2014 JAARVERSLAG
Colofon Teksten Christelijke Hogeschool Ede Ontwerp Torendruk Nijkerk Fotografie Art van Grondelle Red Matters Christelijke Hogeschool Ede In His Image
Contact Marketing & Communicatie Hermen Ridderikhof 0318-696382 Postadres Postbus 80 6710 BB Ede
Bezoekadres Oude Kerkweg 100 6717 JS Ede Telefoon: 0318-696300 Fax: 0318-696396 E-mail:
[email protected] Website: www.che.nl
Woord vooraf Het jaar 2014 stond letterlijk en figuurlijk in het teken van bouwen aan onze hogeschool. Letterlijk toen begin 2014 de schop de grond in ging en het noodgebouw ‘d’Overkant’ stap voor stap plaatsmaakte voor een prachtig nieuw gebouw. Figuurlijk toen we de eerste resultaten binnenhaalden van de doelstellingen van ons nieuwe instellingsplan en we een positieve midterm review kregen op de voortgang van onze prestatieafspraken. De nieuwbouw vorderde gedurende het jaar gestaag. Ook in het huidige gebouw werd een start gemaakt met de verbouwing: op de tweede etage kregen de Academies Educatie, Sociale Studies en Theologie elk een eigen ontmoetingsplek in de vorm van een kleurig academiehart. Allemaal stappen om onze huisvesting op een hoger plan te brengen en het gebouw efficiënter te gebruiken. Dit alles met het einddoel om meer ruimte te bieden aan de studenten om elkaar te ontmoeten en samen te studeren. Ook figuurlijk is er hard gebouwd aan onze hogeschool. Het onderwijskader zag het licht. Dit is een beleidsdocument waarin we verwoorden welke waarden ons onderwijs drijven en wat dit betekent voor de manier waarop wij ons onderwijs willen inrichten. De lectoren schreven een gezamenlijk onderzoeksplan: Bakens van Hoop. De lectoren beogen met dit programma de meerwaarde van het concept ‘hoop’ in de professionele praktijk voor het voetlicht te brengen en dit te vertalen naar het onderwijs. In lijn met dit plan koos de CHE voor het zwaartepunt Service Innovation Food Valley. Het past bij de kernkwaliteiten van de CHE om professionals op te leiden die in de beroepspraktijk verder kijken dan technische innovatie en bijdragen aan vernieuwing van waardengerichte dienstverlening op terreinen als zorg, welzijn en onderwijs. Wat ook past bij de kernkwaliteiten van de CHE is dat we oog hebben voor de persoonlijke vragen waar studenten en medewerkers in hun studie- en werkloopbaan tegenaan lopen. Dat geven we dan ook een concrete plek in onze organisatie. In 2014 is gewerkt aan het inrichten van een Student Service Center waar studenten met al hun vragen terecht kunnen. Dit Center ziet in 2015 het licht. Voor medewerkers zijn we begonnen met de inrichting van
een CHE Academy waar alle collega’s terecht kunnen voor hun professionele ontwikkeling. Op het gebied van ons primaire proces, het onderwijs, werken de academies hard aan de (implementatie van) curriculumvernieuwing. Door het onderwijsprogramma kritisch onder de loep te nemen beogen we de aansluiting bij de beroepsvereisten in het werkveld te verbeteren en aan te sluiten bij de behoeften aan studeren-op-maat bij werkenden en studenten. Op het terrein van onderzoek startte de CHE in 2014 met een Associate Lectoraat. In samenwerking met de Lelie Zorggroep onderzoekt de CHE hoe organisaties in de praktijk handen en voeten kunnen geven aan hun (christelijke) identiteit. Verder werd het kwaliteitszorgsysteem voor onderzoek aan de CHE door de Validatiecommissie Kwaliteitszorg Onderzoek (VKO) gevalideerd. Een mooie gelegenheid om stil te staan bij de manier waarop de CHE een plek geeft aan het praktijkgericht onderzoek en te vieren dat we met onze relatief kleine omvang goede kwaliteit neerzetten. Tot slot was het feest aan de CHE toen bekend werd dat Martine Noordegraaf de welverdiende titel ‘lector van het jaar 2014’ kreeg uitgereikt. Feest was het ook, toen de CHE in september 2014 uitgebreid vierde dat de hogeschool in totaal zestig jaar bestond. Samen met studenten, medewerkers, alumni, werkveldpartners en collega hogescholen stonden we feestelijk stil bij deze prachtige mijlpaal. Het jubileum bracht nog eens voor het voetlicht waar het uiteindelijk binnen deze hogeschool om draait: we weten ons vanuit onze christelijke traditie gemotiveerd om studenten te vormen tot volwassenen en op te leiden tot professionals die van betekenis zijn voor de samenleving. Deze missie blijft ook in 2015 onze dagelijkse drijfveer! We weten ons daarin afhankelijk van de zorg van onze Hemelse Vader.
Harmen van Wijnen voorzitter College van Bestuur
Ton Bestebreur Lid College van Bestuur
Inhoudsopgave Woord vooraf Inhoudsopgave
3 4
Hoofdstuk 1 Strategie en Beleid
7
1.2 Strategische Instellingsdoelen
9
1.1
Organisatieprofiel 1.1.1 Missie en visie 1.1.2 Onderscheiding binnen HBO 1.1.3 Juridische structuur 1.1.4 Besturingsfilosofie
7 7 7 8 8
1.3 Uitvoering van het instellingsplan
10
1.4 Voortgang realisatie prestatieafspraken 1.4.1 Prestatieafspraak profilering en zwaartepuntvorming 1.4.2 Prestatieafspraak Kennisvalorisatie 1.4.3 Prestatieafspraak Studiesucces 1.4.4 Prestatieafspraak Kwaliteit 1.4.5 Prestatieafspraak Maatregelen 1.5 Governance 1.5.1 Raad van Toezicht 1.5.2 Medezeggenschap en studentenparticipatie 1.5.3 Klachtenafhandeling
13 14 15 16 19 20 22 22 23 23
1.6 Samenwerkingsverbanden CHE
24
Hoofdstuk 2 Onderwijs
27
2.1 Onderwijskwaliteit 2.1.1 Externe onderzoeken 2.1.2 Interne onderzoeken 2.1.3 Kwaliteitszorg extern 2.1.4 Examencommissies 2.1.5 Vreemde Ogen Dwingen
27 27 31 32 32 32
2.2 Ontwikkelingen op academieniveau 2.2.1 Educatie 2.2.2 Sociale Studies 2.2.3 Gezondheidszorg 2.2.1 Journalistiek & Communicatie 2.2.4 Mens & Organisatie (M&O) 2.2.6 Theologie
33 33 33 35 35 36 37
2.3 Uitbesteding onderwijsprogramma’s 2.3.1 Stages
37
Hoofdstuk 3 Studenten
3.1 Werving en selectie 3.1.1 Studentenaantallen 3.1.2 Studentenaantallen per opleiding 3.1.3 Marktaandelen 3.1.4 Achtergrond studenten 3.2 Begeleiding van studenten 3.3.1 Vertrouwenspersoon 3.3.2 Decanaat 3.3.3 Pastoraat 3.3.4 Specifieke groepen 3.3.5 Profileringsfonds en Noodfonds
39
39 39 40 42 42 42 42 42 43 44 45
3.3 Aansluiting vooropleiding
45
Hoofdstuk 4 Personeel
47
4.1 Ontwikkelingen personeelsbeleid 4.1.1 Resultaat & Ontwikkelgesprek- cyclus (R&O) 4.1.2 Medewerkers tevredenheids- onderzoek (MTO) 4.1.3 Decentrale arbeidsvoorwaarden- middelen 4.1.4 Wajong
47
47 47 47 47
4.2 Formatieontwikkeling 4.2.1 Totale formatie 4.2.2 Flexibele formatie 4.2.3 Leeftijd 4.2.4 Werving en selectie 4.2.5 Identiteit in personeelsbeleid
47 47 49 49 49 49
4.3 ARBO en ziekteverzuim 4.3.1 Arbeidsomstandigheden 4.3.2 Verzuim
50 50 50
4.4 Professionalisering
50
Hoofdstuk 5 Lectoraten
53
5.1 Algemeen 5.2 Lectoraat Educatie (in oprichting) 5.3 Lectoraat Jeugd en Gezin 5.4 Lectoraat Verpleegkundige Beroepsethiek
53 53 54 55
5.5 Lectoraat Religie in Media en Publieke Ruimte 5.6 Lectoraat Mens & Organisatie 5.7 Lectoraat Geestelijk leiderschap
Hoofdstuk 6 Transfer
6.1 Algemeen 6.2 Transferactiviteiten per academie 6.2.1 Educatie 6.2.2 Sociale Studies 6.2.3 Transfer Gezondheidszorg 6.2.4 Transfer Journalistiek & Communicatie 6.2.5 Transfer Mens & Organisatie 6.2.6 Transfer Theologie 6.3 Kosten en baten totaal 6.4 Publieke middelen en private middelen
Hoofdstuk 7 Internationalisering
7.1 Beleid en ontwikkelingen 7.2 Internationale onderwijsprogramma’s
56 56 57
59
59 59 59 60 61 62 62 62 63 63
65 65 65
Hoofdstuk 8 Materiële Voorzieningen 67
8.1 Huisvesting & Beheer 8.2 Duurzaamheid 8.3 ICT-Beheer
67 68 69
Hoofdstuk 9 Financiën
71
9.1 Financieel resultaat 2014 9.2 Treeasury-management 9.3 Continuïteit meerjarenperspectief, risico’s en kansen 9.4 Governance, intern toezicht en risicomanagement 9.5 Verantwoording Notitie Helderheid
71 72 72
75 78
Bijlage 1: Samenstelling en bezoldiging CvB en RvT
81
Bijlage 2: Overzicht bachelor- en masteropleidingen
85
Bijlage 3: Lijst met afkortingen
87
Bijlage 4: Jaarrekening 2014
91
A B
Inleiding 92 Jaarrekening 92 B1 Grondslagen 92 B2 Balans per 31 december 2014 (Na resultaatbestemming) 95 B3 Exploitatierekening 2014 96 B4 Kasstroomoverzicht 97 B5 Toelichting op de onderscheiden posten van de balans 98 B6 Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen 104 B7 Toelichting op de exploitatierekening 105 C Overige gegevens 110 C1 Controleverklaring 110 C2 Gebeurtenissen na balansdatum 111 C3 Voorstel bestemming exploitatiesaldo 111 D Bijlagen 112 D1 Gegevens van de rechtspersoon 112 D2 FSR Financiële Specificatie Rijkssubsidies (HO) 113 E Diversen 115 E1 Overzicht resultaat units CHE-Transfer 115
CHE | Jaarverslag 2014
7
HOOFDSTUK 1
Strategie en beleid
1.1 Organisatieprofiel
De CHE is een christelijke hogeschool die onder het motto Vakmanschap, Identiteit en Samenleving de maatschappij wil dienen. Wij bieden studenten kwalitatief hoogwaardig onderwijs en leiden hen op tot professionals die handelen in het perspectief van hetgeen zij kunnen betekenen voor de samenleving. De CHE heeft voor ogen dat alumni van de CHE worden herkend vanwege hun: • Betrokkenheid: professionals met liefde voor hun vak; betrokken op het werk en de wereld. • Vermogen tot reflectie: professionals die in staat zijn om hun handelen in de context te plaatsen van wat hen drijft en vanuit welk perspectief zij handelen. • Besef van perspectief: professionals die handelen vanuit hetgeen zijn kunnen betekenen voor deze samenleving, en zich daarbij bewust zijn van en om kunnen gaan met de gebrokenheid van deze wereld. • Wij streven er naar dat onze afgestudeerden zich hierdoor positief onderscheiden in de uitoefening van hun beroep. We geven studenten inhoudelijk het best mogelijke vakonderwijs en een persoonlijke levens- en beroepsvorming. Beide zijn ingebed in een actieve, pedagogische relatie tussen docent en student. 1.1.1 Missie en visie Waar staat de CHE voor? De CHE is een hoger onderwijs- en kenniscentrum. Medewerkers, studenten en cursisten vormen een leer- en werkgemeenschap die zich richt op: Het ontwikkelen en verzorgen van hoogwaardig hoger beroepsonderwijs, waardoor studenten en cur-
sisten als persoon worden gevormd, toegerust en opgeleid tot (startende of zich door ontwikkelende) professionals; • Het ontwikkelen, delen en toepassen van kennis, die zij ter beschikking stelt aan de samenleving, die levensbeschouwelijk pluriform is. • De CHE is bij haar activiteiten gehoorzaam aan de Bijbel, die zij erkent als het betrouwbare en geïnspireerde Woord van God, zoals verwoord in het gereformeerd belijden. • De missie laat zich uitdrukken in drie kernwoorden: relatie, inhoud en verantwoordelijkheid (RIV). Waar gaat de CHE voor? De CHE is een hoger onderwijs- en kenniscentrum: • waar studenten vanuit christelijke visie gevormd worden (persoonsvorming, maatschappelijke vorming en godsdienstig culturele vorming) met het oog op verbinding tussen vakmanschap, identiteit en samenleving; • waar vormen van leren ontwikkeld zijn waarin beroepspraktijk, onderwijs en onderzoek in relatie tot elkaar staan en ieder elkaar activeert; • waar vanuit specifieke expertise een bijdrage wordt geleverd aan ontwikkeling van bedrijven en instellingen vanuit de kernwaarde verantwoordelijkheid. • Voor de interne organisatie betekent dit: • op ontwikkeling gericht personeelsbeleid, adequate huisvesting en ICT-voorzieningen. 1.1.2 Onderscheiding binnen HBO De CHE onderscheidt zich binnen het HBO door kleinschaligheid, identiteit en kwaliteit. De CHE wil studenten opleiden tot professionals die hun persoonlijke waarden en de intrinsieke motivatie voor
CHE | Jaarverslag 2014
hun vak weten te benoemen en te verbinden met hun persoonlijk en professioneel handelen. De CHE heeft van oudsher ervaring op het verbinden van deze velden en beschikt over rijke bronnen om in deze behoefte te kunnen voorzien: hoge onderwijskwaliteit en inspiratie uit Gods Woord en de christelijke traditie. De CHE heeft daarmee een uniek profiel in Nederland. Dat profiel van de CHE uit zich door: • een duidelijk christelijke identiteit die doorwerkt in beleid, strategie, onderwijs en studentbegeleiding; • een hoog kwaliteitsniveau, dat onder meer blijkt uit hoge scores in de diverse ranglijsten; • kleinschaligheid en laagdrempeligheid, een goede mix van contacttijd (groepsgewijs en/of individueel), werken aan opdrachten en zelfstudie, gekoppeld aan beschikbaarheid en bereikbaarheid van docenten en ondersteuners; • het op eigen wijze implementeren van onderwijskundige visies zoals competentieleren, waarbij we kiezen voor langzaam toenemende keuzevrijheid voor de student naarmate het studietraject vordert; • een efficiënt kwaliteitszorgsysteem waarin de nadruk ligt op de mate van tevredenheid van stakeholders; • nadrukkelijk streven naar samenwerking en partnerschappen met het werkveld om onderwijs en praktijktheoretisch onderzoek af te stemmen op de beroepswerkelijkheid in het veld en daar een eigen bijdrage aan te leveren; • het kiezen voor opleidingstrajecten waarin de vraag vanuit het beroepenveld een belangrijke rol speelt. Het beroep is leidend en kader stellend voor keuzes die studenten kunnen maken; • relatief sobere faciliteiten, met als doel zoveel mogelijk middelen in het onderwijs te investeren. 1.1.3 Juridische structuur De CHE is een instelling die in stand gehouden wordt door de Stichting voor Christelijk Hoger Beroepsonderwijs op Gereformeerde Grondslag. De Christelijke Hogeschool Ede heeft een College van Bestuur (CvB). In 2014 bestond het CvB uit drs. H.J. van Wijnen (voorzitter) en mr. drs. A. Bestebreur MPA (lid). Het CvB treedt conform de statuten op als bestuur van de stichting en als bestuur van de hogeschool. De CHE heeft een Raad van Toezicht (RvT). De RvT adviseert en ziet er op toe of het CvB de CHE adequaat bestuurt. 1.1.4 Besturingsfilosofie De CHE hanteert als besturingsfilosofie het concept Verbindend Werken. In 2014 is dit verder uit-
gewerkt in de manier waarop CvB, academie- en dienstdirecteuren hun verantwoordelijkheden en rollen hebben verdeeld. Er zijn hogeschoolbrede beleidsterreinen benoemd: Onderwijs, Onderzoek, Werkveld, Portfolio en Voorzieningen. De gezamenlijke aansturing van de ontwikkelingen binnen deze hogeschool brede beleidsterreinen is belegd bij een trilateraal overleg tussen een lid van het CvB, een academiedirecteur en een dienstdirecteur. De CHE biedt tien HBO-bacheloropleidingen en drie HBO-masteropleidingen en heeft zes lectoraten. Daarnaast verzorgt de CHE onder de naam CHE Transfer onder meer (post-HBO)-cursussen, trainingen, advies en onderzoek. Deze activiteiten zijn ondergebracht bij zes academies: Educatie, Gezondheidszorg, Journalistiek & Communicatie, Mens & Organisatie, Sociale Studies en Theologie. Elke academie wordt aangestuurd door een directeur. De CHE heeft drie diensten die het CvB en de academies ondersteunen: de diensten Onderwijs, Bedrijfsvoering en Facilitaire Zaken, ieder aangestuurd door een directeur.
1.2 Strategische Instellingsdoelen
De CHE heeft de uitgangspunten voor strategie en beleid vastgelegd in het instellingsplan 2013-2016 Voorrang aan Verbinding. Daarin zijn voor de komende jaren een aantal strategische doelen geformuleerd. 1. We maken hernieuwd werk van de inspiratie die uitgaat van onze bronnen. We doen dat in de richting van onze medewerkers en van onze studenten. We herijken onze visie op christelijke (beroeps)vorming en werken deze uit in een kader. Deze doelstelling is de actuele vertaling van onze kernwaarde inhoud. Richting onze medewerkers betekent dit dat er meer aandacht is voor de verbinding tussen identiteit, vakmanschap en samenleving. Met betrekking tot de studenten werkt dit uit in een door de opleiding heen herkenbare serie beroepsgerichte leeractiviteiten die bijdragen aan vorming. 2. Het beroepenveld krijgt een meer initiërende rol in ons onderwijs en onderzoek, ondersteund door de lectoraten en dienstverlening. Wij streven naar vormen van leren en ontwikkelen, waarin beroepspraktijk, onderwijs en onderzoek in een driehoeksrelatie samen optrekken en elkaar activeren. Zodoende willen wij bouwen aan leeren praktijkgemeenschappen. Deze doelstelling is de actuele vertaling van onze kernwaarde relatie. Met het oog hierop streven wij o.a. naar sa-
9
Strategie en beleid | HOOFDSTUK 1
Raad van Toezicht (RvT)
College van Bestuur (CvB)
Hogeschoolraad
Bestuurssecretariaat
Vertrouwenspersoon
Controller
Onderwijs en Kennistransfer
Ondersteuning
Academie Gezondheidszorg
Dienst Onderwijs
Opleiding Verpleegkunde Transfer Verpleegkunde Lectoraat Verpleegkundige Beroepsethiek
Onderwijs & Kwaliteit Informatiemanagement Lectoraat & Onderzoek Pastoraat
Academie Educatie Opleiding Leraar Basisonderwijs Transfer Educatie Lectoraat Docent en Talent
Academie Theologie Opleiding Godsdienst Pastoraal Werk Opleiding Leraar Godsdienst/Levensbeschouwing Transfer Theologie Lectoraat Geestelijk Leiderschap
Academie Mens & Organisatie Opleiding Bedrijfskunde MER Opleiding Human Resource management Transfer Mens & Organisatie Lectoraat
Academie Journalistiek & Communicatie
Dienst Bedrijfsvoering Financiën Marketing & Communicatie Bureau Studentzaken Personeel & Organisatie Decanaat International Office
Dienst Facilitair ICT-Beheer Inkoop Huisvesting & Beheer Studiecentrum Receptie Repro Roosterbureau Toetsbureau
Opleiding Journalistiek Opleiding Communicatie Transfer Journalistiek & Communicatie Lectoraat Media, Religie & Cultuur
Academie Sociale Studies Opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening Opleiding Maatschappelijk Werk & Dienstverlening Transfer Sociale Studies Lectoraat Jeugd en Gezin
Afbeelding 1: Organogram Christelijke Hogeschool Ede
CHE | Jaarverslag 2014
menwerkingsverbanden met werkveldpartners, versterking van contact met alumni, onderwijsontwikkeling waarbij beroepspraktijk leidend is, flexibele onderwijsarrangementen, versterking van het praktijkgericht onderzoek in omvang en op inhoud (gezamenlijk onderzoeksplan). 3. De CHE sluit de komende jaren nadrukkelijker aan bij externe partners en levert zo vanuit haar specifieke expertise een bijdrage aan de ontwikkeling van bedrijven en instellingen, die wederkerig bijdragen aan de ontwikkeling van de CHE. Deze doelstelling is de actuele vertaling van onze kernwaarde verantwoordelijkheid. Met het oog hierop streven wij naar participatie in regionale initiatieven met maatschappelijke instellingen en bedrijven, actieve bijdrage aan de Kenniscampus Ede; landelijke samenwerking met instellingen en bedrijven die zich willen ontwikkelen op het thema vakmanschap en identiteit, intensievere relaties met de toeleverende scholen en werkveldpartners; internationale samenwerking met verwante instituten op identiteit en kwaliteit en met kwetsbare instellingen. Op basis van de drie bovenstaande strategische doelen zijn voor de interne organisatie in het instellingsplan de volgende speerpunten benoemd: Personeelsbeleid Ontwikkeling van onze medewerkers, zodat zij op hoog niveau, vakmanschap, identiteit en samenleving kunnen verbinden en hoogwaardig beroepsonderwijs kunnen realiseren, hetzij vanuit een onderwijsgevende, hetzij vanuit een onderwijsondersteunende rol. Met het oog op onze tweede en derde strategische doelstelling is ook de ontwikkeling van de externe gerichtheid en daarvoor benodigde competenties van onze medewerkers een speerpunt. We investeren in management development voor lijnmanagers en in de bevordering van een professionele cultuur aan de gehele CHE. Marketing en communicatie We blijven investeren in onze marketing en communicatie, met als doel om goed aan te sluiten op de externe omgeving (studenten, toeleveranciers, alumni, beroepenveld, internationale partners, onderzoeksinstellingen enzovoorts). Control en kwaliteit Op basis van een periodiek rapportagemodel willen wij vroegtijdig de realisatie van onze ambities binnen de academies en diensten volgen en bij kunnen sturen waar dat nodig is. We richten interne projec-
ten in met duidelijke (tussen)doelstellingen en beslismomenten op mijlpaalmomenten, transparante budgetten en heldere toedeling van verantwoordelijkheden. In onze periodieke managementrapportages krijgt ook de kwaliteit van het onderwijs in ruime zin een structurele plaats. Herhuisvesting In 2016 is de CHE adequaat geherhuisvest, zonder dat het primaire proces hiervan ernstige hinder heeft ondervonden. We streven ernaar nieuwbouw te realiseren in verbinding met ons hoofdgebouw en de inrichting van het huidige hoofdgebouw beter toe te snijden op onze inhoudelijke (onderwijs) doelstellingen. Informatiemanagement We willen de basis van onze ICT-architectuur op orde houden, de benutting van de vernieuwde ICT-omgeving vergroten en verdere innovaties doorvoeren. Deze innovaties zijn gericht op het ondersteunen van kennismanagement en onderwijsvernieuwing, het gebruik van smartphones en tablets en de inzet van sociale media. Financieel De CHE voert een solide en voorzichtig financieel beleid doormiddel van een solvabiliteitseis van 25% en een rendementsstreven van 3% in de jaarbegroting, zodat we structureel ruimte hebben voor vernieuwing en een buffer hebben voor eventuele magere jaren.
1.3 U itvoering van het instellingsplan
De strategische instellingsdoelen worden op verschillende manieren gerealiseerd. De doelstellingen zijn allereerst de beleidskaders waarbinnen academies en diensten hun jaarplannen schrijven. Daarnaast is er sprake van academie- en dienstoverstijgende projecten die de doelstellingen uit het instellingsplan realiseren. Deze projecten zijn ondergebracht in een uitvoeringsprogramma. In de eerste helft van 2014 werd voor de uitvoering van de gezamenlijke projecten gewerkt met vijf sporen waarbinnen een aantal projecten werd uitgevoerd en afgerond. Spoor 1 – Identiteit en Vorming In dit spoor werden als resultaten opgeleverd: • Een eerste versie van het visiedocument Vorming. In dit document verwoordt de CHE haar visie op vorming. Als waarden gedreven organisatie willen we onze studenten vormen tot vakbekwame professionals die zich bewust zijn van hun eigen
11
Strategie en beleid | HOOFDSTUK 1
waarden, en in staat zijn om die waarden te vertalen in hun werk, en dienstbaar te zijn aan de maatschappij. Zo komen de kernnoties van de CHE, vakmanschap, identiteit & samenleving bij elkaar. • Een plan voor de inrichting van een Student Service Center, een (digitaal) herkenbaar, vindbaar en adequaat loket voor alles wat de CHE aanbiedt aan studieloopbaanondersteuning voor studenten. • Vernieuwing van de catalogus verbredingsminoren met aanbod voor CHE-studenten en studenten van andere hogescholen waarin vorming een rode lijn vormt. Spoor 2 – Onderwijsontwikkeling en Onderzoek In dit spoor werden de volgende resultaten behaald: • Het project onderwijsontwikkeling leidde tot een hogeschoolbreed Onderwijskader Onderwijs in vakbekwaamheid. In dit document beschrijft de CHE de visie die hier van de basis is, is dat de beroepsontwikkeling in de kern identiteitsontwikkeling is. Het ontwerpkader werkt visie en inrichting vervolgens uit in wat dit betekent hoe zij vorm wil geven aan het overdragen van vakkennis, vakmanschap en vakbekwaamheid. En wat dit betekent voor de rol van de student, docent en onderzoeker. Hieruit vloeiden ook kaders voor een deelproject dat in 2015 zal starten (Digitale Leer- en Werkomgeving)
• Op het gebied van Onderzoek schreven de lectoren gezamenlijk één integraal onderzoeksplan onder de titel Bakens van Hoop. Dit onderzoeksprogramma stelt de onderzoeksvraag centraal welke rol het concept hoop speelt in het professionele handelen (zie voor een nadere uitwerking hoofdstuk 5). • Er kwam een startdocument over Leven Lang Leren (LLL) en de positionering van de CHE. Daarin worden de effecten van de veranderingen in het deeltijdonderwijs geïnventariseerd en een eerste aanzet gegeven hoe de CHE d.m.v. curriculumontwikkeling kan inspelen op de toenemende behoefte aan flexibel onderwijsaanbod. Spoor 3 – Externe omgeving In dit spoor liepen diverse initiatieven die leidden tot de volgende resultaten: • De keuze voor een zwaartepunt waarmee de CHE zich de komende jaren wil profileren (Service Innovation Food Valley), uitmondend in een SIA Raak subsidieaanvraag eind 2014. Bij Service Innovation gaat het over nieuwe vormen van dienstverlening waardoor de klant doelgerichter en doelmatiger wordt bediend. We zien Service Innovation als concept om de kenniscirculatie in de regio en daarbuiten op gang te brengen (zie 1.4 voor een nadere uitwerking).
CHE | Jaarverslag 2014
• Verdere verdieping van de samenwerking met toeleverende scholen. Spoor 4 - HRM In dit spoor werd het eerste half jaar gewerkt aan het concept voor een CHE Academy van waaruit scholingstrajecten voor medewerkers worden aangeboden, te beginnen met scholing voor beginnende docenten. Ook de examinering van medewerkers voor de basis- en seniorkwalificatie examinering zal op termijn ingebracht worden in deze leeromgeving. Spoor 5 - Huisvesting Het jaar 2014 was een belangrijk jaar in de voortgang van het project huisvesting. Begin 2014 startte de nieuwbouw. In de zomervakantie werd ook een deel van de oudbouw verbouwd. Al met al een omvangrijk project waarbij tegelijk het primaire onderwijsproces voortgang vindt. Begin 2015 is de nieuwbouw in gebruik genomen. We zien uit naar het volledige resultaat.
Nieuwe programmastructuur Bij de start van het nieuwe studiejaar in september 2014 heeft een herschikking plaatsgevonden van de hogeschool brede strategische projecten die uitvoering geven aan het instellingsplan. Het opdrachtgeverschap werd gekoppeld aan de hogeschool brede beleidsterreinen Onderwijs, Onderzoek, Werkveld, Portfolio en Voorzieningen en toebedeeld aan de academiedirecteur die voor het betreffende beleidsterrein in het trilateraal overleg zit. De dienstdirecteur Onderwijs houdt als programmamanager regie op het geheel. Centraal in de programmastructuur staat dat alle projecten uit het programma gericht zijn op de ondersteuning van het primaire proces: het onderwijs. Het ontwerp van de curricula binnen de academies en het delen van ervaringen in academie-overstijgende leernetwerken staat in deze structuur dan ook centraal. Er is daarnaast een beperkt aantal projecten geformuleerd met een korte doorlooptijd en concrete mijlpalen. In onderstaande tabel wordt de voortgang per project in het najaar van 2014 weergegeven:
IP project
Beoogde resultaten
Resultaten
1. Onderwijsontwikkeling
Leercommunity ten behoeve van implementatie onderwijskader
• Kick-off met totale community • Leervragen geïnventariseerd • Bijeenkomsten voor onderwijsontwikkelaars over digitaal leren
2. Leven Lang Leren
Advies positionering Deeltijd Onderwijs (DTO) binnen de CHE
Rapportage opgeleverd en besproken. Project afgerond. Vervolgproject wordt voorbereid
3. Service Innovatie
RAAK Aanvraag ServInn
Aanvraag ingediend Vervolgproject gericht op inrichting toekomstbestendig zwaartepunt
4. Externe relaties
• Handboek strategische relaties • Pilots strategische relatie • Implementatie strategische relaties
Verkenning met projectgroepleden. Aanpak via action learning.
5. Bakens van Hoop
• Perspectieven op hoop • Onderzoek Praktijken • Analyse en conclusies
Vier onderzoekers hebben ieder een essay geschreven om te illustreren voor hun eigen praktijk wat hoop hierin betekent.
6. CHE Academy
• • • •
Makelaar Loket Aanbod Lerende cultuur
• Profielen van de makelaar en een kwartiermaker ontwikkeld. • Nu bespreking in Academie directeuren Overleg en Strategisch overleg
13
Strategie en beleid | HOOFDSTUK 1
Informatiemanagement In 2014 is Informatiemanagement (IM) verdergegaan om de aangeschafte applicaties dieper in de organisatie te gebruiken (verzilveren en verankeren) en waar mogelijk meer in te zetten binnen academies en diensten. Het project Printing On Demand is succesvol afgesloten: studenten hebben hogeschool breed de keuze om materiaal uit te laten printen (op eigen kosten) of gratis te downloaden van intranet (share point). De eerste feedback van de studenten is dat men tevreden is over deze dienst. Opvallend is dat het papierverbruik t.o.v. een jaar geleden weer is gehalveerd. Op het vlak van duurzaamheid zijn de revenuen dus snel zichtbaar. Een tweede voorbeeld van verankeren is het project Bewaartermijnen: door een goede inrichting van intranet in het primaire proces worden documenten en beroepsproducten eenvoudiger en vollediger gearchiveerd (conform de voorschriften van de Archiefwet). Hiermee is minder handwerk noodzakelijk in geval van accreditaties. Het CvB, studentzaken en een aantal academies hebben dit inmiddels op orde, de rest volgt in 2015. In 2014 was nog één groot strategisch IM project actief: IRIS. IRIS is de vervanging van het oude Studie Volg Systeem (SVS) en is gebaseerd op de Self Service filosofie: een student schrijft zelf in op een toets of vraagt een diploma aan en een docent voert zelf de cijfers in. Randvoorwaarde voor Self Service is dat bedrijfsprocessen (centraal) geharmoniseerd worden. Dit zal een serieuze efficiencywinst opleveren bij m.n. de ondersteuning. Ook is IRIS de basis voor de gewenste onderwijsflexibilisering. Daarbij wordt samengewerkt met team Onderwijs & Kwaliteit (O&K). Het verankeren en centraal regisseren van processen schuurt tegen de informele cultuur van de CHE en vraagt nog steeds gewenning. Na een extern adviesrapport met aanbevelingen is een vervolgproject gestart (IRIS4U) met een door de academies top vijf samengestelde lijst van prioriteiten, zoals aanvraag BAS en het zelfinschrijven op toetsen. Informatiebeveiliging is geen populair onderwerp, maar essentieel om de continuïteit te waarborgen. De urgentie wordt binnen de organisatie vaak niet echt gevoeld, omdat er een sterk gevoel van vertrouwen in de organisatie heerst. Dat is op zich goed, maar toch zijn er incidenten geweest en voldoet de CHE niet aan alle privacy (wet)regels. Daarom is een project opgestart met als thema ‘Naar een
verantwoord vertrouwen’. De eerste (beleids)stappen zijn gezet. Er wordt samen opgetrokken met het nieuwbouwproject rond de nieuwe flexplekken. Eveneens is een awareness bewustwordingscampagne gestart om de medewerkers meer bewust te maken van hun eigen verantwoordelijkheid. In 2015 zal nieuw wachtwoordbeleid ingevoerd worden en een formele audit uitgevoerd worden door externe deskundigen. Een nieuw initiatief is de start van Digitale Leer en Werk Omgeving (DLWO). Omdat o.a. het onderscheid tussen voltijd en deeltijd/duaal minder wordt en het werkveld meer betrokken gaat worden bij uitvoering van het onderwijsproces is behoefte ontstaan aan een DLWO die dat meer ondersteunt. Op basis van kleine projecten binnen academies zal in 2015 ervaring opgedaan worden met verschillende applicaties zoals ITsLearning en Butterfly. Voor de academie Gezondheidszorg is in samenwerking met ROCA12, ZGV en Opella een Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) aangeschaft. Deze wordt actief gebruikt in een aantal vakken van beide instellingen. Het werkveld wil graag dat de uitstromende studenten meer digitaal vaardig worden dan de huidige uitstroom. Het project is afgesloten met een mini-symposium in oktober en is een mooi voorbeeld van samenwerking met externe werkveldpartners. Het laat tevens zien dat een ITtoepassing actief gebruikt kan worden in het onderwijsproces. Tenslotte: studenten vragen steeds meer om een CHE-app om rooster- en cijferinformatie snel in te kunnen zien. In 2015 zal deze geïmplementeerd worden. Jubileum De CHE kijkt terug op een indrukwekkende en feestelijke jubileumweek. Gedurende drie dagen werden verschillende feestelijke bijeenkomsten belegd: een culturele avond waarop verschillende Psalmen werden uitgevoerd, een studentenfeest, een viering met alumni en externen, afgesloten met een reünie op de hogeschool. Het waren stuk voor stuk mooie ontmoetingen waarmee we het bijzondere feit dat de hogeschool 60 jaar bestond, hebben kunnen vieren.
1.4 V oortgang realisatie prestatie afspraken
In het instellingsplan heeft de CHE ook de prestatieafspraken met de minister van OCW opgenomen. Deze afspraken vormen een integraal onderdeel van
CHE | Jaarverslag 2014
1.4.1 P restatieafspraak profilering en zwaartepuntvorming
de strategische doelen van de CHE. De CHE heeft in deze prestatieafspraken vastgelegd welke ambities de school wil realiseren op het gebied van profilering en zwaartepuntvorming, kennisvalorisatie, studiesucces, kwaliteit en maatregelen.
Ambitie De CHE is in 2015 nog steeds een A-merk in het HBO, dat excelleert op de H, de B en de O. Als indicatoren voor het A-merk worden gehanteerd: 1. De studenttevredenheid 2. De tevredenheid van alumni 3. De uitkomsten van de accreditaties
In 2014 vond de midterm review van deze afspraken plaats. De Reviewcommissie heeft geconstateerd dat de CHE in voldoende mate een start heeft gemaakt met de uitvoering van de afgesproken plannen. De CHE heeft voortgang geboekt met het realiseren van haar ambities die tot doel hebben de onderwijsdifferentiatie te vergroten en zich te profileren op onderzoek. Het viel de Reviewcommissie op dat de eigen identiteit van de Christelijke Hogeschool Ede en de ambitie om het onderwijs aan te laten sluiten op het concept diensteninnovatie (Service Innovation Food Valley) sterk doorklinkt in de planvorming en concrete initiatieven bij onderwijsdifferentiatie. Wat betreft het onderzoek merkte de commissie op dat de CHE de aanbevelingen uit de externe onderzoeksvisitaties opgevolgd heeft en onderzoek concentreert op het zwaartepunt Diensteninnovatie. De CHE werkt daarbij samen samen met regionale partners (in onderwijs, zorg en bedrijfsleven) en hogescholen, in het kader van het ZEG-samenwerkingsverband (VIAA en Driestar Educatief Gouda) en het Centre of Expertise ‘Persoonlijk meesterschap’. Aandachtspunt is nog de betrekkelijk bescheiden ontwikkeling op excellentieonderwijs.
Voortgang realisatie 1. Studenttevredenheid Als indicator voor het meten van de studenttevredenheid gelden de tevredenheidsscores uit de NSE 2014 op het item ‘studie in het algemeen’. Uit onderstaande tabel blijkt dat 5 van de 10 opleidingen een 4,0 of hoger scoren op dit thema. Hiermee komt de totaalscore van de CHE uit op 4,0 en voldoet de CHE aan de norm van de prestatieafspraak. 2. Tevredenheid van alumni De indicatoren voor de tevredenheid van alumni zijn de percentages alumni die aangegeven hebben (zeer) tevreden te zijn over ‘de opleiding in het algemeen’, ‘de voorbereiding op de beroepsloopbaan’ en ‘de opleiding als basis voor het verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden’. De tevredenheid van alumni is met name over ‘de opleiding in het algemeen’ en de ‘opleiding als basis voor het verder ontwikkelen van kennis
BMER COM GPW HRM Je studie in het algemeen
4,2
3,9
3,9
4,2
JRN
MWD
LBA
GL
SPH
VP
CHE
3,7
4,2
3,9
3,3
4,1
4
4
TABEL 1.4.1.B-1: Resultaten op het item ‘Je studie in het algemeen’ voor de voltijdopleidingen (bron NSE 2014), CHE kwaliteitszorg-rapportage 2014-II, schaal 1-5.
Voltijd
Deeltijd
Duaal
Gem.
Landelijk
Opleiding in het algemeen
84
88
60
84
65
Voorbereiding op de beroepsloopbaan
59
73
60
63
48
Opleiding als basis voor het verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden
73
86
80
76
65
TABEL 1.4.1.B-2 Percentage (zeer) tevreden alumni over genoemde items (Bron: HBO-monitor 2013), CHE kwaliteitszorgrapportage 2014-I.
15
Strategie en beleid | HOOFDSTUK 1
Opleiding
Eindoordeel
Standaard 1
Standaard 2
Standaard 3
Beoogde eindkwalificaties
Onderwijsleeromgeving
Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
COM
Voldoende
Goed
Goed
Voldoende
JRN
Voldoende
Goed
Goed
Voldoende
BMER
Voldoende
Goed
Goed
Voldoende
VP
Voldoende
Goed
Voldoende
Voldoende
MWD
Voldoende
Goed
Goed
Voldoende
LBA1
Voldoende
Voldoende
Goed
Voldoende
TABEL 1.4.1.B-3 Tabel 3: Uitkomsten recente accreditaties beperkte opleidingskader, CHE kwaliteitszorgrapportage 2014-III
en vaardigheden’ hoog. Op alle items ligt de score van de CHE ruim boven het landelijk gemiddelde. 3. Accreditatiestandaarden Vanaf 2011 zijn de opleidingen beoordeeld met het beperkte opleidingskader. De meeste opleidingen binnen de CHE scoren bij een accreditatie op de eindkwalificaties ‘goed’, op de onderwijsleeromgeving ‘goed’ en op toetsing ‘voldoende’. Om als eindoordeel voor de opleiding een ‘goed’ te kunnen scoren moet in ieder geval standaard 3 (toetsing) met ‘goed’ beoordeeld zijn. Het eindoordeel bij de accreditaties komt voor de opleidingen van de CHE daardoor steeds uit op een voldoende. Toekomstige ontwikkelingen Hogeschoolbreed is er sprake van een beweging van onderwijsvernieuwing om een A-merk in het HBO te kunnen blijven en ook in de toekomst goed op te leiden voor de snel veranderende beroepspraktijk. Om hier richting aan te geven is een onderwijskader vastgesteld. 1.4.2 Prestatieafspraak Kennisvalorisatie 1.4.2.a Bijdragen Human Capital Agenda (HCA) Ambitie Vanuit ons profiel en onze deskundigheid leveren wij een bijdrage aan de Human Capital Agenda’s van de topsectoren Agrofood en Life Sciences & Health. Wij onderzoeken de mogelijkheid van een nieuwe HBO-bachelor-opleiding “Leefstijl en gezondheid” 1
(werktitel), in samenwerking met Wageningen UR en Ziekenhuis Gelderse Vallei. Dit voornemen illustreert ons staande beleid en bredere kwalitatieve ambitie om het beroepenveld meer initiërend te maken richting het onderwijs, ondersteund door de lectoraten en het onderzoek. Voortgang realisatie De CHE maakt deel uit van de Kennisas Ede-Wageningen. Deze as ligt in de Food Valley waar gewerkt wordt aan de sectoren Life Sciences & Health en Agri & Food. De CHE wil de komende jaren actief uitvoering geven aan de strategische agenda van de Food Valley. De Wageningen Universiteit (WUR) is beoogd academische partner. De CHE neemt deel aan het Bestuurlijk Overleg Human Capital Agenda (HCA) van onderwijspartners, overheid en werkgevers, voorgezeten door de provincie Gelderland. Afgelopen jaar is daar zowel een kwantitatief als kwalitatief onderzoek gepresenteerd naar vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, opgesplitst naar de verschillende Gelderse regio’s. In 2014 heeft de CHE gekozen voor het zwaartepunt “Service Innovation Food Valley”. Begin 2014 zijn werksessies gehouden met partners uit de triple helix in de Food Valley over specifieke wensen m.b.t. waardengerichte innovatie en professionalisering. In die vraagarticulatie kwam, als reactie op de participatiesamenleving, de behoefte aan diensteninnovatie centraal te staan. Diensteninnovatie gaat over het verbeteren van diensten in economie en maat-
Het definitieve oordeel van de NVAO wordt in het voorjaar van 2015 verwacht.
CHE | Jaarverslag 2014
schappij, door nieuwe concepten, methoden en modellen te bedenken, te testen en te implementeren. Voorjaar 2014 heeft het College van Bestuur, met instemming van de Academies, “Service Innovation Food Valley” als zwaartepunt benoemd. Het wordt daarmee een onderscheidend en centraal thema binnen de CHE als het gaat om onderwijs, onderzoek en dienstverlening. Het beoogt nieuwe concepten van dienstverlening te ontwikkelen die aansluiten bij de ontwikkeling van de HCA van de topsectoren. Het gaat om waardengerichte innovaties voor de HBO-professional en voor het werkveld, in samenwerking met partners uit de triple helix, waarbij eindgebruikers de regie behouden. Kennisvalorisatie richting onderwijs en werkveld staat centraal. Najaar 2014 is een consortium gevormd met partners uit de triple helix in de Food Valley en een z.g. Raak Pro subsidieaanvraag voorbereid bij de Stichting Innovatie Alliantie (SIA). WUR is met de Alliantie Voeding Gelderse Vallei de belangrijkste kennispartner. De aanvraag is de eerste in een reeks om het zwaartepunt in te richten en heeft als doel om in Living Labs kennis en competenties te ontwikkelen m.b.t. het bevorderen van voedingsgerelateerde vitaliteit van ouderen. De aanvraag is voorbereid vanuit brede participatie van de academies en lectoraten. Het voornemen om een bachelor te ontwikkelen rond het thema van Voeding & Gezondheid, krijgt hier een nieuwe invulling in de vorm van minoren en excellentieprogramma’s. De profilering met “Service Innovation Food Valley” is voor de regio FoodValley (het gemeentelijk samenwerkingsverband) aanleiding om projecten vorm te willen geven die passen binnen de strategische (inter)nationale agenda van de Regio FoodValley. De eerste gesprekken hebben plaatsgevonden en de CHE heeft op uitnodiging deelgenomen aan een werkbezoek van de regio FoodValley aan de Open Days in Brussel in oktober. Toekomstige ontwikkelingen Voor 2015 staat de verdere ontwikkeling van het zwaartepunt op de agenda; inhoudelijk en qua positionering. Er is een plan van aanpak opgesteld om de juiste afwegingen te kunnen maken. In mei 2015 wordt bekend of de subsidieaanvraag bij Raak Pro van SIA wordt gehonoreerd. Het voorgestelde onderzoek is er niet afhankelijk van, maar de omvang zal er wel door bepaald worden. De Regiegroep van de topsector Life Sciences & Health heeft dit voorjaar het initiatief genomen tot het opstellen van een agenda voor praktijkgericht onderzoek naar innovatie van zorg, die aansluit bij het innovatiecontract en de bestaande roadmaps
van de topsector. Deze agenda moet leiden tot samenwerking tussen het HBO en publieke en private partijen, met een solide economische component. De CHE is als lid geaccepteerd en uitgenodigd mee te doen aan de interactieve uitwisseling met lectoren en onderzoekers over de meest kansrijke onderzoeksthema’s onder de topsector. 1.4.2.b Verdubbeling fte-inzet onderzoeksportefeuille Ambitie Met betrekking tot onze onderzoeksportefeuille (dat wil zeggen het geheel van lectoraten, kenniskringen, onderzoeksactiviteiten, promoties en dergelijke) realiseren wij een verdubbeling van de inzet van fte’s. Voortgang realisatie Bij de start van de prestatieafspraken bedroeg de totale fte-inzet op de onderzoeksportefeuille 5,7 fte (3,2 fte lectoren en 2,5 fte onderzoekers, exclusief promovendi (1,7 fte in de 0-meting)). Dit betekent dat de CHE als resultaat van de prestatieafspraak streeft naar 11,4 fte-inzet. In 2014 is de inzet van fte ten behoeve van de onderzoeksportefeuille ten opzichte van de nulmeting gestegen van 5,7 naar 10,4. Toekomstige ontwikkelingen Het onderzoeksplan Bakens van Hoop is vertaald in een jaarplan. Voor 2015 staat de uitvoering van vier deelprojecten centraal. In het eerste project staat de onderzoeksvraag centraal wat hoopvol handelen in de professionele praktijk betekent en waarin het verschilt van professioneel handelen in de technische rationaliteit. Het tweede project richt zich op het ontwikkelen van een conceptueel kader en eigen methodiek. De andere twee projecten beogen de invulling van het associate lectoraat dat de CHE in samenwerking met de Lelie Zorggroep is gestart en de koppeling van het onderzoeksplan met het zwaartepunt van de CHE Service Innovation Food Valley. 1.4.3 Prestatieafspraak Studiesucces 1.4.3.a Bachelorrendement Ambitie Bij het maken van de prestatieafspraken bedroeg ons vijfjaars-rendement voor voltijd bachelorstudenten die de propedeuse behaald hebben 73%. Dat is ten opzichte van het sectorgemiddelde van multisectorale hogescholen een hoog percentage. Desalniettemin willen wij extra ambitie tonen door dit percentage te verhogen tot 75 % in 2015.
17
Strategie en beleid | HOOFDSTUK 1
Theologie lectoren
totaal aantal
totaal fte
aantal gepromoveerden
docenten en andere onderzoekers
1
0,7
1
4
0,6
4
ondersteuning
2
0,4
2
0,2
promovendi studenten
Educatie lectoren
docenten en andere onderzoekers
promovendi
ondersteuning studenten
Mens & Organisatie lectoren
docenten en andere onderzoekers
10
totaal aantal
totaal fte 0,5
1
3
0,6
0
0
0
1
0,5
0
totaal aantal 1
totaal fte
1 0
3
0,5
3
0,3
studenten
1
0,2
4
Gezondheidszorg lectoren
totaal aantal
aantal gepromoveerden
0,5
promovendi
ondersteuning
aantal gepromoveerden
1
totaal fte
aantal gepromoveerden
docenten en andere onderzoekers
1
0,7
1
4
0,65
1
ondersteuning
1
0
2
0,25
promovendi studenten
Journalistiek & Communicatie lectoren
40
totaal aantal 1
totaal fte 0,6
1 1
docenten en andere onderzoekers
7
1,16
ondersteuning
1
0,6
0
0
promovendi studenten
Sociale Studies lectoren
docenten en andere onderzoekers promovendi
ondersteuning studenten
Totaal
lectoren
docenten en andere onderzoekers promovendi
ondersteuning
studenten
0
totaal aantal
aantal gepromoveerden
totaal fte
aantal gepromoveerden
1
0,9
1
18
3,12
1
3
1,2
3
0,62
212
totaal aantal
totaal fte
aantal gepromoveerden
6
3,9
6
39
6,63
7
10
2,5
9
1,77
266 TABEL 1.4.2b Onderzoeksinzet 2014 - peildatum 1 januari 2014.
CHE | Jaarverslag 2014
Voortgang realisatie De gegevens over studiesucces zijn beschikbaar tot en met cursusjaar 2012/2013.
voorkomen. We helpen deze studenten met het oplossen van eventuele deficiënties of we bekijken samen hoe we de studieloopbaan op een andere wijze kunnen vervolgen. Het aantal uitgereikte BAS-sen is afgenomen in 2013-2014.
Het totale rendement van de CHE was voor de instroom van 2008 en in het merendeel van de voorgaande jaren hoger dan 75% en daarmee voldoende.
Het CHE-gemiddelde voor uitval was in 2012 nipt hoger dan de gewenste 25% (de gewenste norm). In de laatste drie jaar was de uitval op de norm of iets te hoog. De CHE is in 2013 gestart met de invoering van studiekeuzeadviezen en –gesprekken met het oog op de invoering van de 1 mei inschrijftermijn. Intussen wordt van alle uitvallers de reden van uitval onderzocht. Deze informatie proberen we in de voorlichting en adviesactiviteiten te betrekken om potentiële studenten bij hun keuze te begeleiden en daarmee de uitval van eerstejaarsstudenten te verminderen.
1.4.3.b. Uitval eerstejaarsstudenten Ambitie Met het oog op dit hogere rendement zet de CHE in op een versterking van de selectieve functie van de propedeuse, waarbij vooral de beroepshouding en beroepsvaardigheden een belangrijk selectiecriterium zijn. Wij streven naar het beperken van de uitval in het eerste jaar van de voltijdse opleidingen tot 25 % in 2015.
1.4.3.c Switch
Voortgang realisatie Een mogelijkheid om te selecteren in de propedeuse is het geven van een bindend studieadvies (BAS). We doen dit conform artikel 7.9 derde lid van de WHW. We geven studenten die na het eerste semester van het eerste jaar nog onvoldoende studiepunten hebben een zogenaamde “waarschuwings-BAS”. Daaraan koppelen we een studieloopbaanadvies. Op deze wijze proberen we een BAS te
CHE
Ambitie Het percentage studenten dat switcht binnen de CHE blijft stabiel en ligt in 2015 tussen de 10 en 12 procent. Voortgang realisatie In de afgelopen 9 jaar is de switch onder de streefnorm van 10% gebleven.
2003
2004
2005
2006
2007
2008
76,7
77,5
77,9
73,9
81,4
78
Rendement n+1 %
TABEL 1.4.3.B Bachelorrendement CHE (Bron: pdf 1 cijfer HO), CHE kwaliteitszorgrapportage 2014-I
CHE Uitval %
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
20,2
18,2
22,2
28,9
26,9
23,3
26,4
25
27,9
25,1
TABEL 1.4.3.B Uitval eerstejaars CHE (Bron: pdf 1 cijfer HO), CHE kwaliteitszorgrapportage 2014-I
CHE Switch %
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
3,2
2,3
4,2
9,1
9,7
8,6
7,8
8,9
7,7
9
TABEL 1.4.3.B Switch CHE (Bron: pdf 1 cijfer HO), CHE kwaliteitszorgrapportage 2014-I
19
Strategie en beleid | HOOFDSTUK 1
Opleidingen / cursusjaar
2008-2009 2009-2010
2010-2011
2011-2012
2012-2013
2013-2014
VP
1
1
3
7
9
13
LBA
18
30
24
13
18
40
GL
7
0
1
6
1
4
GPW
7
4
6
7
5
11
BKM
5
2
11
15
18
19
HRM
1
0
8
6
9
1
JRN
2
8
7
12
7
12
COM
3
11
13
27
6
14
MWD
5
14
6
9
7
6
SPH
7
5
15
16
12
10
TOTAAL CHE
56
75
94
118
92
130
TABEL 1.4.3.B Uitgereikte Bindende Afwijzende Studieadviezen (bron: CHE)
1.4.3.d Toekomstige ontwikkelingen Studiesucces Wat betreft het ‘Studiesucces’ voldoen het bachelorrendement en het percentage switch aan de norm. De uitval van de eerstejaars is wat te hoog. Dit kan mede veroorzaakt worden door de strenge selectie in de propedeuse die op zijn beurt wel weer een gunstig effect heeft op het bachelorrendement. De verhoging van het rendement zal dus nadrukkelijk niet gezocht moeten worden in het versoepelen van de propedeuseeisen maar eerder in selectie aan de poort (goed studieadvies) en een krachtige leeromgeving in de propedeuse. Door de extra aandacht die er sinds vorig jaar is voor de studiekeuze van de student, verwachten we dat het rendement van de propedeuse gaat stijgen. 1.4.4 Prestatieafspraak Kwaliteit 1.4.4.a Studenttevredenheid Ambitie • Onze algemene studenttevredenheid bevindt zich op een zeer hoog niveau. Op vrijwel alle indicatoren van de Nationale Studentenenquête scoren wij significant boven het branche-gemiddelde. Het is onze ambitie om dit hoge niveau te handhaven.
Op het item ‘studenttevredenheid over de opleiding in het algemeen’ realiseren wij voor de voltijdse opleidingen een gemiddelde studenttevredenheid van 4 op een 5-puntsschaal. Daarnaast realiseren wij een hoge studenttevredenheid op onze kernwaarden (inhoud, relatie en verantwoordelijkheid). • We willen de komende jaren investeren in onze huisvesting en ook langs die weg onze student- en medewerkerstevredenheid nog verder verhogen. Voortgang realisatie Als indicator voor het meten van de studenttevredenheid worden de volgende scores uit de NSE 2014 gebruikt: • Score op de tevredenheid ‘studie in het algemeen’; • CHE-kernwaarde Inhoud: Themascore ‘Inhoud en opzet van het onderwijs’ (gemiddelde score op de subvragen); • CHE-kernwaarde Relatie: Themascore ‘Studiebegeleiding’ (gemiddelde score op de subvragen); • CHE-kernwaarde Verantwoordelijkheid: Themascore ‘Voorbereiding op de beroepsloopbaan’ (gemiddelde score op de subvragen). De totaalscore van de CHE komt voor de NSE 2014 evenals in 2013 uit op 4,0. Hiermee wordt aan de streefnorm voldaan. Voor de themascores die gerelateerd zijn aan
CHE | Jaarverslag 2014
de kernwaarden wordt op CHE-niveau een streefwaarde van tenminste 3,5 gehanteerd. Op alle drie de thema’s wordt hier voor 2013 en 2014 aan voldaan.
is dat de geplande uitbreiding en modernisering de tevredenheid verder zal verhogen. De alumni zijn zeer tevreden over de opleidingen van de CHE. De tevredenheid van werkveldpartners zal onderzocht worden vanuit de portefeuille Werkveld.
1.4.4.b Tevredenheid alumni en werkveldpartners
1.4.5 Prestatieafspraak Maatregelen
Ambitie Het is onze ambitie om een aanvullende tevredenheidsindicator te gaan hanteren, namelijk die de tevredenheid van alumni en werkveldpartners, waarbij we hetzelfde tevredenheidsniveau nastreven als dat van onze studenten.
1.4.5.a Opleidingsniveau docentencorps verhogen Ambitie • De CHE scoort in accreditaties en in de NSE hoog op de samenhang in het onderwijsprogramma en de kwaliteit van het personeel. Zestig procent van het docentencorps dat dit realiseert bezit momenteel een master- of doctorstitel. Als middel om de ambities van de prestatieafspraken te realiseren, willen wij dit percentage behoedzaam, maar gericht verhogen tot 75 % (als percentage van het totaal aantal docenten en kenniskringleden) in 2015.
Voortgang realisatie De alumni zijn zeer tevreden, de scores van de CHE zijn hoger dan het landelijk gemiddelde. De samenwerking met het werkveld neemt toe. Het werkveld geeft op veel manieren kwalitatieve feedback aan de CHE, er is (nog) geen kwantitatieve indicator ontwikkeld. Reden hiervoor is de grote verscheidenheid aan werkveldpartners en de variatie in de wijze waarop zij met de CHE samenwerken. Dit wordt verder opgepakt vanuit de portefeuille Werkveld.
Voortgang realisatie Het percentage masters zit nog onder het gewenste niveau dat aangegeven is in de prestatieafspraak. Er is nog een aantal docenten bezig met het behalen van een master voor 2015. In combinatie met actief personeelsbeleid dat gericht is op het aannemen van docenten met een mastergraad leidt dit naar verwachting tot het behalen van de prestatieafspraak op dit punt.
1.4.4.c Toekomstige ontwikkelingen Kwaliteit Wat betreft de prestatieafspraak ‘Kwaliteit’ scoort de CHE op studenttevredenheid gemiddeld een 4,0 en op de relevante themascores tenminste 3,7. Daarmee wordt voldaan aan de ambitie die in de prestatieafspraak is vastgelegd. Wat betreft de tevredenheid over de huisvesting scoren de medewerkers en studenten in het diensttevredenheidsonderzoek positief. De verwachting
1.4.5.b Onderwijscontacttijd Ambitie De CHE wil blijven excelleren op de “B” van HBO. Daarom hanteren wij een onderwijsconcept waarin
NSE 2014 voltijdopleidingen
1
CHE1 2014
CHE1 2013
Je studie in het algemeen
4
4
Inhoud (themascore ‘Inhoud en opzet van het onderwijs’)
3,7
3,7
Relatie (themascore ‘Studiebegeleiding’)
3,9
3,9
Verantwoordelijkheid (themascore ‘Voorbereiding op de beroepsloopbaan’)
4,1
4,1
TABEL 1.4.4.b Resultaten op de genoemde thema’s voor de voltijdopleidingen (bron NSE 2014), CHE kwaliteitszorgrapportage 2014-II
Gewogen gemiddelde
(Zeer) tevreden over studie
%
Voltijd
Deeltijd
Duaal
Gem.
Landelijk
84
88
60
82
65
TABEL 1.4.4.b Tevredenheid alumni (Bron: HBO-monitor 2013), CHE kwaliteitszorgrapportage 2014-I
21
Strategie en beleid | HOOFDSTUK 1
Masters Norm => 75%
T1 2013
T3 2013
T1 2014
Gezondheidszorg
44,0%
48,2%
50,0%
Educatie
63,2%
70,0%
67,8%
Sociale Studies
49,1%
48,2%
53,8%
Mens en Organisatie
65,0%
73,7%
80,0%
Journalistiek en Communicatie
75,7%
67,7%
65,8%
Theologie
90,9%
91,9%
94,2%
CHE - Totaal
59,0%
61,1%
62,4%
TABEL 1.4.5.b Percentage master- of doctorstitels (bron: P&O), CHE kwaliteitszorgrapportage 2014-I
het onderwijs in nauwe samenwerking met de beroepspraktijk wordt aangeboden. Studenten worden daarin intensief door onze docenten begeleid. Deze aanpak begint al in het eerste studiejaar en wordt door onze studenten zeer hoog gewaardeerd (zie NSE). De indicator die de CHE hanteert is de optelsom van “binnenschools” en “buitenschools” leren. In het eerste jaar bedraagt deze tijd tussen de 12 en 20 uur, waarvan minimaal 10 uur contacttijd volgens de definitief van de Reviewcommissie Hoger Onderwijs (RCHO) in 2015.
Academie
Opleiding
Gezondheidszorg
Verpleegkunde
Voortgang realisatie Wat betreft de prestatieafspraak contacttijd is er een verhoging te zien ten opzichte van 2013. Nog niet alle opleidingen voldoen aan de norm. Bij een aantal opleidingen is de verhoging van de contacttijd meegenomen in de ontwikkeling van een nieuw curriculum dat in het studiejaar 2015/2016 geïmplementeerd wordt. Op basis van de definitie van onderwijsintensiteit van de RCHO hebben de kwaliteitszorgmedewerkers van de academies de gegevens in de onderstaande tabel aangeleverd.
Contacttijd 12/13 (/40wk)
Totaal aantal uren 13/14
Contacttijd 13/14 (/40wk)
7
325
8,1
430
10,8
Verpleegkunde – VWO route Educatie
Leraar Basisonderwijs
10
440
12
Theologie
Godsdienstleraar
9
361
9
Godsdienst pastoraal werk
10,5
419
10,5
Mens &
Bedrijfskunde MER
8,9
399
10
Organisatie
HRM
8,9
399
10
Journalistiek & Communicatie
Communicatie
8,2
329
8,2
Journalistiek
7,9
317
7,9
Sociale studies
Maatschappelijk werk en dienstverlening
8,8
486
12,2
Sociaal pedagogische hulpverlening
8,8
486
12,2
TABEL 1.4.5.b Onderwijscontacttijd 1e jaar voltijdopleidingen CHE 2013-2014, CHE kwaliteitszorgrapportage 2014-I
CHE | Jaarverslag 2014
1.4.5.c. Overhead De verhouding onderwijzend personeel (OP) versus onderwijsondersteunend personeel (OOP) is 1,6 per ultimo 2014. De prestatieafspraak is 1,56 per ultimo 2015. Voor 2015 zal het aantal OP licht toenemen terwijl het aantal OOP licht zal afnemen dan wel gelijk blijven, zodat de ratio per saldo zal toenemen. De ontwikkeling wordt per rapportagemoment gevolgd en de CHE verwacht dan ook dat de prestatieafspraak op dit punt gehaald zal worden. Indien nodig zal tussentijdse bijsturing plaats vinden.
1.5 Governance 1.5.1 Raad van Toezicht De Raad van Toezicht (RvT) is een onafhankelijk orgaan dat toezicht houdt op de wijze waarop het CvB de CHE bestuurt. De RvT vergaderde in 2014 zes keer. Doelen toezicht De RvT heeft in 2014 naast de reguliere toezichthoudende taken, zich gericht op een aantal specifieke thema’s, zoals de voortgang van de nieuw- en verbouw van de CHE, de uitkomsten van het kwaliteitszorgonderzoek en de onderwijskwaliteit, waaronder de kwaliteit van toetsing. Ook heeft de RvT zich in 2014 in het bijzonder gericht op het thema identiteit, onder meer door middel van een gesprek over dit thema met studenten en medewerkers van de CHE. Managementletter De RvT bespreekt jaarlijks de managementletter die in opdracht van het CvB door een accountant van EY wordt opgesteld. De accountant oordeelde dat de CHE goed in control is en rond huisvesting de benodigde beheersmaatregelen op orde heeft. De RvT heeft het CvB geadviseerd om de decentrale financiële functie verder gestalte te geven en daarmee de interne beheersing te verbeteren. Daarenboven is gesproken over informatiebeveiliging, de voortgang op privacyregelingen en de relatie van deze thema’s met IT-ontwikkelingen. Jaarverslag, jaarrekening 2013 en accountantsverklaring De RvT keurde het jaarverslag van de CHE over 2013 goed. Door de accountant (EY) is een goedkeurende verklaring afgegeven. De financiële situatie van de CHE is opnieuw gezond, ook als de plannen met betrekking tot huisvesting en de prestatieafspraken worden meegewogen. De RvT heeft met het CvB de kansen en risico’s besproken, zoals studie-uitval,
de voortgang op de prestatieafspraken, en de strategische doorontwikkeling van het post-HBO cursus- en trainingsaanbod (Transfer). Het CvB is door de RvT decharge verleend voor het in 2013 gevoerde beleid. Rapportages, kaderbrief en begroting 2015, meerjarenperspectief Tijdens het jaar is de RvT aan de hand van trimesterrapportages geïnformeerd over de financiële resultaten. De managementrapportages omvatten een integraal verslag van de resultaten en voortgang in de beleidsuitvoering van onderwijs, onderzoek, instellingsplan, kwaliteitszorg en financiën, inclusief een financiële prognose. In het voorjaar is het financieel kader voor 2015 vastgesteld, in samenhang met de Kaderbrief 2015. In december is de begroting 2015 goedgekeurd. De RvT beoogt met het CvB meer aandacht te schenken aan inhoudelijke vraagstukken zoals de ontwikkeling van het CHE-profiel Service Innovation Food Valley, de uitdagingen op het gebied van deeltijdonderwijs en Transfer, en strategisch personeelsbeleid. Huisvesting In 2014 is de nieuwbouw en verbouw van de CHE van start gegaan. Nadat begin 2014 tot definitieve gunning kon worden overgegaan, is begonnen met de sloop van de noodgebouwen op het Sonocoterrein en gestart met de nieuwbouw. In de zomerweken van 2014 is daarnaast gestart met de verbouwing van de oudbouw. De RvT is nauw betrokken op de voortgang van het huisvestingsproject en ziet daarbij in het bijzonder toe dat het CvB stuurt op het bewaken van de juiste balans in de aspecten tijd, geld en kwaliteit gedurende het verloop van het project en adviseert het CvB hierover. Raadsaangelegenheden De RvT heeft tijdens een besloten zitting in februari 2014 het eigen functioneren geëvalueerd. De RvT doet dit afwisselend met en zonder externe begeleiding. Hierbij heeft de RvT gebruik gemaakt van de vragenlijst uit het landelijk erkende en gebruikte boek Toolkit Toezicht Onderwijs, een uitgave van het Nationaal Register. Verder heeft de RvT in 2014 gewerkt aan de invoering van de vernieuwde branchecode Goed Bestuur. De RvT heeft in een toezichtsvisie, toezichtskader en toetsingskader vastgelegd waarom, waarop en hoe zij toezicht houdt binnen de CHE. De resultaten van dit traject zijn op de website van de CHE gepubliceerd.
23
Strategie en beleid | HOOFDSTUK 1
Tot slot is in 2014 afscheid genomen van de heer Dijkgraaf. De heer Dijkgraaf heeft acht jaar zitting gehad in de RvT en was niet opnieuw benoembaar. In december heeft de raad stilgestaan bij het vertrek van de heer Dijkgraaf met veel waardering voor zijn bijdrage aan de RvT. In de vacature die hij achterliet is een opvolger gevonden in de persoon van de heer R. Bisschop die per 1 januari 2015 is toegetreden tot de RvT. De heer Bisschop is lid van de SGP-fractie in de Tweede Kamer en heeft tientallen jaren ervaring in het onderwijsveld. Hij vormt een welkome aanvulling voor de RvT. Medezeggenschapsraad en de Raad van Toezicht De RvT heeft twee keer overleg gevoerd met de Medezeggenschapsraad over de voortgang van beleid. Concreet is gesproken over identiteit, huisvesting, het financiële beleid, toetsbeleid, ontwikkeling van digitale hulpmiddelen en de betrokkenheid van medezeggenschap bij het tot stand komen van de begroting, de planning en control, informatiemanagement en de samenwerking met het CvB. De Medezeggenschapsraad spreekt opnieuw van een goede en open communicatie met het CvB. Commissies Er functioneren twee commissies binnen de RvT, te weten de auditcommissie en remuneratiecommissie. De remuneratiecommissie vergaderde twee keer. De auditcommissie zes keer. In de auditcommissie is onder meer gesproken over de managementletter, het jaarverslag en de jaarrekening 2013, de begroting 2015, het meerjarenperspectief 2015, en de huisvestingsplannen. Verder heeft de auditcommissie toegezien op de implementatie van de nieuwe Governancecode HBO en het realiseren van het Controlbeleid, het Treasurystatuut en de managementrapportages. Bovendien is er met het CvB aan de hand van een zogenaamde stresstest gesproken over welke sturingsinstrumenten de CHE tot zijn beschikking heeft mochten zich risico’s voordoen, zoals dalende studenteninstroom. In de remuneratiecommissie is gesproken over de voorstellen met het oog op de evaluatie van de RvT, het functioneringsgesprek met het CvB en de invulling van de vacature van de heer Dijkgraaf. Beide commissies zijn adviescommissies van de RvT. De RvT komt tot een eigen oordeel, gehoord hebbende de adviezen, dan wel de bevindingen van de beide commissies.
1.5.2 Medezeggenschap en studentenparticipatie Gedurende het verslagjaar is er constructief overleg geweest tussen het CvB en de Hogeschoolraad (HR). Naast de jaarlijks terugkerende thema’s als financiën, kaderbrief en OER speelden zaken als de selectie van een nieuw RvT-lid, huisvesting, identiteit, het medewerkerstevredenheidsonderzoek, de nieuwe cao en het gewijzigde directiereglement. Naast de HR zijn er Academieraden (AR’en), die een constructief-kritische gesprekspartner vormen van het academiemanagement bij financiën, jaarplan en OER. Halfjaarlijks vindt er formeel overleg van HR en AR’en plaats. Daarnaast hebben HR en AR’en tussentijds frequent informeel overleg. Afgelopen jaar heeft de HR onder meer ingestemd met de werkkostenregeling en de regeling profileringsfonds. Het CvB bestempelt het overleg met de HR als constructief, inhoudelijk en kritisch. Naast het overleg met het CvB heeft de HR ook twee maal per jaar overleg met de RvT. De studentgeleding van de HR (SHR) bestaat uit zeven studenten en is daarmee voltallig. De SHR denkt proactief mee met het College van Bestuur en wordt door hen ook actief betrokken. Op landelijk niveau denkt de SHR inhoudelijk mee over de ontwikkelingen in politiek Den Haag met betrekking tot studeren en de studenten door middel van lidmaatschap van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO). De SHR heeft het afgelopen jaar diverse studentgebonden thema’s op de agenda van het CvB gezet, waarbij te denken valt aan het digitaliseren van (hoor)colleges, een CHE-app, toetsing, de boekenlijsten en andere praktische onderwerpen. 1.5.3 Klachtenafhandeling De CHE heeft een centraal klachtenloket bij Bureau Studentzaken. Dit loket is ingesteld op basis van paragraaf 2.7 van het studentenstatuut. Studenten kunnen hier terecht voor klachten over het niet nakomen van verplichtingen jegens hen, of indien zij door een handeling van een medewerker menen te zijn getroffen in hun belang. Het loket screent de melding op indieningsvoorwaarden en stuurt de klacht vervolgens door naar het opleidingsmanagement of de desbetreffende commissie. Het management of de Commissie verklaart de klacht niet ontvankelijk, ongegrond of neemt hem in behandeling. Het klachtenloket bewaakt de voortgang, totdat de klacht gesloten kan worden. Bij de klachtenbalie zijn in 2014 acht klachten ontvangen. Zeven zijn naar tevredenheid afgehandeld. Eén klacht loopt door tot in
CHE | Jaarverslag 2014
Klacht over (type)
2013
2014*
Cijfer(verwerking)
1
1
Procedure
9
4
BAS
2
Lesprogramma
1
Docent (stijl, bereikbaarheid, etc.)
5
Toets
1
Overig
4
* één klacht kan aan meerdere typeringen zijn verbonden
2015. De aard van de klacht wordt gecodeerd in één of meer types, zoals in de tabel weergegeven. Daarnaast heeft de CHE een vertrouwenspersoon en een klachtencommissie voor meldingen met betrekking tot ongewenst gedrag. Zie voor meer informatie hoofdstuk 3.3.1 over de activiteiten van de vertrouwenspersoon. Bij de klachtencommissie ongewenst gedrag is gedurende dit jaar geen klacht ingediend.
1.6 Samenwerkingsverbanden CHE
De CHE zoekt op bestuurlijk en op academieniveau samenwerking en is als actief lid betrokken bij zowel landelijke, regionale als lokale (maatschappelijke) instellingen. Op lokaal niveau overleggen we regelmatig met de onderwijspartners op de Kenniscampus Ede en met de gemeente. Op regionaal niveau zijn we onder meer betrokken op de Kennis-as Ede-Wageningen, FoodValley en onderhouden we contacten met de provincie Gelderland. Landelijk zoeken we samenwerking met instellingen als Lelie Zorggroep, Verus of Refo 500 en zijn we actief lid van de Vereniging Hogescholen. De samenwerkingsrelaties die we aangaan zijn steeds gericht op het versterken van deskundigheid en kwaliteit van ons onderwijs dan wel de invulling van onze identiteit. In het kader van stages en projecten werken al onze opleidingen intensief samen met bedrijven en instellingen binnen de werkvelden waarvoor we opleiden. Ook zijn al onze opleidingen vertegenwoordigd in de landelijke opleidingsoverleggen. Een overzicht van de organisaties waar de CHE actief lid van is of mee samenwerkt is te vinden op www.che.nl/ nl-nl/over-de-che/samenwerkingsverbanden. Ontwikkelingen 2014 De goede relatie van de CHE met VIAA te Zwolle en Driestar Educatief kreeg in 2014 op verschillende
2 6
TABEL 1.5.3 Typering klachten
manieren gestalte. Op bestuurlijk niveau is er regelmatig gesproken over de wijze waarop we elkaar kunnen versterken in landelijke ontwikkelingen. Er is op het gebied van praktijkgericht onderzoek sprake van een goede samenwerkingsrelatie. Er is gekeken hoe het onderzoeksplan Bakens van Hoop ook binnen dit verband vruchtbaar gemaakt kan worden. Verder trekken de drie hogescholen als gezamenlijk gastheer op in de voorbereiding van een conferentie van de International Association for the Promotion of Christian Highter Education (IAPCHE) in 2016. De CHE heeft zich aangesloten bij het Center of Expertise Persoonlijk Meesterschap, een landelijk samenwerkingsverband van verschillende Pabo’s waarbinnen het thema Persoonlijk Meesterschap centraal staat. De CHE is in het najaar van 2014 in samenwerking met de Lelie Zorggroep een associate lectoraat gestart onder de titel Christelijke Professie. Simon Polinder mochten we in dit verband als associate lector verwelkomen. Internationale samenwerking De CHE is actief lid van de International Association for the Promotion of Christian Higher Education (IAPCHE) en de Council for Christian Colleges and Universities (CCCU). Wij werken op instellingsniveau met diverse partners samen binnen en buiten Europa. Een overzicht van deze partners is aanwezig op: www.che.nl/ about-che/links/international-organizations. Een overzicht van de partners waarmee de CHE uitwisselingsovereenkomsten heeft in 2014:
25
Strategie en beleid | HOOFDSTUK 1
Binnenkomende studenten
Naam Universiteit Universidad Catolica Santa Teresa de Jesus De Avila, Spain
Uitgaande studenten
University of Kuopio Finland
2
Jonkoping University, Zweden
1
Turku University of Applied Sciences, Health Care, Finland University of Pretoria, Zuid Afrika Istanbul University, Turkije
2
Ostravska Universita v Ostrave, Tsjechië
2
1
Saint Petersburg Electrotechnical University LETI Petersburg State University, Rusland / MOU
Universitatea Transilvania din Brasov, Roemenië Universitatea de West din Timisoara, Roemenië
1
Jagiellonian University Krakow, Polen
Diakonhjemmet University College Oslo-Rogaland, Noorwegen
Kolcsey Ferenc Reformatus Tanitokepzo Foiskola Debrecen, Hongarije Groupe Ecole Spérieure de Commerce de Troyes, Frankrijk
2 3
Universite Catholique de Lille, Islv, Frankrijk
Tallinn University, Baltic Film and Media School, Estland School of Nursing, Viborg, Denemarken
Evangelische Theologische Faculteit, Leuven, België Erasmus Hogeschool Brussel, België
Hope College Michigan, Amerika MOU Katholieke Hogeschool Mechelen Katholische Universitat Eichstatt
Technological Educational Institute of Athens University of Debrecen
Karoli Gaspar Reformatus Egyetem
Saraspataki Reformatus Teologiai Akademia
2
1
3
4
University of Iceland
Nord Trondelag University College NLA University College, Norway Handong-MOU Trinity-MOU
2
Calvin College (Grand Rapids)
Messiah College (Pennsylvania) Cornerstone (Grand Rapids)
3
Redeemer College (Hamilton, Canada)
Trinity Western College (Vancouver, Canada) LCC Litouwen
Bilgi University Turkije
3 1
13
20
TABEL 1.6.4. Internationale uitwisselingovereenkomsten
27
HOOFDSTUK 2
Onderwijs
2.1 Onderwijskwaliteit 2.1.1 Externe onderzoeken Nationale Studenten Enquête (NSE) In 2014 heeft de CHE voor de vijfde keer met de Nati onale Studentenenquête (NSE) meegedaan. Dit onderzoek is een belangrijke bron voor andere externe onderzoeken, zoals de Elsevier Onderwijsgids en de Keuzegids Hoger Onderwijs. De totale respons was met 44% lager dan het jaar ervoor (2013:53%). Alle CHE-opleidingen deden mee. Dit jaar waren voor de bachelor en de master GL en voor de duale varianten van LBA, SPH en Bedrijfskunde MER de aantallen respondenten te laag. Deze opleidingsvarianten worden daarom niet meegenomen in de rapportage. De studenten van de CHE beoordelen hun opleiding afgerond met gemiddeld een 4,0 op een 5-puntschaal, dit is hoger dan het landelijk gemiddelde (3,95). Ook de scores op de thema’s uit de NSE zijn voor de CHE in 2014 significant hoger dan het landelijke gemiddelde met uitzondering van het thema ‘studieomgeving’. Een thema dat al jaren laag scoort, en ook significant lager is dan landelijk, is ‘Studiefaciliteiten’. Na de verbouwing hoopt de CHE aan de behoefte aan een grotere beschikbaarheid van werkplekken tege-
moet te komen. Een ander thema dat binnen de CHE al jaren relatief laag scoort is de ‘Studielast’, en is dit jaar nog iets verder gezakt. Dit lijkt een landelijk probleem. De CHE scoort op de meeste vragen onder dit thema significant hoger dan landelijk (alleen op de vraag over spreiding van studielast vergelijkbaar). De scores van de varianten zijn vergelijkbaar met voorgaande jaren, een aantal thema’s is licht gezakt maar een ander aantal thema’s is ook weer licht gestegen. Bij de duale variant scoren veel thema’s hoger dan vorig jaar. Keuzegids Hoger Onderwijs 2015 In het najaar van 2014 verscheen de Keuzegids Hoger Onderwijs Voltijd 2015. De CHE staat met 76 punten (oordeel ++) op de derde plaats van de beste (middelgrote) hogescholen van Nederland. Dit is een daling ten opzichte van 2013 toen de CHE 81 punten scoorde. De eerste plek op deze lijst gaat naar hogeschool Tio (80,5 punten) en de tweede plaats naar Viaa Hogeschool in Zwolle (80 punten). In de volgende tabel staat een overzicht van de scores in de keuzegids HBO-voltijd. SPH, MWD, Bedrijfskunde MER, HRM, Journalistiek en LBA (regio midden west) scoren een eerste plaats op de ranglijst van de keuzegids 2015. Binnen de CHE zijn de opleidingen van Sociale Studies en Mens en Organisatie de hoogst scorende opleidingen.
Bij opleidingen waar de steekproef in 2013 groot genoeg was voor een betrouwbaar oordeel, zijn alleen de NSE-scores uit dit laatste jaar gebruikt. Bij een groot aantal andere opleidingen zijn de studentenoordelen van twee of drie enquête jaren gecombineerd om tot een betrouwbaar resultaat te komen.
1
CHE | Jaarverslag 2014
BMER
HRM
JRN
COM
GPW
GPW
MCH
Voltijd
Voltijd
Voltijd
Voltijd
Voltijd
Deeltijd
Deeltijd
Deeltijd
Duaal
PABO
Voltijd
VP
PABO
Deeltijd
Deeltijd
MWD
Voltijd
VP
MWD
Deeltijd
Voltijd
SPH
Voltijd
4
4,1
3,6 4,2 4,2 3,7 3,9 3,9 3,9 4,4
Je studie in het algemeen
4,1 4
Inhoud
3,8 3,9 3,9 4
3,6 3,1
Algemene Vaardigheden
4
3,9 3,3 4,1
4
4,2 4,3 3,9 3
4
4
Wetenschappelijke vaardigheden (HBO) 3,6 3,7 3,6 3,7 3,6 3
1
VP
SPH
NSE score op thema’s 2014
3,8 3,8 3,6 3,8 3,9 3,5 3,5 3,6 3,9 4 3,9 3,9 4,2 4,2 3,7 3,8 3,9 3,8 3,8
3,8 3,8 3,4 3,9 4
3,3 3,6 3,6 3,7 3,9
Voorbereiding Beroepsloopbaan
4,2 4,1 4
4,1 4,3 3,2 4
3,8 3,7 4,3 4,3 3,8 3,6 4
3,9 3,9
Docenten
4
4,1
4,2 3,6 4
3,9 4,1
Studiebegeleiding
3,8 3,9 3,9 3,9 3,9 3
Toetsing Beoordeling
3,7 4
Informatievoorziening
3,5 3,4 3,5 3,7 3,5 3
Studierooster
3,6 3,8 3,7 3,7 3,9 3,7 3,8 3,5 3,1
Studielast
3,5 3,4 3,6 3,4 3,3 3
Groepsgrootte
4,1 4,4 4,1 4,2 4,1 4,1 4,1 4
Stage En Opleiding
3,4 3,6 3,7 3,8 3,7 2,6 3,5 3,5 3,3 3,8 4,1
Stage Ervaring
3,9 4,2 4
Studiefaciliteiten
3,3 3,6 3,4 3,7 3,5 3,8 3,6 3,7 3,7 3,4 3,4 3,3 3,1
3,5 3,9 3,9
Kwaliteitszorg
3,6 3,9 3,5 3,8 3,5 2,7 3,6 3,4 3,2 3,7 3,9 3
3,2 3,3 3,7
Studieomgeving
3,7 4,1
3,7 3,8 3,8 4,2 3,7 3,9 3,9 3,6 3,6 3,2 3,3 3,8 4,3 5
Huisvesting
3,7 4,1
3,8 3,8 3,9 3,4 3,7 4,3 3,9 3,9 3,8 3,7 3,8 3,9 4,1
Gemiddelde 2012
3,9 3,6 3,8 3,9 3,8 3,5 3,7 3,8 3,3 3,8 3,9 3,6 3,6 3,7 3,8 4,1
Gemiddelde 2013
3,8 3,8 3,8 3,9 3,8 3,4 3,8 3,7 3,4 3,9 4
3,5 3,4 3,8 3,9 4
Gemiddelde 2014
3,7 3,9 3,8 3,9 3,8 3,3 3,8 3,8 3,6 3,9 4
3,5 3,6 3,7 3,8 4
Gemiddelde 2014 landelijk 1
3,4 3,5 3,4 3,5 3,6 3,5 3,5 3,4 3,4 3,4 3,5 3,3 3,4 3,8 3,8
Gemiddelde score landelijk inclusief de CHE
3,9 4
3,9 3,4 4
3,9 4
4,2 3,5 3,5 4
3,7 4,1 4,3 3,6 3,8 3,6 3,7 4,1
3,7 3,8 3,7 3,2 3,5 3,6 3,5 3,8 3,9 3,3 3,5 3,7 3,7 3,7
4,1 4,1
3,4 3,2 3,2 3,7 3,7 2,9 3,2 3,4 3,4 3,1 3,8 4
3,4 3,8 3,5 3,5 4
3,5 3,7 3,3 3,7 3,7 3,2 3,4 3,2 3,3 3,8 4,2 4,3 4,3 4,1 4,1 4,1 4,1 4,8
3,8 3,9 3,7 4
4,1
3,3 3,3 3,4 3,5
3,9 4
4,1
3,1
3,6 3,9
-
TABEL 2.1.1 nse Resultaten op CHE-niveau op de thema’s uitgesplitst naar opleidingen en varianten, met gemiddelden voor 2012, 2013 (CHE) en 2014 (CHE en landelijk) (Bron NSE 2014).
29
Onderwijs | HOOFDSTUK 2
Opleiding/ oordelen
COM vt
JRN vt
GPW vt
GL vt
LBA vt
BMER vt
MWD vt
HRM vt
SPH vt
VP vt
Survival 1e jaar
0
+
0
nb
0
0
+
+
0
+
Diploma na 5 jaar
+
+
0
-
+
+
+
+
++
+
Genoeg contacturen?
0
0
-
-
0
0
0
0
-
0
Inhoud
0
-
0
-
+
+
+
++
+
0
Docenten
0
0
+
+
+
++
++
++
+
+
Vaardigheden
0
0
0
0
0
++
+
++
+
+
Voorbereiding Loopbaan
0
0
+
+
++
++
+
++
++
+
Communicatie
+
0
+
+
+
++
+
++
+
+
Faciliteiten
0
0
+
+
+
0
0
0
0
+
Expertoordelen
+
+
0
0
0
+
++
+++
+++
0
Totaalscore 2015
66
64
66
60
74
82
80
90
80
74
Oordeel 2015
+
0
+
0
+
++
++
+++
++
+
Ranking 2015
2
1
3
2
11
1
12
1
13
34
Totaalscore 2014
64
60
76
68
76
86
80
92
82
82
Oordeel 2014
0
0
++
+
++
+++
++
+++
++
++
Totaalscore 2013
64
70
72
74
78
84
80
96
94
78
Oordeel 2013
0
+
++
+
++
++
++
+++
+++
++
Totaalscore 2012
74
80
74
82
80
86
94
94
86
Oordeel 2012
+
++
+
++
++
+++
+++
+++
+++
TABEL 2.1.1 Keuzegids HBO 2015 vergeleken met de totaalscores 2012, 2013, 2014 en 2015
1 in de regio Midden en Oost samen met Doetinchem Iselinge en Deventer Saxion 1 samen met Vlissingen HZ, Social Work 3 e 1 samen met Vlissingen HZ, Zwolle Viaa 4 e 3 samen met Eindhoven Fontys en Vlissingen HZ 1 e
2 e
CHE | Jaarverslag 2014
De survival in het eerste jaar is voor 4 opleidingen hoger dan landelijk (Journalistiek, MWD, SPH en VP). Het diplomarendement is voor vrijwel alle CHE opleidingen gunstiger dan het landelijk gemiddelde. Wat betreft contacturen scoort de CHE redelijk gemiddeld voor de meeste opleidingen, bij GL, GPW en SPH scoren we lager dan het landelijk gemiddelde. In de Keuzegids HBO 2015 zit ook een deelkatern waarin de ranking van de deeltijd en duale opleidingen staat. De scores in de keuzegids worden bepaald door: • Cijfers van de Vereniging van Hogescholen: survival in het eerste jaar en geslaagden na het 2e jaar met uiterlijk een jaar uitloop. Opleiding/oordelen
In onderstaande tabel is weergegeven wat de resultaten zijn voor de deeltijd en duale opleidingen van de CHE. Van GL waren bij de Keuzegids onvoldoende gegevens beschikbaar om resultaten te vermelden. Elsevier In Elseviers ‘De beste hogescholen 2014’ staat de CHE op de 6e plaats van de specialistische hoge-
MWD dt
SPH dt, duaal
GPW dt
Survival 1e jaar
0
-
-
-
-
-
-
Diploma na 5 jaar
++
++
0
Nb
+
++
+
Programma
++
++
+
+
0
--
-
Toetsing
+
++
+
+
0
-
0
Docenten
++
+
+
++
0
-
--
Vaardigheden
+
+
+
+
+
-
-
Voorbereiding Loopbaan
++
++
+
+
+
-
0
Informatie & contact
++
+
+
+
0
0
-
Faciliteiten
+
0
+
+
+
+
0
Expertoordelen
++
+++
0
0
+
0
0
Totaalscore 2015
90
86
72
76
68
52
50
Oordeel 2015
+++
+++
+
++
+
-
-
Ranking 2015
1
2
4
2
61
23
26
88
86
78
50
50
Oordeel 2014
+++
++
++
-
-
Ranking 2014
1
1
3
23
23
88
78
80
80
66
66
1
4
1
2
12
12
90
86
72
78
68
68
1
1
4
2
9
9
Totaalscore 2014
Totaalscore 2013 Ranking 2013 Totaalscore 2012 Ranking 2012
1
• Nationale Studentenenquête 2011 t/m 2014, resultaten van deeltijd en duale studenten ingedeeld naar 7 thema’s.1 • Accreditatiebesluiten NVAO.
6e plaats met Heerlen Zuyd
VP dt
VP duaal
LBA dt
LBA duaal
TABEL 2.1.1 Keuzegids HBO deeltijd & duaal 2015 vergeleken met de totaalscores 2012,2013, 2014 en 2015
31
Onderwijs | HOOFDSTUK 2
scholen. Onderstaande tabel geeft de resultaten per opleiding weer.
het geval. Vooral over de actualiteit van de inhoud en de docenten is de tevredenheid groot.
HBO-monitor (Afgestudeerdenonderzoek) In 2013 deed de CHE voor de twee keer mee met de HBO-monitor, een landelijk onderzoek onder afgestudeerden. De resultaten kwamen in het voorjaar van 2014 beschikbaar. Deze keer hebben alle opleidingen meegedaan, met een gemiddelde respons van 46,2% Helaas is voor de masters en HRM en GL de respons te laag om uitspraken te kunnen doen.
Op vrijwel alle vragen rondom arbeidsmarktintrede zijn de resultaten van de CHE hoger dan landelijk. De wat lagere scores zijn ook landelijk laag. De werkloosheid is iets lager dan landelijk bij vergelijkbare opleidingen.
De tevredenheid van de alumni over de opleiding is groter dan vorig jaar en aanzienlijk hoger dan het landelijke gemiddelde bij vergelijkbare opleidingen. Uitzondering vormen de opleidingen van J&C, hier zijn de scores over het algemeen ook wel hoger dan landelijk maar laag in vergelijking met de overige CHE opleidingen. Door de relatief lage respons bij J&C zijn de resultaten minder betrouwbaar. Waar de NSE een groot verschil laat zien in tevredenheid onder studenten die de verschillende opleidingsvarianten volgen, verdwijnt dat beeld grotendeels bij de alumni. Op alle vragen over de gevolgde opleiding scoren de alumni van de CHE hogeschoolbreed hoger dan de alumni van vergelijkbare opleidingen landelijk. Waar scores relatief laag zijn is dat meestal ook landelijk Opleiding/ oordelen Rang
COM vt
JRN vt GPW vt
GL vt
2.1.2 Interne onderzoeken Platform kwaliteitszorg Er zijn in 2014 drie hogeschoolbrede kwaliteitszorg rapportages uitgebracht die in het kwaliteitszorgplatform zijn besproken met het oog op verrijking en opvolging van de aandachtspunten in de academies. Andere onderwerpen die aan de orde zijn geweest: het werkveld als belanghebbende, studiesucces en kwaliteitszorg onderzoek. Diensttevredenheidsonderzoek Kort voor de zomervakantie heeft Hospitality Consultants een onderzoek onder alle medewerkers van de CHE afgenomen over de tevredenheid ten aanzien van de geboden dienstverlening door de beleids- en adviesdiensten van de CHE. 189 van de 491 medewerkers hebben gereageerd, dat is een respons van 38,5%.
LBA vt BMER vt HRM vt MWD vt SPH vt 2
2
VP vt
2
1
3
3
5
1
1
3
Faciliteiten
43
54
58
44
60
58
59
54+
49
65+
Onderwijs
59
55
60
50
62+
75+
78+
68+
63+
69+
Inrichting van de opleiding
53
58
62
51
71+
76+
75+
72+
69+
66+
Docenten
54
52
67
67
67+
75+
85+
69+
63+
71+
Toetsing
57
47
63
42
70+
76+
81+
66+
67+
49
Organisatie en communicatie
51+
39
57
44
61+
65+
69+
57+
54+
55+
Totaal 2014
53
51
61
50
65+
71+
75+
64+
61+
63+
Totaal 2013
49
53
68
66
66+
74+
77+
65+
63+
65+
Totaal 2012
58+
61+
68
60
67+
72+
74+
69+
71+
63+
TABEL 2.1.1 De Beste Studies 2014 Elsevier (Bron: Elsevier, een + betekent significant beter dan deze opleiding op andere hogescholen).
CHE | Jaarverslag 2014
De beleids- en adviesdiensten worden gemiddeld beoordeeld met een 7,0. De typeringen laat zien dat de diensten in algemene zin worden ervaren als professioneel en betrouwbaar. Men ervaart de diensten het minst als innoverend en ontzorgend. De beperkte zichtbaarheid en betrokkenheid bij de academie wordt ook relatief vaak als aandachtspunt in de open antwoorden benoemd. Dit is dienstoverstijgend een aandachtspunt. Interne audit toetsing Op verzoek van het CvB heeft de dienst Onderwijs binnen de CHE een interne audit uitgevoerd op het gebied van toetsing. De audit leverde ontwikkelpunten en advies op om een kwaliteitsslag binnen de CHE te maken, zoals dat het management het belang van toetsing integraal onderdeel van het onderwijs moet uitdragen. De audit constateerde verder dat de rol van de examencommissies, dankzij flinke investering, de afgelopen jaren sterker geworden is, maar nog verder kan ontwikkelen in kennis over de toetsing in relatie met het meten van tussen- en eindniveau. De recent opgepakte professionalisering van examinatoren en toetsdeskundigen verdient opvolging door verder uitrol van de opleiding tot Basis- en Seniorkwalificatie Examinatoren. De interne audit heeft geleid tot een zowel CHEbrede als academiespecifiek plan van aanpak om de aanbevelingen in te voeren. Het zal via de T-rapportages onderwerp van gesprek blijven tussen CvB en academiedirecteuren. 2.1.3 Kwaliteitszorg extern Validatie In oktober 2014 heeft de Validatiecommissie Kwaliteitszorg Onderzoek (VKO) de CHE bezocht. Op basis van haar bevindingen heeft de VKO de kwaliteitszorg met betrekking tot het onderzoek van de hogeschool gevalideerd. Accreditaties In december 2013 vroeg het CvB bij de NVAO accreditatie aan voor de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD). De NVAO heeft in december 2014 besloten tot een positieve beoordeling van deze aanvraag. Daarmee is MWD geaccrediteerd tot en met 30 december 2020. In het najaar van 2014 is de opleiding Leraar Basisonderwijs (LBA) door Certiked gevisiteerd. Het panel kwam tot het eindoordeel voldoende. De standaarden ‘Beoogde Eindkwalificaties’ en ‘Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties’ zijn beoordeeld
als voldoende, de standaard ‘Onderwijsleeromgeving’ als goed. Op basis van dit panelrapport heeft het CvB in december 2014 een accreditatieaanvraag voor deze opleiding ingediend bij de NVAO. EVC Na een audit van NQA heeft de CHE een EVC-erkenning ontvangen voor het domein Gedrag en Maatschappij. Na een vervolgaudit is ook een erkenning voor het domein Jeugdzorg verworven. De erkenning van EVC procedures verloopt sinds begin 2014 via een nieuwe beleidsregel EVC en wordt afgegeven voor een domein. CEDEO Tot slot is in december 2014 opnieuw CEDEO-erkenning verleend aan CHE Transfer voor de Maatwerken Open opleidingen. Om voor een erkenning in aanmerking te komen dient 80% van de klanten en opdrachtgevers ‘tevreden tot zeer tevreden’ te zijn over de dienstverlening, de samenwerking en de behaalde resultaten. De erkenning is geldig voor een periode van twee jaar. 2.1.4 Examencommissies Iedere academie aan de CHE heeft een examencommissie. In het Centraal Overleg Examencommissies (COEC) delen de examencommissies kennis en ervaringen. De examencommissies doen jaarlijks verslag van hun werkzaamheden. Het CvB heeft in het voorjaar van 2014 met de examencommissies gesproken over hun werkzaamheden. 2.1.5 Vreemde Ogen Dwingen In het kader van ‘Vreemde Ogen Dwingen’ heeft de CHE in alle examencommissies een extern lid aangesteld. Over het algemeen is dat iemand uit een andere academie of uit de dienst Onderwijs, in één academie is er iemand van buiten de CHE aangetrokken. Verder zijn bij de Academie Sociale Studies en Mens & Organisatie pilots geweest met de Hogeschool Arnhem Nijmegen om samen toetsen te ontwikkelen. Bij de Academie Sociale Studies concentreerde zich dit op het afstuderen. Uit de pilot kwam naar voren dat het goed en leerzaam is om gezamenlijk op te trekken. Bij SPH betrof dit het afstuderen. De pilot bleek daar goed en leerzaam te zijn, maar het samen ontwikkelen kostte wel evenredig veel tijd. Bij de Academie Mens & Organisatie bleek het ontwikkelen van een gezamenlijke leerwegonafhankelijke toets niet mogelijk, bij gebrek aan een landelijke/gemeenschappelijke BOKS (Body of Knowlegde and Skills). Er is wel gewerkt aan kennisdeling en -ontwikkeling op het terrein van beoor-
33
Onderwijs | HOOFDSTUK 2
delingsformulieren en externe validering van afstudeerwerkstukken.
2.2 O ntwikkelingen op academieniveau 2.2.1 Educatie Organisatie De Academie Educatie bestaat uit een drietal opleidingsvarianten: voltijd, deeltijd en duaal. Er wordt leiding gegeven door een MT dat bestaat uit de academiedirecteur en drie MT-leden met onderscheidende taken (MT-opleiding extern, MTopleiding intern, MT-bedrijfsvoering). Het MT wordt ondersteund door vier jaarlaagcoördinatoren die verantwoordelijk zijn voor de inhoud en organisatie van een jaarlaag in de volle breedte van de opleiding. In organisatorische zin wordt de academie ondersteund door het academiebureau. Het jaar 2014 kenmerkt zich enerzijds door heroriëntering op inhoudelijke en organisatorische thema’s en anderzijds door een drietal visitaties. Visitatie 1: De opleiding (voltijd, deeltijd en duaal): De beoogde eindkwalificaties, de toetsing en de gerealiseerde eindkwalificatie zijn als voldoende beoordeeld. De onderwijsleeromgeving als goed. Visitatie 2: Opleiden in de School Op alle drie de standaarden onverkort voldoende. Hierbij moet worden aangetekend dat een voldoende de maximale uitkomst is. Visitatie 3: D iplomasupplement Christelijk Basis onderwijs (DCBO) Ook hier is op de standaarden minimaal een voldoende gescoord, de formele vaststelling daarvan is begin 2015 ontvangen. Vanwege een veranderende positie t.o.v. de studentenpopulatie is een strategische herbezinning op de opleiding noodzakelijk geworden. Het strategisch meerjarenbeleidsplan en het nieuwe opleidingsplan geven richting aan de noodzakelijke inhoudelijke en organisatorische veranderingen. Speerpunten, ontwikkelingen en resultaten in 2014 De academie had zich voor 2014 een aantal doelen gesteld, zoals positieve beoordelingen in de drie accreditaties, de implementatie van het meerjarig strategisch beleidsplan en het vaststellen van een nieuw opleidingsplan. De academie richtte zich in 2014 verder op de ontwikkeling van een nieuw cur-
riculum en op organisatorische veranderingen, zoals de evaluatie van de nieuwe leidinggevende structuur, de vereenvoudiging van de organisatiestructuur van de academie en het efficiënter omgaan met middelen om bezuinigingen te kunnen doorvoeren met behoud van de kwaliteit van het onderwijsaanbod en de uitvoering daarvan. Met het oog op dat laatste investeren we ook in de ontwikkeling van een professionele leergemeenschap. Tot slot hebben we in 2014 ingezet op de beperking van de uitval van studenten. Het is de academie gelukt om met alle voorgenomen doelen een start te maken. We zijn blij met de positieve beoordelingen van de accreditaties. Er was weliswaar kwantitatief sprake van een afname van het aantal studenten, kwalitatief is het programma stabiel gebleven. Op basis van de studentenevaluaties en -enquêtes zijn waar nodig verbeteringen aangebracht. Verder is de samenwerking tussen lectoraat en werkveldpartners in de driehoek opleiding-onderzoek-werkveld verstevigd (zie ook hoofdstuk 5). Vooruitblik Met de implementatie van het meerjaren strategisch beleidsplan, het opleidingsplan en het nieuwe curriculum streven we op lange termijn naar een moderne opleiding die voldoet aan wettelijke en inhoudelijke eisen die het beroep van leraar basisonderwijs vraagt van een christen in een pluriforme samenleving. 2.2.2 Sociale Studies Organisatie De Academie Sociale Studies kent 5 teams. Drie daarvan zijn onder meer verantwoordelijk voor de onderwijsontwikkeling en -uitvoering van de major SPH, de major MWD en de propedeuse. Het Transferteam is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering van opleidingen, cursussen en maatwerk. Ook de Masteropleiding Contextuele Hulpverlening is ondergebracht bij Transfer. Het Academiebureau is verantwoordelijk voor de ondersteuning van het onderwijsproces op het gebied van bedrijfsvoering en stages. De leidinggevenden van deze teams vormen het MT. Het lectoraat Jeugd en Gezin als onderdeel van de academie valt onder directe verantwoordelijkheid van de academiedirecteur. Op een aparte plek in dit jaarverslag zullen Lectoraat en Transfer aan de orde komen. Op deze plek past echter de trotse constatering dat Martine Noordegraaf, Lector Jeugd en
CHE | Jaarverslag 2014
Martine Noordegraaf, Lector van het Jaar.
Gezin in 2014 is uitgeroepen tot landelijk Lector van het jaar! Speerpunten, ontwikkelingen en resultaten 2014 De academie heeft in 2014 verder ingezet op de professionalisering van docenten tot masterniveau. Hierdoor komt voor Sociale Studies de prestatieafspraak van 75% docenten met een mastergraad eind 2015 reëel binnen bereik. De verdere ontwikkeling van een professionele cultuur onder de medewerkers is tevens een speerpunt. Werkveldontwikkelingen vragen zowel een toename en wijziging van professionaliteit: de interactie tussen opleiding en werkveld groeit sterk en het werkveld wil zelf veel bijdragen. In dit opzicht is de pilot trialogisch leren zich aan het ontwikkelen tot een volwassen onderwijsvorm, waarbij werkveld, student en docent gezamenlijk leren rondom vraagstukken. Het werkveld is, met alle decentralisaties in het Sociaal Domein, zeer beweeglijk. De eisen die aan hulpverleners worden gesteld bewegen mee. Mede om deze reden is de academie in 2014 gestart met de bouw van een nieuw curriculum. Ook hieraan
draagt het werkveld in de volle breedte en zeer betrokken bij. De eerste fase van dit project (Kerntaken en kerncompetenties) is met behulp van het werkveld eind 2014 afgerond. Het nieuwe curriculum zal meer eenvoud kennen en flexibel met werkveldontwikkelingen mee kunnen bewegen. In 2014 hebben we als CHE een aanvraag gedaan voor een nieuwe opleiding voor de graad Associate Degree. Dit is een tweejarige opleiding die opleidt voor een diploma dat, kort gezegd, het midden houdt tussen een MBO- en een HBO-diploma. Met name vanuit het belangrijke het werkveld gehandicaptenzorg is hier behoefte aan. Begin 2015 is duidelijk geworden dat we verder kunnen met de ontwikkeling van deze opleiding. In 2014 hebben we het positieve besluit ontvangen voor de accreditatie van de bacheloropleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Het verslag hiervan is zeer positief. In de keuzegids HBO 2015 staan de voltijdopleidingen van zowel MWD als SPH op een gedeelde eerste
35
Onderwijs | HOOFDSTUK 2
plaats met beide 80 punten. Ook de deeltijdopleiding van MWD staat op de 1e plaats met 90 punten, SPH deeltijd en duaal komen op de 2e plaats met 86 punten. De opleidingen scoren aanzienlijk hoger dan landelijk. In de Elsevier komen de voltijdopleidingen op de 2e plaats (SPH 61 punten, MWD 64 punten). Het diplomarendement voor Sociale Studies is met 88,2% bijzonder hoog te noemen. Het totale aantal inschrijvingen daalt dit jaar licht voor MWD, maar niet ten opzichte van de jaren daarvoor. Voor SPH blijft het aantal inschrijvingen ongeveer gelijk, maar laat over de jaren heen een stijgende lijn zien. Het aantal inschrijvingen in de deeltijd en duale varianten laat in de afgelopen jaren een dalende lijn zien. Vooruitblik Het aantal ingeschreven voltijd, deeltijd en duale studenten loopt sinds dit studiejaar (2014-2015) wat terug. De verwachting is dat deze trend zich, mede gezien demografische ontwikkelingen en onzekerheden rond de effecten van het sociaal leenstelsel, zich zal voortzetten. Door een blijvende focus op de vorming van de identiteit en op een versterkt inzetten op kwaliteit (excellentie) van het onderwijs verwachten wij studenten op te leiden die onderscheidend zijn op de arbeidsmarkt. Hierbij past een hoge mate van ruimte voor professionele ontwikkeling van de medewerkers, intensieve samenwerking met het werkveld (partnerontwikkeling) en het verder inrichten van de organisatie op goed onderwijs. 2.2.3 Gezondheidszorg Organisatie In 2014 is verder gebouwd aan de organisatie zoals in 2013 opgezet, namelijk het onderwijs aangestuurd door jaarlaagcoördinatoren, vier teams aangestuurd door teamleiders en een MT. Er is gewerkt aan verbetering van de communicatie door een jaaragenda met toerustingsochtenden, intervisie en overlegmomenten met de medewerkers. Het BIC (Bulletin voor Informatie en Communicatie) wordt gebruikt als medium voor delen van informatie zoals kort verslag van MT vergadering en MT besluiten. Door de groei van de academie zijn er gedurende 2014 vijf nieuwe medewerkers gestart naast ruim 25 medewerkers met een flexibel contract. In het managementteam is een wisseling van teamleider opgetreden. Eind 2014 is een projectgroep gestart om na te gaan hoe we verantwoordelijkheden optimaler binnen de academie kunnen verdelen en wat dat
betekent voor de inrichting van de managementstructuur. Tot slot heeft de lector van de academie in november zijn lectorschap neergelegd. Speerpunten, ontwikkelingen en resultaten 2014 In 2014 is een numeris fixus van 250 gesteld voor voltijd en deeltijd onderwijs. De reden was dat het jaar ervoor zich 50% meer studenten inschreven. Het aantal studenten is ruim onder de numeris fixus gebleven. Voor 2015-2016 is besloten om het maximum van 250 te handhaven. De academie is in 2014 gegroeid door relatief veel deeltijdstudenten. In 2014 zijn we gestart met een verbeterde route MBO-v/HBO-v van rond de 70 studenten. We hebben besloten om de VWO-route te stoppen m.i.v. 2015-2016 en in plaats daarvan een excellentieroute aan te bieden. Die laatste route wordt samen met de Academie Theologie en de Academie Sociale Studies ontwikkeld. Op basis van de opleidings- en instellingsaccreditatie heeft de academie het aandeel van medische kennis in de opleiding verbeterd. Vooruitblik Binnen het Landelijk opleidingsoverleg Verpleegkunde is hard gewerkt aan een gezamenlijk opleidingsprofiel. Dit wordt het uitgangspunt voor de curriculumontwikkeling binnen de academie voor de komende jaren. Binnen dat nieuwe curriculum zullen de verschillende doelgroepen een plaats krijgen (i.c. voltijdstudenten, deeltijdstudenten en studenten die de MBO-v/HBO-v route volgen). Met een aantal instellingen gaan we intensieve samenwerkingsrelaties aan om hun werknemers op te leiden. In 2015 zal een nieuwe lector worden geworven. 2.2.4 Journalistiek & Communicatie Organisatie In 2014 stond de academie onder leiding van de in 2013 benoemde interim-directie, bestaande uit de heren H.M. Oevermans (academiedirecteur Mens & Organisatie) en A.W. van Vugt (dienstdirecteur Bedrijfsvoering). Hun opdracht was om ervoor te zorgen dat het dagelijks onderwijs voortgang zou hebben en dat er voor beide opleidingen nieuwe curricula ontwikkeld zouden worden. Verder was aandacht nodig voor de ontwikkeling van de teams en wijze waarop de academie was georganiseerd. Speerpunten 2014 Het belangrijkste speerpunt in 2014 was de curriculumvernieuwing. Dit traject werd in 2012 al in gang gezet, naar aanleiding van de adviezen uit de accreditatierapporten van 2011.
CHE | Jaarverslag 2014
Per 1 september 2014 is gestart met de invoering van het nieuwe curriculum bij Communicatie in jaar 1 en bij Journalistiek in de jaren 1, 2 en 3. Curriculumontwikkeling vormt de basis voor de ontwikkeling van de organisatie. Met het werken aan een nieuw curriculum, is ook gewerkt aan een daarbij behorende organisatie en een professionele cultuur. Er is gewerkt aan de transitie van een hiërarchische organisatiestructuur naar een netwerkcultuur. Rollen en taken van medewerkers zijn gewijzigd en per 1 september 2014 is een begin gemaakt met het werken in een netwerkorganisatie. Over het algemeen wordt dit positief gewaardeerd, maar het vraagt ook om ontwikkeltrajecten voor teams en individuele medewerkers. Ontwikkelingen en resultaten 2014 In 2014 zijn ruim 100 nieuwe professionals (60 Communicatie en 41 Journalistiek) met een diploma aan het werkveld overgedragen. Ook is 2014 financieel afgesloten met een positief saldo. In september heeft de academie tijdens de CHEjubileumviering een groot aantal oud-studenten en oud-medewerkers mogen begroeten. Er werd een alumnivereniging opgericht. De academie ziet de studenten als partners met wie we samenwerken. Om dit vorm te geven zijn voor beide opleidingen focusgroepen opgericht, die bestaan uit betrokken studenten van alle jaarlagen. Deze focusgroepen wisselen een paar keer per jaar met de academieleiding van gedachten over beleidspunten, lopende zaken en nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs binnen de beide opleidingen. Vooruitblik In het studiejaar 2015-2016 zal het nieuwe curriculum verder worden ingevoerd in jaar 2 van Communicatie en jaar 4 van Journalistiek. Ook zal de academie zich verder ontwikkelen in de netwerkorganisatie. Met de verbouwing binnen het CHEgebouw zal ook de academie J&C een nieuwe, moderne vleugel van het pand in gebruik nemen waarin onze opleidingen duidelijk zichtbaar zijn voor studenten en relaties. 2.2.5 Mens & Organisatie (M&O) Organisatie De manier van werken en organiseren binnen M&O heeft in 2014 een nieuwe impuls gekregen. Als team is intensief nagedacht over vernieuwde vormen van afstemming die meer ‘eigenaarschap‘ op het geheel van de academie mogelijk moeten maken.
Dat heeft geleid tot een meer ’horizontale‘ aansturing (van hiërarchie naar netwerk) waarin gewerkt wordt in wisselende en flexibele (onderwijs) teams, ondersteund door het Academiebureau. Het geheel wordt geleid door academiedirecteur mr. H.M. Oevermans. Speerpunten 2014 2014 was een belangrijk jaar in de ontwikkeling van M&O. Een begin werd gemaakt met de verdiepingsprofielen in de laatste anderhalf jaar van de opleiding. Deze profielen laten een mooie combinatie van werken en leren zien, in de vorm van stage- en afstudeertrajecten, in samenhang met verdiepend onderwijs. De eerste ervaringen met deze vernieuwing zijn positief. Deze vernieuwing in de laatste fase van de M&Oopleidingen staat in het grotere geheel van de ontwikkeling van M&O tot een krachtige leeromgeving waarin praktijkervaringen opdoen, die persoonlijk maken en verdiepen door ‘theorie’ steeds meer de context wordt voor het opleiden van ‘reflective practioners’. Dat laatste vereist een ‘reflective academy’. In dat kader stonden in 2014 ook de verdieping van contacten met werkveldpartners en het verder werken aan de ontwikkeling van een kennisagenda die relevant is voor het M&O-netwerk. In het visitatierapport onderzoek dat de CHE in 2014 ontving, werd deze beweging veelbelovend genoemd. Ontwikkelingen en resultaten 2014 In 2014 hebben bijna 70 nieuwe professionals (32 HRM en 37 BKM)) met een diploma hun volgende loopbaanstap gezet door of te gaan werken of te beginnen aan een Masterstudie. Het jaar 2014 is financieel afgesloten met een positief saldo. In september heeft de academie tijdens de CHE-jubileumviering een groot aantal oud-studenten en oudmedewerkers mogen begroeten. De jubileumviering is aangewend om het contact met de eigen alumni te intensiveren. Zij vormen immers een heel relevant onderdeel van het partnernetwerk van M&O en juist het verder benutten van dit netwerk voor de onderwijsontwikkeling van M&O is een speerpunt. Omgekeerd geldt dat alumni aangeven belangstelling te hebben voor betrokkenheid bij de academie. Vooruitblik In het studiejaar 2015-2016 werken we voort op de verbinding van M&O en het domein waarvoor het opleidt. De transitie van ‘diplomafabriek’ naar ‘loopbaancentrum’ is een proces van langere adem. In het nieuwe studiejaar hopen we daarin weer een betekenisvolle stap te kunnen zetten. Ook zal de
37
Onderwijs | HOOFDSTUK 2
academie zich concreet verder bekwamen in ‘intelligente vormen van coördinatie’, passend bij een kennisintensieve netwerkorganisatie. Met de verbouwing binnen het CHE-gebouw zal ook de academie M&O een nieuwe, moderne vleugel van het pand in gebruik nemen waarin onze opleidingen duidelijk zichtbaar zijn voor studenten en relaties. 2.2.6 Theologie Organisatie We kijken terug op een jaar waarin de Academie Theologie de onderzoeksperiode van vier jaar afrondde. Het lectoraat presenteerde diverse resultaten, waaronder onderzoeksrapportages en publicaties: Theologie als beroep, Klassikaal geloven en Werk en waarde(n). Er werd feestelijk stilgestaan bij de opbrengsten tijdens lezingen en workshops op een symposium in november. Er is een nieuwe lectoraatsperiode opgestart waarbij het onderzoek de ontwikkeling van het onderwijs ondersteunt (zie ook hoofdstuk 5). Voor wat betreft onderwijs is dit jaar gewerkt met een curriculum waarin we optimaal voorbereid zijn op deeltijdstudenten die flexibel, op maat, willen studeren. Speerpunten, ontwikkelingen en resultaten 2014 De samenwerking met partners in het werkveld krijgt steeds meer vorm. Binnen de Academie Theologie wordt gewerkt en geleerd vanuit verschillende professionele invalshoeken: pastoraal agogisch werk, voorganger, missionaire presentie, leraar godsdienst en levensbeschouwing en gemeenteopbouw. Tijdens studiedagen en andere ontmoetingen worden praktijkcases gezamenlijk behandeld, waardoor niet alleen vanuit meerdere perspectieven naar vraagstukken vanuit het werkveld wordt gekeken, maar ook met en in het veld wordt gewerkt en geleerd. Vooruitblik De Academie Theologie gaat door op de ingeslagen weg. Met de praktijk als werk- en leerplek wordt de verbinding tussen onderwijs en werkveld verder versterkt. In de vorm van gemeenschappen trekken we als docenten, onderzoekers en studenten met elkaar op om gezamenlijk te leren. Vanuit onderzoek worden de thema’s die vanuit het werkveld worden aangedragen vertaald naar tendensen. Zo verrijken we met elkaar ons onderwijs in het belang van de studenten.
2.3 Stages en maatwerktrajecten 2.3.1 Stages Ongeveer een kwart van de opleidingsduur van alle opleidingen besteden we uit aan stage verlenende instellingen. Bij alle opleidingen is de student vanaf jaar 1 in contact met het werkveld. De student bekwaamt zich op deze wijze in de beroepspraktijk. Per opleiding is de ordening van stages en stagedoelen beschreven in een stage- of praktijknota. Deze stagedoelen zijn een uitwerking van de kwalificaties, beschreven in het competentieprofiel van de opleiding. Vanuit de opleiding wordt de stage begeleid door een stagedocent. Vanuit het werkveld wordt de competentieontwikkeling begeleid door een praktijkbegeleider. Uit evaluaties blijkt dat praktijkbegeleiders tevreden zijn over de bekwaamheid van onze studenten. Sommige praktijkbegeleiders hebben meer behoefte aan direct contact en samenwerking met de CHE. Naast praktijkbegeleiders, is er bij de sociaal-agogische opleidingen ook sprake van begeleiding door een supervisor. De praktijk van supervisie krijgt in de evaluaties hoge waarderingen. 2.2.2 Outsourcing en maatwerktrajecten Naast de reguliere VTO, DTO en duale opleidingen biedt de CHE bij de meeste academies maatwerk trajecten aan (Mens & Organisatie, Sociale Studies, Educatie, Verpleegkunde en Theologie). Op basis van de vragen uit de markt is besloten om alleen binnen de academie Sociale Studies EVC-trajecten aan te bieden. Andere academies ontwikkelen individueel maatwerk op basis van een instroomassessment ‘na de poort’. Verder verzorgen we via onze commerciële activiteiten enkele maatwerktrajecten voor externen zoals trainingen, cursussen, advies- en onderzoeksactiviteiten. In 2014 hebben we geen publieke middelen aangewend voor de organisatie van maatwerktrajecten voor bedrijven of organisaties. In 2014 was er geen sprake van het (gedeeltelijk) uitbesteden van bekostigd onderwijs aan private organisaties. Natuurlijk liepen studenten wel stages en ook voerden derde- en vierdejaarsstudenten opdrachten uit voor externe opdrachtgevers. Het betreft hier de opleidingen HRM, Bedrijfskunde MER en Communicatie (via zogenaamde miniondernemingen).
CHE | Jaarverslag 2014
39
HOOFDSTUK 3
Studenten
3.1 Werving en selectie
Met de instroom van 1.181 nieuwe studenten zijn we weer op het niveau van 2012. Ten opzichte van 2013 is dit echter een daling van 13,5%. Vorig jaar concludeerden we reeds dat de instroom toen erg hoog was. Het lijkt er nu op dat 2013 een eenmalige uitschieter was die voor een belangrijk deel werd veroorzaakt doordat veel jongeren ervoor kozen na het voortgezet onderwijs direct te gaan studeren. Dat hing samen met de toenmalige onzekerheid over de invoering van het sociaal leenstelsel. Het leek er toen op dat cursusjaar 2013-2014 het laatste jaar zou zijn waarin studenten konden starten met een studiebeurs. Later bleek de invoering van het sociaal leenstelsel een jaar te worden uitgesteld. Het totaal aantal CHE-studenten is met 1% gedaald naar 4.173. Hiermee heeft de CHE 0,92% van de totale HBOmarkt in Nederland (0,95% in 2013).
Datum
Aantal studenten
Het wervingsbeleid van de CHE is vooral gericht op de christelijke achterban. Niet-christenen zijn welkom op onze hogeschool. Aspirant-studenten die aangeven geen christen te zijn, worden uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek. Ook worden gesprekken gevoerd met aspirant-studenten wanneer er sprake is van een functiebeperking of om te bezien of bijvoorbeeld een verkorte studieroute tot de mogelijkheden behoort. In 2014 heeft de CHE een studiekeuzecheck ingevoerd. Bezoekers van Experience Days of Meeloopdagen krijgen een studiekeuzecheck met een advies mee naar huis. Indien gewenst kan er een studiekeuzeadvies gesprek worden aangevraagd. 3.1.1 Studentenaantallen In onderstaande tabel zijn de studentenaantallen opgenomen.
Groei t.o.v. vorig jaar (%)
01-10-2008
3982
-2,8
01-10-2009
4045
1,6
01-10-2010
4137
2,3
01-10-2011
4047
-2,2
01-10-2012
3969
-1,9
01-10-2013
4220
6,3
01-10-2014
4173
-13,5 TABEL 3.1 Studentenaantallen per jaar met groei percentages (bron: vereniging hogescholen)
CHE | Jaarverslag 2014
Instroom in jaar
Totaal aantal studenten
% vt
% dt
% duaal
2008
1.124
80,2
16,9
5,1
2009
1.181
76,8
19,6
3,6
2010
1.291
80,3
15,4
4,3
2011
1.229
82,3
13,7
4,0
2012
1.210
84,8
14,1
1,1
2013
1.366
85,0
10,9
4,1
2014
1.181
82,5
13,1
4,4
TABEL 3.2 Studenteninstroom per jaar in aantallen en percentages naar voltijd (vt), deeltijd (dt) en duaal (bron: vereniging hogescholen)
3.1.2 Studentenaantallen per opleiding Jaar
2009
2010
2011
2012
2013
2014
VP vt
425
429
473
480
558
526
VP dt
49
56
52
62
65
69
15
34
29
35
82
133
LBA vt
591
615
553
548
565
539
LBA dt
134
123
95
70
57
59
LBA duaal
68
51
59
37
25
11
GPW vt
229
211
193
180
191
206
GPW dt
Gezondheidszorg
VP duaal Educatie
Theologie 278
228
212
210
215
192
GL vt
57
47
47
54
52
58
GL dt
60
42
35
26
24
30
5
11
18
17
245
252
267
292
319
8
6
3
2
0
126
140
144
167
181
193
JRN vt
283
268
262
236
253
250
COM vt
320
331
341
310
313
297
SPH vt
431
520
503
532
572
571
SPH dt
106
123
114
101
81
83
GL master
-
-
Mens & Organisatie MER/BKM vt
229
MER/BKM duaal P&A/HRM vt Journalistiek & Communicatie
Sociale Studies
SPH duaal MWD vt MWD dt TOTAAL CHE
30
43
50
37
30
24
436
466
482
481
525
489
178
157
140
122
119
107
4.045
4.137
4.047
3969
4220
4173
TABEL 3.3 Studentenaantallen per opleiding voltijd, deeltijd en duaal (bron: vereniging hogescholen)
41
Studenten | HOOFDSTUK 3
Jaar
2009
2010
2011
2012
2013
2014
9,4%
9,1%
9,7%
10,1%
11,7%
12,1%
vrouw
90,6%
90,9%
90,3%
89,9%
88,3%
87,9%
man
16,1%
16,5%
17,7%
22,3%
23,0%
24,1%
vrouw
83,9%
83,5%
82,3%
77,7%
77,0%
75,9%
man
57,2%
62,4%
62,2%
60,5%
60,8%
58,8%
vrouw
42,8%
37,6%
37,8%
37,5%
39,2%
41,2%
man
53,0%
49,4%
48,8%
48,7%
51,3%
59,1%
vrouw
47,0%
50,6%
51,2%
51,3%
48,7%
40,9%
man
-
-
40,0%
54,6%
72,2%
82,4%
vrouw
-
-
60,0%
45,4%
27,8%
17,6%
man
65,9%
65,6%
70,9%
71,5%
76,5%
77,1%
vrouw
34,1%
34,4%
29,1%
28,5%
23,5%
22,9%
man
38,1%
41,4%
36,1%
38,3%
35,4%
35,2%
vrouw
61,9%
58,6%
63,9%
61,7%
64,6%
64,8%
man
46,6%
50,0%
50,8%
47,9%
48,2%
48,0%
vrouw
53,4%
50,0%
49,2%
52,1%
51,8%
52,0%
man
40,6%
40,5%
40,5%
37,7%
40,3%
37,7%
vrouw
59,4%
59,5%
59,5%
62,3%
59,7%
62,3%
man
18,0%
19,5%
19,9%
17,9%
17,3%
18,7%
vrouw
82,0%
80,5%
80,1%
81,1%
82,7%
81,3%
man
21,2%
20,9%
22,8%
22,7%
21,9%
20,3%
vrouw
78,8%
79,1%
77,2%
77,3%
78,1%
79,7%
man
30,1%
30,2%
31,0%
31,0%
31,4%
31,8%
vrouw
69,9%
69,8%
69,0%
69,0%
68,6%
68,2%
Geslacht VP
LBA
GPW
GL2e graad
GL1e graad
BKM
HRM
JRN
COM
SPH
MWD
TOTAAL CHE
man
TABEL 3.4 Verhouding man-vrouw (bron: vereniging hogescholen)
CHE | Jaarverslag 2014
Opleiding
2008
2009
2010
2011
VP
3,8%
4,4%
4,5%
4,4%
4,1%
4,8%
5,2%
LBA
2,6%
2,6%
2,7%
2,6%
2,7%
2,7%
2,5%
GPW
44,8%
52,4%
36,2%
53,8%
51,5%
54,9%
52,9%
GL2e graad
46,3%
47,7%
21,1%
35,2%
30,9%
27,9%
36,2%
29,4%
29,2%
42,9%
33,3%
GL1e graad
2012
2013
2014
BKM
1,7%
1,8%
2,8%
3,1%
3,0%
3,8%
4,7%
HRM
2,0%
1,6%
2,0%
1,9%
2,2%
2,2%
2,0%
JRN
5,9%
5,6%
5,9%
6,1%
7,5%
9,0%
7,6%
COM
2,5%
2,8%
2,3%
2,9%
2,6%
2,9%
2,1%
SPH
3,8%
3,7%
5,3%
4,9%
4,6%
4,1%
4,1%
MWD
5,4%
4,8%
4,4%
4,3%
4,4%
4,9%
3,8%
TOTAAL CHE
3,6%
3,6%
3,9%
3,9%
4,0%
4,3%
4,1%
TABEL 3.5 Marktaandeel instroom in % van de verschillende opleidingen (bron: vereniging hogescholen)
3.1.3 Marktaandelen Het marktaandeel van de instroom van de opleidingen waarvoor de CHE opleidt, is in 2014 met 0,2% afgenomen tot 4,1%. Ons marktaandeel van alle instromers in het HBO is eveneens afgenomen van 1,04% naar 0,93%. 3.1.4 Achtergrond studenten Aan de CHE studeren vooral studenten uit de christelijke achterban. Niet-christenen zijn welkom op onze hogeschool. Uit de kerkelijke achtergrond van onze nieuwe studenten blijkt dat we de volle breedte van protestants-christelijk Nederland bedienen (35% afkomstig uit de PKN, 32% uit de (orthodox-)gereformeerde kerken, 16% evangelische gemeenten).
3.3 Begeleiding van studenten
Onze hogeschool kent een intensieve begeleidingsstructuur voor studenten. De mentoren/tutoren (coaches) vormen de basis in alle studiejaren. Het accent ligt op het eerste jaar. Verwijzingsmogelijkheden zijn er naar de decaan, de hogeschoolpastor en de vertrouwenspersoon. 3.3.1 Vertrouwenspersoon De interne vertrouwenspersoon en de externe vertrouwenspersonen van de CHE zijn aangesteld in het kader van de klachtenregeling ongewenst gedrag en de regeling conflictbeheersing.
In 2014 hebben diverse medewerkers en studenten een beroep gedaan op de interne vertrouwenspersoon in het kader van bovengenoemde regelingen. Medewerkers en studenten zijn via digitale studentinfo en personeelsinfo geïnformeerd over de diensten van de vertrouwenspersonen. Er is in 2014 geen beroep gedaan op de externe vertrouwenspersonen. 3.3.2 Decanaat Gedurende het jaar 2014 zijn door de studentendecaan van de CHE meer dan zeshonderd gesprekken met studenten gevoerd. Veel gesprekken stonden in het teken van financiën. Vragen over studiefinanciering namen daarbij de belangrijkste plaats in. Meer dan honderdvijftig keer werd informatie gegeven over de basisbeurs, aanvullende beurs, OV, studieschuld en leningen. Vierenzestig keer werd bemiddeld bij het aanvragen van verlenging van studiefinanciering vanwege een functiebeperking of langdurige ziekte. Daarnaast zijn zeventien verzoeken bij DUO ingediend betreffende omzetting (kwijtschelding) van de studieschuld, nieuwe beursrechten en verlenging van de diplomatermijn. Op het Noodfonds werd een beroep gedaan in een zestal acute financiële noodgevallen. Over het aanvragen van steun uit het Profileringsfonds werd vijfendertig maal informatie verschaft.
43
Studenten | HOOFDSTUK 3
In dertig gesprekken over het kiezen van een vervolgstudie werd aandacht besteed aan het keuzeproces, maar ook het financiële aspect vroeg de aandacht (onduidelijkheid over het nieuwe leenstelsel, kosten van een (pre)master, wanneer instellingscollegegeld betalen?) Over een andere studiekeuze werd in de meeste gevallen gesproken met eerstejaarsstudenten die wilden stoppen omdat ze niet de juiste studie hadden gekozen. De meerderheid gaf aan zich breed te willen oriënteren tijdens de rest van het cursusjaar. Een paar studenten werden verwezen voor een uitgebreide beroepskeuzetest en sommigen besloten een studie op mbo-niveau te kiezen. Ook in 2014 was veel aandacht en tijd nodig voor studenten die in hun studie belemmerd werden. Hulp en advies werd gegeven aan studenten die problemen hadden op het gebied van stage, studievaardigheid, planning en concentratie. Opvallend was het aantal studenten dat te kampen had met psychische problematiek, langdurige ziekte, ernstige vermoeidheid en zorgen over de thuissituatie. Onderbreking van de studie en studievertraging was in verschillende situaties het gevolg.
Studenten die in hun studie gehinderd werden door een handicap of functiebeperking (lichamelijke beperking, dyslexie, AD(H)D, visuele beperking) konden worden ondersteund door maatregelen, zoals verlengde toetstijd, aangepaste toetsing, digitale hulpmiddelen, tips en extra begeleiding door de studieloopbaanbegeleider. Vanuit het decanaat werd geparticipeerd in de projectgroep ‘Student Service Center’. Het onderzoek hoe studenten, die in hun studie belemmerd worden, goed gefaciliteerd en begeleid kunnen worden, heeft geleid tot een aantal goede afspraken en praktische maatregelen. 3.3.3 Pastoraat Het pastoraat binnen onze hogeschool is gericht op studenten met problemen van persoonlijke aard. Studiebegeleiders verwijzen deze studenten door en studenten komen ook op eigen initiatief naar het pastoraat. Het pastoraat wil een laagdrempelige voorziening zijn. Het pastoraat vervult niet alleen een integrerende en verbindende functie tussen student en zijn of haar opleiding, persoonlijk leven, studie, ouderlijk huis en verdere leefomgeving, maar ook tussen ervaren moeite en geestelijk leven.
CHE | Jaarverslag 2014
In 2014 zijn er 195 hulpvragen van studenten geregistreerd, 13 meer dan het jaar daarvoor. Met de aangemelde studenten zijn 775 gesprekken gevoerd. Dat zijn 51 gesprekken meer dan het jaar daarvoor. Studenten blijken de weg naar het pastoraat goed te kunnen vinden. Toch streven we naar meer bekendheid van het studentenpastoraat onder studieloopbaanbegeleiders, docenten en studenten in het algemeen. Verder waren er ook adviesgesprekken met mentoren en contacten met verwijzers.
3.3.4 Specifieke groepen Aan de CHE studeren met name autochtone Nederlanders. Slechts 5% van de studenten is allochtoon, waarvan de helft niet-Westers is.
De hulpvragen hadden onder andere betrekking op identiteitsproblematiek, psychosociale problematiek, problemen op het gebied van seksualiteit, geloofsvragen en gezinsproblematiek. Studenten met minder complexe problemen gaven de voorkeur aan persoonlijke begeleiding binnen de CHE. Studenten met meer complexe problematiek zijn doorverwezen naar gespecialiseerde hulpverlening. Het aanstellen van een mannelijke en een vrouwelijke pastor biedt duidelijk voordelen. Studenten kiezen bewust voor de één of de ander, vooral als het gaat om sekse gerelateerde onderwerpen.
Het beleid ten aanzien van studenten met een functiebeperking is in 2014, evenals in voorgaande jaren, met succes uitgevoerd. We spreken hier over de intake, studieplanning en de begeleiding van studenten met een functiestoornis. Ons uitgangspunt is dat we voor deze groep voor een zodanige dienstverlening en studiebegeleiding zorgen, dat belemmeringen worden weggenomen. Zo krijgen zij een eerlijke kans om de studie met succes te doorlopen.
Naast deze individuele benadering functioneerde de cursus Persoonlijke Effectiviteit en de cursus Uitstelreductie als vangnet voor studenten. Beide cursussen zijn voortgekomen uit het pastoraat. Voor deze cursussen bestond ook in 2014 grote belangstelling.
Allochtonen die aan onze school studeren, krijgen begeleiding van hun tutor en/of mentor. Daarbij ontvangen zij gerichte aandacht voor mogelijk specifieke problemen. Zij kunnen ook terugvallen op de ondersteuning van de decaan.
In 2014 hebben we gewerkt aan een project om te komen tot een loket waar studenten met een functiebeperking, specifieke deficiënties of problematieken sneller en beter verder geholpen kunnen worden. Dit heeft ertoe geleid dat de CHE in 2015 start met een studie succes centrum. Dit centrum is een zichtbaar loket voor betreffende studenten, die efficiënt kunnen worden doorverwezen en boven-
45
Studenten | HOOFDSTUK 3
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Autochtoon
95,3%
95,4%
95,2%
95,3%
94,9%
95,0%
Niet-westers
2,3%
2,3%
2,6%
2,4%
2,4%
2,5%
Westers
2,4%
2,3%
2,2%
2,3%
2,7%
2,5%
TABEL 3.6 Etniciteit ingeschreven studenten in aantallen en percentages (bron: vereniging hogescholen)
dien organiseert het centrum betere samenwerking tussen de verschillende professionals die studenten kunnen ondersteunen. 3.3.5 Profileringsfonds en Noodfonds Conform artikel 7.51 van de WHW heeft de CHE een profileringsfonds waar studenten onder voorwaarden een beroep op kunnen doen wanneer zij studievertraging oplopen. Het gaat bijvoorbeeld om gevallen van ziekte, functiestoornissen, bepaalde familieomstandigheden en lidmaatschap van een bestuur van een studentenvereniging of medezeggenschapsorgaan. In 2014 is e 25.447 uit het profileringsfonds uitgekeerd aan 19 studenten. In het verslagjaar kwamen veertien nieuwe aanvragen binnen voor het profileringsfonds. De meeste aanvragen komen van studenten die lid zijn van een bestuur van een studentenvereniging.
vooropleiding CHE
landelijk
De CHE heeft van oudsher een noodfonds voor studenten die financiële problemen hebben. Het betreft een fonds dat meer van diaconale aard is en dat in het verleden is gevormd door giften van diaconieën. Onder bepaalde voorwaarden kunnen studenten een financiële bijdrage uit dit fonds krijgen en in een enkel geval betreft het een lening. In 2014 werd in totaal e 3.439 uit dit fonds uitgekeerd aan 5 studenten.
3.4 A ansluiting vooropleiding
De instroom van onze hogeschool bestaat voor het grootste deel uit studenten met als hoogste vooropleiding havo of mbo. Ten opzichte van de landelijke cijfers is onze instroom vanuit havo relatief hoog. Dat geldt ook voor de vwo-instroom. Het aantal mbo-ers ligt iets lager dan landelijk.
2008
2009
2010
2011
havo
47,6%
47,9%
49,3%
50,2%
51,6%
51,7%
mbo
25,4%
27,7%
25,0%
22,5%
25,0%
25,7%
ho
3,9%
4,4%
6,9%
8,7%
8,3%
10,3%
onbekend
4,9%
3,9%
3,6%
0,3%
0,3%
0,2%
overig
2,7%
2,2%
3,3%
6,1%
2,1%
1,9%
vwo
15,4%
13,9%
11,8%
12,1%
12,7%
10,2%
havo
40,0%
39,2%
40,1%
41,4%
42,2%
44,9%
mbo
28,8%
29,4%
28,3%
27,1%
27,9%
29,4%
ho
6,6%
6,5%
11,0%
10,3%
11,9%
9,1%
onbekend
5,7%
5,6%
3,8%
3,9v
3,6%
4,3%
10,0%
10,0%
8,3%
9,3%
7,2%
5,4%
9,0%
9,3%
8,5%
8,0%
7,2%
6,9%
overig vwo
2013
2014
TABEL 3.7 Instroom naar vooropleiding (bron: vereniging hogescholen)
CHE | Jaarverslag 2014
47
HOOFDSTUK 4
Personeel
4.1 Ontwikkelingen personeelsbeleid 4.1.1 Resultaat & Ontwikkelgesprekcyclus (R&O) In het verslagjaar is met 77% van de medewerkers die hiervoor in aanmerking komen, een R&Ogesprek gevoerd. Door een directiewisseling is een belangrijk deel van de gesprekken binnen de academie Sociale Studies uitgesteld en begin 2015 gevoerd. Wanneer deze worden meegeteld is met zo’n 93% van de medewerkers van de CHE een gesprek gevoerd. De gesprekken zijn gevoerd conform de geldende R&O-gesprekscyclus. Via het professionaliseringsaanbod worden workshops aangeboden waarmee medewerkers en leidinggevenden zich kunnen voorbereiden op het R&O-gesprek. 4.1.2 Medewerkers tevredenheidsonderzoek (MTO) In het verslagjaar is er een MTO uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat CHE-medewerkers over het algemeen tevreden zijn. De tevredenheid over de beleefde werkdruk is toegenomen ten opzichte van het vorige MTO. De algemene tevredenheid over het werken bij de CHE is gelijk gebleven. De tevredenheid over samenwerking binnen de afdeling en het team is opvallend gestegen. Op enkele terreinen is de tevredenheid gedaald. Dit geldt voor de samenwerking tussen het academiebureau en docenten, de doorstroom naar andere afdelingen binnen de hogeschool en de openheid en eerlijkheid van de communicatie op een afdeling. De resultaten per afdeling verschilden fors. Per academie en afdeling zijn waar nodig verbetertrajecten in gang gezet op het gebied van samenwerking en onderlinge communicatie. Hogeschoolbreed is aandacht voor interne mobiliteit en wordt over het algemeen bij vacatures eerst naar interne oplossingen gezocht.
4.1.3 Decentrale arbeidsvoorwaardenmiddelen Jaarlijks besteedt de CHE 1,15% van de loonsom aan decentraal overleg over arbeidsvoorwaarden zoals beschreven in onze cao. De decentrale middelen zijn arbeidsvoorwaarden die niet op landelijk niveau besproken en ingevuld worden, maar op decentraal niveau met iedere hogeschool afzonderlijk. Er is gekozen om vrijwel alle regelingen voort te zetten vanuit het voorgaande jaar. Dit betrof afspraken op het gebied van ouderschapsverlof, startende docenten, loopbaantrajecten, lidmaatschap sportvereniging. Er is meer geld uitgetrokken voor de inzet van Wajongeren bij de CHE en startende docenten. De uitputting is in het verslagjaar goed verlopen. 4.1.4 Wajong We voelen een maatschappelijke verantwoording voor mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt. Waar mogelijk willen we mensen met een arbeidshandicap een kans te geven om werkervaring op te doen. In het verslagjaar zijn vier nieuwe medewerkers aangenomen met een Wajong- of WSW1- achtergrond. In het kader van de Participatiewet moet de CHE nog ongeveer 15 mensen aannemen die onder deze wet vallen. Het precieze aantal is afhankelijk van de omvang (een plek moet minimaal 25,5 uur zijn).
4.2 Formatieontwikkeling 4.2.1 Totale formatie In het verslagjaar is de omvang van de totale formatie toegenomen van 348 naar 361 fulltime equivalenten (fte). Het aantal medewerkers is gestegen 1
Wet Sociale Werkvoorziening
CHE | Jaarverslag 2014
OP-formatie Aantal fte per
AOP
31-12-2013
31-12-2014
126
135
vrouw fte
82
Totaal fte
208
man fte
31-12-2013
Totaal 31-12-2014
31-12-2013
31-12-2014
52
49
178
184
87
88
90
170
177
222
140
139
348
361
TABEL 4.1 Overzicht van de personeelsformatie in fte
Aantal personeelsleden per
31-12-2010
31-12-2011
31-12-2012
31-12-2013
31-12-2014
OP
317
323
309
325
343
AOP
186
193
207
198
206
Totaal
503
516
516
523
549
TABEL 4.2 Aantal personen in dienst van de CHE 2010 – 2014
Totaal Vast
Mannen
Vrouwen
Flex
Vast
Flex
Vast
Flex
OP
204
18
129
5
75
13
AOP
127
12
44
5
83
7
Totaal
331
30
173
10
158
20
TABEL 4.3 Verhouding mannen en vrouwen in dienst van de CHE per 31-12-2014 in fte
Totaal
Man
Vrouw
College van Bestuur
2
2
0
Directeuren
8
6
2
Teamleiders en afdelingshoofden
31
16
15
Totaal
41
24
17
TABEL 4.4 Aantal leidinggevenden1
Deze tabel is exclusief zn. jaar laag- en onderwijscoördinatoren en ongeacht de fte omvang. 1
2013
2012
2014
Mannen
Vrouwen
Mannen
Vrouwen
Mannen
Vrouwen
OP
49
43
49
43
50
43
AOP
45
42
44
43
43
43
TABEL 4.5 Gemiddelde leeftijd OP-AOP en man-vrouw
49
Personeel | HOOFDSTUK 4
van 523 naar 549. De gemiddelde fte-omvang is ongeveer gelijk gebleven: 0,66 fte (2013: 0,67). Het aantal fte voor onderwijsgevend personeel (OP) is toegenomen en de formatie voor algemeen ondersteunend personeel (AOP) is gedaald. 4.2.2 Flexibele formatie De flexibele formatie, aangevuld met de tijdelijke contracten vormt onze flexibele schil. Deze is aan het eind van het verslagjaar 10,4%, dit is exclusief de ZZP’ers (3 fte). Een flexibele schil tussen de 10–15% vinden we gezond. Dit geeft ons de mogelijkheid het werkveld middels kleine flexibele contracten aan ons te verbinden. Daarnaast kunnen we met deze omvang op relatief korte termijn bezuinigingen doorvoeren indien dat nodig is, door het van rechtswege aflopen van deze tijdelijke contracten. Bij aflopende contracten en bij ontbindingen van contracten bieden we begeleiding om van werk naar werk door te stromen. Deze begeleiding bestaat onder andere uit loopbaan- en outplacementtrajecten. (Ex-)medewerkers die een WW-uitkering ontvangen worden actief benaderd en begeleid in het vinden van passend werk. 4.2.3. Leeftijd De gemiddelde leeftijd van de medewerkers aan de CHE was is het verslag 45,3 jaar. Dit is gelijk geble-
ven aan de gemiddelde leeftijd van het voorgaande jaar. In de HBO-sector was de gemiddelde leeftijd 44,5 jaar (2012). 4.2.4 Werving en selectie In het verslagjaar zijn 32 vacatures uitgezet. Van alle vacatures ontstond twee derde binnen de academies. Het aantal vacatures is ten opzichte van vorig jaar gelijk gebleven. Van de vacatures is driekwart (11 vacatures) intern vervuld. Dit is een verdubbeling ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit past bij onze intentie om interne mobiliteit te stimuleren. Gezien de ontwikkelingen binnen het HBO en de CHE zal de interne mobiliteit in toenemende mate een belangrijk thema blijven. Ondersteund door de ontwikkeling van beleid op dit thema, worden afdelingen gestimuleerd om gebruik te maken van elkaars kwaliteiten. 4.2.5 Identiteit in personeelsbeleid De CHE ontwikkelt en verzorgt hoogwaardig hoger beroepsonderwijs, waardoor studenten en cursisten worden opgeleid tot startende professionals en als persoon worden gevormd en toegerust. Dat doet de CHE op een protestants christelijke grondslag. Van medewerkers verwachten en vragen wij dat zij instemmen met de grondslag van de CHE. Criteria voor benoeming zijn het meelevend lid-
CHE | Jaarverslag 2014
maatschap van een protestants christelijke kerk of gemeente en het aanvaarden van de Bijbel als het geïnspireerd woord van God. Als we kijken naar de kerkelijke achtergrond bij indiensttreding, dan zien we al een aantal jaren een stabiel beeld in de instroom van personeel uit de PKN (rond 44%), (orthodox-)gereformeerde kerken (rond 33%) en de evangelische gemeenten (22%).
4.3 ARBO en ziekteverzuim 4.3.1 Arbeidsomstandigheden De veiligheid in en om het gebouw werd in het verslagjaar extra in de gaten gehouden in verband met de nieuw- en verbouw. Dit gebeurt door de facilitaire medewerkers en bedrijfshulpverleners (BHV-ers). Jaarlijks worden BHV-ers getraind om hun kennis en vaardigheden op peil te houden door middel van theorie- en praktijklessen en ontruimingsoefeningen. De preventiemedewerkers hebben in het verslagjaar 28 werkplekonderzoeken uitgevoerd en drie voorlichtingsmomenten georganiseerd.
4.3.2 Verzuim Het ziekteverzuim is in 2014 fors gestegen ten opzichte van 2013. We zien dat met name bij de academie voor Educatie en de ondersteunende diensten het verzuim sterk is toegenomen. Een specifieke oorzaak van deze toename is niet te noemen. Enerzijds zien we dat het verzuim psychisch van aard is en zouden we dit deels kunnen toeschrijven aan ervaren werkdruk, maar anderzijds zien we ook dat er sprake is van langdurig zieken met fysieke klachten. Door signalering in de viermaandelijkse managementrapportages houden we een vinger aan de pols. De begeleiding van de zieken gebeurt conform de Wet verbetering Poortwachter.
4.4 Professionalisering Medewerkerontwikkeling heeft de volle aandacht in de CHE. De komende jaren zal geïnvesteerd worden in het verder ontwikkelen van het professionaliseringsbeleid om steeds meer een lerende organisatie te worden. In het verslagjaar is er in totaal e 907.557 uitgegeven aan professionalisering.
CHE
Landelijk HBO
2011
2012
2013
2014
2010
2011
2012
2013
3,8
3,2
3,7
4,5
4,2
4,2
4,1
4,1
TABEL 4.6 Verzuim CHE en landelijke cijfers in % (exclusief verzuim langer dan twee jaar)
51
Personeel | HOOFDSTUK 4
De investeringen in mastertrajecten beginnen vruchten af te werpen. Aan het eind van het verslagjaar had 67% van de docenten binnen de CHE minimaal een masteropleiding als hoogst genoten opleiding. In 2013 was dit nog 61%. 14 medewerkers volgen in het verslagjaar een masteropleiding en worden hiervoor gefaciliteerd vanuit de lerarenbeurs. Daarnaast volgen 10 medewerkers een promotietraject.
Totale uitgaven Grondslag (getotaliseerde loonsom)
Veel professionalisering wordt op maat in de academies en diensten georganiseerd. Ook via het centrale professionaliseringsaanbod worden regelmatig ontwikkelactiviteiten gevolgd, in het verslagjaar waren dit 93 opleidingsactiviteiten. Een overzicht van de deelname per activiteit is hieronder weergegeven.
Gerealiseerd 2014 e 19.618.363
Cao-norm (3% van getotaliseerde loonsom)
e 588.551
Uitgaven totaal
e 779.586
Saldo uitgaven totaal minus cao-norm
e 191.035 TABEL 4.7 totale uitgaven professionalisering
Uitgaven per kostensoort
Gerealiseerd 2014
Professionalisering algemeen
e 523.383
Abonnementen
e 69.250
Contributies
e 107.236
Kosten Vocatiodag Coaching en loopbaan Reiskosten en catering Totale kosten
e 33.023 e 46.694 p.m. e 779.586 TABEL 4.8 uitgaven professionalisering per categorie
Cursus/training
Aantal deelnemers
Leergang adviesvaardigheden
12
Coaching efficiënt werken
4
Opleiding Startende docenten
7
Projectmatig werken
18
Introductiedag
13
Social Media
6
Loopbaancheck en/of -begeleiding Bijeenkomsten voor leidinggevenden
25 8 TABEL 4.9 deelname activiteiten
CHE | Jaarverslag 2014
53
HOOFDSTUK 5
Lectoraten
5.1 Algemeen
De motor achter het onderzoek op de CHE zijn de lectoraten. De lectoren verrichten onderzoek met het oog op de verbetering van het onderwijs en de vernieuwing van de beroepspraktijk. In 2014 waren binnen de academies zes lectoraten actief.
De lectoren ontmoeten elkaar in een lectorenraad. De ontwikkeling van een gemeenschappelijke onderzoeksagenda was een belangrijke speerpunt voor de CHE in 2014. De lectorenraad ontwikkelt een hogeschool brede visie op onderzoek. In 2014 werd door de lectoren een gezamenlijk onderzoeksprogramma geschreven: ‘Bakens van hoop. Waardegerichte innovatie van professionele praktijken’. Het programma is geschreven als antwoord op advies van de visitatiecommissie onderzoek onder leiding van prof. dr. H. Procee (2013) om de krachten van de lectoraten te bundelen en samen meer massa te creëren. Het onderzoeksprogramma Bakens van Hoop sluit nauw aan op de ontwikkeling van het CHE-zwaartepunt Service Innovation FoodValley. Voor de ontwikkeling van het onderzoeksprogramma Bakens van Hoop wordt jaarlijks door het CvB 75.000 euro beschikbaar gesteld. Ook is er in 2014 een onderzoekssecretaris aangesteld (drs. Eelco van der Dool), die de lectorenraad beleidsmatig ondersteunt en ook de academies ondersteunt op de ontwikkeling van hun onderzoeksbeleid en de onderzoeksleerlijn. Het onderzoeksprogramma Bakens van Hoop wordt geleid door dr. Jan van der Stoep. Centrale vraag van het onderzoeksprogramma is welke rol hoop speelt in het professionele handelen. Professioneel handelen is
altijd een handelen in verwachting. Een handelen dat zich niet neerlegt bij de bestaande situatie maar zoekt naar verbetering. Het houdt er ook rekening mee dat de werkelijkheid niet maakbaar is. De lectoraten van de CHE werken samen met lectoraten van twee andere christelijke hogescholen, Hogeschool VIAA en Driestar Educatief (het zogenaamde ZEG-verband, Zwolle, Ede en Gouda). Ook wordt met betrekking tot het centrale onderzoeksprogramma verbinding gemaakt met de Stichting voor Christelijke Filosofie. In 2014 heeft de CHE bezoek gehad van de validatiecommisie VKO (Validatie Kwaliteitszorg Onderzoek), bestaande uit prof. dr. H. Volberda (voorzitter), dr. C.M. Hooymans, drs. P.M. van Roon en drs. E.C. de Groot (secretaris). Op basis van de bevindingen van deze commissie heeft de VKO de kwaliteitszorg met betrekking tot onderzoek gevalideerd. De commissie VKO komt tot de conclusie dat de lectoraten steeds steviger ingebed raken binnen de organisatie en bevestigt de aanbevelingen van de commissie Procee om naar meer focus en massa in het onderzoek te streven. Ze prijst de voortvarende wijze waarop de CHE met de aanbevelingen van de commissie Procee is omgegaan.
5.2 L ectoraat Educatie (in oprichting) Organisatie Het jaar 2014 was voor het Lectoraat Educatie een overgangsjaar. Het vorige lectoraat werd afgerond en er zijn voorbereidingen getroffen voor een volgende lectoraatsperiode. Vanaf september 2014 functioneerde het lectoraat-in-oprichting, bestaande uit twee kwartiermakers (ieder 0.4 fte) en twee lectoraatsleden (ieder 0.2 fte).
CHE | Jaarverslag 2014
Speerpunten 2014 Najaar 2014 is de thematiek verkend voor de volgende lectoraatsperiode. Een belangrijk doel was te komen tot een voorstel dat kon rekenen op draagvlak binnen de academie en binnen het werkveld (domeinteams en basisscholen). Eveneens najaar 2014 zijn belangrijke vervolgstappen gezet in de vormgeving van de onderzoekslijn en het afstudeertraject (scheiding van begeleiding en beoordeling, aanscherping van de beoordelingscriteria). Ontwikkelingen 2014 • Nieuwe kaders zijn vastgesteld voor de onderzoekslijn. • De activiteiten op de academische opleidingsscholen rond ‘thematisch werken’ en ‘passend onderwijs’ zijn voortgezet. Daarnaast zijn voorbereidingen getroffen voor de uitbreiding van het aantal academische opleidingsscholen. De onderzoeksprogramma’s die op deze scholen zullen worden uitgevoerd vormen een onderdeel van het lectoraatsplan. • Onderzoek om verschillen tussen de studenten in kaart te brengen in denkstijl, interesse, motivatie en ambitie. De resultaten maken een betere verantwoording en tevens uitbreiding mogelijk van de differentiatiemogelijkheden in de opleiding. • De activiteiten van de vorige lectoraatsperiode zijn afgerond met de publicatie: Is alles van waarde meetbaar? • Ter versterking van de kennisuitwisseling binnen de academie zijn maandelijkse lunchbijeenkomsten georganiseerd waarin lopend en nieuw onderzoek wordt gepresenteerd. • Expertisecentrum Persoonlijk Meesterschap ECPM: er is onderzoek uitgevoerd naar de manier waarop medewerkers vorm geven aan de christelijke identiteit. Vooruitblik In 2015 zal het nieuwe lectoraat van start gaan. Onderzoek op en met de basisscholen, in samenwerking met de domeinteams van de academie, zal in dit lectoraat waarschijnlijk de hoofdactiviteit worden, met als tweeledig doel (1) de versterking van het onderzoekend vermogen van de basisscholen en (2) versterking van de inhouden van het curriculum.
5.3 Lectoraat Jeugd en Gezin Organisatie Het lectoraat Jeugd en Gezin bestaat uit een lector, een senior onderzoeker, promotieonderzoekers
(4) en projectonderzoekers (7). Het lectoraat wordt secretarieel ondersteund door het academiebureau en door een medewerker fondswerving en communicatie. Het lectoraat is als team direct onder de academiedirecteur gepositioneerd. Het basisbudget voor het lectoraat is 3,5 fte. Dat is exclusief subsidies en betaalde opdrachten en inclusief ondersteuning. In 2014 was het aantal fte: 4,89. Daarvan is 1,89 fte extern geld (NWO beurzen, RAAK Publiek, netwerken voor groei, betaalde opdrachten). Speerpunten 2014 • Het lectoraat Jeugd en Gezin heeft een missie geformuleerd. • Het lectoraat heeft gewerkt aan strategische relaties met het werkveld en de ontwikkeling van kennisplatforms. • Het lectoraat heeft actief deelgenomen aan het validatiebezoek van de VKO op 9 oktober 2014. • Het lectoraat heeft actief geparticipeerd in de hogeschoolbrede ontwikkeling van een centrale onderzoeksagenda (Bakens van Hoop, Service Innovation) Ontwikkelingen en resultaten • In 2014 is het ontwerp van een onderzoekslint voor de bachelor opgeleverd en gepresenteerd op een studiedag op 27 oktober. • De lector is op 2 oktober uitgeroepen tot Lector van het jaar 2014. • Er zijn in 2014 twee NWO promotiebeurzen toegekend aan twee onderzoekers van het lectoraat. • Er is in 2014 een subsidie Netwerken voor Groei toegekend door SIA. Het betreft een additionele subsidie voor het RAAK publiek project professioneel ouderschap. • Er is een projectidee ingediend bij ZonMw voor een Academische Werkplaats Transformatie Jeugd. • In 2014 werden 2 vakwetenschappelijke artikelen gepubliceerd en 6 presentaties gegeven. • Er werden gastcolleges gegeven in de bachelor en bij de master social work (aan de HAN). Ook participeerden 15 studenten in het onderzoek van het lectoraat. • In 2014 werd de glossy Zichtbaar in Zorg opgeleverd en was er een inspiratiemiddag over voorbeeldfiguren in zorg & welzijn. Vooruitblik In 2015 zal het lectoraat een meerjarenbeleidplan schrijven. Speerpunt voor 2015 is de beschrijving van de theoretische en methodologische uitgangspun-
55
Lectoraten | HOOFDSTUK 5
ten van het lectoraat en de inrichting van (zelfstandige) kennisplatforms.
5.4 L ectoraat Verpleegkundige Beroepsethiek Organisatie Het lectoraat Verpleegkundige beroepsethiek van de Academie Gezondheidszorg bestaat naast de lector dr. B.S. Cusveller uit een kenniskring van enkele docentonderzoekers. Het lectoraat was verbonden met het onderwijsproces door het betrekken van derde en vierdejaarsstudenten bij praktijkvragen uit het werkveld. Het lectoraat begeleidde ongeveer de helft van de studenten en heeft hierover verschillende publicaties, presentaties en hoorcolleges verzorgd, in binnen- en buitenland. Het lectoraat werd begeleid door een Adviesraad met experts uit het werkveld. De lector heeft per 1 november 2014 zijn functie neergelegd. Speerpunten In samenwerking met werkveldpartners die opdrachten leveren voor de projectenbank van studenten deed het lectoraat praktijkonderzoek naar reflectie op goede zorg. Actuele ontwikkelingen in de zorg vragen dat verpleegkundigen bewust en bekwaam aan de orde stellen of de verleende zorg ook goede zorg is. Speerpunt was mede het onderzoek en de opleidingsdocenten sterker te verbinden.
Ontwikkelingen • Er is een groot onderzoek gepubliceerd over de vraag hoe verpleegkundigen omgaan met registratiedruk en daar constructief mee kunnen omgaan. • Er is een verkennend onderzoek verricht naar de verschuivingen van met name ouderenzorg van instellingen naar de thuissituatie, waaruit een nieuwe onderzoekslijn kan ontstaan. • Er is een expertmeeting georganiseerd voor de ethiekdocenten van HBO-V’s in Nederland en met het oog op het nieuwe onderwijsprofiel voor de Bachelor Nursing gepubliceerd over ethiekonderwijs in de verpleegkundeopleiding. • Met de opleidingsdocenten is een begin gemaakt met het organiseren van bijeenkomsten om het eigen onderzoek gezamenlijk te reviewen. • De lector heeft een substantiële bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de nieuwe landelijke beroepscode voor verpleegkundigen en verzorgenden. Vooruitzichten In 2015 zal de academie een nieuwe lector werven en een nieuwe infrastructuur van het lectoraat inrichten. Aandacht zal uitgaan naar uitbreiding door het werven van onderzoekssubsidies. Ook zal worden aangesloten bij het CHE zwaartepunt ’Service Innovation’ en het hogeschoolbrede onderzoeksthema ‘Bakens van hoop’.
CHE | Jaarverslag 2014
5.5 Lectoraat Media, Religie en Cultuur Organisatie Het lectoraat Media, Religie en Cultuur bestaat uit lector dr. ir. J. van der Stoep en zeven kenniskringleden. De Adviesraad van het lectoraat bestaat uit drie leden: dr. P. Ester, prof. dr. J.M.J.H. Hemels, en dr. C.A.P.G. van der Mast (plus een vacature). Speerpunten 2014 Het lectoraat Media, Religie en Cultuur doet onderzoek naar verhalende journalistiek en waardengerichte organisatiecommunicatie. Centrale onderzoeksbegrippen zijn: • storytelling • community building • public trust Ontwikkelingen • Het lectoraat Media, Religie en Cultuur is in 2014 nauw betrokken geweest bij de vernieuwing van het curriculum van de opleidingen Journalistiek en Communicatie. • Het lectoraat heeft onderzoek uitgevoerd in samenwerking met Zorgcentrum Riederborgh, Groot Nieuws Radio, 3xM, de Bond tegen Vloeken en de Nederlandse Patiëntenvereniging Zorg voor Leven. De projecten leveren in totaal 25.300 euro op en daarnaast ook extra formatie. Kenniskringlid Peter Jansen ontvangt voor 0,4 fte een beurs van NWO.
Een belangrijke mijlpaal was het verschijnen van het boek ‘Ouderen doen ertoe. Hoe de oudere mens vanuit een (zorg)gemeenschap van betekenis kan zijn’ van Margriet Sprong-Brouwer (Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer). Ook werd voor Zorgcentrum Riederborgh een Corporate Story geschreven en een symposium georganiseerd. Naast de eerste versie van het Meerjarenbeleidsplan Onderzoek 2015-2019, is de notitie Praktijkonderzoek Journalistiek en Communicatie geschreven. De focus van dit stuk ligt op de ontwikkeling van praktijkonderzoek en de inbedding van dit onderzoek binnen onderwijs en werkveld. Daarnaast heeft het lectoraat 3 wetenschappelijke, 4 vakwetenschappelijke en 5 opiniërende artikelen geschreven. Tevens zijn er 18 lezingen gehouden, diverse blogs geschreven en is het lectoraat 25 maal in de pers geweest. Vooruitblik In 2015 komt de definitieve versie van het Meerjarenbeleidsplan Onderzoek 2015 - 2019 gereed, en zal het lectoraat verdergaan onder een nieuwe naam. De focus ligt op trialogisch leren: diverse pilots gaan van start in 2015. Daarnaast zal ‘action research’ een speerpunt zijn: een methode die nauw aansluit bij de vorming van reflective practitioners.
5.6 Lectoraat Mens & Organisatie Organisatie Het Lectoraat Mens & Organisatie heeft sinds de start van het academisch jaar 2014-2015 een nieuwe
57
Lectoraten | HOOFDSTUK 5
lector, Dr. H. Kievit. De lector is samen met 3 kenniskringleden verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van het onderzoeksplan. Speerpunten 2014 Het lectoraat had als doelstelling in 2014 om: • Het onderzoeksplan voor de academie M&O te ontwikkelen. • Het Relatiemagazine M&ODUS samen te stellen en te publiceren. • De voortgang op promotietrajecten te begeleiden. • Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het CHE-zwaartepunt Service-Innovation. Ontwikkelingen en resultaten 2014 De bovengenoemde doelstellingen zijn behaald. In 2014 is het promotietraject van de heer M. de Ronde succesvol afgerond met een positief advies van de leescommissie. De feitelijke promotie vindt in maart 2015 plaats. Vooruitblik Het lectoraat heeft zich voor het kalenderjaar 2015 het volgende ten doel gesteld: • Vak-themagroepen met docenten en kenniskring. • Begeleiding voortgang promotietrajecten. • Ontwikkelen monitor FoodValley . • Ontwikkelgericht leidinggeven/organiseren. • Synergie verdiepingsminoren – Transfer – kennis agenda doorontwikkelen. Verdiepingsminoren en Transferaanbod zullen verbonden worden met de kennisagenda die leidend is voor de kenniskring. In 2015 moet deze strategie leiden tot het uitbreiden van het netwerk van partners van M&O.
5.7 Lectoraat Geestelijk Leiderschap Organisatie De kenniskring van het lectoraat bestond in 2014 uit lector dr. R. Erwich en vier kenniskringleden. Een toegevoegd extern onderzoeker fungeerde in de uitvoering van lopend onderzoek. Speerpunten 2014 In het lopende jaar werd gewerkt aan de realisatie van diverse opbrengsten van onderzoek. • Het onderzoek naar de spirituele ontwikkeling van alumni (kernonderzoek) werd afgerond en in een groot onderzoeksrapport. • De resultaten van het spiritualiteitsonderzoek vormden de kern van het gepubliceerde boek Theologie als Beroep – verhalen van hoop. In
dit boek werd de opbrengst van het lectoraat geestelijk leiderschap vertaald naar onderwijs en werkveld. • Voorbereidingen voor de afronding van het lectoraat geestelijk leiderschap verliepen parallel met de inrichting van het nieuwe lectoraatsthema geloven in context, gericht op de geloofspraktijken in diverse contexten. • De lector dr. R. Erwich werd functioneel herbenoemd met een nieuwe kenniskring. In november 2014 werden de lector en kenniskring geïnstalleerd in een grote netwerkconferentie. De titel van de lectorale rede was: ‘Beroepstrots! De HBOtheoloog als zelfbewuste beroepsgelovige’. • In de loop van het najaar werd op basis van een samenwerkingsovereenkomst tussen de CHE en de Leliezorggroep een associate lectoraat opgezet in verbinding met de Academie Theologie en het onderzoeksprogramma van de CHE. Voor dit lectoraat werd Simon Polinder als associate lector aangesteld. Met betrekking tot het onderwijs werd gewerkt aan: • de verbinding van de onderzoeksresultaten van het spiritualiteitsonderzoek met het curriculum van de Academie Theologie door middel van consultaties en studiedagen. Ontwikkelingen en resultaten 2014 De analyse van de externe audit (november 2013) droeg bij aan de inrichting van het nieuwe lectoraat waarbij een sterkere oriëntatie op samenwerking met het werkveld cruciaal is. De afronding van het lectoraat geestelijk leiderschap en de overgang naar het lectoraat verliep inhoudelijk soepel. Gaandeweg wisselde het onderzoeksperspectief van de aandacht voor de binnenkant van de HBO-theoloog naar de aandacht voor de invloed van de culturele context op het functioneren. De VKO-visitatie in het najaar van 2014 hielp om de ingezette beweging na de externe audit (2013) te verstevigen. Vooruitblik De komende periode (eerste helft 2015) zal in het teken staan van: • De uitwerking van het onderzoeksplan en profiel rondom het thema ‘geloven in context’, samen met onderwijs en werkveld. • De verdieping van relaties op het gebied van onderzoek met werkveldpartners. • De eerste deelonderzoeken rondom het thema ‘beroepsidentiteit’ (lectorale rede) • De uitwerking van de bijdrage aan het CHE-onderzoeksplan ‘Bakens van Hoop’.
CHE | Jaarverslag 2014
59
HOOFDSTUK 6
Transfer
6.1 Algemeen
CHE-Transfer verzorgt masteropleidingen, post-HBO opleidingen, cursussen, trainingen (indien gewenst in-company), advieswerk en (praktijk)onderzoek. CHE-Transfer heeft zes verschillende Transferunits die onderdeel zijn van de zes academies. Deze verankering in de academies zorgt ervoor dat de activiteiten van CHE-Transfer het product zijn van de verbinding tussen onderwijs, onderzoek en werkveld. CHE-Transfer is CEDEO-erkend voor zowel Open Inschrijving als Maatwerk.
6.2 Transferactiviteiten per academie 6.2.1 Educatie
Algemeen Transfer Educatie maakt onderdeel uit van de Academie Educatie en is als opleidingspartner actief binnen met name het basis- en voortgezet onderwijs. Transfer: • verzorgt post-HBO opleidingen/Masters voor leerkrachten/docenten/aanstaande leidinggevenden; • biedt implementatietrajecten aan; • en is partner in kennisontwikkeling (in samenwerking met het lectoraat). De opleidingen en het geleverde maatwerk van Transfer Educatie zijn op kwaliteit getoetst door kwaliteits- en tevredenheidscertificeringsinstituut CEDEO. Post-HBO opleidingen/Masters Afstemming op de situatie van hoog gewaardeerd. Voorbeelden verschillende opleidingen voor (Middenmanagement, Opleiding
de klant wordt daarvan zijn de leidinggevenden schoolleider, Di-
recteur primair onderwijs en de Master of Educational Leadership). Deze opleidingen worden aangeboden in samenwerking met de Marnix Academie, Hogeschool In Holland, Driestar-Educatief en VIAA (Penta Nova). Verder biedt CHE de Master ‘Leren en Innoveren’ aan in samenwerking met de Driestar Hogeschool en VIAA. Deze opleiding trekt cursisten uit alle geledingen van het onderwijs (van primair – hoger onderwijs). De leergang ‘Vakbekwaam Bewegingsonderwijs via Pabo’ levert tevreden en competente leerkrachten af. Nieuw in het aanbod zijn: specialist jonge kind , taalcoördinator en rekencoördinator. Implementatie Hoewel in mindere mate dan in voorgaande jaren verzorgt Transfer maatwerktrajecten die aansluiten bij de schoolontwikkeling. Hier komen onderwerpen zoals ‘Engels leren, is Engels doen’. Onderzoekend leren, en Handelingsgericht-, kwaliteitsgericht-, en opbrengstgericht werken aan de orde. Partner in kennisontwikkeling Transfer Educatie werkt verder geregeld samen met het werkveld en de opleiding tot leerkracht basisonderwijs. Pabo-studenten, basisscholen en CHEmedewerkers (Pabo, Transfer en Lectoraat) werken gezamenlijk aan onderwijsontwikkeling, doen onderzoek en delen de opgedane kennis. Deze projecten worden vanuit het Lectoraat ‘Docent en Talent’ ondersteund en gevolgd. Verder is met twaalf basisschoolbesturen is Opleiden In De School (OIDS) voortgezet. Transfer Educatie voert de zogenaamde mentorentrainingen uit. Op deze scholen wordt eerst een nulmeting uitge-
CHE | Jaarverslag 2014
voerd en aansluitend de visitatie om Erkend Leerbedrijf (SELECT) te kunnen worden. Veel ‘partnerscholen’ zijn inmiddels SELECT-gecertificeerd.. Daarnaast versterken we de relatie met al onze overige klanten door systematisch aandacht te besteden aan het versterken van de kwaliteit. De netwerkbijeenkomst ‘De kleuter gekend’ stond in het teken van het opbrengstgericht werken en het jonge kind. Deelnemers kwamen uit het hele land. Vooruitblik Kennisdeling en kennisontwikkeling zal in de toekomst steeds meer gericht worden op post-HBO niveau. Een doorgaande lijn vanuit de academie naar de startende leerkracht is daarbij de bepalende visie in het kader van een leven lang leren. In het aanbod van Transfer zal zich in de beperking hier de meester tonen. 6.2.2. Sociale Studies Algemeen Transfer Sociale Studies bestaat uit een vast transferteam met acht medewerkers. Drie van hen zijn coördinator van respectievelijk het Instituut Contextuele Benadering, het Instituut Professioneel Begeleiden en het Instituut Sociale Innovatie. Deze instituten verzorgen de opleidingen, maatwerk trajecten en coaching en advies. De unitmanager Transfer valt onder de academiedirecteur van de academie en borgt onder andere de afstemming met het HBO-onderwijs en het onderzoek. Meer dan de helft van de bachelordocenten van de academie is betrokken bij het verzorgen van de oplei-
dingen vanuit Transfer. Overige docenten komen uit het werkveld om daarmee veel praktijkervaring binnen te krijgen. Ontwikkelingen en resultaten Voor 2014 is een duidelijke ontwikkeling ingezet naar meer vraaggerichte (maatwerk)trajecten. Door de transitie in het Sociaal Domein is er veel vraag naar gerichte opleidingsactiviteiten. Deze maatwerktrajecten laten een groei zien die zich naar verwachting in 2015 sterk doorzet. Ondertussen zijn diverse grote maatwerkcontracten afgesloten. In tegenstelling tot deze groei vertoont het meer standaard opleidingsaanbod juist een krimp. Het aantal deelnemers (uitgezonderd maatwerk) aan Transferopleidingen in 2014 is weergegeven in tabel 6.1. Transfer is voor Sociale Studies afgesloten met een negatief financieel resultaat. Dit kon worden opgevangen door de reserve die uit eerdere winst is opgebouwd. In 2014 is fors geïnvesteerd om medio 2015 te kunnen komen tot het kostendekkend functioneren van Transfer Sociale Studies. Analyse heeft uitgewezen dat we meer in moeten zetten op een flexibel, vraaggericht opleiden en investeren in het bouwen van strategische en duurzame samenwerking met onze partners. Om die reden bouwen we aan een CHE-brede netwerkstructuur Transfer, waarin Transfer nog meer verbinding krijgt met Lectoraat en Bachelor en zo de kennisorganisatie verder vorm krijgt. Vanuit Transfer zijn naast opleidingsactiviteiten ook netwerkactiviteiten ingezet die aan een grote be-
master / post-HBO
2e jaar cursisten
nieuwe cursisten
310-002.13
Master Contextuele Hulpverlening (CHV) 2013-2015
12
14
310-001.13
Post-HBO CHV/Basis
7
10
310-012.14
Post-HBO CHV/specialisatie
4
6
310-006.13
Post-HBO Supervisie & Coaching
14
310-011.15
Post-HBO Mediation
0
310-004-14
Post-HBO Bedrijfsmaatschappelijk Werk
8
310-009.13
Post-HBO Speltherapie
12
310-020.14
Post-HBO Buurtcoach
12
Totaal
57
55
13
TABEL 6.1 ???
61
Transfer | HOOFDSTUK 6
hoefte voldoen. Graag noemen we de inspiratiemiddag over Sociale Wijkteams: een praktijkgerichte, goedbezochte en inspirerende ontmoeting tussen werkveldpartners. Een activiteit die, gezien de forse overinschrijving, duidelijk aangaf dat er grote behoefte is aan kennisuitwisseling binnen alle ‘transitiegeweld’ in het Sociale Domein. Ook het WijKafé is hier een voorbeeld van. Tijdens dit WijKafé, een initiatief van het Instituut Sociale Innovatie, ontmoetten wijkbewoners, gemeente, (Sociaal) Wijkteam en CHE elkaar om te zoeken naar dat wat werkt binnen Ede Zuid. Dit krijgt een vervolg in 2015. Speerpunten Voor 2015 zijn er in grote lijnen drie speerpunten voor Transfer: • het verder bouwen aan stevige duurzame relaties met het werkveld; • het kostenefficiënt en kostendekkend ontwikkelen van vraaggericht opleidingsaanbod en in dit verband het stroomlijnen van de interne CHE-organisatie; • en het samen met Deeltijdonderwijs optrekken in het kader van Leven Lang Leren. 6.2.3 Transfer Gezondheidszorg Organisatie Transfer bij de Academie Gezondheidszorg bestaat uit een interim transfermanager (0,3 fte) en een transfermedewerker vanuit het academiebureau (0,5 fte). De transfermedewerker is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken (backoffice); de transfermanager stuurt de coördinatoren aan,
ontwikkelt beleid en is verantwoordelijk voor het bedrijfsmatig proces. De transfermanager neemt deel aan vergaderingen van het MT voor onderwerpen die voor hem relevant zijn. Hiermee kan de afstemming met het HBO-onderwijs en het onderzoek geborgd worden. De opleidingen worden georganiseerd en aangestuurd vanuit een coördinator. Sinds 1 december is een relatiebeheerder werkzaam voor Transfer. Zij onderhoudt relaties met het werkveld, signaleert nieuwe ontwikkelingen en ondersteunt de transfermanager. Docenten van de bachelor van de Academie Gezondheidszorg zijn betrokken bij het verzorgen van de opleidingen van Transfer. Overige docenten worden aangetrokken vanuit het werkveld met het oog op praktijkervaring. Speerpunten, ontwikkelingen en resultaten Binnen Transfer GZ zijn in 2014 2 opleidingen gestart met totaal 71 cursisten. De POH-GGZ startte 2 keer met 25 en 26 cursisten. De POH-AGZ startte met 20 cursisten De opleiding Casemanagement kwetsbare ouderen en dementie werd ontwikkeld, maar is wegens onvoldoende aanmeldingen niet gestart. Vooruitblik In 2015 zal voor wat betreft Transfer meer academie-overstijgend gewerkt gaan worden (o.a. in samenwerking met academies voor Sociale Studies en Mens & Organisatie), zodat meer klantcentraal gewerkt kan worden.
CHE | Jaarverslag 2014
Daarnaast zal de focus liggen op: • de opleidingen POH en POH-GGZ • het verder uitbouwen van het VTV-expertisecentrum • scholing in het Omaha System • relatieontwikkeling met een aantal strategische partners. 6.2.4 Transfer Journalistiek & Communicatie Organisatie Transfer Journalistiek en Communicatie van de Christelijke Hogeschool Ede heeft in 2014 voortgebouwd op het programma dat in 2013 samengesteld is. De masterclasses en workshops voor communicatieprofessionals en journalisten hebben plaatsgevonden in de periode januari tot juni. In de tweede helft van het jaar is gewerkt aan het opstellen van een nieuw programma voor 2015. Speerpunten, ontwikkelingen en resultaten Door middel van divers aanbod van masterclasses, workshops en (post-HBO) cursussen en trainingen deelt de academie Journalistiek en Communicatie (J&C) de expertise uit het onderwijs en het lectoraat met het werkveld. Het aanbieden van een jaarprogramma heeft de volgende voordelen: 1. J&C verstevigt de positionering als kennisinstelling: toont aan dat de academie aan de frontlinie staat van de ontwikkeling van nieuwe, voor het werkveld relevante kennis. 2. Docenten doen ervaring op en leren van de interactie met het werkveld 3. Binding met de achterban (o.a. alumni), een divers aanbod van masterclasses, cursussen en trainingen draagt bij aan een continue contact met het werkveld. De masterclasses en cursussen worden verzorgd door docenten van de academie Journalistiek & Communicatie, het lectoraat Religie, Media en Cultuur en externe gastsprekers. De thema’s die behandeld worden sluiten aan bij de positionering van de academie J&C en bij de actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Naast dit jaarprogramma biedt Transfer Journalistiek & Communicatie ook maatwerk aan op het gebied van Videoproductie en Communicatieadviestrajecten. Vooruitblik In 2015 wordt een vervolg gegeven op het aanbod zoals deze in 2014 stond. Dit betekent dat het accent ligt op de masterclasses en workshops voor professionals in de vakgebied, o.a. alumni. Voor het cursus-
jaar 2015-2016 wordt gezocht naar een structurele oplossing voor de inbedding van transferactiviteiten in de academie Journalistiek & Communicatie. 6.2.5. Transfer Mens & Organisatie Organisatie Transfer Mens & Organisatie bestaat uit de unitmanager en een team docenten (die tevens actief zijn in het regulier onderwijs). Ze zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering van het Transferaanbod. Dit aanbod bestaat uit een post-HBO leergang, maatwerktrajecten en de in ontwikkeling zijnde éénen tweedaagse trainingen. De transfercollega’s worden in praktische zin ondersteund door het Secretariaat Transfer, onderdeel van het academiebureau. Speerpunten, ontwikkelingen en resultaten De transferunit is in 2014 gestart met een post-HBO management leergang in februari en in september. De aandacht ging verder uit naar het acquireren van minimaal 1 in company-traject m.b.t. ontwikkelgericht leidinggeven. Al deze speerpunten zijn gerealiseerd. Daarnaast heeft er wisseling van de wacht plaatsgevonden en is per januari 2014 een nieuwe unitmanager Transfer aangesteld. Vooruitblik In 2015 richt de transferunit zich op het uitvoeren van de 2 post-HBO-management leergangen. Verder zetten we ons in voor het acquireren van minimaal 2 in company trajecten, het verkennen en ontwerpen nieuwe leergang en richten we ons op relatieontwikkeling met het onderwijs. Het ontwikkelen van ons partnernetwerk rond Transfer gaat hand in hand met het doorontwikkelen en verstevigen van het netwerk rond het reguliere onderwijs (bv. stage- en afstudeerorganisaties). 6.2.6 Transfer Theologie Organisatie Transfer Theologie is beperkt in omvang, gezien de specifieke situatie van het werkveld van de academie. Speerpunten, ontwikkelingen en resultaten In 2014 heeft Transfer Theologie zich met name bezig gehouden met het verzorgen van programma’s in de permanente educatie binnen de Protstante Kerk Nederland (PKN), zowel m.b.t. de primaire als de voortgezette nascholing. Ook de reeds bestaande PKN-module, ter verkrijging van de registratie als kerkelijk werker binnen de PKN, blijft een goedlopend product.
63
Transfer | HOOFDSTUK 6
Vooruitblik Er zijn geen wijzigingen in aanbod en beleid, en er zijn derhalve ook geen specifieke verwachtingen.
6.3 Kosten en baten totaal
De baten van CHE-Transfer vielen aanmerkelijk hoger uit dan het begrote bedrag voor 2014 (e 1.784.000 versus e 1.298.000). De gerealiseerde baten daalden met 14% ten opzichte van 2013 (e 1.784.000 versus e 2.078.000). Het resultaat op de private activiteiten in 2014 was e 110.000 negatief, hetwelk in mindering is gebracht op het private vermogen. Voor de academie Theologie is besloten om te stoppen met Transfer als aparte afdeling: er is geen verdienmodel voor. Het relatiebeheer dat nodig is om de contacten met het werkveld te hebben ten behoeve van onder meer professionalisering en stages wordt betaald vanuit de publieke middelen. Het negatieve private vermogen dat gelabeld was voor Theologie is aangezuiverd vanuit de algemene private middelen. Bij de academies Sociale Studies en Gezondheidszorg is gewerkt aan het verdienmodel van Transfer om zicht te krijgen op de winstgevendheid van de aangeboden cursussen en opleidingen en om mede aan de hand van de winstgevendheid de richting te bepalen van Transfer. Hierbij is en wordt nadrukkelijk gekeken naar de verbinding met de ontwikkelingen rondom een Leven Lang Leren. In de portefeuilles Transfer en Onderwijs zijn initiatieven genomen om de Transfer afdelingen te (herin)richten.
6.4 P ublieke middelen en private middelen
Bij het ontwikkelen en verzorgen van het aanbod van CHE-Transfer (private activiteiten) maken we doorgaans gebruik van de deskundigheid van onze eigen medewerkers, afkomstig uit het initieel onderwijs. Wij huren ze intern in van het publiek bekostigde onderwijs. Verrekening vindt plaats tegen de integrale kostprijs, rekening houdend met een risico-opslag. Als de expertise van het eigen personeel tekort schiet, maken we gebruik van externe deskundigen. Bovendien heeft CHE-Transfer ook medewerkers die uitsluitend binnen Transfer werkzaam zijn. Zij hebben geen binding met het initieel onderwijs. Voor dekking van de overhead – diensten, gebouwen, ICT en dergelijke – vindt een toeslag plaats over de begrote baten ten laste van de private activiteiten. Zo bieden we de zekerheid dat we het resultaat juist weergeven, voor zowel het publiek als het privaat bekostigde deel. De inhoud van het aanbod van CHE-Transfer ontwikkelen de transferafdelingen nagenoeg volledig in eigen beheer. Dit impliceert dat slechts in zeer beperkte mate gebruik wordt gemaakt van de inhoud van de curricula van het initieel onderwijs. Eén en ander heeft alles te maken met de specifieke wensen van afnemers van de Transferproducten.
CHE | Jaarverslag 2014
65
HOOFDSTUK 7
Internationalisering 7.1 Beleid en ontwikkelingen
Internationalisering is ingebed in het curriculum van de academies op onze school. Een samenleving waarin globalisering en digitalisering aan de orde van de dag zijn, vraagt om ontwikkeling van internationale competenties. Deze competenties worden op verschillende manieren ontwikkeld. Zo kunnen studenten voor een stage of een studieblok naar het buitenland. Ook verzorgen academies internationale excursies voor de studenten. Studenten die niet naar het buitenland gaan, kunnen aan ‘Internationalisering at home’ doen. Zij komen dan in contact met buitenlandse studenten die voor een paar maanden bij de CHE komen studeren. Daarnaast profileert de CHE zich internationaal ook steeds meer als kenniscentrum. Het jaar 2014 kende de volgende ontwikkelingen: • Vijf internationale studenten hebben een cursus aan de CHE gevolgd door het inzetten van hun NFPbeurs; • Drie Zuid-Koreaanse studenten namen deel aan een internationale cursus bij de academie Mens & Organisatie. Ook verwelkomde de academie Mens & Organisatie een Roemeense student voor de cursus. • De academie Sociale Studies mocht twee studenten uit Tsjechië ontvangen. • De academie Journalistiek en Communicatie heeft in totaal 12 internationale studenten ontvangen uit de volgende landen: Indonesië, Ethiopië, Hongarije, Georgië, Turkije, Syrië en Uganda. Kengetallen Internationale mobiliteit CHE 2014
Uitgaande/terugkerende studenten met een CHE-beurs Uitgaande/terugkerende studenten met een Erasmus-beurs Uitgaande/terugkerende docenten met een Erasmus-beurs Inkomende studenten
(NFP/Erasmusbeurs, zelf betalend, uitwisseling of sponsoring)
• De Academie Educatie mocht 3 studenten ontvangen. Deze studenten zijn afkomstig uit Bhutan, Vietnam en Syrië. • In 2014 heeft de CHE voor het eerst studenten ontvangen met een MSP Syria Scholarship. Twee studenten uit Syrië hebben de kans gekregen middels deze beurs een cursus te volgen bij de Academie Educatie en de Academie Journalistiek & Communicatie. • In 2014 is de start gemaakt om een internationale cursus te ontwikkelen op het gebied van Global Journalism. Het streven is om deze cursus te starten vanaf september 2015. • In 2014 heeft de CHE voor het eerst een beurs ontvangen van StuNed. Een Indonesische studente heeft hiervan gebruik gemaakt en een cursus gevolgd bij de Academie Journalistiek & Communicatie.
7.2 Internationale onderwijsprogramma’s
In 2014 boden we de volgende internationale onderwijsprogramma´s aan: • International Communication, journalism specialization; • International Corporate Communication; • International Business from a value based perspective; • Business Administration & HRM; • Social Work in the Netherlands I en II; • Nursing; orientation in research methods en extended course; wel aangeboden, niet gedraaid; • Language Learning in Primary Education.
85 26 10 21
Mobiliteit Uitgaand Academies zonder bekostiging van een beursprogramma Academie Gezondheidszorg Academie Mens &Organisatie Academie Theologie Academie Sociale Studies Academie Journalistiek & Communicatie Academie Educatie
4 docenten 4 docenten + 107 studenten 1 docent 8 docenten + 42 studenten 61 studenten 3 docenten
CHE | Jaarverslag 2014
67
Materiële Voorzieningen | HOOFDSTUK 8
HOOFDSTUK 8
Materiële Voorzieningen
In 2014 werd gestart met de fysieke voorbereidingen van de nieuw- en verbouw van de CHE. Begin 2014 werd het noodgebouw aan d’Overkant gesloopt. Vanaf januari was het niet meer beschikbaar voor gebruik. Het tekort aan lokalen en andere lesruimtes is opgevangen door gedurende het hele jaar ruimtes te huren bij partners in de Kenniscampus Ede: ROCA12 en de Aeresgroep. In maart 2014 is gestart met de fundering van de nieuwbouw. Vanaf dat moment begon een prachtig nieuw lesgebouw te verrijzen dat eind 2014 qua exterieur al in grote mate voltooid was en als blikvanger geldt op de Kenniscampus. Al voor de zomervakantie is de aannemer begonnen met werkzaamheden in het hoofdgebouw. Dit resulteerde aan het eind van de zomervakantie in een vernieuwde 2e verdieping, met lichte gangen en een moderne uitstraling. De academies die op deze verdieping gehuisvest zijn, zijn voorzien van Academieharten: een ruimte binnen de academie die de sfeer en cultuur van de betreffende academie uitstraalt en bij uitstek fungeert als een ontmoetingsplek tussen docenten en studenten. Daarnaast is tijdens de zomerperiode de Entree van de CHE vernieuwd. Het vernieuwen van de 2e verdieping betekende voor de medewerkers die daar gehuisvest waren, een periode van opruimen, sorteren en weggooien van spullen die niet meer nodig waren, tijdelijke huisvesting elders in het gebouw en een start maken met flexwerken volgens de principes van Goed Gebruik Gebouw. Met name de verhuizingen hadden als gevolg dat extra inzet van facilitaire medewerkers nodig was op het gebied van roostering en ondersteuning vanuit de afdelingen Huisvesting & Beheer (H&B) en ICT.
Per januari 2014 zijn de Mediatheek en Onderwijswerkplaats samengevoegd onder de voorlopig nieuwe naam Studiecentrum. Er zijn voorbereidingen getroffen op de inpandige verhuizing, die in 2015 plaats zal vinden. Ook is uitlening via selfservice mogelijk gemaakt. Hiervoor moesten alle fysieke uitleenmiddelen worden getagd. In 2014 heeft een facilitaire benchmark plaatsgevonden met 7 deelnemende HBO-instellingen. De organisatie hiervan was in handen van Fier.fm. Door de jaarlijkse deelname aan deze benchmark, ontstaat een goed beeld over de facilitaire dienstverlening van de CHE ten opzichte van vergelijkbare hogescholen en over trends binnen de eigen facilitaire dienstverlening. In 2014 is daarnaast een facilitair dashboard ontwikkeld, waarin gegevens zijn opgenomen die als stuurinformatie op facilitair gebied worden gebruikt.
8.1 Huisvesting & Beheer
Onze hogeschool is gehuisvest aan de Oude Kerkweg 100 te Ede. Naast de hoofdlocatie gebruiken we Paviljoen Zuid voor lessen en andere bijeenkomsten. Het jaar 2014 kende de volgende ontwikkelingen: In 2014 is door H&B een belangrijke bijdrage geleverd aan de voorbereiding van de verbouw en de begeleiding van de nieuwbouw. Binnen het bestaande gebouw bestond deze bijdrage voor een belangrijk deel uit de begeleiding van de interne verhuizingen van collega’s. H&B heeft ondersteuning geboden bij het afvoeren van materiaal (papier), inventaris (rolladeblokken) en inrichten van tijdelijke nieuwe werkruimtes. Per januari 2014 maakt de receptie deel uit van de afdeling H&B. De medewerksters zijn vanaf de zo-
CHE | Jaarverslag 2014
mervakantie tijdelijk gehuisvest bij de servicebalie, gesitueerd bij de achteringang van de CHE, in verband met de werkzaamheden aan de Entree van de CHE. Voor de werkprocessen, waarbij medewerkers H&B en receptionistes betrokken waren, bleek de letterlijk kortere lijn, vaak een voordeel te zijn. In september vond de viering van het 60-jarig jubileum van de CHE plaats. Veel van de festiviteiten vonden plaats in het hoofdgebouw. Door het leegruimen van het Atrium met computerwerkplekken voor de studenten, ontstond een grote ruimte waar een feestavond voor studenten is gehouden en een dag later een diner en reünie voor medewerkers, oud-medewerkers en alumni van de CHE. In aanloop naar de invulling van de restauratieve voorzieningen per september 2015 is een cateringconcept opgesteld waarin de visie op de exploitatie van de restauratieve voorzieningen is verwoord Afdeling H&B heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het dienstverlengingsconcept ‘een gastvrije CHE’. Vanuit Dienst Facilitair is het initiatief ontstaan om binnen de dienstverlening van de hogeschool meer inzetten op de het principe van gastvrijheid.
8.2 Duurzaamheid
In de bedrijfsvoering wordt duurzaamheid steeds belangrijker. Bij een nieuwe uitvraag aan leveranciers of bij het opvragen van offertes is duurzaamheid een belangrijk issue. Binnen H&B en in samenwerking met afdeling Inkoop wordt gezocht naar goede mogelijkheden of alternatieven. In 2014 heeft dit geresulteerd in een honorering van een subsidieaanvraag voor zonnepanelen op zowel de nieuwbouw als het bestaande gebouw van de CHE. Eind 2014 is een WKO-installatie in gebruik genomen. Deze installatie zorgt voor warmte-koude opslag, waardoor de CHE op een meer duurzame manier kan worden verwarmd en gekoeld en hiervoor minder fossiele brandstof nodig is. Verlichting is met een verbruik van 33% van het totale energieverbruik, de grootste verbruiker van energie binnen de CHE. Binnen de nieuwbouw en het bestaande gebouw is gezocht naar alternatieven om het energieverbruik ten aanzien van verlichting te reduceren. Dit heeft geleid tot realisatie van LED verlichting in de verkeersruimten en zuinige TL5 verlichting in de lokalen en kleinere ruimten in de nieuw-
69
Materiële Voorzieningen | HOOFDSTUK 8
bouw en LED verlichting in de verkeersruimten op de 2e verdieping binnen het bestaande gebouw. Het aantal prints is in 2014 spectaculair verminderd. Oorzaak hiervan is de invoering van Printing on Demand (POD). Studenten kunnen hierbij zelf de keuze maken of ze een fysiek exemplaar van één of meerdere readers willen ontvangen, of alleen de digitale versie.
8.3 ICT-Beheer
Het project telefonie is geïmplementeerd. Alle CHEmedewerkers werken nu met de communicatieoplossing van Microsoft LYNC en de oude oplossing is ontmanteld. Elke medewerker heeft handleidingen, klassikale instructies en maatwerktrainingen gehad, zodat een ieder met de nieuwe oplossing kan werken. Binnen het werken in Goed Gebruik Gebouw (3G) kan iedere medewerker overal en altijd bellen en gebeld worden. Er is een nieuwe firewall geïnstalleerd. Een firewall zorgt voor bescherming van het interne netwerk tegen misbruik van buitenaf. De oude firewall werd niet meer ondersteund door de leverancier en was afgeschreven. Het implementeren van een nieuwe firewall is ingewikkeld doordat vele diensten en software pakketten wel vanaf buiten naar het interne netwerk mogen en andere zaken juist niet.
De voorbereidingen voor het inrichten van de nieuwe infrastructuur voor het nieuwe pand zijn gestart. In de herfstvakantie is een groot gedeelte van het netwerk van het huidige pand van de CHE vernieuwd als voorbereiding op de nieuwbouw. Einde 2014 is de glasverbinding van het huidige pand naar het nieuwe pand gelegd, zodat in het nieuwe pand voor de vaste pc’s in de computer- en toets lokalen de infrastructuur kon worden aangelegd. De nieuwe infrastructuur is ook de basis voor een volledig dekkend Wi-Fi netwerk. Ook de ruimte tussen de twee panden zal volledig Wi-Fi dekkend zijn. Aangezien in het nieuwe pand ook nieuwe pc’s en laptops benodigd zijn, is er met een aanbesteding gestart voor digitale apparatuur. Alle pc’s en laptops die in de komende jaren worden aangeschaft, gaan via een Europese aanbesteding aangeschaft worden. Begin 2015 is bekend wie de leverancier gaat worden en de pc’s kunnen kort voor het opleveren van het nieuwe pand worden aangeschaft, geïnstalleerd en geplaatst. De infrastructuur is in 2014 erg stabiel geweest. De uitval van het netwerk, of van de diverse applicaties of servers is over het algemeen beperkt gebleven tot het geplande onderhoud. Een mooi resultaat, aangezien daar de afgelopen jaren veel tijd in is geïnvesteerd. Vele bedrijfskritische onderdelen zijn redundant uitgevoerd, zodat een eventuele uitval minimaal zou moeten zijn.
CHE | Jaarverslag 2014
71
Financiën | HOOFDSTUK 9
HOOFDSTUK 9
Financiën
9.1 Financieel resultaat 2014
De additioneel ontvangen rijksbijdragen zijn aangewend voor onder meer herontwerp van de godsdienstleraar opleiding, service innovation en de Academie Gezondheidszorg voor de extra inspanningen die gedaan moesten worden gegeven de sterke instroom van studenten in cohort 2013/2014. Ook konden hiermee de inspanningen voor curriculum vernieuwing geïntensiveerd worden.
Het resultaat over 2014 is sterk beïnvloed door de rijksbijdrage van e 1.460.000 die in de voorjaarsnota 2014 van OCW additioneel beschikbaar kwam. Genormaliseerd is het resultaat 1,7% van de baten zoals blijkt uit figuur 1.
Voor een nadere toelichting op het resultaat wordt verwezen naar de jaarrekening.
De exploitatierekening is in 2014 afgesloten met een positief resultaat van e 1.682.000 ofwel 4,7% rendement op de baten (resultaat in 2013: e 928.000, rendement 2,6%). Het begrote resultaat over 2014 was e 6.000. De solvabiliteit kwam uit op 36,0% (2013: 53,9%) bij een norm van 25%, de liquiditeit (current ratio) op 1,59 (2013: 0,98) bij een norm van 1,0.
Analyse incidentele posten Resultaat over 2014
1682
Incidentele baten
1600
Rijksbijdragen Waarborgfonds
1460 140
Incidentele lasten Vrijval jubileum voorziening
520 -300
Voorziening ww/ziekte
300
Voorfinanciering Gezondheidszorg
250
Tijdelijke uitbreiding aanstelling
200
Professionalisering Genormaliseerd resultaat Genormaliseerd resultaat % Baten
70 602 1,7% FIGUUR 1: Analyse resultaat 2014
CHE | Jaarverslag 2014
9.2 Treasury-management
Voorafgaand aan het verslagjaar bevond de CHE zich in de voorbereidende fase van het herhuisvestingstraject. In december 2013 is een financieringsovereenkomst getekend met het voornoemde ministerie met een hoofdsom van e 13 miljoen – af te lossen in 20 jaarlijkse termijnen vanaf december 2016. Het rentepercentage is 2,58% over gehele looptijd. De hoofdsom is nagenoeg geheel ontvangen in 2014 in drie tranches voor een totaal van e 12,9 miljoen. Voorjaar 2014 is het aannemingscontract getekend en is de bouw van start gegaan. Gegeven het feit dat de financiering van de herhuisvesting plaats vindt bij het Rijk – middels schatkistbankieren – is de CHE verplicht haar tegoeden daar eveneens aan te houden. De door het Rijk gehanteerde rentevergoeding is gebaseerd op EONIA fixing per dag. Per ultimo 2014 was de rentevergoeding nihil voor dagelijks opvraagbare tegoeden. Ter illustratie, het 12-maands tarief was 0,33% terwijl de kapitaalmarkrente per ultimo 2014 varieerde van 0% - looptijd 1, 2 en 3 jaar – tot 0,72% voor een 10-jaarslening. Kortom, de rentebaten zijn nagenoeg nihil en dat zal voorlopig blijven. Optimalisatie is gezocht door de inzet van private middelen buiten het schatkistbankieren te houden, uiteraard binnen de vigerende wet- en regelgeving. Dit heeft ertoe geleid dat de CHE een spaarrekening aanhoudt bij de ING bank om te profiteren van het renteverschil tussen de commerciële bank en het Rijk. Dit biedt slechts een klein voordeel. De hogeschool heeft per ultimo 2014 een tijdelijk hoge liquiditeit vanwege de ontvangst van e 12,9 miljoen van het Rijk voor de financiering van de herhuisvesting. Na realisatie van de herhuisvesting zal de liquiditeit (current ratio) uitkomen op een niveau van 0,85 (norm: 1,0). De jaren daarop zal deze toenemen tot het niveau van 1,0. De liquiditeitspositie is voldoende om tegenvallers
in de exploitatie en het herhuisvestingsproject op te vangen. Daarnaast heeft de hogeschool een kredietfaciliteit verkregen bij het Ministerie van Financiën voor een bedrag van e 3 miljoen teneinde middelen achter de hand te hebben indien mocht blijken dat de huidige middelen onvoldoende zijn. De solvabiliteit voldoet met 36,0% ruim aan de norm van 25%. Deze zal de komende jaren op dit niveau blijven.
9.3 Continuïteit: meerjaren perspectief, risico’s en kansen
De CHE stelt in het voorjaar de kaderbrief op en bereidt in het najaar de begroting voor. Daarbij herijkt onze hogeschool het meerjarenperspectief aan de hand van de instroom- en bekostigingsgegevens. Zowel de parameters als de output van het gebruikte model worden besproken met het CvB en de directeuren. Op deze wijze wordt consistentie verkregen in de verwerking en presentatie van het financiële meerjarenperspectief. Bovendien kunnen beleidsbeslissingen tot op academie- en dienstniveau doorgerekend worden. De studenteninstroom voor 2013/2014 was relatief hoog ten opzichte van de HBO-sector terwijl voor het cohort 2014/2015 de instroom relatief laag was ten opzichte van de HBO-sector. De komende jaren rekent de CHE financieel niet met een grote instroomgroei. De financieringspositie van de hogeschool is gezond. De huidige solvabiliteits- en liquiditeitsratio’s zijn gunstig. De CHE is daarom uitstekend in staat om te investeren, ook met het oog op de toekomstige inspanningen voor bijvoorbeeld de prestatieafspraken met het ministerie. De CHE gaat ervan uit dat de middelen die samenhangen met het behalen van de prestatieafspraken over 2016 niet gekort zullen worden. Wat de prestatieafspraken betreft, verwijzen we naar het desbetreffende hoofdstuk in dit jaarverslag.
73
Financiën | HOOFDSTUK 9
Management/Directie Onderwijzend Personeel Wetenschappelijk Personeel Overige Medewerkers Totaal
2013
2014
2015
2016
2017
9,0
10,0
11,0
11,0
11,0
196,2
209,0
207,0
207,0
207,0
12,0
13,0
14,0
14,0
14,0
131,3
129,0
125,0
125,0
125,0
348,5
361,0
357,0
357,0
357,0
TABEL 1: FTE per 31/12
Studentaantallen Index (basisjaar ‘12/’13)
12/13
13/14
14/15
15/16
16/17
17/18
3969
4220
4173
4150
4000
4000
100
106
105
105
101
101
TABEL 2: Studentenontwikkeling
De personele bezetting zal stabiliseren ten opzichte van ultimo 2014 (zie tabel 1). Het studentaantal is voorzichtig ingeschat voor de komende jaren (zie tabel 2). De CHE heeft als prestatiedoelstelling om te groeien in personele inzet op onderzoek en om de OP/ OOP ratio niet te laten afnemen. De stijging van het aantal fte manifesteert zich dan ook in de categorieën onderwijzend en wetenschappelijk personeel, terwijl het ondersteunend personeel een lichte daling vertoont door natuurlijk verloop. Hieronder wordt ingegaan op de risico’s en kansen die de CHE ziet voor de komende jaren. Sociaal Leenstelsel Voor de toekomst ziet de CHE een risico voor de instroom als het gaat om de invoering van het sociaal leenstelsel. De CHE zal nieuwe inschrijvers dan ook actiever gaan benaderen in voor het cursusjaar 2015/2016 en nieuwe initiatieven ontwikkelen. Leven Lang Leren Daarnaast zullen de bekostigingsaanpassingen voor de deeltijdmarkt ook effect gaan krijgen op de CHE instroom voor de deeltijd en duale studenten: er zal meer concurrentie komen. Samen met andere partijen worden de mogelijke gevolgen geanalyseerd om te kijken hoe de CHE zich het beste kan positioneren wat betreft deze markt en welk verdienmodel hier bij past. Ook de verdere ontwikkeling van Transfer hangt hier nauw mee samen.
Personele mobiliteit Op de CHE is één docent per 20 studenten, ca. 10% meer dan op andere hogescholen (gemiddelde). De huidige flexibele schil op de CHE is ruim 10%, dat is lager dan andere hogescholen die vaker/langer jaarcontracten aanbieden en minder vaak vaste contracten en/of met een omvangrijker payroll formatie werken. Kwantitatief is de CHE echter met het oog op de komende jaren behoorlijk flexibel. Tot 2018 is ruim 80 fte ofwel zo’n 22% van de formatie flexibel als gevolg van aanstaande pensionering, externe mobiliteit, eventueel niet verlengen van jaarcontracten en/of niet verlengen tijdelijke contractuitbreidingen / inzet zzp’ers (zie figuur 2). Een personeelskrimp als gevolg van dalende studentaantallen kan dus goed worden opgevangen mits medewerkers voldoende intern mobiel zijn. De interne mobiliteit was de achterliggende jaren gering, sinds 2013/2014 komt deze geleidelijk op gang maar ook in 2015 zal actief moeten worden gewerkt aan een bredere inzetbaarheid van personeel leidend tot mobiliteit. Het CvB zal in samenspraak met de directie en medezeggenschap daarom extra initiatieven ontplooien. Behalve een kwantitatief toereikende flexibiliteit zal deze de komende jaren kortom ook kwalitatief van voldoende niveau moeten zijn om instroomwijzigingen op te vangen. Bij een sterk aantrekkende arbeidsmarkt kan het vice versa lastig zijn in sommige gebieden voldoende deskundige docenten te werven onder andere op het terrein van medische kennis en bedrijfskunde. Ook hier zal op gewerkt blijven worden mede via het ontwikkelen van mobiliteitsopties.
CHE | Jaarverslag 2014
Er is een stresstest uitgevoerd met een daling van de studentinstroom van 5% jaar-op-jaar, te beginnen voor het cohort 2015/2016, ten einde ons een beeld te vormen van de weerbaarheid van de CHE voor tegenslagen. Het cumulatieve effect op de baten in 2020 bij ongewijzigd beleid is ca. -12% (-4M).
FIGUUR 1: Opbouw personeelsbestand met verwachte pensioneringen tot en met 2018
De current ratio zou dan per ultimo 2020 0,39 zijn (norm 1,0) bij een cash van circa e 3 miljoen , terwijl de solvabiliteit met 25,9% nog boven de norm van 25% zou blijven. De ratio’s voor 2018 in dit scenario zijn 0,67 respectievelijk 31,5%. Daarbij moet niet vergeten worden dat de CHE een kredietfaciliteit heeft bij het Ministerie van Financiën ter grootte van circa e 3 miljoen waarop een beroep gedaan kan worden mochten de liquide middelen ontoereikend zijn. Gegeven de flexibele schil is een daling van aanhoudend 5% per jaar op de studentinstroom nog goed op te vangen. Herhuisvestingsproject Wat betreft het huisvestingsproject is eind 2014 goed zicht op de ontwikkeling van de bouwkosten. Inmiddels is het bouwproject in een vergevorderd stadium, maar het risico is aanwezig dat de investeringskosten groter zullen worden dan begroot. Maatregelen zijn genomen om het risico op grote overschrijdingen te minimaliseren door onder meer strakke monitoring en nadere afspraken met de aannemer en bouwbegeleider. Groeikansen Naast de risico’s ziet de hogeschool een veelvoud aan groeikansen voor de komende jaren. De CHE kan onder
meer de kwaliteit die de hogeschool biedt en de brede profilering van de CHE actiever uitdragen. In 2015 realiseert de CHE aantrekkelijke nieuwe huisvesting. Dit loopt samen op met de gemeentelijke kenniscampus die gerealiseerd is in Ede. Ten slotte zal ingezet worden op uitbreiding en/of verdieping van het portfolio van opleidingen waarin het digitaal leren – zoals bij de praktijk pabo - eveneens een plaats krijgt. De hogeschool ziet dan ook goede kansen met betrekking tot het Leven Lang Leren en de adviezen uit het Rinnooy Kan rapport. De CHE staat er in de basis goed voor, getuige de goede scores in NSE, Elsevier en Studiegids. Dat is geen reden om op de lauweren te rusten. De CHE wil zich blijven vernieuwen om de positie aan de top vast te houden. De school heeft in het najaar 2014 een SIA Raak aanvraag ingediend om middels Service Innovation aansluiting te hebben met het topsectorenbeleid van de overheid en om zodoende een zwaartepunt te creëren voor de CHE. Wat het financiële meerjarenperspectief betreft, voor 2015 en 2016 worden negatieve exploitatieresultaten begroot en geprognotiseerd als gevolg van investeringen in onderwijsvernieuwing, onderzoek en zwaartepuntvorming voor een additioneel bedrag van e 844.000 in 2015 en e 400.000 in 2016. De 844K wordt in grote lijnen als volgt ingezet in 2015 – naast de middelen die academies en diensten al besteden aan onderstaande thema’s: 1. Onderwijsontwikkeling (Onderwijskader, Leven Lang Leren, Studie Loopbaan Ontwikkeling) e 275.000. 2. Kwaliteitsverbetering en onderwijsrendement (Student Service Center): e 120.000. 3. Strategisch Relatiemanagement en Service Innovation e 160.000. 4. Inrichting CHE Academy voor additionele professionalisering docenten e 80.000. 5. Onderzoek (Bakens van Hoop en Centre of Expertise Persoonlijk Meesterschap) e 165.000. 6. Nieuwe initiatieven e 44.000. Na de realisatie van deze projecten zullen de curricula vernieuwd zijn, waardoor er geactualiseerde (beter aansluitend bij het werkveld, de waarden van de school) en beter uitvoerbare (minder complex en daardoor effectief en efficiënt) onderwijsprogramma’s zijn. Studenten zullen beter opgeleid worden, omdat het onderwijs en onderzoek kwalitatief goed zijn, waardoor de scores in de student enquêtes weer op zullen lopen en de CHE daarmee zeer aantrekkelijk blijft voor grote groepen studenten. In 2016 zal op deze thema’s doorontwikkeld worden. Naast bovengenoemde bedragen worden ook binnen de academies middelen besteed aan curriculumvernieuwing en onderwijsverbetering.
75
Financiën | HOOFDSTUK 9
Middels bovengenoemde investeringen wordt dan tevens aangesloten op de investeringsagenda van de Vereniging Hogescholen en OCW ten einde te voorkomen dat de sector als geheel en iedere hogeschool afzonderlijk – wellicht onnodig - middelen oppotten. Ook hierin neemt de CHE haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Gegeven de ruime liquide middelen en uitstekende solvabiliteit – mede gebaseerd op de resultaten van de afgelopen jaren - vindt de CHE deze investeringen zeer verantwoord. Tevens kan in de exploitatie tijdig ingegrepen worden om de kosten te reduceren gegeven de flexibele schil. De kosten van de herhuisvesting manifesteren zich met name in de afschrijvings- en rentekosten en niet zo zeer in de huisvestingskosten. Vanaf 2015 stijgen de afschrijvingskosten tot een niveau van e 2,7 miljoen. De rentekosten zullen ca. e 325.000 zijn vanaf 2015. In het meerjarenperspectief is in 2017 en verder gerekend met een rendement op de baten van 1% terwijl bij de begrotingen een rendement ex ante van 3% nagestreefd wordt. Dat het gerealiseerde rendement dan in de bandbreedte van 0-3% uitkomt wordt als goed beschouwd door de CHE.
De solvabiliteit zal rond de 35% liggen de komende jaren terwijl de liquiditeit rond de 1,0 zal liggen. Met de kredietfaciliteit die de hogeschool in 2013 afgesloten heeft – zie paragraaf 9.2 Treasury Management - is de hogeschool in staat om financiële tegenvallers prima op te vangen: met e 6,6 miljoen liquide middelen in 2016 en een kredietfaciliteit van e 3 miljoen kan de hogeschool ruim drie maanden vooruit in het betalen van salarissen, huisvestingslasten en overige lasten al zou er verder geen enkele ontvangst binnen komen.
9.4 G overnance, intern toezicht en risicomanagement
De hogeschool voldoet aan de branchecode die in 2013 ingevoerd is. Daar waar in 2013 nog niet voldaan werd aan één onderdeel – namelijk het ontwikkelen van een uitgebreid intern toezichtskader – kan nu gezegd worden dat dit in 2014 gereed is gekomen. Intern toezicht vindt plaats door viermaandelijkse rapportages van de academie- en dienstdirecteuren waarna de resultaten – zowel financieel, kwalitatief, als op risico’s en kansen – in een review met het CvB besproken worden in aanwezigheid van de manage-
CHE | Jaarverslag 2014
mentteams van de respectieve academies en diensten. Acties worden gedefinieerd en daarbij wordt gekeken hoe het CvB kan faciliteren, ondersteund door de diensten. De resultaten worden eveneens viermaandelijks besproken in de audit commissie en de RvT en met de medezeggenschapsraden. Vanaf 2012 realiseerde de hogeschool belangrijke verbeteringen in de planning- en controlcyclus. Jaar na jaar blijkt dit ook uit de door de accountant uitgebrachte management letters. In de bespreking met de accountant en audit commissie is in 2014 naar voren gekomen dat er aandacht dient te zijn voor het evenwicht tussen centrale en decentrale control: wat gebeurt centraal en waar zijn de academies aan zet? Eén en ander hangt sterk af van de grootte van de academie, maar de verantwoordelijkheid wordt niet overgenomen door de centrale staf. Wel speelt de staf een belangrijke rol in meedenken, signaleren en participeren bij vraagstukken die spelen bij academies. In het najaar 2014 is als onderdeel van het begrotingsproces een stresstest uitgevoerd met het oog op de herhuisvesting en de effecten van een mogelijke daling van de studentinstroom. De resultaten
– zie paragraaf 9.3 Personele mobiliteit - zijn opgenomen in de begroting 2015 en besproken met de audit commissie en de RvT. Nieuw in 2014 is het feit dat een aantal overleggen anders gestructureerd is: langs de lijnen van de strategische projecten in plaats van functioneel. Dit betekent dat de portefeuilles op het gebied van onderwijs, onderzoek, werkveld, portfolio en voorzieningen toebedeeld zijn aan een lid van het CvB, een academiedirecteur en een dienstdirecteur. Draagvlak zal door de desbetreffende directeur gecreëerd moeten worden bij zijn peers. Hij zal ook zicht moeten hebben op de uitgevoerde plannen bij de andere academies en diensten wat betreft zijn portefeuille. Dus naast een academie c.q. dienst verantwoordelijkheid heeft hij een portefeuille verantwoordelijkheid voor het geheel van de CHE. Hiermee wordt gepoogd de organisatie minder stroperig te maken en te bewerkstelligen dat er in kleinere eenheden gewerkt wordt waarbij de relevante personen betrokken zijn. De meerjarenoverzichten van de exploitatierekening, balans en kasstroom staan vermeld in de tabellen 3, 4 en 5.
77
Financiën | HOOFDSTUK 9
Resultatenrekening CHE Totaal Bedragen * e 1000
Rijksbijdragen OC&W
2013 Realisatie
2014 Realisatie
2015 Begroting
2016 Perspectief
2017 Perspectief
25.098
25.451
26.408
25.590
25.462
Collegegelden
6.729
7.257
7.209
7.677
7.598
Baten werk i.o.v. derden
2.041
1.669
1.818
1.818
1.818
Overige baten
1.977
1.578
1.236
1.236
1.236
Totale baten
35.845
35.955
36.671
36.321
36.114
Personeelslasten
27.209
27.666
29.459
28.487
27.600
1.482
1.422
2.324
2.721
2.698
Afschrijvingen Huisvesting
1.067
1.137
1.075
1.075
1.075
Overige lasten
5.099
3.887
4.020
4.070
4.070
Totale lasten
34.857
34.112
36.878
36.353
35.443
988
1.843
207-
32-
671
61-
161-
319-
329-
313-
928
1.682
526-
362-
359
2,6%
4,7%
-1,4%
-1,0%
1,0%
Saldo Baten en Lasten Financiële baten en lasten Resultaat Rendement
TABEL 3: Meerjaren exploitatieoverzicht
Balans CHE per 31/12 Bedragen * e 1000
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Perspectief Perspectief Perspectief
Materiele vaste activa
14.179
12.584
11.919
13.171
21.376
27.723
26.602
25.604
Totaal vaste activa
14.179
12.584
11.919
13.171
21.376
27.723
26.602
25.604
163
39
42
28
31
31
31
31
Voorraden Vorderingen
1.510
1.085
1.137
748
921
747
747
747
Liquide middelen
12.274
13.529
11.366
7.744
14.793
6.855
6.864
7.571
Totaal vlottende activa
13.947
14.653
12.545
8.520
15.745
7.633
7.642
8.349
Totaal activa 31/12
28.126
27.237
24.464
21.691
37.121
35.356
34.244
33.953
Eigen vermogen 1/1
7.626
10.050
10.410
10.757
11.685
13.367
12.841
12.479
Resultaat lopend boekjaar
2.563
360
347
928
1.682
526-
362-
359
10.189
10.410
10.757
11.685
13.367
12.841
12.479
12.838
Eigen vermogen 31/12 Voorzieningen
1.513
1.331
1.422
1.339
948
848
748
748
Langlopende schulden
6.716
6.253
3.017
-
12.900
13.000
12.350
11.700
Kortlopende schulden
9.708
9.243
9.268
8.667
9.906
8.667
8.667
8.667
Totaal passiva 31/12
28.126
27.237
24.464
21.691
37.121
35.356
34.244
33.953
1,37
1,59
1,35
0,98
1,59
0,88
0,88
0,96
34,1%
38,2%
44,0%
53,9%
36,0%
36,3%
36,4%
37,8%
889
758
1.074
1.074
1.074
1.074
Liquiditeit (current ratio) Solvabiliteit (EV/TV) Privaat Vermogen Publiek Vermogen
10.927
12.293
11.767
11.405
11.764
Eigen Vermogen 31/12
11.685
13.367
12.841
12.479
12.838
TABEL 4: Meerjaren balans
CHE | Jaarverslag 2014
kasstroomoverzicht CHE per 31/12
2010
2011
2012
2013
2014
Netto resultaat
2.597
360
347
928
1.682
526-
362-
359
Afschrijvingen
2.007
2.484
1.527
1.482
1.422
2.324
2.721
2.698
Mutatie voorzieningen
309-
182-
91
83-
391-
100-
100-
-
Mutatie werkkapitaal (excl. Liq.Mid.)
1.077
55-
29-
430-
155-
153
-
-
Kasstroom uit operationele activiteiten
5.372
2.607
1.936
1.896
2.558
1.851
2.259
3.057
Investeringen in vaste activa
529-
889-
863-
2.734-
8.409-
9.889-
1.600-
1.700-
Bedragen * e 1000
Desinvesteringen
2015
2016
2017
Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Perspectief Perspectief Perspectief
-
Kasstroom uit investerings activiteiten
529-
889-
863-
2.734-
8.409-
9.889-
1.600-
1.700-
Langlopende leningen
418-
463-
3.236-
2.784-
12.900
100
650-
650-
Kasstroom uit financierings activiteiten
418-
463-
3.236-
2.784-
12.900
100
650-
650-
Mutatie liquide middelen
4.425
1.255
2.163-
3.622-
7.049
7.938-
9
707
Beginstand liquide middelen
7.849
12.274
13.529
11.366
7.744
14.793
6.855
6.864
Mutatie liquide middelen
4.425
1.255
2.163-
3.622-
7.049
7.938-
9
707
Eindstand liquide middelen
12.274
13.529
11.366
7.744
14.793
6.855
6.864
7.571
TABEL 4: Meerjaren kasstroomoverzicht
9.5 Verantwoording Notitie Helderheid
In het hoofdstuk over de Transferactiviteiten – hoofdstuk 6 – is aangegeven hoe de hogeschool omgegaan is met de scheiding tussen publiek en privaat, als uitwerking van het thema Investeren van publieke middelen in private activiteiten van de Notitie Helderheid. In deze paragraaf wordt per thema een verantwoording gegeven. 1. Uitbesteding De hogeschool heeft geen bekostigd onderwijs – geheel of gedeeltelijk – uitbesteed aan niet door de overheid bekostigde private organisaties, tegen betaling voor de geleverde prestaties. 2. Investeren van publieke middelen in private activiteiten In het hoofdstuk Transfer is hierover verantwoording afgelegd. Bij dit thema valt verder op te merken dat de kosten van de master
Contextuele Hulpverlening - die in dit geval de baten overtreffen - gedragen worden door de Transferafdeling van de Academie Sociale Studies, terwijl de master een grote bijdrage levert aan de kwaliteitsverhoging van het onderwijs en het onderzoek binnen de genoemde academie. Tevens draagt de master sterk bij aan kennisoverdracht aan de maatschappij. 3. Het verlenen van vrijstellingen 4. Vrijstellingen worden alleen verleend door de examencommissies. De werkwijze van de examencommissies is vastgelegd in de OER. Het Centraal Overleg Examen Commissies in de hogeschool heeft in het verslagjaar verschillende bijeenkomsten gehad waarin casuïstiek besproken is. Daarnaast heeft de hogeschool een EVCcentrum voor het domein van de sociale studies.
79
Financiën | HOOFDSTUK 9
5. Bekostiging van buitenlandse studenten De CHE heeft geen buitenlandse studenten. Wel zijn er uitwisselingsprogramma’s. De kosten daarvan worden gedekt vanuit beurzen of door de student zelf. Bij uitwisseling met buitenlandse instellingen wordt met gesloten beurzen gewerkt, omdat het de intentie is een gelijk aantal studenten bij één instelling in en uit te wisselen. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de verantwoording met betrekking tot Internationalisering elders in het jaarverslag. 6. Collegegeld niet betaald door student zelf Deze situatie heeft zich niet voorgedaan: de student betaalt zelf of de student heeft schriftelijk verklaard dat een derde betaalt, veelal de ouders. 7. Studenten volgen modules van opleidingen Er worden geen modules aangeboden die leiden tot een deelcertificaat.
8. De student volgt een andere opleiding dan waarvoor hij is ingeschreven De hogeschool heeft geen studenten die ingeschreven zijn voor een opleiding terwijl ze daadwerkelijk een andere opleiding volgen en op een diploma gericht zijn van die laatste opleiding. 9. Bekostiging van maatwerktrajecten Binnen de Transfer afdelingen worden maatwerktrajecten aangeboden, maar dit heeft betrekking op de private activiteiten en ziet ook niet op het behalen van een bachelor graad maar op het verzorgen van een maatwerktraining voor een organisatie binnen één van de domeinen van de hogeschool. In het reguliere bachelor onderwijs worden echter geen maatwerktrajecten aangeboden. 10. Bekostiging van het kunstonderwijs Dit is niet van toepassing op de CHE.
CHE | Jaarverslag 2014
81
BIJLAGE 1
Samenstelling en bezoldiging CvB en RvT 1. College van Bestuur
zijn taken en bevoegdheden van het CvB vastgelegd in het reglement CvB CHE.
Samenstelling College van Bestuur Bij aanvang van het verslagjaar werd de hogeschool bestuurd door een College van Bestuur (CvB) bestaande uit twee personen, namelijk mr. drs. A. Bestebreur MPA en drs. H.J. van Wijnen als voorzitter. Het CvB is verantwoordelijk voor de realisatie van de missie, visie, strategie en doelstellingen van de organisatie en de daaruit voortvloeiende resultaatontwikkelingen. In overeenstemming met de wet
Bezoldiging College van Bestuur Het CvB ontving in jaar 2014 de navolgende bezoldiging. Toelichting beleid hogeschool onkostenvergoeding Leden van het CvB ontvangen een belastbare onkostenvergoeding voor representatiekosten. Daarnaast krijgen zij voor zakelijk gebruik de beschikking over een computer en smartphone voor rekening van de StichDe heer H.J. van Wijnen 01-01 t/m 31-12
De heer A. Bestebreur 01-01 t/m 31-12
e
e
Representiekosten
0
Reiskosten binnenland
0
Reiskosten buitenland
0 7.253*
0
0
Overige kosten
60
278
Totaal
60
7.532
* Dit bedrag is inclusief de verstrekking van een OV-jaarkaart.
Voorzitters- Ingangsclausule van datum toepassing dienst verband
Einddatum Om- Beloning Belastdienst vang bare vaste verband in FTE en variabele onkostenvergoedingen
Voorzie ningen beloning betaalbaar op termijn
Uitkeringen wegens beëindiging van het dienst verband
e
e
e
e
Bestuurders De heer H.J. van Wijnen De heer A. Bestebreur
ja
1/8/2013
1/8/2017
1,0
138.673
4.200
22.659
0
nee
1/5/2011
1/5/2015
1,0
119.600
3.484
22.401
0
CHE | Jaarverslag 2014
ting. De heer Bestebreur heeft de beschikking over een OV-jaarkaart. De kosten hiervoor bedragen e 7.061,00 per jaar (de kaart heeft een geldigheidsduur van 1 mei 2014 tot en met 30 april 2015). Overige onkosten door de leden het CvB gemaakt bij de zakelijke uitoefening van hun functie, en die niet vallen onder de representatievergoeding, worden tegen het overleggen van bewijsstukken door de Stichting vergoed.
2. Raad van Toezicht
De Raad van Toezicht (RvT) ziet toe op een adequate besturing van de CHE door het CvB. De taken, be-
voegdheden en profielkenmerken van de RvT zijn vastgelegd in de statuten en het reglement RvT CHE. De RvT is zodanig samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar, het CvB en welk deelbelang dan ook, onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. De RvT laat zich bijstaan door twee commissies, te weten de Auditcommissie en de Remuneratiecommissie. Beide commissies hebben een adviesrol ten opzichte van de RvT. De RvT heeft voor 2014 de navolgende honorering vastgesteld:
Voorzitters- Ingangs- Einddatum Om- Beloning Belastclausule van datum dienst vang bare vaste toepassing dienst verband in FTE en variabele verband onkostenvergoedingen
Voorzie ningen beloning betaalbaar op termijn
Uitkeringen wegens beëindiging van het dienst verband
e
e
e
e
Toezichthouders De heer R.C. Robbertsen
ja
1/1/2013
31/12/2016
n.v.t.
9.000
46
0
0
De heer J.L. Burggraaf
nee
1/1/2012
31/12/2015
n.v.t.
6.300
145
0
0
De heer E. Dijkgraaf
nee
1/1/2014
31/12/2014
n.v.t.
6.821
92
0
0
De heer B.P. Hidding
nee
1/1/2015
31/12/2018
n.v.t.
6.300
18
0
0
Mevrouw M. van den Berg
nee
1/1/2013
31/12/2016
n.v.t.
6.300
126
0
0
Samenstelling en bezoldiging CvB en RvT | BIJLAGE 1
Samenstelling Raad van Toezicht De samenstelling van de RvT in 2014 was als volgt: 1. Dhr. R.C. Robbertsen – voorzitter RvT, voorzitter remuneratiecommissie - Geboortedatum: 6 oktober 1948 - Beroep: gepensioneerd - Nevenfuncties: lid van de Raad van Commissarissen bij de Onderlinge Bossen - Verzekering (tot juni 2014), voorzitter Raad van Toezicht Stichting Philadelphiazorg, lid van het bestuur Stichting Waarborg Sport, lid van het Comité van Toezicht Flora en Fauna-Examens, voorzitter van de Federatie Politiek Grondbezit, voorzitter Raad van Bestuur SecureFeed - Aftredend per 31 december 2016 en niet herbenoembaar 2. Dhr. Prof. dr. E. Dijkgraaf – vicevoorzitter RvT, lid remuneratiecommissie - Geboortedatum: 06-01-1970 - Beroep: Tweede Kamerlid (vanaf 17 juni 2010) en hoogleraar Erasmus Universiteit - Nevenfuncties: lid deputaatschap Kerk en Overheid Gereformeerde Gemeente en special advisor Noaber Foundation te Lunteren - Aftredend per 31 december 2014 en niet herbenoembaar 3. Dhr. drs. B.P. Hidding RA – voorzitter auditcommissie - Geboortedatum: 06-08-1963 - Beroep: Adviseur & interim bestuurder/eigenaar Etiam consultancy - Nevenfuncties: lid bestuur Stichting Adminis-
tratiekantoor OIM Nederland te Assen, lid adviescommissie sociaal plan Stichting de Noorderbrug te Groningen, lid Raad van Toezicht Meerwegen Scholengroep te Amersfoort, voorzitter Raad van Commissarissen Stichting Cedin te Drachten, lid Raad van Toezicht GGNet te Apeldoorn en lid Raad van Toezicht Stichting Stimenz te Apeldoorn en lid Raad van Toezicht Stichting Red een Kind te Zwolle - Aftredend per 8 april 2015 en eenmaal herbenoembaar 4. Dhr. mr. drs. J.L. Burggraaf – lid auditcommissie - Geboortedatum: 13-01-1964 - Beroep: Advocaat/compagnon Allen & Overy LLP - Nevenfuncties: lid Raad van Bestuur De Persgroep S.A., lid Raad van Toezicht van Stichting VU – Vumc, parttime docent fusies en overnames voor diverse instituten zoals de Vrije Universiteit en Nyenrode Business University - Aftredend per 31 december 2015 en eenmaal herbenoembaar 5. Mevr. M. van den Berg - Geboortedatum: 11-10-1963 - Beroep: Directeur bestuurder CBS ‘De Wegwijzer’, Berkenwoude - Nevenfuncties: toezichthouder bij RefSVO, t.b.v. passend onderwijs in het voortgezet onderwijs, supervisor en coach medewerkers in onderwijs en zorg, lid catecheseteam kerkelijke gemeente Bergambacht (tot 31-7-2014) - Aftredend per 31 december 2016 en eenmaal herbenoembaar
83
CHE | Jaarverslag 2014
85
BIJLAGE 2
Overzicht bachelor- en masteropleidingen De CHE verzorgt de volgende bacheloropleidingen: Opleiding
Titel: Bachelor of
Voltijd
Deeltijd
Duaal
Verpleegkunde
Nursing
*
*
*
Leraar Basisonderwijs
Education
*
*
*
Godsdienst Pastoraal Werk
Theology
*
*
Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing
Education
*
*
Bedrijfskunde MER
Business Administration
*
Human Resource Management
Business Administration
*
Journalistiek
Journalism
*
Communicatie
Communication
*
Sociaal Pedagogische Hulpverlening
Social Work
*
*
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
Social Work
*
*
HBO Master Contextuele Hulpverlening
*
HBO Master Leren en Innoveren
*
HBO Master Leraar Godsdienst en Levensbeschouwing
*
CHE-Transfer heeft een breed aanbod van post-HBO opleidingen, cursussen en trainingen. Tevens wordt aan diverse HBO Masters gewerkt, waaronder de Master Begeleidingskunde.
*
CHE | Jaarverslag 2014
87
BIJLAGE 3
Lijst met afkortingen
AD AKO ANW AOP BAS BO BPU CAO CCCU CCMO CFI CIS CHE CHOICE CPOV CRM CROHO CvB CVR DMO DBU EBB EBS ECTS ETF ETH EVC FB FUWASYS GL GPW HBO HEO HGO HGZO HPO
Associate Degree Afdelingskernoverleg Algemene Nabestaanden Wet Algemeen Ondersteunend Personeel Bindend Afwijzend Studieadvies Beleidsoverleg Best Practice Unit Collectieve Arbeidsovereenkomst Council for Christian Colleges and Universities Christelijk Centrum voor Multicultureel Onderwijs Centrale Financi‘n Instellingen Centrum voor Isra‘lstudies Christelijke Hogeschool Ede Centrum Hoger Onderwijs Informatie voor Consument en Expert stichting Christelijk Primair Onderwijs Veenendaal en omgeving Customer Relationship Management Centraal Register Opleidingen in het Hoger Onderwijs College van Bestuur Cardio Vasculair Risicomanagement Dienstmanagersoverleg Docent Belastingsuur Employee Benefits Bureau Evangelische Bijbel School European Credit Transfer System Evangelische Theologische Faculteit, Leuven Evangelische Theologische Hogeschool Erkenning van Verworven Competenties Facilitair Bedrijf Functiewaarderingssysteem Godsdienstleraar Godsdienst Pastoraal Werk Hoger Beroepsonderwijs Hoger Economisch Onderwijs Hogeschool Georganiseerd Overleg Hoger Gezondheidszorg Onderwijs Hoger Pedagogisch Onderwijs
CHE | Jaarverslag 2014
HSAO I&H IAPCHE ICO ICT IP 2008 IP J&C KWTG LVSB MER MO MR MWD NET NVAO OC&W ODV OKO OMO OP O&K P&A Pabo
Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs Informatievoorziening en Huisvesting International Association for the Promotion of Christian Higher Education Interne Coach Opleiders Informatie- en Communicatie Technologie Strategisch Instellingsplan CHE 2008 Invaliditeitspensioen Journalistiek en Communicatie Kenniscentrum voor Wetenschap & Techniek Gelderland Landelijke Vereniging voor Supervisie en andere Begeleidingsvormen Management Economie en Recht Managementoverleg Medezeggenschapsraad Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Stichting Network Education Theology Foundation Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie Onderwijs, Cultuur & Wetenschap Opleidingsdocentenvergadering Opleidingskernoverleg Opleidingsmanagersoverleg Onderwijzend Personeel Onderwijs en Kwaliteitszorg Personeel en Arbeid Pedagogische Academie Basisonderwijs
Lijst met afkortingen | BIJLAGE 3
PHBO Post Hoger Beroepsonderwijs POB Persoonlijk ontwikkelbudget volgens de CAO POP Persoonlijk Ontwikkelingsplan PPP Pedagogische proefpraktijken LBA Leraaropleiding Basisonderwijs PAGO Periodiek Arbeidsgezondheidsonderzoek PEMBA Premiedifferentiatie en Marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen PF&B Personeel, Financiën en Beheer RSI Repetitive Strain Injury RvA Raad van Advies RvT Raad van Toezicht RI&E Risico-inventarisatie en –evaluatie R&O-cyclus Resultaat en ontwikkel cyclus met daarin de beoordelings-, functionerings- en planningsgesprekken. SBU Student Belastingsuur SLB Studieloopbaanbegeleiding SIS-SVS Student Informatie Systeem, Student Volg Systeem SOP Seniorenregeling Onderwijspersoneel STAGG Stichting voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg SPH Sociaal Pedagogische Hulpverlening THGB Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond VBI Visiterende en Beoordelende Instantie VKO validatiecommissie Kwaliteitszorg Onderzoek VP Verpleegkunde WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering WBEAA Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen WHW Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
89
CHE | Jaarverslag 2014
91
BIJLAGE 4
Jaarrekening 2014
A Inleiding B Jaarrekening
B1 Grondslagen B2 Balans per 31 december 2014 (Na resultaatbestemming) B3 Exploitatierekening 2014 B4 Kasstroomoverzicht B5 Toelichting op de onderscheiden posten van de balans B6 Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen B8 Toelichting op de exploitatierekening
C Overige gegevens C1 Controleverklaring
C2 Gebeurtenissen na balansdatum C3 Voorstel bestemming exploitatiesaldo
D Bijlagen
D1 Gegevens van de rechtspersoon D2 Financiële Specificatie Rijkssubsidies
E Diversen
E1 Overzicht resultaat units CHE-Transfer
CHE | Jaarverslag 2014
A Inleiding
De exploitatierekening sluit met een positief resultaat van 1.682.000 (Resultaat 2013 e 928.000). Het begrote resultaat over 2014 bedroeg e 6.000. De solvabiliteit is uitgekomen op 36,0% (2013: 53,9%). De liquiditeit (current ratio) is in 2014 uitgekomen op 1,6 (2013: 1,0). Voor ontwikkelingen binnen de CHE wordt verwezen naar het jaarverslag en voor de cijfermatige toelichting vindt u de details in de hierna volgende hoofdstukken. In de jaarrekening is in de nummering van jaarrekeningposten aansluiting gezocht bij het EFJ model van het ministerie van OCW.
B Jaarrekening B1 Grondslagen Algemeen De activiteiten van de Stichting voor Christelijk Hoger Beroepsonderwijs op gereformeerde grondslag bestaan uit het opleiden van studenten voor 10 opleidingen. Daarnaast worden post-HBO opleidingen verzorgd en vinden trainingen plaats van mensen die werkzaam zijn in de werkvelden van de stichting. De rapporteringsvaluta is Euro. De jaarrekening wordt in duizend-tallen gepresenteerd. Algemene grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening Het verslagjaar is gelijk aan het kalenderjaar. De jaarrekening is opgesteld conform de richtlijnen van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en overeenkomstig de verslaggevingsvoorschriften en bepalingen zoals weergegeven in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens is Richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving gevolgd. De waardering van activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij de desbetreffende grondslag voor de specifieke balanspost anders wordt vermeld, worden de activa en passiva gewaardeerd volgens het kostprijsmodel. Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Winsten worden
slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verplichtingen en mogelijke verliezen die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden. Continuïteit De jaarrekening is opgesteld op basis van continuïteit. Financiële instrumenten De stichting handelt niet in financiële derivaten en heeft gedragslijnen, vastgelegd in het treasury statuut dat opgesteld is in overeenstemming met de regeling Beleggen en Belenen, om de omvang van het kredietrisico bij elke tegenpartij te beperken. Krediet- en renterisico Het kredietrisico van de stichting is minimaal. Oninbaar geschatte vorderingen worden als dubieuze debiteuren in aftrek genomen op de debiteurenpositie in de balans per ultimo van het verslagjaar. Reële waarde De reële waarde van de in de balans verantwoorde financiële instrumenten, waaronder vorderingen, liquide middelen en kortlopende schulden, benadert de boekwaarde ervan. Oordelen en schattingen De opstelling van de jaarrekening vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde saldi van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De daadwerkelijk uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode dat de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden voor zover de herziening daarop betrekking heeft. Vergelijkende cijfers Ter vergelijking zijn de gegevens van het boekjaar 2013 opgenomen. Grondslagen voor waardering van activa en passiva Salderingen Een actief en een post van het vreemd vermogen worden gesaldeerd in de jaarrekening opgenomen uitsluitend indien en voor zover: • Een deugdelijk juridisch instrument beschikbaar is om het actief en de post van het vreemd vermogen gesaldeerd en simultaan af te wikkelen; en
93
Jaarrekening 2014 | BIJLAGE 4
• het stellige voornemen bestaat om het saldo als zodanig of beide posten simultaan af te wikkelen. Materiële vaste activa De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en indien van toepassing met bijzondere waardeverminderingen. De afschrijvingen worden gebaseerd op de geschatte economische levensduur en worden berekend op basis van een vast percentage van de verkrijgingsprijs, rekening houdend met een eventuele restwaarde. Er wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname. De stichting heeft geen activa waarvoor een financiële leaseovereenkomst is afgesloten zodat activering in verband met het economisch eigendom niet van toepassing is. Periodiek groot onderhoud wordt volgens de componentenbenadering geactiveerd. Hierbij worden de kosten van groot onderhoud ineens bij aanvang van het gebruik van dat actief als afzonderlijke componenten aangemerkt. Deze afzonderlijke componenten van het actief worden vervolgens afgeschreven in de periode tot aan het moment van uitvoeren van het groot onderhoud. Voorraden Voorraden handelsgoederen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of lagere netto-opbrengstwaarde. Deze lagere netto-opbrengstwaarde wordt bepaald door individuele beoordeling van de voorraden. Vorderingen en overlopende activa De vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. De reële waarde en geamortiseerde kostprijs zijn gelijk aan de nominale waarde. Noodzakelijk geachte voorzieningen voor het risico van oninbaarheid worden in mindering gebracht. Deze voorzieningen worden bepaald op basis van individuele beoordeling van de vorderingen. Liquide middelen Liquide middelen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde. Liquide middelen die gedurende langer dan 12 maanden niet ter directe beschikking staan van de stichting worden verwerkt onder de financiële vaste activa.
Voorzieningen Voorzieningen worden gevormd voor verplichtingen die op de balansdatum als waarschijnlijk of vaststaand bestaan en waarvan de afwikkeling leidt tot een uitstroom van middelen. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen nominale waarde, met uitzondering van de voorziening jubileumgratificatie die wordt gewaardeerd tegen de contante waarde. Voorziening FPU Deze voorziening is gevormd per 1 december 2005 voor personeelsleden die gebruik hebben gemaakt van de zogenaamde FPU-regeling, een pre-pensioenregeling waarbij een maandelijkse aanvulling betaald wordt door de stichting op de uitkering totdat de betrokkenen de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Er treden geen deelnemers meer toe. WW-uitkeringen Deze voorziening is gevormd voor personeelsleden waarvan het contract ontbonden is dan wel niet verlengd is c.q. wordt per ultimo van het verslagjaar. De stichting is eigen risicodrager voor de uitkeringen uit hoofde van de wettelijke en bovenwettelijke regelingen. De bedragen zijn bepaald aan de hand van de maximale betalingsverplichting berekend conform de vigerende regelingen. De voorziening is gewaardeerd tegen de nominale waarde. Jubileumgratificatie Op basis van Richtlijn 271 van de Raad voor de Jaarverslaggeving is een voorziening opgenomen voor verplichtingen uit hoofde van toekomstige uitkeringen bij ambtsjubilea van personeelsleden. De voorziening is opgenomen tegen de contante waarde van het per 31 december opgebouwde recht op toekomstige uitbetalingen en is afhankelijk van de ingeschatte blijf kans, gemiddelde salarisstijging en disconteringsvoet. De werkelijke jubilea-uitkeringen worden ten laste van deze voorziening gebracht. De jubileumvoorziening is gewaardeerd tegen de contante waarde. De gehanteerde disconteringsvoet per 31 december 2014 bedraagt 1,27% (ultimo 2013: 3%). Voorziening langdurig zieken De voorziening voor langdurige zieken wordt gevormd voor de doorbetalingsverplichting van salaris aan arbeidsongeschikte medewerkers. Hierbij wordt rekening gehouden met de revalidatiekans. De voorziening heeft betrekking op de eerste 2 jaren van arbeidsongeschiktheid.
CHE | Jaarverslag 2014
Voorziening ziek uit dienst Deze voorziening is gevormd voor personeelsleden die ziek uit dienst zijn gegaan of binnen één maand na het einde van het dienstverband alsnog ziek zijn geworden. De extra gedifferentieerde premie voor de werkhervattingskas (Whk) wordt opgenomen in de voorziening. Langlopende schulden Schulden met een resterende looptijd van meer dan één jaar worden aangeduid als langlopend. De langlopende schulden worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. Het aflossingsbedrag voor het komende jaar is – indien van toepassing – verantwoord onder de kortlopende schulden. Kortlopende schulden Dit betreffen schulden met een op balansdatum resterende looptijd van ten hoogste één jaar. Kortlopende schulden worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. De reële waarde en geamortiseerde kostprijs zijn gelijk aan de nominale waarde van de schuld. Overlopende passiva De overlopende passiva betreffen vooruit ontvangen bedragen die aan opvolgende perioden worden toegerekend en nog te betalen bedragen, voor zover ze niet onder de andere kortlopende schulden zijn te plaatsen. Grondslagen voor de bepaling van het resultaat Bij de bepaling van het exploitatiesaldo worden de baten en lasten toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Rijksbijdragen De ontvangen (normatieve) rijksbijdrage en de niet-geoormerkte OCW-subsidies (vrij besteedbare doelsubsidies zonder verrekeningsclausule) worden in het jaar waarop de toekenningen betrekking hebben volledig verwerkt als bate in de staat van baten en lasten. Geoormerkte OCW-subsidies met een vrij besteedbaar overschot (doelsubsidies waarbij het overschot geen verrekeningsclausule heeft) worden ten gunste van de staat van baten en lasten verantwoord naar rato van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten. Het deel van de subsidies waar nog
geen activiteiten voor zijn verricht per balansdatum worden verantwoord onder de overlopende passiva. Geoormerkte OCW-subsidies (doelsubsidies met verrekeningsclausule) worden ten gunste van de staat van baten en lasten verantwoord in het jaar ten laste waarvan de gesubsidieerde lasten komen. Niet bestede middelen worden verantwoord onder de overlopende passiva zolang de bestedingstermijn nog niet is verlopen. Niet bestede middelen worden verantwoord onder de kortlopende schulden zodra de bestedingstermijn is verlopen op balansdatum. Pensioenlasten De instelling kent een Pensioen- en Flexibele Uittredings regeling voor huidige en voormalige werknemers. De pensioenen zijn ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds ABP en de Flexibele Uittreding bij Stichting Flexibel Uittreden Onderwijs. Beide regelingen zijn te karakteriseren als zogeheten toegezegdpensioenregelingen, waarbij de pensioenuitkering gebaseerd is op de lengte van het dienstverband en het gemiddelde salaris van de werknemer gedurende dit dienstverband, een zogenoemde middelloonregeling. De pensioenregelingen kunnen worden aangemerkt als ‘multi-employer funds’. De aan de pensioenuitvoerder te betalen premie wordt als last in de staat van baten en lasten verantwoord. Te betalen premie dan wel de vooruitbetaalde premie per jaareinde wordt als overlopend passief respectievelijk overlopend actief verantwoord. De regeling is conform het verplichtingenstelsel en de richtlijnen van de jaarrekening opgenomen. De dekkingsgraad van de pensioenen, die bij het ABP ondergebracht zijn, bedraagt per jaareinde 101,1%. Vorig jaar bedroeg de dekkingsgraad 105,9%. (bron: kwartaalverslag ABP 4e kwartaal 2014). Toezichthouder DNB stelt de minimaal vereiste dekkingsgraad op 104,2%. Grondslagen voor de opstelling van het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de indirecte methode. Ontvangen en betaalde interest worden opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten.
95
Jaarrekening 2014 | BIJLAGE 4
B2 Balans per 31 december 2014 (Na resultaatbestemming) 1.
Activa 31 december 2014 x e 1.000
31 december 2013 x e 1.000
Vaste activa 1.2
Materiële vaste activa
21.376
Totaal vaste activa
13.171 21.376
13.171
Vlottende activa 1.4
Voorraden
1.5
Vorderingen
1.7
Liquide middelen
2.
31
28
921
748
14.793
7.744
Totaal vlottende activa
15.745
8.520
Totaal activa
37.121
21.691
Passiva 31 december 2014 x e 1.000
2.1
Eigen vermogen
2.2
Voorzieningen
2.3 2.4
31 december 2013 x e 1.000
13.367
11.685
948
1.339
Langlopende schulden
12.900
0
Kortlopende schulden
9.906
Totaal passiva
8.667 23.754
10.006
37.121
21.691
CHE | Jaarverslag 2014
B3 Exploitatierekening 2014
3
Resultaat 2014
Begroting 2014
Resultaat 2013
x e 1.000
x e 1.000
x e 1.000
Baten
3.1
Rijksbijdragen
25.451
24.062
25.098
3.3
Collegegelden
7.257
7.237
6.729
3.4
Baten werk i.o.v. derden
1.669
1.298
2.041
3.5
Overige baten
1.578
1.344
1.977
35.955
33.941
35.845
27.666
27.181
27.209
1.422
1.413
1.482
4
Lasten
4.1
Personeelslasten
4.2
Afschrijvingen
4.3
Huisvestingslasten
4.4
Overige lasten
Saldo Baten en Lasten 5
Financiële baten en lasten
TOTAAL RESULTAAT
1.137
1.162
1.067
3.887
3.989
5.099
34.112
33.745
34.857
1.843
196
988
-161
-190
-61
1.682
6
928
97
Jaarrekening 2014 | BIJLAGE 4
B4 Kasstroomoverzicht 2014
2013
x e 1.000
x e 1.000
Kasstroom uit operationele activiteiten Saldo Baten en Lasten
1.843
988
1.422
1.482
-391
-84
Aanpassing voor: Afschrijvingen Mutaties voorzieningen Vrijval langlopende schuld aan OCW
-233
Verandering in vlottende middelen: Voorraden
-3
15
-173
390
21
-601
2.719
1.957
15
130
-176
-191
-161
-61
2.558
1.896
Investeringen in materiële vaste activa (ultimo 2014 betaald)
-8.409
-2.734
Totaal Kasstroom uit investeringsactiviteiten
-8.409
-2.734
12.900
0
0
-2.784
12.900
-2.784
7.049
-3.622
Beginstand liquide middelen
7.744
11.366
Mutatie liquide middelen
7.049
-3.622
14.793
7.744
Vorderingen Kortlopende schulden (excl. investeringen MVA ultimo 2014 nog niet betaald) Totaal Kasstroom uit bedrijfsoperaties Ontvangen interest Betaalde interest
Totaal kasstroom uit operationele activiteiten Kasstroom uit investeringsactiviteiten
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Nieuw opgenomen leningen Aflossing langlopende schulden Totaal Kasstroom uit financieringsactiviteiten Mutatie liquide middelen
Eindstand liquide middelen
CHE | Jaarverslag 2014
B5 Toelichting op de onderscheiden posten van de balans 1.
Activa
1.2
Materiële vaste activa
1.2.1
Gebouwen en terreinen 1.2.1.1 Gebouwen 1.2.1.2 Terreinen
1.2.2 1.2.3 1.2.4
Inventaris en apparatuur Wagenpark In uitvoering en vooruitbet.
Totaal
Aanschafprijs 01-01-14 x e 1.000
Afschr. cumulatief 01-01-14 x e 1.000
Boekwaarde 01-01-14 x e 1.000
Investeringen 2014 x e 1.000
Boekwaarde 31-12-14 x e 1.000
Afschrij vings percentage %
17.683 3.694 21.377
10.014 517 10.531
7.669 3.177 10.846
284 0 284
692 23 715
7.261 3.154 10.415
3,33-20 0-25
11.586
9.487
2.099
617
706
2.010
6,67-50
25 218
17 0
8 218
0 8.726
1 0
7 8.944
25
11.829
9.504
2.325
9.343
707
10.961
33.206
20.035
13.171
9.627
1.422
21.376
Afschr. 2014 x e 1.000
De materiële vaste activa worden lineair afgeschreven. Gebouwen en terreinen worden afgeschreven over een periode van 4 tot 30 jaar (3,33 % – 25 %). Inventaris en apparatuur wordt afgeschreven binnen 2 – 15 jaar (6,67 % - 50 %). Het wagenpark wordt afgeschreven over een periode van 4 jaar (25 %). Het bedrag van e 8.726.000 dat is opgenomen onder de investeringen 2014 als 'in uitvoering en vooruit betaald' betreft realisatie van het nieuw- en verbouwproject. De nieuwbouw is per 2 maart 2015 in gebruik genomen. Per die datum vindt afschrijving van het geïnvesteerde bedrag plaats. Specificatie investeringen Werkelijk 2014 x e 1.000
Gebouwen en terreinen Verbouwingen Terreinen
284 0
Inventaris en apparatuur Audio visuele middelen ICT / IM Inventaris
66 324 227
Wagenpark Wagenpark In uitvoering en vooruitbetaald Nieuw- en verbouwproject
Begroting 2014
0
8.726
x e 1.000
284
617
0
8.726 9.627
186 0
90 299 470
0
8.000
186
859
0
8.000 9.045
99
Jaarrekening 2014 | BIJLAGE 4
1.2.a
1.2.a.1
OZB en verzekerde waarde gebouwen en terreinen Peildatum
20.528
1-1-2014
980
1-1-2014
OZB-waarde gebouwen en terreinen Gebouwen en terreinen Zandlaan 29a Totaal
1.2.a.2
Bedrag x e 1.000
21.508
Verzekerde waarde gebouwen Verzekerde waarde gebouwen
1.4
Voorraden
1.4
Voorraden
37.844
1-1-2015
31-12-2014 x e 1.000
31-12-2013 x e 1.000
31
28
31
28
226
201
1.5
Vorderingen
1.5.1
Debiteuren
1.5.4
Andere deelnemingen
55
24
1.5.5
Studenten
54
46
1.5.7
Overige vorderingen
17
9
1.5.8
Overlopende activa
574
468
1.5.9
Af: Voorzieningen wegens oninbare debiteuren
-5
0
921
748
CHE | Jaarverslag 2014
Uitsplitsing vorderingen
31-12-2014 x e 1.000
1.5.7
Overige vorderingen
1.5.7.1
Personeel
1.5.7.2
Overige
31-12-2013 x e 1.000
15
9
2
0
17
9
1.5.8
Overlopende activa
1.5.8.1
Vooruitbetaalde kosten
408
384
1.5.8.2
Verstrekte voorschotten
5
3
1.5.8.3
Overige overlopende activa
161
81
574
468
1.5.9
Voorzieningen wegens oninbare debiteuren
1.5.9.1
Stand per 1 januari
0
-4
1.5.9.2
Onttrekking
0
4
1.5.9.3
Dotatie
-5
0
-5
0
2
4
14.791
7.740
0
0
14.793
7.744
1.7
Liquide middelen
1.7.1
Kasmiddelen
1.7.2
Tegoeden op bank- en girorekeningen
1.7.3
Deposito's
Toelichting vorderingen Andere deelnemingen De vordering op andere deelnemingen betreft een vordering op Stichting Technodiscovery. De CHE is vertegenwoordigd in het bestuur van de stichting. De baten en lasten van de stichting worden ontvangen en betaald door de CHE, en geboekt in een rekening-courant verhouding met de Stichting. De vordering op de Stichting is het gevolg van een negatieve uitkomst van de exploitatie in 2013 en 2014. Ter dekking van deze negatieve exploitatie loopt ultimo 2014 nog een subsidieaanvraag bij de provincie Gelderland. Toelichting Liquide middelen Tegoeden op bank- en girorekeningen Ten laste van één van onze bankrekeningen is een bankgarantie van e 121.000 afgegeven ten gunste van één van de leveranciers van de CHE. Voor dit bedrag staan de tegoeden niet ter onmiddelijke beschikking van de CHE. De tegoeden op bank- en girorekeningen zijn bijna verdubbeld ten opzichte van de stand per 31 december 2013. Dit is met name het gevolg van opname van een nieuwe lening bij de Staat der Nederlanden van e 12.900.000. Hiervan is per balansdatum e 8.726.000 besteed aan het nieuw- en verbouwproject.
101
Jaarrekening 2014 | BIJLAGE 4
2
Passiva
2.1
Eigen vermogen
2.1.1
Algemene reserve (publiek)
2.1.2
Saldo 1-1-2014
Bestemming resultaat x e 1.000
Overige mutaties
x e 1.000
Saldo 31-12-2014
10.927
1.795
-429
12.293
Bestemmingsreserve (publiek)
0
0
0
0
2.1.3
Bestemmingsreserve (privaat)
758
-113
429
1.074
2.1.4
Bestemmingsfonds (publiek)
0
0
0
0
11.685
1.682
0
13.367
752
-110
429
1.071
x e 1.000
x e 1.000
Uitspitsing bestemmingsreserve (privaat) 2.1.3.N
Bestemmingsreserve CHE-Transfer Bestemmingsreserve Noodfonds
6
-3
0
3
758
-113
429
1.074
Toelichting Eigen vermogen Algemene reserve De algemene reserve bestaat uit de vrij besteedbare bedragen uit voorgaande jaren. Tot 1 januari 2014 is in deze reserve begrepen een bedrag van e 428.527 aan eigen kapitaal van de hogeschool, gevormd door giften, legaten, etc. Dit bedrag is in 2014 overgeboekt naar de Bestemmingsreserve (privaat), in aansluiting op de gebruikelijke wijze van verwerking van dit eigen kapitaal. Bestemmingsreserve CHE-Transfer Deze bestemmingsreserve omvat de vrij besteedbare bedragen uit voorgaande jaren, behaald met private activiteiten. Bestemmingsreserve Noodfonds Deze bestemmingsreserve is bestemd om voltijdstudenten die in financiële moeilijkheden verkeren en uit anderen hoofde geen aanspraak kunnen maken op toelagen uit het profileringsfonds, de mogelijkheid te bieden om te kunnen blijven studeren. Dit fonds is in het verleden gevormd met privaat vermogen.
CHE | Jaarverslag 2014
2.2
Voorzieningen Saldo 01-01-14
Donaties 2014
Onttrek kingen 2014
Vrijval 2014
x e 1.000 x e 1.000 x e 1.000 x e 1.000
Rente mutatie (cw) 2014 x e 1.000
Saldo 31-12-14
x e 1.000
Kortlopend Langlopend deel deel > 1 jaar < 1 jaar x e 1.000
x e 1.000
2.2.1.1 Voorziening FPU
52
0
-52
0
0
0
0
0
2.2.1.2 WW-uitkeringen
453
170
-176
-163
0
284
141
143
2.2.1.3 Jubileum-gratificatie
631
0
-26
-337
37
305
56
249
0
214
-58
0
0
156
126
30
203
0
0
0
0
203
203
0
1.339
384
-312
-500
37
948
526
422
2.2.1.4 Voorziening langdurig zieken 2.2.3
Overige voorzieningen Totaal voorzieningen
2.3
2.3.5
Langlopende schulden
Overige langlopende schulden
Saldo 01-01-14
Aan gepaste leningen
Aflossingen
Saldo 31-12-14
x e 1.000
x e 1.000
x e 1.000
x e 1.000
Looptijd Looptijd langer dan langer dan 1 jaar 5 jaar x e 1.000
Rentevoet
x e 1.000
% 2,58
Staat der Nederlanden
0
12.900
0
12.900
12.900
10.300
Totaal
0
12.900
0
12.900
12.900
10.300
Toelichting Langlopende schulden Staat der Nederlanden In december 2013 is een financieringsovereenkomst getekend met de Staat der Nederlanden met een hoofdsom van e 13 miljoen – af te lossen in 20 jaarlijkse termijnen vanaf december 2016. Het rentepercentage is 2,58% over gehele looptijd. De restantopname van de lening van e 100.000 vindt plaats in december 2015. Voor de lening is als zekerheid gesteld de verpanding van alle onroerende zaken met uitzondering van het gebouw aan de Zandlaan 29a. Bij het afsluiten van de lening was de reële waarde gelijk aan de nominale waarde. De reële waarde van de langlopende schuld is geschat op e 15.251.000. Deze schatting is bepaald door de contante waarde van de lening te berekenen aan de hand van een geschatte rendementscurve, passend bij de looptijd van het geldende contract, aan het einde van het jaar. De reële waarde is hoger doordat de lening een vaste rentestructuur heeft waarbij de huidige marktrente lager is dan de contractueel afgesproken rente. 2.4
2.4.1 2.4.3 2.4.7 2.4.8 2.4.9 2.4.10
Kortlopende schulden
Kredietinstellingen (kortlopend deel) Crediteuren Belastingen en premies sociale verzekeringen Schulden ter zake van pensioenen Overige kortlopende schulden Overlopende passiva
31-12-2014
31-12-2013
0 1.691 1.172 358 24 6.661
0 1.041 1.189 401 31 6.005
x e 1.000
9.906
x e 1.000
8.667
103
Jaarrekening 2014 | BIJLAGE 4
Uitsplitsing kortlopende schulden 31-12-2014 2.4.7
Belastingen en premies sociale verzekeringen
2.4.7.2
Omzetbelasting
2.4.7.1
Loonheffing
2.4.9
Overige kortlopende schulden
2.4.9.2
Overige
2.4.10
Overlopende passiva
2.4.10.2a
Vooruitontvangen subsidies OCW geoormerkt
2.4.9.1
2.4.10.1
2.4.10.2b
2.4.10.2c
Werk door derden
Vooruitontvangen college- en lesgelden
Vooruitontvangen subsidies OCW niet-geoormerkt
Vooruitontvangen subsidies overig
2.4.10.5
Vakantiegeld en –dagen en overuren
2.4.10.7
Rente/bankkosten
2.4.10.6 2.4.10.8.1
2.4.10.8.2
Accountants- en administratiekosten Vooruitontvangen studiemateriaal CHE-Transfer
2.4.10.8.5
Nieuwbouw
2.4.10.8.7
Betaalautomaten CHE pas
2.4.10.8.6 2.4.10.8.8
Catering Huur
x e 1.000
1.137
1.172
1.189
5
14
24
31
3.058
2.946
584
359
1.507
1.279
19
3
0
107 178 20
153
580
144 28
280
501 0
29
16
30
13
10
37
28
Overige overlopende passiva
172
Gastdocenten/freelancers
231
42
Advisering/inzet externen
2.4.10.8.13
17
112
2.4.10.8.11
2.4.10.8.12
52
19
Energie
Internationalisering
x e 1.000
1.172
2.4.10.8.9
2.4.10.8.10
31-12-2013
12
18
70
5
17
6.661
13
65
6.005
Toelichting kortlopende schulden 2.4.1 Kredietinstellingen (kortlopend deel) In 2015 wordt er op de nieuwe langlopende lening bij de Staat der Nederlanden nog niet afgelost. 2.4.3 Crediteuren De stand van de crediteuren is ultimo 2014 fors hoger dan ultimo 2013. In de crediteurenstand ultimo 2014 is een bedrag begrepen van e 869.000 aan facturen van de aannemer in verband met het nieuw- en verbouwproject. 2.4.10 Overlopende passiva De overlopende passiva zijn e 656.000 hoger dan ultimo 2013. Dit wordt veroorzaakt door een toegenomen saldo van te betalen vakantiegeld en -dagen en overuren (+ e 228.000), meer vooruitontvangen subsidies (+ e 135.000), nog te ontvangen facturen nieuwbouw (+ e 112.000), en hogere overige overlopende activa (+ e 107.000).
CHE | Jaarverslag 2014
Model G Verantwoording subsidies G1 OCV Niet-geoormerkte subsidies Omschrijving
Kenmerk
Opleiden in de School
BEK-10/27658
Versterking samenwerking lerarenopleiding en scholen
LERO/p/006
Lerarenbeurzen 2013-2014 Lerarenbeurzen 2014-2015 Totaal
Datum toewijzing
Bedrag toewijzing x e 1.000
Ontvangen t/m verslagjaar x e 1.000
Prestatie afgerond Ja/Nee
1-4-2010
2.050
1.880
Nee
18-12-2013
848
424
Nee
550359-1
diverse data
130
130
Ja
602064-1
diverse data
61
61
Nee
3.089
2.495
B6 Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen Kredietfaciliteit liquide middelen Met het Ministerie van Financiën is overeengekomen dat een roodstand op de rekening-courant mogelijk is tot een bedrag van e 3 miljoen. Hiervoor is als zekerheid gesteld de verpanding van alle onroerende zaken met uitzondering van het gebouw aan de Zandlaan 29a. Meerjarige contracten Eind 2014 heeft de CHE 6 meerjarige contracten lopen inzake Catering, Schoonmaak, Reproductie, Elektra, Gas en Arbodienstverlening. De totale waarde van deze contracten bedraagt e 1.999.000. Twee van deze contracten zijn voor onbepaalde tijd afgesloten. De expiratiedatum van de andere contracten varieert van 31-03-2015 tot 31-12-2019. De bijbehorende exploitatielast voor 2015 wordt geschat op ca. e 602.000. Nieuw- en verbouwproject In februari 2014 is een aannemingscontract gesloten met de KlaassenGroep voor een bedrag van e 10,5 miljoen inclusief btw. Voor aanvullende adviesdiensten zijn er een vijftal contracten afgesloten met een waarde van e 381.000. Daarnaast zijn er inzake het nieuw- en verbouwproject contracten afgesloten voor de aanschaf van audiovisuele middelen, meubilair, afbouwwerkzaamheden en de ICT infrastructuur. De totale contractwaarde hiervan is e 1.195.000. WKO In 2014 is er een contract afgesloten voor de betaling van het vastrecht en het gebruik van de WKO installatie. De contractwaarde bedraagt hiervan e 2.775.000. De betaling van het vastrecht ad e 899.000 wordt bij ingebruikname in 2015 opgenomen op de balans. Het restant van de contractwaarde betreft het gebruik van de WKO installatie voor de gehele gebruiksduur.
105
Jaarrekening 2014 | BIJLAGE 4
B8 Toelichting op de exploitatierekening Toelichting op het exploitatieresultaat Het exploitatieresultaat in 2014 bedraagt e 1.682.000 en is daarmee e 1.676.000 hoger dan het begrote resultaat van e 6.000. De baten en lasten worden hierna uitgebreider toegelicht. 3
Baten
2014
x e 1.000 3.1
2013
x e 1.000
Rijksbijdragen
3.1.1
Rijksbijdragen OCW
3.1.2
Overige subsidies OCW
25.175
24.863
276
235
25.451
25.098
147
177
129
58
276
235
7.257
6.729
7.257
6.729
1.669
2.041
1.669
2.041
Uitsplitsing Rijksbijdragen Overige subsidies OCW 3.1.2.1.1
Geoormerkte subsidies OCW
3.1.2.1.2 Niet-geoormerkte subsidies OCW
3.3
Collegegelden
3.3.3
Ontvangen collegegelden
3.4
Baten in opdracht van derden
3.4.1
Contractonderwijs
3.5
Overige baten
3.5.1
Verhuur
73
59
3.5.2
Detachering personeel
131
180
3.5.6.1
Studentgelden
486
496
3.5.6.2
Beurzen en subsidies
301
450
3.5.6.3
Overige
587
792
1.578
1.977
Toelichting baten De rijksbijdrage is e 1.389.000 hoger dan begroot voor 2014. De hoger onderwijs sector heeft in 2014 extra geld ontvangen als gevolg van de gestegen studentaantallen per 1 oktober 2013. De opbrengst uit collegegelden is nagenoeg gelijk aan begroot (+ e 20.000). De overige baten zijn e 234.000 hoger dan begroot. Er werd o.a. een incidenteel bedrag van e 137.000 ontvangen vanwege de opheffing van het Waarborgfonds HBO.
CHE | Jaarverslag 2014
4
Lasten
2014
4.1 4.1.1 4.1.2
Personeelslasten Lonen en salarissen Overige personele lasten
4.1.1.1 4.1.1.2 4.1.1.3
Uitsplitsing personeelslasten Lonen en salarissen Brutolonen en salarissen Sociale lasten Pensioenpremies
4.1.2.1 4.1.2.2 4.1.2.3
Overige personele lasten Dotaties personele voorzieningen Personeel niet in loondienst Overig
4.1.a
Aantal FTE's per 31 december
x e 1.000
25.932 1.734 27.666
24.998 2.211 27.209
20.564 2.367 3.001 25.932
19.802 2.134 3.062 24.998
-79 1.027 786 1.734
416 1.114 681 2.211
2014 fte
2013 fte
359 2 361
346 2 348
Personeel in loondienst College van Bestuur
4.1.b
2013
x e 1.000
Overzicht bezoldigingen i.v.m. WNT
1,0 1,0
Toezichthouders De heer R.C. Robbertsen De heer J.L. Burggraaf De heer E. Dijkgraaf De heer B.P. Hidding Mevrouw M. van den Berg
ja nee nee nee nee
1-1-2014 1-1-2014 1-1-2014 1-1-2014 1-1-2014
31-12-2014 31-12-2014 31-12-2014 31-12-2014 31-12-2014
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband
31-12-2014 31-12-2014
Voorzieningen beloning betaalbaar op termijn
1-1-2014 1-1-2014
Belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen
ja nee
Beloning
Omvang in FTE
Einddatum dienstverband
Ingangsdatum dienstverband
Voorzittersclausule van toepassing
Bestuurders De heer H.J. van Wijnen De heer A. Bestebreur
e
e
e
e
138.673 119.600
4.200 3.484
22.659 22.401
0 0
9.000 6.300 6.821 6.300 6.300
46 145 92 18 126
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
107
Jaarrekening 2014 | BIJLAGE 4
Toelichting WNT Per 1 januari 2013 is de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) ingegaan. Specifiek is voor de CHE de OCW-regeling 2014 van toepassing. Het bezoldigingsmaximum in 2014 voor de onderwijssector is e 199.905. Specifiek voor RvT-leden bedraagt het bezoldigingsmaximum in 2014 voor de voorzitter en gewone RvT-leden respectievelijk 7,5% en 5% van het bezoldigingsmaximum. De CHE blijft binnen deze normen zoals uit bovenstaande tabel blijkt. Gewone RvT-leden hebben volgens de remuneratie-regeling van de CHE recht op een jaarlijkse vergoeding van e 6.300. In 2014 is aan 1 RvT-lid een afwijkend bedrag vergoed. Aan de heer E. Dijkgraaf werd een extra vergoeding uitgekeerd van e 521 in verband met zijn afscheid.
2014
x e 1.000 4.2
Afschrijvingen
4.2.2
Materiële vaste activa
4.2.2.1
Gebouwen en terreinen
4.2.2.2
Wagenpark
4.2.2.3
Inventaris en apparatuur
715
2013
x e 1.000
712
1
4
706
766
1.422
1.482
220
110
22
22
4.3
Huisvestingslasten
4.3.1
Huur
4.3.2
Verzekeringen
4.3.3
Inventaris en apparatuur
218
230
4.3.4
Energie en water
226
233
4.3.5
Schoonmaakkosten
324
343
4.3.6
Heffingen
94
99
4.3.8
Overige huisvestingslasten
33
30
1.137
1.067
1.339
1.364
4.4
Overige beheerlasten
4.4.1
Administratie en beheer
4.4.2
Leer- en hulpmiddelen
288
353
4.4.4.1
Reis- en verblijfkosten
176
183
4.4.4.2
Studentenvoorzieningen
139
129
4.4.4.3
Internationalisering
136
120
4.4.4.4
Accountantskosten
43
81
4.4.4.5
Public Relations
811
620
4.4.4.6
Restauratieve voorzieningen
260
271
4.4.4.7
Extern advies
496
1.806
4.4.4.8
Overige
199
172
3.887
5.099
CHE | Jaarverslag 2014
Uitsplitsing Overige beheerslasten 2014
x e 1.000
2013
x e 1.000
Extern advies 4.4.4.7.1
Advieskosten nieuw- en verbouwproject
0
578
4.4.4.7.2
Architect nieuw- en verbouwproject
-21
453
4.4.4.7.3
ICT/IM Projecten
176
181
4.4.4.7.4
Juridische en fiscale advieskosten
98
46
4.4.4.7.5
Accreditatie en -begeleidingskosten
80
129
4.4.4.7.6
Externe consultants
90
215
4.4.4.7.7
Overige advieskosten
73
204
496
1.806
De advies- en architectkosten m.b.t. het nieuw- en verbouwproject zijn in 2014 als investering geboekt. Met name hierdoor namen de kosten van extern advies in 2014 fors af ten opzichte van 2013. Accountantskosten De accountantskosten kunnen als volgt worden gesplitst: 4.4.4.4.1
Controle van de jaarrekening (incl. bekostigingscontrole)
33
77*
4.4.4.4.2
Overige controle opdrachten
6
3
4.4.4.4.3
Fiscale adviezen
0
0
4.4.4.4.4
Overige advies opdrachten
4
1
43
81
* In dit bedrag is begrepen een afrekening van de accountantscontrole over 2012 van e 31.000. Hiervoor was geen kort lopende schuld opgenomen in de jaarrekening 2012.
Toelichting lasten Personele lasten De personele last als percentage van de totale baten is 76,9% (begroot 80,0%). De personele lasten zijn afgerond e 500.000 hoger dan begroot. Ca. e 800.000 hiervan is aan te wijzen als incidentele extra kosten. Daarnaast heeft een incidentele vrijval van de voorzieningen plaatsgevonden van ca. e 300.000. De extra kosten zijn besteed aan onder meer ziektevervanging – die over het geheel genomen boven de norm lag in 2014 vanwege een aantal langdurige ziektegevallen, herontwerp van de bachelor Godsdienstleraar, Service Innovation, transfer – vanwege de hogere dan begrote omzet. Bij Gezondheidszorg werden de personele lasten met e 250.000 overschreden. Dit heeft te maken met de groeiperikelen van de academie in combinatie met een gelijktijdige herziening van het curriculum en de bijbehorende honorering. Daarnaast zijn de lonen in december 2014 met 2% verhoogd als gevolg van het cao akkoord (40K). Voor de incidentele vrijval van de voorzieningen verwijzen wij naar de uitsplitsing van de voorzieningen in de toelichting op de balans. Afschrijvingen, huisvestingslasten en overige lasten De afschrijvingen, huisvestingslasten en overige lasten wijken niet significant af van begroot.
109
Jaarrekening 2014 | BIJLAGE 4
5
Financiële baten en lasten 2014
x e 1.000 5.1
Rentebaten
5.5
Rentelasten (-/-)
2013
x e 1.000
15
130
176
191
-161
-61
Toelichting financiële baten en lasten De financiële baten en lasten zijn negatief. De vergoede rente op de bankrekeningen, die gekoppeld was aan de geldmarktontwikkelingen, was lager dan de betaalde rente op de langlopende schulden. De rentelasten wijken niet significant af van begroot. In de rentelasten 2013 is een bedrag van e 75.000 agio opgenomen vanwege het vervroegd aflossen van de lening bij de ING-bank.
CHE | Jaarverslag 2014
C Overige gegevens C1 Controleverklaring
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: de raad van toezicht van Stichting voor Christelijk Hoger Beroepsonderwijs op Gereformeerde Grondslag
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2014 van Stichting voor Christelijk Hoger Beroepsonderwijs op Gereformeerde Grondslag te Ede gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het college van bestuur Het college van bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het college van bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het college van bestuur is voorts verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in Artikel 2.9, lid 3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2014. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede in het kader van de financiële rechtmatigheid voor de naleving van die relevante wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en van de redelijkheid van de door het college van bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
111
Jaarrekening 2014 | BIJLAGE 4
Pagina 2
Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting voor Christelijk Hoger Beroepsonderwijs op Gereformeerde Grondslag per 31 december 2014 en van het resultaat over 2014 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2014 in alle van materieel belang zijnde aspecten voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat de bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1 Referentiekader van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2014.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge Artikel 2:393 lid 5 onder e en f van het BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en paragraaf 2.2.3 Jaarverslag van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2014 is opgesteld, en of de in Artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h van het BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in Artikel 2:391 lid 4 van het BW.
Rotterdam, 11 mei 2015
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. drs. M. Verschoor RA
CHE | Jaarverslag 2014
C2 Gebeurtenissen na balansdatum
Er zijn geen van belang zijnde gebeurtenissen na balansdatum geweest.
C3 Voorstel bestemming exploitatiesaldo Statutaire regeling resultaatbestemming De statuten van de CHE bevatten geen bepaling inzake bestemming van het resultaat. 2014
x e 1.000 Exploitatiesaldo
1.682
Bestemmingsreserve (privaat) Ten laste van de bestemmingsreserve CHE-Transfer Ten laste van bestemmingsreserve Noodfonds
-110 -3 -113
Ten gunste van de algemene reserve (publiek)
1.795
113
Jaarrekening 2014 | BIJLAGE 4
D Bijlagen D1 Gegevens van de rechtspersoon Bestuursnummer Naam instelling Adres Postadres Postcode / Plaats Telefoon Fax E-mail Internetsite
40235 Christelijke Hogeschool Ede Oude Kerkweg 100 Postbus 80 6710 BB EDE 0318 - 696 300 0318 - 696 396
[email protected] www.che.nl
Contactpersoon Telefoon Fax E-mail
J. Westland 0318 - 696 300 0318 - 696 396
[email protected]
Brin 25 BA
Naam Christelijke Hogeschool Ede
Sector HBO
D2 FSR Financiële Specificatie Rijkssubsidies (HO) OCW
Status
Voorschot
Stand 31-12- 2014
Mutaties
Opleiden in de School BEK-10/27658
Stand 1-1- 2014
CFI
Looptijd einde
Looptijd begin
Subsidie
Totaal projectbudget
Projectnr. subsidiegever
Naam subsidie
Uitvoeringsinstantie
x e x e 1.000 1.000
x e x e x e x e 1.000 1.000 1.000 1.000
2.050 2.050 01-09-2009 01-06-2015 351
-92
259
1.880 Lopend
OCW Versterking samen werking leraren opleiding en scholen
LERO/p/006
848
848
20-12-2013
31-12-2016 212
113
325
424
Lopend
SIA
RAAK - Professioneel ouderschap
2012-14-4P
299
209
01-11-2012 30-04-2015 127
-77
50
209
Lopend
SIA
Netwerken voor groei NVG-32-2012-14-4P 15
15
01-05-2015 30-04-2016 15
-
15
15
Lopend
-56
649
2.528
3.212
3.122
705
CHE | Jaarverslag 2014
Algemene grondslagen voor het opstellen van de FSR 1. In de kolom subsidie is de door de subsidiegever maximale toegezegde subsidie opgenomen. 2. In de kolom stand per 01-01-2014 is opgenomen het saldo van de op het betreffende project tot op dat moment toegerekende deel van de bevoorschotting van de toegekende subsidie, verminderd met de gerealiseerde kosten. 3. In de kolom mutatie is opgenomen het saldo van het in dat boekjaar toegerekende deel van de bevoorschotting van de toegezegde subsidie verminderd met in het boekjaar gerealiseerde kosten. 4. In de kolom stand 31-12-2014 is opgenomen het saldo van de op het betreffend project tot op dat moment toegerekende deel van de bevoorschotting van de toegekende subsidie verminderd met de gerealiseerde kosten. 5. In de kolom voorschot staat het totale bedrag aan voorschotten dat is ontvangen op de toegezegde subsidie. De kosten die worden toegerekend aan de individuele projecten bestaan uit: 1. Kosten eigen personeel op basis van de op het betreffende project verantwoorde uren vermenigvuldigd met de voor het betreffende project op basis van de subsidieregelgeving geldende uurtarieven per medewerker. 2. Kosten extern personeel op basis van de op het betreffende project verantwoorde uren vermenigvuldigd met de voor het betreffende project op basis van de subsidieregelgeving geldende richtlijnen voor externe uurtarieven per medewerker.
3. Eventueel direct toerekenbare out of pocket kosten. 4. Eventueel met de subsidiegever overeengekomen opslag(en) voor indirecte kosten. 5. Eventueel met de subsidiegever overeengekomen op basis van verdeelsleutels toe te rekenen overige kosten. Specifieke toelichting m.b.t. subsidie "RAAK - professioneel ouderschap": De kostentoerekening voor de loonkosten voor het project 2012-14-4P van de Stichting Innovatie Alliantie is op basis van de directe personele kosten plus een forfaitaire opslag van 25%. Inzake de kennistoeleveranciers is het uurtarief gehanteerd dat bij de betreffende consortiumpartner gebruikelijk is. Van de verantwoorde subsidie in 2014 ad. e 77.000 komt een bedrag van e 50.000 ten gunste van de Christelijke Hogeschool Ede en een bedrag van e 27.000 ten gunste van de externe kennistoeleveranciers. De cofinanciering van project 2012-14-4P is niet verwerkt in de mutaties zoals opgenomen in het FSRoverzicht. In 2014 is een cofinanciering gerealiseerd voor een bedrag van e 35.000. De Christelijke Hogeschool Ede heeft het voornemen de vereiste cofinanciering van 30% de komende jaren te realiseren. Inzake het budget voor overige materiële kosten ad. e 15.000 zijn er gedurende het boekjaar 2014 voor e 1.000 aan kosten gemaakt.
115
Jaarrekening 2014 | BIJLAGE 4
E Diversen E1 Overzicht resultaat units CHE-Transfer Resultaat CHE-Transfer
2014
2013
x e 1.000
x e 1.000
Totaal baten
1.784
2.078
Totaal lasten
1.894
2.214
-110
-136
Overzicht resultaat units CHE-Transfer
Algemeen
Gezondheidszorg
Educatie
Sociale studies
Mens & Organisatie
Journalistiek & Communicatie
Theologie
Totaal
x e 1.000
x e 1.000
x e 1.000
x e 1.000
x e 1.000
x e 1.000
x e 1.000
x e 1.000
Baten 271
392
770
177
28
31
1.669
Subsidies
0
7
29
0
0
0
36
Overige Baten
0
0
79
0
0
0
79
271
399
878
177
28
31
1.784
279
402
988
164
30
31
1.894
0
-8
-3
-110
13
-2
0
-110
0,0%
-3,0%
-0,8%
-12,5%
7,3%
-7,1%
0,0%
-6,2%
Stand reserve 01/01/14
192
272
152
266
29
17
-176
752
Overige mutaties
253
0
0
0
0
0
176
429
-8
-3
-110
13
-2
0
-110
264
149
156
42
15
0
1.071
Contractonderwijs
Baten
0
Lasten Resultaat Rentabiliteit
Bestemming resultaat Saldo reserve 31/12/14
445
Toelichting overige mutaties reserve Het negatieve saldo van e 176.000 van de Reserve van transfer Theologie is in 2014 ten laste van de Algemene reserve Transfer gebracht. In 2014 is verder het bedrag van e 428.527 aan eigen kapitaal van de hogeschool, gevormd door giften, legaten etc., overgeboekt van de Algemene reserve (publiek) naar de Algemene reserve binnen de Bestemmingsreserve (privaat).