B U L L E T IN V A N D E VE R E N IG IN G R E M B R A N D T
JA A R G A N G 2 0 N0 2 Z OME R 2 0 1 0
Beschermvrouwe H.M. de Koningin
Ereleden
B EST UUR
RA A D V A N A D V ISEU RS
Mevrouw dr. E. Frederiks, 1994 Mr. W. baron van Dedem, 2002 Mr. J.M. Boll, 2009
Dr. M. Sanders, voorzitter Drs. C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije, vice-voorzitter Mevrouw mr. A.A. van Berge, secretaris Drs. A.A. Fock, penningmeester Drs. F.J. Duparc Prof. dr. R.E.O. Ekkart Mevrouw prof. dr. C.W. Fock Prof. dr. P.A. Hecht Drs. W.M.J. Pijbes Dr. C.B. Smithuijsen Dr E.J. van Straaten Mevrouw L.C.E. van Tets-van Tienhoven Jhr. M.A. van Weede
Prof. dr. J.N.M. van Adrichem Prof. dr. J. Th. M. Bank Mevrouw drs. E. Barents Prof. dr. C. Blotkamp Mevrouw prof. dr. C.A. ChavannesMazel Prof. dr. M. Forrer Mr. Th. Groenewald Mr. F.A.J. van Hall Mr. H.F. Heerkens Thijssen Drs. J.J. Heij Drs. J.H. van Heijningen Nanninga Drs. B.F. van Ittersum J.M.N. Leighton Mevrouw drs. D.H.A.C. Lokin Drs. G. Luijten Prof. dr. V. Manuth Mevrouw mr. E.M.L. Moerel
Mr. A.R.T. Odle Dr. D. Overbosch Mevrouw dr. H.H. Pijzel-Dommisse Mr. L. R. J. ridder van Rappard Mr. S.A. Reinink Dr. P.H. Rem Prof. dr. P. Schnabel Mevrouw mr. drs. T.S.M. van Schie Drs. P.J. Schoon Mevrouw dr. M.F. Simon Thomas A.L. Stal A.G.L. Strengers Drs. C. baron van Tuyll van Serooskerken E.W. Veen Mevrouw ir. M.L.W. VehmeijerVerloop Mevrouw mr. P.H.E. Voûte Drs. W. Weijland
VER ENIGING REMB RA N D T
BU REAU (9 – 13 U U R)
KLAC H TE N CO M M IS S IE
Lange Voorhout 15 2514 ea Den Haag T: 070- 427 17 20 F: 070- 427 19 40 E:
[email protected] www.verenigingrembrandt.nl
Drs. H.M. Blankenberg, directeur
FON D S E N W E RV IN G
Contacten Musea/PR
Mr. D.H. Beukenhorst, voorzitter Mevrouw mr. A.M.C. Marius-van Eeghen, secretaris Mevrouw mr. M.C. Scholten Dr. J.M. de Groot Mr. H. baron van Imhoff
Mevrouw drs. F.M. Bijl de VroeVerloop Secretariaat
Mevrouw P. Taal Ledenadministratie
Bankrekeningnummers: (contributie) 25 22 00 861 IBAN= NL 15 FTSB 0252 2005 61 (algemeen) 21 33 99 385 IBAN= NL 97 FTSB 0213 3993 85
Mevrouw A.J.M. Devilee Mevrouw M.R. Mangroelal
Leden van de Vereniging Rembrandt kunnen bij het secretariaat extra Bulletins bestellen voor € 7,- per stuk (excl. portokosten).
Colofo n : Redactie: Gerdien Wuestman – Onderzoek en tekstproductie, Utrecht Ontwerp: van Rosmalen & Schenk, Amsterdam Druk: Onkenhout BV, Almere illus tra ti e o m s l a g : Turkse ruiter op dromedaris Erhard Schön. Ca. 1530. Houtsnede, ingekleurd met waterverf, ca. 30 x 20 cm Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam
I NHO UD
BOIJMANS VAN BEUNINGEN, ROTTERDAM
14 Landsknechten en Turken, ca. 1530
De Vereniging Rembrandt
ZEEUWS GENOOTSCHAP, MIDDELBURG
4 Leden in cijfers
20 Tazza voor de familie Courten, 1597
is een particuliere organisatie, opgericht in 1883. Zij heeft als doel door het beschikbaar
5 ‘Vormgeving nieuwe strategie
Jhim Lamoree Een gesprek met Martijn Sanders, voorzitter van de Vereniging Rembrandt, over de ambities voor de toekomst.
stellen van geldelijke middelen musea en andere openbare verzamelingen effectieve hulp te bieden bij het verwerven van kunstvoorwerpen.
9 Ogenblik: Een kudde koeien
Prof. dr. Henk van Os Het is niet altijd makkelijk in staat van ontmoeting te geraken met mensen op portretten. Aanvullende informatie kan daarbij helpen.
PRINCESSEHOF, LEEUWARDEN
23 Presenteerschaal
Weesper porseleinfabriek, ca. 1760
Vereniging Rembrandt van dehet Vereniging al 125 10 jaarNieuws sponsor van openbaar kunstbezit
Vereniging Rembrandt, meer dan alleen financiële steun. 12 Onverwachte oudheden: twee zielen, één tentoonstelling
Wim Weijland Naar aanleiding van de tentoonstelling Op het Oog in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden gaat Wim Weijland in op de betekenis van privécollecties voor musea.
STEDELIJK MUSEUM, ALKMAAR
26 Lavaboschaal
toegeschreven aan Isbrant Blom, 1680
19/24 Kunstvragen
grote liefdes
Lid van de Raad van Adviseurs Therese van Schie. Titus lid Bart M. Dura.
37 Dezelfde tekening, op een andere manier bekeken
met steun van de Vereniging Rembrandt
Ds. Pieter Lootsma De aanbidding van de drie koningen door Abraham Bloemaert.
VAN GOGH MUSEUM, AMSTERDAM
29 Vrouw op de Champs-Élysées bij nacht
Louis Anquetin, 1890-91
38 Nieuws van de Vereniging
Leden en fondsen. 42 Algemeen
Lidmaatschap en schenking. 44 Algemen Ledenvergadering
Op zaterdag 9 oktober 2010 vindt de Algemene Ledenvergadering van de Vereniging Rembrandt plaats in de St. Catharina-kathedraal te Utrecht. Na de vergadering wordt u uitgenodigd voor een exclusieve bezichtiging van de vaste het Museum Catharijneconvent en de al 125 jaarcollectie sponsorvan van het openbaar kunstbezit tentoonstelling Goud. Aanmelden vóór 28 september s.v.p. met de speciale andwoordkaart of via e-mail.
Vereniging Rembrandt
BONNEFANTENMUSEUM, MAASTRICHT
32 Large-Small, Thick-Thin, Light Reflecting,
Light Absorbing. Robert Ryman, 2007, 2008
VEREN I G I N G REM B RAN D T
Leden in Cijfers
12 000
De oproep aan leden van de Vereniging Rembrandt om nieuwe leden te werven is zo oud als de Vereniging zelf. En niet zonder resultaat: inmiddels staat de teller al op 11.836! Deze leden vormen niet alleen het maatschappelijk maar ook voor een belangrijk deel het financieel kapitaal, waarmee de Vereniging jaarlijks 1,5 tot 2 miljoen euro kan bijdragen aan gemiddeld 25 belangrijke aankopen voor de Nederlandse musea.
11500
11 000
10 500
10 000
9500
9000
8500
8000 2005
2006
2007
2008
2009
1-6-2010
Groei van het aantal leden per kalenderjaar.
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
Vereniging Rembrandt gewone en speciale lidmaatschappen
Aantal donateurs
Om nieuwe leden te kunnen werven is het goed te weten op welke manieren kan worden bijgedragen, voor welke verzamelgebieden een bijdrage kan worden bestemd, hoe de leden verspreid zijn over Nederland en hoeveel themafondsen en Fondsen op naam er inmiddels zijn. Daarom brengen wij in dit en de volgende nummers onze leden en donateurs in kaart. Als eerste laten we de groei van het ledental in de laatste vijf jaar zien, met een duidelijke stijging in het lustrumjaar. Het is verheugend dat dit ledental stabiel is gebleven en na het lustrum zelfs nog een gestage groei laat zien. Daarnaast een overzicht van het aantal reguliere leden, afgezet tegen het aantal donateurs en speciale leden. Deze laatste groep, die ongeveer 10% van het totaal uitmaakt, bestaat onder andere uit leden van de Titus Cirkel, oprichters van een Fonds op Naam en verschillende soorten donateurs. Hoe deze groep is samengesteld, ziet u in het tweede cirkeldiagram. In het volgende Bulletin informatie over de belangstelling per verzamelgebied. Mocht u uw voorkeuren nog niet kenbaar hebben gemaakt, dan kunt u dit doen via www.verenigingrembrandt.nl, onder ‘waarom lid worden’, ‘verzamelgebieden’. Leden die geen internet hebben, kunnen dit uiteraard ook schriftelijk doorgeven.
4
Leden van de
Donateurs uitgesplitst
Oprichters Fonds op Naam Schenking per akte Titus Cirkel Themafonds Grootouder Gezelschap
JHIM LAMOREE
Vormgeving nieuwe strategie ‘een pittige, maar ook inspirerende klus’ De Vereniging Rembrandt staat voor een strategische heroriëntatie. Dat is niet de eerste in haar 127-jarige bestaan. Het Bestuur presenteert in de komende leden-vergadering zijn plannen. Een gesprek met voorzitter Martijn Sanders. ‘Onze vereniging staat op twee benen: zij verleent immateriële en materiële steun aan het openbaar kunstbezit.’ Beide facetten wil voorzitter Martijn Sanders versterken. De ambitie van de Vereniging moet omhoog. Negen werkgroepen, samengesteld uit leden van zowel het Bestuur als de Raad van Adviseurs, houden al een jaar verschillende onderdelen van het functioneren van de Vereniging tegen het licht. ‘Iedereen is nu actief bezig de nieuwe strategie vorm te geven. Dat is een pittige, maar ook inspirerende klus. Op de ledenvergadering van oktober zullen de bevindingen van de werkgroepen en de plannen van het Bestuur worden gepresenteerd.’ Behalve het functioneren van de Vereniging neemt het Bestuur ook zijn eigen functioneren en dat van de Raad van Adviseurs onder de loep. Dat doen we topdown, we beginnen bij onszelf. Ik ben 65 en ook andere leden van het Bestuur zijn van een, laten we zeggen, zekere leeftijd. Er dreigt vergrijzing. Daarom zijn we het Bestuur en de Raad van Adviseurs rigoreus aan het verjongen. Zo is het Bestuur versterkt met enthousiaste leden als Wim Pijbes, hoofddirecteur van het Rijksmuseum, en Marc van Weede, een van de strategen bij Aegon. Huub Blankenberg, directeur van onze vereniging, Marc van Weede en ik leiden de discussie over
5
de te volgen marsroute. We houden iedereen bij de les.’ IMMAT ER IË LE STEU N
De Vereniging Rembrandt is niet de enige instantie die het openbaar kunstbezit steunt, maar zij legt wel het meeste gewicht in de schaal. Dat gezag komt vooral door de deskundigheid die de Vereniging in huis heeft; de lijst van leden van het Bestuur en de Raad van Adviseurs leest als een wie-is-wie in kunsthistorisch Nederland. ‘Het hebben van een gezaghebbend oordeel is essentiëel, dat is onze core business, benadrukt Sanders. ‘Je ziet dat bij de aankoop van kunstwerken voor het openbaar kunstbezit het oordeel van onze vereniging de doorslag geeft. Andere fondsen, zeker de particuliere, wachten ons besluit af. Die rol is vaak onderschat. We zijn niet het enige fonds, maar wel het fonds dat ertoe doet.’ Vanuit die stevige positie profileert de Vereniging zich de laatste tijd steeds vaker als het geweten van het openbaar kunstbezit. Dat doet zij door haar stem te laten horen en door expertise of bemiddeling aan te bieden. In een persbericht heeft de Vereniging haar afkeur uitgesproken over de veiling van de unieke kunstcollectie van de British American Tabacco Company (BAT), beter bekend als de Peter Stuyvesant Collectie, ondergebracht in hun sigarettenfabriek in Zevenaar. Ook mengt de Vereniging zich in de discussie over de dreigende teloorgang van de Scheringa-collectie van realistische kunst nu het bedrijf van Dirk Scheringa in faillissement verkeert. Een bemiddelaar uit de hoogste gelederen van de Vereniging, de vorige voorzitter Jan Maarten Boll, zet zich in voor het behoud van De huwelijksnacht van
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
Martijn Sanders
Tobias en Sarah, het schilderij van Jan Steen in Museum Bredius dat de gemeente Den Haag dreigde te verkopen. BED RIJFSCOL L E CTIE S
‘De verzameling realistische kunst van Dirk Scheringa had de pretentie van een openbare collectie, waarvoor in Opmeer een apart museum is gebouwd. Wij zijn van mening dat niet alleen de hoogtepunten, die nu net in een boek zijn gepubliceerd, maar de volle breedte van die kunstverzameling in kaart moet worden gebracht. Moet die collectie bij elkaar blijven of is het beter haar op te splitsen en bestaande musea met stukken van de Scheringa-collectie aan te vullen? Als blijkt dat de verzameling als geheel een meerwaarde heeft boven een aantal individuele werken, kun je je voorstellen dat ze wordt ondergebracht bij een grote Nederlandse stad die nog geen museum heeft. Almere is wel genoemd, inmiddels een van de grotere steden van het land. In Almere staat weliswaar Museum De Paviljoens dat vooral functioneert als kunsthal, maar er is nog geen museum met een eigen collectie van enige omvang en
belang. Je zou dus in één klap een gezichtsbepalend museum kunnen vestigen.’ Zolang de Scheringa-collectie nog onderdeel is van het faillissement kan dat vergezicht niet worden gerealiseerd. ‘De Vereniging Rembrandt heeft in elk geval genoeg kennis van zaken om over deze kwestie iets verstandigs te zeggen. Die expertise biedt zij aan. De Vereniging heeft ook de objectiviteit, omdat zij geen direct belang heeft anders dan het openbaar kunstbezit.’
6
De tweede collectie waarover de Vereniging Rembrandt zich druk heeft gemaakt, is die van de British American Tabacco Company (BAT) in Zevenaar, een van de eerste en meest toonaangevende bedrijfscollecties in Europa. De verzameling, ontstaan in 1960 op initiatief van directeur Alexander Orlow, is niet alleen van belang door haar omvang, ook haar kwaliteit spreekt tot de verbeelding. Tussen de ongeveer duizend kunstwerken waaruit de BAT-collectie bestaat, zitten vaak
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
Cell XXVI Louise Bourgeois 2003. Staal, textiel, aluminium, spiegelglas en hout, 252,7 x 434,3 x 304,8 cm GEMEENTEMUSEUM, DEN HAAG
representatieve exemplaren voor het oeuvre van een kunstenaar. Als zo’n collectie, of belangrijke delen ervan, definitief aan het openbaar kunstbezit kan worden toegevoegd is dat een uitgelezen kans. Maar bij de sluiting van de sigarettenfabriek in Zevenaar besloot de directie van BAT de kunst te veilen. Pogingen de kunstcollectie te behouden mislukten. Martijn Sanders kent de verzameling goed, hij was de laatste adviseur en verzamelaar van de Peter Stuyvesant Collectie, na illustere voorgangers als de
directeuren van het Stedelijk Museum Willem Sandberg en Wim Beeren. ‘Je kunt over deze kwestie van alles naar voren brengen, de Vereniging Rembrandt heeft de aderlating voor het openbaar kunstbezit aan de orde gesteld. Vergeet niet dat voor de fabriek in Zevenaar ooit een officiële museumvergunning is afgegeven. Je kon op afspraak de collectie bezoeken en er waren rondleiders. Nu wordt zij verpatst.’ Het gaat om goed huisvaderschap, om corporate and cultural responsibility, benadrukt Martijn Sanders. ‘Toen ik als adviseur bij de BAT-collectie betrokken raakte, trof ik een stichting aan die de kunstcollectie beheerde. Ik heb me nooit gerealiseerd dat die stichting niet de juridische eigenaar van de collectie was. Dat neem ik mezelf natuurlijk kwalijk.’ ‘Het voorbeeld van de BAT-collectie roept de vraag op hoe het eigendom is geregeld bij de vele bedrijfscollecties die inmiddels in Nederland zijn ontstaan. Wat gebeurt daarmee als het bedrijf in nood komt? De kwestie speelde bij de ABN Amro, die over een substantiële kunstverzameling beschikt, al is het verschil met Scheringa en BAT dat ABN Amro nooit de pretentie heeft gehad de collectie museaal te maken. Hoe dan ook, onze vereniging kan een rol spelen in het agenderen van deze kwesties en waar nodig deskundigheid en bemiddeling aanbieden.’ M AT E R I ËL E ST E U N
De Vereniging Rembrandt staat voor het uitbreiden van het openbaar kunstbezit met essentiële stukken. De materiële steun die zij verleent schommelt tussen de 1,5 en 2 miljoen euro per jaar. Dat is serieus geld, maar bij lange na niet genoeg om aan de ambitie van de musea tegemoet te kunnen komen. Conclusie: de financiële steun moet omhoog.‘We hebben niet gezegd, we moeten dat bedrag verdubbelen, maar ons de vraag gesteld welke middelen je moet aanwenden om die verdubbeling te bereiken. Dan komen wij overigens niet met zulke
7
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
vreselijk verrassende antwoorden.’ ‘De inkomsten van de Vereniging bestaan grofweg uit drie gelijke delen: een derde bestaat uit contributie van de leden, een derde uit giften, legaten, erfstellingen en de opbrengst uit vermogen, en een derde komt van het Prins Bernhard Cultuurfonds. Onlangs is daar voor de komende vijf jaar een bijdrage van drie ton van de BankGiro Loterij bijgekomen, speciaal bedoeld voor die musea die geen directe steun krijgen van de loterij.’ Sanders denkt aan verschillende mogelijkheden de geldstroom uit bovengenoemde drie bronnen te vergroten. ‘De Vereniging telt nu zo’n twaalfduizend leden. Een gewoon lidmaatschap kost minimaal 60 euro per jaar en een partnerlidmaatschap 85 euro. Er bestaan ook andere vormen van lidmaatschap, maar je zou meer gradaties kunnen aanbieden. Afhankelijk van de hoogte van het
De materiële steun die de Vereniging Rembrandt verleent schommelt tussen de 1,5 en 2 miljoen euro per jaar. Dat is serieus geld, maar bij lange na niet genoeg om aan de ambitie van de musea tegemoet te kunnen komen. Conclusie: de financiële steun moet omhoog. lidmaatschap staan daar meer prestaties tegenover. Het organiseren van meer leden die meer betalen, kost natuurlijk geld, maar het levert naar schatting al gauw een half miljoen euro op.’ Verder schreeuwt het succes van de Titus Cirkel voor leden van de Vereniging Rembrandt onder de vijftig jaar om navolging. De Cirkel beheert het Titus Fonds, opgericht in 2004 met als doelstelling het verlenen van financiële steun bij de aankoop van bij voorkeur moderne en heden-
daagse kunst. Het fonds heeft onder andere de aankoop gesteund van Cold Storage van Jeff Wall door het Kröller-Müller Museum en Drei Häuser mit Schlitzen (Betty Ford Klinik; Stammheim; Jüdische Grundschule) van Martin Kippenberger door het Stedelijk Museum Amsterdam. ‘Zulke majeure aankopen tonen het belang van de Cirkel aan. Als we meer actieve cirkels zouden kunnen oprichten, gespecialiseerd op een deelgebied van het openbaar kunstbezit, zou dat een enorme stimulans betekenen.’ Om een groter publiek voor de Vereniging te mobiliseren, denkt Sanders aan een marketingactie in samenwerking met bijvoorbeeld de Museumjaarkaart. Pikant daarbij is dat de voorzitter ook de naam van de Vereniging ter discussie heeft gesteld. ‘De naam is mooi, maar misleidend. “Rembrandt” dekt allang niet meer de lading. Als je een gemiddelde museumbezoeker zou vragen waar de Vereniging Rembrandt zich voor inzet, zal die waarschijnlijk niet alle verzamelgebieden kunnen opnoemen. Ik zou aan de naam in elk geval een ondertitel willen toevoegen, iets als “Vereniging voor openbaar kunstbezit”.’ Ook op het gebied van legaten, giften en fiscale regelingen denkt Sanders actiever te kunnen zijn. ‘Wij zijn een vereniging met veelal welgestelde leden en zijn daarom aan het onderzoeken of een private bank of de afdeling private banking van een grote bank in ons geïnteresseerd is.’ Last but not least zou een idee van Abraham Bredius, die vanaf 1886 in verschillende hoedanigheden zo’n vijftig jaar betrokken is geweest bij de Vereniging, van stal kunnen worden gehaald. Iedere bezoeker aan de meer dan honderd Nederlandse musea die door de Vereniging Rembrandt worden ondersteund, zou 1 euro kunnen bijdragen aan het openbaar kunstbezit. Gemiddeld vijf miljoen bezoekers tellen die musea per jaar. Daarmee zou de Vereniging Rembrandt in één
klap haar materiële nood kunnen leningen. Zo’n regeling klinkt verstrekkend, maar er zijn precedenten. Zo betaalt iedere bezoeker aan de Hermitage Amsterdam 1 euro aan het moedermuseum in Sint-Petersburg en verhoogde het Concertgebouw in Amsterdam een jaar lang het entreekaartje met één gulden als bijdrage voor de renovatie en de nieuwbouw. PRIVATISERIN G
Aankopen die een verschil maken ‘Het gaat ons natuurlijk om ambitieuze aankopen voor het openbaar kunstbezit,’ benadrukt voorzitter Martijn Sanders.‘Maar een ambitieuze aankoop van het Rijksmuseum of het Kröller-Müller Museum is van een andere orde dan die van het Kasteel Huis Bergh in ’sHeerenberg. Het gaat ons dus om aankopen die een verschil maken binnen de context van een collectie. Ambitie is een relatief begrip. De recente aankopen van een cel van Louise Bourgeois door het Haags Gemeentemuseum en een gitzwart schilderij van Ad Reinhardt door het Kröller-Müller Museum zijn voor de collecties van die musea van even groot belang als de aankoop van het portret van graaf Hendrik van den Bergh door Otto van Veen voor de collectie van Kasteel Huis Bergh. Al die aankopen zijn mij dan ook even lief.’s
8
Portret van graaf Hendrik van den Bergh Otto van Veen Ca. 1618. Olieverf op doek, 191 x 115,5 cm KASTEEL HUIS BERGH, ’S-HEERENBERG
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
Tot zover de Vereniging zelf. Van belang voor het openbaar kunstbezit is ook de rol die de verzelfstandiging van veel Nederlandse musea heeft gespeeld en niet te vergeten het aantreden van een jongere generatie directeuren bij de grotere musea. Sanders is over beide ontwikkelingen te spreken. ‘Je ziet dat het cultureel ondernemerschap, ook op het terrein van de collectievorming, heel duidelijk is toegenomen. Musea zijn actiever geworden in het zoeken naar allerlei middelen, bij particulieren, bij bedrijven en door vriendenverenigingen op te richten of die nieuw elan te geven. Overigens zijn veel musea weliswaar verzelfstandigd, maar hun collecties niet, die zijn publiek bezit gebleven.’ ‘Collectioneren vergt deskundigheid, zowel bij de musea als bij de instanties die de musea op de been houden. Het vorige model, waarbij de politiek meer betrokken was, had de neiging tot rampen te leiden. Wat destijds in het parlement naar voren is gebracht over de aankoop van Victory Boogie Woogie van Piet Mondriaan was niet verheffend.’ ‘Vergeet niet dat vrijwel alle grote musea in Nederland niet door een enthousiaste overheid, maar door particulier initiatief zijn ontstaan. En ze zouden ook nooit zo toonaangevend zijn geworden als ze zich niet hadden kunnen ontwikkelen vanuit privécollecties. Je ziet dat de jongere generatie museumdirecteuren met veel minder dedain dan de vorige generatie particuliere kunstverza-
melaars tegemoet treedt. Ik hoop dat die houding het effect heeft dat grote particuliere verzamelaars zich nog eens achter de oren krabben voordat ze een privémuseum met hun eigen collectie gaan openen. Ik denk bijvoorbeeld met bewondering terug aan de vorig jaar overleden Martin Visser, die ervoor heeft gezorgd dat zijn verzameling en die van zijn broer Geertjan is terechtgekomen in het Kröller-Müller Museum. Ik hoop dat andere verzamelaars die traditie zullen voortzetten.’ ‘In grote lijnen is de privatisering van de musea dus een succes. Maar er is ook een grens. Als het engagement van de overheden voor de musea verloren gaat, dreigt het gevaar dat de musea zich als bedrijven gaan gedragen en de directeur zich de status van CEO aanmeet. Maar een directeur van een museum is geen CEO van een bedrijf, zoals Hans Wijers bij Akzo. Het pubieke domein dient zich niet te spiegelen aan het private domein; de vicepresident van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink, heeft daar terecht op gewezen. Ons past bescheidenheid, ons past ondergeschiktheid aan onze publieke missie.’ In het verlengde daarvan uit Martijn Sanders tot slot een waarschuwing. ‘Ik herinner me de afscheidsspeech van Simon Levie bij het Rijksmuseum in 1989. Hij zei dat als het museum alleen afhankelijk van de rijksoverheid zou zijn het geen enkele belangrijke aankoop zou kunnen doen. Die situatie is sindsdien niet verbeterd, maar ze moet niet verergeren. Bezuinigingen staan gezien de politieke en economische omstandigheden voor de deur, maar als dat zou betekenen dat de toch al schrale aankoopbudgetten van de musea worden aangetast en vervolgens naar de Vereniging Rembrandt wordt gekeken om de gaten te vullen, moeten we goed nadenken of we die rol wel willen vervullen.’s
Foto Arjan Bronkhorst
O GENB LIK PROF. DR. H.W. VAN O S
Een kudde koeien Voor Annemarie Vels Heijn en Diane Visser
Bent u wel eens in een kasteel een zaal met portretten binnengekomen? Zo ja, weet u nog, hoe u zich toen voelde? Ik wel. Het was net alsof een kudde koeien je aankeek. Ogenschijnlijk totaal ongeïnteresseerd en ook niet in staat om mijn interesse te wekken. De portretten in zo’n kasteel zeiden alleen: ‘Wij hangen hier en jij staat daar en we hebben niets met elkaar’. Ook bijgeleverde informatie helpt meestal niet echt. Of de man in de lijst nu jonkheer of hertog was, ritmeester of landvoogd, dat soort wetenschap brengt hem niet dichterbij. De vraag blijft: ‘Wie ben jij eigenlijk? Waarom wil je door mij gezien worden?’ De geportretteerde blijft niet meer dan een Fremdkörper in mijn kijkwereld. Dit soort herinneringen bevingen mij, toen ik in Huis Bergh voor het eerst oog in oog stond met Otto van Veens majes-
9
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
tueuze portret van Hendrik graaf van den Bergh, dat met steun van onze Vereniging is verworven. ‘Welkom thuis, Hendrik’, zei ik, ‘maar zal jij niet dezelfde uitwerking op de bezoeker hebben als al die andere portretten in al die andere kastelen?’ In zijn boek Nachttrein naar Lissabon heeft Pascal Mercier indringend beschreven wat er gebeurt in onze ontmoeting met anderen: ‘Mensen zie je niet als huizen, bomen en sterren. Je ziet ze in de verwachting hen op een bepaalde manier te kunnen ontmoeten en hen daardoor tot een deel van het eigen innerlijk te maken. Het inbeeldingsvermogen dwingt ze in een vorm waarin ze bij de eigen wensen en verlangens passen, maar maakt ze ook zo dat in hen de eigen angsten en vooroordelen kunnen worden bevestigd.’ Dit gaat over ‘echte mensen’ tegenkomen. Bij de ontmoeting met ingelijste anderen speelt nog iets anders: je kunt ongestraft en onopgemerkt aan ze voorbijlopen. Dan komt het proces van ontmoeten
zoals Mercier beschrijft eenvoudig niet op gang. Wat je daarvoor nodig hebt, is tot de verbeelding sprekende additionele informatie. Het meest dramatische voorbeeld van de werking daarvan leerde ik kennen in het Smith College Museum of Art. Daar hangt een portret van een meisje met een schaap voor het huis van een 19de-eeuwse schilder, Edwin Romanzo Elmer. Het schilderij frappeerde mij, omdat ik dat huis kende. Het tekstbordje vermeldde dat het in 1890 was geschilderd en dat het Mourning picture heette. Toen ik de conservator vroeg naar het waarom van dit rouwen, vertelde ze dat Elmer zichzelf en zijn vrouw had afgebeeld op het gazon voor hun huis, met op de voorgrond hun dochtertje dat een jaar daarvoor was overleden. Schilderkunst diende hier om het dierbaarste wat hij had zichtbaar te houden. Zonder deze toelichting is het schilderij niet meer dan een onschuldig portret van een onschuldig meisje. Met die kennis wordt het een tranentrekkend tafereel. Geniale schilders zoals Lorenzo Lotto, Rembrandt, Velazquez, Goya, Beckmann of Marlene Dumas kunnen mensen inlijsten met wie je in staat van ontmoeting kunt geraken, ook zonder dat je daarvoor meer informatie nodig hebt. Lezen is niet nodig, zien is genoeg. Elmer is niet zo’n schilder en Otto van Veen evenmin, ook al was hij echt goed en de leermeester van niemand minder dan Rubens. In Huis Bergh had ik dus wel de juiste informatie nodig om Hendrik van den Bergh een plek te geven in mijn kijkwereld. Ik kan u verzekeren dat de samenstellers van de tentoonstelling in die informatieverschaffing volledig zijn geslaagd. Hoe hen dat is gelukt, daarvoor moet u zelf maar gaan kijken s Pascal Mercier Nachtzug nach Lissabon, München/Wenen 2004
NIEUWS VAN DE VERENIGING
In 1986 deed het Museum van het Nederlandse Uurwerk (toen nog het Zaans Uurwerkenmuseum) een aanvraag bij de Vereniging Rembrandt voor steun bij de aankoop van twee belangrijke uurwerken.
Bruiklenen aan Museum van het Nederlandse Uurwerk omgezet in schenking Het ging om een staand horloge met planispherium, uit ca. 1755, gesigneerd Gerrit Knip Amsterdam en een Amsterdamse hangklok met carillon, uit ca. 1685, gesigneerd François de Mey Amsterdam. Omdat er destijds onzekerheid bestond over de continuïteit van het pas gestichte museum, honoreerde de Vereniging Rembrandt de aanvraag toen niet. Maar omdat zij het belang van de beide stukken voor het Nederlands openbaar kunstbezit wel onderkende, besloot zij de beide uurwerken zelf aan te kopen en in langdurig bruikleen aan het museum af te staan. Inmiddels heeft het Museum van het Nederlandse Uurwerk een dusdanig solide basis dat aan de continuïteit niet meer hoeft te worden getwijfeld. De Vereniging Rembrandt ambieert zelf geen collectie. Daarom is recentelijk besloten de beide klokken in eigendom aan het museum over te dragen.
Op de bres voor Panorama Mesdag In het geval van de redding van het Panorama Mesdag in Den Haag kon de Vereniging Rembrandt geen financiële bijdrage leveren, want het ging om een restauratie, en dat valt buiten haar statutaire doelstellingen.
Omdat de Vereniging het belang van het Panorama voor het Nederlands openbaar kunstbezit van harte onderschrijft, plaatsten wij een oproep tot steun in ons vorige Bulletin en beval de Vereniging het project aan waar mogelijk. Een belangrijke opsteker was de bijdrage van één miljoen euro die het Panorama Mesdag in januari ontving van de BankGiro Loterij.
Vereniging Rembrandt... ...meer dan alleen financiële steun 10
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
NIEUWS VAN DE VERENIGING
B EHOUDEN COLLEC TIES
Opluchting in Schoonhoven…
Op 22 juni jl. opende Koningin Beatrix het nieuwe Glasmuseum in Leerdam. Het mag een klein wonder heten dat het zover kon komen.
Bijzondere glascollectie blijft in Leerdam
Iets vergelijkbaars deed zich voor bij het Nederlands Zilvermuseum in Schoonhoven (tot voor kort Nederlands Goud-, Zilver- en Klokkenmuseum). Niet dat dit museum dreigde te verdwijnen, maar wel speelde dat de kerncollectie zilver – een bruikleen van de zilverfabriek Van Kempen en Begeer – te koop werd gezet.
Wat was het geval? Het Nationaal Glasmuseum werd in 1953 opgericht. De kern van de collectie bestond uit een bruikleen van de Koninklijke Nederlandsche Glasfabriek Leerdam. Daarnaast vormde het museum in de loop der jaren ook een eigen collectie. In het jaar 2000 kreeg het museum te horen dat de Glasfabriek, die inmiddels als BSN Glasspack in andere handen was overgegaan, de jaarlijkse subsidie zou gaan beëindigen en dat de collectie van de Glasfabriek zou worden afgestoten, bij voorkeur naar het Glasmuseum. Geld was er echter niet, noch voor de collectie, noch voor de exploitatie. Het was dan ook te danken aan de niet aflatende inzet van de staf en sympathisanten dat het museum uiteindelijk kon worden gered. Het museum wist het Instituut Collectie Nederland (ICN), de Mondriaan Stichting en de Vereniging Rembrandt ervan te overtuigen dat de collectie voor het Nederlands openbaar kunstbezit moest worden behouden. Deze instellingen maakten vervolgens het behoud van de collectie financieel mogelijk. Hierdoor kwamen toen ook exploitatiesubsidies los en op basis daarvan konden weer sponsors worden geworven voor een grootscheepse renovatie en nieuwbouw. Een prestatie van gewicht! De rol van de Vereniging Rembrandt bij het proces was in zoverre uitzonderlijk omdat onze vereniging in principe geen steun verleent aan de verwerving van collecties. Omdat zij echter wel gebrand was op het behoud van deze bijzondere glasverzameling, werd de bijdrage van de Vereniging Rembrandt geoormerkt voor een selectie van een dertigtal topstukken. Op die manier kon toch worden geholpen bij het voortbestaan van het museum.
Vertrek van deze verzameling zou een pijler onder het museum uittrekken. De Vereniging Rembrandt onderkende dit en besloot een financiële bijdrage te verlenen in de vorm die zij bij het Glasmuseum al had toegepast: steun aan een selectie van topstukken. Mede dankzij bijdragen van de Mondriaan Stichting, het SNS Reaalfonds, het VSB fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds kon de collectie veilig worden gesteld (zie over deze aanwinst het vorige nummer van het Bulletin).
Foto Erik en Petra Hesmerg
Bestuursvergaderingen Met het oog op steunaanvragen geven wij hieronder de data van de resterende bestuursvergaderingen in 2010. De musea wordt verzocht hun aanvragen zo mogelijk drie weken voor de bestuursvergadering in te dienen. Neemt u s.v.p. vóór het indienen van een aanvraag eerst contact op met Fusien Bijl de Vroe, 070 427 17 20. Foto Jeroen Musch
11
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
10 september, 5 november, 17 december
Het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden wil collecties tonen van privéverzamelaars en instanties die in dit of in andere musea om allerlei redenen zijn ondergesneeuwd. De tentoonstelling die tot en met 19 september in Leiden is te zien, Op het Oog, 200 onverwachte oudheden uit de verzamelingen van Frits Lugt en Helene Kröller-Müller, is hier een uitvloeisel van. Op de voorjaarsontvangst van de Vereniging Rembrandt op 15 mei jl. ging directeur Wim Weijland in op de achtergronden. Dit artikel is een bewerkte weergave van deze inleiding.
Onverwachte oudheden
Lugt plaatste zichzelf met zijn collectie in die traditie. Een opvallend verschil met de collectie Kröller-Müller is de aanwezigheid van Romeins glas. Helene KröllerMüller verzamelde dit niet, waarschijnlijk omdat dit door Bremmer te weinig als kunst en teveel als kunstnijverheid werd beschouwd. Bij Lugt daarentegen bestond wél een voorliefde voor het Romeinse glas. Dat kan te maken hebben met het kunsthistorische ada-
twee zielen, één tentoonstelling Een vogel met beweegbare vleugels. Een faience groep van een gier die een geknielde farao beschermt. Een oinochoe (wijnkruik) met vierspan. Enkele glazen vogelflesjes, een zwart stenen beeld van een echtpaar en een Romeinse wandschildering. In willekeurige volgorde enkele objecten uit de tentoonstelling Op het oog in het Rijksmuseum van Oudheden. Toen enkele conservatoren van het museum werd gevraagd welke van de getoonde voorwerpen in Leiden zouden mogen (of moeten?) blijven, stelden zij de bovengenoemde selectie voor. Het is een indicatie van de kwaliteit van het gebodene, want met ongeveer 3000 objecten in de vaste opstelling van het museum moet een voorwerp van goeden huize komen wil het de collectie verrijken of een hiaat dichten. Dat doen de objecten uit huize Lugt en huize Kröller-Müller dan ook. Het Kröller-Müller Museum is geen museum dat je direct met archeologie associeert. Het zwaartepunt van de collectie van Helene Kröller-Müller ligt zoals bekend bij de laat 19de- en 20ste-eeuwse schilderkunst, die volgens de theorie van haar leermeester H.P. Bremmer in een breder kunsthistorisch perspectief kon worden geplaatst. Hij zag in de kunst een chronologische afwisseling van abstracte naar realistische vormen én een ontwikkeling van tweedimensio-
12
nale (Egyptische reliëfs) naar driedimensionale kunst (de Griekse en Romeinse voorwerpen). Aankopen van oudheidkundige voorwerpen onderstrepen en illustreren deze gedachte. In de huidige vaste opstelling in Otterlo worden de archeologische artefacten incidenteel getoond als contrast met, of als inspiratie voor de moderne kunst. Dat geldt bijvoorbeeld voor de kouros uit Cyprus uit de 5de eeuw v. Chr., nu een van de topstukken in de tentoonstelling. De collectie van Frits Lugt te Parijs, thans beheerd door de Fondation Custodia, herbergt naast schilderijen, Chinees porselein, meubelen en boeken een buitengewone verzameling oude tekeningen, prenten en kunstenaarsbrieven. In deze collectie nemen de antieke oudheden een kleine, maar belangrijke plaats in. Deze zijn in drie groepen te verdelen: Egyptisch kleingoed, zwart- en roodfigurig Attisch aardewerk en een bontgekleurde verzameling Romeins glas. Lugt was een volmaakte liefhebber, die als connaisseur vooral uitging van gevoel, smaak en liefde voor het kunstwerk. Oude culturen mochten in de verzamelingen van het echtpaar als vanzelfsprekend niet ontbreken. In de grote 18de- en 19de-eeuwse privéverzamelingen trof men naast schilderijen en meubels immers ook antieke sculpturen en vazen aan, veelal in combinatie met een klassieke bibliotheek. Frits
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
Romeinse wandschildering 1ste eeuw n. Chr., waarschijnlijk afkomstig uit Pompeii COLLECTIE HELENE KRÖLLER-MÜLLER
Dit fragment van een Romeinse wandschildering laat een vrouw zien, gekleed in een dun doorschijnend ondergewaad en een groene mantel die achter haar opwaait. In het haar ligt een krans. Zij strekt haar rechterarm, met in haar hand een twijg, naar voren uit. In haar linkerhand is een schaaltje te zien. De scène doet denken aan de voorbereidingen voor een offer.
gium forma e colore: vorm en kleur komen hier op een bijzondere manier samen. Maar het is ook mogelijk dat zijn echtgenote een grote voorkeur voor het antieke glas had en dat de motieven meer van persoonlijke aard waren. Deze interpretaties en vragen fascineren. Wat waren de motieven om oudheden te verzamelen, waar is aangekocht, hoe ver reikte de kennis over de oudheid? Was het de vorm en de kleur, was de specifieke belangstelling van de partner, was het om kunsthistorische lijnen te duiden? Deze achterliggende beweegredenen maken iedere verzameling per definitie interessant. Achter een object gaat altijd een verhaal schuil. Dat gegeven ontrafelen en de stratificatie in de privécollectie ontdekken, maakt dat het
voorbereiden van een dergelijke tentoonstelling op zichzelf al archeologie is. Het bleek lastig om antwoorden te vinden op vragen over de drijfveren van Frits Lugt en Helene KröllerMüller. We moeten het bij beide verzamelaars hebben van kattebelletjes, een enkele notitie en een incidentele ansichtkaart. P R I V É C O L L E CT I E S IN MUS EA
De expositie Op het Oog gaat door op een lijn die het Rijksmuseum van Oudheden eerder heeft ingezet. We willen collecties van privéverzamelaars en instanties laten zien die ofwel in ons museum, ofwel in andere musea om tal van motieven ondergesneeuwd zijn geraakt. Dat doen we om te anticiperen op een tweetal ontwikkelingen. Allereerst willen we historische voorbeelden als spiegel gebruiken. Om te laten zien dat het museum de band met verzamelaars, en daarmee met het mogelijk mecenaat, weer serieus neemt. Achter de zinsnede ‘weer serieus’ schuilt overigens een wereld van gedachten, waarover wellicht op een andere plaats meer. Ten tweede geven verweesd geraakte, niet-Leidse oudheidkundige collecties het museum de kans om te werken aan het dichten van hiaten in de vaste opstelling en kennis. Om met het laatste te beginnen: niet alleen in Otterlo liggen welhaast vergeten archeologische collecties te wachten op óf een nieuw huis, ófwel een tijdelijk onderkomen in de vorm van een tentoonstelling. Zo heeft het Rijksmuseum van Oudheden de afgelopen jaren diverse collecties van universiteiten overgenomen en getoond, zoals de omvangrijke Jebel Arudacollectie met Syrisch aardewerk rond 3000 v. Chr., in 2004 overgenomen van de Universiteit Leiden. Andere verzamelingen zouden een betekenisvoller bestaan in Leiden kunnen hebben dan op hun huidige locatie. Zo zou de terra sigilata uit het Universiteitsmuseum Utrecht, aardewerk dat rond 1970 is opgegraven in Tunesië door de inmiddels opgeheven Utrechtse vakgroep archeologie, in de context van de Carthago-
13
opstelling van het Rijksmuseum van Oudheden een belangrijkere rol spelen dan nu het geval is in Utrecht. En ook elders zijn verzamelingen te vinden die beter in één hand beschreven en tentoongesteld zouden kunnen worden. Terug naar de privéverzamelingen in het Rijksmuseum van Oudheden. Een historisch voorbeeld is de collectie van de vroeg 20ste-eeuwse verzamelaar van glas en etnografica Anne Tjibbes van der Meulen, die zich sinds 1934 in Leiden bevindt. Deze Friese onderwijzer, die vanaf 1886 in Nederlands-Indië werkte, heeft aan het begin van de vorige eeuw een kostbare collectie glas uit de klassieke oudheid en kunstnijverheid uit dit land bij elkaar gebracht. In 1906 richtte hij in een voormalig postkan-
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
Knielende farao en de giergodin Nechbet Late Periode (712-332 v. Chr.), faience COLLECTIE FRITS LUGT (FONDATION CUSTODIA), PARIJS
De godin Nechbet van Boven-Egypte, als een gier weergegeven, staat op krachtige poten achter de farao en heeft haar vleugels in een beschermend gebaar om hem geslagen. Het is niet duidelijk welke koning is afgebeeld.
toor in Burgum het Indisch Museum in, dat de grondslag vormde voor het Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden. De laatste acht jaar van zijn leven bracht Van der Meulen door in Egypte, waar hij een grote passie ontwikkelde voor het glaswerk uit de oudheid. Bij zijn dood in 1934 kwam zijn kostbare collectie glas uit Rome, Egypte, Syrië, Palestina en Griekenland in het bezit van het Rijksmuseum van Oudheden. In het verleden werden dergelijke verzamelingen linea recta uit de context gehaald en kwamen ze grotendeels in het depot terecht. Vormen, soorten en materiaalgroepen, dat zijn de ordeningscriteria bij de werkzaamheden die in de depots plaatsvinden. Er is geen ‘Van der Meulen’ plankje te vinden. De objecten raken hierdoor
snel verwijderd van hun vorige eigenaar. Bij Van der Meulen werd dit versterkt doordat na zijn dood een selectie werd gemaakt: het keramiek en de etnografica gingen naar het Princessehof in Leeuwarden en het antieke glas naar het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Vorig jaar werd de verzameling van Van der Meulen voor de eerste keer in 75 jaar in samenhang gepresenteerd in de tentoonstelling Pasja van het Glas in Leiden (nu tot mei 2011 in het Streekmuseum van Burgum te zien). Door deze collectie als zodanig te presenteren werden, net als bij Lugt en Kröller-Müller, vragen over collectiemotieven, passie en inzichten voor het eerst gesteld. AA N D A C H T V O O R VER Z AMELAAR S
Deze aandacht voor privécollecties is een gevolg van de groeiende belangstelling voor de verzamelgeschiedenis van de diverse archeologische musea. Zo organiseerde het Allard Pierson Museum in Amsterdam in 2009 de tentoonstelling Toekomst voor het verleden, met daarin ruime aandacht voor de broncollectie van de bankier Lunsingh Scheurleer. Daarnaast was in het aanpalende gebouw van de Bijzondere Collecties Jan Six de Archeoloog te bezoeken. In Leiden wordt de aandacht voor vroeg-20ste-eeuwse verzamelaars ook gebruikt als historisch voorbeeld, om te laten zien dat het Rijksmuseum
14
van Oudheden de relatie met collectioneurs wil aanhalen. Daar waar onze collega’s uit Amsterdam, bij tentoonstellingen en op tekstborden op voorbeeldige wijze altijd de schenker of bruikleengever vermelden, daar bleef het Rijksmuseum van Oudheden achter. Sinds de expositie Klassieke Kunst in Nederlands bezit heeft het meer dan 30 jaar geduurd voordat er een tentoonstelling werd georganiseerd waarin de woorden verzamelaar, particulier bezit of privécollectie voorkwamen. Het is nog niet zo lang geleden dat tegen de eigenaar van vermoedelijk de grootste Egyptische collectie in Nederland werd gezegd dat het Rijks-museum van Oudheden niet geïnteresseerd was in het tentoonstellen daarvan. Dat schenkingen en langdurig bruiklenen uit deze verzameling uiteindelijk niet naar Leiden maar naar het Allard Pierson Museum gingen, was daar misschien wel het gevolg van. Dat verschil tussen deze twee musea in aandacht voor verzamelaars komt wellicht voort uit de wezenlijk andere verzamelgeschiedenis van beide instellingen. In Leiden werd in de vroege 19de eeuw met de verwerving van de collectie van de Griekse diplomaat en consul van Zweden Giovanni d’Anastasi (1828) en enkele andere belangrijke verzamelingen een enorm brede basis gelegd, waar nog steeds de vruchten van worden geplukt. Bij het Allard Pierson
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
Bakje in de vorm van een eend Nieuwe Rijk (1550-1070 v. Chr.), Ivoor en struisvogeleierschaal COLLECTIE FRITS LUGT (FONDATION CUSTODIA), PARIJS
Het holle lichaam van het vogeltje wordt afgesloten door twee scharnierende vleugels, die elk achter de hals met een enkele pin zijn bevestigd. De vleugels zijn voorzien van een ingekrast ruitpatroon. De kop, die evenals de vleugels apart is aangebracht, is mogelijk een moderne restauratie. Waarmee dergelijke bakjes oorspronkelijk waren gevuld en waarvoor ze werden gebruikt is onbekend.
Museum is deze basis smaller en jonger – het scheelt ruim 100 jaar verzamelgeschiedenis – zodat in Amsterdam wellicht harder de noodzaak werd gevoeld om de collectie te verbreden en te verdiepen door uitstekende, persoonlijke contacten met verzamelaars. Het verschil in aankoopbudget tussen de beide musea zal wellicht in de jaren vijftig tot eind jaren negentig tevens een rol hebben gespeeld. Dit geldt vandaag de dag echter niet meer; in verhouding tot de vraagprijs van een topobject met een deugdelijke herkomst is de inhoud van ons beider portemonnee zeer ontoereikend. De grote collecties van het Rijksmuseum van Oudheden werden in de 19de eeuw verworven via gezanten en het intermediairschap van mannen als de militair ingenieur Humbert, de herontdekker van Carthago. In de 20ste eeuw werd dit voortgezet door verzamelaars als Gildemeester, Goekoop en Freiherr von Bissing, die veelal ook handelden in oudheden. Juist nu het 200-jarig bestaan van het Rijksmuseum van Oudheden in 2018 nadert, zijn deze geschiedenissen heel interessant. In de aankomende jaren zullen die in verschillende tentoonstellingen en publicaties worden behandeld, waarbij kan worden uitgekeken naar een expositie over de bankierszoon Jan Herman Insigner, de grote Egypteverzamelaar, bij wie Lugt in 1909/1910 in Caïro op bezoek geweest is en van wie hij zijn eerste Egyptische stukken kocht. En daarmee zijn we weer terug bij de tentoonstelling Op het Oog. Een titel die enerzijds verwijst naar een zeker terloops handelen, het verzamelen van oudheden als bijvangst, en anderzijds verwijst naar de esthetische en selectieve blik van de connaisseur. In dat brede spectrum liggen de verzamelmotieven van Helene Kröller-Müller en Frits Lugt verborgen. Die motieven ontdekken is voor de makers en de bezoekers van de tentoonstelling een gezamenlijke ervaring. Wim Weijland Directeur Rijksmuseum van Oudheden
Twee reeksen houtsneden: Landsknechten en Turken * Sebald Beham (Neurenberg 1500 -1550 Frankfurt am Main), Erhard Schön Niklas Stoer (Neurenberg ca. 1500 - ca. 1562 Neurenberg) en Peter Flötner Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam
(Thürgau ca. 1485 -1546 Neurenberg)
Ca. 1530. Twee reeksen houtsneden (respectievelijk 20 en 18 bladen), ingekleurd met waterverf, elk ca. 30 x 20 cm Teksten (in boekdruk) van Hans Sachs; de uitgeversnamen Hans Guldenmund en Niclas Meldeman, Neurenberg Herkomst: Particuliere collectie (2010)
Met steun van de Vereniging Rembrandt en enkele andere fondsen heeft Museum Boijmans Van Beuningen twee reeksen ingekleurde houtsneden verworven uit een particuliere collectie. De prenten werden rond 1530 gemaakt door de Duitse kunstenaars Sebald Beham, Erhard Schön, Niklas Stoer en Peter Flötner. De ene reeks bestaat uit twintig bladen met ‘landsknechten’, Zwitserse en Duitse huursoldaten die een sleutelrol speelden in de oorlogsvoering van die tijd; de andere uit achttien bladen met voorstellingen van Turkse soldaten en hun leiders. Houtsneden met landsknechten en Turken moeten destijds wijd verbreid zijn geweest. Tegenwoordig zijn ze uiterst zeldzaam, zeker wanneer het gaat om zulke fraai ingekleurde en goedbewaarde drukken als deze. De twee series golden meer dan een halve eeuw als vermist, nadat ze verkocht waren uit de verzameling van de vorsten van Liechtenstein. Proviandmeester Sebald Beham
Voor de verwerving heeft Museum Boijmans Van Beuningen steun gekregen van de volgende fondsen: de Vereniging Rembrandt, de Mondriaan Stichting, het VSBfonds en de Stichting Lucas van Leyden.
*Deze reeksen zijn eerder besproken in de brochure Landsknechten en Turken. Een teruggevonden schat uit de Duitse renaissance, verschenen bij de tentoonstelling in Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam, 5 december 2009 – 7 maart 2010, waarvan voor dit artikel gebruik is gemaakt.
15
(Neurenberg ca. 1491-1542 Neurenberg),
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
Landsknechten behoorden in de vroege 16de eeuw tot de alledaagse werkelijkheid. Reizend van slagveld naar slagveld trokken zij door heel Europa. Zij werden ingehuurd door de verschillende Europese vorsten, vooral tijdens de ‘Italiaanse oorlogen’ tussen Habsburg en Frankrijk. Landsknechten waren gevreesd, zowel op het slagveld als daarbuiten. Wanneer zij hun soldij niet op tijd ontvingen, vormden ze een bedreiging voor de burgerbevolking. Tegelijkertijd fascineerden zij door hun vrijgevochten bestaan en hun afwijkende gedrag. Bovendien vielen ze op vanwege hun kledij, met nauwsluitende broeken, geprononceerde kruisstukken en doorsneden mouwen. ‘Geen vogel heeft zo’n bonte vedertooi’, zo spotte Erasmus in 1523 in een van zijn Colloquia, verwijzend naar de felgekleurde kostuums en de enorme pluimen op hun hoofddeksels.1 Net als andere ‘buitenstaanders’, zoals boeren en bedelaars, spraken landsknechten tot de verbeelding van de stedelijke burgerij. Geen wonder dat zij een geliefd onderwerp werden in de kunst van de vroege 16de eeuw. Albrecht Dürer was een van de eerste kunstenaars die landsknechten in prent heeft gebracht. Waar hij zich nog beperkte tot afzonderlijke bladen, brachten uitgevers later hele series met dergelijke soldaten op de markt. De door Boijmans verworven reeks is de vroegste hiervan en werd uitgegeven door Hans Guldenmund en Niclas Meldeman te Neurenberg. Voor het ontwerp trokken zij een viertal stadsgenoten aan: Sebald Beham, Erhard Schön, Niklas Stoer en Peter Flötner. De tekeningen van deze kunstenaars werden in het hout gesneden door anonieme ‘vormsnijders’. De beroemde Neurenbergse schoenmaker-dichter Hans Sachs schreef de begeleidende teksten, eenvoudige rijmen in het Duits, die in boekdruk werden toegevoegd aan de prenten. In de reeks van Guldenmund en Meldeman zijn voor het eerst de diverse ‘ambten’ en functies uitgebeeld: van eenvoudige knecht tot ‘Doppelsoldner’, ‘Feldwaybel’, ‘Profos’ en ‘Schuldthos’. De landsknechten zijn geportretteerd met de voornaamste wapens waarmee zij als voetsoldaten vochten: piek, hellebaard en zwaard. Schutters vormden nog een minderheid in het regiment, maar zijn eveneens vertegenwoordigd. De voorstelling van de ‘Büchsenmayster’ (haakbusschutter) die zijn wapen laadt, ontworpen door Sebald Beham, is misschien zelfs de mooiste prent uit de reeks. De prenten tonen de landsknechten op hun paasbest. Ze zijn uitgedost in de extravagante kleding waar ze om bekend stonden. In werkelijkheid was het oorlogsbestaan
Haakbusschutter Sebald Beham Provoost Erhard Schön Sultan Soleiman de Grote Sebald Beham
Noten 1. Desiderius Erasmus, ‘De soldaat en de kartuizer’, Gesprekken (Colloquia), vert. J. De Landtsheer, 2de druk, Amsterdam 2007, p. 149. Voor Erasmus’ visie op soldaten, zie P. van der Coelen, Erasmus in beeld, Rotterdam 2008, pp. 138-140. Zie verder voor landsknechten M. Rogg, Landsknechte und Reisläufer: Bilder vom Soldaten. Ein Stand in der Kunst des 16. Jahrhunderts, Paderborn etc. 2002. 2. Brief aan Andrea Ammonio, 2 oktober 1515, in De correspondentie van Desiderius Erasmus, vert. M.J. Steens, III, Rotterdam 2006, p. 158. 3. Desiderius Erasmus, De Turkenkrijg, vert. J. Piolon, red. A. Brandenburg, 2de druk, Rotterdam 2008, p. 38. 4. Zie hierover H. Leeflang en G. Luijten, ‘Verven was bederven. Nieuwe aanwinsten van handgekleurde prenten’, Rijksmuseum Kunstkrant 31, nr. 6 (2005), pp. 18-23.
minder rooskleurig en na een verloren slag zag een terugkerend leger er heel anders uit. Erasmus zag hen in 1515 voorbijtrekken, niet als bontgevederde vogels maar ‘in lompen, verminkt, gebroken en met hun vaandels aan flarden’.2 T U R K EN
De andere reeks, met achttien voorstellingen van Turkse soldaten en hun leiders, te paard of op een dromedaris, is van grote cultuurhistorische waarde. Het Ottomaanse Rijk, met als hoofdstad het huidige Istanboel, was in opkomst en zijn troepen rukten op naar het hart van Europa. De serie kan als pendant van de landsknechtenreeks worden beschouwd en niet alleen vanwege het onderwerp, dat eveneens samenhangt met de strijd om de hegemonie in Europa. De formele opbouw, met een
17
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
combinatie van houtsnede en boekdruk, is identiek. Hoewel deze reeks het initiatief was van slechts één uitgever, Hans Guldenmund, hebben we bovendien te maken met nagenoeg dezelfde kunstenaars: Beham, Schön en Stoer. De begeleidende teksten kunnen wederom worden toegeschreven aan Hans Sachs. De reeks begint met een portret van sultan Soleiman de Grote, onder wie het Ottomaanse rijk een aanzienlijke uitbreiding kende. De Turkse strijdkrachten rukten op en in september 1529 stonden zij voor Wenen, de hoofdstad van de Habsburgse erflanden. Dit bracht een schok teweeg in christelijk Europa, want het was maar de vraag of de opmars nog was te stuiten. Uiteindelijk liep het Beleg van Wenen uit op een drama voor de Turken. Het bracht de Ottomaanse expansie in Europa voorlopig tot stilstand.
Turkse gruweldaden in het Wienerwald Erhard Schön Turkse ruiter op dromedaris Erhard Schön
Tijdens het Beleg van Wenen had de wijde omgeving van de stad te maken met roof, brandstichting en moord. Met een drietal uitbeeldingen van de wreedheden tegenover boeren, vrouwen en kinderen werd duidelijk ingespeeld op anti-Turkse sentimenten. De negatieve beeldvorming bevestigde en versterkte de angstgevoelens bij het publiek. Misschien had Erasmus zulke prenten op het oog toen hij in 1530 waarschuwde voor ophitsing van de ‘onwetende massa’: ‘Staaltjes van Turkse barbarij krijgen we intussen in geuren en kleuren uitgemeten. Eigenlijk zou dat ons moeten doen beseffen hoe terughoudend men behoort te zijn om met wie dan ook een
oorlog te beginnen. Wat we zien is eenvoudig in álle oorlogen schering en inslag. Ook in die welke wij, christenen, al jaren op de meest goddeloze wijze tegen andere christenen voeren’.3 In het merendeel van de prenten uit de serie ontbreekt de anti-Turkse stemming. Ze getuigen eerder van een fascinatie voor kleding en uiterlijk van de tegenstander. De vele dromedarissen in de Turkse legerstoet moeten tot de verbeelding hebben gesproken. Dat blijkt wel uit de schitterende houtsnede van Erhard Schön, ook al wijst de anatomische weergave erop dat hij het uitheemse dier alleen kende van horen zeggen. ZELD Z AA M
Guldenmund en Meldeman moeten heel wat exemplaren van de beide reeksen hebben gedrukt en er verschenen al snel kopieën op de markt. Tegenwoordig geldt de Turkenreeks echter als een unicum en van de landsknechten zijn verder slechts enkele losse bladen bewaard gebleven. Vanwege het gebruik als wanddecoratie, waarbij het kwetsbare papier werd blootgesteld aan licht, vocht en viezigheid, gingen nagenoeg alle andere exemplaren in de loop der tijd verloren. De twee teruggevonden reeksen ontsnapten aan dit lot. De conditie van de bladen wijst erop dat ze nooit aan de muur hebben gehangen en al vroeg door een verzamelaar in een album zijn opgeborgen. In de 19de eeuw kwamen ze achtereenvolgens in het bezit van een Duitse kunstgeleerde en een Oostenrijkse generaal, om in 1883 te worden verworven door vorst Johann II van Liechtenstein. Na de verkoop uit de Liechtensteincollectie in de jaren na de Tweede Wereldoorlog golden de prenten meer dan een halve eeuw als vermist. Pas onlangs werden ze teruggevonden in een particuliere collectie. In het prentenkabinet van Museum Boijmans Van Beuningen hebben de twee reeksen nu een uitstekend onderkomen gevonden. De verzameling tekenkunst uit de Duitse renaissance die hier wordt bewaard, geldt als een van de beste ter wereld en ook de grafiek uit de tijd van Dürer is behoorlijk vertegenwoordigd. Inhoudelijk gezien sluit de landsknechtenreeks aan bij enkele tekeningen met militaire voorstellingen in de collectie, vervaardigd door Sebald Beham, Hans Holbein, Albrecht en Erhard Altdorfer, en Virgil Solis. Een mooie tegenhanger van de Turkenreeks wordt gevormd door het meer dan vier meter brede houtsnedenfries uit 1553 van Pieter Coecke van Aelst met de zeden en gewoonten van de Turken. Ingekleurde grafiek was in het Rotterdamse prentenkabinet tot nu toe nog maar spaarzaam te vinden, net als in de meeste andere musea. Het adagium ‘prenten verven, is prenten bederven’ heeft een stempel gedrukt op de verzamelgeschiedenis.4 Toch maken de landsknechten- en Turkenreeksen in één oogopslag duidelijk dat dergelijke houtsneden van meet af aan bedoeld waren om te worden ingekleurd. De transparante waterverf zorgt voor een subtiel koloriet, dat op geen enkele
18
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
wijze afbreuk doet aan het grafische karakter. Sterker nog, alleen zo komen de kostuums werkelijk uit de verf en komen de figuren pas goed tot leven. Tot slot zijn deze Duitse prentreeksen van betekenis voor de geschiedenis van de Nederlandse kunst. De houtsneden met de landsknechten zijn de directe voorlopers van de soldatenvoorstellingen van Hendrick Goltzius en Jacques de Gheyn uit het laatste kwart van de 16de eeuw. Sporen van deze militaire iconografie zijn zelfs terug te vinden in de Nederlandse schutterstukken uit de 17de eeuw, waarvan de Nachtwacht het beste voorbeeld is s Peter van der Coelen Conservator prenten en tekeningen Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam
Kunstvragen aan Titus-lid Therese van Schie (49) Lid Raad van Adviseurs
Wat is uw eerste kennismaking met kunst? ‘Op mijn elfde jaar volgde ik met school een museumles in het Frans Hals Museum in Haarlem. De rondleiding voerde langs 17de-eeuwse stillevens met veel gevilde patrijzen en konijnen met van die verstilde ogen. Voor het eerst realiseerde ik me dat het vlees dat ik tot dan toe zorgeloos at eerst een dier was geweest. Als reactie werd ik – tijdelijk – vegetariër!’ Herinnert u zich nog uw eerste kunstreproductie? ‘Dat was een reproductie van Roy Lichtenstein, een blonde vrouw die zoiets uitriep als Oh Brad, you are such a hero! Ik vond ’m prachtig en heb ’m ook voor veel geld laten inlijsten.’ Wat is uw eerste kunstaankoop? ‘Die deed ik toen ik in Hong Kong woonde. Ik fietste elke dag op weg naar mijn werk langs een eenvoudige galerie en keek dan iedere keer weer even naar een stilleven met glazen vazen op een stenen tafel, dat in de etalage hing. Op een dag was het weg en zonder na te denken stapte ik af, ging de galerie binnen, vroeg of het nog te koop was en kocht het – ver boven mijn budget – ter plekke.’ Naar welk museum gaat u graag terug? ‘Het Frans Hals Museum. Het woonkamerformaat van de zalen, de intieme sfeer, de krakende houten vloeren, de prachtige 17de-eeuwse kunst. En ook de wandeling ernaartoe maakt dat ik kies voor dit museum; door de buurt, de Haarlemse straatjes als anticipatie op wat je gaat zien.’ Welk werk zou je graag willen steunen? ‘Voorwerpen van kunstnijverheid uit het eind van de 19de, begin van de 20ste eeuw. Lampen, glas van Tiffany, artdecomeubels, prachtig.’ Welk werk zou u graag met iedereen willen delen? ‘Wij hebben twee oude terracotta Chinese hofdanseressen. De beweging van deze danseressen met hun lange gewaden en wijde mouwen is van zo een inherente sierlijkheid, ik voel me geprivilegieerd daar elke dag naar te kunnen kijken. Ook voor mijn kinderen zijn deze terracotta beeldjes van belang, zij letten zelf op dat hun vriendjes niet te dicht in de buurt komen.’
19
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
Tazza voor de familie Courten Onbekende Middelburgse meester Zeeuws Museum, Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen Middelburg
Bijna tweehonderd jaar geleden verdiepte de toenmalige voorzitter van het Zeeuws Genootschap Nicolaas Lambrechtsen van Ritthem zich ten behoeve van de collectie in voorwerpen die hij ‘monumenten van voorvaderlijke dankbaarheid’ noemde: objecten die herinnerden aan de heldhaftige daden van Zeeuwen tijdens de Opstand.1 Bij zijn onderzoek stuitte hij op vier zilveren ‘fruit-schalen’ vervaardigd ter herinnering aan de ontsnapping van Guillaume Courten uit de handen van de hertog van Alva, schalen die nog steeds door zijn nazaten werden gekoesterd. Twee
hiervan had Lambrechtsen van Ritthem rond 1820 persoonlijk bij genootschapsleden Jacob Verheye van Citters en Zacharias Paspoort kunnen bekijken, de andere twee bevonden zich toen buiten Middelburg. De nu aangekochte tazza is een van deze vier voorwerpen. Op de rand van de met ranken, vazen, vogels en bloemen gegraveerde schaal staat een inscriptie: ‘Den 2 Marcy In Meenen 1567 Dacht Duc Dalve Ghuilliame Coerten te Beroven sijn leven Maer Godt heeft Den 29 Marcy 1567 Door sijn huijsvrouwe Marghuerieta fictorie
In het middenveld van de schaal is een man achter tralies afgebeeld. Tekst en afbeelding refereren aan de godsdienstproblemen in de Nederlanden. Onder het bewind van de hertog van Alva werden meer dan 12.000 mensen opgepakt, bijna 9000 personen veroordeeld en meer dan
gegeven’.
Foto’s: Ivo Wennekes
De fraai gegraveerde drinkschaal die het Zeeuws Genootschap mede dankzij de steun van de Vereniging Rembrandt kon verwerven, is een belangrijk stuk Middelburgs zilver dat van generatie op generatie binnen de familie werd doorgegeven als herinnering aan de strijd tegen de Spanjaarden. In de tapijtenzaal van het Zeeuws Museum vormt de tazza een waardevolle aanvulling op de laat -16deeeuwse wandtapijten die de strijd om de Scheldedelta in de eerste jaren van de Opstand verbeelden. De schaal illustreert niet alleen de rol van Middelburg als toevluchtsoord voor andersdenkenden en de onderlinge verwantschappen binnen de Zeeuwse elite, maar ook de banden tussen Engeland en Zeeland in deze periode.
1597. Zilver, H 16,5 cm, ø 16 cm Merken: hoofd naar links (meesterteken), ovaal schild met daarbinnen een adelaar en een kroon (stadskeur van Middelburg), E (jaarletter voor 1597) Herkomst: particuliere collectie (2010)
Portret van Guillaume Courten Anoniem 1575. Olieverf op paneel; 46 x 34 cm RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM
van het bedrijf zwaaide. Na het kinderloos overlijden van Pieter Courten nam Margarita’s zoon Pieter Boudaen (15941668) in 1630 de leiding van het Middelburgse filiaal over. Deze Pieter was al jong naar de Zeeuwse hoofdstad gestuurd om van zijn oom het vak te leren en trouwde in 1618 met diens stiefdochter, Catharina Fourmenois (1598-1665). Rond 1625 voegde hij de naam Courten aan zijn achternaam toe. Als kiezer van Middelburg, kerkenraadslid en bewindhebber van de VOC voor de kamer Zeeland was Pieter Boudaen Courten een vooraanstaand lid van de Middelburgse maatschappij.3
De tazza werd aangekocht met steun van de Vereniging Rembrandt, de Provincie Zeeland, Stichting dr. Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds en het Familiefonds Hurgronje.
A N D ERE EXEMP LA REN
1000 veroordeelden geëxe-cuteerd. Ongeveer 60.000 mannen, vrouwen en kinderen ontvluchtten in de jaren 1566/67 de Nederlanden. Onder hen bevond zich Guillaume Courten (1540na 1580), een lakenhandelaar uit het Zuid-Nederlandse stadje Meenen (thans gespeld als Menen). Courten was door Alva opgepakt, maar had met behulp van zijn echtgenote Margarita Casiers uit de gevangenis weten te ontsnappen en naar Engeland kunnen vluchten.2 Toen na enige decennia de rust in de Nederlanden enigszins was wedergekeerd, vestigden twee van zijn drie kinderen – Margarita (1564-1640) en Pieter (15811630) – zich net als vele andere ZuidNederlandse vluchtelingen in de Republiek. Margarita Courten trouwde in 1583 in Londen met Matthias Boudaen en ging met hem naar Rotterdam. Haar broers William (1571-1636) en Pieter bouwden de lakenhandel van hun vader uit tot een internationaal handelshuis, waarbij William vanuit London het Engelse filiaal leidde en Pieter in Middelburg de scepter over de Nederlandse tak
21
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
Niet alleen de aantekeningen van Nicolaas Lambrechtsen van Ritthem maken melding van het bestaan van de vier drinkschalen, ook in 18de-eeuwse familiepapieren worden zij genoemd. Daardoor is bekend dat zich in 1786 één exemplaar in het bezit van de Middelburgse burgemeester Jacob van Citters (1708-1792) bevond, dat één exemplaar toen eigendom was van de Middelburgse VOC-bewindhebber Daniel Steven Schorer (1737-1790) en dat de andere twee in handen waren van Sophia Huydecoper (1739-1801), weduwe van mr. Johan Boudaen van Schellach, in Amsterdam. Hoewel de familiegenealogie buitengewoon ingewikkeld is door onderlinge huwelijken en het kinderloos overlijden van verschillende telgen, wijzen archiefstukken erop dat alle vier de tazza’s afkomstig waren van zonen van Pieter Boudaen Courten en Catharina Fourmenois.4 Eén tazza kwam via hun oudste zoon Johan (1635-1716) en diens zoon Gideon in het bezit van Sophia Huydecoper. Een tweede schaal kwam in 1745 terecht bij Johans kleindochter Anna Sara, de echtgenote van burgemeester Jacob van Citters. Dat het hier om twee verschil-
lende exemplaren gaat, blijkt uit het in de familiepapieren opgegeven gewicht: respectievelijk ‘16 oncen en 15 engels’ en ‘16 oncen en 18 engels’. De derde schaal vererfde via de tweede zoon van het echtpaar Boudaen CourtenFourmenois, Pieter jr. (1635-1684). Deze tazza wordt in 1782 genoemd in de nalatenschap van mr. David Jan Thilenus, die in zijn testament bepaald had dat de ‘silvere schaal waarop uijtgebeeld staat den Heer Courten in de Gevangenis en door sijn Huysvrouw verlost’, afkomstig uit het bezit van zijn echtgenote Catharina de Mey, weduwe van Jacobus Boudaen Courten, terug moest naar de Boudaen Courtens. Naspeuringen van zijn executeur-testamentair wezen uit dat de kinderen van Sophia Huydecoper de rechthebbende erven waren, zodat er een tweede exemplaar in huize Huydecoper terecht kwam. De vierde tazza, die in 1786 bij Daniel Steven Schorer berustte, was eveneens afkomstig van Pieter jr. Via diens dochter Catharina Lucretia, gehuwd met mr. Johan Schorer, was de schaal in zijn bezit gekomen. Op dit moment is slechts van twee van de vier exemplaren de verblijfplaats bekend: het aangekochte stuk en een
Marjan Ruiter, directeur van het Zeeuws Museum, tijdens de presentatie van de tazza op 7 juni jl.
Foto: Anda van Riet
tweede exemplaar in de collectie van het Rijksmuseum Amsterdam.5 De tazza in het Rijksmuseum is het exemplaar dat in 1786 eigendom was van burgemeester Jacob van Citters. Na zijn dood kwam de tazza in het bezit van zijn zoon Jacob Verheye van Citters, die hem rond 1820 aan de voorzitter van het Zeeuws Genootschap liet zien. In 1876 werd de schaal door zijn kleinzoon jhr. Jacob de Witte van Citters tezamen met een grote hoeveelheid familieportretten en objecten aan het Nederlands Museum voor Geschiedenis en Kunst geschonken.6 De tazza die nu door het Zeeuws Genootschap kon worden aangekocht, is een van de schalen die afkomstig waren van Sophia Huydecoper. Deze drinkschaal vererfde via haar dochter Sophia Maria Boudaen op Constantia Isabella
Carolina van der Muelen, die de tazza in 1857 inzond naar de tentoonstelling van oudheden in Utrecht. Na haar overlijden in 1877 ging de nalatenschap naar de kinderen van haar nicht Arnoudina Johanna Carolina Loten van Doelen (1817-1875), echtgenote van mr. Jacob Anne Grothe. In 1880 werd de tazza op de zilvertentoonstelling van Arti et Amicitiae in Amsterdam geëxposeerd als eigendom van mr. Constant Jacob Willem Grothe (1851-1925). Een kleine honderd jaar later, in 1971, lieten de erven van mr. Jacob Anne Grothe van Schellach (1897-1970) de tazza bij Sotheby’s veilen, waarna hij in particuliere handen kwam.7 De huidige verblijfplaats van de andere twee tazza’s kon niet worden achterhaald. De tazza van Daniel Steven Schorer kwam bij de Middelburgse familie Paspoort van Grijpskerke terecht en werd waarschijnlijk aan het eind van de 19de eeuw eigendom van jhr. Victor de Stuers. In 1932 kocht A.O. van Kerkwijk dit exemplaar en daarna loopt het spoor dood.8 De lotgevallen van de tweede tazza van Sophia Huydecoper zijn in nevelen gehuld. VERVA A RD IG IN G
Indien de informatie uit de 18de-eeuwse familiepapieren correct is, dan werden de vier tazza’s in opdracht van Guillaume Courten zelf gemaakt: ‘ten welken dankbare nagedachtenis door hem zijn doen vervaardigen vier zilvere drinkschalen onder
Noten 1. Zeeuwse Bibliotheek, Handschriftencollectie KZGW, hs. 3389, 3929. 2. Het Utrechts Archief, Familiearchief Grothe, inv. nrs. 42, 44. 3. G. Wuestman, ‘Het familjie boeckje van Pieter Boudaen Courten (1594- 1668)’, Bulletin van het Rijksmuseum 53 (2005), pp. 43-62. 4. Het Utrechts Archief, Familiearchief Grothe, inv. nrs. 42, 44, 938; Familiearchief Des Tombe, inv. nrs. 850, 1100, 1120. 5. Rijksmuseum Amsterdam, inv. nr. BK-NM-3320. 6. Het Utrechts Archief,
Familiearchief Des Tombe, inv. nr. 850. Zeeuwse Bibliotheek, Handschriftencollectie KZGW, hs. 3389. 7. Het Utrechts Archief, Familiearchief Grothe, inv. nrs. 1062, 1065. Catalogus der Tentoonstelling van voor Nederland belangrijke Oudheden en Merkwaardigheden […], Utrecht 1857, cat. nr. 128. Catalogus der tentoonstelling van kunstvoorwerpen in vroegere eeuwen uit edele metalen vervaardigd […], Amsterdam 1880, cat. nr. 186. Veiling Amsterdam (Sotheby’s), 11 februari 1971, cat. nr. 101 en A.C. Beeling, Nederlands Zilver 1600-1813, III,
22
Leeuwarden 1986, pp. 52-53. Met dank aan J.M. Hangoor en mr. W. Dirksen. 8. J. ter Molen, ‘Willem van Oranje als druivenplukker: Een merkwaardig verhaal bij een bijzonder drinkobject’, in R. Baarsen e.a. (red.), Het Nederlandse binnenhuis gaat zich te buiten. Internationale invloeden op de Nederlandse wooncultuur, Leids Kunsthistorisch Jaarboek 14 (2007), Leiden, pp. 45-62, noot 16; J.W. Frederiks, Dutch Silver, III, Den Haag 1960, p. 28. 9. Het Utrechts Archief, Familiearchief Grothe, inv. nrs. 42, 44.
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
zyne nakomelingen nog voorhanden’.9
Gezien de merken en onderlinge verschillen zijn zij op verschillende momenten en door verschillende zilversmeden gemaakt. De tazza die zich in 1932 in de collectie van A.O. van Kerkwijk bevond, droeg een Engelse keur en een jaarletter voor 1582 en lijkt daarmee het oudste exemplaar. De nu aangekochte tazza draagt een Middelburgse keur, een jaarletter voor 1597 en een onbekend meesterteken. De tazza in het Rijksmuseum is alleen gekeurd met een meesterteken in de vorm van een hart met drie sterren. Deze laatste twee tazza’s verschillen ook in de afwerking. De schaal in het Rijksmuseum heeft een rijk bewerkte voet, het
Zeeuwse exemplaar een gladde balustervormige voet. In de inscriptie is het hoofdlettergebruik anders, verschillende woorden zijn anders gespeld en ook het ornament wijkt in details af. Het feit dat de nu aangekochte tazza in Middelburg vervaardigd werd, maakt het tot een bijzonder stuk. Van Middelburgs zilver rond 1600 is het merendeel in de loop der tijden omgesmolten. Het weinige dat bewaard bleef, kwam om uiteenlopende redenen buiten de provincie terecht, zodat tot nu toe in Zeeland in geen enkele openbare collectie Middelburgs zilver uit deze periode te zien was. Het meesterteken kon niet worden geidentificeerd. Het archief van het Middelburgse zilversmedengilde ging op 17 mei 1940 bij het Duitse bombardement op de stad verloren, evenals de twee platen met namen en meestertekens van de Middelburgse zilversmeden in de collectie van het Zeeuws Genootschap. ZEEU WS G EN OOT S C H A P
Het Zeeuws Genootschap verzamelt al sinds de oprichting in 1769. In de eerste decennia bouwden de leden een rariteitenkabinet op dat ‘de grote wereld in het klein’ weerspiegelde en de wonderen van Gods schepping toonde. In de 19de eeuw kwam het accent meer op het Zeeuwse verleden te liggen en was de verzameling in een eigen museum openbaar toegankelijk. Ook aan de Zeeuwse volkskunst werd hier aandacht besteed. In 1882 werd in het museum een ‘Walcherse Kamer’ ingericht, een quasi boerenvertrek waarin volkskunst en streekdracht centraal stonden. Sinds de collecties van het Genootschap in de 20ste eeuw bij professionele instellingen in bruikleen zijn gegeven, ligt de nadruk bij het verwerven van objecten op stukken die bijdragen aan een zo compleet mogelijk beeld van het Zeeuwse verleden en op bijzondere voorwerpen die de geschiedenis van Zeeland tastbaar maken s Katie Heyning Conservator kunst, kunstnijverheid en historische voorwerpen Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
Presenteerschaal Porseleinfabriek Weesp (1759-1771) Keramiekmuseum Princessehof Leeuwarden
Circa 1760. Porselein met een polychrome bovenglazuurschildering, H 26,7, B 38 cm Gemerkt aan de onderzijde in blauwe glazuurverf: twee gekruiste zwaarden met drie stippen Herkomst: kunsthandel Salomon Stodel Antiquités, Amsterdam (2009)
De verzameling van Keramiekmuseum Princessehof weerspiegelt de belangstelling van de oprichter, Nanne Ottema. Deze Leeuwarder notaris heeft een internationaal befaamde collectie Oosterse keramiek bijeengebracht, maar moest vanwege de breedte van zijn verzamelactiviteiten wat Nederlands porselein betreft soms genoegen nemen met wat eenvoudiger voorwerpen. Daarom is het museum opgetogen over de verwerving van een vroeg product van de eerste porseleinfabriek in ons land: een gedecoreerde presenteerschaal, rond 1760 geproduceerd in Weesp. Deze aankoop is mogelijk gemaakt dankzij steun van de Vereniging Rembrandt en de Ottema-Kingma Stichting te Leeuwarden.
23
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
Merktekens op de onderzijde van de schaal,twee gekruiste zwaarden met drie stippen.
La Danse / Das Tanzen
D E WEESPER PORS ELEIN FA BRIEK
Johann Esaias Nilson
In 1759 opende Bertram Philip Sigismund Albrecht Rijksgraaf van Gronsveld-Diepenbroick Impel in Weesp de eerste Nederlandse porseleinfabriek. Van Gronsveld was in de jaren ervoor gezant geweest van de Republiek aan het hof van Frederik de Grote in Berlijn. Juist in deze jaren werd daar een porseleinfabriek opgericht door Wilhelm Caspar Wegely. Het is heel wel mogelijk dat de graaf deze fabriek een of meer keren heeft bezocht en zo op het idee is gekomen om na zijn terugkeer in Nederland een soortgelijke onderneming op te zetten. Voor het starten van zijn porseleinfabriek was Van Gronsveld afhankelijk van vaklieden die hij uit Duitsland liet overkomen. Deze dienden niet alleen te beschikken over het arcanum, maar ook over de noodzakelijke technische en artistieke vaardigheden om een dergelijke onderneming volledig in te richten en draaiende te houden. Twee vaklieden die bij de oprichting van de fabriek een belangrijke rol hebben gespeeld zijn Niklaus Paul Sr en Christian Gottlob Berger. Niklaus Paul, die als speciewerker werkzaam was geweest en wist hoe hij de porseleinmassa moest samenstellen, werd aangesteld als bedrijfsleider. Van Christian Gottlob Berger wordt aangenomen dat hij in de beginjaren van de fabriek in Weesp werkzaam is geweest als modelleur.1 Niklaus Paul zal in Weesp enige tijd nodig hebben gehad om tot een juiste samenstelling van de porseleinmassa te komen. De voor de productie noodzakelijke kaolien – ook wel porseleinaarde genoemd – moest worden geïmporteerd, vermoedelijk uit Duitsland, maar de overige grondstoffen werden lokaal gewonnen. Zo werd het kwarts bereid uit de bewerking van kiezels die op de Weesper heide werden gevonden.2 Wie zich in het Weesper porselein verdiept, ontdekt al snel dat er duidelijke verschillen zijn in de witheid van de scherf, variërend van crèmekleurig tot spierwit. Het is verleidelijk om het porselein met de crèmekleurige scherf, zoals de onlangs verworven presenteerschaal, te dateren in de beginperiode van de fabriek, toen Paul nog zocht naar de juiste kleisamenstelling. De huidige stand van het onderzoek staat echter niet toe om dergelijke conclusies met zekerheid te trekken. Op de schaal zijn een musicerende man en een dansend paar in een formele tuin afgebeeld. De voorstelling is gebaseerd op de prent La Danse / Das Tanzen uit 1752 van de Duitse kunstenaar, ontwerper en prentmaker Johann Esaias Nilson.3 Nilsons prenten zijn vaker voor de decoratie van porselein gebruikt, maar deze presenteerschaal is voor zover bekend het enige voorwerp van Nederlands porselein met een voorstelling die op zijn ontwerp teruggaat. De Weesper porseleinschilder, wiens naam niet bekend is, heeft het formaat van de prent aan
1752. Gravure Afmetingen onbekend Verblijfplaats onbekend
Gebruikte literatuur J.D. van Dam, ‘De productie van porselein en faience in Nederland (1755-1775)’, in Rococo in Nederland, Amsterdam/Zwolle 2002, pp. 43-51, 114-115, 231-233 A. Lorenz (red.), Weißes Gold aus Fürstenberg, tent. cat. Münster (Westfälisches Landesmuseum für Kunst und Kulturgeschichte) en Braunschweig (Herzog Anton Ulrich-Museum) 1988-89 Princessehof Leeuwarden, Nationaal Keramiekmuseum, Collectieplan 2010, Leeuwarden 2006 W.J. Rust, Nederlands porselein, Amsterdam 1952 W.M. Zappey, ‘Porselein en zilvergeld in Weesp’, Hollandse Studiën 12 (1982), pp. 167-196 G. Zick, Berliner Porzellan der Manufaktur von Wilhelm Caspar Wegely 1751-1757, Berlijn 1978 Noten 1. J.D. van Dam, ‘De productie van porselein en faience in Nederland (1755-1775)’, in Rococo in Nederland, Amsterdam/Zwolle 2002, p. 44. 2. W.J. Rust, Nederlands porselein, Amsterdam 1952, p. 58. 3. Met dank aan de familie Ressing en Joseph Estié voor het aanleveren van een afbeelding van de prent van Nilson.
24
Waar porselein in China al meer dan 1000 jaar lang wordt geproduceerd, was het procedé in Europa tot in de vroege 18de eeuw onbekend. De ontwikkeling in Europa komt op naam van twee Duitsers in dienst van August de Sterke: de scheikundige Ehrenfried Walther von Tschirnhaus en de alchemist Johann Friedrich Böttger. Hun samenwerking leidde in 1710 tot de oprichting van een porseleinfabriek in Meissen. De mogelijkheid om porselein te vervaardigen leverde veel prestige op en bood vooruitzichten op een bloeiende handel. Om deze belangen te beschermen, werd de fabriek gevestigd in een goed bewaakbare vesting, de Albrechtsburg, waarin de personeelsleden min of meer als gevangenen leefden. Op deze wijze probeerde August de Sterke te voorkomen dat het recept voor het maken van porselein – het arcanum – zou uitlekken. Dit was ook noodzakelijk, want Meissen was vergeven van spionnen en andere lieden die door middel van omkoping en diefstal poogden dit recept te bemachtigen. Ondanks alle veiligheidsmaatregelen verdween in 1719 een arcanist uit Meissen om enige tijd later in Wenen op te duiken. Door zijn toedoen werd Claudius Innocentius du Paquier in staat gesteld om de tweede porseleinfabriek in Europa op te richten. Vanaf de jaren veertig was het hek van de dam: in korte tijd werden in Duitsland verschillende fabrieken gevestigd, met behulp van zogenoemde Wanderarkanisten, werklieden die het geheim van de porseleinfabricage bezaten of dat pretendeerden. Zij zwierven van plaats tot plaats om tegen ruime vergoedingen hun kennis in dienst te stellen van een lokale vorst of rijke ondernemer.
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
Kunstvragen het te beschilderen oppervlak aangepast en enkele veranderingen aangebracht, onder andere in de vegetatie en in de achtergrond.
Bart M. Dura (44) Directeur investeringsmaatschappij, lid van de Vereniging Rembrandt, Titus Cirkel sinds 2004
P O R SE L E I N I N H E T PR INCE SSEHOF
De deelcollecties Nederlands en Europees porselein hebben een bescheiden omvang binnen het gehele verzamelgebied van Keramiekmuseum Princessehof. De oprichter van het museum, de Leeuwarder notaris Nanne Ottema (1874-1955), verzamelde kunstnijverheid en volkskunst in de breedste zin, waaronder Europese keramiek. Binnen al deze verzamelactiviteiten lag een sterke nadruk op Oosters porselein, dat van oudsher in veel Friese boedels voorkwam. Door de verwerving van enkele in toenmalig Nederlands-Indië opgebouwde verzamelingen kunstnijverheid en etnografica, kwam het accent nog sterker op Azië te liggen. Aan al deze verschillende onderdelen werd vanaf 1917, het oprichtingsjaar van het museum, aandacht besteed. Pas na het overlijden van Ottema in 1955 is het Princessehof omgevormd tot een in keramiek gespecialiseerd museum. Nanne Ottema verzamelde ook Nederlands porselein, maar omdat hij op zoveel verschillende verzamelgebieden actief was, moest hij zich op dit terrein soms beperken. Zo kocht hij slechts twee voorwerpen van Weesper porselein. Het ene is een schaaltje met een polychrome schildering van een landschapje, het andere een theebus, beschilderd met een polychroom decor van de Kruisiging. Dit decor is echter niet in de porseleinfabriek op de theebus aangebracht, maar iets later in Delft, waarschijnlijk in het laatste kwart van de 18de eeuw. Een representatief stuk zoals de presenteerschaal ontbrak in de collectie. Vanaf de jaren zestig is de verzameling van Keramiekmuseum Princessehof op onregelmatige wijze aangevuld met aanwinsten van voornamelijk Loosdrechts en Amstel porselein. In 2007 organiseerde het museum de eerste overzichtstentoonstelling sinds decennia over Nederlands porselein. Onder de titel Pretty Dutch werden ruim 500 voorwerpen op een sprankelende en vernieuwende wijze gepresenteerd. De tentoonstelling genereerde veel publiciteit. Een niet onbelangrijk neveneffect sindsdien is de uitbreiding van de collectie met een aantal bijzondere aanwinsten. De zojuist verworven schaal uit de Weesper porseleinfabriek is zo’n mooie aanvullings Jaap Jongstra Assistent-conservator Keramiekmuseum Princessehof
De presenteerschaal is te bewonderen bij het Nederlands porselein in de presentatie ‘Keramiek in Europa 1400-1900’ in Keramiekmuseum Princessehof.
25
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
Wat is uw eerste kennismaking met kunst? ‘In mijn jeugd ben ik nooit zo met kunst bezig geweest, ik had meer met sport als hobby. Pas na mijn studie verschoof mijn interesse van posters naar kunst. Met de kunstwereld ben ik in aanraking gekomen vanwege de betrokkenheid van ons familiefonds bij de aankoop van een serie tekeningen van Hans Bol door Museum Boijmans Van Beuningen.’ Herinnert u zich nog uw eerste kunstreproductie? ‘Thuis hing er een poster met abstracte kunst aan de wand. Om eerlijk te zijn weet ik niet meer wat dat was, wat al aangeeft dat ik me toen niet bewust met kunst bezighield. Het was meer muurvulling.’ Wat is uw eerste kunstaankoop? ‘Dat was in mijn ‘poster-naar-kunst-fase’, twee foto’s van Teun Hocks. Het zijn humoristische foto’s, op een ervan zie je bijvoorbeeld een man die heel hard aan het werk is achter zijn bureau, terwijl zijn schaduw een glas wijn drinkt.’ Naar welk museum gaat u graag terug? ‘Boijmans Van Beuningen en Museum Beelden aan Zee. Het eerste omdat het zo veelzijdig is; ik zie altijd wel iets wat ik interessant vind. En voor Beelden aan Zee heb ik een warm hart: de beelden, het gebouw, de ligging in de duinen, de ruimtelijke presentatie... Bijzonder is ook dat het een particulier initiatief is.’ Welke aankoop voor welk museum zou u graag willen steunen? ‘Revolving Hotel Room, de draaiende hotelkamer van Carsten Höller. We hebben afgelopen weekeinde geslapen in dit kunstwerk in Museum Boijmans Van Beuningen. Dat was fantastisch.’ Waarom bent u lid geworden van de Titus Cirkel? ‘Om een iets minder grote cultuurbarbaar te worden… Het is ook een heel leuke groep mensen en je steunt natuurlijk een goed doel, maar destijds ging het me vooral om die culturele scholing.’ Wat zou u graag uit uw eigen verzameling aan een museum willen schenken, om iedereen van mee te kunnen laten genieten? ‘Een beeld van Jan Snoeck. Ik word er altijd vrolijk van als ik ernaar kijk. Snoeck is een Haagse kunstenaar die grote en kleurrijke beelden maakt, een beetje vergelijkbaar met die van Niki de Saint Phalle.’
Lavaboschaal Toegeschreven aan Isbrant Blom (werkzaam in Alkmaar 1672-1690) Stedelijk Museum Alkmaar Alkmaar
1680. Zilver, 26,6 x 34,4 cm, 398 gram Merken: tulp (meesterteken toegeschreven aan Isbrant Blom), leeuw (provinciale keur van Holland), toren (stadskeur van Alkmaar), S (jaarletter voor 1680) Herkomst: John Endlich Antiquairs, Haarlem (2009)
Alkmaars 17de-eeuws zilver is gewaardeerd, maar zeldzaam. Zeker kerkelijke objecten verschijnen niet veel op de markt. Het Stedelijk Museum Alkmaar heeft vooral wereldlijk zilver in zijn collectie, waaronder een zevental prachtige tazza’s. Toen directeur Lidewij de Koekkoek in maart 2009 op de TEFAF een schitterend gedecoreerde lavaboschaal van een Alkmaarse meester zag, was het besluit dan ook snel genomen om te proberen die voor het museum te verwerven. Dankzij steun van de Vereniging Rembrandt kon de aankoop daadwerkelijk worden gedaan.
26
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
In 1957 vond in het Westfries Museum te Hoorn de tentoonstelling Zilver van het Noorderkwartier plaats. Uit de bijbehorende catalogus blijkt dat daar slechts tien 17deeeuwse objecten van Alkmaarse makelij waren te zien.1 Dat aantal verbaast niet: 17de-eeuws zilver is in het algemeen zeldzaam, en voor Alkmaar speelt mee dat in een kleine provinciestad niet zoveel zilversmeden werkzaam zullen zijn geweest als in bijvoorbeeld Amsterdam. Maar omdat er zo weinig Alkmaars zilver uit deze periode bewaard is gebleven, is het bijzonder dat er in 2009 een schaal uit 1680 van een Alkmaarse meester op de markt kwam, temeer daar het een uitzonderlijk gaaf object betrof. Het gaat om een zogenaamde lavaboschaal, waarin het water werd opgevangen dat uitgegoten werd tijdens de liturgische handwassing door een bisschop, abt of pastoor. Vaak vormt de schaal of schotel een stel met een lavabokan. Bij de Alkmaarse schaal hoort geen kan, al is het mogelijk dat er wel één is geweest die verloren is gegaan. Het stuk is gemerkt met een meesterteken dat wordt toegeschreven aan Isbrant Blom.2 Deze kunstenaar is terug te vinden in de Alkmaarse archieven. Zo blijkt uit het gildearchief van de Alkmaarse goud- en zilversmeden dat Blom op 13 mei 1672 werd ingeschreven, in 1687 de functie van keurmeester vervulde en in 1689 die van deken. Uit de doop-, trouw- en begraafregisters is op te maken dat hij op 11 juli 1690 in de Grote of Sint-Laurenskerk te Alkmaar werd begraven – bij de teraardebestelling van de ‘silversmit’ werd de kerkklok ‘2 poosen geluijt’. Overigens is het wat misleidend om in 17de-eeuws Alkmaars verband over een gilde van goud- en zilversmeden te spreken. Pas in 1774 werd er namelijk een officieel gildereglement opgesteld door de burgemeesters van de stad. De smeden hadden al vanaf 1604 herhaalde verzoeken om een eigen reglement gedaan, maar kregen keer op keer nul op het rekest. Ondertussen organiseerden ze zich wel precies zo als een ‘echt’ gilde, waarschijnlijk naar het voorbeeld van hun Amsterdamse collega’s, van wie er enkele naar Alkmaar waren verhuisd.3 H O L L A N D S E B L OEMS T IJL
De zilveren lavaboschaal van Blom is een geslaagd voorbeeld van de zogenaamde Hollandse bloemstijl, die in de jaren zeventig en tachtig van de 17de eeuw gangbaar was. De toepassing van deze van oorsprong wereldlijke stijl op een kerkelijk object lijkt misschien wat ongepast, maar dat werd in het toenmalige Holland waarschijnlijk
27
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
niet als zodanig ervaren. Het streven naar een kunstzinnige uitvoering van kerkelijke objecten kan gelegitimeerd zijn met een beroep op de bijbel. Het volk Israël kreeg via Mozes van God immers de opdracht kostbare materialen te leveren voor de bouw van de tempel. Voorts kan het juist passend zijn geacht om voor de eucharistieviering objecten van bijzondere kostbaarheid en schoonheid te gebruiken. Het centrale sacrament moest immers met de grootste zorg – ook artistieke – worden omringd.4 De opvallend gevarieerde ranken en knoppen die het randwerk van Bloms schaal vormen, zijn fraai uitgevoerd in drijfwerk en stippeltechniek. De decoratie is nauwelijks verpoetst of gesleten in de loop der eeuwen. Opmerkelijk is dat vier van de zes afgebeelde heiligenfiguren zijn opgenomen in de versierde rand. Een vergelijkbare schaal van Blom is afgebeeld in het vierdelige standaardwerk Dutch Silver van J.W. Frederiks uit 195261.5 Dit is eveneens een kerkelijk object in bloemstijl; de voorstelling met figuurtjes op het ovale middenveld is hier echter geheel gescheiden van de bloemmotieven op de rand. SCH A A L MET EEN V ERH AA L
Behalve kunsthistorische kwaliteiten heeft de schaal ook historische waarde. Hij biedt mooie aanknopingspunten voor verhalen over Alkmaar en Alkmaarders. Zo vertelt het object over het bloeiende bedrijf van de lokale zilversmeden en over de katholieke geloofsbeleving binnen Alkmaar en de regio na de Reformatie. Veel Alkmaars zilverwerk voor de rooms-katholieke markt uit de tweede helft van de 17de eeuw is gemerkt met een vlammend hart. Kennelijk was er naast deze specialist, wiens naam onbekend is, nog ruimte voor Isbrant Blom, die zich eveneens toelegde op kerkelijke objecten. Nu was het rooms-katholicisme in Alkmaar in de 17de eeuw uitzonderlijk sterk. Na de Alteratie van 1572 was het verboden het katholieke geloof in het openbaar te belijden, maar in de eerste decennia van de 17de eeuw heette de stad toch de meest katholieke van Holland te zijn. In 1616 schreef een apostolisch vicaris ‘Alcmariae magnus est catholicorum numerus’: Alkmaar heeft een
Detail: Maria
Detail: heilige Agnes met lammetje of heilige Margaretha van Antiochië met draak
groot aantal katholieken. In de tweede helft van de eeuw liep de aanhang van de katholieke kerk echter snel terug, ongetwijfeld omdat bij de Vrede van Munster in 1648 duidelijk was geworden dat die zijn bevoorrechte positie voorgoed kwijt was.6 Dat Blom zich desondanks heeft kunnen handhaven, naast de meester van het vlammende hart, heeft te maken met de hoge kwaliteit van zijn werk en komt mogelijk ook doordat hij voor opdrachtgevers in de omgeving werkte, niet of niet uitsluitend voor Alkmaarse instanties. Objecten van zijn hand worden momenteel althans vooral gevonden in parochies rondom Alkmaar: Limmen, Beverwijk, Heiloo, Uitgeest, Schoorl, Spierdijk en Burgerbrug. ONGR IJP B AR E HEILIGEN
Detail: rechts een heilige bisschop en links een heilige prins of koning
Dat Blom voor een geografisch nogal verspreide klantenkring werkte, maakt het moeilijk te bepalen voor welke statie de lavaboschaal uit 1680 is vervaardigd en wie de opdrachtgever was. De schaal zelf biedt twee aanknopingspunten: de afgebeelde heiligen en de initialen vlak onder de bovenrand (BVHPAVBL). De figuren kunnen patroonheiligen zijn van de statie waarvoor de schaal bestemd was, of naamheiligen van de opdrachtgevers/ schenkers. De initialen behoren waarschijnlijk aan twee gulle gevers toe, genaamd ‘B.. van H.. (Priester)’ en ‘A.. van B.. (Licentiaat)’.
De figuren in het randwerk zijn vrij eenvoudig te determineren. Christus (boven) en Maria (onder) zijn beiden heel toepasselijk door wolkmotieven omgeven en van een stralenkrans voorzien. De dame met een kruis en palmtak, die vergezeld wordt door een lam, is de heilige Agnes – al moet ook de optie worden opengehouden dat het om Margaretha van Antiochië met een draak gaat, want het lammetje heeft wel zeer geprononceerde tanden. De jeugdige franciscaan rechts, met lelie en kruis, is Antonius van Padua. Op grond van dit laatste portretje kan worden aangenomen dat de schaal gebruikt is in een franciscaner statie. Die waren er in de regio in Alkmaar, in Hoorn en in Haarlem; de laatste was zelfs specifiek aan Antonius gewijd. De heiligen op het middenveld, de figuren die hoogstwaarschijnlijk de meest directe verbinding vormen met de schenker(s) van de schaal en/of de statie waarvoor hij bestemd was, zijn helaas minder gemakkelijk te identificeren. Diverse deskundigen hebben zich er al over gebogen, maar tot nu toe kon niemand tot een eenduidige, bevredigende determinatie komen. Omdat de twee elkaar niet aankijken, is het onaannemelijk dat het om een hecht duo uit de heiligentraditie gaat. Voor de bisschop rechts is de naam van Bonifatius genoemd; mogelijk is het object in diens linkerhand een aambeeld. Het wapen in zijn rechterhand is dan het zwaard waarmee hij gedood werd, maar zeer a-typisch is het ontbreken van het boek. De heilige in het linker medaillon is eveneens lastig thuis te brengen – het is zelfs onduidelijk of deze figuur een vrouw of een jongeman moet voorstellen. Als het een vrouw is, kan het de heilige Helena zijn, die koningin was en dus met kroon wordt afgebeeld. Is het een jongeman, dan is het misschien Adelbertus, een heilige van koninklijke komaf, die in Egmond werd vereerd. Tot op heden moeten we het echter houden op ‘een heilige bisschop en een heilige prins of koning, die waarschijnlijk in Alkmaar of omgeving bijzondere verering genoten’s Christi M. Klinkert Conservator Stedelijk Museum Alkmaar
Noten 1. Zilver van het Noorderkwartier, cat. tent. Hoorn (Westfries Museum) 1957, pp. 9-12. 2. K. Citroen, Dutch goldsmiths’ and silversmiths’ marks and names prior to 1812, Leiden 1993, p. 160. 3. Zilver van het Noorderkwartier, op. cit. (noot 1), pp. 41-42. 4. Zie over dit onderwerp D.J. Biemond, ‘Decente Magnificentie. Wereldse
luister voor de kerk. Enkele voorname 18de-eeuwse ensembles voor kerkelijk gebruik’, Bulletin van het Rijksmuseum 52 (2004), pp. 202-54. 5. J.W. Frederiks, Dutch Silver, Den Haag 1952, I, nr. 185. 6. Gegevens over katholicisme in Alkmaar zijn ontleend aan J. Vis et al., Geschiedenis van Alkmaar, Zwolle 2007, pp. 265-72.
Vrouw op de Champs-Élysées bij nacht Louis Anquetin (Etrepagny 1861 – 1932 Parijs) Van Gogh Museum Amsterdam
1890-91. Olieverf op doek, 82 x 100 cm Herkomst: particuliere collectie (2010)
Het jaar 1891 was een absoluut topjaar voor de Franse kunstenaar Louis Anquetin. Hij toonde tien werken op de Salon des Indépendants, de belangrijkste tentoonstelling voor moderne kunstenaars. De doorgaans meedogenloze Parijse critici waren positief over zijn werk en hadden vooral oog voor één schilderij: Vrouw op de Champs-Élysées bij nacht. Ze beschreven het als een van de hoogtepunten van dat tentoonstellingsseizoen en een kapitaal stuk binnen Anquetins oeuvre. Het schilderij is onderdeel van een grotere groep werken waarin de kunstenaar het nachtelijke Parijs afbeeldde, bevolkt door mysterieuze nachtvlinders. Dit belangrijke moderne motief uit Van Goghs tijd kan nu meer nadruk krijgen in de vaste opstelling van het Van Gogh Museum. De toenmalige critici raakten gefascineerd door de mysterieus glimlachende dame, die in een groene mantel en met een uitbundig hoofddeksel bij avondlicht flaneert over een weidse boulevard. Een in schaduw gehulde man kijkt haar na terwijl ze passeert. Op de achtergrond steken de rijtuigen bijna spookachtig af tegen de geelverlichte ramen. De voorstelling is complex. Die complexiteit bereikte Anquetin door het aanbrengen van verschillende licht- en schaduweffecten, bijvoorbeeld in de combinatie van groenig gaslicht en helgeel elektrisch licht en in het contrast tussen de verlichte figuren en de schimmen en schaduwen. De compositie is evenmin eenduidig. De lege straat links contrasteert met de meer ambigue opvulling van het vlak rechts. De verschillende richtingen van de passanten suggereren beweging en maken de onderlinge sociale verhoudingen op een subtiele manier zichtbaar. Aan alle kanten wordt de voorstelling abrupt afgesneden door het kader. Als vanzelf komen er vragen op bij de beschouwer. Wie of wat is deze opgedofte vrouw? Waarom flaneert zij alleen over de nachtelijke Champs-Élysées? Waarom glimlacht zij zo raadselachtig? Anquetin heeft de gelaagdheid en complexiteit van deze voorstelling bewust gebruikt om de beschouwer hierover in verwarring te brengen, zoals hij ook beeldend de complexiteit heeft opgezocht. LOUIS ANQ UET IN
Voor veel mensen van nu is Louis Anquetin misschien een onbekende naam, maar in zijn eigen tijd werd deze Franse kunstenaar gezien als de grootste belofte van zijn generatie. Hij was een van de voorlopers van het post-
29
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
impressionisme en zijn werk heeft grote invloed gehad op kunstenaars om hem heen, zoals de Nabis. Anquetin behoorde tot de artistieke kringen waarin Vincent van Gogh zich in zijn Parijse tijd bewoog. De twee beginnende kunstenaars liepen elkaar net mis in het atelier van Fernand Cormon; toen Van Gogh daar in de lente van 1886 in de leer ging, was Anquetin vlak daarvoor vertrokken. Ze ontmoetten elkaar echter korte tijd later via hun gezamenlijke vriend Émile Bernard, mogelijk in de winkel van verf- en schilderijenhandelaar Père Tanguy. Ze zullen elkaar in de maanden daarop veelvuldig tegen het lijf zijn gelopen in Montmartre, want Anquetin maakte deel uit van een kunstenaarsgroep waartoe ook Gauguin, Seurat, Angrand, ToulouseLautrec, Bernard, vader en zoon Pissarro en Van Gogh behoorden en die door Van Gogh ‘de schilders van de Petit Boulevard’ werd gedoopt. Met die naam onderscheidden de jongere kunstenaars zich van de inmiddels gevestigde impressionisten, die hun werk niet meer in kleine zaaltjes exposeerden, maar in de chique galeries aan de grote boulevards. Tegelijkertijd werden ze in kleurgebruik, lichtweergave en toets juist beïnvloed door hun voorgangers. Al zoekende kwamen de schilders van de Petit Boulevard rond 1887 ieder tot een eigen, moderne stijl. De criticus Edouard Dujardin bestempelde Anquetin in 1888 tot ‘uitvinder’ van het cloisonnisme, een schilderstijl die de kunstenaar samen met Bernard had ontwikkeld onder invloed van de Japanse prentkunst en glas-in-loodramen, waarin pure kleurvlakken werden voorzien van zware contouren. Met zijn cloisonnistische werken vestigde Anquetin razendsnel zijn naam als vernieuwer in de Parijse kunstwereld. Uit de brieven die Vincent van Gogh aan zijn broer Theo schreef, wordt duidelijk dat hij Anquetin als een vriend beschouwde en dat Van Gogh voor zichzelf een belangrijke rol zag weggelegd in diens ontwikkeling van het cloisonnisme. Vanaf 1887 werd Van Gogh op zijn beurt in compositie, stijl en kleurgebruik geïnspireerd door het cloisonnistische werk van Anquetin. Anquetin was echter al snel weer op zoek. Zijn kenmerkende rusteloze innovatiedrift dreef hem constant naar nieuwe stilistische richtingen. In 1889 verhuisde hij zijn studio van het alternatieve Montmartre naar de meer wereldlijke Rue de Rome. Hij zou zich hier gaan concentreren op het motief dat hij op de chique boulevards vond: bevallige en vooral wereldse Parisiennes, die hij vatte in elegante vormen, neergezet in fijnere lijnen.
Het bal in de Moulin Rouge Henri de Toulouse-Lautrec 1890. Olieverf op doek, 115,6 x 149,9 cm PHILADELPHIA MUSEUM OF ART
Femme au parasol Louis Anquetin 1890. Olieverf op doek, ca. 90 x 73 cm verblijfplaats onbekend
‘B LIK K ER ENDE TANDEN’
Promenade Louis Anquetin 1892. Olieverf op doek, afmetingen onbekend verblijfplaats onbekend
30
Vrouw op de Champs-Élysées bij nacht is een prachtig voorbeeld van deze nieuwe richting in Anquetins kunst. De criticus Georget merkte in Les Echos de Paris op dat in dit werk de cloisonnistische kleurvlakken met zwaar aangezette contouren hadden plaatsgemaakt voor een meer fijngevoelige schildertrant. Behalve op de stijl, gingen alle critici in op de uitbundig geklede vrouw en haar opvallende ‘stereotiepe’ glimlach met ‘blikkerende tanden’. Lijkt het onderwerp op het eerste gezicht misschien een willekeurig straattafereel, een opgemaakte vrouw in haar eentje flanerend over de nachtelijke boulevards betekende in de 19de eeuw per definitie meer dan een eenvoudige passante. Dit vermoeden wordt versterkt door die wat wonderlijke lach en de keurende blik van de nauwelijks waarneembare man rechts van haar. Anquetin was dan ook een man van de wereld. Samen met zijn goede vriend Toulouse-Lautrec maakte hij ’s nachts de café-concerts en bordelen van Parijs onveilig, op jacht naar vertier en interessante motieven voor zijn werk. Recentelijk zag de kunsthistoricus Richard Thomson in de vrouw met de groene mantel nog iets meer dan een ‘gewone’ dwalende prostituee. Thomson plaatst het schilderij in een serie van thematisch verbonden werken, waarin Anquetin de spannende wereld van de lesbische relaties verbeeldde. Het betreft een tiental straatscènes op de Champs-Élysées waarin jagende vrouwen in rijtuigen eenzame seksegenoten oppikken voor een avontuurtje. Vaak figureren ook mannen in deze werken,
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
maar zij lijken letterlijk en figuurlijk te worden gereduceerd tot gepasseerde beschouwers. Thomson brengt de thematisch gerelateerde werken in verband met een eigentijds citaat van de schrijver Taxil over de lesbische activiteiten rond de Champs-Élysées. Hierin wordt de lezer ingewijd in de regels van dit opwindende spel door een beschrijving van de codetaal van deze dames; met behulp van minieme gebaartjes van lippen en tong wordt naar elkaar geseind. Met deze informatie wordt de opvallende gezichtsuitdrukking van de in het groen gehulde vrouw in het schilderij ronduit intrigerend. Uit de ondertekening valt bovendien op te maken dat Anquetin de lippen en tanden aanvankelijk nóg nadrukkelijker wilde weergeven. Opmerkelijk is daarnaast dat exact dezelfde uitdrukking vaker terugkeert op verwante werken uit deze periode. Mocht Thomson het bij het rechte eind hebben en mocht er dus sprake zijn van een ‘lesbisch geladen’ voorstelling, dan gaat het om een verkapte of gecodeerde verbeelding van zonde en homoseksualiteit in de openbare ruimte. Mogelijk wenste Anquetin zo de strikte Franse censuur te omzeilen, maar het kan ook zijn dat hij de gelaagdheid van de voorstelling bewust gebruikte om de beschouwer in verwarring te brengen, zoals hij ook in de compositie de complexiteit heeft opgezocht. Of de vrouw nu een onschuldige, wat verlate passante is, een prostituee op zoek naar klandizie, of een naar avonturen hunkerende, dwalende lesbienne, is dan eigenlijk niet meer van belang. Dit gebrek aan eenduidigheid en helderheid maakt Anquetin tot een modern kunstenaar, want ook bijvoorbeeld de Nabis zouden het ambigue en onge-definieerde tot het hoofdthema van hun werk maken. Het pikante motief sluit eveneens aan bij de voorkeuren van veel moderne kunstenaars in het Parijse fin de siècle. De zondige vrouw zou voor de net opkomende symbolistische kunstenaars zelfs het hoofdthema worden. Ook binnen de kringen van Van Gogh was het grootsteedse, nachtelijke leven een belangrijk motief, hoewel hij zelf maar enkele schilderijen maakte met dergelijke onderwerpen. Het Van Gogh Museum mist opvallend genoeg voorstellingen met de meer wereldse, en zelfs zondige aspecten van de metropool. De dagelijkse, soms idyllische
kant van Parijs overheerst, waarmee dit deel van de collectie allerminst representatief is voor de tijd. Het museum kan met de aankoop van Vrouw op de Champs-Élysées bij nacht de bezoeker met deze kenmerkende nachtelijke kant van de Parijse cultuur in aanraking brengen en Van Goghs leefwereld en artistieke context beter inzichtelijk maken s Fleur Roos Rosa de Carvalho Assistent-conservator Van Gogh Museum
31
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
Recensies Félix Fénéon, ‘Salon du Palais des Arts Libéraux’, Le Chat Noir (6 juni 1891) gecit. uit Œuvres plus que complètes, p. 195 Félix Fénéon, ‘Le Salon du Palais des Arts Libéraux’, Les Entretiens politiques et littéraires (juni 1891), gecit. uit Œuvres plus que complètes, p. 194 Alexandre Georget, Les Echos de Paris (mei 1891)
Raoul Sertat, ‘Exposition du Palais des Arts-Libéraux’, La Revue Encyclopedique (15 augustus 1891), p. 521 Literatuur Anquetin: La passion d’être peintre, cat. Brame & Lorenceau, Parijs 2008 F. Fénéon, Œuvres plus que complètes, Génève 1970 (teksten bijeengebracht door J.U. Halperin)
L. Taxil, La Corruption fin-de-siècle, Paris 1891 R. Thomson, ‘À propos de lesbianisme clandestin en plein Paris: la décadence et Le Rondpoint des Champs-Élysées de Louis Anquetin’, Histoire de l’art (juni 2002) 50, pp. 77-83 Vincent van Gogh and the Painters of the Petit Boulevard, tent. cat. Saint Louis (Saint Louis Art Museum), 2001
Large-Small, Thick-Thin, Light Reflecting, Light Absorbing Robert Ryman (geb. Nashville 1930) Bonnefantenmuseum Maastricht
Large-Small, Thick-Thin Light, Reflecting Ligh, Absorbing 2 2008. Enemallak en inkt op Tyvek, 4 nietjes 74,9 x 76,2 cm Herkomst: Pace Wildenstein, New York
Dit voorjaar kocht het Bonnefantenmuseum twee werken aan uit de reeks Large-Small, Thick-Thin, Light Reflecting, Light Absorbing van de Amerikaanse kunstenaar Robert Ryman. Alexander van Grevenstein legt uit hoe deze werken geduid moeten worden en waarom hij ze voor het museum wilde verwerven. In het kader bij dit artikel (p. 36) licht het Bestuur van de Vereniging Rembrandt toe wat de overwegingen waren deze aankoop te steunen.
uitingen – sculptuur, installatie, environment –, noch fotografie of film, hebben de schilderkunst van haar stuk weten te brengen. Deze verleidster heeft haar aantrekkingskracht met name te danken aan de vermaledijde mimesis (het nabootsen van de werkelijkheid), die zij zo hoog op de schouders meetroont. Maar om enigszins in de buurt van het voorbeeld te kunnen blijven, of dat nu een mens is of een landschap, is een breed scala aan trucs nodig. De leer van het perspectief, het manipuleren met verkorten en verlengen, is daarenboven in staat om een waar trompe l’oeil tevoorschijn te toveren, nauwelijks van echt te onderscheiden.
Het feest der herkenning wordt echter menigmaal verpest door in al die illusie meer bedrog dan vervoering te ontwaren. In de 4de eeuw voor Chr. laat Plato al een ronduit afwijzend geluid horen. Er is geen medium in de kunst dan ook zo regelmatig doodverklaard. De 20ste eeuw spant hierin de kroon. De abstracte kunst wordt ingezet om al die figuratieve leugenachtigheid aan de kant te zetten. Het brede gebaar vol expressionistisch vuurwerk doet meer recht aan het existentialistisch levensgevoel dan de benauwde penseelstreek van de fijnschilder. Toen zouden nog stromingen als Zero, Minimal Art en Concept Art volgen, en verklaarde een enkele schil-
Foto’s Peter Cox
De schilderkunst heeft zich vanaf het prille begin opgeworpen als de grootste verleidster onder de kunstdisciplines. Noch de diverse driedimensionale
Large-Small, Thick-Thin, Light Reflecting, Light Absorbing 23 2007. Schellak, Bin en Epoxy op MDF 37,9 x 38,1 x 1,9 cm Herkomst: Pace Wildenstein, New York
Is hier een bijschrift nodig? Op zaal Concert, 1987 Acryl op glasvezelplaat, stalen bouten 106,7 x 106,7 cm verworven in 1988 met steun van de Vereniging Rembrandt Journal, 1988 Acryl op kunststof, stalen steunen 243,8 x 243,8 cm
der met zijn of zelfs hét laatste schilderij überhaupt, bezig te zijn. Dit alles heeft echter niet kunnen voorkomen dat ook de 20ste eeuw als een eeuw van de schilderkunst kan worden getypeerd. Niets wijst erop dat dit de huidige eeuw anders zal vergaan. In de hitte van de strijd staan er steeds weer schilders op, die het stokje wensen over te nemen en hun nieuwe uitgangspunten met groot succes aan de man weten te brengen. Kortom, de schilderkunst heeft niets van haar glans verloren, hoezeer de reductie ook om zich heen heeft geslagen. Dit nu is sinds lang vooral het kenmerk van het werk van Robert Ryman, dat vaak is geïnterpreteerd als het schilderkunstige alternatief van meditatie en hoge sferen. Zich louter beperkend tot het witte vierkante vlak is hij afgeschilderd als een boeddhistische monnik, een voorganger richting opperste visuele concentratie en hoogste gewaarwording van absentie en onttrekking aan de zwaartekracht. Het weglaten (reductie) wordt gezien als zijn grootste kwaliteit. Dit is ook zo, maar mag niet automatisch als een louter spirituele oefening worden beschouwd. Want dan zou men al te bedrogen uitkomen en teleurgesteld worden door de bricolage en onverhulde materialiteit die zoveel werken evenzeer kenmerken. Allerlei soorten schroefjes, moertjes, klemmen, haken, plastic strips en divers alledaags plaatmateriaal komen nauwelijks in aanmerking bij het streven naar louter ‘high art’. Robert
Ryman is dan ook niet de hogepriester van de schilderkunst. Integendeel, hij is bij uitstek de figuur die het schilderij uitbeent tot in zijn kern, in structuur en oppervlak. In het spoor van het zoeken naar absentie als verschijningsvorm, neemt Ryman en passant stelling in omtrent zaken als kunstenaarschap, traditie, en de verhouding tussen schilderkunst en toegepaste varianten. Hoe autonoom het totaalbeeld ook dient te worden begrepen, schilderen zal altijd een oppervlak (drager) en een muur (bevestiging) impliceren. In het zoeken naar een ‘degré zero’ van het schilderen, zal handelen en maken altijd volgen op ontwerp en idee (concept). Het atelier als werkplaats (manufactuur) staat in de schaduw van laboratorium en experiment, maar vormt toch de natuurlijke habitat van iedere kunstenaar. Zelfs Marcel Duchamp, veelal weggezet als een zwijgende, luie – want schakende – conceptueel kunstenaar, blijkt ook zijn atelier als eenvoudige timmer- en knutselwerkplaats te hebben begrepen, waar twintig jaar één en dezelfde ruimtevullende installatie het centrum van zijn bezigheden vormde. Alleen, hij liet er niemand toe. RYMA N IN MA A STRIC H T
Het Bonnefantenmuseum bezat twee werken van Robert Ryman. Concert werd verworven in 1987. Het is een typische Ryman, waarin het geschilderde oppervlak, de bevestigingsschroeven die dwars door het paneeltje gaan, en de
vierkante drager elkaar op spanning zetten. Journal werd een jaar later verworven en heeft een kloek formaat (243,8 x 243,8 cm). Dit werk is zo aan de muur bevestigd dat het herinnert aan een schotelantenne, deze keer niet gericht op geluid- en beeldsignalen, maar louter op invallend licht. Journal is een van Rymans meest rauwe, brutale werken. De stalen houders en de middenstrip waarop de signatuur prijkt, getuigen niet van al te verfijnd uitgewerkte uitgangspunten. De materialiteit voert de boventoon, ondanks het feit dat het geschilderde een uiterst subtiel spel speelt met glans en satijn, in een verdeling die landschappelijkheid in de vorm van een horizon suggereert. Van wegdromen in een arcadisch decor is echter geen sprake. Onlangs, na een lange periode van schuilhouden en verbouwing van huis en atelier, kwam Robert Ryman weer tevoorschijn met een serie van een dertigtal kleine werken, die alle de titel dragen Large-Small, Thick-Thin, Light Reflecting, Light Absorbing. De laatste twee kwalificaties kunnen slechts de schilderkunst betreffen, de eerste zouden ook op mensen kunnen slaan, zo algemeen is deze opsomming. Uit deze reeks, die in maart 2010 voor het eerst werd getoond, heeft het museum twee werken gekozen die prachtig aansluiten op de aanwezige schilderijen. Deze beslissing werd vergemakkelijkt door het feit dat de werken in al hun nietigheid minstens zo radicaal zijn als bijvoorbeeld Journal. Want Robert Ryman, kennelijk beïnvloed door de drie jaar durende verbouwingsperikelen in zijn omgeving, neemt in titel en uitvoering veeleer de plaats in van de huisschilder dan van een (gelauwerd) kunstenaar. Op het eerste gezicht maakt deze reeks werken de indruk uit de handen te komen van een huisschilder, die diverse proeven heeft gemaakt en verschillende uitvoeringen uitprobeert. De uiteenlopende dragers als metaal, MDF en Tyvek komen direct, dan wel indirect, uit de bouw. Onze keuze is dan ook gevallen op twee werken, waarvan één luistert naar de titel als hierboven en de ander bovendien voorzien is van het voorvoegsel ‘Test’, dat ook nog twee keer voorkomt op het werk zelf.
Overwegingen van het Bestuur om steun te verlenen: Bij het begrip ‘test’ moeten we even stilstaan, omdat het tot uitdrukking brengt dat het betreffende schilderij ver afstaat van de uniciteit en verbijzondering die men van kunst verwacht. Wanneer men bovendien het kunstwerk eerder begrijpt als een procesmoment dan als een eindproduct, dan is elk werk terug te brengen tot een testmoment in een keten van talloze andere pogingen. Het begrip ‘test’ behoort het atelier als werkplaats toe, en zal nooit of te nimmer de pretentie benaderen van experiment, laat staan experimentele avant-garde. Integendeel, het ‘doe maar gewoon…’ maakt een integraal en onlosmakelijk deel uit van de test. Hiermee heeft Ryman de reductie niet alleen als strategie ingebracht ten aanzien van verschijningsvorm, maar voor het eerst volledig doorgetrokken naar belang en betekenis van het medium. De schilderkunst behoeft geen sokkel of erepodium; zij maakt deel uit van het conglomeraat van dagelijkse activiteiten waartoe wij mensen in staat zijn.
Belang van de kunstenaar Robert Ryman (1930) is een Amerikaanse schilder van inmiddels wereldfaam die sinds de jaren vijftig, op basis van ogenschijnlijk simpele uitgangspunten, een ongelofelijk gevarieerd oeuvre heeft opgebouwd. Hij wordt beschouwd als een van de grondleggers van de ‘fundamentele’ schilderkunst. Hij ontwikkelde een beeldtaal die uitsluitend uitgaat van de beeldende elementen van de schilderkunst: alle samenstellende delen van een schilderij – de drager, de manier waarop de verf is aangebracht, de wijze waarop de verf zich als materiaal gedraagt, de aard van het handschrift, de transparantie en de werking van de onderlagen, de manier waarop het schilderij aan de wand is bevestigd –, maar ook de typische aspecten van het schilderij – de rand, de signatuur, het bestaan van een achterkant – bepalen zijn speelveld. Het opbrengen van de meestal witte kleurlagen lijkt vaak nonchalant en automatisch. Belang van het werk voor het museum Het Bonnefantenmuseum vervult een duidelijke centrumfunctie binnen Limburg. Het heeft vanaf 1990 gekozen voor het formeren van een zogenaamde basiscollectie van moderne kunst. Ryman heeft daarin een plaats gekregen vanwege zijn fundamentele onderzoek naar de schilderkunst. Het museum heeft twee belangrijke werken verworven: Concert uit 1987, met steun van de Vereniging Rembrandt, en Journal uit 1988. De twee werken die nu worden voorgesteld zijn klein, maar wel mooi en karakteristiek, passend bij het al aanwezige ensemble van het Bonnefantenmuseum. Zoals in de titel aangegeven, zijn de hoofdthema’s van deze nieuwe serie reflectie en absorptie, dik en dun opgebrachte verf. Beide werken laten hetzelfde uitgangspunt op verschillende manieren zien. Het aarzelende van het ene, op de muur geniete werk contrasteert goed met het robuustere andere werk. Belang van het werk voor Nederland Het Stedelijk Museum heeft onder Edy de Wilde een prachtige serie werken van Ryman verworven, die tot in 1985 is bijgehouden. Er zijn tien belangrijke stukken uit de jaren 1960, 1968, 1969, 1972, 1973, 1978, 1980, 1982, 1984 en 1985. Daarnaast heeft het Stedelijk Museum twee series aquatinten uit 1972 en 1975. Het Van Abbemuseum heeft een monumentaal 14-delig werk uit 1974 en het KröllerMüller Museum heeft een belangrijk werk uit 1967, dat met de collectie Van Eelen-Weeber is verworven, ook weer met steun van de Vereniging Rembrandt. Deze twee werken uit 2007 en 2008 waarvoor financiële steun is gevraagd, zijn mooie en karakteristieke voorbeelden van zijn late werk, en daarmee ook een goede toevoeging aan de in Nederland aanwezige reeks s
36
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
1 Uit Robert Ryman, Large-Small, ThickThin, Light Reflecting, Light Absorbing; tekst bij de gelijknamige tentoonstelling in New York (PaceWildenstein Gallery), 2010.
Het overtuigende bewijs hiervoor geeft de kunstenaar zelf in een statement bij de tentoonstelling in New York waarop de reeks Large-Small, Thick-Thin, Light Reflecting, Light Absorbing voor het eerst werd geëxposeerd. Hierin verklaart Ryman geen ‘picture painter’ te zijn, maar met ‘real light’ en ‘space’ te werken, waarbij hij met ‘real light’ geen geschilderd licht bedoelt, maar het licht waarin het schilderij wordt gezien, Omdat dit in elke situatie en onder elke weersgesteldheid verschilt, zien zijn schilderijen er steeds anders uit. Ryman vertelt dat hij op een gegeven moment zelfs dacht de werken niet te kunnen tonen, omdat hij niet wist hoe ze er dan zouden uitzien. ‘Maar daar heb ik me toen snel overheen gezet. Schilderijen hebben niet zo veel betekenis tot ze de wereld ingaan.’1 Alexander van Grevenstein Directeur Bonnefantenmuseum
DEZELFDE TEK ENI NG , OP EEN AN D ERE M AN I ER B EK E K EN PIETER LOOTSMA
De aanbidding van de drie koningen, door Abraham Bloemaert Dat een tekening of een schilderij meer is dan alleen maar een plaatje, zal niemand ontkennen. Niet alleen geeft de schilder een interpretatie van wat hij afbeeldt, om daarmee iets van zichzelf prijs te geven, ook het gekozen onderwerp vertelt een verhaal. Wanneer het een Bijbels onderwerp betreft, zoals het geval is met De aanbidding van de drie koningen, staat of valt ons begrip van wat de kunstenaar te zeggen heeft met het besef dat de evangelist geen geschiedenis in onze betekenis van het woord heeft willen schrijven. Abraham Bloemaert brengt dus niet een opmerkelijke gebeurtenis rond de geboorte van Jezus van Nazareth in beeld, maar brengt ons in contact met de manier waarop hij naar het leven kijkt. Dit wordt onderstreept door de keuze van Bloemaert het gewaad van de oude man op de voorgrond met het motief van de koorkap van een Utrechtse bisschop te versieren. Daarmee maakt hij duidelijk dat het verhaal in een leefwereld speelt die niet zo ver verwijderd is van de zijne. Maar welk verhaal? Of het een verzinsel is van de evangelist Mattheus, of dat deze het heeft ontleend aan een in zijn omgeving bestaand verhaal, laat ik in het midden. Het vertelt van drie koningen die de verschillende uithoeken van de wereld vertegenwoordigen op kraambezoek bij de kleine Jezus. Om voeling te krijgen met wat dit verhaal vertelt, helpt het om al onze kennis en (voor-)oordelen ten aanzien van de Bijbelse traditie even te vergeten en ons te concentreren op wat er op deze tekening is te zien. In één enkele
37
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
zin: de machthebbers van deze wereld buigen voor een kwetsbaar, klein kind. Misschien maak ik een te grote stap en kom ik wat snel tot een conclusie, maar dit verhaal vertelt over het vermoeden van Mattheus dat in kwetsbaarheid een grotere en meer uiteindelijke waarheid schuilgaat dan in koninklijke of welke door mensen gestalte gegeven macht dan ook. Er is overigens sprake van een aardige verwarring rond de drie heren. In sommige tradities heten het in plaats van koningen ‘wijzen uit het Oosten’ te zijn. Dat maakt het allemaal nog pregnanter. Want dan zou niet alleen menselijke macht, maar ook wijsheid en wetenschap betrekkelijk zijn in vergelijking met de door het kind gesymboliseerde kwetsbaarheid. Mattheus én Bloemaert wisten drommelsgoed dat deze gedachte haaks staat op de manier waarop het leven geleefd
wordt. Dat zal de reden zijn dat zij beiden de kelk met mirre een zo centrale plaats toebedelen. Mirre verwijst naar de dood. De gedachte die deze tekening verbeeldt, is een kort leven beschoren. Hoe de tekening en het latere schilderij moesten worden begrepen, hangt onder andere af van wie de opdrachtgever was. Was het een particulier, dan wilde deze op een aansprekende en elegante manier herinnerd worden aan wat hij op zijn beste momenten van het leven had begrepen. Was het een kerk, dan zal zij haar macht hebben willen benadrukken. Die is immers gebaseerd op het idee dat de waarheid van Christus een grotere is dan die van wijzen en koningen. De verhoging waarop Maria zit en haar kind aan de wereld toont, zou in dat geval als een altaar gezien kunnen worden s Pieter Lootsma is freelance predikant
NIEUWS VAN DE VERENIGING
voor de Leden... Jaarverslag ook op de website JAARVERSLAG VERENIGING R EM B RANDT
Bij dit Bulletin ontvangt u het Jaarverslag 2009, waarin opgenomen het bestuursverslag en het verkorte financiële ver2009 slag over 2009 van de Vereniging Rembrandt. Dit is ook te vinden op onze website: www.verenigingrembrandt.nl
Rembrandtlezing De opzet van de Rembrandtlezing (gehouden sinds 2000) is in de loop van de jaren enigszins veranderd. In 2008, het lustrumjaar van onze vereniging, verving het symposium ‘Bondgenoten of tegenpolen?’ de traditionele lezing, en in 2009 vond voorafgaand aan de voorjaarsontvangst een minisymposium plaats over de rol van kunst in de samenleving. Deze vorm, die ruimte biedt voor meer interactie, is ons goed bevallen. Daarom zal ook dit jaar de Rembrandtlezing een dergelijke opzet kennen. Dit keer is een zestal museumdirecteuren of -conservatoren uitgenodigd om over hun gedroomde collectieaanwinst te vertellen. Prof. dr. Peter Hecht zal een inleiding verzorgen en Martijn Sanders treedt op als moderator. Evert van Straaten, directeur van het Kröller-Müller Museum, Titus Eliëns van het Gemeentemuseum Den Haag, en Wim Weijland van het Rijksmuseum van Oudheden hebben reeds hun medewerking toegezegd. De Rembrandtlezing wordt gehouden op 23 november a.s. in Amsterdam. Leden van de Vereniging Rembrandt zullen korting krijgen op de entreeprijs. Op dit moment is nog niet alle informatie beschikbaar, maar deze wordt zo spoedig mogelijk gepubliceerd op de website www.verenigingrembrandt.nl. Ook zal de informatie per digitale nieuwsbrief aan de leden worden gestuurd. Daarom nogmaals een oproep aan de leden die hun e-mailadres nog niet aan het Bureau hebben doorgegeven om dit zo spoedig mogelijk te doen. Leden die wel op de hoogte willen worden gehouden maar geen internet hebben, worden verzocht dit door te geven zodat de informatie hen schriftelijk kan worden toegezonden.
38
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
De Algemene Ledenvergadering wordt dit jaar op zaterdag 9 oktober gehouden in Utrecht. Tijdens de vergadering zal voorzitter Martijn Sanders een toelichting geven op de nieuwe strategie van de Vereniging Rembrandt die in de afgelopen maanden door het Bestuur en de Raad van Adviseurs is geformuleerd.
Algemene Ledenvergadering
Voor nadere informatie over de vergadering in de St. Catharinakathedraal en het aansluitende bezoek aan Museum Catharijneconvent: zie de achterzijde van dit Bulletin en het bijgesloten programma. De notulen van de Algemene Ledenvergadering 2009 en het volledige financiële verlag over het jaar 2009 worden de leden op verzoek toegezonden. Deze stukken liggen bovendien een half uur voor aanvang van de bijeenkomst ter inzage bij de ingang.
50 jaar samenwerking
Prins Bernhard Cultuurfonds en de Vereniging Rembrandt Helpen ambities te verwezenlijken Het Prins Bernhard Cultuurfonds geeft cultuur de kans. Onder dit motto helpt het fonds veel initiatieven en ambities op het gebied van cultuur en ook natuurbehoud te verwezenlijken. Binnen deze werkterreinen ontvangen uiteenlopende projecten en organisaties een financiële bijdrage als stimulans om ons culturele landschap en leefklimaat te verrijken. Wij beschouwen cultuur evenals natuur als een belangrijke pijler van de samenleving. Het Cultuurfonds en de Vereniging Rembrandt onderhouden al geruime tijd een bijzondere relatie. In 2010 bestaan wij zelf zeventig jaar en ondersteunen we de Vereniging precies een halve eeuw vanwege de inspanningen
voor het openbaar kunstbezit. In 1960 hebben wij afgesproken in het vervolg een gedeelte van onze loterij-inkomsten aan de Vereniging Rembrandt te geven voor museale kunstaankopen. Daar hebben we geen moment spijt van gehad. Jaar in jaar uit heeft de Vereniging Rembrandt de Collectie Nederland met waardevolle werken uitgebreid. Dankzij de kunsthistorische expertise in het bestuur hebben wij het volste vertrouwen dat de Vereniging de beschikbaar gestelde middelen optimaal besteedt. Zelf hoeven wij hierdoor geen aankoopcommissie in te stellen. Vóór 1960 was de Vereniging Rembrandt vaak genoodzaakt leningen te geven in plaats van schenkingen om het eigen vermogen in stand te houden. Sindsdien nam het besteedbare budget aanzienlijk toe, waardoor
NIEUWS VAN DE VERENIGING Jacob Cats (1741-1799), Reizigers bij stormachtig weer
From New York with love: met dank aan Matthijs de Clercq
— Voorbeeldige
Al meer dan tien jaar steunt Matthijs de Clercq – lid voor het leven van de Vereniging Rembrandt – Teylers Museum in Haarlem met kunstaankopen. De Clercq, die woont in New York maar afkomstig is uit Kennemmerland, doet dat vooral op het gebied van tekeningen en dan met name uit die periodes die nog niet optimaal zijn vertegenwoordigd in de museumcollectie. Dankzij zijn schenkingen en door zijn hulp is Teylers Museum
de laatste jaren ruim zeventig bijzondere tekeningen rijker geworden. Hieronder bevinden zich werken van Pieter Aertsen, Crispijn van den Broeck, Jacob Matham, Jan Porcellis, Maerten de Vos en Corneille. Stuk voor stuk belangrijke meesters van wie het museum nog geen tekeningen bezat. Deze aanwinsten zijn nu te zien in de tentoonstelling From New York with love, nog tot en met 19 september 2010.
Het eerste werk dat dankzij de steun van het Prins Bernhard Cultuurfonds kon worden verworven: Christus aan het Kruis van Eugène Delacroix, in 1961 aangekocht door Museum Boijmans Van Beuningen
de Vereniging bijdragen vaker definitief kon toezeggen en die inmiddels nog maar zelden terug verwacht. We zijn er trots op dat het Cultuurfonds de Nederlandse kunstmusea via de Vereniging indirect heeft kunnen helpen om een hoger ambitieniveau te bereiken. Het Prins Bernhard Cultuurfonds is al vele jaren beneficiënt van de BankGiro Loterij. Wij juichen het enorm toe dat de Vereniging Rembrandt vanaf dit jaar
ook een substantieel bedrag uit de opbrengst daarvan ontvangt. Dat is speciaal bestemd voor steun aan aankopen van musea die niet al tot de vaste beneficiënten behoren: een goede zaak, want zo krijgen ook die de kans van loterijgelden te profiteren. Dat de Vereniging Rembrandt en het Cultuurfonds nu allebei beneficiënt zijn van de BankGiro Loterij heeft geen invloed op onze langdurige onderlinge relatie. Integendeel. Naar onze mening versterken de bijdragen van het fonds en de loterij elkaar om de Vereniging in staat te stellen de museale verzamelingen in Nederland naar een nog hoger plan te tillen. Adriana Esmeijer Directeur van het Prins Bernhard Cultuurfonds
leden —
Henk van Os: dierbare Ogenblikken De column ‘Ogenblik’ in ons Bulletin wordt door veel leden als eerste gelezen en door niemand overgeslagen. In dit nummer jubileert Henk van Os: precies 10 jaar geleden begon hij met zijn rubriek. ‘Ogenblik’ is filosofisch, humoristisch, prikkelend en soms controversieel, maar altijd spannend. Het is een dierbare rubriek geworden. Henk van Os heeft veel betekend voor de museumwereld en de Vereniging Rembrandt, maar mag alleen al vanwege zijn columns in het Bulletin een voorbeeldig lid worden genoemd.
Een bouilloire voor het Rijksmuseum Op 15 juni jl. vond de overdracht plaats van een fraaie zilveren, 18de-eeuwse, waterkoker of bouilloire aan het Rijksmuseum. Het object werd aan de Vereniging Rembrandt gelegateerd door mevrouw K. ter MeulenProost. Het was haar wens dat de bouilloire uiteindelijk in het Rijksmuseum zou komen; het museum was daar bijzonder mee ingenomen. In aanwezigheid van dochter Alice en kleinzoon Joris van de erflaatster werd de overdracht een feestelijke bijeenkomst, waarbij nog eens werd uitgesproken hoe essentieel onbaatzuchtige particulieren zijn voor de verrijking van onze openbare collecties. Het komt weinig voor dat de Vereniging Rembrandt
schenkingen in natura kan doen en nog minder dat dit gebeurt in aanwezigheid van (nazaten van) de schenker. Voor alle betrokken partijen was dit weer zo’n gelukkig moment. Kleinzoon Joris – student in Utrecht – verwoordde het als volgt: ‘Ik vind het een mooi voorwerp, maar het is veel beter dat het naar het museum gaat waar iedereen het kan zien, dan dat het ergens wordt opgeborgen. Als het Rijksmuseum weer open is ga ik er zeker vaak naartoe; ik zal dan steeds even naar de waterkoker van mijn grootmoeder gaan kijken’.
NIEUWS VAN DE VERENIGING
Fondsen... Vereniging Rembrandt en de BankGiro Loterij In het vorige nummer van het Bulletin werd bekendgemaakt dat de Vereniging Rembrandt is aangewezen als beneficiënt van de BankGiro Loterij. Marieke van Schaik, directeur van de BankGiro Loterij, over het steunen van musea: ‘Onze 750.000 deelnemers steunen cultuur in Nederland. Aankopen en restauraties door musea bijvoorbeeld, maar ook monumenten, zoals molens en industriële monumenten. Wij steunen alleen ‘tastbare’ cultuur, omdat we het belangrijk vinden dat onze deelnemers, maar ook hun kinderen en kleinkinderen, er later nog steeds van kunnen genieten. Met onze bijdrage kan de Vereniging Rembrandt kleinere, regionale musea steunen bij aankopen, musea die wij niet direct met een jaarlijkse bijdrage ondersteunen.’ ‘De bijdrage van de BankGiro Loterij is geoormerkt voor aankoop, en voor restauratie en presentatie van de vaste collectie. Sinds 2009 hebben alle beneficiënten het recht om 10% van de bijdrage, dus in de meeste gevallen 20.000 euro, te gebruiken voor ‘ontsluiting van de collectie in combinatie met een informerende functie voor een breed publiek’. Wij verstaan hieronder alle activiteiten die bijdragen aan begrip van het algemene publiek voor de collectie en de context waarin deze wordt gepresenteerd, en activiteiten die drempelverlagend werken. De reden hiervan is dat de gelden van de loterij worden bijeengebracht door onze deelnemers, het Nederlandse publiek. Wij vinden het logisch dat de bijdrage gedeeltelijk wordt aangewend om het publiek ook echt te verleiden.’ ‘Onze missie is enerzijds geld werven voor cultuur in Nederland, anderzijds ook bekendheid geven aan de musea en andere culturele instellingen die we steunen. We merken in onze contacten met instellingen en met publiek dat steeds meer Gerrit Berckheydes Bocht van de Herengracht, twee mensen hun weg weten te vinden jaar geleden aangekocht door het Rijksmuseum, naar musea. Wij doen er alles scoort hoog op het persoonlijke favorietenlijstje van aan om cultuur zo laagdrempelig BankGiro Loterij-directeur Marieke van Schaik. en aantrekkelijk mogelijk te maken, door bijvoorbeeld mooie televisieprogramma’s, zoals ‘Sterren op het Doek’ of ‘Het Mooiste Pand van Nederland’. Maar ook door onze deelnemers te attenderen op een museum of tentoonstelling, of er vrijkaartjes voor weg te geven.’ ‘Natuurlijk zijn we heel trots op vele aankopen. De vraag wat ik de drie meest succesvolle kunstaankopen met steun van de BankGiro Loterij vind, is een lastige. De waarde van een kunstwerk is voor iedereen anders, dat maakt het juist zo mooi. Toch doe ik een poging: 1. De bocht van de Herengracht van Gerrit Berckheyde, Rijksmuseum 2. Montmartre in de regen van Pierre Bonnard, Van Gogh Museum 3. Wintergezicht met schaatsers van Johan Barthold Jongkind, Teylers Museum’
Opnieuw verwelkomen wij in dankbaarheid een nieuw Fonds op Naam.
P.M. Soeters Fonds
voor 20ste-eeuwse glaskunst
De heer P.M. Soeters heeft onlangs het gelijknamige Fonds op Naam bij de Vereniging Rembrandt ingesteld, waarvan de officiële doelstelling luidt: ‘Het verlenen van financiële steun voor de aankopen door Nederlandse musea van werken van 20ste-eeuwse, bij voorkeur Nederlandse, glaskunst en al hetgeen daarmede, naar het oordeel van de Vereniging Rembrandt, verband houdt of daaraan bevorderlijk kan zijn’.
Titus Fonds Het Titus Fonds wordt gevormd uit de bijdragen van de leden van de Titus Cirkel. Jaarlijks bepalen de leden op voordracht van de aankoopcommissie aan welk door de Vereniging Rembrandt gesteunde kunstaankoop wordt bijgedragen.
Dit jaar heeft de Titus Cirkel besloten om de helft van de door de Vereniging toegezegde steun aan de verwerving van het schilderij Ultimate Painting No. 39 van Ad Reinhardt, een aankoop door het Kröller-Müller Museum voor zijn rekening te nemen. Het gaat om een bijdrage van € 75.000. Weer blijkt hoe belangrijk de Titus Cirkel voor de Vereniging is. Het zal dan ook niet verbazen dat er in de plannen voor een nieuwe strategie aandacht wordt besteed aan het opzetten van nieuwe cirkels naar het voorbeeld van ‘Titus’. Foto Boven: De Commissie Kunstaankopen van de Titus Cirkel met medewerkers van het Stedelijk Museum in het depot, voor het (eerder gesteunde) werk Frankfurt van Andreas Gursky.
Titus Cirkel 40
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
GESTEUNDE WERKEN UITGELICHT
F OT O VAN H E T GRO O T O UDE R G E S C H E L S C H AP
Knielende Maria Magdalena
Het Grootouder Gezelschap (ook bedoeld voor oudooms en –tantes) bezocht op zondag 2 mei jl. met een groep van 20 kinderen het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, waar de kindertentoonstelling ‘MegaGrieken’ te zien was.
Grootouder Gezelschap Grootouders en kleinkinderen hingen aan de lippen van de rondleider Lucas met zijn spannende verhalen en anekdotes. Voor het komend jaar wordt gebroed op een nieuwe bijeenkomst. Er zal op worden gelet dat in het programma voor de kleinkinderen rekening wordt gehouden met de verschillende leeftijden. Dan is er een nieuw plan: jaarlijks zal een ontvangst voor grootouders en oudooms en – tantes in een museum worden georganiseerd, waar een deskundige op educatief gebied het thema ‘hoe kijk ik met de kleinkinderen naar kunst in een museum’ zal behandelen. Deze bijeenkomst zal worden gecombineerd met een blik achter de schermen in het betreffende museum en een afsluitende borrel. De eerste ontvangst in deze opzet staat gepland voor het najaar. Grootouders mogen een introducé meebrengen ter kennismaking. Wij hopen op een grote opkomst! Als het Grootouder Gezelschap zo veel leden heeft dat de gezamenlijke contributie in vijf jaar € 75.000 of meer bedraagt, kan een Grootouder Fonds op Naam worden ingesteld. Daarmee kunnen de grootouders zelf jaarlijks beslissen aan welk door de Vereniging Rembrandt gesteund kunstwerk het Fonds bijdraagt. Om zover te komen moet het gezelschap nog wel groeien. De aanmelding van belangstellenden zien wij graag tegemoet op
[email protected].
41
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
Het zal even wennen zijn voor bezoekers van het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Op de eerste verdieping van het museum wordt met een nieuwe manier van presenteren geëxperimenteerd. In deze opstelling zijn de kunstwerken niet gerangschikt volgens traditionele kunsthistorische ordeningsprincipes, maar ondergebracht in een parcours waarin oud en nieuw door elkaar heen lopen. De titel Augenspiel geeft al aan dat het om het plezier van het kijken gaat. Leden van de Vereniging Rembrandt zullen verschillende oude bekenden tegenkomen, uiteenlopend van de vroeg-16deeeuwse Knielende Maria Magdalena van Jan van Steffeswert tot de Prometheus van Luciano Fabro.
Het ondertekenen van het vredesverdrag tussen Frankrijk en Spanje te Nijmegen, op 17 september 1678 In 1678-79 waren korte tijd alle ogen in Europa op Nijmegen gericht. Daar werd toen een reeks van belangrijke verdragen tussen verschillende Europese staten getekend. Deze verdragen worden samen de Vrede van Nijmegen genoemd. Museum Het Valkhof opende dit jaar een zaal gewijd aan deze episode uit de geschiedenis. Het onderwerp wordt geïllustreerd aan de hand van wandtapijten, schilderijen, prenten en munten. Een van de blikvangers in de presentatie is dit kolossale historiestuk van de Franse schilder Henri Gascar, dat in 1978 met steun van de Vereniging Rembrandt is aangekocht.
VERENIGING REMBRANDT
ALGEMEEN
LIDMA ATSC H A P
De Vereniging Rembrandt werd onder de naam Vereeniging Rembrandt tot behoud in Nederland van kunstschatten opgericht op 24 september 1883. Het doel van de vereniging is het behouden en uitbreiden van kunstschatten voor Nederland, en het verrijken van het openbare bezit aan kunstschatten in Nederland, het daartoe vergroten van de publieke belangstelling voor en het verhogen van de kennis van het roerend cultureel erfgoed, in het bijzonder in Nederlandse openbare collecties. De vereniging is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam, no. V40531186. De Vereniging Rembrandt is bij de Belastingdienst gerangschikt als een Algemeen Nut Beogende Instelling en heeft daardoor de zgn. ANBI-status. Dit betekent dat de vereniging over ontvangen schenkingen en/of nalatenschappen geen (successie)belasting verschuldigd is.
p gewoon lidmaatschap: (tenminste) € 60,- per jaar
p echtpaar/partnerlidmaatschap (twee personen): (tenminste) € 85,- per jaar
p jongerenlidmaatschap (t/m 25 jaar): (tenminste) € 20,- per jaar
p lidmaatschap voor het leven: vanaf € 1.200,- (eenmalig)
p partnerlidmaatschap: (twee personen) voor het leven: vanaf € 2.000,- (eenmalig)
p Titus Cirkel: gedurende vijf jaar jaarlijks minimaal € 1.000,-
p Grootouder Gezelschap: lidmaatschap € 60,- per jaar plus 1) gedurende vijf jaar jaarlijks € 500, of 2) eenmalig € 1.500,p bedrijfslidmaatschap: (tenminste) € 1.000,- per jaar Leden die in aanvulling op de contributie een gift van (tenminste) € 250,- doen, kunnen voor dat jaar de status van Donateur verkrijgen.
Het lidmaatschap loopt van 1 januari tot en met 31 december. Indien u zich als lid opgeeft ná 1 november ontvangt u gratis het lidmaatschap voor de resterende twee maanden van het oude jaar. U betaalt dan contributie over het nieuwe jaar. Indien u zich gedurende het jaar, maar vóór 1 november als lid aanmeldt betaalt u de volledige contributie over het lopende jaar. Opzegging van het lidmaatschap graag vóór 1 november. De leden hebben op vertoon van hun lidmaatschapskaart gratis toegang tot de permanente collecties van de ruim honderd musea waaraan de Vereniging Rembrandt steun heeft verleend, alsmede tot de ledenvergaderingen en de bijzondere ledenbijeenkomsten. Voorts ontvangen de leden het Bulletin met actuele informatie en beschouwingen door experts en fraaie afbeeldingen van de kunstwerken die met steun van de Vereniging Rembrandt zijn verworven (echtpaar/partnerleden ontvangen één Bulletin). Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met het bureau van de Vereniging Rembrandt.
GEVEN OM KUNST? DE KUNST VAN HET GEVEN! De Vereniging Rembrandt steunt kunstaankopen van musea ten behoeve van ons openbaar kunstbezit. Van overheidswege wordt dit particulier initiatief fiscaal ondersteund. Voor giften van particulieren gelden onder bepaalde voorwaarden aftrekmogelijkheden voor de inkomsten- en erfbelasting. De Vereniging Rembrandt is geheel vrijgesteld van schenk- en erfbelasting. Zo kan zij optimaal profiteren van uw gift tijdens uw leven of bij erfstelling. Op welke wijze levert uw schenking meer op? p Een gift is een schenking uit vrijgevigheid zonder dat daar op geld waardeerbare aanspraken tegenover staan. De Vereniging Rembrandt is gebaat bij elke gift. De gift kan in geld of natura (w.o. kunstvoorwerpen) geschieden en als eenmalige of periodieke schenking gedaan worden. Fiscaal is het het aantrekkelijkst voor u om de schenking in vijf of meer vaste termijnen te voldoen. Voor een dergelijke gift is, evenals bij erfstellingen of legaten, het inschakelen van een notaris nodig. De Vereniging Rembrandt is bereid de notariële kosten voor haar rekening te nemen bij periodieke giften vanaf € 200,- per termijn. p Door erfstelling of legaat kunt u uw vermogen, een bedrag en/of kunstvoorwerpen nalaten aan
42
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
de Vereniging Rembrandt. De bestemming van de kunstvoorwerpen kan worden bepaald in overleg met de Vereniging Rembrandt. Hiervoor geldt onder bepaalde voorwaarden de genoemde vrijstelling van erfbelasting. p Ten slotte noemen wij de bijzondere mogelijkheid dat erfgenamen de erfbelasting gedeeltelijk voldoen door overdracht van kunstvoorwerpen aan de Staat. U kunt ons hierover raadplegen. Waaraan draagt u bij? U draagt bij aan de realisatie van de algemene doelstelling van de Vereniging Rembrandt: verrijking van ons openbaar kunstbezit in algemene zin, of aan de verwerving van kunst werken op een bepaald verzamelgebied. Mogelijkheden zijn: een Rembrandtfonds op Naam of een Themafonds. Wat is een Rembrandtfonds op Naam? Een persoonlijke manier van schenken of nalaten. Het is een apart fonds, waarvan de oprichter in samenspraak met de Vereniging Rembrandt de naam bepaalt (bijvoorbeeld de naam van de stichter[s]), de doelstelling en de wijze van besteding. Voor een Rembrandtfonds op Naam geldt een minimum bedrag van € 75.000.
Wat is een Themafonds? Deze fondsen worden in het leven geroepen voor degenen die geïnteresseerd zijn in een bepaald verzamelgebied. U kunt bijdragen aan een afzonderlijk Themafonds, bedoeld om bepaalde onderdelen van de openbare collecties te steunen, bijvoorbeeld 17de-eeuwse schilderkunst, religieuze kunst, prenten en tekeningen, beeldhouwkunst, kunstnijverheid of moderne kunst. Op deze wijze kunt u daadwerkelijk bijdragen aan kunstaankopen in bepaalde richtingen. De Vereniging Rembrandt kent inmiddels de volgende Themafondsen: Themafonds Zilver, Themafonds Prenten en Tekeningen, Themafonds Glas en Themafonds Schilderkunst 17de eeuw. Nadere informatie Wij geven u graag nadere informatie over de vermelde mogelijkheden. Hiervoor is een speciale brochure Geven om kunst? De kunst van het Geven samengesteld, die wij u desgevraagd toezenden. Wij nodigen u uit om hierover contact op te nemen met het Bureau (Drs. H.M. Blankenberg, telefoon 070 - 427 17 20, e-mail:
[email protected]).
ONDERSTEUNDE MUSEA
Vrije toegang tot de vaste collecties Gerard van Honthorst. Nieuwe aanwinst voor Paleis Het Loo.
Lidmaatschapskaart R liggend.indd 1
09-10-09 14:34
De leden van de Vereniging Rembrandt hebben op vertoon van het bewijs van lidmaatschap vrije toegang tot de vaste collecties van de musea die sinds de oprichting van de vereniging in 1883 zijn gesteund bij de aankoop van kunstwerken. Dit zijn:
ALKMAAR • AMERONGEN •
Stedelijk Museum
•
Museum Meermanno
Kasteel Amerongen
•
Museum Mesdag
AMERSFOORT •
Museum Flehite
AMSTELVEEN •
Cobra Museum
AMSTERDAM •
Allard Pierson Museum
•
Amsterdams Historisch Museum
•
Bijbels Museum
•
Joods Historisch Museum
•
Museum Amstelkring
•
Museum het Rembrandthuis
•
Museum Van Loon
•
Museum Willet-Holthuysen
•
Nederlands Scheepvaartmuseum
•
Pijpenkabinet & Smokania
•
Rijksmuseum
•
Stedelijk Museum
•
Stedelijk Museum Bureau
Amsterdam •
Tropenmuseum
•
Van Gogh Museum
APELDOORN • APPINGEDAM • ARNHEM •
Paleis Het Loo - Nationaal Museum Museum Stad Appingedam Gemeentemusea
ASSEN •
Drents Museum
ASTEN •
Beiaard- en Natuurmuseum Asten
BERG EN DAL • BERGEN OP ZOOM • BEVERWIJK • BREDA • BRIELLE •
Afrika Museum Het Markiezenhof
GRONINGEN •
Groninger Museum
HAARLEM •
Frans Hals Museum
•
Historisch Museum Haarlem
•
Teylers Museum
HARLINGEN •
Hannemahuis
HELMOND •
• HEUSDEN A/D MAAS • HILVERSUM • HOORN • KATWIJK • LAREN • LEEK • LEENS • LEERDAM • LEEUWARDEN •
• LEIDEN •
•
TIEL •
Katwijks Museum Singer Museum
Fries Scheepvaart Museum Flipje en Streekmuseum Tiel Sociëteit
TILBURG •
•
Audax Textielmuseum De Pont, Stichting voor hedendaagse kunst
UDEN • UITHUIZEN • UTRECHT •
Museum voor Religieuze Kunst Menkemaborg Centraal Museum
Nationaal Rijtuigenmuseum
•
Geldmuseum
Borg Verhildersum
•
Museum Catharijneconvent
Nationaal Glasmuseum
•
Fries Museum Keramiekmuseum Princessehof Museum Boerhaave Prenten ka binet der Rijks-
Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement
VAASSEN •
Kasteel de Cannenburch
VLISSINGEN •
Zeeuws maritiem muZEEum
VOORBURG •
Museum Swaensteyn
VOORSCHOTEN •
Kasteel Duivenvoorde
•
Rijksmuseum voor Volkenkunde
WOERDEN •
Stadsmuseum Woerden.
•
Stedelijk Museum De Lakenhal
ZAANDAM •
Museum van het Nederlandse
MAASTRICHT •
GOUDA •
Belfort Sluis SNEEK •
Goois Museum Westfries Museum
Nederlands Zilvermuseum Oudheidkundige Verzameling
Historisch Museum Den Briel
Volkenkundig Museum Nusantara
GORINCHEM •
Het Gouverneurshuis
Stedelijk Museum
Rijksmuseum van Oudheden
•
ENSCHEDE •
SM’s - Stedelijk Musem
Museum In ‘t Houten Huis Museum Het Tollenshuis
•
MAARSSEN •
ENKHUIZEN •
Gemeentemuseum Helmond
Kasteel Rosendael
Breda’s Museum
Stedelijk Museum Het Prinsenhof
•
Museum De Fundatie/Kasteel
univer si teit
Museum Lambert van Meerten
EINDHOVEN •
SCHIEDAM •
’ S-HERTOGENBOSCH • Noordbrabants Museum
•
•
DE RIJP • RIJSWIJK (ZH) •
SLUIS •
Het Nijenhuis
Wereldmuseum Rotterdam/ Museum voor Volkenkunde
ROZENDAAL •
’ S-HEERENBERG • Kasteel Huis Bergh
•
DORDRECHT •
•
SCHOONHOVEN •
HEINO/WIJHE •
NAi Nederlands Architectuurinstituut
Voerman Museum
HATTEM •
Museum Kennemerland
DELFT • Legermuseum
DEVENTER •
Gemeentemuseum Het
•
Gemeentemusea Dordrechts Museum Museum Mr. Simon van Gijn Museum Kempenland Stedelijk Van Abbemuseum
LOOSDRECHT •
Kasteel-Museum Sypestyn Slot Zuylen Bonnefantenmuseum
•
MIDDELBURG •
Zeeuws Museum
ZUTPHEN •
OTTERLO •
•
Museum Het Valkhof Kröller-Müller Museum Nederlands Tegelmuseum
PURMEREND •
Purmerends Museum
Rijksmuseum Twenthe
RIDDERKERK •
Huys ten Donck (alleen de tuinen)
Gorcums Museum
ROERMOND •
Stedelijk Museum Roermond
Stedelijke Musea
ROTTERDAM •
’ S-GRAVENHAGE • Gemeentemuseum Den Haag
Atlas van Stolk/Het Schielandhuis (Historisch Museum Rotterdam)
•
Haags Historisch Museum
•
Kunsthal Rotterdam
•
Koninklijk Kabinet van
•
Maritiem Museum Rotterdam
Schilderijen Mauritshuis
•
Museum Boijmans Van Beuningen
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2010
ZIERIKZEE •
Marker Museum
NIJMEGEN •
Gemeentemuseum
Uurwerk ZALTBOMMEL •
MARKEN •
Stg Rijksmuseum Zuiderzeemuseum
43
WEESP •
Maarten van Rossummuseum Maritiem Museum Zierikzee Stadhuismuseum Museum Henriëtte Polak in De Wildeman
• ZWOL LE •
Stedelijk Museum Museum de Fundatie/Paleis aan de Blijmarkt
•
Stedelijk Museum
LEDENVERGADERING VERENIGING REMBRANDT
ALGEMENE LEDENVERGADERING ZATERDAG 9 OKTOBER 2010 ST. CATHARINAKATHEDRAAL, UTRECHT Met een inleiding door Marieke van Schijndel, waarnemend directeur van Museum Catharijneconvent; aansluitend ledenontvangst in Museum Catharijneconvent. Op zaterdag 9 oktober vindt de Algemene Ledenvergadering van de Vereniging Rembrandt plaats in de St. Catharinakathedraal, Lange Nieuwstraat 36, Utrecht. Na de vergadering worden de leden om 17.00 uur uitgenodigd voor een exclusieve bezichtiging van de vaste collectie van het Museum Catharijneconvent en de tentoonstelling Goud. Tenslotte wordt u een drankje aangeboden.
PROGRAMMA
St. Catharinakathedraal 14.15 uur Ontvangst in de St. Catherinakathedraal 14.30 uur Algemene Ledenvergadering 16.25 uur Inleiding door Marieke van Schijndel, waarnemend directeur van het Museum Catharijneconvent 16.45 uur Einde van de bijeenkomst in de St. Catharinakathedraal Museum Catharijneconvent 17.00 uur Museum Catharijneconvent, bezoek aan de vaste collectie en de tentoonstelling Goud 19.00 uur Einde van de bijeenkomst
Het programma is alleen bestemd voor leden van de Vereniging Rembrandt (geen introducés). In verband met de organisatie verzoeken wij u vriendelijk zich vóór 28 september aan te melden. U kunt hiervoor gebruik maken van de in dit Bulletin opgenomen antwoordkaart of per e-mail:
[email protected].
Ashantikroon, 20e eeuw. Ashanti, Ghana.Wereldmuseum, Rotterdam
Vergeet niet uw Rembrandtkaart mee te nemen!
U ontvangt alleen bericht indien het om capaciteitsredenen niet mogelijk blijkt uw aanmelding te honoreren.
Aanmelden vóór 28 september s.v.p. met de speciale andwoordkaart of via e-mail. Bereikbaarheid De St. Catharinakathedraal staat naast Museum Catharijneconvent in het centrum van Utrecht. Het adres van de kathedraal is Lange Nieuwstraat 36, dat van het museum Lange Nieuwstraat 38. Beide zijn goed toegankelijk voor mensen met een lichamelijke beperking. Openbaar vervoer De St. Catharinakathedraal en Museum Catharijneconvent liggen op 15 minuten lopen vanaf NS-station Utrecht Centraal. Met de bus vanaf Centraal Station bereikt u de locatie in 10 minuten: lijn 2 (Ringlijn Museumkwartier), halte Catharijneconvent in de Lange Nieuwstraat. Reisplanner openbaar vervoer: www.9292ov.nl Per auto Volg de parkeerroute (P) naar Parkeergarage Springweg op de Strosteeg. Vanaf deze parkeergarage is het nog een kleine 10 minuten lopen naar het museum. U kunt ook tegen betaling op de Lange Nieuwstraat of de Nieuwegracht parkeren. Kijk voor een actuele routebeschrijving op www.utrecht.nl/bereikbaar. Vereniging Rembrandt E-mail:
[email protected]