CARELINK EXPRESS™MONITOR Model 2020B / 2020C
Artsenhandleiding
Onderstaande termen zijn gedeponeerde of geregistreerde handelsmerken van Medtronic in de Verenigde Staten en mogelijk in andere landen. Alle andere handelsmerken zijn het eigendom van de desbetreffende eigenaar. CareLink, CareLink Express, Medtronic, Medtronic CareLink
Verklaring van de symbolen op het product en de verpakking Medische apparatuur wat betreft elektrische schokken, brand en risico’s door mechanische beschadigingen, uitsluitend in overeenstemming met AAMI/ES 60601-1 (2006)/A2 (2010) en CSA 22.2 nr. 60601-1 CAN/CSA:2008 Toegepast onderdeel type BF (interne voeding) Gelijkstroom Recycling van hars. Andere plastics inclusief acrylplastic, acrylonitril-butadieen-styreen, fiberglas, nylon, polycarbonaat en polylactaat. Conformité Européenne (Europese Conformiteit). Dit symbool betekent dat het product volledig voldoet aan de Richtlijn AIMD 90/385/EEG (Aangemelde instantie 0123) en Richtlijn R&TTE 1999/5/EG. Niet-ioniserende elektromagnetische straling Let op Zie gebruiksaanwijzing
Productdocumentatie Toebehoren Niet met het gewone huisvuil weggooien. Werp dit product weg volgens de lokale afvalverwerkingsregels. Raadpleeg http://recycling.medtronic.com voor instructies voor de juiste afvoer van dit product. Serienummer Model- of bestelnummer Fabrikant Geautoriseerde vertegenwoordiger in de Europese Gemeenschap Temperatuurbereik Vochtigheidsbereik Batterijpolariteit Inhoud van de verpakking Monitor Aan/Uit-knop
Telefoonaansluiting Independent Communications Authority van ZuidAfrika
Nxxxxx
Het apparaat voldoet volledig aan de normen van de Australian Communications and Media Authority (ACMA) en mag gewettigd worden verbonden met een telecommunicatienetwerk. Dit symbool geeft aan dat het product mag worden aangesloten op het netwerk van New Zealand Telecom.
Inhoudsopgave 1 Inleiding
7
2 Indicaties voor gebruik 3 Contra-indicaties
8
4 Waarschuwingen
8
5 Voorzorgsmaatregelen
8
9
6 Inhoud van de verpakking van de monitor 7 Antenne voor de monitor 8 Monitorstatuslampjes 9 Gebruik van de monitor
9
10 11 13
10 Instelling van de monitor
16
11 De software van de monitor updaten om nieuwe apparaten te kunnen blijven ondersteunen 22 12 Oplossen van problemen 13 Met de monitor omgaan
23 25
14 Specificaties van de monitor
5
26
Nederlands
1 Inleiding De Medtronic CareLink Express-monitors Model 2020B / 2020C (“monitor”) zijn draagbare apparaten voor het uitlezen en overbrengen van gegevens die zijn verzameld door implanteerbare hartapparaten van Medtronic. De monitor leest geïmplanteerde apparaten uit via telemetrie B (2020B) of telemetrie A (2020C) en stuurt de verzamelde gegevens via een analoge telefoonlijn naar een beveiligde server op het Medtronic CareLink-netwerk. Geregistreerde gebruikers kunnen de gegevens van het geïmplanteerde apparaat inzien en alle gegevens voor een bepaalde patiënt controleren. Het CareLink-rapport Quick Look/Initial Interrogation (Initiële uitlezing) bevat gegevens van het geïmplanteerde apparaat. Dit rapport kan zo worden geconfigureerd dat het per fax wordt verzonden naar de CareLink-faciliteit die het heeft aangevraagd. Opmerking: De kaarten met ondersteunde apparaten bevatten een overzicht van de geïmplanteerde apparaten van Medtronic die compatibel zijn met de monitor. De kaarten met ondersteunde apparaten zijn accuraat op het moment van de release van de monitor. Neem contact op met Medtronic voor informatie over ondersteuning van apparaten die zijn goedgekeurd nadat de monitor is gereleased.
7
Nederlands
1
2 3
1 Antenne 2 Aan/Uit-knop 3 Displaypaneel Afbeelding 1. CareLink Express-monitor (voorzijde)
2 Indicaties voor gebruik De Medtronic CareLink Express-monitors Model 2020B / 2020C zijn draagbare apparaat voor het uitlezen en overbrengen van gegevens die zijn verzameld door implanteerbare hartapparaten van Medtronic.
3 Contra-indicaties Er zijn geen contra-indicaties bekend voor de monitor.
4 Waarschuwingen ■ ■
■
Alleen voor gebruik met implanteerbare hartapparaten van Medtronic. Breng geen modificaties aan het apparaat aan. Modificaties kunnen de effectiviteit en de veiligheid van het systeem nadelig beïnvloeden. Bewaar deze handleiding.
Nederlands
8
■
■
■
Als de monitor niet volgens de beschrijving in deze handleiding werkt, moet u de antenne niet gebruiken. Controleer of de batterijen nieuw zijn en of de polen de juiste kant uitwijzen. Als u verdere hulp nodig heeft, neem dan contact op met Medtronic. Raak de open telefoonaansluiting op de monitor niet aan, en steek geen vinger of ander voorwerp in deze telefoonaansluiting. Als u een vinger of andere voorwerp in deze telefoonaansluiting steekt, kunt u een elektrische schok krijgen. Hieronder volgt een aantal belangrijke veiligheidsinstructies. Houd bij het gebruik van de monitor de voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid altijd in acht om het risico op brand, elektrische schokken en verwondingen tot een minimum te beperken. Let hierbij vooral op het volgende: – Gebruik de monitor niet in de buurt van water (zoals: bad, wastafel, gootsteen, wasmachine, vochtige kelder, zwembad). – Gebruik de monitor niet tijdens onweer. Er bestaat dan een risico op een elektrische schok door bliksem. – Gebruik de telefoon niet in de omgeving van een gaslekkage als u deze lekkage wilt melden. Als u een gaslekkage vermoedt, kunt u de monitor niet gebruiken om informatie te verzenden. – Gebruik de monitor alleen met een telefoonsnoer van 0,48 mm (ULgecertificeerd, 26 gauge [AWG]).
5 Voorzorgsmaatregelen ■
■
■
Gebruik geen mobiele telefoon terwijl de antenne boven het geïmplanteerde apparaat wordt gehouden. Als u een telefoonlijn gebruikt waarbij u een nummer moet kiezen voor een buitenlijn (meestal 9), controleer dan of de instellingen voor de telefoonlijn in orde zijn. Neem de Medtronic CareLink Express-monitor Model 2020B of Model 2020C niet mee naar binnen in zone 4 (de magneetkamer), zoals gedefinieerd door het American College of Radiology. Het systeem is MR-onveilig.
6 Inhoud van de verpakking van de monitor ■
Medtronic CareLink Express-monitor Model 2020B of 2020C
■
4 alkaline AA-batterijen (LR6) 9
Nederlands
■
Telefoonsnoer
■
Telefoonadapter (indien nodig)
■
Draagtas
■
Productinformatie
■
Verklaring van elektromagnetische compatibiliteit
7 Antenne voor de monitor De monitor gebruikt de antenne (Afbeelding 2) die permanent aan de monitor is bevestigd voor het verzamelen van informatie van het geïmplanteerde apparaat.
Afbeelding 2. Antenne
Nederlands
10
8 Monitorstatuslampjes 1
2
6
1 2 3 4
3
4
7
5
8
Aan/Uit-knop Aan/Uit-statuslampje (groen) Uitleesstatuslampjes (groen) Verzendingsstatuslampjes (groen)
5 Verzending voltooid-statuslampje (groen) 6 Batterijstatuslampje (oranje) 7 Antennepositie-statuslampje (oranje) 8 Telefoonlijnstatuslampje (oranje)
Afbeelding 3. Aan/Uit-knop en statuslampjes
11
Nederlands
Elk statuslampje heeft een bepaalde betekenis bij het gebruik van de monitor om gegevens van het geïmplanteerde apparaat te verzenden. Lampje
Beschrijving
Aan/Uit-status
■
Uitleesstatus
■
De 5 groene uitleesstatuslampjes branden wanneer de monitor informatie ophaalt uit het geïmplanteerde apparaat.
■
Zorg dat de patiënt blijft zitten en houd de antenne van de monitor boven het geïmplanteerde apparaat tijdens het knipperen van de uitleesstatuslampjes. Dit duurt in het algemeen minder dan 3 minuten.
■
Als de monitor klaar is met het verzamelen van gegevens van het geïmplanteerde apparaat, stoppen de uitleesstatuslampjes met knipperen en blijven ze branden. De monitor laat twee pieptonen horen en kiest automatisch het geprogrammeerde telefoonnummer.
Als het Aan/Uit-statuslampje brandt, is de monitor ingeschakeld.
Als u hoort dat de monitor het nummer kiest, haalt u de antenne weg bij het geïmplanteerde apparaat en bergt u de antenne weer op in de opslagruimte. Verzendingsstatus
■
■
■
Nederlands
Als de monitor gegevens verzendt, gaan de 3 groene verzendingsstatuslampjes knipperen. Dit duurt in het algemeen minder dan 3 minuten. Als de monitor klaar is met verzenden van de gegevens, gaat het verzending voltooidstatuslampje branden en laat de monitor twee pieptonen horen. De monitor schakelt automatisch na twee minuten uit, of u kunt op de Aan/Uit-knop drukken om de monitor uit te zetten.
12
Lampje
Beschrijving
Batterijstatus
■
Antennepositie-status
■
Telefoonlijnstatus
■
Als het oranje batterijstatuslampje knippert en u continu pieptonen hoort, zijn de batterijen bijna leeg. De batterijen moeten dan worden vervangen. Als het oranje antennepositie-statuslampje begint te knipperen en de monitor pieptonen laat horen, is de antenne niet correct boven het geïmplanteerde apparaat van de patiënt geplaatst. Als het oranje telefoonlijnstatuslampje gaat knipperen en de monitor pieptonen laat horen binnen 15 minuten nadat het apparaat succesvol is uitgelezen, is er een probleem met de telefoonlijn of de telefoonlijninstellingen.
9 Gebruik van de monitor Opmerkingen: ■
Raadpleeg de kaart met ondersteunde apparaten om na te gaan welke monitor u moet gebruiken voor het uitlezen van het hartapparaat dat bij de patiënt is geïmplanteerd. Als de kaart met ondersteunde apparaten niet beschikbaar is of als het model van het geïmplanteerde hartapparaat niet kan worden bepaald, leest u het apparaat van de patiënt eerst uit met Model 2020B. Als het apparaat van de patiënt niet wordt geïdentificeerd door Model 2020B, leest u het uit met Model 2020C.
■
Controleer of de CareLink-account van de faciliteit actief is. Raadpleeg “De CareLink-account van de faciliteit verifiëren” op bladzijde 16.
■
Controleer of de polen van de batterijen de juiste kant uitwijzen. Raadpleeg “Instelling van de monitor” op bladzijde 16.
13
Nederlands
■
■
■
Het systeem maakt gebruik van een analoge telefoonwandcontactdoos. Tijdens het uitlezen van het geïmplanteerde hartapparaat van een patiënt hoeft de monitor niet te zijn aangesloten op een analoge telefooncontactdoos. Als de uitlezing is voltooid, moet de monitor binnen 15 minuten worden aangesloten op een analoge telefooncontactdoos om de verzending naar het Medtronic CareLink-netwerk te voltooien. Als de monitor niet binnen 15 minuten wordt aangesloten op een analoge telefooncontactdoos, gaan de gegevens van de patiënt verloren en moet de uitlezing opnieuw worden uitgevoerd. Als u de uitlezing van het geïmplanteerde apparaat moet stoppen voordat deze is voltooid, verwijdert u de antenne die boven het geïmplanteerde hartapparaat geplaatst is en schakelt u de monitor uit. Als u klaar bent om de sessie te hervatten, herhaalt u de procedures in deze sectie.
Als er een steriele barrière nodig is tussen de antenne van de monitor en de patiënt, moet u de antenne en de antennekabel afdekken met de steriele huls Model 6177 van Medtronic, en gebruikmaken van standaard steriele procedures.
1. Druk op de Aan/Uit-knop aan de voorkant van de monitor. Het groene lampje boven de Aan/Uit-knop knippert en blijft dan branden.
Afbeelding 4. Druk op de Aan/Uit-knop 2. Houd de antenne boven het geïmplanteerde apparaat, zodat het antennepositie-statuslampje niet brandt. Houd de antenne stil tegen de kleding of de huid van de patiënt. De band over de hand moet van de patiënt af gericht zijn als u de antenne boven het geïmplanteerde apparaat houdt. Zie Afbeelding 5.
Nederlands
14
Afbeelding 5. De antenne plaatsen 3. Controleer de statuslampjes op het displaypaneel aan de voorkant van de monitor: ■
Als de monitor het geïmplanteerde hartapparaat van de patiënt identificeert, gaat het eerste groene uitleesstatuslampje branden en geeft de monitor twee pieptonen.
Afbeelding 6. De monitor identificeert het geïmplanteerde hartapparaat ■
Het geïmplanteerde apparaat van de patiënt kan een pieptoon geven als de antenne erboven wordt geplaatst.
■
Als de monitor het geïmplanteerde apparaat niet kan identificeren of als de antenne zich in de verkeerde positie bevindt, knippert het oranje antennepositie-statuslampje. Plaats de antenne opnieuw als het oranje antennepositie-statuslampje gaat knipperen.
15
Nederlands
■
■
Het uitlezen van het apparaat is voltooid als alle statuslampjes niet meer knipperen maar blijven branden, en de monitor twee pieptonen geeft. Verwijder de antenne wanneer de uitlezing is voltooid.
4. Als de uitlezing is voltooid, moet de monitor binnen 15 minuten worden aangesloten op een analoge telefoonwandcontactdoos. Totdat de monitor wordt aangesloten op een analoge telefooncontactdoos, geeft de monitor om de 25 seconden 5 pieptonen. Wanneer de gegevensverzending begint, stopt de monitor met de pieptonen. Raadpleeg “De monitor aansluiten op de telefoonwandcontactdoos” op bladzijde 19. Opmerking: Als de monitor niet binnen 15 minuten wordt aangesloten op een analoge telefooncontactdoos om de uitgelezen gegevens van het geïmplanteerde apparaat van de patiënt naar het Medtronic CareLink-netwerk te sturen, wordt de monitor automatisch uitgeschakeld.
10
Instelling van de monitor
Voordat u de monitor voor de eerste keer kunt gebruiken, moet u de CareLinkaccount van uw faciliteit controleren, de batterijen plaatsen en de instellingen voor de telefoonlijn configureren. Iedere keer dat u het geïmplanteerde apparaat van een patiënt uitleest, moet de monitor de gegevens verzenden via een analoge telefoonlijn. De monitor kan na elke uitlezing worden aangesloten op een analoge telefoonlijn, of het systeem kan permanent worden aangesloten op een telefoonlijn. 10.1 De CareLink-account van de faciliteit verifiëren Voordat u de monitor voor de eerste keer gebruikt, moet u Medtronic bellen om de account van uw faciliteit te activeren. Het telefoonnummer wordt aangegeven op de achterkant van deze handleiding. U moet dan het serienummer opgeven dat wordt aangegeven op de onderkant van de monitor. 10.2 De batterijen plaatsen De monitor werkt op 4 AA-batterijen (LR6). Het batterijvak bevindt zich aan de onderkant van de monitor. 1. Open het batterijvak door de vergrendeling omhoog te duwen. 2. Plaats de batterijen zoals aangegeven in Afbeelding 7 en let hierbij op de juiste richting van de polen.
Nederlands
16
Afbeelding 7. De batterijen plaatsen 3. Sluit het batterijvak. Het batterijvak is geheel gesloten als de vergrendeling is dichtgeklikt. Opmerking: Plaats alleen de aanbevolen batterijen. Als u andere batterijen gebruikt, kan de monitor worden beschadigd. 10.3 De instellingen van de telefoonlijn configureren Voordat u de monitor gebruikt, moet u de instellingen van de telefoonlijn controleren. De monitor heeft 2 schakelaars die u gebruikt om de kiesopties voor de telefoonlijn te configureren. Zie Afbeelding 8. ■
De keuzeschakelaar voor de kiesmethode is gemarkeerd met T (Tone) en P (Pulse). Gebruik deze schakelaar om het kiessysteem te selecteren.
■
Gebruik de kiesprefix-schakelaar om de actie te configureren waarmee u een telefoonverbinding tot stand kunt brengen. Selecteer N als er geen prefix nodig is om een externe telefoonlijn te bereiken. Als er eerst een nummer moet worden gekozen om een externe lijn te bereiken, zet u de schakelaar in de positie die correspondeert met het desbetreffende nummer.
17
Nederlands
Afbeelding 8. Instellingen voor de telefoonlijn (voorbeeld) Opmerkingen: ■
■
■
U kunt de juiste instelling voor de telefoonlijn selecteren terwijl de monitor is inof uitgeschakeld. Selecteer de instellingen die toepasselijk zijn voor de telefoonlijn van de faciliteit. Als u hulp nodig heeft om na te gaan over wat voor soort telefoonlijn uw faciliteit beschikt, neemt u contact op met de telefoonmaatschappij.
■
In bepaalde gebieden is het kiestype P (Pulse) mogelijk niet beschikbaar.
■
De instellingen voor de kiesprefix kunnen per regio variëren.
10.4 Een plaats kiezen voor de monitor Houd rekening met de volgende aanbevelingen bij het kiezen van een plaats voor de monitor: ■
Zet de monitor op een plaats waar de patiënt gemakkelijk kan zitten en waar de voorkant van de monitor zichtbaar is.
Nederlands
18
■
■
■
Voor het updaten van de monitorsoftware of het verzenden van gegevens naar het Medtronic CareLink-netwerk, moet de monitor worden aangesloten op een analoge telefoonwandcontactdoos. Gebruik hiervoor de telefoonkabel die met de monitor wordt meegeleverd of een telefoonkabel met een standaard aansluiting. Zet vóór het gebruik van de monitor alle televisies en/of computerschermen uit binnen een afstand van ongeveer 2 meter (6 feet) van de monitor of de antenne. Zet de monitor niet op een plaats waar deze nat kan worden. Let op: Zorg ervoor dat de monitor niet nat wordt. Door water kan de monitor beschadigen. Als de monitor in aanraking is gekomen met water, neem dan contact op met Medtronic.
10.5 De monitor aansluiten op de telefoonwandcontactdoos Voor het updaten van de monitorsoftware of voor het verzenden van gegevens naar het Medtronic CareLink-netwerk, moet de monitor worden aangesloten op een analoge telefoonwandcontactdoos. Als de monitor tijdens het uitlezen van het geïmplanteerde hartapparaat van een patiënt niet is aangesloten op een analoge telefoonwandcontactdoos, moet de monitor binnen 15 minuten na voltooiing van de uitlezing worden aangesloten om de verzending van de gegevens naar het Medtronic CareLink-netwerk te voltooien. Als de monitor niet binnen 15 minuten wordt aangesloten op een analoge telefoonwandcontactdoos, gaan de gegevens van de patiënt verloren en moet de uitlezing opnieuw worden uitgevoerd. Opmerking: Als uw faciliteit beschikt over digitale VoIP of een fiberoptische telefoonlijn, verstuurt de monitor de gegevens niet. De monitor kan de gegevens alleen via een analoge telefoonverbinding verzenden. Voor DSL-telefoonlijnen is mogelijk een filter nodig.
19
Nederlands
1
2
1 Telefoonwandcontactdoos 2 Optionele telefoon Afbeelding 9. Monitor aangesloten op de telefoonwandcontactdoos. Voer de volgende stappen uit voor instelling van de monitor om de gegevens van het geïmplanteerde apparaat van de patiënt naar het Medtronic CareLink-netwerk te sturen: 1. U heeft de monitor en het telefoonsnoer nodig. 2. Zoek de telefoonaansluitingen aan de linkerzijde van de monitor.
Afbeelding 10. Telefoonaansluitingen 3. Steek een uiteinde van het telefoonsnoer in een van de telefoonaansluitingen aan de linkerzijde van de monitor. Zie Afbeelding 10. 4. Steek het andere uiteinde van het telefoonsnoer in de analoge telefoonwandcontactdoos. Nederlands
20
Opmerkingen: ■
Als de monitor is ingeschakeld en wordt aangesloten op een analoge telefoonwandcontactdoos, en als er binnen de afgelopen 15 minuten een apparaat is uitgelezen, geeft de monitor twee pieptonen en wordt het geprogrammeerde telefoonnummer automatisch gekozen. De verzending is voltooid wanneer de verzendingsstatuslampjes gaan branden, het verzending voltooid-statuslampje gaat branden, en de monitor twee pieptonen geeft. De monitor wordt automatisch uitgeschakeld 2 minuten nadat de verzending is voltooid.
Afbeelding 11. De monitor voltooit de verzending ■
Als de monitor niet binnen 15 minuten wordt aangesloten op een analoge telefoonwandcontactdoos om de uitgelezen gegevens van het geïmplanteerde apparaat van de patiënt te verzenden, wordt de monitor automatisch uitgeschakeld.
■
De monitor geeft twee pieptonen wanneer het verzending voltooidstatuslampje gaat branden.
■
Bij het kiezen van het vooraf geprogrammeerde nummer kan de monitor hoge pieptonen produceren.
■
Als de monitor bezig is met het verzenden van gegevens, kunt u niet bellen of gebeld worden.
21
Nederlands
10.6 Een optionele telefoon aansluiten op de monitor U kunt desgewenst een telefoon aansluiten op de monitor, maar dit is voor de werking van de monitor niet noodzakelijk. U kunt een telefoon aansluiten op de monitor als deze continu op een analoge telefoonwandcontactdoos aangesloten blijft. Ga als volgt te werk om een optionele telefoon aan te sluiten op de monitor terwijl deze is aangesloten op de analoge telefoonwandcontactdoos: 1. Sluit het telefoonsnoer van de telefoon aan op de telefoonaansluiting aan de linkerzijde van de monitor. 2. Test of de telefoonlijn werkt door een buitenlijn te bellen met de telefoon die u heeft aangesloten op de monitor. Waarschuwing: Raak de open telefoonaansluiting op de monitor niet aan, en steek geen vinger of ander voorwerp in deze telefoonaansluiting. Als u een vinger of andere voorwerp in deze telefoonaansluiting steekt, kunt u een elektrische schok krijgen. Opmerkingen: ■
Als de telefoon die u heeft aangesloten op de monitor niet werkt, probeer het dan met een andere telefoon die is aangesloten op een andere telefoonwandcontactdoos.
■
Als er een telefoon is aangesloten op de monitor, kunt u deze telefoon niet gebruiken als er gegevens worden verzonden.
11 De software van de monitor updaten om nieuwe apparaten te kunnen blijven ondersteunen 1. Controleer of het telefoonsnoer is aangesloten op een van de telefoonaansluitingen van de monitor en een analoge telefooncontactdoos. 2. Houd de Aan/Uit-knop 10 seconden ingedrukt. ■ ■
■ ■
Het telefoonlijnstatuslampje licht op. Het eerste verzendingsstatuslampje gaat branden en daarna de overige twee lampjes, wanneer de monitor verbinding maakt met het Medtronic CareLinknetwerk en een update uitvoert voor de monitorsoftware. Het downloaden van de software wordt gestart. De monitor geeft twee pieptonen en het verzending voltooid-statuslampje gaat branden als de update voltooid is.
Nederlands
22
■
12
Het downloaden duurt ongeveer 4 minuten.
Oplossen van problemen
De statuslampjes van de monitor geven de systeemstatus en systeemfouten aan. Oranje lampjes geven fouten bij de batterij, de antenne of de telefoonlijn aan. Groene lampjes geven een normale status van de monitor aan, maar kunnen ook fouten of problemen aangeven. 12.1 Oranje batterijstatuslampje knippert Het oranje batterijstatuslampje mag niet branden tijdens het gebruik van de monitor. Als de monitor piept en het oranje batterijstatuslampje knippert: ■
De batterijen zijn bijna leeg en moeten worden vervangen. Raadpleeg “De batterijen plaatsen” op bladzijde 16.
■
Controleer of de batterijen goed zijn geplaatst en of er geen statuslampjes gaan branden, nadat u op de Aan/Uit-knop heeft gedrukt.
12.2 Oranje antennepositie-statuslampje knippert Het oranje antennepositie-statuslampje mag niet branden tijdens het gebruik van de monitor. Als het oranje antennepositiestatuslampje begint te knipperen en u korte pieptonen hoort, controleert u het volgende: ■
■
Zorg ervoor dat de band over de hand boven aan de antenne van de patiënt af gericht is. Zie Afbeelding 5. Controleer of de antenne boven het geïmplanteerde hartapparaat van de patiënt is geplaatst. Plaats zo nodig de antenne opnieuw boven het geïmplanteerde hartapparaat van de patiënt.
Opmerkingen: ■
■
Als de monitor het apparaat van de patiënt niet kan identificeren, begint het oranje antennepositie-statuslampje te knipperen en hoort u korte pieptonen. Als de antenne correct geplaatst is, gaat het oranje antennepositiestatuslampje uit, beginnen de groene statuslampjes te knipperen en hervat de monitor het verzamelen van gegevens.
12.3 Oranje telefoonlijnstatuslampje knippert Het oranje telefoonlijnstatuslampje mag niet branden tijdens het gebruik van de monitor. Als de monitor piept en het oranje telefoonlijnstatuslampje knippert, controleert u het volgende:
23
Nederlands
■
■
■ ■
Controleer of het telefoonsnoer correct in de telefoonaansluiting aan de linkerkant van de monitor en de analoge telefoonwandcontactdoos is geplaatst. Controleer of de instelling voor de telefoonlijn correct is. Zie Afbeelding 8. Als u hulp nodig heeft om na te gaan wat voor soort telefoonlijn u heeft, neemt u contact op met de telefoonmaatschappij. Controleer of de juiste kiesprefix is ingesteld, als dit nodig is voor uw faciliteit. Controleer of de monitor is aangesloten op een analoge telefoonlijn en niet op een digitale VoIP- of fiberoptische telefoonlijn. Als u hulp nodig heeft om na te gaan wat voor soort telefoonverbinding uw faciliteit heeft, neemt u contact op met uw telefoonmaatschappij.
12.4 Groene Aan/Uit-statuslampje licht niet op Als het groene Aan/Uit-statuslampje oplicht, is de monitor ingeschakeld. Als het groene Aan/Uit-statuslampje niet oplicht: ■
Controleer of de polen van de batterijen de juiste kant uitwijzen. Vervang de batterijen zo nodig. Raadpleeg “De batterijen plaatsen” op bladzijde 16.
12.5 Groene uitleesstatuslampjes gaan niet branden terwijl het apparaat wordt uitgelezen De groene uitleesstatuslampjes geven aan dat de monitor het geïmplanteerde hartapparaat van de patiënt heeft uitgelezen. Het eerste groene lampje gaat branden en de monitor laat twee pieptonen horen wanneer deze het geïmplanteerde hartapparaat van de patiënt identificeert. De overige 4 lampjes knipperen eerst, en blijven dan branden wanneer de monitor het apparaat van de patiënt uitleest. Het uitlezen van het apparaat is voltooid wanneer alle statuslampjes niet meer knipperen maar blijven branden, en de monitor twee pieptonen geeft. ■
■
Als de uitleesstatuslampjes niet meer knipperen en langer dan 3 minuten blijven branden of als de monitor wordt uitgeschakeld voordat de gegevens zijn gelezen, herhaalt u de stappen 1 tot 4 in “Gebruik van de monitor” op bladzijde 13. Als de monitor wordt uitgeschakeld nadat het derde uitleesstatuslampje gaat branden, heeft de monitor het apparaat niet uitgelezen. Voeg laagjes textiel toe, bijvoorbeeld een handdoek die meerdere keren is opgevouwen, tussen de antenne en het geïmplanteerde apparaat van de patiënt en herhaal de stappen 1 tot 4 in “Gebruik van de monitor” op bladzijde 13.
Nederlands
24
12.6 Groene verzendingsstatuslampjes of verzending voltooidstatuslampje gaan niet branden De groene verzendingsstatuslampjes en het verzending voltooid-statuslampje geven aan dat de monitor de uitgelezen gegevens van het geïmplanteerde hartapparaat van de patiënt heeft verzonden naar het Medtronic CareLinknetwerk. Als de groene verzendingsstatuslampjes niet gaan branden, als de verzendingsstatuslampjes langer dan 1 uur blijven branden, als het verzending voltooid-statuslampje niet gaat branden of als de monitor wordt uitgeschakeld voordat de gegevens van de patiënt zijn verzonden, gaat u als volgt te werk: ■
■
13
Controleer de instellingen van de telefoonlijn in “De instellingen van de telefoonlijn configureren” op bladzijde 17. Herhaal de stappen 1 tot en met 4 in “Gebruik van de monitor” op bladzijde 13.
Met de monitor omgaan
Pas op dat de monitor niet op een hard oppervlak valt. Neem contact op met Medtronic als de monitor is gevallen en niet meer werkt. De monitor hoeft niet preventief gecontroleerd of onderhouden te worden. 13.1 Gebruik van de monitor Let op: Laat de monitor niet nat worden, omdat het apparaat door water kan beschadigen. Als de monitor in aanraking is gekomen met water, neem dan contact op met Medtronic. De monitor mag niet worden gereinigd door middel van een nat proces, bijvoorbeeld in een automatische wasmachine. Het buitenoppervlak van de monitor, de antenne en de kabel waarmee de antenne wordt aangesloten op de monitor, kunnen worden gereinigd met een spons of doek die is bevochtigd met een van de volgende reinigingsmiddelen: ■
Ethylalcohol (70%) en water
■
Isopropylalcohol (50%) en water
■
Methylalcohol (50%) en water
■
Ongeveer 1 deel mild reinigingsmiddel op 100 delen water
Let er bij het schoonmaken op dat er geen water in de behuizing komt. Laat de behuizing helemaal opdrogen voordat u het apparaat weer gebruikt.
25
Nederlands
14
Specificaties van de monitor
14.1 Normen EMC: CFR 47 Deel 15 Patiëntveiligheid: ETL; cETL; IEC 60601-1, toegepast onderdeel voldoet aan veiligheidsnorm type BF (antenne), normale, continue werking, interne voeding, niet geschikt voor gebruik in de buurt van ontvlambare anesthesiemengsels met lucht, met zuurstof of lachgas. 14.2 Vereiste voedingsspanning Spanning: 6 V gelijkstroom nominaal Vermogen: 300 mA nominaal Type batterijen: 4 alkaline AA-batterijen (LR6) 14.3 Aanbevolen omgevingscondities voor opslag en transport ■ Temperatuur: -40 °C (-40 °F) tot 65 °C (150 °F) ■
Relatieve luchtvochtigheidsgraad: Maximaal 95% Opmerking: Product blijft veilig bij opslag of transport bij een temperatuur van -40 °C (-40 °F) zonder regeling van de relatieve luchtvochtigheidsgraad tot minder dan of gelijk aan 70 °C (158 °F) bij een relatieve luchtvochtigheidsgraad van minder dan of gelijk aan 93%, niet-condenserend.
■
Verwijder de batterijen als het apparaat gedurende aanzienlijke tijd niet wordt gebruikt.
14.4 Aanbevolen bedrijfscondities ■ Temperatuur: 9 °C (49 °F) tot 43 °C (110 °F) Opmerking: Product blijft veilig bij gebruik bij een temperatuur van 5 °C (41 °F) tot minder dan of gelijk aan 43 °C (110 °F), bij een relatieve luchtvochtigheidsgraad van 15% tot 93%, niet-condenserend, en een atmosferische druk van 700 hPa tot 1060 hPa. 14.5 Afvalverwerking Houd u aan de lokale afvalverwerkingsregels als u dit product weggooit. Niet met het gewone huisvuil weggooien. Dit product bevat materialen die schadelijk kunnen zijn voor het milieu.
Nederlands
26
14.6 Tests Elektromagnetische compatibiliteitstests (EMC) hebben aangetoond dat de monitor onder normale medische omstandigheden redelijk goed beschermd is tegen schadelijke storing. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat er geen storing zal optreden in een specifieke installatie. Als de monitor schadelijke storing veroorzaakt bij andere apparaten of als de monitor negatief wordt beïnvloed door andere apparaten, kan de gebruiker pogingen doen de storing op te heffen door één of meer van de volgende maatregelen te nemen: ■
Verplaats de apparaten.
■
Vergroot de afstand tussen de apparaten.
■
Neem contact op met Medtronic voor hulp.
Raadpleeg de handleiding met de elektromagnetische conformiteitsverklaring die bij de monitor is meegeleverd voor meer informatie hierover. 14.7 Conformiteitsverklaring Medtronic verklaart dat dit product voldoet aan de essentiële eisen zoals beschreven in Richtlijn 1999/5/EG (Radioapparatuur en telecommunicatieeindapparatuur) en Richtlijn 90/385/EEG (Actieve implanteerbare medische hulpmiddelen). 14.8 Informatie voor Canada Industry Canada ID: 3408C-2490 Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke stoorsignalen afgeven en (2) dit apparaat moet ongevoelig zijn voor eventuele ontvangen stoorsignalen, met inbegrip van stoorsignalen die tot een ongewenste werking kunnen leiden. 14.9 Informatie met betrekking tot New Zealand Telepermit In Nieuw-Zeeland moet de volgende Telepermit-informatie worden verstrekt aan de gebruiker, in overeenstemming met de standaarden van Telecom New Zealand Limited: 1. PTC200 Algemene waarschuwing – Toekenning van een Telepermit voor een terminalapparaat geeft alleen aan dat Telecom accepteert dat dit apparaat voldoet aan de minimale vereisten voor aansluiting op het Telecom-netwerk. Dit geeft niet aan dat Telecom het apparaat aanbeveelt en het is ook geen garantie. Dit geeft in het bijzonder
27
Nederlands
geen enkele garantie dat een apparaat correct zal samenwerken met een ander apparaat van een andere merk of model dat voorzien is van een Telepermit, en ook niet dat een product compatibel is met alle netwerkdiensten van Telecom. 2. PTC200 2.11.1 (6) & (7) Compatibiliteitstests (functionele tests) – Deze apparatuur is niet onder alle gebruiksomstandigheden in staat correct te werken bij de hogere snelheden waarvoor het is ontworpen. Telecom accepteert geen verantwoordelijkheid als er onder dergelijke omstandigheden problemen optreden. Deze voorwaarde heeft betrekking op 56 kbit/s-modems en faxapparaten die werken met >14,4 kbit/s. 3. PTC200 5.4.1 (2) Algemeen (decadische signalen) – Dit apparaat kan niet worden geprogrammeerd voor pulskiezen (decadische signalen) omdat de kenmerken ervan incompatibel zijn met de NieuwZeelandse telefooncentrales. Toonkiezen (DTMF) is aanzienlijk sneller en volledig compatibel. 4. Testoproepen – Dit apparaat voert op vooraf ingestelde tijden testoproepen uit. Door deze testoproepen worden andere telefoongesprekken onderbroken die op dat moment via de lijn worden uitgevoerd. De timing van deze testoproepen moet worden besproken met de installateur. De timing die wordt ingesteld voor testoproepen vanuit dit apparaat, kan in de loop der tijd veranderen. Als dit onpraktisch blijkt en uw telefonische oproepen hierdoor worden onderbroken, moet u dit probleem bespreken met de installateur van de apparatuur. Dit probleem moet niet als fout bij het telefoonbedrijf worden gemeld. 5. PTC200 8.1.3 (2) Herhaalde pogingen om hetzelfde nummer automatisch te bellen – Er mag niet meer dan 10 maal worden geprobeerd hetzelfde nummer te bellen binnen een periode van 30 minuten. 6. PTC200 8.1.4 (2) Automatische oproepen naar verschillende nummers – Er moet een wachttijd van niet minder dan 5 seconden zijn tussen het einde van een testoproeppoging en het begin van een andere. 7. PTC200 8.1.7 (a) Instructies voor de gebruiker (instelling van automatische gesprekken)
Nederlands
28
– Dit apparaat mag niet worden gebruikt bij omstandigheden waaronder andere Telecom-klanten er overlast van hebben. 8. PTC200 8.1.7 (b) Instructies voor de gebruiker (instelling van automatische gesprekken) – Deze apparatuur mag niet worden ingesteld om automatisch oproepen naar het noodnummer 111 van Telecom te doen. 9. PTC200 10.3.3 Oplossen van fouten (2) Secundaire vaste kabels – Als er problemen zijn met dit apparaat, moet het worden losgekoppeld. Er kan dan een CPE-toestel dat is aangesloten op een van de terminalpoorten voor in de plaats worden aangesloten. De gebruiker moet er dan voor zorgen dat het product wordt gerepareerd. Als dit probleem aan Telecom wordt gerapporteerd als bedradingsfout en dan blijkt dat de fout wordt veroorzaakt door dit product, moet de klant de desbetreffende kosten betalen.
29
Nederlands
Fabrikant Medtronic, Inc. 710 Medtronic Parkway Minneapolis, MN 55432 Verenigde Staten www.medtronic.com Tel. +1 763 514 4000 Fax +1 763 514 4879
Geautoriseerde vertegenwoordiger van Medtronic binnen de EG Medtronic B.V. Earl Bakkenstraat 10 6422 PJ Heerlen Nederland Tel. +31 45 566 8000 Fax +31 45 566 8668
Europa/Afrika/Midden-Oosten Hoofdkantoor Medtronic International Trading Sàrl Route du Molliau 31 Case Postale 84 CH-1131 Tolochenaz Zwitserland Tel. +41 21 802 7000 Fax +41 21 802 7900 Australië Medtronic Australasia Pty Ltd 97 Waterloo Road North Ryde, NSW 2113 Australië
Technische handleidingen: www.medtronic.com/manuals © Medtronic, Inc. 2013 M952406A005B 2013-01-16
*M952406A005*