MEDTRONIC CARELINK PROGRAMMEERAPPARAAT ®
Programmeerapparaat Model 2090/Analyzer Model 2290 voor apparaten van Medtronic en Vitatron
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat 2005
0123
Programmeerapparaat Model 2090 Referentiehandleiding
Handleiding voor het instellen en gebruiken van het programmeerapparaat Model 2090
0
0
Onderstaande termen zijn handelsmerken van Medtronic: Jewel AF, Jewel CD, Jewel PCD, Jewel Plus, Marker Channel, Medtronic, Medtronic CareLink, Micro Jewel, Micro Jewel II, Reveal en Vitatron
Inhoud Conformiteitsverklaring
7
Verklaring van de symbolen op de verpakking 7 Verklaring van de symbolen op het apparaat Over deze handleiding
Overzicht van verbeteringen 1
8
9 9
Inleiding bij het programmeerapparaat Model 2090 Beschrijving en toepassing Waarschuwingen
11
12
13
Voorzorgsmaatregelen
14
Software-vereisten 15 Functies van het programmeerapparaat
15
Systeemonderdelen 17 Functies van het display 2
24
Het programmeerapparaat instellen 31 Basisinstellingen
32
Randapparatuur aansluiten 3
38
Een patiëntsessie uitvoeren
41
Een patiëntsessie voorbereiden
42
Een patiëntsessie beginnen 52 Een patiëntsessie beëindigen 4
Onderdelen opbergen
57
Werken met printers
59
57
Werken met externe printers
60
Papier in de printer plaatsen
63
Printerknoppen
64
Een afdruk afscheuren
65
Papier bijna op 65 5
Voorkeuren voor de desktop instellen
67
De pictogrammenkolom voor gebruik tussen twee sessies Tijd en datum van het programmeerapparaat aanpassen Geluidssignalen selecteren
68 70
71 Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
6
Inhoud
De taal wijzigen
73
Detectie van stimulatieartefacten verbeteren
73
De softwareversie controleren en de software updaten Technische handleidingen verkrijgen De demonstratieoptie starten
74
75
76
Locatie- en hardware-gegevens van het programmeerapparaat bekijken en updaten 76 6
Andere software selecteren
77
Werken met Remote View
79
Basisprincipes van Remote View
80
Een Remote View-sessie starten
81
Een Remote View-sessie beëindigen 7
82
Service uitvoeren op het programmeerapparaat Systeemonderdelen reinigen
84
De programmeerkop steriliseren De pc-kaart vervangen
84
85
Specificaties programmeerapparaat Belangrijke mededeling
91
Beperkte garantie van Medtronic
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
91
86
83
7 Conformiteitsverklaring
Conformiteitsverklaring Medtronic verklaart dat dit product voldoet aan de essentiële eisen zoals beschreven in de Richtlijn voor Radioapparatuur en telecommunicatieeindapparatuur. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Medtronic. Het telefoonnummer vindt u achterop deze handleiding.
Verklaring van de symbolen op de verpakking Controleer het verpakkingslabel om te zien welke symbolen op dit product van toepassing zijn Conformité Européenne (Europese Conformiteit). Dit symbool betekent dat het apparaat volledig voldoet aan de Europese Richtlijn AIMD 90/385/EEG.
0123 Lees de instructiehandleiding vóór gebruik van het apparaat
Let op: Dit apparaat bevat een sterke magneet. Niet in de buurt van video- of cassettebandjes, diskettes of computerschijven houden. Serienummer
Productiedatum
Partijnummer
Opslagtemperatuur
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
8
Hoofdstuk Verklaring van de symbolen op het apparaat
Verklaring van de symbolen op het apparaat Controleer het product om te zien welke symbolen op dit product van toepassing zijn Conformité Européenne (Europese Conformiteit). Dit symbool betekent dat het apparaat volledig voldoet aan de Europese Richtlijn AIMD 90/385/EEG.
0123 Lees de instructiehandleiding vóór gebruik van het apparaat
Let op: Dit apparaat bevat een sterke magneet. Niet in de buurt van video- of cassettebandjes, diskettes of computerschijven houden. Door UL erkend onderdeel
Medische apparatuur wat betreft elektrische schokken, brand en risico’s door mechanische beschadigingen, uitsluitend in overeenstemming met UL2601-1 en CAN/CSA C22.2 no. 601.1 Apparaat voldoet aan veiligheidsnorm klasse BF
Apparaat voldoet aan veiligheidsnorm klasse CF
Serienummer
Uit Aan Draadloze communicatie ingeschakeld (toekomst) Niet met het gewone huisvuil weggooien. Houd u aan de plaatselijk geldende milieuvoorschriften voor afvalverwijdering. Raadpleeg http://recycling.medtronic.com voor instructies over de juiste verwerking van dit product.
Let op: Dit product mag alleen worden verkocht door, of in opdracht van, een arts (wetgeving V.S.). Alleen van toepassing voor de V.S.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
9 Over deze handleiding
Over deze handleiding In deze handleiding worden de functies van het programmeerapparaat Model 2090 behandeld.
Overzicht van verbeteringen Aangezien het programmeerapparaat regelmatig wordt uitgebreid met nieuwe mogelijkheden en de inhoud in deze handleiding dus regelmatig wordt gewijzigd, wordt in dit gedeelte een overzicht van de wijzigingen weergegeven. De wijzigingen worden per productversie weergegeven. 9986 (BOSS)1 versie 1.5 ■
Met de nieuwe ethernet-/modem-pc-kaart kan het programmeerapparaat Model 2090 via ethernet of modem verbinding maken met het softwaredistributienetwerk. Aan de hand van nieuwe afbeeldingen en tekst wordt uitgelegd hoe de ethernetkabel op de ethernet-/modemkaart Model 2091 moet worden aangesloten.
■
De symbolensectie is geüpdated met het AEEA-symbool (Afgedankte Elektrische en Elektronische Apparatuur) om de klant erop te wijzen hoe het programmeerapparaat als afval verwerkt moet worden.
9986 (BOSS)1 versie 1.4 ■
Met de nieuwe pictogrammen in de taakbalk kunt u schakelen tussen het scherm Select Model (Modelselectie) op de desktop van het programmeerapparaat en de software van de Analyzer.
9986 (BOSS)1 versie 1.3.5
1
■
De toets Auto Identify (Automatisch identificeren) heet nu Find Patient (Patiënt zoeken). Als u op deze toets klikt, wordt de van toepassing zijnde softwareapplicatie gestart en wordt het apparaat uitgelezen.
■
Er is een beschrijving toegevoegd over hoe u via de eManualswebsite van Medtronic technische handleidingen kunt verkrijgen.
■
Er is een beschrijving toegevoegd van de optie Other Software (Andere software), waarmee u onderzoekssoftware kunt opstarten als deze is geïnstalleerd.
Base Operating System Software
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
10
Hoofdstuk Overzicht van verbeteringen
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Inleiding bij het programmeerapparaat Model 2090
1
Beschrijving en toepassing Waarschuwingen
12
13
Voorzorgsmaatregelen 14 Software-vereisten 15 Functies van het programmeerapparaat Systeemonderdelen
17
Functies van het display
24
15
1
12
Hoofdstuk 1 Beschrijving en toepassing
Beschrijving en toepassing Het programmeerapparaat Model 2090 van Medtronic/Vitatron is een draagbaar, netgevoed (wisselspanning) en op microprocessoren gebaseerd systeem met software voor het programmeren van implanteerbare apparaten van Medtronic en Vitatron. Andere functies zijn: ■
Automatische software-updates via een modem- of LAN-verbinding, afhankelijk van de hardwareconfiguratie. Hierdoor kan het programmeerapparaat nieuwe apparaten programmeren en nieuwe functies leveren zodra deze beschikbaar komen.
■
Mogelijkheid om het display van het programmeerapparaat weer te geven op de computer van een deskundige. De computer van de deskundige moet zijn uitgerust met speciale software.
■
Een groot, helder en verstelbaar display dat zowel zittend als staand kan worden bekeken.
■
Toetsenbord om de invoer van informatie gemakkelijker te maken.
■
Hoge afdruksnelheid van 50 mm per seconde op recorderpapier.
■
Registratie van ECG-gegevens en rapportage van diagnostische gegevens. Raadpleeg de technische handleidingen bij het software- en hardware-toebehoren voor specifieke gegevens.
Opmerking: Het programmeerapparaat is niet geschikt voor gebruik in de buurt van ontvlambare anaestetica.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Inleiding bij het programmeerapparaat Model 2090 Waarschuwingen
Waarschuwingen Deze waarschuwingen zijn in het algemeen van toepassing op het gebruik van het programmeerapparaat voor het programmeren van de parameterinstellingen van implanteerbare apparaten. Raadpleeg de referentiehandleidingen voor het implanteerbare apparaat en de software van het programmeerapparaat voor nadere informatie over de specifieke modellen implanteerbare apparaten. Het programmeren van een implanteerbaar apparaat mag uitsluitend plaatsvinden nadat de referentiehandleiding voor het implanteerbare apparaat zorgvuldig bestudeerd is en nadat op basis van de conditie van de patiënt en het gebruikte pacemakersysteem de juiste parameterwaarden zorgvuldig zijn bepaald. De referentiehandleiding bij het implanteerbare apparaat bevat een volledige beschrijving van de werking van het implanteerbare apparaat en van belangrijke informatie, zoals de gebruiksindicaties, contra-indicaties, waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen. De instructies in deze referentiehandleiding en de referentiehandleiding bij de software voor het programmeerapparaat zijn beperkt tot de mechanica van het opstellen van het programmeerapparaat en het kiezen van de juiste opties voor de gewenste programmeerfunctie. Onjuist gebruik van het programmeerapparaat kan verkeerd of onbedoeld programmeren en een onjuiste werking van telemetrische en meetfuncties tot gevolg hebben. Het programmeerapparaat functioneert ook als een digitaal meetinstrument voor het meten van de pulsfrequentie, het AV-interval en de pulsduur van artefacten van het implanteerbare apparaat zoals deze door huidelektroden worden gedetecteerd. Medtronic en Vitatron geven de arts geen rechten of garantie op de doeltreffendheid van het programmeerapparaat als diagnostisch gereedschap. Het programmeerapparaat mag uitsluitend worden gebruikt voor het programmeren van implanteerbare apparaten van Medtronic of Vitatron waarvan aangegeven is dat deze geschikt zijn voor de gebruikte software. Als het programmeerapparaat bij andere geïmplanteerde apparaten wordt gebruikt, kan directe stimulatie door energiekoppeling voorkomen. Het programmeerapparaat is niet compatibel met programmeerbare apparaten van andere fabrikanten.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
13
14
Hoofdstuk 1 Voorzorgsmaatregelen
Voorzorgsmaatregelen Dit apparaat is getest overeenkomstig de FCC-regelgeving. Veranderingen of modificaties van welke aard dan ook die niet uitdrukkelijk door Medtronic, Inc. of Vitatron zijn goedgekeurd kunnen aanleiding zijn de gebruiker de bevoegdheid te ontnemen dit apparaat te bedienen.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de omgeving Om veilig en effectief met het programmeerapparaat te kunnen werken moet het met zorg worden gebruikt om beschadiging door omgevingsfactoren te voorkomen die de werking mogelijk nadelig zouden kunnen beïnvloeden. Het apparaat is met zorg ontworpen en vervaardigd om het risico van beschadiging bij normaal gebruik zo klein mogelijk te houden. Elektronische apparaten kunnen echter aan vele schadelijke omgevingsinvloeden bloot staan, zoals: ■
Het apparaat mag niet vallen of op zodanige wijze worden misbruikt dat het fysiek beschadigd raakt. Dit kan de werking van het apparaat verstoren. Zelfs als het apparaat direct nadat het gevallen is goed werkt, kan er functionele schade zijn ontstaan die pas op een later tijdstip aan het licht komt.
■
Er mogen geen vloeistoffen op het apparaat worden gemorst. Ook al is er zorg besteed aan het ontwerp en de fabricage van het apparaat om lekkage tot een minimum te beperken, toch kan er vocht binnendringen, waardoor de werking van het apparaat kan worden verstoord.
■
Het programmeerapparaat kan door elektrostatische ontlading (ESD) worden aangetast. In een omgeving waar ESD kan ontstaan, zoals een tapijt, moet u zich van statische elektriciteit ontdoen voordat u het apparaat aanraakt.
■
Bij medische apparaten met een elektrische aandrijving, zoals dit programmeerapparaat, gelden speciale vereisten met betrekking tot elektromagnetische compatibiliteit. Raadpleeg het meegeleverde supplement: Verklaring van elektromagnetische conformiteit.
■
Het apparaat mag niet worden geopend. Het is zo gemaakt dat risico’s van omgevingsfactoren minimaal zullen zijn. Als het apparaat wordt geopend, kan het vatbaar zijn voor omgevingsfactoren.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Inleiding bij het programmeerapparaat Model 2090 Software-vereisten ■
Snelle temperatuurwisselingen kunnen de juiste werking beïnvloeden. Zet het apparaat, voordat het wordt gebruikt, altijd in de omgeving waarin het gebruikt gaat worden; zo kan de temperatuur stabiliseren.
■
De werking van het apparaat kan worden beïnvloed als gevolg van langdurige opslag of gebruik in een omgeving met een hoge luchtvochtigheidsgraad.
Bij elk vermoeden dat er schade is ontstaan moet het apparaat aan Medtronic of Vitatron worden geretourneerd voor inspectie en zonodig reparatie. Behalve de genoemde voorbeelden zijn er nog verschillende andere omgevingsfactoren die het correct functioneren van het apparaat in een ziekenhuis kunnen belemmeren. Zorg altijd voor de juiste praktische omstandigheden om omgevingsschade aan het apparaat te voorkomen.
Software-vereisten Het programmeerapparaat werkt alleen met software van Medtronic en Vitatron. Nadat de software is geïnstalleerd, blijft deze op de vaste schijf van het programmeerapparaat staan. Medtronic en Vitatron leveren periodiek bijgewerkte software voor het toevoegen van nieuwe functies aan het programmeerapparaat. Raadpleeg “De softwareversie controleren en de software updaten” op bladzijde 74 voor meer informatie.
Functies van het programmeerapparaat Hieronder volgt een opsomming van bepaalde functies van het programmeerapparaat. Specifieke functies zijn afhankelijk van het implanteerbare apparaatmodel dat wordt geprogrammeerd of gecontroleerd en de geïnstalleerde software.
Programmeerfuncties: ■
Permanente en tijdelijke aanpassing van parameterwaarden.
■
Selectie van nominale parameterwaarden zoals door Medtronic, Vitatron of de gebruiker zijn vastgesteld.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
15
16
Hoofdstuk 1 Functies van het programmeerapparaat ■
Emergency-toetsen voor VVI-stimulatie.
■
Het apparaatmodel wordt automatisch gedetecteerd en de juiste applicatie wordt gestart als de programmeerkop correct opgelegd is en het programmeerapparaat aan staat.
■
Automatisch bevestigen van een geprogrammeerde wijziging.
■
Rapporteren van de huidige werkzame geprogrammeerde parameterwaarden en de batterijstatus van het geïmplanteerde apparaat.
■
Rapporteren van real-time-metingen van de werkzame parameters van het geïmplanteerde apparaat, zoals batterijspanning, uitgangsenergie, enz.
■
Weergeven en afdrukken van Marker Kanaal-telemetrie ter vereenvoudiging van de EGM-analyse.
■
Weergeven en afdrukken van een atriaal en/of ventriculair intracardiaal elektrogram (EGM) afkomstig van de elektrodes gekoppeld aan het geïmplanteerde geleidingsdraadsysteem.
Telemetriefuncties:
ECG en andere diagnostische functies: ■
Het ECG-venster op programmeer- en telemetriegegevensschermen geven continu het ECG van de patiënt weer.
■
Bij het volledige ECG-venster is een Freeze (Bevriezen)-optie beschikbaar en kan de amplitude worden aangepast. Het volledige ECG-venster geeft Marker Kanaal-telemetrie, EGM-signalen of beide weer, indien deze beschikbaar zijn.
■
Continue registratie van meerdere kanalen (bijvoorbeeld ECG en Marker Kanaal-telemetrie, of ECG en EGM).
■
Testfuncties van de stimulatiedrempel.
■
Directe meting van pulsfrequentie, AV-interval en pulsduur.
■
Tijdelijke inhibitie van het implanteerbare apparaat.
■
Afdrukken van geprogrammeerde en gemeten informatie voor permanente registratie.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Inleiding bij het programmeerapparaat Model 2090 Systeemonderdelen
Systeemonderdelen Afbeelding 1-1. Onderdelen van het programmeerapparaat - voorkant
1
VVI
2 3 4
8 7
5
9
16 6 15
10
14
11
12
1 Display 2 Emergency VVI-knop
17
5 Afdekklepje toetsenbord
10 Programmeerkop
6 Toetsenbord
12 ECG-elektrodekabels
3 Contactbus microfoon
7 Instelknoppen printer
4 Contactbus koptelefoon
8 Telefoonsnoer (niet meegeleverd) 9 Printerpapier
11 Selecteerpen
13 ECG-kabel met plug
14 Referentiehandleiding 15 Afdekklepje voor diskettestation en pc-kaart 16 Netsnoer 17 Ethernetkabel (niet meegeleverd)
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
17
18
Hoofdstuk 1 Systeemonderdelen Opmerking: Gebruik alleen toebehoren die zijn goedgekeurd door de fabrikant. Display – Het display kan traploos worden ingesteld op een positie variërend van gesloten tot bijna horizontaal. De programmeeropties op het display worden met de selecteerpen geselecteerd. Emergency VVI-knop – Gebruikt om bradycardie VVI-werking te starten. Contactbus microfoon – Bedoeld voor toekomstig gebruik. Contactbus koptelefoon – Bedoeld voor toekomstig gebruik. Afdekklepje toetsenbord – Kan naar voren worden geschoven ter bescherming van het toetsenbord. Toetsenbord – Gebruikt om gegevens in te voeren. Instelknoppen printer – Selecteert papiersnelheid van 12,5; 25 of 50 mm/s. Druk de knop eenmaal in om de afdruksnelheid te selecteren. Druk nogmaals in om het afdrukken te onderbreken. Met behulp van de knop Paper Advance (papierdoorvoer) kan het papier tot de juiste positie worden doorgevoerd. Telefoonsnoer – Gebruikt voor het aansluiten van het modem van het programmeerapparaat op een telefoonaansluiting. De diameter van het telefoonsnoer moet minimaal 26 gauge zijn. (Niet meegeleverd door Medtronic.) Ethernetkabel – Wordt gebruikt om het programmeerapparaat op het computernetwerk van het ziekenhuis aan te sluiten. De ethernetkabel moet minimaal categorie 5 zijn. (Niet meegeleverd door Medtronic.) Printerpapier – Papier voor de interne printer.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Inleiding bij het programmeerapparaat Model 2090 Systeemonderdelen Programmeerkop – Vormt de communicatieschakel tussen het programmeerapparaat en het implanteerbare apparaat van de patiënt. In de programmeerkop bevindt zich een krachtige permanente magneet, een radiofrequentie(RF)-zender en -ontvanger en een serie indicatielampjes. De programmeerkop moet tijdens het programmeren en het uitlezen over het implanteerbare apparaat worden gepositioneerd. Selecteerpen – Wordt gebruikt om opties op het display te selecteren. De voorgeprogrammeerde opties worden geselecteerd door de pen tegen het display aan te houden. ECG-elektrodekabels / ECG-kabel – Vormt de verbinding tussen het programmeerapparaat en de huidelektroden die tijdens een ECG en bij meetfuncties op de patiënt worden aangesloten voor een oppervlakte-detectie van signalen afkomstig van het hart en het implanteerbare apparaat. Via vijf draden met kleurcodering wordt de kabel op standaard wegwerp-huidelektroden aangesloten die op de patiënt worden bevestigd. Opmerking: Als u een kabel voor vijf draden, en een plug heeft ontvangen, kan de plug verwijderd worden voor ECG-toepassingen met vijf draden. Referentiehandleiding – De referentiehandleiding van het programmeerapparaat Model 2090 biedt informatie over het instellen van het programmeerapparaat en de functies tussen twee sessies. Afdekklepje voor diskettestation en pc-kaart – Biedt toegang tot het diskettestation, de pc-kaart en de parallelle poort. Netsnoer – Wordt gebruikt om het programmeerapparaat aan te sluiten op een wandcontactdoos.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
19
20
Hoofdstuk 1 Systeemonderdelen Afbeelding 1-2. Aansluitingen aan de voorkant (toetsenbord omhoog gedraaid)
2
3
1
1 Programmeerkop (gele markering) 2 Analoge ingangs-/uitgangspoort (groene markering) 3 ECG-kabel (zwarte of blauwe markering)
Programmeerkop – De aansluiting voor de programmeerkop is voorzien van een gele markering. Analoge ingangs-/uitgangspoort – Via deze aansluiting kan een externe monitor of recorder worden aangesloten op het programmeerapparaat. Deze aansluiting is voorzien van een groene markering. ECG-kabel – Via deze aansluiting kan de ECG-kabel worden aangesloten op het programmeerapparaat. Deze aansluiting is voorzien van een zwarte of blauwe markering.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Inleiding bij het programmeerapparaat Model 2090 Systeemonderdelen Afbeelding 1-3. Linkerkant
1 2
3
4
1 AAN/UIT-schakelaar
3 Uitbreidingssleuf
2 Ventilator
4 Printer
AAN/UIT-schakelaar – Wordt gebruikt voor het in- en uitschakelen van de netspanning naar het programmeerapparaat. Na het uitschakelen van het programmeerapparaat moet ten minste twee seconden worden gewacht voordat het weer mag worden ingeschakeld. Ventilator – Een ingebouwde ventilator voert continu lucht aan. Hiermee wordt oververhitting van het interne circuit voorkomen. Uitbreidingssleuf – Wordt gebruikt voor het toevoegen van extra voorzieningen zoals de Analyzer Model 2290, die beschikbaar is als optie. Printer – Integrale thermische printer met mogelijkheid tot het afdrukken van tekst en grafische illustraties. Volgens de geselecteerde functies geeft de printer gegevensverslagen of kan een continu ECG afdrukken met bijbehorende Marker Kanaaltelemetrie, EGM of beide, indien beschikbaar.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
21
22
Hoofdstuk 1 Systeemonderdelen Afbeelding 1-4. Rechterkant
1
2
1 Afdekklepje voor diskettestation en pc-kaart 2 Infraroodvenster
Afdekklepje voor diskettestation en pc-kaart – Biedt toegang tot het diskettestation, de pc-kaart en de parallelle poort. Infraroodvenster – Bedoeld voor toekomstig gebruik. Afbeelding 1-5. Geopend afdekklepje voor diskettestation en pc-kaart 3 2 1
2 3
1 Gleuf voor pc-kaart 2 Parallelle poort 3 Diskettestation
Gleuf voor pc-kaart – De gleuf is geschikt voor verschillende soorten pc-kaarten: een modemkaart of een gecombineerde ethernet-/modem-netwerkkaart, hierna de combikaart genoemd. Deze kaarten worden gebruikt om verbinding te maken met het softwaredistributienetwerk, of om een verbinding tussen het programmeerapparaat en de computer van een deskundige tot stand te brengen.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Inleiding bij het programmeerapparaat Model 2090 Systeemonderdelen Waarschuwing: Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor te zorgen dat het voltage voor telecommunicatie 125 V niet overschrijdt. Parallelle poort – Via deze aansluiting kan een printer of CD-ROMstation worden aangesloten op het programmeerapparaat. Diskettestation – Geschikt voor een 3,5 inch geformatteerde diskette die IBM-compatibel is. Een diskette heeft een capaciteit van 720 Kb (DS, DD) of 1,44 Mb (DS, HD). Afbeelding 1-6. Achterkant (klep voor netsnoer geopend)
3 1
2
1 USB-poort
3 Netsnoer
2 VGA-uitgangspoort
USB-poort – Bedoeld voor toekomstig gebruik. VGA-uitgangspoort – Wordt gebruikt voor het doorsturen van het schermbeeld van het programmeerapparaat naar een externe VGA-monitor of voor de omzetting van het uitgangssignaal naar NTSC/PAL-formaat voor weergave op een televisiescherm. Let op: Teneinde beschermd te zijn tegen interferentie, lekstroom of spanningspieken, wordt u dringend geadviseerd gebruik te maken van een secundaire VGA-monitor die voldoet aan een geschikte veiligheidsnorm zoals UL 60950 of IEC 60950.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
23
24
Hoofdstuk 1 Functies van het display Netsnoer – Snoer dat wordt gebruikt om het programmeerapparaat aan te sluiten op het elektriciteitsnet (wisselspanning).
Functies van het display Het display van het programmeerapparaat is een interactief apparaat waarmee tekst en grafische illustraties kunnen worden weergegeven. Het is tevens een bedieningspaneel met toetsen en menuopties die u kunt selecteren met behulp van de selecteerpen.
Functies en conventies voor het display Dit gedeelte bevat een overzicht van de functies van het display. Voor meer informatie raadpleegt u de handleiding bij het geïmplanteerde apparaat. Het onderstaande Select Model (Modelselectie)-scherm geeft de hoofdelementen van het standaardscherm weer. Schermen van Vitatron kunnen afwijken. Raadpleeg de handleiding bij het geïmplanteerde apparaat. Als u de toets ziet, selecteert u deze om het scherm Select Model (Modelselectie) van Vitatron weer te geven.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Inleiding bij het programmeerapparaat Model 2090 Functies van het display Afbeelding 1-7. Voornaamste elementen van het display 1 2
3
7
4
6 5 1 Taakbalk
5 Opdrachtbalk
2 Statusbalk
6 Toetsen
3 Actueel ritmevenster
7 Pictogrammenkolom
4 Taakgebied
Opmerking: Zie Hoofdstuk 5, "De taal wijzigen" op bladzijde 73 voor nadere informatie over het wijzigen van de taal (bijvoorbeeld van Engels naar Duits). Taakbalk
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
25
26
Hoofdstuk 1 Functies van het display
Tabel 1-1. Pictogrammen/kleurvakjes op de taakbalk Pictogram
Naam
Functie
PositioneerWorden groen om aan te geven dat de lampjes voor communicatie tussen de programmeerkop programmeerkop en het apparaat geslaagd is. Hoe meer groene lampjes branden, hoe beter de communicatie. Er moeten minimaal twee groene lampjes branden. Remote View
(Wordt gebruikt om een Remote Viewsessie te starten en te beëindigen (zie “Een Remote View-sessie starten” op bladzijde 81).
Kleurvakje/ selecteervakje Analyzer
Start een analyzer-sessie of, indien het apparaat de concurrency-functie ondersteunt, schakelt over van een apparaatsessie naar een analyzer-sessie. Als er een analyzer-sessie actief is, wordt het kleurvakje groen. (Raadpleeg de referentiehandleiding bij de Analyzer Model 2290 voor meer informatie over de Analyzer.)
Kleurvakje/ selecteervakje Apparaat
Brengt u naar het Select Model (Modelselectie)-scherm op de desktop van het programmeerapparaat of, indien het apparaat de concurrency-functie ondersteunt, schakelt over van een analyzer-sessie naar een apparaatsessie. Als er een apparaatsessie actief is, wordt het kleurvakje groen.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Inleiding bij het programmeerapparaat Model 2090 Functies van het display Statusbalk Wanneer u nog geen model heeft geselecteerd, bevat de statusbalk geen informatie. Voor specifieke informatie over de statusbalk raadpleegt u de referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat. Nadat u een model heeft geselecteerd, kan de statusbalk de volgende onderdelen bevatten: ■
De huidige stimulatiemodus.
■
De status van de testconditie.
■
Het model van het apparaat. 1
1 Statusbalk
Actuele ritmevenster Dit venster is een onderdeel van het volledige ECG-venster, en heeft een statusbalk en een balk voor signaalaanpassing waarmee u de weergave van het signaal kunt veranderen. U kunt dit venster uitbreiden tot volledige grootte door op de kleine vierkante toets in de rechterbovenhoek van het venster te klikken of door op de toets [Adjust...] (Aanpassen) te klikken. Nadat het model gekozen is, zijn Marker Kanaal en via telemetrie verkregen EGM-signaalregistraties mogelijk beschikbaar. Raadpleeg de betreffende referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat voor meer informatie over het actuele ritmevenster. Raadpleeg de referentiehandleiding bij de Analyzer Model 2290 voor informatie over de toetsen op de balk voor signaalaanpassing.
1 1 Balk voor Waveform Adjustment (signaalaanpassing)
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
27
28
Hoofdstuk 1 Functies van het display Taakgebied Het gedeelte van het scherm tussen het actuele ritmevenster bovenaan het scherm en de opdrachtbalk onderaan het scherm wijzigt, afhankelijk van de taak of functie die u selecteert. Opdrachtbalk De balk onder aan het scherm geeft de opdrachttoetsen weer voor automatische identificatie van het apparaat en weergave van het Select Model (Modelselectie)-scherm van Vitatron. Als u wilt weten welke opdrachttoetsen beschikbaar zijn na selectie van een bepaald model, raadpleegt u de referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat.
Toetsen Toetsen zoals hieronder worden weergegeven, stellen u in staat het programmeerapparaat te bedienen met behulp van de selecteerpen. U kunt op een toets “drukken” door deze toets aan te raken met het puntje van de selecteerpen. 1 Inactieve toets (aangegeven door een lichtere kleur) 1
Met bepaalde toetsen zoals met de [Freeze] (Bevriezen)-toets kunnen rechtstreeks opdrachten worden uitgevoerd, of er kunnen vensters mee worden geopend waarin andere uitvoeropdrachten staan. Meestal eindigen dergelijke toetsen op drie puntjes, zoals de toetsen [Strips...] (Stroken) of [Adjust...] (Aanpassen) die hierboven worden weergegeven. In sommige procedures kan u worden gevraagd op een toets te drukken en deze “ingedrukt te houden”. Druk met het puntje van de selecteerpen op de toets en handhaaf de druk totdat het tijd is om de toets “los te laten”.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Inleiding bij het programmeerapparaat Model 2090 Functies van het display Als een toets inactief is, heeft deze een lichtere kleur en wordt er geen opdracht uitgevoerd wanneer u op de toets drukt met de selecteerpen. Pictogrammenkolom De verzameling toetsen en pictogrammen langs de rand van het scherm wordt de “pictogrammenkolom” genoemd. Dit zijn de besturingselementen die u gebruikt om het taak- of functievenster te kiezen dat u wilt weergeven. Zie “De pictogrammenkolom voor gebruik tussen twee sessies” op bladzijde 68 voor meer informatie. Voor specifieke informatie over de pictogrammenkolom, raadpleegt u de referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
29
30
Hoofdstuk 1 Functies van het display
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Het programmeerapparaat instellen Basisinstellingen 32 Randapparatuur aansluiten 38
2
2
32
Hoofdstuk 2 Basisinstellingen
Basisinstellingen Voordat u het programmeerapparaat gaat instellen, moet u een plaats kiezen waar het apparaat stevig staat en waarbij de ventilatie links en rechts van het apparaat vrij blijft. Het programmeerapparaat werkt op het lichtnet. Het moet dus in de buurt van een stopcontact worden geplaatst. In dit gedeelte komen de volgende onderwerpen aan bod: ■
Het display positioneren
■
De ECG-kabel aansluiten
■
De programmeerkop aansluiten
■
Het netsnoer aansluiten
■
De telefoonlijn op het modem aansluiten
■
De ethernetkabel op de combikaart aansluiten
■
Het programmeerapparaat inschakelen
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Het programmeerapparaat instellen Basisinstellingen
Het display positioneren 1. Druk de twee knoppen aan beide kanten van de handgreep naar binnen. 2. Draai het display omhoog. 3. Plaats het zodanig dat u er comfortabel naar kunt kijken.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
33
34
Hoofdstuk 2 Basisinstellingen
De ECG-kabel aansluiten 1. Schuif de afdekklep van het toetsenbord zover mogelijk naar achteren. Druk op het sluitmechanisme en draai het toetsenbord omhoog. 2. Breng het pijltje op de ECG-kabel en de rode punt op de ECG-connector op één lijn. 3. Steek de kabel in de connector met de zwarte of blauwe markering aan de rechterkant. 4. Draai het toetsenbord omlaag en zorg er daarbij voor dat de kabel door de inkeping aan de rechter- of linkerkant wordt gevoerd.
Opmerking: De ECG-kabel Model 2090EC/ECL van Medtronic is bedoeld voor gebruik met vijf elektrodekabels. Sommige artsen geven er echter de voorkeur aan slechts vier elektrodekabels te gebruiken. Als vier elektrodekabels worden gebruikt, steek de borst-ECG-plug dan in de middelste kabeluitgang van de ECG-kabel. Beschrijving van het toebehoren De ECG-kabel en -elektrodekabels vormen de verbinding tussen de vijf huidelektroden en het programmeerapparaat. Toepassing De ECG-kabel en -elektrodekabels vormen de verbinding tussen het programmeerapparaat en de huidelektroden die tijdens het maken van een ECG en bij meetfuncties op de patiënt worden aangesloten voor een oppervlaktedetectie van signalen afkomstig van het hart en het implanteerbare apparaat. Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen Integriteit van het apparaat – Als bij het openen van de verpakking de ECG-kabel beschadigd lijkt te zijn, gebruik deze dan niet. Neem contact op met Medtronic of Vitatron.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Het programmeerapparaat instellen Basisinstellingen De ECG-kabel aansluiten – Het op onjuiste wijze insteken van de kabelstekker kan leiden tot beschadiging van de connectorpinnen. De ECG-kabel loskoppelen – Probeer niet de kabel los te maken door aan de geïsoleerde draad te trekken. Bij spanning op de geïsoleerde draad kan schade aan de kabel ontstaan. Opslagtemperatuur – Stel de ECG-kabel niet bloot aan opslagtemperaturen hoger dan 70 °C of lager dan -40 °C. Informatie over onderhoud en reiniging Zie bladzijde 84 voor reinigingsinstructies.
De programmeerkop aansluiten 1. Schuif de afdekklep van het toetsenbord zover mogelijk naar achteren. Druk op het sluitmechanisme en draai het toetsenbord omhoog. 2. Breng de rode punten op de kabel van de programmeerkop en de connector van de programmeerkop op één lijn. 3. Steek de kabel in de connector voor de programmeerkop (met de gele markering) aan de linkerkant. 4. Draai het toetsenbord omlaag en zorg er daarbij voor dat de kabel door de inkeping aan de rechter- of linkerkant wordt gevoerd.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
35
36
Hoofdstuk 2 Basisinstellingen
Het netsnoer aansluiten 1. Open de achterklep door op beide sluitmechanismen te drukken. 2. Sluit het netsnoer aan op het programmeerapparaat. 3. Sluit het netsnoer aan op een stopcontact. Het programmeerapparaat past zich automatisch aan de beschikbare netspanning aan. 4. Controleer of het netsnoer door de inkeping aan de linkerkant wordt gevoerd en sluit de klep.
De telefoonlijn aansluiten
2
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
1. Zoek het afdekklepje voor het diskettestation en de pc-kaart aan de rechterkant van het programmeerapparaat en klap dit naar beneden. 2. Sluit de telefoonlijn aan op de RJ-11-connector op de modemkaart of de combikaart. (De combikaart wordt getoond.) 3. Sluit het andere uiteinde van de telefoonlijn aan op een analoge telefoonaansluiting. 4. Als u de kaart heeft verwisseld, moet u vóór gebruik eerst het programmeerapparaat opnieuw opstarten.
Het programmeerapparaat instellen Basisinstellingen
De ethernetkabel aansluiten 1. Zoek het afdekklepje voor het diskettestation en de pc-kaart aan de rechterkant van het programmeerapparaat en klap dit naar beneden. 2. Sluit de ethernetkabel aan op de RJ-45-connector van de combikaart. De modemkaart heeft geen RJ-45-connector. 3. Sluit het andere uiteinde van de ethernetkabel aan op een netwerkaansluiting. 4. Als u de kaart heeft verwisseld, moet u vóór gebruik eerst het programmeerapparaat opnieuw opstarten.
2
Het programmeerapparaat inschakelen 1. Zoek de AAN/UIT-schakelaar aan de linkerkant van het programmeerapparaat. 2. Druk de bovenkant van de AAN/UIT-schakelaar naar binnen. 1
1 AAN/UIT-schakelaar
Opmerking: Het programmeerapparaat werkt alleen als de juiste software is geïnstalleerd. Als het programmeerapparaat niet werkt, neem dan contact op met Medtronic of Vitatron. Opmerking: Na het doorvoeren van één van onderstaande wijzigingen aan het toetsenbord of het modem, neemt het opstarten van het programmeerapparaat twee minuten in beslag: Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
37
38
Hoofdstuk 2 Randapparatuur aansluiten ■
Installeren van een nieuwe taal voor het toetsenbord
■
Verwijderen van het toetsenbord (het programmeerapparaat is vooraf opgestart met een toetsenbord)
■
Aansluiten van een toetsenbord (het programmeerapparaat is vooraf opgestart zonder toetsenbord)
■
Verwijderen van de pc-kaart (het programmeerapparaat is vooraf opgestart met een pc-kaart)
■
Aanbrengen van een pc-kaart (het programmeerapparaat is vooraf opgestart zonder pc-kaart)
Randapparatuur aansluiten Op de analoge ingangs-/uitgangsconnector onder het toetsenbord kunt u een extern geïsoleerd registratieapparaat van medische kwaliteit of een beeldscherm aansluiten. U kunt deze connector alleen gebruiken met behulp van een speciale adapter die niet standaard bij het programmeerapparaat wordt geleverd. Neem contact op met Medtronic of Vitatron voor meer informatie. De bij de uitgang aanwezige signalen zijn afhankelijk van de software-applicatie, maar kunnen bestaan uit: ■
ECG
■
Marker Kanaal-telemetrie
■
EGM
■
Softwarespecifieke signalen
Alle elektronische apparatuur die wordt aangesloten op het programmeerapparaat moet aan de veiligheidsvoorschriften voor elektrische apparatuur van IEC-60950 voldoen.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Het programmeerapparaat instellen Randapparatuur aansluiten
De lokatie bepalen van de connector voor randapparatuur
1
1 Analoge ingangs-/uitgangsconnector met groene markering (onder het toetsenbord)
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
39
40
Hoofdstuk 2 Randapparatuur aansluiten
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Een patiëntsessie uitvoeren Een patiëntsessie voorbereiden 42 Een patiëntsessie beginnen 52 Een patiëntsessie beëindigen 57 Onderdelen opbergen 57
3
3
42
Hoofdstuk 3 Een patiëntsessie voorbereiden
Een patiëntsessie voorbereiden Lees de volgende informatie voordat u een patiëntsessie begint: ■
Het programmeerapparaat op huidelektroden aansluiten
■
Werken met de selecteerpen
■
Werken met het toetsenbord
■
Programmeerkop opleggen
■
Emergency VVI-knop
Het programmeerapparaat op huidelektroden aansluiten Aan het begin van elke patiëntsessie dienen de ECG-elektrodekabels op de patiënt te worden aangesloten voor het waarnemen van cardiale signalen en stimulatiepulsen. Opmerking: De kwaliteit van wegwerphuidelektroden die bij het programmeerapparaat wordt gebruikt, is belangrijk voor de prestatie van de signaalwaarnemingsfuncties van het programmeerapparaat. Op de overgang tussen elektrode en gel vinden chemische reacties plaats die lage gelijkstroomspanningen produceren die het ECG-signaal kunnen blokkeren. Gebruik van kwalitatief hoogwaardige elektroden van zilver/zilverchloride (Ag/AgCl) kan dit probleem reduceren. De elektroden moeten nieuw zijn en uit dezelfde verpakking komen. De huid van de patiënt moet volgens de richtlijnen bij de elektroden worden geprepareerd. De protocollen voor het aansluiten van ECG-elektrodekabels op wegwerphuidelektroden kunnen verschillen. De draden kunnen worden aangesloten vóór of nadat de elektroden op de patiënt worden bevestigd. De volgorde in onderstaande procedure is willekeurig. Waarschuwing: Sluit het programmeerapparaat niet aan op draden of elektroden in het lichaam. Het programmeerapparaat is alleen veilig voor medische toepassingen als het op oppervlakte-elektroden is aangesloten.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Een patiëntsessie uitvoeren Een patiëntsessie voorbereiden
Elektroden aansluiten 1. Breng vijf standaardwegwerpelektroden op de patiënt aan, zoals in de afbeelding wordt aangegeven.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
43
Hoofdstuk 3 Een patiëntsessie voorbereiden
De ECG-kabel aansluiten
R
N
C
F
L
1. Sluit op elk van de vijf elektroden een kleurgecodeerde ECG-elektrodekabel aan, zoals in de afbeelding wordt aangegeven. Gebruik een specifieke kleur voor elke elektrode, zoals wordt aangegeven in Tabel 3-1. Opmerking: Het aansluiten van de borstelektrodekabel is optioneel. Als de borst-elektrodekabel niet gebruikt wordt, steek de borst-ECG-plug dan in de middelste kabeluitgang van de ECG-kabel. 2. Sluit elke ECG-elektrodekabel aan op de ECG-kabel zoals wordt aangegeven in Tabel 3-2. Controleer of elke connector naar de juiste kabeluitgang leidt.
RA RL V LL LA
44
Tabel 3-1. Kleurcode ECG-elektrodekabels AHA-coderinga
IEC-coderingb
Lichaamsgebied
Zwart
Geel
Naar linkerarm
Rood
Groen
Naar linkerbeen
Bruin
Wit
Naar linker borstgebiedc
Groen
Zwart
Naar rechterbeen
Wit
Rood
Naar rechterarm
a b c
American Hospital Association (AHA) International Electrotechnical Commission (IEC) Het aansluiten van de borst-elektrodekabel is optioneel. Als de borst-elektrodekabel niet gebruikt wordt, steek de borst-ECG-plug dan in de middelste kabeluitgang van de ECG-kabel.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Een patiëntsessie uitvoeren Een patiëntsessie voorbereiden
Tabel 3-2. Kleurcodes ECG-kabel AHA-codering
IEC-codering
Zwart
Naar LA
Geel
Naar L
Rood
Naar LL
Groen
Naar F
Bruin
Naar Va
Wit
Naar C
Groen
Naar RL
Zwart
Naar N
Wit
Naar RA
Rood
Naar R
a
Op sommige kabels aangeduid met C
Opmerking: Af en toe kan wederzijdse interferentie optreden tussen de signalen afkomstig van de huidelektroden van het programmeerapparaat en signalen afkomstig van een rechtstreeks op de patiënt aangesloten externe ECG-recorder of monitor. Door deze interferentie kunnen de functies van het programmeerapparaat die afhankelijk zijn van de waarneming van oppervlaktesignalen, verstoord raken. In geval van interferentie moeten de draden van de aangesloten ECG-recorder of de monitor tijdelijk worden losgekoppeld. Deze interferentie heeft geen invloed op de programmeerfuncties van het programmeerapparaat.
Werken met de selecteerpen De selecteerpen wordt gebruikt om de door de software aangeboden programmeerfuncties te selecteren. In Afbeelding 3-1 en in “Een optie op het scherm selecteren” wordt beschreven hoe de pen correct wordt gebruikt.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
45
46
Hoofdstuk 3 Een patiëntsessie voorbereiden Afbeelding 3-1. Werken met de selecteerpen
VVI
Een optie op het scherm selecteren 1. Plaats de penpunt recht boven de gewenste optie. Druk de pen bij het plaatsen niet tegen het scherm aan. Zorg dat de pen een hoek van 90 graden maakt ten opzichte van het scherm. Houd de penpunt dicht bij het scherm. Als de gewenste optie een weergegeven toets is, plaatst u de penpunt binnen de rechthoekige kaderlijn. Als de gewenste optie een naam of nummer is, zoals een parameter of een waarde, houdt u de pen recht boven de letters of cijfers van de optie. 2. Raak met de pen het scherm aan om een optie te selecteren.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Een patiëntsessie uitvoeren Een patiëntsessie voorbereiden
Werken met het toetsenbord In bepaalde velden op het scherm kunt u gegevens invoeren, zoals de naam van de patiënt of het registratienummer. Het programmeerapparaat is uitgerust met een compact computertoetsenbord voor het invoeren van gegevens. Afbeelding 3-2. Toetsenbord van het programmeerapparaat
De programmeerkop positioneren Tijdens de meeste toepassingen van het programmeerapparaat moet de programmeerkop op een bepaald moment over het geïmplanteerde apparaat worden gepositioneerd. Voor elke vorm van interactie tussen het programmeerapparaat en het geïmplanteerde apparaat moet de programmeerkop worden gepositioneerd.
Wanneer de programmeerkop positioneren Let op: Positioneer de programmeerkop niet over een geïmplanteerd apparaat tijdens elektrochirurgie of tijdens een externe defibrillatieprocedure.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
47
48
Hoofdstuk 3 Een patiëntsessie voorbereiden Positioneer de programmeerkop tijdens een patiëntsessie correct over het geïmplanteerde apparaat voordat één van de volgende handelingen wordt verricht: ■
Selectie van een opdracht die een programmeertransmissie initieert. De programmeerkop moet in positie worden gehouden totdat de transmissie is voltooid. Dit wordt gewoonlijk aangegeven door middel van een bevestigingsbericht.
■
Selectie van een opdracht die gegevenstransmissie, afkomstig van het geïmplanteerde apparaat, initieert. De programmeerkop moet stil worden gehouden totdat de ontvangst van de gegevens is voltooid. Dit wordt gewoonlijk aangegeven door middel van een bevestigingsbericht.
■
Selectie van een meetfunctie waarbij het noodzakelijk is dat het geïmplanteerde apparaat asynchroon werkt door de magneet in de programmeerkop.
Voor een tijdelijk geprogrammeerde status of functie of voor ontvangst van continue gegevens zoals Marker Kanaal-telemetrie of EGM-signalen, moet de programmeerkop op zijn plaats boven het geïmplanteerde apparaat worden gehouden totdat de opdracht voltooid is of totdat beëindiging gewenst is. Door het optillen van de programmeerkop wordt een tijdelijke programmering geannuleerd en wordt continue telemetrie onderbroken. Het geïmplanteerde apparaat keert terug naar de permanent geprogrammeerde waarden.
De juiste positie bepalen Bij een geïmplanteerd apparaat moet de programmeerkop rechtstreeks tegen de huid van de patiënt worden gehouden. De voorkant van de programmeerkop moet parallel gehouden worden met het geïmplanteerde apparaat op een afstand van maximaal 5 cm. De positie van de programmeerkop is optimaal als deze niet geheel gecentreerd over het geïmplanteerde apparaat ligt.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Een patiëntsessie uitvoeren Een patiëntsessie voorbereiden Afbeelding 3-3. De programmeerkop positioneren
Groen
Oplichtende veldsterktemeter
Oranje/Groen
2 Als de programmeerkop correct is geplaatst, wordt dit op twee plaatsen weergegeven: de positioneerlampjes voor de programmeerkop linksboven op het scherm en de serie van zeven indicatielampjes op de programmeerkop (zie Afbeelding 3-3). Programmeren en uitlezen wordt afgeraden als er minder dan twee groene lampjes branden.
Het geïmplanteerde apparaat programmeren en uitlezen 1. Selecteer de juiste softwareparameters volgens de referentiehandleiding. 2. Positioneer de programmeerkop dichtbij het geïmplanteerde apparaat.
Het programmeren en uitlezen kan beginnen zodra de lampjes op de programmeerkop groen worden. Opmerking: Bij apparaten van Medtronic geeft de serie indicatielampjes van de programmeerkop de signaalsterkte van de communicatieverbinding aan. U wordt geadviseerd de programmeerkop zo te verplaatsen dat het maximale aantal groene lampjes brandt. Mogelijk branden bij sommige modellen niet alle lampjes (raadpleeg de referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat).
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
49
50
Hoofdstuk 3 Een patiëntsessie voorbereiden Opmerking: Bij Vitatron- en Reveal Plus-apparaten kan één lampje in de reeks indicatielampjes van de programmeerkop groen worden als de programmeerkop zich in de correcte positie bevindt, maar wordt niet de signaalsterkte aangegeven. Opmerking: Als de programmeerkop onjuist wordt geplaatst, kan dit leiden tot een storing in een programmeertransmissie en/of een storing bij de ontvangst van gegevens van het geïmplanteerde apparaat.
Werken met de P- en I-knop De P- en de I-knop op de programmeerkop (Afbeelding 3-4) komen overeen met de opdrachten die op het display van het programmeerapparaat verschijnen. Raadpleeg de juiste referentiehandleiding om te zien met welke opdrachten de knoppen overeenkomen. Gemakshalve kunt u de P- of de I-knop op de programmeerkop gebruiken in plaats van de overeenkomstige optie op het display te kiezen (Afbeelding 3-4). Afbeelding 3-4. P- en I-knop
P-knop
I-knop
De magneet in de programmeerkop Een krachtige magneet in de programmeerkop activeert een sensor in het geïmplanteerde apparaat, waardoor het geïmplanteerde apparaat openstaat voor programmering (raadpleeg de referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat voor meer informatie over de effecten van een magneet). Wees erop bedacht dat de programmeerkop metalen instrumenten kan aantrekken of door metalen oppervlakken kan worden aangetrokken. De magneet is vatbaar voor gedeeltelijke demagnetisatie als deze aan tegengestelde magnetische velden wordt blootgesteld, als de programmeerkop bijvoorbeeld tegen een andere magneet wordt aangedrukt. Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Een patiëntsessie uitvoeren Een patiëntsessie voorbereiden De programmeerkop moet op afstand worden gehouden van apparaten of materialen die schade kunnen ondervinden van het magnetische veld, inclusief computerdiskettes. Als de programmeerkop niet wordt gebruikt, moet deze worden opgeborgen volgens de richtlijnen in Afbeelding 3-6.
Emergency VVI-knop De emergency VVI-knop op het displaypaneel biedt onmiddellijke toegang tot emergency-procedures (Afbeelding 3-5) tijdens een sessie. Voordat u het geïmplanteerde apparaat van de patiënt gaat programmeren, moet de werking van deze knop duidelijk zijn. Voor een gedetailleerde uitleg over het gebruik raadpleegt u de referentiehandleiding bij het betreffende geïmplanteerde apparaat. Opmerking: Er is ook een emergency VVI-toets opgenomen in de software, en deze wordt weergegeven op het display. De functie van de toets op het scherm en de knop op het paneel is identiek. Waarschuwing: De rode emergency VVI-knop is bij de volgende apparaten niet actief: PCD, Jewel PCD, Micro Jewel II, Micro Jewel, Jewel CD, Jewel Plus, Model 7202 Jewel CD, Modellen 7218 en 7211, Model 7201CD en Jewel AF. Gebruik de selecteerpen om de [Emergency]-toets op het scherm te selecteren. Bradycardie (Medtronic en Vitatron): Nadat de programmeerkop correct is gepositioneerd, drukt u op de emergency-knop. Tachyaritmie: Raadpleeg het Supplement bij de software van het programmeerapparaat Model 2090 en de referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
51
52
Hoofdstuk 3 Een patiëntsessie beginnen Afbeelding 3-5. Emergency-knop
VVI
Emergency VVIknop (rood)
Een patiëntsessie beginnen Een patiëntsessie omvat het toepassen van de verschillende functies van het programmeerapparaat, zoals het programmeren van de parameters van het geïmplanteerde apparaat, analyse of evaluatie van de werking van het geïmplanteerde apparaat, het oplossen van problemen en routinematige controle. De instructies voor het gebruik van elke functie van het programmeerapparaat staan beschreven in de referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat. Opmerking: Tref, voordat de sessie wordt vervolgd, de voorbereidingen die worden beschreven in Hoofdstuk 2, "Het programmeerapparaat instellen" op bladzijde 31 en “Een patiëntsessie voorbereiden” op bladzijde 42.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Een patiëntsessie uitvoeren Een patiëntsessie beginnen
Controlelijst programmeerapparaat 1. Is het programmeerapparaat ingesteld volgens de procedures in Hoofdstuk 2? 2. Zijn de ECG-kabel, de selecteerpen en de programmeerkop op het programmeerapparaat aangesloten? 3. Is het netsnoer van het programmeerapparaat op het lichtnet aangesloten? 4. Is de juiste software geïnstalleerd? In Hoofdstuk 5 wordt aangegeven hoe u kunt nagaan welke softwareversie is geïnstalleerd. 5. Zijn de ECG-kabels en de ECG-elektrodekabels op de elektroden van de patiënt aangesloten zoals beschreven in Hoofdstuk 3?
Specifieke informatie met betrekking tot elk geïmplanteerd model of elke serie modellen kunt u vinden in de referentiehandleiding bij het desbetreffende apparaat. Raadpleeg de referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat voordat u aan een patiëntsessie begint.
Model-identificatie Aangezien het programmeerapparaat per sessie gegevens verzamelt en opslaat, is het van belang dat elke sessie op de juiste wijze wordt gestart en afgesloten. Het programmeerapparaat ondersteunt Medtronic- en Vitatron-desktops. De desktop die actief is wanneer het programmeerapparaat wordt afgesloten, wordt ook weergegeven wanneer het programmeerapparaat weer wordt opgestart. Als u wilt overschakelen van de Vitatron-desktop naar de Medtronic-desktop of omgekeerd, selecteert u de Vitatron/Medtronic-schakeltoets onder aan het scherm. U kunt een patiëntsessie op twee manieren beginnen: ■
Voordat u het programmeerapparaat inschakelt, plaatst u de programmeerkop boven het apparaat van de patiënt. Wanneer u het programmeerapparaat inschakelt, probeert dit het apparaat uit te lezen. Afhankelijk van het apparaat wordt de softwareapplicatie automatisch gestart of wordt een bericht met instructies weergegeven.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
53
54
Hoofdstuk 3 Een patiëntsessie beginnen ■
Nadat u het programmeerapparaat heeft ingeschakeld, plaatst u de programmeerkop boven het apparaat van de patiënt. Gedurende de eerste vijf minuten wordt bij de Medtronicdesktop het Find Patient (Patiënt zoeken)-scherm weergegeven. Vervolgens wordt het Select Model (Modelselectie)-scherm weergegeven. Bij de Vitatron-desktop wordt het Select Model-scherm direct weergegeven. Een patiëntsessie kan beginnen bij het Find Patient-scherm of het Select Model-scherm. Volg de instructies die worden weergegeven. Welke instructies worden weergegeven, is afhankelijk van het scherm.
Find Patient (Patiënt zoeken)-scherm Wanneer het programmeerapparaat voor het eerst wordt ingeschakeld, wordt bij de Medtronic-desktop het Find Patient-scherm weergegeven. Na ongeveer vijf minuten wordt het Find Patient-scherm vervangen door het Select Model-scherm. Wanneer het Find Patient-scherm wordt weergegeven, kunt u beginnen met een patiëntsessie.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Een patiëntsessie uitvoeren Een patiëntsessie beginnen Plaats de programmeerkop boven het apparaat van de patiënt en houd de programmeerkop stil. Bij de meeste apparaten identificeert het programmeerapparaat het model van het apparaat, waarna de juiste softwareapplicatie automatisch wordt opgestart. Als een apparaat niet automatisch geïdentificeerd kan worden, geeft het programmeerapparaat een bericht weer bovenin het Find Patient (Patiënt zoeken)-scherm met de melding dat u: ■
[Cancel] (Annuleren) en vervolgens handmatig de softwareapplicatie vanuit het Select Model (Modelselectie)-scherm moet selecteren - of dat u -
■
[Cancel] (Annuleren) en vervolgens de Vitatron/Medtronic-schakeltoets moet selecteren om naar de desktop van Vitatron te gaan.
Opmerking: Neem contact op met Medtronic als het bericht aangeeft dat de benodigde softwareapplicatie niet geïnstalleerd is. Select Model (Modelselectie)-scherm Een patiëntsessie kan ook beginnen vanuit het Select Modelscherm. Het Select Model-scherm wordt weergegeven ■
kort nadat het programmeerapparaat is ingeschakeld.
■
nadat u een patiëntsessie heeft afgesloten.
Als het Select Model-scherm niet wordt weergegeven, selecteert u het Select Model-pictogram met de selecteerpen. Als het Select Model-pictogram niet wordt weergegeven, is er een patiëntsessie actief. Beëindig deze sessie voordat u een nieuwe sessie begint. Tussen twee patiëntsessies kunt u naar andere schermen gaan met behulp van de pictogrammen en toetsen die worden beschreven in Hoofdstuk 5.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
55
56
Hoofdstuk 3 Een patiëntsessie beginnen
Als het apparaat een Vitatron-apparaat is dat niet wordt weergegeven op het Select Model-scherm, raadpleegt u de Vitatron-softwareprogrammeerhandleiding. Als het Select Model-scherm niet lijkt op dit voorbeeld en u een toets ziet, selecteert u deze toets om de Medtronic-desktop weer te geven. Plaats de programmeerkop boven het apparaat van de patiënt en houd de programmeerkop stil. Selecteer [Find Patient] (Patiënt zoeken) of selecteer het apparaat handmatig uit de weergegeven lijst met apparaten en vervolgens de [Start]-toets. Wanneer u handmatig een apparaat uit de lijst selecteert, start het programmeerapparaat de toepassing die correspondeert met uw selectie en niet de toepassing die correspondeert met het apparaat dat zich onder de programmeerkop bevindt. Het Find Patient-scherm wordt snel weergegeven terwijl het programmeerapparaat de juiste softwareapplicatie start. Opmerking: Als het apparaat de concurrency-functie niet ondersteunt, moet u de analyzer-sessie verlaten, voordat u een apparaatsessie kunt starten. Dit geldt alleen als u gebruikmaakt van de taakbalk om van de analyzer-sessie naar het scherm Select Model (Modelselectie) te gaan en vervolgens [Find Patient] (Patiënt zoeken) te selecteren.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Een patiëntsessie uitvoeren Een patiëntsessie beëindigen Het programmeerapparaat geeft dan het volgende bericht weer: This application is not able to run concurrently with the Analyzer. Please exit the Analyzer and try again. (Deze applicatie kan niet tegelijkertijd gebruikt worden met de Analyzer. Verlaat de analyzer-sessie en probeer het opnieuw.) Het programmeerapparaat kan het bij de patiënt geïmplanteerde apparaat automatisch uitlezen om de meeste gegevens op te halen die nodig kunnen zijn tijdens de sessie. Als u optimaal gebruik wilt maken van deze automatische uitlezing, moet u de programmeerkop over het geïmplanteerde apparaat plaatsen en het daar houden totdat de uitlezing is voltooid. Raadpleeg de referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat voor meer informatie over het bepalen van het model.
Een patiëntsessie beëindigen Als u een patiëntsessie wilt beëindigen, heeft u twee opties. U kunt de sessie op diskette opslaan of u kunt de sessie beëindigen zonder deze op te slaan. Raadpleeg de referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat voor specifieke informatie over het opslaan van gegevens.
Onderdelen opbergen In de volgende afbeeldingen wordt aangegeven hoe u onderdelen het beste kunt opbergen (Afbeelding 3-6).
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
57
58
Hoofdstuk 3 Onderdelen opbergen Afbeelding 3-6. Onderdelen opbergen VVI
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Werken met printers Werken met externe printers
60
Papier in de printer plaatsen 63 Printerknoppen
64
Een afdruk afscheuren 65 Papier bijna op
65
4
4
60
Hoofdstuk 4 Werken met externe printers
Werken met externe printers Als u een compatibele printer aansluit op het programmeerapparaat, kunt u volledige, paginagrote rapporten met eventueel beschikbare sessiegegevens afdrukken (zie de referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat). In deze paragraaf wordt beschreven hoe u een printer kunt aansluiten op uw programmeerapparaat. Alle in deze software genoemde printers zijn gecertificeerd conform IEC 60950. Er mogen uitsluitend printers die in deze software worden genoemd op het programmeerapparaat Model 2090 worden aangesloten. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker ervoor te zorgen dat de printer op minimaal twee meter afstand van de patiënt wordt geplaatst.
Compatibele printers Het programmeerapparaat Model 2090 is compatibel met veel verschillende printers. Op het scherm Print Queue (Afdrukwachtrij) vindt u een lijst van compatibele printers. Opmerking: Wanneer u een apparaat van Vitatron programmeert, raadpleegt u de desbetreffende Vitatron-referentiehandleiding voor informatie over de afdrukwachtrij.
Een lijst van ondersteunde printers bekijken Bepaalde apparaten ondersteunen alleen de interne printer van het programmeerapparaat. Het afdrukwachtrijvenster hieronder kan dan niet worden weergegeven. Raadpleeg de referentiehandleiding van het desbetreffende apparaat voor meer informatie. Bij apparaten die een externe printer ondersteunen, gebruikt u de volgende procedure.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Werken met printers Werken met externe printers
2
Procedure 1. Als u bezig bent met het uitvoeren van een patiëntsessie, selecteert u Reports (Rapporten) en vervolgens Print Queue (Afdrukwachtrij). Als u niet bezig bent met het uitvoeren van een patiëntsessie, selecteert u het pictogram Print Queue. 2. Selecteer het veld Printer op het scherm Print Queue om de lijst van ondersteunde printers te openen.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
61
62
Hoofdstuk 4 Werken met externe printers
Benodigde materialen Als u een printer wilt aansluiten op het programmeerapparaat Model 2090, heeft u een parallelle printerkabel nodig. Het ene uiteinde van de kabel moet passen in de parallelle poort van uw printer. Het andere uiteinde van de kabel moet een standaard 25-pins mannelijke D-connector zijn.
De printer aansluiten Voordat u een printer gaat aansluiten op het programmeerapparaat Model 2090, moet u de patiëntsessie afsluiten en het programmeerapparaat uitschakelen.
De printer aansluiten op het programmeerapparaat Model 2090
2
Procedure 1. Zoek het afdekklepje voor het diskettestation en de pc-kaart aan de rechterkant van het programmeerapparaat. Open het afdekklepje door het kleine sluitmechanisme aan de bovenkant van het paneel in te drukken. 2. Sluit de printerkabel aan op de parallelle poort van het programmeerapparaat. 3. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de printer. Steek het netsnoer van de printer in een stopcontact en zet de printer aan. Zorg ervoor dat er papier in de printer aanwezig is. Opmerking: Raadpleeg de bij de printer behorende technische informatie over het aansluiten en het bedienen van de printer. 4. Zet het programmeerapparaat aan en selecteer het pictogram Print Queue. Opmerking: Zorg ervoor dat u de juiste printer driver selecteert uit de beschikbare opties wanneer u het veld Printer selecteert in het venster Print Queue. U kunt nu het programmeerapparaat met aangesloten printer gebruiken.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Werken met printers Papier in de printer plaatsen
Papier in de printer plaatsen Voor de interne printer is speciaal thermisch papier in platte pakken nodig. Dit papier kunt u rechtstreeks bij Medtronic of Vitatron bestellen. Elke doos printerpapier bevat zes pakken papier. Elk pak bevat circa 200 voorgeperforeerde bladen.
Printerpapier plaatsen 1. Druk op de vergrendeling bovenaan de lade aan de linkerkant van het programmeerapparaat. Schuif de lade uit. Klap de papierhouder omhoog boven het uiteinde van de lade en verwijder eventueel overgebleven papier. Opmerking: De lade kan uit het programmeerapparaat worden gehaald zodat eventueel overgebleven papier gemakkelijker kan worden verwijderd. Duw de hendel aan de zijkant van de lade omlaag richting de voorkant van het programmeerapparaat. 2. Haal een nieuw, plat pak printerpapier uit de verpakking, gooi het karton weg en vouw het bovenste blad open. Opmerking: De glanzende zijde van elk vel papier, waarop twee zwarte blokjes te zien zijn, moet zich aan de bovenkant bevinden bij het plaatsen van het papier in de lade. De zwarte blokjes moeten in de richting van de voorkant van het programmeerapparaat wijzen. 3. Schuif het pak papier zover mogelijk de lade in. Klap de papierhouder omlaag bovenop het pak papier. 4. Vouw het bovenste vel papier over de papierhouder heen. Schuif de lade terug op zijn plaats.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
63
64
Hoofdstuk 4 Printerknoppen
Printerknoppen Met de vier knoppen die hieronder worden weergegeven, kunt u bepaalde printerfuncties besturen. Afbeelding 4-1. Printerknoppen
1 2 3 4
1 50 mm/s
3 12,5 mm/s
2 25 mm/s
4 Papierdoorvoer
50, 25 of 12,5 mm/s – Met behulp van drie knoppen kunt u de gewenste afdruksnelheid van het papier voor ECG's, Marker Kanaal-telemetrie en EGM's instellen. Als u op één van deze knoppen drukt, wordt de bijbehorende afdruksnelheid geselecteerd en gaat het indicatielampje branden. Als u op de knop drukt terwijl het lampje brandt, wordt het afdrukken onderbroken. De geselecteerde afdruksnelheid wordt aan de bovenzijde van de afdruk vermeld. De snelheid voor het afdrukken van tekst kan niet worden ingesteld met deze knoppen. Papierdoorvoer – Nadat u op de papierdoorvoerknop heeft gedrukt, wordt het papier naar de eerstvolgende perforatie getransporteerd zodat het gemakkelijk kan worden afgescheurd.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Werken met printers Een afdruk afscheuren
Een afdruk afscheuren Als u een afdruk wilt afscheuren, trek de papierstrook dan los bij een perforatie. Druk op de papierdoorvoerknop om het papier af te scheuren bij de printer. Met deze handeling wordt het papier getransporteerd naar de volgende perforatie. Pak de afdruk beet op zo'n vijf centimeter afstand van de printer en trek. Afbeelding 4-2. Afdrukken afscheuren
Papier bijna op Als het papier bijna op is, wordt aan de rand van het papier een rode streep weergegeven. Dit is het teken dat een nieuw pak papier moet worden geplaatst. Hoe u dit kunt doen, wordt eerder in dit hoofdstuk beschreven. De printer stopt met afdrukken als het papier op is. Opmerking: Het thermische papier waarmee dit programmeerapparaat werkt, moet direct worden gebruikt. Na enige tijd loopt de kwaliteit van thermisch papier terug waardoor de afbeelding vervaagt. Medtronic en Vitatron adviseren u fotokopieën te maken voor opslagdoeleinden.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
65
66
Hoofdstuk 4 Papier bijna op
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Voorkeuren voor de desktop instellen De pictogrammenkolom voor gebruik tussen twee sessies
5
5
68
Tijd en datum van het programmeerapparaat aanpassen 70 Geluidssignalen selecteren De taal wijzigen
71
73
Detectie van stimulatieartefacten verbeteren 73 De softwareversie controleren en de software updaten 74 Technische handleidingen verkrijgen
75
De demonstratieoptie starten 76 Locatie- en hardware-gegevens van het programmeerapparaat bekijken en updaten 76 Andere software selecteren 77
68
Hoofdstuk 5 De pictogrammenkolom voor gebruik tussen twee sessies
De pictogrammenkolom voor gebruik tussen twee sessies De pictogrammenkolom voor gebruik tussen twee sessie bevindt zich op het Select Model (Modelselectie)-scherm. Het Select Model-scherm wordt weergegeven voordat u een model selecteert, wanneer u het programmeerapparaat inschakelt en wanneer u een patiëntsessie beëindigt. De functies die u kunt gebruiken tussen twee sessies worden beschreven in Tabel 5-1. Opmerking: Wanneer u een apparaat van Vitatron programmeert, raadpleegt u de desbetreffende referentiehandleiding voor informatie over de pictogrammenkolom.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Voorkeuren voor de desktop instellen De pictogrammenkolom voor gebruik tussen twee sessies Tabel 5-1. Pictogrammenkolom voor gebruik tussen patiëntsessies Pictogrammenkolom
Functie
Deze toets of dit pictogram… Bevriest een segment van het actuele ritmevenster. Opmerking: Een bevroren uitdraai kan tussen patiëntsessies worden bekeken en afgedrukt (maar niet opgeslagen). Tussen patiëntsessies zijn geen markers en EGM-signalen beschikbaar. Geeft toegang tot de ritmestroken die zijn opgeslagen tijdens een patiëntsessie. Opmerking: Tussen patiëntsessies zijn geen opgeslagen stroken beschikbaar. Opent een venster met opties voor het aanpassen van de actuele ritmeweergave. Opmerking: Tijdens een patiëntsessie zijn extra aanpassingsopties beschikbaar. Geeft het display weer voor het selecteren van een model en het starten van een patiëntsessie. Geeft een wachtrij weer met afdrukopdrachten van voorgaande sessies plus rapporten van bevroren signalen die zijn aangevraagd tussen sessies. Raadpleeg de referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat om te bepalen of deze functie beschikbaar is. Geeft de opties voor het instellen van het programmeerapparaat weer. Preferences (Voorkeuren) Time and Date (Tijd en datum) Artifact Detection (Artefactdetectie) Software Demonstrations (Demonstraties) Programmer Profile (Profiel programmeerapparaat) Other Software (Andere software) Selecteert de Analyzer Model 2290, waarmee de elektrische prestaties van een geleidingsdraadsysteem kunnen worden geanalyseerd. (optionele hardware vereist - raadpleeg de referentiehandleiding bij de Analyzer Model 2290.)
Opmerking: Wanneer bepaalde functies actief zijn op het display, werken sommige toetsen of pictogrammen niet. Als u het actieve venster sluit, kan de pictogrammenkolom weer worden gebruikt.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
69
70
Hoofdstuk 5 Tijd en datum van het programmeerapparaat aanpassen
Tijd en datum van het programmeerapparaat aanpassen Als de datum of tijd die wordt weergegeven en afgedrukt door het programmeerapparaat onjuist is, kunt u de volgende procedure gebruiken om de juiste instellingen in te voeren. Raadpleeg bij Vitatron-apparaten de betreffende referentiehandleiding.
Tijd en datum instellen 1. Selecteer Programmer (Programmeerapparaat) en vervolgens Time and Date (Tijd en datum). 2. Selecteer of vanuit het Programmer Time and Date-scherm om de waarde te verhogen of te verlagen. Druk op de toets en laat deze los om de waarde per eenheid te wijzigen of druk op de toets en houd deze ingedrukt om wijzigingen met grotere sprongen te realiseren. 3. Wanneer in alle velden de juiste tijd en datum wordt aangegeven, drukt u op de toets Apply (Toepassen). Selecteer een ander pictogram in de pictogrammenkolom om het venster Programmer Time and Date te sluiten.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Voorkeuren voor de desktop instellen Geluidssignalen selecteren Opmerking: De tijd moet worden ingevoerd op basis van een 24-uurs klok, waarbij 00:00 voor middernacht staat en 12:00 voor twaalf uur 's middags.
Geluidssignalen selecteren Bepaalde gebeurtenissen tijdens het gebruik van het programmeerapparaat resulteren in een geluidssignaal. De volgende tonen geven aan of een actie is geslaagd of mislukt. ■
Met een tweetonig geluidssignaal (laag-hoog) wordt een uitlees- of programmeeropdracht bevestigd.
■
Een dubbele lage toon geeft aan dat een uitlees-, programmeer- of emergency-opdracht niet was bevestigd. Een dergelijk signaal kan ook betekenen dat de geselecteerde opdracht niet kan worden uitgevoerd.
Opmerking: Bij sommige apparaten kunnen de geluidssignalen niet worden uitgeschakeld. Raadpleeg de referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat. Raadpleeg bij Vitatron-apparaten de betreffende referentiehandleiding.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
71
72
Hoofdstuk 5 Geluidssignalen selecteren
Geluidssignalen in- of uitschakelen 1. Selecteer Programmer (Programmeerapparaat) en vervolgens Preferences (Voorkeuren). 2. Druk in het scherm Preferences naar keuze op de toets Audio ON (Audio AAN) of Audio OFF (Audio UIT).
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Voorkeuren voor de desktop instellen De taal wijzigen
De taal wijzigen De software is vertaald in verschillende talen. Gebruik de volgende procedure om vast te stellen welke talen beschikbaar zijn. Raadpleeg bij Vitatron-apparaten de betreffende referentiehandleiding.
Een taal kiezen 1. Selecteer Programmer (Programmeerapparaat) en vervolgens Preferences (Voorkeuren). 2. Selecteer in het scherm Preferences het veld Language (Taal) om de opties weer te geven. Opmerking: Nadat u een taal heeft geselecteerd, is het scherm van het programmeerapparaat gedurende ongeveer twee minuten leeg. Vervolgens wordt de werking van het programmeerapparaat hervat in de geselecteerde taal.
Detectie van stimulatieartefacten verbeteren Met de functie Artifact Detection (Artefactdetectie), wordt de detectie van stimulatieartefacten verbeterd als door interferentie valse of geen artefacten worden weergegeven op het ECG van de patiënt. Stimulatieartefacten worden op het ECG van de patiënt weergegeven als de artefactdetectieoptie (Show Artifacts [Artefacten tonen]) is geactiveerd. Raadpleeg de referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat om te bepalen of deze functie van toepassing is.
Artefactdetectie inschakelen 1. Selecteer Programmer (Programmeerapparaat) en vervolgens Artifact Detection (Artefactdetectie). 2. Selecteer de optie Filter on (Filter aan).
Raadpleeg de referentiehandleiding bij het geïmplanteerde apparaat voor meer informatie over het gebruik van de functie Artefectdetectie.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
73
74
Hoofdstuk 5 De softwareversie controleren en de software updaten
De softwareversie controleren en de software updaten In deze paragraaf wordt beschreven hoe u kunt bepalen welke versie van de software in het programmeerapparaat is geladen en hoe u de software kunt updaten vanaf het netwerk. Maak gebruik van de volgende procedure als u voor één van de apparaatmodellen wilt weten welke softwareversie momenteel is geladen in het programmeerapparaat. Raadpleeg bij Vitatron-apparaten de betreffende referentiehandleiding.
Het versienummer van de software controleren 1. Selecteer Programmer (Programmeerapparaat) en vervolgens Software.
Voor elk apparaatmodel waarvan de software in het programmeerapparaat is geladen, wordt het versienummer van de software naast het modelnummer op het scherm weergegeven. Opmerking: Als het gewenste model niet wordt weergegeven, is de software die dit model ondersteunt momenteel niet in het programmeerapparaat geladen. Neem contact op met Medtronic of Vitatron.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Voorkeuren voor de desktop instellen Technische handleidingen verkrijgen
Het updaten van de software van het programmeerapparaat Het updaten van de software van het programmeerapparaat is voorbehouden aan het personeel van Medtronic of Vitatron. Voor het updaten van de software van het programmeerapparaat is een Medtronic-wachtwoord of software-CD-ROM nodig.
Technische handleidingen verkrijgen Technische handleidingen van Medtronic, inclusief dit exemplaar, zijn in een aantal verschillende vormen beschikbaar via de Medtronic eManuals-website (www.medtronic.com/manuals). Via deze website heeft u 24 uur per dag, 7 dagen per week toegang tot de meest recente versies van de handleidingen. U kunt de handleidingen on line weergeven, downloaden en weergeven, afdrukken op een lokale printer of u kunt ze bestellen via de website. Alle handleidingen zijn on line beschikbaar in het Engels. De meeste handleidingen zijn on line, op CD-ROM of in gedrukte vorm ook beschikbaar in andere talen. Er worden regelmatig nieuwe handleidingen aan deze site toegevoegd. Als u de gewenste handleiding niet kunt vinden, kunt u contact opnemen met Medtronic. Uw bestelling van handleidingen op CD-ROM of gedrukte exemplaren wordt binnen 24 uur verzonden. Gewoonlijk zult u deze bestelling binnen 3 werkdagen ontvangen. Als u een exemplaar nodig heeft voordat de bestelling bij u aankomt, kunt u de handleiding downloaden en afdrukken of kunt u contact opnemen met Medtronic.
De eManuals-website bezoeken 1. Ga met uw browser naar de volgende URL: www.medtronic.com/manuals 2. Als u deze website bezoekt vanuit de Verenigde Staten, hoeft u alleen maar op OK te klikken. Als u van buiten de Verenigde Staten komt, moet u dit aangeven en een taal selecteren. 3. Als u lijsten van CRM-handleidingen wilt weergeven, klikt u op de gewenste categorie aan de linkerkant van het scherm. U kunt handleidingen ook zoeken op productnaam of modelnummer.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
75
76
Hoofdstuk 5 De demonstratieoptie starten
De demonstratieoptie starten De demonstratieoptie biedt u de mogelijkheid een demonstratieprogramma uit te voeren op het programmeerapparaat Model 2090. Raadpleeg de met de programmadiskette meegeleverde demonstratie-instructies voor specifieke gebruiksprocedures. Raadpleeg bij Vitatron-apparaten de betreffende referentiehandleiding.
Demonstratieprogramma openen 1. Selecteer Programmer (Programmeerapparaat) en vervolgens Demonstrations (Demonstraties). 2. Plaats de demonstratiediskette in het diskettestation. 3. Selecteer in het scherm Demonstration Model Selection (Demonstratiemodel selecteren) de gewenste weergaveoptie om een lijst van beschikbare demonstratieprogramma's weer te geven. 4. Selecteer het gewenste demonstratieprogramma en druk op de toets Start, en vervolgens op Continue (Doorgaan).
Locatie- en hardware-gegevens van het programmeerapparaat bekijken en updaten Informatie over de locatie van het programmeerapparaat en de bijbehorende hardware kunt u vinden op de schermen Programmer Profile (Profiel programmeerapparaat). Het scherm Programmer Profile Location (Locatie van het Profiel van het programmeerapparaat) bevat de volgende informatie: ■
Naam, adres, telefoonnummer, contactpersoon en klantnummer van de kliniek
■
Naam, telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres van de servicemedewerker
Het scherm Programmer Profile hardware (hardware van het Profiel programmeerapparaat) bevat de model- en serienummers van het programmeerapparaat, de programmeerkop en de analyzer.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Voorkeuren voor de desktop instellen Andere software selecteren De informatie op het scherm kan worden geüpdatet door het desbetreffende veld te selecteren en vervolgens gebruik te maken van het toetsenbord.
De schermen Programmer Profile (Profiel programmeerapparaat) openen 1. Selecteer Programmer (Programmeerapparaat) en vervolgens Programmer Profile (Profiel programmeerapparaat). Locatiegegevens worden standaard weergegeven. 2. Selecteer Hardware Information (Hardwaregegevens).
Andere software selecteren Op bepaalde programmeerapparaten zijn naast de standaard applicatiesoftware ook speciale toepassingen geïnstalleerd. Deze speciale applicaties worden beschouwd als onderzoekssoftware en worden gebruikt bij klinische onderzoeken. Als deze onderzoekssoftware is geïnstalleerd, kunt u de software via de volgende procedure starten. 1. Selecteer Programmer (Programmeerapparaat) en vervolgens Other Software (Andere software). 2. Wanneer op het programmeerapparaat de lijst met beschikbare software wordt weergegeven, selecteert u de gewenste applicatie en drukt u op Start.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
77
78
Hoofdstuk 5 Andere software selecteren
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Werken met Remote View
6
Basisprincipes van Remote View
80
Een Remote View-sessie starten 81 Een Remote View-sessie beëindigen 82
6
80
Hoofdstuk 6 Basisprincipes van Remote View
Basisprincipes van Remote View Met behulp van Remote View kan iemand die over een computer beschikt, de inhoud van het display van het programmeerapparaat bekijken. De inhoud van het display van het programmeerapparaat kan op slechts één computer tegelijk worden weergegeven. Via deze computer kunnen geen sessiegegevens worden opgeslagen of programmeerfuncties worden uitgevoerd. Op de computer waarop de schermen van het programmeerapparaat zullen worden weergegeven, moet de software van Remote View worden geïnstalleerd. Bovendien moet deze computer aan de volgende vereisten voldoen: Tabel 6-1. Computervereisten voor Remote View Hardware - Software
Vereisten
Computer
IBM PS/PC met een Intel 80486-processor of sneller of 100% compatibel. Beschikbaar geheugen van 16 MB of meer aanbevolen.
Modem
Modem met ondersteuning voor de AT-opdrachtenreeks.
Video
Een willekeurige grafische adapter die wordt ondersteund door Windows.
Schijfruimte
4,5 MB.
Software
Windows 95, Windows 98, Windows NT 3.51/4.0, Windows 2000, Windows Me.
Belangrijke overwegingen Let op: Bij tragere modemverbindingen duurt het langer om informatie van het programmeerapparaat naar de externe computer te verzenden. ■
De gebruiker van de Remote View-software is verantwoordelijk voor naleving van alle van toepassing zijnde wetten en voorschriften met betrekking tot de privacy van patiënten, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, het handhaven van de vertrouwelijkheid van de geraadpleegde medische gegevens van de patiënten en het beperken van de toegang tot de computer met de software tot medewerkers die bevoegd zijn de patiëntgegevens te bekijken.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Werken met Remote View Een Remote View-sessie starten ■
De gebruiker van het programmeerapparaat houdt toezicht op de programmeersessie en het programmeren van het geïmplanteerde apparaat.
■
Gebruikers van de externe computer kunnen alleen de inhoud van het display van het programmeerapparaat bekijken. Zij kunnen geen sessiegegevens opslaan of programmeerfuncties uitvoeren.
■
Het modem van het programmeerapparaat moet zijn verbonden met een analoge telefoonaansluiting.
■
Als de programmeersessie wordt beëindigd, wordt automatisch ook de Remote View-sessie beëindigd.
■
Het modem mag niet worden verwijderd tijdens een Remote View-sessie.
Een Remote View-sessie starten De functie Remote View kan alleen worden gebruikt als het modem van het programmeerapparaat is verbonden met een telefoonaansluiting. Zie Afbeelding 1-5 voor meer informatie over de locatie van het modem. (U heeft een telefoon en een tweede telefoonlijn nodig om de deskundige te kunnen raadplegen). Let op: Bij tragere modemverbindingen duurt het langer om informatie van het programmeerapparaat naar de externe computer te verzenden.
Procedure voor het inschakelen van Remote View 1. Selecteer het pictogram Remote View in de taakbalk bovenaan het display. 2. Bel, via een tweede telefoonlijn, met degene die het display van het programmeerapparaat wil bekijken op een computer en vraag deze persoon verbinding te maken met het programmeerapparaat met behulp van de Remote View-software. 3. Wacht totdat de Remote View-sessie is ingeschakeld. Wanneer het pictogram eruit ziet zoals in de afbeelding aan de linkerkant, is Remote View ingeschakeld en kan het de binnenkomende oproep voor de Remote Viewsessie accepteren.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
81
82
Hoofdstuk 6 Een Remote View-sessie beëindigen
Een Remote View-sessie beëindigen Op de computer kan de inhoud van het display van het programmeerapparaat worden weergegeven totdat de Remote View-sessie of de programmeersessie wordt beëindigd. Als de programmeersessie wordt beëindigd, wordt automatisch ook de Remote View-sessie beëindigd.
Procedure voor het beëindigen van Remote View 1. Selecteer het pictogram Remote View in de taakbalk bovenaan het display. 2. Selecteer de optie Yes (Ja). 3. Wacht totdat de Remote View-sessie is uitgeschakeld. Wanneer het pictogram eruit ziet zoals in de afbeelding aan de linkerkant, is de Remote View-sessie beëindigd.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Service uitvoeren op het programmeerapparaat 7
Systeemonderdelen reinigen
84
De programmeerkop steriliseren De pc-kaart vervangen
84
85
Specificaties programmeerapparaat Belangrijke mededeling
91
Beperkte garantie van Medtronic
91
86
7
84
Hoofdstuk 7 Systeemonderdelen reinigen
Systeemonderdelen reinigen De buitenkant van het programmeerapparaat en toebehoren kunnen met een vochtige spons of een zachte doek met water, mild reinigingsmiddel of alcohol worden gereinigd. Voorkom dat vloeistof in het programmeerapparaat en de programmeerkop binnendringt. Het programmeerapparaat of toebehoren mogen niet worden ondergedompeld in een vloeistof of met aromatische of gechloreerde koolwaterstoffen worden gereinigd. Met uitzondering van de programmeerkop en de ECG-elektrodekabels en ECG-kabel, kunnen het programmeerapparaat en toebehoren niet worden gesteriliseerd.
De programmeerkop steriliseren Let op: Steriliseer de programmeerkop, ECG-kabel en -elektrodekabels niet in een autoclaaf.
Ethyleenoxide Opmerking: De programmeerkop, ECG-kabel en -elektrodekabels moeten vóór de sterilisatie met ethyleenoxide helemaal droog zijn. 1. Plaats de programmeerkop in een ethyleenoxide-doorlaatbare verpakking. 2. Medtronic adviseert het product niet langer dan 3 uur aan ethyleenoxide bloot te stellen en daarna voor een minimale beluchting van 12 uur te zorgen. 3. De temperatuur mag hierbij 55 °C niet overschrijden.
Gebruik biologische indicatoren om er zeker van te zijn dat aan de geëigende sterilisatiestandaards is voldaan. Alleen een sterilisatiecyclus die eerder gevalideerd is, mag gebruikt worden. Vanwege de variatie in sterilisatiesystemen kunnen er geen precieze sterilisatie-instructies worden gegeven. Neem voor nadere informatie over procedures contact op met de fabrikant van uw sterilisatiesysteem.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Service uitvoeren op het programmeerapparaat De pc-kaart vervangen
Plasmasterilisatie (STERRAD 100S plasmasterilisator, alleen voor de programmeerkop) 1. Verpak de programmeerkop in materiaal dat geschikt is voor plasmasterilisatie. 2. Gebruik sterilisatieprocedures waarvan de effectiviteit door middel van geschikte biologische controles gevalideerd is. a. De temperatuur mag hierbij 55 °C niet overschrijden. b. Gebruik een H2O2-concentratie die kleiner dan 1 mg/l is. c. De programmeerkop mag niet aan een sterilisatiecyclus worden blootgesteld die langer dan 72 minuten duurt. d. Er mogen niet meer dan vijf programmeerkoppen per lading worden gesteriliseerd, noch mogen ze samen met andere operatie-instrumenten of apparaten in dezelfde lading worden gesteriliseerd.
Na sterilisatie moeten de kabel en de aansluitingen van de programmeerkop visueel worden geïnspecteerd. Gebruik de programmeerkop niet als deze beschadigd lijkt. Een beschadiging is bijvoorbeeld slijtage aan de kabelisolatie (broosheid, scheurtjes, dunner worden of gaatjes), maar kan ook in andere vormen voorkomen. Gebruik de programmeerkop niet als de geleiderdraden blootliggen.
De pc-kaart vervangen Neem contact op met Medtronic of Vitatron als u de pc-kaart van het programmeerapparaat moet vervangen. Opmerking: Het is niet nodig een veiligheidscontrole uit te voeren wanneer een pc-kaart wordt aangebracht of vervangen in het programmeerapparaat.
Procedure voor het vervangen van de pc-kaart 1. Schakel het programmeerapparaat uit. 2. Open het afdekklepje voor het diskettestation en de pc-kaart. Zie Afbeelding 1-5 voor meer informatie over de locatie hiervan. 3. Verwijder de huidige pc-kaart. 4. Plaats de nieuwe pc-kaart. 5. Schakel het programmeerapparaat in.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
85
86
Hoofdstuk 7 Specificaties programmeerapparaat
Specificaties programmeerapparaat Normen (Het programmeerapparaat Model 2090 voldoet aan de volgende normen:) EMC Patiëntveiligheid
EN 60601-1-2 UL/CUL 2601-1, Klasse I, Type BF normaal EN 60601-1, Klasse I, Type BF, continue werking Vereiste voedingsspanning 100 tot 125 V wisselstroom nominaal of 200 tot 240 V wisselstroom nominaal 50/60 Hz nominaal 400 watt
Spanning Frequentie Vermogen
Printer Resolutie
Papiertype Snelheden voor registreren van signalen
600 dots/25 mm horizontaal voor signaalregistratie bij afdruksnelheden van 25 mm/sec, 400 dots/25 mm bij 50 mm/sec; 200 dots/25 mm verticaal 110 mm breed, thermisch, Medtronic nr. 6092 12,5; 25 of 50 mm/s
ECG-specificaties Ingangsimpedantie bij gelijkstroom ECG-bereik bij lineaire werking ECG-totale signaalfout Duur stimulatiepuls
> 2,5 MΩ bij 10 Hz - 5 mV tot + 5 mV < 10% > 100 µs tot 2 ms
Uiterlijke afmetingen en gewicht Hoogte Breedte Diepte Gewicht
12,7 cm met scherm omlaag, 48,2 cm met scherm omhoog 40,6 cm 55,8 cm 11,3 kg, inclusief modem Temperatuurlimieten
In bedrijf Opslag
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
9,4 °C tot 35 °C - 22 °C tot 60 °C
Service uitvoeren op het programmeerapparaat Specificaties programmeerapparaat
Bereik luchtvochtigheid In bedrijf Opslag
80% 95% bij 35 °C Modem
Gegevensinterface Analoge interface Gegevensmodulatie
68-pins connector, conform PCMCIA versie 2.1 RJ-11 modulaire telefoonconnector V.90/K56 flex tot maximaal 56K bps
Ethernet-/modemkaart (combikaart) Gegevensinterface Gegevensinterface Gegevensmodulatie
68-pins connector, conform PCMCIA versie 2.1 RJ-11 modulaire telefoonconnector RJ-45-ethernetconnector V.90/K56 flex tot maximaal 56K bps IEEE 802.3 10 Mbps full-duplex en half-duplex op 10Base-T IEEE 802.3u 100 Mbps full-duplex en half-duplex op 100Base-Tx
Tests Deze apparatuur is getest en blijkt te voldoen aan de beperkingen voor medische apparatuur conform de norm EN 60601-1-2. De zender is geautoriseerd volgens de regelgeving betreffende communicatieservices voor medische implantaten (Medical Implant Communication Services), sectie 95 van de FCC-regelgeving en veroorzaakt geen schadelijke interferentie binnen de bandbreedte van 400.150-406.000 MHz voor meteorologische hulpmiddelen (zoals zenders en ontvangers voor meteorologische gegevens), meteorologische satellieten of de satellietdienst voor aardexploratie. Interferentie die door dergelijke hulpmiddelen wordt veroorzaakt, kan ongewenste werking veroorzaken. De werking van het programmeerapparaat kan worden verstoord door draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur. Tests hebben echter aangetoond dat onder normale medische omstandigheden het programmeerapparaat redelijk goed beschermd is tegen schadelijke interferentie. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat er geen interferentie zal optreden in een specifieke installatie.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
87
88
Hoofdstuk 7 Specificaties programmeerapparaat Als het programmeerapparaat schadelijke interferentie veroorzaakt bij andere apparaten of als het negatief wordt beïnvloed door andere apparaten, kan de gebruiker pogingen doen de interferentie op te heffen door één of meer van de volgende maatregelen te nemen: ■
Verplaats de apparaten.
■
Vergroot de afstand tussen de apparaten.
■
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact dat deel uitmaakt van een ander circuit.
■
Raadpleeg Medtronic of Vitatron voor ondersteuning.
Deze zender mag alleen worden gebruikt in overeenstemming met de FCC-regelgeving voor communicatieservices voor medische implantaten. Analoge communicatie en digitale gesproken communicatie zijn verboden. Programmeerkop De programmeerkop is getest overeenkomstig de FCC-regelgeving. Veranderingen of modificaties van welke aard dan ook die niet uitdrukkelijk door Medtronic of Vitatron zijn goedgekeurd kunnen aanleiding zijn de gebruiker de bevoegdheid te ontnemen de programmeerkop te bedienen. De programmeerkop is overeenkomstig industriële regelgeving getest op elektromagnetische interferentie (EMI). Gebruik buiten het ziekenhuis kan onjuist functioneren van de programmeerkop tot gevolg hebben.
Onderhoud en technische en veiligheidscontroles Technische controle bij de installatie Voordat het programmeerapparaat voor de eerste keer gebruikt kan worden, dienen het apparaat en de toebehoren visueel geïnspecteerd en getest te worden door een toegewezen persoon van Medtronic om te zien of ze goed werken. Onder deze visuele inspectie vallen het controleren van de opbergkoffer van het programmeerapparaat op scheurtjes, het nagaan of alle connectoren goed zijn aangesloten, het controleren van het isolatiemateriaal van het netsnoer en van de kabels van de toebehoren op beschadigingen, en het inspecteren van de stekker en het stopcontact op beschadigingen.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Service uitvoeren op het programmeerapparaat Specificaties programmeerapparaat Controleer of het programmeerapparaat werkt door deze aan te zetten en te kijken of de monitor werkt. Onderhoud Medtronic beveelt de gebruiker aan om vóór elk gebruik te controleren of het programmeerapparaat werkt, en om zowel het programmeerapparaat als de toebehoren visueel te inspecteren (bijv. het netsnoer, de kabels) zoals beschreven in bovenstaande paragraaf. Let op: Neem contact op met Medtronic of Vitatron als de opbergkoffer van het programmeerapparaat kapot is, of als een van de connectoren is beschadigd. Als de stekkers, het stopcontact, het isolatiemateriaal van het netsnoer of een van de kabels van de toebehoren beschadigingen vertoont, vervang dan het betreffende onderdeel en verwerk het volgens de lokale regelgeving of stuur het onderdeel terug naar Medtronic. Veiligheidscontroles Veiligheidscontroles bestaan uit een tweejaarlijkse technische controle en een controle van de elektrische veiligheid. Technische en veiligheidsinspecties hoeven niet noodzakelijkerwijs door personeel van Medtronic of Vitatron te worden uitgevoerd. Technische en veiligheidsinspecties van het programmeerapparaat en toebehoren moeten echter wel door personen die op basis van hun opleiding, kennis en praktijkervaring capabel zijn om dergelijke inspecties adequaat uit te voeren en die niet hoeven te worden geïnstrueerd omtrent deze technische en veiligheidsinspecties.
Vereiste elektrische veiligheid volgens IEC 60601-1 clausule 18 en 19 Tests
Vereiste
Impedantie tussen aarding en behuizing
< 0,1 Ω
Lekstroom omhulsel
< 0,1 mA
Aardlekstroom
< 0,5 mA
Patiëntlekstroom
< 0,1 mA
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
89
90
Hoofdstuk 7 Specificaties programmeerapparaat
Tests
Vereiste
Patiënthulpstroom (gelijkstroom)
< 0,01 mA
Patiënthulpstroom (wisselstroom)
< 0,1 mA
Waarschuwing: Als er bij een technische of een veiligheidsinspectie een defect aan het licht komt waardoor de patiënt, het medische personeel of derden letsel kunnen oplopen, mag het apparaat niet worden gebruikt totdat het afdoende gerepareerd is. De gebruiker moet Medtronic of Vitatron onmiddellijk van deze defecten op de hoogte stellen.
Verwijdering van het programmeerapparaat Stuur het programmeerapparaat terug naar Medtronic of Vitatron voor correcte verwijdering.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Service uitvoeren op het programmeerapparaat Belangrijke mededeling
Belangrijke mededeling Het programmeerapparaat Model 2090 van Medtronic/Vitatron (het ‘programmeerapparaat’) is bedoeld voor het programmeren van instelbare parameters van programmeerbare implanteerbare apparaten van Medtronic of Vitatron die door de op het programmeerapparaat geïnstalleerde softwareapplicaties worden ondersteund. Raadpleeg de betreffende referentiehandleidingen voor een lijst van door de software ondersteunde implanteerbare apparaatmodellen. De programmeer- en telemetriefuncties van het programmeerapparaat zijn niet compatibel met andere implanteerbare apparaatmodellen. Het programmeerapparaat functioneert ook als een digitaal meetinstrument voor het meten van de pulsfrequentie, het AV-interval en de pulsduur van artefacten van het implanteerbare apparaat zoals deze door huidelektroden worden gedetecteerd. Medtronic en Vitatron geven de arts geen rechten of garantie op de doeltreffendheid van het programmeerapparaat als diagnostisch gereedschap. Voor informatie over problemen die bij het werken met het programmeerapparaat kunnen optreden, moeten de andere delen van deze referentiehandleiding worden geraadpleegd.
Beperkte garantie van Medtronic Voor volledige garantie-informatie wordt verwezen naar het bijgesloten garantiedocument.
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
91
92
Hoofdstuk 7 Beperkte garantie van Medtronic
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Index
Diagnostische gegevens 16 Diskettestation 22 Display 18 Functies 24
E Numerics 12,5 mm/s, knop 64 25 mm/s, knop 64 50 mm/s, knop 64
A AAN/UIT-schakelaar 21, 37 Actueel ritme Venster 24, 27 Afdrukken Afdrukken afscheuren 65 Afmetingen, programmeerapparaat 86 AHA-codering Elektroden 44 Analoge uitgang Aansluitingen 22 Analyzer Serienummer weergeven 76 Apparaatmodel selecteren 55 Artefactdetectie 73
B Bedieningsvoorkeuren 71 Bedrijfstemperatuur Programmeerapparaat 86 Beschrijving Programmeerapparaat 12 Bijna op, papier 65
C Combikaart 22 De ethernetkabel aansluiten 37 Specificaties van 87 Telefoonlijn aansluiten 36 Vervangen 85 Conformiteitsverklaring 7
D Datum en tijd instellen 70 Demonstraties Optie 76
ECG Functies van programmeerapparaat 16 Kabel 19 Elektrocardiogrammen (ECG) Venster, uitbreiden 24 Elektroden Aansluiten 44 AHA-codering 44 IEC-codering 44 Emergency-knop 51, 52 Emergency-toets 18 Ethernet-/modemkaart Zie Combikaart Ethernetkabel 18 Externe onderdelen zie Onderdelen
F Find Patient (Patiënt zoeken)-scherm 54 Find Patient (Patiënt zoeken)-toets 28 Freeze (Bevriezen)-toets 69 Functies Programmeerapparaat 12
G Garantie-informatie Programmeerapparaat 91
H Handleidingen Verkrijgen via website 75 Hardware, programmeerapparaat 76 Huidelektroden zie Elektroden
I IEC-codering Elektroden 44 I-knop (programmeerkop) 50 Input-/uitgangspoorten 23
K Knoppen Emergency 51
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Index
94
I (programmeerkop) 50 P (programmeerkop) 50 Programmeerapparaat 12,5 mm/s 64 25 mm/s 64 50 mm/s 64 Papierdoorvoer 64
Onderdelen 17 Opbergen 57, 58 Opslagtemperatuur Programmeerapparaat 86 Other Software (Andere software) Optie 77
Pictogrammen Inactief 69 Kleurvakje/selecteervakje Analyzer 26 Kleurvakje/selecteervakje Apparaat 26 Positioneerlampjes voor programmeerkop 26 Print Queue (Afdrukwachtrij) 69 Programmeerapparaat 69 Remote View 26 Select Model (Modelselectie) 69 P-knop (programmeerkop) 50 Positioneerlampje programmeerkop 18 Printer Aansluiten 62 Compatibiliteit 60 Knoppen 64 Specificaties 86 Toegang verkrijgen 21 Profiel, programmeerapparaat 76 Programmeerapparaat Afmetingen 86 Functies 15 Gewicht 86 Hardware 76 Locatie 76 Profiel 76 Serienummers weergeven of bijwerken 76 Specificaties 86 Tijd en datum instellen 70 Voorkeuren 71 Programmeerkop Knoppen 50 Magneet 50 Positioneerlampje programmeerkop 18 Positioneren 47, 49 Serienummer weergeven 76 Sterilisatie 84 Wanneer opleggen 47
P
R
Papier bijna op 65 Papierdoorvoerknop 64 Patiëntsessie, uitvoeren 52 Pc-kaart Telefoonlijn aansluiten 36 Vervangen 85 Pen Gebruiken 45
Richtlijn RTTE Conformiteit van het apparaat 7
L Locatie, programmeerapparaat 76
M Marker Kanaal-telemetrie 16, 38 Medtronic/Vitatron-schakeltoets 56 Model (apparaat) Selectiescherm 55 Modelnummers 76 Modem Specificaties 87 Vervangen 85 Modemkaart Telefoonlijn aansluiten 36 moet 56
N Netsnoer 23, 24 Opbergen 23 Normen Normen waaraan het programmeerapparaat voldoet 86
O
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
S Scherm Display 24 Find Patient (Patiënt zoeken) 54 Select Model (Modelselectie) 55
Index
Scherm, juiste positie bepalen 48 Serienummers 76 Servicemedewerker Contactinformatie weergeven 76 Software Updaten vanaf het netwerk 75 Vereisten 15 Versie controleren 74 Specificaties Printer 86 Programmeerapparaat 86 Statusbalk 24, 27 Systeemvoorkeuren 71
Verwijdering van het programmeerapparaat 8
W Waarschuwingen Programmeerapparaat 13 Website Technische handleidingen openen 75
T Telemetrie Functies 16 Marker Kanaal 16, 38 Temperatuurlimieten Programmeerapparaat 86 Tijd en datum, instellen 70 Toetsen Beschrijving 28 Find Patient (Patiënt zoeken) 28 Freeze (Bevriezen) 69 Inactief 69 Medtronic/Vitatron-schakeltoets 56 Programmeerapparaat Emergency VVI 18 Pictogrammenkolom 69
U Updaten, software 75
V Venster Actueel ritme 24, 27 ECG 27 Ventilator 21 Voorkeuren Programmeerapparaat 68 Voorzorgsmaatregelen Modificatie van het programmeerapparaat 14 Omgeving 14 Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de omgeving Tijdens gebruik van programmeerapparaat 14
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
95
96
Index
Referentiehandleiding bij het programmeerapparaat
Medtronic
Vitatron
Fabrikant Medtronic, Inc. 710 Medtronic Parkway, Minneapolis MN 55432-5604, USA. Internet: www.medtronic.com Tel. +1-763-514-4000. Fax +1-763-514-4879.
Vitatron B.V. P.O. Box 5227 6802 EE Arnhem Nederland. www.vitatron.com Tel. +31-(0)-26-376-7777 Fax +31-(0)-26-376-7666
Medtronic Gemachtigde binnen de EG/Distributie Medtronic B.V. Earl Bakkenstraat 10, 6422 PJ Heerlen, Nederland. Tel. +31-45-566-8000. Fax +31-45-566-8668.
Vitatron USA P.O. Box 59100 Minneapolis, MN 55432 Tel. 1-800-848-2876 Fax +1-763-514-6097
Canada Medtronic of Canada Ltd., 6733 Kitimat Road, Mississauga, Ontario L5N 1W3. Tel. (1905)-826-6020. Fax (1905)-826-6620. Hoofdkantoor Europa/Afrika/Midden-Oosten Medtronic Europe Sàrl Route du Molliau 31, Case Postale 84 CH - 1131 Tolochenaz, Zwitserland. Internet: www.medtronic.co.uk Tel. +41-21-802-7000. Fax +41-21-802-7900. Technische handleidingen: www.medtronic.com/manuals
© Medtronic, Inc. 2005 A13914005A 2005-11-07
*A13914005*