centrum voor natuur-, milieuen plattelandseducatie
Winter 2011-2012
Driemaandelijks informatieblad De Paddenbroek - Achtste jaargang - nummer 24
Inhoudstafel Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Veekoopman in weer en wind: Jozef Van Den Eede uit Elingen . . . . . . . . 4 Koeien . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Het verleden van De Paddenbroek . 9 Lijst van de beschikbare bomen in hoogstam . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
De Paddenbroek V.Z.W. Centrum voor natuur-, milieuen plattelandseducatie
Educatie Pajottenland / Beleef De Paddenbroek . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Struikroverspad. . . . . . . . . . . . . . 20 Compostproject werkdagen . . . . 21 Cursus natuurgids . . . . . . . . . . . . 23 Oproep paddenbroekgidsen . . . . 23
Paddenbroekstraat 12 1755 Gooik Tel: 0497.41.22.15 of: 02.306.45.62
Sponsoring werking De Paddenbroek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Website: www.paddenbroek.be E-mail:
[email protected] Reservaties en agenda:
[email protected]
Kyoto in het Pajottenland . . . . . . . 26 Hou je muren warm met onze samenaankoop muurisolatie . . . 26 Agenda. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Werkten mee aan dit tijdschrift: Katelijne Aelen Bruno Moens Piet Chrispeels Johnny Van Bavegem
Lid worden van onze vereniging “De Paddenbroek” doe je door 10,00 € te storten op rekening 734-0120350-79 met vermelding van naam en adres.
Verantwoordelijke uitgever: Piet Chrispeels, Paddenbroekstraat 12, 1755 Gooik
2
Voorwoord Beste lid, Dit eerste nummer van het nieuwe jaar opent niet met een hulsttakje vol wattige sneeuwvlokjes, maar met een fris uitgeschoten topje groene blaadjes van een kleine perelaar: een takje loofhout dat zelfs na de recente zware storm overeind bleef staan. Is het misschien een beeld van de klimaatsverandering, die zich zelfs op De Paddenbroek laat voelen en zien? Zeker zegt het prille lentegroen midden in de winter iets over de beloftevolle start van het nieuwe werkjaar met het aantreden van onze educatieve medewerkster Katelijne als projectcoördinator. Tijdens haar voltijdse job zal ze de werking van De Paddenbroek nieuwe impulsen kunnen geven, die ze van nabij zal kunnen sturen en opvolgen. In dit nummer werpen wij ook een blik op het verleden, op het bruisende platteland, waarbinnen de veekoopman als een spilfiguur van de plattelandseconomie fungeerde. Mocht je je lidmaatschap nog niet hebben vernieuwd, dan kan dit nog steeds met bijgaand formulier. Met de beste wensen voor 2012, voor jezelf en allen, die je dierbaar zijn. Piet Chrispeels Voorzitter
3
Veekoopman in weer en wind: Jozef Van Den Eede uit Elingen Jozef, je bent een echte Elingenaar, wonend langs de Hallebaan, de weg die Lennik met Halle verbindt. Mijn ouders Emiel Van Den Eede en Marie De Smedt woonden op de Kerkplaats van Elingen, waar ik op 18 juni 1926 geboren werd. Samen met mijn zus vormden wij een klein gezinnetje, dat vader als fabrieksarbeider van een vast inkomen voorzag. Mijn ouders dreven ook een klein boerderijtje op met een weinig land, genoeg om er een koe, enkele zwijnen en wat neerhofdieren op na te houden. Als kind kwam je in de voor-oorlogse crisis-jaren terecht. Ik was 14 jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Mijn net-begonnen studies aan het Instituut van de Broeders te Halle werden afgebroken. Ik moest gaan werken op het groot boerenhof van Van Eeckhoudt, hier in Elingen. Geen klein boerderijtje voorwaar! Neen, een hof met 10 werkende paarden! Mijn vader werkte er reeds voor en na; zo kon hij beschikken over een paard en alaam om de eigen gronden te bewerken. Vanaf mijn 16de jaar was ik er vaste landbouw-knecht. De dag begon vroeg: om 4 u met het voederen van de paarden, met haver en hooi, die dan na het roskammen rond 6 u werden betuigd en gezadeld. Daarna mocht ik tussen de overige meiden en knechten een boterham met smout gaan eten, om dan voorzien van een ‘dubbelen’ boterham het veld op te trekken. Om te ‘labeuren’, te ploegen, dagen aan één stuk, 20 ha groot met een gespan van 2 tot 4 paarden. De keren dat ik op het hof moest blijven, mestte ik de stallen uit: in de dikke opgerolde pakken mest werd een haak geslagen, die door een paard op de zich ophopende mestvaalt werd gesleept. Tot mijn 18de hield ik het vol. Een sprekend cijfer: in 1942 verdiende ik 20 fr. per week. Thuis trachtten mijn ouders de eindjes aan elkaar te knopen door te voorzien in wat proviand. Bij het verwerken van de eigen melk tot boter (‘boteren achter ’t gat), waarvan de ‘wei’ (de residu van de geronnen melk) aan het al even ‘ongedeclareerd’ biggetje werd gegeven. Tussendoor smokkelde zoon Jozef nog 50 kg tarwe op de fiets naar huis, om de schaarse voedselbons wat aan te dikken. Tot mijn legerdienst - ik was toen 21 jaar, met volle 10 maanden verblijf in Duitsland - werkte ik in Vorst bij Brussel in een meubelfabriek. Met de fiets er heen, maar zeer tegen mijn zin. Was dit de breuklijn in je beginnende carrière? En hoe ben je dan ‘beestenmarchant’ geworden? Van kindsbeen af zat mij het ‘marchanderen’ in het bloed. Zo ving ik in de beek stekelbaarsjes en verkocht aan mijn speelkameraadjes 5 stuks voor 25 centiemen, of mussen … Ook mijn vader bereidde in zekere zin de weg: hij kocht in het voorjaar een knapper (‘jaarling’) en hield die door tot den ‘bamis’ (de herfst). Noodgedwongen bij gebrek aan plaats op stal, maar met winst verkocht! Mijn eerste knapper kocht ik in Pepingen: de vraag-prijs bedroeg 2.500 fr., maar ik kocht hem voor 2.300 fr. Ik 4
bracht hem, het zeel om de horens, te voet naar huis, terwijl de verkoper met mijn fiets het rund op de voet volgde. Ik was begonnen. Spijtig genoeg kon ik maar 3 stuks vee in het stalletje van mijn ouders zetten. Eigenlijk was deze overstap naar de veehandel wel riskant, want er waren reeds zoveel handelaars? Inderdaad, ja! Ik denk met name aan De Groot, Sloebers, Spiekaert, Bové, Van Eeckhoudt, Van De Ville, Van Droogenbroeck, en nog anderen. Maar ik rolde erin. Wat zich gemakkelijk laat verklaren: ik verkocht aan een kleine boer een volle vaars, maar ik moest in omwisseling de lege koe kopen. De aankoop van de vaars compenseerde de boer door de verkoop van zijn koe. Ik moest dus wel verder. Aanvankelijk voerde ik te voet vee af en aan: van Elingen naar Beersel, Essenbeek, Pamel, Lennik, … Allengs kon ik 10 stuks vee stallen, maar ik moest er mee naar het slachthuis van Anderlecht Ik trok er met de fiets heen, terwijl een vervoerder (een “transporteur’) met het vee achterna kwam. In de zestiger-zeventiger jaren nam de handel een hoge vlucht. Om 20 u begon ik een hele nacht door in 3 koersen het aangekocht vee op te halen; 2 ervan door mijzelf begeleid, en een 3de door de vervoerder. Met een transactie van 1.200.000 fr. per ‘marktnacht’ aan ‘liquid geld’. In den beginne - toen ik zelf nog geen wagen bezat - trok ik vaak na de markt te voet van het Slachthuis in de Heyvaartstraat in Anderlecht naar de Brugge-van-de-Vaart, de botten wat afgespoeld en de vuile ‘cache-poussière’ omgedraaid, om er de tram - de ‘Lennik’, eigenlijk ‘de Leerbeek’ - te nemen tot St.-Kwintens-Lennik, afsluitend met een voettocht naar Elingen. 5
Je dreef vooral handel in runderen? O neen, ik kocht en verkocht alles wat op 4 poten liep: paarden, pony’s, ezels, schapen, geiten, … Op de ‘paardenmarkt’ van de Hertoginnenplaats (Place de la Duchesse) te St.-Jans-Molenbeek stond ik vaak met 15 paarden. Je verkocht ook aan huis en bij andere gelegenheden? Een bijzonder treffen waren de jaarmarkten, die in het jaar mekaar opvolgden: te beginnen met Vlezenbeek, Schepdaal, St.-Martens-Lennik, Ternat, Lennik. De boeren zakten er op af om een beestje te kopen voor een diverse bestemming, vaak om aan te mesten en terug met winst te verkopen. Meestal verhandelde ik 35 à 40 runderen per marktdag. Eén marktdag schiet er uit. Onder impuls van mijn zoon Rudy - toen nauwelijks 16 jaar - verzamelden wij alle runderen, die wij op de wei lopen hadden voor de jaarmarkt van Lennik: 78 stuks, waarvan er maar 3 onverkocht bleven. Een memorabele marktdag, niet? Vaak werd je ook als veehandelaar geconfronteerd met bijzondere omstandigheden. Dat waren vooral de noodslachtingen, waarbij een rund of paard ter plekke moest worden gekeeld en het kadaver naar het slachthuis moest worden afgevoerd. Een tweetal gevallen zijn mij bijgebleven. In het begin van mijn loopbaan kocht ik in Zwartenbroek (Lennik) een kadaver van een koe voor 4.000 fr., onder voorbehoud van positieve keuring. Ik verkocht het aan 10.000 fr. Het verschil tussen ‘wat ik gaf en kreeg’ leek mij te groot en ik nam mij voor een deel aan de boer terug te geven. Tot onvrede van mijn moeder, die mijn goedhartigheid niet begreep. Na 8 dagen bedenktijd zwichtte ze: ik gaf 2.000 fr. aan de ongelukkige boer, met de belofte van zijn kant dat hij mij zijn os zou verkopen. Van deze aankoop kwam na geruime tijd niets in huis. “Als ge ons kunt 2.000 fr. geven op het kadaver van onze koe, dan hebt ge er nog genoeg op verdiend. Dat gunnen wij u niet voor onze os,” zei de boerin. Zo stond ik daar, gestraft om mijn compassie! Een tweede geval betrof een noodslachting in Pepingen. De koe kon niet kalven: de ‘opening’ was te klein (‘de ring ging niet open’). Ze werd afgevoerd naar het slachthuis, waar bij de slachting het kalf uit de buik van de koe werd bevrijd. Een prachtig kalf! Ik nam het mee naar huis en ging het aan de boer (terug)geven. Maar staande in het halfduister wilde de boer half weggestoken mij niet binnen laten. Wellicht uit vrees dat ik mijn geld - 8.000 fr. - kwam terughalen. Groot was zijn verwondering en zijn vreugde dat ik hem een kalf meebracht. De donderdag daarop zag ik hem op de markt van Halle. “Ik heb een volle vaars voor u. Voor 12.000 fr.”, zei ik. “Betaalt als ge kunt.” En ’s namiddags bracht hij mij 8.000 fr. De rest kortte hij om de 14 dagen af met 200 fr. Hij werd een vaste klant, armoedig weliswaar, want 30 jaar lang stond hij in het krijt, ‘op den boek’.
6
Soms waren de omstandigheden wel dramatisch. Ja, vooral bij het uitbreken van epidemieën als de mond-en-klauwzeer, de tuberculose en brucellose (verwerpen van de foetus). Ikzelf heb gedurende 6 weken mijn bedrijf in quarantaine gezet gezien: geen beest mocht mijn hof op of af, en ikzelf mocht zelfs niet lijfelijk op de markt verschijnen. Ganse bedrijven met 40, 50 beesten werden opgeruimd en moesten opnieuw worden bevoorraad met gezond vee. In de twee operaties was ik betrokken, waarbij ik vaak voor meer dan één miljoen in ‘te goed’ stond. In dit verband herinner ik mij de opruiming van een bedrijf in een gehucht van Gooik. 82 runderen werden afgevoerd voor 2.300.000 fr., in twee beurten met een tussentijd van 6 weken door de grossist opgehaald. De boer verdonkermaande evenwel in de wachttijd een vaars. Naar zijn zeggen was ik verkeerd in mijn telling. Toen ik dreigde er het gerecht bij te halen, krabbelde de boer terug en bekende de verdwenen vaars te hebben geslacht voor de diepvries. Maar ergens haalde hij zijn slag thuis, want van de geschatte 48.000 fr. wilde hij in compensatie maar 45.000 fr. betalen. Je vond soms wel een uitweg, die alle betrokkenen ten goede kwam. Inderdaad! Ik had goede relaties met de Veeartsenijschool van Anderlecht (Herzieningslaan, Boulevard de la Révision). Om van dienst te zijn in de opleiding van de studenten bracht ik praktijkgevallen aan: zieke en gekwetste dieren (breuken, kolieken, enz …). Na genezing haalde ik ze terug op. Permanent waren er uit mijn stal 10 à 12 vaarsen aanwezig, waarbij de praktijk van de kunstmatige inseminatie werd ingeoefend en opgevolgd. Zo kocht ik eens een vierjarig paard, dat eens vrijlopend op de wei niet te breidelen was. Het ontsnapte telkens weer! Maar eens op stal, en ingespannen was het een model-paard. Ik verkocht het door aan een boerkoos in Anderlecht, die het voor geen geld wilde missen. Eigenlijk is het beroep van veehandelaar wel zwaar. Dat mag je wel zeggen! Gedurende 30 jaar heb ik een werkritme gekend, waarbij ik de dinsdagmorgen om 6 u startte tot woensdagavond 22 u, zonder één uur rust of slaap! Bovendien was er het nachtwerk, het gevaar bij het opladen en verhandelen van gevaarlijke dieren, de ijzige kou, de honger, de dorst, … Aldoor moest je de baan op, waarbij je gezondheid niet mocht falen. Maar de stiel had ook veel aantrekkelijks: het zwerven door het open land, langs de kleinste gehuchten, in grote en kleine boerderijen, geconfronteerd met het wel en wee van zovele boerenfamilies … Had je dan echt geen ‘vrije tijd’? Ja, ’s zondags buiten op de muur zitten, en het doorgaand verkeer gade slaan, of uitrijden met de kar met de kinderen en kleinkinderen. Zelf reed ik met mijn Chevrolet naar Lourdes, en vloog ik eens naar Rome … Maar pas getrouwd zei ik tegen mijn vrouw Yvonne: “Ik ga met jou mee op reis, maar ik vraag het jou nooit.” Aan dat woord heb ik mij gehouden. 7
Een laatste vraagje, Jozef: Je was ook de veehandelaar-aanhuis in De Paddenbroek. Je kende mijn tante Liza en oom Désiré heel goed. Wel geweten, Piet! Ik kwam er graag: tante Liza was een zeer wakkere vrouw, die niet uitgebabbeld geraakte, maar ook een staalharde verkoopster. Zij droeg de broek! Met dank, Jozef en Yvonne. Een goede herinnering is een ‘vreugde voor altijd’.
Koeien Op een dag in de maand mei van 1956 kwam mijn vader Jozef thuis met 2 piepkleine kalfjes - een tweeling - onder de arm. Op De Paddenbroek quasi gratis weggegeven door mijn oom Désiré, omdat de veekoopman er toch niets wou voor geven. Op dat moment hadden mijn ouders net hun boerderijtje uitgebreid. De twee vaarsjes groeiden voorspoedig op tot flinke meiden, die de stamouders werden van een talrijk nageslacht. Dubbel-doel koeien, die zowel melk als vlees, eens geslacht, voortbrachten! Deze versie van het “Wit-blauw” ras viel dermate in de gratie van boeren in de buurt, dat zij vaak de uit-de kluiten-opgeschoten kalfjes opkochten om ze verder als dekstier op te fokken. Tot voor kort deden zij in de lente hun werk op de groene weiden met de al even mooi geschapen vaarsjes … In oktober 2009 verkocht ik evenwel mijn hele veestapel … Het einde van een succesverhaal, dat het verleden van het erfgoed op het platteland navertelt. 8
Het verleden van De Paddenbroek Naast de oven - het huidige bijenpaviljoen - stond een reuze-grote perenboom: een claps, die als een skelet wel 20 meter hoog oprees. De traditie plaatst zijn aanplantingsjaar rond 1700. Grootvader Petrus Chrispeels - Pè van Brettekens - plukte er vóór de Eerste Wereldoorlog op een steilopstaande ladder tegen de stam manden peren uit. Tot de zestigerjaren bleef de boom overeind. Overrijpe peren vielen op zijn voeten neer tot een zoete brei vol bijen en wespen. Deze perelaar heeft wellicht bet-overgrootmoeder Thérèsia Chrispeels, geboren onder het Oostenrijks Bewind, in zijn volle bloei zien staan naast het piepklein hoevetje, nog in lemen vakwerk opgetrokken en rond 1840 door een bakstenen huizeken vervangen. Thérèsia had één zoon Dominicus - van een echtgenoot of partner geen spoor -, die huwde met Pauline Seghers, afkomstig uit de Wijngaardstraat te Gooik, in de familie “meter Bos” genoemd. In 1873 werd hun enig kind Petrus geboren, die rond de eeuwwisseling huwde met Berlindis Baevegems uit Meerbeke. Uit hun echt ontsproten 4 kinderen: Pauline, Trees, Jozef en Désiré. Peter Petrus en meter Berlindis dreven een klein boerderijtje op, aan de rand van Leerbeekbos, dat zij allengs konden vergroten door de aankoop van kleine omliggende percelen tot één aaneengesloten geheel o.m. met “den Belleman” en “den Viezen”. Vader Jozef In het schamele bouwsel van “Den Brettekens” werd vader Jozef op 17 november 1909 geboren. Toen de Eerste Wereldoorlog uittbrak was hij 5 jaar. Hij liep school in de plaatselijke dorpsschool. De eerste leerkracht, waarvan ooit iets gehoord, is meester Vander Kuylen. Hoeveel studiejaren hij gaf weet ik niet. Zeker is dat hij
9
landbouw-les gaf. Over meststoffen. Vader Jozef liet het “dure” goedje aankopen en strooien op het bietenveld. Het resultaat was verbluffend: dikke bieten! De buren kwamen er naar kijken. Zoon Jozef genoot de faam een “slimme jongen” te zijn. Dat was hij ook. Hij werd naar Halle gestuurd: bij de Broeders van de Christelijke Scholen. Hij bleef er nauwelijks 14 dagen en maakte dan de overstap naar het Collège Notre Dame in Cureghem te Anderlecht. Zijn klasgenoot was Eduard Bellemans (“Waar van Menieres”). Diens ouders woonden wellicht tijdens zijn lagere school-tijd in Gooik, maar waren uitgeweken naar Anderlecht, waar ze een winkel overnamen bij de Brugge-van-de-vaart aan de Bergensesteenweg. Tiener Jozef sloeg bij de overstap het eerste jaar Middelbaar over. Frans-onkundig begon hij direct het tweede jaar, en nog wel met vertraging. Van de eerste lessen had hij niets begrepen, maar toch was hij met Kerstmis de eerste van de klas met 97 procent. Hij behaalde zelfs een “Eerste prijs opstel”: een reis naar Lourdes. De flinke student bleef in het derde en vierde leerjaar de eerste van de klas ondanks het feit dat hij pas begin december naar school ging en de leerstof instudeerde bij het afschrijven van de schriften van zijn klasgenoten. Het vijfde jaar is hij niet meer begonnen, ondanks het herhaald aandringen van zijn directeur Albert Roose. Naar diens zeggen was Jozef de knapste leerling, die hij ooit kende. Hij sprak en schreef Frans: het ideaal van de modale Vlaming, die voorgezette studies deed. Met het afbreken van zijn middelbare studies maakte hij zich helemaal vrij voor het werk op de boerderij. Zelfs tijdens zijn legerdienst bij de luchtmacht in de kazerne van Zellik bleef hij sterk met het thuisfront verbonden: bij elk vrij moment kwam hij met de fiets over om een handje toe te steken! In 1932 trad hij in dienst bij de NMVB, de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen. Wat hem daartoe bewoog is niet duidelijk. De Buurtspoorwegen waren wel de belangrijkste werkgever in de regio. Speelde de nabijheid van de stelplaats van Leerbeek mee? Nam hij dienst op eigen initiatief of werd hij aangesproken? Feitelijk was het een job, die gemakkelijk te combineren viel met het “thuiswerk”: het werk op de boerderij, met de “late” en de “vroege” dienst... Achtereenvolgens was hij “reçeveur-conducteur”, bediende, en uiteindelijk “controleur” op de buurtlijnen van Brussel-Zuid. Vader Jozef, de grondlegger van het familiebedrijf Het begin van de aanplanting gaat terug tot het einde van W.O. I. Zoals gezegd was mijn vader toen een kleine knaap, die op school veel opstak van de “landbouwles”: hij leerde de fruitsoorten onderkennen en ook afenten. Kwam hij onder de indruk van de reusachtige perenboom naast de oven - een claps! - van wel 20m hoog, waar manden peren werden uitgeplukt? Wie weet ... Uit het Neigembos, aan wiens voet bij de Groubbe zijn grootouders woonden, bracht tiener Jozef op zijn schou10
ders langs wegels en velden kleine onderstammen mee, die hij - na enige bijscholing in de zondagse Tuinbouwschool van Sint-Kwintens-Lennik - thuis afentte en na verloop van tijd verplantte op het achterland. Zo kwam jaar na jaar een grote boomgaard tot stand. Als “boomkweker” kende vader Jozef weldra een grote faam zodat hij vaak om advies gevraagd werd. Overal ging hij onderstammen afenten, ook bij professionele kwekers als Bernard in Pepingen en De Mesmaecker in Vlezenbeek. Bijna spontaan kwam hij zo in het bezit van een groot aantal variëteiten van streekeigen fruitsoorten. De aanleg van de boomgaard aan het hof nam vele jaren in beslag, wat niet belette dat men desalnietemin systematisch te werk ging. De bestuiving tijdens de bloei en de organisatie van de pluk bij de oogst noopten tot deze aanpak. Met de uitbouw van de boomkwekerij, waaruit de veredelde onderstammen van steen- en pitfruit, naast kleinfruit, werden betrokken, werd de boomgaard van De Brettekens één van de grootste en meest gespecialiseerde van het Pajottenland. Een gemengd bedrijf De fruitteelt zat ingebet in het gemengde bedrijf dat Den Brettekens vanaf het begin is geweest. Mijn vader heeft er zich op toegelegd die groei ervan te optimaliseren door de uitbouw van een goede infrastructuur, die voor die tijd werkelijk innoverend was. Naast het woonhuis, dat in 1927 werd opgetrokken, werd 10 jaar later in 1937 een schuur gebouwd. Ontegenzeggelijk is mijn vader hiervan de grote architect. Het betrof een groot gebouw met een rechthoekig grondvlak. De betonnen vloer droeg op een droogkelder en een beerput, uitlopend op 4 grote poorten, langswaar de oogst gelijkstraats kon worden binnengereden. Twee bakstenen kolommen schraagden tot in de nok het dak. De schuurvloer met grote dienstdoorgang naast het huis droeg de oogst, die gelijkvloers werd opgestapeld tot in de nok van het dak. De dorsmachine nam plaats in deze doorloop. De stro-bussels werden tijdens het dorsen zelf opgestuwd boven de houten roostering, waar het droog opgeborgen bleef. Het gedorsen graan werd tegen de huisgevel met een elektrisch aangedreven katrol naar de huiszolder opgetrokken/geheveld. Op Den Brettekens geen mijten rottend stro, dat buiten in weer en wind opgestapeld was. En evenmin de berging van het graan op schimmige bijna ontoegankelijke zolders, zoals elders het geval was. Toen de oogst vanaf de late vijftigerjaren met de pikdorser op het veld werd gemaaid, verviel de functie van de schuur als stapelplaats van de ongedorsen bussels graan. Voortaan werd ze gebruikt als dienstruimte: voor de stalling van karren en machines, en voor de berging van fruit en voedergewassen als rapen, bieten, klaver en hooi. In een later stadium werd er zelfs een paardenstal in ondergebracht. 11
Vanaf de dertigerjaren werd het vroegere woonhuis tot “koeienstal” omgevormd, met een centrale loopgang tussen twee ligbedden met voederkribben langsheen de binnenmuren, uitgevend op de binnenkoer met de waterput en de mestvaalt. In het verlengde daarvan zat de varkens- en kalverstal verborgen met, in een klein portaal, de waterpomp: een donker kot met 4 “varkenskoten”, waarin praktisch geen licht viel. In de zeventigerjaren werd het oude gebouw grondig verbouwd: het werd van een verdieping voorzien. In de koestal werd het ligbeddenpatroon gewijzigd, met een doorsteek naar de schuur, en de varkensstal werd verruimd tot een kweekplaats met zeugen en biggen. Op de zolder zaten enkele honderden kippen in legbatterijen opgesloten. Zo was Den Brettekens een “compleet” gemengd bedrijf: met één paard (“Wis” en “Jeanne”), 10 à 15 melkkoeien, een kleine 20 kalveren, “knappers” en vaarzen, zeugen en biggen, en vrijlopend op hof en erf kippen, bewaakt door een loslopende hond, een kleine foks! Aan de overzijde van de koer: het karrekot en het ovengebouw, dat met een kleine veranda tegen het woonhuis aanleunde. Op enige afstand van de bedrijfsgebouwen lag “den oven”, rond 1900 een droogast van de hopbellen, en later een bakoven en vrije-loop stal. De fruitpluk De Paddenbroek leek een uitgelezen plek voor fruitteelt. De oogst was er overvloedig. De “bakermat” van de diverse soorten en variëteiten was de “kwekerij”: zaailingen en scheuten uit bos en berm werden, eens volgroeid, afgeënt en planmatig uitgeplant, met het oog op de bestuiving en de pluk, in de grote boomgaard. 12
Tussen de rijen “poten” werden enkele honderden struiken aalbes, stekelbes en zwarte bes uitgezet. Zodanig dat de kwekerij wel een dichtgegroeid “kreupelhoutbos” leek, met struiken, die breed uitzetten en tot 2 meter hoog opschoten. In deze kwekerij stond ook een middelgrote bijenhal, met een 15-tal bijenkasten onder een golfplaten dak en met strooien wanden. De vloer bestond uit gestampte aarde: een ideale plek voor het graven van pijpen door wilde konijnen. Tijdens de oorlog werd er ook op een goede 20 meter van de buitenmuur van het karrenkot een “abri” gemaakt, waarheen kon gevlucht bij bomalarm. Het schuiloord bestond uit een vierkanten uitgegraven put, met een ladder als toegang en afgedekt met een mijt van houtbussels (“asjels”). Bij de ingang van de kwekerij openden roze-kleurige rijen perziken de lente: hele dikke, met schuinopstaande takken, en kleine die dicht gestruikt langs de muur van het karrenkot stonden. Op het dak van deze achterbouw spreidde een druivelaar zijn takken met geel-witte vruchten, die eind september plukrijp waren. De pluk van het kleinfruit was het werk van al wie de ladder niet opmocht of kon: de “overwinterende” Brusselaars, de tantes, de kleinkinderen onder leiding van meter Berlindis, die de plukrijpe struiken uitzocht. De uithoeken geraakten wel eens ongeplukt en dus onbetreden, wat wildgroei van distels en netels meebracht. Dáár trof men evenwel de lekkerste (de rijpste!) stekelbessen. De vruchtbaarheid van de fruitaanplantingen op “Den Brettekens” was spreekwoordelijk. In 1937 werd de schuur opgetrokken: de loonkost van de metsers werd betaald alleen al met de opbrengst van de waterkrieken, die aan 3,5 BEF de kilo werden verkocht. Precies het uurloon van de metser! Tijdens de oorlog bleven deze kriekelaars even productief: naar het zeggen van mijn moeder Madeleine Bellemans reikten de krieken tot op de grond. Ter hoogte van de huidige inrit naar de parking toe lag er verder de “bietkuil”, die uitgediept zelfs ongevuld zijn vorm behield. Aan de landzijde stond een rij “abrikoos-pruimen”, die om de 3 à 4 jaar lukten, maar super-lekker waren: rozig en hardhuidig met mals gelig vlees! Rechts van het huis was de moestuin, met boerengroenten en struiken biet- en koolzaad, afgeboord met rabarberstruiken, jasmijnen en sneeuwballen. Vlak vóór het huis was een klein bloementuintje met hortensia en gladiolen. De pluk van het steenfruit begon einde mei - begin juni met de dracht van de sinksenkers. Daarop volgde de oogst van diverse zwarte zachthuidige kersen - sommigen bloedrood bijna-onuitwisbare vlekken afgevend op handen en kleding gevolgd door de grote vloed van Tippen, Bigarau, Waterkriek - ook de dikke: de Portugezen - , Noordkriek, Schaerbeekse kriek, en tenslotte de Krakers. Deze laatsten stonden als kathedraalhoge, harmonisch uitgegroeide bomen verspreid over de boomgaard, vooral tussen de appel- en perenaanplanting. Zij werden dan ook het laatst gerooid: 12 à 15 m hoog konden zij tot 400 kg kersen “dragen”. De oogst, die - hoe wonder! - bijna elk jaar overvloedig was, moest in de veertiger- en zestigerjaren worden geplukt door een klein leger helpers. Hun namen zijn in mijn geheugen gegrift; tijdens de oorlog mijn grootouders Petrus en Berlindis, mijn ouders Jozef en Madeleine, mijn oom Désiré, mijn tantes Pauline en Trees, 13
mijn aangetrouwde nonkels Bert en Jef, buur “Pé Van Drieskes”, de “Brusselaars”, en weldra de kleinkinderen Richard, Denise, Frans. Na het huwelijk van oom Désiré ook tante Liza (Seghers), haar vader Wannes en broer Jean, eveneens haar kozijn Jean Persoons, alsook de buren Isidoor Pappaert, Victor De Herder, Tuur van Laethem, ... De pluk gebeurde met lange, houten ladders in rieten korven. Deze werden op de kruiwagen in bakken leeggekapt, die op tijd en stond naar huis werden afgevoerd en geledigd op een lange tafel, in het “drooggat” van de schuurpoort; tegen de huisgevel werden dan de gevulde bakjes van 5 kg opgestapeld. In de topperiode van de pluk stonden de bakjes manshoog over de hele lengte van de muur. ’s Avonds - tussen 20 en 22 u - werden ze opgehaald door fruithandelaar Jozef De Slachmuylder, met afzetting van een nieuwe lading lege bakken... Het “werkklimaat” tijdens de pluk kon enorm variëren: van luchtig en plezant met veel gebabbel en gezwans “op den boom” en aan de tafel, tot jachtig en zwoel bij dreigend onweer, in regen en wind, van 6u ’s morgens tot 22 u ’s avonds. Dan moesten de koeien nog worden gemolken, die rustig herkauwend stonden te wachten aan de weipoort, of “boven den tram” (het huidige wandelpad!) en nog dienden afgehaald, het zeel op de horens langs de slingerende losweg ... Alles samengenomen: een zeer arbeidsintensieve tijd! Een speciale noot betreft de verkoop van de kersen op de markt van Vlezenbeek. Vader Jozef had de boomgaard aangeplant. Na de overname van het bedrijf door zijn broer, oom Désiré bleef hij volop meeplukken op “Den Brettekens”. In afspraak met tante Liza ging hij met de zelfgeplukte kersen naar de markt. Met de kruiwagen werden quasi elke dag 80 à 150 kg kersen naar de tramroute gevoerd, eerst aan het “kappelleken Steenberg” en daarna aan de wissel van het Stort; vervolgens werden zij met de “spoor-auto” (“den auto-rail!) naar de statie van Leerbeek gebracht, waar de vracht overgeladen werd op de tram van de lijn Leerbeek-Brussel, en afgezet tegen de muur van het café Juwet in Vlezenbeek. Daar verdwenen ze dan op de binnenkoer en werden ze afgehaald door de winkeliers, die ze aan de prijs van de dag reeds voordien besteld hadden. Ikzelf mocht mee als loopjongen, die met de lege bakken op de tram de terugweg aanvatte. In Leerbeek aangekomen mocht ik dan sukkelend weg 15 à 20 lege bakken naar Den Brettekens dragen ... Het verschil in prijs tussen wat vader Jozef op de markt kreeg - hij plukte altijd de mooiste kersen - en wat Jefke “Verniet” betaalde, stak hij in zijn zak! Dat bedrag varieerde van 500 tot 1.000 BEF per dag! Na het plukken van het steenfruit volgde een rustperiode. De oogst van de peren was te verwaarlozen: wat Kriekperen, Jefkes en Claps... Vooral de appeloogst was overvloedig: Jacques Lebel, Sterappel, Boskoop, Berglander en vooral IJsklompjes. Prachtige appelen, die met de driewiel-kar op de wei werden geplukt en in de schuur op stro werden uitgekapt, een kleine meter hoog, en afgedekt met stro... Vanaf november werden zij in kleine ladingen systematisch verkocht en afgevoerd.
14
In de zeventiger jaren stokte de hele fruithandel: de fruithandelaars dunden uit, markten vielen weg, winkels sloten. Allerlei vreemdsoortig fruit werd uit het Zuiden aangevoerd. De hoogstam, die uitgebloeid was, werd gerooid en niet vervangen. De plukkers waagden zich vanwege hun leeftijd niet meer op de ladder, en de kinderen des huizes waren niet geïnteresseerd in de verdere uitbouw van het bedrijf. Mijn tante Liza liet de graafmachine aanrukken, die de weinige hoogstammen uitwoelde en afvoerde naar de “sterfput”, waar ze na jaren zijn vergaan tot “stof en as”. De Grieken zeiden het reeds: “Panta rei, ouden ménè”, “Alles gaat voorbij, niets blijft”. Ook het paradijs van het hof “Den Brettekens” werd dit lot beschoren! De oogst De bijzondere vruchtbaarheid van de landouwen op het erf van Den Paddenbroek heeft veel te maken - buiten het geologisch component van de zand-leemgronden met de methode van bewerking en teeltafwisseling. Tijdens en vlak na de oorlog heb ik de oogst nog weten “pikken” op houten klompen met pik en haak. In feite was dit de voortzetting van de vooroorlogse praktijk. Bij het inkrimpen van de economische activiteit werden er wellicht geen maaimachines aangemaakt, zodat men noodgedwongen volledig op handwerk was aangewezen. De perceeltjes varieerden in grootte: van ¼ ha tot ¾ ha. Eenzelfde graansoort stond vaak verspreid over 2 à 3 veldjes, zodat ze op een kleine werkdag door pikkers en binders kon worden geoogst en bij dreigend noodweer worden binnengehaald. Naast de courante graansoorten als tarwe, haver, gerst en rogge werd er steevast voorzien in een stukje klaver of “toepen” om het vee op stal bij te voederen. Verder was er altijd een perceel met aardappelen beplant en met voederbieten bezaaid. Vanaf de jaren 1945-50 werd het graan met de kleine maaimachine 15
geoogst. Eens de “kanten” met de handpik vrijgemaakt kon er met de machine langs gereden worden: de “voereman” geleidde het paard, terwijl de “afklopper” de graanstengels met een bewegend lattenwerk ophield en ze gebusseld om de 2 meter liet afrijzen. Daarna sloegen de binders en bindsters een “string” rond de open bussel en legden die aan de kant, zodat het veld streep na streep vrijkwam. Daarna werden de bussels in struiken samengezet. Soms lukte het het graanveld langs twee zijden gelijktijdig aan te pakken. Zo konden de konijntjes en hazen geen kant op, vooral wanneer joelende kinderen ze telkens weer het graanveld injoegen. Na enkele dagen uitdrogen werden de stuiken op de oogstkar geladen; een driewiel-kar met een verbrede laadbak, voor- en achteraan met een opstaand “hoogsel” afgezet, waartussen de bussels, de aren naar binnen, gestapeld werden. Drie, vier meter hoog geladen werd de vuim in het midden overgegooid en achteraan met een draailier vastgelegd. De “tasser” kon zich dan langs het opgespannen touw laten afzakken. Daarna trok het paard de kar van het veld naar de schuur, waarbij de geleider het paard stevig in de pas moest houden om elke bruuske beweging of schommeling te vermijden. Vanwege het gevaar van omkantelen - “een kapelle maken” - moest de kar op gevaarlijke punten met de gaffel in evenwicht worden gehouden. In de schuur werden de bussels dan vanaf de begane grond afgestapeld, te beginnen met de vroege gerst tot de late tarwe. Vanaf september werd er vervolgens gedorsen met de mechanisch aangedreven dorsmachine. Het gebusselde stro kwam op de schelf terecht, het graan op de zolder. De boerin kon nu de vele helpers - buren en familie - aan de tafel nodigen voor een broodmaaltijd met toespijs van eigen bereiding: platte kaas met radijsjes, gekookte kriekjes met rabarberbrokjes, kippeboutjes, “kop”, rozijnenbrood, peperkoek en zoveel lekkers meer. En iedereen tevreden! Een klein gebed was hier wel op zijn plaats! De laatste bewoners Mijn oom Désiré en tante Liza waren de laatste bewoners van “Den Brettekens”. Zij zijn inmiddels overleden. Hun vier kinderen - Jean, Jeannine, Paul en Jos - ontvliedden het huis en het bedrijf werd noodgedwongen stopgezet en te koop gesteld. In 1987 kocht ik het huis, in 2001 de gronden. Het was evenwel nooit mijn bedoeling het goed als een lucratieve investering te benutten. De zittende boer bleef het land bebouwen en het huis werd verhuurd. Pas in 2003-2004 werd het krimpend bedrijf in een Leader+ project van de Europese Gemeenschap opgenomen en opnieuw door de V.Z.W. De Paddenbroek met succes tot leven gewekt.
16
Lijst van beschikbare bomen in hoogstam Kostprijs per boom voor leden: 14/18 € Niet leden betalen 20 €/24 €, prijs afhankelijk van maat/dikte/leeftijd. Appel Keuleman, Renette de France, Rode golden, Elstar, Winston, Winter Banana, Cwatresse double, Reinette de Chenee, Gloster, Goudrenet, Karmijn de Sonnaville, Grijze renette, Trezeke Meyers, Winterparadijs, President Van Dievoet, hoog, half en laagstam, Jacques Lebel, Radoux, Reine de Renettes, Royal Gala, Notarisappel, Renette sans pareille, Renette descardre, Renette de Blenheim, Pondappel. Peer Doyenné du Comice, Conference, Dubbele Flip, Calebasse à la Reine, Beurré Hardy, Olivier de Serres, Winterkeizerin, Amandelpeer, Jefkespeer. Kersen Bakkerken, Hedelfinger, Sam, Zijpers of meikers, Hof Timmermans, Symhoni, Sheena, Vernon, Vanda, Bigarreau, Duroni, Waterkriek,… Pruimen Valor, Perzikpruim, Reine Claude Crotté, Palokes. Pamelse altesse Pruimen en kersen Diverse andere variëteiten zijn in een klein aantal beschikbaar.
17
Educatie Pajottenland Struikroverspad De gemeente Gooik in samenwerking met Vzw De Paddenbroek diende eind 2010 het project 'Het struikroverspad' in bij de provincie Vlaams-Brabant. Met dit project wil de gemeente Gooik samen met het Centrum voor Natuur, Milieu & Plattelandseducatie De Paddenbroek vzw een belevingspad realiseren rond landschapselementen, die de biodiversiteit in de gemeente bevordert. De gemeente Gooik wil met het project haar voorbeeldfunctie uitdragen als een gemeente waar een duurzame relatie tussen landbouw, natuur en landschap mogelijk is. Om deze relatie te visualiseren en het voortbestaan van een aantal prioritaire soorten en hun biotopen te verzekeren, werd het belevingspad aangelegd. Doelstelling is om doelgroepen zoals scholen en inwoners van het Pajottenland via de beleving van dit pad de kleine landschapselementen en hun bewoners te leren waarderen en zodoende hun bescherming/uitbreiding te bevorderen. Het belevingspad is in 2011 aangelegd. De bestaande houtkanten en hagen werden uitgebreid met inheemse soorten. Zo is er de sneukelhaag aangeplant met struiken die eetbare vruchten of bessen leveren voor mens en dier. De oudere knotwilgen langs de trambedding zijn aangevuld met nieuwe jonge knotwilgen, maar ook met één knot-es,beuk en -eik. Naast de plantwerkzaamheden was er ook nog de bouw van 2 wiglo's langs het struikroverspad, als begin en eindpunt. De wiglo's werden mooi gevlochten en opgevuld met houtschors als ondergrond. Bij de eerste wilgenhut aan het begin van het parcours werd een vlechtscherm in 20
hazelaarshout geplaatst rond de heraangelegde poel als scherm voor de kleinsten. Om de kinderen een mooie en veilige rondgang te garanderen werd in de wei richting de grotere poel een loopbrug gemonteerd. Nu kan iedereen het domein rondgaan zonder dat ze in de wei bij het vee hoeven te lopen. De aanloop naar de brug bestaat uit een deel hakselhout met houtschijven en daarna een stammetjespad. De aanplantingen en de constructies zijn een grote meerwaarde voor de biodiversiteit op het domein. Maar ook op educatief vlak spelen ze een grote rol voor de kennis die de kinderen, maar zelfs ook volwassenen, ervaren. Het pad is op deze korte tijd al uitgegroeid naar een echt belevingsparcours waar je al de facetten van het Pajottenland in zijn kleine landschapselementen terug kan vinden. Op educatief vlak zal er nog een vragenspel in verwerkt worden voor groot en klein. Langs het parcours worden vanaf eind mei een 10-tal nestkasten geplaatst met vragen, handelend over al de facetten van natuur en landbouw die men hier terugvindt. Als men deze vragen correct beantwoordt, kan je een echte Pajotse “struikrover” worden.
Compostproject werkdagen Met de steun van de gemeente Gooik, de provincie Vlaams-Brabant en het project CompostKracht i.s.m. Haviland, wordt De Paddenbroek een demoplaats voor kringlooptuinieren. In een kringlooptuin wordt al het tuinafval herbruikt in de tuin. Dit kan onder meer door composteren, maar ook door het maken van een takkenwal, snipperwanden, vlechtwerken, … In het najaar en tijdens de voorbije maanden werden heel wat onderdelen van de kringlooptuin op De Paddenbroek gerealiseerd. Om dit project een extra kans op slagen te geven, werden werkdagen georganiseerd voor compost21
meesters en geïnteresseerden uit het Pajottenland. De eerste werkdag vond plaats op 17 september 2011. Een 15-tal compostmeesters en geïnteresseerden vanuit de ruime regio zakten af naar De Padden-broek. Onder begeleiding van compostkracht Jan Godemont werd hen toegelicht wat de functie is van een takkenwal. Nadien werden de handen uit de mouwen gestoken en in een mum van tijd was De Paddenbroek een mooie takkenwal rijker. In de buurt van de takkenwal werden ook verwilderingsbloembollen geplant. Deze zullen in de lente kleur geven aan De Paddenbroek. Op 19 november was het weer zover. De 2de werkdag kringlooptuinieren met als thema vlechtwerken. Meer dan 20 personen waren paraat en onder leiding van Jan Godemont en Eddy Michiels werden verschillende soorten vlechtwerken gerealiseerd. Een laag vlechtwerk werd gerealiseerd als afbakening rond de toekomstige bodembedekker-border. In de buurt van de composthoek werd een bladkorf gevlochten. Hierin worden in de herfst de bladeren verzameld, die nadien van pas komen bij het composteren. Enkele personen leefden zich helemaal uit in het vertikaal vlechten van dunne twijgen in een betonnet. Op deze manier zijn op De Paddenbroek verschillende vlecht-technieken te bewonderen. In januari werd de composthoek verder ingekleed met snipperwanden. Deze constructies worden de komende maanden opgevuld met houtsnippers, bladeren, houtschijfjes,…. De volgende werkdag vindt plaats op zaterdag 31 maart 2012. Dan staat het planten van verschillende bodembedekkende planten op het programma. Ook het verder vullen van de snipperwanden komt aan bod. Lijkt je dit interessant en wil je ook een handje komen toesteken, stuur dan je gegevens naar
[email protected] en geef aan dat je verder op de 22
hoogte wil blijven. Door je op te geven, ben je tot niets verplicht. We sturen je een mail met datum, uur en wat er op het programma staat. Je laat het ons wel weten als je van de partij wil en kan zijn.
Cursus natuurgids Op zaterdag 19 november 2011 startte de cursus natuurgids ZW-Brabant. De cursus, georganiseerd door CVN i.s.m. de natuurgidsen ZW-Brabant, het provinciedomein Huizingen, De Paddenbroek vzw en de lokale natuurpunt-afdelingen, gaat beurtelings door in het provinciedomein Huizingen en De Paddenbroek. 16 gemotiveerde natuurgidsen-in-spe volgen deze cursus, wekelijks tot eind november 2012. Zaterdag 26 november 2011 stond meteen een landschapsexcursie op het programma. De cursisten werden ondergedompeld in de landschapsgeschiedenis van Kesterheide. De wandeling vertrok aan De Paddenbroek, onder leiding van Bart Van Camp, met als doel het bewonderen van het Pajottenland vanop Kesterheide. Ook in 2012 staan nog verschillende excursies in het Pajottenland en Zennevallei op het programma, afgewisseld met theorielessen over planten, dieren, ecologie, landschap en natuurlijk ook methodiek van het gidsen. Foto cursus natuurgids
Oproep paddenbroekgidsen Gidsenwerking is een belangrijk onderdeel van de werking van De Paddenbroek. Jaarlijks brengen ruim 8000 mensen een educatief bezoek. Hiervan zijn ongeveer 2000 kinderen uit het basisonderwijs, die met hun klas of met een jeugdkamp een bezoekje brengen aan De Paddenbroek. Om deze kinderen een aangename dag te bezorgen, hebben we reeds 2 jaar gidsen opgeleid om de educatieve pakketten te begeleiden. Aangezien de aanvragen blijven binnenstromen, zijn we op zoek naar gemotiveerde mensen om klassen te begeleiden. Droom je ervan om kinderen een onvergetelijk moment te bezorgen in een paradijselijke omgeving? Ben je een op rust gestelde leerkracht, maar blijft het lesgeven toch kriebelen? Dan ben jij waarschijnlijk de persoon die we zoeken. Neem voor meer info gerust contact op met Katelijne Aelen.
23
Met grote dank aan onze sponsors voor het “Bouwfonds nieuw sanitair De Paddenbroek”
BORREMANS HUGO N.V. Sanitaire artikelen Vogelpers 4/6 1500 Halle 02.360.07.55
24
Sponsoring werking De Paddenbroek Ook dit jaar zijn we op zoek naar sponsors om de educatieve werking van De Paddenbroek te ondersteunen. Om onze werking te garanderen en verder te bekostigen zijn we op zoek naar sponsors zoals jij. Voor een bedrag vanaf € 50 bezorgen wij je een advertentieruimte in een bijlage van ons ledenblad (verschijnt 4 x per jaar), een vermelding op onze website en een blijvende vermelding op alle evenementen, die doorgaan op ons Educatief Centrum. Indien je interesse hebt voor ons project en je ons op één of andere manier wil steunen kan je steeds contact opnemen met De Paddenbroek op het nummer 02.306.45.62 of 0497.41.22.15 of per e-mail naar
[email protected]. Bij financiële steun bezorgen wij u een ontvangstbewijs ter waarde van het gesponsorde bedrag. Het rekeningnummer van De Paddenbroek is 734-0120350-79. Wij danken u nu al van harte voor uw steun en waardering van ons Educatief Centrum “De Paddenbroek”. Indien je interesse hebt, kan je steeds contact opnemen met de Paddenbroek, vraag naar Katelijne Aelen.
De bovenstaande producten zijn nog steeds verkrijgbaar bij De Paddenbroek vzw. De ontdekkingsbox Kesterheide “Schat van de tongsnyders” is nog steeds te koop aan 35 € bij de Heemkundige Kring van Gooik, Natuurpunt Gooik, De Paddenbroek, bibliotheek Gooik, bloemenwinkel 't Heideroosje en AD Delhaize Gooik. Open de box en ontdek een verhalenboek, heruitgave van Tongsnijdersroman, wandelkaart, muziek van de Geest van Kesterheide, smakelijk Kesterheidebier en -honing, oude postkaarten en… een heideplantje om thuis je eigen Kesterheide te kweken.
25
Kyoto in het Pajottenland Hou je muren warm met onze samenaankoop muurisolatie Vanaf november organiseert de Paddenbroek samen met vele lokale partners een informatiecampagne rond muurisolatie. Via onze muren verliezen we immers evenveel warmte als via ons dak: 26%. Omgerekend betekent dit jaarlijks 520 liter mazout (op een totaal verbruik van 2.000 liter) of 468 € aan energiekost (tegen een mazoutprijs van 0,9 €/liter). Tegelijk met deze informatiecampagne organiseert de Paddenbroek ook een samenaankoop voor de plaatsing van deze muurisolatie met als doel: een kwaliteitsvolle plaatsing garanderen tegen een scherpere prijs dan je als particulier kan krijgen. Via een intergemeentelijke commissie van onafhankelijke experten hebben we een uitgebreide vragenlijst opgesteld voor de aannemers van muurisolatie en dit voor de plaatsing van buitengevelisolatie en de afwerking hiervan en de plaatsing van spouwmuurisolatie. Ook voor de energiedeskundigen stelden we een vragenlijst op met concrete vragen rond het uitvoeren van een objectieve spouwmuuranalyse. Na verdere uitgebreide gesprekken en bijkomende informatie hebben we de aannemers en de energiedeskundige met de meest interessante voorwaarden geselecteerd en voorgesteld op 3 contactavonden in het Pajottenland. Nog tot 30 juni 2012 kunnen alle inwoners van het Pajottenland mee instappen in deze samenaankoop. Hiertoe neemt u best direct contact op met de aannemers om een afspraak te maken voor een individuele en vrijblijvende offerte volgens de voorwaarden van de samenaankoopactie.
26
De voorwaarden, wat betreft materialen, uitvoering, garanties en prijs en de contactgegevens van deze aannemers en energiedeskundige vindt u op onze website www.kyotoinhetpajottenland.be onder gezinnen - samenaankoop muurisolatie informatiedocumenten samenaankoop muurisolatie. Misschien een interessant voorbeeldje om het financieel rendement van een investering in spouwmuur te berekenen. Een dikte van 5 cm isolatie kan hier al gauw een energiebesparing opleveren van 66 %. Omgerekend is dit 66% van 520 liter mazout (jaarlijks warmteverlies via de muren) of 343 liter mazout of 309 €. De prijs voor het laten isoleren van een dergelijke spouw kost 17,5 tot 19 €/m² voor isolatie met glaswolvlokken of EPSparels en voor een minimale muuroppervlakte van 70 à 75 m2. Voor een totale muuroppervlakte van 150 m2 bedraagt dit dus 2.625 tot 2.850 €. Via de netbeheerder krijgen we voor deze spouwmuurisolatie vanaf een dikte van 5 cm een premie van 6 €/m², in totaal dus 900 € aan premies. Rest ons dus nog een netto-investering van 1.725 tot 1.950 €. Onze investering is dus binnen 5 jaar en 7 maanden tot 6 jaar en 4 maanden terugbetaald. Na 20 jaar hebben we zo een nettowinst van 4.017 tot 4.326 € en een veel hoger comfort. Voor meer informatie kan je terecht bij de coördinator van het Kyotoproject Bruno Moens via
[email protected] of op de website www.kyotoinhetpajottenland.be. In het volgende nummer bekijken we de mogelijkheden van PV, zonneboilers en warmtempompen voor verdere verwarming en de mogelijkheden om hierin gezamenlijk te investeren.
27
Agenda Cursus snoeien van hoogstamfruitbomen Hoogstamboomgaarden is typisch voor het Pajottenland. Vroeger vond je rond elke hoeve of landelijke woning een boomgaard. Rond de jaren 1970 werden subsidies uitgereikt om fruitbomen te rooien. Hierdoor zijn heel wat boomgaarden verdwenen. Gelukkig worden tegenwoordig opnieuw meer hoogstamfruitbomen aangeplant. Een fruitboom planten is echter niet gewoon een boom planten. Bij het aanplanten komt heel wat bij kijken. Ook nadien vraagt een fruitboom bepaalde werkzaamheden om uit te groeien tot een mooie, sterke fruitboom. De gemeente Lennik organiseert, in samenwerking met de milieuadviesraad en het Centrum voor Natuur-, Milieu- en Plattelandseducatie De Paddenbroek uit Gooik, een snoeicursus. Fruitboomspecialist Patrick Heyerick legt de basisprincipes uit van het aanplanten en de eerste vormsnoei van fruitbomen. Nadien komen ook de technieken van de vormsnoei van een jonge fruitboom aan bod, evenals achterstallige vormsnoei van nooit onderhouden fruitbomen. Op enkele uren tijd krijg je de nodige informatie waarmee je zelf aan de slag kan om je eigen hoogstamboomgaard aan te planten of te onderhouden. Wanneer? Waar?
Op zaterdag 10 maart 2012, keuze uit 2 sessies 1ste sessie: 9.30u tot 12.30u 2de sessie: 13.30u tot 16.30u Geboorteboomgaard in Puttekensveldweg te Eizeringen
Inschrijven is verplicht vóór 7 maart 2012 en kan via e-mail naar
[email protected] of telefonisch op 02.306.45.62 of 0497.41.22.15. Wees er snel bij, want de plaatsen zijn beperkt! Ook voor meer inlichtingen kun je hier terecht bij Katelijne Aelen, coördinator De Paddenbroek. Inwoners uit Lennik krijgen voorrang om deze cursus te volgen. Kostprijs: 5 € (inbegrepen handleiding & drankje). Opgelet! Uw inschrijving is pas definitief na betaling, door de bijdrage te storten op het rekeningnummer van De Paddenbroek BE58-73401203-5079, bic KREDBEBB, met vermelding “snoeicursus Lennik + naam”. 28
Werkdag kringlooptuinieren: planten van bodembedekkers Zaterdag 31 maart 2012 Voor meer info en inschrijvingen kan je terecht bij Inge d'Hoe op
[email protected] of bij Katelijne Aelen op het nummer 02.306.45.62 of
[email protected].
Bloesemtocht Zondag 22 april 2012 Inschrijving en vertrek van de bloesemtocht in zaal Parecia. De wandeling leid je langs mooie plekjes in Gooik, zoals Pervivo Kesterheide, Educatief Centrum De Paddenbroek en fruitbedrijf Billens-Van Laer. Organisatie door Landelijke Gilden Gooik i.s.m. KWB Nationaal en KWB Leerbeek, ten voordele van de Martin De Kegel Foundation en Pervivo.
29
GOOIK Sinds 1937
Zondag open van 8 uur tot 12 uur
30
31
Boombeschrijving Bomen zijn werkelijk. Hun bladeren praten werkelijk met woorden veelzeggend en letterloos. Hun toppen zingen. Hun stammen zwijgen hoorbaar. Hun wortels houden van de aarde. Bij een boom staande moet ik wel ademen als een boom. Naar een boom ziende zie ik hemel en aarde in elkanders armen. Want een boom, een boom is een bruiloft. Hans Andreus (1926-1977)
32
België - Belgique P.B. 1755 Gooik BC 10460 P508461