Briielle Weerfplein 5 BESSTEMMIINGSPLA AN
Werfplein 5 Brielle bestemmingsplan identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0501.werfplein5‐0110
28‐04‐2015 28‐05‐2015
concept voorontwerp ontwerp vastgesteld
projectnummer:
050100.18847.00 opdrachtleider:
Mw. I. de Feijter
Delftseplein 27b
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam postbusbv150 Delftseplein 27b 3000 AD Rotterdam Postbus 150 T: 010-20 18 555 3000 AD Rotterdam telefoon (010) E-mail: 201
[email protected] 55 E-mail:
[email protected]
© Rho Adviseurs bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
2
Inhoudsopgave Toelichting
5
Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
Aanleiding en doel
7
1.2
Ligging plangebied
7
1.3
Vigerend bestemmingsplan
8
1.4
Leeswijzer
8
Hoofdstuk 2
Plangebied en uitbreiding
9
2.1
Huidige situatie
9
2.2
Toekomstige situatie
10
Hoofdstuk 3
Beleidskader
15
3.1
Rijksbeleid
15
3.2
Provinciaal en regionaal beleid
16
3.3
Gemeentelijk beleid
19
3.4
Conclusie
20
Hoofdstuk 4
Sectorale onderzoeken
21
4.1
Verkeer
21
4.2
Industrielawaai
22
4.3
Wegverkeerslawaai
23
4.4
Milieuzonering bedrijvigheid
23
4.5
Externe veiligheid
23
4.6
Luchtkwaliteit
25
4.7
Bodemkwaliteit
26
4.8
Planologisch relevante leidingen
27
4.9
Water
27
4.10
Archeologie en cultuurhistorie
30
4.11
Ecologie
32
4.12
Mer‐regelgeving
36
Hoofdstuk 5
Juridische planbeschrijving
37
5.1
Vertaling bestemmingsplan
37
5.2
Wijze van bestemmen
37
5.3
Planregels
38
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
41
6.1
Economische uitvoerbaarheid
41
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
41
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
Bijlagen toelichting
3
43
Bijlage 1
Ontheffingsverzoek PVR
45
Bijlage 2
Ontheffing PVR
47
Bijlage 3
Aanvullend bodemonderzoek
49
Regels
Hoofdstuk 1
51
Inleidende regels
53
Artikel 1
Begrippen
53
Artikel 2
Wijze van meten
57
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
59
Artikel 3
Bedrijf
59
Artikel 4
Groen
61
Artikel 5
Verkeer
62
Artikel 6
Water
63
Hoofdstuk 3
Algemene regels
65
Artikel 7
Anti‐dubbeltelregel
65
Artikel 8
Algemene bouwregels
66
Artikel 9
Algemene afwijkingsregels
67
Artikel 10
Algemene wijzigingsregels
68
Artikel 11
Overige regels
69
Hoofdstuk 4
Overgangs‐ en slotregels
71
Artikel 12
Overgangsrecht
71
Artikel 13
Slotregel
72
73
SvB 'bedrijventerrein'
75
Bijlagen regels Bijlage 1
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
Toelichting
6
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
7
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding en doel Het bedrijf Bilfinger Industrial Services (hierna: Bilfinger) gebruikte haar terrein aan het Werfplein 5 te Zwartewaal ten behoeve van haar bedrijfsactiviteiten: isolatie, steigerbouw, rope access, conservering, tracing, asbestverwijdering, vuurbescherming en lawaaibeheersing. Tevens is op deze locatie het hoofdkantoor voor Nederland gevestigd. De meeste bedrijfsactiviteiten zijn op dit moment verplaatst naar een andere bedrijfslocatie in Roosendaal. De locatie in Zwartewaal is daardoor op dit moment voornamelijk nog in gebruik als opslagterrein en de daarbij benodigde kantoorruimte. Bilfinger heeft het voornemen om de locatie in gebruik te houden door hier het hoofdkantoor van haar bedrijf te vestigen. De redenen hiervoor zijn het behoud van werkgelegenheid in de gemeente en de ligging nabij de Botlek, wat een belangrijk afzetgebied is voor het bedrijf. Daarnaast heeft deze ontwikkeling een ruimtelijke kwaliteitsverbetering van de locatie en directe omgeving van de kern Zwartewaal tot gevolg.
1.2 Ligging plangebied Het Werfplein ligt ten oosten van de kern Zwartewaal, ingeklemd tussen de Zwartewaalse Haven, de haven van de Watersportvereniging De Vijfsluizen en het Voedingskanaal. Het terrein wordt ontsloten van de N218 (Groen Kruisweg), via de Henri Fordstraat en het Werfplein.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
8
Figuur 1.1 Ligging plangebied
1.3 Vigerend bestemmingsplan Voor het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan Zwartewaal, dat is vastgesteld op 12 maart 2013 en onherroepelijk sinds 10 mei 2013. In dit bestemmingsplan hebben de betreffende gronden de bestemming Bedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ steigerbouwbedrijf'. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend kantoren toegestaan ten dienste van het met de bestemming beoogde gebruik, met een oppervlakte van ten hoogste 2.000 m², voor zover het kantoor niet meer dan 40% van het totale oppervlakte bestrijkt. Het nieuwe kantoor en bedrijfsverzamelgebouw heeft een oppervlakte van 3.800 m² en beslaat meer dan 40% van de totale oppervlakte. Tevens is het beoogde hoofdkantoor gepositioneerd buiten het bouwvlak dat is opgenomen in het bestemmingsplan.
1.4 Leeswijzer De toetsing van het plan aan het relevante ruimtelijke beleid is opgenomen in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt de bestaande en beoogde toekomstige situatie toegelicht. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische regeling beschreven. En als laatste gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
9
Hoofdstuk 2 Plangebied en uitbreiding
2.1 Huidige situatie Bebouwing De aanwezige bebouwing in dit gebied is over het algemeen grootschalig van aard. Vooral de jachtwerf aan het Werfplein 1 en Bilfinger hebben een aantal grote loodsen staan. Deze loodsen grenzen direct aan de oostzijde van de insteekhaven van Zwartewaal. De maat en schaal van deze bebouwing levert een contrast op met de bebouwing aan de westzijde van de insteekhaven, die over het algemeen kleinschalig van aard is. Ook zorgen de twee bedrijven voor een rommelige aanblik vanaf de haven in oostelijke richting. Aan Werfplein 1 is een camping met stacaravans gelegen die niet als zodanig in de bestemmingsplan is opgenomen, hiervoor is het vigerende regime overgenomen van een jachtwerf conform de aanwezige bedrijfsbebouwing. Groen en water Groen en water is een belangrijk element in dit deelgebied. Ten zuiden van het Werfplein ligt de zuidelijke jachthaven van Zwartewaal. Het gebied hier omheen heeft een open groene invulling die bestaat uit gras en bosschages. Tussen het Brielse Meer en het terrein van Bilfinger ligt een groengebied ter visuele afscherming van het bedrijf met het water. Verkeer en ontsluiting De ontsluiting van de jachtwerf en het terrein van Bilfinger loopt over het Werfplein. Vervolgens kan het verkeer vanaf het Werfplein over de Bernissedijk richting het zuidwesten (binnendoor naar Heenvliet) en richting de Henri Fordstraat naar de N218 (of Groene Kruisweg). Aan het Werfplein is een grote parkeerplaats voor vrachtwagens aangelegd, de Karreman. Bilfinger Op de huidige locatie is reeds het kantoor van Bilfinger gevestigd.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
10
Figuur 2.1 Huidige situatie
2.2 Toekomstige situatie Bouwplan Het hoofdbouwvolume heeft in de plattegrond een kromme vorm waardoor een spannend spel met de omliggende ruimte wordt aangegaan. Het gekromde bouwvolume heeft aan de twee lange zijdes een eenduidige strooksgewijze gevelopbouw met raamopeningen binnen dat patroon. De koppen van het gebouw zijn open met veel glas. De oostzijde is daarbij opgetild en kraagt over de entree van het terrein. De westzijde krijgt een duidelijke voet: een breed basement waarvan het dak met groen / sedum is afgedekt. Visueel lijkt het gebouw op deze plek in een grondlichaam (dijk) geschoven. Langs het water aan de westzijde wordt met veel glas op de begane grond een duidelijke koppeling met het water gemaakt. Hier ligt ook een terras / vlonder. In de ruimte ten zuiden van het kantoorgebouw wordt een bedrijvenzone voorgesteld, waardoor ook hier een kans ligt om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. Het voorstel gaat uit van kleinere bedrijven, rug aan rug gelegen, in een groter eenduidig bouwvolume centraal op de kavel. Het is echter ook mogelijk dat er enkele grotere bedrijven gevestigd gaan worden. In een bouwstrook langs het water komt openbare ruimte langs de kade in de vorm van een wandelpad. De nieuwbouw van het kantoor is een duidelijk ruimtelijk statement. Het gebouw heeft door de gekromde vorm een alzijdige oriëntatie, precies op de plek waar het schiereiland breder wordt. Het is ruimtelijke gewenst het gebouw een prominente positie te geven, zodat de ruimtelijke functie van de bouwmassa beleefbaar wordt.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
11
Figuur 2.2 Impressie kantoorgebouw oostzijde
Figuur 2.3 Impressie kantoorgebouw westzijde Figuur 2.4 geeft een impressie van de totale inrichting weer. De situering van de entree in combinatie met de positie van het hoofdbouwvolume en het parkeerterrein zijn ruimtelijk goed in evenwicht. De kop van het schiereiland wordt als een geheel (dus inclusief de nu niet betrokken gronden) benaderd. De openbare weg buitenom en het parkeerterrein ten noordwesten worden bij de ontwikkeling betrokken en moeten ruimtelijk een geheel gaan vormen. Vooral de koppeling van de parkeerterreinen is belangrijk. De gemeente (eigenaar van de gronden buiten het plangebied) maakt hierover nadere afspraken (overeenkomst) met het bedrijf.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
12
Het afgesloten beeld van het schiereilandje wordt doorbroken door een openbare route aan de buitenzijde van het eiland en door de openbare ruimte tussen het kantoor van Bilfinger en het bedrijfsverzamelgebouw. De open ruimte tussen het perceel met het kantoorpand en de bedrijfszone met het bedrijfsverzamelgebouw zorgt voor een doorkijk te realiseren tussen de jachtwerf en het dorpslint van Zwartewaal. Door een wandelroute langs de kade te creëren is het de bedoeling om samenhang te creëren ter weerszijden van het water. Het voorstel voor de ontwikkeling van een bedrijfszone aan de zuidzijde van het kantoorpand is goed doordacht. Het gebiedje heeft een duidelijk structuur en is functioneel flexibel (onder andere door de loskoppeling van de ontsluiting). Er is bij de ontwikkeling van deze zone echter sprake van een afbreukrisico: een gecombineerd bedrijfsgebouw met aan alle zijdes entrees en roldeuren kan leiden tot een rommelige situatie aan de voorzijde. Tijdelijke opslag, geparkeerde busjes en achterblijvend vuil leiden op wat langere termijn sneller tot verloedering. Een goed inrichtingsplan en afspraken met de gemeente over de handhaving hier van kunnen dit voorkomen.
Figuur 2.4 Impressie totale inrichting Randvoorwaarden Voor een duidelijke kwaliteitsslag, een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, is voor het hiervoor beschreven bouwplan een aantal randvoorwaarden geformuleerd. Deze randvoorwaarden worden ook weergegeven in figuur 2.5. Kantorenlocatie a. Bouwmassa concentreren en door een bijzondere vorm de locatie (schiereiland als geheel) een nieuw eigen gezicht geven. b. Gebouw beleefbaar (rondom zo open mogelijk) houden vanwege de markeringsfunctie midden op het (schier)eiland. c. Entree in het zicht vanaf het werfplein zuidzijde. d. Doorgang maken aan de westzijde van het terrein, van de parkeerplaats naar de bedrijvenzone.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
13
e. f. g.
Geen hekwerken rondom de entree. Als er sprake is van een erfafscheiding aan de andere zijdes: in groen uitvoeren. Koppeling in vormgeving en wellicht ook functioneel (in verband met uitwisseling) van de twee losse parkeerterreinen. Bedrijvenzone a. Geen bedrijfsontsluiting direct op het werfplein. b. Aparte ontsluitingslus maken waarop de bedrijven kunnen worden ontsloten. c. Maximaal één bouwstrook in het midden. d. Bouwhoogte: maximaal 8m. e. Minimaal (openbare) profielbreedte: 14m. f. Realiseren van een openbare oever met verblijfskwaliteit langs het water. g. Eenduidige rooilijn langs openbare ruimte. h. Semitransparant scherm tussen werfplein en bedrijvenzone. i. Parkeren: compact in parkeerkoffers.
Figuur 2.5 Randvoorwaardenkaart Borging ruimtelijke randvoorwaarden De ruimtelijke randvoorwaarden zoals hiervoor weergegeven worden op twee manieren geborgd. In de eerste plaats zijn in het bestemmingsplan waarborgen opgenomen. De stedenbouwkundige aspecten zoals situering, openbare ruimte en bouwhoogte zijn vastgelegd in het bestemmingsplan. Zo is voor het kantoorgebouw een ‘strak’ bouwvlak opgenomen met een maximale bouwhoogte. De openbare ruimte rondom het gebouw heeft de bestemmingen Groen, Verkeer en Water gekregen. Voor het resterende bedrijvengedeelte geldt ook de bestemming Bedrijf. Ook hier is om de beoogde bebouwing een 'strak' bouwvlak gelegd met een maximale bouwhoogte. In de tweede plaats vormen de randvoorwaarden ten aanzien van de ruimtelijke inrichting onderdeel van de met het bedrijf te sluiten overeenkomst. Een definitief inrichtingsplan dient te worden goedgekeurd door de gemeente.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
14
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
15
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. Voor het plangebied zijn geen specifieke opgaven bepaald vanuit de SVIR. Barro (2011) Met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken. Met het Barro maakt het Rijk voor een aantal specifieke onderwerpen gebruik van deze mogelijkheid om algemene regels te stellen voor bestemmingsplannen. De beoogde ontwikkeling betreft geen van de specifieke onderwerpen uit SVIR. De algemene regels in het Barro met vooral een conserverend /beschermend karakter zijn daarom niet relevant voor het voorliggende bestemmingsplan. Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro) Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte; indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt nagegaan in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en; als de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt nagegaan in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. In paragraaf 3.2 wordt aangetoond dat er sprake is van een specifiek behoefte voor één bedrijf waarvoor regionale afstemming niet aan de orde is. De ontwikkeling is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt voldaan aan de eerste twee stappen van de Ladder voor duurzame verstedelijking en hoeft niet meer getoetst te worden aan de derde stap. Het gebied is overigens passend ontsloten. Conclusie Het plan is niet in strijd met het rijksbeleid zoals opgenomen in de SVIR, het Barro en het Bro. Nationaal Waterplan 2009 ‐ 2015 Het Nationaal Waterplan (Ministeries van V&W, VROM en LNV, 2009) is de opvolger van de Vierde Nota
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
16
Waterhuishouding uit 1998. Het beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Het Nationaal Waterplan bestaat uit een thematische uitwerking en een gebiedsuitwerking. Thema's die behandeld worden zijn: waterveiligheid, watertekort en zoetwatervoorziening, wateroverlast, waterkwaliteit en gebruik van water. Gebiedsuitwerkingen zijn er voor de Kust, Rivieren, IJsselmeergebied, Zuidwestelijke Delta, Randstad, Noordzee, Noord‐Nederland en de Waddenzee, Hoog Nederland en het Stedelijk gebied. Op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan kent geen specifieke aandachtspunten voor het bestemmingsplan. Wet op de Archeologische Monumentenzorg In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en het is in 1995 in werking getreden. De doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden en een wijziging van de Monumentenwet 1988 tot gevolg heeft gehad. Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient vooraf aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 ‐2008, de Nota Belvedère, het Structuurschema Groene Ruimte 2, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W. Doelstelling van het Verdrag van Malta en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
3.2 Provinciaal en regionaal beleid Provinciale Visie ruimte en mobiliteit (2014) In de 'Visie op Zuid‐Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. Er is sprake van structurele veranderingen in de samenleving, de economie en het milieu. Hoe deze veranderingen uitpakken is nog niet duidelijk. De provincie laat zich dan ook leiden door kansen en de noodzaak om te veranderen. De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid‐Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Dat geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor investeringen in ruimte en netwerk. Het geeft ook duidelijkheid over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt. Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie: 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is; 2. vergroten van de agglomeratiekracht; 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit; 4. bevorderen van de transitie naar een water‐ en energie‐efficiënte samenleving. 1. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik. Een effect daarvan is dat functies en activiteiten beter met elkaar in verband worden gebracht. Bestaande netwerken, gebieden of complexen kunnen door gerichte investeringen hun waarde houden of verhogen zonder in oppervlakte uit te breiden. Een goede milieukwaliteit (lucht, geluid, externe
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
2.
3.
4.
17
veiligheid) en voldoende groen en water in de stad blijven belangrijk om de leefomgevingskwaliteit en het vestigingsklimaat op niveau te houden of te brengen. Het vergroten van de agglomeratiekracht vraagt om verbindingen en ruimtelijke kwaliteiten die de ontmoeting tussen mensen en de uitwisseling van goederen en informatie mogelijk maken. Dat gaat niet alleen om het toevoegen van vierkante meters of tracés. Het gaat ook om het leggen van sociale en economische relaties, om meer onderlinge verbondenheid, zodat bestaande voorzieningen en gebieden beter kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het geheel. De fysieke infrastructuur en de ruimtelijke inrichting ondersteunen deze verbondenheid. Bij de investeringen in het netwerk ligt de prioriteit bij de grootste knelpunten en hun relatie tot de economische agenda. De provincie wil kwaliteiten van de stedelijke agglomeratie versterken door woon‐ en werkfuncties en voorzieningen op excellent bereikbare knooppunten te clusteren en concentreren. Verder wil de provincie ruimte bieden voor functiemenging. Ruimtelijke kwaliteit speelt op verschillende niveaus: veelal plekgebonden, maar ook op het niveau van de gehele provincie. Nu de ruimtelijke ontwikkeling sterker wordt bepaald door maatschappelijke, veelal kleinschalige initiatieven, is een gedeeld beeld van de ruimtelijke kwaliteit op regionale schaal van belang. De provincie stelt met het handelingskader ruimtelijke kwaliteit spelregels vast die het bovenlokale, algemene belang borgen en heeft samen met partijen in de regio een kwaliteitsbeeld voor het betreffende gebied geformuleerd. Hernieuwbare energie zal een steeds groter aandeel innemen in de energievoorziening. De waterhuishouding stelt nieuwe eisen als gevolg van de klimaatverandering. Aan de noodzakelijke transitie naar een energie‐ en waterefficiënte samenleving zijn maatschappelijke en economische kansen verbonden, voor Zuid‐Holland in het bijzonder. Hoe het pad naar een duurzame energievoorziening zal lopen, is echter nog lang niet uitgekristalliseerd.
Provinciale Verordening Ruimte De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende artikel is relevant voor het bestemmingsplan: 'Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid‐Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.' Het plangebied valt binnen de aangegeven bebouwingscontouren. Voor stedelijke ontwikkelingen binnen de contouren bestaat een ruime mate van beleidsvrijheid voor lokale overheden. Ontwikkelingen van bepaalde functies, ook als deze binnen de contouren passen, zijn echter vanwege hun provinciale belang ook programmatisch van voorwaarden voorzien in de provinciale verordening. Het betreft met name de functies wonen, detailhandel en kantoren. De vestiging van een kantoor met een omvang van 3.800 m² is in strijd met de Provinciale Verordening Ruimte 2014 (PVR). In de PVR is aangegeven dat nieuwe kantoorlocaties niet zijn toegestaan (behoudens locaties die zijn aangewezen als kantoorlocatie). Een uitzondering is onder meer gemaakt voor zelfstandige kantoren die kleiner zijn dan 1.000 m² en voor bedrijfsgebonden kantoren met een maximum van 50% van de oppervlakte. Er is in dit geval echter sprake van bedrijfsgebonden kantoorruimte, waarbij de bedrijfsactiviteiten deels worden behouden in het te realiseren bedrijfsverzamelgebouw, maar reeds elders uitgevoerd worden. Met het realiseren van 3.800 m² kantoorruimte wordt het maximum van 50% van de oppervlakte overschreden. Ontheffingsmogelijkheid De PVR bevat een ontheffingsmogelijkheid voor situaties waarbij 'de verwezenlijking van het gemeentelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden wordt belemmerd in verhouding tot de met die
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
18
regels te dienen provinciale belangen'. Hoewel een klein gedeelte van het bedrijf binnen het plangebied blijft gevestigd, is de omvang dusdanig dat de bedrijfsactiviteiten ter plaatse de omvang van het kantoor niet verantwoorden. Er is weliswaar sprake van een bedrijfsgebonden kantoor, echter de bedrijfsactiviteiten worden grotendeels elders uitgevoerd. Daarom kan niet worden gesteld dat er sprake is van een uitbreiding van een bedrijfsgebonden kantoor in de zin van de provinciale verordening. Om die reden heeft de gemeente de provincie verzocht een algehele ontheffing te verlenen omdat er sprake is van een onevenredige belemmering van het gemeentelijk ruimtelijk beleid: gewenste kwaliteitsverbetering van een bestaande transformatielocatie en behoud en uitbreiding van werkgelegenheid. De gemeente is van mening dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening en dat de ontwikkeling niet in strijd is met de visie van de provincie. Het ontheffingsverzoek is opgenomen in bijlage 1. Hieronder volgt een samenvatting van het ontheffingsverzoek. Kwaliteitsverbetering Het plan voorziet in een kwaliteitsverbetering van het plangebied en de directe omgeving. De locatie ligt gedeeltelijk in een gebied dat is aangewezen als 'Topgebied cultureel erfgoed'. Voor deze gebieden zijn zogenaamde regioprofielen cultuurhistorie opgesteld, die concreet de cultuurhistorische waarden beschrijven en kwalitatieve richtlijnen bevatten voor ruimtelijke ontwikkeling en de omgang met deze waarden. Met de uitvoering van het plan verbetert de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. De buitenopslag verdwijnt en een aantal grote bedrijfsloodsen wordt afgebroken. In het ontwerp is aandacht besteed aan landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit. In de Cultuurhistorische Atlas van de provincie Zuid‐Holland is de dorpskern van Zwartewaal aangeduid als nederzetting waarvan de structuur nog volledig intact is en de bebouwing nog redelijk gaaf. Daarnaast is het lint Noordeinde – Havenkade – Kadeplein ‐ Bernissedijk aangeduid als een historische lijn van hoge waarde. In het bestemmingsplan zijn zodanige bouwvlakken opgenomen dat de historische lijnprofielen van de bebouwingslinten en de structuur van de dorpskern niet aangetast worden. De beeldkwaliteit wordt via de welstandsnota bewaakt. Ruimtelijke randvoorwaarden Om de ontwikkeling in goede banen te leiden zijn ruimtelijke randvoorwaarden opgesteld. Middels de in paragraaf 2.2 beschreven ruimtelijke randvoorwaarden voor de nieuwe ontwikkeling wordt onder meer rekening gehouden met zichtlijnen tussen het historische lint en het achterliggende gebied. De ontwikkeling is beter passend in de omgeving dan de huidige bedrijfsbebouwing en (buiten)opslag. Ook zorgen de randvoorwaarden er voor dat onder andere het groen, de haven en de jachthaven meer bij elkaar worden betrokken. Met deze ontwikkeling wordt daardoor de ruimtelijke kwaliteit verbeterd. De ruimtelijke randvoorwaarden worden op twee manieren geborgd. In de eerste plaats kent het voorliggende bestemmingsplan waarborgen. Voor het kantoorgedeelte is bepaald dat er sprake dient te zijn van een bedrijfsgebonden kantoor, waarbij de bedrijfsactiviteiten op afstand plaatsvinden. Voor het kantoor wordt een 'strak' bouwvlak opgenomen. De openbare ruimte rondom het gebouw krijgt de bestemmingen Groen en Verkeer. De bestaande parkeerplaats wordt bij het plangebied betrokken. Voor het resterende bedrijvengedeelte wordt de bestemming Bedrijf opgenomen. In de tweede plaats vormen de randvoorwaarden ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit onderdeel van de met het bedrijf te sluiten overeenkomst.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
19
Toetsing aan de relevante artikel van de Verordening Ruimte 2014 De ontwikkeling is getoetst aan de voor dit plan relevante artikelen uit de Verordening Ruimte. ‐ Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking ‐ Artikel 2.1.2 Kantoren ‐ Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ontwikkelingen ‐ Artikel 3.2 Ontheffingsbepalingen Uit toetsing blijkt dat niet volledig kan worden voldaan aan de voor dit plan relevante regels uit de Verordening Ruimte. Op basis van artikel 3.2. is daarom een algehele ontheffing gevraagd omdat er sprake is van een onevenredige belemmering van het gemeentelijk ruimtelijk beleid: gewenste kwaliteitsverbetering van een bestaande transformatielocatie en behoud en uitbreiding van werkgelegenheid. Deze ontheffing is verleend door de Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid‐Holland (zie bijlage 2).
3.3 Gemeentelijk beleid Structuurvisie Brielle Op 8 december 2009 is door de gemeenteraad van Brielle de Structuurvisie Brielle vastgesteld. In de Structuurvisie zijn de ruimtelijke ontwikkelingen en het ruimtelijk beleid verankerd. Doelstelling van de Structuurvisie is het bieden van een kader voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een ruimtelijke structuur die bijdraagt aan: goed kunnen wonen en leven in de gemeente; de cultuurhistorische identiteit van Brielle; een bij het karakter van de gemeente passende economische ontwikkeling. Voor wat betreft economie en werkgelegenheid zet de Structuurvisie in op het behouden van de huidige bedrijfsactiviteiten en versterking van de economische structuur. Daarnaast is het aantrekken van (passende) werkgelegenheid wenselijk. Met de vestiging van het hoofdkantoor van Bilfinger op onderhavige locatie wordt invulling gegeven aan het behoud van werkgelegenheid in de regio.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
20
Figuur 3.3 Uitsnede Structuurvisie Brielle Beleidsplan Archeologie gemeente Brielle "Koers vastgelegd" (2009) Dit beleid is naar aanleiding van wetgeving opgesteld. De wet verwacht dat gemeenten hun eigen verantwoordelijkheid op het gebied van archeologie nemen. Het beleid beschrijft de archeologische verwachtingen en waarden en geeft aan hoe hier mee omgegaan moet worden. De consequenties voor het onderhavige plangebied zijn in paragraaf 4.11 beschreven.
3.4 Conclusie De beoogde ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid en geeft invulling aan het streven om werkgelegenheid in de regio te behouden.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
21
Hoofdstuk 4 Sectorale onderzoeken
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.
4.1 Verkeer Verkeersontsluiting De ontsluiting van het bedrijventerrein en het nieuw te bouwen kantoor loopt over het Werfplein. Vervolgens kan het verkeer vanaf het Werfplein over de Bernissedijk richting het zuidenwesten (binnendoor naar Heenvliet) en richting de Henry Fordstraat en de N218. De gehele kern Zwartewaal is ingericht als verblijfsgebied. Er geldt zodoende op de Bernissedijk en de Henry Fordstraat een maximum snelheid van 30 km/h. Gemotoriseerd verkeer en fietsverkeer maken hier gebruik van dezelfde verkeersruimte. Ten behoeve van voetgangers zijn trottoirs aanwezig, uitgezonderd op de Bernissedijk. Zwartewaal heeft één bushalte. Deze halte wordt vier keer per uur aangedaan door buslijn 103 van Spijkenisse naar Rockanje. In de ochtendspits rijdt de bus 8 keer per uur en in de avonduren en weekenden slechts 2 keer per uur. Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling De verkeersgeneratie van de ontwikkeling is bepaald op basis van kencijfers van het CROW (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Hierbij is tevens de verkeersgeneratie van de locatie in de huidige situatie verrekend. Uitgangspunt hierbij is een ligging in een weinig stedelijke omgeving (bron: CBS) en binnen het restgebied van de bebouwde kom. Op basis van het autobezit kan uitgegaan worden van de gemiddelde kencijfers. In de huidige situatie bedraagt het oppervlak van het bedrijf 3.870 m2 bruto vloeroppervlak. Er is aangesloten bij de kentallen zoals die gelden voor arbeidsextensieve / bezoekersextensieve bedrijvigheid. Het kental bedraagt 4,8 mvt/etmaal per 100 m2 bvo (weekdag). Dit leidt tot een verkeersgeneratie van 185 mvt/etmaal tijdens een gemiddelde weekdag. Omrekening naar een werkdag vindt plaats op basis van een omrekenfactor van 1,33. Zodoende geldt een verkeersgeneratie van 250 mvt/etmaal op een werkdag. In de toekomstige situatie is binnen het plangebied een kantoorgebouw voorzien van 3.800 m2 bvo en een bedrijfsverzamelgebouw van 2.970 m2 bvo. Het kental voor kantoren (zonder baliefunctie) bedraagt 8,75 mvt/etmaal per 100 m2 bvo. Het kental voor een bedrijfsverzamelgebouw bedraagt 7,85 mvt/etmaal per 100 m2 bvo. Dit leidt tot een totale verkeersgeneratie van 565 mvt/etmaal tijdens een weekdag. Omrekening naar een werkdag (1,33) leidt tot een verkeersgeneratie van 750 mvt/etmaal. Deze verkeersgeneratie zal vergelijkbaar zijn met de huidige situatie aangezien circa het zelfde aantal mensen in het kantoorgebouw zal werken als in het huidige kantoorgebouw.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
22
Wanneer de huidige verkeersgeneratie wordt verrekend bedraagt de netto toename van de verkeersgeneratie maximaal 500 mvt/etmaal op een werkdag. Hoewel er sprake is van een toename van de verkeersgeneratie valt niet te verwachten dat dit zal leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling. De capaciteit van de bestaande wegen is groot genoeg om deze toename op te vangen. Parkeren De parkeerbehoefte van de ontwikkeling is eveneens bepaald op basis van kencijfers van het CROW (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Hiervoor gelden dezelfde uitgangspunten als voor de berekening van de verkeersgeneratie. Voor kantoren bedraagt de parkeernorm 2,55 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Voor een bedrijfsverzamelgebouw bedraagt deze 1,95 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Op basis van deze normen geldt een totale parkeerbehoefte van 155 parkeerplaatsen. Binnen het plangebied is de realisatie van 147 parkeerplaatsen voorzien. Daarnaast is ten noorden van het plangebied een bestaande parkeerplaats aanwezig welke (deels) de jachthaven bedient. Bezoek aan de jachthaven zal voornamelijk in weekenden plaatsvinden terwijl de parkeerbehoefte van onderhavige ontwikkeling zich vooral concentreert ten tijde van werkdagen. Uitgangspunt is derhalve dat op dit terrein voldoende restcapaciteit aanwezig is om het tekort aan parkeerplaatsen in het plangebied op te kunnen vangen. Conclusie De ontsluiting van het plangebied is voor verschillende modaliteiten goed te noemen. De huidige infrastructuur zal het verkeer ten behoeve van voorliggend plan kunnen afwikkelen. Daarnaast is binnen het plangebied en in directe nabijheid voldoende ruimte aanwezig om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte.
4.2 Industrielawaai Toetsingskader Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie‐ en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – vroeger ook wel 'A‐inrichtingen' genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)‐contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A). Onderzoek en conclusie Het plangebied ligt binnen de geluidszone van industrieterrein Botlek Pernis. Kantoren en bedrijfsgebouwen zijn echter niet geluidsgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder. De zone vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
23
4.3 Wegverkeerslawaai Binnen het plan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Tevens biedt het plan geen mogelijkheid tot aanleg van nieuwe wegen en/of fysieke wijzigingen aan bestaande wegen. Akoestisch onderzoek kan dan ook achterwege blijven.
4.4 Milieuzonering bedrijvigheid Beleid en Normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen: ter plaatse van de woningen een goed woon‐ en leefmilieu kan worden gegarandeerd; rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG‐publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Onderzoek en conclusies De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een kantoor en bedrijfsverzamelgebouw ter plaatse van de huidige locatie van het bedrijf Bilfinger Industrial Services. Ter plaatse worden bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 3.1 mogelijk gemaakt. Op basis van de VNG‐publicatie geldt voor bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 3.1 een richtafstand van 50 m tot een rustige woonwijk en 30 m in gemengd gebied. Vanwege de aanwezigheid van veel bedrijfsactiviteiten en de ligging van de woningen binnen de geluidszone van industrieterrein Botlek Pernis is het gebied te categoriseren als gemengd gebied waardoor de verkorte afstand geldt. De bedrijfsbestemming komt op circa 35 m van de dichtstbijzijnde woonbestemming te liggen. Er wordt hiermee voldaan aan de richtafstand. Bovendien is er in de huidige situatie ook reeds sprake van bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.1. Conclusie Er is ter plaatse van de omliggende woningen sprake van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat. Het aspect milieuzonering bedrijvigheid staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
4.5 Externe veiligheid Beleid en normstelling Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen. Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Risicovolle inrichtingen
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
24
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10‐6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. Vervoer van gevaarlijke stoffen Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet‐ en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10‐5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10‐6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10‐6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10‐6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Besluit externe veiligheid buisleidingen Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Onderzoek Risicovolle inrichtingen Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied verschillende risicovolle inrichtingen zijn gelegen. Het gaat hierbij om Broekman Distriport, HT Holland terminals BV, Huntsman Holland BV en C.RO Ports Nederland BV. Van deze inrichtingen reiken de PR 10‐6 contouren en invloedsgebieden niet tot het plangebied. Uit de risicoinventarisatie van DCMR behorende bij de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Brielle blijkt dat de planlocatie wel is gelegen binnen de toetsafstand voor ruimtelijke ontwikkelingen (1.500 m) van Huntsman Holland BV. Door de beoogde ontwikkeling zal de werkgelegenheid en daarmee de personendichtheid ter plaatse van het plangebied worden uitgebreid met circa 125 arbeidsplaatsen. Uit de Visie externe veiligheid gemeente Brielle blijkt dat ten aanzien van de inrichting Huntsman Holland B.V. sprake is van een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico. Opgemerkt kan worden dat de meest nabijgelegen woningbebouwing de woonkern Rozenburg is. Hier is ook de meeste populatie aanwezig.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
25
De meest nabijgelegen bebouwing binnen de gemeente Brielle is die van de woonkern Zwartewaal. Uit de berekeningen die in het kader van de Visie externe veiligheid zijn uitgevoerd blijkt dat de populatie in Zwartewaal niet bepalend is voor het groepsrisico van Huntsman Holland B.V. De beperkte toename in personendichtheid door de beoogde ontwikkeling zal door de grote afstand tot de risicovolle inrichting dan ook niet van invloed zijn op de hoogte van het groepsrisico. De aanwezigheid van de verschillende risicovolle inrichtingen levert dan ook geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling. Transport van gevaarlijke stoffen Over de watergang direct langs het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Over het Hartelkanaal vindt wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het Hartelkanaal is een zwarte watergang. Bij zwarte watergangen kan de PR 10‐6 risicocontour groeien tot de oeverlijn en ligt het plasbrandaandachtsgebied 25 m landwaarts vanaf de waterlijn. Het groepsrisico dient berekend te worden als de bevolkingsdichtheid groter is dan 1500 pers/ha dubbelzijdig of 2250 pers/ha enkelzijdig. De afstand van de beoogde ontwikkeling tot de watergang is circa 200 m. De aanwezigheid van de watergang is hiermee niet van invloed op de risicosituatie in het plangebied. Ook over de spoorlijn Botlek – Europoort vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Over het spoor vindt vervoer van zeer toxische vloeistof plaats. Het effectgebied van het spoor is hiermee meer dan 4000 m. In vrijwel alle gevallen wordt het groepsrisico echter bepaald door het vervoer van de stofcategorie brandbaar gas. Voor de uitkomst van de groepsrisicoberekening is het dan voldoende nauwkeurig om de bevolkingsdichtheid te inventariseren tot 400 m van de as van de spoorbaan. Toevoegen van bevolking buiten de 400 m levert geen wezenlijke verandering meer in het resultaat (Rijkswaterstaat, Handleiding Risicoanalyse Transport, d.d. 1 november 2011). De afstand van het spoor tot de beoogde ontwikkeling is circa 2000 m. De beoogde ontwikkeling heeft hiermee geen zichtbaar effect op de hoogte van het groepsrisico. De aanwezigheid van de spoorlijn vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Er vindt verder geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, of door buisleidingen. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.6 Luchtkwaliteit Beleid en Normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar‐ en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven. Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm stof toetsing van Grenswaarde stikstofdioxide jaargemiddelde 40 µg/m³ (NO2) concentratie Uurgemiddelde Max. 18 keer p.j. meer dan 200 concentratie µg/m³
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
26
fijn stof (PM10) fijn stof (PM2,5)
jaargemiddelde concentratie 24‐uurgemiddelde concentratie jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³ max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³ 25 µg/m³
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht. NIBM In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden: een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³); een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere kantoorlocaties indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 200.000 m2 omvat. Onderzoek De ontwikkeling in het plangebied is met de realisatie van een kantoor en een bedrijfsverzamelgebouw van 3.800 m2 dusdanig klein dat dit ten opzichte van de huidige situatie voor een beperkte verkeersaantrekkende werking zorgt. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het besluit nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de Monitoringstool NSL 2014 (www.nsl‐monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Havenkade (als maatgevende doorgaande weg langs het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat. Conclusie Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon‐ en leefmilieu ter plaatse.
4.7 Bodemkwaliteit Beleid en Normstelling
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
27
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik. Onderzoek en conclusie Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat in de omgeving van het plangebied historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemvervuiling. Uit onderzoek (Bodem belang BV, aanvullend bodemonderzoek, 28 oktober 2014) blijkt dat er inderdaad op twee boorpunten sprake is van een sterke verontreiniging van de bodem met zink. Er zal een aanvullend afperkend onderzoek uitgevoerd worden om vast te stellen of er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
4.8 Planologisch relevante leidingen Afwegingskader Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd: gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen; aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”; defensiebrandstoffen; warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink‐ en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”. Onderzoek en conclusie Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet‐relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
4.9 Water Waterbeheer en watertoets De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits‐ en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf. (PM reactie) Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
28
Europa: Kaderrichtlijn Water (KRW). Nationaal: Nationaal Waterplan (NW); Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21); Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW); Waterwet. Provinciaal: Provinciaal Waterplan; Provinciale Structuurvisie; Verordening Ruimte. Waterschapsbeleid In het Waterbeheerplan 2009‐2015 staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan. Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Voor een toename aan verhard oppervlak moet 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de verharding toeneemt. Gemeentelijk beleid Het waterplan Brielle (2006) is een weergave van de visie van het waterschap en de gemeente op het te ontwikkelen watersysteem. Het plan bevat realistische (haalbare) streefbeelden en een maatregelenpakket om deze streefbeelden te realiseren. Het waterplan heeft primair betrekking op het oppervlaktewater, maar houdt tevens rekening met gerelateerde aspecten zoals riolering, ruimtelijke ordening en groenvoorziening. Binnen de beschikbare beleidskaders zijn voor Brielle streefbeelden geformuleerd voor het watersysteem op de langere termijn (circa 2030). Hierbij is onderscheid gemaakt in een algemeen basisstreefbeeld voor de hele gemeente en aanvullende gebiedsgerichte streefbeelden. Het basisstreefbeeld gaat in op de waterkwantiteit, de waterkwaliteit en ecologie en op het gebruik. Huidige situatie Algemeen Het plangebied is gelegen aan Werfplein 5 te Zwartewaal en bestaat in de huidige situatie uit het bedrijf Bilfinger Industrial Services. Volgens de Bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) bestaat de bodem ter plaatse uit zeekleigrond. Het plangebied is geheel omringd door boezemwater, het Brielse Meer. Binnen het gebied komen daarnaast ook een aantal overige watergangen voor. De watergangen zijn omringd met een beschermingszone (5 m aan beide zijden voor boezemwater en 2 m voor overige watergangen). Binnen de beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om het onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
29
Het Brielse meer is een Kaderrichtlijn Water (KRW)‐lichaam. De Europese KRW‐richtlijn moet ervoor zorgen dat het oppervlakte‐ en grondwater vanaf 2015 van een goede kwaliteit is en dat ecologische doelen behaald worden. Het plangebied is buitendijks gelegen. Niet in de kern‐/beschermingszone van de aanwezige waterkeringen. Het gebied is daarnaast aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Toekomstige situatie Algemeen De beoogde ontwikkeling bestaat uit de sloop van de aanwezige gebouwen en de realisatie van een nieuw kantoor en een bedrijfsverzamelgebouw. Daartussen wordt ook een waterpartij gerealiseerd. Waterkwantiteit Toename in verharding dient gecompenseerd te worden. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied en van meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd worden. Het plangebied is in de huidige situatie reeds vrijwel geheel verhard. De beoogde ontwikkeling heeft dan ook geen toename in verharding tot gevolg. Watercompensatie is niet noodzakelijk. Afvalwaterketen en riolering Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden: hemelwater vasthouden voor benutting; (in)filtratie in de bodem van afstromend hemelwater; afstromend hemelwater gescheiden afvoeren naar oppervlaktewater; afstromend hemelwater afvoeren via het gemengd stelsel naar de RWZI. Watersysteemkwaliteit en ecologie Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet‐uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw‐ als de gebruiksfase. Veiligheid en waterkeringen De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Waterbeheer Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan‐ of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd. Conclusie De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
30
4.10 Archeologie en cultuurhistorie Archeologie Het beleid van de rijksoverheid (Wet op archeologische monumentenzorg) is gericht op behoud van het archeologisch erfgoed. Door het verdrag van Malta (Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed) is het beleid steeds meer gericht op het tijdig betrekken van archeologische belangen bij het ruimtelijk ordeningsbeleid. Op de archeologische waarde‐ en verwachtingskaart behorende bij het Beleidsplan Archeologie ‘Koers vastgelegd’ van de gemeente Brielle is te zien dat het gehele plangebied aan te merken is als een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Omdat onderhavig bestemmingsplan nieuwbouw mogelijk maakt in het gebied met een archeologische verwachtingswaarde, moet aangetoond worden of er archeologische waarden in het geding zijn. Ter plaatse van de ontwikkeling geldt een lage archeologische verwachtingswaarde, zie figuur 4.1. Ter plaatse van het plangebied is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Er is dan ook geen dubbelbestemming opgenomen.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
31
Figuur 4.1 Uitsnede Archeologische verwachtingenkaart Cultuurhistorie In de Cultuurhistorische Atlas van de provincie Zuid‐Holland is de dorpskern van Zwartewaal aangeduid als nederzetting waarvan de structuur nog volledig intact is en de bebouwing nog redelijk gaaf. Daarnaast is het lint Noordeinde – Havenkade – Kadeplein ‐ Bernissedijk aangeduid als een historische lijn van hoge waarde. Het Werfplein is aangeduid als historische lijn van redelijk hoge waarde. Uitgangspunt voor deze structuur is het handhaven en zo mogelijk het versterken ervan. In het bestemmingsplan zijn zodanige bouwvlakken opgenomen dat de historische lijnprofielen van de bebouwingslinten en de structuur van de dorpskern niet aangetast worden. De beeldkwaliteit wordt via de welstandsnota bewaakt. Bij onderhavig initiatief is rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden van de omgeving. Bij het ontwerpvoorstel wordt onder meer rekening gehouden met zichtlijnen tussen het historische lint en het achterliggende gebied. De ontwikkeling is qua ontwerp beter passend in de omgeving dan de huidige bedrijfsbebouwing en (buiten)opslag. Ook beoogt de architect met de belijning van o.a. het groen de haven en de jachthaven meer bij elkaar te betrekken. Met deze ontwikkeling wordt daardoor de ruimtelijke kwaliteit verbeterd. Voor het overige terrein zal op een later moment een passende invulling worden gezocht om de beoogde kwaliteitsverbetering te versterken. Conclusie Voor de gronden ter plaatse van de ontwikkeling blijkt sprake te zijn van een lage archeologische verwachtingswaarde. Indien bij de uitvoering van werkzaamheden onverwacht toch archeologische reten worden gevonden, dan dient hiervoor melding te worden gemaakt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
32
4.11 Ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen, wat ecologie betreft, moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bestaand bedrijventerrein, grasvelden en opgaande beplanting. Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan voorziet sloop en nieuwbouw ten behoeve van een kwaliteitsverbetering. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd: verwijderen beplanting en bomen; bouwrijp maken; bouwwerkzaamheden. Toetsingskader Beleid Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de EHS, alsmede de bescherming van beschermde landschapselementen en belangrijke weidevogelgebieden, is geregeld via de provinciale Verordening Ruimte. Wanneer er ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden plaatsvinden die onderdeel zijn van de EHS of van beschermde landschapselementen en in belangrijke weidevogelgebieden, geldt het nee, tenzij‐principe. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet compensatie plaatsvinden, wanneer er effecten optreden. Normstelling Flora‐ en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora‐ en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier‐ en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier‐ en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings‐ of vaste rust‐ en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten en soorten waarvoor een vrijstelling geldt als volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt en de activiteit te karakteriseren is als bestendig beheer, onderhoud of gebruik of ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: ‐ er sprake is van een wettelijk geregeld belang; ‐ er geen alternatief is; ‐ geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
33
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust‐ en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil). Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd 5. In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5‐soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. De Ffw is voor dit plan van belang, omdat bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: j. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel‐ en Habitatrichtlijn; k. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten; l. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Hetzelfde geldt voor de ecologische doelen van de beschermde natuurmonumenten (b), voor zover deze gebieden niet overlappen met Natura 2000. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of het plan effecten heeft op de gebieden beschermd onder de Natuurbeschermingswet 1998. Indien significant negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten moet worden gezocht naar oplossingen in de vorm van mitigerende maatregelen of aanpassingen van het plan. Zijn na verwerking hiervan significant negatieve effecten nog steeds niet uit te sluiten dan kan het plan alleen doorgang vinden als: ‐ sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang met inbegrip van redenen van
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
34
sociale of economische aard; ‐ geen alternatieven voorhanden zijn; ‐ resterende effecten worden gecompenseerd. Onderzoek en toetsing Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur‐ of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Natura 2000‐gebieden Oude Maas, Voornes Duin en Haringvliet liggen op meer dan 7 km afstand. Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn.
Figuur 4.2: Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo‐loket provincie Zuid‐Holland) In het plangebied vindt een kwaliteitsverbetering plaats. Doordat beschermde natuurgebieden op ruime afstand van het plangebied zijn gelegen, vinden hier geen (significant) negatieve effecten als gevolg van de ontwikkeling plaats. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon, www.verspreidingsatlas.nl en www.waarneming.nl). Vaatplanten De bermen en groenstroken binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de beschermde brede wespenorchis. Het ruige plantsoen in het plangebied biedt groeiplaatsen aan de beschermde grote kaardenbol. Vogels In de plantsoenen en groenstroken komen tuin‐ en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de buizerd, kraai en grote bonte specht. De omringende waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. Zoogdieren
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
35
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn. De bomen en mogelijk ook de bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Ze wonen in de spouwmuur, achter de betimmering, onder daklijsten en dakpannen en/of in spleten en gaten in bomen. De groenstroken en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een vliegroute van vleermuizen. Amfibieën Algemene amfibieën als bruine kikker, bastaardkikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken en onder stenen. Gezien de aanwezige biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor. Overige soorten Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde vissen, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. In tabel 4.3 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 4.3 Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime nader onderzoek nodig vrijstellingsregeling Ffw tabel 1 grote kaardenbol, brede nee wespenorchis mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de bastaard kikker ontheffingsregeling Ffw tabel 2 ‐ nee tabel 3 bijlage 1 AMvB ‐ nee bijlage IV HR alle vleermuizen ja vogels cat. 1 t/m 4 buizerd, gierzwaluw en huismus ja Het bestemmingsplan voorziet in sloop en nieuwbouw ten behoeve van een kwaliteitsverbetering. Per saldo zal in het plangebied sprake zijn van minder verstoring van de flora en fauna. De omringende groenstroken worden zelfs aantrekkelijker als leefgebied. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen wel leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1‐soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
36
voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming). Aan de hand van een quick scan (eenmalig veldbezoek ter plaatse) dient te worden bepaald of de te slopen bebouwing en te kappen bomen inderdaad geschikt zijn voor vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels. Indien dit het geval is, dient uitgebreid veldonderzoek te worden uitgevoerd. De beperkte verwijdering van opgaande beplanting is niet van invloed op het functioneren van een eventueel foerageergebied. In het plangebied worden ook nieuwe bomen terug geplant.
Conclusie De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Ten aanzien van beschermde soorten is het noodzakelijk een quick scan uit te voeren. Daarna kunnen conclusies worden getrokken ten aanzien van de uitvoering van het plan.
4.12 Mer‐regelgeving Beleid en Normstelling In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer‐plichtig, projectmer‐plichtig of mer‐beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG‐richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen: de kenmerken van de projecten; de plaats van de projecten; de kenmerken van de potentiële effecten. Onderzoek en conclusie In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer‐beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een bedrijfsoppervlakte van 200.000 m2 of meer (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een kantoor met een oppervlak van 3.800 m2 en een bedrijfsverzamelgebouw. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer‐procedure of mer‐beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
37
Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving
5.1 Vertaling bestemmingsplan De beschrijvingen en conclusies uit de voorgaande paragrafen zijn vertaald in dit bestemmingsplan. Hieronder wordt aangegeven wat in beginsel wordt geregeld in het bestemmingsplan. Bestemmingsplan Het bestemmingsplan regelt bouw‐ en gebruiksmogelijkheden van gronden en bouwwerken. Wat betreft bouwen regelt het bestemmingsplan in beginsel de korrel, massa en vorm van bouwwerken. Het bestemmingsplan biedt een aantal mogelijkheden om de ruimtelijke kwaliteiten en uitgangspunten, zoals in voorgaande paragrafen zijn beschreven, zeker te stellen. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent de plaatsing van gebouwen en bouwwerken, het regelen van maximale goot‐ en bouwhoogten, nokrichtingen, afwijkingen, nadere eisen en het opnemen van een vergunningstelsel voor werken en werkzaamheden. Welstand Wanneer het gaat om het uiterlijk van bouwwerken is het welstandstoezicht het meest aangewezen instrument om zaken zoals materiaal‐ en kleurgebruik van gevels en daken te regelen. Daarnaast zijn gevelindeling, ornamenten en detaillering ook zaken die in het kader van welstand worden geregeld.
5.2 Wijze van bestemmen In de Wro wordt een aantal mogelijkheden geboden voor de juridisch‐planologische opzet van een bestemmingsplan, waarmee de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor een gebied kan worden vastgelegd. De aard van het plangebied geeft in hoofdzaak aanleiding tot een flexibele bestemmingsplansystematiek, waar de bestaande ruimtelijke structuur het uitgangspunt vormt. Voor het nieuwe bestemmingsplan wordt gestreefd naar een flexibele opzet van het bedrijventerrein binnen de geformuleerde randvoorwaarden. Voorkomen moet worden dat voor iedere functiewijziging of bouwplan, die niet op ruimtelijke bezwaren stuiten, een afwijking dan wel een wijziging van het bestemmingsplan nodig is. De systematiek van het vigerend bestemmingsplan dient als uitgangspunt maar wordt vertaald naar eisen vanuit de richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit zal met name in de opbouw van de regels en de presentatie van de verbeelding (plankaart) gevolgen hebben. Het uitgangspunt is dat bestaande rechten in principe worden gehandhaafd. De bepalingen uit het vigerend bestemmingsplan worden vertaald in nieuwe bestemmingsplan.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
38
5.3 Planregels De regels bestaan uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zijn de inleidende bepalingen opgenomen, hoofdstuk 2 omvat de bestemmingsbepalingen. Verder zijn in hoofdstuk 3 de algemene regels opgenomen (artikel 9 t/m 15) en tot slot staan in hoofdstuk 4 de slot‐ en overgangsregels (artikel 16 en 17). Per hoofdstuk wordt hieronder nader ingegaan op de regels. Hierbij wordt de volgorde aangehouden zoals deze in de regels zijn opgenomen. 5.3.1 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begrippen De in de regels gebruikte begrippen worden hierin omschreven ter voorkoming van misverstanden of verschil in interpretatie. Artikel 2 Wijze van meten Dit betreft een omschrijving van de wijze waarop het meten dient plaats te vinden. 5.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsbepalingen Artikel 3 Bedrijf Het grootste gedeelte van het plangebied is bestemd voor Bedrijf. De gronden ten behoeve van het kantoorgebouw hebben de aanduiding 'bedrijfsgebonden kantoor'. Binnen deze bestemming is uitsluitend de vestiging van een bedrijfsgebonden kantoor, waarbij de bedrijfsactiviteiten elders plaatsvinden, toegestaan. De maximale oppervlakte voor het kantoor bedraagt 3.800 m². Voor de overige gronden zijn bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. De gebouwen (bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken) mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Artikel 4 Groen Gronden die ingericht worden als groen hebben deze bestemming gekregen. Artikel 5 Verkeer Wegen en parkeerterreinen zijn bestemd voor Verkeer. Binnen deze bestemming zijn echter ook voorzieningen zoals groen en water toegestaan. Zodoende biedt de bestemming enige flexibiliteit voor wat betreft de exacte invulling en eventuele noodzakelijke wijzigingen in een later stadium. Artikel 6 Water De waterpartij in het plangebied heeft de bestemming Water gekregen. 5.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 7 Antidubbeltelregel Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Artikel 8 Algemene bouwregels
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
39
De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden. Voorts zijn in dit artikel regels opgenomen voor bestaande afwijkingen van voorgeschreven maten en is een regel opgenomen met betrekking tot de afstemming met de Keur van het waterschap. Artikel 9 Algemene gebruiksregels In deze regeling wordt aangegeven dat het gebruik van gronden anders dan waarvoor ze bestemd zijn, verboden is. Van dit verbod kan worden afgeweken door het verlenen van een omgevingsvergunning door het bevoegd gezag indien strikte toepassing van het verbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik. Artikel 10 Algemene aanduidingsregels In dit artikel is de geluidszone industrielawaai opgenomen. Dit betekent dat nieuwe geluidsgevoelige functies niet zonder meer toelaatbaar zijn. Artikel 11 Overige regels Werking wettelijke regelingen In dit artikel is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de planregels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. In de planregels bij bestemmingsplannen wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling, een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Zo ook in dit bestemmingsplan. Parkeren Deze regeling bepaalt dat er alleen gebouwd mag worden als ook wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de door het bevoegd gezag gehanteerde beleidsregels met betrekking tot parkeren. 5.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs‐ en slotregels Artikel 12 Overgangsrecht In dit artikel staan de overgangsregels voor bestaande bouwwerken en bestaande gebruiksactiviteiten die afwijken van het bestemmingsplan; Artikel 13 Slotregel Dit artikel geeft de titel van de regels van het bestemmingsplan aan.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
40
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
41
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische uitvoerbaarheid Artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijke ordening (hierna: 'Wro') bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen indien: het verhaal van kosten van grondexploitatie niet anderszins is verzekerd; het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c 4°, respectievelijk 5° Wro noodzakelijk is; het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, respectievelijk b, c of d Wro noodzakelijk is. Binnen het plangebied zijn percelen in eigendom bij derden. Het bestemmingsplan voorziet op genoemde percelen in de realisering van een bedrijfsgebonden kantoorgebouw en bedrijfsgebouwen met bijbehorende voorzieningen, waarvoor omgevingsvergunningen zijn vereist. Met de eigenaar van genoemde percelen (ontwikkelende marktpartij) is een exploitatieovereenkomst gesloten, met als kenmerk dat de kosten voor de herontwikkeling voor rekening van de initiatiefnemer komen. Het verhaal van kosten voor de ontwikkeling is daarmee verzekerd voor het gehele plangebied. De gemeente Brielle stelt op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro en artikel 6.24 lid 1 een exploitatieplan vast .... PM
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.2.1 Inspraak en overleg Het voorontwerpbestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. De inspraak‐ en overlegreacties worden tezijnertijd samengevat en beantwoord en verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. 6.2.2 Zienswijzen Het ontwerpbestemmingsplan zal eveneens gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende die periode kunnen zienswijzen worden ingediend.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
42
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
bijlagen bij de Toelichting
44
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
45
Bijlage 1 Ontheffingsverzoek PVR
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
Verzoe ek om on ntheffing provincia ale verord dening Door HD DK architecte en is namens s het bedrijf Bilfinger Ind dustrial Serv vices Nederla and BV het verzoek v ingedien nd om medew werking te verlenen v aan n de ontwikk keling van he et hoofdkanttoor van het bedrijf op de locatie Werfplein 5 te Zwa artewaal. He et college van burgemeester en weth houders is voornem mens medew werking te ve erlenen aan d dit initiatief. Het college heeft het vo oorliggende ontheffin ngsverzoek op o de Verord dening ruimtte 2014 op 16 1 decemberr 2014 aan d de (raads)co ommissie Grondge ebied voorge elegd en zij hebben h unan niem positieff geadviseerd om bij de provincie Zu uidHolland een ontheffiingsverzoek in te dienen n. Bilfingerr wil op de huidige bedrijjfslocatie in Zwartewaal zijn hoofdka antoor behou uden en dez ze vestigen n in een nieu uw te ontwikkelen kantoo orgebouw. De D gemeente e Brielle verzzoekt de pro ovincie om mee te werken aan a dit initiatief om de v volgende red denen: •
B Behoud van werkgelegenheid in de g gemeente (c circa 125 arb beidsplaatse en).
•
K Kwaliteitsverbetering van de locatie en de directte omgeving g van de kern al. n Zwartewaa
De geme eente heeft het initiatieff reeds in ee n voorstadiu um besproke en met provi nciale ambte enaren (d.d. 20 september 2014). Het onderhavige o e ontheffings sverzoek is een e vervolg o op dat gesprrek. In deze notitie motiv veren wij wa aarom het in nitiatief niet in strijd is met m het proviinciaal belan ng. Het initiatieff is hiertoe getoetst aan de provincia ale verordening en de lad dder voor du uurzame verstede elijking (zie ook o bijlage 1). 1 Er is spra ake van zorg gvuldig ruimttegebruik. E Er is behoefte e aan deze (be edrijfsgebond den) kantoorruimte, de locatie ligt in bestaand stedelijk s geb bied en is pa assend ontsloten. Er is bove enal sprake van v een gew wenste kwaliteitsverbetering voor de eze locatie in n de directe o omgeving va an het cultuu urhistorisch w waardevolle lint Zwartew waal.
F Figuur: globa ale ligging
1
Aanleiding: behoud en uitbreiding kantoorruimte gewenst Behoud en uitbreiding werkgelegenheid door vestiging hoofdkantoor in Zwartewaal Bilfinger vindt zijn oorsprong in het gerenommeerde Spreeuwenberg-concern voor steigerbouw. Al ruim 60 jaar is het bedrijf gevestigd aan het Werfplein te Zwartewaal en bestaat momenteel uit een kantoorgebouw, tijdelijke uitbreiding in de vorm van portocabins, een opslagterrein en verschillende loodsen. Door veranderingen in de sector en het evolueren van het bedrijf, is de vraag ontstaan een nieuw representatief kantoorgebouw te ontwikkelen op eigen terrein. Daarmee zou het hoofdkantoor voor de Benelux hier gevestigd worden. Een groot deel van de opslag heeft Bilfinger naar Roosendaal verplaatst. Desondanks is een (eventueel verhuurbaar) bedrijfsverzamelgebouw wenselijk, waar in een eigen ruimtevraag voor opslag kan worden voorzien en gelieerde bedrijven in ondergebracht kunnen worden. Er bestaat een sterke relatie tussen de Rotterdamse havens, de specifieke technische industrie van de Botlek en de diensten die Bilfinger aanbiedt. De werkzaamheden bestaan uit een mix van specifieke kennis en vaardigheden dat in de loop van decennia in nauwe samenwerking met deze haven is uitgebreid en verdiept. Bilfinger biedt nu een maatwerk service-pakket voor de technische industrie van de Botlek en soortgelijke industrieën elders. Desalniettemin blijft de Rotterdamse Botlek historisch en economisch de belangrijkste en grootste opdrachtgever. Het huidige personeelsbestand van Bilfinger te Zwartewaal bestaat uit 125 personen, waarvan veel hogeropgeleiden, en zij komen veelal uit de directe regio van Voorne-Putten. Het huidige kantoor aan het Werfplein dient al ruim 60 jaar als werkplek en uitvalsbasis voor de werknemers van de ‘buitendienst’. Deze grote groep werknemers van de buitendienst werken in het ‘veld’ maar hebben ook op het hoofdkantoor een vaste werkplek. Hierdoor fungeert Bilfinger vanuit Zwartewaal als centrale controle kamer van de omliggende service-projecten. Niet alleen functioneel is Bilfinger verbonden met Zwartewaal. Door de lange bedrijfshistorie heeft deze plek enerzijds een sociaal aspect gekregen als werkomgeving van de werknemers en anderzijds heeft het bedrijf nauwe banden gekregen met de identiteit van de kern Zwartewaal. Indien de voorgenomen ontwikkeling in Zwartewaal niet mogelijk kan worden gemaakt dan is het alternatief dat Bilfinger de volledige bedrijfsvoering verplaatst naar de provincie Noord-Brabant. Het zou een verlies zijn voor de provincie Zuid-Holland als een dergelijk internationaal bedrijf uit de regio vertrekt. Ook zou dit vertrek grote consequenties hebben voor de werkgelegenheid in de gemeente Brielle en de regio Voorne-Putten. Een alternatief wordt niet gezien in concentratielocaties in de provincie Zuid-Holland, immers Bilfinger hecht grote waarde aan de functionele en historische gebondenheid van het bedrijf aan het Werfplein in Zwartewaal. Kantoren en bedrijvenbeleid Het regionale en provinciale kantoren- en bedrijvenbeleid is gericht op het realiseren van kantoren op de concentratielocaties ter vergroting van de agglomeratiekracht. Er is grote leegstand van kantoren en een overaanbod aan gemeentelijke plannen voor nieuwbouw. Echter de gemeente ontneemt met dit plan niet een potentiële kandidaat voor een leegstaand kantorencomplex in de provincie Zuid-Holland. Het nieuwe kantoorpand vervult de behoefte aan kantoorruimte voor Bilfinger, dat haar kantoorwerkzaamheden reeds in het oude kantoorgebouw en in portocabins op deze locatie uitvoert. Het kantoorgebouw zou slechts een deel van het terrein beslaan. Voor de rest van het terrein blijft de bedrijfsfunctie behouden voor opslag en kan er aan gelieerde bedrijven ruimte worden geboden in een nieuw bedrijfsverzamelgebouw. De oppervlakte van het bedrijfsperceel neemt af. De huidige bebouwing op het terrein zal worden gesloopt, waardoor de oppervlakte aan (toegestane) bedrijfsbebouwing af zal nemen met circa 940 m2, een afname van
2
minder d dan 25%. Vo oorts wordt opgemerkt o d dat de milieu ucategorisering van het bedrijvengedeelte middels ‘inwaartse zonering’ z zal worden bep paald, waarb bij de hoogstt mogelijke m milieucatego orie wordt to oegepast. Ee en en ander is i in overeen nstemming met m de Verordening ruim mte 2014.
F Figuur: huid dige situatie Noodzaa ak nieuw bes stemmingspllan Het plan n voor het ho oofdkantoor past niet bin nnen het vig gerende besttemmingspla an 'Zwartewa aal'. De gronden hebben hier de bestemming 'Bedrijjf'. Binnen deze bestemm ming zijn uittsluitend kan ntoren toegesta aan ten diensten van hett met de besstemming be eoogde gebrruik, met een n oppervlaktte van ten hoog gste 2.000 m², m voor zov ver het kanto oor niet mee er dan 40% van v het tota le oppervlak kte bestrijktt. Het nieuwe e kantoor he eeft een opp pervlakte van n 3.800 m² en e beslaat m meer dan 40% % van de totale e oppervlaktte. Tevens is s het beoogd de hoofdkanttoor gepositioneerd buite en het bouw wvlak dat is opgen nomen in hett vigerende bestemming gsplan en wo ordt het nieuwe gebouw hoger dan nu n mogelijk k is. Om de ontwikkeling o g juridisch pl anologisch mogelijk m te maken, m is ee en nieuw bestemm mingsplan no oodzakelijk. Noodza aak ontheffiing: Niet (g geheel) in o overeenstemming met t provincialle ruimtelijjke verorde ening an deze omv vang op deze e locatie is in n strijd met de huidige De vestiging van een kantoor va provincia ale Verorden ning ruimte 2014 2 (zie na adere onderb bouwing in bijlage b 1). In n de ruimtelijjke verorden ning is aange egeven dat nieuwe kanttoorlocaties niet n zijn toeg gestaan (beh houdens locaties die zijn aang gewezen als s kantoorloca atie). Een uittzondering is s onder mee er gemaakt v voor zelfstan ndige kantoren n die kleinerr zijn dan 1.0 000 m² en v voor bedrijfsg gebonden ka antoren met een maximum van 50% van n de oppervllakte.
3
Er is in d dit geval sprrake van bed drijfsgebonde en kantoorru uimte, waarb bij de bedrijffsactiviteiten n deels worden behouden in n het te realiseren bedrijjfsverzamelg gebouw, maa ar reeds elde ers uitgevoe erd worden. Er wordt cirrca 3.800 m² kantoorruiimte gerealis seerd waarm mee het max ximum van 50% 5 van de oppervlakte word dt overschreden.
F Figuur: uitsn nede verbeellding bestem mmingsplan ‘Zwartewaall’ Ontheffin ngsmogelijk kheid Er is een n ontheffings smogelijkheiid opgenome en in de prov vinciale ruim mtelijke vero rdening voor situaties s waarbij ‘de verwezenlijking van he t gemeentelijk ruimtelijk k beleid weg gens bijzondere omstand digheden one evenredig wordt belemm merd in verhouding tot de d met die re egels te dien nen provincia ale belangen n’. Hoewel e een gedeelte e van het be edrijf hier ge evestigd blijftt, is de omvang dusdaniig dat de bedrijfsa activiteiten ter plaatse de omvang va an het kanto oor niet vera antwoorden. Er is welisw waar sprake v van een bedrrijfsgebonde en kantoor, e echter de bedrijfsactivite eiten worden n deels elderrs uitgevoe erd. Daarom kan niet wo orden gesteld d dat er spra ake is van ee en uitbreidin ng van een bedrijfsg gebonden ka antoor in de zin van de p provinciale verordening. Wel is sprak ke van een functionele verbonde enheid met de haven. E r bestaat im mmers een stterke relatie tussen de Rotterda amse havens s, de specifie eke techniscche industrie van de Botlek en de die ensten die Bilfinger aanbiedtt. De werkza aamheden be estaan uit ee en mix van specifieke s ke ennis en vaa ardigheden dat d in de loop van n decennia in n nauwe sam menwerking met deze ha aven is uitge ebreid en verrdiept. Bilfinger biedt nu een m maatwerk se ervice-pakke et voor de te chnische ind dustrie van de d Botlek en soortgelijke e industrie eën elders. Gevraag gd wordt dan n ook om een n algehele o ontheffing om mdat er sprake is van ee en onevenred dige belemmering van he et gemeentelijk ruimtelijjk beleid: ge ewenste kwaliteitsverbettering van ee en bestaand de transform matielocatie en e behoud v van werkgele egenheid. De e gemeente is van mening dat
4
sprake is s van een go oede ruimtellijke ordenin ng en dat de ontwikkeling niet in striijd is met de e visie van de p provincie. Hieronder worrdt ingegaan n op de gewe enste kwalite eitsverbeteriing. Kwalite eitsverbeterring Ligging iin cultuurhis storisch waarrdevol gebie ed In de pro ovinciale strructuurvisie is het projecctgebied aan ngeduid als ‘b beter benuttten bebouwd de ruimte’. De locatie liigt deels in een e ‘Topgebiied cultureell erfgoed’. Deze topgebie eden hebben n betrekking op gebied den of structuren met ee en gave culttuurhistorische samenha ang, met bettrekking tot arche eologie, land dschapshisto orie en nederrzettingen. De D bescherm ming in topge ebieden richt zich op de continuïteit van het h karakter,, door behou ud en verste erking van de e structuur. Ruimtelijke ontwikke elingen zijn mogelijk, bin nnen randvo oorwaarden vanuit cultuurhistorie. V Voor de topgebieden waarden bes zijn regioprofielen cu ultuurhistorie opgesteld,, die concree et de cultuurrhistorische w schrijven en kwalitatieve richttlijnen bevattten voor rui mtelijke onttwikkeling en n de omgang g met deze waarden. w Met de u uitvoering va an dit plan verbetert de ruimtelijke kwaliteit k ter plaatse. De buitenopslag van steigers verdwijnt en een aantal grote loodssen wordt affgebroken. Daarnaast D wo ordt in het ontwerp o aandach ht besteed aa an landschap ppelijke inpa assing en beeldkwaliteit. De gemeen nte is daarom m van mening dat deze onttwikkeling gewenst is in dit gebied. In het viigerende bes stemmingsplan is gecon stateerd datt de twee be edrijven in he et gebied vo oor een rommelige aanblik vanaf v de hav ven in oostel ijke richting zorgen. Een n deel van he et gebied is aangedu uid op de culltuurhistorisc che waarden nkaart.
F Figuur: cultu uurhistorisch he waardenk kaart provinc cie Zuid-Holla and In de Cu ultuurhistoris sche Atlas va an de provin ncie Zuid-Holland is de dorpskern va an Zwartewaal aangedu uid als nederrzetting waarvan de stru uctuur nog volledig intact is en de be ebouwing no og redelijk gaaf. Daarnaast is het liint Noordein de - Havenk kade - Kadep plein - Bernisssedijk aang geduid als een h historische liijn van hoge e waarde. He et Werfplein is aangeduid d als historissche lijn van n redelijk hoge wa aarde. Uitgan ngspunt voor deze strucctuur is het handhaven h en e zo mogelijjk het verste erken
5
ervan. In het bestemmingsplan zijn zodanige bouwvlakken opgenomen dat de historische lijnprofielen van de bebouwingslinten en de structuur van de dorpskern niet aangetast worden. De beeldkwaliteit wordt via de welstandsnota bewaakt. Middels onderstaande ruimtelijke randvoorwaarden voor de nieuwe ontwikkeling wordt onder meer rekening gehouden met zichtlijnen tussen het historische lint en het achterliggende gebied. De ontwikkeling is beter passend in de omgeving dan de huidige bedrijfsbebouwing en (buiten)opslag. Ook zorgen de randvoorwaarden er voor dat onder andere het groen de haven en de jachthaven meer bij elkaar worden betrokken. Met deze ontwikkeling wordt daardoor de ruimtelijke kwaliteit verbeterd. Ruimtelijke randvoorwaarden De ontwikkeling van een nieuw hoofdkantoor van Bilfinger leidt tot een grote verandering op de locatie en in de omgeving. Het (schier)eiland waar de locatie in feite onderdeel van uit maakt, is nu diffuus ingedeeld en rommelig in gebruik. De entree van de kantoorlocatie ligt in de knik van de weg en leidt onder het hoofdbouwvolume naar het parkeerterrein aan de noordoostzijde van het perceel. De entree, het parkeerterrein en het gebouw worden zo verknoopt tot één geheel. Vanwege het beperkte eigendom van Bilfinger op de kop van het schiereiland, blijft nog wel een restgebied over.
Figuur: bouwplan
6
F Figuur: bouw wplan -kanto oorgebouw eling bouwpla an Beoorde Het hooffdbouwvolum me heeft in de d plattegron nd een krom mme vorm waardoor een n spannend spel s met de omlig ggende ruimte wordt aan ngegaan. He et gekromde bouwvolum me heeft aan de twee lan nge zijdes ee en eenduidig ge strooksge ewijze gevelo opbouw met raamopenin ngen binnen dat patroon n. De koppen v van het gebouw zijn ope en met veel glas. De oos stzijde is daa arbij opgetild d en kraagt over de entree v van het terre ein. De westz zijde krijgt e een duidelijk ke voet: een breed basem ment waarva an het dak mett groen/sedu um is afgedekt. Visueel l ijkt het gebo ouw op deze e plek in een grondlichaa am (dijk) geschoven. Aan de westzijde w wo ordt met vee el glas op de e begane gro ond een duid delijke koppe eling met het wate er gemaakt. Hier ligt ook k een terras.. In de ruimte ten zuiden van het kantoorgeb bouw wordt een e bedrijvenzone voorg gesteld, waardoor ook hierr een kans lig gt om de ruimtelijke kwa aliteit te verrbeteren. Het voorstel ga aat uit van kleinere k bedrijven, rug aan rug r gelegen, in een grote er eenduidig g bouwvolum me centraal o op de kavel. Het is echter o ook mogelijk dat er enkele grotere be edrijven gev vestigd gaan worden. La ngs het water is een kade me et een wande elroute voorzien om in d de openbare e ruimte mee er beleving v van de haven te creëren. De nieuw wbouw van het h kantoor is een duide elijk ruimtelijjk statementt. Het gebou uw heeft doo or de gekromd de vorm een n alzijdige oriëntatie, pre ecies op de plek p waar he et schiereilan nd breder wo ordt. Het is ruimte elijk gewenst het gebouw w een promiinente positie te geven, zodat de ruiimtelijke fun nctie van de bouw wmassa belee efbaar wordtt. De situe ering van de entree in co ombinatie me et de positie e van het hoo ofdbouwvolu ume en het parkeertterrein zijn ruimtelijk r goed in evenw wicht. De kop p van het sch hiereiland zo ou bij voorke eur als een gehe eel (dus incllusief de nu niet betrokk ken gronden)) benaderd moeten m word den. De openbare weg buittenom en he et parkeerterrrein ten noo ordwesten zo ouden eigenlijk bij de on ntwikkeling moeten m worden betrokken of ruimtelijk in i ieder geva al een gehee el moeten zijjn. Vooral de e koppeling van de
7
parkeerterreinen strekt tot de aanbeveling. Het afgesloten beeld van het schiereilandje zou kunnen worden doorbroken door een openbare route aan de buitenzijde van het eiland te realiseren. De open ruimte tussen het perceel met het kantoorpand en de bedrijfszone krijgt een parkachtige uitstraling met een vijver, waardoor het beeld van een schiereiland wordt versterkt. De zichtlijn met openbare wandelroute benadrukt de verbindings-as. De open ruimte tussen het perceel met het kantoorpand en de bedrijfszone ligt te veel naar het noorden om ook een duidelijke koppeling met de bebouwingsopening in het dorpslint van Zwartewaal te hebben (zie hiervoor ter illustratie de blauwe lijnen op de randvoorwaardenkaart). Zo wordt een kans gemist om samenhang tussen de twee gebieden (dorpslint en werfpleingebied) ter weerszijden van het water te versterken. Het voorstel voor de ontwikkeling van een bedrijfszone aan de zuidzijde van het kantoorpand is goed doordacht. Het gebiedje heeft een duidelijk structuur en is functioneel flexibel (onder andere loskoppeling ontsluiting). Er ligt voor de ontwikkeling van deze zone echter één duidelijke faalfactor op de loer. Een gecombineerd bedrijfsgebouw met aan alle zijdes entrees en roldeuren leidt vaak tot een rommelige situatie aan de voorzijde. Tijdelijke opslag, geparkeerde busjes en achterblijvend vuil leiden op wat langere termijn sneller tot verloedering. Randvoorwaarden Voor een duidelijke kwaliteitsslag, een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, is voor de ontwikkeling een aantal randvoorwaarden geformuleerd. Kantorenlocatie •
Bouwmassa concentreren en door een bijzondere vorm de locatie (schiereiland als geheel) een nieuw eigen gezicht geven.
•
Gebouw beleefbaar (rondom zo open mogelijk) houden vanwege de markeringsfunctie midden op het (schier)eiland.
•
Entree in het zicht vanaf het Werfplein zuidzijde.
•
Doorgang maken aan de westzijde van het terrein, van de parkeerplaats naar de bedrijvenzone.
•
Geen hekwerken rondom de entree.
•
Als er sprake is van een erfafscheiding aan de andere zijdes: in groen uitvoeren.
•
Koppeling in vormgeving en wellicht ook functioneel (in verband met uitwisseling) van de twee losse parkeerterreinen.
Bedrijvenzone
•
Geen bedrijfsontsluiting direct op het werfplein.
•
Aparte ontsluitingslus maken waarvan de bedrijven kunnen worden ontsloten.
•
Maximaal één bouwstrook in het midden.
•
Bouwhoogte: maximaal 8 meter.
•
Minimaal (openbare) profielbreedte: 14 meter.
•
Realiseren van een openbare oever met verblijfskwaliteit langs het water.
•
Eenduidige rooilijn langs openbare ruimte.
•
Semitransparant scherm tussen Werfplein en bedrijvenzone.
•
Parkeren: compact in parkeerkoffers.
8
Figuur: randvoorwaardenkaart Conclusie Het voorgestelde bouwplan leidt duidelijk tot kwaliteitsverbetering. Toch zijn er met name in de sfeer van de uitvoering enkele belangrijke aandachtspunten voor het vervolg. Dit geldt met name voor de beleving van het kantoorpand (openheid en openbaarheid) en de kwetsbaarheid van de ruimte rondom de bedrijfskavels. Borging ruimtelijke randvoorwaarden De ruimtelijke randvoorwaarden zoals hiervoor weergegeven worden op twee manieren geborgd. In de eerste plaats kent het op te stellen bestemmingsplan waarborgen. Voor het kantoorgedeelte wordt bepaald dat er sprake dient te zijn van een bedrijfsgebonden kantoor, waarbij de bedrijfsactiviteiten deels op afstand plaatsvinden. Voor het kantoor wordt een ‘strak’ bouwvlak opgenomen. De openbare ruimte rondom het gebouw krijgt de bestemmingen Groen en Verkeer. De bestaande parkeerplaats wordt bij het plangebied betrokken. Voor het resterende bedrijvengedeelte wordt waarschijnlijk de bestemming Bedrijf-Uit te werken opgenomen. Dit gedeelte is op dit moment nog niet geheel uitgekristalliseerd, wel zijn de
9
randvoorwaarden helder. De randvoorwaarden worden als uitwerkingsregels in het op te stellen bestemmingsplan opgenomen. In de tweede plaats vormen de randvoorwaarden ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit onderdeel van de met het bedrijf te sluiten overeenkomst. Een inrichtingsplan dient te worden goedgekeurd door de gemeente. Conclusie Omdat de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd, verzoekt het college van burgemeester en wethouders Gedeputeerde Staten om ontheffing te verlenen van de verordening, zodat een bedrijfsgebonden kantoor met een oppervlakte van 3.800 m2 mogelijk wordt gemaakt. Motivering Het gaat om de transformatie van een solitaire bedrijfslocatie binnen bestaand dorpsgebied, niet om een bestaand bedrijventerrein. Er komt een bedrijfsgebonden kantoor (er is geen sprake van een zelfstandige kantoorfunctie, de bedrijfsactiviteiten zijn deels ter plaatse en deels elders gevestigd) en er komt bovendien ruimte voor gelieerde bedrijven. Door het plan ontstaat er geen extra leegstand op bestaande kantoorlocaties, aangezien het alternatief van Bilfinger is om het kantoor naar Roosendaal te verplaatsen waar de overige bedrijfs- cq opslagactiviteiten plaatsvinden. Er is sprake van bestaande behoefte van reeds aanwezige kantooractiviteiten, waarbij de kantoorbehoefte van één bedrijf wordt geconcentreerd.
Er is sprake van een functionele verbondenheid met de haven. Er bestaat immers een sterke relatie tussen de Rotterdamse havens, de specifieke technische industrie van de Botlek en de diensten die Bilfinger aanbiedt. De werkzaamheden bestaan uit een mix van specifieke kennis en vaardigheden dat in de loop van decennia in nauwe samenwerking met deze haven is uitgebreid en verdiept. Bilfinger biedt nu een maatwerk service-pakket voor de technische industrie van de Botlek en soortgelijke industrieën elders. Er is bovenal sprake van een gewenste kwaliteitsverbetering in het cultuurhistorisch waardevolle lint Zwartewaal. De richtpunten van de kwaliteitskaart zijn niet in het geding.
10
Bijlage 1. Relevante artikelen verordening ruimte 2014 De regels in deze provinciale verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen: a.
de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
b.
in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
c.
indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die, i.
gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
ii.
passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1 van toepassing is, en
iii.
zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.
Toetsing De kantoorbehoefte van dit specifieke bedrijf wordt binnen bestaand stedelijk gebied geaccommodeerd op een transformatielocatie. Regionale afstemming is niet aan de orde omdat het om de specifieke kantoorbehoefte van 1 bedrijf gaat. De locatie is een transformatiegebied binnen bestaand stedelijk gebied en voldoet daarmee aan de voorkeursvolgorde. Binnen Zwartewaal is verder geen kantoorruimte in deze omvang. Ook is er geen sprake van leegstand. Lid c is niet van toepassing. Lid 2 Bestaand stads- en dorpsgebied Onder bestaand stads- en dorpsgebied als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing, met inbegrip van daartoe bouwrijp gemaakte terreinen, ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid (uitgezonderd glastuinbouw), detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Toetsing Het plangebied is in de structuurvisie aangeduid als “beter benutten bebouwde ruimte”.
11
Figuur: uitsnede visiekaart ‘beter benutten bebouwde ruimte’
Lid 3 Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau n.v.t. Artikel 2.1.2 Kantoren Lid 1 Kantorenlocaties Een bestemmingsplan kan voorzien in nieuwe kantoren, op gronden: a.
binnen de invloedsfeer van de concentratielocaties voor kantoren met treinhalte, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op Kaart 1 Kantoren;
b.
binnen de begrenzing van de concentratielocaties voor kantoren zonder treinhalte, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op Kaart 1 Kantoren, of
c.
binnen de begrenzing van de scienceparken, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op Kaart 1 Kantoren, mits passend in het profiel van het sciencepark.
Lid 2 Uitzonderingen Het eerste lid is niet van toepassing op: a.
het opnieuw bestemmen van een vigerende kantoorbestemming voor zover passend in een actuele regionale visie die is aanvaard door gedeputeerde staten;
b.
kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van 1.000 m² per vestiging;
c.
kantoren met een lokaal verzorgingsgebied;
d.
bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak van het bedrijf en
e.
functiegebonden kantoren bij een luchthaven, een haven of een veiling.
Toelichting Artikel 2.1.2: Uitzonderingen Buiten de hierboven bedoelde locaties is kantoorvestiging alleen bij uitzondering toegestaan. Het gaat daarbij allereerst om kantoren die zijn gericht op de lokale omgeving, bijvoorbeeld
12
gemeentehuizen en bankfilialen. Ook geldt een uitzondering voor kantoren kleiner dan 1.000 m², bedrijfsgebonden kantoren en functiegebonden kantoren. Functiegebonden kantoren zijn nauw verbonden met een veiling, een haven of een luchthaven. In het bestemmingsplan moet de koppeling tussen functie en kantoor nadrukkelijk worden onderbouwd en vastgelegd om te voorkomen dat ook gewone kantoren zich op deze locaties kunnen vestigen. Nog niet gerealiseerde kantoorbestemmingen buiten de concentratielocaties, de scienceparken en de hierboven benoemde uitzonderingen, kunnen alsnog gerealiseerd worden voor zover dat past in een actuele regionale visie die is aanvaard door Gedeputeerde Staten. In het Programma ruimte is aangegeven welke eisen in dat geval worden gesteld aan een regionale visie. Toetsing Het betreft een kantoor met lokale binding en een regionaal verzorgingsgebied. Er bestaat een sterke relatie tussen de Rotterdamse havens, de specifieke technische industrie van de Botlek en de diensten die Bilfinger aanbiedt. De werkzaamheden bestaan uit een mix van specifieke kennis en vaardigheden dat in de loop van decennia in nauwe samenwerking met deze haven is uitgebreid en verdiept. Bilfinger biedt nu een maatwerk service-pakket voor de technische industrie van de Botlek en soortgelijke industrieën elders. Bedrijfsgebonden kantoren mogen niet meer dan 50% van het totale vloeroppervlak bedragen. Omdat de bedrijfsactiviteiten deels ter plaatse en deels elders plaatsvinden is de ontwikkeling niet geheel in overeenstemming met de verordening omdat het meer dan 50% van het totale vloeroppervlak zal bedragen. Artikel 2.2.1 Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit: a.
de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
b.
als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door: i.
zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met
ii.
het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het
de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en derde lid; c.
als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door: i.
een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
ii.
het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.
Toetsing Stedelijke ontwikkelingen passen in de visie, die gericht is op kwaliteitsverbetering binnen bestaand stedelijk gebied. De kwaliteitsverbetering op de locatie wordt nader onderbouwd in het bestemmingsplan. In dit geval kan worden gesproken van ‘aanpassen’ omdat de functie niet in overeenstemming is met de verordening.
13
Figuur: uitsnede kwaliteitskaart: ‘kwaliteit in stads en dorpsgebied’
Lid 2 Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën a. n.v.t. b. Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 2, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 7 Beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit, kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling en voorts wordt voldaan aan de onder c gestelde voorwaarden. Toetsing Het plangebied grenst aan een gebied met beschermingscategorie 2, maar maakt hier zelf geen deel van uit.
14
Figuur: uitsnede kaart 7
Lid 3 Aanvullende ruimtelijke maatregelen a.
b.
De aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van): i.
duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
ii.
wegnemen van verharding;
iii.
toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
iv.
andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert.
De onder a genoemde maatregelen worden in beginsel getroffen binnen hetzelfde plangebied als de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dat niet mogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen elders in de motivering inzake ruimtelijke kwaliteit worden betrokken.
c.
In afwijking van sub b kan het bevoegd gezag in plaats van het treffen van ruimtelijke maatregelen een (gedeeltelijke) financiële compensatie verlangen door middel van een storting in een kwaliteitsfonds, dat is ingesteld op basis van de door Provinciale Staten vastgestelde regeling voor kwaliteitsfondsen, mits de daadwerkelijke uitvoering van de compenserende ruimtelijke kwaliteitsmaatregelen afdoende is verzekerd.
Toetsing Het plan gaat uit van kwaliteitsverbetering. Lid 4 Beeldkwaliteitsparagraaf n.v.t. Lid 5 Afstemming op specifieke regels n.v.t. Artikel 3.2 Ontheffingsbepalingen Lid 1 Ontheffing Gedeputeerde staten kunnen op verzoek van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de regels van deze verordening voor zover de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk
15
beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen. Lid 2 Toepassing ontheffing binnen de ecologische hoofdstructuur en strategische reservering natuur n.v.t. Lid 3 Voorschriften bij ontheffing Aan de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, kunnen voorschriften worden verbonden indien de betrokken provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Lid 4 Indieningsvereisten ontheffingsverzoek Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door gedeputeerde staten vastgestelde e-formulier en gaat vergezeld van de daarin aangegeven bescheiden en bevat een motivering dat het verzoek is gedaan in overeenstemming met de raad. Lid 5 Provinciale structuurvisie Gedeputeerde staten houden bij de beslissing op het verzoek om ontheffing rekening met de Visie ruimte en mobiliteit en het Programma ruimte. Lid 6 Toelichting bestemmingsplan De toelichting van een bestemmingsplan dat mede wordt gebaseerd op een verleende ontheffing bevat een afschrift van het ontheffingsbesluit, alsmede de in het vierde lid bedoelde bescheiden. Lid 7 Intrekking Gedeputeerde staten kunnen een ontheffing geheel of gedeeltelijk intrekken indien binnen twee jaar na verlening van de ontheffing, geen bestemmingsplan is vastgesteld met gebruikmaking van die ontheffing. Toelichting Artikel 3.2 Ontheffingsbepalingen Bij het opstellen van deze verordening is zoveel mogelijk rekening gehouden met voorzienbare uitzonderingen. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de opgenomen uitzonderingsbepalingen bij de algemene regels. Niet alle uitzonderingen zijn echter te voorzien. Daarom zijn Gedeputeerde Staten op basis van artikel 4.1 a van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd om voor bijzondere gevallen ontheffing te verlenen van deze verordening. Bij het besluit over toepassing van de ontheffingsbevoegdheid vindt een afweging plaats tussen enerzijds de provinciale belangen die worden gediend met de regels uit de verordening en anderzijds het belang van de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Indien het gemeentelijk ruimtelijk beleid onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met de verordening te dienen provinciale belangen bestaat er aanleiding om voor die situatie ontheffing te verlenen. Benadrukt wordt dat de ontheffingsbevoegdheid alleen is bedoeld voor onvoorziene, incidentele gevallen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden indien de betrokken provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Als bijvoorbeeld ontheffing wordt verleend voor een uitzonderlijke onvoorziene ontwikkeling binnen een molenbiotoop en die ontwikkeling leidt tot hogere kosten van beheer of onderhoud van de molen, dan kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat compensatie van die kosten nodig is. Voor toepassing van de ontheffing voor een ontwikkeling binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) gelden aanvullende voorwaarden. Deze voorwaarden vormen een invulling van het
16
zogenaamde 'Nee, tenzij' principe dat van toepassing is op ontwikkelingen binnen de EHS. De provincie gaat zeer terughoudend om met het verlenen van ontheffingen voor ontwikkelingen binnen de EHS. In het algemeen zal hierbij sprake moeten zijn van een groot openbaar belang. Verzoek om ontheffing Een verzoek tot ontheffing kan alleen worden ingediend door het college van burgemeester en wethouders omdat de verordening naar zijn aard is gericht op de inhoud van bestemmingsplannen. Een verzoek dient in overeenstemming te zijn met de gemeenteraad, bijvoorbeeld blijkend uit vastgesteld beleid zoals een structuurvisie. Het verzoek wordt ingediend door middel van het 'E-formulier ontheffingsverzoek'. Daarin is onder andere aangegeven welke bescheiden bij het indienen van het verzoek moeten worden meegezonden (zoals een beschrijving van de ontwikkeling waarvoor de ontheffing wordt verzocht, een of meer kaarten waarop de ontwikkeling in samenhang met de omgeving is aangegeven en een motivering dat voldaan wordt aan de ontheffingscriteria). Gelet op het incidentele karakter van de ontheffing wordt gemeenten verzocht om voorafgaand aan een verzoek contact op te nemen voor overleg en afstemming. Gedeputeerde Staten beslissen binnen acht weken. De gemeente neemt de verleende ontheffing op in de toelichting op het (ontwerp)bestemmingsplan, zodat belanghebbenden weten dat voor een bepaald onderdeel van het bestemmingsplan een ontheffing is verleend en dit eventueel betrekken bij hun zienswijzen en/of beroepschriften tegen het (ontwerp)bestemmingsplan. Indien gedeputeerde staten de ontheffing weigeren kan het college hiertegen bezwaar en/of beroep instellen. Als er na twee jaar nog geen bestemmingsplan is vastgesteld waarbij gebruik is gemaakt van de verleende ontheffing, dan zijn Gedeputeerde Staten bevoegd om deze geheel of gedeeltelijk in te trekken. Van deze bevoegdheid wordt in beginsel alleen gebruik gemaakt als vaststelling van dat bestemmingsplan niet op afzienbare termijn wordt verwacht. Beslistermijn De wettelijke beslistermijn van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. De termijn begint te lopen na ontvangst van het verzoek en alle daarbij behorende bescheiden.
17
46
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
47
Bijlage 2 Ontheffing PVR
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
al u m n i
Gedeputeerde S taten
•HF
G E M E E N T E BRIËLLE [n b e h a n d e l i n g j ĵ j j Kopio
Contact
:
uíik e(- ;r ig
3urg.
proviní ľ-
Ingekomen
,. ;
A
X T
,AJN
r-»
4
mï
2015
n
Eîvo i/n
k e g . nr.
7TTI I ï « J
'mg. C . N . J . G r a m m e n T 070 - 441 6234 cnj.gremmen@pzh-nl J.C. Martin T 070 - 441 74 43
[email protected]
KJ JL JL/ Postadres P rovinciehuis
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 0 7 0 - 4 4 1 6 6 11 www.zuid-holland.nl
Burgemeester en Wethouders van d e g e m e e n t e Brielle Postbus 101
Datum
3 2 3 0 A C Brielle
Zie verzenddatum Ons kenmerk
PZH-2015-505173686 DOS-2015-0000392 Uw
Onderwerp
kenmerk
Ontheffing Verordening ruimte 2 0 1 4 Werfplein 5 te
verzoek ontheffing kantoor BIS Zwartewaal
Zwartewaal
Bijlagen
Geacht college, O p 15 januari 2 0 1 5 ontvingen wij u w ontheffingsverzoek als bedoeld inartikel 3.2 v a n de Verordening ruimte 2 0 1 4 (hierna: de verordening) ten behoeve van: Ontwikkeling van een hoofdkantoor voor het bedrijf Bilfinger Industrial Services op de locatie Werfplein 5 te Z w a r t e w a a l g e m e e n t e Brielle. Wij hebben uw verzoek beoordeeld en besloten de gevraagde ontheffing te verlenen. Bijgaand treft u e e n afschrift a a n v a n o n s besluit. D e z e ontheffing k a n slechts w o r d e n toegepast t e n b e h o e v e v a n het opvolgend ruimtelijk besluit ( e e n b e s t e m m i n g s p l a n o f o m g e v i n g s v e r g u n n i n g ) w a a r v o o r d e o n t h e f f i n g is a a n g e v r a a g d . W i j wijzen u erop dat op grond v a n jurisprudentie de verleende ontheffing s a m e n m e t het ontwerp v a n het opvolgend ruimtelijk besluit ter inzage m o e t w o r d e n gelegd, z o d a t hiertegen zienswijzen en daarna eventueel beroep kan w o r d e n ingediend. T e g e n de verleende ontheffing staat op Bezoekadres
g r o n d v a n a r t i k e l 8 . 3 , lid 4 v a n d e W e t r u i m t e l i j k e o r d e n i n g t h a n s g e e n b e r o e p o p e n . V o o r t s
Zuid-Hollandplein 1
m e r k e n wij op dat de ontheffing k a n w o r d e n ingetrokken, indien het opvolgend ruimtelijk besluit
2596 A W Den Haag
n i e t b i n n e n t w e e j a a r n a v e r l e n i n g v a n d e o n t h e f f i n g is v a s t g e s t e l d .
T r a m 9 en de buslijnen 90, 385 en 386 stoppen dichtbij het
Hoogachtend,
provinciehuis. Vanaf station D e n H a a g C S is het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, secretaris,
voorzitter,
m w . drs. J.A.M. Hilgersom
drs. J. S m i t
auto's is beperkt.
Deze brief ís digitaal ondertekend,
Verzonden op 23-03-2015
hierdoor staat er geen fysieke handtekening in de brief
PZH-2015-505173686 c!d. 03-03-2015
Datum
Zie verzenddatum
" j" if H O L L A N D
pr
v
c
Ons kenmerk
PZH-2015-505173686
BESLUIT
Onderwerp V e r z o e k o m ontheffing als bedoeld inartikel 3.2 v a n de verordening. Besluit v a n G e d e p u t e e r d e S t a t e n v a n Zuid-Holland o phet v e r z o e k v a n de g e m e e n t e Brielle o m e e n o n t h e f f i n g a l s b e d o e l d i n a r t i k e l 3 . 2 , lid 1 v a n d e v e r o r d e n i n g t e n b e h o e v e v a n : O n t w i k k e l i n g v a n e e n h o o f d k a n t o o r v o o r het bedrijf Bilfinger Industrial S e r v i c e s o pd elocatie W e r f p l e i n 5t e Z w a r t e w a a l g e m e e n t e Brielle. Indiening H e t c o l l e g e v a n b u r g e m e e s t e r e n w e t h o u d e r s is v o o r n e m e n s o m d e z e o n t w i k k e l i n g o p t e n e m e n in e e n o p v o l g e n d r u i m t e l i j k b e s l u i t ( z i j n d e e e n b e s t e m m i n g s p l a n o f d a a r m e e gelijk t e s t e l l e n besluit) e n uit d e t o e g e z o n d e n i n f o r m a t i e blijkt d a t dit v o o r n e m e n i s a f g e s t e m d m e t d e g e m e e n t e r a a d . A a n g e z i e n d e v o o r g e n o m e n o n t w i k k e l i n g a f w i j k t v a n e e n o f m e e r r e g e l s uit d e verordening ishiervoor e e n ontheffingsverzoek ingediend. Ontheffingscriteria In a r t i k e l 3 . 2 , lid 1 v a n d e v e r o r d e n i n g i s b e p a a l d d a t G e d e p u t e e r d e S t a t e n o n t h e f f i n g k u n n e n verlenen v a n d eregels v a n de verordening, voor zover de verwezenlijking v a n het gemeentelijk ruimtelijk beleid w e g e n s bijzondere o m s t a n d i g h e d e n o n e v e n r e d i g wordt b e l e m m e r d in verhouding tot de, m e t die regels t ed i e n e n provinciale b e l a n g e n . Beoordeling van het verzoek Locatie Wij constateren dat de v o o r g e n o m e n ontwikkeling isgelegen in: G e m e e n t e Brielle, Werfplein 5 Z w a r t e w a a l , binnen bestaand stedelijk gebied,
gebiedsaanduiding
bedrijventerrein. Bijzondere
omstandigheden
D e ruimtelijke Kwaliteit wordt op d elocatie in hoge m a t e verbeterd. Belangenafweging M e t dit i n i t i a t i e f k a n w o r d e n i n g e s p e e l d
o pd ein het provinciale beleid o p g e n o m e n doelen o m
het bestaande stedelijk gebied beter te benutten e n d eruimtelijke kwaliteit te verbeteren.(Operationeel doel inhet P r o g r a m m a Ruimte) Middels ruimtelijke randvoorwaarden voor de n i e u w e ontwikkeling wordt onder m e e r rekening g e h o u d e n met zichtlijnen tussen het h i s t o r i s c h e lint e n h e t a c h t e r l i g g e n d e Ruimtelijke
gebied.
kwaliteit
In v e r b a n d m e t d e z e b e l a n g e n a f w e g i n g i shet v o o r n e m e n o o k b e o o r d e e l d o p d e g e v o l g e n v o o r de ruimtelijke kwaliteit. Daaruit isgebleken dat de ruimtelijke kwaliteit op d e locatie in aanzienlijke m a t e zal verbeteren. V r o e g e r (en nu nog gedeeltelijk) v o n d o phet terrein opslag v a n
2/3
PZH-2015-505173686 dd. 03-03 2015
Datum
Zie verzenddatum p r
^"l
e
HOLLAND
Ons kenmerk
PZH-2015-505173686
steigermateriaal plaats. Het terrein wordt heringericht met kantoor e n gaat m e e r aansluiten o p d e woonkern Zwartewaal.: O p grond v a n het v o o r g a a n d e h e b b e n wij vastgesteld dat d ev o o r g e n o m e n ontwikkeling voldoet a a n d e criteria v a n d e v e r o r d e n i n g e nv o o r verlening v a n e e n ontheffing i n a a n m e r k i n g k o m t . Ontheffing in relatie tot het opvolgend ruimtelijk besluit T e g e n dit besluit staat o p g r o n d v a n artikel 8.3, lid4 v a n d eW e t ruimtelijke o r d e n i n g t h a n s g e e n beroep open. W e l kan daaromtrent in het kader v a n d e procedure voor het opvolgend ruimtelijk besluit e e n zienswijze naar voren w o r d e n gebracht respectievelijk beroep w o r d e n ingesteld. V e r l e n i n g v a n d e o n t h e f f i n g sluit o v e r i g e n s n i e t u i t d a t d e p r o v i n c i e t e z i j n e r tijd e e n r e a c t i e z a l g e v e n o p het opvolgend ruimtelijk besluit. E r k u n n e n i nhet k a d e r v a n d e planbeoordeling aspecten naar voren k o m e n die daartoe aanleiding geven. Beslissing Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland Gelet o p het bepaalde in artikel 3 . 2 v a n d e verordening; BESLUITEN: 1. D e g e v r a a g d e o n t h e f f i n g t e n b e h o e v e v a n O n t w i k k e l i n g v a n e e n h o o f d k a n t o o r v o o r h e t bedrijf Bilfinger Industrial Services o p d elocatie Werfplein 5 t eZ w a r t e w a a l g e m e e n t e Brielle t e verlenen; 2. A a n deze ontheffing d ev o o r w a a r d e n t e verbinden dat d en i e u w b o u w v a n het kantoor v a n 3 8 0 0 m 2 dient ter vervanging e nuitbreiding v a n d e bestaande 3450 m 2kantoorruimte e n dat d ein het voorstel o p g e n o m e n ruimtelijke v o o r w a a r d e n w o r d e n geborgd inhet nog o p t e stellen bestemmingsplan e nw o r d e n verbonden a a n d e t everlenen omgevingsvergunning e n . 3. D i tbesluit d o o r m i d d e l v a n b i j g e v o e g d e brief a a n d e g e m e e n t e t o e t e z e n d e n .
3/3
PZH-2015-505173686 dd. 03-03-2015
48
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
49
Bijlage 3 Aanvullend bodemonderzoek
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
Bilfinger Industrial Services Werfplein 5 Zwartewaal
Onderwerp: Aanvullend bodemonderzoek Werfplein 5 te Zwartewaal Onze referentie: 051002522
Winkel, 28 oktober 2014
Geachte heer van Ruitenburg, Hierbij stuur ik u de resultaten van het aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd op de bovenstaande locatie. De aanleiding van het aanvullend onderzoek is de aangetroffen sterke verontreiniging met zink in een mengmonster van het in april 2014 uitgevoerde bodemonderzoek door Mos Milieu BV (kenmerk: R1303150-AM_1, d.d. 23 april 2014). Destijds is het mengmonster niet uitgesplitst en afzonderlijk onderzocht op het gehalte zink. Veldwerk Op 9 oktober 2014 hebben de heren J. Vergouwe en R. Pronk van Bodem Belang BV (geregistreerde veldwerkers) het bodemonderzoek uitgevoerd conform het SIKB 2000, protocol 2001. In totaal zijn er vier boringen tot 1,0 m-mv geplaatst. Van de betreffende diepten zijn de monsters apart geanalyseerd op het gehalte lutum en organische stof en zink na voorbehandeling conform AS3000. Interpretatie analyseresultaten Uit de analyseresultaten blijkt dat het gehalte zink in de monsters O2 (25-50) en O6 (25-50) de interventiewaarde overschrijdt. In de monsters O7(0-30) en O9(20-50) wordt respectievelijk de achtergrondwaarde en tussenwaarde overschreden. In verband met deze resultaten zijn de monsters O2 (50-100) en O6 (50-100) aanvullend geanalyseerd voor een diepte afperking. In deze monsters wordt respectievelijk de achtergrondwaarde wel en niet overschreden. Conclusies en aanbevelingen Op basis van de aangetoonde gehalten blijkt dat er op twee punten sprake is van een sterke verontreiniging. Aanvullend afperkend onderzoek is noodzakelijk om vast te stellen of er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging (>25 m³ sterk verontreinigde grond). Als u naar aanleiding van bovenstaande nog vragen of opmerkingen heeft dan sta ik u graag te woord. Met vriendelijke groet, Robin Pronk Bodem Belang BV
Bijlage 1 Locatiegegevens
Omgevingskaart
Klantreferentie: 051002522
0m
125 m
625 m
Deze kaart is noordgericht. Hier bevindt zich Kadastraal object ZWARTEWAAL A 2573 Werfplein 5, 3238 BH ZWARTEWAAL CC-BY Kadaster.
Schaal 1: 12500
Uw referentie: 051002522
11 8
9
10
10
12
34
Uittreksel Kadastrale Kaart
131 5
2492
15 6
2
4
4
3
6
8
1190
156
5
2542
al
2472
en
va
n
Zw ar te wa
2573
Ha v
2572
5
2509
2510
0m
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer 25 Huisnummer Vastgestelde kadastrale grens Voorlopige kadastrale grens Administratieve kadastrale grens Bebouwing Overige topografie Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 27 oktober 2014 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
12345
10 m
50 m
Schaal 1:1000 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
ZWARTEWAAL A 2573
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
Bijlage 2 Boorstaten
Onafhankelijkheidsverklaring Bodem Belang bv en opdrachtgever Tussen Bodem Belang en de opdrachtgever is er geen sprake van een relatie, die de onafhankelijkheid en de integriteit van Bodem Belang zou beïnvloeden en/of de werkzaamheden zou kunnen belemmeren. Bodem Belang is geen eigenaar van de te keuren grond.
Dhr. D.J. Schermer (directeur) Veldwerker(s) en opdrachtgever Ik verklaar dat het veldwerk onafhankelijk van de opdrachtgever is uitgevoerd conform de eisen van de uitgevoerde BRL en de daarbij behorende protocollen. Ik verklaar dat de veldwerkzaamheden onafhankelijk van de opdrachtgever is uitgevoerd conform de eisen van de uitgevoerde BRL, waarbij gebruik is gemaakt van interne functiescheiding onder de voorwaarde die het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer hieraan stelt.
Robin Pronk (Geregistreerd veldwerker)
1/1
Projectnr: 051002522 Projectnaam: Werfplein 5 Locatie: Zwartewaal
Boring: O2
Boring: O6 0
0
Klinker
0
0
Klinker
-8
-8
Zand, matig fijn, zwak siltig, geen olie-water reactie, bruin
2a
Zand, matig fijn, zwak siltig, geen olie-water reactie, bruin
6a
-25
-25
Klei, zwak siltig, matig humeus, geen olie-water reactie, donkerbruin
Klei, zwak siltig, matig humeus, geen olie-water reactie, donkerbruin
2b
6b
-50
50
Klei, matig siltig, geen olie-water reactie, donkergrijs
2c
Klei, matig siltig, geen olie-water reactie, donker bruingrijs
6c
-100
100
-50
50
-100
100
Boring: O7
Boring: O9 0
0
Klei, zwak siltig, matig humeus, geen olie-water reactie, donkerbruin
0
0
Klinker -8
9a
7a
-20
Klei, zwak siltig, matig humeus, matig baksteenhoudend, zwak zandhoudend, geen olie-water reactie, donkerbruin
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, geen olie-water reactie, bruin
7b -50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, geen olie-water reactie, donkergrijs
9b
100
-50
50
7c
Zand, matig fijn, zwak siltig, geen olie-water reactie, bruin
Klei, matig siltig, zwak humeus, sporen baksteen, geen olie-water reactie, donkergrijs
9c
-100
100
-100
getekend volgens NEN 5104
Datum: 09-10-2014
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
peilbuis blinde buis
casing
hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand
bentoniet afdichting
filter
Bijlage 3 Analysecertificaten
Bodembelang T.a.v. Robin Pronk Zandloper 17 1731LM WINKEL
Analysecertificaat Datum: 13-10-2014
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer/Versie Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2014117081/1 051002522 Werfplein 5 051002522 09-10-2014
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail
[email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer
051002522 Werfplein 5 051002522
Monsternemer Monstermatrix
R. Pronk Grond; Grond (AS3000)
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
1
2
3
4
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
73.8
76.0
74.4
79.5
Eenheid
Analyse
2014117081/1 10-10-2014 13-10-2014/09:11 A,C 1/1
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000 Bodemkundige analyses
S
Droge stof
% (m/m)
S
Organische stof
% (m/m) ds
6.8
4.7
10.0
7.3
Q
Gloeirest
% (m/m) ds
92.5
94.5
89.2
92.0
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
10.0
10.8
10.7
9.8
mg/kg ds
590
550
100
420
Metalen
S
Zink (Zn)
Nr. Monsteromschrijving
Datum monstername
1
O2 (25-50)
09-Oct-2014
8302196
2
O6 (25-50)
09-Oct-2014
8302197
3
O7 (0-30)
09-Oct-2014
8302198
4
O9 (20-50)
09-Oct-2014
8302199
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Monster nr.
Akkoord Pr.coörd.
VA TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2014117081/1 Pagina 1/1 Monster nr.
Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
Monsteromschrijving
8302196
O2
2b
25
50
0532029635
O2 (25-50)
8302197
O6
6b
25
50
0532029593
O6 (25-50)
8302198
O7
7a
0
30
0532029582
O7 (0-30)
8302199
O9
9b
20
50
0532029630
O9 (20-50)
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2014117081/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Methode referentie
Cryogeen malen AS3000
W0106
Voorbehandeling
Cf. AS3000
Droge Stof
W0104
Gravimetrie
Cf. pb 3010-2 en gw. NEN-ISO 11465
Organische stof (gloeirest)
W0109
Gravimetrie
Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754
Lutum (fractie < 2 µm)
W0171
Sedimentatie
Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753
Zink (Zn)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bodembelang T.a.v. Robin Pronk Zandloper 17 1731LM WINKEL
Analysecertificaat Datum: 28-10-2014
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer/Versie Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2014123927/1 051002522 Werfplein 5 051002522 10-10-2014
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail
[email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer
051002522 Werfplein 5 051002522
Monsternemer Monstermatrix
R. Pronk Grond; Grond (AS3000)
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
Eenheid
Analyse
1
2
Uitgevoerd
Uitgevoerd
72.0
70.0
2014123927/1 27-10-2014 28-10-2014/10:53 A,C 1/1
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000 Bodemkundige analyses
S
Droge stof
% (m/m)
S
Organische stof
% (m/m) ds
4.6
4.0
Q
Gloeirest
% (m/m) ds
93.9
93.7
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
20.5
32.2
mg/kg ds
340
87
Metalen
S
Zink (Zn)
Nr. Monsteromschrijving
Datum monstername
1
O2 (50-100)
09-Oct-2014
8324311
2
O6 (50-100)
09-Oct-2014
8324312
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Monster nr.
Akkoord Pr.coörd.
VA TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2014123927/1 Pagina 1/1 Monster nr.
Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
Monsteromschrijving
8324311
O2
2c
50
100
0532029584
O2 (50-100)
8324312
O6
6c
50
100
0532029588
O6 (50-100)
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2014123927/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Methode referentie
Cryogeen malen AS3000
W0106
Voorbehandeling
Cf. AS3000
Droge Stof
W0104
Gravimetrie
Cf. pb 3010-2 en gw. NEN-ISO 11465
Organische stof (gloeirest)
W0109
Gravimetrie
Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754
Lutum (fractie < 2 µm)
W0171
Sedimentatie
Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753
Zink (Zn)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage 4 Toetsing analyseresultaten
Toetsing: BoToVa Wbb 2014 bodem
Uw projectnummer Projectnaam Ordernummer Datum monstername Monsternemer Certificaatnummer
051002522 Werfplein 5 051002522 09-10-2014 R. Pronk 2014117081
Analyse
Eenheid
O2 (25-50)
GSSD
Oordeel
O6 (25-50)
GSSD Oordeel
O7 (0-30)
GSSD Oordeel
O9 (20-50)
GSSD Oordeel
Bodemtype correctie
Organische stof Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
6,8 10
0 0
4,7 10,8
0 0
10 10,7
0 0
7,3 9,8
0 0
Uitgevoerd
0
Uitgevoerd
0
Uitgevoerd
0
Uitgevoerd
0
% (m/m) % (m/m) ds % (m/m) ds % (m/m) ds
73,8 6,8 92,5 10
0 6,8 0 10
76 4,7 94,5 10,8
0 4,7 0 10,8
74,4 10 89,2 10,7
0 10 0 10,7
79,5 7,3 92 9,8
0 7,3 0 9,8
mg/kg ds
590
915,7
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000 Bodemkundige analyses
Droge stof Organische stof Gloeirest Korrelgrootte < 2 µm (Lutum) Metalen
Zink (Zn)
***
550 860,8
***
100 144,2
Legenda Verklaring van de gebruikte tekens:
niet getoetst kleiner dan of gelijk aan achtergrondwaarde groter dan achtergrondwaarde groter dan tussenwaarde groter dan interventiewaarde
* ** ***
GSSD = Gehalte gestandaardiseerd naar standaardbodem Deze toetsing is m.b.v. BoToVa uitgevoerd,
Nr. 1 2 3 4
Monster O2 (25-50) O6 (25-50) O7 (0-30) O9 (20-50)
Analytico-nr 8302196 8302197 8302198 8302199
*
420 650,8
**
Toetsing: BoToVa Wbb 2014 bodem
Uw projectnummer Projectnaam Ordernummer Datum monstername Monsternemer Certificaatnummer
051002522 Werfplein 5 051002522 09-10-2014 R. Pronk 2014123927
Analyse
Eenheid
O2 (50-100)
GSSD
Oordeel O6 (50-100) GSSD Oordeel
Bodemtype correctie
Organische stof Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
4,6 20,5
0 0
4 32,2
0 0
Uitgevoerd
0
Uitgevoerd
0
% (m/m) % (m/m) ds % (m/m) ds % (m/m) ds
72 4,6 93,9 20,5
0 4,6 0 20,5
70 4 93,7 32,2
0 4 0 32,2
Zink (Zn)
mg/kg ds
340
402
Legenda Nr. 1 2
Monster O2 (50-100) O6 (50-100)
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000 Bodemkundige analyses
Droge stof Organische stof Gloeirest Korrelgrootte < 2 µm (Lutum) Metalen
Analytico-nr 8324311 8324312
Verklaring van de gebruikte tekens:
niet getoetst kleiner dan of gelijk aan achtergrondwaarde groter dan achtergrondwaarde groter dan tussenwaarde groter dan interventiewaarde GSSD = Gehalte gestandaardiseerd naar standaardbodem Deze toetsing is m.b.v. BoToVa uitgevoerd,
* ** ***
*
87 79,82
-
Bijlage 5 Toetsingskader
Normeringskader Wet bodembescherming Om te beoordelen of er sprake is van een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en/of het milieu, zijn de analyseresultaten getoetst aan de eisen zoals deze zijn neergelegd in de Wet Bodembescherming en de Circulaire Bodemsanering (gewijzigd per 27 juni 2013). Hierbij worden per element de volgende waarden onderscheiden:
achtergrondwaarde (AW) voor grond: het niveau waarbij sprake is van een duurzame kwaliteit van de grond; bij overschrijding wordt gesproken van een lichte verontreiniging; streefwaarde (S) voor grondwater: het niveau waarbij sprake is van een duurzame kwaliteit van het grondwater; bij overschrijding wordt gesproken van een lichte verontreiniging; interventiewaarde bodem (I): het niveau waarbij de functionele eigenschappen van de bodem voor mens, plant of dier ernstig verminderd zijn of ernstig bedreigd worden; bij overschrijding wordt gesproken van een ernstige verontreiniging.
De achtergrondwaarden zijn vastgelegd in de Regeling bodemkwaliteit (Staatsblad, 22 november 2012). De interventiewaarden voor grond en grondwater zijn vastgelegd in de Circulaire bodemsanering. Bij de toetsing van de analyseresultaten aan de landelijke achtergrondwaarden en de interventiewaarden worden deze eerst omgerekend naar een gestandaardiseerde meetwaarde (GSSD). Bij de toetsing van de grondresultaten wordt daarbij gebruik gemaakt van de gemeten percentages lutum en organische stof in de grond(meng)monsters. De analyseresultaten van de grond- en grondwatermonsters zijn volgens BoToVa getoetst aan de achtergrond-, streef- en interventiewaarden.
50
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
Regels
52
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
53
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
1.1 plan het bestemmingsplan Werfplein 5 met identificatienummer NL.IMRO.0501.werfplein5‐0110 van de gemeente Brielle. 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5 aan‐ en uitbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 1.6 antennedrager een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. 1.7 antenne‐installatie een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. 1.8 archeologisch onderzoek onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt. 1.9 archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden. 1.10 bebouwing een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.11 bedrijf een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
54
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 1.13 bestaande afstands‐, hoogte‐, inhouds‐ en oppervlaktematen de afstands‐, hoogte‐, inhouds‐ en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.14 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 1.15 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.16 Bevi‐inrichting een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 1.17 bevoegd gezag het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.18 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. 1.19 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.20 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is. 1.21 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.22 bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel. 1.23 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.24 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.25 bijbehorend bouwwerk de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
55
1.26 bijgebouw een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 1.27 cultuurhistorische waarde de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid. 1.28 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.29 geluidsgevoelige objecten woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. 1.30 geluidzone ‐ industrie de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone ‐ industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder. 1.31 gezoneerd industrieterrein een terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken. 1.32 hoofdgebouw een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. 1.33 kantoor een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. 1.34 kap een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°. 1.35 NEN de door de Stichting Nederlands Normalisatie‐instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan. 1.36 nutsvoorzieningen de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. 1.37 overig bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.38
overkapping
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
56
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak. 1.39 peil a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan. 1.40 platte afdekking een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat. 1.41 slopen het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk. 1.42 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt. 1.43 voorgevel de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. 1.44 Wgh‐inrichting bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken. 1.45 zijerf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor‐ en achtergevel.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
Artikel 2
57
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 afstand de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. 2.2 bouwhoogte van een antenne‐installatie a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne‐installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne‐installatie; b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne‐installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne‐installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne‐installatie. 2.3 bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren. 2.5 dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.6 goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.7 inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.8 oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.9 vloeroppervlakte de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
58
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
59
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3
Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf ‐ bedrijfsgebonden kantoor': uitsluitend een bedrijfsgebonden kantoor, waarbij de bedrijfsactiviteiten deels op afstand plaatsvinden; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad‐ en losvoorzieningen en toegangswegen. 3.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 3.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. het oppervlak van een bedrijfsgebonden kantoor bedraagt ten hoogste 3.800 m²; e. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m; f. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf‐ en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak niet meer dan 1 meter mag bedragen; b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 5 meter; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte buiten het bouwvlak niet meer dan 1 meter mag bedragen. 3.3 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. Bevi‐inrichtingen zijn niet toegestaan; b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; c. Wgh‐inrichtingen zijn niet toegestaan;
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
60
d.
opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
Artikel 4
61
Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen, water, speelvoorzieningen en voet‐ en fietspaden; b. kunstwerken; c. afvalcontainers; d. nutsvoorzieningen. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd; b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter; c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m². 4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte en oppervlakte (indien bovengronds) van afvalcontainers mag niet meer bedragen dan 2 meter respectievelijk 4 m²; b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van beeldende kunst, mag niet meer bedragen dan 3 meter. 4.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; c. recreatief nachtverblijf.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
62
Artikel 5
Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet‐ en fietspaden; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame‐uitingen en water. 5.2 Bouwregels 5.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd; b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter; c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m². 5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 12 meter; b. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter; c. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 3 meter; d. de bouwhoogte en oppervlakte (indien bovengronds) van afvalcontainers mag niet meer bedragen dan 2 meter respectievelijk 4 m²; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 meter. 5.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: een verkooppunt van motorbrandstof; het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
Artikel 6
63
Water
11.1 Bestemmingsomschrijving 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterberging; b. waterhuishouding; c. waterlopen en waterpartijen; d. groenvoorzieningen; e. infiltratievoorzieningen; f. kunstwerken; g. de daarbij behorende voorzieningen. 6.2 Bouwregels Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels: a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter. 6.3 Nadere eisen 11.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing: a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon‐ en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving. 6.4 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
64
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
65
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7
Anti‐dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
66
Artikel 8
Algemene bouwregels
8.1 Overschrijding bouwgrenzen De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt; b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt. 8.2 Bestaande maten Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende: a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands‐, hoogte‐, inhouds‐ en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat: 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden; 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden; b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt; c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
Artikel 9
67
Algemene afwijkingsregels
9.1 Maten en bouwgrenzen Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
68
Artikel 10
Algemene wijzigingsregels
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
Artikel 11
69
Overige regels
11.1 Werking wettelijke regelingen De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan. 11.2 Parkeren a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
70
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
71
Hoofdstuk 4 Overgangs‐ en slotregels
Artikel 12
Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%; c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 12.2 Overgangsrecht gebruik Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
72
Artikel 13
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Werfplein 5'.
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
bijlagen bij de Regels
74
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
75
Bijlage 1 SvB 'bedrijventerrein'
Rho adviseurs voor leefruimte
050100.18847.00
Bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
‐ < > = cat. e.d. kl. n.e.g. o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u d
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur dag
w j B C D L Z R V G/P
week jaar bodemverontreiniging continu divers luchtverontreiniging zonering op basis van Wet geluidhinder risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing) Vuurwerkbesluit van toepassing verkeersaantrekkende werking goederenvervoer/personenvervoer: 1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking 2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking 3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking
1
VERKEER
GEUR
INDICES
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
OMSCHRIJVING
GEVAAR
GELUID
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
STOF
2
01
01
‐
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
0112
011, 012, 013, 016
0
Tuinbouw:
0112
0113
4
- champignonkwekerijen (algemeen)
1 G
0112
0113
5
- champignonkwekerijen met mestfermentatie
0112
0163
6
0112
011
014
016
014 014 014
016
- algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI‐code 51.55
014
016
3
014
016
0142
0162
05
30
10
30
C
10
30
2
100
10
30
C
10
100
3.2
1 G
- bloembollendroog‐ en prepareerbedrijven
30
10
30
C
10
30
2
1 G
7
- witlofkwekerijen (algemeen)
30
10
30
C
10
30
2
1 G
0
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
016
1
- algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m²
30
10
50
10
50
3.1
2 G
016
2
- algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. <= 500 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m²
30
10
50
10
50
3.1
4
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²
30
10
30
KI‐stations
30
10
30
03
‐
0501.1
0311
Zeevisserijbedrijven
0501.2
0312
Binnenvisserijbedrijven
0502
032
0
Vis‐ en schaaldierkwekerijen
0502
032
1
- oester‐, mossel‐ en schelpenteeltbedrijven
0502
032
2
- visteeltbedrijven
15
10, 11
‐
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
101, 102
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
101, 102
1
- slachterijen en pluimveeslachterijen
100
0
100
C
50
151
101
2
- vetsmelterijen
700
0
100
C
30
151
101
3
- bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval
300
0
100
C
50
D
2 G
10
30
2
1 G
0
30
2
1 G
VISSERIJ‐ EN VISTEELTBEDRIJVEN
C
100
0
100
C
50
50
0
50
C
10
R
100
3.2
2 G
50
3.1
1 G
100
30
50
C
0
100
3.2
1 G
50
0
50
C
0
50
3.1
1 G
R R
100
D
3.2
2 G
700
5.2
2 G
300
4.2
2 G
GROOTSTE AFSTAND
GEUR
INDICES
3
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEVAAR
OMSCHRIJVING
GELUID
STOF
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
VERKEER
151
101
4
- vleeswaren‐ en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1.000 m²
100
0
100
C
50
100
3.2
2 G
151
101
5
- vleeswaren‐ en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1.000 m²
50
0
50
C
30
R
50
3.1
1 G
151
101
6
- vleeswaren‐ en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
30
0
50
10
50
3.1
1 G
151
101, 102
7
- loonslachterijen
50
0
50
10
50
3.1
1 G
151
108
8
50
0
50
10
50
3.1
2 G
152
102
0
- vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant‐en‐klaarmaaltijden met p.o. < 2.000 m² Visverwerkingsbedrijven:
152
102
1
- drogen
700
100
200
C
30
700
5.2
152
102
2
- conserveren
200
0
100
C
30
200
4.1
2 G
152
102
3
- roken
300
0
50
C
0
300
4.2
1 G
152
102
4
- verwerken anderszins: p.o. > 1.000 m²
300
10
50
C
30
300
4.2
2 G
152
102
5
- conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 1.000 m²
100
10
50
30
100
3.2
1 G
152
102
6
- conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 300 m²
50
10
30
10
50
3.1
1 G
1531
1031
0
Aardappelproductenfabrieken:
1531
1031
1
- vervaardiging van aardappelproducten
1531
1031
2
- vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m²
1532,1533
1032, 1039
0
Groente‐ en fruitconservenfabrieken:
1532,1533
1032, 1039
1
- jam
1532,1533
1032, 1039
2
- groente algemeen
1532,1533
1032, 1039
3
- met koolsoorten
1532,1533
1032, 1039
4
- met drogerijen
1532,1533
1032, 1039
5
- met uienconservering (zoutinleggerij)
1541
104101
0
Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541
104101
1
- p.c. < 250.000 ton/jaar
200
30
100
C
1541
104101
2
- p.c. >= 250.000 ton/jaar
300
50
300
C
1542
104102
0
Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542
104102
1
- p.c. < 250.000 ton/jaar
200
10
100
C
1542
104102
2
- p.c. >= 250.000 ton/jaar
300
10
300
C
D
300
30
200
C
50
10
50
50
10
100
C
50
10
100
100
10
100
300
10
300
10
2 G
50
R
300
4.2
2 G
50
R
50
3.1
1 G
10
100
3.2
1 G
C
10
100
3.2
2 G
C
10
100
3.2
2 G
200
C
30
300
4.2
2 G
100
C
10
300
4.2
2 G
Z
30
R
200
4.1
3 G
50
R
300
4.2
3 G
100
R
200
4.1
3 G
200
R
300
4.2
3 G
Z
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
30
R
200
4.1
3 G
Z
50
R
300
4.2
3 G
C
Z
50
R
500
5.1
3 G
500
C
Z
50
R
500
5.1
3 G
100
C
50
R
100
3.2
2 G
50
R
300
4.2
3 G
50
R
300
4.2
3 G
50
R
100
3.2
2 G
30
2
1 G
4.2
2 G
4.1
2 G
4.1
2 G
GEUR
STOF
VERKEER
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
GELUID
4
1543
1042
0
Margarinefabrieken:
1543
1042
1
- p.c. < 250.000 ton/jaar
100
10
200
C
1543
1042
2
- p.c. >= 250.000 ton/jaar
200
10
300
C
1551
1051
0
Zuivelproducten fabrieken:
1551
1051
1
- gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton/uur
200
100
500
1551
1051
2
- geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton/uur
200
30
1551
1051
3
- melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton/jaar
50
0
1551
1051
4
- melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton/jaar
100
0
300
C
1551
1051
5
- overige zuivelproductenfabrieken
50
50
300
C
1552
1052
1
Consumptie‐ijsfabrieken: p.o. > 200 m²
50
0
100
C
1552
1052
2
- consumptie‐ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²
10
0
30
1561
1061
0
Meelfabrieken:
1561
1061
1
- p.c. >= 500 ton/uur
200
100
300
C
1561
1061
2
- p.c. < 500 ton/uur
100
50
200
1561
1061
Grutterswarenfabrieken
50
100
200
1562
1062
0
Zetmeelfabrieken:
1562
1062
1
- p.c. < 10 ton/uur
200
50
1562
1062
2
- p.c. >= 10 ton/uur
300
100
1571
1091
0
Veevoerfabrieken:
1571
1091
1
- destructiebedrijven
1571
1091
2
- beender‐, veren‐, vis‐ en vleesmeelfabriek
700
100
100
C
30
5.2
3 G
1571
1091
3
- drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit < 10 ton/uur water
300
100
200
C
30
300
4.2
2 G
1571
1091
4
- drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit >= 10 ton/uur water
700
200
300
C
50
700
5.2
3 G
1571
1091
5
- mengvoeder, p.c. < 100 ton/uur
200
50
200
C
30
200
4.1
3 G
1571
1091
6
- mengvoeder, p.c. >= 100 ton/uur
300
100
300
C
300
4.2
3 G
1572
1092
Vervaardiging van voer voor huisdieren
200
100
200
C
200
4.1
2 G
1581
1071
0
Broodfabrieken, brood‐ en banketbakkerijen:
Z
0
Z
R
300
C
50
R
200
C
50
200
C
30
R
200
4.1
1 G
300
C
50
R
300
4.2
2 G
200
D
Z
30
100
700
200
C
50
Z Z
50 30
R
R
700
D
700
D
5.2
3 G
GROOTSTE AFSTAND
GEUR
INDICES
5
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEVAAR
OMSCHRIJVING
GELUID
STOF
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
VERKEER
1581
1071
1
- v.c. < 7.500 kg meel/week, bij gebruik van charge‐ovens
30
10
30
C
10
30
2
1 G
1581
1071
2
- v.c. >= 7.500 kg meel/week
100
30
100
C
30
100
3.2
2 G
1582
1072
Banket, biscuit‐ en koekfabrieken
100
10
100
C
30
100
3.2
2 G
1583
1081
0
Suikerfabrieken:
1583
1081
1
- v.c. < 2.500 ton/jaar
500
100
300
C
100
R
500
5.1
2 G
1583
1081
2
- v.c. >= 2.500 ton/jaar
1000
200
700
C
200
R
1000
5.3
3 G
1584
10821
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade‐ en suikerwerk:
1584
10821
1
- cacao‐ en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m²
500
50
100
50
500
5.1
2 G
1584
10821
2
100
30
50
30
100
3.2
2 G
1584
10821
3
30
10
30
10
30
2
1 G
1584
10821
4
- cacao‐ en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² - cacao‐ en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² - suikerwerkfabrieken met suikerbranden
300
30
50
30
R
300
4.2
2 G
1584
10821
5
- suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. > 200 m²
100
30
50
30
R
100
3.2
2 G
1584
10821
6
- suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. <= 200 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
1585
1073
Deegwarenfabrieken
50
30
10
10
50
3.1
2 G
1586
1083
0
Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586
1083
1
- koffiebranderijen
500
30
200
10
500
5.1
2 G
1586
1083
2
- theepakkerijen
100
10
30
10
100
3.2
2 G
1587
108401
Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden
200
30
50
10
200
4.1
2 G
1589
1089
Vervaardiging van overige voedingsmiddelen
200
30
50
30
200
4.1
2 G
1589.1
1089
Bakkerijgrondstoffenfabrieken
200
50
50
50
4.1
2 G
1589.2
1089
0
Soep‐ en soeparomafabrieken:
1589.2
1089
1
- zonder poederdrogen
100
10
50
10
1589.2
1089
2
- met poederdrogen
300
50
50
50
1589.2
1089
Bakmeel‐ en puddingpoederfabrieken
200
50
50
1591
110101
Destilleerderijen en likeurstokerijen
300
30
200
1592
110102
0
Vervaardiging van ethylalcoholdoorgisting:
Z
R
C
R
200
D
D
C
100
3.2
2 G
300
4.2
2 G
30
200
4.1
2 G
30
300
4.2
2 G
R
6
INDICES
110102
1
- p.c. < 5.000 ton/jaar
200
30
200
C
30
R
200
4.1
1 G
1592
110102
2
- p.c. >= 5.000 ton/jaar
300
50
300
C
50
R
300
4.2
2 G
1593 t/m 1595
1102 t/m 1104
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke
10
0
30
C
0
30
2
1 G
1596
1105
Bierbrouwerijen
300
30
100
C
50
300
4.2
2 G
1597
1106
Mouterijen
300
50
100
C
30
300
4.2
2 G
1598
1107
Mineraalwater‐ en frisdrankfabrieken
10
0
100
100
3.2
3 G
16
12
‐
VERWERKING VAN TABAK
160
120
Tabakverwerkende industrie
17
13
‐
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
171
131
Bewerken en spinnen van textielvezels
172
132
0
Weven van textiel:
172
132
1
- aantal weefgetouwen < 50
10
10
100
172
132
2
- aantal weefgetouwen >= 50
10
30
300
173
133
Textielveredelingsbedrijven
50
0
174,175
139
Vervaardiging van textielwaren
10
0
1751
1393
Tapijt‐, kokos‐ en vloermattenfabrieken
100
176,177
139, 143
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
0
18
14
‐
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181
141
Vervaardiging kleding van leer
30
0
50
0
50
182
141
Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief van leer)
10
10
30
10
183
142, 151
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
50
10
10
10
19
15
‐
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)
191
151, 152
Lederfabrieken
GELUID
GEVAAR
1592
VNG‐nr.
VERKEER
AFSTANDEN IN METERS
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
STOF
SBI‐2008
GEUR
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
50
R R
200
10
30
50
50
C
30
100
30
200
100
4.1
3.2
2 G
2 G
0
100
3.2
2 G
50
300
4.2
3 G
50
10
50
3.1
2 G
50
10
50
3.1
1 G
30
200
10
200
4.1
2 G
10
50
10
50
3.1
1 G
Z
300
30
100
10
3.1
1 G
30
2
2 G
50
3.1
1 G
300
4.2
2 G
GROOTSTE AFSTAND
GEUR
INDICES
7
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEVAAR
OMSCHRIJVING
GELUID
STOF
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
VERKEER
192
151
Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel)
50
10
30
10
50
193
152
Schoenenfabrieken
50
10
50
10
50
20
16
‐
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
2010.1
16101
Houtzagerijen
2010.2
16102
0
Houtconserveringsbedrijven:
2010.2
16102
1
- met creosootolie
2010.2
16102
2
- met zoutoplossingen
202
1621
Fineer‐ en plaatmaterialenfabrieken
203,204,205
162
0
203,204,205
162
1
0
50
100
50
R
100
D
3.1
2 G
3.1
2 G
3.2
200
30
50
10
2 G
200
4.1
2 G 2 G
10
30
50
10
50
3.1
100
30
100
10
100
3.2
3 G
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout
0
30
100
0
100
3.2
2 G
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²
0
30
50
0
50
3.1
1 G
10
10
30
0
30
205
162902
Kurkwaren‐, riet‐ en vlechtwerkfabrieken
2
1 G
21
17
‐
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER‐ EN KARTONWAREN
2111
1711
Vervaardiging van pulp
2112
1712
0
Papier‐ en kartonfabrieken:
2112
1712
1
- p.c. < 3 ton/uur
2112
1712
2
- p.c. 3 ‐ 15 ton/uur
100
2112
1712
3
- p.c. >= 15 ton/uur
200
212
172
Papier‐ en kartonwarenfabrieken
30
30
2121.2
17212
0
Golfkartonfabrieken:
2121.2
17212
1
- p.c. < 3 ton/uur
30
30
100
C
2121.2
17212
2
- p.c. >= 3 ton/uur
50
30
200
C
22
18
‐
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2221
1811
Drukkerijen van dagbladen
200
100
200
C
50
R
200
4.1
50
30
50
C
30
R
50
3.1
50
200
C
Z
50
R
200
4.1
2 G
100
300
C
Z
100
R
300
4.2
3 G
100
C
30
R
100
3.2
2 G
30
0
100
C
Z
3 G 1 G
30
R
100
3.2
2 G
30
R
200
4.1
2 G
10
100
3.2
3 G
8
OMSCHRIJVING
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
Drukkerijen (vlak‐ en rotatiediepdrukkerijen)
30
0
100
10
100
3.2
3 G
18129
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
10
0
30
0
30
2
1 P
2223
1814
A
Grafische afwerking
0
0
10
0
10
1
1 G
2223
1814
B
Binderijen
30
0
30
0
30
2
2 G
2224
1813
Grafische reproductie en zetten
30
0
10
10
30
2
2 G
2225
1814
Overige grafische activiteiten
30
0
30
10
30
223
182
Reproductiebedrijven opgenomen media
0
0
10
0
10
23
19
‐
231
191
Cokesfabrieken
1000
700
1000
C
Z
100
R
1000
5.3
2 G
2320.1
19201
Aardolieraffinaderijen
1500
100
1500
C
Z
1500
R
1500
6
3 G
2320.2
19202
A
Smeeroliën‐ en vettenfabrieken
50
0
100
30
R
100
3.2
2 G
2320.2
19202
B
Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie
300
0
100
50
R
300
4.2
2 G
2320.2
19202
C
Aardolieproductenfabrieken n.e.g.
300
0
200
50
R
300
D
4.2
2 G
233
210, 212, 244
Splijt‐ en kweekstoffenbewerkingsbedrijven
10
10
100
1500
1500
D
6
1 G
24
20
‐
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2411
2011
0
Vervaardiging van industriële gassen:
2411
2011
1
- luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton/dag lucht
2411
2011
2
2411
2011
3
2412
2012
2413
GELUID
STOF
GEUR
VERKEER
1812
2222.6
GEVAAR
2222
VNG‐nr.
CATEGORIE
SBI‐2008
GROOTSTE AFSTAND
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
2
2 G
1
1 G
AARDOLIE‐/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT‐ /KWEEKSTOFFEN
Z
D
10
0
700
C
100
R
700
5.2
3 G
- overige gassenfabrieken, niet explosief
100
0
500
- overige gassenfabrieken, explosief
100
0
500
C
100
R
500
5.1
3 G
C
300
R
500
5.1
Kleur‐ en verfstoffenfabrieken
200
0
200
3 G
C
200
R
200
4.1
2012
0
Anorganische chemische grondstoffenfabrieken:
3 G
2413
2012
1
- niet vallend onder 'post‐Seveso‐richtlijn'
100
30
300
C
300
R
300
D
4.2
2 G
2413
2012
2
- vallend onder 'post‐Seveso‐richtlijn'
300
50
500
C
700
R
700
D
5.2
3 G
2414.1
20141
A0 Organische chemische grondstoffenfabrieken:
D
GROOTSTE AFSTAND
GEUR
INDICES
9
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEVAAR
OMSCHRIJVING
GELUID
STOF
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
VERKEER
2414.1
20141
A1 - niet vallend onder 'post‐Seveso‐richtlijn'
2414.1
20141
A2 - vallend onder 'post‐Seveso‐richtlijn'
300
10
200
C
300
R
300
D
4.2
2 G
1000
30
500
C
700
R
1000
D
5.3
2 G
2414.1
20141
B0 Methanolfabrieken:
2414.1
20141
B1 - p.c. < 100.000 ton/jaar
100
0
200
C
2414.1
20141
B2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar
200
0
300
C
2414.2
20149
0
Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische):
2414.2
20149
1
- p.c. < 50.000 ton/jaar
300
0
200
C
2414.2
20149
2
- p.c. >= 50.000 ton/jaar
500
0
300
C
2415
2015
Kunstmeststoffenfabrieken
500
300
500
C
2416
2016
Kunstharsenfabrieken en dergelijke
700
30
300
C
242
202
0
Landbouwchemicaliënfabrieken:
242
202
1
- fabricage
300
50
100
C
1000
R
1000
5.3
3 G
242
202
2
- formulering en afvullen
100
10
30
C
500
R
500
D
5.1
2 G
243
203
Verf, lak en vernisfabrieken
300
30
200
C
300
R
300
D
4.2
3 G
2441
2110
0
Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441
2110
1
- p.c. < 1.000 ton/jaar
200
10
200
C
300
R
300
4.2
1 G
2441
2110
2
- p.c. >= 1.000 ton/jaar
300
10
300
C
500
R
500
5.1
2 G
2442
2120
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
2120
1
- formulering en afvullen geneesmiddelen
50
10
50
50
2442
2120
2
- verbandmiddelenfabrieken
10
10
30
10
2451
2041
Zeep‐, was‐ en reinigingsmiddelenfabrieken
300
100
200
C
100
2452
2042
Parfumerie‐ en cosmeticafabrieken
300
30
50
C
50
2462
2052
0
Lijm‐ en plakmiddelenfabrieken:
2462
2052
1
- zonder dierlijke grondstoffen
100
10
100
50
2462
2052
2
- met dierlijke grondstoffen
500
30
100
50
2464
205902
Fotochemische productenfabrieken
50
10
100
50
R
2466
205903
A
Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
50
10
50
50
R
Z
100
R
200
4.1
2 G
200
R
300
4.2
3 G
100
R
300
4.2
2 G
200
R
500
5.1
3 G
500
R
500
5.1
3 G
500
R
700
5.2
3 G
Z
R
50
3.1
2 G
30
2
2 G
R
300
4.2
3 G
R
300
4.2
2 G
100
3.2
3 G
500
5.1
3 G
100
3.2
3 G
50
3.1
3 G
INDICES
2 G
4.2
3 G
STOF
4.1
GEUR
VERKEER
AFSTANDEN IN METERS
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
GELUID
10
2466
205903
B
Overige chemische productenfabrieken n.e.g.
200
30
100
C
200
R
200
247
2060
Kunstmatige synthetische garen‐ en vezelfabrieken
300
30
300
C
200
R
300
25
22
‐
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2511
221101
Rubberbandenfabrieken
2512
221102
0
Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512
221102
1
- vloeroppervlak < 100 m²
2512
221102
2
- vloeroppervlak >= 100 m²
2513
2219
Rubberartikelenfabrieken
252
222
0
Kunststofverwerkende bedrijven:
252
222
1
- zonder fenolharsen
200
252
222
2
- met fenolharsen
252
222
3
- productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
26
23
‐
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT‐, KALK‐ EN GIPSPRODUCTEN
261
231
0
Glasfabrieken:
261
231
1
- glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton/jaar
261
231
2
- glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton/jaar
261
231
3
- glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton/jaar
261
231
4
- glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton/jaar
2612
231
2615
231
262, 263
232, 234
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
232, 234
1
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
10
262, 263
232, 234
2
- vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW
264
233
A
Baksteen en baksteenelementenfabrieken
264
233
B
Dakpannenfabrieken
D
C
100
R
300
4.2
50
3.1
300
50
300
50
10
30
200
50
100
50
R
200
100
10
50
50
R
100
50
100
100
R
200
4.1
2 G
300
50
100
200
R
300
4.2
2 G
50
30
50
30
50
3.1
2 G
30
D
4.1
2 G 1 G
30
100
30
30
100
300
300
100
100
500
200
300
Glas‐in‐loodzetterij
10
30
30
10
Glasbewerkingsbedrijven
10
30
50
10
C
Z
50
R
30 C
Z
50
R
1 G
3.2
30
2 G
100
3.2
1 G
300
4.2
2 G
300
4.2
1 G
500
5.1
2 G
30
2
1 G
50
3.1
1 G
10
30
10
30
2
1 G
30
50
100
30
100
3.2
2 G
30
200
200
30
200
4.1
2 G
50
200
200
100
200
4.1
2 G
R
INDICES
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
11
GROOTSTE AFSTAND
OMSCHRIJVING
30
R
500
5.1
2 G
50
R
1000
5.3
3 G
30
R
200
4.1
2 G
50
R
500
5.1
3 G
GEVAAR
GEUR
STOF
GELUID
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
VERKEER
2651
2351
0
Cementfabrieken:
2651
2351
1
- p.c. < 100.000 ton/jaar
10
300
500
C
2651
2351
2
- p.c. >= 100.000 ton/jaar
30
500
1000
C
2652
235201
0
Kalkfabrieken:
2652
235201
1
- p.c. < 100.000 ton/jaar
30
200
200
2652
235201
2
- p.c. >= 100.000 ton/jaar
50
500
300
2653
235202
0
Gipsfabrieken:
2653
235202
1
- p.c. < 100.000 ton/jaar
30
200
200
2653
235202
2
- p.c. >= 100.000 ton/jaar
50
500
300
2661.1
23611
0
Betonwarenfabrieken:
2661.1
23611
1
- zonder persen, triltafels en bekistingtriller
10
100
200
2661.1
23611
2
- met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton/dag
10
100
300
2661.1
23611
3
- met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton/dag
30
200
700
2661.2
23612
0
Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2
23612
1
- p.c. < 100.000 ton/jaar
10
50
100
2661.2
23612
2
- p.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
300
2662
2362
Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
50
50
100
2663, 2664
2363, 2364
0
Betonmortelcentrales:
2663, 2664
2363, 2364
1
- p.c. < 100 ton/uur
10
50
100
2663, 2664
2363, 2364
2
- p.c. >= 100 ton/uur
30
200
300
2665, 2666
2365, 2369
0
Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666
2365, 2369
1
- p.c. < 100 ton/dag
10
50
100
2665, 2666
2365, 2369
2
- p.c. >= 100 ton/dag
30
200
300
267
237
0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
237
1
- zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m²
10
30
100
0
100
267
237
2
- zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m²
10
30
50
0
50
3.1
1 G
267
237
3
- met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton/jaar
10
100
300
10
300
4.2
1 G
Z
Z
Z
R
200
4.1
2 G
R
500
5.1
3 G
30
200
4.1
2 G
30
300
4.2
2 G
30
700
5.2
3 G
100
3.2
2 G
30
300
4.2
3 G
30
100
3.2
2 G
10
100
3.2
3 G
10
300
4.2
3 G
Z
30
Z
30
Z
50
Z
50
R
100
3.2
2 G
200
R
300
4.2
3 G
D
3.2
1 G
INDICES
2 G
3.1
1 G
STOF
5.2
GEUR
VERKEER
AFSTANDEN IN METERS
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
GELUID
12
267
237
4
- met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
700
2681
2391
Slijp‐ en polijstmiddelenfabrieken
10
30
50
2682
2399
A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
2682
2399
A1 - p.c. < 100 ton/uur
300
100
100
2682
2399
A2 - p.c. >= 100 ton/uur
500
200
200
2682
2399
B0 Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol):
2682
2399
B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 ton/jaar
100
200
300
C
2682
2399
B2 - overige isolatiematerialen
200
100
100
C
2682
2399
C
50
50
100
2682
2399
D0 Asfaltcentrales: p.c. < 100 ton/uur
100
50
200
2682
2399
D1 - asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton/uur
200
100
300
27
24
‐
VERVAARDIGING VAN METALEN
271
241
0
Ruwijzer‐ en staalfabrieken:
271
241
1
- p.c. < 1.000 ton/jaar
700
500
700
271
241
2
- p.c. >= 1.000 ton/jaar
1500
1000
1500
272
245
0
IJzeren‐ en stalenbuizenfabrieken:
272
245
1
- p.o. < 2.000 m²
30
30
500
272
245
2
- p.o. >= 2.000 m²
50
100
1000
273
243
0
Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273
243
1
- p.o. < 2.000 m²
30
30
300
273
243
2
- p.o. >= 2.000 m²
50
50
700
274
244
A0 Non‐ferro‐metaalfabrieken:
274
244
A1 - p.c. < 1.000 ton/jaar
100
100
300
274
244
A2 - p.c. >= 1.000 ton/jaar
200
300
700
274
244
B0 Non‐ferro‐metaalwalserijen, ‐trekkerijen en dergelijke:
274
244
B1 - p.o. < 2.000 m²
Minerale productenfabrieken n.e.g.
Z
10
700
10
50
D
Z
30
300
4.2
3 G
50
500
5.1
3 G
Z
Z
Z
300
50
200
50
100
30
200
4.1
3 G
50
300
4.2
3 G
D
4.2
2 G
4.1
2 G
3.2
2 G
R
700
5.2
2 G
300
R
1500
6
3 G
30 50
R
30
5.1
2 G
1000
5.3
3 G
300
4.2
2 G
R
700
5.2
3 G
30
R
300
4.2
1 G
50
R
700
5.2
2 G
50
50
500
50
Z
500
Z
200
Z
30
C
50
R
500
5.1
2 G
INDICES
GROOTSTE AFSTAND
100
GEVAAR
200
13
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GELUID
OMSCHRIJVING STOF
GEUR
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
VERKEER
274
244
B2 - p.o. >= 2.000 m²
2751, 2752
2451, 2452
0
IJzer‐ en staalgieterijen/‐smelterijen:
1000
Z
100
R
1000
5.3
2751, 2752
2451, 2452
1
- p.c. < 4.000 ton/jaar
100
50
300
C
2751, 2752
2451, 2452
2
- p.c. >= 4.000 ton/jaar
200
100
500
C
2753, 2754
2453, 2454
0
Non‐ferro‐metaalgieterijen/‐smelterijen:
2753, 2754
2453, 2454
1
- p.c. < 4.000 ton/jaar
100
50
300
C
2753, 2754
2453, 2454
2
- p.c. >= 4.000 ton/jaar
200
100
500
C
28
25, 31
‐
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN)
281
251, 331
0
Constructiewerkplaatsen:
281
251, 331
1
- gesloten gebouw
281
251, 331
281
251, 331
281
Z
R
300
4.2
1 G
50
R
500
5.1
2 G
30
1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
30
2
- in open lucht, p.o. < 2.000 m²
30
251, 331
3
- in open lucht, p.o. >= 2.000 m²
50
R
300
4.2
1 G
50
R
500
5.1
2 G
100
30
30
50
50
200
200
300
2821
2529, 3311
0
Tank‐ en reservoirbouwbedrijven:
2821
2529, 3311
1
- p.o. < 2.000 m²
30
50
300
2821
2529, 3311
2
- p.o. >= 2.000 m²
50
100
500
2822, 2830
2521, 2530, 3311
Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels
30
30
200
284
255, 331
A
Stamp‐, pers‐, dieptrek‐ en forceerbedrijven
10
30
200
284
255, 331
B
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke
284
255, 331
B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
2851
2561, 3311
0
Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851
2561, 3311
1
- algemeen
2851
2561, 3311
2851
2561, 3311
Z
100
3.2
2 G
10
50
3.1
1 G
30
200
4.1
2 G
30
300
4.2
3 G
Z
30
30
30
Z
3 G
30
R
300
4.2
2 G
50
R
500
5.1
3 G
30
200
4.1
2 G
30
200
4.1
1 G
50
30
100
30
100
D
3.2
2 G
30
30
50
10
50
D
3.1
1 G
50
50
100
50
100
10 - stralen
30
200
200
30
200
11 - metaalharden
30
50
100
50
100
3.2
2 G
D
4.1
2 G
D
3.2
1 G
VERKEER
GEUR
INDICES
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
OMSCHRIJVING
GEVAAR
GELUID
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
STOF
14
2851
2561, 3311
12 - lakspuiten en moffelen
2851
2561, 3311
2
- scoperen (opspuiten van zink)
100
30
100
50
R
100
D
3.2
2 G
50
50
100
30
R
100
D
3.2
2 G
2851
2561, 3311
3
- thermisch verzinken
100
50
100
50
100
3.2
2 G
2851
2561, 3311
2851
2561, 3311
4
- thermisch vertinnen
100
50
100
50
100
3.2
2 G
5
- mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)
30
50
100
30
100
3.2
2851
2 G
2561, 3311
6
- anodiseren, eloxeren
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
2561, 3311
7
- chemische oppervlaktebehandeling
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
2561, 3311
8
- emailleren
100
50
100
50
100
3.2
1 G
2851
2561, 3311
9
- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke)
30
30
100
50
100
3.2
2 G
2852
2562, 3311
1
Overige metaalbewerkende industrie
10
30
100
30
100
D
3.2
1 G
2852
2562, 3311
2
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
10
30
50
10
50
D
3.1
1 G
287
259, 331
A0 Grofsmederijen, anker‐ en kettingfabrieken:
287
259, 331
A1 - p.o. < 2.000 m²
30
50
200
30
200
4.1
2 G
287
259, 331
A2 - p.o. >= 2.000 m²
50
100
500
30
500
5.1
3 G
287
259, 331
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
30
30
100
30
100
3.2
2 G
287
259, 331
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
3.1
1 G
29
27, 28, 33
‐
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29
27, 28, 33
0
Machine‐ en apparatenfabrieken, inclusief reparatie:
29
27, 28, 33
1
- p.o. < 2.000 m²
29
27, 28, 33
2
- p.o. >= 2.000 m²
50
30
200
29
28, 33
3
- met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW
50
30
300
29
27, 28, 33
30
30
50
- reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandingsmotoren = 1 MW
30
26, 28, 33
‐
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
26, 28, 33
A
Kantoormachines‐ en computerfabrieken, inclusief reparatie
R
30
30
Z
100
30 Z
100
D
3.2
10
30
2 G
30
200
D
4.1
3 G
30
300
D
4.2
3 G
30
50
3.1
1 G
30
10
30
2
1 G
GROOTSTE AFSTAND
GEUR
INDICES
15
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEVAAR
OMSCHRIJVING
GELUID
STOF
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
VERKEER
31
26, 27, 33
‐
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
311
271, 331
Elektromotoren‐ en generatorenfabrieken, inclusief reparatie
200
30
312
271, 273
Schakel‐ en installatiemateriaalfabrieken
200
10
30
50
313
273
Elektrische draad‐ en kabelfabrieken
100
10
200
100
314
272
Accumulatoren‐ en batterijenfabrieken
100
30
100
50
315
274
Lampenfabrieken
200
30
30
300
316
293
Elektrotechnische industrie n.e.g.
30
10
30
10
1500
300
1000
30
50
C
200
200 200 R R R
200
D
4.1
1 G
4.1
1 G
4.1
2 G
100
3.2
2 G
300
4.2
2 G
30
2
1 G
1500
3162
2790
Koolelektrodenfabrieken
6
2 G
32
26, 33
‐
VERVAARDIGING VAN AUDIO‐, VIDEO‐, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN ‐ BENODIGDHEDEN
321 t/m 323
261, 263, 264, 331
Vervaardiging van audio‐, video‐ en telecommunicatieapparatuur en dergelijke, inclusief reparatie
30
0
50
30
50
50
10
50
30
50
D
3.1
2 G
3.1
1 G
3210
2612
Fabrieken voor gedrukte bedrading
33
26, 32, 33
‐
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
26, 32, 33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparatie
2
1 G
34
29
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341
291
0
Autofabrieken en assemblagebedrijven:
341
291
1
- p.o. < 10.000 m²
100
10
200
341
291
2
- p.o. >= 10.000 m²
200
30
300
3420.1
29201
Carrosseriefabrieken
100
10
3420.2
29202
Aanhangwagen‐ en opleggerfabrieken
30
10
343
293
Auto‐onderdelenfabrieken
30
10
30
0
30
0
C
30
30
R
200
4.1
3 G
50
R
300
4.2
3 G
200
30
R
200
4.1
2 G
200
30
200
4.1
2 G
100
30
100
3.2
2 G
Z
R
D
VERKEER
GEUR
INDICES
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
OMSCHRIJVING
GEVAAR
GELUID
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
STOF
16
35
30
‐
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351
301, 3315
0
Scheepsbouw‐ en reparatiebedrijven:
351
301, 3315
1
- houten schepen
351
301, 3315
2
- kunststof schepen
351
301, 3315
3
- metalen schepen < 25 m
351
301, 3315
4
- metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW
351
301, 3315
- onderhoud/reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen
3511
3831
Scheepssloperijen
352
302, 317
0
Wagonbouw‐ en spoorwegwerkplaatsen:
352
302, 317
1
- algemeen
50
30
100
352
302, 317
2
- met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW
50
30
300
353
303, 3316
0
Vliegtuigbouw en ‐reparatiebedrijven:
353
303, 3316
1
- zonder proefdraaien motoren
353
303, 3316
2
- met proefdraaien motoren
354
309
Rijwiel‐ en motorrijwielfabrieken
30
10
355
3099
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
30
30
36
31
‐
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
310
1
Meubelfabrieken
361
9524
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
362
321
363
322
364
323
365
324
3661.1
32991
30
30
50
10
100
50
100
50
50
100
200
30
100
100
500
50
C
Z
30
50
50
30
100
200
700
100
R
R
3.1
2 G
100
3.2
2 G
200
4.1
2 G
500
5.1
2 G
50
3.1
2 G
700
5.2
2 G
30 Z
30
R
30
200
100
30
1000
30 Z
100
R
100
30
R
100
30
100
3.2
2 G
300
4.2
2 G
50
50
200
4.1
2 G
1000
5.3
2 G
100 100
D
D
3.2
2 G
3.2
2 G
50
50
100
30
100
3.2
2 G
0
10
10
0
10
1
1 P
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
30
10
10
10
30
2
1 G
Muziekinstrumentenfabrieken
30
10
30
10
30
2
2 G
Sportartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
2 G
Speelgoedartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
2 G
Sociale werkvoorziening
0
30
30
0
30
2
1 P
INDICES
GROOTSTE AFSTAND
10
GEVAAR
30
17
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GELUID
OMSCHRIJVING STOF
GEUR
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
VERKEER
3661.2
32999
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
37
38
‐
VOORBEREIDING TOT RECYCLING
371
383201
Metaal‐ en autoschredders
372
383202
A0 Puinbrekerijen en ‐malerijen:
372
383202
A1 - v.c. < 100.000 ton/jaar
30
100
300
10
300
4.2
2 G
372
383202
A2 - v.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
700
10
700
5.2
3 G
372
383202
B
Rubberregeneratiebedrijven
300
50
100
372
383202
C
Afvalscheidingsinstallaties
200
200
300
40
35
‐
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
35
A0 Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe)
40
35
100
700
700
C
Z
200
40
35
A1 - kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth A2 - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
500
C
Z
100
40
35
A3 - gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
500
C
Z
100
R
40
35
A5 - warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth
30
30
500
C
Z
100
R
40
35
B0 Bio‐energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe:
40
35
40
35
B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen voedingsindustrie B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa
40
35
C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
35
C1 - < 10 MVA
40
35
C2 - 10 ‐ 100 MVA
0
0
50
C
30
50
3.1
1 P
40
35
C3 - 100 ‐ 200 MVA
0
0
100
C
50
100
3.2
1 P
40
35
C4 - 200 ‐ 1.000 MVA
0
0
300
C
Z
50
300
4.2
1 P
40
35
C5 - >= 1.000 MVA
0
0
500
C
Z
50
500
5.1
1 P
40
35
D0 Gasdistributiebedrijven:
30
100
50
30
500
Z
50
30
500
D
3.1
5.1
50 C
R
50
2 G
2 G
300
4.2
2 G
300
4.2
3 G
700
5.2
2 G
500
5.1
2 G
500
5.1
1 G
500
5.1
1 G
100
50
100
30
R
100
3.2
2 G
50
50
100
30
R
100
3.2
2 G
0
0
30
30
2
1 P
C
10
INDICES
4.2
1 P
500
5.1
1 P
10
1
1 P
30
2
1 P
50
3.1
1 P
STOF
300
GEUR
VERKEER
AFSTANDEN IN METERS
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
GELUID
18
40
35
D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW
0
0
300
C
100
40
35
D2 - gascompressorstations vermogen >= 100 MW
0
0
500
C
200
40
35
D3 - gas: reduceer‐, compressor‐, meet‐ en regelinstallaties, categorie A
0
0
10
C
10
40
35
D4 - gasdrukregel‐ en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
0
0
30
C
10
40
35
D5 - gasontvang‐ en ‐verdeelstations, categorie D
0
0
50
C
50
40
35
E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
35
E1 - stadsverwarming
30
10
100
C
50
40
35
E2 - blokverwarming
10
0
30
C
10
41
36
‐
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
41
36
A0 Waterwinning‐/bereidingbedrijven:
41
36
A1 - met chloorgas
50
0
50
C
1000
41
36
A2 - bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en/of straling
10
0
50
C
30
41
36
B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
36
B1 - < 1 MW
0
0
30
C
10
41
36
B2 - 1 ‐ 15 MW
0
0
100
C
41
36
B3 - >= 15 MW
0
0
300
C
45
41, 42, 43
45
R
R
R
100
3.2
1 P
30
2
1 P
1000 50
D
5.3
1 G
3.1
1 G
30
2
1 P
10
100
3.2
1 P
10
300
4.2
1 P
‐
BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43
Bouwbedrijven/aannemers algemeen
45
41, 42, 43
0
- bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 2.000 m²
10
30
100
10
100
3.2
2 G
45
41, 42, 43
1
- bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1.000 m²: b.o. <= 2.000 m²
10
30
50
10
50
3.1
2 G
45
41, 42, 43
2
- bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G
453
432
Bouwinstallatie algemeen
10
10
30
30
30
2
1 G
453
4322
Installatie sanitair/centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij
50
30
50
30
50
3.1
1 G
453
4321
Elektrotechnische installatie
10
10
30
10
30
2
1 G
19
INDICES
GEUR
STOF
VERKEER
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
OMSCHRIJVING
GEVAAR
GELUID
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
CATEGORIE
50
45, 47
‐
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504
451, 452, 454
Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie‐ en servicebedrijven
10
0
30
10
30
2
2 P
501
451
Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie)
10
10
100
10
100
3.2
2 G
5020.4
45204
A
Autoplaatwerkerijen
10
30
100
10
100
3.2
1 G
5020.4
45204
B
Autobeklederijen
0
0
10
10
10
1
1 G
5020.4
45204
C
Autospuitinrichtingen
50
30
30
30
50
3.1
1 G
5020.5
45205
Autowasserijen
10
0
30
0
30
2
3 P
0
0
30
10
30
R
503, 504
453
Groothandel in auto‐ en motorfietsonderdelen en ‐accessoires
2
1 P
51
46
‐
GROOTHANDEL EN OPSLAG
5121
4621
0
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders
5121
4621
1
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer
5122
4622
5123
4623
5124
4624
5125, 5131
46217, 4631
5132, 5133
4632, 4633
5134
4634
Groothandel in dranken
5135
4635
Groothandel in tabaksproducten
5136
4636
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
5137
4637
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
5138, 5139
4638, 4639
514
464, 46733
5148.7 5148.7 5148.7
30
30
50
100
100
300
Groothandel in bloemen en planten
10
10
30
Groothandel in levende dieren
50
10
100
Groothandel in huiden, vellen en leder
50
0
30
Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen
30
10
30
50
R
50
3.1
2 G
Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën
10
0
30
50
R
50
3.1
2 G
0
0
30
0
30
2
2 G
10
0
30
0
30
2
2 G
10
10
30
0
30
2
2 G
30
10
30
0
30
2
2 G
Groothandel in overige voedings‐ en genotmiddelen
10
10
30
10
30
2
2 G
Groothandel in overige consumentenartikelen
10
10
30
10
30
2
2 G
46499
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
46499
1
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
10
0
30
10
V
30
2
2 G
46499
2
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton
10
0
30
50
V
50
3.1
2 G
Z
C
30
R
50
3.1
2 G
50
R
300
4.2
2 G 2 G
0
30
2
0
100
3.2
2 G
0
50
3.1
2 G
INDICES VERKEER
0
GROOTSTE AFSTAND
0
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEVAAR
OMSCHRIJVING
GELUID
STOF
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
GEUR
20
5148.7
46499
5
- munitie
5151.1
46711
0
Groothandel in vaste brandstoffen:
30
30
5151.1
46711
1
- klein, lokaal verzorgingsgebied
10
50
50
5151.1
46711
2
- kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m²
50
500
500
5151.2
46712
0
Groothandel in vloeibare brandstoffen:
5151.2
46712
- ondergronds, K1/K2/K3‐klasse
10
0
10
10
5151.2
46712
- bovengronds, K1/K2‐kl.: o.c. < 10 m³
10
0
10
50
5151.2
46712
- bovengronds, K1/K2‐kl.: o.c. 10 ‐ 1.000 m³
30
0
30
100
5151.2
46712
- bovengronds, K3‐klasse: o.c. < 10 m³
10
0
10
10
5151.2
46712
- bovengronds, K3‐klasse: o.c. 10 ‐ 1.000 m³
30
0
30
50
5151.2
46712
1
- o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
50
0
50
200
5151.2
46712
2
- o.c. >= 100.000 m³
5151.2
46712
3
- tot vloeistof verdichte gassen
5151.2
46712
0
Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)):
5151.2
46712
- bovengronds, < 2 m³
5151.2
46712
- bovengronds, 2 ‐ 8 m³
10
0
0
50
5151.2
46712
- bovengronds, 8 ‐ 80 m³
10
0
10
100
5151.2
46712
- bovengronds, 80 ‐ 250 m³
30
0
30
5151.2
46712
- ondergronds, < 80 m³
10
0
5151.2
46712
- ondergronds, 80 ‐ 250 m³
30
5151.2
46712
1
- o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
5151.2
46712
2
- o.c. >= 100.000 m³
5151.2
46712
0
Gasvormige brandstoffen in gasflessen
5151.2
46712
- kleine hoeveelheden < 10 ton
5151.2
46712
- beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
10
0
10
30
R
30
2
1 G
5151.2
46712
- grote hoeveelheden (> 150 ton) en/of laag beschermingsniveau
30
0
30
500
R
500
5.1
2 G
5151.2
46712
Niet‐reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld
10
0
10
50
50
3.1
1 G
Z
30
2
2 G
30
50
3.1
2 P
100
500
5.1
3 G
10
1
1 G
R
50
3.1
1 G
R
100
3.2
1 G
30
2
1 G
50
3.1
1 G
4.1
2 G
R
200
D
100
0
50
500
R
500
D
5.1
2 G
50
0
50
300
R
300
D
4.2
2 G
0
0
0
30
30
2
1 G
R
50
3.1
1 G
R
100
3.2
1 G
300
R
300
4.2
2 G
10
50
R
50
3.1
1G G
0
30
200
R
200
4.1
2 G
50
0
50
200
R
200
D
4.1
2 G
100
0
50
500
R
500
D
5.1
2 G
0
0
0
10
10
1
1 G
100
3.2
CATEGORIE
0
INDICES
GROOTSTE AFSTAND
100
21
GEVAAR
AFSTANDEN IN METERS GELUID
OMSCHRIJVING STOF
GEUR
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
VERKEER
5151.3
46713
Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen)
5152.1
46721
0
Groothandel in metaalertsen:
30
50
5152.1
46721
1
- opslag oppervlak < 2.000 m²
30
300
300
5152.1
46721
2
- opslag oppervlak >= 2.000 m²
50
500
700
5152.2 /.3
46722, 46723
Groothandel in metalen en ‐halffabrikaten
0
10
100
5153
4673
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
4673
1
- algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
10
50
10
50
3.1
2 G
5153
4673
2
- algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G
5153.4
46735
4
Zand en grind:
5153.4
46735
5
- algemeen: b.o. > 200 m²
0
30
100
0
100
3.2
2 G
5153.4
46735
6
- algemeen: b.o. <= 200 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
5154
4674
0
Groothandel in ijzer‐ en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
4674
1
- algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
0
50
10
50
3.1
2 G
5154
4674
2
- algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
0
30
0
5155.1
46751
Groothandel in chemische producten
50
10
30
100
R
100
5155.2
46752
Groothandel in kunstmeststoffen
30
30
30
30
R
30
5155.2
46752
Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of in gasflessen
5155.2
46752
- kleine hoeveelheden < 10 ton
0
0
0
5155.2
46752
- beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
0
0
0
30
R
5155.2
46752
- grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau
0
0
0
500
R
5156
4676
Groothandel in overige intermediaire goederen
10
10
30
10
30
2
2 G
5157
4677
0
Autosloperijen: b.o. > 1.000 m²
10
30
100
30
100
3.2
2 G
5157
4677
1
- autosloperijen: b.o. <= 1.000 m²
10
10
50
10
50
3.1
2 G
5157.2/3
4677
0
Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m²
10
30
100
10
100
3.2
2 G
5157.2/3
4677
1
- overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m²
10
10
50
10
50
3.1
2 G
518
466
0
Groothandel in machines en apparaten:
518
466
1
- machines voor de bouwnijverheid
Z
300
4.2
3 G
10
700
5.2
3 G
10
100
3.2
2 G
30
10
D
100
10
2
1 G
3.2
2 G
2
1 G
1
1 G
30
2
1 G
500
5.1
1 G
10
D
10
10
0
2 G
100
3.2
2 G
22
INDICES
466
2
- overige
0
10
50
0
50
3.1
2 G
518
466
3
- overig met oppervlak <= 2.000 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
519
466, 469
Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke)
0
0
30
0
30
2
2 G
52
47
‐
REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
527
952
Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen)
1
1 P
60
49
‐
VERVOER OVER LAND
6022
493
Taxibedrijven
6023
493
Touringcarbedrijven
10
0
100
6024
494
0
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m²
0
0
100
6024
494
1
0
0
50
C
- goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1.000 m²
63
52
‐
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
631
522
Loswal
10
30
6312
52102, 52109
A
Distributiecentra, pak‐ en koelhuizen
30
10
50
C
50
3.1
2 G
6312
52109
B
Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)
0
0
30
C
10
30
2
2 G
6321
5221
2
Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
10
0
100
C
30
100
3.2
2 G
6321
5221
3
Caravanstalling
10
0
30
C
10
30
2
2 P
64
53
‐
POST EN TELECOMMUNICATIE
641
531, 532
Post‐ en koeriersdiensten
2
2 P
71
77
‐
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711
7711
Personenautoverhuurbedrijven
10
0
30
10
30
2
2 P
712
7712, 7739
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
10
0
50
10
50
D
3.1
2 G
713
773
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
10
0
50
10
50
D
3.1
2 G
GELUID
GEVAAR
518
VNG‐nr.
VERKEER
AFSTANDEN IN METERS
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
STOF
SBI‐2008
GEUR
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
0
0
0
0
10
30
10
10
0
30
2
2 P
C
0
100
3.2
2 G
C
30
100
3.2
3 G
30
50
3.1
2 G
C
0
0
50
30
30
C
0
50 R
50
3.1 D
30
2 G
INDICES
GROOTSTE AFSTAND
0
GEVAAR
10
23
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GELUID
OMSCHRIJVING STOF
GEUR
SBI‐2008
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
VERKEER
7133
7733
Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers
2
2 G
30
10
72
62
‐
COMPUTERSERVICE‐ EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72
62
Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines
0
0
10
72
58, 63
B
Datacentra
0
0
30
73
72
‐
0
10
1
1 P
0
30
2
1 P
SPEUR‐ EN ONTWIKKELINGSWERK
731
721
Natuurwetenschappelijk speur‐ en ontwikkelingswerk
2
1 P
74
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82
‐
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
747
812
Reinigingsbedrijven voor gebouwen
50
10
30
30
50
3.1
1 P
7481.3
74203
Foto‐ en filmontwikkelcentrales
10
0
30
C
10
30
2
2 G
7484.3
82991
Veilingen voor landbouw‐ en visserijproducten
50
30
200
C
50
200
4.1
3 G
7484.4
82992
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
0
0
10
10
1
2 P
90
37, 38, 39
‐
MILIEUDIENSTVERLENING
9001
3700
A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001
3700
A1 - < 100.000 i.e.
200
10
100
C
10
200
4.1
2 G
9001
3700
A2 - 100.000 ‐ 300.000 i.e.
300
10
200
C
Z
10
300
4.2
2 G
9001
3700
A3 - >= 300.000 i.e.
500
10
300
C
Z
10
500
5.1
3 G
9001
3700
B
30
0
10
C
0
30
2
1 P
9002.1
381
A
Vuilophaal‐, straatreinigingsbedrijven en dergelijke
50
30
50
10
9002.1
381
B
Gemeentewerven (afvalinzameldepots)
30
30
50
30
9002.1
381
C
Vuiloverslagstations
200
200
300
30
9002.2
382
A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
Rioolgemalen
30
10
C
30
30
R
R
0
R
30
D
50
3.1
2 G
50
3.1
2 G
300
4.2
3 G
INDICES VERKEER
AFSTANDEN IN METERS
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
10
500
5.1
3 G
10
100
3.2
1 G
1500
1500
6
1 G
GEVAAR
SBI‐2008
GEUR
STOF
VNG‐nr.
SBI‐1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
GELUID
24
9002.2
382
A1 - mestverwerking/korrelfabrieken
500
10
100
9002.2
382
A2 - kabelbranderijen
100
50
30
9002.2
382
A3 - verwerking radioactief afval
0
10
200
9002.2
382
A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)
50
10
30
10
9002.2
382
A5 - oplosmiddelterugwinning
100
0
10
30
9002.2
382
A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW
300
200
300
9002.2
382
A7 - verwerking fotochemisch en galvanoafval
10
10
30
30
9002.2
382
B
300
200
300
10
9002.2
382
C0 Composteerbedrijven:
9002.2
382
C1 - niet‐belucht v.c. < 5.000 ton/jaar
300
100
50
10
300
4.2
2 G
9002.2
382
C2 - niet‐belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jaar
700
300
100
30
700
5.2
2 G
9002.2
382
C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jaar
100
100
100
10
100
3.2
2 G
9002.2
382
C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jaar
200
200
100
30
200
4.1
3 G
9002.2
382
C5 - gft in gesloten gebouw
200
50
100
100
200
4.1
3 G
93 9301.1
Vuilstortplaatsen
C C
C
Z
50
96
‐
OVERIGE DIENSTVERLENING
96011
A
Wasserijen en linnenverhuur
30
0
50
9301.1
96011
B
Tapijtreinigingsbedrijven
30
0
50
30
9301.2
96012
Chemische wasserijen en ververijen
30
0
30
30
9301.3
96013
A
Wasverzendinrichtingen
0
0
30
0
SBI 93/08/SvB b maart 2012
R
3.1
1 G
100
D
3.2
1 G
300
D
4.2
3 G
30
2
1 G
300
4.2
3 G
50 R
R
C
30 R
50
3.1
2 G
50
3.1
2 G
30
2
2 G
30
2
1 G
Verbeelding
Zw Ha ve nv an
16 14
LP
11
2
12 8
10
Plangebied Enkelbestemmingen
4
3
6
4
Plangrens
2
LP
1
Bedrijf Groen Verkeer Water
B
69 LP
G
LP
44
V
42 b
WA 4,5
V
Functieaanduidingen bedrijf tot en met categorie 3.1 specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsgebonden kantoor
wa
al
14,5
B (sb-bk)
(sb-bk)
Bouwvlakken
V
Ha v
en
va
n
Zw
Ka de
ar te
21
G
G B
WA
V
bouwvlak
Maatvoeringen
8
maximum bouwhoogte (m)
8
maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)
5
14,5
1
21
V
Brielle Werfplein 5 N
BESTEMMINGSPLAN jachthaven
W er fp lei n
project
1884700
formaat
A3
vastgesteld
schaal
1:1000
ontwerp
kaart
1/1
voorontwerp
28-05-2015
getekend
ing. E.J. Dekkers
concept
28-04-2015
idn
NL.IMRO.0501.werfplein5-0110
w www.rho.nl e
[email protected]
4