BUL L E TIN VAN DE V E R E NIG IN G RE MB R A N D T
Belangrijkste aankoop van 2010 volgens Kunstbeeld
J A A R GA N G 2 0 N0 3 N A JA A R 2010
Beschermvrouwe H.M. de Koningin
Ereleden
B EST UUR
RA A D V A N A D V ISEU RS
Mevrouw dr. E. Frederiks, 1994 Mr. W. baron van Dedem, 2002 Mr. J.M. Boll, 2009
Dr. M. Sanders, voorzitter Drs. C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije, vice-voorzitter Mevrouw mr. A.A. van Berge, secretaris Drs. A.A. Fock, penningmeester Drs. F.J. Duparc Prof. dr. R.E.O. Ekkart Mevrouw prof. dr. C.W. Fock Prof. dr. P.A. Hecht Mevrouw mr. E.M.L. Moerel Drs. W.M.J. Pijbes Mevrouw mr. drs. T.S.M. van Schie Dr. C.B. Smithuijsen Dr. E.J. van Straaten Mevrouw L.C.E. van Tets-van Tienhoven Jhr. M.A. van Weede
Prof. dr. J.N.M. van Adrichem Prof. dr. J. Th. M. Bank Mevrouw drs. E. Barents Prof. dr. C. Blotkamp Mevrouw prof. dr. C.A. ChavannesMazel Prof. dr. M. Forrer Mr. Th. Groenewald Mr. F.A.J. van Hall Mr. H.F. Heerkens Thijssen Drs. J.J. Heij Drs. J.H. van Heijningen Nanninga Mevrouw drs. A.J.W.C.M. Hopmans Drs. B.F. van Ittersum J.M.N. Leighton Mevrouw drs. D.H.A.C. Lokin Drs. G. Luijten Prof. dr. V. Manuth
Mr. A.R.T. Odle Dr. D. Overbosch Mevrouw dr. H.H. Pijzel-Dommisse Mr. L. R. J. ridder van Rappard Mr. S.A. Reinink Dr. P.H. Rem Drs. K.J.J. Schampers Prof. dr. P. Schnabel Drs. P.J. Schoon Mevrouw dr. M.F. Simon Thomas A.L. Stal A.G.L. Strengers Drs. C. baron van Tuyll van Serooskerken E.W. Veen Mevrouw ir. M.L.W. VehmeijerVerloop Mevrouw mr. P.H.E. Voûte Drs. W. Weijland
VER ENIGING REMB RA N D T
BU REAU (9 – 13 U U R)
KLAC H TE N CO M M IS S IE
Lange Voorhout 15 2514 ea Den Haag
Drs. H.M. Blankenberg, directeur
FON D S E N W E RV IN G
Contacten Musea/PR
Mr. D.H. Beukenhorst, voorzitter Mevrouw mr. A.M.C. Marius-van Eeghen, secretaris Mevrouw mr. M.C. Scholten Dr. J.M. de Groot Mr. H. baron van Imhoff
NIEUW ADR ES PER 1 J A N U A RI:
Denneweg 124 2514 CL Den Haag T: 070 - 427 17 20 F: 070 - 427 19 40 E:
[email protected] www.verenigingrembrandt.nl
Mevrouw drs. F.M. Bijl de VroeVerloop Secretariaat
Mevrouw P. Taal Ledenadministratie
Mevrouw A.J.M. Devilee Mevrouw M.R. Mangroelal
Bankrekeningnummers: (contributie) 25 22 00 861 IBAN: NL 15 FTSB 0252 2008 61 (algemeen) 21 33 99 385 IBAN: NL 97 FTSB 0213 3993 85
Leden van de Vereniging Rembrandt kunnen bij het secretariaat extra Bulletins bestellen voor € 7,- per stuk (excl. portokosten).
Colofo n : Redactie: Gerdien Wuestman – Onderzoek en tekstproductie, Utrecht Ontwerp: van Rosmalen & Schenk, Amsterdam Druk: Onkenhout BV, Almere illus tra ti e o m s l a g : Cell XXVI
De special ‘Best of 2010’ van Kunstbeeld ligt vanaf 3 december in de winkel.
Louise Bourgeois 2003. Staal, aluminium, spiegelglas en hout, 252,7 x 434,3 x 304,8 cm Het Bulletin van de Vereniging Rembrandt wordt mede mogelijk gemaakt door de Stichting Zabawas
Gemeentemuseum, Den Haag
I NHO U D
DORDRECHTS MUSEUM, DORDRECHT
15 Portret van twee kinderen
Jacob Gerritsz. Cuyp en Aelbert Cuyp, ca. 1650
De Vereniging Rembrandt
4 Leden in cijfers
is een particuliere organisatie, opgericht in 1883. Zij heeft als doel door het beschikbaar stellen van geldelijke middelen musea en andere openbare verzamelingen effectieve hulp te bieden bij het verwerven van kunstvoorwerpen.
5 Een collectie verrijkt: bijzondere gasten in Museum
Boijmans Van Beuningen Peter Hecht Vrijwel elk museum heeft ze: schilderijen die niet in de collectie passen. Peter Hecht laat een aantal van deze ‘zwerfkeien’ naar Rotterdam komen.
MUSEUM HET VALKHOF, NIJMEGEN
19 Portret van IJsbrand van Diemerbroeck
Cornelis Jonson van Ceulen I, 1657
9 Ogenblik: de mooiste tentoonstelling
Prof. dr. Henk van Os In Antwerpen hangen altaarstukken uit het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten tijdelijk op hun oorspronkelijke plaats in de kathedraal. naar Antwerpen!’ luidt de al 125 jaar sponsor van het openbaar‘Op kunstbezit conclusie van Henk van Os.
Vereniging Rembrandt
MUSEUM VOLKENKUNDE, LEIDEN
23 Hoeroa
Noord-eiland, Nieuw-Zeeland, 18de eeuw
10 Nieuws van de Vereniging
Vereniging Rembrandt, meer dan alleen financiële steun 12 Het Dordrechts Museum anno 2010: culturele ontmoetings-
plek in Hollands oudste stad Peter Schoon Eind november opent het Dordrechts Museum zijn deuren na een ingrijpende verbouwing. Directeur Peter Schoon vertelt over het vernieuwde museum.
grote liefdes
RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM
26 Gezicht vanaf de Pont Transbordeur, Marseille
László Moholy-Nagy, 1929
22 Hetzelfde schilderij, op een andere manier bekeken
met steun van de Vereniging Rembrandt
Jos W.M. van der Meer Museum Het Valkhof kocht dit jaar een portret van IJsbrand van Diemerbroeck. Als hoogleraar interne geneeskunde UMC St Radboud bewaart Jos W.M. van der Meer speciale herinneringen aan deze stadsdokter.
18/29 Kunstvragen
Bestuurslid Vereniging Rembrandt Elsbeth van Tets-van Tienhoven Tituslid Hendrik Loudon 34 Nieuws van de Vereniging
Vereniging Rembrandt Leden en fondsen
Correctie In het vorige Bulletin werd werken uitgelicht kunstbezit al 125 37 jaarGesteunde sponsor van het openbaar abusievelijk melding gemaakt van het P.M. Soetersfonds voor 38 Algemeen 20ste-eeuwse glaskunst. Dit moet zijn het P.H. Soetersfonds.
GEMEENTEMUSEUM, DEN HAAG
30 Cell XXVI
Louise Bourgeois, 2003
VEREN I G I N G REM B RAN D T
t
ns
ku
ho
unst
19d
e ee
uw
ku
eld
derk
uw
rne
ku
nst
Be
Schil e ee
de
rne
uw
t ns
19d
Mo
ku
unst
ngen Prenten en tekeni nst
de
uw
Middelee uwse/ kerke lijke k unst
st
ho
kun
derk
Mo
eld
rse
Schil
heid nijver
ngen Prenten en tekeni
Be
este
Zilver
Kunst
Overig
t-w
e e 7d 7d t1 ns t1 u ns k w r u u w rk de ee e de eeu hil e Sc 18d hil Sc 18d en en
st
DIT IS DAN OOK EEN OPROEP AAN U!
s
kun
Leden van de Vereniging Rembrandt
Gla
rse
bekend is
Zoals Martijn Sanders in het vorige Bulletin Gla s terecht opmerkte: ‘De naam Vereniging Rembrandt is mooi maar misleidend. “Rembrandt” dekt allang niet meer deZilading. lver Als je een gemiddelde museumbezoeker zou vragen waar de Vereniging Rembrandt zich heid voor inzet, zal die waarschijnlijk niet alle nijver Kunst verzamelgebieden kunnen opnoemen’. Nu zullen de leden van de Vereniging dit wel kunnen, maar slechts een krappe 15% van hen heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid een voorkeur op te geven voor één of meer van al die verschillende gebieden.
este
verzamelgebied
Nie
t-w
wie het favoriete
Overig
Nie
VERZAMELGEBIEDEN Aantal leden van
Middelee uwse/ kerke lijke k unst
Leden in cijfers
Belangstelling per verzamelgebied Schilderkunst uit de 17de tot en met de 19de eeuw
Het inventariseren van de voorkeuren van de leden is niet alleen interessant voor de Vereniging, maar kan ook ú wat opleveren. Want als wij weten dat u bijvoorbeeld geïnteresseerd bent in zilver, of juist in moderne kunst, dan krijgt u een uitnodiging als er ter gelegenheid van een aankoop op dit gebied een ontvangst wordt georganiseerd. Zo was er dit jaar een bijzondere bijeenkomst in het Rijksmuseum ter gelegenheid van de aankoop van de twee huwelijkskoffers, gemaakt door André-Charles Boulle, waar de leden met belangstelling voor kunstnijverheid voor werden uitgenodigd. Het is de bedoeling in de toekomst meer van dergelijke presentaties te organiseren. Dat past in de nieuwe strategie van de Vereniging, waarbij de banden met de leden zullen worden aangehaald. We hopen dan ook u allen op een ontvangst ter gelegenheid van een aankoop uit een van de vele verzamelgebieden te mogen begroetens
Verzoek aan de leden
4
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
Maak uw voorkeur kenbaar aan het secretariaat via bijgevoegde antwoordkaart, of liever nog via de website van de Vereniging Rembrandt, www.verenigingrembrandt.nl. U kunt maximaal drie verzamelgebieden opgeven.
blijft onverminderd populair. Verrassend is de grote belangstelling voor glas. In de categorie ‘overig’ vallen verzamelgebieden als oudheden, porselein en etnografica. Bij voldoende belangstelling kunnen ook deze als aparte rubrieken worden benoemd.
PETER HECHT
Een collectie verrijkt
Phaeton die Apollo vraagt om de zonnewagen te mogen besturen Benjamin West
Bijzondere gasten in Museum Boijmans Van Beuningen
1804. Olieverf op doek, 142 x 213 cm
Het is nog niet zo lang geleden dat een directeur van Museum Boijmans een
Nu is het inderdaad vrijwel onmogelijk de aanwezigheid van een schilderij van West in Haarlem te rechtvaardigen als men daar een kunsthistorisch coherente verzameling wil laten zien. West was weliswaar een interessante schilder, of beter, een nogal beroerde schilder met een interessante carrière, maar een band met Haarlem had hij niet. Hij maakte als Amerikaan furore in Londen toen men bij hem thuis nog op Indianen joeg, en bracht het
schilderij van Mark Rothko wilde verkopen, omdat zijn begrotingstekort zo opliep. Het schilderij zou niet, of niet meer, in de collectie passen en werd daarom een zwerfkei genoemd. Het plan mislukte en zwerfkei werd een geuzennaam. Menigeen was uiteindelijk dan ook opgelucht dat niet de Rothko maar de directeur vertrok. Meer recent pleitte de directeur van het Frans Hals Museum in Haarlem voor de verkoop van een schilderij van Michael Sweerts. Die transactie ging niet door, maar een aan het museum nagelaten Benjamin West mocht weg. Dat werk uit 1804 werd vervolgens door het Louvre verworven.
5
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
MUSÉE DU LOUVRE, PARIJS
zelfs tot directeur van de Britse Royal Academy, waar hij niemand minder dan Sir Joshua Reynolds mocht opvolgen. Dat is geen verhaal voor het Frans Hals Museum. Hoewel? Een goed verhaal kan eigenlijk overal verteld. En trouwens: hoe kwam dat schilderij eigenlijk in Haarlem? Die vragen komen nu te laat, want Wests Phaeton die Apollo vraagt om de zonnewagen te mogen besturen hangt dus sinds 2007 in Parijs. Het Louvre betaalde er 1,5 miljoen euro voor. Wat Haarlem met dat gemakkelijk verdiende geld heeft gedaan weet ik niet, behalve dat het volgens de krant met de erven van de schenker moest worden gedeeld omdat de juridische implicaties van de verkoop niet goed waren bekeken. Ook was deze mooie opbrengst niet voor aankopen bestemd, wat nog wel te verdedigen was geweest, maar bedoeld als bijdrage voor een nieuw depot. Maar daar wil ik het nu verder niet over hebben. Schilderijen die niet passen in hun collectie hebben mij altijd gefascineerd. Het genoegen om in de Uffizi in Florence de mooiste Hercules Seghers aan te treffen of in Amsterdam een van de mooiste Goya’s: ik had er nooit ook maar de minste moeite mee. Maar het probleem zie ik wel. En het leek mij om verschillende redenen de moeite waard eens iets met een paar potentiële zwerfkeien uit de Nederlandse musea te doen – en om ze voor de afwisseling eens te behandelen als even zo vele eregasten op een hun toekomende plaats. TOPSTU KKE N N A A R R OTTE RD A M
Portret van Don Ramón Satué Francisco de Goya 1823. Olieverf op doek, 107 x 83,5 cm RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM
6
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
Dat project liep uit de hand en in april volgend jaar zal een aanzienlijke groep gasten de verzameling van Museum Boijmans Van Beuningen tijdelijk komen verrijken. Daarbij wordt dan hun verhaal verteld, want het is goed te weten dat die spectaculaire Goya in Amsterdam in 1929 met steun van de Vereniging
Rembrandt werd gekocht omdat het Rijksmuseum zich toen wilde ontwikkelen tot een museum met topkunst uit geheel Europa. Of dat koning Willem I in 1816 een Murillo schonk aan het Mauritshuis, omdat hij dacht dat ook het Koninklijk Kabinet van Schilderijen er goed aan zou doen eens over de grens te kijken. Hij kocht die Murillo samen met een Guido Reni, of een schilderij dat in elk geval destijds zo heette, en betaalde daar meer dan 20.000 gulden voor. Dat was toen een enorm bedrag. Vier jaar later bezorgde hij het Mauritshuis voor nog geen 3.000 gulden Vermeers Gezicht op Delft. Dat werk zou een van de beroemdste schilderijen ter wereld worden, maar Italiaanse schilders uit de school van Bologna zoals Reni raakten in de loop van de 19de eeuw hun goede reputatie kwijt. Het Mauritshuis leende zijn Reni daarom uit aan het stadhuis in Middelburg, waar hij in 1940 is verbrand. Ook de liefde voor Murillo bekoelde: hij was te zoet en te katholiek. De Murillo ging in 1948 naar het Rijksmuseum, en vandaar naar Museum Boijmans, waar hij uiteindelijk in depot belandde. Binnenkort dus Goya te gast in Rotterdam. Maar ook Murillo’s Madonna mag er weer aan de wand. Als een kunstwerk, dat helemaal zo slecht niet is, maar ook om de aandacht te vestigen op een fenomeen. Want de kunstenaar die van de zigeunermeisjes in zijn woonplaats Sevilla een beeld van Maria als moeder Gods wist te maken dat tot op heden in Spanje en Zuid-Amerika functioneert, is niet alleen om artistieke redenen de moeite waard. Die verdient onze belangstelling ook als wij niet van zijn kunst of van Maria houden. Achttien van zulke gasten uit Nederlands openbaar bezit komen volgend jaar de verzameling van Museum Boijmans versterken. Zij worden daartoe geïntegreerd in de vaste collectie, die als enige in Nederland een overzicht van de Europese schilderkunst kan laten zien en waar ook de kunst van Vlaan-
7
Portret van een man met een munt van Keizer Nero Hans Memling Ca. 1480-85. Olieverf op perkament op paneel, 30,7 x 23,2 cm KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN, ANTWERPEN
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
deren met die van Holland samen wordt verzameld en getoond. Museum Boijmans beschikt in tegenstelling tot het Rijksmuseum over Van Eyck én Geertgen, Rubens én Rembrandt, Ensor én Van Gogh, en, waarom ook niet, over Magritte én Pyke Koch. Toen het conceptuele feest met de bijzondere gasten voor Rotterdam eenmaal op gang kwam, bleek ook het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen bereid voor twee jaar mee te doen. Het zal in de tijd van het Rotterdamse project voor renovatie gesloten zijn, en dat maakte het mogelijk een vijftal sleutelwerken uit te lenen. In Boijmans zijn de zogenaamde Vlaamse primitieven altijd prachtig te zien, maar een representatief portret ontbreekt. Er zijn een kleine twintig fantastische olieverfschetsen van Rubens, voor het plafond van
Banqueting House in Londen, voor de decoratie van het jachtslot van Koning Philips IV van Spanje en voor het altaar van de Jezuïetenkerk in Gent, maar er is niet één voldragen hoofdwerk. Antwerpen bleek nu bereid Memlings Portret van een man met een munt van Keizer Nero uit te lenen, en ook Rubens’ altaar met De Heilige Teresa van Avila die bemiddelt voor de ziel van Bernardinus de Mendoza in het vagevuur. Ineens kan Museum Boijmans dus voor twee jaar pronken met werken die door geen enkel museum meer zouden kunnen worden gekocht. Daar houdt het trouwens nog niet mee op. Enschede leent een prachtig paneeltje van Fernando Gallego uit, het enige schilderij uit de Spaanse renaissance in Nederlands openbaar bezit. Dat zal nu komen te hangen in de omgeving van de
Rotterdam zullen komen logeren en iets te vertellen over de filosofie achter dit project, wordt in november alvast een drietal Spaanse schilderijen in Museum Boijmans gepresenteerd. Een anoniem keukenstuk, ooit voor het Rijksmuseum gekocht omdat het voor een Velazquez werd gehouden, de reeds genoemde Goya, en Murillo’s Madonna uit het Mauritshuis. Het zijn drie gasten die altijd een vaste plaats op zaal zouden hebben als zij in Londen of Washington waren beland, en drie gasten die ook iets kunnen vertellen over de ambities die ooit de doorslag gaven toen ze voor hun tegenwoordige eigenaar werden gekocht. Museum Boijmans Van Beuningen zelf heeft enkele uitmuntende tekeningen van Goya, maar geen Spaans schilderij van betekenis – hoewel met de collectie Van Beuningen een fragment van een Johannes de Evangelist van El Greco werd verworven dat niet onaardig is. Ook dat is een verhaal, al was het maar omdat Van Beuningen zich met zijn belangstelling voor El Greco gevoelig toonde voor het werk van een kunstenaar die nog maar kort tevoren was ontdekt door een soort modernisten waar hij juist de pest aan had. Maar ook hij keek noodgedwongen met de ogen van zijn eigen tijd.
Vlaamse kunst die deze schilder uit Salamanca zo zichtbaar heeft geïnspireerd. En het Stedelijk Museum staat een zelfportret van Stanley Spencer af. Dat werk werd al in het jaar van zijn ontstaan gekocht, maar de kunst van Spencer bleef lang een Britse aangelegenheid, precies zoals
8
Dick Ket en Pyke Koch nog steeds iets typisch Hollands zijn. Nu zullen deze geestverwanten elkaar een keer ontmoeten.
Zelfportret Stanley Spencer 1936. Olieverf op doek, 61,6 x 45,7 cm STEDELIJK MUSEUM, AMSTERDAM
Met drie Spaanse topstukken, van de anonieme meester uit Sevilla, van Murillo en van Goya, zal straks in Boijmans iets worden verteld over de Spaanse kunst, en over het verzamelen van deze kunst in Nederland. Misschien worden daar ook nog enkele tekeningen of prenten van Goya uit de eigen collectie bij getoond. Of die kleine El Greco. En wie vervolgens de vaste collectie van het museum bezoekt, ontdekt misschien wel voor het eerst dat het Spaanse keukenstuk zijn wortels bij Pieter Aertsen in de Lage Landen heeft s
VOORPROEFJE
Om een voorproefje te laten zien van de gasten die straks twee jaar in
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
Peter Hecht bekleedt het Vereniging Rembrandt-fellowship
Foto © Arjan Bronkhorst
O GENB LIK PROF. DR. H.W. VAN O S
De mooiste tentoonstelling Steeds vaker zijn er in Nederlandse musea tentoonstellingen te zien die uitgaan van de eigen collecties. Daarmee wordt ook duidelijk dat willekeurige tentoonstellingen thuishoren in kunsthallen. Nederland heeft de Nieuwe Kerk, de Hermitage aan de Amstel en de Kunsthal in Rotterdam: prachtige plekken voor presentaties waar geen eigen verzamelingen worden beheerd. Wie ‘zomaar’ tentoonstellingen organiseert in musea met omvangrijke verzamelingen, suggereert onvermijdelijk dat het eigene onvoldoende de moeite waard is. Ik herinner me hoe moeilijk het indertijd was om sommige collega’s in het Rijksmuseum ervan te overtuigen dat de kwaliteit van onze eigen spullen het uitgangspunt zou moeten zijn voor het tentoonstellingsbeleid. Overzichten van het werk van Velazquez, Canova of Gainsborough moesten maar ergens anders plaatsvinden, want daarvoor was geen aanknopingspunt in de collectie.
Interieur van de OnzeLieve-Vrouwekathedraal in Antwerpen (detail) Hendrik van Steenwijck II c. 1620. Olieverf op doek, 116 x 158 cm HUIDIGE VERBLIJFPLAATS ONBEKEND
9
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
Een jaar geleden werd ik in Antwerpen geconfronteerd met het meest spectaculaire voorbeeld van aandacht besteden aan de eigen collectie, dat ik ooit heb gezien. Paul Huvenne van het Museum voor Schone Kunsten – de nationale schatkamer van Vlaanderen – had bedacht, dat de 16de- en 17de-eeuwse altaarstukken van het museum, die afkomstig waren uit de kathedraal, weer op hun oorspronkelijke plek in de kerk zouden worden opgesteld. De grote, eeuwenoude meesterwerken van Matsys tot Rubens waren weer allemaal samen te zien op de plaats waar ze hoorden. Niet in een museum, maar in een kerk. Een tentoonstelling als middel om kunstwerken te tonen op hun premuseale bestemming. Ik hoorde een van de bezoekers van de kathedraal zeggen: ‘Ik dacht, dat die schilderijen in een museum hoorden’. Een belangrijk deel van het onderzoek dat ik in het verleden heb gedaan bestond uit het reconstrueren van uit elkaar gezaagde 14de- en 15de-eeuwse Sienese altaarstukken. Maar dit was de reconstructie van een reeks van altaar-
stukken in hun oorspronkelijke ruimtelijke context. Ik had nog nooit zoiets gezien. Ik onderging in Antwerpen een historische sensatie, maar ook een unieke esthetische ervaring. Nog nooit heb ik de kracht en de vitaliteit van Rubens’ kunstenaarschap zo sterk ervaren als in deze tentoonstelling. Zijn composities beheersen de ruimte van de kathedraal zoals sommige andere voorstellingen erin verloren gaan. Ik heb eerder overwogen om deze column ‘Ogenblik’ te wijden aan deze unieke museale gebeurtenis. Alleen zou de tentoonstelling bij het verschijnen van het Bulletin alweer voorbij zijn. Dat wilde ik u niet aandoen! Maar gelukkig doet ook het Antwerpse museum mee met de rage van langdurige museumsluitingen. Het museum sloot zijn poorten. Daardoor is besloten de schilderijen voorlopig in de kathedraal te laten. Dus kan ik u met volle overtuiging oproepen: ‘Op naar Antwerpen. Daar wacht u de meest opzienbarende en kunsthistorisch gesproken meest zinvolle tentoonstelling van de laatste jaren’.
NIEUWS VAN DE VERENIGING ‘Advocacy’ Voor de Engelse term ‘advocacy’ (de klemtoon ligt op de eerste lettergreep) bestaat eigenlijk geen goed Nederlands alternatief. Woordenboeken geven omschrijvingen als ‘het publiekelijk (onder) steunen’, ‘voorspraak’, of ‘verdediging’. De Vereniging Rembrandt ziet het als haar taak op te treden als het geweten van het openbaar kunstbezit.
Advocacy als pijler van het beleid ‘Cultuur rekent op draagvlak’, was de titel van het seminar dat op 5 oktober jl. door de Boekmanstichting werd georganiseerd in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. Betrokkenen uit de culturele sector – ook namens de Vereniging Rembrandt – spraken tegen de achtergrond van de maatschappelijke en politieke actualiteit met elkaar over de versterking van de maatschappelijke positie van de kunsten.
ING schenkt kunstwerken aan het Drents Museum
Randy Cohen, spreker op het seminar Cultuur rekent op draagvlak
Naast de sombere berichten over bedreigde of vertrekkende bedrijfscollecties was er onlangs op dit gebied ook weer eens goed nieuws te lezen: de ING Bank schonk 271 belangrijke figuratieve kunstwerken aan het Drents Museum. Het gaat om werken van onder anderen Barend Blankert, Dick Pieters en Matthijs Röling. De collectie zal worden geëxposeerd na de heropening van het museum – dat thans een ingrijpende verbouwing ondergaat – in het najaar van 2011.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft berekend dat 7 miljoen Nederlanders deelnemen aan actieve kunstbeoefening. Strategisch inzetbaar is deze onzichtbare achterban echter niet, want hij is sterk gefragmenteerd. In de Verenigde Staten is de advocacy beter ontwikkeld. Robert Lynch en Randy Cohen van de organisatie Americans for the Arts vertelden over de activiteiten van AfortheA, die niet alleen steun geeft aan culturele organisaties om te anticiperen op kansen en bedreigingen, maar die ook kunst en kunsteducatie bevordert, kunstbeleid helpt ontwikkelen en werkt aan de bewustwording van de waarde van kunst voor de samenleving. De situatie in de VS en Europa is niet op alle punten vergelijkbaar, zo bleek uit de discussie, maar wel werd duidelijk dat op het gebied van advocacy veel van de Amerikanen te leren valt. Een nuttige bijeenkomst voor de Vereniging Rembrandt, die de advocacy tot een van de pijlers van haar beleid heeft gemaakt.
Barend Blankerts Rustende tuinmansknecht (1994) maakt deel uit van de omvangrijke schenking van de ING Bank aan het Drents Museum
Vereniging Rembrandt ...meer dan alleen financiële steun 10
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
NIEUWS VAN DE VERENIGING
Hoogleraar Dany Jacobs tijdens het Vierde Museumcongres. Foto: Fred Ernst
Preview tentoonstelling in Rotterdam Op 27 november opent Museum Boijmans Van Beuningen de minitentoonstelling Spaanse gasten: een voorschot op ‘De collectie verrijkt’.
Vierde Museumcongres in het teken van innovatie
Zoals de titel al aangeeft, is dit een preview van De collectie verrijkt, de herinrichting van de verzameling Europese schilderkunst in Museum Boijmans waaraan prof. dr. Peter Hecht momenteel in het kader van het Vereniging Rembrandt-fellowship werkt (te openen in voorjaar 2011, zie ook het artikel van Peter Hecht elders in dit Bulletin. De AVRO heeft op 30 oktober een uitzending aan deze tentoonstelling gewijd onder de titel Reservespelers. Deze documentaire is nog te zien op onze website www.verenigingrembrandt.nl
Op 7-8 oktober was het Museumcongres 2010 in Enschede, met als thema Nu nog beter, musea en innovatie. Een van de sprekers, hoogleraar Dany Jacobs, hield een interessant betoog over innovatie, dat bevestigt dat de Vereniging Rembrandt de goede weg inslaat met de plannen voor een nieuwe strategie. Jacobs, innovatiehoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en lector Kunst, Cultuur en Economie bij de HAN en ArtEZ hogeschool voor de kunsten in Arnhem, beklemtoonde de noodzaak van een helder strategisch profiel, waaruit de nodige innovatie volgt. Die moet maatschappijgericht én klantgericht zijn, en doorgaan op wat reeds is ingezet – juist stapsgewijze innovatie kan leiden tot radicalere vernieuwing. Ambitie en durf zijn voorwaarden. Verder wees Jacobs op het belang van een open cultuur, sterke netwerken, en een constante focus op de eigen identiteit en de doelstellingen. De Vereniging Rembrandt was zichtbaar tijdens het congres bij het onderdeel ‘speeddating’. Een tiental organisaties en musea kreeg zo de kans kennis te maken of het contact te hernieuwen met de Vereniging.
Murillo’s Madonna met Kind (ca. 1660-80) uit het Mauritshuis te gast in het Boijmans
11
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
Ruimte tussen oud- en nieuwbouw
Al jaren was het duidelijk: het Dordrechts Museum zat te krap in zijn jas. Er was te weinig ruimte voor de faciliteiten die het museum graag zou willen bieden. De tijden zijn veranderd en daarmee ook de eisen die aan een museum worden gesteld. Om publiek te blijven trekken is een regelmatig wisselend tentoonstellingsprogramma steeds belangrijker geworden. Het museum is meer en meer een centrum van activiteiten geworden, een culturele ontmoetingsplaats waar mensen komen om te kijken en te leren, maar ook om te doen en te ontspannen. Educatieve programma’s voor alle leeftijden, een aantrekkelijke winkel en een goede horecavoorziening horen daar als vanzelfsprekend bij.
PETER SCHOON
Deze ontwikkeling vormt de achtergrond voor de grootste verbouwing en uitbreiding uit de geschiedenis van het Dordrechts Museum. Al jaren bestond de wens om de collectie een vaste en prominente plaats in het museum te geven en daarnaast een aparte ruimte te creëren voor tijdelijke tentoonstellingen. Zolang die ruimte ontbrak moest de eigen verzameling voortdurend wijken voor wisselexposities. Een onwenselijke situatie, zeker als je bedenkt dat het museum een internationaal bekende en gewaardeerde collectie schilderkunst bezit. De eigen verzameling omvat vijf eeuwen Nederlandse schilderkunst: Rembrandt-leerlingen als De Gelder, Bol en Maes, grote landschapschilders als Cuyp en Van Goyen, uit de 19de eeuw Ary Scheffer, held van de Franse romantiek, vernieuwers als Weissenbruch en Breitner en uit het recente verleden kunstenaars als Appel en Willink. Het feit dat de gemeente Dordrecht veel geld beschikbaar heeft gesteld voor de verbouwing van het museum, geeft aan dat de stad het belang ervan onderkent, niet alleen voor Dordtenaren, maar ook voor de toeristen die de stad bezoeken: als podium voor kunst en als trefpunt voor inspirerende kennismakingen.
12
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
ON T M O E TIN G VA N OU D E N N IE U W
In 2008 gingen de bouwwerkzaamheden van start. Het nieuwe museum is een samenwerkingsproject geworden van architect Dirk Jan Postel en interieurarchitect Evelyne Merkx. De tuin is ontworpen door de Amsterdamse tuinarchitect Michael van Gessel. Eind november van dit jaar wordt het gebouw geopend. Oud en nieuw ontmoeten elkaar voortdurend in het ontwerp van Postel. De nieuwe vleugel, die onder andere de tentoonstellingsruimte herbergt, is ontworpen als aparte eenheid naast het bestaande gebouw. De ruimte tussen het oude en het nieuwe gedeelte is overkapt met een glazen dak, waardoor het daglicht binnenstroomt. Postel zorgde er met deze oplossing voor dat de oorspronkelijke buitenmuur volledig in het zicht bleef. Of eigenlijk: zichtbaar werd. Vroeger was de buitenkant van het gebouw immers grotendeels onzichtbaar voor de bezoekers binnen. In de nieuwe situatie is de oude architectuur juist sterk aanwezig en van grote invloed op de beleving van het gebouw als geheel. Bezoekers komen het gebouw straks weer via de tuin binnen, net als toen het Dordrechts Museum zich er in 1904 vestigde. Het terugbrengen van de entree naar de oorspronkelijke plaats is een van de duidelijke keuzes die de architect in zijn verbouwingsontwerp
Zaal met Haagse School
Directeur Peter Schoon bekijkt de maquette
Het Dordrechts Museum anno 2010
Culturele ontmoetingsplek in Hollands oudste stad maakte. De tuin, karakteristiek en sfeerbepalend, is daardoor een wezenlijk onderdeel van het museumbezoek geworden. Ook voor het interieur is gezocht naar de juiste verhouding tussen oud en nieuw: een hedendaagse invulling met respect voor het monument. Soms is het klassieke wit van de wanden bewust vervangen door een opvallende kleur of textuur. Neem de zaal met werken van societyschilder Ary Scheffer, de Dordtenaar die in de tijd van de romantiek furore maakte in Parijs. De sfeer van Parijse salons uit die periode wordt hier opgeroepen door een wandbekleding van warm rood velours. Geen namaak 19deeeuws, maar een fluweelzachte variant van de hedendaagse Engelse ontwerper Nigel Atkinson. Voor ieder kunstwerk is de juiste omgeving gecreëerd. Zo keert het grote stadsgezicht van Adam Willaerts terug op de wand van de centrale hal waar het ook in het verleden jarenlang hing. Een ereplaats en voor veel bezoekers een vertrouwde aanblik. Een ander voorbeeld is de serie behangselschilderingen uit de 18de eeuw, die in 2005 met steun van de Vereniging Rembrandt kon worden aangekocht. Hiervoor ontwierp de interieurarchitect een abstracte ‘salon’, om de omgeving te suggereren waarin dergelijke behangsels thuishoorden. Op deze
13
manier wordt de bezoeker in staat gesteld iets te ervaren van het oorspronkelijke effect van de behangsels in een 18de-eeuwse kamer. ANDER S K I JKEN
In het vernieuwde museum hoeft de eigen collectie zoals gezegd niet meer te wijken voor tijdelijke tentoonstellingen. Naast de logistieke voordelen betekent dit ook dat de (Dordtse) schilderkunst altijd zichtbaar is: zo krijgt de Dordtse schilderstraditie een vaste plek in de stad. De eigen collectie wordt gepresenteerd in samenhangende groepen die met elkaar een beeld geven van ruim vijf eeuwen Nederlandse schilderkunst, met een belangrijk accent op Dordrecht, zoals bijvoorbeeld De firma Cuyp, familie van schilders en Ary Scheffer, society-schilder in Parijs. Iedere groep, of beter gezegd elke zaal, heeft een eigen, herkenbare sfeer, en naast zalen met een gemengde inrichting – schilderijen in combinatie met meubels, historische voorwerpen of beeldhouwkunst – zijn er ‘klassieke’ schilderijenzalen. Daarnaast zijn er op veel plaatsen extra accenten die het kijken spannend houden, de nieuwsgierigheid prikkelen. Zoals de ‘juwelendozen’ die bezoekers zelf kunnen openen om tekeningen en prenten van dichtbij, bijna ‘op de hand’ te bekijken. Of de ‘volière’ vol bontgekleurde vogels, die op een luchtige
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
manier iets vertelt over de werkwijze van vogelschilder Aert Schouman. Of een oude druk van De Groote Schouburgh, het beroemde boek van de Dordtse schilder- schrijver Arnold Houbraken met daarnaast een digitale versie om zelf in te bladeren. Het ‘anders kijken’ wordt nog eens extra gestimuleerd door de projectkamers die de vaste opstelling hier en daar onderbreken. In deze zalen is de thematisch-chronologische opzet bewust losgelaten en worden juist verbanden gelegd dwars door de tijd. Een mooi voorbeeld is de presentatie Zandvliet vs Weissenbruch. De hedendaagse kunstenaar Robert Zandvliet heeft zich in het verleden al vaker laten inspireren door schilders van de Haagse School, kunstenaars die net als hij bezig waren met de weergave van licht en atmosfeer. Op uitnodiging van het Dordrechts Museum maakte hij een schilderij geïnspireerd op de 19de-eeuwse collectie. Hij koos voor een dialoog met Weissenbruchs Te Noorden bij Nieuwkoop. De hedendaagse interpretatie van Zandvliet leidde tot een abstracte vertaling, die samen met het werk van Weissenbruch wordt getoond. Het is wellicht een wat ontregelende ervaring voor de bezoeker, die plotseling wordt uitgedaagd op een andere manier naar kunstwerken te kijken, los van de vertrouwde context. Maar dat is ook precies waar het museum toe wil verleiden.
Zicht vanuit de nieuwe entree op de tuin
‘M I J N D OR D R E C HT S MUS EUM’
Het museum zal zich nadrukkelijk op een breder publiek richten dan voorheen. Bewust is de keus gemaakt om de aandacht juist op bezoekers uit Dordrecht en directe omgeving te richten, waarbij ouders met jonge kinderen (ca. 7-14 jaar) de nieuwe kerndoelgroep vormen. Tijdens de sluiting van het museum zijn de banden met de eigen stad al verstevigd in een reeks projecten met diverse partners in de stad, uiteenlopend van winkeliers en woningbouwverenigingen tot scholen en bewoners uit de buitenwijken. Steeds weer bleek dat kunst en het museum wel degelijk gaan leven voor het publiek wanneer dat zich persoonlijk betrokken voelt. ‘Persoonlijk’ is daarom het sleutelwoord geworden in de publieksbegeleiding. Om de mogelijkheid van een bezoek op maat te bieden, is een vorm van educatieve begeleiding ontwikkeld die een stap verder gaat dan wat de museumwereld tot dusver kent. Het nieuwe systeem – ‘Mijn Dordrechts Museum’ – is een informatievoorziening met korte filmpjes, foto’s, lees- en luistertekst . Dit systeem speelt in op de belangstelling van de bezoeker en vuurt niet alleen eenzijdig kennis af, maar reageert ook op keuzes die de bezoeker maakt. Een lerend systeem dus. Wie zelf schildert in zijn vrije tijd wil misschien alles weten over materiaal en techniek. Iemand die samen met de kinderen plezier wil beleven in het museum, heeft meer aan een familietour met opdrachten en spelletjes. En wie vooral geïnteresseerd is in het
14
Dordtse aspect van de collectie zal dáár alles over willen weten. Elke bezoeker moet bij het verlaten van het museum het gevoel hebben een eigen ontdekkingstocht door de Nederlandse schilderkunst te hebben gemaakt, vanuit de rijke historie van Dordrecht. Bezoekers en andere geïnteresseerden kiezen zelf in welke vorm ze ‘Mijn Dordrechts Museum’ gaan gebruiken: het systeem werkt op computers met touchscreen in de museumzalen, op kleine mediaspelers (PDA’s) die te leen zijn bij het museum, op de mobiele telefoon van de bezoeker zelf en thuis, op de website van het museum. Dat is gastvrijheid in optima forma: we passen ons aan de gast aan, zowel in vorm als in inhoud. Door het systeem ook rechtstreeks te koppelen aan de website hopen we een levendig podium te creëren voor reacties en bijdragen van het publiek. Zodat het museum niet alleen fysiek, maar ook virtueel een echte ontmoetingsplaats wordt. VER S T ER KIN G VAN D E COLLEC TIE
Vanaf het allereerste begin – 1842 – is het verzamelbeleid gericht geweest op Nederlandse schilderkunst; daarbij is met name het sterke artistieke verleden van de stad Dordrecht richtinggevend. Het is deze gelukkige specialisatie die het museum zijn kracht heeft gegeven. Sterker nog, dit verzamelbeleid heeft het Dordrechts Museum tot een van de belangrijkste kunstmusea van het land gemaakt. Zoals bij de meeste musea is de samenstelling van de collectie het
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
Onmisbare vriend de Vereniging Rembrandt heeft door de jaren heen veel aankopen van het Dordrechts Museum ondersteund. Of het nu ging om De Hemelse en Aardse liefde van Ary Scheffer (2000), het brievenbord van Cornelis van der Meulen (2003), de eend van Aelbert Cuyp (2004) of het gezicht op Dordrecht van Jan van Goyen (2008): steeds weer was de Vereniging Rembrandt een onmisbare steun. Om onze erkentelijkheid te tonen, krijgen de leden van de Vereniging in de maand december op vertoon van de Rembrandtkaart een gratis kopje koffie of thee in ons gloednieuwe restaurant Art & Dining.
resultaat van een historisch proces, waarin naast toevalsfactoren veranderende opvattingen en bewuste keuzes een rol hebben gespeeld. Het spreekt voor zich dat de verbouwing en vernieuwing van het museum tot aanscherping van het verzamelbeleid hebben geleid: de keuze voor de groepen waarin het eigen bezit wordt gepresenteerd laat ook het uitgangspunt voor de gewenste uitbouw van de collectie zien. Is het gebouw de verantwoordelijkheid van de gemeente, de groei van de verzameling zal altijd voor een groot deel afhankelijk zijn van de betrokkenheid van particulieren. De recente verwerving van een portret van twee kinderen in een landschap door Jacob en Aelbert Cuyp, aangekocht met steun van de Vereniging Rembrandt, is hier een voorbeeld van (zie hiernaast). Het schilderij laat de samenwerking van vader en zoon Cuyp zien. Een dergelijk werk had het museum nog niet in de collectie en is dus een waardevolle aanvulling voor de Cuypzaal. Hetzelfde kan worden gezegd van de eerder genoemde serie behangsels van de gebroeders Abraham en Jacob van Strij, waaraan naast de Vereniging Rembrandt onder andere de Stichting Vrienden van het Dordrechts Museum heeft bijgedragen. Deze unieke reeks is niet alleen een aanwinst voor het museum, maar door de zeldzaamheid en de hoge kwaliteit ook van groot belang voor het Nederlandse openbaar kunstbezit. En soms spreekt een particulier zijn of haar waardering uit voor de verzameling door een schenking. Zo werd het museum nog onlangs een werk van Jan Andriesse geschonken door de oud-voorzitter van de Vereniging Rembrandt, mr. J.M. Boll. Het schilderij krijgt een plek in het cluster Nieuwe gezichtspunten, moderne en hedendaagse kunst. Kortom, er is veel nieuws te zien in het Dordrechts Museum. U bent van harte uitgenodigd een kijkje te komen nemen s Peter Schoon is directeur van het Dordrechts Museum
Portret van twee kinderen in een landschap met vee Jacob Gerritsz. Cuyp (Dordrecht 1594 – 1652 Dordrecht) en Aelbert Cuyp (Dordrecht 1620 – 1691 Dordrecht) Dordrechts Museum Dordrecht
Circa 1650. Olieverf op doek, 121,7 x 192,5 cm Gesigneerd en onduidelijk gedateerd, midden rechts: JG. Cuy[p]/ A[o …] (JG aaneen) Opschrift onder de jongen: Aetatis 9 en onder het meisje: Aetatis 7 Herkomst: Fergus Hall Master Paintings, Londen (2009)
Dankzij de Vereniging Rembrandt en de Stichting Vrienden van de Dordtse Musea is een idyllisch, pastoraal portret van een 9-jarige jongen en zijn 7-jarige zusje teruggekeerd in de stad waar het is ontstaan. Het schilderij heeft een bijzondere meerwaarde omdat het een samenwerking is tussen twee meesterschilders: Jacob en Aelbert Cuyp. Hiermee
15
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
vertelt het werk iets over de praktijk in het atelier van de oude en de jonge Cuyp, die vaker hun krachten verenigden. Als voorbeeld van zo’n samenwerking is het portret een waardevolle aanvulling voor de Cuypzaal in het verbouwde Dordrechts Museum, dat zijn deuren weer opent rond het verschijnen van dit Bulletin.
Herderin met kind in een landschap Jacob Gerritsz. Cuyp 1627. Olieverf op doek, 101,5 x 175 cm DORDRECHTS MUSEUM
Portret van Michiel Pompe van Slingelandt Jacob Gerritsz. Cuyp 1649. Olieverf op paneel, 106,5 x 78 cm DORDRECHTS MUSEUM (BRUIKLEEN ICN)
In de Gouden Eeuw speelde de familie Cuyp een bepalende rol in de schilderkunst in Dordrecht. Drie telgen uit de familie werden schilder, maar ze kozen allen een andere specialisatie. Jacob Gerritsz. Cuyp was de eerste belangrijke schilder in de stad en leermeester van velen. Als portretspecialist vereeuwigde hij heel wat vooraanstaande Dordtenaren en hun kinderen. Zijn jongere halfbroer Benjamin Cuyp (1612-1652) legde zich vooral toe op bijbelse voorstellingen en genrescènes. Zoon Aelbert koos voor het landschap; hij zou de beroemdste worden van de drie. HER DER S IDY LLEN
Jacob Cuyp is volgens de Dordtse kunstenaarsbiograaf Arnold Houbraken in de leer geweest bij Abraham Bloemaert in Utrecht. In deze stad zal hij in aanraking zijn gekomen met pastorale schilderkunst: uitbeeldingen van herders en herderinnen die genieten van het buitenleven. Na zijn terugkeer introduceerde hij het genre in Dordrecht. Zijn Herderin met kind in een landschap in het Dordrechts Museum toont verschillende elementen die hij als portretschilder gedurende zijn hele leven zou blijven toepassen. Dit schilderij uit 1627 is weliswaar geen portret – al is de kans groot dat de kunstenaar zijn uit Utrecht afkomstige vrouw Aertken en de jonge
16
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
Aelbert als modellen gebruikte – , maar in latere schilderijen zou hij de voorgestelden vaker met groot in het beeldvlak geplaatste schapen weergeven. Niet zelden zijn het zelfs
precies dezelfde schapen, in dezelfde houdingen. Dat herhalen van motieven is kenmerkend voor de werkwijze van Jacob Cuyp en zou ook door Aelbert worden overgenomen. Opvallend in dit vroege schilderij is daarnaast het helderrode kleuraccent, gevormd door de kleding van de herderin. Dat keert eveneens terug in later werk, zoals in het sprankelende Portret van Michiel Pompe van Slingelandt uit 1649. Hierin is de jonge Michiel niet als herder uitgedost, maar wel in de buitenlucht afgebeeld. Jachtmotieven versterken de status van het levendig uitgebeelde kind en zijn familie. Ook veel andere Dordtenaren lieten vol trots hun kroost afbeelden. Het recent aangekochte, idyllische Portret van twee kinderen in een landschap met vee sluit aan
Portret van een echtpaar met kind in een landschap bij Rhenen Jacob Gerritsz. Cuyp en Aelbert Cuyp 1641. Olieverf op doek, 106,5 x 148,5 cm MUSEO NACIONAL DE ARTE DECORATIVO, BUENOS AIRES
Portret van de eend
SAMENW ER K ING
Sijctghen Aelbert Cuyp 1647/50. Olieverf op paneel, 35 x 41,5 cm DORDRECHTS MUSEUM
17
bij de behoefte van vooraanstaande Dordtse opdrachtgevers om hun nageslacht te vereeuwigen en het buitenleven te verheerlijken. Jacob Cuyp speelde daar handig op in en heeft tal van informele (pastorale) kinderportretten gemaakt, soms met hulp van zijn zoon Aelbert.
De nieuwe aanwinst is een imposant schilderij. Niet alleen door het formaat, maar ook door de ontstaansgeschiedenis. Het doek is gesigneerd door Jacob Cuyp. Hij leidde het atelier en stond bekend om zijn levendige, ongedwongen kinderportretten met inventief bijwerk. Aelbert Cuyp assisteerde zijn vader bij enkele van de meer ambitieuze opdrachten. In 1641 werkten vader en zoon samen aan ten minste twee grote familieportretten die tegenwoordig in Jeruzalem en Buenos Aires bewaard worden.1 Beide stukken zijn door Jacob gesigneerd, maar hij schilderde alleen de portretten, het landschap nam Aelbert voor zijn rekening. Ook op andere manieren werkten vader en zoon samen. Zo gebruikte Jacob soms tekeningen van zijn zoon voor de achtergronden van zijn schilderijen, zoals in het portret van Michiel Pompe van Slingelandt uit 1649. Het Portret van twee kinderen in een landschap met vee is eveneens in samen-
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
werking ontstaan. De achtergrond wordt gevormd door een voor Aelbert Cuyp kenmerkend zonnig landschap met koeien. Terwijl bij de samenwerkingen in 1641 Aelberts manier van schilderen nog sterk beïnvloed was door Jan van Goyen, is hier een italianiserend landschap te zien van omstreeks 1650, het begin van Aelberts late stijl waarin een helder licht overheerst. Ook de voorgrond met door zonlicht beschenen takken en bladen is karakteristiek voor het werk van Aelbert. Waarschijnlijk was de oude Cuyp verantwoordelijk voor de portretten en de dieren op de voorgrond. De houding van het meisje is vaker door hem toegepast en de schapen en de bok komen eveneens op andere schilderijen van zijn hand voor. Zo treffen we op het familieportret in Buenos Aires dezelfde schapen aan. De handeling van de jongen in het opvallende rood komt zeker ook uit de koker van de oude Cuyp. Het kind houdt de bok bij een hoorn vast. Dat verwijst mogelijk naar opvoeding, want het symboliseert het beteugelen van ondeugd of zelfs wellust, iets wat voor jonge kinderen al van belang werd geacht. De bloemenkrans die het meisje aan het vlechten is, kan ook een symbolische betekenis hebben, omdat bloemen in combinatie met kinderen vaak voor jeugd en bloei staan.2 De jongen en
het meisje genieten van een zonnig Arcadië. Wie zij zijn, is helaas niet meer bekend. Maar ongetwijfeld zijn het de kinderen van een welgestelde opdrachtgever uit Dordrecht. De pastorale sfeer in dit schilderij is voor een groot deel de verdienste van Aelbert. Zijn zonnige, heuvelachtige landschap met ruïne is de perfecte achtergrond voor het geidealiseerde herdersleven dat de kinderen uitbeelden. Het lijkt er ook op dat Aelbert verantwoordelijk was voor enkele wijzigingen in de oorspronkelijke compositie, die ertoe hebben bijgedragen dat het schilderij zo’n harmonieuze indruk maakt. Verschillende pentimenti (in de loop der tijd zichtbaar geworden wijzigingen) duiden erop dat de eerste opzet van Jacob niet geheel geslaagd was. De oude Cuyp heeft zelf enkele details aangepast, zoals de rechterarm van het meisje, die aanvankelijk was uitgestrekt om het schaap te voeren. De grootste verandering betreft echter de achtergrond rechtsboven. Tijdens het voltooien van de opdracht werden rechts twee forse koeien, die boven het meisje en de schapen uittorenden, overschilderd met bomen en een wolkenlucht. Het landschap in het middendeel van het schilderij heeft daardoor meer aandacht gekregen. Mogelijk heeft Aelbert dit gedaan om de verhouding tussen de figuren en dieren op de
Kunstvragen
Het verbouwde Dordrechts Museum gaat op zaterdag 27 november weer open. De nieuwe aanwinst zal dan zijn te bewonderen in de Cuypzaal, waarin het veelzijdige werk van deze Dordtse schilderfamilie centraal staat.
Elsbeth van Tets-van Tienhoven (59) Bestuurslid van de Vereniging Rembrandt
Wat is uw eerste kennismaking met kunst? ‘Mijn vader was een verzamelaar van prenten van oude meesters. Hij had als verzamelaar contact met het prentenkabinet van het Rijksmuseum, en sneed zelf zijn passe-partouts, waar ik hem bij mocht helpen.’ Herinnert u zich nog uw eerste kunstreproductie? ‘Na mijn schooltijd woonde ik zes maanden in Wenen om Duits te leren. In Galerie Belvedere zag ik voor het eerst Gustav Klimt, waarop ik De kus kocht. Dat affiche hangt nog steeds bij mij thuis, zij het nu op zolder.’ Wat is uw eerste kunstaankoop? ‘Op mijn veertiende kocht ik – naar het voorbeeld van mijn vader – op de veiling een luie mahoniehouten stoel om in te lezen, een zogeheten voltaire. Ook die stoel is nog steeds in gebruik. Sindsdien ben ik verslaafd aan veilingen, en van die “verslaving” heb ik gedurende dertien jaar zelfs mijn baan gemaakt.’ Naar welk museum gaat u graag terug? ‘Met de Rembrandtkaart in mijn bezit en het Rijksmuseum om de hoek ligt het voor de hand om het Rijksmuseum te noemen. Maar ook het Mauritshuis gaat mij zeer aan het hart, en Teylers, waar ik in mijn jeugd veel kwam. De authenticiteit van dit 18deeeuwse museum, de inrichting, de vitrinekasten, de geur, maakt een bezoek aan dit museum al tot een feest.’ Welke aankoop voor welk museum zou u graag willen steunen? ‘Ik heb niet één bepaald werk in gedachten, de top is altijd een verrijking, of het nu om een meubel, een stuk zilver of een schilderij gaat.’ Welk werk zou u graag met iedereen willen delen? ‘Het Portret van een tweeling van Joanna Vergouwen, een Antwerpse schilderes uit de 17de eeuw. Daar geniet ik elke dag weer van. Ik zou het graag een museum gunnen, maar die beslissing is niet aan mij, die is aan mijn tweelingdochters.’
18
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
voorgrond te verbeteren en tegelijkertijd een mooiere overgang naar de landschappelijke achtergrond te verkrijgen. Het zou kunnen duiden op de toenemende invloed van de jonge Cuyp, die zijn vader al voorbijgestreefd was. Niet veel later zou hij het atelier van hem overnemen. In enkele (ruiter)portretten die Aelbert in de jaren vijftig van de 17de eeuw schilderde, laat hij zien dat hij behalve een begenadigd landschapsschilder ook een goed portrettist was. D E CU YPC OLLEC TIE IN DORD REC H T
Het Portret van twee kinderen in een landschap met vee van Jacob en Aelbert Cuyp vult het werk van beide schilders in het Dordrechts Museum prachtig aan. Het versterkt de groep (kinder)portretten van Jacob Cuyp, geeft een beeld van de populariteit van het door hem geïntroduceerde pastorale genre en getuigt van de samenwerking met zijn zoon. De veelzijdigheid van beide schilders wordt zo goed mogelijk getoond in de nieuwe inrichting van het museum. Niet alleen kan een overzicht worden gegeven van de ontwikkeling in de landschappen van Aelbert Cuyp, ook unieke schilderijen, zoals het portret van de eend Sijctghen, laten zijn talent zien.3 Even verrassend is Jacob Cuyps ‘portret’ van 17 bloeiende tulpen uit 1638. Met bruiklenen van andere musea en particulieren worden bovendien leemtes ingevuld. Zo kunnen Aelbert Cuyps kwaliteiten als portretschilder inzichtelijk worden gemaakt met een portret van een man uit de verzameling van het Rijksmuseum. Een historiestuk van Aelbert met de bekering van Saulus, in bruikleen van een particulier, sluit prachtig aan bij het werk van Benjamin Cuyp.
Toen in 1977-78 voor het eerst een tentoonstelling in Dordrecht werd georganiseerd over Aelbert Cuyp, kon slechts één schilderij van de meester uit eigen bezit worden getoond. Van Jacob en Benjamin Cuyp was er op de tentoonstelling Aelbert Cuyp en zijn familie. Schilders te Dordrecht weliswaar meer werk uit de eigen collectie te zien, maar in de afgelopen decennia is het werk van de drie Cuypen sterker uitgebreid dan in de 135-jarige geschiedenis van het museum vóór de tentoonstelling. Geen ander museum kan nu zoveel stukken van Aelbert Cuyp laten zien en nergens wordt zijn werk zo mooi geplaatst naast dat van Jacob en Benjamin Cuyp. Dordrecht kan zijn beroemdste schilder in al zijn veelzijdigheid tonen. Dat was zonder de Vereniging Rembrandt nooit gelukt. Inclusief de huidige aanwinst steunde de Vereniging vanaf 1978 niet minder dan zes belangrijke aankopen voor de Cuypcollectie. Na een ingrijpende verbouwing en uitbreiding kunnen deze schilderijen nu weer stralen in het nieuwe Dordrechts Museum s Sander Paarlberg Conservator oude kunst
Noten 1. Zie S. Paarlberg (red.), Jacob Gerritsz. Cuyp (1594-1652), tent. cat. Dordrecht (Dordrechts Museum) 2002, cat. nr. 27 en afb. 34; het in 1645 geschilderde kinderportret (cat. nr. 30) is vermoedelijk geheel van de hand van Aelbert Cuyp. 2. Mogelijk is de krans een verwijzing naar een van de verhalen uit het populaire Il Pastor Fido, het herderspel van Guarini uit 1589, maar andere aanwijzingen hiervoor ontbreken. 3. Dit schilderij werd in 2004 aangekocht met steun van de Mondriaan Stichting, de Vereniging Rembrandt en de Stichting Vrienden van het Dordrechts Museum.
Portret van IJsbrand van Diemerbroeck (1609-1674) Cornelis Jonson van Ceulen I (Londen 1593 – 1661 Utrecht) Museum Het Valkhof Nijmegen
1657. Olieverf op doek, 114 x 91 cm Gesigneerd en gedateerd, midden links: Cornelis Janson / van Ceulen / fecit / 1657 Herkomst: Bob P. Haboldt & Co., New York (2010)
Museum Het Valkhof heeft een recent ontdekt portret verworven van een van de beroemdste pestdokters uit de Nederlandse geschiedenis: de Nijmeegse geneesheer IJsbrand van Diemerbroeck. Het schilderij is niet alleen een belangrijke versterking voor de deelcollectie Nijmeegse portretten, die permanent op zaal hangt, maar biedt ook mogelijkheden om vanuit de lokale geschiedenis onderwerpen te belichten met een nationale, zelfs internationale reikwijdte. De aankoop was mogelijk dankzij steun van verschillende fondsen en de hoogleraren van het UMC St Radboud, die uit eigen middelen bijdroegen om de beeltenis van hun illustere voorganger naar de stad te kunnen halen. Het bestaan van dit schilderij was onbekend tot het in 2009 verscheen op de internationale kunstmarkt. Het verraste specialisten als een van de beste stukken van Cornelis Jonson van Ceulen, een Engels-Nederlandse portretschilder die in de 17de eeuw een aanzienlijke reputatie genoot. Jonson van Ceulen, geboren in 1593 te Londen, was de zoon van Cornelis Janson van Antwerpen en Johanna Le Grand, die naar Engeland waren gevlucht om aan vervolging vanwege hun religie te ontkomen. Zijn grootvader Peter Janson kwam oorspronkelijk uit Keulen en daarom gebruikte de familie vaak de naam Jonson van Ceulen (d.i. Janson van Keulen). Waarschijnlijk ging Cornelis Jonson in de Noordelijke Nederlanden in de leer als schilder, waarna hij rond 1618 naar Londen terugkeerde. In Engeland schilderde hij gedurende een periode van 25 jaar een groot aantal portretten voor opdrachtgevers in de hogere sociale kringen, geïnspireerd door het werk van Anthony van Dyck. In 1643, aan het begin van de Engelse burgeroorlog, verliet Jonson van Ceulen Engeland en vestigde hij zich voor korte tijd in Middelburg. Enkele jaren later woonde hij in Amsterdam en in 1647
19
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
schilderde hij een groot groepsportret van de magistraat van Den Haag (nog steeds in het Oude Stadhuis aldaar). In de daaropvolgende jaren portretteerde hij burgers van verschillende Nederlandse steden, inclusief Middelburg, wat doet vermoeden dat hij enige tijd veel rondreisde. Het was in zijn laatst bekende woonplaats, Utrecht, dat hij het portret van IJsbrand van Diemerbroeck schilderde. Het driekwartportret, gesigneerd en gedateerd in 1657, is een typisch voorbeeld van de werken die Jonson van Ceulen in zijn Nederlandse periode vervaardigde. Gedurende deze tijd ontwikkelde en perfectioneerde hij zijn zeer persoonlijke stijl. Opvallend is de ongebruikelijke maar kenmerkende blauwe achtergrond, de elegantie en de levensechte weergave van de gelaatstrekken, alsook de prachtige nuances zwart in de voorname kleding van het model. PES TEPID EMIE IN N IJMEG EN
Op het moment dat Van Diemerbroeck werd geportretteerd was hij hoogleraar geneeskunde en anatomie aan de universiteit van Utrecht. Hij mocht daar als remonstrant colleges geven (afwisselend theoretische en praktische lessen, waaronder ook anatomische demonstraties), hoewel dat voorrecht in Utrecht doorgaans was voorbehouden aan hoogleraren met een orthodox-gereformeerde achtergrond. Van Diemerbroeck was dan ook een man van enige reputatie. Van zijn hand verschenen verschillende geschriften over gevallen uit zijn dagelijkse artsenpraktijk. Zijn in 1672 gepubliceerde en vaak herdrukte werk Anatome corporis humani zou de geschiedenis ingaan als het beste en volledigste anatomiehandboek van zijn tijd.1 Zijn grootste bekendheid verwierf Van Diemerbroeck echter met De peste libri quatuor uit 1646 (in 1665 uitgegeven met de titel Tractatus de peste en in 1711 in het Nederlands gepubli-
ceerd als Traktaat van de Peste).2 Het boek is feitelijk een ooggetuigenverslag van de pestepidemie die Nijmegen teisterde in de jaren 1635-36. Deze epidemie was een van de ergste en langdurigste uit de hele Nederlandse geschiedenis. De stad zat op dat moment boordevol mensen vanwege een op handen zijnde Spaanse aanval. Naast de 6.000 inwoners bevonden zich er ruim 7.000 soldaten, waarbij nog eens 3.000 soldatenvrouwen en -kinderen kwamen. De 16.000 opeengepakte mensen waren een gemakkelijke prooi voor de pest toen deze, in het kielzog van de soldaten, Nijmegen binnenkwam. Van 31 juli 1635 tot 1 augustus 1636 werden er ten minste 6.009 mensen begraven, ‘behalve die door verzuim der kosters zijn vergeeten’. Met een uiterst gedetailleerde beschrijving van het ziektebeeld bij 120 patiënten geeft Van Diemerbroeck in zijn traktaat duidelijk weer welke vreselijke gevolgen de uitbraak van de pest kon hebben. Symptomen waren ernstige benauwdheid en razernij, evenals zwarte plekken op de huid en pestbuilen over het hele lichaam. Hij vertelt hoe de lijkbaren huis-aan-huis in de Nijmeegse straten stonden opgesteld, welke doodsstrijd de pestlijders moesten ondergaan en hoe ziekentroosters, pestmeesters en lijkendragers vaak zelf ook de ziekte opliepen. ‘KLEIN E D EELTJ ENS ’
Het angstaanjagende was, dat niemand wist waar de pest vandaan kwam. Van Diemerbroeck beweerde dat de ziekte ‘in kleine deeltjens’ uit de hemel neerdaalde, als een straf van God. Een betere hygiëne en afzondering van degenen die de ziekte hadden opgelopen, waren hoegenaamd de enige maatregelen die men kon nemen ter bescherming. Om zelf aan de ziekte te ontsnappen, rookte Van Diemerbroeck dagelijks een aantal pijpen tabak en nam hij regelmatig een
IJsbrand van Diemerbroeck als pestdokter Anoniem Ca. 1640. Ets Afmetingen en verblijfplaats onbekend (Afbeelding Regionaal Archief Nijmegen)
beetje triakel in, een geneesmiddel dat onder meer opium bevatte. Door de nauwgezetheid waarmee de symptomen van de ziekte in Van Diemerbroecks pesttraktaat worden beschreven, werd het boek een van de belangrijkste medische geschriften van zijn tijd. De publicatie bracht Van Diemerbroeck internationale erkenning en mede op basis van zijn analyse kon de pest vanaf de tweede helft van de 17de eeuw in heel Europa langzamerhand worden teruggedrongen, om in de volgende eeuw definitief van het toneel te verdwijnen. De Latijnse uitgave uit 1646 kent verschillende edities en er verschenen vertalingen, als gezegd in het Nederlands, maar ook in het Engels. Tot op de dag van vandaag geldt het als een standaardwerk op de literatuurlijst van studenten medische geschiedenis. Een eerste editie van het boek werd het museum recent geschonken door de Vrienden van Museum Het Valkhof, naar aanleiding van de verwerving van het portret van de auteur, en wordt sindsdien tentoongesteld bij het schilderij. P I JN A P P E L KL I E R
Van Diemerbroeck vertrok in 1644 met slaande ruzie uit Nijmegen, vanwege een financieel conflict met zijn collegastadsdokter Emanuel de Mandeville. Hij vestigde zich in Utrecht, waar hij in 1649 werd benoemd als hoogleraar anatomie aan de universiteit. In deze functie wordt hij ook nadrukkelijk geportretteerd op het schilderij van Jonson van Ceulen. Van Diemerbroecks rechterhand rust op een opengeslagen boek op de tafel, waarin we drie gravures zien: een skelet en twee secties van de hersenen, verwijderd uit de schedelholte. Deze voorstellingen refereren aan een van de meest invloedrijke boeken over de menselijke anatomie: het beroemde De humani corporis fabrica van Andreas Vesalius (1514-1564).3
21
De keuze voor de gravures op de rechterpagina, die in Vesalius’ boek overigens niet op dezelfde bladzijde zijn afgebeeld, is in het bijzonder interessant omdat het afbeeldingen zijn van de pijnappelklier (epifyse). Dit was een actueel onderwerp rond het midden van de 17de eeuw. De Franse filosoof René Descartes (1595-1650), die veel aandacht besteedde aan de bestudering van de pijnappelklier – hij noemde haar ‘de zetel van de ziel’ – beschouwde haar als het verbindingspunt tussen verstand en lichaam. Zijn Traité des passions de l’âme (De passies van de ziel) van 1649 ontketende een heftig debat over de functie van de pijnappelklier. Het lijkt heel waarschijnlijk dat de compositie van Van Diemerbroecks portret ontstond met het oog op die specifieke context. Door zich zo nadrukkelijk met deze gravures te laten afbeelden, heeft de hoogleraar zich willen presenteren als een geleerde die midden in het wetenschappelijke debat staat. Dat de discussie over de pijnappelklier Van Diemerbroecks belangstelling had, lijdt geen twijfel. In 1672, vijftien jaar na het ontstaan van zijn portret, werd de hierboven reeds genoemde studie Anatome corporis humani gepubliceerd. Hierin vatte Van Diemerbroeck de verschillende opvattingen over de pijnappelklier samen. In zijn bespreking van de meningen van Descartes (1649) en de geleerden Regius (1657) en La Forge (1664) – die de theorie van Descartes verdedigden – en die van Le Boë Sylvius (1663) en Wharton (1656) – die haar verwierpen – concludeerde Diemerbroeck dat het vraagstuk naar de functie van deze klier nog altijd onopgelost is: ‘Iedereen heeft het recht op zijn eigen mening maar ik denk dat zijn functie vrij onbekend en obscuur is en dat hierover niets kan worden verklaard; wat overblijft is louter giswerk op basis van twijfelachtige argumenten en daarom ben ik van
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
mening dat de vernuftige speculaties van een ieder over dit onderwerp lovenswaardig zijn, maar dat het niet noodzakelijk is deze ideeën zonder meer aan te nemen of als het enige credo te aanvaarden’.4
Van Diemerbroeck is hier afgebeeld in de gebruikelijke pestdokterskleding. Aan zijn hoed is een masker in de vorm van een vogelkop bevestigd.
SPEU RWERK
De reusachtige snavel
Een andere versie van dit bezielde portret, eveneens geschilderd door Jonson van Ceulen, bevindt zich sinds 1698 in de collectie van de universiteit van Utrecht. De compositie is teruggebracht tot een portretbuste in een ovaal, zonder handen en boek. Het Utrechtse portret is met zekerheid een herhaling van ons schilderij. Wat betreft de herkomst van Van Diemerbroecks beeltenis in Museum Het Valkhof, bleek inmiddels uit onderzoek door dr. Marten Jan Bok in Het Utrechts Archief dat het schilderij in 1681 in Utrecht wordt genoemd in de
is gevuld met geurige kruiden en parfum, bedoeld als een filter dat de (naar men veronderstelde) ziekmakende pestlucht moest tegenhouden, terwijl een bril de ogen afschermt.
HETZELFDE SCHILDERIJ, OP EEN ANDERE MANIER BEKEKEN J OS W.M. VAN D E R ME E R
Portret van IJsbrand van Diemerbroeck (1609-1674) Cornelis Jonson van Ceulen I Ca. 1660. Olieverf op doek, op board, 64,5 x 54 cm
Portret van IJsbrand van Diemerbroeck, door Cornelis Jonson van Ceulen
UNIVERSITEITSMUSEUM UTRECHT
Mijn interesse in IJsbrand van Diemerbroeck stamt uit 1988. In dat jaar werd ik als nieuw benoemde hoogleraar interne geneeskunde in Nijmegen geacht een gloedvolle oratie te houden. In het kader van mijn expertise in infectieziekten – het onderdeel van de interne geneeskunde dat ik vooral in Nijmegen zou gaan inbrengen – zocht ik naar een historische verankering voor mijn verhaal. In het pre-Google-tijdperk was een dergelijke zoektocht niet zo simpel, niettemin stuitte ik al gauw op Van Diemerbroeck (1609-1674) en de Nijmeegse pestepidemie van 1635-36. Het was vervolgens niet moeilijk de 17de-eeuwse – vrijwel afwezige – kennis van de infectieziekten, en met name de pest, in een betoog onder te brengen over de infectieproblematiek anno 1988 (inmiddels ook gedateerd: geen grieppandemie, geen Q-koorts en aanzienlijk minder antibioticaresistentie).
boedelinventaris van de zoon van de geportretteerde, mr. Thijman van Diemerbroeck.5 Wat het speurwerk verder oplevert zal in de komende tijd zeker nog worden gepubliceerd, maar genieten van deze aanwinst voor het Nederlands openbaar kunstbezit kunnen we alvast volop. Mede dankzij u! s Ruud Priem Conservator oude kunst Noten 1. IJsbrand van Diemerbroeck, Anatome corporis humani, Utrecht, 1672. 2. IJsbrand van Diemerbroeck, De peste libri quatuor, truculentissimi morbi historiam ratione & experientiâ confirmatam exhibentes, Arnhem 1646. 3. Andries van Wesel (Andreas Vesalius), De humani corporis fabrica libri septem, Basel 1543. 4. Van Diemerbroeck, op. cit. (noot 1), p. 592; geciteerd in G.J.C. Lokhorst en Timo T. Kaitaro, ‘The Originality of Descartes’ Theory about the Pineal Gland’, Journal for the History of the Neurosciences 10 (2001), pp. 6-18. 5. Het Utrechts Archief II, 3146, Gerechtelijke inventarissen d.d. 9 november 1681. Met dank aan dr. Marten Jan Bok, Utrecht, die zijn aantekeningen over de genealogie van de familie Van Diemerbroeck ruimhartig ter beschikking stelde.
22
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
Wellicht is een nadere toelichting op zijn plaats over de afwezige inzichten in infectieziekten in Van Diemerbroecks tijd: Antoni van Leeuwenhoek zou pas in 1667 met zijn microscoop bacteriën zien en van levende, microscopisch kleine ziekteverwekkers had men geen flauw idee. Wel waren er gedachten over besmettelijkheid via slechte lucht. Van Diemerbroeck beschermde zich hiertegen door tijdens contact met patiënten pijpen te roken. Hoe inconsequent de gedachtevorming over besmetting zelfs bij Van Diemerbroeck was, moge blijken uit zijn beschrijvingen van het optreden van pest bij personen die het ‘afgrijselijk gelaat’ van een koortsige pestlijder hadden gezien. In de tijd van mijn naspeuringen over Van Diemerbroeck was het bestaan van dit fraaie portret door Jonson van Ceulen onbekend. Het beeld dat ik mij vormde over Van Diemerbroeck en zijn tijdperk was, met de pregnant aanwezige zwarte dood, hoofdzakelijk opgebouwd uit schakeringen van zwart en grijs. Het aantrekkelijke schilderij was dan ook een volslagen verrassing. Niks somber: een – weliswaar in zwart gehulde – schrander kijkende, zelfbewuste, misschien ijdele, maar niettemin empathisch aandoende man, tegen een achtergrond van een prachtig blauw. Niet het beeld van een door de pestepidemie afgetobde stadsdokter, bij wie de confrontatie met het menselijk leed en de gesel Gods hun zichtbare sporen hebben achtergelaten. Ik besef terdege dat het beeld van de afgematte, door het zien van de lijdende medemens getekende dokter een karikaturale vervorming is, die bij gebrek aan een concreet beeld ontstaat. Ik weet ook goed uit de hedendaagse praktijk dat men aan de gezichten van dokters niet kan aflezen hoe goed of slecht de prognose van hun patiënten is. Uit zijn wereldberoemde Tractatus de peste blijkt onmiskenbaar het zelfbewuste, ietwat arrogante van Van Diemerbroeck: zo etaleert hij nogal wat minachting voor de (niet-academisch gevormde) chirurgijns, die met aderlaten de patiënten nodeloos verzwakten en dus de geneesheer voor de voeten liepen. In het schilderij heeft Van Diemerbroeck zijn hand op een opengeslagen boek met anatomische afbeeldingen – kennelijk niet zijn tractaat over de pest. Hij was toen Jonson van Ceulen hem portretteerde reeds hoogleraar in Utrecht en het onderwijs in de anatomie was een belangrijk onderdeel van zijn leeropdracht. Met dit portret van de dokter die grote naam maakte tijdens de pestepidemie in de jaren 1635 en 1636 krijgt de Nijmeegse geneeskunde een gezicht, een icoon, en Museum Het Valkhof een schitterend portret s Jos W.M. van der Meer is hoogleraar interne geneeskunde in het UMC St Radboud
Hoeroa, ceremoniële staf en wapen Noord-eiland, Nieuw-Zeeland Museum Volkenkunde (Rijksmuseum voor Volkenkunde) Leiden
18de eeuw. Walvisbeen, L 121 cm, B 4,3-7,2 cm, D 1-1,2 cm Herkomst: Privécollectie, via Michael Graham-Stewart, Auckland (2010)
Onlangs heeft Museum Volkenkunde de hand weten te leggen op een bijzondere hoeroa. Zulke stukken, met een zowel direct aansprekende esthetische kwaliteit, alsook grote intrinsieke power en historische waarde, zijn zeer zeldzaam. Voor zover bekend zijn vergelijkbare exemplaren alleen in de collecties van het Musée du quai Branly in Parijs en twee musea in Nieuw-Zeeland. Daarom is dit een belangrijke toevoeging aan de bestaande Maori-collectie van het Leidse museum, die de waarde van de verzameling niet alleen op landelijk, maar ook op internationaal niveau verhoogt.
In Nieuw-Zeeland wordt veel meer dan in Europa een actieve verzamelpolitiek gevoerd voor Maori-kunst. Sommige Europese musea beschikken echter over prachtige historische Maori-collecties. Die van het British Museum is wellicht de bekendste en de grootste, maar er zijn ook uitzonderlijke stukken te vinden in het Musée du quai Branly in Parijs, het Linden-Museum in Stuttgart en het Museum für Völkerkunde in Hamburg, om er maar een paar te noemen. Daarbij vergeleken is de verzameling in Museum Volkenkunde vrij klein, al bevat zij een aantal uitstekende stukken. Zij behoort in ieder geval tot de top in Nederland. Binnen het museum maakt de Maoricollectie deel uit van het beste uit het Polynesische cultuurgebied, waarin vanwege de Nederlandse koloniale geschiedenis de Papoeakunst overheerst. H OEROA
Detail van de kop. De curvilineaire motieven zijn geïnspireerd op varenbladeren.
Hoewel niet iedereen het hierover eens is, hadden hoeroa (enkelvoud en meervoud zijn hetzelfde) zeer waarschijnlijk zowel een belangrijke ceremoniële functie als scepter of teken van waardigheid van de hoogste Maori-leiders, alsook een functie als slagwapen. In ieder geval zijn het in eerste instantie symbolen van prestige en van autoriteit, voorbehouden aan leiders met een grote dosis mana, een door deugd en moed verkregen algemeen respect. Daarnaast werden ze hoogstwaarschijnlijk, evenals de veel kleinere wahaika, een klein slagwapen van hout, jade of walvisbot, ook in man-tegen-mangevechten gebruikt. Maar terwijl een krijger voorzien van een wahaika zijn tegenstander zeer dicht moest naderen, stelde de veel langere hoeroa hem in staat iemand van grotere afstand af te weren, te verwonden of uit te schakelen. Hoeroa zijn vervaardigd uit het onderkaakbeen van de potvis (Physeter macrocephalus), een kleine walvissoort,
Achterzijde van de hoeroa met merktekens van de verzamelaar James Thomas Hooper.
Literatuur K. Jacobs, ‘Collectors, Dealers and Institutions’, in S. Hooper (red.), Pacific Encounters. Art & Divinity in Polynesia 1760-1860, Londen 2006, pp. 270-274 R. Neich, ‘Wood Carving’, in D.C. Starzecka (red.), Maori Art and Culture, Londen 1996, pp. 69-113 S. Phelps, Art and Artefacts of the Pacific, Africa and the Americas. The James Hooper collection, London 1976 F.W. Veys, ‘Awakening Sleeping Objects’, in R. Raymond en A. Salmond (red.), Pasifika Styles. Artists Inside the Museum, Cambridge 2008, pp. 111-116
waarbij geraffineerd gebruik is gemaakt van de natuurlijke curve, en voorzien van slechts één kleine, fijn uitgekerfde versiering aan een eind. Vóór het begin van de walvisjacht in de Nieuw-Zeelandse wateren was walvisbeen een zeer zeldzaam en dus ook kostbaar materiaal. De Maori, de oorspronkelijke bewoners van Aoteaora (Nieuw-Zeeland), joegen niet actief op walvissen en waren afhankelijk van incidenteel aangespoelde dieren. Uiteraard waren walvissen een rijke bron van voedsel, maar daarnaast leverden ze walvisbeen of walvisivoor (van de 132 tanden) op, dat werd geassocieerd met leiderschap. De voorwerpen die van deze materialen werden gemaakt, getuigden van de mana, de macht en het gezag van een leider. Vanwege zijn natuurlijke kwaliteit als hard en duurzaam materiaal was walvisbeen ook uitermate geschikt voor het maken van wapens. Handwerk als vakmanschap houdt in dat de handwerksman enerzijds voor minimaal verlies van materiaal kiest, anderzijds optimaal gebruik maakt van de natuurlijke beperkingen die het materiaal hem oplegt. De vorm van deze hoeroa volgt prachtig de natuurlijke lijn van de onderkaak van de potvis en is slechts iets bijgewerkt, mogelijk gevijld, om een eenvoudige, sierlijke vorm te
24
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
verkrijgen. Het resultaat is een haast abstracte sculptuur. De aldus verkregen primaire vorm van de hoeroa is bovenaan de handgreep zeer kunstig ajour versierd met symmetrische curvilineaire motieven, gespiegeld om een centrale as. Zulke motieven zijn waarschijnlijk geïnspireerd op een van de vele inheemse Nieuw-Zeelandse varensoorten en zijn ook terug te vinden in andere Maorikunstuitingen die nauw verbonden zijn met prestige en leidersposities, zoals bijvoorbeeld gezichtstatoeage. Het object beantwoordt zo aan de schoonheidscanon van de Maori, die aan esthetiek een bovennatuurlijke kracht toekent. Alleen ‘mooie’ objecten kunnen hun zowel symbolische als praktische functie daadwerkelijk uitoefenen. SN IJKU N STEN AA RS
Bij de Maori werd en wordt de snijkunstenaar, tohunga, enorm geapprecieerd en gerespecteerd vanwege zijn technische vaardigheden en omdat hij het vermogen had bovennatuurlijke krachten te kanaliseren. Beeldhouwen, een activiteit voorbehouden aan mannen, omvat het bewerken van hout, steen, been en huid (tatoeëren) en is in hoge mate sacraal. Om zichzelf en de toekomstige gebruiker of eigenaar tegen bovennatuurlijk onheil te beschermen, moet de kunstenaar zich rekenschap geven van verschillende rituele beperkingen. Aangenomen wordt dat inbreuk op een van de voorschriften ernstige gevolgen kan hebben, waaronder zelfs de dood van de snijder, de opdrachtgever of hun families. Traditioneel werkten snijkunstenaars met stenen gereedschappen, vaak van jade. Maar al kort na de komst van 18de-eeuwse ontdekkings-
reizigers zoals James Cook, Jean-François de Surville en Marion du Fresne begon men in de noordelijke kustgebieden van Nieuw-Zeeland messen, bajonetlemmeten, bijlen, spijkers en zelfs tonringen tot snijgereedschap om te vormen. Sommigen bleven echter de traditionele werktuigen van jade of andere steensoorten gebruiken. IN D RU KWEKKEN D E HE RKO M S T
Van grote betekenis voor de nu aangekochte hoeroa is dat hij toebehoorde aan de belangrijke Maori-leider Taˉmati Waˉka Nene, waarschijnlijk geboren in de jaren tachtig van de 18de eeuw. Zowel aan vaders- als aan moederszijde is zijn genealogie indrukwekkend. Tapua, zijn vader, was een chief en een rituele specialist, van de Ngaˉti Hao-stam van het Hokianga-gebied. Hij was tevens verwant met de leiders van Whangaroa en Bay of Islands. Nene’s moeder was Te Kawehau – geparenteerd aan Hongi Hika, die samen met hoogleraar Samuel Lee van de universiteit van Cambridge bijdroeg tot de eerste orthografie van de taal van de Maori, Te Reo Maˉori. Al op jonge leeftijd stond Nene bekend als een uitmuntend krijger. Na vele veldslagen werd hij de machtigste leider van het Hokiangagebied. Hij beschermde de Wesleyaanse missie en de Europese handelaars. Uiteindelijk bekeerde hij zich en werd in 1839 zelf ook een Wesleyaans methodist, waarbij hij de naam Taˉmati Waˉka aannam, naar Thomas Walker, een handelaar en beschermer van de Church Missionary Society. Nene werd door de Europeanen gezien als een betrouwbare chief bij wie men goed voor advies terecht kon. Hij
Vooraanzicht van de hoeroa. Er is prachtig gebruik gemaakt van de natuurlijke curve van de potvis.
realiseerde zich dat het inmiddels zinloos was zich tegen de aanwezigheid van de Europeanen en de goederen die zij meebrachten te verzetten. Zo overtuigde hij in 1840 de chiefs het Verdrag van Waitangi te tekenen, waarbij de relatie tussen de nieuwe Europese immigranten en de lokale Maori-bevolking geregeld werd. Maar vanaf 1840 nam de onrust tussen de Maori en de Europeanen toe. In 1846 ging Nene naar Auckland om de gouverneur te overreden tot het sluiten van vrede – iets wat zeker bijdroeg tot zijn politieke macht. Hij gold als redder van de regering en werd uiteindelijk beloond met een onderhoudsstipendium van 100 pond per jaar en een buitenhuis in Russell. Toen Nene in 1871 stierf, werd hij door zowel de Europeanen als de Maori als een groot leider met veel mana beschouwd. Nene gaf de hoeroa bij de ondertekening van het Verdrag van Waitangi aan een zekere kolonel Dunn, samen met twee andere wapens. Wie kolonel Dunn precies was, is niet bekend. Wel weten we dat een nakomeling van Dunn deze hoeroa in 1932 aan James Thomas Hooper (1897-1971) schonk, een privé-verzamelaar van voornamelijk Polynesisch materiaal die het ‘Totems Museum’ in Arundel (Sussex) stichtte. Het grootste deel van zijn verzameling werd tussen 1976 en 1983 verkocht door Christie’s, andere stukken werden aan Tahiti en Fiji teruggeschonken. Na de verkoop in de tweede helft van de 20ste eeuw kwam de hoeroa in het bezit van de verzameling Barbier-Mueller. Museum Volkenkunde verwierf hem dit jaar uit een privéverzameling. Als aanvulling op de gelden van de BankGiro
25
Loterij kreeg het hiervoor steun van de Vereniging Rembrandt. HEDEND A A G SE BETEK EN IS
Deze hoeroa valt onder de noemer ‘kunst’, een woord waarvoor de Maori geen equivalent kennen. In plaats daarvan gebruiken ze de term taonga, te vertalen als ‘schat’. Hoe belangrijker de voorouder aan wie de taonga ooit toebehoorde, hoe groter de mana. Deze hoeroa heeft door zijn associatie met de belangrijke leider Taˉmati Waˉka Nene in zeer grote mate mana, in het bijzonder bij zijn afstammelingen en stamgenoten. Wanneer Maori deze hoeroa zien, reageren ze daarop als ware het een levend of bezield voorwerp: ze voelen de voorouderlijke geest als een aanwezigheid en als gezag. Voor hedendaagse Maori staat de confrontatie met deze hoeroa gelijk aan de ontmoeting metTaˉmati Waˉka Nene. Het object verbindt dus de levenden met de doden en bezielt de relaties tussen de levenden onderling. Algemeen gesproken bieden taonga Maori de mogelijkheid uit voorouderlijke kennis te putten om zich zo voort te bewegen naar de toekomst. Voor Maori bevindt het verleden zich vóór hen aangezien ze het kunnen zien; omgekeerd ligt de ongekende toekomst achter hen s
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
Fanny Wonu Veys Conservator Oceanië
Nieuwsgierig geworden? Momenteel is in Museum Volkenkunde een tentoonstelling over de Maori, waarin de hoeroa een prominente plaats inneemt. Deze grote interactieve gezinstentoonstelling is tot 1 mei 2011 te bezoeken.
Waarom gesteund? De Vereniging Rembrandt heeft eerder een selectie uit een volkenkundige collectie gesteund. Bij deze aanvraag gaat het om een mooi object met een prachtige geschiedenis en betekenis. De expertise is in dit geval buiten het Bestuur gevraagd. Aangezien het lid van de Raad van Adviseurs met deze expertise – prof. dr. M. Forrer – zelf aanvrager is, is een extern specialist om advies gevraagd. Museum Volkenkunde beschikt over een kleine, kwalitatief hoogstaande collectie Maori-kunst. Deze hoeroa is een waardevolle aanvulling voor de Oceaniëverzameling van het museum, en meer specifiek voegt deze hoeroa veel toe aan de sectie Polynesië. Buiten Leiden is er nauwelijks Polynesische kunst van grote betekenis in Nederland aanwezig. De Nederlandse museumbezoeker verdient het om in aanraking te kunnen komen met deze cultuuruitingen, die vaak gekenmerkt worden door grote verfijning in eenvoud. De herkomst is duidelijk. Tot 1840 was deze hoeroa als erfstuk in bezit van Maori-chief Taˉmati Waˉka Nene. In 1840 werd het object overhandigd aan kolonel Edwin Dunn bij de ondertekening van het Verdrag van Waitangi en naar Engeland meegebracht. In de eerste decennia van de vorige eeuw werd de hoeroa door de belangrijke verzamelaar van Oceanische kunst James Thomas Hooper verworven van een nazaat van kolonel Dunn. De aankoop heeft de instemming van de Maori-vertegenwoordigers en van het Te Papa Museum in Wellington, dat het culturele erfgoed van de Maori behoedt en beschermt. Naar dit object mag je niet kijken zoals je naar een modern beeld kijkt. Toch komt het voor steun in aanmerking, omdat het zo prachtig is gemaakt s
Gezicht vanaf de Pont Transbordeur, Marseille László Moholy-Nagy (Bácsborsód, Hongarije, 1895 – 1946 Chicago) Rijksmuseum Amsterdam
1929. Ontwikkelgelatinezilverdruk, 39,1 x 27,8 cm Aan de achterzijde gestempeld Herkomst: Particuliere collectie, Verenigde Staten, aangekocht via Howard Greenberg Gallery, New York (2010)
Wanneer het Rijksmuseum in 2013 zijn deuren weer opent voor het publiek, zal er voor het eerst ruime aandacht worden besteed aan de geschiedenis en de kunst van de 20ste eeuw. De fotografie behoort onmiskenbaar tot de belangrijkste media van die eeuw. Ze zal dan ook nadrukkelijk aanwezig zijn in de zalen die aan de moderne tijd worden gewijd. Met het oog daarop heeft het Rijksmuseum de afgelopen jaren de blik vooral gericht op 20ste-eeuwse fotografie, terwijl het zich tot dan toe vooral toelegde op fotografie uit de 19de eeuw. Hoeveel belangrijke aankopen er sindsdien ook zijn gedaan, er bleven nog diverse onvervulde verlangens. Een van die wensen is onlangs in vervulling gegaan door de aankoop van een monumentale foto van László Moholy-Nagy, Gezicht vanaf de Pont Transbordeur, Marseille uit 1929. De Vereniging Rembrandt en Baker & McKenzie maakten de aankoop gezamenlijk mogelijk.
Fotografie leende zich, als modern medium, bij uitstek om de nieuwe tijd in beeld te brengen. Aan Moholy-Nagy’s foto zie je dat alles in één keer anders is: een compleet nieuwe vormgeving van een nieuwe tijd. Dat was tot aan de jaren ’20 niet vertoond in de fotografie. Grote bouwwerken en metaalconstructies waren al vaak gefotografeerd, maar nooit op zo’n radicale, vernieuwende wijze. Enkele jaren geleden kocht het Rijksmuseum – met steun van de BankGiro Loterij, het Paul Huf Fonds en het Huizinga Fonds – een andere foto uit dezelfde reeks van Moholy-Nagy. De foto van een slapende man op een vissersboot is vooral een spel van lijnen en vormen, met
De in Hongarije geboren László Moholy-Nagy wordt algemeen beschouwd als een van de belangrijkste fotografen van de vroege 20ste eeuw. Zijn door het Rijksmuseum verworven Gezicht vanaf de Pont Transbordeur is een superieure verbeelding van het modernisme zoals het zich in de jaren ’20 in de fotografie manifesteerde. De extreme blik naar beneden behoorde tot een nieuwe beeldtaal die fotografen pas kort daarvoor waren gaan exploreren. Experimenten met standpunt, uitsnede en ongebruikelijke onderwerpen leidden tot foto’s die volstrekt afweken van wat gangbaar was en leverden bovendien beelden van de wereld op zoals die gewoonlijk door niemand waren waargenomen. In geen enkele reisgids werd immers aanbevolen de hefbrug te beklimmen om vervolgens recht naar beneden te kijken. Moholy-Nagy is een van de vroegste en belangrijkste vertegenwoordigers van het fotografisch modernisme. L E N S VER SU S OOG
Moholy-Nagy’s Gezicht vanaf de Pont Transbordeur laat zien hoe de mens zich verhoudt tot de moderne wereld. Metaal, bruggen, machines, vliegtuigen en auto’s zijn de iconen van de nieuwe tijd. Ze staan voor een oprukkende techniek, voor een enorme schaalvergroting en mechanisering, en voor een hoger tempo van leven. Snelheid, mobiliteit en geloof in maakbaarheid door de mens domineren. Het is tegelijk heel dubbel: de moderne tijd overweldigt – overschaduwt misschien wel – de mens.
27
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
Slapende visser op een boot, Marseille László Moholy-Nagy 1929. Ontwikkelgelatinezilverdruk, 29,4 x 22,5 cm RIJKSMUSEUM AMSTERDAM
Omslag László MoholyNagy, Malerei, Photographie, Film, München 1925. Bibliotheek Rijksmuseum, Amsterdam Pagina uit László Moholy-Nagy, Malerei, Photographie, Film, München 1925, met twee foto’s van het fotopersbureau Atlantic. Boven: New York gezien vanuit een vliegtuig. Onder: de radiotoren van Nauen (bij Berlijn). Bibliotheek Rijksmuseum, Amsterdam
name dankzij de rieten mand op de voorgrond en het touw dat diagonaal door het beeld loopt. In zijn Gezicht vanaf de Pont Transbordeur ging Moholy-Nagy een stap verder: het ritme van de metalen constructie van de brug, in halfduister gehuld, contrasteert met de hel oplichtende cirkelvormige betonnen pijler. Heel subtiel zorgen de twee driehoekige zeilen van een passerend schip ervoor dat de opname niet geheel abstract wordt. Beide foto’s laten zien hoezeer modernistische fotografen op zoek waren naar motieven die de gebruikelijke manier van kijken ontregelden. De generatie waartoe Moholy-Nagy behoorde, exploreerde de wereld door de lens van hun camera. De lens van een camera ziet de wereld nu eenmaal anders dan het menselijk oog. Dat het Moholy-Nagy vooral om het vormexperiment ging, bewijst zijn tegelijkertijd opgenomen film Marseille. Daarin zien we hem telkens zoeken naar nieuwe verdwijnpunten, ongebruikelijke composities en visuele effecten. Afwisselend gebruikte hij de film- en fotocamera om overeenkomstige beelden te maken. Zowel het gezicht recht naar beneden als de slapende visser komen ook in de film voor. Modernisten als Moholy-Nagy wensten van die mogelijkheden gebruik te maken, wensten de wereld weer te
28
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
geven op een wijze waartoe alleen de fotografie hen in staat stelde. Een voorgaande generatie had nog alles in het werk gesteld om typisch fotografische eigenschappen, zoals scherpte en detailrijkdom, te verdoezelen en hun werk zoveel mogelijk te laten lijken op tekeningen of schilderijen, daarbij werkend volgens de traditionele wetten van het centraalperspectief. Op die wijze meenden zij meer kans te maken op artistieke erkenning van hun vak. In hun onderwerpskeuze was deze generatie al even behoudend: eigentijdse onderwerpen (moderne architectuur, gebruiksvoorwerpen, de drukte van de ‘grote stad’) ontbraken bij hen nagenoeg. ‘MIT VOLLKOMMEN AN D EREN A U G EN SEHEN’
László Moholy-Nagy droeg niet alleen door middel van zijn foto’s bij aan de modernistische vernieuwing van de fotografie, maar ook door zijn docentschap aan het Bauhaus (1923-1928) in Weimar/Dessau en door zijn publicatie van het boek Malerei, Photographie, Film (1925), het achtste deel van de reeks Bauhausbücher. Het boek is een soort staalkaart van experimentele vormgeving door middel van fotografie. Moholy-Nagy stelde hierin dat de fotografie niet slechts een mechanisch notitiemiddel is,
Kunstvragen Hendrik Loudon (39) Lid van de Vereniging Rembrandt, Titus Cirkel sinds 2004
maar ook een scheppend expressiemiddel (‘schöpferisches kan zijn. Hij zag de camera als een instrument dat het menselijk oog kon aanvullen en vervolmaken: ‘Men kan zeggen dat we de wereld met geheel andere ogen zien’ (‘Mann kan sagen, daß wir die Welt mit vollkommen anderen Augen sehen’). Opmerkelijk is hoeveel foto’s Moholy-Nagy afbeeldde in Malerei, Photographie, Film die zonder artistieke motieven gemaakt waren. Het boek bevat weliswaar een aantal foto’s van zijn eigen hand of van collega’s zoals Albert Renger-Patzsch en Man Ray, maar overwegend wetenschappelijke en persfoto’s. Hij putte die vooral uit geïllustreerde tijdschriften en kranten. De twee die het meest overeenkomen met zijn Gezicht vanaf de Pont Transbordeur waren afkomstig van het fotopersbureau Atlantic. Moholy-Nagy moest zijn toevlucht nemen tot deze ‘gevonden’ foto’s omdat het modernisme anno 1925 nog maar net in de fotografie was doorgedrongen en weinig foto’s had opgeleverd van het type dat hij zo nadrukkelijk voorstond. Voordat hij zich in de zomer van 1924 aan het schrijven zette van Malerei, Photographie, Film, had hij nauwelijks of niet gefotografeerd. De tekst van het boek maakt voldoende duidelijk dat MoholyNagy de afgebeelde wetenschappelijke en persfoto’s als voorlopers beschouwde van het door hem gepropageerde en gepraktiseerde modernisme. Moholy-Nagy ging na publicatie van Malerei, Photographie, Film ook zelf fotograferen. Wat het vier jaar later gemaakte Gezicht vanaf de Pont Transbordeur onderscheidt van de voorafschaduwingen in zijn boek is niet alleen de nadrukkelijke artistieke intentie waarmee de foto is gemaakt, maar vooral het grote formaat, de afdrukkwaliteit en de subtiliteit waarmee het naar abstractie neigende, ritmische vormenspel van metalen constructie en betonnen pijler is afgewisseld met een figuratief element. Deze door het Rijksmuseum verworven foto uit 1929 is een ultieme verbeelding van het fotografisch modernisme, waarin het perspectief definitief verschoven werds Ausdrucks- und Gestaltungsmittel’)
Mattie Boom en Hans Rooseboom Conservatoren fotografie Literatuur Andreas Haus, Moholy-Nagy. Fotos und Fotogramme, Maarssen 1978 Mike Weaver (red.), The Art of Photography, 1839-1989, New Haven/Londen 1989
29
Ingrid Pfeiffer en Max Hollein (red.), László Moholy-Nagy. Retrospektive, München/Berlijn/Londen/New York 2009
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
Wat is uw eerste kennismaking met kunst? ‘Ik ben spelenderwijs met kunst in aanraking gekomen. Mijn ouders hebben me van kleins af aan veel naar musea meegenomen in Nederland en in het buitenland, soms tot vervelens toe, vond ik toen.’ Herinnert u zich nog uw eerste kunstreproductie? ‘Echte kunstreproducties heb ik niet gehad voor zover ik me kan herinneren.’ Wat is uw eerste kunstaankoop? ‘Mijn eerste kunstwerk was een abstract schilderij van Jan Meijer, Icarus I. Het was net na mijn studie, ik had toen een appartement gekocht en wilde een modern werk bij mijn klassieke inrichting. Dit schilderij knalt echt van de muur af.’ Naar welk museum gaat u graag terug? ‘Het Rijksmuseum, als het weer volledig open is. De omvang en diversiteit van de collectie spreken mij erg aan; elke keer als je gaat valt er wel iets nieuws te ontdekken. Verder vind ik het gebouw ook zeer indrukwekkend. Het feit dat het op loopafstand is van mijn huis is een prettige bijkomstigheid. Welke aankoop voor welk museum zou u graag willen steunen? ‘Dat zal toch een modern werk zijn. In de kunstverzamelingen van de ING en de Lehman Brothers die nu geveild worden zitten vast wel stukken die een mooie plaats zouden kunnen krijgen in een openbare verzameling. Maar de keuze daarvan laat ik liever over aan de specialisten binnen de Vereniging Rembrandt.’ Waarom bent u lid geworden van de Titus Cirkel? ‘Ik was al geruime tijd lid van de Vereniging Rembrandt toen de Titus Cirkel van start ging en het was voor mij eigenlijk vanzelfsprekend me daarbij aan te sluiten. Het is een actief gezelschap met veel activiteiten. Zo was er laatst een gezamenlijk bezoek aan de Caldic Collectie in Wassenaar. Het leuke van de Titus Cirkel is dat je vaak op plaatsen komt waar je anders niet zo snel zou komen.’ Wat zou u graag uit uw eigen verzameling aan een museum willen schenken, om iedereen van mee te kunnen laten genieten? ‘Misschien de twee abstracte werken van de Amsterdamse kunstenaar Peter Schenk die ik op de PAN heb gekocht. Die had ik al eens in een galerie gezien en op de beurs liep ik er meteen weer naartoe. Maar om eerlijk te zijn weet ik niet of mijn verzameling van een zodanige kwaliteit is dat musea geïnteresseerd zouden zijn.’
Cell XXVI Louise Bourgeois (Parijs 1911 – 2010 New York) Gemeentemuseum Den Haag
2003. Staal, textiel, aluminium, spiegelglas en hout, 252,7 x 434,3 x 304,8 cm Herkomst: Studio Louise Bourgeois, New York, courtesy Cheim & Read, New York (2011)
In 2007- 08 had de onlangs overleden Louise Bourgeois een uitgebreide en zeer succesvolle overzichtstentoonstelling in de Tate Gallery in Londen en in het Centre Pompidou in Parijs. Deze tentoonstelling liet zien dat zij haar oeuvre tot op hoge leeftijd steeds een nieuwe impuls wist te geven. Zo was ze bijvoorbeeld al in de zeventig toen ze begon met het maken van haar Cells; afgesloten kooien of kamers die een andere dimensie geven aan het begrip sculptuur. Het Gemeentemuseum Den Haag is er met hulp van de Vereniging Rembrandt en verschillende andere fondsen in geslaagd Cell XXVI uit 2003 te verwerven. De aankoop is direct vanuit de studio van de kunstenares gedaan met oog op de tentoonstelling Hans Bellmer-Louise Bourgeois. Double Sexus die momenteel in Den Haag is te zien.
‘My childhood has never lost its magic, it has never lost its mystery, and it has never lost its drama. All my work in the past fifty years, all my subjects, have found their inspiration in my childhood’ Louise Bourgeois, 1997
30
Louise Bourgeois was tot haar dood in mei van dit jaar de grand old lady van de hedendaagse kunst. De op 98- jarige leeftijd overleden Bourgeois wordt sinds een aantal decennia gezien als een van de belangrijkste kunstenaars van de 20ste en vroege 21ste eeuw. Toch heeft het lang geduurd voordat haar werk op waarde werd geschat. Haar ontwikkeling onttrok zich daarom lange tijd aan het zicht van het grote publiek. Dat heeft Bourgeois er nooit van weerhouden om door te gaan, te experimenteren met materialen en uitdrukkingsvormen en zich steeds te vernieuwen. Pas op 70-jarige leeftijd kreeg ze op grotere schaal erkenning. Voor veel jonge vrouwelijke kunstenaars geldt Bourgeois vanaf die tijd als een lichtend voorbeeld en ook de feministische beweging heeft haar sindsdien tot boegbeeld verheven. Ondanks de variëteit binnen het oeuvre van Louise Bourgeois is er een opvallende constante. Het werk verwijst altijd naar haar eigen levensverhaal en naar haar jeugd in het bijzonder. Vooral de relatie die het door haar zo geliefde kindermeisje
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
Sadie Gordon Richmond op een gegeven moment met haar vader blijkt te hebben, heeft blijvende indruk op haar gemaakt. Het loyaliteitsconflict waarin Bourgeois hierdoor kwam was enorm. Ze voelde een grote verantwoordelijkheid voor het welzijn van haar moeder Joséphine Fauriaux, die met haar gezondheid worstelde, en voelde zich schuldig voor het gedrag van haar vader Louis Bourgeois. Een vader met wie ze zich veel meer identificeerde dan met haar moeder, en voor wie ze
tot voordien niets dan affectie had gevoeld. De jonge Louise zorgt zo goed als het kan voor haar moeder, maar in 1932, ze is dan 21, wordt duidelijk dat Joséphine niet lang meer te leven heeft. In verschillende interviews vertelt Bourgeois dat ze zichzelf op dat moment als een bezwering inprentte dat ze seks zou opgeven, wanneer haar zieke moeder zou genezen. Maar haar moeder sterft en in haar wanhoop probeert Louise zelfmoord te plegen door in een rivier te springen. Het is haar
kunstenares is gewijd en dat haar werk hier slecht vertegenwoordigd is in museale collecties. Afgezien van twee vroege schilderijen uit de jaren veertig en een latex sculptuur Double negative uit 1963, alle in Museum Kröller-Müller, was er geen werk aanwezig in ons land. Het Gemeentemuseum is bijzonder trots dat het Cell XXVI nu hieraan kan toevoegen. Bourgeois heeft ongeveer 38 Cells gemaakt, waarvan zich slechts vijf in particuliere verzamelingen bevinden. De andere Cells zijn verspreid over museale collecties in de hele wereld. D E CELLS
vader die haar redt. Deze twee levensbepalende gebeurtenissen spelen zich af tegen de achtergrond van het naaiatelier van de familie, waar haar ouders als tapijtrestaurateurs werken en Louise van kleins af aan meehelpt. De grote kracht van Bourgeois’ werk is dat het, hoewel de achtergrond zeer persoonlijk is, steeds
31
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
opnieuw universele emoties weet aan te spreken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Bourgeois de afgelopen decennia tentoonstellingen heeft gehad, onder andere op de Biënnale van Venetië en in het Guggenheim in New York, waar men in groten getale op af kwam. Het is opmerkelijk dat er in Nederland zelden een tentoonstelling aan deze
Vanaf 1986 begint Bourgeois met het maken van haar zogenaamde Cells, die het belangrijkste deel van haar late oeuvre vormen. Naast hun eigen betekenis en verwijzingen naar verschillende aspecten van Bourgeois’ jeugd, vormen de Cells een volledig nieuwe categorie binnen de sculptuur. Het is verleidelijk ze onder te brengen bij de installatiekunst, maar dat is om een aantal redenen toch niet helemaal juist. Veel van de cellen zijn opgetrokken uit een grijs rasterwerk, dat doet denken aan de beeldhouwkunst van de minimal art kunstenaars. Het is opvallend dat binnenin de Cells regelmatig sculpturen zijn te vinden die het predicaat klassiek verdienen, gecombineerd met alledaagse voorwerpen of werktuigen uit een naaiatelier. Hoewel deze werken niet behoren tot de vertrouwde categorie van de beeldhouwkunst, heeft het bekijken van een Cell toch iets heel vertrouwds. Voor wie er één bekijkt, is het alsof een herinnering of een innerlijke ruimte betreden wordt. En ook al gaat het niet om eigen herinneringen, de sfeer is eenvoudig herken-
C ELL XXV I
Verlamd kind, lopend op handen en voeten (naar Muybridge) Francis Bacon 1961. Olieverf op doek, 198 x 142 cm GEMEENTEMUSEUM DEN HAAG
32
baar, waardoor de toeschouwer zich de ruimte en de objecten eigen kan maken. Het woord ‘cel’ is heel bewust door Bourgeois gekozen. Het wekt niet alleen de directe associatie op met een bepaald type architectuur (gevangenissen, kloosters), maar ook met de biologie en de genetica. De genbiologie is een wetenschapsgebied dat zich in de laatste decennia heeft ontwikkeld en alleen maar aan belang wint. De cel is de meest basale biologische structuur, maar bevat alle elementaire eigenschappen van het leven. De manier waarop cellen in een organisme functioneren, maar ook hoe cellen van het ene levende wezen zich verhouden tot die van het andere, zo verhouden de Cells van Bourgeois zich tot elkaar en tot de toeschouwer. De Cells zijn betekenisvol als individuele werken, maar in relatie tot andere exemplaren of tot de kijker vormen ze een wereld van herinneringen, waaruit niet één verhaal, maar een variatie aan mogelijke levensverhalen kan worden opgetekend.
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
De onlangs door het Gemeentemuseum verworven Cell XXVI heeft een dubbelzinnig karakter. Het is een toevluchtsoord, een afgesloten wereld waar geborgenheid wordt gevonden, die tegelijkertijd als gevangenschap kan worden ervaren. De associatie met gevangenschap ligt besloten in de titel, maar komt ook naar voren doordat de Cell is opgebouwd uit grof gerasterd hekwerk. Bourgeois legde meer dan eens uit dat voor haar elk exemplaar te maken heeft met angst: ‘Want angst is pijn, hoewel het meestal niet zo wordt ervaren omdat angst pijn verhult.’ De objecten in de Cell staan symbool voor verschillende soorten pijn die je kunt ervaren: fysieke, emotionele, psychologische of intellectuele. In Cell XXVI is de juten, spiraalvormige pop de meest opvallende aanwezige. Niet alleen in de sculpturen van Bourgeois, maar ook in haar tekeningen is de spiraal regelmatig terug te vinden. Zelf legt ze dat als volgt uit: ‘De spiraal is belangrijk voor mij. Het is een vreemde kronkel. Nadat de tapijten in de rivier waren gewassen, ging ik ze als kind samen met drie of meer anderen tot een spiraal draaien en kronkelen om het water eruit te wringen. Later zou ik dromen over het uit de weg ruimen van mijn vaders maîtresse. In mijn dromen deed ik dat door haar de nek om te draaien. De spiraal – ik houd van de spiraal – staat voor controle en vrijheid.’ In het oeuvre van Bourgeois zijn regelmatig overeenkomsten te vinden met primitieve kunst, wat niet verwonderlijk is, aangezien dit het specialisme was van haar partner, de kunsthistoricus Robert Goldwater. In de vroege, Brancusi-achtige ‘totembeelden’ van Bourgeois is deze vergelijking snel gemaakt. Maar ook de spiraalvorm kan op deze manier worden uitgelegd. In de primitieve kunst, waar de spiraal veelvuldig voorkomt, staat deze symbool voor verlossing, voor de reis die
de ziel na de dood maakt naar haar ultieme bestemming. Een verklaring die Bourgeois’ eigen uitleg aanvult en ondersteunt. Daarnaast speelt de Cell met voyeurisme, de spanning van kijken en bekeken worden. Door het hekwerk en de spiegel in Cell XXVI ontstaat in dit werk verbinding met de toeschouwer. Het kijken door het hekwerk heeft een hallucinerende werking, waardoor het evenwicht enigszins wordt verstoord. Door het lichamelijk ongemak dat ontstaat, weet Bourgeois de toeschouwer fysiek bij het werk te betrekken. De vervormende spiegel is een ander belangrijk element. Voor Bourgeois dient de spiegel als metafoor voor acceptatie door anderen en van jezelf. In dit licht bezien heeft de combinatie van de stoffen spiraalvormige figuur met de vervormende spiegel een dubbele betekenis. Het drukt de wens uit om geaccepteerd te worden. Tegelijkertijd laat de spiegel de figuur, maar ook de beschouwer, niet letterlijk zien zoals deze is. Op deze manier kan de combinatie opgevat worden als symbolisch voor de wens om juist verborgen te blijven. Nergens wordt immers de ware ik weerspiegeld. In Cell XXVI zijn naast de spiraalvormige figuur twee onderjurkjes opgehangen, die net als de spiegel een dubbelzinnige symboliek hebben. Vanaf de jaren negentig is de kunstenares kledingstukken gaan opnemen in de Cells. Op dat moment begint ze ook haar eigen kleding en stoffen te gebruiken om zachte sculpturen te maken. De handelingen van het naaien en stikken brengen haar in de rol van haar moeder, de weefster. Door in haar schoenen te staan, krijgt ze de kans de band met haar weer aan te halen. De uit fragiel materiaal gestikte jurkjes refereren in het algemeen dan ook aan de tastzin, aan het contact met een ander mens. Tegelijkertijd gaat het hier om kleding die op het naakte lichaam wordt gedragen, maar die de naaktheid deels bedekt. Hoe
Carrousel Bruce Nauman 1988. Aluminium en staal, 213,4 x 505,5 cm GEMEENTEMUSEUM DEN HAAG
Literatuur Uta Grosenick, Bernd Müller, Laura Stamps, Gunther de Wit (red.), Hans Bellmer – Louise Bourgeois. Double Sexus, cat. tent. Den Haag (Gemeentemuseum) en Berlijn (Neue Nationalgalerie), 2010 R. Crone en P.G. Schaesberg, Louise Bourgeois. The Secret of the Cells, Berlijn 2008 Silvia Cassani (red.), Louise Bourgeois per Capodimonte, cat. tent. Napels (Museo Nazionale di Capodimonte) 2008
33
intiem ook, er bestaat altijd een barrière tot een ander mens, er blijft altijd een deel van jezelf verborgen. P LAAT S IN DE COLLEC T IE
Het Gemeentemuseum Den Haag is een museum waar het door H.P. Berlage ontworpen gebouw onmiskenbaar een relatie aangaat met de kunstwerken. Bij het verzamelen speelt de interactie met het gebouw een even belangrijke rol als de interactie met de al aanwezige collectie. De relatief kleine zalen, die afwisselen in grootte, verlenen het museum een menselijke maat. In het verleden zijn werken aangekocht die aangepast waren aan specifieke zalen, zoals de Stuwdam van Carl André uit 1983. De menselijke maat werkt daarnaast op een andere manier door in de collectie. Zowel de Duits-expressionisten als Francis Bacon, Bruce Nauman, Marlene Dumas, Arnulf Rainer en Dieter Roth maken de pijn van de mens ieder op hun eigen manier zichtbaar. De rauwheid en kwetsbaarheid van het leven zit ook
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
in Cell XXVI, die deze op een geheel eigen manier zichtbaar maakt. Het werk spreekt de toeschouwer fysiek aan, maakt hem of haar onderdeel ervan. In die zin verbreedt het de verzameling aanzienlijk en opent de toevoeging van dit werk de mogelijkheid de collectie in de toekomst verder uit te laten groeien. Het Gemeentemuseum Den Haag bezit daarnaast al van een aantal kunstenaars een sterk laat werk. Mondriaans Victory Boogie Woogie (1945), Monets Blauwe regen (19201925), Nam June Paiks Henry James on Eastern Island (1993) en natuurlijk het door Berlage ontworpen gebouw (1935) zelf, om slechts enkele voorbeelden te noemen. De Cell van Bourgeois past heel goed in dit respectabele gezelschap. Het museum is blij Cell XXVI nu als trotse eigenaar te kunnen presenteren op de tentoonstelling Hans Bellmer. Louise Bourgeois – Double Sexus. Niet alleen is het de eerste keer dat er in Nederland op deze schaal een tentoonstelling wordt georganiseerd van deze kunste-
nares, het is tegelijkertijd de eerste keer dat haar werk wordt afgezet tegen dat van de Duitse kunstenaar Hans Bellmer (1902-1975), waarmee opmerkelijke parallellen te ontdekken zijn. Dat dit evenement kan worden gemarkeerd met deze bijzondere aankoop, waar Louise Bourgeois zelf nog bij betrokken is geweest, stemt tot dankbaarheid s Laura Stamps Conservator hedendaagse kunst
Voor de verwerving heeft het Gemeentemuseum Den Haag steun gekregen van de volgende fondsen: de Vereniging Rembrandt, de BankGiro Loterij, de Mondriaan Stichting, het VSB Fonds, het SNS Reaal Fonds en de Vrienden van het Gemeentemuseum De tentoonstelling Hans Bellmer-Louise Bourgeois. Double Sexus, georganiseerd door het Gemeentemuseum Den Haag in samenwerking met de Neue Nationalgalerie, Sammlung Scharf Gerstenberg, Berlijn, is nog tot en met 16 januari 2011 in Den Haag te zien
NIEUWS VAN DE VERENIGING
Voor de leden...
De Algemene Ledenvergadering werd in 2010 op 9 oktober gehouden in de St. Catharinakathedraal in Utrecht. Het jaarverslag over 2009 en de benoemingen voor het Bestuur en de Raad van Adviseurs werden door de leden goedgekeurd. De leden stemden ook in met de plannen van het Bestuur voor een nieuwe strategie voor de komende vijf jaar.
2
Voor de toekomst van de Vereniging zou het fiat van de Algemene Ledenvergadering aan het door Martijn Sanders en Marc van Weede gepresenteerde strategieconcept wel eens een historische gebeurtenis kunnen blijken. In het vorige Bulletin ontvouwde voorzitter Martijn Sanders de plannen voor de nieuwe strategie van de Vereniging Rembrandt. Aan de doelstelling van de Vereniging – het geven van materiële en immateriële steun aan het openbaar kunstbezit – wordt niet getornd, maar de ambities daarbij zijn flink opgeschroefd. Om het voor steun bij aankopen beschikbare bedrag in vijf jaar tijd van 2 miljoen naar 4 miljoen euro te tillen, zullen cirkels en kringen van betrokken leden worden opgezet. Deze zullen in ruil voor een substantiële jaarlijkse bijdrage deel gaan uitmaken van een gezelschap met een gemeenschappelijke interesse en in dat verband bijzondere activiteiten ontplooien, dit naar voorbeeld van de succesvol gebleken Titus Cirkel. Dan zal een verdere differentiëring in de contributie worden aangebracht. Daarbij hopen wij meer leden van de fiscale voordelen van donaties en periodieke schenkingen te kunnen overtuigen. Op immaterieel gebied zal de Vereniging zich meer dan in het verleden prominent opstellen als het geweten van het openbaar kunstbezit. Een dergelijke kampioensrol zal vanzelfsprekend geloofwaardiger worden naarmate de Vereniging meer (financieel) draagvlak heeft. De plannen vergen een forse investering: het Bureau zal worden uitgebreid, er zal een ruimer onderkomen moeten worden betrokken en er zal worden geïnvesteerd in moderne marketing en communicatie. Natuurlijk is het de bedoeling dat deze investeringen zich binnen enkele jaren ruimschoots zullen terugverdienen. Het voorstel voor de nieuwe strategie zoals dat op de Algemene Ledenvergadering van 9 oktober werd gepresenteerd en goedgekeurd, is terug te vinden op de website www. verenigingrembrandt.nl. Ook in de pers is aandacht besteed aan de strategieplannen van de Vereniging Rembrandt. Het Financieele Dagblad van 9 oktober jl. wijdde er een artikel aan. Dit is eveneens terug te lezen op de website van de Vereniging.
4
34
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
Rembrandtkaart 2011 Bij dit Bulletin vindt u de nieuwe Rembrandtkaart. Als afbeelding is gekozen voor objecten uit de historische zilvercollectie van Van Kempen en Begeer, waaruit onlangs enkele stukken met steun van de Vereniging Rembrandt door het Nederlands Zilvermuseum in Schoonhoven zijn aangekocht.
201 20 11
Van Kempen en Begeer, aanwinst voor het Nederlands Zilvermuseum Schoonhoven.
De Rembrandtkaart die de leden voor 22-10-10 het jaar 2011 ontvangen is geldig vanaf 1 januari. Tegelijkertijd vervalt dan de geldigheid van de oude kaart. U wordt verzocht op de witte strip zelf uw naam en lidmaatschapsnummer te schrijven. Dit nummer vindt u op de brief met de acceptgiro die met dit Bulletin is meegestuurd. Partnerleden ontvangen ieder een eigen kaart, maar hebben hetzelfde lidmaatschapsnummer.
Lidmaatschapskaart R liggend 2011.indd 1
Foto: Erik en Petra Hesmerg
Algemene Ledenvergadering Startschot voor nieuwe strategie
16:47
NIEUWS VAN DE VERENIGING
Verzamelband voor het Bulletin?
p Bureau verhuist Na tien jaar te zijn gehuisvest in het pand van Pulchri Studio aan het Lange Voorhout 15, zal het Bureau van de Vereniging Rembrandt per 1 januari 2011 verhuizen. Het nieuwe adres is Denneweg 124, 2514 CL Den Haag. De verhuizing komt mede voort uit de nieuwe strategie van de Vereniging, die voorziet in een personele versterking van het Bureau. De nieuwe huisvesting is wat ruimer dan de zolder aan het Voorhout en heeft vooral een efficiëntere indeling. In oktober van dit jaar is Carolien Haverkate (1964) het Bureau komen versterken als projectmedewerker.
Ook zonder e-mail op de hoogte Eerder meldden wij dat we dankzij het gebruik van e-mail in staat zijn op korte termijn informatie en uitnodigingen aan de leden te sturen. De leden die niet over een internetaansluiting beschikken en die toch onze (elektronische) post willen krijgen vragen wij dit aan het Bureau te laten weten. Zij ontvangen de informatie dan in de brievenbus. Wij herhalen overigens de oproep om ons uw e-mailadres te laten weten via
[email protected].
35
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
Ons Bulletin wordt niet alleen zeer goed gelezen, het wordt ook bewaard. Van ons lid de heer B.C. Schouw kregen wij daarom de vraag of het niet mogelijk is voor een verzamelband te zorgen. Als hiervoor voldoende belangstelling is kan een dergelijke band, die drie jaargangen kan bevatten, voor ca. € 10,- (inclusief verzendkosten) worden geproduceerd. De vraag aan onze leden is: zou u geïnteresseerd zijn? Laat ons alstublieft uw reactie weten via
[email protected] (of tel. 070-4271720).
Nieuwe secretaris voor het Bestuur gezocht In 2012 zal mevrouw mr. A.A.van Berge na haar derde termijn als secretaris van het Bestuur terugtreden. De secretaris heeft binnen het Bestuur een belangrijke functie, die bij de Vereniging Rembrandt doorgaans wordt vervuld door een notaris. Mocht u een geschikte kandidaat (een notaris, tevens een ervaren bestuurder met affiniteit met kunst) weten, dan stellen wij uw bericht aan blankenberg@ verenigingrembrandt.nl op prijs.
NIEUWS VAN DE VERENIGING
Fondsen... Dit jaar is meteen al dankbaar gebruik gemaakt van het op 11 februari 2010 ingestelde BankGiro Loterij Aankoopfonds. Uit dit fonds kon worden bijgedragen aan uiteenlopende voorwerpen voor musea in Barneveld, Enschede en ’s-Hertogenbosch.
Beschilderde olifanten op familiedag Titus Cirkel Op 10 oktober jl. werd in de Lakenhal in Leiden een familiedag van de Titus Cirkel gehouden. Omdat de jonge en enthousiaste museumdirectie grote schoonmaak houdt, kon mooi over hun schouder worden meegekeken hoe de presentatie van de collectie wordt bepaald. Nauwelijks bekomen van de grote varia aan unieke stukken, waaronder het drieluik van Lucas van Leyden dat het begin van de Hollandse renaissance inluidde (en met een cameo appearance van Botticelli’s Venus!), Neerlands eerste hutspot en het rivaliserende werk van de jonge hemelbestormers Rembrandt en Lievens, moesten de bezoekers van Titus zelf aan de slag. Een tingieter goot de meest uiteenlopende figuren en aan het eind van de dag stonden zelfbeschilderde olifanten, matrozen en zelfs een paarse kerstboom klaar om te worden meegenomen. Een andere groep jonge kunstenaars kwam onder de inkt terug uit kunstenaarsbolwerk Scheltema, waar zij monoprints hadden gemaakt. Zo was er, genietend van de gastvrijheid van de Lakenhal, heel wat na te praten op het voorplein, waar jonge vriendschappen en misschien zelfs liefdes zijn ontstaan.
36
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
De jaarlijkse bijdrage van € 300.000 die de Vereniging Rembrandt gedurende een periode van vijf jaar van de BankGiro Loterij ontvangt, is ondergebracht in het BankGiro Loterij Aankoopfonds. Doelstelling is het verlenen van financiële steun bij de aankoop van kunstwerken door Nederlandse musea die geen directe meerjarige bijdrage voor kunstaankopen van de BankGiro Loterij ontvangen. Aanwinsten die met bijdragen uit dit fonds konden worden verworven zijn: een zilveren avondmaalskan uit de 17de eeuw (Veluws Museum Nairac, Barneveld), het schilderij Landschap in de storm door Gerard van Nijmegen (Rijksmuseum Twenthe, Enschede), een op marmer geschilderd bloemstilleven door Cornelis van Spaendonck (Noordbrabants Museum, ’s-Hertogenbosch) en een collectie sieraden van de ontwerpster Emmy van Leersum (SM’s-Stedelijk Museum, ’s-Hertogenbosch).
Nieuw fonds: het Krugerfonds Op 11 maart 2010 overleed mevrouw M. Kruger. Bij testament had zij de Vereniging Rembrandt benoemd tot erfgenaam van een substantieel vermogen en een aantal kunstvoorwerpen. Een bedrag van € 100.000 uit de erfenis zal volgens de wens van mevrouw Kruger worden ondergebracht in een fonds dat haar naam draagt. Het Krugerfonds is ingesteld op 1 augustus van dit jaar ter herinnering aan twee generaties kunstliefhebbers en -verzamelaars: de heer ir. J. Kruger, (restauratie)architect van onder andere paleis Huis ten Bosch en Noordeinde, zijn echtgenote mevrouw I.M. Kruger-Guldenaar, boetiek- en galeriehoudster van ’t Swaentje, Herenstraat 76 te Voorburg, en hun dochter, de erflaatster mevrouw M. Kruger, kunsthistorica. De doelstelling van het fonds komt overeen met die van de Vereniging Rembrandt, met de aantekening dat steun bij de aankoop van kunst die een relatie heeft met de Nederlandse architectuur een zekere voorkeur geniet.
Zilveren avondmaalskan. Veluws Museum Nairac, Barneveld
Aankopen vanuit fonds BankGiro Loterij
GESTEUNDE WERKEN UITGELICHT
Gift voor het Themafonds Glas In plaats van cadeaus ter gelegenheid van de viering van haar 80ste verjaardag vroeg mevrouw E. van GoudoeverCochius uit Wassenaar haar vrienden om een bijdrage aan de Vereniging Rembrandt. De royale opbrengst bedroeg 800 euro. Dit bedrag zal worden ondergebracht bij het Themafonds Glas, een verzamelgebied waarmee mevrouw Van Goudoever een bijzondere affiniteit heeft. ‘Geven om kunst… de kunst van het geven’ fraai in praktijk gebracht!
Het zieke kind
Gerard van Nijmegen (1735-1808), Landschap in de storm
Grote teleurstelling in 1913, toen de Vereniging Rembrandt er op een veiling niet in slaagde dit schilderij van Gabriel Metsu voor het Nederlands kunstbezit te behouden. Een andere bieder ging ermee vandoor en het stuk verdween naar Berlijn. Gelukkig was er vijftien jaar later een herkansing. Mede dankzij genereuze bijdragen van vijf particulieren slaagde de Vereniging er toen wel in dit doek aan te kopen. Het is thans een van de publiekslievelingen van het Rijksmuseum Amsterdam. Of Het zieke kind terecht als Metsu’s meesterwerk wordt beschouwd, kunt u zelf beoordelen op de overzichtstentoonstelling in het Rijksmuseum, die opent op 16 december.
Cell XXVI
Meer mogelijk dankzij Fondsen op Naam Ons regulier besteedbare budget voor steun aan aankopen bedraagt jaarlijks ongeveer 1,5 miljoen euro. De Fondsen op Naam maken het mogelijk om hier bovenop nog eens 500.000 euro te besteden aan aankopen op een specifiek verzamelgebied, zoals in de voorwaarden van het betreffende Fondsen op Naam omschreven. Zo kon recentelijk steun worden verleend aan de aankoop van het schilderij Landschap in de storm door het Rijksmuseum Twenthe dankzij het BankGiro Loterij Aankoopfonds en het Fonds Leppink-Postuma.
37
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
‘Een spannende dialoog’, noemt het Haags Gemeentemuseum de confrontatie van het werk van Hans Bellmer en Louise Bourgeois in de tentoonstelling Double Sexus, en daarmee is geen woord te veel gezegd. In het werk van beide kunstenaars speelt het menselijk lichaam een belangrijke rol. Thema’s als vrouwelijke fantasieën, mannelijke angsten en de traditionele rol van man en vrouw zijn door beiden verkend. Geen beter moment dan nu om de zojuist door het Gemeentemuseum aangekochte Cell XXVI van Louise Bourgeois te bekijken (zie ook pp. 30-33 in dit Bulletin). Nog tot en met 16 januari.
VERENIGING REMBRANDT
ALGEMEEN
LIDMA ATSC H AP
De Vereniging Rembrandt werd onder de naam Vereeniging Rembrandt tot behoud in Nederland van kunstschatten opgericht op 24 september 1883. Het doel van de vereniging is het behouden en uitbreiden van kunstschatten voor Nederland, en het verrijken van het openbare bezit aan kunstschatten in Nederland, het daartoe vergroten van de publieke belangstelling voor en het verhogen van de kennis van het roerend cultureel erfgoed, in het bijzonder in Nederlandse openbare collecties. De vereniging is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam, no. V40531186. De Vereniging Rembrandt is bij de Belastingdienst gerangschikt als een Algemeen Nut Beogende Instelling en heeft daardoor de zgn. ANBI-status. Dit betekent dat de vereniging over ontvangen schenkingen en/of nalatenschappen geen (successie)belasting verschuldigd is.
p gewoon lidmaatschap: (tenminste) € 60,- per kalenderjaar
p echtpaar/partnerlidmaatschap (twee personen): (tenminste) € 85,- per kalenderjaar
p jongerenlidmaatschap (t/m 25 jaar): (tenminste) € 20,- per kalenderjaar
p lidmaatschap voor het leven: vanaf € 1.200,- (eenmalig)
p partnerlidmaatschap (twee personen): voor het leven: vanaf € 2.000,- (eenmalig)
p Titus Cirkel: gedurende vijf jaar jaarlijks minimaal € 1.000,-
p Grootouder Gezelschap: lidmaatschap € 60,- per kalenderjaar plus 1) gedurende vijf jaar jaarlijks € 500, of 2) eenmalig € 1.500,p bedrijfslidmaatschap: (tenminste) € 1.000,- per kalenderjaar j Leden die in aanvulling op de contributie een gift van (tenminste) € 250,- doen, kunnen voor dat jaar de status van Donateur verkrijgen.
Het lidmaatschap loopt van 1 januari tot en met 31 december. Indien u zich als lid opgeeft ná 1 november ontvangt u gratis het lidmaatschap voor de resterende twee maanden van het oude jaar. U betaalt dan contributie over het nieuwe jaar. Indien u zich gedurende het jaar, maar vóór 1 november als lid aanmeldt, betaalt u de volledige contributie over het lopende jaar. Opzegging van het lidmaatschap graag vóór 1 oktober. De leden hebben op vertoon van hun lidmaatschapskaart gratis toegang tot de permanente collecties van de ruim honderd musea waaraan de Vereniging Rembrandt steun heeft verleend, alsmede tot de ledenvergaderingen en de bijzondere ledenbijeenkomsten. Voorts ontvangen de leden het Bulletin met actuele informatie en beschouwingen door experts en fraaie afbeeldingen van de kunstwerken die met steun van de Vereniging Rembrandt zijn verworven (echtpaar/partnerleden ontvangen één Bulletin). Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met het bureau van de Vereniging Rembrandt.
GEVEN OM KUNST? DE KUNST VAN HET GEVEN! De Vereniging Rembrandt steunt kunstaankopen van musea ten behoeve van ons openbaar kunstbezit. Van overheidswege wordt dit particulier initiatief fiscaal ondersteund. Voor giften van particulieren gelden onder bepaalde voorwaarden aftrekmogelijkheden voor de inkomsten- en erfbelasting. De Vereniging Rembrandt is geheel vrijgesteld van schenk- en erfbelasting. Zo kan zij optimaal profiteren van uw gift tijdens uw leven of bij erfstelling. Op welke wijze levert uw schenking meer op? p Een gift is een schenking uit vrijgevigheid zonder dat daar op geld waardeerbare aanspraken tegenover staan. De Vereniging Rembrandt is gebaat bij elke gift. De gift kan in geld of natura (w.o. kunstvoorwerpen) geschieden en als eenmalige of periodieke schenking gedaan worden. Fiscaal is het het aantrekkelijkst voor u om de schenking in vijf of meer vaste termijnen te voldoen. Voor een dergelijke gift is, evenals bij erfstellingen of legaten, het inschakelen van een notaris nodig. De Vereniging Rembrandt is bereid de notariële kosten voor haar rekening te nemen bij periodieke giften vanaf € 200,- per termijn. p Door erfstelling of legaat kunt u uw vermogen, een bedrag en/of kunstvoorwerpen nalaten aan
38
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
de Vereniging Rembrandt. De bestemming van de kunstvoorwerpen kan worden bepaald in overleg met de Vereniging Rembrandt. Hiervoor geldt onder bepaalde voorwaarden de genoemde vrijstelling van erfbelasting. p Ten slotte noemen wij de bijzondere mogelijkheid dat erfgenamen de erfbelasting gedeeltelijk voldoen door overdracht van kunstvoorwerpen aan de Staat. U kunt ons hierover raadplegen. Waaraan draagt u bij? U draagt bij aan de realisatie van de algemene doelstelling van de Vereniging Rembrandt: verrijking van ons openbaar kunstbezit in algemene zin, of aan de verwerving van kunst werken op een bepaald verzamelgebied. Mogelijkheden zijn: een Rembrandtfonds op Naam of een Themafonds. Wat is een Rembrandtfonds op Naam? Een persoonlijke manier van schenken of nalaten. Het is een apart fonds, waarvan de oprichter in samenspraak met de Vereniging Rembrandt de naam bepaalt (bijvoorbeeld de naam van de stichter[s]), de doelstelling en de wijze van besteding. Voor een Rembrandtfonds op Naam geldt een minimum bedrag van € 75.000.
Wat is een Themafonds? Deze fondsen worden in het leven geroepen voor degenen die geïnteresseerd zijn in een bepaald verzamelgebied. U kunt bijdragen aan een afzonderlijk Themafonds, bedoeld om bepaalde onderdelen van de openbare collecties te steunen, bijvoorbeeld 17de-eeuwse schilderkunst, religieuze kunst, prenten en tekeningen, beeldhouwkunst, kunstnijverheid of moderne kunst. Op deze wijze kunt u daadwerkelijk bijdragen aan kunstaankopen in bepaalde richtingen. De Vereniging Rembrandt kent inmiddels de volgende Themafondsen: Themafonds Zilver, Themafonds Prenten en Tekeningen, Themafonds Glas en Themafonds Schilderkunst 17de eeuw. Nadere informatie Wij geven u graag nadere informatie over de vermelde mogelijkheden. Hiervoor is een speciale brochure Geven om kunst? De kunst van het Geven samengesteld, die wij u desgevraagd toezenden. Wij nodigen u uit om hierover contact op te nemen met het Bureau (Drs. H.M. Blankenberg, telefoon 070 - 427 17 20, e-mail:
[email protected]).
ONDERSTEUNDE MUSEA
Vrije toegang tot de vaste collecties Van Kempen en Begeer, aanwinst voor het Nederlands Zilvermuseum Schoonhoven.
Lidmaatschapskaart R liggend 2011.indd 1
22-10-10 16:47
De leden van de Vereniging Rembrandt hebben op vertoon van het bewijs van lidmaatschap vrije toegang tot de vaste collecties van de musea die sinds de oprichting van de vereniging in 1883 zijn gesteund bij de aankoop van kunstwerken. Dit zijn:
ALKMAAR • AMERONGEN •
Stedelijk Museum
AMERSFOORT •
Museum Flehite
AMSTELVEEN •
Cobra Museum
AMSTERDAM •
Allard Pierson Museum
•
Amsterdams Historisch Museum
•
Bijbels Museum
•
Joods Historisch Museum
•
Museum Amstelkring
•
Museum het Rembrandthuis
•
Museum Van Loon
•
Museum Willet-Holthuysen
•
Nederlands Scheepvaartmuseum
•
Pijpenkabinet & Smokania
•
Rijksmuseum
•
Stedelijk Museum
•
Stedelijk Museum Bureau Amsterdam
•
Tropenmuseum
•
Van Gogh Museum
APELDOORN • APPINGEDAM • ARNHEM •
Paleis Het Loo - Nationaal Museum Museum Stad Appingedam Gemeentemusea
ASSEN •
Drents Museum
ASTEN •
Beiaard- en Natuurmuseum Asten
BARNEVELD • BERG EN DAL • BERGEN OP ZOOM • BEVERWIJK • BREDA • BRIELLE •
Veluws Museum Nairac Afrika Museum Het Markiezenhof Museum Kennemerland Historisch Museum Den Briel
•
Museum Lambert van Meerten
•
Stedelijk Museum Het Prinsenhof
•
Volkenkundig Museum Nusantara
DORDRECHT •
• EINDHOVEN •
• ENKHUIZEN • ENSCHEDE • GORINCHEM • GOUDA •
• •
Museum Boijmans Van Beuningen
•
Museum Meermanno
•
NAi Nederlands Architectuur-
•
Museum Mesdag
GRONINGEN •
Groninger Museum
HAARLEM •
Frans Hals Museum
•
Historisch Museum Haarlem
•
Teylers Museum
HARLINGEN •
Gemeentemusea Dordrechts Museum Museum Mr. Simon van Gijn Museum Kempenland Stedelijk Van Abbemuseum
Museum De Fundatie/Kasteel
HELMOND •
Gemeentemuseum Helmond
• HEUSDEN A/D MAAS • HILVERSUM • HOORN • KATWIJK • LAREN • LEEK • LEENS • LEERDAM • LEEUWARDEN •
• LEIDEN •
•
SM’s - Stedelijk Museum Het Gouverneurshuis
Katwijks Museum Singer Museum
Museum In ‘t Houten Huis Museum Het Tollenshuis Stedelijk Museum Nederlands Zilvermuseum Oudheidkundige Verzameling Fries Scheepvaart Museum Flipje en Streekmuseum Tiel Sociëteit
TILBURG •
•
Audax Textielmuseum De Pont, Stichting voor hedendaagse kunst
UDEN • UITHUIZEN • UTRECHT •
Museum voor Religieuze Kunst Menkemaborg Centraal Museum
Nationaal Rijtuigenmuseum
•
Geldmuseum
Borg Verhildersum
•
Museum Catharijneconvent
Nationaal Glasmuseum
•
Fries Museum Keramiekmuseum Princessehof Museum Boerhaave Prenten ka binet der Rijksuniver si teit
Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement
VAASSEN •
Kasteel de Cannenburch
VLISSINGEN •
Zeeuws maritiem muZEEum
VOORBURG •
Museum Swaensteyn
VOORSCHOTEN •
Kasteel Duivenvoorde
•
Rijksmuseum van Oudheden
•
Rijksmuseum voor Volkenkunde
WOERDEN •
Stadsmuseum Woerden.
•
Stedelijk Museum De Lakenhal
ZAANDAM •
Museum van het Nederlandse
LOOSDRECHT • MAARSSEN • MAASTRICHT •
WEESP •
Kasteel-Museum Sypestyn Slot Zuylen Bonnefantenmuseum
ZIERIKZEE •
Marker Museum
•
MIDDELBURG •
Zeeuws Museum
ZUTPHEN •
NIJMEGEN • OTTERLO •
•
Museum Het Valkhof Kröller-Müller Museum Nederlands Tegelmuseum
Rijksmuseum Twenthe
RIDDERKERK •
Huys ten Donck (alleen de tuinen)
Gorcums Museum
ROERMOND •
Stedelijk Museum Roermond
Stedelijke Musea
ROTTERDAM •
Atlas van Stolk/Het Schielandhuis (Historisch Museum Rotterdam)
•
Kunsthal Rotterdam
Gemeentemuseum
Uurwerk ZALTBOMMEL •
MARKEN •
Purmerends Museum
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2010
TIEL •
Goois Museum Westfries Museum
Kasteel Rosendael
Belfort Sluis SNEEK •
’ S-HERTOGENBOSCH • Noordbrabants Museum
PURMEREND •
39
SCHIEDAM •
SLUIS •
Stg Rijksmuseum Zuiderzeemuseum
Haags Historisch Museum
DE RIJP • RIJSWIJK (ZH) •
’ S-HEERENBERG • Kasteel Huis Bergh Het Nijenhuis
Wereldmuseum Rotterdam/ Museum voor Volkenkunde
ROZENDAAL •
SCHOONHOVEN •
HEINO/WIJHE •
Maritiem Museum Rotterdam
instituut •
Voerman Museum
’ S-GRAVENHAGE • Gemeentemuseum Den Haag •
Gemeentemuseum Het Hannemahuis
HATTEM •
Breda’s Museum
DELFT • Legermuseum
DEVENTER •
Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis
•
Kasteel Amerongen
Maarten van Rossummuseum Maritiem Museum Zierikzee Stadhuismuseum Museum Henriëtte Polak in De Wildeman
• ZWOL LE •
Stedelijk Museum Museum de Fundatie/Paleis aan de Blijmarkt
•
Stedelijk Museum
In 2009 met steun van de Vereniging Rembrandt aangekochte werken:
ALKMAAR
DELFT
LEIDEN
Stedelijk Museum Lavaboschaal, 1680 Isbrant Blom, toegeschreven aan
Museum Het Prinsenhof Portretten van Willem Reyersz. de Langue en Maria Jorisdr. Pijnaecker, 1626. Willem Willemsz. van der Vliet Dankzij de opbrengst van het Lustrumgala
Museum Volkenkunde Hoeroa, ceremoniële staf en wapen, 18de eeuw Noord-eiland, NieuwZeeland
AMSTERDAM
Museum Van Loon Zilveren boekbandje met de wapens van de families Van Loon en Ruychaver, ca. 1597. Anoniem Dankzij het Zilverfonds AMSTERDAM
Rijksmuseum De Tafelberg bij Blaricum in vier gezichten, ca. 1780-1785 Jacob Cats
AMSTERDAM
Rijksmuseum Paar huwelijkskoffers, ca. 1688 André-Charles Boulle
DEN HAAG
Gemeentemuseum Compositie in grijs (‘Compositie No. 10’), 1918 Vilmos Huszár
MIDDELBURG
Zeeuws Museum, Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen Tazza voor de familie Courten, 1597 Onbekende Middelburgse meester
ROTTERDAM DEN HAAG
Gemeentemuseum Installatie van glas, 2009 Mieke Groot Dankzij het Jaap en Joanna van der Lee-Boersfonds
Museum Boijmans Van Beuningen Kunstkabinet, ca. 1630-1640 Herman Doomer, toegeschreven aan
DEN HAAG
Gemeentemuseum Installatie van glas, 2009 Caroline Prisse Dankzij het Jaap en Joanna van der Lee-Boersfonds
AMSTERDAM
DORDRECHT
Stedelijk Museum Mayday V, 2006 en Frankfurt, 2007 Andreas Gursky Dankzij het Titusfonds
Dordrechts Museum Portret van twee kinderen in een landschap met vee, ca. 1650 Jacob Gerritsz. Cuyp en Aelbert Cuyp
ROTTERDAM
Museum Boijmans Van Beuningen Twee reeksen houtsneden: Landsknechten en Turken, ca. 1530. Sebald Beham e.a. Dankzij het Prenten- en tekeningenfonds
SCHOONHOVEN ’S-HEERENBERGH
APELDOORN
Nationaal Museum Paleis Het Loo De drie oudste kinderen van stadhouder Frederik Hendrik en Amalia van Solms, 1629 Gerard van Honthorst Dankzij het Beatrijs de Rooijfonds
Kasteel Huis Bergh Portret van graaf Hendrik van den Bergh, ca. 1618 Otto van Veen
Nederlands Zilvermuseum Zeven zilveren voorwerpen uit de collectie van Van Kempen en Begeer, 19de en 20ste eeuw Diverse ontwerpers
LEEUWARDEN
Keramiekmuseum Princessehof Presenteerschaal, ca. 1760 Porseleinfabriek Weesp
UTRECHT
Centraal Museum De aanbidding van de drie koningen, ca. 1624 Abraham Bloemaert