B U L L E T I N VA N D E V E R E N I G I N G R E M B R A N D T
J A A R G A N G 12 N O 2 Z O M E R 2 0 0 2
Aankondiging Algemene Ledenvergadering
■
Kunst verzamelen: Mariabeelden in Vlijmen
■
Het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Vereniging Rembrandt
■
Professor Henk van Os vindt een middel tegen zelfverrijking
■
Nelleke Noordervliet over binnenen buitenlandse ‘hangplekken’
■
Beschermvrouwe H.M. de Koningin
BESTUUR
RAAD VAN ADVISEURS
Mr J.M. Boll, voorzitter Jhr Mr A.A. Loudon, vice-voorzitter Mevrouw Mr A.A. van Berge, secretaris Drs H.B. van Wijk, penningmeester Prof. Dr C.H. Blotkamp Dr R.E.O. Ekkart Prof. Dr P.A. Hecht Prof. Drs R. de Leeuw Dr J.R. ter Molen Mr A. Ruys Drs M. Sanders Mevrouw L.C.E. van Tets-van Tienhoven Drs C. baron van Tuyll van Serooskerken Mr J.G. de Vries Robbé
Drs M.A. van den Bergh Mevrouw Drs M.H. Breitbarth-van der Stok Mr Drs L.C. Brinkman Mevrouw Prof. Dr C.A. ChavannesMazel Mr W. baron van Dedem Drs H.L.M. Defoer Prof. Mr E.J. Dommering Drs F.J. Duparc Mevrouw Prof. Dr C.W. Fock R.H. Fuchs Mevrouw A. van Grevenstein-Kruse Mr R.W.J. Groenink Drs J.H. van Heijningen Nanninga Prof. Dr C.J.A. Jörg J.M.N. Leighton
BUREAU (9 – 13 UUR)
REKENINGEN
Drs B.F. van Ittersum, directeur Mevrouw Mr E.M. van der Dussen, fondsenwerving Mevrouw Drs F.M. Bijl de Vroe-Verloop, contacten Musea/PR Lange Voorhout 15, 2514 EA Den Haag T: 070-4271720 F: 070-4271940 E:
[email protected] www.verenigingrembrandt.nl
Bank Mees Pierson, Amsterdam 25 22 00 861 (voor betaling contributie) Bank Mees Pierson, Amsterdam 21 33 99 385 Postbank 11 71 21 ten name van de Vereniging Rembrandt, Den Haag
Dr J.L. Locher Mevrouw Drs D.H.A.C. Lokin Jhr G.E. Loudon Drs Ing. C. Maas Drs H.J.A.T. Meertens R.M. Meines Drs R.C.J. Meijer Dr D. Overbosch Mr S.A. Reinink M.J.M. van Rooy Drs J.J.Th. Sillevis Mevrouw Dr M.F. Simon Thomas Mevrouw Dr N.C. Sluijter-Seijffert Drs C.B. Smithuijsen Dr E.J. van Straaten Drs M.J.F. Weck Jhr M.A. van Weede
Leden van de Vereniging Rembrandt kunnen bij het secretariaat extra Bulletins bestellen voor € 7,- per stuk (excl. portokosten).
illustratie omslag: De bewening van Christus (detail)
illustratie omslag:
Abraham Bloemaert (1564– 1651)
De Hollandse Maagd (detail)
Ca. 1625. Pen in bruin over zwart krijt, bruin
Loosdrechts porselein (biscuit)
gewassen en wit gehoogd, kwadraatnet met
Ca. 1780. Geen merken, H 32,5 cm;
zwart krijt, op papier 231 x 378 mm
diameter voet 24,5 cm
Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam
Kasteel-Museum Sypesteyn, Loosdrecht
I N H O U D
De Vereniging Rembrandt is een particuliere organisatie,
A A N W I N S T E N
MUSEUM VOOR RELIGIEUZE KUNST, UDEN
4 Voorwoord
L.C.E. van Tets-van Tienhoven
10 Christus in de Hof van Olijven
opgericht in 1883. Zij heeft als doel door het beschikbaar stellen van geldelijke middelen musea en andere openbare verzamelingen effectieve hulp te bieden bij het verwerven van kunstvoorwerpen.
5 Kunst verzamelen: Mariabeelden in Vlijmen
Teio Meedendorp In het Noord-Brabantse Vlijmen verzamelen Ko en Emily Huijbregts al zo’n 35 jaar middeleeuwse beeldhouwkunst, met de nadruk op voorstellingen van Maria. Een bijzonder verzamelgebied en een interessante collectie, waarvoor zij een fraaie expositieruimte lieten bouwen.
BOIJMANS VAN BEUNINGEN, ROTTERDAM
14 De bewening van Christus
Abraham Bloemaert
7 Ogenblik
Prof. dr H.W. van Os Op een middeleeuws fresco in het Stadhuis van Siena vindt professor Henk van Os een aanwijzing voor een remedie tegen zelfverrijking: geven. HISTORISCH MUSEUM DEVENTER
17 Zilveren drinkbeker 29 Het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Vereniging
Lucas Luicksen
Rembrandt Mevrouw dr A. Esmeijer is nu ruim een jaar directeur van het Prins Bernhard Cultuurfonds. Een goede aanleiding voor een vraaggesprek met haar en de directeur van het bureau van de Vereniging Rembrandt, drs B.F. van Ittersum, over de onderlinge betrekkingen en wat het Fonds en de Vereniging voor elkaar (kunnen) betekenen.
KASTEEL-MUSEUM SYPESTEYN
20 De Hollandse Maagd 31 De Hangplek
Loosdrechts porselein
Nelleke Noordervliet Waarom is het zien van een schilderij van Goya in Tokyo een andere belevenis dan in Madrid? Nelleke Noordervliet laat haar gedachten gaan over diverse buiten- en binnenlandse ‘hangplekken’. 33 Nieuws van de Vereniging Rembrandt
RIJKSMUSEUM AMSTERDAM
24 Twee penningen 34 Algemeen
Op de achterzijde van dit Bulletin vindt u een oproep voor de Algemene Ledenvergadering van de Vereniging Rembrandt & de exclusieve bezichtiging van de tentoonstelling Kopstukken. Amsterdammers geportretteerd 1600 -1800.
V O O RW O O R D
D e Ve re n i g i n g R e m b r a n d t : h e t b e s t b e w a a r d e g e h e i m v a n Nederland.... totdat je er natuurlijk zelf lid van wordt. L.C.E. VAN TETS-VAN TIENHOVEN
Met de lidmaatschapskaart van de Vereniging Rembrandt wordt u bij musea als een VIP ontvangen; dat was de ervaring van een van onze leden bij de kassa van het Rembrandthuis. De kaart geeft u vrij toegang tot een groot aantal Nederlandse musea – zie achterin het Bulletin – zonder extra entreekosten zoals soms bij de Museumjaarkaart. Maar de Vereniging is nog zoveel meer.
Fotografie: Luuk Kramer
Zij werd in 1883 opgericht door financieel krachtige particulieren die zich zorgen maakten over Nederlands kunstbezit dat in toenemende mate naar het buitenland verdween. Kunstwerken moesten terug- of aangekocht worden en dat gebeurt nog steeds met uw steun, als lid, als donateur of als stichter van een Rembrandtfonds op Naam. Daarnaast ontvangt u drie keer per jaar het prachtig uitgevoerde Bulletin dat u nu in handen heeft, met informatie over aanwinsten die (mede) door de Vereniging Rembrandt mogelijk zijn gemaakt en waarin wordt uitgelegd waarom het zo belangrijk is dat die kunstwerken voor Nederland verworven worden. Bovendien zijn er minstens tweemaal per jaar interessante bijeenkomsten in musea rondom belangwekkende tentoonstellingen en zijn we aldus te gast in een museum dat we ondersteunen. Zo werden de leden op een dinsdagavond in april zeer warm en hartelijk ontvangen door John Leighton, directeur van het Van Gogh Museum te Amsterdam, voor de bezichtiging van de tentoonstelling Van Gogh & Gauguin. Deze tentoonstelling werd in juni afgesloten met een record aantal bezoekers van meer dan 700.000! Dagelijks hebben hier lange rijen voor de kassa gestaan en moesten kaarten van tevoren gereserveerd worden. Welk een voorrecht om dan na sluitingstijd bij een privé-ontvangst te worden verwelkomd en ook nog een lezing van de directeur te krijgen over het ontstaan van deze
4
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
bijzondere tentoonstelling. De opkomst voor deze ontvangst was dan ook zo groot dat John Leighton de lezing nog eens herhaalde voor een tweede groep belangstellenden. De tentoonstelling Van Gogh & Gauguin belichtte de relatie tussen de twee grondleggers van de moderne kunst vanuit de context van hun leven en werk. In 1888, op uitnodiging van Van Gogh, woonde en werkte Gauguin in het Zuid-Franse Arles negen weken samen met Van Gogh in diens piepkleine atelier, waarvan een reconstructie in het museum te zien was. De samenwerking van beide meesters resulteerde in een serie topwerken, die vanuit de hele wereld waren bijeengebracht. Zij vertelden de geschiedenis van hun samenwerking en de uiteindelijke breuk. Gewapend met audiogidsen troffen de ‘Rembrandt’ leden elkaar in een vrolijk weerzien. Ook was het mogelijk om in het museum de twee schilderijen van Monet te bewonderen, die recentelijk door enorme steun en inzet van onder meer de Vereniging Rembrandt – en daarmee u allen – verworven konden worden. Juist de wisselwerking tussen het museum en de Vereniging werd door deze voorjaarsbijeenkomst goed benadrukt. In dit Bulletin kunt u zich opgeven voor de najaarsbijeenkomst van de Vereniging Rembrandt, tevens de Algemene Ledenvergadering, op 12 oktober a.s. Dan is er een speciale ontvangst voor de leden in het Amsterdams Historisch Museum en wel op de eerste dag na de opening van de tentoonstelling Kopstukken. Amsterdammers geportretteerd 1600-1800 – een primeur dus. De tentoonstelling wordt ingeleid door een lezing van uw oud-bestuurslid prof. dr H.W. van Os, die bij grote belangstelling herhaald zal worden. Is dit niet een reden om nog meer vrienden uit uw omgeving lid te maken van de Vereniging Rembrandt? Degenen die zich nu als lid aanmelden, kunnen deze primeur bijwonen. Introducés kunnen wij helaas niet toelaten. Het bestuur hoopt en verwacht u allen (weer) in groten getale te mogen verwelkomen ◆ L.C.E. van Tets-van Tienhoven is bestuurslid van de Vereniging Rembrandt
KUNST VERZAMELEN
Mariabeelden in Vlijmen TEIO MEEDENDORP
Met de al in de 19de eeuw in gang gezette, maar vooral na de Tweede Wereld-
Maria. Om zijn groeiende collectie een waardig onderdak te bieden, liet hij in de
De heer Huijbregts was tot voor kort werkzaam in de communicatiesector, waarvan de laatste 17 jaar als zelfstandig ondernemer. Zijn tongval verraadt een Brabantse achtergrond. In Vlijmen, een landelijk dorp onder de rook van ’s Hertogenbosch, liet hij door zijn broer, die architect is, een ruim woonhuis neerzetten. De lange woonkamer ademt de harmonische verhoudingen van wat wel genoemd wordt de Bossche School, een architectuurstroming die voortbouwt op de theorieën van Dom H. van der Laan (1904 -1991). Deze benedictijner monnik/ architect was zijn leven lang op zoek naar perfecte evenwichtige maatverhoudingen en inspireerde tal van architecten.
tuin van zijn huis een aparte expositieruimte bouwen, Het Marianum.
MIDDELEEUWSE BEELDHOUWKUNST
oorlog toenemende secularisatie, is er in de loop der tijd veel kerkelijke kunst afgestoten of verdwenen. Soms omdat noodlijdende kerkbesturen geld nodig hadden, maar ook omdat de interesse en de kennis van dit deel van ons cultureel erfgoed in de versukkeling raakte. Met de opening van het Museum Catharijneconvent te Utrecht in 1979 werd een belangrijke stap gezet om het tij te keren (zie Bulletin nr. 2 uit 2001, pp. 28- 31). Maar ook particuliere verzamelaars zetten zich in om oude kerkelijke kunst voor het nageslacht te bewaren. Eén van die particuliere verzamelaars is Ko Huijbregts, die samen met zijn vrouw Emily middeleeuwse beeldhouwkunst verzamelt, met de nadruk op voorstellingen van
Het Marianum, Vlijmen HP Architecten (2000)
5
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
De interesse voor middeleeuwse beeldhouwkunst ontstond bij het echtpaar Huijbregts op een bijzondere wijze. De heer Huijbregts: ‘Zo’n 35 jaar geleden zijn we wat bewuster gaan kijken naar kunst in algemene zin. Min of meer toevallig liepen we toen tegen ons eerste beeld op, een prachtig 13deeeuws zandstenen beeld, Bourgondisch, van de Heilige Catharina van Alexandrië.’ Mevrouw Huijbregts: ‘We vonden het op een beurs in Rotterdam bij een beetje kitscherige stand waar allerlei dingen op de grond stonden. Mijn man zei: “dat beeld daar is mooi, de rest is allemaal niks.” Hij deed één keer een bod en had het.’ Haar man vult aan: ‘Maar ik wist nauwelijks waar ik het geld vandaan moest halen. Ik was in die tijd nog in loondienst en om dan in één keer je maandsalaris aan een beeld te besteden...’ De aankoop van het beeld leidde bij beiden tot een grotere interesse in beeldhouwkunst. Mevrouw Huijbregts: ‘Mijn man heeft er vroeger wel over gedacht om antiquair te worden en van huis uit werden we gewezen op alles wat mooi en schoon was. Uit erfenissen hadden we ook een aantal schilderijen verkregen. Maar we merkten dat beelden, omdat ze driedimensionaal zijn, veel directer op ons inwerkten.
Het Marianum, Vlijmen Interieur
Er gaat een enorme rust van dat beeld van de Heilige Catharina uit, het kijkt zo schouwend de wereld in. Daarbij speelt ook nog eens het besef dat het zo lang geleden, in de middeleeuwen is vervaardigd.’ De heer Huijbregts geeft aan dat die interesse voor de middeleeuwen er altijd al geweest is: ‘Hoewel je nog niet de kennis erover hebt opgebouwd, voel je een verwantschap. Dan is het aankopen van dat beeld een beslissing die bij wijze van spreken al onbewust is voorbereid.’ In de periode dat zij middeleeuwse religieuze beelden begonnen te verzamelen, werd er in de vriendenkring wel een beetje vreemd tegenaan gekeken. Mevrouw Huijbregts: ‘We gingen geheel tegen de stroom in, want mensen van onze generatie kochten geen religieuze beelden. Die
6
VERENIGING REMBRANDT ZONER 2002
zetten zich af tegen alles wat geloof was. Vrienden die hier kwamen vonden ze wel mooi, maar vroegen zich af waarom we bijvoorbeeld geen Afrikaanse beelden verzamelden. Hierdoor konden we ze wel relatief goedkoop krijgen.’ Het verzamelgebied werd overigens al snel te groot, vertelt de heer Huijbregts: ‘In eerste instantie waren het de middeleeuwen, maar die periode is zo omvangrijk en er zijn zoveel culturele uitingsvormen, dat je je wel moet beperken. Vandaar dat we ons op een gegeven moment verbijzonderd hebben naar voorstellingen van Maria. Het verhaal van Maria is zo rijk, maar als onderwerp weer zo groot, dat we ons bij het verzamelen geografische beperkingen hebben opgelegd; wij richten ons op de beeldhouwkunst uit het oude Vlaanderen en
zijn invloedsgebieden, het Bourgondische Rijk. Het vroegste beeld dat wij hebben stamt uit de 12de eeuw en onze verzamelperiode loopt tot het begin van de 16de eeuw, eigenlijk tot de Reformatie.’ Waarom geen Mariabeelden van na die periode verzameld? ‘Dat is niet alleen een kwestie van smaak’, aldus de heer Huijbregts. ‘In de middeleeuwen werd alles gemaakt ter meerdere eer en glorie van God. Het was niet zo dat de mens iets voor zichzelf wilde maken. In de Renaissance gaat men weer anders redeneren, is men nadrukkelijker bezig met het scheppen van schoonheid in meer algemene zin. En ten tijde van de Contrareformatie wordt vooral het heldendom van de heiligen benadrukt, hetgeen onder meer leidt tot enorme heiligenbeelden van vier, vijf meter hoog, die duidelijk
werden gebruikt als reukvlaggetjes van de katholieke kerk.’ Ko Huijbregts weet gepassioneerd over zijn verzameling te vertellen. Zijn aanvankelijk intuïtieve liefde voor middeleeuwse beeldhouwkunst groeide uit tot een steeds grotere kennis van zaken. Behalve een kwalitatief hoogstaande verzameling legde hij een gespecialiseerde bibliotheek aan. ‘Je moet wel weten waar je het over hebt’, vervolgt de heer Huijbregts. ‘Oude beeldhouwkunst is in Nederland lange tijd nogal onderbelicht geweest. In Duitsland richt men zich sterk op de technische informatie. De Fransman struikelt over de lyriek waarmee hij objecten beschrijft. Ik denk dat wij in Nederland langzaam maar zeker voorop lopen in kennis. De laatste jaren is er rond diverse tentoonstellingen veel studie verricht naar de achtergronden en herkomsten van beeldhouwers, ateliers en de beelden zelf. De herkomst van een beeld is erg belangrijk en dat natuurlijk niet alleen om te weten of het ooit gestolen is geweest.
Visitatiegroep Meester van Hakendover, tweede helft 15de eeuw Eikenhout, H 27 cm. HET MARIANUM, VLIJMEN
Museum Het Catharijneconvent te Utrecht en The Metropolitan Museum of Art in New York bezitten twee andere taferelen uit het leven van Maria die samen met deze Visitatie ooit deel uitmaakten van hetzelfde altaarstuk.
‘Vrienden vroegen zich af waarom wij bijvoorbeeld geen Afrikaanse beelden verzamelden’ Ik probeer ook zelf zoveel mogelijk informatie te verzamelen omtrent vorige eigenaren. Het op de markt komen en het verzamelen van beelden in het algemeen, begon al vrij vroeg. Vergeet niet dat de Franse Revolutie een van de grootste beeldenstormen is geweest, waardoor veel kerkschatten beschikbaar kwamen. In de vorige eeuw, na de Tweede Wereldoorlog, moest alles moderner en werden er ook veel schatten afgestoten door pastoors die absoluut geen cultureel besef meer hadden en ook niet wilden hebben. Vanaf dat moment zijn er heel vervelende dingen gebeurd met dat specifieke culturele erfgoed. Maar ook daarvoor werden er door noodlijdende kerken wel beelden en andere waardevolle zaken verkocht of vervangen door goedkopere. In uw eigen Bulletin stond
7
onlangs nog een stuk over een zilveren beeld van de Heilige Gommarus dat door het Frans Halsmuseum is verworven. Dat werd in 1907 door een parochiebestuur verkocht om het ingestorte dak van de kerk te kunnen repareren.’ (Zie Bulletin, nr 3, 2001, pp. 13-16). HET MARIANUM
De verzameling werd zo groot dat het huis te klein werd om alles in onder te brengen. Mevrouw Huijbregts: ‘Ik heb wel eens tegen mijn man gezegd, als je nu nog een beeld koopt, zet ik ze allemaal op een rij langs je bed. Ik weet niet meer waar ik ze moet laten.’ Ook de kinderen hadden het er niet altijd makkelijk mee, vertelt de heer Huijbregts: ‘Onze jongste voelde wel enige schroom om vriendjes en vriendinnetjes uit
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
te nodigen, want dit was toch wel een heel raar huis. De beelden stonden overal, van de slaapkamer tot in de garage. Onze dochter kwam eens ’s avonds laat thuis en schrok zich een ongeluk van een heiligenbeeld dat we die dag hadden gekocht en voorlopig bij gebrek aan ruimte bij de trap hadden neergezet. Toen ontstond geleidelijk de idee om een aparte expositieruimte te bouwen.’ Mevrouw Huijbregts: ‘Ik heb daar aanvankelijk wat moeite mee gehad. Ik dacht, toch wel een duur postzegelalbum.’ De knoop werd doorgehakt toen de heer Huijbregts met twee prachtige grote 14deeeuwse annunciatiebeelden thuiskwam, waarvoor nauwelijks meer ruimte was. De beelden kondigden als het ware de geboorte van de expositieruimte aan. De jonge architect Manou Huijbregts, de
Annunciatiegroep Vlaams, eerste kwart 14de eeuw Steen, gepolychromeerd. Beide beelden: H 120 cm HET MARIANUM, VLIJMEN
zoon van Huijbregts’ broer die het woonhuis in Vlijmen bouwde, ontwierp samen met zijn compagnon Pelle Poiesz (HP Architecten) een eenvoudig rechthoekig gebouw: Het Marianum. De buitenkant doet denken aan een tot zijn essentie teruggebrachte forse kapel. Opgetrokken uit lichtgrijze steen en voorzien van een zinken dak dat van de muren wordt gescheiden door een smalle baan met ramen, is het een
‘Oude beeldhouwkunst is in Nederland lange tijd nogal onderbelicht geweest.’ markant en ingetogen gebouw dat een lommerrijke tuin flankeert. Het interieur is van een sobere schoonheid. Bij binnenkomst klinkt koormuziek, die de ruimte een gewijde sfeer geeft, hetgeen versterkt wordt door de bijzondere lichtinval. De akoestiek is opmerkelijk goed. Langs de wanden staan diverse Mariabeelden opgesteld, afgewisseld met wat schilderijen. Aan het eind van de lange rechthoekige ruimte, die eveneens qua evenwichtige, menselijke maatverhoudingen aan de principes van de Bossche School doet denken, is een apsis toegevoegd. Daar staan de twee 14de-eeuwse annunciatiebeelden op een ereplaats, schitterend belicht door een glazen koepel in het dak. De linkerzijde van de expositieruimte
Ongeveer 10% van de leden van de Vereniging Rembrandt heeft tot nu toe gereageerd op de oproep om aan te geven naar welke verzamelgebieden hun voorkeur uitgaat (zie ook de rubriek Nieuws van de Vereniging pagina 34). Daarbij werd 330 keer het vakje middeleeuwse kunst / kerkelijke kunst aangekruist. Vergeleken met de overige verzamelgebieden kunnen we spreken van een aanzienlijk grote belangstelling: iets kleiner dan die voor de schilderkunst uit de 17de, 18de en 19de eeuw, ongeveer gelijk aan de belangstelling voor beeldhouwkunst en kunstnijverheid, en groter dan de interesse voor de verzamelgebieden prenten en tekeningen en niet-westerse kunst. Deze uitkomst sterkt de Vereniging Rembrandt in haar voornemen om voor de middeleeuwse religieuze kunst een themafonds in te richten, waaraan op dit moment hard wordt gewerkt. Het is tevens een goede aanleiding om een particuliere verzamelaar op dit gebied te bezoeken.
8
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2001
• OGENBLIK •
Geven helpt bestaat uit eenvoudige vierhoekige kolommen, waarachter een trap naar de benedenverdieping leidt. De heer Huijbregts: ‘Omdat het bouwoppervlak vanwege allerlei bepalingen beperkt was, zijn we de grond in gegaan. Zo hebben we op honderd vierkante meter twee keer zoveel ruimte gerealiseerd.’ De lange ‘luie’ trap met zijn betonnen treden raakt noch de wand, noch de kolommen en zweeft bijna naar de benedenverdieping. Het licht stroomt aldus langs de wand en de kolommen naar het basement. Daar bevindt zich onder andere de bibliotheek en kunnen bezoekers een audiovisueel beeldverhaal over Maria bekijken, dat door de heer Huijbregts werd samengesteld. Mevrouw Huijbregts: ‘Het is twee jaar geleden geopend door de bisschop en die zei “jullie zijn je tijd vooruit, de diepgang die je hier voelt, moet vele mensen aanspreken.” Dat is iets wat we nauwelijks hadden voorvoeld.’ De heer Huijbregts: ’Ik heb gemerkt aan de mensen die hier komen, dat zij iets tastbaars mee naar huis willen nemen over het leven van Maria. Ik probeer daarom bezoekers aan de hand van de beelden uitleg te geven over de bijzondere plaats die Maria binnen het christendom vervult. Maar ook: wat is er uit de historische bronnen over Maria bekend, wat is er met enige betrouwbaarheid over geschreven, wat is minder betrouwbaar. Bijvoorbeeld de vraag: heeft Maria meer kinderen gehad ? Ja, dat staat gewoon in het evangelie. Juist door het feit dat Maria vier zonen heeft gehad is zij een veel menselijker moeder geworden.’ De heer Huijbregts heeft sinds de opening enkele jaren geleden ongeveer 2000 mensen rondgeleid in Het Marianum en de indruk die hij maakt, is die van een gedreven verzamelaar met een bijzondere passie. Het gaat bij hem niet alleen om de prachtige beelden, maar ook om de context waarin ze werden gemaakt, wat ze vertellen en hoe je ze het beste kunt genieten.◆ Het Marianum is alleen op afspraak toegankelijk voor geïnteresseerde bezoekers. Indien u deze bijzondere verzameling in dit fraaie gebouw wilt bezichtigen, kunt u contact opnemen met het bureau van de Vereniging Rembrandt voor nadere informatie.
9
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
P R O F. D R H . W. V A N O S In deze tijd van media-hypes kunnen maatschappelijke thema’s verschijnen en verdwijnen als de Boeings die dagelijks over mijn achtertuin vliegen. Ze komen uit het niets, maken vreselijk veel geraas en zijn zo weer weg. Zo’n thema is zelfverrijking. Even stonden de kranten vol met sjoemelaars die zich door de wereld bewegen met maar één motief: hoe kan ik er zelf beter van worden. Hoe word ik nog rijker dan steenrijk. Iedereen in het café sprak er schande van. Als je die veront- Avaritia, ca. 1330 van het fresco De Slechte waardiging rond de stamtafel hoorde zou je den- Detail Regering van Ambrogio Lorenzetti, ken: daar zit verkiezingswinst in, maar er was bijna in het Stadhuis van Siena. geen politicus die er serieus werk van maakte. Toch wist men al in de Middeleeuwen dat zelfverrijking één van de meest ontwrichtende ondeugden van de samenleving is. Graaien en niet kunnen geven heette avaritia. Omstreeks 1330 schilderde Ambrogio Lorenzetti in het Stadhuis van Siena grote fresco’s met voorstellingen van de Goede en de Slechte Regering. De Goede Regering wordt geïnspireerd door de deugden van Geloof, Hoop en Liefde. Daartegenover staat een slechte samenleving met een demonische leider die luistert naar Superbia (hoogmoed), Vanagloria (ijdelheid) en Avaritia. Zij is afgebeeld met een instrument waarmee je de geldbuidel die het leven je heeft toevertrouwd nog eens extra kunt uitpersen. In geschriften van die tijd lees je dat dit gedrag niet alleen slecht is voor de economie, maar vooral desastreuze sociaal-psychologische effecten heeft. Vandaar dan ook dat de bestuurders van Siena draconische straffen in petto hadden voor door avaritia gedreven patjepeeërs. Ze wisten heel goed dat burgers zich alleen deugden eigen maken, wanneer de overheid de ondeugdelijken publiekelijk aan de kaak stelt. ‘Hoe zit het dan in Amerika’, vroeg men zich af aan de stamtafel. Daar zijn pas echt superrijken op grote schaal en niemand die zich er druk over maakt. Daar zijn vele redenen voor te bedenken. Eén van de belangrijkste is: Amerikanen kunnen ook van hun privé-rijkdom publiekelijk uitdelen. Tijdens fundraising campagnes voor Smith College, waar ik werkzaam ben, kom je mensen tegen die het voornamelijk heel druk hebben met hun geld weggeven. Let wel, ‘hun geld’ en niet dat van hun bedrijf. Ik ben de laatste om te beweren dat er aan de overzijde van de oceaan een ideale samenleving bestaat, maar het is op zijn minst interessant dat daar publieke generositeit ertoe bijdraagt dat de verontwaardiging over extreem rijke individuen tenminste gedempt wordt. Je geld weggeven is deel van de publieke moraliteit, waarmee ook nieuwe rijken als Bill Gates zichzelf maatschappelijk legitimeren. Natuurlijk hoop ik, dat één van die Nederlandse grootvermogenden deze column leest en mediteert bij het zien van Ambrogio’s Avaritia, en moge dat ogenblik van bezinning dan zo intens zijn dat hij of zij niet begint te zeuren over ons belastingsysteem, maar de telefoon pakt en belt naar onze Vereniging. ‘Zet maar in de krant. Ik geef 500.000,- euro.’ Maar dat zou weer superbia van mij zijn ◆
• OGENBLIK •
Christus in de Hof van Olijven Utrecht, ca. 1470 Museum voor Religieuze Kunst Uden
10
Eikenhout. Christus: 21,8 x 13,5 cm. Johannes: 17,4 x 14,5 cm. Jacobus: 19,8 x 13,5 cm. Petrus: 19 x 15,5 cm. Herkomst: Firma Reijgersberg, Maasbommel
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
De met steun van de Vereniging Rembrandt verworven beeldengroep Christus in de Hof van Olijven is een belangrijke aanwinst voor het Museum voor Religieuze kunst te Uden. Hoewel het museum een imposante collectie laatgotische beeldhouwwerken beheert, ontbrak hierin tot voor kort een representatief en kwalitatief sterk voorbeeld dat de relatie benadrukt tussen de Brabantse en Utrechtse ateliers in de late middeleeuwen.
OLIJFBERG
Hij ging nu naar buiten en begaf zich volgens zijn gewoonte naar de Olijfberg. Ook de leerlingen gingen met Hem mee. Ter plaatse aangekomen sprak Hij tot hen: ’Bidt, dat gij niet op de bekoring ingaat.’ Hij verwijderde zich van hen, ging ongeveer een steenworp verder, wierp zich op de knieën en bad: ‘Vader, als Gij wilt, laat dan deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch, niet mijn wil, maar Uw wil geschiede.’ Nu verscheen Hem een engel uit de hemel om Hem te sterken. Aan doodsangst ten prooi bad Hij met nog meer aandrang. Zijn zweet werd tot dikke druppels bloed, die op de grond neervielen. Toen stond Hij op uit zijn gebed en ging naar zijn leerlingen maar vond hen van droefheid in slaap. (Lucas 22 : 39-46 )
11
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
Niet alleen Lucas staat stil bij de doodsangst van Christus te Gethsemane, ook de drie andere evangelisten schrijven over deze dramatische gebeurtenis op de Olijfberg. Twee van hen, Mattheus en Marcus, noemen ook de namen van de drie uitverkoren apostelen die zich op verzoek van Christus los maakten van de overige discipelen om zich vervolgens dieper in de hof terug te trekken om daar met Hem te waken: Johannes, Jacobus en Petrus. Het is een van de meest aangrijpende momenten uit het Lijdensverhaal. Christus toont zijn doodsangst en ook de drie apostelen is niets menselijks vreemd. Tot drie maal toe sukkelen zij van spanning en vermoeidheid in slaap. Kortom, hun vlees is zwak, wat Christus doet
verzuchten: Ging het dan Uw krachten te boven één uur met mij te waken? Heilsgeschiedenis en vertelling over menselijke zwakheden vloeien hier naadloos in elkaar over. Zelfs Christus, de Zoon van God, toont twijfels, zwakte. INSPIRATIEBRON
Het was juist deze Christus die kunstenaars en mystici inspireerde. Onder hen de auteur Gerard Reve, die in 1980 zijn bekering tot de rooms-katholieke kerk herleidde tot boven geciteerd fragment uit het Evangelie van Lucas. In zijn roman Moeder en Zoon voeren op de laatste pagina professor Hemelsoet en de hoofdpersoon een examinerend gesprek over deze tekst. Vijf jaar later kwam Reve in Zelf schrijver worden nogmaals op deze tekst terug: Het komt laat, maar beter laat dan nooit. Want bij het lezen van deze passage maken wij voor het eerst, maar dan ook ten volle, kennis met het lijden van God en hebben wij het vermoeden wie Hij is.1 Sterkte door zwakte. Bewust of onbewust trad
de volksschrijver hier in de voetsporen van de middeleeuwse mystica Birgitta van Zweden (1303 -1373) en de anonieme maker van dit beeldengroepje. Evenwel, in tegenstelling tot de Nederlandse auteur behoefde Birgitta geen evangelietekst om tot inzicht en bekering te komen. Haar hele leven stond in dienst van haar God en zijn Kerk. Beroemd zijn haar Revelationes celestes, zeven boeken gevuld met openbaringen die Birgitta aan haar biechtvader had gedicteerd en die kort na haar dood in het Latijn verschenen. Zij zijn doordrenkt met overwegingen over het lijden van Christus waarbij bestaande teksten met visionaire details worden aangevuld. Bijna ‘als vrouwen onder elkaar’ voerden Maria en Birgitta tête à tête dialogen over kwesties als de geboorte van Christus en zijn kruisdood. Zo vertelt Maria aan Birgitta over Jozef die na de bevalling met een kaarsje in zijn hand de boreling kwam bekijken en dat zij na de kruisdood van haar Zoon flauw viel onder het kruis: Mijn handen werden stijf, er trok een donkere waas voor mijn ogen, het bloed trok uit mijn gezicht, ik kon horen noch spreken, mijn voeten wankelden onder mijn lichaam en ik viel ter aarde.
Het zijn dergelijke details die later zullen opduiken in de beeldende kunst en verweven raken in hymnen en lijdensverhalen.2 Natuurlijk ontsnapt ook de gebeurtenis te Gethsemane niet aan de aandacht van Birgitta. Haar teksten klinken krachtig door in de Vijftien gebeden ter ere van de wonden van Christus, een gebed dat nog dagelijks wordt uitgesproken door de zusters birgittinessen van de abdij Maria Refugie te Uden. Ook hier wordt Lucas’ tekst geïnterpreteerd: Denk aan alle angsten en pijnen, die Gij in Uw lichaam doorstond vóór Uw kruisiging, toen Gij, na Uw drievoudig gebed en het bloedzweet, (etc.).
12
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
RETABELSTUKKEN
Bezwijming van Maria
De verbeelding van de worsteling, de doodsangst van Christus in de Hof van Olijven in combinatie met de zo menselijke reactie van zijn drie leerlingen is zeker niet alleen op het conto van Birgitta te schrijven. Daarvoor was het thema reeds tijdens haar leven te bekend, te verspreid en te populair. Maar zeker is wel dat dit motief zeer geliefd was in het birgittijnse milieu. Verschillende overgeleverde retabelstukken, soms nog in situ (bijvoorbeeld in de Blauwe Kerk te Vadstena, de koningskerk van Zweden), soms bewaard in openbare museale collecties, leggen hiervan getuigenis af. Sommige van deze stukken zijn afkomstig uit het kunstpatrimonium van de Nederlandse birgittijnse orde en zijn opgenomen in de collecties van het Rijksmuseum en het Museum voor Religieuze Kunst, dat gedeeltelijk is gehuisvest in de abdij Maria Refugie te Uden. Het gaat dan veelal om atelierwerk: reliëfs die rond 1500 ontstonden in ateliers te Antwerpen, Brussel en soms in de Noordelijke Nederlanden. Hun iconografie ontroert, hun (herkomst)geschiedenis is vaak interessant, maar hun kwaliteit is niet altijd hemelbestormend: ambachtswerk overgoten door het cultuurhistorisch patina der eeuwen.
Antwerpen, ca. 1510 Gepolychromeerd eikenhout, H 48 cm. MUSEUM VOOR RELIGIEUZE KUNST, UDEN
AANWINST
Hoe anders is het gesteld met het recent verworven beeldengroepje bestaande uit vier zelfstandige, nagenoeg rond gesneden, figuurtjes. Hier is een kunstenaar aan het werk geweest die ontsnapte aan de middelmatigheid die ook in de hoge middeleeuwen al kenmerkend was voor de massaproductie der gevestigde ateliers. Elk beeldje heeft een geheel eigen karakter, niet alleen fysiek maar vooral ook psychisch. Johannes is een dromer, die zelfs in zijn slaap nog de houding van een denker aanneemt. In hem preludeert de schrijver van de Apocalyps. Petrus is een ietwat vierkante, cholerische, kalende man van het land die ondanks al zijn goede voornemens toch in slaap is gevallen. Hij zal kort na Gethsemane Christus tot driemaal toe verloochenen maar toch de steenrots blijken waarop Christus zijn Kerk zou bouwen. Jacobus, de oudere broer van Johannes, is door zijn meer frontale uitvoering de rust zelve. Aan hem trekt het leven voorbij, hij is even gesloten als het buidelboek waarop hij met zijn beide handen steunt. En toch zou juist hij later het middelpunt van het druk bezochte Santiago de Compostela worden. Bij een poging tot reconstructie van het groepje als een geheel zijn deze drie beeldjes verwisselbaar, hoewel hun houdingen ten opzichte van elkaar een zeker schema veronderstellen. De figuur van Christus vraagt om afstand binnen een dergelijke compositie. De maker heeft hem geknield en grotendeels op de rug gezien uitgevoerd. Zijn gelaat is nauwelijks zichtbaar. Hij richt zich noch naar zijn metgezellen, noch naar de toeschouwer. Zijn aandacht gaat naar boven. Het is een zachtmoedige Christus, de mond geopend en de armen geheven. De maker van de beeldengroep heeft het verhaal begrepen en de figuranten trefzeker weergegeven. Hun lichaamshouding en de juiste anatomische verhoudingen heeft hij daaraan ondergeschikt gemaakt. Zo is de onnatuurlijk gedraaide rechtervoet van Johannes niet relevant binnen het totaalbeeld van het figuurtje. Het voor handen zijnde stuk hout is echter optimaal benut voor de compositie. Die bestaat uit talrijke details waarbij de diep, schijnbaar wat onrustig en minutieus gestoken opstapeling van kledingplooien een rustpunt vindt in de verstilling van de koppartij. Het is (nog) niet duidelijk of het beeldengroepje deel uitmaakte van een klein huisaltaar of dat de beeldjes afkomstig zijn van een predella, de onderste rand van een groot altaarstuk. De stijl van het groepje roept onmiddellijk het reliëf Het laatste Avondmaal van Adriaen van Wesel (ca. 1417-ca. 1490) in herinnering (Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam). Meer nog vraagt het om vergeleken te worden met een groepje van de Heilige Familie in het Catharijneconvent te Utrecht van dezelfde meester.3 Beide werken zijn in het verleden niet zonder
13
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
Detail van de voet van Johannes.
slag of stoot aan Adriaen van Wesel – de bekendste laatgotische beeldhouwer uit de Noordelijke Nederlanden – toegeschreven en ook de discussie rond de meester van het hier behandelde beeldengroepje is nog niet definitief afgesloten. Duidelijk is wel dat deze fijn gestoken Christus in de Hof van Olijven is ontstaan gedurende een periode waarbinnen de Utrechtenaar Adriaen van Wesel zijn altaar voor de Illustere Onze Lieve Vrouwe Broederschap van ’s-Hertogenbosch vervaardigde. Daar de stijl en ook de ‘sfeer’ verwantschap oproepen met het werk van Van Wesel en er uit andere regio’s of stadscentra geen vergelijkingsmateriaal is, ligt het voor de hand te veronderstellen dat dit groepje door een nog anonieme meester in Utrecht is gesneden. Misschien is de relatie met Adriaen van Wesel wel groter en maakt slechts de kleinschaligheid van dit groepje een definitieve toeschrijving aan deze meester, van wie dergelijk kleine gesneden beeldjes niet bekend zijn, nog niet mogelijk. De diversiteit aan stijlen die de overgeleverde laatgotische beeldhouwkunst uit het noordelijk deel van het Hertogdom Brabant kenmerkt, kon tot voor kort grotendeels in het Museum voor Religieuze Kunst getoond worden. Grotendeels, daar de visualisering van een zo belangrijke relatie tussen het Brabantse en het Utrechtse, zo significant bewezen door de aanwezigheid van werk van Van Wesel in ’s-Hertogenbosch, in de collectie ontbrak. Met de komst van dit uitermate hoog gekwalificeerde groepje is dit gemis teniet gedaan ◆ Léon van Liebergen
Noten 1. G. Reve, Moeder en zoon, Amsterdam & Antwerpen 1980, pp. 292-293. In 1985 verzorgde Gerard Reve een lezingcyclus te Delft, die tien jaar later werd gebundeld: G. Reve, Zelf schrijver worden, Den Haag 1995, pp. 59-60. 2. L. van Liebergen (red.), Birgitta van Zweden 1303-1373, cat. tent. Museum voor Religieuze Kunst Uden 1986; Mereth Lindgren, Bilden av Birgitta, Höganäs 1991; C.L. Sahlin, ‘Birgitta of Sweden and the Voice of Prophecy’, in: Studies of Medieval Mysticism, Vol. I, Woodbridge 2001. 3. W. Halsema-Kubes, G. Lemmens en G. de Werd (red.), Adriaen van Wesel (ca. 1417/ ca. 1490), cat. tent. Rijksmuseum Amsterdam 1981, pp. 120, 102, nrs. 22, 13.
De bewening van Christus Abraham Bloemaert (Gorinchem 1564 – Utrecht 1651) Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam
Ca. 1625. Pen in bruin over zwart krijt, bruin gewassen en wit gehoogd, kwadraatnet met zwart krijt, op papier 231 x 378 mm Herkomst: kunsthandel Haboldt & Co., Parijs
Met steun van de Vereniging Rembrandt en de Stichting Lucas van Leyden heeft het Museum Boijmans Van Beuningen een belangrijk werk van Abraham Bloemaert kunnen verwerven. De zorgvuldig uitgewerkte tekening De bewening van Christus vormt een opmerkelijk en verrassend document dat een nader licht werpt op de werkwijze van deze kunstenaar.
14
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
In 1937 kocht de toenmalige directeur van het Museum Boymans, Dirk Hannema, een schilderij van de Utrechtse meester Abraham Bloemaert (Gorinchem 1564 - Utrecht 1651). Het stelt voor De bewening van Christus en werd door Hannema, die aan deze aanwinst een kort berichtje wijdde in het in datzelfde jaar opgerichte Bulletin Museum Boymans, omstreeks 1625 gedateerd. Hannema merkte op dat het museum niet rijk was aan werken van de Utrechtse schilders uit de eerste helft van de 17de eeuw, maar dat het ook niet de bedoeling was om deze school in bijzondere mate uit te breiden. Een enkel goed gekozen representatief schilderij had echter naar zijn idee betekenis voor de Rotterdamse collectie. De aanwinst werd vermeld als een geschenk van vrienden van het museum, hetgeen in 1937 betekende dat een beroep was gedaan op mecenassen als
Willem van der Vorm of Daniel George van Beuningen om financiële ondersteuning. Hannema noemde in zijn publicatie al de voorstudie van Bloemaert voor de figuur van de dode Christus in de verzameling van J.Q. van Regteren Altena. Het betreft hier een studie van een liggend model, naakt met een doek om de lendenen, waarvan het linkerbeen over het rechterbeen is gelegd. Rechts boven is een tweede studie van de benen gemaakt, waarbij het rechterbeen over het linker ligt, een houding die de Christusfiguur in het schilderij ook zou krijgen. Het hoofd met de gesloten ogen rust achterover. Of deze tekening werkelijk gemaakt is als een voorstudie voor het schilderij of als een modelstudie die de schilder later meende te kunnen gebruiken voor zijn compositie, is niet te zeggen. Bekend was verder dat zich in het Louvre een compositiestudie bevond van het onderwerp. We zien hier weer de liggende Christus, overigens met de benen nog in de eerste positie van de voorgaande tekening, maar nu zijn toegevoegd de twee Maria’s, van wie de linker de handen als in gebed heeft gevouwen, en de ander, Maria Magdalena, de handen voor zich lijkt te houden en haar smartelijke blik op het gezicht van Christus heeft gericht. Tussen de twee hoofden van de Maria’s zien we met enige moeite een derde hoofd. De kunstenaar had blijkbaar zelf al opgemerkt dat dit hoofd nauwelijks te zien was en hij schreef er voor zijn eigen memorie terecht dan ook boven: dat dese Sint Jan int midden / wat claerlijcker ghesien moechte / worden (deze Johannes in het midden moet wat duidelijker te zien zijn). Opmerkelijk is trouwens dat aan de bovenzijde en onderzijde twee brede stroken van het papier leeg werden gelaten, zodat de compositie zelf een enigszins samengedrukte indruk maakt. In het schilderij valt op dat – ten opzichte van deze laatste compositiestudie – de figuur van Johannes een veel prominentere positie heeft gekregen (waaraan Bloemaert zichzelf dus al had herinnerd) en dat Maria Magdalena een meer voorovergebogen houding heeft aangenomen, waarbij zij het hoofd op de linkerhand van Christus vleit. In het schilderij werd overigens een tweede tafereel toegevoegd, want we zien rechts op de achtergrond de graflegging van Christus, die in het bijbelverhaal volgt op de bewening. Er was verder al vastgesteld dat ooit aan de bovenzijde van het doek een brede strook keperdoek van ca. 26 cm was toegevoegd en aan de onderzijde een strook van ca. 10 cm. Waarschijnlijk vond men later in de 17de eeuw de gesloten, maniëristische compositie te benauwd en besloot men deze vooral boven, maar ook onder meer ruimte te geven. Deze toevoegingen zijn inmiddels zo oud, dat thans niet meer overwogen wordt deze weer te verwijderen. We komen nu bij de aanwinst. Deze kapitale tekening van Abraham Bloemaert werd door de kunsthandel aangeboden en betreft de uiteindelijke werktekening van de schilder voor zijn schilderij. Het was verrassend de tekening te zien, want het blad was tot dan toe in de literatuur en in onze documentatie volledig onbekend. Niet alleen
15
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
het verband met het schilderij was voor ons van belang, ook het feit dat het voor Bloemaert zo’n indrukwekkende tekening was speelde bij de wens tot aankoop een grote rol. Het betreft een voor deze kunstenaar groot blad, waarin de hele compositie voor het schilderij nauwkeurig is weergegeven. Eerst heeft Bloemaert de voorstelling geheel met zwart krijt zorgvuldig getekend en daarna met pen in bruine inkt en bruine wassingen verder uitgewerkt. De tekening maakt door de omvang en de zorgvuldigheid niet de indruk een eenvoudige voorstudie voor het schilderij te zijn, maar eerder een presentatiemodel om aan de opdrachtgever voor het schilderij, die wij overigens niet kennen, te kunnen laten zien hoe de compositie zou worden. Opvallend is dan dat Bloemaert met zwart krijt een kwadraatnet op de tekening heeft aangebracht. Horizontaal zijn negen lijnen getrokken, zeven op regelmatige afstand van elkaar en nog twee extra tussen de onderste en de bovenste lijnen. Verticaal trok hij dertien lijnen, zodat de hele compositie in precies gelijke vierkanten van 29 mm is opgedeeld. Op deze manier kon Bloemaert de compositie per vak nauwkeurig overbrengen op het doek. Toch zien we in het schilderij nog een enkele afwijking van de compositie van de tekening. Zo kust op de tekening Maria Magdalena de hand van
De bewening van Christus Abraham Bloemaert Ca. 1625. Olieverf op doek, 127 x 169,5 cm. MUSEUM BOIJMANS VAN BEUNINGEN, ROTTERDAM
Studie voor een liggende Christus Abraham Bloemaert Ca. 1625. Zwart krijt, wit gehoogd op lichtbruin papier, 143 x 263 mm. PARTICULIERE COLLECTIE
Christus, maar zien we op het schilderij dat zij haar hoofd met het lange haar op de hand neervlijt. En de omvangrijke mantel van de voorovergebogen Johannes ontbreekt op het schilderij, waardoor deze figuur uiteindelijk minder fors in de compositie aanwezig is. Het komt maar zelden voor dat zo uitvoerig het hele werkproces van een schilder kan worden gevolgd, van de eerste figuurstudie en de eerste compositiestudie tot het uiteindelijke presentatiemodel voor de opdrachtgever en de ontwerptekening voor het schilderij. Het belang van deze nieuw verworven tekening was ook in vroeger eeuwen al gezien, want hij bevond zich, blijkens een oud geschreven nummer op de achterzijde (JG 536), in de verzamelingen van de oorspronkelijk uit Frankfurt
afkomstige bankier Johann Goll van Franckenstein (17221785) en diens zoon Johan (1756-1821), die op een veiling op 1 juli 1833 te Amsterdam werden verkocht. Helaas kon onze tekening van Bloemaert in de veilingcatalogus niet worden teruggevonden. Overigens moet het schilderij direct zeer populair zijn geweest, want we kennen twee oude kopieën, waarvan er zich één in het Museum Catharijneconvent in Utrecht bevindt (zonder de toegevoegde stroken) en de ander in de rooms-katholieke kerk St. Nicolaas in Nieuwegein (voorheen Jutphaas, als Hendrick Bloemaert). Zoals nu ook door de zorgvuldig uitgewerkte tekening blijkt, moet het bij het schilderij om een belangrijke opdracht zijn gegaan ◆ Jeroen Giltaij
Compositiestudie voor de bewening van Christus Abraham Bloemaert Ca. 1625. Zwart krijt, bruin gewassen, wit gehoogd, 198 x 366 mm. LOUVRE, PARIJS
16
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
Zilveren drinkbeker Lucas Luicksen (ca. 1626 – na 1689) Historisch Museum Deventer Deventer
Ca 1685. Zilver, deels verguld, H. 19,5 cm. Gewicht: 392 gr. Merken: onderkant voetrand: meesterteken, Lucas Luicksen; stadskeur Deventer, Adelaar; jaarletter, E. Herkomst: veiling Sotheby’s Amsterdam, 12 december 2001, nr. 326
Historisch Museum Deventer – voorheen Museum De Waag – vormt samen met het Speelgoed& Blikmuseum de Gemeentemusea van Deventer. De stad financiert de musea, maar het aankoopbudget is erg klein. Gelukkig is er Vereniging De Waag die Museum De Waag vanaf de oprichting in 1913 tot 1965 beheerde. De steun van deze vereniging en die van de Vereniging Rembrandt zijn onmisbaar bij het verwerven van belangrijke aanwinsten voor de historische collectie, zoals recentelijk deze zilveren beker. Een kenmerk van Deventer zilver is dat het meestal eenvoudig en helder van vorm is, vakkundig gemaakt en vaak fraai gegraveerd. Het is ook zeldzaam en prijzig, waardoor het moeilijk uit het aankoopbudget van het museum alleen is te bekostigen. Al vele jaren steunt de Vereniging Rembrandt de uitbreiding van de collectie met name op het gebied van Deventer zilver.
17
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
BEKER
De beker, vervaardigd door de Deventer zilversmid Lucas Luicksen, bestaat uit een geprofileerde voet en een korte stam met daarop een kelk die naar boven toe wijder uitloopt. De kelk heeft aan de bovenzijde een met een gegraveerde lijn aangegeven rand en rond de bolle onderzijde een motief van acanthusbladeren. Dit bladmotief is uit dunne zilverplaat geknipt en vervolgens op het oppervlak gesoldeerd. Deze decoratietechniek wordt met een Engelse term cut-card genoemd. De voet, de stam, het bladmotief en de bovenrand zijn verguld. Hiertegen steekt het grote blank zilveren deel van de kelk mooi af. Als model wijkt de beker af van wat in de late 16de en 17de eeuw gebruikelijk was voor zilveren drinkbekers. Het ‘gewone’ model was een cilindrische naar boven uitlopende vorm met een vlakke basis, zoals te zien is aan de vele nog bewaarde avondmaalsbekers uit die tijd. De nieuwe vorm met een aparte voet is een ontwikkeling uit het laatste kwart van de 17de eeuw en werd onder invloed van het hof geïntroduceerd. De Haagse edelsmid Adam Loofs maakte in opdracht van Koning Stadhouder Willem III in 1682 voor de Waalse Kerk in Den Haag twee avondmaalsbekers. Zij hebben dezelfde vorm als de Deventer beker en zijn ook versierd met opgelegde acanthusbladeren.1 De tot nog toe bekende bekers van Lucas Luicksen hebben de gebruikelijke cilindrische vorm met een vlakke basis. Omdat Luicksen in ieder geval in 1689 nog actief was, is het waarschijnlijk dat hij inspiratie voor deze nieuwe vorm heeft opgedaan via Den Haag of het hof. De jaarletter E geeft geen uitsluitsel over de precieze datering, omdat in Deventer de jaarletters in deze periode niet erg consequent en gedurende meerdere jaren werden gebruikt. Dit pleit ervoor de beker in de jaren tachtig van de 17de eeuw te dateren. Het Deventer stadsbestuur onderscheidde drie kwaliteitsgehalten zilver. Het adelaarskeur werd aangebracht op werk van de middelste soort, het zogeheten Rijksdaalderzilver. Dit was het meest gebruikte gehalte. DE MAKER
Lucas Lucassen of Luicksen werd omstreeks 1626 te Zutphen geboren. In de winter van 1652 kwam hij met zijn vrouw Maritie Mantes vanuit Amsterdam naar Deventer en vestigde zich aldaar. Uit het huwelijk van Lucas Luicksen zijn elf kinderen voortgekomen, onder wie de latere zilversmid Magnus Lucassen. Lucas Luicksen was een van de belangrijkste zilversmeden in Deventer. In 1677
18
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
wordt hij in een acte vermeld als een der Olderluiden van het zilversmidgilde. Op 19 oktober 1689 kocht hij nog een huis in Deventer. De Deventer magistraat heeft door Luicksen diverse opdrachten laten uitvoeren, zoals de reparatie van bodebussen. Herhaaldelijk zijn aan Lucas Luicksen kleinere bedragen uitgekeerd voor verleende diensten. Zo ontving hij op 13 april 1674 acht gulden voor ’t wegen van ’t silverwerck anno 1673 en voor het vervaardigen van de nieuwjaarspresenten voor de burgemeesters. Luicksen schijnt zich vooral bezig gehouden te hebben met het maken van zilveren bekers en hiervan zijn meerdere exemplaren bewaard gebleven. Historisch gezien is hij een belangwekkende figuur omdat hij in het rampjaar 1672 al het stadszilver moest omsmelten om daar noodgeld van te slaan. Deventer kreeg een Keulse bezetting en moest maandelijks 6.000 gulden voor de soldij van de soldaten betalen en voor de ontruiming twee jaar later eiste de Keulse keurvorst nog eens 100.000 gulden. Het slaan van deze noodmunten
Detail van de onderrand van de voet met de ingeslagen merken. En het meesterteken van Lucas Luicksen.
Fotografie: Maarten Binnendijk, Deventer
gebeurde in Kampen waar zich op dat moment de Munt bevond. Door Lucas Luijcksen zijn ook een aantal vierkante klippingen (waarvoor het metaal uit platen die van het omgesmolten zilver waren gemaakt, werd geknipt) als noodmunten geslagen. Op enkele van deze munten is het treffende opschrift aangebracht: Doent vrede waer, toen blonk het hier Van zilver en verguld geschier Door t Fransche Swaerdt en Paeps gewelt Verkeert dien glans in vierkant gelt.
Van Luicksen zijn tot nog toe slechts twaalf voorwerpen bekend, waaronder twee avondmaalsbekers in kerkelijk bezit, een prachtige gegraveerde luiermand in de Wallace Collection te Londen en een set van zes in elkaar passende zogeheten Borgmanbekers (‘borgmannen’ waren de bewoners van de landhuizen) in het Rijksmuseum Twenthe in Enschede. Het Historisch Museum Deventer bezit van hem een fraaie schenkkan (met jaarletter B ), die eveneens is gedecoreerd met acanthus bladeren.
Gezien de vaak opmerkelijke lokale of regionale specialisaties is het van groot belang dat een stedelijk museum werk van de zilversmeden uit die stad kan laten zien. Historisch Museum Deventer heeft van 15 van deze 36 edelsmeden een voorwerp in eigendom of als langdurig bruikleen in de collectie. De Vereniging Rembrandt maakte al in 1953 een zeer belangrijke aankoop mogelijk, namelijk de Raadsherenbeker van Adriaan van Boeckholt. Het is een belangrijk historisch stuk omdat deze monumentale beker, gemaakt in 1660 door Michiel Esselbeeck te Amsterdam, het enige stuk stadszilver is dat in 1672 niet is omgesmolten door Lucas Luicksen ◆ Nina Herweijer
DEVENTER ZILVER
Deventer was in de middeleeuwen een belangrijk centrum in Oost-Nederland. Er was ruim emplooi voor edelsmeden die de meeste bestellingen van het stadsbestuur en de kerk kregen. Het stadsbestuur gaf vaak geschenken van zilver en wilde bij ontvangsten graag laten zien dat de stad machtig en rijk was. Ook de adel en vanaf 1600 de voorname burgerij waren belangrijke opdrachtgevers. De eerste met naam genoemde edelsmid in Deventer is een zekere Johannes Aurifaber die in 1254 wordt ingeschreven als lid van het koopmansgilde. Van de 119 met name bekende Deventer zilversmeden uit de periode vanaf de late middeleeuwen tot en met de 19de eeuw, is op dit moment van slechts 31 meesters werk bewaard gebleven dat voorzien is van het meesterteken van de betreffende zilversmid. Om een betere controle mogelijk te maken besloot men in 1630 dat zij die als Ambtzbroeder des goltsmitsgilde in deventer werkzaam waren, hun naam en merkteken op een koperen plaat moesten aanbrengen. Deze gildeplaat is, hoewel in stukken gebroken, bewaard gebleven. Hierdoor kan nu van nagenoeg al het in de 17de en 18de eeuw te Deventer vervaardigde zilverwerk de naam van de maker worden vastgesteld. Van 23 van de 36 edelsmeden van wie naam en meesterteken op de gildeplaat zijn vastgelegd, is werk bekend (Lucas Luicksen staat vermeld onder nr. 16.
19
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
Noot 1. Deze bekers dragen het wapen van Stadhouder Koning Willem III en zijn nog steeds in het bezit van de Waalse Kerk in Den Haag. Een van de bekers is afgebeeld in: H. E. van Gelder, ‘Werk van Haagsche Zilversmeden’, Oud Holland, jrg 1950, pp. 1-23, afb. 22.
Raadsherenbeker van Adriaan van Boeckholt Michiel Esselbeeck (1611-1671) 1660. Zilver, verguld, H 90 cm.
Geraadpleegde literatuur: Joh. R. ter Molen, Deventer zilver, Vereniging De Waag, Deventer, 1997. Deze publicatie is te bestellen via het secretariaat van het museum, tel. 0570-693783. Tent. cat. Glans langs de IJssel, zilver uit Zutphen, Deventer, Zwolle en Kampen, Zwolle 1999 (het artikel over Deventer zilver is van de hand van Joh. R. ter Molen).
HISTORISCH MUSEUM DEVENTER
De Hollandse Maagd Loosdrechts porselein (biscuit) Kasteel-Museum Sypesteyn Loosdrecht
Ca. 1780. Geen merken, H 32,5 cm; diameter voet 24,5 cm Herkomst: Salomon Stodel Antiquités, Amsterdam
Kasteel-Museum Sypesteyn mag zich gelukkig prijzen met de aanwinst van een beeld van Loosdrechts biscuitporselein voorstellende De Hollandse Maagd, dat mede dankzij steun van de Vereniging Rembrandt kon worden verworven. Allereerst is het een unieke aanvulling op de bestaande verzameling Hollands porselein die het museum rijk is. Het betreft namelijk een tot voor kort nog onbekend object van de Loosdrechtse porseleinfabriek. Daarnaast sluit het beeld qua thema aan bij andere onderdelen van de kunstverzameling, die werd bijeengebracht door de oprichter van het museum, jhr. C.H.C.A. van Sypesteyn (1857 -1937). Dit jaar is het precies honderd jaar geleden dat deze gedreven collectioneur de Van Sypesteyn-Stichting oprichtte met de bedoeling zijn bezit veilig te stellen en openbaar toegankelijk te maken voor een breed publiek. Het jubileumjaar wordt gevierd met onder meer een tentoonstelling van curieuze objecten, die nieuw licht werpen op jhr. Van Sypesteyn als verzamelaar. De biscuitgroep van Loosdrechts porselein stemt op bijzondere wijze overeen met diens verzamelvisie, waaruit een grote voorliefde blijkt voor voorwerpen van kunst en geschiedenis die herinneren aan het vaderlands verleden. Het beeld van De Hollandse Maagd is een wel heel passend geschenk in het kader van het jubileumjaar, waarmee tevens het karakter van dit uitzonderlijke verzamelaarsmuseum luisterrijk wordt onderstreept.
ook monochrome decors in sepia, bietenrood en encre de chine kwamen geregeld voor. Onbeschilderd porselein daarentegen is slechts in geringe mate bewaard gebleven, vermoedelijk omdat dit goedkopere product zijn toepassing in het dagelijks gebruik meestal niet zal hebben overleefd. Voorbeelden van het brede assortiment van gebruiksartikelen en siervoorwerpen dat in Loosdrecht werd vervaardigd zijn behalve de koffie-, thee- en chocoladeserviezen, onder andere kwispedoors, pijpensleetjes, blakers, inktstellen, tafelbellen, cache-pots, siervazen, kaststellen, snuif- en toiletdoosjes, tabakspotten en zelfs damstenen. Daarnaast werden in Loosdrecht als enige porseleinmanufactuur in de Republiek ook figuren en groepen
PORSELEIN UIT OUD-LOOSDRECHT
Dat De Hollandse Maagd lange tijd verborgen is gebleven, is minder vreemd dan het op het eerste gezicht lijkt. Het beeld is niet gemerkt en verbleef jarenlang buiten ons land, waar de betekenis van de voorstelling vermoedelijk niet werd begrepen. Daarnaast vormen binnen het geheel van het Loosdrechtse porselein beeldengroepen en figuren slechts een zeer klein onderdeel van de totale productie, zodat een verband tussen het beeld en de Loosdrechtse porseleinfabriek niet snel werd gelegd. Door tussenkomst van een Nederlandse kunsthandelaar kon de groep echter worden getraceerd, waarna het dankzij een genereuze gift van de Vereniging Rembrandt, de Stichting Hollands Porselein en de Stichting Vrienden van Sypesteyn, terug kon keren naar de plaats van herkomst. Gedurende de betrekkelijk korte periode dat in Loosdrecht porselein werd gefabriceerd (1774 -1784), was het voornamelijk het fraai gedecoreerde gebruiksgoed dat zijn weg vond naar de consument. Anders dan in de porseleinfabrieken van Weesp, Ouder Amstel en Den Haag, die eveneens in de tweede helft van de 18de eeuw opereerden, konden vanuit Loosdrecht zelfs grote tafelserviezen van 150 delen en meer op bestelling worden geleverd. Het gebruiksgoed werd meestal veelkleurig beschilderd met bloemboeketten en landschappen, maar
21
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
in biscuit (ongeglazuurd porselein) vervaardigd. Dergelijke luxe objecten werden meestal uitgevoerd in de neoclassicistische vormentaal van die tijd, wat vermoedelijk samenhangt met hun toepassing en gebruik in het eigentijdse Hollandse interieur.1 Ondanks het uitgebreide assortiment teisterden geldelijke zorgen voortdurend het hoofd van de Loosdrechtse
Ds. Joannes de Mol (1726-1782) Pieter Oets (toegeschreven) Ca. 1750. Pastel, 46 x 35,5 cm. KASTEEL-MUSEUM SYPESTEYN, LOOSDRECHT
Borstbeeld van de patriot Hendrik Danielsz. Hooft (1716-1794) Loosdrechts porselein Ca. 1780. H 22 cm (met zuil). KASTEEL-MUSEUM SYPESTEYN, LOOSDRECHT.
In 1990 verworven met steun van de Vereniging Rembrandt.
predikant en porseleinondernemer Joannes de Mol (1726 -1782). Deze verlichte fabrikant had gehoopt door middel van een kunstnijverheidsbedrijf werkgelegenheid te scheppen voor de bevolking van het verarmde OudLoosdrecht. Helaas bleken concurrentie en een ontoereikend eigen vermogen een gunstig verloop ernstig te ondermijnen, al zijn nobele bedoelingen ten spijt. Uiteindelijk moest De Mol – door financiële nood gedwongen – de fabriek in 1782 overdragen aan zijn schuldeisers, die de productie twee jaar later verplaatsten naar het dichter bij Amsterdam gelegen plaatsje Ouder Amstel. De Mol overleed nog in hetzelfde jaar, wellicht ten gevolge van het debacle voorafgaand aan het onvermijdelijke faillissement. BEELDENGROEPEN EN FIGUREN
Een van De Mols belangrijkste geldschieters en degene die het beginkapitaal had geleverd was zijn schoonzuster, Eva van Eibergen.2 Zij was gehuwd met Mr. Jacob de Mol, die hoofdbaljuw was van ondermeer de beide Loosdrechten. Na diens overlijden in 1779 vestigde zij zich in Haarlem waar zij een kapitaal woonhuis betrok. Haar rijkdom wordt onder meer geïllustreerd door een lening aan haar zwager van 121.000 gulden, terwijl zij ook nog eens borg stond voor een bedrag van 25.000 gulden, dat De Mol had geleend bij een andere particulier. Van deze leningen werd uiteindelijk nog geen 9.000 gulden afgelost.3 Hoe deze financiële transacties binnen de familie precies waren geregeld is helaas niet bekend. Wel is gebleken dat De Mols rijke schoonzuster in bezit moet zijn geweest van een aanzienlijke verzameling Loosdrechts porselein die haar Haarlemse woonhuis sierde. Dit valt op te maken uit de uitvoerige boedelbeschrijving die werd opgetekend na haar overlijden in 1789 en die als een belangrijke bron van informatie kan worden beschouwd over de functie van het porselein in een welgesteld 18de-eeuws Hollands interieur. Bovendien is deze beschrijving van belang voor de kennis van het Loosdrechtse porselein, niet alleen van het gangbare serviesgoed, maar ook van het siergoed en andere luxe producten. Interessant is hetgeen wordt geschreven over de inrichting van ‘de zaal’, het meest representatieve vertrek in het huis van Eva van Eibergen. Hieruit blijkt de aanwezigheid van diverse porseleinen plastieken, die heden ten dage nog traceerbaar zijn. Zo lagen daar in de laden van een bureau twaalf portretmedaillons van Romeinse keizers in de trant van Wedgwood, uitgevoerd in Loosdrechts porselein. Voorts stonden op een gladde tafel in de zaal: drie loosdrechts porcelaine groepen,
22
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
twee dito beeldjes, een dito borstbeeld, verbeeldende professor Willemsen.4 Hoewel de beeldjes nawijsbaar zijn, doet het
eerste deel uit de notitie vermoeden dat er meerdere groepen zijn vervaardigd dan er tot nu toe bekend zijn. Ook in de lijst over een in 1781 door De Mol beleende hoeveelheid porselein wordt gesproken van enkele groepen 5, terwijl jaren later in de fabriek aan de Amstel, waar een deel van de Loosdrechtse productie werd voortgezet, nog gesproken wordt van …een menigte groupen, vaazen, bustes en beelden, die ongemeen schoon zijn.6
Van deze Loosdrechtse sculpturen is het borstbeeld in biscuit van professor Willemsen niet alleen het oudste voorbeeld, het is zelfs het eerste stuk dat in opdracht van De Mol werd geproduceerd. Aanleiding voor het vervaardigen van dit portret was De Mols wens om alvorens met de commerciële productie van porselein van start te gaan, een aantal proefstukken te laten maken, die door de porseleinwerker Gerverot in Duitsland moesten worden uitgevoerd. Om er zeker van te zijn dat deze een origineel stuk zou leveren, voorzag De Mol hem van een zojuist uitgebrachte prent van zijn leermeester de theoloog Jacobus Willemsen, welke Gerverot als voorbeeld zou dienen. Pas toen bleek dat deze slaagde met het experiment, werd in het najaar van 1774 een officieel begin gemaakt met de productie van porselein in Oud-Loosdrecht. Een reeks borstbeeldjes van vaderlandse helden, waarvan er twee eveneens aanwezig waren in het huis van Eva van Eibergen, moet pas veel later in Loosdrecht zijn ontstaan. In elk geval werd de productie hiervan nog later in Ouder Amstel voortgezet. Ook voor deze beeldjes stonden prenten model, die voorkwamen in de Vaderlandsche Historie van J. Wagenaar, maar die ook los in omloop waren. Opvallend is dat alle veertien portretbustes die in biscuit zijn uitgevoerd beroemde Republikeinen voorstellen die in die tijd door de Patriotten werden vereerd. Hierdoor is in het verleden wel verondersteld dat De Mol patriottisch gezind zou zijn geweest, hoewel bewijzen daartoe niet konden worden gegeven.7 Anderzijds is het goed mogelijk dat De Mol heeft geprobeerd in te spelen op de grote vraag naar artikelen met een patriottische beeldtaal. In tegenstelling tot de Oranjepartij bestond de patriottenbeweging voornamelijk uit gegoede burgers en regenten die zich de aanschaf van luxe artikelen als glas, zilver en porselein gemakkelijk konden veroorloven. Ook Wedgwood vervaardigde dergelijke portretten voor de Hollandse markt, maar verzuimde daarbij niet goedkopere beeltenissen te laten fabriceren van de stadhouder en zijn echtgenote, die met name bestemd waren voor de Orangisten. Tenslotte bevindt zich in het Rijksmuseum een allegorische beeldengroep die qua uitvoering de recente aanwinst van Sypesteyn nog het dichtst lijkt te benaderen.8
Deze dateert net als de borstbeeldjes vermoedelijk van het einde van de Loosdrechtse productieperiode. De nog niet nader geïdentificeerde groep bestaat uit een rond plateau met daarop een borstbeeld van de godin Diana geflankeerd door een bedelares met kind die een aalmoes ontvangt van een heer, wiens schoenen door een jongen worden gepoetst. Het beeld is uitgevoerd in biscuit en heeft vrijwel dezelfde afmetingen als het Loosdrechtse exemplaar. Belangrijk is dat het groepje in het Rijksmuseum is gemerkt met de gegrifte lettertekens M:OL, zodat de Loosdrechtse herkomst zeker mag worden geacht. Het door Kasteel-Museum Sypesteyn verworven exemplaar met de Hollandse Maagd is echter niet gemerkt. Desondanks kan aan de hand van technische en stilistische vergelijkingen een Loosdrechtse toeschrijving worden aangenomen. Met name de wat stijve modellering van de figuren komt overeen met de hierboven genoemde beeldjes van Loosdrechtse makelij. Dat de groep niet is gemerkt is overigens geen uitzondering, ook de borstbeeldjes van de patriottische helden ontberen merken. Daarentegen worden merken wel aangetroffen op de geglazuurde zuiltjes, waarop de beeldjes gewoonlijk bevestigd zijn. DE HOLLANDSE MAAGD ALS PERSONIFICATIE VAN DE VRIJHEID DER PATRIOTTEN
Hoofdfiguur in de beeldengroep is de allegorische vrouwenfiguur, die uitgedost met helm en geflankeerd door een leeuw kan worden geïnterpreteerd als de Hollandse Maagd. In haar rechterhand zal zij conform de patriottische beeldtraditie vermoedelijk een speer met vrijheidshoed hebben hooggehouden, maar deze is verloren gegaan. De bijbel bij haar voeten en de rijk gevulde hoorn des overvloeds aan haar zijde verwijzen naar het geloof en de voorspoed in de Republiek. De zeven pijlen tussen de klauwen van de leeuw symboliseren de Zeven Provinciën, waar eendracht heerst dankzij de aanwezigheid van de Amor met fasces (takkenbundel), vanouds het herkenningsteken der Romeinse lictoren.9 Voorstellingen van de Hollandse Maagd waren geliefd bij de Patriotten, die daarmee teruggrepen op een antiek gegeven, dat in de periode van de Tachtigjarige Oorlog (1568 -1648) voor het eerst een Nederlandse toepassing vond.10 De Patriotten die met name tussen 1780 en 1787 in een ernstig conflict waren geraakt met de Oranjegezinden, ontbrak het aanvankelijk aan een eigen beeldtaal. Om hun ideologie kracht bij te zetten grepen zij terug op een bestaande beeldtraditie, zoals die van de onder invloed van de Franse Revolutie weer populair geworden Stedenmaagd met staf en vrijheidshoed. Hoewel hier ontbrekend, komen vrijheidsstaf en -hoed veelvuldig voor op allerhande sier- en gebruiksvoorwerpen uit de Patriottentijd.11 In deze context kan de Hollandse Maagd het beste
23
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
worden begrepen: niet als een aanstichtster van geweld, maar als een beschermgodin die vecht voor een rechtvaardige zaak, namelijk de vrijheid der Patriotten. Deze specifieke rol van de Maagd wordt versterkt door de Hollandse Leeuw, die oude verworvenheden als Eendracht, Geloof en Welvaart bewaakt tegen het vermeende wanbestuur van de Oranjepartij. PATRIOTTEN EN PORSELEIN IN KASTEEL-MUSEUM SYPESTEYN
Als typische verzamelaar van zijn tijd bleek jhr. Van Sypesteyn met name geïnteresseerd in voorwerpen met betrekking tot het vaderlands verleden, zeker wanneer daarin een rol was weggelegd voor leden van zijn voorgeslacht. Onder hen bevond zich ook een fervent Patriot, namelijk mr. C.A. van Sypesteyn (1753-1797). Deze was in de rumoerige jaren tachtig van de 18de eeuw actief geweest als commandant van het Haarlems exercitiegenootschap pro aris et focis. Wellicht dat hierdoor Van Sypesteyn, hoewel zelf een overtuigd Orangist, bijzondere belangstelling was gaan koesteren voor de Patriottentijd. Dit blijkt uit een belangrijke verzameling patriottische voorwerpen die hij in de loop der jaren vergaarde. Hoewel een deel van deze collectie later door verkoop is verdwenen, is hierover een en ander terug te vinden in de uitgebreide studie van zijn hand, De prinsen van Oranje-Nassau in ’s-Gravenhage die in 1901 verscheen. Van Sypesteyn beschouwde deze objecten als voorwerpen van merkwaardige kunst en kunstnijverheid en hij hechtte veel waarde aan hun historische zeggingskracht aangezien zij het fundament vormen van onze geschiedenis of kunstgeschiedenis en kennis verschaffen omtrent personen, feiten, toestanden, modes, zeden en gewoontes.12 Vanuit dit oogpunt beschouwd kregen zij
ook een gelijkwaardige plaats binnen het museum toebedeeld, omdat hun informatieve waarde even groot werd geacht als de esthetische kwaliteit. Deze visie die in de moderne museumwereld thans weer opgang lijkt te doen, zal tijdens de jubileumtentoonstelling op Sypesteyn nadrukkelijk worden geëtaleerd. Het lijdt geen twijfel dat de betekenis van De Hollandse Maagd uitstijgt boven de context van het Loosdrechtse porselein. De aanwinst is tevens een waardevolle toevoeging aan de populaire verzameling van voorwerpen uit de Patriottentijd, waarmee wordt verwezen naar de opkomst van de moderne democratie en de wordingsgeschiedenis van Nederland. Daarbij refereert het beeld aan het geslacht Van Sypesteyn en in het bijzonder aan de laatste telg daarvan, de oprichter van het jubilerende Kasteel-Museum Sypesteyn ◆ Conny Bogaard
Noten: 1. P. Biesboer, ‘Produkten van drie manufacturen. Hollands porselein met neo-classicistische kenmerken’, in: F. Grijzenhout en C. van Tuyll van Serooskerken (red.), Edele eenvoud. Neo-classicisme in Nederland 17651800, Zwolle 1989, pp. 151-169. 2. A.W.A. van der Goes, ‘Loosdrechts porselein: functie en gebruik. De boedel van Eva de Mol-van Eibergen’, in: A.L. den Blaauwen (red.), Loosdrechts porselein 1774-1784, Zwolle 1988, pp. 72-85. 3. A.W.A. van der Goes, ‘ “De koningin van alle konstfabrieken”. De moeizame weg van de porseleinfabriek van Oud-Loosdrecht’, in: Jaarbericht Stichting Utrechtse Kastelen 1988, Groenekan 1988, pp. 11-33. 4. J. Grabner, Brieven over de Vereenigde Nederlanden, Haarlem 1792, pp. 233-234; citaat bij Van der Goes, op. cit. (noot 2), p. 77. 5. idem 6. B.W.F. van Riemsdijk, ‘Een en ander over de Loosdrechtse porceleinfabriek’, Oud-Holland, 33 (1915), p. 186. 7. Meest recent nog in: The Splendour of the Dutch Interior 1600-1800, uitgave Salomon Stodel Antiquités, Zwolle 2000, p. 138. 8. Den Blaauwen, op.cit. (noot 2), p. 299. 9. Voor een verklaring van de hier besproken begrippen is gebruik gemaakt van: Hall’s Iconografisch Handboek. Onderwerpen, symbolen en motieven in de beeldende kunst, Leiden 1993. 10. Stodel, op.cit. (noot 7), p. 138. 11. F. Grijzenhout, e.a., Voor vaderland en vrijheid. De revolutie der patriotten, Amsterdam 1987. 12. Van Sypesteyn-Stichting, Algemeen Archief nr. 370.
Prijspenning Tentoonstelling van Nederlandsche en Koloniale Nijverheid Arnhem 1879 N. van der Waals (1852-1930) en J. Elion (1840-1893) Rijksmuseum Amsterdam
1879. Brons, gegoten, diam. 5 cm, gewicht 48,98 gr. Gesigneerd linksonder: N.V.D.WAALS INV.; rechtsonder: J. ELION F. Herkomst: legaat aan de Vereniging Rembrandt, geschonken aan het Rijksmuseum.
Penning Watersnood 1953 L.O. Wenkebach (1895-1962) (ontwerp), Koninklijke Begeer Voorschoten (uitvoering), 1953. Zilver, gegoten, diam. 6 cm, gewicht 67,05 gr. Gesigneerd kz midden: W; kz onder: PK (ineen). Herkomst: legaat aan de Vereniging Rembrandt, geschonken aan het Rijksmuseum.
Door een legaat kreeg de Vereniging Rembrandt onlangs de beschikking over 26 door een particulier verzamelde historiepenningen. Een deel daarvan vormde een aanvulling op de collectie penningen die beheerd wordt door het Rijksmuseum, en is door de Vereniging Rembrandt aan het museum geschonken. Het gaat om 17 historiepenningen. Vergeleken met de omvang van de bestaande collectie is dit niet zo veel, maar toch gaf deze schenking het museum de dankbaar aangegrepen kans een enkel gat te vullen en de verzameling recentere penningen aan te vullen. De oudste penning dateert uit 1631 en memoreert de vele overwinningen die stadhouder Frederik Hendrik in de jaren hiervoor had behaald, de meest recente is uit 1995 en werd uitgegeven ter herinnering aan het grootse Mahlerfeest dat dat jaar in Amsterdam plaatsvond. Hieruit blijkt meteen de diversiteit van gebeurtenissen die door penningen zijn vastgelegd. In dit kader worden kort twee andere penningen uit de schenking belicht, een uit 1879 en een uit 1953.
24
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
PENNINGEN IN HET RIJKSMUSEUM
Sinds 1885 beheert het Rijksmuseum Amsterdam een zeer uitgebreide collectie Nederlandse penningen, die in de decennia daarvoor bijeengebracht werd door de verzamelaar P.H. van Gelder (1822-1883). Al deze penningen hebben op een of andere manier betrekking op de geschiedenis van Nederland. De collectie is heel divers. Het belangrijkste onderdeel wordt gevormd door de zogenaamde historiepenningen, penningen die zijn gemaakt om een gebeurtenis vast te leggen, zoals dat ook geldt voor de historieprenten waarvan het Rijksmuseum de eveneens oorspronkelijk particuliere collectie van Frederik Muller bezit. De historiepenning is een fenomeen waarin Nederland vooral in de 17de en 18de eeuw een voortrekkersrol speelde. Nergens werden kleine en grote gebeurtenissen
op zo grote schaal op deze manier herdacht en vastgelegd. Kunstenaars van naam, onder wie vader en zoon Lutma, hielden zich hier onder meer mee bezig. De verzameling Van Gelder omvat een fraai overzicht van deze penningkunst. In totaal telt deze collectie ongeveer 4500 historiepenningen. Er zitten gouden en loden penningen tussen, maar het merendeel is van zilver of brons. De verzameling strekt zich uit van het begin van de 16de eeuw tot in de tweede helft van de 19de eeuw. Het hoeft geen verbazing te wekken dat verhoudingsgewijs de meeste penningen uit de 17de eeuw stammen. De penningverzameling van het Rijksmuseum bestaat behalve uit deze historiepenningen ook uit andere penningsoorten, zoals vroedschappenningen, brandspuitpen-
25
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
ningen, prijsmedailles, reken- en armenpenningen. Een belangrijke collectie gildepenningen bezit het Rijksmuseum dankzij een schenking in 1878 door de verzamelaar F.H. Masschaupt van de door hem bijeengebrachte collectie. Alles bijeen telt de penningverzameling van het Rijksmuseum naar schatting een kleine 10.000 exemplaren. Zeker wat de historiepenningen betreft kan de collectie van het Rijksmuseum, na die van het Koninklijk Penningkabinet in Leiden, als de tweede van het land worden gezien. Ondanks de omvang en de kwaliteit van de penningen, vertoont de verzameling verscheidene lacunes. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het museum zelf er de afgelopen eeuw nauwelijks uit zichzelf iets aan gedaan heeft om deze op te heffen. De collectie, als schenking in het
museum gekomen en niet als gevolg van een actief beleid, werd door het museum sindsdien althans in de praktijk als een afgesloten collectie beschouwd. Nooit kende het museum een aparte conservator voor deze objecten, al hebben wel verscheidene vrijwilligers en tijdelijke krachten zich hier, vaak langdurig en intensief, mee beziggehouden. Het aantal penningen uit de 20ste eeuw is desondanks steeds bescheiden gebleven en lacunes uit eerdere eeuwen bleven meestal lacunes. Gelukkig kunnen nu enkele daarvan worden opgevuld. DE PENNING UIT 1879
In de tweede helft van de 19de eeuw floreerden in Nederland de zogenaamde industriële tentoonstellingen,
waar bedrijven en ambachtslieden hun kunnen toonden. Gangmaker en voorbeeld was de grote internationale tentoonstelling die in 1851 in Londen in het speciaal hiervoor opgetrokken Crystal Palace te zien was. De wedijver waartoe dit soort tentoonstellingen uitlokte werd beschouwd als een stimulans voor goede producten en goede ontwerpen. Het niveau van de Nederlandse (kunst)nijverheid op dergelijke internationale evenementen werd meermalen aan de kaak gesteld. Mede hierom bloeide dit soort manifestaties in Nederland na 1850 op en werd in verschillende steden het initiatief genomen om industriële tentoonstellingen te organiseren. De tentoonstelling die in 1879 in Arnhem werd gehouden was er dan ook een in een langere reeks. Ook de Arnhemse tentoonstelling had tot doel het industriële product, zeker in Nederland een betrekkelijk recente verworvenheid, op een kwalitatief en esthetisch hoger peil te brengen. De wedstrijd hier had zelfs een internationaal karakter: Nederlandse producten moesten zich meten met buitenlandse. Wedijver zou geen echte wedijver worden als er geen prijzen te verdienen waren. Daarom werden medailles uitgegeven om de prestaties van ambachtslieden en fabrieken te bekronen. Overigens kende de Arnhemse tentoonstelling een wel erg ruimharig onderscheidingsbeleid: in de categorie meubels en huisraad bijvoorbeeld werden maar liefst 60 van de 158 inzenders op een of andere wijze bekroond. Op de uitgereikte penning van verdienste, waarvan het Rijksmuseum nu een bronzen exemplaar verwierf, staan een als godin getooide Europese vrouw – Nederland – en een Indonesische man – Nederlands Indië – naast elkaar. Terzijde van de vrouw zijn enkele voorwerpen te zien die het ambacht en de industrie verbeelden: een aambeeld waarop de vrouw een hamer laat rusten, een tandrad, een anker en op de achtergrond een stoommachine. Het tafereel rechts van de man, die zijn hand op de schouder van de vrouw heeft gelegd, oogt wat idyllischer. Hij staat naast enkele producten van het Indische land, terwijl op de achtergrond een huisje met palmboom is te zien. De keerzijde vertoont een met lauwerkrans omgeven cartouche waarin de naam van de winnaar kon worden gegraveerd. Dat is hier om onbekende redenen niet gedaan. Deze penning was bestemd voor deelnemers aan de nationale wedstrijd. Er is ook een penning gemaakt voor deelnemers aan de internationale wedstrijd, met een andere voorzijde, en één voor de leden van het bestuur en de jury’s, met de voorzijden van de twee prijspenningen. In de collectie Van Gelder bevindt zich hiervan al een exemplaar (NG-VG-1-4319). Het ontwerp van deze penningen is van de Arnhemse tekenaar Noach van der Waals (1852-1930); de uitvoering was in handen van de in deze periode zeer actieve Amsterdamse medailleur Jacob Samuel (‘Jacques’) Cohen Elion (1840-1893).
26
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
WATERSNOOD 1953
De in 1925 opgerichte Vereniging voor Penningkunst geeft nog steeds jaarlijks een of meer penningen uit. Hoofddoel is zo de penningkunst zelf te bevorderen. Onderwerp van veel penningen zijn herdenkingen van bijzondere gebeurtenissen of van personen, maar er verschijnen ook penningen die hiermee geen relatie hebben en dus louter penningkunst zijn. In het begin van de jaren vijftig gaf de Vereniging jaarlijks één penning uit. Voor 1953 betrof het een penning ter nagedachtenis van de dichteres, schrijfster en politica Henriette Roland Holst, die het jaar ervoor op hoge leeftijd was gestorven. Maar de watersnoodramp die Nederland begin 1953 trof, bracht de Vereniging ertoe om dat jaar bij wijze van uitzondering een extra penning uit te geven, mede met het doel uit de opbrengst hiervan de slachtoffers financieel bij te staan. De penning werd ontworpen door de veelzijdige kunstenaar L.O. (‘Oscar’) Wenckebach (1895-1962). Wenckebach schilderde, tekende, etste, maakte houtsneden en beeldhouwde. Zijn bekendste werk is ongetwijfeld het beeld Monsieur Jacques bij de ingang van het Kröller-Müller Museum op de Hoge Veluwe, maar ook de cent, stuiver en het dubbeltje en kwartje met de beeltenis van koningin Juliana zijn door Wenckebach ontworpen. Van deze door Koninklijke Begeer te Voorschoten gegoten penning werden 387 zilveren en 1954 (!) bronzen exemplaren verkocht, hetgeen een donatie aan het Nationaal Rampenfonds van 18.450 gulden betekende. De penning toont een man vanaf zijn middel, die in het water staat en zijn armen omhoog strekt. Zijn hoofd heeft hij zo geheven dat zijn kin net boven het wateroppervlak uitkomt. De simpele tekst Watersnood 1953 is voldoende om te begrijpen wat hier wordt verbeeld. Het tijdschrift van de Vereniging merkte in 1954 bovendien nog op dat de kloeke letters van het sober opschrift voorkomen dat ‘t water wegvloeit van het penningrond! De keerzijde toont de verlossing, de redding uit een schijnbaar uitzichtloze situatie. Wanhoopt niet luidt de tekst, waarbinnen Noachs duif vliegt, met de olijftak in zijn snavel. De symbolische betekenis hiervan laat eveneens weinig te raden over. De zilveren penning die het Rijksmuseum nu ontving bevindt zich nog in het originele kartonnen doosje ◆ Gijs van der Ham
Geraadpleegde literatuur: T.M. Eliëns, Kunst Nijverheid Kunstnijverheid, Zutphen 1990, pp. 120-122. W.K.F Zwierzina, Beschrijving der Nederlandsche of op Nederland en Nederlanders betrekking hebbende penningen, geslagen van 1864 tot 31 augustus 1898, Amsterdam 1908, nr. 487. A.C. von Weiler, Penningen geslagen of gegoten in de jaren 1935-1960 [door Koninklijke Begeer], z.p. 1960, nr. 2072. L. Tilanus, Handzame sculptuur. De geschiedenis van de Vereniging voor Penningkunst, Amsterdam 2000, pp. 231-233.
De Vereniging Rembrandt en het Prins Bernhard Cultuurfonds TEIO MEEDENDORP
Het Prins Bernhard Fonds
Wanneer de Vereniging Rembrandt een museale aanveranderde in oktober 1999 koop steunt, wordt daarbij zijn naam in Prins Bernhard vermeld dat dit geschiedt ‘mede dankzij het Prins Cultuurfonds, zodat het doel Bernhard Cultuurfonds’. van dit fonds voor iedereen Wat is de achtergrond van deze toevoeging? Mevrouw duidelijker werd. Het is nameEsmeijer: ‘Het Prins Bernhard lijk het grootste particuliere Cultuurfonds krijgt sinds hun oprichting geld van de cultuurfonds in Nederland BankGiroLoterij en De Lotto. en het besteedt elk jaar zo’n Het Cultuurfonds treedt op Dr A. Esmeijer Directeur Prins Bernhard Cultuurfonds als een soort koepelorgani16 miljoen euro aan 3500 satie voor de verdeling van tot 4000 projecten en instellingen op het die gelden over de culturele sector. De Vereniging Rembrandt kreeg aanvankegebied van cultuur en natuurbehoud in lijk een vast percentage (10%) van alle netto Nederland. De Vereniging Rembrandt ontvangen loterijgelden. In 1989 hebben de besturen van beide organisaties afgesprokrijgt jaarlijks uit dit budget een bijdrage. ken dat de Vereniging Rembrandt jaarlijks Dr Adriana Esmeijer volgde in 2001 Mr Jan een subsidieverzoek bij ons indient. Het bedrag wordt elk jaar bij bestuursbesluit vastHerman Meerdink op als directeur van gesteld, maar de hoogte fluctueert niet meer het Prins Bernhard Cultuurfonds. In een dan 10% van het laatst gegeven bedrag.’ Van Ittersum: ‘Dat klopt. In het latere regime vraaggesprek met haar en Boudewijn van is het aandeel feitelijk gedaald. Het percenIttersum, directeur van de Vereniging tage van de bijdrage is hetzelfde gebleven, maar als het fonds minder inkomsten krijgt, Rembrandt, worden de onderlinge betrekdalen natuurlijk ook de inkomsten van de kingen nader toegelicht. Vereniging Rembrandt.’ De grote zorg van beide organisaties is de toekomst van de loterijen. Esmeijer: ‘Dat is overigens voor alle goede doelenorganisaties een grote onzekerheid. De overheid wil nieuwe loterijen, eventueel ook buitenlandse, toelaten, zodat de onderlinge concurrentie zal toenemen. Meer bedrijfsmatige loterijen zullen de inkomsten doen stijgen, waarvan alle goede doelen in Nederland zullen profiteren, aldus het nieuw voorgestelde kabinetsbeleid. Wij menen echter dat de markt niet veel verder zal groeien en dan wordt de spoeling alleen maar dunner. Bovendien wil men het percentage van 60% van de omzet dat door de particuliere loterijen aan goede doelen moet worden
27
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
uitgegeven terugbrengen tot minimaal 25% voor alle loterijen (inclusief de Staatsloterij). Iemand die meedoet aan een loterij weet meestal niet precies welke doelen hij hiermee steunt. Men zoekt naar een transparantere situatie, waarbij ik me wel iets kan voorstellen. Alleen, ik vraag me af of een marktgerichte benadering voor ons als cultuursector de beste is.’ Van Ittersum: ‘Je krijgt dan een afweging bij de loterijen van: Welke doelen steun ik? Die doelen, die in de markt de meeste lotenverkoop opleveren. De cultuursector is al onderbedeeld en dat zal er in de nieuwe regeling zeker niet beter op worden. Cultuur heeft immers een duidelijk maatschappelijk aspect en daarmee moet bij de verdeling rekening gehouden worden.’ Esmeijer: ‘Alle gelden die wij via de loterijen, collectes en schenkingen binnenkrijgen, worden 100% uitgekeerd aan cultuur en natuurbehoud. Daarvan zijn de loterij-inkomsten het grootste. Als deze sterk zouden verminderen, dan houd je natuurlijk nooit 16 miljoen euro per jaar subsidiebudget.’ Esmeijer merkt op dat in een dergelijke situatie ook de hoogte van de jaarlijkse bijdrage aan de Vereniging Rembrandt in gevaar komt. Van Ittersum: ‘Tot nu toe is ongeveer de helft van de steun voor de Vereniging Rembrandt afkomstig uit de loterij-inkomsten en we maken hier dankbaar gebruik van. Omdat de behoefte aan steun bij de musea toeneemt en de loterijinkomsten zo onder druk staan, moeten we tevens met veel inzet andere geldbronnen zien te activeren, zoals met een actievere particuliere fondsenwerving.’ Esmeijer: ‘Jullie zijn daar de laatste tijd actief mee bezig.’ Van Ittersum: ‘Inderdaad, maar het Prins Bernhard Cultuurfonds is ons hierin destijds voorgegaan, met de Fondsen op Naam gaven jullie een goed voorbeeld.’ Esmeijer: ‘Daar zijn wij in de jaren tachtig mee begonnen. Inmiddels hebben wij er 129 en nummer 130 is in de maak. Dat is een succesformule gebleken. Daarmee bied je mensen als het ware een vleugje onster-
felijkheid, want zo’n fonds blijft nog vele jaren in stand, ook als degene die het heeft gesticht er niet meer is. Het gaat om grotere bedragen; de minimale inleg bij ons is 50.000 euro.’ Van Ittersum: ‘Wij hebben naar dit goede voorbeeld het Themafonds (minimale bijdrage 5.000 euro) en het Rembrandtfonds op Naam (minimale bijdrage 75.000 euro) ontwikkeld. Je merkt dat stichters van zo’n fonds het bovendien prettig vinden om de bestemming van hun geld richting te geven. Wij spreken vooral die mensen aan, die ons openbaar kunstbezit ter harte gaat en die bepaalde verzamelgebieden willen steunen, zoals bijvoorbeeld 17de-eeuwse schilderkunst, beeldhouwkunst, moderne kunst. Zij verzamelen zelf vaak ook en vinden het belangrijk dat het Nederlandse openbare kunstbezit op hun favoriete terrein ook door toekomstige
28
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
generaties ten volle genoten kan worden.’ Is er eigenlijk sprake van concurrentie tussen het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Vereniging Rembrandt als het gaat om fondsenwerving en besteding van gelden? Wordt er bijvoorbeeld niet in dezelfde vijver gevist? Esmeijer: ‘Zo zien wij dat helemaal niet. We hebben nu eenmaal de afspraak dat de Vereniging Rembrandt zich bezighoudt met kunstaankopen voor de musea. Zij heeft op dit terrein een jarenlange expertise. In principe doen wij dat dus niet, al komt het incidenteel wel voor. Wij aanvaarden in principe geen Fondsen op Naam die alleen maar voor aankopen zijn bedoeld. Mensen die daarvoor bij ons komen, verwijzen wij door naar de Vereniging Rembrandt. Als men perse het Fonds op Naam bij ons wil onderbrengen, zeggen wij natuurlijk geen nee.’
Bij sommige Fondsen op Naam is naast andere zaken ook de verwerving van objecten opgenomen. Dat doen wij dan meestal niet alleen. In het geval van een incidentele omvangrijke aankoop wordt er in goed overleg samengewerkt om een steunaanvraag te kunnen honoreren. We zitten hier niet om elkaar vliegen af te vangen.’ Van Ittersum: ‘Het is van belang dat naar buiten toe helder is dat de Vereniging Rembrandt zich richt op kunstaankopen en dat het Prins Bernhard Cultuurfonds zich hier niet op richt, maar op het veel bredere culturele terrein.’ Dat brede terrein blijkt alleen al uit de lijst van de Fondsen op Naam die door het Prins Bernhard Cultuurfonds worden beheerd. Zo is er het Buchter-De Vries Fonds voor Het ondersteunen van projecten op het terrein van de antieke vloer-, dak- en wandtegels in Nederland. De steun is bedoeld voor
In opdracht van het Prins Bernhard Cultuurfonds ontwierp Claudie de Cleen een raam voor de Leidse Schouwburg.
aankoop, beschrijving, (wetenschappelijk) onderzoek, publicaties en tentoonstellingen; of het H.J.O. Montauban-Ballintijn Fonds voor Het financieel ondersteunen van jonge talentvolle musici. Het werkterrein van het Prins Bernhard Cultuurfonds is breed: muziek, toneel, dans en film, beeldende kunst en monumentenzorg, letteren, geesteswetenschappen, kunst- en cultuureducatie en ook natuurbehoud. Dat laatste is voor velen wellicht een verrassing. Esmeijer: ‘Onze doelstelling is het ondersteunen van de cultuur en het natuurbehoud in Nederland en de promotie van Nederlandse cultuur in het buitenland. In verband met de grote verscheidenheid van ons werkterrein is het moeilijk ons te profileren en dat is de reden waarom wij onlangs besloten hebben tot een meerjarige promotiecampagne met T.V.-commercials, radiospotjes en dergelijke. Onze naamsbekendheid bleek uit marktonderzoek zeer gering. Als mensen ons al kennen, weten zij vaak niet wat wij doen. Bij Prins Bernhard denkt men eerder aan het Wereld Natuur Fonds.’ De Prins is regent van het naar hem genoemde fonds, dat voortkomt uit het in de oorlog opgerichte Spitfire Fonds. Esmeijer: ‘Onder zijn leiding is tijdens de tweede wereldoorlog geld ingezameld bij het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland met als doel om jachtvliegtuigen, spitfires, aan te schaffen die aan de Engelsen ter beschikking werden gesteld om Nederland te bevrijden. Dat is ook gebeurd, maar na de oorlog stond er op een Londense bank nog een flinke som geld. Toen is besloten dit aan te wenden voor het moreel herstel van Nederland na de oorlog en zo kreeg het Spitfire Fonds,
29
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
herdoopt tot Prins Bernhard Fonds, een nieuwe culturele bestemming.’ Het fonds heeft in alle provincies afdelingen, die tot 1 oktober 1999 Anjerfondsen werden genoemd. Mede ter bevordering van de naamsbekendheid zijn alle Anjerfondsen hernoemd tot Prins Bernhard Cultuurfonds met toevoeging van de provincie- of stadsnaam. De Vereniging Rembrandt heeft met een soortgelijk probleem te maken. Van Ittersum: ‘Wij zijn er trots op dat de Koningin onze Beschermvrouwe is, maar veel mensen denken bij de naam Vereniging Rembrandt nog te veel aan alleen Rembrandt en “oude” kunst. Wij bestaan al sinds 1883, toen een aantal vermogende particulieren het terecht van groot belang achtte dat belangrijke kunstwerken, vaak schilderijen van oude meesters, voor Nederland behouden bleven en hiervoor geld gaven. Ondertussen is onze taak breder geworden en ondersteunen wij grote en kleine musea om hun collecties op peil te houden en met waardevolle kunst te verrijken. Dan gaat het de ene keer inderdaad om een Rembrandt – bijvoorbeeld diens Portret van een oude man voor het Mauritshuis – en de andere keer om een biscuitgroep van Loosdrechts porselein voor het Kasteel-Museum Sypesteyn.’ (N.B. Voor de aankoop van het Portret van een oude man kreeg het Mauritshuis van het Prins Bernhard Cultuurfonds rechtstreeks € 226.890.) Esmeijer: ‘Wat betreft de promotie ben ik toch jaloers op jullie eenduidige doelstelling; jullie hebben het heel wat gemakkelijker dan wij. Ik denk dat wij ook in de toekomst nog veel van elkaar kunnen leren.’ ◆
Het Prins Bernhard Cultuurfonds is een particuliere stichting die jaarlijks met een activiteitenbudget van 16 miljoen euro 3.500 tot 4.000 projecten en instellingen op het gebied van cultuur en natuurbehoud in Nederland subsidieert. Het werkterrein van het fonds is zeer divers: theatermakers, dansscholen, musea, musici, beeldend kunstenaars, wetenschappers, maar ook fanfarekorpsen, vleermuizentellers en vlinderbeschermers kunnen bijvoorbeeld voor financiële ondersteuning allemaal een beroep doen op het fonds. Een bijdrage kan uiteenlopen van een werkbeurs in het buitenland voor een jonge getalenteerde beeldhouwer, tot de aanschaf van nieuwe muziekinstrumenten voor het plaatselijke muziekkorps. Daarnaast reikt het Prins Bernhard Cultuurfonds jaarlijks diverse prijzen en een onderscheiding uit aan personen en instellingen die vanwege hun bijzondere prestaties of door hun oeuvre een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de cultuur en/of het natuurbehoud in Nederland. Het fonds heeft in elke provincie en in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam een afdeling voor de ondersteuning van regionale en lokale projecten en activiteiten. De bijdrage aan de Vereniging Rembrandt bedroeg in 2001 593.091 euro.
Voor meer informatie: www.cultuurfonds.nl
De Hangplek NELLEKE NOORDERVLIET
Ik kom niet alle dagen in Madrid, dus toen ik in Tokyo was en een tentoonstelling zag aangekondigd met hoogtepunten uit het Prado, was ik snel ter plaatse om naar ik hoopte een paar van mijn favorieten weer te zien, bien étonnés elkaar daar aan te treffen.
Er was gerekend op grote toeloop gezien de dranghekken en de stewards. Buiten viel het wel mee, maar binnen was het inderdaad druk. Over de hoofden van talloze Japanners die langs de schilderijen trokken als nomaden door een onbekend landschap, keek mij het gekwelde zelfportret van Goya aan. Dat ik hier nou moet hangen! leek hij te zeggen. Dat jij me hier moet zien! Ze hadden iets hulpeloos, al die schilderijen. Iets kwetsbaars en voorlopigs, zoals ze daar in klefwarme zalen waren opgehangen, dicht opeen en slecht belicht. Ontheemd. Er was geen aandacht besteed aan hun individuele kwaliteiten, het was puur een willekeurige, chronologisch opgehangen etalering van dingen waarvan wordt beweerd dat ze mooi en kostbaar zijn. Het had wel wat weg van een boedelveiling. De tentoonstelling zou toch wel een groot doch niet erg kritisch publiek trekken, waarom zou je dus een interessante keuze en een mooie inrichting maken, zo luidde de onuitgesproken veronderstelling. Het Prado had – op enkele fraaie stukken van Velasquez, Goya en Zurbaran na – zijn kelders omgekeerd. Wat er aan kwaliteit ontbrak moest de kwantiteit goedmaken. Goya hing dus pal naast zijn eigen Kolos, die – weggenomen uit de Pinturas Negras – een eenzame indruk maakte. De Kolos hing weer pal naast een frivool werkje van een kleine meester. Zo kun je zelfs Goya om zeep helpen. De Japanners schoven plichts-
30
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
links: Louisiana in het Deense Humlebaeck. Rechts: Insel Hombroich in de buurt van Düsseldorf
getrouw in dichte drommen langs bijbelse taferelen van dood en verderf, heftig en plastisch verbeeld, zo geheel anders dan de Japanse verfijning of gestileerde verschrikking op kamerschermen en houtsneden. Ik vroeg me af hoe de bezoekers de carrousel van schilderijen ondergingen. Duizelend? Verbijsterd? Vervreemd? Er was een duidelijke discrepantie tussen de plek waar de schilderijen waren opgehangen en hun werking. Er was iets mis. Er gebeurde iets niet. Ze waren niet meer dan doek en verf. De werking van een kunstwerk hangt niet alleen samen met de manier waarop het wordt tentoongesteld in het gebouw zelf. Die hangt ook samen met de architectuur van het gebouw en de plaats waar het staat. De collectie van het Prado in het Prado zelf, in Madrid, in Spanje, in het hart van de cultuur waarin veel van die meesterwerken zijn ontstaan, werkt anders dan diezelfde collectie in een op zichzelf fraai gebouw van Le Corbusier in een stad als Tokyo. Kunstwerken op reis moeten met meer dan normale aandacht worden omringd. Of was ik,
omdat ik op reis was, uit mijn doen? De hangplek is niet alleen de vierkante meter muur, maar veel meer dan dat. De hangplek is de gehele context. Grote musea, gevestigd in eerbiedwaardige gebouwen, paleizen of speciaal ontworpen kunsttempels in metropolen ademen een atmosfeer van plechtigheid, van cultureel gewicht, van rijkdommen en schatkamers. Kunst als wijding. Tentoonstellingsmakers moeten met dat gegeven spelen. Deftigheid afzwakken of juist overdrijven, frivoliteit introduceren, gelegenheid geven temidden van de overvloed het eenvoudige detail te kunnen blijven zien. In Nederland hebben we uitstekende voorbeelden van fraai ingerichte tentoonstellingen, die recht doen aan de tentoongestelde werken en die er een dimensie aan toevoegen. Er zijn meer manieren om kunst te huisvesten dan een paleis of een tempel alleen. De moderne neiging is om gebouwen die aanvankelijk allesbehalve bedoeld waren voor kunst niettemin
Foto’s: Jan Meijering
een museale functie te geven: zo werden fabriekshallen, stationsgebouwen en zwembaden het onderkomen voor kunst. Vaak met een verrassend effect. Weer heel anders is het idee dat ten grondslag ligt aan Insel Hombroich in de buurt van Düsseldorf. Dat is als geheel zelf als Gesammtkunstwerk gedacht. Natuur, gebouwen en kunst zijn in een diepzinnig gesprek met elkaar verwikkeld. De kunst is verbonden met aarde en groei en soberheid en een vegetarisch/holistisch aandoende levensbeschouwing. Daar kun je het mee eens zijn of niet, je kunt je erin thuisvoelen of niet, maar het heeft beslist zeggingskracht. Er is betovering. Ik heb het blauw van Yves Klein zelden zo blauw zien zijn als daar. En zelden heb ik zoveel aandacht bemerkt voor
31
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
De beeldenzaal van het Kröller-Müller Museum, Otterlo
subtiele verhoudingen, voor verrassende contrastwerking tussen binnen en buiten. ‘Louisiana’ in het Deense Humlebaeck is ook een schitterend museum, deels landhuis, deels modern gebouw, aan zee en in een park gelegen, waar kunstwerken en natuur met elkaar verbonden zijn. Er is een onvergetelijke ruimte met Giacometti’s, en de Henry Moore buiten op een met gras begroeid duin afgezet tegen de onmetelijke blauwe of grijze zee brengt de eeuwigheid nabij. Een heel enkele keer weet beeldende kunst me tot tranen toe te ontroeren. Dat lukte daar. Wij hebben Kröller-Müller. Het is een feest dat gebouw te naderen door een landschap dat in zijn uitgestrektheid af en toe doet geloven dat we in Neder-
land ruimte zat hebben. Al is de beeldentuin wel erg gestileerd en parkachtig en zou hij van mij ‘natuurlijker’ mogen zijn, meer in aansluiting op het gebied eromheen, toch biedt hij de beelden die er staan adem en rust. De hal met beelden binnen heeft prachtige grote ramen. Ze staan in wezen buiten. Dat de schilderijen dan weer in een vrijwel lucht- en lichtdicht afgesloten ruimte hangen, heeft misschien te maken met conserveringsproblemen, maar maakt me benauwd. Het licht is zo egaal en dicht en de kamers met schilderijen lijken zo op cellen aan weerszijden van een gang, dat ik niets meer zie. Er komt een waas voor mijn ogen, ik raak het gevoel voor afstand kwijt en ben bang overal tegenaan te lopen. Ik was er om de hangplekken van
Vereniging-Rembrandtkinderen te lokaliseren. Ik vond ze tot mijn spijt niet allemaal. Een stilleven van Van Reymerswaal hing mooi met natuurlijk licht van buiten, daar waar een raam tot mijn vreugde uitzicht bood op de natuur. Het zeegezicht van Jan Toorop viel een beetje weg in een grijs zaaltje, evenals het herfstlandschap met vier bomen van Van Gogh. Hoe graag had ik die niet willen zien converseren met het licht en de bomen van de Hoge Veluwe. Toen ik rondliep in dat prachtige gebied, en de onvergankelijke kunstwerken zag in de setting van de almaar stervende en weer tot leven komende natuur, produkten van sterfelijke mensen met ambities voor onsterfelijkheid, zag ik de natuurbegraafplaats in Hoog
32
Interieuropnames van Museum Het Valkhof, Nijmegen
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
Soeren voor me, niet ver van KröllerMüller. Hier een mooie hangplek, daar een mooie ligplek, dacht ik. Mijn tocht langs hangplekken bracht me vervolgens naar Nijmegen. In het nieuwe museum Het Valkhof is alles wat van belang is en was voor Nijmegen samengebracht. Het is een verrassend gebouw van Ben van Berkel met helaas een duizelingwekkende trap naar de garderobe en het café beneden, waar ik vergeefs zocht naar een leuning om me aan vast te grijpen. Ik ben niet stokoud en slecht ter been, maar heb moeite met het zien van diepte en afstapjes. Ik ben niet de enige, maar helaas wordt met mijn onschuldige maar vaker voorkomende afwijking geen rekening gehouden. Boven hangt de kunst. Daglicht dringt
volop door in de ruime, hoge zalen, en er is een schitterend uitzicht voorzien op het oude Valkhof en de rivier. Zo moet het, dacht ik. Je kijkt in het museum naar de geschiedenis van een stad en je voelt je ook werkelijk in die stad en in haar geschiedenis aanwezig. Vanaf het rijke Romeinse verleden gaat de bezoeker via het rijke Roomse leven naar de moderne kunst in het Rijk van Nijmegen. Van potscherven naar gildebekers en van theeserviezen naar portretten en installaties. De verschillende afdelingen zijn wel van elkaar gescheiden, maar je kunt op elk willekeurig moment in de geschiedenis beginnen en tegelijk doorkijkjes behouden naar andere momenten van de geschiedenis, waardoor het een mooi geheel vormt. De kinderen van de Vereniging Rem-
N I E U W S VA N D E V E R E N I G I N G Op 12 oktober a.s. wordt de Algemene Ledenvergadering in Amsterdam gehouden, zoals u op de achterpagina van dit Bulletin kunt lezen. Op dezelfde dag is er een exclusieve ledenontvangst georganiseerd in het Amsterdams Historisch Museum, waar de tentoonstelling Kopstukken. Amsterdammers geportretteerd 1600 -1800 de dag daarvoor voor publiek is geopend. Hoewel de Algemene Ledenvergadering en de ledenontvangst weer op dezelfde dag zijn georganiseerd, hebben wij dit jaar in verband met de beperkte ruimte voor een nieuwe formule gekozen. De leden die er geen prijs op stellen de ledenvergadering bij te wonen, krijgen nu de gelegenheid zich uitsluitend op te geven voor de inleiding op en de bezichtiging van de tentoonstelling. Zo kunt u kiezen voor èn de ALV èn de ledenontvangst ofwel voor één van beide. De inleiding op de tentoonstelling zal dit keer worden verzorgd door ons bekende oud-bestuurslid prof. dr H.W. van Os. Wij zijn hem en het Museum hiervoor zeer dankbaar. Ik raad u aan u tijdig voor de lezing en de bezichtiging op te geven. We verwachten wel dat u dan ook komt en dat er niet – zoals bij de voorjaarsbijeenkomst in het Van Gogh Museum helaas gebeurde – onnodig schaarse plaatsen onbezet blijven. Tijdens de Algemene Ledenvergadering zal ondermeer het jaarverslag over 2001 aan de orde komen. Wij kunnen terugkijken op een goed jaar met een sterke ledenaanwas, met name dankzij een ledenactie in samenwerking met Van Lanschot Bankiers. Verheugend was ook dat – in aanvulling op de jaarlijkse bijdrage van het Prins Bernhard Cultuurfonds, waarop in dit nummer een toelichting wordt gegeven – de inkomsten uit eigen fondsenwerving toenamen, waartoe zowel de contributies als giften, erfstellingen en legaten van particulieren, waaronder enkele Rembrandtfondsen op Naam, bijdroegen. De steunverlening ten behoeve van kunstaankopen door musea nam toe tot 1,2 miljoen euro. Hierin hebben 17 grote en kleinere musea gedeeld.
brandt hebben alle een ereplaats. Als ik thuiskom kijk ik naar de schilderijen aan mijn muren. Hangen ze lekker? Zijn ze wel in gesprek met het uitzicht? ◆
Tussenbalans enquête voorkeur verzamelgebieden (de cijfers zijn afgerond op vijftallen)
middeleeuwse kunst/kerkelijke kunst: schilderkunst 17 de eeuw: schilderkunst 18 de en 19 de eeuw schilderkunst 20 ste eeuw/eigentijdse kunst: beeldhouwkunst: prenten en tekeningen: kunstnijverheid: niet-westerse kunst:
33
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
330 385 385 480 330 280 340 125
Wij hopen dat deze positieve trend in de fondsenwerving de komende periode kan worden voortgezet. Hieraan wordt hard gewerkt, waarbij de nieuwe brochure Geven om Kunst: de Kunst van het Geven een belangrijk instrument is. Hierin is interessante informatie opgenomen over de verschillende – fiscaal gunstige – vormen van schenken, zoals een bijdrage aan een Themafonds of het oprichten van een Rembrandtfonds op Naam, een persoonlijke manier om van uw betrokkenheid blijk te geven. Mocht u geïnteresseerd zijn of geïnteresseerden kennen, dan zenden wij de brochure graag toe. Het toenemen van de belangstelling onder de leden voor het werk van de Vereniging blijkt niet alleen uit de deelname aan de activiteiten, maar ook uit de reactie op de enquête naar de voorkeur voor de verschillende verzamelgebieden. Ongeveer 10% van de leden heeft hier tot nu toe op gereageerd. Uit de tussenbalans (zie kader) blijkt dat de voorkeuren redelijk over de verschillende gebieden verdeeld zijn. Opvallend is dat de belangstelling voor de 20ste-eeuwse schilderkunst/eigentijdse kunst het hoogste scoort. Toen de Vereniging in 1883 werd opgericht ging het er vooral om de 17de-eeuwse meesterwerken voor ons land te bewaren. In de loop der tijd heeft een verruiming plaatsgevonden naar steunverlening aan de wenselijke verbreding en verdieping van het Nederlandse openbare kunstbezit in meer algemene zin. Het is daarom verheugend te constateren dat de leden een overeenkomstige brede belangstelling vertegenwoordigen en we zullen hiermee in ons activiteitenprogramma rekening houden. B. F. van Ittersum, directeur
ALGEMEEN
De Vereniging Rembrandt werd onder de naam Vereeniging Rembrandt tot behoud in Nederland van kunstschatten opgericht op 24 september 1883. Het doel van de vereniging is het behouden en uitbreiden van kunstschatten voor Nederland, en het verrijken van het openbare bezit aan kunstschatten in Nederland. De vereniging is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam, no. V40531186. LIDMAATSCHAP
Ingevolge besluit van de Algemene Ledenvergadering 2000 zijn de contributies met ingang van 2002 als volgt vastgesteld:
■ gewoon lidmaatschap:
tenminste 50 euro per jaar ■ echtpaar/partners lidmaatschap (twee personen): tenminste 75 euro per jaar ■ jongerenlidmaatschap (t/m 25 jaar): tenminste 20 euro per jaar ■ lidmaatschap voor het leven: tenminste 1000 euro (eenmalig) ■ bedrijfslidmaatschap: tenminste 2500 euro per jaar De leden hebben op vertoon van hun lidmaatschapskaart gratis toegang tot de permanente collecties van de ruim honderd musea waaraan de Vereniging Rembrandt steun heeft verleend, alsmede tot de ledenvergaderingen en de bijzondere ledenbijeenkomsten. Voorts ontvangen de leden het Bulletin met actuele informatie en beschou-
wingen door experts en fraaie afbeeldingen van de kunstwerken die met steun van de Vereniging Rembrandt zijn verworven (echtpaar/partnersleden ontvangen één Bulletin). Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met het bureau van de Vereniging Rembrandt.
G E V E N O M K U N S T ? D E K U N S T VA N H E T G E V E N ! De Vereniging Rembrandt steunt kunstaankopen van musea ten behoeve van ons openbaar kunstbezit. Van overheidswege wordt dit particulier initiatief fiscaal ondersteund. Voor giften van particulieren gelden onder bepaalde voorwaarden aftrekmogelijkheden voor de inkomsten- en successiebelasting. De Vereniging Rembrandt is geheel vrijgesteld van schenkings- en successierechten. Zo kan zij optimaal profiteren van uw gift tijdens uw leven of bij erfstelling. Op welke wijze levert uw schenking meer op? ■ Een gift is een schenking uit vrijgevigheid zonder dat daar op geld waardeerbare aanspraken tegenover staan. De Vereniging Rembrandt is gebaat bij elke gift. De gift kan in geld of natura (w.o. kunstvoorwerpen) geschieden en als eenmalige of periodieke schenking gedaan worden. Fiscaal is het het aantrekkelijkst voor u om de schenking in vijf of meer vaste termijnen te voldoen. Voor een dergelijke gift is, evenals bij erfstellingen of legaten, het inschakelen van een notaris nodig. De Vereniging Rembrandt is bereid de notariële kosten voor haar rekening te nemen bij periodieke giften vanaf € 200 per termijn. ■ Door erfstelling of legaat kunt u uw vermogen, een bedrag en/of kunstvoorwerpen nalaten aan de Vereniging Rembrandt. De bestemming van de kunstvoorwerpen kan worden bepaald in overleg met de Vereniging Rembrandt. Hiervoor geldt onder bepaalde voorwaarden de genoemde vrijstelling van successierechten.
34
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
■ U kunt door tussenkomst van de Vereniging
Rembrandt een aanzienlijk bedrag aan successierechten besparen bij een zogeheten schenking of legaat aan derden vrij van rechten en kosten. Wij geven u hierover graag een nadere toelichting. ■ Ten slotte noemen wij de bijzondere mogelijkheid dat erfgenamen het successierecht gedeeltelijk voldoen door overdracht van kunstvoorwerpen aan de Staat. U kunt ons hierover raadplegen. Waaraan draagt u bij? U draagt bij aan de realisatie van de algemene doelstelling van de Vereniging Rembrandt: verrijking van ons openbaar kunstbezit in algemene zin, of aan de verwerving van kunstwerken op een bepaald verzamelgebied. Nieuwe mogelijkheden zijn: een Rembrandtfonds op Naam of een Themafonds. Wat is een Rembrandtfonds op Naam? Een persoonlijke manier van schenken of nalaten.
Het is een apart fonds, waarvan de oprichter in samenspraak met de Vereniging Rembrandt de naam bepaalt (bijvoorbeeld de naam van de stichter[s]), de doelstelling en de wijze van besteding. Voor een Rembrandtfonds op Naam geldt een minimum bedrag van € 75.000. Wat is een Themafonds? Deze fondsen worden in het leven geroepen voor degenen, die geïnteresseerd zijn in een bepaald verzamelgebied. U kunt bijdragen aan een afzonderlijk Themafonds, bedoeld om bepaalde onderdelen van de openbare collecties te steunen, bijvoorbeeld 17de-eeuwse schilderkunst, religieuze kunst, prenten en tekeningen, beeldhouwkunst, kunstnijverheid of moderne kunst. Op deze wijze kunt u daadwerkelijk bijdragen aan kunstaankopen in bepaalde richtingen. In een Themafonds kunt u participeren vanaf € 5.000. Nadere informatie Wij geven u graag nadere informatie over de vermelde mogelijkheden. Hiervoor is een speciale brochure Geven om kunst? De kunst van het Geven samengesteld, die wij u desgevraagd toezenden. Wij nodigen u uit om hierover contact op te nemen met het Bureau (Mr Eva M. van der Dussen, telefoon 070 - 427 17 20, e-mail:
[email protected]).
Stedelijk Museum
ALKMAAR •
Kasteel Amerongen
AMERONGEN •
Museum Flehite
AMERSFOORT •
Allard Pierson Museum
AMSTERDAM •
•
Amsterdams Historisch Museum
•
Bijbels Museum
•
Joods Historisch Museum
•
Museum Amstelkring
•
Museum het Rembrandthuis
•
Museum Willet-Holthuysen
•
Nederlands Scheepvaartmuseum
•
Pijpenkabinet & Smokania
•
Rijksmuseum
•
Stedelijk Museum
•
Stedelijk Museum Bureau Amsterdam
•
Tropenmuseum
•
Van Gogh Museum Paleis Het Loo - Nationaal Museum
APELDOORN •
Museum Stad Appingedam
APPINGEDAM •
• • GRONINGEN • HAARLEM •
• HATTEM •
ASSEN •
Drents Museum
ASTEN •
Beiaard- en Natuurmuseum Asten
HELMOND •
Het Markiezenhof
BERGEN OP ZOOM •
• HEUSDEN A/D MAAS • HILVERSUM • HOORN • KATWIJK • LAREN • LEEK • LEENS • LEERDAM • LEEUWARDEN •
•
Breda’s Museum
BREDA •
Historisch Museum Den Briel
BRIELLE •
Museum Lambert van Meerten
DELFT •
Stedelijk Museum Het Prinsenhof
•
LEIDEN •
•
Gemeentemusea
DEVENTER •
Dordrechts Museum
DORDRECHT •
Museum Mr. Simon van Gijn
•
Museum Kempenland
EINDHOVEN •
Stedelijk Van Abbemuseum
•
Stg Rijksmuseum Zuiderzeemuseum
ENKHUIZEN •
Rijksmuseum Twenthe
ENSCHEDE •
Gorcums Museum
GORINCHEM •
Stedelijke Musea
GOUDA •
’ S-GRAVENHAGE • Gemeentemuseum Den Haag
Wereldmuseum Rotterdam/
•
NAi Nederlands Architectuur-
•
• • • LIMMEN •
LOOSDRECHT • MAARSSEN • MAASTRICHT •
Frans Halsmuseum Voerman Museum Gemeentemuseum Helmond Noordbrabants Museum Het Gouverneurshuis
ROZENDAAL • DE RIJP • RIJSWIJK (ZH) • SCHIEDAM • SCHOONHOVEN • SLUIS •
Westfries Museum Katwijks Museum
SNEEK • TIEL •
TILBURG •
Fries Museum Museum Het Princessehof/
UDEN • UITHUIZEN • UTRECHT •
•
Rijksmuseum Het Koninklijk
• VAASSEN • VELSEN-ZUID •
De Pont, Stichting voor Museum voor Religieuze Kunst Menkemaborg Centraal Museum Nationaal Museum van Museum Catharijneconvent Kasteel de Cannenburch Museum Beeckestijn
Rijksmuseum van Oudheden
Museum Swaensteyn
Rijksmuseum voor Volkenkunde
WEESP •
Gemeentemuseum
Stedelijk Museum De Lakenhal
WIJHE •
Kasteel het Nijenhuis
Hortus Bulborum (bereikbaar via
WOERDEN •
Stadsmuseum Woerden.
Gemeentehuis)
ZAANDAM •
Museum van het Nederlandse
ZALTBOMMEL •
Maarten van Rossummuseum
Uurwerk
Kasteel-Museum Sypestyn Slot Zuylen Bonnefantenmuseum
ZIERIKZEE •
Zeeuws Museum
ZUTPHEN •
Kröller-Müller Museum Nederlands Tegelmuseum Purmerends Museum
RIDDERKERK •
Huys ten Donck (alleen de tuinen)
ROERMOND •
Stedelijk Museum Roermond
•
Koninklijk Kabinet van
ROTTERDAM •
Atlas van Stolk/Het Schielandhuis (Historisch Museum Rotterdam) Maritiem Museum Rotterdam
Maritiem Museum Zierikzee Stadhuismuseum Museum Henriëtte Polak in De Wildeman
Museum Het Valkhof
PURMEREND •
•
Streekmuseum De Groote
Stedelijk Museum
MIDDELBURG •
Schilderijen Mauritshuis
Fries Scheepvaart Museum
VOORBURG •
•
•
Oudheidkundige Verzameling
Penningkabinet
Marker Museum
OTTERLO •
Goud-, Zilver-, en Klokkenmuseum
VLISSINGEN •
MARKEN •
NIJMEGEN •
Stedelijk Museum
Speelklok tot Pierement
Museum Boerhaave Prentenkabinet der Rijks-
Museum Het Tollenshuis
hedendaagse kunst
Borg Verhildersum Nationaal Glasmuseum
Rijper Museum In ‘t Houten Huis
Sociëteit
Singer Museum Nationaal Rijtuigenmuseum
Kasteel Rosendael
Belfort Sluis
Goois Museum
Haags Historisch Museum
Museum Het Paleis
instituut
Teylers Museum
•
•
Museum voor Volkenkunde
Groninger Museum
universiteit
Volkenkundig Museum Nusantara
•
Museum Mesdag
Nederlands keramiekmuseum
Museum Kennemerland
BEVERWIJK •
Museum Boijmans Van Beuningen
•
’ S-HERTOGENBOSCH • Museum het Kruithuis
Afrika Museum
BERG EN DAL •
•
’ S-HEERENBERG • Kasteel Huis Bergh
Gemeentemusea
ARNHEM •
Museum Meermanno
•
Stedelijk Museum
ZWOL LE •
Stedelijk Museum
Samenstelling: Teio Meedendorp, Amsterdam. Vormgeving: van Rosmalen & Schenk, Amsterdam. Lithografie: Scan Profile, Oisterwijk. Druk: Waanders Drukkers, Zwolle.
De leden van de Vereniging Rembrandt hebben op vertoon van het bewijs van lidmaatschap vrije toegang tot de musea, die sinds de oprichting van de vereniging in 1883 zijn gesteund bij de aankoop van kunstwerken. Dit zijn:
COLOFON
35
VERENIGING REMBRANDT ZOMER 2002
ALGEMENE LEDENVERGADERING Op zaterdag 12 oktober 2002 wordt van 15.15 tot 16.15 uur de Algemene Ledenvergadering van de Vereniging Rembrandt gehouden. Deze bijeenkomst vindt dit jaar plaats in de Lutherse Kerk (de aula van de Universiteit van Amsterdam), Singel 411, Amsterdam. Nadere inhoudelijke informatie over de vergadering vindt u op het los bijgevoegde formulier.
Exclusieve bezichtiging tentoonstelling Jean Fournier (ca 1700-1765)
Kopstukken AMSTERDAMMERS GEPORTRETTEERD 1600 -1800
Ter gelegenheid van de Algemene Ledenvergadering wordt aan de leden van de Vereniging Rembrandt op vertoon van hun lidmaatschapskaart vanaf 17.30 de exclusieve gelegenheid geboden de tentoonstelling Kopstukken. Amsterdammers geportretteerd 1600 -1800 in het Amsterdams Historisch Museum te bezichtigen. Hieraan voorafgaand zal Prof. Dr H.W. van Os een inleiding houden op de tentoonstelling. Deze inleiding vindt plaats in de Lutherse Kerk om 17.00. De heer Van Os zal aansluitend een tweede inleiding houden om 17.45, eveneens in de Lutherse Kerk. Vanwege de verwachte grote opkomst en de beperkte capaciteit van de Lutherse Kerk, kunt u zich ook alleen voor de bezichtiging van de tentoonstelling en de lezing van Prof. Dr H.W. van Os inschrijven. PROGRAMMA
15.15-16.15 uur
17.00 -17.30 uur – 1 ste mogelijkheid –
Algemene Ledenvergadering Vanaf 15.00 zijn de deuren van de Lutherse Kerk open. Inleiding op de tentoonstelling Kopstukken door Prof. Dr H.W. van Os in de Lutherse Kerk Aansluitend op de lezing, besloten bezichtiging van de tentoonstelling in het Amsterdams Historisch Museum
of 17.45 -18.15 uur – 2 de mogelijkheid –
Inleiding op de tentoonstelling Kopstukken door Prof. Dr H.W. van Os in de Lutherse Kerk Aansluitend op de lezing, besloten bezichtiging van de tentoonstelling in het Amsterdams Historisch Museum
19.30 uur
Einde bijeenkomst Vergeet niet uw lidmaatschapskaart mee te nemen
In verband met de organisatie en de verwachte grote opkomst, wordt u vriendelijk verzocht zich voor 1 oktober a.s. bij voorkeur schriftelijk, per e-mail of fax, dan wel telefonisch aan te melden bij het bureau (zie onderstaande gegevens), ook indien u slechts een gedeelte van het programma wilt bijwonen. U kunt gebruik maken van de antwoordkaart die op het los bijgevoegde formulier in dit Bulletin is opgenomen. Gelieve bij alle aanmeldingen aan te geven naar welk tijdstip van de inleiding uw voorkeur uitgaat (17.00 of 17.45 uur) en of u ook de vergadering zelf wilt bijwonen. VERVOER
De Lutherse Kerk (de aula van de Universiteit van Amsterdam, ingang Singel 411) en het Amsterdams Historisch Museum (ingangen Nieuwezijds Voorburgwal 357 en Kalverstraat 92) liggen niet ver van elkaar. Parkeermogelijkheden zijn evenwel beperkt (parkeergarage Nieuwezijdskolk). Openbaar vervoer, vanaf het Centraal Station: tram 1, 2 en 5 (halte Spui). AANMELDEN
Vereniging Rembrandt Lange Voorhout 15, 2514 EA Den Haag Telefoon: 070 - 427 17 20 Fax: 070 - 427 19 40 E-mail:
[email protected]
Margaretha van de Poll (1726-1798), echtgenote van Cornelis Munter.
ZATERDAG 12 OKTOBER 2002 – AMSTERDAM
B U L L E T I N VA N D E V E R E N I G I N G R E M B R A N D T
J A A R G A N G 12 N O 2 Z O M E R 2 0 0 2
Aankondiging Algemene Ledenvergadering
■
Kunst verzamelen: Mariabeelden in Vlijmen
■
Het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Vereniging Rembrandt
■
Professor Henk van Os vindt een middel tegen zelfverrijking
■
Nelleke Noordervliet over binnenen buitenlandse ‘hangplekken’
■