BUREAUONDERZOEK ARCHEOLOGIE BETER BENUTTEN A1 ZUIDBAAN KM 38.88 - 44.5 (GEMEENTE AMERSFOORT) RIJKSWATERSTAAT
23 januari 2014 077506375:A Definitief D03011.000287.0100
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Inhoud Samenvatting .............................................................................................................................................................. 3 1
2
3
Inleiding ................................................................................................................................................................ 5 1.1
Aanleiding voor het onderzoek ............................................................................................................... 5
1.2
Plangebied en onderzoeksgebied ............................................................................................................ 5 1.2.1
Algemeen ................................................................................................................................ 5
1.2.2
Afbakening plan- en onderzoeksgebied ............................................................................. 5
1.3
Huidige situatie plangebied en bodemverstoringen............................................................................. 7
1.4
Toekomstige situatie plangebied ............................................................................................................. 7
1.5
Doel van het bureauonderzoek ................................................................................................................ 8
1.6
Werkwijze ................................................................................................................................................... 8
1.7
Juridisch- en beleidskader ........................................................................................................................ 8
Landschap............................................................................................................................................................ 10 2.1
Inleiding .................................................................................................................................................... 10
2.2
Landschapsgenese ................................................................................................................................... 10
2.3
Geomorfologie.......................................................................................................................................... 11
2.4
Bodem en grondwater ............................................................................................................................. 12
Archeologie ......................................................................................................................................................... 14 3.1
Inleiding .................................................................................................................................................... 14
3.2
Archeologische waarden ........................................................................................................................ 14
4
Historische situatie ............................................................................................................................................ 15
5
Gespecificeerde archeologische verwachting ............................................................................................... 18
6
5.1
Inleiding .................................................................................................................................................... 18
5.2
Hoog gelegen delen ................................................................................................................................. 18
5.3
Middelhoog gelegen delen ..................................................................................................................... 19
5.4
Laag gelegen delen .................................................................................................................................. 19
5.5
Verwachtingskaarten deelgebieden ...................................................................................................... 19
Conclusies en aanbevelingen .......................................................................................................................... 20 6.1
Conclusies ................................................................................................................................................. 20
6.2
Advies ....................................................................................................................................................... 21
Bronnen...................................................................................................................................................................... 23 Bijlage 1
Geomorfologische kaart .................................................................................................... 24
Bijlage 2
Bodemkaart .......................................................................................................................... 26
Bijlage 3
Overzicht Archis-2 .............................................................................................................. 28
077506375:A - Definitief
ARCADIS
1
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Bijlage 4
Archeologische verwachtingskaarten per deelgebied (1: 7500) .................................. 32
Afbeelding 1: Ligging van het plangebied met daarop de tracévakken van het hele plangebied Verbetering knooppunt Hoevelaken en het deeltracé van de A1, tussen kilometer 38.88 en 44.5, waar dit bureauonderzoek betrekking op heeft (rood begrensde lichtgrijze tracédelen). In dit rapport worden vakken naast elkaar gedefinieerd als a en b. De zuidbaan A1 is opgenomen op kaartbladen 1a, 1b en het westelijke deel van kaartblad 2. .................................................................................................................. 6 Afbeelding 2: Schematische weergave van de AMZ-cyclus. ................................................................................. 9 Afbeelding 3: Oude luchtfoto's van de ontwikkeling van het knooppunt Hoevelaken. Links de situatie in de periode 1952-1954 met linksboven boerderij de Hoef. Rechts de situatie na voltooiing op 21 december 1971. .................................................................................................................................................. 17 Tabel 1: Objectgegevens onderzoek. ......................................................................................................................... 7 Tabel 2: Toekomstig gebruik...................................................................................................................................... 8 Tabel 3: Landschap.................................................................................................................................................... 13 Tabel 4: Gespecificeerde verwachting voor hoog gelegen delen in het pleistocene dekzandlandschap. ...... 18 Tabel 5: Gespecificeerde verwachting voor middelhoog gelegen delen in het pleistocene dekzandlandschap. ........................................................................................................................................... 19 Tabel 6: Gespecificeerde verwachting voor laag gelegen delen in het pleistocene dekzandlandschap. ....... 19 Tabel 7 Verwachting en advies. ............................................................................................................................... 22
2
ARCADIS
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Samenvatting In opdracht van Rijkswaterstaat heeft ARCADIS een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de zuidbaan A1, km 38,88-44,5. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van het programma Beter Benutten A1 waarvoor een Tracébesluit wordt opgesteld. Bij de voorgenomen werkzaamheden zal grondverzet plaatsvinden, waardoor de oorspronkelijke bodem en daarmee eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied kunnen worden verstoord. Voor het bureauonderzoek is gebruik gemaakt van het reeds eerder uitgevoerde bureauonderzoek ten behoeve van het knooppunt Hoevelaken. Op basis van het bureauonderzoek zijn de volgende conclusies te trekken: 1. Het plangebied ligt in de overgangszone van de stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe naar het lager gelegen Eemland en de Gelderse Vallei. Archeologisch gezien vormt deze zone een zeer interessant gebied door het voorkomen van een divers landschap met lokale hoogteverschillen en landschapselementen waarop bewoning mogelijk was. Dit blijkt uit de diversiteit van de archeologische resten die bij verschillende onderzoeken in en nabij het plangebied zijn aangetroffen. Daarbij zal het voorkomen van dekzandwelvingen (hetzij ruggen of koppen) bepalend zijn geweest voor de locatiekeuze van bewoning. 2. Deze bewoning zal in tijd en ruimte hebben gevarieerd, aangezien reeds vanaf het Mesolithicum sprake was van een verdrinkend landschap door de stijging van de grondwaterspiegel in het gebied. Dit houdt in dat lagere flanken, die gedurende de steentijd bewoonbaar waren, in de metaaltijden te nat waren en geleidelijk zijn afgedekt met veen. Bewoningssporen uit latere perioden worden daarom juist op de hogere delen van het landschap verwacht i.e. de gebieden waar het dekzand relatief ondiep ten opzichte van het maaiveld voorkomt. 3. Omdat het plangebied direct langs een snelweg ligt, is het niet uit te sluiten dat er bodemingrepen in het plangebied hebben plaatsgevonden. Met name ter hoogte van Amersfoort, waar zich naar verwachting het dekzand direct onder de bouwvoor bevindt, is de kans op bodemverstoring groot. Dit is gebleken uit diverse archeologische onderzoeken, onder meer aan de zuidwestkant van het knooppunt van Hoevelaken (de Hoef). Anderzijds zijn er ook op diverse plekken vindplaatsen aangetroffen die ondanks de aftopping van het dekzand archeologisch gezien nog grotendeels aanwezig waren. 4. Het plangebied is in dit bureauonderzoek verdeeld in drie deelgebieden, elk gebaseerd op de deelbladen van de RWS tekeningen van de huidige situatie (zie Bijlage 4). Alle gradaties van archeologische verwachting komen voor, maar de dominante archeologische verwachting per deelgebied inclusief kilometrage is als volgt:
Blad 1a en b: laag en middelhoog (km 38.880 tot km 43.400).
Blad 2: hoog (km 43.400 tot km 44.500).
5. Op basis van de beschikbare gegevens is het niet mogelijk een meer gespecificeerde archeologische verwachting te bieden, dan de gemeentelijke verwachtingskaarten voor het plangebied geven. In de hoger gelegen zones, de gebieden waar het dekzand relatief ondiep ten opzichte van het maaiveld voorkomt, ontbreekt het aan informatie omtrent de bodemopbouw en de mate van intactheid van de bodem. In de zones, waar het dekzand dieper ligt, is geen nauwkeurige informatie voorhanden over de top van het Pleistocene zand. Kennis hiervan is van belang om de landschapsgenese te kunnen reconstrueren. Het in beeld krijgen van de landschapsgenese zou daarom meer inzicht moeten geven in het voorkomen van kleine dekzandopduikingen en het voorkomen van beeklopen.
077506375:ADefinitief
ARCADIS
3
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Advies Bepalend voor de selectie van nader te onderzoeken delen van het tracé zijn reliëfverschillen, mate van bodemintactheid en bodemopbouw. Op grond van het bureauonderzoek is deze selectie vooralsnog niet te maken en kan de archeologische verwachting niet nader worden gespecificeerd dan op de verwachtingskaarten in Bijlage 4 is aangegeven. Om de archeologische verwachting daadwerkelijk te kunnen specificeren tot op het niveau dat heldere en eenduidige keuzes kunnen worden gemaakt voor nader onderzoek, adviseren wij een verkennend booronderzoek uit te voeren. Dit onderzoek dient plaats te vinden op die delen van het tracé waar niet eerder bodemingrepen hebben plaatsgevonden, waar een middelhoge of hoge archeologische verwachting geldt en waar naar verwachting bodemingrepen en/of ophogingen (kans op zetting) zullen plaatsvinden ten behoeve van onderhavig project. Dit onderzoek heeft tot doel meer en gedetailleerdere informatie te verzamelen betreffende de reliëfverschillen, mate van bodemintactheid en bodemopbouw in het plangebied. Gezien de omvang van het plangebied en het feit dat de aard en diepte van de toekomstige ingrepen nog niet bekend zijn, stellen wij voor om een boorafstand van 100 m tussen elke boring aan te houden en daarmee een eerste indruk te krijgen van het landschap. De exacte locatie van deze boringen is afhankelijk van de begrenzing van de toekomstige werkzaamheden: er zou daar geboord moeten worden, waar ook daadwerkelijk ingrepen gaan plaatsvinden. Daarbij is het wel zaak om niet te dicht langs het bestaande asfalt te boren, in verband met bodemverstoring in het verleden door aanleg van de wegen, alsook de (mogelijke) aanwezigheid van kabels en leidingen. De exacte afstand van de boringen vanuit de kant van de weg kan nader worden gespecificeerd als er meer informatie bekend wordt over de ingrepen. Op basis van de resultaten van deze boringen kan dan een selectie worden gemaakt van eventueel nader te onderzoeken deelgebieden, als de resultaten hier aanleiding toe geven en de bevoegde overheid dit eist. Dit advies dient door de initiatiefnemer te worden voorgelegd aan het Bevoegd Gezag, in dit geval de Minister van Infrastructuur en Milieu, geadviseerd door Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed . Het Bevoegd Gezag zal het advies beoordelen en kan van het door ARCADIS gegeven advies afwijken.
4
ARCADIS
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
1 1.1
Inleiding AANLEIDING VOOR HET ONDERZOEK
In het kader van de reconstructie van knooppunt Hoevelaken is er een bureauonderzoek archeologie uitgevoerd voor het plangebied van knooppunt Hoevelaken. Vooruitlopend op de reconstructie van knooppunt Hoevelaken wordt een derde rijstrook aangelegd langs de zuidbaan van de A1 tussen aansluiting Bunschoten (km 38,88) en knooppunt Hoevelaken (km 44,5), als onderdeel van het programma Beter Benutten. Voor de aanleg van de derde rijstrook op de A1 wordt een Tracéwetprocedure doorlopen. Ook voor het Tracébesluit A1 Bunschoten – Hoevelaken is een bureauonderzoek archeologie nodig. Omdat dit traject volledig binnen het gebied valt dat onderzocht is voor de reconstructie van knooppunt Hoevelaken, is er bij het opstellen van dit rapport gebruik gemaakt van het bureauonderzoek dat reeds is opgesteld voor knooppunt Hoevelaken (Pape & Nales 2013). Het bureauonderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2.
1.2
PLANGEBIED EN ONDERZOEKSGEBIED
1.2.1
ALGEMEEN
Binnen het archeologisch bureauonderzoek wordt onderscheid gemaakt in het plangebied en het onderzoeksgebied. Het plangebied is het gebied waarin de geplande bodemingrepen zullen plaatsvinden. Het onderzoeksgebied omvat het plangebied en een deel van het direct omringende gebied en wordt bij het onderzoek betrokken om tot een beter inzicht te komen in de archeologische en bodemkundige situatie in het plangebied.
1.2.2
AFBAKENING PLAN- EN ONDERZOEKSGEBIED
Het onderzoeksgebied beslaat de zuidbaan van de A1, tussen kilometer 38.88 en 44.5, met een zone van 200 m aan de zuidzijde van het wegtracé. De zuidbaan van de A1 ligt in de gemeente Amersfoort. Het plan omvat de verbreding en verbetering van het bestaande wegtracé, als onderdeel van de verbetering van het knooppunt Hoevelaken. De ligging van het plangebied en de daarbij te onderscheiden tracévakken is opgenomen in Afbeelding 1. N.B. De tracévakken vormen op schaal 1:7500 de deelgebieden en daarmee de basis voor de archeologische verwachtingskaarten in dit bureauonderzoek.
077506375:ADefinitief
ARCADIS
5
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Afbeelding 1: Ligging van het plangebied met daarop de tracévakken van het hele plangebied Verbetering knooppunt Hoevelaken en het deeltracé van de A1, tussen kilometer 38.88 en 44.5, waar dit bureauonderzoek betrekking op heeft (rood begrensde lichtgrijze tracédelen). In dit rapport worden vakken naast elkaar gedefinieerd als a en b. De zuidbaan A1 is opgenomen op kaartbladen 1a, 1b en het westelijke deel van kaartblad 2.
6
ARCADIS
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Objectgegevens onderzoek ARCADIS Projectnummer
D03011.000287.0100
Projectnaam
Beter Benutten A1 zuidbaan, kilometer 38,88 – 44,5
Toponiem
A1
Plaats
Amersfoort
Gemeente
Amersfoort
Provincie
Utrecht
Kaartblad
32
Centrumcoördinaat
157.900 / 465.300
Onderzoeksmelding Archis2
56.817
Uitvoerder
ARCADIS Nederland BV
Contactpersoon
T. Vanderhoeven
[email protected]
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat
Bevoegd Gezag
Minister van Infrastructuur en Milieu, geadviseerd door Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Uitvoeringsperiode onderzoek
Februari-November 2013
Beheerder en plaats documentatie
ARCADIS Nederland BV Locatie ‘s-Hertogenbosch
Tabel 1: Objectgegevens onderzoek.
1.3
HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED EN BODEMVERSTORINGEN
Ter plaatse van het plangebied is in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw een snelweg aangelegd met een knooppunt van wegen. De aanleg ervan heeft naar verwachting voor verstoringen in de bodem gezorgd, evenals de aanleg van begeleidende greppels langs de wegen. Hoewel niet exact bekend is hoe graafwerkzaamheden in het plangebied ten behoeve van de aanleg van de weg zijn uitgevoerd, is het de verwachting dat bodemverstoring op het traject zal hebben plaatsgevonden. Er zijn geen concrete gegevens omtrent ontgrondingen of saneringen bekend (www.bodemloket.nl). Het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) laat een redelijk reliëfrijke omgeving ter hoogte van het wegtracé zien, wat hoogstwaarschijnlijk voornamelijk dekzandruggen en –opduikingen zullen zijn. Het is bekend dat op basis van enkele archeologische onderzoeken nabij Amersfoort geconstateerd is dat delen van de bodem in het verleden zijn afgegraven.
1.4
TOEKOMSTIGE SITUATIE PLANGEBIED
In het plangebied is men voornemens werkzaamheden uit te voeren ten behoeve van de verbeteringen aan de zuidbaan van de rijksweg A1, in het kader van het programma Beter Benutten A1. De planstudie en realisatie vinden plaats onder de Tracéwet procedure, waardoor de Minister van I&M Bevoegd Gezag is in plaats van de diverse gemeenten. Ten behoeve van de verbeteringen zullen bodemingrepen plaatsvinden. Daardoor kunnen eventueel aanwezige archeologische resten worden verstoord. De exacte omvang van de geplande bodemingrepen is vooralsnog niet bekend, aangezien de planvorming zich momenteel in een zeer vroeg stadium bevindt. Het vroegtijdig inzicht hebben in de archeologische risico’s in het gebied door middel van onderhavige bureaustudie kan helpen bij het specifiek plannen van de bodemingrepen. Er zullen echter in ieder geval op diverse delen van het traject ophogingen plaatsvinden om te kunnen aansluiten op het huidige knooppunt, dat verhoogd in het landschap ligt.
077506375:ADefinitief
ARCADIS
7
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Kader
Tracéwet procedure
Plan
Verbetering zuidbaan rijksweg A1
Bodemingrepen
Verbreding snelweg. De exacte omvang van de geplande werkzaamheden in het plangebied zijn vooralsnog niet bekend.
Tabel 2: Toekomstig gebruik.
1.5
DOEL VAN HET BUREAUONDERZOEK
Om de archeologische waarde van het plangebied te kunnen bepalen, is gekozen voor een bureauonderzoek (BO). Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de archeologische verwachting. Dat wil zeggen het aan de hand van beschikbare en nieuwe informatie over de archeologie, cultuurhistorie, geomorfologie, bodemkunde en het grondgebruik definiëren van de kans dat binnen het plangebied sprake is van archeologische resten. Het resultaat van het archeologisch bureauonderzoek is een rapport met een conclusie voor wat betreft het risico dat eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden verstoord als gevolg van de voorgenomen bodemingrepen. Aan de hand hiervan wordt een advies voor eventuele vervolgstappen geformuleerd. Met dit rapport kan de bevoegde overheid een beslissing nemen in het kader van de vergunningverlening. Het rapport bevat waar mogelijk gegevens over de aan- of afwezigheid, diepteligging, aard, omvang, ouderdom, gaafheid, conservering en (relatieve) kwaliteit van archeologische waarden.
1.6
WERKWIJZE
De werkzaamheden bestaan uit een bureaustudie. Het bureauonderzoek is uitgevoerd conform protocol 4002 van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2 (KNA 3.2). In dit kader is onder andere het centraal Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS-2) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geraadpleegd, waarin Archeologische MonumentenKaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) zijn opgenomen. Ook zijn eventueel beschikbare gemeentelijke verwachtingskaarten van het plangebied gebruikt. Aanvullende (cultuur)historische informatie is verkregen uit divers voorhanden historisch kaartmateriaal. Om inzicht te krijgen in de opbouw en ontwikkeling van het landschap zijn onder andere de bodemkaart en beschikbaar geomorfologisch kaartmateriaal geraadpleegd. Deze informatie is aangevuld met relevante informatie uit achtergrondliteratuur.
1.7
JURIDISCH- EN BELEIDSKADER
Monumentenwet 1988, Verdrag van Malta 1992, Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007 (Wamz), Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2), nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (nWRO), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), provinciaal beleid, gemeentelijk beleid.
In 1992 heeft Nederland het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend; ook wel het Verdrag van Malta of Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het is ondertekend. Het Verdrag is in 1998 geratificeerd en op 1 september 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd.
8
ARCADIS
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
De Wamz is een wijzigingswet en omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet. Vanuit de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) bestaat sindsdien een verplichting om bij de voorbereiding van bestemmingsplannen alle ter zake doende belangen mee te wegen. In feite is de Wamz een concrete invulling van deze verplichting en een verbreding van de zorgplicht voor archeologische waarden in het milieubeheer. De RWS heeft in 2007 een convenant gesloten met de RCE (destijds RACM) voor de relevante uitwerking van de Wamz. Uitgangspunt van het convenant is dat in een zo vroeg mogelijk stadium van "Werken"van RWS duidelijkheid bestaat over aanwezigheid van archeologische waarden en hoe daarmee wordt omgegaan, zodat vertragingen in projecten worden voorkomen, maar een goede omgang met aanwezige archeologische waarden wel gewaarborgd is.
Afbeelding 2: Schematische weergave van de AMZ-cyclus.
077506375:ADefinitief
ARCADIS
9
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
2 2.1
Landschap INLEIDING
Het menselijke doen en laten werd en wordt in grote mate bepaald door de landschappelijke omgeving, en de mogelijkheden die daardoor geboden worden. De geologische, geomorfologische en bodemkundige situaties zijn daarom van belang voor een archeologisch onderzoek.
2.2
LANDSCHAPSGENESE
Het plangebied ligt op de westrand van de Gelderse vallei aan de voet van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe, op de overgang naar de uitgestrekte vlakten van het Eemland. De ontstaansgeschiedenis van het gebied voert terug tot in de voorlaatste ijstijd, het Saalien (circa 200.000 tot 130.000 jaar geleden) toen er tot in Midden-Nederland landijs lag. Het landijs heeft de daar gelegen oudere grofzandige rivierafzettingen van de Rijn en de Maas voor zich uit gestuwd, waardoor onder meer tussen Amersfoort en Veenendaal en in de Veluwe zogenaamde stuwwallen ontstonden. Als gevolg van een glacier surge, een gebeurtenis waarbij ijs zich door lokale omstandigheid tot honderdmaal sneller voort beweegt dan onder normale omstandigheden, sleet ter plaatse van de Gelderse Vallei een diep glaciaal bekken uit. Daarbij werden in de vallei grondmorene en keileem afgezet, die geologisch gezien tot de Formatie van Drenthe worden gerekend (de Mulder e.a., 2003). Deze afzettingen bevinden zich op enkele tientallen meters onder het huidige maaiveld. Ook op en langs de randen van de stuwwallen is grondmorene afgezet, maar deze zijn als gevolg van latere erosie verdwenen. Toen het landijs tegen het einde van het Saalien afsmolt, zijn vanaf de stuwwal door smeltwater grof zand en grind verspoeld en afgezet in de lagere delen van het gebied. Ze worden met name in een grillig patroon aan de voet van de stuwwallen aangetroffen en kunnen lokaal zelfs uit zeer grof sediment bestaan. Toen het landijs volledig verdwenen was, vulde het glaciale bekken zich op met brakwaterafzettingen gedurende het Eemien (een relatief warm interstadiaal tussen 130.000 en 120.000 jaar geleden; Berendsen, 2005). Deze afzettingen worden in het gebied op dieptes van 10 m tot zelfs 40 m -NAP aangetroffen. In de laatste ijstijd (het Weichselien, circa 115.000 – 10.000 jaar geleden) was er geen sprake van de aanwezigheid van landijs, maar kende Nederland wel een zeer koud en droog klimaat. De bodem was in deze periode permanent bevroren (permafrost). Alleen in de zomer ontdooide de bovenlaag, waardoor deze in hellend terrein afgleed (solifluctie). Hierdoor ligt op de randen van de stuwwallen en op de fluvioglaciale afzettingen uit het Saalien, een solifluctiedek. Tevens werden als gevolg van over de permafrost afvloeiend water, erosiegeulen gevormd. Daarbij konden onder de zeer koude poolwoestijnachtige omstandigheden en het ontbreken van vegetatie grote hoeveelheden zand worden weggeblazen vanuit de drooggevallen rivierbeddingen en de Noordzeebodem. Dit zand werd even verder weer als dekzand afgezet en wordt geologisch gezien tot de Formatie van Boxtel gerekend (de Mulder e.a., 2003).
10
ARCADIS
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Dekzand is ook in de Gelderse Vallei afgezet, waardoor het glaciale bekken zich verder kon opvullen. Zo ontstond onder invloed van een overheersende zuidwestelijke wind in de Vallei een landschap met dekzandruggen, die veelal uit langgerekte, oost-west georiënteerde paraboolduinen bestonden (Berendsen, 2005). Het merendeel van de paraboolduinen, die aan het oppervlak liggen, zijn al reeds voor het Allerød interstadiaal (ouder dan circa 11.000 jaar BP) ontstaan, in tegenstelling tot het merendeel van de zandruggen in Noord-Brabant en Noord-Limburg (Maarleveld & Van der Schans, 1961). Met het verbeteren van het klimaat aan het eind van het Weichselien, raakte het dekzand begroeid en werd het dekzandreliëf gedurende het Holoceen (de huidige geologische periode) als het ware “vastgelegd”. Hierdoor veranderde er weinig meer aan het landschappelijk reliëf in de Gelderse Vallei na het Pleistoceen. Als gevolg van vegetatieontwikkeling ontwikkelden zich in de top van het dekzand podzolbodems. Vanwege het onregelmatig reliëf in het gebied was er sprake van een slechte afwatering. Het landschap werd slechts doorsneden door enkele beken, die overwegend zuidelijk van het plangebied liggen. Door de sterke invloed van kwelwater vanuit de stuwwallen in de lager gelegen delen van het landschap, trad zodanige vernatting op, dat zich veen kon vormen. Het ontstane veen had over het algemeen een oligotroof karakter (Berendsen, 2005). Op diverse plekken in de Gelderse vallei bereikt het veen plaatselijk zelfs een dikte van 5 à 7 meter. De veengroei duurde voort tot in de Late-Middeleeuwen. Vanaf toen begon men met de winning van turf, waarbij veen werd afgegraven, met de systematische aanleg van sloten ten behoeve van de ontwatering van het gebied. Met name dit laatste heeft geleid tot een veel lagere grondwaterstand in het gebied, waardoor ook degradatie van veen optrad als gevolg van oxidatie.
2.3
GEOMORFOLOGIE
Het plangebied omvat het deel van de A1, tussen kilometer 38.88 en 42.5, met aan weerszijden een zone van 200 m. Binnen dit gebied staan op de geomorfologische kaart hoofdzakelijk twee landschappelijke vormeenheden gekarteerd. Deze vormeenheden zijn te relateren aan het ontstaan van het landschap in de loop van het Pleistoceen. Het grootste deel van het plangebied bestaat daarbij uit dekzandruggen, die al dan niet zijn afgedekt door een oud bouwlanddek (kaartcode 3K14 en 4K14). De ruggen in het oostelijke deel van het plangebied, tussen kilometer 43.0 en 44.5, lijken wat betreft vorm deel uit te maken van een complex, dat op een grote paraboolduin lijkt (gekenmerkt door een U-vorm), welke lijkt te zijn gevormd in de luwte van de stuwwal onder Amersfoort. De rug concentreert zich in het oostelijke deel van het plangebied, zoals is terug te zien op de geomorfologische kaart in Bijlage 1 (tussen km 43.0-44.5). De rug is omgeven door vlaktes van ten dele verspoelde dekzanden (kaartcode 2M9). Deze komen vooral in het westelijk deel van het plangebied (tussen km 38.88-40.5). Vanuit archeologische optiek hebben met name de dekzandruggen, in de vorm van onder andere paraboolduinen en andersoortige dekzandruggen een hoge trefkans. Vanwege hun hoge ligging vormen ze van oudsher een vestigingsplaats voor mensen. Met name in de omgeving van het plangebied, op de overgang van de stuwwallen naar de zeer vochtige Gelderse Vallei bestaat een goede kans dat op de hoger gelegen delen van het landschap bewoningssporen aanwezig zijn.
077506375:ADefinitief
ARCADIS
11
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
2.4
BODEM EN GRONDWATER
De bodemkaart toont in en rondom het plangebied een variatie aan veen- en zandgronden. Een overzicht van de verschillende bodemeenheden in het plangebied is weergegeven in bijlage 2. Deze bijlage is gebaseerd op de bodemkaart van Nederland (1:50.000). Meer gedetailleerde studies zijn van het plangebied niet beschikbaar (Van het Loo, 1997). Hieronder zullen kort de verschillende bodemtypen worden besproken op hun kenmerken en karakteristieken. Enkeerdgronden en laarpodzolgronden (in leemarm fijn zand, bodemkaartcodes zEz21 en cHn21) Volgens de bodemkaart zijn in het plangebied, te weten tussen kilometer 43.5-44.0, hoge zwarte enkeerdgronden te verwachten (bodemkaartcode zEZ21). Deze gronden werden vanaf de Late Middeleeuwen op veelal middelhoge zandgronden aangelegd op de plek waar oorspronkelijk oude bouwlanden lagen (Berendsen, 2005). In de Middeleeuwen leidde uitputting van de grond en de toenemende vraag naar voedsel door een groeiende bevolking tot een nieuwe landbouwtechniek: plaggenbemesting. Door het bemesten van de bouwlanden met potstalmest, vermengd met zoden uit de beekdalen, konden dergelijke zwarte enkeerdgronden ontstaan. Enkeerdgronden kenmerken zich daardoor door een meer dan 50 cm dikke, donkere humeuze bovenlaag (Berendsen, 2000). Wanneer de dikte van het antropogene humeuze dek minder dan 50 cm bedraagt, worden gronden als laarpodzolgronden geclassificeerd (bodemkaartcode cHn21). Deze gronden komen op grond van de bodemkaart relatief versnipperd in het plangebied voor, te weten onder andere tussen kilometer 41.0-42.0 en kilometer 42.0-43.0. Archeologisch gezien zijn zowel enkeerdgronden als laarpodzolgronden bijzonder, doordat hun aanwezigheid het oude, begraven oppervlak van vóór de Late Middeleeuwen (en daarmee tevens het archeologisch relevante niveau) heeft behoed voor tal van verstoringen (van Doesburg e.a., 2007). Beekeerdgronden (in leemarm tot matig lemig fijn zand; pZg23, pZg21) Beekeerdgronden zijn gronden met een zwarte, wat roestige bovengrond, die meestal 25 tot 35 cm dik is. De ondergrond bestaat uit grijs en niet-roestig zand, waarbij de dieper gelegen, niet-geaëreerde delen van de bodem zelfs blauwachtig grijs zijn (De Bakker, 1966). Landschappelijk gezien komen deze gronden in de meest laag gelegen delen van het Pleistocene deel van Nederland voor, zoals in beekdalen. Volgens de bodemkaart bestaat het overgrote deel van het plangebied uit beekeerdgronden. Dit is vooral een gevolg van de slechte afwateringscondities in het plangebied. Gooreerdgronden (in leemarm fijn zand; Zn21G) Gooreerdgronden zijn lage zandgronden, die een zwarte bovengrond hebben met een dikte van 20 tot 40 cm. De ondergrond bestaat bij deze gronden eveneens uit grijs, niet roestig zand, dat veelal leemarm is. Soms heeft verkleuring van de ondergrond plaatsgevonden als gevolg van de inspoeling van humusstoffen. Vaak worden deze gronden aangetroffen in gebieden op de overgang van lage eerdgronden naar relatief hoger gelegen podzolgronden. De naam “goor” refereert naar laag gelegen moerassig land en is een veel voorkomende naam in het oosten van Nederland (de Bakker, 1966). Gooreerdgronden komen naar verwachting vooral in het westelijk deel van het plangebied voor, tussen kilometer 39.0 en 40.5. Moerige eerdgronden (vWz) Moerige eerdgronden is een verzamelnaam voor alle gronden met een dunne venige bovengrond of een dunne veenlaag aan de oppervlakte, waarvan de minerale ondergrond niet slap is. Dit is altijd op zand en betreffen voornamelijk venige gronden in beekdalen (venige lage zandgronden; de Bakker, 1966). Moerige eerdgronden zijn volgens de bodemkaart in het uiterste westen van het plangebied te verwachten, rond kilometer 39.0.
12
ARCADIS
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Knooppunt Hoevelaken, deeltracé A1, kilometer 38.88-44.5 Geologisch
Midden-Nederlands zandgebied
deellandschap Geomorfologische
Diversen (Bijlage 1)
eenheid Bodemeenheid
Diversen (Bijlage 2): kalkrijke poldervaaggronden; lichte zavel (Mn15A-VI), lichte klei (Mn35A-VI), zware klei (Mn45A-VI)
Tabel 3: Landschap.
077506375:ADefinitief
ARCADIS
13
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
3 3.1
Archeologie INLEIDING
Om een archeologische verwachting voor een gebied op te kunnen stellen, is eerst kennis nodig van de reeds bekende archeologische waarden, en van de verwachting die voor het gebied geldt. In dit hoofdstuk zullen de bekende archeologische waarden en verwachtingen uit verschillende bronnen beschreven worden.
3.2
ARCHEOLOGISCHE WAARDEN
In het onderzoeksgebied zijn archeologische onderzoeken en waarnemingen gedaan. In totaal betreft het elf geregistreerde archeologische waarnemingen (zie Bijlage 3 en 4). Daarnaast liggen in het onderzoeksgebied twee archeologische monumenten c.q. terreinen van hoge archeologische waarde (geen wettelijk beschermde status):
Monument 12.297 (Vathorst, nabij km 43.0).
Monument 12.298 (Veenweg/Hoge Steeg; De Koekoek, tussen km 41.5 en 42.0).
Archeologische waarden dateren uit de periode van het Mesolithicum (8.800 – 4900 voor Chr.) tot en met de Late Middeleeuwen (1000 – 1500 na Chr.) / Nieuwe tijd (1500 – heden). De diepteligging varieert in het plangebied van direct onder de bouwvoor tot 2,0 m onder maaiveld. Archeologische waarden liggen voornamelijk op dekzandruggen en zijn lokaal afgedekt door oude bouwlanddekken (esdekken / enkeerdgronden). Op de hogere dekzandruggen is over het algemeen sprake van een hoge dichtheid aan archeologische waarden, waarbij de complexiteit van de archeologische structuren ook groter is. De lager gelegen gebieden kennen een lagere vondstdichtheid, maar dit kan verband houden met de afdekking met veen. Naar verwachting komen onder het veen dekzandkopjes voor, waarop zich steentijdvindplaatsen bevinden. Door hun hoogteligging zijn de hogere dekzandruggen vaak afgetopt als gevolg van (sub-)recente bodemingrepen en erosie. Desalniettemin blijkt uit diverse archeologische onderzoeken, waaronder die van de Hoef (tussen km 21.5-27.0), dat op afgetopte dekzandruggen wel degelijk archeologische waarden te verwachten zijn. Op diverse locaties zijn grondsporen uit de IJzertijd aangetroffen, waaronder van huisplattegronden. Duidelijke nederzettingsterreinen uit het Mesolithicum en het Neolithicum ontbreken vooralsnog. Vaak betreft het losse vondsten of kleine concentraties van bewerkt vuursteen. Archeologische complextypen variëren van nederzettingsterreinen met huisplattegronden tot een kloosterterrein, middeleeuwse ontginningslinten met huisterpjes, houtskoolmeiers, esgreppels, sporen van tabaksschuren en paalsporen.
14
ARCADIS
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
4
Historische situatie
Het A1-tracé, tussen kilometer 38.88 en 44.5, ligt in een dekzandlandschap dat precies op de overgang ligt van de stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe naar een laag gelegen en vochtig hoogveengebied. Daarbij behoren de relatief hogere en drogere zandgronden tot het Hoogland, dat oorspronkelijk door De Hoef in het oosten en Coelhorst in het westen werd begrensd (Broer, 1992). Binnen het gebied bestonden sterke reliëfverschillen, die werden veroorzaakt door de aanwezigheid van zandruggen en paraboolduinen. Deze komen in heel het plangebied voor. Ten noorden van het Hoogland bevond zich een uitgestrekt veengebied, het Hooglanderveen. Veen ligt in het plangebied rond kilometer 39.0 en direct westelijk hiervan. Op de hoge delen in het Hoogland vestigden zich al vroeg mensen. Er is onder meer bewerkt vuursteen uit de prehistorie gevonden. Ten noorden van Amersfoort, nabij Emiclaer en op de Wieken-Vinkenhoef (vlakbij het plangebied), zijn reeds diverse huisplattegronden uit de IJzertijd en Romeinse tijd aangetroffen, die op intensieve bewoning duiden. Maar veel archeologische vindplaatsen op het dekzand zijn vermoedelijk aangetast door recente landbouwactiviteiten en opgenomen in de bouwvoor. Onder het veen kunnen vindplaatsen beter bewaard zijn gebleven, vooral in het overgangsgebied naar de Heuvelrug. Vanaf de 9de eeuw vonden reeds ontginningen plaats van de woeste gronden, waarbij percelen in een onregelmatig blokvormig patroon werden aangelegd. Ook werden kleine nederzettingen gesticht (Blijdenstijn, 2005). Deze groeiden echter nooit uit tot een dorp en bleef vaak beperkt tot een enkele boerderij. Het Hooglanderveen werd vermoedelijk als meente gebruikt, aangezien het te drassig was voor bewoning. Vanaf de 11de eeuw werden de hoge dekzandkoppen en -ruggen meer systematisch in cultuur genomen. Er ontstonden op de koppen en ruggen zogenaamde kampen. Deze kampen hadden een ovale of ronde vorm en zijn vooral direct langs de beken te vinden. Bij de kamp ontstonden boerderijplaatsen. In sommige gevallen werden de boerderijen omgracht en versterkt, vermoedelijk vanwege de politieke onrust in die tijd tussen Het Sticht (Utrecht) en Gelre (Gelderland). In die tijd is eveneens door de Bisschop Godfried van Rhenen Kasteel Stoutenburg opgericht langs de Barneveldse Beek, even ten zuidoosten van het plangebied. Op de doorlopende ruggen, die tussen de beekdalen in het gebied lagen zijn evenwijdig aan de beek de eerste wegen aangelegd. Deze wegen zijn aan hun bochtig karakter te herkennen en hebben een overwegend oost-westelijke oriëntatie. Voorbeelden hiervan zijn de Hogeweg (langs de Barneveldse Beek) en de Koedijkerweg (langs de Esveldse beek). In tegenstelling tot de vroege occupatie van de hoge delen, kwam de ontginningen van de lager gelegen veengebieden pas vanaf de 12de eeuw op gang. Dit lag onder meer aan de intensiviteit van de ontginningen rondom De Bilt in de voorgaande perioden, waardoor dit gebied links bleef liggen. Het gebied ten zuidoosten (Hamersveld) en noordwesten van het plangebied (Hooglanderveen) werd ontgonnen door de Sint-Paulusabdij uit Utrecht, terwijl het te ontginnen gebied rondom Hoevelaken door de bisschop (de landheer) als erfelijk goed aan de Heren van Hoevelaken werd gegeven (Blijdenstijn, 2005; Broer, 1992).
077506375:ADefinitief
ARCADIS
15
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
In het Gelderse deel van de Gelderse Vallei werden de ontginningen geregeld door de graaf (later Hertog) van Gelre, die grond verkocht aan een groep ontginners om het gebied in gebruik te nemen. Bij deze verkoop werden de rechten en plichten van de “copers” geregeld, evenals de lengte en breedte van de kavels (Haartsen, 2009). De eerste systematische ontginning in het plangebied was Zeldert. De verkaveling werd vanaf de Over Zeldertsche dijk uitgezet, welke lag in het traject Van de Weteringstraat – Heideweg – Veenweg. Bij laatstgenoemde weg snijdt deze dijk het plangebied. Deze dijk is exact aangelegd op de overgang van het dekzand naar het veen. Op ongeveer een kilometer ten noorden van deze dijk kwam tussen de Slaagseweg en de Bunschoterstraat een nieuwe ontginningsbasis te liggen, de Zeldertseweg. De bewoning concentreerde zich hier op kleine huisterpjes op dekzandkopjes die deze weg kruisten. De volgende ontginningsfasen richten zich vervolgens op ontginningen ten westen van de Bunschoterstraat, buiten het plangebied (Veenestraat). Vanaf deze weg werden de polder Duist ontgonnen in oostelijke richting. Aan de zuidzijde lag de Kalveensche Wetering. In 1492 werd in zuid-noord richting de Bovenduisterwetering gegraven, een lange afwatering die uitmondt in de Zuiderzee. De wetering scheidt de Neder en Boven Duist van elkaar. Hierlangs werd de Nieuwe Weg (de Groene weg) aangelegd. Langs deze weg ontstond ter plaatse van Zevenhuizen enige lintbebouwing. De copeontginningen bij Hamersveld, die rond 1130 door de Paulusabdij werden georganiseerd, werden uitgevoerd vanaf de Hamersveldseweg, die als ontginningsbasis werd aangelegd tussen de Moorsterbeek en de Grift. Achtereenvolgens worden daarmee de blokken Hamersveld, Asschat en Leusbroek ontgonnen. Bij de ontginningen rondom het plangebied werden vanaf de ontginningsbasis - de weg van Amersfoort naar Voorthuizen (in het verlengde van de Lageweg) - lange rechte sloten het veen in getrokken tot aan de Hoevelakense beek aan de zuidzijde. Zo ontstond een zogenaamd slagenlandschap met lange rechte percelen, die van elkaar gescheiden werden met sloten. Langs het ontginningslint ontstond Hoevelaken, dat voor het eerst in 1132 werd genoemd (als Hovelaken en Hoflake). Het patroon van het cultuurhistorische landschap is daarmee reeds in de Middeleeuwen bepaald. Ondanks dit vonden in de perioden erna nog diverse ingrijpende ontwikkelingen plaats in het landschap. Deze zullen hieronder aan de hand van diverse historische en cultuurhistorische kaarten (o.a. kadasterkaarten 1811-1832, Topografische militaire kaarten 1830-1850, Bonnebladen 1870, 1891, 1909, 1920 en 1931, Topografische kaarten 1952, 1962, 1973, 1982, 1989 en 1994 ) worden besproken (niet afgebeeld). De aanleg van de Grebbelinie De natte omstandigheden in de Gelderse Vallei veroorzaakten veel problemen met betrekking tot de waterhuishouding in het gebied, maar hadden ook een voordeel. Door het vele water vormde het een goede locatie voor de aanleg van een waterlinie. Tijdens de Tachtigjarige oorlog (1568 en 1648) bestond reeds het plan om tussen Amersfoort en Rhenen een vijftal schansen aan te leggen. Na 1672 stelde Menno van Coehoorn een nieuw plan voor, voor een vertragingslinie op dit traject. Het duurde echter tot 1741 voordat er in de Gelderse Vallei een liniewal met keerdijken werd aangelegd. De liniedijk werd oostelijk om Amersfoort heen gelegd en sloot aan op de Eemdijk. Rond 1800 werden op de dwarskaden bij Amersfoort de voorposten Glashut en Krachtwijk aangelegd.
16
ARCADIS
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Valleikanaal en bekenkanalisatie De waterbeheersing in de Gelderse Vallei is over de jaren heen altijd problematisch geweest. Er traden zelfs doorbraken op tegen het einde van de 19de eeuw, waardoor het centrum van Amersfoort onder water kwam te staan. Daarop is men begonnen diverse kanalen te graven om de waterproblematiek het hoofd te bieden. De beslissing heeft even op zich laten wachten, omdat lange tijd geen beslissing werd genomen over de omvang van een kanaal en of deze uitsluitend voor afwatering zou zijn of ook voor scheepvaart. Uiteindelijk koos men voor een kanaal, dat uitsluitend voor de afwatering diende, mede omdat het Merwedekanaal reeds bij Utrecht werd aangelegd. Dit kanaal, het Valleikanaal, werd tussen 1937 en 1948 aangelegd. Aanleg van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle Het plangebied wordt doorsneden door de spoorlijn van Utrecht naar Kampen, die via station Amersfoort en Zwolle loopt. Deze lijn staat bekend als de Centraalspoorweg en is rond 1863-65 aangelegd. Uitbreidingen van de bebouwde kom van Amersfoort en de aanleg van de rijkswegen Op kaartmateriaal vanaf het begin van de 19de eeuw is te zien hoe het plangebied overwegend in agrarisch gebied gelegen is. Daarbij is sprake van een diversiteit van verkavelingspatronen, waarbij de onregelmatige blokvorm op relatief oude verkaveling wijst, waar zich relatief ondiep zand in de ondergrond bevindt, en de meer langwerpige percelen op meer natte gronden, die in de loop der eeuwen zijn ontgonnen. Pas vanaf het midden van de 20ste eeuw zijn sterke veranderingen in het plangebied waar te nemen, waaronder een explosieve groei van de bebouwing in Amersfoort. Daarbij is het in een kort tijd (tussen 1962 tot heden) zodanig uitgebreid, dat vanaf de oude kern van Amersfoort tot aan de snelweg het gebied bebouwd is geraakt met de wijk Hoogland en het bedrijventerrein De Hoef. Het oude cultuurlandschap, met daarbinnen diverse 14de en 15de eeuwse boerderijplaatsen zijn zodoende opgenomen in de bebouwde kom of zelfs verdwenen (De Hoef). De meest grote ingreep in het landschap en het plangebied zijn zonder meer de aanleg van de rijkswegen en het knooppunt Hoevelaken zelf. Knooppunt Hoevelaken is geopend in de periode 1952-1954 als rotonde die de snelweg Amersfoort – Hoevelaken – Nijkerk aansloot op de nieuwe rijksweg A1 (Baarn – Hoevelaken – Terschuur, Afbeelding 3 links). Beide snelwegen hadden toen nog een rijstrook per richting. De verbinding met de Stichtse Rotonde werd in 1962 opengesteld. Dit was zeer belangrijk voor de stad Amersfoort omdat deze daarmee werd ontlast van al het doorgaande verkeer. De snel toegenomen verkeerstoestroom leidde tussen 1966 en 1968 ertoe dat het tijdelijk werd omgebouwd tot een zogenaamd stuiverknooppunt. Het huidige klaverblad dateert in zijn huidige vorm in 1971 (Afbeelding 3 rechts; bron: Startnotitie Rijkswaterstaat).
Afbeelding 3: Oude luchtfoto's van de ontwikkeling van het knooppunt Hoevelaken. Links de situatie in de periode 1952-1954 met linksboven boerderij de Hoef. Rechts de situatie na voltooiing op 21 december 1971.
077506375:ADefinitief
ARCADIS
17
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
5 5.1
Gespecificeerde archeologische verwachting INLEIDING
Op dit moment is de exacte omvang van de geplande ingrepen in het plangebied niet bekend. Op basis van de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied zijn zowel ophogingswerkzaamheden als graafwerkzaamheden te verwachten. Er wordt binnen dit onderzoek rekening mee gehouden dat in het gehele plangebied de bodem tot in het dekzand zal worden verstoord. Op basis van het bureauonderzoek zijn vanuit de resultaten de volgende gespecificeerde archeologische verwachtingen te distilleren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in hoog, middelhoog en laag gelegen delen in het pleistocene dekzandlandschap.
5.2
HOOG GELEGEN DELEN
Hoog gelegen delen Archeologisch-Landschappelijke ligging
Hoge dekzandruggen
Kans op archeologische waarden
Hoog
Periode
Laat-Paleolithicum B – Nieuwe tijd
Complextypen
Nederzettingen, sporen van landgebruik, grafvelden
Stratigrafische positie
Top dekzand
Verwachte fysieke kwaliteit
Door de verwachte ondiepe ligging van dekzandrug, is naar verwachting de top van het dekzand verploegd of aangetast.
Tabel 4: Gespecificeerde verwachting voor hoog gelegen delen in het pleistocene dekzandlandschap.
18
ARCADIS
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
5.3
MIDDELHOOG GELEGEN DELEN
Middelhoog gelegen delen Archeologisch-Landschappelijke ligging
Kleine dekzandkoppen en –welvingen.
Kans op archeologische waarden
Middelhoog-Hoog.
Periode
Laat-Paleolithicum B – IJzertijd, Middeleeuwen (vanaf 9de eeuw), Nieuwe tijd.
Complextypen
Nederzettingen, sporen van landgebruik, grafvelden.
Stratigrafische positie
Top dekzand.
Verwachte fysieke kwaliteit
De top kan aangetast zijn (verploegd), maar mogelijk ook intact zijn gebleven als gevolg van de afdekking door een plaggendek (kamp) of de overgroeiing met veen.
Tabel 5: Gespecificeerde verwachting voor middelhoog gelegen delen in het pleistocene dekzandlandschap.
5.4
LAAG GELEGEN DELEN
Laag gelegen delen Archeologisch-Landschappelijke ligging
Dekzandvlakten.
Kans op archeologische waarden
Laag-Middelhoog.
Periode
Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd.
Complextypen
Nederzettingen (lintbebouwing), huisterpen, sporen van landgebruik.
Stratigrafische positie
Top ophoogpakket, veen. Nederzettingen worden daarbij verwacht langs de ontginningsassen.
Verwachte fysieke kwaliteit
De top kan aangetast zijn (verploegd) of aangetast door de aanwezigheid van bebouwing. Vaak zijn de oude nederzettingen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd in het gebied ook nog bebouwd gebleven.
Tabel 6: Gespecificeerde verwachting voor laag gelegen delen in het pleistocene dekzandlandschap.
5.5
VERWACHTINGSKAARTEN DEELGEBIEDEN
Voor wat betreft de begrenzingen van de archeologische verwachtingen in het plangebied zijn de meest specifieke diegene die op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaarten voorhanden zijn. Dit betreft voor onderhavig deeltracé de gemeentelijke archeologische verwachtingskaarten van Amersfoort en Bunschoten. Het deeltracé A1, tussen kilometer 38.88 en 44.5, beslaat kaartbladen 1a (westelijk deel), 1b (oostelijk deel) en de westelijke helft van kaartblad 2 van het totale plangebied ‘Verbetering knooppunt Hoevelaken’, zoals afgebeeld in afbeelding 1. Op basis van bovengenoemde gemeentelijke kaarten, alsook op basis van aanvullende informatie uit Archis (monumenten, waarnemingen, onderzoeksmeldingen) zijn in Bijlage 4 verwachtingskaarten met kilometrering vervaardigd. De ondergrond van deze kaarten zijn de 'bestaande situatie incl. IenM-grens'kaarten van Rijkswaterstaat. De kaartbladen beslaan de volgende delen van het deeltracé:
Blad 1a: km 38.88 tot km 41.00.
Blad 1b: km 41.00 tot km 43.40.
Blad 2 (westelijk deel): km 43.40 tot km 44.5
077506375:ADefinitief
ARCADIS
19
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
6 6.1
Conclusies en aanbevelingen CONCLUSIES
Het plangebied ligt in de overgangszone van de stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe naar het lager gelegen Eemland en de Gelderse Vallei. Archeologisch gezien vormt deze zone een zeer interessant gebied door het voorkomen van een divers landschap met lokale hoogteverschillen en landschapselementen waarop bewoning mogelijk was. Dit blijkt uit de diversiteit van de archeologische resten die bij verschillende onderzoeken in en nabij het plangebied zijn aangetroffen. Daarbij zal het voorkomen van dekzandwelvingen (hetzij ruggen of koppen) bepalend zijn geweest voor de locatiekeuze van bewoning. Deze bewoning zal in tijd en ruimte hebben gevarieerd, aangezien reeds vanaf het Mesolithicum sprake was van een verdrinkend landschap door de stijging van de grondwaterspiegel in het gebied. Dit houdt in dat lagere flanken, die gedurende de steentijd bewoonbaar waren, in de metaaltijden te nat waren en geleidelijk zijn afgedekt met veen. Bewoningssporen uit latere perioden worden daarom juist op de hogere delen van het landschap verwacht, d.w.z. de gebieden waar het dekzand relatief ondiep ten opzichte van het maaiveld voorkomt. Omdat het plangebied direct langs een snelweg ligt, is het niet uit te sluiten dat er bodemingrepen in het plangebied hebben plaatsgevonden. Met name ter hoogte van Amersfoort, waar zich naar verwachting het dekzand direct onder de bouwvoor bevindt, is de kans op bodemverstoring groot. Dit is gebleken uit diverse archeologische onderzoeken, onder meer aan de zuidwestkant van het knooppunt van Hoevelaken (de Hoef). Anderzijds zijn er ook op diverse plekken vindplaatsen aangetroffen die ondanks de aftopping van het dekzand archeologisch gezien nog grotendeels aanwezig waren. Het plangebied is in dit bureauonderzoek verdeeld in drie deelgebieden, elk gebaseerd op de deelbladen van de RWS tekeningen van de huidige situatie (zie Afbeelding 1 en Bijlage 4). Alle gradaties van archeologische verwachting komen voor in elk deelgebied, maar de dominante archeologische verwachting per deelgebied inclusief kilometrage is als volgt:
Blad 1a en b: laag en middelhoog (km 38.880 tot km 43.400);
Blad 2: hoog (km 43.400 tot km 44.500).
Op basis van de beschikbare gegevens is het niet mogelijk een meer gespecificeerde archeologische verwachting te bieden, dan de gemeentelijke verwachtingskaarten voor het plangebied geven. In de hoger gelegen zones, de gebieden waar het dekzand relatief ondiep ten opzichte van het maaiveld voorkomt, ontbreekt het aan informatie omtrent de bodemopbouw en de mate van intactheid van de bodem. In de zones, waar het dekzand dieper ligt, is geen nauwkeurige informatie voorhanden over de top van het Pleistocene zand. Kennis hiervan is van belang om de landschapsgenese te kunnen reconstrueren.
20
ARCADIS
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Het in beeld krijgen van de landschapsgenese zou daarom meer inzicht moeten geven in het voorkomen van kleine dekzandopduikingen en het voorkomen van beeklopen.
6.2
ADVIES
Bepalend voor de selectie van nader te onderzoeken delen van het tracé zijn reliëfverschillen, mate van bodemintactheid en bodemopbouw. Op grond van het bureauonderzoek is deze selectie vooralsnog niet te maken en kan de archeologische verwachting niet nader worden gespecificeerd dan op de verwachtingskaarten in Bijlage 4 is aangegeven. Om de archeologische verwachting daadwerkelijk te kunnen specificeren tot op het niveau dat heldere en eenduidige keuzes kunnen worden gemaakt voor nader onderzoek, adviseren wij een verkennend booronderzoek uit te voeren. Dit onderzoek dient plaats te vinden op die delen van het tracé waar niet eerder bodemingrepen hebben plaatsgevonden, waar een middelhoge of hoge archeologische verwachting geldt en waar naar verwachting bodemingrepen en/of ophogingen (kans op zetting) zullen plaatsvinden ten behoeve van onderhavig project. Dit onderzoek heeft tot doel meer en gedetailleerdere informatie te verzamelen betreffende de reliëfverschillen, mate van bodemintactheid en bodemopbouw in het plangebied (zie tabel 7). Gezien de omvang van het plangebied en het feit dat de aard en diepte van de toekomstige ingrepen nog niet bekend zijn, stellen wij voor om een boorafstand van 100 m tussen elke boring aan te houden en daarmee een eerste indruk te krijgen van het landschap. De exacte locatie van deze boringen is afhankelijk van de begrenzing van de toekomstige werkzaamheden: er zou daar geboord moeten worden, waar ook daadwerkelijk ingrepen gaan plaatsvinden. Daarbij is het wel zaak om niet te dicht langs het bestaande asfalt te boren, in verband met bodemverstoring in het verleden door aanleg van de wegen, alsook de (mogelijke) aanwezigheid van kabels en leidingen. De exacte afstand van de boringen vanuit de kant van de weg kan nader worden gespecificeerd als er meer informatie bekend wordt over de ingrepen. Op basis van de resultaten van deze boringen kan dan een selectie worden gemaakt van eventueel nader te onderzoeken deelgebieden, als de resultaten hier aanleiding toe geven en de bevoegde overheid dit eist. Dit advies dient door de initiatiefnemer te worden voorgelegd aan het Bevoegd Gezag, in dit geval de Minister van Infrastructuur en Milieu, geadviseerd door Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed . Het Bevoegd Gezag zal het advies beoordelen en kan van het door ARCADIS gegeven advies afwijken.
077506375:ADefinitief
ARCADIS
21
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Rijksweg
Kilometrering
Verwachting
Tijdsperiode
Onderbouwing
Advies
A1
Begin 38.88
Eind 39.3
laag
Dekzandvlakte
Geen vervolgonderzoek
A1
39.3
39.6
hoog
Dekzandwelving
Booronderzoek
A1
39.6
40.4
laag
Dekzandvlakte
Geen vervolgonderzoek
A1
40.4
41.5
middelhoog
Dekzandwelving
Booronderzoek
A1
41.5
41.7
middelhoog
Dekzandwelving
Booronderzoek
A1
41.7
43.3
middelhoog
Dekzandwelving
Booronderzoek
A1
43.3
44.5
hoog
Late Middeleeuwen Nieuwe tijd Laat-Paleolithicum B - IJzertijd, Middeleeuwen, Nieuwe tijd Late Middeleeuwen Nieuwe tijd Laat-Paleolithicum B - IJzertijd, Middeleeuwen, Nieuwe tijd Laat-Paleolithicum B - IJzertijd, Middeleeuwen, Nieuwe tijd Laat-Paleolithicum B - IJzertijd, Middeleeuwen, Nieuwe tijd Laat-Paleolithicum B - Nieuwe tijd
Hoge dekzandrug
Booronderzoek
Tabel 7 Verwachting en advies.
22
ARCADIS
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Bronnen Archeologische kaarten en databestanden:
Archeologisch Informatie Systeem II (Archis2), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007.
Archeologische Monumenten Kaart (AMK), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007.
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, 3e generatie, IKAW, Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), Amersfoort, 2008.
www.ahn.nl
www.ruimtelijkeplannen.nl
www.watwaswaar.nl
www.bodemloket.nl
www.dinoloket.nl
Literatuur:
Alterra, 2005. De geomorfologische kaart van Nederland, Wageningen.
Bakker, H. de, 1966. De subgroepen van het systeem voor bodemclassificatie voor Nederland. In: Boor en Spade.
Bakker, H. de en J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus. Wageningen.
Berendsen, H.J.A., 2005. Landschappelijk Nederland. Assen (Fysische Geografie van Nederland). Derde, geheel herziene druk.
Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). Vierde, geheel herziene druk.
Broer, C.J.C., 1992. Ontginningen in Eemland in de Middeleeuwen, Maandblad Oud-Utrecht jaargang 65, nr. 2 p. 20-31.
Loo, H. van het, 1997. Bodemkaart van Nederland, schaal 1 : 50 000. Toelichting bij het herziene kaartblad 32 Oost Amersfoort Wageningen, DLO-Staring Centrum.
Haartsen, A., 2009. Ontgonnen Verleden. Regiobeschrijvingen provincie Gelderland. Bureau Lantschap. Rapport DK nr. 2009/dk116-f. Ede.
Maarleveld, G. C. en R. P. H. P. van der Schans, 1961: De dekzandmorfologie van de Gelderse Vallei. Tijdschr. Kon. Ned. Aardrijksk. Gen. 78, 22-35.
Meens, D., 2010. OWAB/MER A28 Utrecht-Amersfoort Archeologisch Bureauonderzoek. ARCADIS, ’s- Hertogenbosch.
Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Houten.
Pape, H.G. & T. Nales 2013: Bureauonderzoek archeologie. Verbetering knooppunt Hoevelaken (Gemeenten Amersfoort, Barneveld, Bunschoten, Leusden en Nijkerk). ARCADIS, ’s-Hertogenbosch.
Zagwijn, W.H., Van Staalduinen, C.J., 1975. Toelichtingen bij Geologische overzichtskaarten van Nederland. Rijks Geologische Dienst, Haarlem.
077506375:ADefinitief
ARCADIS
23
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Bijlage 1
24
ARCADIS
Geomorfologische kaart
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
077506375:ADefinitief
ARCADIS
25
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Bijlage 2
26
ARCADIS
Bodemkaart
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
077506375:ADefinitief
ARCADIS
27
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Bijlage 3
28
ARCADIS
Overzicht Archis-2
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Definitie onderzoeksgebied Het onderzoeksgebied is gedefinieerd als het tracé van de A1, tussen kilometer 38.88 en 44.5 (zie hoofdstuk 3), met 200 m buffer aan weerszijden. In dit hoofdstuk worden de archeologische verwachtingen, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen in het onderzoeksgebied afzonderlijk besproken voor wat betreft tracévlak 1 (1a en 1b) en tracévak 2. Archeologische verwachting De gradatie in archeologische verwachting in het onderzoeksgebied, van laag naar hoog, is gerelateerd aan een combinatie van bodemkundige en geomorfologische factoren; drogere en hoger gelegen delen van het landschap hebben een overwegend hogere verwachting dan nattere en lager gelegen delen. De verwachtingszones zijn waar mogelijk bekeken op het niveau van de gemeentelijke beleidskaarten:
Het oostelijk deel van het onderzoeksgebied (kaartblad 2 in Bijlage 4) heeft een overwegend hoge verwachting, die samenhangt met vermoedelijk een brede en hoge, paraboolvormige dekzandrug. De middelhoge verwachting is voornamelijk gerelateerd aan de flanken van deze dekzandrug, dat wil zeggen het voorkomen van laarpodzolgronden en beekeerdgronden. Op de hoogste delen worden enkeerdgronden verwacht.
Het centraal deel van het onderzoeksgebied (kaartbladen 1b in Bijlage 4) heeft een overwegend middelhoge archeologische verwachting. De middelhoge verwachting is voornamelijk gerelateerd aan het voorkomen van lage dekzandwelvingen met overgangen van laarpodzolgronden naar beekeerdgronden.
Het westelijk deel van het onderzoeksgebied (kaartbladen 1b in Bijlage 4) heeft grotendeels een lage archeologische verwachting, vanwege de aanwezigheid van relatief laag gelegen beekeerdgronden, moerige eerdgronden en, naar verwachting ook, gooreerdgronden. In westelijke richting gaan deze over in waardveengronden (veengebied). Het betreft dus de laagst gelegen zone binnen het plangebied. Ter hoogte van kilometer 39.5 ligt een dekzandkop. Deze heeft een hoge archeologische verwachting. Hier zijn dan ook nederzettingssporen uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd gevonden (Archis-waarnemingsnr. 412.038). In oostelijke richting gaat het laag gelegen gebied, ter hoogte van kilometer 40.5 over in dekzandwelvingen. Deze lijken de flank van de brede en hoge, paraboolvormige dekzandrug in het oostelijke deel van het plangebied te vormen en hebben daarom een middelhoge archeologische verwachting.
Archeologische monumenten In het onderzoeksgebied liggen twee terreinen van hoge archeologische waarde, die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) staan aangegeven, te weten: Monumentnr.
Monumentstatus
Toponiem
Beschrijving
12.297
Hoge
Vathorst
Terrein met sporen van bewoning uit de perioden
archeologische
Mesolithicum – IJzertijd en Vroege Middeleeuwen,
waarde
gelegen op een dekzandrug.
Monumentnr.
Monumentstatus
Toponiem
Beschrijving
12.298
Hoge
Veenweg/Hoge
Terrein met sporen van bewoning uit de perioden
archeologische
Steeg; De
Mesolithicum – IJzertijd en Vroege Middeleeuwen,
waarde
Koekoek
gelegen op een dekzandrug.
077506375:ADefinitief
ARCADIS
29
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Waarnemingen In het onderzoeksgebied zijn 11 waarnemingen gedaan, die in Archis zijn gemeld: Waarnemingsnr.
Toponiem
Beschrijving
105.444
-
Vondsten gedaan tijdens veldverkenning op een dekzandrug: het weinige vondstmateriaal is in het veld verspreid over twee percelen aangetroffen op de top en flanken van de dekzandrug. De dekzandrug wordt doorsneden door kavelsloten; de vindplaats is in het noorden mogelijk verstoord door een brede wetering en wegcunet. Booronderzoek heeft uitgewezen dat de podzol geheel is afgetopt of is opgenomen in de bouwvoor; aan de voet van de flanken heeft zicht geen podzol gevormd. De bovenkant van de pleistocene ondergrond ligt op een diepte van 0 tot 40 cm –Mv. Vondsten: vuursteen uit de periode Mesolithicum – Neolithicum.
Waarnemingsnr.
Toponiem
Beschrijving
105.451
-
Vondsten gedaan tijdens veldverkenning op een dekzandrug: vuursteen kling uit de periode Mesolithicum – Neolithicum.
Waarnemingsnr.
Toponiem
Beschrijving
43.292
Zeldertse Weg
Kartering van mogelijke terpen langs de Zeldertse Weg uit de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd.
Waarnemingsnr.
Toponiem
Beschrijving
412.038
Nieuwlandseweg
Opgraving op een dekzandrug. Nederzettingssporen (paalsporen,
35;
greppels) en vondsten (aardewerk, glas, metaal, kalksteen, vuursteen) uit
Ganzenboerderij
de periode Neolithicum – Nieuwe Tijd.
Waarnemingsnr.
Toponiem
Beschrijving
43.301
Nieuwland
Vondsten gedaan tijdens veldverkenning op een dekzandrug: vuurstenen afslagen en werktuigen uit de periode Mesolithicum – Neolithicum.
Waarnemingsnr.
Toponiem
Beschrijving
422.109
Nieuwland V
Opgraving op een dekzandrug. Nederzettingssporen (haardkuilen, paalsporen, greppels) en vondsten (vuursteen, aardewerk, metaal) uit de periode Paleolithicum – Nieuwe Tijd.
Waarnemingsnr.
Toponiem
Beschrijving
419.001
’t Haartje, bij
Particuliere oppervlaktevondst van een zilveren (legering met koper)
nieuwe randweg
hanger uit de Nieuwe Tijd. Afbeeldingen van Maria en tekst ‘Ave Maria’.
Nieuwland
Waarnemingsnr.
Toponiem
Beschrijving
410.142
-
Vondsten gedaan tijdens een opgraving op een dekzandrug/dekzandplateau. Vondsten bestaan onder andere uit keramiek en dateren uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd.
30
ARCADIS
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Waarnemingsnr.
Toponiem
Beschrijving
43.343
Afslag Rijksweg
Waarneming gedaan in nieuw getrokken tracé; greppeltjes gezien in
A1
slootprofiel. Vuursteen en steengoed aangetroffen uit de periode Paleolithicum – Nieuwe Tijd.
Waarnemingsnr.
Toponiem
Beschrijving
43.336
Afslag Rijksweg
Waarneming gedaan bij de nieuw aan te leggen afslag van de rijksweg A1.
A1
De bovengrond was hier wel al omgezet, maar nog niet verwijderd. Gezien is een dikke laag zwarte grond van ca. 150 cm. Aardewerk en steengoed aangetroffen uit de Nieuwe Tijd.
Waarnemingsnr.
Toponiem
Beschrijving
55.358
Vathorst VIII –
Vondsten die zijn gedaan tijdens enkele opgravingen in het kader van de
wegtracé
Vinex-locatie Vathorst (2002); het gebied bij de Heideweg. Hoewel in
Duisterweg –
Archis dateringen staan die de periode van het Laat-Paleolithicum tot en
Calveense weg
met de Nieuwe tijd beslaan, is het merendeel van het aangetroffen materiaal niet exact te dateren, dan wel lijkt het voornamelijk uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd te dateren.
Vondstmeldingen In het onderzoeksgebied staan geen vondstmeldingen geregistreerd. Onderzoeksmeldingen In het onderzoeksgebied zijn meerdere onderzoeksmeldingen geregistreerd. Deze zullen in dit bureauonderzoek niet separaat besproken worden, omdat alle relevante informatie die van belang is voor het specificeren van de archeologische verwachting reeds verwoord is in de hierboven beschreven monumenten en waarnemingen. Deze monumenten en waarnemingen zijn tevens gekoppeld aan de uitgevoerde onderzoeken en vatten daarmee al de resultaten samen. Daarbij gaat het bij de onderzoeksmeldingen in veel gevallen ook om bureauonderzoeken, die geen nieuwe primaire informatie geven en alleen samenvattingen geven. Samenvatting De monumenten in het onderzoeksgebied tonen voornamelijk bewoning aan op dekzandruggen (al dan niet onder een plaggendek), uit de perioden Mesolithicum – IJzertijd en Middeleeuwen. Ook de middeleeuwse bewoning wordt in deze omgeving op dekzandruggen aangetroffen. Het gaat bij de waarnemingen in het onderzoeksgebied – net als bij de monumenten – voornamelijk om bewoning uit de perioden Mesolithicum – IJzertijd en Middeleeuwen, op de verschillende dekzandruggen in het landschap. In het onderzoeksgebied zijn vele veldverkenningen uitgevoerd, waarbij vooral aardewerk is aangetroffen uit alle perioden van Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd en vuursteen uit de periode Neolithicum – IJzertijd. In het plangebied kunnen dus uit alle perioden, van de Steentijd tot en met de Nieuwe Tijd, sporen en vondsten worden aangetroffen op de hoger gelegen delen van het landschap, voornamelijk op de flanken en toppen van dekzandruggen.
077506375:ADefinitief
ARCADIS
31
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Bijlage 4
32
ARCADIS
Archeologische verwachtingskaarten per deelgebied (1: 7500)
077506375:A - Definitief
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
077506375:ADefinitief
ARCADIS
33
Bureauonderzoek archeologie Beter Benutten A1 zuidbaan km 38.88 - 44.5 (gemeente Amersfoort)
Colofon BUREAUONDERZOEK ARCHEOLOGIE BETER BENUTTEN A1 ZUIDBAAN KM 38.88 - 44.5 (GEMEENTE AMERSFOORT) OPDRACHTGEVER: Rijkswaterstaat
STATUS: Definitief AUTEUR: H.G. Pape T. Nales T. Vanderhoven GECONTROLEERD DOOR: T. Vanderhoeven (voorgaande versies) A. Kerkhoven (voorgaande versies) P. Bornkamp (deze versie) VRIJGEGEVEN DOOR: P. Bornkamp 23 januari 2014 077506375:A
ARCADIS NEDERLAND BV Utopialaan 40-48 Postbus 1018 5200 BA 's-Hertogenbosch Tel 073 6809 211 Fax 073 6144 606 www.arcadis.nl Handelsregister 9036504
©ARCADIS. Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitzonderingen door de wet gesteld, mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbenden niets uit dit document worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale reproductie of anderszins.
34
ARCADIS
077506375:A - Definitief