .... wil me misschien ook liever niet kennen. Zooals ik vrees, heeft u een of ander vooroordeel tegen mij. Nu ja, dat begrijp ik wel ! Ook dat ik met uw man bevriend ben, maakt u soms wat onrustig. Maar wij zijn nu eenmaal vrienden, mevrouw Doeren, uw man en ik ! En dat is heel goed, heel goed. — Of hebt u soms daarom alleen
.
een donkere gedaante van den lichten muur losmaakte. „Hé." riep Wallrode naar boven. „Hallo ! Wie is daar .■)" ,,Ik," antwoordde een zachte stem. ,,lk, Martin." Wallrode herkende deze stem direct, deze bedeesde, gejaagde en toch zoo lieve stem, ofschoon hij ze in langen tijd niet gehoord had. Het was hem onbegrijpelijk, wat Olga van hem wilde Hij liet den auto met den bewusteloozen Dr. Doeren in den steek en sprong de afgesleten treden van zandsteen, die naar het terras leidden, op. _,]!) ?" stamelde hij ontzet en bleef voor haar staan. Blootshoofd en met verwaaide haren leunde zij tegen den muur. Haar oogen, die met een bedwongen blik naar hem opgeslagen waren, keken alsof zij door een floers versomberd waren. „Jij. Olga, ja maar, mijn hemel, hoe kom je zoo laat nog hier? Als ik eens niet gekomen was, wat dan ?" „Neem me niet kwalijk," zei ze kort. „Maar ik zou morgen weer weggegaan zijn ! Ik zocht alleen voor vannacht een onderkomen." „Ik begrijp het niet," zeiWallrode, zijn hoofd schuddend. „Wat is er dan gebeurd ? Wat zie je er uit! Nou, gelukkig dat . . . ." Terwijl hij dit zei. keerde hij zich om naar den auto. waar hij pas nu weer aan dacht. „Is er iemand met je meegekomen ?" vroeg Olga gehaast. „Laat me dan alsjeblieft zoo gauw mogelijk verdwijnen. Maar .... maar is dat niet de auto van Dr. Doeren?" vroeg zij toen. met groote Dogen. „Ja. het is de auto van Doeren." zei Wallrode. „En hijzelf zit er in. Maar hij is niet heelemaal bij. weet je. We zijn op elkaar ingereden bij een bocht.,.." „O .... ja, ik zie het al ... . Lieve hemel.... is hij gewond ? En jij ? Blijkbaar niet . . . ." „Neen, ik ben zoo goed als met den schrik vrijgekomen. (Zie vervolg elders in dit nummer)
TOSCAPOEDH ■
m&h
„4711" Tosca poeder is méér dan een bijzonder fijn verdeeld gelaatspoeder. Het combineert de «genschappen van een verfijnd gelaatspoeder met de werking van een goed huidvcrzorgingsmiddel. Ieder poederdeeltje heeft een speciale heilzame kern! Dit fijne poeder „hecht" toeh goed en „dekt" prachtig egaal. Er zijn twaalf pastelteett tinten . . . de juiste nuaocewor iedere teint! Alles met den geur van het wereldberoemde Tosca parfum! Voor ieder type de jmste nuance f
AKS
(LIEBE
IST
ZOLLFREI)
REGIE: E. W. EMO BAVARfA-FILM DER TOBIS Rolvardeeli n g: Douanebeambte, Laurenz Hosenhüttl .... Hans Moser Rosarl, zijn dochter . . . '' Susi Peter Ministar van Financiën, Dr. Amandus Lorinsar . Hans Olden' Valerie, zijn echtgenoote Maria Eis Kanselier Oskar Sima
Om de schatkist eens flink te spekken, wil Dr. Amandus Lorinser, minister in het democratische Oostenrijk, de douanerechten aan een Zwitsersch bankconsortlum verpachten. Er wordt een contract opgemaakt en de gedelegeerde Raoul Hürlimann wordt naar Bern gestuurd om het te laten teekenen. In denzelfden trein bevindt zich de operazangeres Vilja Milena, een vriendin van Lorinser, die vooruitgereisd is, om eenige vacantie- ' dagen in Lugano met hem te gaan doorbrengen. Maar Lorinsers eega Valerie, die ook zoo'n beetje aan politiek doet, is bezig de douanerechten aan een Amerikaansche verzekeringstrust te versjacheren. Zij koestert achterdocht, wat betreft de betrekkingen van haar man tot de operazangeres, en als zij er achter komt, dat manlief in onderhandeling is met een Zwitsersch consortium, beveelt zij hem kort en bondig de besprekingen af te breken, Lorinser is niet zoo goed, of hij moet het douanekantoor Feldkirch opbellen om aan den chef Hasenhüttl te vragen, of Hürlimann hem bij aankomst aldaar even wil telefoneeren. Daar hij echter nogal vaag in zijn bewoordingen is en Hasenhüttl even later bericht krijgt, dat er een oplichterspaar op weg naar de grens is, arresteert hij in z'n onwetendheid Raoul Hürlimann en Vilja Milena. Als hij dan bovendien nog het contract op Hürlimann vindt, versterkt dit hem in zijn vermoeden, dat hij twee misdadigers te pakken heeft. De beide slachtoffers beroepen zich op minister Lorinser en Hasenhüttl stelt zich met hem in verbinding. Hij wordt door dezen -zoo'n beetje van het kastje naar den muur gestuurd, zoodat hij besluit zelf naar Weenen te gaan. Vlak voor zijn vertrek komt het nog tot 'n hevige scène met zijn dochter Roserl, die hij met den Zwltserschen douanebeambte Rudolf Liechti verrast, en hij vertelt
Hans Moser als Laurenz Hasenhüttl.
Hasenhüttl doet 'n verbijsterende ontdekking. (V.l. n. r.: Else Elster, Hans Moser en Theodor Dannegger).
Liechti, dat hij met zijn dochter betere plannen voorheeft. Na deze uitbarsting stapt hij in den trein en vertrekt naar Weenen. Vroeg in den morgen wandelt Hasenhüttl het ministerie binnen en dadelijk valt zijn oog op een krant, waarin de portretten van het echte oplichterspaar afgebeeld staan en waarbij vermeld wordt, dat deze in Wéenfen gearresteerd zijn. Totaal van streek rent hij naar de redactie van de krant en verhaalt daar zijn wedervaren, terwijl hij tevens het zoogenaamde bewijsstuk het contract toont. De redacteur heeft in de gaten, dat het hier om een belangrijk staatsgeheim gaat, en den volgenden dag staat reeds met groote vette koppen het regeeringsschandaal in de krant. Het bericht verwekt hevige sensatie. Het publiek is verontwaardigd. De regeering is woedend dat de zaak te vroeg ruchtbaar geworden is, en Hasenhüttl gaat met een bezwaard gemoed terug naar Feidkirch, om" zijn onschuldige arrestanten in vrijheid te »tellen. Maar bij het openen van de deur kan hij zijn oogen bijna niet gelooven, als hij het edele tweetal in een innige omstrengeling ziet. Onder duizend verontschuldigingen etl excuses van Hasenhüttl vertrekt het gelukkige paar naar Zwitserland met het document, dat Hasenhüttl onmiddellijk weer overhandigd heeft. Lorinser is er intusschen in geslaagd de gemoederen in den ministerraad te kalmeeren en men besluit het bericht te dementeeren. Maar dit dementi blijkt van nul en geener waarde te 1 zijn, als het contract in Bern onderteekend wordt. De regeering moet na dit »Hes aftreden en Hasenhüttl vertelt zijn collega's vol trots, dat hij de eigenlijke oorzaak hiervan geweest is, maar zijn gezicht betrekt, ais hij in de krant de nieuwe ministers afgebeeld ziet, die dezelfde blijken te zijn als de voorgaande en alleen maar onderling hun zetels verwisseld hebben. Hasenhüttl wordt door den nieuwen rpinister van financiën, dien hij eigenlijk aan zijn zetel geholpen heeft, in rang bevorderd. Dit verzoent hem weer met veel, onder anderen met de liefde van zijn dochter voor Liechti, dien hij ten slotte als zijn schoonzoon accepteert.
Hasenhüttl metiijndoch ter Rosarl en haar verloofde. (Susi Peter, Hans Moseren Robert Freitag)
Dr.Amandus Lorinser, de minister van Financiën (Hans Olden)
De ministerraad (v. r. n. I. Hans Unterkirchner, Hans Olden en Oskar Sima). Uurenz Hasenhüttl tusschen den minister en diens vrouw Valerie
(Maria Eis).
■
iVPP«
UPIUIll ,1—^—■
E WRAAK VAN HET OERWOUD van de beschaving wonen menschen, die levensonderhoud voorzien door OP LEVEN EN DOOD teren op te sporen en, te dooden, KEN REEKS SPANNENDE AVONten einde Jlun huid of wat zij anders voor kostTUREN. NAAR WAARHEID VERTELD baars aan/zich hebben, te verkoopen. Door geluk - of mag men het behendigheid noemen? dferde zoo dicht als mogelijk was, en school het - slageÄzij er in, telkens aan allerlei gevaren Höïer door den kop, maar toen hij het doode het hoSSWe bieden, tot zij op een kwaden dag lichaam - opzij trok, was het duidelijk, dat de getroffen #vorden door de wraak van het oerroekelooze jager het niet lang meer ^on mawoud, e* slachtoffers worden van hun beroep. ken. . . Met zijn maag opengescheurd, den halsDan staven zij, dikwijls eenzaam en onbekend, ader doorgebeten en een arm van het lichaam bijna ontoegankelijk deel der wereld. gerukt, kon hij niet eens vervoerd worden. BinMissclfen dat er alleen een paar zwartjes bij nen tien minuten had hij, zonder dat zijn makzijn,^fie een eenvoudig graf voor hen delven. ker iets had kunnen doen om zijn pijnen te stilOverigens weet dikwijls alleen de man, aan len, den laatsten adem uitgeblazen. Jaren lang wien zij bun buit verkochten, door het uitblijven had hij 't oerwoud getart door zijn roekeloosheid, van nieuwe zendingen, dat zijn leverancier zijn toen had de wildernis, die steeds eischt, dat laatste en grootste avontuur tegemoet is gemen haarzelf en haar bewoners eerbiedigt, zich gaan. . . gewroken. Zooals steeds op den langen duur... Onder al deze helden van honderden ontDaarom zijn de meeste oude en ervaren jagers moetingen met den dood is er een Deen, die in zelden roekeloos of lichtzinnig, maar gaan zij de annalen der oerwouden immer zal opgeteeintegendeel met de grootste omzichtigheid te kend blijven ais een der moedigste kerels, die werk. Zij krijgen respect voor de dieren, waarer op uitgetrokken zijn om hun zucht naar op zij jacht maken, en voor de omgeving waaravontuur te bevredigen. Hij was ruim één meter in_ deze wonen. Getuige het volgende voorval, tachtig lang, had heldere, blauwe oogen, die de waarvan een echte ,,oude rot" de held is. . . ziel schenen te willen doorboren van dengeen, Tezamen met een toevallig ontmoeten reisgemet wien hij sprak, en was toegerust me\ een noot, trok hij naar „olifants-land", toen zij een lichaamskracht en een uithoudingsvermogen, die leeuwenspoor vonden, dat nog maar nauwelijks zelfs door de ergste verwonding of ziekte-aanval eenige uren oud kon zijn. Zijn metgezel stelde niet uitgeput konden raken. En hij bezat een voor, het te volgen, maar de oude jager keek moed, die hem iederen hinderpaal, ieder gehem met 'n rüstigen glimlach om de lippen aan. vaar Herlen overwinnen. „Ben je dan eenige leeuwen kwijt geraakt?" Zijn lichaam was overdekt met litteekens, vroeg hij. . . hem door wilde dieren toegebracht. Zijn rechDe ander keek hem wat verbaasd aan. terarm was gebroken, en verkeerd gezet, zoo,,Neen," antwoordde hij, „maar nu we eenmaal dat hij links moest schieten. Geoefend jager op jacht zijn, waarom zullen we nu niet proen spoorzoeker als hij was, kende hij geen beeren, hen te krijgen?" angst, trad hij het gevaar tegemoet op een „Luister," kwam zijn antwoord. „We zijn inwijze, die zijn metgezellen vaak aan een poging derdaad op jacht, zooals je zegt, en we jagen tot zelfmoord deed denken. op een goedje, dat minstens net zoo gevaarlijk Op een keer kwam hij tegenover vier leeuis als leeuwen. Maar we krijgen goed geld voor wen te staan, die hem beloerden in een. kloof, ivoor, en we hebben geld noodig om te kunnen op nauwelijks honderd meter afstand. Hij had leven. Voor leeuwen krijg je zoo goed al^ niets... zich nog gemakkelijk kunnen terugtrekken, of als ze dood zijn. ledere olifant en iedere leeuw, hen kunnen neerschieten van de plek, waar hij die je neerlegt, maakt je wat voorzichtiger, omzich bevond. In plaats daarvan echter, en ondat ze je dichter bij den dood brengen, daar danks de protesten van zijn inlandsche dragers, het oerwoud toch den een of anderen dag zijn liep hij naar hen toe, bleef op ongeveer veertig wraak neemt. Waarom zal men zijn kansen meter afstand staan, knielde op zijn gemak neer daartoe vergrooten?" ofschoon de zwiepende staarten en geopende De ander vroeg zich onwillekeurig af, of de muilen der roofdieren hem voldoende duidelijk oude man soms bang was, maar eenige maanmoesten maken wat zij in hun schild voerden.. den later zou hem het tegendeel worden beAls gold het een schietwedstrijd, zóó kalm, legwezen. Drie leeuwen overvielen toen des de hij aan en trok af. . Een leeuw en een nachts zijn kudde, en hij volgde hen net zoo leeuwin vielen snel na elkaar, maar de beide lang, tot hij ze alle drie had gedood. Toen hij andere dieren kwamen met geweldige sprongen zijn metgezel hun huiden liet zien, vroeg deze: op hem af. Een er van schoot hij neer, terwijl „Ik dacht, dat je er niets voor voelde om leeuhet zich midden in zijn sprong bevond, het anwen te dooden?" dere kwam anderhalven meter vóór hem neer „Ik heb deze geschoten om mijn kudde te en moest zich oprichten, alvorens een nieuwen beschermen en om mijzelf mijn nachtrust te aanval te kunnen ondernemen. Eer het daartoe verzekeren," antwoordde de oude jager. „Dit echter de' gelegenheid kreeg, had een schot in land is groot genoeg voor alle leeuwen en voor de hersens reeds een einde aan zijn leven gemij er bij. Maar als zij toonen, dit niet met me maakt. Vier leeuwen, met vier schotenl Een eens te zijn, door mijn schapen te verslinden. staaltje van groote dapperheid, maar misschien ook van groote lichtzinnigheidl Had de laatste leeuw zijn sprong niet iets te kort genomen — dan krijgt ge pijntjes hier en klachten daar. Dat of had het laatste schot gemist — dan zou de is dan in heel veel gevallen een kwestie van onman zijn lichtvaardigheid betaald hebben met zuiver bloed. Heel onschuldig in aanvang, kan zijn leven! Nu was hij echter aan de wraak van dat leiden tot ernstiger dingen. Een goede rehet oerwoud ontkomen — doch langer dan vier medie tegen onzuiver bloed en de pijnlijke gejaar zou dit toch niet hoeven te wachten om volgen daarvan, is de dagelijksche dosis Kruschen zich te wreken. Vier jaar later namelijk verSalts. Een wonder, die heilzame werking van de wondde hij met een vriend een leeuw en een beroemde zes minerale zouten waaruit Kruschen leeuwin, die beiden nog kans zagen in het wordt samengesteld. Door de aansporende werhooge gras te verdwijnen. Zijn vriend stelde king van Kruschen gaat het bloed weer krachvoor, het gras in brand te steken, of te wachten tiger stroomen, onzuiverheden die anders Rheutot de dieren gestorven waren, hetgeen niet matische pijnen veroorzaken, die zich vastzetten lang kon duren. Maar de Deen stond er op hen in spieren en gewrichten, worden afgevoerd te volgen. Voorop gaand, verdween hij tusschen langs natuurlijken weg. In Uw eigen belang, het hooge gras, het bloedige spoor der beide moet ge Kruschen nemen. En begin er liever dieren volgend. Nauwelijks echter had hij eenlvandaag mee dan morgenl Kruschen Salts ge passen' gedaan, of het gespierde lichaam van het oude beproefde recept sinds 1889 - bij alle de leeuwin vloog door de lucht en wierp hem Apoth. en Drog. 1.47, 0.76, 0.41. N.V. Rownmet een smak tegen den grond. Zijn vriend natree —Amsterdam.
Als de eerste jeugd voorbij is
dan "TflW^Jk wei- °P een andere manier met hen v praten, ■«"flt^t* Ni^AjjnlPGfzoo voorzichtig en zoo geduldig, als hij, wanneer hij een gewonden leeuw of buffel volgde, of wanneer hij jacht maakte op olifanten. Toch heeft zijn metgezel eens voor zijn eigen oogen gezien, hoe hij een troep olifanten, die een charge uitvoerden, opzettelijk naar zich toe lokte om een inheemsche te redden, en een anderen keer maakte hij het mee, dat hij in 'n rivier sprong, waarin het wemelde van krokodillen, om een kind, dat er in gevallen was, als het ware uit hun kaken vandaan te
halen. . . Behalve de Deen, waarvan hierboven sprake was, leeft er in de herinnering van ervaren oerwoud-jagers ook nog een man verder, wiens nationaliteit nooit onthuld schijnt te zijn, en dien zijn vrienden daarom de Vondeling noemden. Deze naderde vaak, om een weddenschap te winnen, een slapenden mannetjes-olifant van ^de windzijde, alleen om hem op dertig pas afstand te kunnen neerleggen. Slechts het feit, dat hij absoluut geruischloos kon loopen, stelde hem daartoe in staat. En dat hij daarbij nooit zijn leven moest Jalen, kwam slechts, omdat zijn hand zoo vast en omdat hij zoo razend vlug ter been was. Hij droeg gewoonlijk slechts een lendedoek en een hemd, en een paar sandalen van de huid van een of ander door hem zelf neergelegd dier. Toch, ondanks zijn weinige kleeding en zijn ongeloofelijke snelheid bij het loopen, ontkwam hij aan de door hpm gewonde dieren vaak slechts door aan de boomen en struiken, waarlangs hij zoo vlug mogelijk moest maken dat hij wegkwam, zijn hemd en een flink stuk van zijn huid achter te laten. Dergelijke avonturen, die hem als het ware telkens van aangezicht tot aangezicht met den dood brachten, schenen hem echter slechts tot grootere roekeloosheid te kunnen aansporen. Slapende gifslangen bij hun staart te grijpen en ze een paar keer over zijn hoofd te slingeren, alvorens ze van zich af te gooien; gewonde leeuwen in het hooge gras te volgen; tusschen krokodillen door een rivier over te zwemmen, in plaats van gebruik te maken van een brug of een boot, waren allemaal „nummers" van zijn programma, die hij schier wekelijks afwerktel Maar ten slotte krèèg de jungle hem toch. . . Terwijl hij op een nacht met een metgezel in een tent overnachtte, werd hij wakker door gejank buiten. Ze grepen een lantaarn en een acetyleenlamp en stelden een onderzoek in. Het bleek, dat een van hun drie honden door een grooten luipaard overvallen en gedood was. De Vondeling besloot direct het bloedspoor van het roofdier te volgen. De inheemsche lichtdragers weigerden mee te gaan zoo lang het donker was, en ook zijn metgezel trachtte hem op alle mogelijke manieren te bewegen, om te wachten tot de dag gekomen zou zijn, omdat de hond toch immers reeds dood was. Maar hij weigerde en ging, gewapend met een geweer, den donkeren nacht in, met weer^ zin gevolgd door zijn makker, die een acety leenlamp droeg. Ze hadden nog maar nauwe' lijks eenige honderden meters afgelegd, of de luipaard sprong uit het struikgewas tevoorschijn. In dezelfde seconde deinsde de Vondeling achteruit; het dier had zijn scherpe tnnden in zijn keel gezet, terwijl hij zijn voorpooten in zijn schouders had geslagen. De Vondeling liet zijn geweer vallen en greep den luipaard bij de keel, terwijl zijn makker de lamp neerzette en het geweer nam. Maar hij kon het wapen niet gebruiken zonder den Vondeling te dooden. Zoo worstelden mensch en dier eenigen iijd, tot eindelijk de kans gunstig was en de ander kon schieten. Het schot trof doei. Het dier viel op den grond, en de Vondeling bovenop hem. Maar het was te iaat. De tanden van den luip•aard hadden de keel van den Vondeling geheel doorgebeten, terwijl de achterpooten de . maag hadden opengereten. Het slachtoffer was buiten kennis en stierf reeds na eenige minuten. . .
_____
REGIE: KARL RITTER.
UFA-FILM, Rolverd eellng:
Ritmeester Prank ... Paul Hartmann Eerste lultertant Gerdes Herbert A. E. Böhme Luitenant Fabian Albert Hehn ..Kofi" Paul Otto Offizier-Stellvertreter Moeblus Fritz Kampers Onderofficier Zuschlag Josef Dahmen Gefreiter Krause Willi Rose 'sabel Jutta Freybe Gerda Carrta Lock Anna Moebius Gisela v. Collande Kapitein Reinwald Otz Tollen Eskader-adjudant. Dr. Wilhelm Althaus Luitenant Romberg ... Heinz Welzel Een stafofficier van het luchtwapen Heinrich Schroth De majoor der Infanterie H. M. Netto
Paul Hartmann, die de rol van ritmeester Prank vertolkt. o
De kapitein-luitenant Otto Graf Captain Cecil Brown ... Theo Shall Amerikaansch cavalerie-officier Reinhold Pasch Fransche kapitein St. Germain Vader Fabian Lothar Körner Moeder Fabian Elsa Wagner Zuster Fabian ... Waltraut Salzmann Juweller Oskar Algner Barbara Martha v. Kossatzki Cabaret-zangeres Kate Kühl Mijnheer Schnaase ....f. Paul Dahlke Holzapfel :.... Friedrich Gnass Diens vriend Werner Stock Gevangenis-directeur Ernst Dernburg Hoofdinspecteur Weiss Eduard Bornträger Cipier Gerhard Bienert
Hei jacht-eskader 12 onder aanvoering van ritmeester Gerhard Prank Is een der actiefste aan het Westelijk front. Het heeft reeds zijn zeshonderdste overwinning in de lucht kunnen boeken. Het zijn dan ook dappere kerels, die, ondanks hun jeugdigen leeftijd - een gedeelte van hen zijn pas van school gekomen - trouw tot in den dood hun plicht vervullen. De beste van hen dragen de onderscheiding „Pour Ie mérite". Daar heeft men bij voorbeeld eersten luitenant Gardes, reserveluitenant Paul Fabian, ternauwernood 19 jaar oud de officier Fritz Moebius en hoe zij allemaal heeten mogen, toevertrouwd aan de zorgen van hun „Kofi", majoor Wissmann, commandant der vliegers.
De oorlog heeft een bitter einde genomen. Ritmeester Prank brengt zijn eskader terug. De kameraden moeten afscheid nemen van elkaar, leder van hen gaat zijn eigen weg. Ritmeester Prank gevoelt zich geheel uit zijn evenwicht. Hij kan zich niet thuis voelen in den nieuwen tijd. Hoewel zijn vrouw Isabel en twee oorlogsmakkers, onderofficier Zuschlag en Gefreiter Krause, hem trouw ter zijde staan, kan hij het leven niet meer aan. De anderen daarentegen, luitenant Gerdes en Paul Fabian, laten zich niet ierneerslaan. Hun doel is, een vliegschool op te richten om voor de toekomstige bevrijding van Duitschland een garde van jonge, flinke, vastbesloten vliegers bijeen te brengen. Zij beginnen met een zweefvliegschool op te richten. Paul Fabian en zijn jonge vrouw Gerda slagen er met de hulp van majoor Wissmann in de financieele basis te scheppen. Ritmeester Prank ziet in hun plan echter niet meer dan een spelletje. Hij kan niet tot het besluit komen, er aan mee te werken. Maar alles wat hij onderneemt, gaat verkeerd. Als de nood eindelijk op het hoogtepunt is, haalt Fritz Moebius hem naar zijn landgoed, waar hij de vliegmachine van den ritmeester, die hij aan een vijandelijken aanval heeft onttrokken, in een schuur heeft verborgen. Nu leeft Prank heelemaal op. Maar door verraad moet het vliegtuig uj*geleverd worden aan de Entente-commissie. De oude kameraden scharen zich vastbeslaten aaneen en stellen zich te weer; hel komt zelfs tol een schietpartij, welke eenige gewonden ten gevolge heeft; bovendien nog een stral-experimervt, waardoor Prank en zijn kameraden veroordeeld worden tol een gevangenisstraf van vele jaren. Een poging van Fabian en Gerdes om Prank te bevrijden mislukt. Zijn vrouw Isabel sterft van verdriet. Gerdes en zijn vlieg-kameraden hebben inlusschen met veel succes 'n vliegtuigfabriek opgericht. Duitschland is weer ontwaakt. Men heeft één algemeenen dienstplicht weer ingevoerd, het luchtwapen is gegroeid lol een nooit vermoede grootte. Opnieuw vinden da oude vliegkameraden van eskader 12 elkander. Ook de gevangenen, die inlusschen begenadigd zijn, zoeken contact met de nieuw opgerichte vlleger-afdeeling. Ritmeester Prank was, nadat hij uil de gevangenis was ontslagen, naar Zuid Amerika gegaan, doch thans keert ook hij terug. En de oude getrouwe van de manschappen, generaal Wissmann, kan den nieuw benoemden overste een nieuw eskader aanbieden in de overtuiging, dat de oude ridders „Pour Ie mérite" ook hel nieuwe luchtwapen van harte zullen zijn toegedaan, zooals hel In den wereldoorlog is geweert lol aan de laatste minuut loei
Fritz Kampers als officier-adjudant Moebius.
Albert Hehn, die in de flim luitenant Fabian it.
4,i m. Paul Hartmann en Albert Hehn.
jutta Freybe, die de figuur van Isabel, Pranks vrouw, uitbeeldt.
Op de boerderij. In het midden ritmeester Prank en zijn vrouw.
Gerda (Carsta Lock) en Fabian (Albert Hehn) tusschen vliegers en mecaniciens.
Een vroolljlc en gezellig samenzijn (aan de tafel Albert Hehn en Carsta Löck).
-^
:
Ritmeester Prank en Isabel ontmoeten 'n ouden strijdmakker.
—"
.
TSBF"?
./*'■
ANDERDE TESTAMENT, ,-»
EÉN
COMPLEET
JuHrouw Holst luisterde aan de deur.'Sinds zij bij „mevrouw Lucia" in betrekking gekomen was als huishoudster, had re altijd aan de deur geluis'terd, en dit keer deed zij het met een tevreden grijns op haar kwaadaardig gezicht, want ze hoorde, hoe Rose, het twintigjarige nichtje van tante Lucia, dat geen cent bezat, vertelde van haar liefde voor Jan Drewes. „Belachelijk," zei tante' Lucia luid. „En ik zal er dan ook nooit mijn toestemming voor geven. Ik zou al mijn geld aan jou hebben vermaakt vijfduizend gulden per jaar, meisje - maar als je eigenwijs wik zijn, krijg je niets. Ik heb wel is waar niemand anders aan wie ik mijn geld kan vermaken, maar er zijn altijd nog weldadige instellingen genoegl Ziezoo, nu wèèt je hetl" „Maar ik höüd van hem," zei Rose. „Onzinl Hoe kan dat nou? Hij bezit geen centl Als je met hem trouwt, zul je honger lijden, lot je zwart zietl" „We zullen elkèir hebbenl" „Daar zul je veel aan hebben, als je gebrek lijdtl Wees toch niet zoo dwaas, kindl" Tante Lucia bonkte luid met haar stok op den grond. Juffrouw Holst grijnsde opnieuw. Rose was blijkbaar in ongenade gevallen en daar zij net zoo eigenzinnig en dwars was als haar tante, zou ze die vijfduizend gulden per jaar waarschijnlijk wel verspelen. „Het is een boel geld," dacht juffrouw Holst. Ze had dit altijd gedacht sinds ze bij tante Lucia in betrekking gekomen was, en ze zou het wel altijd blijven denken óók. Juffrouw Holst was zeven en veertig jaar; lang en mager, met een satanisch gezicht en sinistere oogen. Ze had geen familie; ze had geen hoop, ze had geen toekomst. Jaren lang had zij van haar salaris geleefd, een schraal salaris, en al dien tijd had zij zich afgevraagd, wat het leven wel zou kunnen zijn, als ze eens rijk was. Jaloezie had haar hart stuk geknaagd.
#«
VERHAAL
nijdigheid en wangunst hadden haar gezicht misvormd. . . Haar kiauwachtige handen grepen onmerkbaar den knop, terwijl ze verder luisterde. Rose pleitte nog steeds voor haar liefde, voor Jan Drewes... De kleine zottin, dacht juffrouw Holst. „Ik sterf liever dan hem op te geven," verklaarde Rose trotsch. „Dan moet Je maar zien, hoe je van vandaag af aan geld komt. Ik zal direct mijn testament veranderen. Je zult er spijt van hebben, meisjel Vraag jezelf maar eens af, of hij nog net zooveel van je zal houden, als je niet meer zulke mooie kleeren draagt en als Je er niet meer zoo aardig uitziet. . ." „Hij houdt van mij, niet van mijn uiterlijk." „Goed, dan zal hij je hebben. Ik zal mijn testament veranderen. Je kunt nie t hebben en tegoed houden. Mijn geld en géén Drewes, of Jan Drewes en niét mijn geld." „Ik kies Jan. . . I" antwoordde het meisje fier. Tien seconden later verliet zij de kamer van haar tante, haar oogen rood van tranen. Juffrouw Holst had met haar te doen. . . „Het Is verschrikkelijk, het is een schande," zei ze tegen het meisje. „Hoe durft je tante te verlangen, dat je dien netten Jongen opgeeft!" „We zullen arm zijn, maar heel gelukkig," antwoordde Rose. „Het spijt me alleen zoo erg, want hij zal het ontzettend vinden — voor mij. Ik houd echter zooveel van hem, dat Ik alles voor hem wil opofferen!" „Natuurlijk," vond juffrouw Holst. En toen ging de bel van tante Lucia, en juffrouw Holst haastte zich naar de oude dame, onderwijl moeite doend haar sluwe gezicht in een vriendelijke plooi te zetten. Tante Lucia zat met veel gerucht In een grooten zakdoek te snuiven; dit was niet omdat zij had gehuild, want zij huüde nooit, maar omdat zij een zware kou in haar hoofd had. „De eucalyptus," zei ze kort. „Mijn verkoudheid Is weer erger." „Ach hemel, wat naar toch," zei juffrouw Holst met een klaaglijke stem, terwijl ze zich naar de oude dame haastte. „Maar u hebt u zeker kwaad gemaakt?" „Dat heb ik," antwoordde tante Lucia. „Het is 'n schande! Dat kind denkt nooit aan ui En u hebt alles voor haar Hnc komt het dat VIM zeep bespaart? Doordat VIM allerlei gedaan. Waar had dingen In de huishouding minstens zoo goed reinigt als zeep. Hierze heen gemoeten, door komt meer zeep beschikbaar voor de nasch. als ze u niet had gehad? Zoo'n onVermijd scherpe schiiurmiddelen bij het reinigen \an keukengerei, dankbiur schepsel..." want al l'w potten en pannen, enz. moeten thans langer mee gaan dan Tante Lucia lachte vroeger. Reinig alles zacht en veilig met VIM.dat nooit krassen geelt, grimmig. „Ik ga (iebruik voor potten, pannen, schilderwerk, houtwerk, vloeren en mijn testament veranderen. tegels uitsluitend VIM, in handige busverpakking. „O ja? — Ik zou Heeft l' wel eens geprobeerd hoe uitstekend \'l\l echter niet overijld is voor het reinigen van vuile handen: te werk gaan, als ik u was." Juffrouw Holst had tante Lucia's werkmandje opgenomen — een oud versleWh, boordevol ding met allerlei begonHET „automatische" REINIGIN nen handwerkjes, die nooit waren afgeKN KADION FABRIKAAT - OVERAL ZONDER BON VERKRIJGBAAR maakt, met ballen witte wol, die door
VIM
1
de jaren ^warer ergeeld, met verroeste haak- ."v pennen, stukjes papier, waarop verschillende patronen waren uitgeschreven. % „Wat een rommel," dacht juffrouw Holst, , kwaadaardig als steeds. En haar oogen bleven even rusten op een papiertje, waarop ze las: „Klimop-patroon. Beginnen met twee en zeventig lossen, omkeeren; twee en zeventig f vasten, dan weer keeren en met vasten doorgaan tot aan kruisje. . ." „U hebt Iemand noodlg, die voor u zorgt," zei Juffrouw Holst. „Iemand die göèd voor u Is." „Jij bent altijd goed voor me geweest," zei tante Lucia. „Heel goed zelfs. Ik ben Je dankbaar voor hetgeen je hebt gedaan. Juffrouw Holst. . . Ik. . . ik heb niemand om mijn geld aan te vermaken!" Hoop en begeerte laaiden op In het hart van juffrouw Holst. „Ik wil papier en Inkt hebben, en de beide meisjes kunnen hier komen als getuigen. Ik zal mijn testament nu direct 'veranderen; ik zal alles aan Jou vermaken," zei tante Lucia resoluut. „O, maar dat kan toch niet. . . Rose. . ." „Ik zou niet weten waarom niet. Doe wat ik Je gezegd hebl Geef me papier, pen en inkt en roep de meisjes hier. . ." Juffrouw Holst deed wat haar bevolen werd; ze had geen ander verlangen dan hetgeen tante Lucia zei, zoo snel mogelijk te doen. Ze verliet de kamer met luid kloppend hart.. Tante Lucia veranderde haar testament, en de beide meisjes kwamen om te teekenen. In de slaapkamer van tante Lucia legde juffrouw Holst, die haar geluk niet omvatten kon, het linnengoed In de kleerkast. Vijfduizend gulden per Jaar - voor hèarl Het was niet te geloovenl En tante Lucia was zes en zeventig, en leed aan rheumatlek en periodiek terugkeerende verkoudheden. Ze had het nu ook weer feelijk te pakken, en de woordenstrijd met haar nichtje had haar hart geen goed gedaan. Kreeg ze maar een longontsteking, voordat ze tijd had haar testament opnieuw te veranderen. . . Juffrouw Holst schikte het linnengoed in de kast. Dikke wollen kousen en jaeger ondergoed, zooals tante Lucia gewoon was te dragen. Allemaal even leelijk en grof. Als juffrouw Holst vijfduizend gulden per Jaar kon uitgeven, zou ze niets dan zijden ondergoed willen dragen, mooie, kleurige dingen. . . Ze zou in de beste hotels logeeren, interessante mannen leeren kennen en misschien nog trouwen. In haar sluwe oogen begon een nieuw vuur te branden. Ze sloeg met haar vlakke hand op het linnen; ze stuurden het altijd even vochtig thuis. Het was verschrikkelijk; het was nog bijna nat. Ze zou het mee naar beneden nemen om het in de keuken bij het fornuis te drogen, voordat tante Lucia het aantrok. Bij de deur aarzelde ze evenwel. Als ze het eens niét droogde, het nat liet? Als tante Lucia's verkoudheid dan eens erger werd? De vurige glans In haar roofdier- w*", ? oogen veranderde in een dulvelsche schittering, "'tIn haar brein vormde zich een laag plan; het was zaak het ijzer te smeden als het heet was, vóór er gelegenheid was, dat tante Lucia zich met Rose verdoende. Ze keerde' terug en legde het natte linnengoed, dat tante Lucia dien avond moest aantrekken, boven op het bed. . . Sluipend, als was ze reeds een moordenares, . verliet ze de kamer, terwijl de uitdrukking van haar gezicht weer veranderde. Er kwam nu een zachte, medelijdende glans in haar oogen, want ze ging naar de oude dame. Tante Lucia zat in haar stoel met haar werkmandje. Het was een verschrikkelijk leelijk ding, en juffrouw Holst, die angstvallig-netjes was, had altijd moeite gehad het niet stuk te trappen en te verbranden. „Het is gebeurd," zei tante Lucia strak, doe-
.
*'%W tend ' op d verandering van haar testament. ;,0, wat ï.nttoet ik zeggen," vroeg juffrouw Holst, met prachtig voorgewende verwarring, „jk weet niet, wat ik met zooveel geld moet aanvangen; het is eigenlijk niet goed; het komt ■me niet toe. Rose heeft er toch« recht op. . ." „Jij bent goed voor me geweefl en zij niet," antwoordde tante Lucia. „Z^wfl^egen mijn wil trouwen met een armoedtwrer. Dus moet ze maar weten, wat er op stéat! Neen, hel" geld is voor Jou." „Hebt. . . hebt u. . . uw testament naar den notaris laten brengen?" vroeg Juffrouw Holst, want ze was niet achterlijk. Er kwam een strijdvaardige uitdrukking in de oude pientere oogen. „Neen, Ik vertrouw niet één notaris. Ik heb mijn testament ergens opgeborgen, waar niemand het zal zoeken en waar ik er een oogje op kan houden. En als ik dood ben, zal je den brief, waarin staat waar het testament ligt, in de bovenste lade van de secretaire vinden." „Heel verstandig," prees Juffrouw Holst. „U kunt het beter zélf bewaren." Dien nacht werd tante Lucia's verkoudheid veel erger. .Des morgens was zij werkelijk heel ernstig. Tegen den middag kwam de dokter en hij zette een bedenkelijk gezicht. Hij was bang voor haar bronchitis, en meende dat tante Lucia's nichtje gewaarschuwd moest worden. Tegen den avond verscheen Rose. „Hoe maakt tante het?" vroeg ze aan juffrouw Holst. „Slecht," antwoordde deze, en haar oogen zagen rood van het huilen, want Juffrouw Holst wilde vóór alles in haar rol blijven. Rose was oprecht bedroefd. „Zeker bronchitis?" vroeg ze» ^ „Ik ben er ook bang voor," snoof juffrouw Holä. Ze was bezig de zitkamer te doen. Ze keek naar de secretaire en wenschte dat de bovenste lade niet gesloten was; ze zou het testament zoo graag met eigen oogen gezien hebbenl Dan zou ze geruster zijn geweest. Nu stond ze met het werkmandje van tante Lucia in haar hand. „Dat moet noodig eens worden opgeruimd," zei ze. „Uw tante kan er zelf geen wijs meer uit worden. Ik weet echter niet, waar ik met al die papieren heen moet!" „Verbrand ze," zei Rose. „Tante werkt alleen nog maar aan het tafelloopertje. Ze heeft me zélf gezegd, dat die andere dingen haar eigenlijk in den weg liggen, maar dat ze er niet toe kwam ze op te ruimen. . ." Juffrouw Holst wist, dat tante Lucia nooit meer zou opstaan, want dien morgen had ze de oude vrouw wederom natte lakens en kussensloopen gegeven. Er was dus niets geen gevaar bij om al die oude overgeschreven patronen te verbranden. Zij, Juffrouw Holst, zou ze heusch niet willen bewaren als aandenken. . . En dus verbrandde zii ze. Tante Lucia had een slechten nacht. Juffrouw Holst week niet van haar bed; zij reikte haar de voorgeschreven medicijnen, ze was in de weer met warme kruiken en warme melk; ze gaf
Ik ga weg, anders kom ik te laat op de repetitie van ons koor. Wees maar voorzichtig, het is net weer oj&^ een t/riep op te loopen '.
De bekende filmster Hilde Körber met haar beide kinderen. (foto.' Tobli-ClnamilOuIck) handig gedaan! Nou hoef Ik me niet meer te bekrimpen! Nou hoef Ik geen zeurende oude dames meer naar de oogen te kijken. . ." Ze vond den brief en scheurde de envelop open. „Hier is het," zei ze. „Ik ben bang, dat het je zal tegenvallen; je krijgt niets!" Rose kon het niet begrijpen. „Ik geloof niet, dat tante zóóiets gedaan kon hebben," zei ze Intusschen had juffrouw Holst het briefje uit de envelop gehaald en het opengevouwen. Ze werd lijkwit. . . „O," hijgde ze. En toen nog eens: „O!" „Wat is er?" vroeg Rose, naar haar toegaand. „Mijn testament ligt tusschen de overgeschreven patronen in mijn werkmandje," las juffrouw Holst, met haperende stem. En vier dagen geleden had zij alles verbrand. „Dus... nou... krijg jij tóch alles," siste ze tegen Rose. En toen viel ze op een stoel en begon woest en onbedaarlijk te snikken. . .
tante Lucia bovendien telkens andere lakens. . . Na verloop van vijf dagen stierf tante Lucia. Rose schreide alsof haar hart zou breken. „Ik ben haar eenige bloedverwant," zei ze, „maar ze zei, dat ze haar testament zou veranderen. Ze heeft er niet veel tijd voor gehad, en ik hoop maar, dat ze mij althans iets heeft nagelaten; heel weinig zou reeds veel zijn voor Jan en mij." „Ze heeft haar testament veranderd," zei juffrouw Holst plechtig sarrend. „Ze heeft alles aan mij vermaakt!" „Aan JóCi?" „Jal Alles!" „Maar Je bent hier nauwelijks drie maanden?" „Ze wist, dat ik van haar hield," zei Juffrouw Holst en nam een grooten sleutelbos. „In deze lade zit een brief, waarin staat, waar ze haar testament heeft gelegd," vervolgde ze, de la opensluitend. En 'terwijl zei ze in zichzelf: „Ik ben rijk; ik ben rijk. En ik ben gelukkig ook. Dat heb ik
Hoor eens even wat een gekuch, er zullen er wel veel absent sijn op de repetitie.
Het doet me genoegen, dames en heeren, dat u-e allemaal aanwezig zijn. Bent U goed b\j stem? Hebt V mijn raad opgevolgd f
;..(,;
-
■-J—•
''--—"•
■■■
■■■■■-
'
-
;
'-*--
Ja zeker. Wybert-tablettcn! B(ts. trnor, alt nf sopraan. Allen brrelrn Wybert aan.
> rM-^h, ..
EERSTE L Regie: Karl Heinz Martin Steffi ... Peter Paul Oertel Elisabeth Nikolaus Rohr Maria Mürz
Tobis-film .Hilde Krahl Frits van Dongen Wolf Albach-Retty Lotte Lang Anton Edthofer Annie Rosar
Het begint met een heel klein voorval, het avontuur van de kleine Steffi. Een voorval, dat echter heel wat gevolgen heeft.— Als lederen dag is zij op weg om de in de wasscherij van haar tante Mürz gestreken wasch rond te brengen bij de klanten. Midden in het verkeer wordt zij door een auto aangereden, die moet uitwijken voor een onoplettenden voetganger. Gelukkig heeft Steffi zich niet bezeerd, maar helaas heeft haar groote kartonnen doos het bij de botsing begeven en nu liggen al de keurige pakjes met de brandschoone gestreken wasch op de natte straat verspreid. Hulpeloos staat Steffi er bij. Intusschen Is er een elegant gekleede Jongeman uit den fraaien sport-auto gesprongen om ijverig en snel Steffi's pakjes bijeen te rapen. Hij deponeert ze allemaal in zijn auto, maakt op de beminnelijkste manier zijn verontschuldiging en biedt aan, Steffi te helpen, de wasch zoo snel mogelijk rond te brengen bij de verschillende klanten. Het meisje is nog heelemaal beteuterd, maar eer zij begrijpt wat er gebeurt, heeft de voorkomende jongeman haar naast zich in den auto gezet en rijdt met haar weg. Steffi is heelemaal ondersteboven. Het is als een droom, de droom, dien zij zoo vaak gehad heeft: autorijden, chic gezelschap en. . . ja, het gaai werkelijk nog verder ookl De elegante jongeman geneert er zich niet voor, zijn aandeel te nemen in het rondbrengen van de wasch en dan maakt hij een afspraakje met haar in de deftige Eden-bar. Steffi denkt niet meer aan haar strenge tante Mürz; zij is haar heele armzalige, slovige leven vergeten; zij heeft ook vergeten, dat sommige van haar wasch-pakjes op de nat geregende straat hebben gelegen. Zij belooft, dat zij in de bar zal komen, zoekt thuis stiekum een avondjapon op uit de spullen van de klanten en maakt zich mooi voor haar eersten grooten uitgaansavond. En dan zit zij voor het eerst in haar achttienjarig leven in een bar, een beetje angstig wel is waar, maar toch heel recht en flink. Zij wacht op mijnheer Oertel, die er nog niet is. Het is haar een weinig onbehaaglijk te moede, al dit vreemde en zij wordt bang, als de kellner telkens maar weer komt om de bestelling op te nemen en zij verklaren moet, dat zij nog op een heer wacht. Eindelijk brengt de kellner een heer aan haar tafeltje, maar het is niet Steffi's cavalier van dien middag, maar de heer Peter Kronthaler, een bescheiden employé van de grqote expediteursfirma, waarvan mijnheer Oertel de jongste firmant Is. Peter heeft juist ter belooning >
c
«
oorMen, een
—
"O
* • -
1« .K IA
«
J3
-g|l
* H .'-■>. 01 _ . ' -o« c uC-g
> « 5c
«
mi
O
■o O
3 in
S?c «»f< .■
C N
3 it c
-o
a « _»
-C
.=. «
1b
•Eg
91 O
» «• u 4) -i:
"S-o «
c 0
«
-n 'O kT «o 41
•au ti 4) * JS
4) — C C . « 41 CC -D
. ~«
J2 tS »
I
•
>
ï
ï 10 J3
r '■']
E LU
< <
*— rw
»^>
'
UJ
LU LU
M
LU ^
z
UJ
1
<
5 i
LU
Qi
LÜ
LU
>
LU
ev<
o
•JT
UJ ir»
i
r!L~j^ -o Jii
duK
mi
mm yniTj-mOoPmO
z2 wEsèm
si ^ffixSz S > 2 5o OSSSONZ 2
Z
S
"zo
^
^hij met Steffi danst, stelt hij voor, naar een andere bar te gaan waar het wat gezelliger is en . hij is heelemaal niet verbaasd, als Steffi zegt, | dat zij nu maar bij Peter blijft, want dat hw te • laat gekomen is. Peter staat haar bijzonder aan ' en deze is zelf heelemaal betpoverd door het bekoorlijke jonge meisje, f fgenlijk voelen • zij zich geen van beiden erg dp hun 'gemak in deze gelegenheid en zij besluitS wat te gaan wandelen in het Prater, waar Hun." harten elkander dan ten slotte vinden. Steffi weet nu ook, dat Peter geen rijke jongen is en eigenlijk is zij daar heel blij om. Voor Peter is zij echter het groote wonder en hij wil heelemaal niet weten, wie zij is. Zoo boemelen zij verliefd en zonder ergens aan te denken den heelen zomernacht door. Bij het naderen van den dag komt evenwel de werkelijkheid en die is lang zoo romantisch niet. Tante Mürz is woedend vanwege Steffi's wegblijven en ook vanwege de klachten der klanten over de besmeurde wasch. En als zij koppig blijft, wijst haar tante haar de deur. Een dame, die juist bij deze scène aanwezig is en die er nogal een luchthartige levensopvatting op na houdt, trekt zich Steffi's lot aan. Zij heeft zelf reeds heel wat meegemaakt in het leven en wil Steffi behoeden voor erger ervaringen. Steffi krijgt kleeren van haar en nu begint er een vroolijk, zorgeloos leventje. Peter heeft niet het flauwste vermoeden van dit alles en denkt nog steeds, dat zij een dame uit de groote wereld is en rij heeft niet den moed, hem de waarheid te zeggen. Zoo brengen zij vele vroolijke en gelukkige avonden door. Zoodra Peter van zijn kantoor komt, is Steffi bij hem en dan bouwt hij luchtkasteelen en vertelt aar, hoe heerlijk hij het leven voor haar zal maken, als hij genoeg verdient om met haar te kunnen trouwen. Hij werkt met den grootsten
rt er 's avonds talen bij, tot. . . tot er henbeide komt. Mijnheer Oertel oritïamïlijk op een kwaden dag, dat Peter Kronthaler zijn employé is, dus de jongeman, die'llBm dat aardige kleine 'meisje uit de Eden* bar'iiróor den neus heeft weggekaapt. Nu zal hij eens zien, of hij zijn mededinger nog niet de baas kan wordenl Hij noodigt Steffi uit: dan eens voor een autotocht, dan weer voor een zeilpartijtje. . . Steffi heeft den heelen dag niets te doen en in haar jeugdige ijdelheid heeft zij lust ook een beetje interessant te doen tegenover haar beschermster. Zij zegt dus niet neen en vindt dat vrije leventje heerlijk, tot. . . Peter er achter komt. In zijn diepe teleurstelling over haar ontrouw jaagt hij haar weg, hij is zelfs zoo dwaas om in zijn woede en ergernis zijn goede betrekking er aan te geven. Steffi, die echter alleen van hèm houdt, is hierover zoo ongelukkig, dat zij een poging doet om een eind aan haar jonge leven te maken. Zij doet dat echter nogal onhandig en wordt in een ziekenhuis opgenomen, waar zij dan ten slotte door de beide mededingers wordt gevonden, die pas kort te voren harde woorden tot elkaar hebben gezegd. Ook tante Mürz komt haar bezoeken, in de grootste zorg om hel meisje, dat zoo plotseling is verdwenen en dat in haar verdriet en hulpeloosheid heeft gemeend, dat zij niets meer op de wereld had dan den kleurigen clown, dien Peter haar op dien avond in het Prater cadeau heeft gedaan. Tante ziet in, dat zij verkeerd gehandeld heeft. Mijnheer Oertel weet nu, dat Steffi alleen maar van Peter houdt en hèm trouw is. Peter, die evenals de kleine, nieuwsgierige Steffi een flinke les van het leven heeft gekregen, is gelukkig, dat hij zijn liefste weer terug heeft. . .
Frits van Dongen als Peter Kronthaler.
Een pijnlijk moment in de bar (Wolf Albach-Retty, Hilde Krahl en Frits van Dongen).
Een spannende scène tusschen Steffi en Peter.
* .
■""■
■■']::-:
-
Een midzomernachtsdroom
■ . -4.. ? -''■:u'
iK
-
OPLOSSINGEN ZOEK EN VIND 22 OCTOBER 1941 s hoofdprijzen ven door:
werden
deze week
v
den heer H. J. Verheugen. Hilversum; den heer J. v. d. Pot, Rotterdam; den heer Th. van Daalhulzen, Rotterdam; den heer J. Buslnk, Dordrecht; den heer N. Kolijh, 's-Gravenhage, De troostprijzen aan:
konden
worden
toegekend
mevrouw J. Beek, 's-Gravenhage; mevrouw Th. Hoks, 's-Gravenhage; mevrouw J. L. Hille, Schiedam; mevrouw M. de Ras, 's-Gravenhage; mejuffrouw G. Roeper, Groningen; mejuffrouw W. v. d. Bijl, Lemmer; mejuffrouw D. Termeer, Rotterdam; mejuffrouw R. de Gunst, Leiden; mejuffrouw S. v. Goch, Gemert; mejuffrouw P. C. Vos, Rotterdam; mejuffrouw M. Kool, Loosduinen; den heer A. J. Wijtenburg, Amsterdam; den heer W. P. J. Ente, Haarlem; den heer A. Boschman, Schiedam; den heer L. M. Kroon, Rotterdam; den heer E. Meurs, Leersum; den heer Ch, den Arend, Rotterdam; den heer J. M. Emmen, 's-Gravenhage; den heer F. P. Harte, Rotterdam; den heer J, Weijerman, 's-Gravenhage
FILMSTER-INVULRAADSEL AAM >B . S
tv
IN DE CEMT
TAM DE LOOS
AAR DE WEG
AAR DE WERK
RA DE LOOS
1
OPLOSSING ROULETTERAADSEL
^^ «TCftS^L V . SV ^v J^S^^Urf
w'V r^ X^W3I T^m%i TN X O T^^^X^ y^Mo^
-
w^Sk /
Horizontaal; 12. 1. een bekende sport 15. 6. gemeente in de provincie Luik (België) 16. 7. lichaamsdeel 17. 8. voegwoord 19. 9. naam van een 21. windstreek 22. 10. ßem. Kuopio län, Finland
-MM'901 / - ^^fyJ Jtï J!L F
^^5~^*^J
I ** C« ^ ff^*<^ IgJ^^A
5"T-5V\ ^'\ "^-'^^^^ /TrrYVor ^^^ O^V / >
1^
V^-^^r i
^t**yTt ^ F 1 ^K
L ^^.
w^ ^ti/^ ^ ** 'rf^^vQ' k
^^^^^
indoopen ijzeren drievoet (keukengereedschap) slank bewoner van Ierland voertuig ontkenning zonder inhoud
Verticaal: 1. 2. 3. 4. 5. 8.
een vijandelijk schip aan boord klampen stad in Chiaa> twee opeenvolgende muzieknoteo -^ bchnuderus vergissingen (afk.) (Latijn) muzieknoot
lichtstraal der zon meisjesnaam voor zich koopen lidwoord (Fransch) kloosterzuster en dergelijke (afk.)
% ■■
OPLOSSING KAMRAADSEL
VERBINDINGSRAADSEL p
0
L
y
N
E
S
1
.
TOOVERDRIEHOEK
E
0
E
E
L
X
R
0
G
E
E
T
E
E
u
G
1
R
M
T
E
E
E
D
E
S
R
n
E
L
E
OPLOSSING FILMSTERKRUISWOORDRAADSEL HELI RNKENZEUER
• OPLOSSING VOORZETRAADSEL oor - oom - loom over - nerf - Ier tam - oor - «ik roer - «ven - neen KOLONISEEREN
'
5
_::
r^^
k^^ Ift^r
2
f)oor toevoeging van een verbindingsletter kunnen de woorden uit de eerste rü met die van de tweede één woord vormen. De gebruikte verbindingsletters vormen een bekend gezegde. De eerste rij woorden staat in de juiste volgorde. ver ter beuken aaien ver —ykop valk v 'jEUid byen , % S^- nel snel ik spirit il . ^/Jer C--W: paarden ver ' ■' pyl blok"/5 pleeg ans i*L 'V voor eel 7 sneeuw ever i beuk ader jQ runder '■
2
3
h
5
'
6
J ' ♦;
2
3 k *
5
;
5
6
7
8
9
10
11
12
13
K
15
16
A_ f n n_ - jJnui
1. ^-cn kruisend schip 2. zich zeer traag voortbewegen 3. voorwerp dat beelden teru([Jtaatst 4. nagerecht 5. werktuig 6. veronachtzaming
:
7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
aanschouwen in wezen zijn zeeman geleidelijke vermindering vereeniging vechten brommend geluid maken
6 ■
■
11. verbintenis 15. op stat zetten 16. tuinman 17. wereldsch gezind In de omringde vakjes leest den naam van een filmster. Te gebruiken letters: a, a. a, a, b, b, b, d, d, d, d. e, e, e. e, e, e, e, e, e, e, e, e. e, e, f£. i. >. i. i. i, i. i, i, k, k, k, 1, 1, !, m, m, m, n, n, n, n, n, n, n, n, n, n, o, o, o, o. o, o. o, o, p, p, p, p, r, r, r, r, r, r, r, r, r, r, s, s, s, s, s, s. s, t. t, t. t. t. t, l. t. t, u. u. v, v, v, v. ij, ij, z. z.
Den hoofdprijs van de filmpuzzle verwierf; e, e. e, e, 1. I.
de heer Th. J. Sprokkreeff, Rotterdam.
o, o,
mejuffrouw G. Wekx, Heerlen; mejuffrouw R. Jacobs, Amsterdam; mejuffrouw S. Woerdeman, Amsterdam; mejuffrouw C. v. Dijk, Amsterdam; mejuffrouw W. Meulenberg, Sittard; den heer P. A. Katelaan, Horn; den heer L. Szmulowiez, Arnhem; den heer J. C. Pluim, Nijmegen; den heer H. Visser, Rotterdam; den heer G. v. Zetten, Bergen op Zoom.
Wij stellen een hoofdprijs van ƒ 2.50 en tien filmfoto's beschikbaar om te verdeelen onder de l^oedc oplossers. Antwoorden in te zenden vóór 12 Nov. aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart a.u.b. duidelijk vermelden: Filmpuzzle 12 Nov. Deze puzzle kan tegelijk met de andere ingezonden worden, doch liefst op een apart velletje papier.
\KI'm van onze speurders kan ons zeggen, wal " doet? Natuurlijk is er iets weggemaakt.
ie
man op deze foto {roto Ufa~GoliJs -h-)
Wij zullen weer een prijs van f.2.50 beneven» twee troostprijzen ver deelen onder hen, die ons een goed antwoord zenden. De verdeeling der prijzen geschiedt op een manier, waarbij alle inzenders van goede oplost^igen qelijke kansen hebben op het verkrijgen van een der prijzen. U gelieve Uw antwoord in Ie zenden vóór 72 November aan Mr. Detective, Noordeinde 8, Leiden. Op briefkaart of enveloppe vermelden : AmateurDetective' 12 November.
Wij beelden de foto nogmaals af, doch nu in haar ge
heel
{Foto Ufa)
De hoofdprijs van f 2,50 weid deze week verworven door den heer J. den Ridder, Zevenbergen.
Van links naar rechts en van boven naar brn< d< n dezelfde woorden in te vullen van .onderstaande fct Uckcnis: L I , , 4. st.'C nl.\ Oklahoma, V>r 1. doorboren Staten 2. Urd loopen ;. , 5 (Lnt v(1 1)0. «en vorn,) 6. roe^Woora
17
BE ^M^TEUIR-BXTECTIVE #
Oplossing van het voorlaatste foto-probleem.
-ó
o
't
De troostprijzen werden toegekend aan ; mevrouw B. Plate, Schiedam ; mejuffrouw P Snuil Leiden
De troostprijzen vielen ten deel aan:
ONZE PRIJZEN. Voor goede oplossingen van iedere puzzle, stellen wij een prijs van ƒ 2.50 benevens vier troostprijzen beschikbaar. In totaal dus deze week 7 prijzen van ƒ 2.50 elk, 22 troostprijzen en 10 filmfoto's. DE OPLOSSINGEN op de in dit nummer voorkomende puzzles, enzoovoort. gelieve men vóór 12 Nov. 1941 in te zenden aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8. Leiden. Op enveloppe of briefkaart vermelde men duidelijk: Oplossingen Zoek en Vind 12 Nov. 1941.
cl
^
'V
Vroni Mareiter en Annamirl (Magda Schneider en Trude Haefelin).
C of\S RëCHT AUF Lieeë ) R.gle: Jo* Stöcke!.
Ui*-lllni.
Rolverdeling: Vronl M»r«lt«r . . M«gd« Sehn»ld»r Vlnjeni Brunncr . . . Vllrtor Staal Von Salurn, kattaelhaar In Tirol Paul Waganar Melanie ». Salurn, lijn dochtar Annaliata Uhllg Stelen v. Salurn, lijn zoon Clau« Detlel Slarck Martin Förchingar, rantmaallar
Rolf Wanka
Vinzenz en zijn medeminnaar, rentmeester Förchinger (Viktor Staal en Rolf Wanka).
Annamirl, dlanltboda Truda Haelalin Mrbal, hulihoudster op kaïtaal Salurn Jofaflna Dora Da ouda Brunnar, vadar van Vlnianz Rolt Plnaggar Moadar Brunnar, moeder van Vlniani Eine Aullngar Landgarlchlirat Dr. Schneider Heinrich Schrolh Niederaggar, burgemeester Friedrich Ulmar Frau Landgarlchltrat Dr. Schnaldar Olga Limburg Oversla v. Kattlar . . G. H. Schnall Vaahandelaar Schweighofar Harmann PlalHar Opparhoutveitar . Otto Sauor-Sarto Dokter Erwin Kliatich Dlractrlca Lotte Splra
trouwt, kan hij de juiste woorden niet vinden en
,^ voortaan Vronl met rust zal laten. Hij wil eindelijk klaarheid in deze situatie. Dus beklimt hij tegen den morgen den Hals-Alm. Hij Is echter niet de eenige. Ook Stefan von Salurn, het vijftienjarige broertje van de bruid, een aardige jongen en een vriend van Vinzenz, verlaat in het geheim het kasteel. Hij heeft het gevoel, dat Vin-
Kla?nn-4$rchinger,
■ Vinzenz «n Vroni.
Vinzenz zoekt Vronl op in de alpenhut. o De kasteelheer en zijn rentmeester (Paul Wegener en Rolf Wanka).
Vronl Mareiter, van het landgoed Salurn, moet gedurende den zomer de zorg op zich nemen voor de kudde op de Hals-Alm, Dit jaar valt het ahcheid van het dal haar bijzonder zwaar. Want Vinzenz Brunner, de zoon en erfgenaam van de Brunnerhof, een nogal lichtzinnig jongmensch, die alle vrouwen het hoofd op hol brengt, heeft een winter lang Vroni Mareiter bemind. Voor Vinzenz ',i het schijnbaar niet meer geweest dan een der vele episoden, voor Vroni echter een zeer ernstige geschiedenis. Zij heeft er dan ook geen vermoeden van, dat Vinzenz er over denkt om te trouwen met mejuffrouw von Salurn, de dochter van den kasteelheer. Melanie von Salurn is niet alleen een rijke erfgename, wier vader in het bezit is van de hypotheken op de Brunnerhof, maar ook een heel mooi meisje. Beneden in het dal maakt men al spoedig voorbereidingen voor , Je bruiloft. Een dringende brief van,Vfóni roept Vinzenz nog in j&n nacht voor het huwelijk naar boven, naar de Hals-Alm. Hij heeft zich stellig voorgenomen, haar nu alles te bekennen en uit te leggen. Maar zoodra hij het meisje, waarvan hij werkelijk houdt, in zijn armen heefteen voelt hoe volkomen zij hem ver-
Vroni vraagt Förchinger om hulp voor haar kind en haar schoonouders (Magda Schneider en Rolf Wanka).
zenz gevaar dreigt van de zijde van Martin en hij wil hem, daar hoog boven op den Hals-Alm, waarschuwen. De mannen ontmoeten elkander en het komt tot een woordenwisseling. Förchinger dreigt, dat hij nog wel eens met Vinzenz zal afrekenen. Als hij alleen Is met Vroni, bekent Vinzenz haar nu alles: dat hij haar liefheeft, maar met een andere vrouw moet trouwen, om zijn boerderij, zijn ouders en zichzelf te redden, Vroni is diep onder den Indruk van zijn besluit; zij ziet in, dat hij een rijke vrouw noodig heeft, geen meisje zonder huls of ouders, dat nu eens hier, dan weer daar haar diensten aanbiedt. Zij zal haar bezittingen bijeenpakken en weggaan uit het dal, zonder hem te vertellen, dat zij een kind van hem verwacht. Verlicht gaat Vinzenz terug naar het dal om nog op tijd op zijn bruiloft te komen. Maar bij een scherp naar voren springende rots wacht Martin hem op, ten prooi aan de grootste opwinding. Hij dreigt de ware toedracht der dingen aan den ouden heer von Salurn mee te deelen. Dan grijpt Vinzenz naar zijn mes en stort zich op Förchinger, De kleine Stefan von Salurn volgt echter, achter een rotsblok verborgen, de gebeurtenissen. Vol afschuw ziet hij, hoe zijn vriend Vinzenz plotseling achterover in een diep ravijn stort. Zwaar gewond wordt 't slachtoffer door de bergwacht naar huls gebracht, waar alle bruiloftsgasten zich reeds verzameld hebben, De| dokter kan slechts den raad geven, zoo spoedig mogelijk den geestelijke te roepen, opdat deze hem de Sacramenten der Stervenden toedient. Ontzet staan Melanie en de oude Salurn aan het sterfbed. Dan verschijnt plotseling Vronl Mareiter, Nog eenmaal ontwaakt Vinzenz uit zijn bewusteloosheid. Vronl bekent nu, wat zij steeds heeft verzwegen, om hem niet te noodzaken zich aan haar te binden: dat zij een kind van hem zal krijgen. En nu wil Vinzenz, dat 't huwelijk met Vronl nog op zijn sterfbed voltrokken zal worden. Zijn kind moet een vader hebben, de boerderij een erfgenaam, Melanie von Salurn trekt zich dan terug voor de geliefde van haar bruidegom, die de moeder is van zijn kind, Vinzenz sterft, , , Vroni Mareiter, de weduwe, die thans op de Brunnerhof woont, is Intusschen moeder van een zoon geworden. Salurn evenwel heeft de schuldpapieren van de oude menschen op den Brunnerhof in handen. Hij wilde het boerengoed alleen maar redden te^ wille van zijn geliefde dochter. Hij Is echter thans niet van zins, een hand uit te steken. De oude boer en boerin, Vroni en haar kind moeten weg van de" Brunnerhof. In haar ellende wendt Vroni zich tot Förchinger, haar ouden vriend en hij leent haar zijn laatste spaarpenningen. Salurn wenscht het geld echter niet aan te nemen. Zijn argwaan, dat Vinzenz op dien noodlottlgen morgen niet door een ongeluk omlaag gestort is, maar waarschijnlijk door zijn medeminnaar
'
naar beneden geworpen, wordt steeds sterker. Förchinger wordt gearresteerd en aangezien hij geen getuigen heeft, wil niemand, behalve Vroril, gelooven, dat het werkelijk een onge-'^^r j luk Is geweest i i Alleen de kleine Stefan von Salurn, die tot dusver uit angst voor zijn vader heeft gezwegen - tegen zijn vaders wil is hij des nachts weggeloopen en naar den Hals-Alm gegaan — kan opheldering brengen In de verwarring. Hij is het, die gezien heeft, dat Vinzenz In de diepte gestort is door eigen schuld. Door zijn verklaring is Martin gered en de oude Salurn erkent Vroni als jonge boerin op de Brunnerhof. Haat en tweedracht zullen vergeten zijn. Vroni en haar zoon zullen de boerderij houden. Langzaam zal Vroni ze weer maken tot wat zij geweest is en de schulden afbetalen. Misschien niet alleen, misschien eens aan de zijde van Martin Förchinger. . .
(.Foto's UM
Op den morgen van het huwelijksfeest (Rolf Wanka, Anneliese Uhiig en Paul Wegener).
De ouders van Vinzenz in gesprek met den kasteelheer (Paul Wegener, Elise AuHnger en Rolf Pinegger) o \ De jonge Stefan bekent zijn vader en zijn zuster Melanie, waarvan hij getuige is geweest in den nacht voor de bruiloft (Anneliese Uhiig, Paul Wegener en Claus Detlef Slerck).
en compleer verhaal door et was reeds geruimen tijd geleden dat ik Fred Beerens voor den laatsten keer had gesproken, toen ik hem 9p een goeden dag plotseling weer ontmoette in een Italiaansche badplaats. Hij zag er toen zóó buitengewoon verzorgd uit — zijn haar was keurig glad geborsteld en wat zijn kostuum betreft, kon hij zóó van een der laatste modeplaten zijn gestapt! -'dat He direct begreep, dat er iets met hem aan de hawt/noest zijn. Natuurlijk was hij weer eens ópr de hoeveelste maal nu reeds? Ische menschen zooals ik, noemden een Don Juan, die van zijn vader geërfd, dat hij er wel nooit toe zou standigs in zijn leven te gaan doen. liefde was hij ntet verstandig, hoewel dit toch ïijf^ specialiteit was. Maar het bleek hem telkens--1 aHeen ma#r te doen om te veroveren. Was hem dat gelukt, dan was de geschiedenis wat hem betr(jr-uit#fjri trok hij zich terug. Zoo lang hel echter nog l^iet zoo vee was, voelde hij zich doodongelukkig. Hy'waiWs een verzamelaar, die alles opoffert om het jofirwerp zijner begeerte in zijn bezit te krijgen, maar er niet meer naar omkijkt, zoodra hij het aan | i zijn collectie heeft toegevoegd. .. .*.y Des middags, onder het genot van een aperitif. Vertelde hij me reeds het een en ander van zijn laatste avontuur. Dit keer was hij verliefd op een filmster, die hij in Madrid had leeren kennen en die hij naar Italië was nagereisd. . . „En hoe staat het er mee?" vroeg ik belangstellend. Fred steunde zijn hoofd nadenkend in zijn handen. „Beroerd," erkende hij volmondig, terwijl er een sombere blik in zijn oogen kwam. „Beroerd. . . Het is mij bijna onmogelijk met dat meisje nader in aanraking te komen. Je moet weten, dat ze eigenlijk slechts een heel gewone revue-ster is, maar ze gedraagt zich hier zóó arrogant, alsof ze de eenige vroiriw ter wereld is. Er is gewoon geen land met haar te bezeilen,. ." ^Je bent zeker niet haar eenige aanbidder?" Hij schudde mistroostig het hoofd. „Natuurlijk niet. Ze is steeds door een heelen zwerm aanbidders omringd. Maar die tellen niet mee. Die behandeh ze nog geringschattender dan mij. Ik heb practisch gesproken slechts één concurrent. Eigenlijk komisch, als je bedenkt wat dat voor een type is:' een professor in de paedagogie aan de universiteit te Madrid. Een zekere senor Maraquezl" „En geeft ze dien de voorkeur?" „O neenl Ze scheept hem precies zoo af als mij. Maar toch r weten we alle twee, dat wij eikaars voornaamste concurrenten zijn. We staan elkaar om zoo te zeggen in den weg, en dat voelen we. Indien één van ons beiden zich terugtrok — maar er is geen sprake van, dat dit ooit zou kunnen gebeuren — dan zou zij zijn voor dengeen, die overbleef!" Ik nipte aan mijn glas. . „Nou," zei ik togp, „maar dan hoef je je toch eigenlijk geen zorgen te makenl Jij hebt altijd getriomfeerd en wat beteejtent op het stuk van de liefde een professor in de paedagogie tegen een ervaren Don Juan als jij. .." Mijn vriend lachte.^maar ik vond zijn glimlach een tikje weemoedig. Wis dat soms mijn voorgevoel. . ?
I
Er verliep een .week, zonder dat er eenige wijziging in den toestand ontstond. Ik werd aan de schoone, waarom de Strijd tussghen Modellen Vobach
mijn vriend
en
den professor was ontbrand, voorgesteld. Ze was inderdaad een verbazend knappe vrouw van omstreeks zes en twintig jaar met een rijzige gestalte, een matglanzende teint, donkerbruine, vochtig glinsterende oogen en een weelde van golvend blauw-zwart haar. Met een onnavolgbaar gracieus gebaar reikte zij mij haar hand om er een kus op te drukken. . ,,Kun je je begrijpen," vroeg mijn vriend mij later, „dat ik zonder die vrouw niet verder kan leven?" Ik knikte — want ik kende hem. „En toch sta ik voor een hopeloos geval! De anderen trekken zich langzamerhand allemaal terug. Zooveel moeite zónder vooruitzichten, maakt hen wanhopig. Ze hebben hun geluk reeds lang ergens anders gezocht. Dat is hier niet moeilijk. . . Maar Ik hou vol. .." „En die professor in de paedagogie?" Mijn vriend haalde geringschattend zijn schouders op. „Die wacht ook nog steeds. Wanneer wij elkaar ontmoeten, doorboren wij elkaar met onze blikken. Werkelijk, als bukken konden dooden, zouden wij er al lang niet meer geweest zijnl We kunnen ons nauwelijks meer beheerschen. . ," Hij zweeg even, en er kwam een grimmige trek op zijn gezicht. „Wil ik je eens wat zeggen?" vroeg hij toen. „Ik heb reeds een zeer geraffineerd plan bedachtl" Omdat hij niet verder ging, vroeg ik hem: „Zou je het mij niet willen vertellen?" „Zeker. . . Ik zal den professor om een onderhoud verzoeken en hem voorstellen, op een eerlijke wijze om Lydia's bezit te strijden. We zullen haar ons plan voorleggen. . . gaat zij er mee accoord, dan moet zij den overwinnaar toebehooren. . ." Ik glimlachte. „En hoe had je je dien dacht?"
strijd
ge-
„Een soort duell We zullen in een urn één zwart en één wit balletje doen. Wie het zwarte balletje er uithaalt, moet zich onmiddellijk doodschieten. . ." Ik schrok, want ik zag, dat mijn vriend in vollen ernst was. „Doodschieten? Maar kerel, wees niet zoo dwaas. Moet je zoo'n geval nu direct op de spits drijven? Neem me niet kwalijk, dat ik het zeg, maar ik kèn je en ik weet, dat wanneer je je doel eenmaal hebt bereikt, wanneer je den professor hebt uitgeschakeld, dat dan het aureool om Lydia opeens verdwenen is en. . . wel, dan zoek je weer een ander avontuur... En zich daarvoor door iemand te laten doodschieten of het jezelf te doen. . . Is het niet voldoende, wanneer degeen, die verliest, eenvoudig afreist?"
Lijdt Uw huid gebrek aan
vitamine F? Zeker 98 van de 100 dames lijden gebrek aan vitamine F . . . het vitamine, dat de huid gezond en jong moet houden. Wacht U voor de eerste ftrmptomen van vitamine F-gebrek: jeen huid, die haar frischheid verliest, brosse nagels, doffe haren . . . Vul dat vitaminen-tekort aan. Gebruik Castella Vitamine F-ctêmes... 2000 eenheden vitamine F in iedere tube. Herstel en behoud de jeugd van Uw teint.
CZbJUU VITAMINE
J^ CRèMES
COLD CRÈME VANISHING CRÈME
Er kwam een spottende glimlach om den mond van mijn vriend. „Ik merk het al," antwoordde hij. „Je begrijpt "het niet. . kan het waarschijnlijk niet begrijpen. Met deze vrouw is het wat steeds vergist, maar zonder haar niet meer leven of dood, zeg ik
anders. . . Vroeger had ik me deze vrouw. . . neen, ik kèn levenl Dit is een kwestie van jel"
Twee dagen later vertelde hij me, dat hij inderdaad met den professor en Lydia over het duel had gesproken. „En hoe vatte zij het op?" vroeg ik hem. „Dat weet ik eigenlijk niet," zei hij ontwijkend. „Misschien gelooft ze niet, dat het mij ernst was. Maar dat kan me niet schelen!" „H'ml En de professor?" ♦
35 cent PER TUBE
Weer zoo'n goed D&MtUAfN -product {
^■^v
. *
Een kunstenares thuis: de jonge fllmspeelster Hilde Schneider.
(Foto Ufa)
en haalde er met een kreet, die mij door merg, en been ging, een revolver uit en. .. en. .. „Schoot zich rieef7i' „Neenl Neenl Hij remie de kamer uit.. . Als een krankzinnige rendÄiä weg, het strand op, steeds zwaaiend met «Ä revolver.. . Ik keek hem na, maar hij was wCldra uit het gezicht verdwenen en toen. .. toen hoorde ik een knall Het was alsof mijn fijèrt bleef sfitstaan. Ik voelde me als een misdadiger. ., als een moordenaar. Ik durfde me niet in het openbaar te vertoonen en langs allerlei omwegen ben ik naar
:M\
het is alsof ze zeggen willen, dat ik hem den %Mi zijn^**^ J»
«lin
j^i
handen. -ki**". •'■"y-' Ik wist niet wat ik zeggen "^^t^^f^ stil zitten...
' f-^*^-' .A- - -
Pas tegen de'n avond had m^f<^éi\f Hij begon te lachen. „Nou," zei hij, „eerlijk gezegd, vond diè mijn voorstel allesbehalve leuk. Maar ja, hij durfde niet weigeren - wat zou Ly^fia. wel van hem hebben gedacht?! — en dus zei hij ten slotte maar, dat hij het goed vond." „Dus jullie zullen werkelijk op die krankzinnige manier duélleeren? Een van jullie zal zich wérkelijk moeten doodschieten?" Fred bleef heel kalm. „Natuurlijk. . . en wel vandaag nog, om vier uur precies. .." „Is er absoluut geen mogelijkheid om je van dien waanzin ai te houden?" „Neen," antwoordde hij resoluut. „Ik heb je trouwens ai gezegd, dat jij het niet begrijpen kunt. Als je het wèl kon - als je niet zoo burgerlijk dacht over dat soort dingen, dan zou je weten, dat hetgeen gebeuren gaat, onvermijde-
lijk is. Men noemt zooiets fatum — noodlot. . Neen, neen, wind je_ alsjeblieft niet op. De professor is op het oogenblik net zoo verzoend met de gedachte aan het duel als ik, en hij is er net zoo kalm onder. . ." Ik kon er niets aan doen, maar ondanks Freds weigemeenden raad om mij niet op te winden, zag ik den afloop toch met spanning tegemoet. Eindelijk was het vier uur. Nu zouden Fred en de professor duélleeren om Lydia. . . e'n eenige seconden daarna zou één van hen zich een kogel door het hoofd jagen. . Zou het Fred zijn of de professor? Ik durfde niet verder te denken. . . Om ongeveer half zes werd er geklopt. Ik schrok, alsof mijn eigen leven op hel spel stond. Ik snelde naar
Hoe verkrijgt men een
VINOUATEim Vlnolia-leint,
die
trekkelijk uiterlijk, bezitten, wordt op zeer eenvoudige wijze verkregen. Geen dure, omslachtige schoonheidsmiddelen zijn er voor noodig ; alleen maar geregelde verzorging met Vlnolia Vanishing Cream, die door
haar
bijzondere
samenstelling en
uiterst fijne ctnulgeering een weldadige en verfraaiende werking op de huid uitoefent. Ook al» onderlaag voor poeder is Vinolia Vanishing
Cream
niet
te
Vlnolia Cold Cream voedt en verjongt
nog
handen hoofd. . . een
kreunde
SHE ■' —-■
:# «^
Fred
voor. Aarzelend stemde ik toe. Even later stonden wij voor het hotel, waarin de vrouw, om wie twee mannen op wanhopige
0
paar
mijn vriend met haperende slem aan den portier. Deze schudde ernstig zijn hoofd. „Het spijt me," antwoordde hij, „maar
mijn hart verkrijgen hem weg te sturen om een eind aan zijn leven te maken. Daarom zijn we samen vertrokken. . . Het is beter, dat je niet
Dr. H. NANSINO'ê
werken pijn»liUend e» genuea b korte» tijd de onutoken «lijmvliezeB.
ongearticuuit
en
moet is hier binnen
hem kreeg. Het spijt me voor jou, want jij had het eerlijk gewonnen, maar ik kon het niet over
weet waarheen.. . Lydia."
De
maakt het inbrengen zeer gemakkelijk. Verkrijgbaar bij alle Apotheker* en Drog. i f 1.50 pet doo.je van 12 «tuk*
i"
Een goed blijspel kenmerkt zich steeds door een lichten dialoog, een vlotte handeling en... liefde. Het heeft bovendien steeds het voordeel charmant en boeiend te zijn, terwijl toch de gevoelige noot óp listige wijze wordt ingevoerd. En als dan de schrijvers bovendien hun sporen op dit gebied verdiend hebben, kan ,. , . men verzekerd zijn van een goed speelbaar stuk. Si's Armoirt en Gerbidon hebben inderdaad reeds '1 '■ . * •
hun sporen. Q&4IH terrein verdiend en met het schrijven, van ^fet Avontuur" hebben zij dien roep bevestigd^2tt* schreven een charmante, ■ vroolijke cbme*^ waarin een jongeman en een rijke vroowr Jl« .'«Ich. voor kamermeisje uitgeeft, op een ,k*mls m#t eHurtr kennis maken en liefde voor '«Aww opvatten, hoewel z ij slechts voor één v'«(|ketólï keer het r sOclety-leven den rug h*d «i?lllen 'toedraaien. Marcel Is een gevoeli* loifamensch, die het kamenlertje vooruit wil breng*» éiv Irene ontdekt eerst dan tot haar , verMirinö feniman met een levend warm hart Zij beiden beseHen nu pas
waÉm^ArWi*^^- Het bedrog van de maskeradé lei* echter zooals men begrijpt tot menig kdrnlsth tafereeltje, doch wanneer de waarheid »jn -HeV'ilcht komt, is de zaak nog niet één, twee, Ärle opgelost. • „V Vlot, tintelend spel verelscht een dergelijk -Sb^Vk. De Tooneelgroep „Het Masker" had er geen betere opvoering van kunnen geven. Regisseur Arnoldl wist voortreffelijk de juiste sfeer '* te scheppen en het vlotte en menschelijke spel zorgde voor een goed tempo. Willy Haak speelde Irene met een bewonderenswaardige rapheid en toch met het noodige gevoel, terwijl Adolf Rijkens als Marcel voortreffelijk tegenspel gaf en menigmaal wist te ontroeren. Jetty van DijkRieker en Ko Arnoldl waren een paar menschelijke ouders van Marcel - wat een mooi, eenvoudig spel gaf Arnoldll - en vai\ de vele anderen noemen wij Nelly Ernst als een uitstekende kamenier. Dit avorttuur, dat in een ernstig liefdesspel . /^vergaat, bezorgt ongetwijfeld oud en jong een alfergezelligsten avondl Henr| A van Eijsden jr
-v
scheid van me nemen. Hij was echter zoo yerschrikkelijk om te zien, dat ik medelijden met
voor
boven zijn Hij stootte
, 1
juf-
rennen. Vóór hij zich doodschoot, wilde hij af-
staarde me aan, werd
steeds
greep toen in zijn zak
m-
stelde
Zetpillen tegen Aambeien
leerde klanken
VA N I S H l N G - C O L D
gaan. . ."
achtergelaten. . ." Onderweg las mijn vriend den brief. „Beste Fred," schreef Lydia hem, „je niet boos op me zijn, maar de professor zoo juist hevig opgewonden komen
zoo wit als een lijk. . . Bevend bracht hij zijn
VINOLIA CREA
Lydia
stoel. „Verschrikkelijk... ver-
' mij. . Hij vertwijfeld
EK> VI>OI,l,i-TEI.\T BEDUIDT EE> FBISSCHE, JElGDItE HII9
ben," fluisterde mijn vriend.
frouw Lydia Rose is ongeveer twee uur geleden »>. vertrokken. Ze heeft echter een brief voor u-^
ze
de huid gedurende den nacht.
maal zijn gang. ' „Men schijnt hem nog niet gevonden te heb-
vroege ik. Hij viel neer op een
zijn hoofd! Ik kin het niet vergeten. . . ik zie
overtreffen.
hem mee. f ■'*T»' Op straat was alles gewoon; er warftr g groepjes opgewonden menschen. Alles gih^Ni*-
naar
„HET AVONTUUR"
a«wn«fe%>*iJ}MÉ»*'
wijze hadden gestreden, logeerde. „Kan ik juffrouw Lydia Rose spreken?" vroeg
hij. „O, ik ben nog nooit ergens bang voor geweest, maar nu. . . voor dit duel. . . Het was ontzettend, toen we bij de urn stonden en ons lot beslist zou worden. Nóg zie ik den professor voor mij, toen hij zijn hand in de urn stak. Hij moest kiezen. Hij haalde er het zwarte balletje uit. Zijn oogen puilden van angst en ontzetting uit
zoovele vrouwen, bekend om haar aan-
reeds gevonden hebben. . ." ^ - ^£V Zwijgend greep ik mijn hoed Äf^Wfhl-
de deur. Het was Fred. Hij zag doodsbleek. „Wat. . . Hoe. .". hoe is het afgeloopen?"
schrikkelijk..." L)c fnsschc. fleurige
*'ch
weer iets hersleld.n '. 'tX'Vi t „Ik moet nu wég," zei hij, en zijn sfaïn klonk toonloos. „Ik moet weten, of *ze den^ofcssor
Ik knikte. „Laten we
DE GELE NACHTEGAAL EEN AMUSANTE OPVOERING DOOR HET RESIDENTIE TOONEEL.
EEN GRIL. DIE EEN LIEFDE WERD..,
je hotel geslopen. . ." „En Lydia?" vroeg Ik na eenige oogenblikken. Mijn vriend zuchtte. „Die weet nog nergens van. .. Degeen, die het had gewonnen, moest haar den afloop gaan mededeelen. Maar ik kon het niet. . . ik had er den moed niet toe. . . Overal, overal zie ik de oogen van den professor voor mij. Ze kijken me verwijtend aan. . . dood heb ingedreven. . ." Hij zweeg en verborg
TOONEELGROEP „HET^MASKER".
Ko Arnold! en Willy Haak in „Avontuur". (Foto Schlmmtlpmnningh)
Als het spreekwoord „De wereld wil bedrogen worden - bedrieg haar dus" ergens van toepassing is, dan is het wel op het tooneel en in de wereld van het tooneell Neen lezer, dit is geen hatelijkheid aan het adres van onze acteurs, maar het motief, waarnaar Hermann Bahr zijn blijspel „De gele nachtegaal' heeft geschreven. Bahr laat het zijn drie hoofdpersonen ons op de meest verschillende, maar alle even doeltreffende manieren aan het verstand brengen. Daar is de cynische tooneelspeler Albert Korz, die lijdt onder de weten-, schap, dat het publiek hem alleen dèn Waardeert, wanneer hij speelt zooals het hem graag ziet spelen; hij veracht het publiek, dat hem ongetwijfeld zou verguizen, wanneer hij het gaf, wat hij van uit het dfepst van zijn ziel te geven heeft. Daar is de handige theaterdirecteur Narod, die weet wat reclame waard is, die weet hoe hij het publiek en de tooneelspelers moet aanpakken en die zich over de manier, waarop hij zijn doel bereikt, niet de minste zorg maakt. En daar is ten slotte de kleine zangeres Fanny, die weet wat zij waard is en die de theorie van Narod in practijk brengt op een wijze, die héèr roem en hulde doet veroveren, die Albart Korz Rie Gilhuys en Cees Laseur. prikkelt tot een wal geërgerde bewondering, en (Foto Schimmelpentiingh) die Narod zelf een aanval van bijna tragische razernij bezorqt. Daar omheen bewegen zich nog enkele minder belangrijke figuren, die allen N.V. HET CENTRAAL TOONEEL. stuk voor stuk en gezamenlijk meewerken aan kleinere en grootere bedriegerijljes. En wij, arm publiek, worden zoo op een allerbeminnelijkste CEES LASEUR IN EEN KOSTELIJKE ROL. en zeer amusante manier er lusschen genomen, ofwel „voor hel gekke lapje gehouden", zooals Dat loopt nooit goed af. . . zeggen wij inderde slimmerik Narod hel in zijn geradbraakt daad mét Prof. Robert Hellwig, wanneer tooneeltaallje schilderachtig uitdrukt! in het tweede bedrijf de gevreesde tante Resumeerende wat het Residentie Tooneel Agatha de vrijgezellenwoning van den vrouwenons met dit voortreffelijk geschreven en geschuwen geleerde van onbesproken gedrag komt speelde grapje heeft geboden, kunnen we zegbinnenwandelen, op zoek naar haar nichtje gen: een amüsanten avond, een hartelijken lach. Nelly. Want de lieftallige Nelly is op een avond Paul Steenbergen was uitstekend als de cybij den professor, dien zij eens op een gekostunische, verwende acteur, Theo Frenke! een meerd bal vluchtig heeft leeren kennen, komen pronkstuk van een theaterdirecteur, en Caro van binnenvallen, omdat zij op haar huwelijksreis Eyck een bekoorlijk figuurtje, als de bij de haar man was kwijtgeraakt! En wanneer Roberts hande kleine Fanny niet minder dan als de vriend, de advocaat Borneman, niet was komen sierlijke Japansche nachtegaal. . . logeeren, had Robert Nelly ongetwijfeld de Rest ons nog een woord van lof te spreken deur uitgezet! Zij zal nu blijven tot haar man over de fraaie decors van Willem Deering en haar gevonden heeft. Dan komt tante echter en de goede vertaling van Dory de Meester-van moet Robert noodgedwongen voor Nelly's echtHam genoot doorgaan, hetgeen hem echter lang niet A. A. de Kier, best afgaat. Maar wanneer ten slotte de ware echtgenoot verschijnt, volgt de ontknooping, die Een scène uit „De gele nachtegaal". V.l.n.r.: weer nieuwe verrassingen brengt. Paul Steenbergen, Enny Meunier, Jantien Dit nieuwe werk van den bekenden schrijver van Eek. Leo Lenz wordt als blijspel aangekondigd, maar {Foto Schiminelpmningh) de naam „klucht" was misschien juister geweest. Het amusante geval is echter met zooveel vakmanschap geschreven en de komische wendingen zijn zóó talrijk, dat wij er een dol-amusanten avond aan beleven
Dat loopt nooit goed afl
Laseur zelf vertolkt de rol van den vrouwenschuwen geleerde en hij doet dit zóó knap, zóó natuurlijk en zöö geestig, dat het een voortdurend genot is naar hem te kijken en te luisteren. Ook Rie Gilhuys als de plotseling opgedoken jongedame speelt haar rol met gemak en is een heel lief figuurtje, terwijl Sara Heyblom van de minder welkome bazige tante een rake typeering' geeft, evenals Dick van Veen van den handigen, sympathieken vriend. Een kostelijke verschijning is Ko van Dijk, die ais de gemoedelijke huisknecht tol het groote succes zeker veel bijdraagt. Henri A. van Eijsden Jr.
"■ ■b-m.
*.
.»
^ ervolß van .
■UQMIJNHEgR a' GORDf
^
■
.
Onkruid vergaat niet. Hij heeft een sj^ig tegen zijn hoofd eu waarschijnlijk een heü|ê|nschudding gekregen. Dat geloof is althans. En daarom heb ik hem maar lieve%jhrerheen gebracht." „Laat mij even naar hem kijken," verzocht Olga snel. „We moeten ons toch in de eerste plaats met hem bezighouden. Martin ; dat andere heeft den tijd. Ach, die arme man ! Nu dat ook nog." Ze snelde de treden af. „Wat bedoel je ?" vroeg Wallrode, haar nagaand. „Wat is er dan nog meer gebeurd ?" „Dat zal ik je later wel vertellen." Ze was reeds bij den auto en keek naar binnen. „Dokter," fluisterde ze, hem bij den arm grijpend. En inderdaad richtte Dr. Doeren zich een weinig op en opende zijn oogen. „IJ," mompelde hij, haar klaarblijkelijk herkennend. „Gelukkig .... waar zijn we dan ?" Wallrode, die achter Ulga was gaiin staan, antwoordde in haar plaats. „Op Höllenstein ; ik ben zoo vrij geweest met de ruïne van je wagen naar mijn kleine slot te rijden, Doeren. Kom, stap uit. Gaat het ? Wacht eens even . . . ." Hij schoof Olga opzij, greep Dr. Doeren, die zichtbaar zijn best deed mee te werken, bij den arm en hielp hem uit den auto. Maar Dr. Doeren kon nog altijd niet zonder hulp op zijn beenen staan. Hij haalde diep adem en keek naar den gevel van het slot, alsof hij zich moeite gaf zich iets belangrijks te herinneren. „Ik ben zoo blij, u weer ontmoet te hebben," zei Olga. Ze wilde hem aan den anderen kant ondersteunen, maar Dr. Doeren mompelde, dat het wel ging. Zoo nam ze alleen zijn hoed en de deken uit den auto, evenals Wallrodes leeren jas, die als hoofdkussen had gediend en ging achter de beide mannen aan het huis binnen. Van het terras kwam men in een zaal. ledereen kon op eiken tijd naar binnen wandelen, zooals Walln.de nu vaststelde, want de spiegelruit in de deur was naast den grendel kapotgeslagen. En hij zegende dit feit, want hierdoor was vermoedelijk ook Olga de toegang tot dit asyl voor dakloozen mogelijk geweest. De zaal was geheel in duisternis gehuld en met uitzondering van een geweldig ingebouwd buffet geheel leeg. In de nabijheid van de deur lagen dorre bladeren, die naar binnen waren gewaaid, op den parketvloer. Wallrode ging met Dr. Doeren, dien hij stevig onder den arm vasthield, op het lichtschijnsel toe, dat aan den anderen kant van het vertrek zichtbaar was en door de spleet van een deur viel. Daar bevond zich een kienier, half i.md vertrek, in den voet van den linker hoektoren mgebi uwd. Zijn, Wallrodes, zomer-
VertmjgbaarbijApolhekas-
•V «Hij stootte de by^edë, mooi, gebeeldhouwde eiken deur opëfir'en schoof Dr. Doeren zachtjes voor zich uit. Hij bracht hem bij een sofa fqßt een versleten leeren bekleeding, die liij, ''kehalve nog ffenige andere oude meubelen, op de hoogéfe* >terdiepingen opgescharreld en naar 'benedtft gesleept had. Bovendien stond er nog een kè,le/-eiken tafel, een kussenstoel met versleten 'brocaten overtrek, die waarschijnlijk vroeger» in een damessalon had gestaan, want voor. '^Vallrode' was^hij veel' te klein ; voorts nog e'eh gebeeldhouwde kist en een zware, leeren bureaustoel met gebroken leuning. Op de tafel brandde een petroieumlamp en de voor de ramen gespijkerde resten van fluweelen gordijnen waren zorgvuldig met een veiligheidsspeld gesloten. Toch moest er nog een glimpje licht door naar buiten gevallen zijn, want Wallrode had dit direct gezien toen hij aan was komen rijden. „Ga hier maar liggen, dokter," zei hij tegen Doeren toen hij de sofa genaderd was. „Ik zal u toedekken. U hebt een hersenschudding en moet u rustig houden. Begrijpt u dat ?" „Ik geloof het wel," mompelde Dr. Doeren en hij strekte zich uit. „Het spijt me, Wall ..." „Het is mijn eigen schuld," bromde Wallrode en hij probeerde om de boord en das van Dr. Doeren los te maken, opdat deze wat gemakkelijker adem zou kunnen halen. Olga nam dit werkje, waartoe hij klaarblijkelijk geen aanleg had, van hem over en dekte Dr. Doeren toe. Ze glimlachte terwijl vluchtig tegen hem, en Dr. Doeren sloot zijn oogen weer. „Je moet wat vuur aanleggen, als het mogelijk is," zei Olga, zich tot Wallrode wendend. „En dan moeten we hem een koud compres op zijn hoofd leggen." Wallrode stond wijdbeens en zijn armen m zijn zijden geplant, midden in de kamer. Van onder zijn borstelige wenkbrauwen keek hij eerst naar Olga en toen naar de open schouw, die aan den anderen kant van de kamer in den muur gaapte. „Goed," zei hij, en hij kwam vastberaden m beweging. Hij nam een kaars van den schoorsteenmantel, stak ze aan en verliet het vertrek. Olga hoorde zijn schreden door een lange gang weerklinken en vernam toen van grooten afstand het geluid van een zaag. Ze greep den grooten, koperen ketel, die boven het vuurstel hing, en ging, de deur achter zich openlatend opdat zij wat licht zou hebben. Wallrode na. Het geluid van de zaag kwam uit den kelder. Ze vond Wallrode terwijl hij bezig was in een geweldig groote keuken bij het trillend licht der kaarsvlam een wirwar van dennetakken, die op de marmeren tegels lagen, klein te maken. Waarschijnlijk had hij tijdens den zomer den heelen boom, na hem in het park te hebben omgehonwen, naar binnen gesleept. Toen zij binnenkwam, keek hij op van zijn werk en glimlachte verlegen. „Ach, blijf toch boven," zei hij. „Ik maak het wel in orde ..." Maar zij greep toch perdag toe en hield het andere einde van den zwaren tak vast; het was zoo vanzelfsprekend dat zij hem hielp. „Ik wilde eens kij-
50
■
r- •■*M .':XJJM ___
:C
Een nieuw recept voor een>hoestsiroop. •In een kwart liter heet £' vitater . lostij.. een eetIjfcpel siriapVop^ Na aj^ koelingJ|oegtJH}ier*an toe 30g^im versus (dul> bel geconcentreerd), die Ü bij eiken apotheker of drogist kunt \asrkrijgejiVEven goed doorroeren en Uw hc^M^ siroop i's gereed. Eenvoudiger kan hetsjf^ Dosis : volwassenen : een eetlepel; kind«; van 8 tot 12 jaar : een dessertlepel; 3 tof jaar : een theelepel. Na de voornaamste maa'.a tijden en vóór het naar bed gaan. ^ Om niet te vergeten 30 gram Vervus (dubbel geconcentreerd) in huis te halen, bevelen wijU aan dit recept uit te knippen.
JÉB
■i
1
knielde hij \9*)r haar neer eii^begon de veters van haar verschrikkelijkA^ilt' en natte schoenen los te make'ns* Dele daad ontroerde ©Iga door haar eenoud en overgave zoo, dat de kranen in haar oog^n sprongen. Ze Was &>vwbl£n tot aaff de grens van haar zêïiijweTj^irffPfct. Ze"'boog zich voorover, r^aßlte nSjo^l^aflkand zijn dikke, bruine haren aan, die krullena over zijn hoofd lagen. Hij deed, alsof hij het niet meiste. Sinds twee jaaj: had hij deze liefkoozeftde aanrakingniejf meer gevoeld ; ze benam hem- bijna JaÜem en deed hem over zijn garisehe m sidderen. Hij sprong op, haalde eken, wikkelde er Olga's voeten in en zonder haar aan te kijken : ,,Zoo ! Als het water kookt, krijg je thee, 'at was er met Doeren ? Een compres, ijF^èi je ? Blijf zitten, ik zal het wel doen ! ied, dat hij slaapt ; dat is héél goed . . . ." ij sprak bijna -zonder onderbreking en begon voorbereidingen te trelïen om thee tezetten, terwijl,hij a«sd,alsof hij al zijn aandacht noodig.-had. Jg' Hij toov^pde dan bok 'een theetafel te yoorschijo,' in de gedachte vaft een leege kist, plaatste-'ze voor den S<3MJUWV e;n spreidde er een schopnen handdoek over pit. De geurige ; thee" goot hij in' groggla'zen ; hij haalde ■érgelis ^knappend brood '«n leverworst vantt daan^yanzelfspreken
ken, of ik hier wat w^tfflr kprt Ifrijgen." zei ze. „Water ? Ja, ijatuunijk. Water is er nog genoeg in den-, regëncbakv 'Zou ||e misschien thee willen hebbep ^Sk-heb nog ^at thee. Ik heb ook i»Ög . V . r' - > <(. „Thee zou^heerlijk »zijn,'" antwoordde Olga. Het ontgiijg heafi niet, daijzij f vai^ kou — of missciii.ên vgp verrho^wiheid "— rilde. Eendrachtig "\rerkjen zij aan dejf tak, . % tot er een groote mSöüJ^ol hout Iflaarltpfld. Ze waren lang genoegWerloofd geweest.-êer 'M de gepensionneerde-öyerst^,Büttner tof de \ overtuiging was gefcSmeit, dat Jife-zijn eenige , dochter Olga niet aan het f^Jbopen gerti<;-* : dat Wallrode volgens hem was, itoocht tofe-.;| ^'. vertrouwen, ofschoon Martins vader ' tot Büttners beste vrienden had behoord. §pöe- . "f; dig daarop was hij overleden. Hij had^ér^ „Ik bezorg je zooveel moeite, Martin," geen vermoeden van gehad, dat zijn dochter - ,.. v,. en Azei ze. „Je hebt het werkelijk aardig en geer zich niet van had laten weerhouden :Ó , > i^Jt . - jtéllig gemaakt." lichtzin nigen reus, waar zij van hield en diél Ze zei dit heel ernstig en hij keek haar tegen zijn financieele ruïne vocht, uit de YgB fj;/"onderzoekend aan. klem te helpen — met het laatste wat Jf-S „Ik ben zoo blij, eens iets voor je te kunnen bezat, haar moeders erfdeel. Maar dat hij ft\loen," mompelde hij. Wallrode, deze hulp had moeten aannemer^ ^ ïl \ Over den rand van haar theeglas, dat zij van een meisje, dat van hem hield en hij zijnf^Xjpj 11 met beide handen vasthield om haar vingeis schuld aan haar niet kon afdoen, terwijl zij - J^ i te warmen, keek zij hem met een raadselzelf voor haar onderhoud moest werken, J' : jj aehtigen blik in de oogen aan. Zijn gezicht ondervond hij thans nog als een bescha- ^ .T« stond nu eveneens zeer ernstig. Misschien menden en onoverkomelijken hinderpaal tus• dacht zij, dat hij zich slechts een weinig schen hen. En nu was zij zoo dicht bij hew;mpeite hoefde te geven om alles voor haar ' de waarschijnlijk in den grond betreureni"te zijn, wat zij wenschte. Ze zou met weinig waardige oorzaak, die haar in zijn huii' *'♦ tevreden zijn .... gedreven had, maakte hem gelukkig. * j'aj Hij sloeg zijn oogen neer en haalde zwaar hij voelde zich op belachelijke wijze gelukadem ; hij wist waaraan zij dacht. kig .... maar ook angstig. , ' . /■ #*K „Je kunt zooveel rum nemen als je wilt, „Neen, laat maar, je hoeft heus4li niet Martin," zei ze, glimlachend. „Je moet niet te helpen, werkelijk niet," zei hij afwerend denkeö, dat jij nu ook geen rum moet en hij tilde de zware mand als een veertje nemen omdat ik het liever niet gebruik." op zijn schouder. „Neem, als je in ieder Hij greep direct naar de flesch en schonk geval iets doen wilt, het water mee — daar' zich in. zit de kraan. En ook de kaars." „Vertel nu eens," noodigde hij haar uit. Hij liep voorop, en Olga nam het water „Ik moet weten wat er eigenlijk gebeurd is." en de kaars mee, en volgde hem. In de torenOlga keerde zich naar het knappende kamer knielde hij neer bij de schouw en houtvuur in de schouw. Haar gezicht maakte vuur. Om het aan te maken gebruikte stond zeer ernstig. Toen vertelde zij wat hij oude bouwplannen, die in groote stapels er zich op den burcht Bodenstein had afgeen dik onder het stof, in de nissen der venspeeld : dat Kaemmerer haar den sleutel sters lagen en klaarblijkelijk nergens anders van de bewuste cassette met de merkwaar-' meer goed voor waren. Toen legde hij groote ' dige woorden : „Bij u zal niemand hem dennenappels, die een harsachtigen geur ver' zoeken", had toevertrouwd, en dat den volspreidden, op de vlammen en daarop wat genden dag, dus dien ochtend, het belanghout. Toen de vlammen hoog oplaaiden en rijke document er uit verdwenen was ! de ketel er boven was gehangen, zei hij, Kaemmerer had haar daarop van diefstal terwijl hij den ouden leunstoel voor de beschuldigd ; hij was zeer opgewonden geschouw schoof; weest en had beweerd dat hij door een gerecht ,,(ia . itten van paddenstoelen, die zij, Olga, gezocht had, Ze deed het zonder een woord te zeggen vergiftigd was. Maar hij had zoo goed als en leunde vermoeid achterover. Plotseling niets van den schotel eeeetenu Bovendien
•fc;
CËëNDE waÄiÄ^zij besïftt goed MET WITTE TANDEN .. geweest! Hij, Wallrode, wist tgÈh. dat maait nefió ee?t mai&Cfi, aaJ ce/eaen zij zic|r' dmas haar jeugd voor paddenstoelen had geïnteresseerd en ze verzameld had ? Kaemmerer had zijn beschuldiging tegen haar echter aan de politie meegedeeld en zij Was daarom, ten einde alle moeilijkheden uit den weg te gaan, eenvoudig gevlucht. Ze was heel bang geweest, en bovendien had KaemHoe bedrieglijk is soms het blinkende wit van een op het oog geiond gebit! Uiterlijk zijn de tanden volmaakt merer haar eigenlijk wit, maar aan de achterzijde zit een verraderlijke laag de deur uitgegooid. tandsteen, die langzaam maar zeker de tanden losmaakt „Die vervloekte en ten slotte tot uitvallen brengt. De verzorging van ouw# gek," bromde dit gebit was niet voldoende: alleen de voorzijde werd geregeld gepoetst, maar de achterzijde werd verwaarWallrode. Hij sprong loosd. Bovendien helpt een gewoon tandpasta niet tegen op en begon in de tandsteen. kamer op en neer te Solidox (Ned. Octr. 19178) is het eenige tandpasta in loopen. „Ik hebje wat Nederland, dat Sulforiciuoleaiil bevat en hierdoor tandmoois aangehaald. Je steen voorkomt en verwijdert op volkomen veilige wijze. Poets Uw tanden, zoowel aan de voor- als aan de moet het me echter achterzijde, tweemaal daags met Solidox en ga tweemaarniet kwalijk nemaal per jaar naar den tandarts. Dan pas krijgt U een men, want ik heb dat wit, gezond gebit, vrij van tandsteen. ook niet vooruit kunnen weten." „Je hebt het goed gemeend," zei Olga. „Ik was heel blij dat ie gen tandsteen ik die betrekking kreeg. Bovendien mocht ik dien in zijn duidelijk op haar gezicht af, hoewel dit soort komischen, ouden man heel graag; weer wat meer kleur had gekregen. hij is niet grof, maar klaarblijkelijk erg wanSpontaan boog Wallrode zich over het trouwend," kleine, geïmproviseerde tafeltje en greep haar „Tot het krankzinnige toe ! Maar hij moet handen. wel niet heelemaal normaal zijn als hij kan denken dat jij ... . Wees echter gerust, ik „Arm kind," zei hij heesch. „Ach, lieve zal zijn bedorven maag wel in orde maken ; hemel ! En je hebt werkelijk gedacht, dat vertrouw daar maar op ! Ik wilde hem en men je zoo maar zonder meer kon arresteeren ! En ik .... ik wist maar van niets." jou een dienst bewijzen, toen ik je bij hem heb aanbevolen. Het was erg genoeg voor Hij keek ontdaan en smeekend in haar oogen, die langzaam een zachte en teedere mij, Olga, dat ik niets anders voor je kon uitdrukking aannamen. Heel diep achter doen, verduiveld nog aan toe !" Zijn gezicht haar oogen scheen er een licht te gloeien, en was donkerrood geworden, en hij knarste ze trok ook haar handen niet terug . . . . op zijn tanden. „Misschien tóch wel," fluisterde zij. „Waar„Toe, schreeuw niet zoo," waarschuwde Olga hem. „Je hindert Dr. Doeren, en hij om zou je anders vanavond juist gekomen heeft rust noodig ! Bovendien weet je nog zijn ?" niet alles. Wil je dus alsjeblieft weer gaan „Ja, waarom ben ik gekomen ?" mompelde zitten ?" hij en verzonk in gepeins. Hij wist het wel, maar zweeg er over. Behoedzaam kuste hij Hij gehoorzaamde, kwam met zijn' pijp en haar handen, de rechter en toen de linker. een kistje tabak naar den schouw en begon en keek toen langen tijd naar den ring, dien zijn pijp te stoppen. zij daaraan droeg. „Wat is er dan nog meer ? Gaat het over „Je draagt hem dus nog," zei hij zachtjes. Doeren ?" vroeg hij met gedempte stem. Een onverantwoordelijke spitsboef .... al „Ja, en het was zeer merkwaardig ..." thans tegenover jou. En je draagt hem nog ' Ze vertelde nu hoe Dr. Doeren haar onderOlga !" weg had ontdekt en haar in zijn auto mee• ,,lk zal hem ook nooit afdoen, Martin ! genomen had en hoe zij de portefeuille had Toe, spreek niet op die manier over deze gevonden ; ze vertelde ook van de geheimdingen. En over jou . . . ." zinnige uitwerking, die de aanwezigheid van „Maar ik ben toch een schurk, en jij bent de portefeuille met het vele geld op Dr een engel," hield hij vol. Doeren had gehad, dat hij het haar klaarHij was van zijn stoel — die met de geblijkelijk in een aanval van geestesverwarbroken leuning — gegleden en knielde aan ring zelfs cadeau had willen doen ! haar voeten voor het vuur, waar hij met Met groeiende belangstelling luisterde wijdopen oogen naar staarde, opdat ze niet Wallrode naar haar. zou zien hoe hij probeerde zijn ontroering „En hoe is het afgieloopen ? Waar is het en zijn tranen meester te blijven. geld gebleven ? Misschien in den auto ?" „Ach kom," antwoordde Olga en ze glim Olga schudde haar hoofd. lachte gelukkig voor zich heen. „Neen, toen wij bij de apotheek gekomen waren, keek ik naar alle kanten uit, of er niet iemand kon komen die mij ontdekte," {Wordt vervolgd) ging Olga verder. De pas sinds korten tijd overwonnen angst teekende zich nu weer
SOLIDOX
4 ^''
%■
■Mg?*"^'"''"" *^':*l*«'
GRUNÖGENS in de Jboofdfol van de i-flftn der;iï& „Friedeten . (''•il» f»T»-8»l;m<|nn
X
AFBEELDING IN KLEUR MULTICOLOUR PICTURE