Christelijke Vorming: Overtuigend Anders? Essay ter gelegenheid van afscheid van de Christelijke Hogeschool Ede —15 maart 2012
Johan H. Hegeman PhD
Christelijke Vorming. Overtuigend Anders?
Richting van het onderwijs Met een goed ontwikkeld vormingsconcept kan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) gevolg geven aan het beginsel van christelijk onderwijs. Dit beginsel kent vele gedaanten, en hoewel dit veelal ‘gewoonterecht’ is gebleven, meen ik dat de doxologie uit Kolossensen 1: 15-20— samengevat in de woorden “alles is door Hem en voor Hem geschapen” (16b)—het mooist dit beginsel weergeeft. Met deze belijdenis leven wij om Christus te verheerlijken, dat is “voor Hem,” dat wil zeggen onder Zijn heerschappij en zegen—like it or not. Dit richtinggevend beginsel zegt dat ons handelen in het onderwijs afgestemd moet zijn op de blauwdruk van Gods bedoeling in Jezus Christus. We noemen dat in onderwijsfilosofie: de richting van het onderwijs. Wat mij betreft is dit een van de belangrijkste indicatoren voor het “overtuigend anders” zijn van het christelijk onderwijs. En in mijn onderwijsvisie, zullen onderwijsgevenden werkzaam in christelijke instituten als de CHE zich bewust op dit ideaal richten. Ook hebben volgens mij alle studenten aan de CHE het recht mee te maken hoe een dergelijk richtinggevend beginsel in praktijk wordt gebracht. Sterker nog, ik vind dat de school de pedagogische opdracht heeft studenten de weg te wijzen hoe ze dit beginsel op zichzelf toe kunnen passen. Dat is de vormingslat erg hoog leggen voor iedereen, maar gezaghebbende studies over het karakter van het christelijk onderwijs laten zien dat nooit geschoten altijd mis is. Ik wil in dit essay het belang van het nastreven van een dergelijk ideaal verkennen. Na bijna vier decennia in het hoger onderwijs te hebben gewerkt, waarvan meer dan 20 jaar aan de CHE, is het mijn diepe overtuiging, dat een school haar constitutionaliteit, haar “reason for being”, haar telos als orthodox christelijke instellingen zal gaan verliezen indien zij haar christelijke missie in de vorming niet steeds probeert te verbeteren.
Vorming Wat ik versta onder het verbeteren van pogingen dit hoge beginsel waar te maken, zal ik verduidelijken aan de hand van het vormingsconcept. Bij het vormen maken we gebruik van een inbeelding, namelijk een veronderstelde identiteit, of beter gezegd een profiel van hoe een mens idealiter zou moeten zijn, zich behoort te gedragen, zich voor zou moeten doen. In ons boek Practice and profile, Christian formation for vocation hebben Henk Jochemsen, Margaret Edgell en ik het belang van vorming en met name benadrukt hoe belangrijk het is voor studenten om een profiel te kiezen in de beroepen (Hegeman, Edgell, & Jochemsen, 2011) In dit essay, ga ik daar nog verder op in. Ik doe dit door nu over vier typen profielen te spreken, maar nu in algemene zin als profielen van die in curricula aangeleerd worden. Om te beginnen rep ik van een oer-profiel, zoals dit in onze christelijke wereldbeschouwing en spiritualiteit verankerd ligt, vervolgens van drie eigentijdse algemene profielen. Deze noem ik in navolging van de Britse denker en neuropsycholoog Susan Greenfield (Greenfield, 2008): Somebody (dat is iemand), Anybody (dat is wie dan ook), en Nobody (niemand). Deze drie profielen komen volgens mij alle in het hoger onderwijs voor en ik gebruik deze om zowel de rol van het beginsel als ook de praktijk van vorming in het hoger onderwijs beter te begrijpen.
Oer-profiel Om te beginnen het oerbeeld, of het oer-profiel, van de christen. We hebben in onze orthodoxe traditie heel veel schroom gehad om in ons persoonlijk leven, laat staan in ons professioneel leven, het beeld van Jezus Christus te gebruiken as streefprofiel in het onderwijs. Hoe moeilijk ook, in de grond van de zaak ontkomen wij er niet aan telkens weer te proberen dat te verbeteren. Dat is ook mijn passie tot op 1
Christelijke Vorming. Overtuigend Anders?
het laatst. Christus is voor ons het beeld van de volledige mens, in termen van christen pedagogen in de USA kunnen we ook zeggen dat Christus het fundament is in ons denken over de mens. We noemen dat “fully human,” het volledig mens zijn. Hiermee bedoelen we dat we een mensvisie moeten hebben die verankerd is in het beeld dat God van de mens verlangt, omdat wij in het beeld van God geschapen zijn, geroepen worden daarnaar te leven en studenten daarin mogen voorleven. Dat is een totaalbeeld van de mens, een visie die ook rekenschap houdt met het kwade in ons. Dat laatste is voor ons als orthodoxen zowel een ijkpunt als een pijnpunt en dat laatste maakt ons vaak erg huiverig om van “fully human” te spreken, want dan zouden we—belijden we—het zondige miskennen. Dit is misschien wel de grote verlegenheid, maar het moet ons niet beletten te blijven zoeken naar mogelijkheden om Bijbels gesproken, volledig mens te zijn, ook in hoger onderwijs. Ik wil dit ook voor een andere reden niet uit de weg gaan en dat is toe te geven aan de moderne tendens al ons transcendent spreken te beschouwen als iets van beneden, hopeloos materieel, mogelijk zelfs niet meer dan een hersenschim (Aleman, 2011).
Verzoening in de vorming Het wegpoetsen van de noodzaak om het volledig mens-zijn na te streven is eigenlijk wel apart, want wie de Nieuwe Testamentische ethiek serieus neemt—ik denk hier vooral aan de Bergrede, de oproep tot Agape liefde, maar ook de NT Haustafeln, de regels van Jacobus, niet te vergeten de christelijke bezwaren tegen het wreken en geweld—dan heb je toch wel een scherp contrast met de huidige moraal, niet alleen van niet-christenen, maar zeker ook van burgerlijke christenen zoals wij dat zijn. Hoe burgerlijk we aan de CHE zijn bleek uit de (te) grote tevredenheid die onlangs studenten en docenten aan de CHE voelden voor wat betreft hun moraliteit (De Jong, Van Laar, Vierbergen, Hegeman, 2009, p. 170). Te zelfgenoegzaam! De grondhouding dat er geen kloof is tussen leer en leven is eenvoudig een realiteit en ik ben dankbaar dat theologen zoals Bram Van de Beek (Van de Beek, 2010) ons ook op onze dubbele moraal hierbij wijzen en dat anderen, zoals de evangelical mennoniet Shayne Claiborne (Claiborne, 2010) ons laten zien, dat toepassing van een radicale Bijbelse ethiek in de praktijk van het onderwijs in ieder geval wel mogelijk is. Er valt dus niet aan te ontkomen, dat studenten de eisen van de ethiek leren kennen. Maar het hanteren van de hoge Nieuw Testamentische ethiek kan bepaald niet zonder een koppeling aan het begrip van verzoening. Dit is ook de conclusie van de bijzondere en gezaghebbende studie van Perry Glanzer en Todd Ream, Christianity and moral idenity in higher education. Zij stellen dat “Christian academic vocation should be placed within the larger purpose of the Church, which involves the redemptive development of humans and human creations” (Glanzer & Ream, 2009, p. 183). Zij sluiten hierbij aan op het prijzenswaardig werk van Albert Wolters in zijn Schepping zonder grens, jarenlang tekstboek in alle opleidingen van de CHE (Wolters, 1993). En die verzoeningsgedachte vertaalt zich in het credo dat heel het leven door de Geest van God onderworpen is aan Zijn gezag en woord, en ook Zijn herstel van ons als mens, ook als beroepspersoon. Wij mogen dus ons streven naar het oer-profiel, zeker de ethische reflectie daarop, onderbrengen in het compleet verlossingswerk van God. Ik kan dat hier niet verder uitwerken, maar deze basale Evangelical Reformed visie dat heel de schepping, inclusief de mens, een verlossing moet ondergaan, zou zeker meer en duidelijkere consequenties moeten hebben voor zelfs persoonsvorming bij de beroepsvorming. Dus hiervan uitgaande, moeten we de noodzaak erkennen dat de “redemptive development of humans and human creations” bij de vorming van studenten helder moet zijn. We hebben een meta-narratief nodig waarin het volledig mens-zijn, “being fully human” weer duidelijk een plek krijgt (Glanzer & Ream, 2009, p. 26). 2
Christelijke Vorming. Overtuigend Anders?
En dat brengt ons weer bij het oer-profiel van het volledig mens te zijn, bij Christus en Zijn identiteit. Ondanks alle ingewikkeldheid, mitsen en maren, meen ik dat een christelijke hbo als de CHE er niet aan kan ontkomen het oer-profiel van de identiteit van Christus te leren, te oefenen, en toe te passen in de professies. Ik geef toe, de lat ligt erg hoog, maar ik durf deze niet los te laten. Tegelijkertijd vertellen mijn ervaring in christelijk onderwijs sinds 1991 en mijn studie van vorming sinds 2002 mij dat vele collegae met mij gestreefd hebben iets van de identiteit van Christus weer te geven, maar ze hebben dat net zoals mij dat overkwam, denk ik heel impliciet gehouden. Het oer-profiel in praktijk brengen is ronduit moeilijk.
Christelijke identiteit in praktijk—heel veel zelfs Het is dan ook begrijpelijk dat er in het christelijk onderwijs vele variaties zijn ontstaan in het nastreven van het oer-profiel. Glanzer and Ream hebben ook een survey en casestudies gedaan naar de overeenkomsten en de verscheidenheid in het realiseren van de christelijke identiteit aan 156 (inderdaad, 156) christelijke universiteiten in de Verenigde Staten (Glanzer & Ream, 2009). In de categorie van de 156 maken ze verder onderscheid tussen instellingen die “Christian humanist,” “General Christian,” en die “Comprehensive Christian” zijn. De CHE zou zich denk ik bij de “General Christian” onderbrengen voor de praktijk en de “Comprehensive Christian” voor idealen. Op basis van hun onderzoek bevelen Glanzer en Ream de “redemptive development and the cultivation of Christian identity in students” op de volgende wijze aan: In light of our understanding of identity and the fact that the curriculum necessarily communicates an understanding about particular identities and how those various identities should be valued, we believe Christian colleges and universities should help students enhance and order their identities in at least two ways. First, they should employ one of their most common methods of helping students enhance the understanding of a particular identity— teaching the stories and facilitating the practices associated with that form of identity. Thus, one should expect Christian colleges and universities to teach, not only basic doctrines and practices, but also the stories of God’s work in the world and the stories associated with the Christian Church. Second, we believe that they should model to students what it would mean to order their identities by valuing knowledge of Christian identity stories above all other identity stories. (…) [I]nstitutions should teach students to understand themselves first and foremost as Christians (Glanzer & Ream, 2009, pp. 195-196). Deze nadruk op het bouwen van een christelijk profiel in het onderwijs correspondeert ook met wat Hegeman, Edgell en Jochemsen voor het christelijk hoger beroepsonderwijs hebben aangegeven (Hegeman, Edgell, & Jochemsen, 2011). Zowel Glanzer et al. als Hegeman et al., gaan uit van de mogelijkheid een nadrukkelijke christelijke identiteit na te streven in de opleidingen, maar ook moet erkend worden dat dit—ondanks de oproep van Kees Boele—duidelijk een onderzoeks- en ontwikkelgebied blijft.
Post humanisme De reden waarom profielen en identiteiten voor orthodoxe christenen zo impliciet zijn gebleven ligt volgens mij in de sociaal en politieke context van Nederland. Ik zeg niets nieuws als ik beweer dat er zich in Nederland grote ideologische verschuivingen hebben voorgedaan die volgens mij de kern van het christelijk onderwijs hebben aangetast, hoewel dit mogelijk onbekend is gebleven. Vooral heeft die modificatie plaatsgevonden op het punt van de vorming in het hoger onderwijs. Zonder dat we het goed 3
Christelijke Vorming. Overtuigend Anders?
door hadden, hebben wij met gebruik van veel nieuwe psychologische benaderingen en onderwijsinstrumenten tevens nieuwe mensbeelden en identiteiten geïncorporeerd in ons denken en ons onderwijs. In termen van een bekende religieuze metafoor: mogelijk zijn wij besmet geraakt met de rok van de moderne psyche. De laatste tijd is er veel aandacht geweest onder ons voor verschijnselen van maatschappelijke en zelfs binnenkerkelijke secularisatie (Dekker, 2011)—we noemen dit de innerlijke secularisatie en ik veronderstel dat dit het onderwijs niet is voorbijgegaan. Ik benadruk daarom één aspect daarvan en noem deze zaak de opkomst van de ideologie van de post-humane mens en samenleving. Gebruik van de term ‘post’ doet denken aan postmodern, en daar heeft het mee te maken, het gaat daaraan zelfs voorbij. De ideologie van de post-humane mens en samenleving is dat er afscheid genomen gaat worden van het oude denken over humaniteit met haar christelijke en klassiek humanistische wortels en dat er een nieuw mensbeeld moet komen. Ik meen dat dit al lang aanwezig is in onze curricula aan de CHE en dat deze wereldbeschouwing consequenties heeft voor het christelijk onderwijs. Laat ik dit uitleggen in termen van de drie andere profielen, Somebody, Anybody en Nobody.
Somebody / Iemand profiel Vanaf de Tweede Wereldoorlog, dus ruim 60 jaar al, en die periode heb ik vanaf 1964 bewust meegemaakt toen ik aan een Amerikaanse universiteit ging studeren, heb ik met vele christenen mogelijk het nogal vanzelfsprekend levensdevies en mensbeeld geleerd en toegepast in het onderwijs: Ik wil iemand zijn, ik volg daarvoor een studie en/of leer daarvoor een beroep, en dat vindt God vast wel goed. Hierin klinkt heel nadrukkelijk de wereldbeschouwing van algemene humaniteit door, voornamelijk in de waarden van authenticiteit, prudentie, en de universele geldingskracht van waarheid. Deze voedden nadrukkelijk het streven om jezelf als individu zo te vormen dat je goed past bij een gematigde meritocratie en je persoonszijn wordt zodanig gestimuleerd dat jouw individualiteit zich blijft ontwikkelen. Je moet echt iemand worden en dat zeker met een plicht tot verantwoording. Een prachtig humanistisch ideaal. De ideale persoon is iemand die goede redenen kan geven voor gedrag en dat op morele wijze wil uitoefenen. Dat God hier goedkeuring aan geeft spreekt vanzelf in de calvinistische wereldbeschouwing, die prachtig bij dit onmiskenbaar burgerlijk ideaal aansluit. In deze visie is een beroep op het transcendente nog goed mogelijk ook. De doorwerking van het oer-profiel van de christen wordt niet uitgesloten en zelfs aangemoedigd indien dat zou sporen met beschavingsidealen. In het onderwijs aan de CHE hebben we dit in het verleden voluit beoefend door belangrijke theorieën te leren over de mens, onze en andere wereldbeschouwingen te bestuderen, morele argumentaties aan te leren, dilemma’s te analyseren, en intensieve debatten met elkaar te voeren over de geldingskracht van christelijke waarheid in een bepaalde context. We gingen er van uit dat het legitiem is een koppeling te leggen tussen je eigen levensverhaal of narratief en een meta-narratief—zoals de christelijke (of nietchristelijke) wereldbeschouwing of spiritualiteit—zodat het transcendente als bron van het goede voor iedereen geacht werd te gelden. Reflectie is nu open en openhartig. Het is ook geeneens specifiek christelijk. Een goed voorbeeld is te vinden in de bestseller The Social Animal van de Amerikaanse cultuurfilosoof en New York Times columnist David Brooks, die het leven beschrijft van een typisch Amerikaans stel, Erica en Harold, dat zin zoekt in het leven. Hier volgt een relaas over Harold als hij tijdens zijn studie worstelt met het gegeven dat het moderne leven geen houvast biedt: Harold desperately wanted to know what he was supposed to do with his life. He dreamed of finding some calling that would end all uncertainty and would give his life meaning. He longed for some theme that would connect one event in his life to another and replace the jarring 4
Christelijke Vorming. Overtuigend Anders?
sensation he had that each of his moments was unconnected to what came before and after. He dreamed that someday some all-knowing mentor would sit him down and not only tell him how to live but why he was here. But his Moses never came. Of course he could never come, because you can only discover your vocation by doing it, and seeing if it feels right. There’s no substitute for the process of trying on different lives, and waiting to find one that fits (Brooks, 2011, p. 189). We herkennen dit streven van Harold om iemand te zijn (to be Somebody) in het ideaal van Bildung of de complementaire liberal arts training die te vinden is in Angelsaksische culturen. Kees Boele heeft dit ideaal onlangs weer eens krachtig aanbevolen (Boele, 2012), en dat is goed, want het profiel van Somebody, iemand te zijn is hard aan het verdwijnen als streefprofiel in het onderwijs.
Anybody / wie dan ook profiel De laatste jaren zien we een grote verschuiving, eigenlijk weg van de individualisering. Dat is heel frappant want we denken steeds dat we belaagd worden door de wetmatigheid van het individualisme. Dat zal wel zo zijn, maar er gebeurt nog meer. Vooral het gebruik van niet bij individuen behorende terminologie, met name sociaalpsychologisch jargon hierbij valt mij op: het gaat om wij, zij, ons, men, onze relaties, en dus onderlinge invloedverhoudingen. Dat dit ons ligt is helemaal niet zo gek, we zijn als orthodoxe christenen erg corporatief in ons denken. Met dit collectief denken is de norm niet zozeer over hoe jij denkt als zelfstandig persoon (of je Somebody bent), maar over hoe jij als persoon eendrachtig van geest zou kunnen worden met anderen in een systeem. Daar hoort bij het competent kunnen omgaan met andere personen, met name het communiceren en betekenis verlenen in een organisch collectief (Ruijters, 2006). Zeker in het onderwijs in het algemeen is de toepassing van het sociaal constructivisme heel succesvol (De Muynck & Van der Walt, 2006). In modern hoger onderwijs gaat het vooral om door het zich conformeren aan door groepen gerealiseerde producten, waarin de mens moet leren eigenaarschap te tonen, dus gelijk(waardig) te worden in een vastgestelde groepsidentiteit. Het levensdevies is niet meer individueel, maar collectief; luister maar: Iedereen kan worden als elkaar, de vorming door de school maakt dat waar, we geven ons zelf daarvoor een kwaliteitskenmerk. Met name het feit dat je de ander bevestigt en hij of zij jou in het zich conformeren aan wat ik “social enginering” noem, staat hier centraal. Quality is what we decide is to be—for anybody. Sociaal-constructivistisch aangestuurd, werkt de mens in dit scenario vooral in groepen waar men moet leren te redeneren vanuit partiële overtuigingen over de werkelijkheid met behulp van modaliteiten, dat wil zeggen waarschijnlijkheden dat dingen zo zijn. Intersubjectief en contingent op elkaar reageren dus. Op zich is dit heel nuttig gebleken voor beroepstrainingen maar mogelijk is het te succesvol geworden. Het is natuurlijk hartstikke leuk als ieders mening telt, dus moet de waarheid wel een gedeelde waarheid zijn. Hier telt vooral het gezamenlijk succesvol functioneren in het beroep, dat moet je ook leren. Maar de psychologisering ligt heel erg op de loer. Als iemand zegt, “Heb je enig idee hoe dit bij mij binnenkomt?” dan heb je je maar daarnaar te richten, en je kunt dan zonder dat je het beseft zo meegezogen worden in heel gesloten reflectie. Onderzoek hiervan wijst uit—ook de mijne—dat er sprake is van een verplatting in het onderwijs, dus dat het transcendente met een beroep op een meta-narratief gewoon wordt genegeerd (De Muynck & Van der Walt, 2006) (Hegeman, Edgell, & Jochemsen, 2011). Niks theorieën meer. Weg ermee. Het gaat om de pragmatische werking van jezelf als onderdeel van het 5
Christelijke Vorming. Overtuigend Anders?
groepsproduct in een specifieke context, jouw professioneel gedrag en hoe je daar harmonieus als persoon mee omgaat. Hoogstens wordt het immanente van een wereldbeschouwing benadrukt, zeker ook het antropocentrisme, zodat je bijvoorbeeld kunt zeggen: “het gaat er om dat ik vooral de kansen pak die bij mijn passie behoren.” Dit is psycho-speak dat men (dus gelijkwaardig aan anderen) dezelfde prestaties levert als anderen in een beheersbare context die voor hun beleving gunstig zijn en dat laatste telt. Dat niet te doen betekent dief te zijn van je eigen emotionele portemonnee, want niets is fijner dan harmonieus in een gesloten systeem te werken en daarvoor beloond te worden. Reflectie is heel gesloten, want vooral beperkt tot de sociale context met inachtneming van persoonlijke effectiviteit. RET is hiervan de belangrijkste motor, maar ook de Vork-methodologie van de erudiete Belg Johannes Verdamme (Vandamme, 2009). We hebben het nu over een heel bloeiende praktijk die aan de CHE te vinden is. Met andere woorden, de Anybody scenario is al lang opgenomen en gepraktiseerd. Gelukkig zijn er nog vele studenten die zich als een Somebody willen ontplooien, ondanks het feit dat de beroepsopleidingen voornamelijk koersen op het worden van een Anybody.
Hermeneutics of condescension Dat dit een probleem is, heeft te maken met de rol van de overheid in het onderwijs. Het moeten voldoen aan de eisen van de overheid en het werkveld is dan ook een lastig probleem, want een beroepsopleiding staat heel ver af van een catechisatie die je wijst op hogere waarden. Waar het mij om gaat is het risico dat aanvaarding van een Anybody scenario betekent het steeds maar miskennen van het innerlijk van de mens, dus reductionisme. Althans, dat is globaal de richting waar we op gaan. Het is de bekende schrijfster Marilynne Robinson die ons hiervoor waarschuwt in haar filosofisch geschrift: The Absence of mind. The dispelling of inwardness from the modern myth of the self (Robinson, 2010). Haar klacht is dat de heersende psychologie in het Westen bijna altijd uitmondt in een reductionistische benadering, waarbij het religieuze en het transcendente worden weggedrukt, en zich daarbij een “hermeneutics of condescension” gaat voordoen (Robinson, 2010, p. 14). Dit is nog veel erger dan de “hermeneutics of suspicion,” want het neemt het spirituele volstrekt niet serieus. Dat herkennen we als secularisering, nu van ons denken over de mens. Hoewel we natuurlijk niet verwachten dat onze collegae deze hermeneutiek van de neerbuigendheid beoefenen, loop je toch door het in kerngesprekken over het beroepsleven simpelweg negeren van de godsdienst en spiritualiteit wel degelijk het risico dat het innerlijk van de mens afgeschermd wordt van datgene van de mens dat zo nodig is—namelijk zijn spiritualiteit—om goed te kunnen functioneren in het beroep. De volgende stap is die van de neerbuigendheid, een grondhouding die wij inmiddels heel goed herkennen in het post-humanisme. Met andere woorden, het blijvend hanteren van een Anybody profiel is volgens mij riskant. Laat ik proberen dit te illustreren aan de hand van de rol van het geweten dat onlangs door een theoloog aan de orde werd gesteld (Verbaan, 2011).
Gewetensbezwaarde Het verschil tussen een Somebody scenario en een Anybody scenario is mogelijk te verduidelijken in de betekenis dat de Somebody zich nog bewust zal zijn van het hebben van een geweten en desnoods overweegt gewetensbezwaarde te zijn (bijvoorbeeld vegetariër), omdat het innerlijk gekoesterd wordt als iets van de integriteit van de persoon en je daardoor last kunt hebben van je geweten. Ik heb mijn twijfels of dat van de Anybody ook gezegd kan worden. Het Anybody geluid werd onlangs nog gehoord in het verzet van bepaalde politici tegen de zogenaamde weigerambtenaar. Een typisch Anybody statement is dat alle ambtenaren zich moeten onderwerpen aan de wet van de toevallig geformuleerde gelijkwaardigheid (bijvoorbeeld, alle vrouwen zijn verplicht mannen een hand te geven). De context is cruciaal, want de Anybody adept past het besef van het innerlijk—in dit geval het beroep op een 6
Christelijke Vorming. Overtuigend Anders?
geweten—slechts toe als het systeem, de context, dat toelaat. Een Anybody kan dus welbewust het geweten buiten beschouwing laten indien dat voor de goede orde nodig is, c.q. geacht wordt. Als je namelijk gelooft dat de belangrijkste waarheid voor jouw functioneren gewoon ligt in de onmiddellijke context van de praktijkbeoefening, en daarbij veronderstelt dat wie dan ook zich in deze situatie naar een voor deze situatie geldende maatstaf handelt, dan ben je een Anybody. We noemen zo’n houding wel professionalisme, want het is geen authentieke uiting van professionaliteit, dat een correctief mechanisme veronderstelt. Natuurlijk heeft de individuele voorkeur van een politieagent of verpleegkundige een grens, de beroepsmatige performance gaat niet om jou. Echter, iemand met een Anybody geest accepteert dat hun persoonlijkheid weggedrukt mag worden, want het gaat vooral om “wie dan ook in deze situatie.” Je trekt bij wijze van spreken al te gretig een uniform aan, wil je daarin al te braaf gedragen zoals dat bij dat uniform hoort (denk politieagent), je bent minder jezelf en meer de identiteit die bij dat uniform behoort. Dat is weloverwogen zelf-anonimisering. Deze tragiek overkomt, trouwens, christen militairen nog wel eens als ze moeten kiezen tussen gehoorzamen van hun bevelhebber of God. Mijn punt is dat je als een Anybody bij uitstek vatbaar bent voor social engineering. Zeker ook is, dat dit werken aan “het als elkaar zijn / het zoals iedereen zijn” inmiddels mogelijk bevestigd wordt door de digitalisering van de mens. Is het je trouwens opgevallen hoe moeilijk het tegenwoordig is jezelf buiten een netwerk te verbinden met anderen? Je bent zowat verplicht op digitale wijze jouw presentie en je eigen maatschappelijke waarde aan te tonen, een andere weg is kennelijk te moeizaam. Je wordt ongelooflijk engineerd door het digitaal systeem. De waarden van het aanhangen van de autoriteit van de collectiviteit en het conformisme aan systemen staan hierin centraal. Ook het afgerekend worden op de waan van de dag die door een toevallige community is bedacht voor wie dan ook, betekent dat ons mens-zijn onderworpen wordt aan collectieve druk en social enginering. Zelfs Facebook bestaat uit het zoeken van gelijkgezinden, je zogenaamde vrienden. En volgens mij is juist dat zoeken naar gelijkwaardigheid, gelijkheid en eensgezindheid een heel krachtige impuls die ook het christelijk onderwijs beïnvloedt. Het regelen van eensgezindheid door social engineering is een sterke bron van legitimering van invloed van de overheid in het onderwijs.
Nobody / Niemand profiel Het is mijn overtuiging dat in principe de Nederlandse overheid via haar contrôle van het onderwijssysteem het vormingsconcept in het hoger onderwijs helemaal naar zijn/haar/transgender hand kan zetten. Ik zeg kan, want we twisten er nog over òf dit en in welke mate dit daadwerkelijk gebeurt. Maar ik denk dat de beïnvloeding door de overheid in het onderwijs één van de grootste successen van social engineering in Nederland genoemd kan worden. Als je over leven en dood van een HBO opleiding kan beslissen, net zoals je scholen kunt laten ontstaan, dan wel verbieden, dan heb je ook andere machtsmiddelen om social enginering nog krachtiger en nog diepgaander in te stellen en daarbij de mens grondig te gaan vormen. Je krijgt de macht om iemands identiteit voor hem of haar te bepalen door vooral de competenties van diens persoonszijn te willen bepalen en daarmee andere competenties af te wijzen. Hier past niet meer het oude humanisme met het vormingsideaal van het ontdekken van je eigen mens-zijn in situaties die je zelf uitkiest (de Somebody). Ik zie dan ook voor de toekomst een nieuw, post-humaan mensbeeld ontstaan, de Nobody profiel. Luister nu naar het levensdevies van de post-humane mens in de Nobody profiel: We zijn allen spelers in digitale systemen, meer hoeven we niet te menen, niemand hoeft meer volledig mens te zijn. 7
Christelijke Vorming. Overtuigend Anders?
The ultimate nobody: you don’t have to be anybody. De laatste ontwikkelingen in onderzoek van het brein en de bespiegelingen daarover laten zien dat mensen, voornamelijk jongeren het gamen willen gaan leren als vorm van omgaan met anderen (Greenfield, 2008). De gamer die deel uitmaakt van een collectief systeem, zodat je letterlijk een Nobody bent, want de game is waar het op aan komt en de avatar die je voor jezelf kiest is slechts instrumenteel. Je hoeft eigenlijk niet meer iemand te zijn, als je maar meester bent in het manipuleren van de regels in het totale systeem, in dit geval de game. Je creëert niet je eigen ik, het systeem creëert jou—en dat is wel zo handig. Het zal je als een Nobody een zorg zijn wie je echt bent. Reflectie is helemaal niet meer nodig. Er is geen interne dialoog, dus geen werk van de consciëntie (Verbaan, 2011). Gewetensbezwaarde? Wat zot! Het is mijn overtuiging die gebaseerd is op vele jaren ervaring in het hoger onderwijs in de USA en Nederland, dat voor mijn gevoel het Nobody profiel ons heel dicht bij staat. Laat ik het illustreren door de vraag uit te werken met welke vande drie zojuist behandelde profielen wij het realiseren van het oerprofiel van een christen dichterbij kunnen brengen. Een curriculum dat koerst op een Somebody scenario staat daar mogelijk voor open, mits de individualisering mogelijk blijft; okay dat christelijke is wat apart, maar mag nog. Bij een Anybody scenario, zal het belang van christelijke vorming afgemeten worden aan het criterium of de vorming afbreuk doet aan de hoogst mogelijke competentiebeheersing— preciezer nog: de doelmatigheid. De meerwaarde moet heel evident zijn voor werking in een bepaald collectief. Bij de Nobody scenario is geen enkele vorming relevant meer, laat staan de christelijke. Het gaat nu zuiver om het winnen door de hoogste competentiebeheersing en het denken zoals het systeem “is.” In veel opzichten verdwijnt elke levensbeschouwelijke component. Harde gegevens heb ik nog niet, maar mogelijk zegt uw intuitie hetzelfde als de mijne: dat het Nobody scenario al deel is van onze moderne psyche, want de totale afwijzing van welk vormingsbegrip dan ook ligt meer voor de hand dan het nastreven er van (Bok, 2006) (Wallage, 2009). Ik zie namelijk niet zo’n groot verschil meer tussen wat de gamer doet en wat er gebeurt in het ideologisch concept van vorming zoals gepropageerd door de overheid. Je bent pas mens in het posthumane tijdperk als je super competent bent in een gesloten regelsysteem dat door de overheid en andere maatschappelijk instanties is bedacht. Manipulating the system is the real thing. Noem het de hackermentaliteit, maar ook het onmiskenbaar nihilisme in de wijze waarop, bijvoorbeeld, het financieel systeem door bollebozen werd gemanipuleerd, zoals enkele jaren geleden door Amerikaanse studies (Bok, 2006) en Nederlandse studies (Wallage, 2009) is aangetoond dat de high potentials in business geen problemen hadden met immoraliteit en frauderen. Dit gaat verder dan het gewoon zondige gedrag van de mens, of hoe je het ook wilt noemen. Het betreft een nihilistisch profiel dat onmiskenbaar haaks staat op het zijn van Somebody en mogelijk zich verschuilt achter het Anybody profiel.
Verdwijnen van visie op het volledig mens te zijn Het concept dat een mens moet voldoen aan een concept van volledig mens te zijn, zoals door de oude Humanisten en orthodoxe Christenen wordt aangehangen, zal definitief verdwijnen met het succes van het technocratisch Nobody profiel. Hierdoor zal volgens mij de interne secularisering van het onderwijs onomkeerbaar en onherstelbaar worden. Mogelijk zelfs onbedoeld, maar het door de overheid gewenste mensbeeld zal dus gaan verschuiven. Dat gebeurt door het oude profiel van de individualist met de oude beschavingsidealen (Somebody) te negeren, dat van de uitbouw van de moderne sociaal-psychologische/ sociaal constructivistische collectivitist (Anybody) te propageren, en onbedoeld mogelijk grote acceptatie van de technocratische nihilist (Nobody) te tolereren. En dus vraag ik mij af of deze mensbeelden voldoende onderkend worden en zeker zou ik graag zien dat ze getoetst werden aan het oer-profiel van de christen. Ja, ik zou het zelfs fors aanpakken. 8
Christelijke Vorming. Overtuigend Anders?
Grondige analyse van het hoger onderwijs op punt van de vorming Ik meen dat we heel nadrukkelijk weer moeten gaan praten met elkaar over wat de Bijbelse fundamenten in de richting van het onderwijs moeten zijn en daarbij moeten we het beeld van volledig mens zijn zoals dat in Christus is vervuld weer gaan uitdiepen. Dat betekent dat we ons moeten bezinnen op de fundamenten van de vorming in alle facetten zoals daar een aanzet voor is gegeven in Practice and profile (Hegeman, Edgell, & Jochemsen, 2011). Dat betekent ook dat je moet oppassen niet in de valkuil van social engineering te vallen door te concentreren op een handig instrument dat psychologische baten voor het leren, weliswaar van kortstondig aard, genereert. Ik bedoel dat wanneer het mogelijk wordt te weten welke profielen er daadwerkelijk aangeleerd worden in het onderwijs—en mijn supposities in dit essay worden ontkracht, of niet—dat dan in ieder geval de bestaande profielen aan een grondige kritiek worden onderworpen. De vraag die ik aan zo’n analyse zou toevoegen is, of het christelijk onderwijsinstituut nog wel bestaansrecht heeft als het niet-christelijke mensbeelden incorporeert via de psychologie van het leren en daar geen verantwoording van af legt. Dat hoeft niet te leiden tot sluiting van het curriculum, maar tot correctie.
Excarnatie en incarnatie Hoe dat te doen? Door eigenlijk weer helemaal te gaan denken over de lijfelijke aanwezigheid van mensen die met hun bezieling vanuit een visie van volledig mens te willen zijn in het onderwijs aanwezig zijn. Dus vooral om de docent, zoal deze vroeger als sage on the stage aanwezig was. Ik grijp hiervoor terug op een heel oud concept waarop we door enkele Noord-Amerikaanse filosofen en de Nederlandse theologen Wim Dekker (Dekker, 2011) en Wim van der Schee (Van der Schee, 2010) recentelijk zijn gewezen. Charles Taylor heeft ons als protestanten namelijk verweten dat wij over de eeuwen excarnatie hebben bedreven (Taylor, 2007). Dat is zoveel als het ontdoen van iets van vlees, dus het tegenovergestelde van de vleeswording, denk hier aan de komst van het Heil in Jezus Christus, dus Incarnatie met hoofdletter. Zeker moeten wij ons in de gereformeerde traditie dit verwijt aan gaan trekken (Van der Schee, 2010), want wij hebben inderdaad het zuiver cognitieve, het systematische, het regel-geleid denken, het praktisch nut tot norm verheven in onze geloofspraktijken. Ik ben daar zelf grote voorstander van geweest, dus trek mij dit verwijt ook persoonlijk aan. Nu zullen onze pogingen om de excarnatie in onze levenspraktijk tegen te gaan en incarnatie na te streven best zwaar zijn. Het is zelfs zeer de vraag of de onderwijsideologen zullen toestaan dat de leraar weer prominent aanwezig zal zijn in het onderwijs. Hiermee bedoel ik, dat een relatie tussen mensen ontstaat waarbij persoonlijk gezag op basis van meta-narratieven bepalend is. Dat hoort namelijk bij het beeld van volledig mens te zijn. Hierin word ik herinnerd aan het feit, dat onze piëtistische voorouders op een volledig christelijke levenswandel de nadruk legden. De incarnatie van het heil is een mysterie, God gaat Zijn eigen weg met mensen —dit is ook incarnatie—en dat gebeurt in omgevingen waar men zich open stelt voor het Heil. Dat deden de conventikels en wat zij deden was wel zichtbaar en hoorbaar in de maatschappij. En daar moeten we veel meer voor open staan—tot in het onderwijs toe. Christenen moeten meer gehoord worden over wat het is een volledig leven in dienst van Christus uit te oefenen. We moeten meer de incarnatie van het heil gaan beluisteren bij mensen en zien hoe hun mystieke relatie met God zich manifesteert in relaties met elkaar en vervolgens in structuren. Onze jongeren moeten daar gewoon veel meer mee in aanraking komen, een andere manier om te leren hoe het is volledig mens te zijn is er gewoon niet.
9
Christelijke Vorming. Overtuigend Anders?
Christelijke praktijken en disciplines Ook moeten de oude christelijke disciplines weer terugkomen in het onderwijs. Dit is meer dan alleen een vierinkje hier en daar. In die oude christelijke praktijken vraagt men zich heel nadrukkelijk af hoe de Bijbelse waarheid van Christus Jezus bewaarheid kan worden in het leven, in het beeld van volledig mens te zijn. Waar krijgt het evangelie gestalte in vlees en bloed? Hiermee bedoel ik niet het historisch gebeuren van de Incarnatie, dat begrijpt u wel. Het gaat mij nu om onze narratieven bij het in praktijk brengen van de narratief van onze Meester, de grote Dienstknecht. Dit is meer dan deugdethiek, dit is nog een stap verder, de Bildung van het volledig mens te zijn, nastreven. Het vraagt om een hele diepe reflectie. De radicaliteit op dit punt laat dat het scherpst zien. En daarmee wil ik mijn laatste punt maken.
Oproep tot contra-vorming Mijn oproep is om een contra-vorming op te gaan zetten. Hiermee bedoel ik niet, dat ik tegen vorming ben. Maar ik zoek een vormingspraktijk die dan ook echt “overtuigend anders” is. Dat wil zeggen, vorming die een contrast vormt met onderwijs waarin de identiteiten van de Anybodys en Nobodys overheersen. In het Engels heet zoiets counter-conditioning, letterlijk een tegenvorming. Denk hierbij aan counterculture, een tegencultuur. Maar nu een cultuur van orthodoxe christenen en mogelijk andere conservatieven die zich bewust keren tegen seculiere mensbeelden in samenleving, media en vanzelf dan ook in het onderwijs. Ik bedoel eigenlijk het radicaal gedrag zoals de oude piëtisten dat nadrukkelijk durfden te tonen, om tegendraads of contrary te zijn, om weer een mooi Engels woord te gebruiken. Enkele jaren geleden werd dit bewustzijn weer onder ons gestimuleerd door de theoloog Stanley Hauerwas (Hauerwas, 2010). Ook sluit ik nauw aan bij James Kennedy’s pleidooi voor de kerk als “contrasterende gemeenschap” (Kennedy, 2010), hoewel het bij mij meer gaat om de persoon dan om het instituut kerk. Verder kennen wij ook het radicaal anders proberen te zijn zoals de evangelical mennonieten dat al veel langer in praktijk brengen en nu vandaag nog bewust spreken van een upsidedown kingdom (Kraybill, 2003).
De 7 C’s Ik probeer dit concreet te maken door een zeven idealen die mij hierin steunen naar voren te brengen met steekwoorden en slagzinnen. Wat valt onder contra-vorming?
Vorming die vooral de constitutie, de grondwet van Christelijk onderwijs vertolkt. Ik denk hier aan gedegen studie van christelijk erfgoed waarin dit wordt vertolkt. Maar ook de doorwerking in de christelijke praktijken en disciplines, de structuren die eeuwenlang christenen hebben geholpen de Weg te vinden. Vorming die vooral de community, of dit nu de moderne community of learning, dan wel van het klooster, het monastieke benadrukt, het gemeenschappelijk leren. Vorming die vooral het conventikel kan zijn van spiritualiteit. Ik denk hier aan geestelijk leiderschap en leren om de moderne hersenspoeling kwijt te raken. We zien dat terug in vele christelijke disciplines, ik denk bijv. aan leren van gebedsdiscipline. Vorming die vooral de charitas, het liefdebetoon als uitgangspunt neemt. Ik denk hier aan service learning, zodat je letterlijk gedwongen wordt het belang van de ander te ‘leren’ zien. Vorming die vooral de camaraderie tussen peers benadrukt. Ik denk hier aan de beste eigenschappen van studentensociëteiten, zoals wij dat kennen om vriendschappen te verkrijgen door zoveel mogelijk samen te leven. 10
Christelijke Vorming. Overtuigend Anders?
Vorming die vooral de creativiteit van elke persoon erkent, zodat vooral het zelfvertrouwen zal toenemen dat afgestemd is op een meta-narratief, het transcendente van het christelijk geloof en daar concrete uitingen ervan in kunst, muziek en letteren nastreven. Vorming die vooral cultuurkritisch is in de zin zoals onder andere C.S. Lewis, Herman Dooyeweerd, Francis Schaeffer, Arie van Deursen, dat waren en zodanig zo dat elke participant aan contra-vorming weet wie deze denkers zijn, hoe hun visies zijn toegepast en hoe zij dit in hun eigen levens zouden kunnen evenaren.
Breng nu al deze idealen nu samen in 1 concept. Ik behandel hier niet de specifieke vormen hoe dat moet. Het lijkt mij wel iets waarvoor studenten tijdens hun studie aan de CHE vrijwillig in participeren met behoud van studiepunten. Ik heb een overtuiging dat dit buitengewoon inspirerend zal zijn en dat de contrastvorming door dit programma het reliëf van een christen profiel iets meer diepgang geeft. Ik geef nu wat globale richtlijnen voor contravorming als vormingsstrategie.
Radicale didactiek Mijn roep om contra-vorming vraagt om iets dat duidelijk naast de curricula van bestaande opleidingen komt te staan, maar daar niet helemaal los van staat. Ik weet zeker dat dit kan in termen van didactiek, dat zou ik graag schrijven; het is lang niet zo ingewikkeld als het ontwikkelen en voorschrijven van digitaal leren voor afstandsonderwijs. De contra-vorming zou zeker een groot deel van het mentoraat in een opleiding kunnen omarmen. Het is dus meer dan extra-curriculair, het moet dan ook complementair-curriculair zijn. Dat wil niet zeggen een doublure, maar een aanvulling op bestaande opleidingen, maar wel radicaal van geest. Ik pleit er dan ook voor dat contra-vormende onderwijsprojecten worden ingericht en dat studenten begeleid worden om radicale dingen te gaan doen waarin heel hun mens-zijn aan bod komt. Het volledig mens zijn leer je vooral in de praktijk, in een community waar je camaraderie met elkaar leert beoefenen, of dat zou moeten leren doen. Ik denk dat dit vooral vruchtbaar zal zijn in het diaconaat van de kerk, omdat we daarmee studenten letterlijk en figuurlijk zo grondig mogelijk met de laarzen in de modder van de samenleving laten staan en ze dwingen het charitatieve te ontdekken voor zichzelf. Mogelijk kan contra-vorming het beste uitgevoerd worden door een dependance van de CHE in een ernstig probleemgebied te openen, of dat Katendrecht, Suriname, Roemenië, de achterbuurten van New York, of ergens in Afrika is, zodat je meteen alle aspecten van het mens-zijn leert kennen. Volgens mij leren onze jongeren vooral de incarnatie van waarheid in het handelen te zien door volledig dienstbaar te zijn aan mensen die ze volstrekt niet zien zitten, zoals mogelijk drugsverslaafde daklozen. Hopelijk komen ze ook in aanraking met christenen in noodgebieden die persoonlijke getuigenissen geven van de leiding van Christus in hun levens. In deze “radical communities”—mennonieten zijn hier het beste in— komen ze in aanraking met de richtinggevende beginselen van christelijk onderwijs, “alles is door Hem en voor Hem geschapen.” Als je het contrast van de ellende van de wereld met het Bijbelse evangelie niet hebt ondervonden, kun je ook de Bijbelse roep om gerechtigheid en barmhartigheid niet goed leren. Door dissonanties niet uit te weg te gaan weet je pas hoe jij je als christen op moet stellen, wat jij als mens eigenlijk voorstelt. Je moet namelijk leren hoe je jezelf op de grondwet van het christen-zijn moet afstemmen. De oude conventikels hebben ons daarin veel te zeggen, zij bestreken het “volledig mens zijn” dus alles wat tot het mens-zijn behoorde.
11
Christelijke Vorming. Overtuigend Anders?
Recapitulatie Kan christelijke vorming aan een hbo overtuigend anders zijn? Mijn antwoord is dat zonder een grondige analyse van vorming aan de hogeschool en zonder de toepassing van Bijbelse radicaliteit vanuit een pedagogische visie, dat het christelijk hoger beroepsonderwijs heel snel en onomkeerbaar intern seculier gaat worden. Ik ben bang dat CHE studenten teveel leren dat zij primair als een Anybody of zelfs een Nobody kunnen leven. Ga daarom terug, collegae, naar een Bijbels beeld van het volledig mens te zijn. Geef studenten de kans om een Somebody te worden die weet heeft van het dienen van Christus en vooral daarvanuit zich als persoon leert ontwikkelen. Hebt dan ook de durf de christelijke beginselen van het onderwijs persoonlijk te incarneren in je eigen beroepsleven als onderwijsgevende. Richt met elkaar een contra-vorming met studenten op. And doing so, be blessed. Shalom.
Referenties
Aleman, A. (2011). Hersenspinsels: Waarom we dingen zien, horen, en denken die er niet zijn. Amsterdam: Atlas Boele, C. (2012, December 16). CHE moet meer zijn dan hogeschool met kerstviering. Opgehaald van Toespraak Kees Boele Online: http://www.che.nl/nieuws/nieuwjaarstoespraak-kees-boele-online Bok, D. (2006). Our underachieving colleges: A candid look at how much students learn and why they should be learning more. Princeton, NJ: Princeton University Press. Brooks, D. (2011). The social animal: A story of how success happens. London: Short Books. Claiborne, S. (2010). Hoe Jezus de wereld op zijn kop zet. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn. De Muynck, B., & Van der Walt, H. (2006). The call to know the world: A view on constructivism and education. Amsterdam, NL: Buijten & Schipperheijn. Dekker, W. (2011). Marginaal en missionair: Kleine theologie voor een krimpende kerk. Zoetermeer, NL: Boekencentrum. Glanzer, P., & Ream, T. (2009). Christianity and moral identity in higher education. New York: Palgrave Macmillan. Greenfield, S. (2008). ID: The quest for meaning in the 21st century. London: Hodder & Stoughton. Hauerwas, S. (2010). Een robuste kerk: De christelijke gemeente in een postchristelijke samenleving. (E. Jonker, H. Paul, & B. Wallet, Red.) Zoetermeer: Boekencentrum. Hegeman, J., Edgell, M., & Jochemsen, H. (2011). Practice and profile: Christian formation for vocation. Eugene, OR: Wipf and Stock Publishers. De Jong, N., Van Laar, T., Vierbergen, J., & Hegeman, J. (2009). Morality at a Christian University in the Netherlands. In B. De Muynck, J. Hegeman, & P. Vos (Red.), Bridging the gap: Connecting Christian faith and professional practice in a pluralist society (pp. 159-174). Sioux Center, IA: Dordt College Press. Kennedy, J. (2010). Stad op een berg: De publieke rol van protestantse kerken. Zoetermeer, NL: Boekencentrum. Kraybill, D. B. (2003). The upside-down kingdom. Scottsdale, PA: Herald Press. Robinson, M. (2010). Absence of mind: The dispelling of inwardness from the modern myth of the self. New Haven & London: Yale University Press Ruijters, M. (2006). Liefde voor leren: Over diversiteit van leren en ontwikkelen in en van organisaties.Deventer, NL: Kluwer.. Smith, D., & Smith, J. (2011). Teaching and Christian practices: Reshaping faith and learning. Grand Rapids, MI: Eerdmans. Taylor, C. (2007). A secular age. Cambridge: Belknap of Harvard University Press. Van de Beek, A. (2010). Is God terug? Zoetermeer, NL: Meinema. Van der Schee, W. (2010). Seculier Gereformeerd. Over Charles Taylors A Secular Age en Nederland. Wapenveld, 60(1), 4-11. Vandamme, R. (2009). De vork: Methodiek voor persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling. Tervuren, BE: Vandamme Instituut. Verbaan, P. (2011). Geweten: De rehabilitatie van een theologisch begrip. Zoetermeer: Boekencentrum. Wallage, P. (2009, 6/21). Achtergrond informatie onderzoek ethische vorming studenten. http://www.KPMG.nl. Amsterdam. Wolters, A.M. (1993). Schepping zonder grens: Bouwstenen voor een christelijke wereldbeschouwing. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn.
12
Christelijke Vorming. Overtuigend Anders?
13