Brielle Vesting
bestemmingsplan
rboi adviseurs ruimtelijke ordening
Brielle Vesting
bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0501.Vesting-0130
13-12-2011 11-07-2012 11-12-2012
voorontwerp ontwerp vastgesteld
projectnummer:
050100.1581800 opdrachtleider:
R.008/04
mw. I. de Feijter
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
© RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
toelichting
3
Inhoud van de toelichting
Hoofdstuk 1
Inleiding
5
1.1
Aanleiding en doel
5
1.2
Ligging en begrenzing plangebied
5
1.3
Vigerend bestemmingsplan
7
1.4
Leeswijzer
7
Hoofdstuk 2
Beleidskader
9
2.1
Rijksbeleid
9
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
11
2.3
Gemeentelijk beleid
13
2.4
Conclusie
14
Hoofdstuk 3
Cultuurhistorie
3.1
Beschermd stadsgezicht
15
3.2
Archeologie
22
3.3
Monumenten
25
Hoofdstuk 4
Structuur
27
4.1
Functionele structuur
27
4.2
Ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis
29
4.3
Historische lagen
32
4.4
Algemene bebouwingsstructuur
38
4.5
Ruimtelijke structuur en kwaliteit
38
Hoofdstuk 5
Sectorale onderzoeken
5.1
Verkeer
43
5.2
Industrielawaai
45
5.3
Wegverkeerslawaai
46
5.4
Milieuzonering bedrijvigheid
46
5.5
Milieuzonering horeca
47
5.6
Externe veiligheid
49
5.7
Luchtkwaliteit
50
5.8
Bodemkwaliteit
51
5.9
Planologisch relevante leidingen
52
5.10
Water
52
5.11
Ecologie
55
5.12
Onderzoeksplicht vanwege mer-wetgeving
55
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
15
43
050100.15818.00
4
Hoofdstuk 6
Juridische planbeschrijving
57
6.1
Vertaling bestemmingsplan en kwaliteitsnota
57
6.2
Wijze van bestemmen
60
6.3
Planregels
60
6.4
Verbeelding
66
Hoofdstuk 7
Uitvoerbaarheid
7.1
Economische uitvoerbaarheid
69
7.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
69
69
Bijlagen bij toelichting Bijlage 1
Rijks- en gemeentelijke monumenten
Bijlage 2
Uitwerking waarden beschermd stadsgezicht
Bijlage 3
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 4
Toelichting op de Staat van Horeca- activiteiten
Bijlage 5
Bureauonderzoek flora en fauna
Bijlage 6
RO scholenlocatie (opgenomen als separate bijlage)
Bijlage 7
Overlegreacties
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
5
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding en doel
Het doel van het bestemmingsplan is om tot een actuele bestemmingsregeling te komen die voldoet aan de huidige landelijke standaardiserings- en digitaliseringsvereisten. Voor het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan Vesting dat in 2002 is vastgesteld. Het bestemmingsplan uit 2002 is in een uitgebreid en zorgvuldig planproces tot stand gekomen. Dit bestemmingsplan beschermt enerzijds het waardevolle karakter en de specifieke kenmerken van het plangebied en doet anderzijds recht aan het dynamische karakter van de binnenstad. Er is sprake van een gedetailleerd bestemmingsplan dat samen met de bijbehorende Kwaliteitsnota al jaren het toetsingskader vormt voor bouw- en andere initiatieven binnen de vesting van Brielle. Het huidige bestemmingsplan werkt in het algemeen goed. Het toetsingskader van dit nieuwe bestemmingsplan Vesting kan daardoor grotendeels ongewijzigd blijven. Wel hebben zich in de afgelopen periode verschillende ontwikkelingen voorgedaan waarvoor een (afzonderlijke) planologische procedure is doorlopen. Deze ontwikkelingen zijn, voor zover de procedure is afgerond, opgenomen in dit bestemmingsplan. Voorts wordt in dit bestemmingsplan één ontwikkeling meegenomen. Het betreft hier de nieuwbouw voor de locatie van de OBS Meester Eeuwoutschool en de CBS Geuzenschip. Dit wordt mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan. In bijlage 6 is een separate ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Daarom kan worden gesteld dat het bestemmingsplan Vesting grotendeels consoliderend van aard is. De inhoud van het vigerende plan voldoet nog in grote lijnen, maar moet op onderdelen worden geactualiseerd en gemoderniseerd. Gelijktijdig met het bestemmingsplan wordt een Kwaliteitsnota vastgesteld, die onderdeel vormt van het welstandsbeleid. Hiermee is voor een andere constructie gekozen dan in 2002, toen de Kwaliteitsnota was vastgesteld als bijlage bij het bestemmingsplan. De inhoud van het bestemmingsplan en de Kwaliteitsnota komen wel overeen met het vorige plan. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 6.1.
1.2
Ligging en begrenzing plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan Vesting regelt de bestemmingen en het gebruik van het binnenstadse gebied dat wordt begrensd door de buitenzijde van de Brielse vestingwerken. De ligging en begrenzing van het plangebied zijn weergegeven in figuur 1.1.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
6
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
7
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Het onderhavige bestemmingsplan vervangt in zijn geheel het bestemmingsplan Vesting dat op 12 november 2002 door de gemeenteraad is vastgesteld, op 10 juni 2003 gedeeltelijk is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten en op 9 september 2003 onherroepelijk is geworden. Voor verschillende initiatieven is sindsdien een aparte procedure doorlopen. Deze bestemmingsplannen worden eveneens vervangen door onderhavig bestemmingsplan.
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het beleidskader. Hoofdstuk 3 behandelt de cultuurhistorie, waarin met name de aanwijzing van de vesting van Brielle tot beschermd stadsgezicht aan bod komt. Daarnaast wordt ingegaan op de archeologische verwachtingswaarden en de aanwezige monumenten. In hoofdstuk 4 wordt de structuur van het plangebied beschreven. Dit hoofdstuk beschrijft de functionele structuur, maar ook de structuur aan de hand van de ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis en de historische lagen. De algemene bebouwingsstructuur en de ruimtelijke structuur en kwaliteit wordt eveneens weergegeven. In hoofdstuk 5 zijn de sectorale onderzoeken opgenomen. De juridische planbeschrijving wordt in hoofdstuk 6 uiteen gezet. Hoofdstuk 7 behandelt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
8
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
9
Hoofdstuk 2
2.1
Beleidskader
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Op 13 maart 2012 heeft de Minister de SVIR vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. In de SVRI wordt het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd: de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat; de bereikbaarheid verbeteren; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Voor zover relevant, voldoet het onderhavige bestemmingsplan aan de SVIR. De cultuurhistorische waarden van het plangebied worden met dit bestemmingsplan beschermd. Voor het overige heet de SVIR een te hoog abstractieniveau voor dit consoliderende bestemmingsplan. Modernisering Monumentenzorg (2010) Het Rijk wil de monumentenzorg moderniseren. Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar het monumentenstelsel kan op een aantal belangrijke punten worden verbeterd. Belangrijk uitgangspunt voor de moderne monumentenzorg is dat burgers (eigenaren en particulier initiatief) betere participatiemogelijkheden krijgen. Daarnaast wordt de monumentenzorg meer gebiedsgericht en ontwikkelingsgericht. De vele positieve zaken van het huidige stelsel blijven bestaan of worden verbeterd. De visie op moderne monumentenzorg rust op vier pijlers. Pijler 1: Cultuurhistorie belangrijk element in procedures ruimtelijke ordening Vroeg in het proces van ruimtelijke ontwikkelingen wordt de cultuurhistorie geïnventariseerd en geanalyseerd. Cultuurhistorische waarden vormen één van de wegingsfactoren bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Bij wijzigingen van het bestemmingsplan wordt het effect van die verandering op de cultuurhistorische waarden afgewogen tegen andere belangen. Burgers kunnen bij belangrijke cultuurhistorische waarden in een vroeg stadium hun inbreng leveren. Pijler 2: Vermindering regeldruk Monumentenwetgeving is in het nieuwe stelsel een ontwikkelkracht. Borging van de cultuurhistorie vooraan in de ruimtelijke ordening (zie de eerste pijler) is een principiële keuze
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
10
die erop gericht is om sectorale ingrepen in ruimtelijke processen overbodig te maken. Het aan monumenten gebonden instrumentarium kan worden verkleind als pijler 1 goed vorm krijgt. Per 1 januari 2012 verandert de regelgeving ten aanzien van vergunningvrij bouwen. Dit is dan ook toegestaan aan gebouwen en op achtererven binnen een beschermd stadsgezicht, mits niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd (niet zichtbaar vanuit openbaar gebied). Ook het bouwen van bouwwerken in openbaar toegankelijk gebied (straatmeubilair, nutsgebouwtjes) wordt vergunningvrij. Pijler 3: Efficiënter beheer en financiering bestaande voorraad De bestaande rijksmonumenten moeten goed beheerd worden. Centraal daarin staan de eigenaar en de gemeente, omdat die de eigenaar het beste kan begeleiden. Maatregelen in pijler 3 zijn erop gericht deze partijen optimaal te faciliteren met kennis en bevoegdheden. Er komt toereikende structurele financiering voor restauratie en instandhouding. De groei van het monumentenbestand wordt strikt gereguleerd, binnen de bestaande budgettaire kaders. Pijler 4. Bevorderen herbestemming en herontwikkeling De grote opgave voor de komende decennia ontstaat door de leegstand van grote gebouwen zoals kerken, scholen en industriële complexen. Vanwege hun cultuurhistorische waarde kunnen ze een inspiratiebron zijn voor herontwikkelingsplannen. Planvorming bij herbestemming duurt soms jaren en leegstand tast het gebouw aan. Het beleid in deze pijler is erop gericht de gebouwen in de planperiode tegen verloedering te beschermen, en om een financieel instrumentarium te bieden voor de exploitatie van de gebouwen. Dit is een vernieuwende blik op de subsidies in de monumentenzorg. Belangrijk element in de voorstellen voor het nieuwe stelsel is dat de cultuurhistorie vroeg in het ontwikkelingsproces wettelijk geborgd wordt. Cultuurhistorische waarden vormen één van de wegingsfactoren bij het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan. Landschap en cultuurhistorie vormen zo een inspirerende kracht in ruimtelijke procedures in plaats van een beperkende voorwaarde. Het vertalen van het verleden naar het heden moet voor ontwerpers en ontwikkelaars verankerd raken in hun denk- en werkwijze. Deze aanpak past in de systematiek van ruimtelijke-ordeningsprocedures waarbij vooraf wordt aangegeven wat de kaders zijn, waardoor minder toetsing achteraf nodig is. Door het instrumentarium in het nieuwe monumentenstelsel af te stemmen op de Wro (Wet ruimtelijke ordening), werkt de rijksaanpak eenduidig door naar lagere overheden. Wet op de Archeologische Monumentenzorg In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en het is in 1995 in werking getreden. De doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden en een wijziging van de Monumentenwet 1988 tot gevolg heeft gehad. Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient vooraf aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 -2008, de Nota Belvedère, het Structuurschema Groene Ruimte 2, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W. Doelstelling van het Verdrag van Malta en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
11
ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Beschermd stadsgezicht In 1975 hebben de toenmalige Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de binnenstad van Brielle en de naaste omgeving aangewezen tot beschermd stadsgezicht ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet (destijds artikel 20). De vesting is daarbij aangemerkt als 'een samenhangende groep roerende zaken, hieronder begrepen bomen, wegen, straten, pleinen, bruggen, vaarten, grachten, sloten en andere wateren, welke met één of meer tot de groep behorende monumenten een beeld vormen dat van algemeen belang is wegens schoonheid of het karakter van een geheel'. In een bestemmingsplan voor een beschermd gebied worden de cultuurhistorische waarden door middel van stedenbouwkundige en juridische maatregelen gewaarborgd. Op basis van artikel 37 van de Monumentenwet is het verboden in beschermde stadsgezichten een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
Provinciale Structuurvisie: “Visie op Zuid-Holland” In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Daarnaast zijn duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid belangrijke pijlers. De functiekaart geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Op de functiekaart van Visie op Zuid-Holland is het plangebied aangeduid als 'stads- en dorpsgebied' en 'stedelijk groen'. Tevens is de primaire waterkering aangegeven. Naast het sturen op functies, 'wat en waar', wil de provincie ook sturen op kwaliteit, 'waar en welke'. Op de kwaliteitskaart zijn zowel de bestaande als de gewenste kwaliteiten benoemd op een globale, regionale schaal. Op de kwaliteitskaart van Visie op Zuid-Holland is het plangebied aangeduid als 'historische kern','stedelijk groen' en 'water'. Beide kaarten duiden de bestaande situatie en hiermee is het plangebied Vesting ook in de toekomst passend in de provinciale visie. Tot 2020 staan voor het stedelijk netwerk de volgende provinciale belangen centraal: Versterken van het stedelijk netwerk en versterken van vitaliteit en diversiteit van stedelijke centra. Optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters. Verbeteren interne en externe bereikbaarheid. Voldoende aanbod van verschillende woonmilieus. Voorzien in een gezonde leefomgeving. De gemeente Brielle maakt deel uit van de regio Voorne-Putten. Voorne-Putten Voorne-Putten is een eiland met zowel een stedelijk als een landelijk karakter. Voorne-Putten maakt deel uit van de Zuidvleugel en daarmee van het stedelijk netwerk. Het eiland vormt een
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
12
combinatie van het zeekleipolderlandschap, veenpolderlandschap, duinlandschap en buitendijks natuurlandschap. Hoewel het gebied een eenheid vormt, is de diversiteit van het eiland kenmerkender dan de samenhang. De grote variatie in landschap en mate van verstedelijking maken de samenhang minder herkenbaar. Verrommeling van het eiland en nivellering van de landschappen liggen op de loer. Een grote opgave is dan ook een helder perspectief te scheppen, met een eigen identiteit voor Voorne-Putten. Dit perspectief ligt in een samenhangend, divers, kwalitatief hoogwaardig recreatieaanbod in combinatie met de toeristische kwaliteiten van de historische kernen en de badplaatsen in het natuurgebied van Voornes Duin. De vesting van Brielle is in de structuurvisie als historische kern aangegeven.
Figuur 2.2: Uitsnede Functiekaart. Bron: Visie op Zuid-Holland.
Figuur 2.3.: Uitsnede Kwaliteitskaart. Bron: Visie op Zuid-Holland Provinciale Verordening Ruimte In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan een verordening er één is. De Verordening Ruimte stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. De verordening, gebaseerd op artikel 4.1 van de Wet
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
13
ruimtelijke ordening, stelt regels betreffende de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het stedelijke gebied van Zuid-Holland. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Het gaat daarbij vooral om het integrale ruimtelijke beleid dat is opgenomen in de provinciale structuurvisie en het bijbehorende uitvoeringsplan. Daarnaast is het ontwerp Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ('AMvB Ruimte') van het Rijk van belang. Hierin zijn regels opgenomen waaraan provinciale verordeningen moeten voldoen. Enkele onderwerpen in de verordening van de provincie Zuid-Holland vloeien rechtstreeks voort uit de AMvB Ruimte, zoals regels over de Ecologische Hoofdstructuur en de Nationale Landschappen. Met de Provinciale Verordening kunnen zaken geregeld worden die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben. Op kaart 1 van de Provinciale Verordening is het plangebied van het bestemmingsplan Vesting aangemerkt als gebied dat gelegen is binnen de opgenomen bebouwingscontour. Verder is op kaart 8 zichtbaar dat er primaire en regionale waterkeringen in het gebied zijn opgenomen. Deze waterkeringen zijn verwerkt in de verbeelding van het bestemmingsplan Ten slotte is op kaart 11 de Molenbiotoop van Molen 't Vliegend Hert opgenomen. De molen en een groot gedeelte van de molenbiotoop zijn gelegen in het onderhavige plangebied.
2.3
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Brielle Op 8 december 2009 is door de gemeenteraad van Brielle de structuurvisie Brielle vastgesteld. In de structuurvisie zijn de ruimtelijke ontwikkelingen en het ruimtelijk beleid verankerd. Doelstelling van de structuurvisie is het bieden van een kader voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een ruimtelijke structuur die bijdraagt aan: goed kunnen wonen en leven in de gemeente; de cultuurhistorische identiteit van Brielle; een bij het karakter van de gemeente passende economische ontwikkeling. De inhoud van de structuurvisie wordt vormgegeven aan de hand van 9 ambities. Van deze ambities is het onderwerp 'woningbouw' van belang voor de onderhavige ontwikkeling. Naast duurzame invulling van het woningbouwprogramma, zet de gemeente eveneens in op een gedifferentieerde en vraaggerichte woningbouw, waarbij ook het bouwen van woningen in het duurdere segment nodig is. Vesting De Vesting van Brielle is specifiek benoemd in de structuurvisie. Aangegeven is dat de vesting grote cultuurhistorische en recreatieve waarde en karakteristieke ruimtelijke kwaliteiten heeft. Het koesteren en versterken van de cultuurhistorische waarde en karakteristieke ruimtelijke kwaliteit staat centraal. Daarnaast is het beleid voor de vesting gericht op: recreatieve waarde benutten/vergroten: het beleefbaar maken van cultuurhistorie en archeologische resten; een goede woon- en leefomgeving (mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering nagaan); het instandhouden en versterken van het huidige voorzieningenniveau, waaronder renovatie/nieuwbouw van bestaande primair onderwijsaccommodaties; behouden van aanwezige horeca en detailhandel; een verkeersveilige woon- en leefomgeving (herinrichting van wegen en aanpakken onveilige kruispunten); zo mogelijk uitplaatsing van de onderwijsaccommodaties voor speciaal onderwijs naar een locatie buiten de vesting.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
14
2.4
Conclusie
Het bestemmingsplan is gelegen binnen bestaand bebouwd gebied en is grotendeels consoliderend van aard. De bestaande stedenbouwkundige, cultuurhistorische en groene kwaliteiten worden middels het bestemmingsplan gewaarborgd. In de volgende hoofdstukken wordt hier nader op ingegaan. Vanwege het consoliderende karakter en het feit dat de kwaliteiten van het plangebied in dit bestemmingsplan worden gewaarborgd, voldoet het aan het beschreven beleidskader.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
15
Hoofdstuk 3
Cultuurhistorie
3.1
Beschermd stadsgezicht
3.1.1
Aanwijzing
Op 15 september 1975 hebben de toenmalige ministers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de binnenstad van Brielle en de naaste omgeving aangewezen tot beschermd stadsgezicht van de Monumentenwet (destijds artikel 20). De vesting Brielle is daarbij aangemerkt als "een samenhangende groep onroerende zaken, hieronder begrepen bomen, wegen, straten, pleinen, bruggen, vaarten, grachten, sloten en andere wateren, welke met één of meer tot de groep behorende monumenten een beeld vormen dat van algemeen belang is wegens de schoonheid of het karakter van het geheel". Bij beschermde stads- en dorpsgezichten zou men dan ook kunnen spreken van "stedenbouwkundige" monumenten, waarbij de nadruk valt op het historische plan van aanleg. In een bestemmingsplan voor een beschermd gebied dient de bescherming van de cultuurhistorische waarden door middel van stedenbouwkundige en juridische maatregelen gewaarborgd te worden. Dit betekent dat regels ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van opstallen en onbebouwde gronden gericht zullen moeten zijn op veiligstelling van de cultuurhistorische waarden. In elk geval dienen zij zo opgesteld te worden, dat een zorgvuldige beoordeling en inpassing van bouwwerken, andere werken en werkzaamheden, alsmede een grondige afweging van belangen verzekerd zijn. Het is daarbij echter in geen geval de bedoeling om het gebied waarvoor het beschermd gezicht geldt te "bevriezen". Er wordt wel naar gestreefd noodzakelijke of wenselijke veranderingen zo te doen plaatsvinden, dat zij qua aard, schaal en sfeer passen in de historische karakteristiek van het stadsgezicht. Bij de planbeschrijving zal op één en ander nader worden ingegaan. De aanwijzing van het beschermd stadsgezicht te Brielle omvat de gehele omwalde en omgrachte stad. Tevens is in de aanwijzing een gedeelte van het grondgebied van de kern Brielle en Vierpolders aansluitend aan de omwalling begrepen. Het betreft nog grotendeels onbebouwd gebied met een agrarische functie aan de oost- en noordwestzijde van de stad. De motieven om het onderhavige gebied te beschermen zijn onderstaand weergegeven. Het betreft een citaat uit de toelichting die aan de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht ten grondslag ligt. In de tijd die sinds de aanwijzing is verstreken, zijn er nieuwe gegevens over de historie van Brielle bekend geworden. Uit die kennis is gebleken dat het hiernavolgende citaat op enkele onderdelen is achterhaald. Niettemin geeft het citaat een goed beeld van de historische waarde van de vesting Brielle.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
16
"De stad Brielle is een dijknederzetting, ontstaan uit twee kernen: Brielle en Maarland. Binnen een, op een enkel ravelijn na, complete en gave omwalling uit het begin van de achttiende eeuw, zijn grote delen van de middeleeuwse stadsstructuur bewaard gebleven. De stad telt binnen zijn wallen vele beschermde monumenten. Van verschillende kanten bestaat nog een vrij uitzicht op de stad, waarvan het silhouet bepaald wordt door de gracht en de beplante wallen, waarachter de markante toren van de St. Catharinakerk boven de daken van de stadsbebouwing oprijst. De kernen Brielle en Maarland zijn, op dezelfde wijze als andere nederzettingen in de omgeving, ontstaan in de loop van de dertiende eeuw na indijking van een stuk land bij het ontmoetingspunt van een polderweg en de dijk langs een rivierarm, de Goote, nabij de monding van de Maas. De kerk is bij dit type nederzetting gesitueerd achter de dijk terzijde van de polderweg. De polderweg, nu binnen de wallen Langestraat geheten, vormde de scheiding tussen beide parochies. Waarschijnlijk heeft de stichting van het Hof van Voorne te Maarland in het begin van de dertiende eeuw de groei van Brielle en Maarland in sterke mate gestimuleerd. Rond 1400 verkrijgt Brielle stadsrecht. Er wordt een stadsgracht gegraven die als een cirkelsegment, met als koorde één kilometer dijk, rond de stad ligt. Het Maarland maakt deel uit van deze gracht. Het grootste deel van het stedelijk gebied ligt ten zuiden van de Langestraat, in het Brielse deel van de stad. Brielle, en met name het zuidelijke gedeelte, ontplooit zich als hèt centrum van handel, visserij en nijverheid op het eiland Voorne. Wanneer de stad in 1394 een stuk grond ten noorden van het Maarland in bezit krijgt wordt dit binnen de omvesting getrokken, waardoor de Maarlandse Haven ontstaat. Ook het Maarlandse deel van de stad begint dan in de groeiende welvaart te delen, vooral de haringvisserij. In het tweede kwart van de zestiende eeuw wordt aan het Maarland Noordzijde een aantal grotere panden gebouwd voor haringhandelaars. Brielle profiteert duidelijk mee van de algemene economische hausse tijdens de opkomst en bloei van de Verenigde Nederlanden. Begin 17de eeuw wordt de Maarlandse Haven verlengd. De Nieuwstraat wordt aangelegd. De stadsmuren worden vervangen door een modernere omwalling, waarbinnen nu ook het Scharloo en het Slagveld worden opgenomen. In de loop van de zeventiende en in de achttiende eeuw komt de ontwikkeling tot stilstand. Verandering van de havenmonding leidt tot verlies van daarmee samenhangende functies aan Simonshaven en het opkomende Hellevoetsluis, dat ook een deel van de streekfunctie van Brielle overneemt. De enige belangrijke ontwikkeling in deze periode is de aanleg van een nieuwe omwalling in 1702, waarbij de stad aan de zuidzijde fors ingenomen wordt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
17
Figuur 3.1 Kaart van Jacob van Deventer (ca 1560) Het op de kaart van Jacob van Deventer (± 1560) afgebeelde stratennet (zie figuur 3.1) is in de huidige situatie grotendeels terug te vinden en is al vrij ver ontwikkeld. Hoofdelementen zijn de dijk en de Langestraat, die vanaf het Wellerondom als Koopmanstraat recht op de dijk afloopt en vandaar als Vischstraat de verbinding vormt tussen de dijk en de kaden achter de dijk langs de Goote. De Markt is pas in 1579 ontstaan door afbraak van een pand. Een derde hoofdelement in de structuur is de Maarlandse Haven. De bebouwing is geconcentreerd langs de dijk, de as Langestraat-Koopmanstraat-Vischstraat en het Maarland, langs de Turfkade en het zuidelijkste deel van de Lijnbaan staan pakhuizen. Langs het Slagveld geeft de kaart van Deventer slechts enkele panden aan. Rond beide kerkhoven staat wat bebouwing aangegeven. Bij de St. Catharinakerk loopt deze bebouwing door langs het Heultje en het zuidelijk deel van de Venkelstraat. Een drietal grotere huizen en twee kloosters, op iets grotere afstand van de kerk, worden apart weergegeven. De achterstraten achter de dijk en het Maarland zijn grotendeels onbebouwd. De stad is aan de zuidzijde beduidend groter dan nu, aan de westzijde wat kleiner. De ommuring loopt via de Burgemeester H. van Sleenstraat tot het Maarland, buigt dan naar het noorden en volgt het beloop van de huidige omwalling. Het Slagveld en het Scharloo liggen op een plaat tussen twee armen van de Goote. Aan deze zijde van de stad ontbreekt een ommuring.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
18
Figuur 3.2 Kaart van Gregorius Braun 1572 Op de kaart van Gregorius Braun van 1572 (zie figuur 3.2) is de plaats binnen de omwalling getrokken. De Maarlandse Haven is naar het oosten verlengd. Het stratennet is uitgebreid met de Nieuwstraat en de Kaaistraat. De verdedigingswerken zijn uitgebreid, gemoderniseerd en voorzien van enkele vrij kleine bastions en ten westen van het Maarland om de andere ommuring heengelegd. De bebouwing langs de Lijnbaan is wat uitgebreid. Langs de nieuwe straten en ter westzijde van de Kaaistraat langs Scharloo en Slagveld is bebouwing aangegeven, evenals langs het noordelijke uiteinde van het Slagveld en langs de Witte de Withstraat ten noorden van het Maarland. Nog steeds zijn de kavels eenzijdig gebouwd en treft men aan de achterstraten bijna uitsluitend achterbebouwing aan. De plattegrond die is opgenomen in Tirions "Tegenwoordige Staat der Verenigde Nederlanden" uit 1743 en het kadastrale minuutplan uit omstreeks 1830 tonen onderling vrij veel overeenkomst. De belangrijkste verschillen met de ruimtelijke situatie in het midden van de zeventiende eeuw zijn de verkleining van het stedelijk oppervlak en de vernieuwing van de omwalling, een volgens de nieuw-Nederlandse versterkingswijze aangelegde hoofdwal met vier poorten, negen bastions, vijf ravelijnen, ter weerszijden van de Brielsche Haven twee contrees-escarpen en bedekte wegen en voor de waterbeheersing vier stenen beren. Bebouwingsintensiteit lijkt eerder af te nemen dan toe te nemen. De zuidzijde van de Venkelstraat en de Witte de Withstraat ten noorden van het Maarland zijn op beide kaarten onbebouwd. Alleen langs de Lijnbaan en het Scharloo is de bebouwing iets intensiever. De hoofdbebouwing is nog steeds geconcentreerd lang de dijk, de polderweg en de Maarlandse Haven en langs Nieuwstraat en Kaaistraat. De bebouwing langs het Noordspui bestaat voornamelijk uit pakhuizen. Het Slagveld is nog grotendeels onbebouwd. De achterstraten functioneren bijna alleen als erfontsluiting.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
19
De terreinen rond de beide kerkhoven zijn spaarzaam bebouwd. De Maarlandse kerk, die in 1743 nog aanwezig is, is evenals de meeste bebouwing er omheen in 1830 verdwenen. Op de kaart van Tirion wordt, evenals op de kaarten uit de zeventiende eeuw, de zuidwesthoek van de stad voornamelijk in beslag genomen door boomgaarden. De terreinen lans de wallen zijn agrarisch van karakter. De eenzijdige bebouwde kavels staan loodrecht op dijk en Maarland. De kaveldiepte langs de dijk is 50.00 à 65.00 m, langs het Maarland 70.00 m. Waar diepere kavels zouden ontstaan ligt een achterstraat. Typerend is het zeer veel voorkomen van smalle kavels (rond vier meter), vooral aan het zuideinde en het noordeinde van de dijk en aan het Maarland. Mogelijk is hier een relatie met keuren uit 1346, die bepalen dat geen vuur mag branden in een huis smaller dan tien voet, ofwel 3.26 m. Met een brandgang ontstaat dan een kavelbreedte van vier meter. Het verkavelingspatroon zou dan teruggaan op een vrij oude situatie met kleine lemen behuizingen op smalle percelen. In de Nobelstraat waar de verkaveling onregelmatiger is en waar vrij veel brede percelen voorkomen, staan al in de veertiende eeuw stenen huizen. Ook de industriële ontwikkeling van de tweede helft van de negentiende eeuw gaat grotendeels langs Brielle heen. Tegen het eind van de negentiende eeuw en in de eerste helft van de twintigste eeuw vestigen zich enkele bedrijven en industrietjes aan het Slagveld. Ook aan het Scharloo en de Lijnbaan ontstaat wat nieuwe activiteit. Erg stuwend voor de ontwikkeling van Brielle is deze industriële ontwikkeling echter niet geweest. Illustratief is het verloop van het inwonertal van Brielle van 1880 tot de tweede wereldoorlog, bijna continu dalend van 4.420 in 1880 tot 3.389 in 1940. Op het voormalige Maarlandse kerkhof wordt in 1875 het asiel voor oude zeelieden gesticht. In 1913 wordt aan het Asylplein een gasthuis gebouwd. In de twintiger en dertiger jaren wordt wat woningbouw gerealiseerd rond het Asylplein en de Venkelstraat. Na de tweede wereldoorlog komt er wat meer vaart in de bouwactiviteit. In de vijftiger jaren worden woningen gebouwd aan het westelijk deel van de Langestraat, de Coppelstockstraat en de Witte de Withstraat, de Vrouwenhoflaan en de zuidwesthoek van het Maarland. Pas in de zestiger jaren wordt met de realisering van een woonbuurtje en met de bouw van een aantal scholen op het tot dan vrij open terrein ten zuidwesten van de St. Catharinakerk het sinds de zeventiende eeuw niet meer gewijzigde stratennet uitgebreid. Dan begint de stad ook buiten de wallen fors uit te groeien, profiterend van zijn vrij gunstige ligging in de periferie van de randstad. Ten zuidwesten van de oude stad komt een nieuw woongebied tot stand, naar de Brielsche Maas toe ligt de ontwikkeling voornamelijk in de sterk groeiende behoefte aan ruimte voor de watersportrecreatie. Het gebied ten noordwesten en ten oosten van de stad heeft nog steeds een agrarische functie, gedeeltelijk in de sector van de glascultuur. De karakteristieke openheid van het land rondom de vestingstad is in deze gebieden nog bewaard gebleven, met name aan de westzijde vanwaar dientengevolge een fraai en onbelemmerd uitzicht op de stad bestaat." In de aanwijzing is de binnenstad in drie zones ingedeeld, te weten zone A, B en C. Het belang van een aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is namelijk niet voor alle onderdelen van het omgrensde gebied van dezelfde orde. Globaal zijn de zones als volgt te typeren: Zone A Gebied van groot belang vanwege het patroon van straten en wateren, het profiel en de groenvoorziening van de openbare ruimten en de afmetingen en vormgeving van de bebouwing (hoogte, breedte, bekapping, gevelindeling), benevens de aard van de toegepaste materialen voor de bebouwing en de openbare ruimten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
20
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
21
Zone B Gebied van belang vanwege het patroon van straten en wateren, het profiel, de groenvoorzieningen, de toegepaste materialen in de openbare ruimten en de schaal en differentiatie van de bebouwing. Zone C Gebied van belang vanwege de hoofdstructuur van het stratennet, benevens de hoogte van de bebouwing. Deze indeling, in hoofdzaak afgestemd op bebouwde gebieden, is uiteraard niet meer dan een schematische weergave van de aanwezige waarden. De zones zijn weergegeven in figuur 3.3. De zones A en B vormen het historisch kerngebied. In de volgende subparagraaf wordt nader op de kenmerken van de verschillende zones ingegaan. 3.1.2
Kenmerken zones
De wallen en vesten zijn geheel in de A-zone opgenomen. De vestingwerken, waaronder de Langepoort en de Kaaipoort, zijn op enkele ravelijnen na, gaaf bewaard gebleven. Zij zijn aangewezen als beschermd monument en vormen een integrerend bestanddeel van het te beschermen gezicht. Binnen de wallen valt de C-zone in grote lijnen samen met die stadsgedeelten, die het kadastrale minuutplan uit 1830 als onbebouwd weergeeft. De in deze stadsgedeelten gerealiseerde woningbouw sluit qua schaal en massa en door zijn aansluiting bij het aanwezige stratenpatroon over het algemeen vrij goed aan bij de oudere stadsgedeelten. Het minst is dit het geval in de zuidwesthoek van de stad, waar naast een woonbuurtje ook enkele scholencomplexen van vrij grote schaal gelegen zijn. Het Slagveld ten slotte vervulde voornamelijk een bedrijfsfunctie. De bebouwing is nog steeds zeer gevarieerd van schaal en bepaalt mede het beeld langs het Zuidspui. Binnen de wallen vallen de A-zone en de B-zone in grote lijnen samen met het in 1830 geoccupeerd gebied en de beide kerkhoven. De percelen langs het in hoofdzaak middeleeuwse stratenstramien zijn deels nog steeds eenzijdig bebouwd. Een aantal achterstraten functioneert deels nog als erfontsluiting. De bebouwing aldaar is kleinschaliger. De aaneengesloten straatwanden, de kleinschalige achterzijden en de vele rode daken zijn belangrijke kenmerken van de bebouwing. De A-zone omvat het noordelijk deel van de Nobelstraat en de Voorstraat, de dwarsas van het Wellerondom naar de Kaaistraat, het oostelijke stuk van het Maarland en de ruimte rond de St. Catharijnekerk. Zeer bepalend voor het stadsbeeld is de zeer ruime Maarlandse Haven. Bijzonder karakteristiek is ook het Wellerondom, in zijn driehoekige vorm de ontmoeting van twee verkavelingsrichtingen samenvattend. Er is een duidelijk verband tussen de gemiddelde pandgrootte en de plaats van de panden in de stedelijke structuur. De grotere bouwmassa's concentreren zich vooral langs de dijk in de omgeving van de Koopmanstraat. Ook op het Maarland is een duidelijk verschil tussen het oostelijk en het westelijk gedeelte. Dit uit zich met name in de bouwblokken. Aan de oostzijde van het Maarland bevinden zich met name grote panden terwijl de bebouwing aan de westzijde van het Maarland veel kleinschaliger is. De kappen, veelal gedekt met rode oud-Hollandse pannen, accentueren door hun massawerking en nokrichting deze karakteristiek in niet geringe mate. Bijzonder karakteristiek is, dat de nokrichting van de bebouwing op de zeer ondiepe percelen tussen de Langestraat-Wellerondom en St. Catharijnehof in afwijking van die van de meeste panden in de Langestraat evenwijdig aan de straat is. Het oplopende en toelopende profiel van de Langestraat naar het Wellerondom, en de verschillen in bouwhoogte aan de Langestraat, het Wellerondom en de Koopmanstraat, resulteren in een bijzonder fraai stadsgezicht van achter elkaar oprijzende daken, met het torentje van het stadhuis als bekroning. Aan de St. Catharijnehof vormen de zeer laag doorlopende kappen en aankappingen een sterk contrast met het enorme volume van de kerk. Kleur en textuur van de daken speelt belangrijk mee in dit beeld. Van de bebouwing Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
22
zijn zeer veel panden als monument beschermd, waaronder de in het stadsbeeld dominerende nooit voltooide vijftiende-eeuwse St. Catharijnekerk, het Merulaweeshuis als enige resterende van de verspreide grote huizen rond de kerk, het in aanleg middeleeuwse stadhuis en de laatachttiende-eeuwse hoofdwacht als pendanten aan de Markt een belangrijke plaats innemen. Langs de Nobelstraat, en in mindere mate, langs de Voorstraat en het Maarland, staat een aantal grote en zeer voorname stadshuizen, deels met een achttiende-eeuws uiterlijk, deels nog van oudere datum. Een aantal behoort tot het type "pand met zijkamer" of "dubbelhuis". De voormalige kapel van het St. Jacobsgasthuis aan de Voorstraat accentueert net even de bocht in de vrij brede Voorstraat. Ook vele kleine panden zijn beschermd als monument. Binnen een zekere met de ambachtelijke bouwwijze samenhangende eenheid in schaal, materiaalgebruik en (verticale) gevelstructuur is het beeld van de aaneengesloten gevelwanden zeer gevarieerd. In een deel van de A-zone, waaronder het Maarland, wordt het straatbeeld verrijkt door vele privé-stoepen van hardsteen en bijbehorende stoeppalen van hout of hardsteen, banken, putten en hekwerken. In de B-zone liggen de uiteinden van Maarland en Nobelstraat, de Langestraat, een groot deel van de kaden langs het Zuidspui, enkele achterstraten en het Asylplein. Van de monumenten is met name het Arsenaal zeer bepalend. In de Langestraat wordt het beeld in sterke mate meebepaald door het naar het Wellerondom toe vernauwende profiel, waarin nog vele hardstenen stoepen met aanverwant meubilair voorkomen. Van de kaden langs het Zuidspui is alleen de Turfkade en een deel van het Scharloo beschoeid. De bebouwing is wat bebouwingsschaal en bekapping betreft nog duidelijk gerelateerd aan het historisch gegeven. Het Asylplein, in zijn omgrenzing nog steeds het Maarlands kerkhof, is als door een centraal element beheerste ruimte onveranderd. De negentiende-eeuwse vertaling handhaaft het karakter van groene stille ruimte achter de bebouwing. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de ruimtelijke structuur van specifieke delen van het plangebied. Kenmerken en kwaliteiten zoals hiervoor beschreven en nader uitgewerkt in dat hoofdstuk vormen de basis voor de toetsing van nieuwe ontwikkelingen. Vertaling ervan heeft derhalve ook plaatsgevonden in de regels van het bestemmingsplan (de bestemmingsregels en de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie").
3.2
Archeologie
Inleiding De vesting van Brielle heeft een waardevol bodemarchief. Uit archeologisch onderzoek is duidelijk geworden dat het middeleeuwse veengebied, waaruit Voorne voornamelijk bestond, vanaf de 9e-10e eeuw is ontgonnen; sporen hiervan zijn ook in de vesting van Brielle aanwezig. Brielle is ontstaan vanuit twee afzonderlijke parochies langs de dijk die nu nog in de stad is te herkennen, de Voorstraat en de Nobelstraat. De eerste lay-out van de stad binnen de 14e eeuwse stadsgrachten en – muren wijzigt zich in de 17e-18e eeuw bij moderniseringen van de vestingwerken. Op basis van de ontstaansgeschiedenis van de vesting bestaat er een redelijk grote kans op het aantreffen van archeologisch waardevolle sporen. In het plangebied zijn in het verleden resten aangetroffen van onder andere de hofstad Maerlant, de Maerlantse kerk en een oude stadsmuur.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
23
Regelgeving en beleid Monumentenwet De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Beleidsplan Archeologie De gemeente Brielle heeft haar eigen archeologiebeleid ontwikkeld. De gemeente Brielle heeft duidelijke uitgangspunten voor de omgang met haar bodemarchief vastgesteld. Bij de beleidsnota hoort ook een archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Er zijn drie categorieën opgenomen voor de verwachtingswaarde. Per verwachtingswaarde gelden uitgangspunten voor nader onderzoek. Voor een aantal terreinen (waarde archeologie 1, zie figuur 3.4) heeft de gemeente Brielle vastgesteld dat daar bij elke verstoring archeologisch vooronderzoek dient plaats te vinden. Het gaat dan in het bijzonder om een groot aantal kloosterterreinen. De gemeente Brielle stelt de onderzoeksgrens voor wat betreft het grootste deel van de vesting (waarde archeologie 2) vast op 30 m2 met een maximaal toegestane verstoringsdiepte van 30 cm. Kleine(re) bodemverstoringen – bijvoorbeeld de bouw van een schuur of serre - blijven daarmee mogelijk zonder vooronderzoek. Bij een iets substantiëlere verstoring (groter dan 30 m2 en dieper dan 30 cm) is vooronderzoek hier evenwel verplicht. Hierbij is de verhouding tussen archeologisch resultaat en opgelegde vergunningplichten belangrijk om in het oog te houden. Op basis van die afweging kiest Brielle ervoor in een klein deel binnen de vesting (waarde archeologie 3) een iets grotere verstoring toe te staan zonder vergunning, namelijk tot een oppervlakte van 100 m2 en een diepte van 30 cm. Het betreft hier een later in ontwikkeling gebracht deel van de vesting met een aanmerkelijk dunner spoor van archeologische vondsten. Toetsing Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er vinden geen bodemverstorende ontwikkelingen plaats. Voor het opstellen van het bestemmingsplan is het dan ook niet noodzakelijk archeologisch vooronderzoek uit te voeren. Conclusie Voor de verschillende archeologische beleidscategorieën wordt in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen. Eventuele vondsten gedaan tijdens werkzaamheden waarvoor geen vooronderzoek nodig is, vallen wel onder de meldingsplicht zoals vastgelegd in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
24
Figuur 3.4 Archeologische beleidskaart voor de vesting
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
25
3.3
Monumenten
Binnen de vesting van Brielle is een groot aantal monumenten aanwezig. Het gaat hierbij om zowel rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten. Deze monumenten dragen bij aan de cultuurhistorische waarden van het beschermds stadsgezicht en zijn een belangrijk onderdeel van het cultureel erfgoed van de gemeente Brielle. Verschillende typen gebouwen zijn aangewezen als monument: woonhuizen, pakhuizen, kerkelijke gebouwen, een enkel (van oorsprong) agrarisch gebouw, verdedigingswerken, een aantal gebouwen dat van oorsprong is gerealiseerd als liefdadigheidsinstelling en een aantal overige gebouwen en bouwwerken. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van alle monumenten in het plangebied. Deze monumenten worden beschermd in het kader van de Monumentenwet. Verbouw of sloop van deze gebouwen is slechts onder strikte voorwaarden toegestaan. De gemeente is van mening dat de monumenten ingevolge deze wetgeving voldoende zijn beschermd. Daarom is er geen nadere regelgeving opgenomen toegespitst op de monumenten in dit bestemmingsplan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
26
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
27
Hoofdstuk 4
4.1
Structuur
Functionele structuur
Wonen In het plangebied komt, zoals hiervoor aangegeven, een groot aantal functies voor. De belangrijkste daarvan is het wonen. Binnen de ring die gevormd wordt door de Burgemeester H. van Sleenstraat, het Kostverloren, Maarlandse Haven en Zuidspui, is het oude centrum gevestigd. Dit komt tevens tot uitdrukking in de functies die in dit gebied zijn ondergebracht. Hier zijn namelijk de centrumfuncties (winkels, dienstverlening, horeca), het wonen, kleinschalige, ambachtelijke bedrijfjes, centrumondersteunende maatschappelijke voorzieningen en kleine kantoren gelegen. Buiten de ring zijn deels nog meer grootschalige functies aanwezig. Onderstaand zal in functionele zin, waar nodig, een toelichting worden gegeven. Detailhandel Langs de Nobelstraat, de Varkensstraat, de Vischstraat, de Markt, de Wellerondom, de Zuidspuistraat, de Koopmanstraat en de Voorstraat (ten westen van de Asylstraat) is het huidige kernwinkelgebied gelegen. In figuur 4.1 is globaal de ligging van het kernwinkelgebied aangegeven. Binnen dit winkelsegment zijn de branches kleding, schoeisel en textiel, elektra, optiek en juwelen sterk vertegenwoordigd. Het detailhandelsaanbod heeft een beperkte regionale functie. Van invloed op de beleving en het functioneren van het kernwinkelapparaat is uiteraard de historisch bepaalde ruimtelijke structuur. Enerzijds is sprake van een grote attractiviteit, die samenhangt met de kleinschaligheid en het historisch karakter van bebouwing en omgeving, de ruimtelijke en functionele diversiteit en de hoge specialisatiegraad van het winkelaanbod. Anderzijds is er geen sprake van optimale vestigingscondities; een rationele en moderne bedrijfsvoering behoort in een historische structuur niet voor alle winkelbranches tot de mogelijkheden. Het is tevens van belang dat het publiek een logische en aantrekkelijke wandelroute kan volgen. Dit "winkelrondje" kan worden samengesteld langs de straten waar de meeste winkels en andere centrumfuncties zijn gevestigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
28
Figuur 4.1 Globale ligging kernwinkelgebied
Bedrijven en kantoren Verspreid over het plangebied zijn verschillende bedrijven en kantoren aanwezig. In het centrum zijn dit de meer kleinschalige en ambachtelijke bedrijven. Veel bedrijven zijn uitsluitend gericht op opslagactiviteiten. Op diverse voormalige bedrijfslocaties zijn inmiddels woningen gerealiseerd. De kantoorfuncties zijn in het algemeen relatief kleine kantoren. Ter plaatse van de bedrijfsbebouwing op de hoek Lijnbaan, Boterstraat en Rozemarijnstraat wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, om de bestemming te wijzigen in wonen. De bestaande bedrijfsactiviteiten zijn namelijk gestaakt. Voorts is Voor Dijkstraat 4 (een kantoor) is een verzoek ingediend om de bestemming te wijzigen naar de woonfunctie. Dit wordt opgenomen met een wijzigingsbevoegdheid. Daarnaast wordt in zijn algemeenheid een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bedrijfsbestemmingen om te kunnen zetten naar woonfuncties. Deze wijzigingen zijn in lijn met de uitspraak van de gemeenteraad de woonfunctie binnen de vesting te versterken. Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen als een algemene wijzigingsbevoegdheid. Overige voorzieningen Langs het Slagveld zijn nog enkele grootschalige functies aanwezig. Het betreft een Albert Heijnvestiging, het bejaardenverzorgingstehuis "het Catharinagasthuis" en het stadskantoor. In het noordwesten van het plangebied is een cluster met scholen aanwezig.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
29
Recreatie en toerisme De kwaliteiten van de Brielse binnenstad en zijn omgeving bieden aanzienlijke potenties voor (economische) bloei en uitbouw van de huidige positie in de regio. Het gemeentebestuur van Brielle is zich nadrukkelijk bewust van de toeristisch-recreatieve potenties van Brielle. Uitgangspunten voor het versterken van deze potenties zijn: cultuurhistorie: versterking van de toeristisch-recreatieve functie van de vesting; watersport: versterking en uitbouw van het voorzieningenniveau en de capaciteit van de havenaccommodatie; verblijfstoerisme: versterking en uitbouw van de verblijfsrecreatieve functie van Brielle; elk-weerfunctie: bevordering van de functie van Brielle als elk-weervoorziening voor de in de regio verblijvende toeristen en recreanten. In het gebied zijn verscheidene horecagelegenheden aanwezig, deze bevinden zich met name binnen en in de directe omgeving van het kernwinkelgebied. In het plangebied zijn verschillende (hoogwaardige) horeca-gelegenheden aanwezig, die bijdragen aan het recreatief toeristische aanbod van de vesting. De vesting heeft naast de toeristisch-recreatieve functie ook nadrukkelijk een woonfunctie. Uitbreiding van de horeca kan, indien er sprake is van hinder, een negatief effect hebben op het wooncomfort. In de huidige situatie blijkt dat vooral overlast wordt ervaren van (de bezoekers van) horecagelegenheden die 's avonds en 's nachts geopend zijn. Daarom dient, ondanks de mogelijkheden in kwantitatieve zin, wel een restrictief beleid te worden gevoerd ten aanzien van vestiging van horecabedrijven. Hiertoe wordt in het bestemmingsplan gebruikgemaakt van een zogenoemde Staat van Horeca-activiteiten.
4.2
Ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis
De historische ontwikkeling van Brielle, voorzover deze zich in ruimtelijke verschijningsvormen manifesteert, wordt in dit hoofdstuk beschreven. Nagegaan wordt hoe Brielle zich in de loop van de eeuwen in stedenbouwkundige zin heeft ontwikkeld. Voorts wordt de huidige stedenbouwkundige structuur, waarin het historische patroon nog voor een belangrijk deel bewaard is gebleven, beschreven en verklaard vanuit het historisch perspectief. In dat kader speelt ook de archeologie een belangrijke rol. Voor een volledig beeld van de archeologische waarde van het gebied wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 3.2. De huidige stedenbouwkundige structuur wordt hierna in 4.5 beschreven. Voorne kent een lange bewoningsgeschiedenis. Door regelmatig optredende overstromingen was Voorne tot de 11e eeuw alleen op de hoger gelegen kreekruggen permanent bewoonbaar. Er zijn sporen van prehistorische nederzettingen uit de IJzertijd en de Romeinse tijd. In de vroege middeleeuwen (500-1000 na Chr.) keerden de bewoners terug. De 7e-eeuwse nederzetting Witla aan de Bernisse (Wiedele) werd in 836 door de Noormannen verwoest. In de periode van de 11e-15e eeuw werden onder auspiciën van de heren van Voorne de bedijkingen ter hand genomen als bescherming tegen overstromingen en ten behoeve van de landwinning. De eilanden Voorne en Putten, en de vele eilandjes waaruit Voorne en Putten zelf bestonden, groeiden langzamerhand aaneen. Het ontstaan van een nederzetting aan de rivier de Goote vlakbij de monding van de Maas hangt samen met de bedijkingen in het laatste kwart van de 12e eeuw. De dijk langs de Goote vormde de oostelijke grens van de Polder Oosterland. Op de samenkomst van een polderweg, de huidige Langestraat, en de dijk langs de Goote (de huidige Nobelstaat en Voorstraat) vestigden zich de eerste bewoners. Het oudste deel van Brielle ligt langs de westkant van de Nobelstaat. De Langestraat was de verbinding tussen het, in de duinen van Oostvoorne
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
30
gelegen, hof van de heren van Voorne en de Goote. De Goote en de Maas waren in die tijd goed bevaarbaar en vormden belangrijke aan- en afvoerrouten voor goederen. De nederzetting aan de Goote groeide snel toen na de stormvloed in 1214 veel bewoners van Voorne hun toevlucht vonden op de dijk. De heren van Voorne stimuleerden die groei door het uitgeven van erven waar de nieuwe bewoners zich op vestigden. Aanvankelijk bestond de nederzetting uit twee kernen (ontstaan uit parochies) op de oostelijke dijk van de Polder Oosterland: Brielle en Maerlant. De grens tussen beide werd gevormd door de Langestraat. De Langestraat ontsloot de landerijen ten noorden (Maerlant) en ten zuiden (Brielle) ervan. Brielle viel rechtstreeks onder de heerlijkheid Voorne, een leen van de graven van Holland. Maerlant was het domein van de heren van Maerlant die dit, sinds het begin van de 13e eeuw, in leen hadden van hun verwanten, de heren van Voorne. Aanvankelijk ontwikkelden Brielle en Maerlant zich afzonderlijk. In beide kernen was een hof, bestaande uit een omheind complex van een huis met stallen en voorraadschuren, gevestigd. Het hof van de heren van Voorne lag aan het oostelijk deel van de Langestraat en strekte zich uit tot de Groot Oosterlandse dijk. De ligging van het hof van Maerlant is minder duidelijk. Brielle en Maerlant hadden ieder hun eigen parochie en een eigen dorpsgerecht. Brielle ontwikkelde zich, vanwege de economisch gunstige ligging aan vaarwater, in de 13e eeuw het voorspoedigst en overvleugelde daarbij de nederzetting Maerlant. Een rol kan daarbij ook gespeeld hebben dat de heren van Maerlant hun domein meer als privé-bezit beschouwden en de heren van Voorne een krachtige economische ontwikkeling van Brielle voorstonden. De voorspoedige ontwikkeling van Brielle als centrum van handel en (haring)visserij blijkt uit het feit dat al in 1280 tolvrijheid werd verkregen van de Hollandse, Zeeuwse en Friese tollen. Bedacht dient te worden dat de haven van Brielle in het Maasmondgebied het dichtst bij de zee lag. De grootste economische bloei maakt Brielle door in de late middeleeuwen, waarbij de haringvisserij en -handel het belangrijkst was. De grootste omvang werd bereikt in de 14e en de 15e eeuw. In wezen ontwikkelden Brielle en Maerlant zich tot langgerekte dijkdorpen langs de havens. Daarbij werden percelen langs de Nobelstaat en de Voorstraat aanvankelijk alleen aan de westkant uitgegeven. In de loop van de 14e en de 15e eeuw raakte ook de oostzijde van de dijk bebouwd. Aanvankelijk zullen percelen zich tot de haven hebben uitgestrekt. Langzamerhand ontstond het patroon van zij- en achterstraten en verschenen er pakhuizen aan de Lijnbaan en de Turfkade. Het achterliggende gebied ter weerszijden van de Langestraat was grotendeels kerkelijk gebied van de beide parochies en had een veel losser bebouwingspatroon en was voor een deel in agrarisch gebruik. Hier waren de parochiekerken en de vele kloosters gevestigd. De St. Pieterskerk van Maerlant ontwikkelde zich uit de huiskapel van de heren van Maerlant en stond op het huidige Asylplein. In 1807 is de St. Pieterskerk gesloopt om plaats te maken voor het Zeemansasyl. De huidige St. Catharijnekerk heeft zich ontwikkeld uit een aan St. Catharina gewijde kerk uit de tweede helft van de 13e eeuw ongeveer op dezelfde plaats stond als de huidige kerk. Het kerkhof van de St. Catharinakerk was gelegen op de briel (= veeweide). Het woord briel is afkomstig van het Keltische brogilo en is waarschijnlijk de oorsprong van de naam Brielle. In het begin van de 14e eeuw, rond de tijd van het verkrijgen van stadsrechten, zijn de beide parochies samengesmolten. Vóór 1306, toen onder Gerard van Voorne stadsrechten werden verkregen, waren de beide kernen Brielle en Maerlant al samengevoegd en ging de stad verder onder de naam Brielle. De definitieve middeleeuwse omvang van de stad was toen bereikt. Zowel de haven van Maerlant als die van Brielle waren gevoelig voor verzanding. De haven van Brielle profiteerde lange tijd van de stroming van de rivier de Goote die de haven op diepte Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
31
hield. Toch was er vóór de St. Elisabethsvloed van 1421 al sprake van verzanding van de Goote. In 1474 werd de Goote ingedijkt en werden de gorzen tussen de binnenhaven en de Goote feitelijk bij de stad ingelijfd. Aan het eind van de 13e eeuw komt de haven van Maerlant door nieuwe bedijkingen binnendijks te liggen. Voor die tijd vond de overslag van goederen uitsluitend aan de zuidzijde plaats. Toen de verzanding van de Maerlantse haven werkelijk een probleem ging vormen, werd in 1394 een grotere spui aangelegd. In de 14e en de 15e eeuw waren er twee havens vol in bedrijf. Ondanks de problemen van verzanding van de Brielse haven bleef deze haven het belangrijkst omdat deze het dichtst bij het centrum en de grootste bevolkingsconcentratie lag. In de loop van de 15e eeuw maakt Maerlant een grote groei door. Dit zal te maken hebben met de bevolkingsaanwas waar in Brielle minder ruimte was en de toenemende verzandingproblemen van de Brielse haven. Aan de oostkant van de Brielse haven ontstond een nijverheidsgebied met veel ruimtevragende activiteiten zoals een touwslagerij (getuige de naam Lijnbaan) en timmerwerven. Een aaneengesloten bebouwing ontstond er in dit gebied voorlopig niet. In 1338 zijn rechten verleend tot het verdedigen van de stad door middel van de aanleg van vestinggrachten, waarmee kort daarna werd begonnen. De vesting bestond uit een gracht met een op een wal gebouwde muur. Opmerkelijk is de grote diepte landinwaarts die aan de langgerekte stad werd gegeven. Een verklaring hiervoor is dat de vestinggracht aan de noordwestzijde waarschijnlijk de begrenzing van het domein Maerlant volgde. In de loop van de 15e eeuw begon de Maasmond dicht te slibben. Brielle raakt langzamerhand zijn vaarverbindingen kwijt en gaat zich steeds meer richten op de exploitatie en de handel in producten van het achterland. Zo verkreeg de stad in 1477 een privilege dat bepaalde dat al het graan dat groeide tussen Oostvoorne en "Vlackee" in Brielle op de markt moest worden gebracht. In de 17e eeuw begon de betekenis van Hellevoetsluis, dat een veel gunstiger ligging aan diep vaarwater had, als handels- en scheepvaartcentrum toe te nemen waardoor de positie van Brielle aanzienlijk verzwakte. Vanaf de inname door de Watergeuzen op 1 april 1572 werd de strategische ligging van Brielle aan de Maasmond steeds meer onderkend. In de 17e en de 18e eeuw werden de vestingwerken gemoderniseerd. Daarbij werd in het begin van de 18e eeuw een belangrijk deel van de stad aan de zuidkant (Zuideinde met Gasthuis en 's Heerdaniëlsambacht en dwarsstraten) prijsgegeven. De enigszins dorpse, middeleeuwse structuur van Brielle, met de karakteristieke ontginningslijnen, het patroon van dwars- en achterstraten en de open ruimten is vrij gaaf bewaard gebleven. De belangrijkste elementen die de stedenbouwkundige structuur van Brielle in de middeleeuwen - en ook thans nog - bepalen zijn: de langs de Goote aangelegde oostelijke dijk van de Polder Groot Oosterland; thans de Nobelstaat en de Voorstraat (de hogere ligging van de Nobelstaat en Voorstraat ervaart men nog steeds onder meer in de helling van de Koopmanstaat tussen het Wellerondom en de Markt); de voormalige polderweg, de Langestraat, de verbinding tussen de haven van Brielle en het duingebied van Oostvoorne en de grens tussen Brielle en Maerlant en lange tijd fungerend als marktterrein; de haven van Maerlant en flankerende straten vormen het derde element. In de volgende paragraven wordt nader ingegaan op de huidige stedenbouwkundige structuur.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
32
4.3
Historische lagen
1560 Jacob van Deventer (zie figuur 4.1) Deze oudste plattegrond van Brielle geeft een redelijk betrouwbaar beeld van de stad. De kaart berust op een opmeting. Waarschijnlijk is destijds gewerkt met het opmeten van de assen van de straten. De bebouwing langs de straten is onderscheiden naar aaneengesloten, verspreide of geen bebouwing. Bijzondere gebouwen zoals kerken, kloosters, kapellen, stadhuis en vestingwerken zijn weergegeven. Verder is geen afzonderlijke bebouwing te onderscheiden. Ook de waterlopen zijn weergegeven. Op de kaart van Van Deventer maakt het zuidelijke gedeelte van de Nobelstraat nog deel uit van de stad.
Figuur 4.1 Jacob van Deventer, 1560
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
33
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
34
Opvallend is dat de huidige kadastrale kaart van Brielle "door de oogharen gezien" nog hetzelfde beeld geeft als in 1560 werd opgetekend. Dit geeft aan dat de ruimtelijke structuur van Brielle in de loop van vele eeuwen zeer duurzaam is gebleken. In figuur 4.2 is de kaart Van Deventer 1560 is de stadswal, zoals Van Deventer die op zijn kaart (zie figuur 4.1) weergeeft, zo goed mogelijk gepast op de huidige ondergrond. Daarbij is ook gebruikgemaakt van concreet teruggevonden onderdelen, zoals de Noorderpoort en de stadsmuur op het westen van het Maarland. De bijzondere gebouwen op de kaart van Van Deventer zijn met een aanduiding op de huidige ondergrond geplaatst. De bebouwingsstroken, zoals Van Deventer die weergeeft, zijn schematisch op de kaart gezet. Dit alleen voorzover die overeenkomt met de huidige bebouwingsstroken. Verwijderde stroken zijn dus niet weergegeven, hetgeen archeologisch van betekenis kan zijn. Op het carton van Van Deventer is een waterloopje, misschien een kwelslootje, langs enkele achterstraten te zien. Dit is het geval achter het Maarland Zuidzijde, aan de westzijde van de Voorstraat en aan de westzijde van de Langestraat. 1649 Johannes Blaeu (zie figuur 4.3) Deze plattegrond geeft een vogelvlucht van Brielle weer. Johannes Blaeu geeft veel goed te onderscheiden gebouwen aan. Helaas blijken dit vaste tekenpatronen te zijn die niet teruggaan op een gedetailleerd waargenomen werkelijkheid. De kaart bevat ook enkele onwaarschijnlijke onderdelen, zoals de straat tussen Langestraat en Maarland. Wel is het mogelijk, door vergelijking, eerder veronderstelde structuren in deze kaart van Blaeu bevestigd te zien. Een voorbeeld hiervan is het verschil in de aard van de bebouwing langs de voorstraten en de achterstraten. De vorm en plaats van de bebouwing is niet betrouwbaar. Dit maakt het niet mogelijk een inpassing op de huidige ondergrond van Brielle uit te voeren.
Figuur 4.3 Johannes Blaeu, 1649
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
35
1572 Italiaanse vogelvlucht (zie figuuur 4.4) Deze kaart geeft in vogelvlucht een impressie van de stad Brielle, maar biedt nog minder houvast dan de kaart van Blaeu.
Figuur 4.4 Italiaanse vogelvlucht 1743 Tirion tegenwoordige staat der Verenigde Nederlanden (zie figuur 4.5) De kaart van Tirion geeft de voltooide uitleg weer van de vestingwerken, uitgevoerd volgens het oud-Nederlandse systeem. Het stelsel van wallen, muren en grachten had 4 poorten en was uitgerust met 9 bastions, 5 ravelijnen en aan de noordoostzijde enveloppen. Het zuidwestelijk gedeelte van de stad, rond het uiteinde van de Nobelstraat, werd bij deze werken geruimd. De straten van de stad zijn aangegeven tussen gearceerde bouwblokken. Enkele bijzondere gebouwen en functies in de stad zijn aangegeven. In 1858 werd aan het geheel van de vestingwerken nog een havenbatterij toegevoegd aan de mond van het havenkanaal.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
36
Figuur 4.5 Tirion, 1743, tegenwoordige staat der Verenigde Nederlanden Kadastraal minuutplan 1820 (zie figuur 4.6) Dit gedetailleerd getekende kaartmateriaal is destijds gemaakt als onderlegger voor de belastingheffing. De percelen met daarop het bebouwd oppervlak zijn nauwkeurig ingetekend. Van de huidige kadastrale kaart met bebouwing kan door vergelijking met deze minuutkaart afgeleid worden of er na 1820 perceelswijzigingen zijn doorgevoerd en in hoeverre de plaats van de huidige bebouwing overeenkomt met de situatie in 1820. In figuur 4.6 Inpassing minuutplan 1820, zijn met groene lijnen de perceelsgrenzen en de bebouwing die op de minuutkaart nagenoeg overeenkomt met de huidige grenzen en bebouwing. Als de huidige bebouwing daar niet mee overeenkomt is deze met rode lijnen aangegeven.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
37
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
38
4.4
Algemene bebouwingsstructuur
De stadsdelen van voor 1900 zijn in de voorstraten aaneengesloten in de rooilijn aan de straat gebouwd en dit zonder terugliggende panden. Aan de voorkant hebben deze panden in de regel een stoep. In de jaren '50 van de vorige eeuw zijn in de Voorstraat en Nobelstraat de stoepen verwijderd om ruimte te bieden voor het opvangen van het toenemende gemotoriseerde verkeer. In tegenstelling tot de voorstraten, is de bebouwing aan de achterstraten en aan de zijstraatjes vaak verbrokkeld. Dit past binnen de ontwikkelingsgeschiedenis, omdat hier plaatselijk ondergeschikte bebouwing is opgericht voor bergingen, koetshuizen en bedrijfsruimten. Vrijstaande huizen komen in Brielle eigenlijk niet voor. Voor kerken en kloosters zijn destijds vrijstaande gebouwen opgericht, dit waren vrij grootschalige gebouwen. Dit was voornamelijk het geval ten westen van de St. Catharijnekerk in het groene onbebouwde gebied binnen de muren en wallen. De middeleeuwse keur voor de brandveiligheid, die bepaalde dat geen open vuur in een huis smaller dan 10 voet mocht worden gemaakt, had tot gevolg dat veel percelen ongeveer 4.00 meter breed zijn. Namelijk 3.26 meter met aan beide zijden een druipstrook voor het dak, de osendrop. Het maatraster van deze 4.00 meter is langs Voorstraat, Nobelstraat en Maarland op veel plaatsen terug te vinden. Dit ook in dubbele, driedubbele of later samengevoegde percelen. De meeste smalle percelen liggen ter weerszijden van het Maarland, in het noordelijk deel van de Voorstraat, het zuidelijk deel van de Nobelstraat, de Vischstraat/Koopmanstraat en de Langestraat. In het middengedeelte van de Langestraat/Nobelstraat en het oostelijk deel van het Maarland, beschikten meer vermogende bewoners in het verleden over bredere kavels. Dit was mogelijk doordat zij belendende percelen wisten te verwerven. De diepte van de percelen varieert. De diepe percelen liggen structureel langs het Maarland en de Voorstraat/Nobelstraat. Hierop is veelal het diepe huistype met de nok loodrecht op de weg gebouwd. Ondiepe percelen langs de Langestraat en in de omgeving van de St. Catharijnekerk hebben vaak geleid tot de toepassing van het dwarse huistype met langskap langs de straat. Aan achterstraten en zijstraatjes liggen vaak ondiepe percelen.
4.5
Ruimtelijke structuur en kwaliteit
De enigszins dorpse, middeleeuwse structuur van Brielle, met de karakteristieke ontginningslijnen, het patroon van dwars- en achterstraten en de open ruimten, is vrij gaaf bewaard gebleven. De belangrijkste elementen die de stedenbouwkundige structuur van Brielle bepalen zijn: de langs de Goote aangelegde oostelijke dijk van de Polder Groot Oosterland; thans de Nobelstaat en de Voorstraat (de hogere ligging van de Nobelstaat en Voorstraat ervaart men nog steeds onder meer in de helling van de Koopmanstaat tussen het Wellerondom en de Markt); de voormalige polderweg, de Langestraat, de verbinding tussen de haven van Brielle en het duingebied van Oostvoorne en de grens tussen Brielle en Maerlant en lange tijd fungerend als marktterrein; de haven van Maerlant en flankerende straten die het derde element vormen. Onderstaand komen de kenmerken die in ruimtelijke zin in het bijzonder voor de binnenstad van Brielle karakteristiek zijn aan de orde. Deze zullen per gebied worden behandeld. Daarnaast bepalen de vestingwerken het beeld van de stad.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
39
Algemeen Aan de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht ligt een uitvoerig onderzoek naar de cultuurhistorische betekenis van de vesting Brielle door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg ten grondslag. De beschrijving bij die aanwijzing is een weerslag van dit onderzoek. In de beoordeling van de binnenstad vindt men de belangrijkste motieven tot aanwijzing terug (zie hoofdstuk 2). Genoemde beoordeling heeft bouwstenen aangedragen voor het te voeren beleid en heeft zijn weerslag gevonden in het voorgaande en voorliggende bestemmingsplan. Brielle heeft als historische binnenstad een aantal karakteristieke kenmerken die het met veel andere binnensteden gemeen heeft. Bijvoorbeeld de overwegend kleine schaal van de bebouwing (enkele elementen zoals bijvoorbeeld de St. Catharijnekerk en het Arsenaal domineren sterk door hun grote bouwmassa), de opeenvolging van een aantal kleine breedtematen in een gevelwand en een woonblok (parcellering), de grote variatie in de bebouwing waar geen twee panden gelijk zijn en de grote verscheidenheid van functies die kenmerkend is voor een historische stadskern. Karakteristiek van de stedelijke ruimten Nobelstraat, Voorstraat De Nobelstraat, ruimtelijk besloten door gebogen straatwanden, vertoont naar de Markt toe een nauwer profiel, dat wordt geaccentueerd door een iets hogere en bredere bebouwing. Vooral de breedte van de panden in de nabijheid van de Markt is opvallend. Hier bevinden zich voorname, kolossale panden, die het verdienen zorgvuldig behandeld te worden, zodat zij ook in deze tijd nog gehandhaafd kunnen worden en een nuttige functie krijgen. Men treft hier naast wat punt-, tuit- en trapgevels vooral lijstgevels aan. Een aantal zeer monumentale achttiende-eeuwse gevels zijn gelegen aan de noordzijde van deze straat. In het verlengde van de Nobelstraat ligt de Voorstraat. Deze wordt gekenmerkt door zijn lengte, die enigszins wordt gebroken doordat er een flauwe bocht in zit. Het profiel is vrij breed. Hier vindt men ook vele lijstgevels, waar Brielle zo rijk aan is. Beide straten waren vroeger dijken, wat een verklaring vormt voor hun gebogen vorm. Maarland Het Maarland, de voormalige haven, vormt een zeer grote ruimte met brede bemuurde kaden, aan het eind begrensd door de sloepenloods. De bebouwing van de westzijde bestaat voornamelijk uit punt- en tuitgevels, terwijl de oostzijde een zeer gevarieerd beeld vertoont van punt-, tuit-, lijst- en trapgevels. Het beeld wordt afgerond door een groot aantal hardstenen stoepen met stoeppalen en smeedijzeren hekwerken. Deze toch wel vrij "stenen" ruimte wordt tevens begeleid door de beeldbepalende bomen die langs de kade staan. Langestraat, Wellerondom en Koopmanstraat De Langestraat is al zeer vroeg in de historie van Brielle aanwezig. Omdat het een voormalige polderweg is, is deze vrij recht maar krijgt toch aan het einde toe (Wellerondom) een nauwer profiel. In laatstgenoemd deel zijn aan de westzijde puntgevels en aan de oostzijde lijstgevels te vinden. Hier zijn ook nog hardstenen stoepen en smeedijzeren hekwerken aanwezig. Het andere einde van deze straat wordt gevormd door historisch gezien weinig interessante bebouwing uit de vijftiger jaren. In het gebied tussen Langestraat, Asylplein, Raas en Kaatsbaan bevinden zich in het terrein resten van het middeleeuwse hof van de heren van Voorne. Vanuit de Langestraat komt men op het Wellerondom, een schitterend driehoekig pleintje, ontstaan door de ontmoeting van twee verkavelingsrichtingen. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
40
Het pleintje wordt begrensd door smalle panden die zijn voorzien van lijstgevels. Midden op dit pleintje staat nog een fraaie oude pomp. Vanaf hier komt men in de Koopmanstraat die oploopt naar de vroegere dijk, thans de Voorstraat. Ook hier zijn weer lijstgevels en een fraaie hardstenen stoep met stoeppalen langs het stadhuis aanwezig. Markt, Vischstraat en Kaaistraat De Markt, ontstaan door het afbranden van een pand, is een rechthoekig plein. De bebouwing met voornamelijk smalle panden wordt sterk overheerst door het stadhuis en het pand van de Koninklijke Marechaussee, thans in gebruik als café de Hoofdwacht, hiertegenover. Onder de Markt zouden nog resten van een vermoedelijk middeleeuws stenen tuin van de heren van Voorne liggen. De gevelwanden van de Markt en de Vischstraat lopen in elkaar over. De Vischstraat en de Kaaistraat lopen af naar de stadswal en geven een zeer gevarieerd beeld aan gevels. Rozemarijnstraat, Venkelstraat en Kaatsbaan Dit zijn typische achterstraten, die vroeger als bedieningsstraat fungeerden. In deze straten waren nauwelijks woningen aanwezig; de ruimte werd vooral gebruikt voor opslag, koetshuizen, garages en kleine bedrijven. In de afgelopen jaren zijn in deze straten nieuwe woningen gerealiseerd. Voor een deel grenzen open tuinen aan deze straten; in dat geval worden de tuinen afgesloten door tuinmuren. De achterstraten geven zo een sterk afwisselend beeld van bebouwing en groen. Vanaf de Rozemarijnstraat is daarnaast nog een aantal monumentale achtergevels te zien. St. Catharijnehof en Asylplein Dit zijn beide groene ruimten midden in de stad. Op het St. Catharijnehof staat de kerk. Heel opmerkelijk is het stukje bebouwing aan de noordoostzijde, grenzend aan de Langestraat. Dit is één van de weinige plaatsen in Brielle, waar de historische bebouwing langskappen heeft. Het Asylplein is een groene veelhoekige ruimte, voorzien van een bomenlaan. Het plein wordt begrensd door de huizen van het Zeemansasyl, die qua schaal hier goed passen, en door losse bebouwing en tuinmuren. In de grond zouden zich nog overblijfselen van de middeleeuwse kerk van Maerlant bevinden. Turfkade, Lijnbaan, Scharloo en Slagveld In dit gebied speelde zich vanouds een belangrijk deel van de havenfuncties van Brielle af. In tegenstelling tot het Maarland waar de patriciërshuizen werden gebouwd, hebben Turfkade, Lijnbaan, Scharloo en Slagveld altijd meer een werk- en overslagfunctie vervuld. Hiervan getuigen nog de pakhuizen die veelvuldig in het gebied voorkomen. De bebouwing is deels minder imposant en deels bescheidener van architectuur en schaal dan aan de Maarlandse Haven. Genoemd dienen te worden Arsenaal, Infirmerie en de bebouwing aan de kop van de Maarlandsehaven. Het terrein tussen het Slagveld en de vestingwallen is historisch gezien nog maar korte tijd bebouwd. In de 19e eeuw vestigde zich hier een aantal grootschalige industrieën zoals de kalkfabriek en de gasfabriek. Het Slagveld, hoewel liggend binnen de wallen, heeft altijd het karakter gehad van een gebied dat buiten de binnenstad lag. Waar aan de Turfkade, de Lijnbaan en het Scharloo sprake is van een gesloten gevelwand met een duidelijke parcellering, is dit over grote delen van het Slagveld niet het geval geweest. De niet bebouwde delen in de wand langs het Slagveld zijn thans op een passende wijze ingevuld door het Catharinagasthuis en het nieuwe stadskantoor. Open achtererven Karakteristiek voor de oudere delen van de vesting zijn de open achtererven. Gelukkig zijn deze niet, zoals veelal in andere oude binnensteden het geval is, langzamerhand dichtgeslibd met bebouwing doch "open" gebleven. Dit levert zeer mooie binnentuinen op, die zo kenmerkend zijn voor oude steden. Het verdient zeker de aandacht deze zo te houden en aantasting door Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
41
bijvoorbeeld het kappen van karakteristieke bomen of het in te ruime mate bebouwen en verharden van deze terreinen te voorkomen. De zorg voor karakteristieke beplanting geldt overigens niet alleen voor de tuinen maar voor de hele vesting. Meer recent ingevulde gebieden De voormalige kerkelijke gebieden van de parochies van Brielle en Maerlant zijn lange tijd onbebouwd gebleven. Met name in de 20e eeuw zijn deze gebieden ingevuld met zowel woningbouw als andere functies. De invullingen met woningbouw vonden met name plaats aan de zuidwest- en de noordzijde. Over het algemeen sluit de schaal van deze ontwikkelingen redelijk aan bij de schaal van de historische bebouwing. De woningen zijn in het algemeen vrij bescheiden van omvang, de straatruimte is veelal groter maar zeker niet overbemeten. Een belangrijke afwijking vormt de kapvorm die meestal niet haaks op de weg staat en in een aantal gevallen zelfs ontbreekt. Aan de oost- en noordwestzijde heeft lange tijd vrij grootschalige bedrijfsontwikkeling plaatsgevonden. De bebouwing van deze bedrijven en het benodigde transport paste slecht in het beeld van de vesting. Al geruime tijd vindt derhalve herinrichting van die gebieden plaats (zie hoofdstuk 5) waarbij over het algemeen nieuwe kleinschalig opgezette woongebieden worden gerealiseerd. Aan de westzijde ligt een aantal schoolgebouwen binnen de wallen. Deze scholen hebben te maken met een huisvestingsproblematiek. Voor de locatie van de OBS Meester Eeuwoutschool en de CBS Geuzenschip is nieuwbouw voorzien. Dit wordt mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan. In bijlage 6 is een separate ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Mochten er daarnaast nog ontwikkelingen zijn, dan zal hiervoor een afzonderlijke planologische procedure worden gevoerd. Molen De bedrijfsactiviteiten van de in de 20e eeuw gebouwde molen aan de Molenstraat zijn zeer beperkt van aard en voornamelijk gericht op het cultuurhistorische karakter en het toerisme. De molen is wekelijks geopend, waarbij meel wordt verkocht in de bijbehorende winkel. Conclusies ruimtelijke structuur en kwaliteiten In Brielle is sprake van een goed behouden gebleven historisch gebied. De ruimtelijke kwaliteit is goed te noemen. De hierboven beschreven elementen blijken bepalend te zijn voor het historisch beleven van het plangebied en dienen dan ook te worden behouden. Op andere locaties kan de ruimtelijke situatie worden verbeterd. Hier zal onderstaand nader op worden ingegaan. Zowel naar functie als naar beeld is er een duidelijke hiërarchie te herkennen in het patroon van straten en openbare ruimten in de Brielse binnenstad. De Voorstraat, de Nobelstraat, de Vischstraat, de Markt, de Koopmanstraat, de Langestraat, het Maarland Noordzijde en het Maarland Zuidzijde vormen overduidelijk de hoofdstraten van het historisch gegroeide stedenbouwkundig patroon. Straten als de Venkelstraat, de Kaatsbaan, de Rozemarijnstraat, de Nieuwstraat en de zijstraten loodrecht op de Voorstraat en de Nobelstraat zijn als "achterstraten" te kenschetsen waarin de functies afgeleiden waren van die van de hoofdstraten. Dit vond ook een afspiegeling in de verschijningsvorm van de bebouwing: geen gesloten gevelwanden, bescheiden schaal en architectuur. De Turfkade, de Lijnbaan, het Scharloo en het Slagveld boden met name ruimte aan handels- en bedrijfsactiviteiten. Recentelijk is door toevoeging van nieuwe belangrijke functies aan het Slagveld het beeld gewijzigd. In de "achterstraten" heeft na sanering de laatste twee decennia veel nieuwbouw van woningen plaatsgevonden. Door de bescheiden schaal van deze bebouwing is het hiërarchisch patroon echter niet verstoord. Voor de herkenbaarheid van het historisch gegeven is het van belang in het ruimtelijk beleid de hiërarchische opbouw van het patroon van openbare ruimten te respecteren. Uit de ruimtelijke analyse blijkt dat veel van de achtertuinen in de loop van de tijd open zijn Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
42
gebleven. In enkele gebieden, met name aan de Rozemarijnstraat, de Venkelstraat en de Kaatsbaan waren veel ruimtes in gebruik voor opslag, garages en kleine bedrijven. Hier heeft in de afgelopen jaren veel kleinschalige woningbouwinvulling plaatsgevonden. Het verdient aanbeveling terughoudend beleid te voeren met betrekking tot bebouwing in de open achtertuinen. Tevens dient in de open ruimten de aantasting door bijvoorbeeld het kappen van karakteristieke bomen of het in ruime mate verharden van de terreinen te worden voorkomen. Buiten de open achtererven geldt voor het gehele plangebied dat de ruimtelijke kwaliteit mede wordt bepaald door karakteristieke beplanting. Het beleid is erop gericht deze karakteristiek te handhaven.
Bovenstaande beschrijving en conclusies vormen samen met de constateringen uit paragraaf 4.2 de basis voor de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. In paragraaf 6.1 wordt hier nader op ingegaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
43
Hoofdstuk 5
Sectorale onderzoeken
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de sectorale onderdelen die van belang zijn voor het bestemmingsplan. Deze zijn gericht op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan wordt de nieuwbouw voor de locatie van de OBS Meester Eeuwoutschool en de CBS Geuzenschip opgenomen. Hiertoe is een separate ruimtelijke onderbouwing geschreven, die is opgenomen in bijlage 6. De sectorale aspecten die van belang voor deze ontwikkeling, staan in deze bijlage genoemd.
5.1
Verkeer
Ontsluitingsstructuur De externe ontsluiting van de vesting van Brielle wordt voor gemotoriseerd verkeer gefaciliteerd via vijf ontsluitingswegen. De hoofdontsluitingsroutes worden gevormd door de Pieter van der Wallendam en de Kaaistraat/Oostdam/Thoelaverweg. Verder bieden de Rochus Meeuwiszoonweg en de Batterijweg toegang tot de Vesting van Brielle. Deze wegen hebben echter een ondergeschikte verkeersfunctie en dienen met name voor de ontsluiting van de Vesting met het ten noordoosten van de Vesting gelegen gebied. Verder verbindt de Westdam de Langesingel met de Vesting. Op de Westdam geldt éénrichtingsverkeer richting de Vesting. Op alle wegen binnen het plangebied geldt een maximumsnelheid van 30 km/h. Deze wegen hebben een functie als erftoegangsweg. De genoemde hoofdontsluitingswegen geven directe aansluiting op de N218 (Groene Kruisweg/ Schrijversdijk). Deze provinciale weg heeft een gebiedsontsluitingsfunctie met een maximumsnelheid van 50 km/h nabij de bebouwde kom van Brielle van 80 km/h buiten Brielle. Via de N218 wordt de rijksweg N57 (Middelburg – Rozenburg) bereikt. De N57 biedt aansluiting op de rijksweg N15/A15 (Maasvlakte – Rotterdam). De interne ontsluitingsstructuur wordt met name gevormd door de routes Venkelstraat Langestraat, M.H. Trompstraat - Burgemeester H. van Sleenstraat, Arnoldus Botbijlweg – Scharloo - Slagveld en Maarland Noordzijde en Zuidzijde. Deze routes zijn in het Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP) 2009-2020 (Brielle 2009) aangewezen voor de hoofdverkeerscirculatie binnen de Vesting. Op sommige wegen geldt éénrichtingsverkeer. De route Nobelstraat – Voorstraat is niet toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van bevoorradings- en bestemmingsverkeer. Verkeersmaatregelen De komende jaren zijn verschillende infrastructurele maatregelen in de omgeving van het plangebied voorzien, zoals opgenomen in het GVVP. Op de Groene Kruisweg (N218) worden op vier kruispunten de bestaande verkeersregelinstallaties vervangen door rotondes. Het kruispunt van de Groene Kruisweg (N218) met de N57 wordt gereconstrueerd tot een ongelijkvloerse kruising. Verder wordt in het kader van de uitbreiding van het gebied Meeuwenoord (ten noordoosten van de vesting) een nieuwe westelijke ontsluitingsweg vanaf de N218 voorzien. Met het oog op deze nieuwe westelijke ontsluitingsroute, zullen diverse wegen binnen de Vesting worden heringericht, waarbij aandacht is voor de verkeersveiligheid en het beperken van doorgaand verkeer. Als gevolg van deze ontsluitingsweg zal de
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
44
verkeersdruk binnen het plangebied afnemen. De bovengenoemde infrastructurele maatregelen dragen bij aan de bereikbaarheid van de verkeersveiligheid van de wegen in en rond het plangebied. Parkeren Het parkeren in de vesting gebeurt in de vorm van langsparkeren in aangegeven vakken. Binnen de vesting geldt dan ook een parkeerverbodszone en in verschillende straten een blauwe zone waarmee de maximale parkeerduur gelimiteerd is tot 2 uur. Verder zijn enkele parkeerterreinen aan de rand van de vesting (Thoelaverweg, Dr. de Snooplein). De parkeerdruk in het centrum van Brielle is over het algemeen hoog, maar blijft vanwege de maatregelen beheersbaar. In het gemeentelijk beleid worden vooralsnog geen ingrijpende maatregelen voorzien ten aanzien van het parkeren binnen de vesting. Wel wordt de uitbreiding van de parkeerregulering in het GVVP als maatregel genoemd. Verder zijn, net buiten de vestingwallen parkeerterreinen gerealiseerd voor auto's en bussen. Deze terreinen hebben een belangrijke parkeerfunctie voor toeristisch verkeer. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe functies mogelijk. Indien nieuwe functie worden toegestaan, wordt de parkeerbehoefte getoetst aan de parkeernormen zoals opgenomen in het GVVP. In principe dient parkeren op eigen terrein te worden opgelost. Op deze wijze wordt voorkomen dat nieuwe ontwikkelingen de bestaande – deels krappe – situatie niet negatief beïnvloeden. Openbaar vervoer De ontsluiting per openbaar vervoer wordt gefaciliteerd door een aantal buslijnen. De busdiensten geven verbinding richting de Maasvlakte, Oostvoorne en Rockanje (2 tot 4x per uur per richting). Op de Maasvlakte wordt aangesloten op de fastferry naar Hoek van Holland. Verder verbinden busdiensten naar Rozenburg en Hellevoetsluis (2x per uur per richting) en Spijkenisse (4x per uur per richting, in de spits vaker). In Spijkenisse wordt aangesloten op het metronetwerk van Rotterdam. De bussen halteren bij het centrale busstation dat aan de Groene Kruisweg ligt ter hoogte van de Pieter van der Wallendam en de hoofdentree tot de vesting. Binnen het plangebied wordt het openbaar vervoer geleverd door een buurtbus die via Brielle tussen Vierpolders en Tinte rijdt met een frequentie van 2x per uur per richting. Deze bus heeft binnen het plangebied diverse haltes. De ontsluiting door het openbaar vervoer is goed. Langzaam verkeer Het fietsverkeer wordt afgewikkeld via de erftoegangswegen binnen de vesting van Brielle. Het fietsverkeer binnen de vesting wordt hier conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig voor erftoegangswegen gemengd met gemotoriseerd verkeer afgewikkeld. De fietsroutes vanuit de vesting sluiten aan op de N218. Zowel op de kruispunten van de N218 met de P. van de Wallendam en de G.J. van den Boogerdweg worden rotondes aangelegd. In het GVVP is opgenomen dat de Maarland Noordzijde en Zuidzijde en de Kaaistraat worden heringericht. Ook zal de P. van der Wallendam opnieuw worden ingericht, waarbij het fietspad beter wordt aangesloten op de Nobelstraat. Een andere ontsluiting voor fietsverkeer voert via het noordelijk deel van de vesting en via een vrijliggend fietspad langs het Brielse Meer richting het oosten. Omdat binnen en buiten de vesting het fietsverkeer conform duurzaam veilig wordt afgewikkeld, is de ontsluiting voor het fietsverkeer goed. Binnen het plangebied maakt de voetganger voornamelijk gebruik van trottoirs. Binnen het plangebied zijn op strategische plaatsen voet- en fietsbruggen aanwezig ten behoeve van de kruising van de havens.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
45
5.2
Industrielawaai
Toetsingskader Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden in de volksmond ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. In dat kader is in het verleden voor industrieterrein Europoort/ Maasvlakte een geluidszone vastgesteld. Op grond van de wet behoort tot de geluidszone het gebied tussen het industrieterrein zelf en de buitengrens van de zone. Buiten een geluidszone mag de cumulatieve geluidsbelasting als gevolg van alle bedrijven op het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Onderzoek Het plangebied ligt in zijn geheel binnen de geluidszone van industrieterrein Europoort-Maasvlakte (zie figuur 5.1). De geluidszone is op de plankaart opgenomen.
Figuur 5.1 Deel gezoneerd industrieterrein Europoort-Maasvlakte (geblokte arcering) met bijbehorende zonegrens (rood). Het gebied tussen het industrieterrein en de zonegrens is de geluidszone. De vesting ligt aan de rechterzijde op het figuur.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
46
Overigens zijn voor het industrieterrein Europoort-Maasvlakte in het verleden zowel bron- als overdrachtsmaatregelen uitgevoerd uit het saneringsprogramma industrieterrein Europoort-Maasvlakte (GRW-West). Voor Brielle betekende dit saneringsprogramma een aanmerkelijke reductie van de geluidsbelasting: de over het algemeen geldende uiterste grenswaarde van 55 dB(A) voor woningbouw wordt in het plangebied niet overschreden. Er worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone mogelijk gemaakt. Conclusie Het aspect industrielawaai gezoneerd bestemmingsplan niet in de weg.
5.3
industrieterrein
staat
de
uitvoering
van
het
Wegverkeerslawaai
De gehele Vesting is aangewezen als 30 km/h-zone. Aangezien er geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan, staat het onderdeel wegverkeerslawaai de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
5.4
Milieuzonering bedrijvigheid
Toetsingskader Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functie met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gekoppeld aan een mate van milieubelasting. Afhankelijk van de gevoeligheid van een gebied wordt in het bestemmingsplan door middel van een zogenoemde milieuzonering aangegeven welke categorieën van bedrijfsactiviteiten algemeen toelaatbaar zijn. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgesteld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). Er wordt gebruik gemaakt van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in bestaand stedelijk gebied of (delen van) woongebieden met enige vorm van bedrijvigheid. In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten. Voor een algemene toelichting op de Staat wordt verwezen naar bijlage 3. Onderzoek Gebiedstypering Het plangebied beslaat het historische hart van Brielle, waarin naast de woonfunctie andere functies aanwezig zijn en gewenst zijn (detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, bedrijvigheid). Om de aanwezige ruimte zoveel mogelijk doelmatig te benutten, is het gewenst dat verschillende functies naast elkaar aanwezig kunnen zijn (met uitzondering van de woonstraten waar op dit moment geen andere functies aanwezig zijn). Op de locaties waar momenteel reeds bedrijfsactiviteiten aanwezig zijn, worden dan ook – gelet op de ligging in een stadskern met een accent op de woonfunctie en met deels smalle straten – alleen lichte, weinig milieuhinderlijke bedrijven toegelaten. Dit betreffen activiteiten uit de categorieën 1 en 2 van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit zijn bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
47
aard en invloed op de omgeving, in een gebied met gemengde functies toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woningen. Bedrijfsinventarisatie De in het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd en ingeschaald op basis van de categorieën uit de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten. Eén reeds aanwezig bedrijf in het plangebied is niet algemeen toelaatbaar, maar is als bedrijfsactiviteit in het algemeen zwaarder van aard. Dit bedrijf wordt mogelijk gemaakt via een specifieke aanduiding (zie onderstaande tabel). Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich op die locatie alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Op deze manier wordt onaanvaardbare hinder uitgesloten. Adres
Bedrijf
SBI-code
Scharloo 19
Poldervaart Brielle 2010 bv, houtzagerij
Categorie SvB
Aanduiding
3.2
(sb-1)
Conclusie In dit bestemmingsplan wordt door de milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
5.5
Milieuzonering horeca
Toetsingskader In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen: ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen horeca-activiteiten als milieubelastende functie en gevoelige functies mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering voor horeca-activiteiten. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat van Horeca-activiteiten zijn de horeca-activiteiten gerangschikt naar mate van potentiële milieubelasting. Voor een nadere toelichting op deze Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 4. Onderzoek In het plangebied komt een veelheid aan horecafuncties voor. Binnen het centrumgebied zijn horeca-activiteiten uit categorie 1a algemeen toelaatbaar. Het betreft hier horeca die sterk verwant is aan de detailhandelsfunctie (zoals een lunchroom) en met beperkte hinder voor de omgeving. Voor de overige reeds aanwezige horeca-activiteiten geldt dat deze horeca-activiteiten als functie in het plangebied gewenst zijn (bijvoorbeeld restaurant, café), alleen vanuit milieu-optiek niet op elke locatie. Deze bestaande horeca-activiteiten worden mogelijk gemaakt via een specifieke aanduiding. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich op die locatie een gelijksoortige horeca-activiteit vestigen, of een horeca-activiteit die past binnen de algemene toelaatbaarheid. Op deze manier wordt onaanvaardbare hinder uitgesloten. De betreffende activiteiten zijn opgenomen in de volgende tabel.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
48
Adres
Naam horeca-activiteit
Kaaistraat 23
Café 't Melkmeisje
2
(sh-cf)
Kaatsbaan 1-3
't Kont van het Paerd, 2 cafe en restaurant
(sh-cf)
Lijnbaan 2
Zatarra*, restaurant
Maarland Zuidzijde 1-3 Café Dixi
+ Inschaling SvH
Aanduiding
1b/1c
(sh-res) (sh-v)
2
(sh-cf)
Markt 7
Hoofdwacht, restaurant
café
+2
(sh-cf)
Nobelstraat 76
De Lumey, discotheek
café
+ 2/3
(sh-da)
Nobelstraat 20
Hotel Atlas Amigo
bar
Mi 1/2
Nobelstraat 21-23
Pizzeria Agostina*
Nobelstraat 21-23
De Abdij, café
2
(sh-cf)
Nobelstraat 19
De Knijp, café
2
(sh-cf)
Nobelstraat
China Chinees 1b/1c Restaurant (voormalig)
(sh-res)
De Hooghcamer*
1b/1c
(sh-res) (sh-v)
2
(sh-cf)
34
Nobelstraat 65 Slagveld 1-3
&
1b/1c
1/Kaaistraat Honky Tonk, café
(sh-cf) (sh-hv) (sh-res) (sh-v)
Turfkade 14
Chez Andre*, restaurant 1b/1c
(sh-res) (sh-v)
Varkensstraat 8
Van Roon-Centi BV, Het 2 Vervolg, café
(sh-cf)
Vischstraat Lijnbaan 1
23-25/ Café 't Poorthuys
2
(sh-cf)
Shoarma Pyramide
1b
(sh-res)
Voorstraat 41
Steakhouse Floor
1b/1c
Voorstraat 45-47
Hotel-brasserie Nymph restaurant)
de 2 (tevens
(sh-ho)
Voorstraat 4-8 Markt2
Hotel en restaurant de 2 Zalm
(sh-ho) (sh-hv)
Voorstraat 29
Voorstraat 80
Café-bar De Roef
Voorstraat 87-91
(voormalig) Chinees 'Pablo'
Voorstraat 114
Kook en zo
2
(sh-res)
(sh-cf)
Indisch 1b/1c Restaurant
(sh-res)
1b/1c
(sh-res)
Voorstraat 126
Grieks Restaurant Petros 1b/1c
Voorstraat 180
Eetcafé Schaep*
Wellerondom 7
De Smaeck van Brielle
2
(sh-res)
Wellerondom 10
De Vergulde Colff
4
(sh-pc)
't
Swarte 2
(sh-res) (sh-cf) (sh-v)
* (ook) op de verdieping aanwezig Daarnaast is er nog een aantal locaties waar vanuit het voorgaande bestemmingsplan een restaurant mogelijk was. Deze mogelijkheden zijn eveneens overgenomen in dit bestemmingsplan. Het gaat om de volgende adressen: Maarland Zuidzijde 27; Nobelstraat 69;
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
49
Nobelstraat 32; Turfkade 15; Voorstraat 1-3; Voorstraat 19. Voor deze percelen is eveneens de aanduiding (sh-res) opgenomen. Conclusie Het aspect milieuzonering horeca staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
5.6
Externe veiligheid
Toetsingskader Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Daarbij geldt een kans van 10-6 als de grenswaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang (minstens 10, 100 etc.) overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Per bron verschilt het of een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is, dit hangt af van het specifieke toetsingskader (beleid/wetgeving). Inrichtingen Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de PR 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour worden gerealiseerd. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen Vigerende circulaire In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2009) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Er geldt een verantwoordingsplicht voor het GR bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde of een toename van het GR. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken. Basisnet en Besluit Transportroutes Externe Veiligheid In 2012 zal naar verwachting het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) worden vastgesteld. In dat Besluit en het bijbehorende basisnet (voor wegen, spoorwegen en vaarwegen) worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
50
mogen worden gerealiseerd (en beperkte kwetsbare objecten slechts onder voorwaarden). Daarnaast worden in de omgeving van deze transportroutes beperkingen opgelegd in verband met de mogelijke effecten van een optredende plasbrand (plasbrandaandachtsgebieden). De huidige risiconormering ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen volgt uit de circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen. Leidingen Voor het aspect externe veiligheid rondom leidingen wordt verwezen naar paragraaf 5.9. Onderzoek Inrichtingen In het plangebied zijn geen risicorelevante bedrijven aanwezig die gevolgen hebben voor de externe veiligheidssituatie in het plangebied. In de directe omgeving van het plangebied ligt Luveto BV (Thoelaverweg 2), waar verkoop van LPG plaatsvindt. De PR 10-6-contouren liggen buiten het plangebied. Het invloedsgebied voor het groepsrisico raakt net het plangebied (bestemmingen water en groen). Er wordt voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR. De gemeente Brielle (en dus ook de vesting) ligt relatief dichtbij de industriegebieden Maasvlakte, Europoort en Botlek. De PR 10-6-contour reikt in geen geval over de gemeentegrens. Wel kan het invloedsgebied van inrichtingen uit deze gebieden een rol spelen voor planvorming binnen gemeente. Er vinden geen ontwikkelingen plaats die gevolgen hebben voor de hoogte van het groepsrisico. Er hoeft dan ook geen verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Vervoer van gevaarlijke stoffen Op ruim een kilometer afstand van het plangebied ligt de N15. Hierover vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats (bron:www.risicokaart.nl). Uit het in ontwikkeling zijnde Basisnet weg blijkt dat het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde bedraagt. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er vinden dan ook geen ontwikkelingen plaats die gevolgen hebben voor de hoogte van het groepsrisico. Een verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk. Vervoer van gevaarlijke stoffen via andere transportmodaliteiten (water/leidingen) vinden niet relevant plaats in het plangebied of de omgeving. Conclusie Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
5.7
Luchtkwaliteit
Toetsingskader Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van stikstofdioxide en fijn stof zijn in de tabel 5.1 weergegeven.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
51
Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof
toetsing van
stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde concentratie 60 µg / m³
2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg / m³
vanaf 2015
jaargemiddelde concentratie 40 µg / m³
vanaf 11 juni 2011
1)
fijn stof (PM10)
24-uurgemiddelde concentratie
grenswaarde
geldig
max. 35 keer p.j. vanaf 11 juni 2011 meer dan 50 µg / m³
1)
Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007) In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³), of indien een project in een specifiek aangeduide categorie valt (zoals woningbouw met 1 ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen). In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Onderzoek en conclusie In het plangebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Er wordt dan ook voldaan aan de Wet luchtkwaliteit. Op basis van de Monitoringstool is de luchtkwaliteit in het plangebied en de omgeving in beeld gebracht. Deze Monitoringstool is in opdracht van de voormalige ministeries van VROM en V&W ontwikkeld. Deze tool brengt de luchtkwaliteit langs onder andere autosnelwegen in beeld. Uit de monitoringstool blijkt het volgende: in 2011 en 2015 bedraagt de concentratie stikstofdioxide langs de maatgevende N218 minder dan 37 µg/m³. Er wordt daarmee voldaan aan de grenswaarde. in 2011 en 2015 is de concentratie fijn stof aanzienlijk minder dan de grenswaarden: de concentratie bedraagt minder dan 30 µg/m³. De Wet luchtkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen.
5.8
Bodemkwaliteit
Toetsingskader Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
52
Onderzoek en conclusie In het plangebied vindt geen functiewijziging plaats die noodzaakt tot het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek. De gemeente Brielle beschikt over een bodemkwaliteitskaart: Bodemkwaliteitskaart en Bodembeheerplan Albrandswaard, Bernisse, Brielle, Krimpen aan den IJssel, Westvoorne en Rozenburg (2006). Doel hiervan is om bij grondverzet op zorgvuldige wijze gebruik te kunnen maken van de Vrijstellingsregeling grondverzet. Uit informatie van het bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat verspreid over het plangebied verschillende bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Op enkele locaties is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De bodemkwaliteit in het plangebied is vergelijkbaar met de bodemkwaliteit van andere historisch centra in Nederland. Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
5.9
Planologisch relevante leidingen
Toetsingskader Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) relevant. Met deze AMvB wordt aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi (PR). Ook geldt een oriënterende waarde voor het GR. Daarbij worden de huidige toetsing- en bebouwingsafstand vervangen door een afstand voor het PR en een afstand voor het invloedsgebied van het GR. Onderzoek en conclusie In het plangebied en de directe omgeving liggen geen planologisch relevante leidingen. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
5.10 Water Waterbeheer en watertoets De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteitsen waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf. Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld. Europa: Kaderrichtlijn Water (KRW) Nationaal: Nationaal Waterplan (NW) Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21) Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) Waterwet Provinciaal:
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
53
Provinciaal Waterplan Provinciale Structuurvisie Verordening Ruimte
Waterschapsbeleid In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan. Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagd de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt. Gemeentelijk beleid Het waterplan Brielle (2006) is een weergave van de visie van het waterschap en de gemeente op het te ontwikkelen watersysteem. Het plan bevat realistische (haalbare) streefbeelden en een maatregelenpakket om deze streefbeelden te realiseren. Het waterplan heeft primair betrekking op het oppervlaktewater, maar houdt tevens rekening met gerelateerde aspecten zoals riolering, ruimtelijke ordening en groenvoorziening. Binnen de beschikbare beleidskaders zijn voor Brielle streefbeelden geformuleerd voor het watersysteem op de langere termijn (circa 2030). Hierbij is onderscheid gemaakt in een algemeen basisstreefbeeld voor de hele gemeente en aanvullende gebiedsgerichte streefbeelden. Het basisstreefbeeld gaat in op de waterkwantiteit, de waterkwaliteit en ecologie en op het gebruik. De aanvullende streefbeelden zijn geformuleerd aan de hand van een indeling in drie deelgebieden: woonwijken, Brielse vesten en Brielse Spui. Het streefbeeld voor Brielse vesten is: behouden, versterken en beter benutten van cultuurhistorie, viswatertype snoek-blankvoorn. Huidige situatie Algemeen Het plangebied bestaat uit de oude stadskern inclusief de vestingwerken. Waterhuishoudkundig gezien behoort het plangebied tot het zogenaamde boezemland. Door de relatief hoge ligging kan het vrij afwateren naar de boezem die gevormd wordt door de stadsgrachten en de Buitenhaven. In het noorden staat de Buitenhaven in open verbinding met het Brielse Meer, in het zuiden staan de stadsgrachten in verbinding met het Brielse Spui. Deze boezemwateren functioneren als zoetwaterreservoir. Het peil in de zoetwaterboezem is + 0,00 m NAP. De stadsgracht aan de westzijde van de stadskern is een hoofdwatergang. Een deel van de vestingwallen maken onderdeel uit van een regionale waterkering (compartimenteringsdijk). Dit betekent dat bij een eventuele doorbraak van de primaire kering, de regionale (of secundaire) waterkering de functie als waterkering overneemt. Toekomstige situatie Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
54
en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Binnen de vesting mag schoon hemelwater direct worden geloosd op de havens. Omdat de havens een directe verbinding hebben met het Brielse Meer is compensatie niet nodig (er zijn ook nauwelijks mogelijkheden om water aan te leggen). Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Afvalwaterketen en riolering Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden: hemelwater vasthouden voor benutting, (in-)filtratie van afstromend hemelwater, afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater, afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI. Watersysteemkwaliteit en ecologie Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Waterbeheer Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd. Water en Waterstaat in het bestemmingsplan In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
55
Conclusie De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
5.11 Ecologie Samenvatting Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 5. Huidige situatie Het plangebied bestaat uit de oude stadskern van Brielle. Met name de vestingwallen zijn voor de natuurwaarden van belang. Binnen de vesting zijn echter ook de bebouwing en (oudere) bomen waardevol voor diverse soorten. Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het kader hiervan is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd, waarin is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst. Resultaten onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Onderhavig bestemmingsplan is consoliderend van aard. Als gevolg van dit bestemmingsplan worden dan ook geen werkzaamheden voorzien die kunnen leiden tot overtreding van de Ffw. De Ffw staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
5.12 Onderzoeksplicht vanwege mer-wetgeving Toetsingskader In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen: de kenmerken van de projecten;
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
56
de plaats van de projecten; de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek en conclusies Dit bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. Met dit bestemmingsplan wordt beperkte flexibiliteit in functies toegestaan. Gelet op de kenmerken hiervan (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken naar de verschillende milieuaspecten zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
57
Hoofdstuk 6
6.1
Juridische planbeschrijving
Vertaling bestemmingsplan en kwaliteitsnota
De beschrijvingen en conclusies uit de voorgaande paragrafen zijn vertaald in dit bestemmingsplan. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van een Kwaliteitsnota, als onderdeel van welstandsbeleid. In het bestemmingsplan Vesting dat in 2002 is vastgesteld, is eveneens gebruik gemaakt van een Kwaliteitsnota. Deze is toen vastgesteld als bijlage van het bestemmingsplan. Het huidige bestemmingsplan Vesting moet aan een aantal vereisten uit de Wet ruimtelijke ordening voldoen, waardoor de opzet van het bestemmingsplan en de relatie met de kwaliteitsnota is gewijzigd. In deze paragraaf wordt aangegeven op welke wijze de waarden van het beschermd stadsgezicht in het bestemmingsplan Vesting 2002 zijn geborgd en hoe deze waarden in het nieuwe bestemmingsplan Vesting worden geborgd. Vervolgens wordt specifiek per thema aangegeven hoe dit wordt geregeld in het onderhavige bestemmingsplan Vesting. Opzet bestemmingplan Vesting 2002 Het bestemmingsplan Vesting 2002 kent een beschrijving in hoofdlijnen in de voorschriften, waarbij wordt aangegeven op welke wijze de doelstellingen worden nagestreefd ten aanzien van cultuurhistorie. In een apart artikel is een aanlegvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen binnen het historisch kerngebied. In de voorschriften is voorts een artikel opgenomen 'bouwschriften vanwege het historisch kerngebied' (artikel 39). Daarnaast is als bijlage een kwaliteitsnota vastgesteld, waarin kwaliteitsrichtlijnen zijn opgenomen voor bouw, inrichting en gebruik. Relatie nieuw bestemmingsplan Vesting en nieuwe Kwaliteitsnota Bestemmingsplannen moeten aan landelijke vereisten voldoen. Door deze vereisten is het niet mogelijk om de kwaliteitsnota als onderdeel van het bestemmingsplan vast te stellen. Er is daarom een nieuwe kwaliteitsnota opgesteld die wordt vastgesteld als onderdeel van het welstandsbeleid. De aanwezige cultuurhistorische waarden, kwaliteiten en karakteristieken kunnen, afhankelijk van de aard van de te beschermen kwaliteit/karakteristiek, worden geregeld in het bestemmingsplan en door het welstandsbeleid. Hieronder wordt allereerst aangegeven wat in beginsel wordt geregeld in het bestemmingsplan en wat wordt geregeld in de kwaliteitsnota (waaraan dus getoetst wordt in het kader van de welstandstoets. Bestemmingsplan Het bestemmingsplan regelt bouw- en gebruiksmogelijkheden van gronden en bouwwerken. Wat betreft bouwen regelt het bestemmingsplan in beginsel de korrel, massa en vorm van bouwwerken. Het bestemmingsplan biedt een aantal mogelijkheden om de ruimtelijke kwaliteiten en uitgangspunten, zoals in voorgaande paragrafen zijn beschreven, zeker te stellen. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent de plaatsing van gebouwen en bouwwerken, het regelen van maximale goot- en bouwhoogten, nokrichtingen, afwijkingen, nadere eisen en het opnemen van een vergunningstelsel voor werken en werkzaamheden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
58
Welstand Wanneer het gaat om het uiterlijk van bouwwerken is het welstandstoezicht het meest aangewezen instrument om zaken zoals materiaal- en kleurgebruik van gevels en daken te regelen. Daarnaast zijn gevelindeling, ornamenten en detaillering ook zaken die in het kader van welstand worden geregeld. Welk instrument gaat voor? De hoofdregel uit de jurisprudentie is dat de welstandstoets zich moet richten naar de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Van een belemmering van de verwezenlijking van deze bouwmogelijkheden mag geen sprake zijn. Aspecten als plaatsing, bouwmassa en bouwhoogte zijn primair van planologische aard. Een bestemmingsplan heeft dus voorrang boven de welstandseisen, maar deze zijn in feite aanvullend. Zeker met betrekking tot de bescherming van een beschermd stadsgezicht. Opzet bestemmingsplan Vesting In onderhavig bestemmingsplan vervalt de beschrijving in hoofdlijnen (dit is niet meer mogelijk volgens de landelijke vereisten). Wel worden er twee zogenoemde 'dubbelbestemmingen' opgenomen: 'Waarde – Cultuurhistorie – 1' (WR-C-1) en 'Waarde – Cultuurhistorie – 2' (WR-C-2). De dubbelbestemming WR-C-1 is van toepassing op het gehele historisch kerngebied en de vestingwerken, terwijl de dubbelbestemming WR-C-2 is opgenomen voor het overige gebied. In deze dubbelbestemmingen worden specifieke (bouw)regels gesteld ten behoeve van de bescherming van de waarden en kenmerken van het beschermd stadsgezicht. De regels in de dubbelbestemmingen zijn in beginsel van toepassing op alle voorkomende gronden en voor alle opgenomen bestemmingen. Daarbij wordt een aantal zaken specifiek in de artikelen voor de afzonderlijke bestemmingen (bijvoorbeeld Centrum, Wonen, Bedrijf, enz.) geregeld. Zo is de specifieke regeling voor de te behouden stoepen alleen van toepassing binnen de bestemming Verkeer en derhalve is de regeling uitsluitend in het artikel voor de bestemming Verkeer opgenomen. Andere aspecten, welke de welstandstoets betreffen, worden opgenomen in de kwaliteitsnota. In onderstaand overzicht wordt daarom aangegeven per thema en onderdeel, dat bescherming dient te genieten om de waarden van het beschermd stadsgezicht in stand te kunnen houden, op welke wijze het onderwerp in de nieuwe regeling een plaats krijgt (bestemmingsplan of kwaliteitsnota).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
59
In het algemeen kan het volgende onderscheid gemaakt worden. Bestemmingsplan: Kwaliteitsnota: Omvang gebouwen: Materiaalgebruik: - Goot- en bouwhoogte - Gevels - Hellingshoeken kappen - Daken - Erfafscheidingen Omvang andere bouwwerken: - Beglazing - Erfafscheidingen (gebouwde - Materiaal gevel erfafscheidingen/tuinmuren) - Detaillering houtwerk - Kleurtoepassing houtwerk Positionering gebouwen: - Type en kleur dakbedekking - Locatie op perceel - Eigentijdse vormgeving - Aaneengesloten gevelfront Openbare ruimte: Bebouwingsrichtlijnen: - Vormgeving en inrichting - Oriëntatie voorgevel - Verharding en straatmeubilair - Pandbreedte - Ontwerp kunstwerken - Kaprichting - Kades - Kapvorm - Vormgeving woonschepen - Samenvoeging panden - Bovenwoningen Bebouwingsrichtlijnen: - Geen garages en pakhuizen in gevelfronten - Karakteristiek gegeven huistype - Eén woonlaag in kap - Hoogteligging balklagen Architectonisch richtlijnen: - Goothoogte verspringend belendend pand - Voorgevel op vlucht - Locatie stoep - Geen luifels Binnenterreinen en erven: - Groene binnenerven - Waardevolle bomen behouden Onderdelen en toevoegingen aan gebouwen: - Dakkapellen (voor-, zij en achterkant gebouw) - Antennes - Zonnepanelen
Architectonische richtlijnen: - Vormgeving en detaillering gebouwen - Resultaten bouwhistorisch onderzoek als aanwijzing bij ontwikkeling pand - Compositie voorgevel - Vormgeving voorgevel in relatie tot omliggende voorgevels - Hardstenen stoep - Beëindiging voorgevel Binnenterreinen en erven: - Achtergevel sober Onderdelen en toevoegingen aan gebouwen: - Rolluiken - Dakdoorbrekingen - Zonweringen
Meer specifiek zijn de verschillende onderdelen gekwantificeerd naar waarden. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van alle cultuurhistorische waarden die worden beschermd en de wijze waarop de waarden worden beschermd. De waarden zijn gesorteerd naar de verschillende onderwerpen, zoals hierboven is opgenomen. Per waarde is aangegeven op welke wijze dit in het bestemmingsplan is geregeld. Daarnaast is er een aantal waarden dat niet in het bestemmingsplan kan worden geregeld, maar in de kwaliteitsnota is opgenomen. Dit is eveneens benoemd. Dat overzicht geeft daarmee alle waarden aan die in de combinatie bestemmingsplan-kwaliteitsnota worden geregeld.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
60
6.2
Wijze van bestemmen
In de Wro wordt een aantal mogelijkheden geboden voor de juridisch-planologische opzet van een bestemmingsplan, waarmee de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor een gebied kan worden vastgelegd. De aard van het plangebied geeft in hoofdzaak aanleiding tot een gedetailleerde bestemmingsplansystematiek, waar de bestaande ruimtelijke structuur het uitgangspunt vormt. Voor het nieuwe bestemmingsplan wordt gestreefd naar het beschermen van de aanwezige ruimtelijke en functionele kwaliteiten aan de ene kant en naar voldoende flexibiliteit aan de andere kant. Voorkomen moet worden dat voor iedere functiewijziging of bouwplan, die niet op ruimtelijke bezwaren stuiten, een afwijking dan wel een wijziging van het bestemmingsplan nodig is. Zoals eerder aangegeven heeft het plangebied een consoliderend karakter, behoudens de reeds in uitvoering zijnde ontwikkelingen. Voor het gehele plangebied is de huidige situatie in hoge mate richtinggevend voor de wijze waarop de bestemmingen zijn gelegd. Dit betekent onder meer dat de actuele stedenbouwkundige structuur, dat wil zeggen het patroon van water, straten en de daaraan gelegen bebouwing en onbebouwde ruimten, als uitgangspunt dient. Het bijzondere karakter van het gebied, de status van beschermd stadsgezicht, vraagt bovendien om enkele specifieke regels. Zo is binnen de bestemmingen Groen en Water een aanduiding opgenomen voor de vestingwerken zodat de bijzondere functie tot uitdrukking komt. Bovendien zijn middels de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie specifieke regels opgenomen voor het bouwen en uitvoeren van werken en werkzaamheden. Deze regels zijn gericht op de bescherming van de waarden en karakteristieken. De systematiek van het vigerend bestemmingsplan dient als uitgangspunt maar wordt vertaald naar eisen vanuit de richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Dit zal met name in de opbouw van de regels en de presentatie van de verbeelding (plankaart) gevolgen hebben. Het uitgangspunt is dat bestaande rechten in principe worden gehandhaafd. De bepalingen uit het vigerend bestemmingsplan worden vertaald in nieuwe bestemmingsplan.
6.3
Planregels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zijn de inleidende bepalingen opgenomen, hoofdstuk 2 omvat de bestemmingsbepalingen. Verder zijn in hoofdstuk 3 de algemene regels opgenomen (artikel 24 t/m 30) en tot slot staan in hoofdstuk 4 de slot- en overgangsregels (artikel 31 en 32). Per hoofdstuk wordt hieronder nader ingegaan op de regels. Hierbij wordt de volgorde aangehouden zoals deze in de regels zijn opgenomen.
6.3.1
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begrippen De in de regels gebruikte begrippen worden hierin omschreven ter voorkoming van misverstanden of verschil in interpretatie. Artikel 2 Wijze van meten Dit betreft een omschrijving van de wijze waarop het meten dient plaats te vinden.
6.3.2
Hoofdstuk 2 Bestemmingsbepalingen
De bestemmingsbepalingen zijn opgezet volgens een vaste volgorde, die is vastgelegd binnen de SVBP2008. Alle bestemmingen zijn opgebouwd uit de volgende onderdelen: een bestemmingsomschrijving; bouwregels. en in sommige gevallen: afwijking van de bouwregels;
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
61
nadere eisen; specifieke gebruiksregels; afwijking van de gebruiksregels; omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden; wijzigingsbevoegdheid. Hieronder zijn de verschillende artikelen toegelicht. Allereerste komen de enkelbestemmingen aan bod die de primaire functies van de gronden aangeven. Daarnaast zijn er ook dubbelbestemmingen opgenomen, waarin de bescherming van respectievelijk archeologische waarden, de vesting en waterkeringen wordt geregeld. Deze dubbelbestemmingen moeten tevens in acht worden genomen op de gronden waar deze van toepassing zijn.
Artikel 3 Bedrijf De bestemming Bedrijf is opgenomen voor de aanwezig bedrijven in het plangebied. Bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn in zijn algemeenheid toelaatbaar is het plangebied. Afwijking van de algemene toelaatbaarheid is mogelijk als het bedrijven betreft die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen en indien een bedrijf door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan op grond van de Staat van Bedrijfsactiviteiten verwacht mag worden. Er is één bedrijf aanwezig dat niet valt in de ten hoogste toelaatbare categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit bedrijf is voorzien van een specifieke aanduiding, waarmee de huidige bedrijfsactiviteiten voortgezet kunnen worden. Hoofdgebouwen zijn in zijn algemeenheid binnen de opgenomen bouwvlakken toegestaan. In zijn algemeenheid geldt dat de zij- en achtererven voor 60% mogen worden bebouwd met erfbebouwing. Een uitzondering geldt voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten'. Artikel 4 Centrum Deze bestemming is opgenomen voor het centrumgebied van Brielle. Hier is uitwisselbaarheid van functies in principe mogelijk. Naast wonen zijn de volgende functies zonder meer toegestaan in dit gebied: detailhandel en dienstverlening, horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten, kantoren en maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast is er sprake van een aantal functies binnen het centrum dat niet binnen deze algemene toelaatbaarheid valt. Het gaat hierbij om horeca die in een hogere categorie van de Staat van Horeca-activiteiten valt en om bedrijven. Deze zijn met een specifieke aanduiding op de plankaart opgenomen, waarbij in de regels de huidige activiteiten positief zijn bestemd. De niet-woonfuncties zijn in principe alleen maar op de begane grond toegestaan. In dit artikel is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor niet-woonfuncties op de verdieping. Daarbij is in de bouwregels opgenomen dat per hoofdgebouw op de verdieping woningen gerealiseerd moeten kunnen worden. Dit betekent dat de voorziening op de begane grond het niet onmogelijk moet maken om een toegang tot de verdiepingen te realiseren. Een toegang hoeft niet per hoofdgebouw te worden gerealiseerd. Indien er een mogelijkheid bestaat een opgang voor verschillende hoofdgebouwen te combineren, is dit ook mogelijk. Voorts is aangegeven dat bestaande hoofdgebouwen niet samengevoegd mogen worden. Dit is opgenomen om de cultuurhistorisch waardevolle parcellering te behouden. Hiervoor is wel een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, waarbij samenvoeging uitsluitend is toegestaan indien is aangetoond dat dit vanuit detailhandelstechnisch oogpunt noodzakelijk is, tot een maximale breedte van 15 m. Hierbij moet ook rekenschap worden gegeven van het bepaalde in de (dubbel)bestemming Waarde - Cultuurhistorie - 1, waarbij is bepaald dat de breedte van een hoofdgebouw gelijk is aan de bestaande breedte van het bouwperceel, met de daarbij behorende afwijkingsmogelijkheid dat bouwpercelen samengevoegd kunnen worden, zolang de Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
62
externe en interne vormgeving van de hoofdgebouwen op de bestaande bouwpercelen wordt bewaard. Voorts is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen in hoofdstuk 3, waarbij samenvoeging van horecavestigingen mogelijk is. Dit is een regeling die al eerder in bestemmingsplannen binnen Brielle is opgenomen. Deze regeling is niet van toepassing op bedrijven die reeds gebruik gemaakt hebben van deze wijzigingsbevoegdheid. Een uitzondering is daarom gemaakt voor de bedrijven die hiervan gebruik hebben gemaakt. Erfbebouwing Erfbebouwing is binnen het bouwvlak toegestaan. Voor de erfbebouwing buiten het bouwvlak is een specifieke erfregeling opgenomen. Er hier hierbij een onderscheid gemaakt naar de functie op de begane grond. Indien er wordt gewoond, mag de erfbebouwing ten hoogste 30% bedragen buiten het bouwvlak op het zij- en achtererf. Indien er een andere functie zit (detailhandel, horeca, kantoren en dergelijke), dan mag 60% worden bebouwd. Dit onderscheid is gemaakt, om te zorgen dat de leefbaarheid van de zij- en achtererven bij de woningen te behouden. Dit onderscheid wordt overigens ook gemaakt in de andere artikelen: binnen de woonbestemming mag 30% erfbebouwing buiten het bouwvlak worden gebouwd, terwijl binnen de andere bestemmingen 60% erfbebouwing buiten het bouwvlak mag worden gebouwd. Ten behoeve van de bepaling van het zij- en achtererf is in de begripsbepalingen opgenomen dat de brandgangen hier geen onderdeel vanuit maken. Op deze manier wordt voorkomen dat de brandgangen kunnen worden bebouwd en dat ze worden meegerekend voor de bepaling van de toegestane oppervlakte aan erfbebouwing. Tuinmuren Daarnaast zijn in de regels specifieke bepalingen opgenomen ten aanzien van de (cultuurhistorisch waardevolle) tuinmuren. Deze tuinmuren zijn op de plankaart van een aanduiding voorzien. Bepaald is dat deze gronden uitsluitend gebruikt mogen worden als tuinmuur en dat de hoogte van deze tuinmuren minimaal 1,7 m en maximaal 2 m bedraagt. Garages Binnen de bestemming zijn daarnaast een aantal garages (stalling van auto en bergingen) aanwezig. Deze zijn als zodanig bestemd. Artikel 5 Cultuur en Ontspanning Binnen het plangebied is een dansschool en een schietsportvereniging gevestigd. Hiervoor is de bestemming Cultuur en Ontspanning opgenomen. Artikel 6 Detailhandel De detailhandelvoorzieningen die buiten het centrumgebied zijn gevestigd, zijn bestemd tot Detailhandel. Een aantal zaken is expliciet uitgesloten: opslag van meer dan 10.000 kg vuurwerk, tankstations en detailhandel in volumineuze goederen of grootschalige detailhandel. Artikel 7 Groen Deze bestemming is opgenomen voor de structurele groenelementen binnen het plangebied. Hierbinnen zijn groen en water mogelijk. Daarnaast zijn binnen deze bestemming speelvoorzieningen, voet- en fietspaden toegestaan. Voor een gedeelte van de noordelijke vestingrand is de aanduiding natuur- en landschapswaarden opgenomen. De bestaande waarden dienen hier te worden behouden en eventueel te worden hersteld. Daarnaast is voor de vesting een specifieke aanduiding opgenomen voor behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Binnen deze aanduiding zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot ten hoogste 6 m zijn toegestaan. Dit is opgenomen ten behoeve van vestingwerken. De onderdoorgangen/poorten onder de Molenwal door (in het verlengde van de Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
63
Zoutziederstraat) en naar het Burgemeester bouwaanduiding 'onderdoorgang' aangegeven.
E.
van
Wissekerkplein
zijn
met
een
Artikel 8 Horeca De horecabedrijven die niet binnen het centrumgebied zijn gevestigd hebben deze bestemming gekregen. Hierbinnen zijn uitsluitend bedrijven uit categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Voor de horecagelegenheden die hier niet binnenvallen is een specifieke aanduiding opgenomen, waarmee de huidige bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. De algemene wijzigingsbevoegdheid (zoals ook is toegelicht onder 'Centrum') voor de vergroting van horecabedrijven is hier eveneens van toepassing. Artikel 9 Kantoor Deze bestemming is opgenomen voor kantoren buiten het centrumgebied van Brielle. Er is één locatie waar tevens een bedrijf is gevestigd. Deze is positief bestemd. Artikel 10 Maatschappelijk Binnen het plangebied zijn verschillende maatschappelijke functies aanwezig: bibliotheken, openbare diensteverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen en verenigingsleven. Deze zijn mogelijk gemaakt met deze maatschappelijke bestemming. Hieronder vallen eveneens verschillende functies die mogelijk zijn binnen de vestingwerken. Daarnaast is er een aantal functies dat is gecombineerd met de maatschappelijke functies (zoals detailhandel, kantoren, een galerie). Deze zijn positief bestemd met een specifieke aanduiding. Ook is specifiek aangegeven op welke percelen een dienstwoning is toegestaan. Gebouwen (zowel hoofdgebouwen als bijbehorende bouwwerken) zijn toegestaan binnen het bouwvlak. Een aantal maatschappelijke voorzieningen zijn onderdeel van de aaneengebouwde (historische) bebouwing. Voor de regeling is aansluiting gezocht met de algemene regeling die hierbinnen geldt: buiten het bouwvlak is erfbebouwing toegestaan. Deze gebieden zijn aangegeven met de aanduiding 'erf'. Binnen de vesting worden verschillende bastions gebuikt. Deze worden allemaal voor gebruikt door diverse verenigingen. De locaties zijn voorzien van de dubbelbestemming 'cultuurhistorische waarden' om de cultuurhistorische waarden van de vesting veilig te stellen. Artikel 11 Tuin De bestemming Tuin is opgenomen voor de voortuinen behorende bij hoofdgebouwen. Deze gronden dienen in principe vrij te blijven van bebouwing. Ook erfafscheidingen dienen hier laag te worden gerealiseerd. Daarnaast is de bestemming Tuin opgenomen voor de open binnentuinen. Deze open binnentuinen zijn een specifieke waarde binnen het beschermd stadsgezicht en moeten grotendeels onbebouwd blijven. Opgenomen is dat hier ten hoogste 20 m 2 aan bebouwing per perceel is toegestaan. Voorts zijn op verschillende plekken binnen de bestemming Tuin de waardevolle tuinmuren aanwezig. Hiervoor geldt eenzelfde regeling als voor deze tuinmuren is opgenomen binnen de bestemming Centrum. Artikel 12 Verkeer en artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied Deze twee bestemmingen zijn opgenomen voor de openbare wegen (en pleinen). De bestemming Verkeer is met name gericht op de verkeersfunctie, terwijl de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gericht is op de verblijfsfunctie en voor gebruik ten dienste van aangrenzende bestemmingen. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
64
Binnen de bestemming is een aantal aanduidingen opgenomen op verschillende locaties. De locaties waar terrassen zijn toegestaan zijn met een specifieke aanduiding 'terras' opgenomen. Daarnaast zijn er op verschillende plaatsen de historische (hardstenen) stoepen aanwezig. Deze zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - stoep'. Hiermee wordt gewaarborgd dat deze niet anders dan ten behoeve van voetpaden en gebruik ten dienste van aangrenzende bestemmingen wordt gebruikt. Op een paar locaties zijn historische tuinmuren aanwezig. Deze zijn aangegeven met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur'. Hiervoor geldt eenzelfde regeling als voor deze tuinmuren is opgenomen binnen de bestemming Centrum. Aan het Slagveld is een hijsinstallatie ten behoeve van schepen aanwezig. Deze is mogelijk gemaakt met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2'. Over de Burgemeester H. van Sleenstraat is een verbinding tussen de schoolgebouwen aan weerszijde van de straat aanwezig. Deze is met de aanduiding 'maatschappelijk' binnen de bestemmings Verkeer aangegeven. Artikel 14 Water De hoofdwatergangen zijn voorzien van de bestemming Water. Het gedeelte van de vesting dat wordt aangemerkt als hoofdwatergang is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vesting' (zie ook de bestemming Groen). Hiermee is het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden van de vesting mede geregeld. Aan het Maarland Noordzijde zijn twee woonschepen gelegen. Deze zijn voorzien van een specifieke aanduiding, waarmee aantal en oppervlakte is geregeld. Artikel 15 Wonen Binnen deze bestemming is rekening gehouden met de woonfunctie en zijn tevens aan-huis-gebonden beroepen toegestaan. Op een aantal plekken in het plangebied zijn tevens andere functie aanwezig (kantoor, detailhandel, dienstverlening, galerie), die met een aanduiding positief zijn bestemd. Op een aantal locaties zijn garages en bergplaatsen gevestigd. Deze zijn onder de woonbestemming opgenomen met een aanduiding 'garage'. Ter plaatse zijn uitsluitend garages en bergplaatsen (ten behoeve van woningen) toegestaan. Daarnaast zijn onder voorwaarden kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. Hiervoor is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. In zijn algemeenheid is geregeld dat hoofdgebouwen binnen het bouwvlak moeten worden gerealiseerd. Het bouwvlak mag in zijn geheel worden bebouwd. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn eveneens toegestaan buiten het bouwvlak. De oppervlakte hiervan bedraagt ten hoogste 30% van het oppervlakte van het zij- en achtererf dat buiten het bouwvlak is gelegen, tot een oppervlakte van ten hoogste 40 m2. Binnen de woonbestemming zijn tevens de cultuurhistorisch waardevolle tuinmuren gelegen. Deze zijn voorzien van een aanduiding, waardoor op deze gronden uitsluitend tuinmuren gerealiseerd kunnen worden. Artikel 16, 17 en 18 Waarde - Archeologie -1, - 2 en -3 Op basis van het archeologische beleid van de gemeente zijn aan het plangebied dubbelbestemmingen toegekend. Met deze dubbelbestemmingen wordt geregeld dat er uitsluitend werken en werkzaamheden uitgevoerd mogen worden, nadat is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden aangetast. Binnen het plangebied is er sprake van drie verschillende archeologische verwachtingswaarden, waarbij per verwachtingswaarde andere verstoringsoppervlaktes en -dieptes gelden wanneer archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Hierbij geldt dat voor de bestemming Waarde - Archeologie - 1 altijd onderzoek nodig is, bij Waarde - Archeologie - 2 indien er sprake is van een verstoringsoppervlakte groter dan Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
65
30 m2 en dieper dan 30 cm en bij Waarde - Archeologie - 3 indien er sprake is van een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm. Artikel 19 en 20 Waarde - Cultuurhistorie - 1 en - 2 Het plangebied is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Door de aanwijzing wordt de stedenbouwkundige structuur en de uitstraling van gebouwen en andere bouwwerken beschermd. Voor zover dit voor het hele plangebied (of een gedeelte daarvan) van toepassing is, is dit opgenomen binnen deze bestemmingen. Overigens zijn er een aantal waarden die samenhangen met een bepaalde bestemming of met hele specifieke bouwmogelijkheden. Deze zijn binnen enkelbestemmingen geregeld (zoals tuinmuren en stoepen). Voor de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht wordt verwezen naar paragraaf 3.1. In hoofdstuk 4 worden verschillende waarden van het beschermd stadsgezicht beschreven. In paragraaf 6.1 is aangegeven op welke wijze de verschillende waarden worden beschermd (bestemmingsplan of Kwaliteitsnota). In bijlage 2 is nader uitgewerkt wat de specifieke waarden van het beschermd stadsgezicht zijn. In zijn algemeenheid geldt dat binnen de bestemming Waarde - Cultuurhistorie - 1 striktere eisen gelden dan binnen de bestemming Waarde - Cultuurhistorie - 2. De bestemming Waarde - Cultuurhistorie - 1 is immers opgenomen voor het historisch kerngebied en heeft daarom meer waarden die beschermd moeten worden. In de regels van beide bestemmingen zijn bepalingen opgenomen over kappen, dakkapellen, de oriëntatie van gebouwen, luifels en antennes. Voorts is bepaald dat gebouwen die 'op de vlucht' staan, bij herbouw wederom op de vlucht moeten worden gerealiseerd. Daarnaast is opgenomen dat de voorgevels van gebouwen in de voorgevellijn moeten worden gerealiseerd. Binnen de bestemming Waarde - Cultuurhistorie - 1 zijn voorts bepalingen opgenomen over de goot- en bouwhoogte, de breedte van een hoofdgebouw, het aantal woonlagen onder de kap en zonnepanelen. Het is mogelijk af te wijken van de verschillende bouwregels. In zijn algemeenheid geldt dat dit alleen mogelijk is indien de waarden van het beschermd stadsgezicht niet worden aangetast. Daarnaast is voor een aantal activiteiten een omgevingsvergunning opgenomen, om zo specifieke waarden te beschermen. Artikel 21 Waterstaat - Waterkering Een deel van de vesting heeft een functie als regionale waterkering (het fungeert als compartimenteringsdijk - zie tevens paragraaf 5.10). Deze is opgenomen met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Het doel van deze bestemming is ervoor te zorgen dat de waterkering wordt beschermd. Dit betekent kortweg dat er uitsluitend mag worden gebouwd indien de waterkeringsbelangen niet worden geschaad.
6.3.3
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 22 Antidubbeltelregel Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
66
Artikel 23 Algemene bouwregels De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden. Voorts zijn in dit artikel regels opgenomen voor bestaande afwijkingen van voorgeschreven maten en is een regel opgenomen met betrekking tot de afstemming met de Keur van het waterschap. Artikel 24 Aanvullende werking bouwverordening In dit artikel is bepaald dat de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening niet (aanvullend) van toepassing. Artikel 25 Algemene aanduidingsregels In dit artikel is de geluidszone industrielawaai opgenomen. Dit betekent dat nieuwe geluidgevoelige functies niet zonder meer toelaatbaar zijn. In dit artikel is tevens de bescherming van de molenbiotoop geregeld. Artikel 26 Algemene afwijkingsregels In dit artikel zijn alle afwijkingsregels opgenomen die voor het gehele plangebied van toepassing zijn. Artikel 27 Algemene wijzigingsregels Dit artikel betreft alle wijzigingsbevoegdheden die voor het gehele plangebied van toepassing zijn. Dit betreft de (beperkte) overschrijding van bestemmingsgrenzen. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om horecabedrijven te kunnen vergroten. Artikel 28 Overige regels Indien verwezen wordt naar andere (wettelijke) regelingen dan is in dit artikel bepaald dat deze dienen te worden gelezen als op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp plan. 6.3.4
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht In dit artikel staan de overgangsregels voor bestaande bouwwerken en bestaande gebruiksactiviteiten die afwijken van het bestemmingsplan; Artikel 30 Slotregel Dit artikel geeft de titel van de regels van het bestemmingsplan aan.
6.4
Verbeelding
Algemeen Op de verbeelding zijn vrijwel alle functies apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke functies binnen de bestemming aan de grond binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels, de specifieke gebruiksregels alsmede de afwijkingsbevoegdheden te vinden. Bestemmingsvlak en bouwvlak Elke bestemming bestaat doorgaans uit twee facetten: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangegeven waarvoor de mogelijkheden om te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de verbeelding doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Indien in het plangebied het
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
67
bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samen vallen, is op de verbeelding uitsluitend een bouwvlak te zien (de grenzen van het bestemmingsvlak liggen hieronder). Wanneer het bestemmingsvlak en bouwvlak niet samenvallen, is het bouwvlak ingetekend door middel van een dikke zwarte lijn binnen het bestemmingsvlak. Aanduidingen De letteraanduidingen van de bestemmingen zijn ingetekend in het bestemmingsvlak. Nadere specificaties die iets zeggen over het gebruik of bouwmogelijkheden zijn door middel van aanduidingen opgenomen. Als deze specificaties op het hele bestemmingsvlak van toepassing zijn, dan staan de aanduidingen achter de bestemmingsaanduiding in het bestemmingsvlak. Voor de leesbaarheid of omdat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen, is soms gekozen om de aanduidingen in het bouwvlak te plaatsen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
68
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
69
Hoofdstuk 7
7.1
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard, dat wil zeggen dat uitgegaan wordt van de bestaande situatie. Eén ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt. Het betreft hier de nieuwbouw van de scholen. Voor de economische uitvoerbaarheid hiervan wordt verwezen naar bijlage 6. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het opstellen van een exploitatieplan achterwege kan worden gelaten.
7.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.2.1
Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen (van 10 februari 2012 tot en met 22 maart 2012). In deze periode is eveneens op 8 maart 2012 een inloopavond gehouden. De inspraakreacties zijn hieronder samenvattend weergegeven. Per reactie is een beantwoording opgenomen. Reclamanet 1, Maarland ZZ 45/46, 3231 CK Brielle Het achterste deel van het pand Maarland ZZ 45/46 is in gebruik als tandartspraktijkruimte. Verzocht wordt ook dit deel van het pand de bestemming Maatschappelijk te geven. Beantwoording Het achterste deel van het pand Maarland ZZ 45 zal de bestemming “Maatschappelijk” krijgen. De verbeelding zal hierop aangepast worden. Reclamant 2, Rozemarijnstraat 28, 3231 AL Brielle Verzocht wordt de bestemming van de bedrijfspanden van de voormalige wasserij “De Margriet” aan de Rozemarijnstraat 28 te wijzigen naar een woonbestemming. Beantwoording Het pand heeft in het geldende bestemmingsplan “Vesting” de bestemming “Bedrijfsdoeleinden”. In de voorschriften is de mogelijkheid opgenomen om de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” met een wijzigingsplan ex artikel 11 WRO te wijzigen in “woondoeleinden”, indien de voorzetting van het bedrijf om economische redenen niet langer mogelijk is. Deze wijzigingsbevoegdheid zal ook in het ontwerp opgenomen worden. De gemeenteraad heeft eerder uitgesproken dat de woonfunctie binnen de vesting moet worden versterkt. Het verzoek van reclamant is in overeenstemming met het beleid. Het meenemen van de wijziging in het bestemmingsplan is alleen mogelijk indien een volledig bodemonderzoek heeft plaatsgevonden. De bodemonderzoeken die voorhanden zijn hebben alleen betrekking op één vervuiling als gevolg van de olietank. In een brief van 27 april 2012 is dit medegedeeld aan reclamant. Het is nog niet bekend of reclamant dit onderzoek zal laten uitvoeren. Vooralsnog zal alleen de wijzigingsbevoegdheid opgenomen worden in het bestemmingsplan en vindt nog geen wijziging van de bestemming plaats.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
70
Reclamant 3, Voorstraat 5, 3231 BE Brielle a. De panden van “Hotel de Zalm” staan niet helemaal goed op de plankaart ingetekend. b. Verzoek is om voor het pand Voorstraat 7 ook horeca op de verdieping toe te staan. c. Verzoek om eventueel in de toekomst de mogelijkheid te hebben om hotelkamers uit te breiden. Beantwoording a. De bestemming van het restaurant zal juist op de kaart worden weergeven. Tevens zullen de hotelkamers die gelegen zijn boven de winkels in de Voorstraat en de Markt bestemd worden. b. Het pand heeft de bestemming “Centrum”. Op grond van deze bestemming is horeca uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten op de begane grond toegestaan. Met eventueel de afwijkingsmogelijkheid die is opgenomen in artikel 4.5.3. kan de functie op de verdieping toegestaan worden, mits dit niet leidt tot onevenredige hinder voor de naastgelegen percelen. c. In artikel 4.5.3 zal een verwijzing opgenomen worden, zodat in de toekomst een uitbreiding van hotelkamers mogelijk is. Reclamant 4, Wellerondom 6, 3231 XV Brielle Het restaurant “De smaek van Brielle” wil uitbreiden met de naastgelegen woning Wellerondom 6. Wordt nu niet toegelaten vanwege een eerdere samenvoeging. Zou graag zien dat de panden Wellerondom 6 en 7 kunnen worden samen-gevoegd. Beantwoording Het pand Wellerondom 7 heeft de bestemming “Centrum” met de functie-aanduiding “specifieke vorm van horeca - restaurant”. Op grond van artikel 4.3.1 van de Regels kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1., onder c (Verbod om bestaande hoofdgebouwen samen te voegen), mits de breedte van de samengevoegd hoofdgebouwen niet meer bedraagt dan 15 m¹ en is aangetoond dat een samenvoeging detailhandelstechnisch noodzakelijk is. De totale breedte bedraagt ca 15 m¹ en het restaurant draait zo goed dat uitbreiding dringend noodzakelijk is. In artikel 27.2, onder b. is aangegeven dat een samenvoeging per horecabedrijf slechts eenmaal is toegestaan. “De wijzigingsbevoegdheid is derhalve niet van toepassing op St. Catharijnehof 20 (De smaek van Brielle)”. De samenvoeging betrof destijds de twee pandjes coffeeshop St.Catharijnehof 20 met de woning Wellerondom 7. Aangezien de totale breedte van de panden niet meer dan 15 m¹ zal bedragen wordt voorgesteld het adres Catharijnehof 20 te verwijderen uit de opsomming van artikel 27 lid 2, zodat bij een eventueel verzoek tot samenvoeging van de panden hieraan medewerking verleend kan worden. Reclamant 5, Vischstraat 3/5, 3231 AV Brielle Verzocht wordt om op de bovenverdieping van het pand van “Het doosje van Lobs” koffie en thee te mogen gaan schenken. Beantwoording De panden Vischstraat 3/5 hebben de bestemming “Centrum”. Op de begane grond is horeca uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Hieronder valt ook het schenken van koffie en thee. Op grond van artikel 4.5.3 van de regels is het mogelijk om af te wijken en de functie op de verdieping toe te staan, mits dit niet leidt tot onevenredige hinder voor de naastgelegen percelen. Ten behoeve van het bestemmingsplan hoeft derhalve niets gewijzigd te worden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
71
Reclamant 6, Postbus 126, 3220 AC Hellevoetsluis Het pand Dijkstraat 4 heeft de bestemming “Kantoor”. Het verzoek is om deze bestemming te wijzigen naar “Wonen”. Er is voor dit verzoek ook een vooroverlegplan (WABO-VO-2012-0028) ingediend. Beantwoording De gemeenteraad heeft eerder uitgesproken dat de woonfunctie binnen de vesting moet worden versterkt. Dit verzoek is dus in overeenstemming met het beleid. In het pand zijn alle basisvoorzieningen aanwezig. Met een geringe inpandige verbouwing is het pand voor bewoning geschikt te maken. Echter voor het wijzigen van de bestemming is nog wel een bodemonderzoek noodzakelijk en vanwege het feit dat het pand ligt binnen de geluidzone Maasvlakte-Europoort is een hogere waarde procedure noodzakelijk. Voordat het bestemmingsplan deze wijziging kan doorvoeren zijn deze onderzoeken noodzakelijk. Aangezien deze onderzoeken op het moment van het opstellen van het ontwerp nog niet beschikbaar zijn, is een wijzigingszone voor dit perceel opgenomen en regels opgesteld binnen de bestemming “Kantoor”, zodat ook met behulp van een wijzigingsbevoegdheid medewerking verleend kan worden aan het wijzigen van de bestemming. Reclamant 7, Vlinderslag 10, 3223 EX Hellevoetsluis Het pand Boterstraat 19 heeft in het voorontwerp de bestemming “Bedrijf” gekregen. Verzoeker wil deze bestemming graag gewijzigd zien in “Wonen”. Voor het verbouwen van het pand tot appartement is een omgevingsvergunning aangevraagd (WABO-2012-0011). Beantwoording Het pand heeft in het geldende bestemmingsplan “Vesting” de bestemming “Bedrijfsdoeleinden”, maar staat al jaren leeg. In de voorschriften is de mogelijkheid opgenomen om de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” met een wijzigingsplan ex artikel 11 WRO te wijzigen in die van “woondoeleinden”, indien de voorzetting van het bedrijf om economische redenen niet langer mogelijk is. Deze wijzigingsbevoegdheid is nu ook in het ontwerp opgenomen. De gemeenteraad heeft eerder uitgesproken dat de woonfunctie binnen de vesting moet worden versterkt. Dit verzoek is in overeenstemming met het beleid. Indien de wijziging meegenomen dient te worden in het bestemmingsplan is een bodemonderzoek noodzakelijk. Daarnaast zal bij vergunningverlening rekening gehouden dienen te worden met de aanwezigheid van vleermuizen. Aangezien momenteel nog beschikt wordt over het bodemonderzoek, wordt de wijziging van het bestemmingsplan vooralsnog nog niet rechtstreeks meegenomen. Reclamant 8, Wellerondom 7 te 3231 XV Brielle De eigenaar van het restaurant “De smaek van Brielle” heeft de wens uit te breiden naar het naastgelegen pand Wellerondom 6. (zie ook reclamant 4). Beantwoording Het pand Wellerondom 7 heeft de bestemming “Centrum” met de functie-aanduiding “specifieke vorm van horeca - restaurant”. Op grond van artikel 4.3.1 van de Regels kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1., onder c (Verbod om bestaande hoofdgebouwen samen te voegen), mits de breedte van de samengevoegd hoofdgebouwen niet meer bedraagt dan 15 m¹ en is aangetoond dat een samenvoeging detailhandelstechnisch noodzakelijk is. De totale breedte bedraagt ca 15 m¹ en het restaurant draait zo goed dat uitbreiding dringend noodzakelijk is. In artikel 27.2, onder b. is aangegeven dat een samenvoeging per horecabedrijf slechts eenmaal is toegestaan. “De wijzigingsbevoegdheid is derhalve niet van toepassing op St. Catharijnehof 20 (De smaek van Brielle)”. De samenvoeging betrof destijds de twee pandjes coffeeshop St.Catharijnehof 20 met de woning Wellerondom 7. Aangezien de totale breedte van de panden niet meer dan 15 m¹ zal Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
72
bedragen wordt voorgesteld het adres Catharijnehof 20 te verwijderen uit de opsomming van artikel 27 lid 2, zodat bij een eventueel verzoek tot samenvoeging van de panden hieraan medewerking verleend kan worden. Lobs Makelaardij, namens eigenaar pand Slagveld 56 (reclamant 9) In het voorontwerpbestemmingsplan is op het perceel Slagveld 56 de bestemming Woondoeleinden gelegd. In het vigerende bestemmingsplan Vesting ligt op dit perceel de bestemming “Bedrijfsdoeleinden met de nader specificatie scheepsreparatiebedrijf”. Verzocht wordt de bedrijfsmatige bestemming te handhaven, maar meer specifiek wordt verzocht de bestemming Centrum toe te staan, zodat de uitwisselbaarheid van gebruiksfuncties wordt mogelijk gemaakt. Tevens wordt verzocht detailhandel toe te staan. Beantwoording Ten onrechte is de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” gewijzigd naar de bestemming “wonen”. Dit zal hersteld worden naar de bestemming “bedrijf”. De bestemming “Centrum” behoort niet tot de mogelijkheden, aangezien deze bestemming voorbehouden is voor het kernwinkelgebied en niet voor de omliggende straten, zoals het Slagveld. Binnen de bestemming “bedrijf” is geen detailhandel mogelijk. De gemeente wil niet zonder meer meewerken aan een detailhandelsbestemming, omdat hiervoor een aparte afweging moet worden gemaakt. De vestiging van detailhandel kan bijvoorbeeld gevolgen hebben voor de parkeerbehoefte. Daarbij is detailhandel niet zonder meer mogelijk buiten het centrumgebied. Indien een concreet plan wordt ingediend, kan de gemeente beoordelen of dit met een aparte procedure mogelijk wordt gemaakt. 7.2.2
Overleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is tevens naar de wettelijke overlegparteners verstuurd. De reacties die hierop zijn ontvangen, zijn opgenomen in bijlage. De provincie Zuid-Holland heeft aangegeven dat het bestemmingsplan is opgesteld conform het provinciaal beleid. Hierop wordt inhoudelijk verder niet ingegaan. De overige twee overlegreacties worden hieronder behandeld. DCMR Milieudienst IJmond 1. Ten aanzien van het onderdeel externe veiligheid wordt opgemerkt dat aan de Schrijversdijk 10 geen LPG meer wordt verkocht. 2. Het bedrijf Microchemie is een relevante inrichting voor dit bestemmingsplan. De PR-contouren liggen niet binnen het plangebied. 3. Ten aanzien van de route gevaarlijke stoffen, kan worden opgemerkt dat de N218 ter hoogte van het plangebied niet is aangewezen als onderdeel van deze route. 4. Van belang is een paragraaf wegverkeerslawaai op te nemen. 5. Verzocht wordt binnen de bestemming Cultuur en Ontspanning de schietvereniging specifiek aan te duiden, zodat op de locatie van de dansschool (met dezelfde bestemming) zich geen schietvereniging kan vestigen. 6. Op de plankaart zijn twee bedrijven met een specifieke bestemming opgenomen. Dit is niet overeenkomstig de toelichting. 7. Het is niet duidelijk of de ligplaatsen voor pleziervaartuigen past binnen de bestemming water. Dit geldt ook voor een innamepunt voor afval- en bilgewater. 8. Het is wenselijk in het bestemmingsplan op te nemen dat een mer of (vormvrije) mer-beoordeling vanwege het consoliderende karakter van het bestemmingsplan niet noodakelijk is. Beantwoording 1. Uit de toelichting wordt geschrapt dat op deze locatie LPG wordt verkocht. 2. De opmerking leidt niet tot een inhoudelijke aanpassing van de toelichting: geconcludeerd Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
73
3. 4.
5. 6.
7. 8.
is dat de PR-contouren niet binnen het plangebied liggen. Bij eventuele ontwikkelingen moet rekening worden gehouden. Dit onderdeel is geschrapt uit de toelichting. Aangezien er geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt en sprake is van uitsluitend 30 km/h wegen in het plangebied, was dit onderdeel niet opgenomen. Voor de volledigheid is alsnog een paragraaf opgenomen in de toelichting. De schietvereniging is specifiek aangegeven. Op de plankaart is één bedrijf met een specifieke bestemming opgenomen. Daarnaast zijn er nog een paar locaties met de aanduiding 'nutsvoorziening' binnen de bestemming Bedrijf. Deze zijn niet afzonderlijk benoemd in de toelichting. Op de plankaart is wel de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – 2' opgenomen. Deze is echter opgenomen voor de hijsinstallatie aan het Slagveld binnen de bestemming Verkeer. De ligplaatsen zijn mogelijk, aangezien een haven is toegestaan binnen de bestemming Water. In de regels wordt het innamepunt voor afval- en bilgewater explicieit benoemd. De paragraaf is opgenomen.
Waterschap Hollandse Delta In de waterparagraaf wordt gemeld dat er geen nieuwe ontwikkelingen binnen de Vesting worden toegelaten. Dit strookt niet met de ontwikkeling van het plan 'Scharloo'. De mogelijke herontwikkeling op die locatie is wel van invloed op de waterstaatkundige belangen. Verder voldoet het plan aan de uitgangspunten voor waterkwaliteit, waterkwantitieit en waterkeringen. Beantwoording Aan het Scharloo spelen mogelijk in de toekomst nieuwe ontwikkelingen. Binnen dit bestemmingsplan worden echter geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit is de reden dat in de waterparagraaf is opgenomen dat er geen nieuwe ontwikkelingen zijn. Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen zal afzonderlijk naar de waterstaatkundige belangen worden gekeken. 7.2.3
Zienswijzen
Met ingang van 17 augustus 2012 heeft het ontwerpbestemmingsplan “Vesting” voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. De termijn om zienswijzen in te dienen eindigde op 27 september 2012. In totaal zijn drie zienswijzen ingediend. De zienswijzen worden in een aparte Nota zienswijzen behandeld. Uit deze Nota zienswijzen blijkt dat één zienswijze niet ontvankelijk is, aangezien deze buiten de termijn is ingediend. De andere twee zienswijzen zijn wel ontvankelijk. De zienswijzen zijn inhoudelijk behandeld in de Nota zienswijzen. Op basis hiervan wordt het bestemmingsplan op één onderdeel gewijzigd: het parkeerterrein achter Hotel de Zalm is feitelijk groter dan nu is aangegeven op de kaart. Dit wordt hersteld. Daarnaast is een reactie ontvangen van Waterschap Hollandse Delta. Zij hebben aangegeven in te kunnen stemmen met het bestemmingsplan. Ambtshalve wijzigingen Gebleken is dat het bestemmingsplan op een aantal onderdelen ambtshalve aangepast moeten worden bij vaststelling. Hieronder is aangegeven welke onderdelen dit betreft.
Voor Maarland ZZ 27 wordt de bestemming gewijzigd naar Centrum met de aanduiding (sh-res), om zo gedeeltelijk de huidige rechten te respecteren. Voor het perceel Rozemarijnstraat 10 wordt de aanduiding 'garage' geschrapt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
74
In de ruimtelijke onderbouwing die als bijlage 6 is opgenomen, wordt aangegeven dat er sprake is van een feitelijke uitbreiding van 1 lokaal (in plaats van 3 lokalen). De uitbreiding bestaat weliswaar uit 3 klaslokalen ten opzichte van de huidige permanente gebouwen. Er staan op dit moment echter ook al 2 noodlokalen. Voor de nieuwe school wordt een hellingshoek opgenomen in de regels en de plankaart die tussen de 15° en 45° ligt. Voor het nieuwe tussenstuk is tevens een bouwhoogte opgenomen van 4 m. Omdat het een nieuw gebouw betreft, is het bouwen niet zonder meer mogelijk volgens artikel 19, lid 19.2 sub a tot en met c. Er is hier immers geen sprake van een bestaande bouwhoogte, een bestaande hellingshoek en een bestaande kap. Deze leden worden daarom als volgt aangepast: a. de bestaande goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet worden verruimd, tenzij een goot- of bouwhoogte is aangegeven; b. de bestaande kapvormen en kaprichtingen van hoofdgebouwen mogen niet worden gewijzigd, tenzij een minimale en/of maximale dakhelling is aangegeven; c. de bestaande hellingshoek van een kap van een hoofdgebouw mag niet worden gewijzigd, tenzij een maximale en/of minimale hellingshoek is aangegeven. Rondom de nieuwe school wordt op een paar punten de bestemming Groen in Verkeer of in Maatschappelijk gewijzigd. Dit sluit beter aan bij de beoogde situatie. De begripsbepalingen voor zij- en achtererf wordt aangepast, waarbij wordt opgenomen dat de brandgangen hiervan geen onderdeel uitmaken. Op deze manier wordt voorkomen dat de brandgangen kunnen worden bebouwd en dat ze worden meegerekend voor de bepaling van de toegestane oppervlakte aan erfbebouwing. Verder wordt de toelichting op een aantal ondergeschikte punten aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
eindnoten
75
Eindnoten
1. Aangezien de wijze van milieuzonering met richtafstanden reeds vele jaren de standaardmethodiek voor milieuzonering is in Nederland, wordt voor het gebruik van de daarop gebaseerde Staat van Bedrijfsactiviteiten de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' genoemd. 2. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dit zijn: - Bescherming van flora en fauna (b); - Veiligheid van het luchtverkeer (c); - Volksgezondheid of openbare veiligheid (d). 3. Een deel van deze soorten zijn ondergebracht in categorie 5 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Hoewel het onderbrengen van deze soorten op deze lijst anders doet vermoeden is de vaste rust- en verblijfplaats van deze vogels niet jaarrond beschermd. Dit betreffen namelijk vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor gebroed hebben of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
76
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
bijlagen bij de toelichting
79
Bijlage 1
Rijks- en gemeentelijke monumenten
Rijksmonumenten mon.nr. straat
situering huisnr. postcode
plaats
Markt
10
3231KC
Brielle
10644
Boterstraat
15
3231AB
Brielle
10645
St. Catharijnehof
tegenover 1
3231XS
Brielle
10646
St. Catharijnehof
1
3231XS
Brielle
10647
St. Catharijnehof
8
3231XS
Brielle
10648
St. Catharijnehof
12
3231XS
Brielle
10649
St. Catharijnehof
14
3231XS
Brielle
10650
St. Catharijnehof
15
3231XS
Brielle
10651
St. Catharijnehof
16
3231XS
Brielle
10652
St. Catharijnehof
17
3231XS
Brielle
10653
St. Catharijnehof
18
3231XS
Brielle
10654
Coppelstockstraat
13
3231VC
Brielle
10655
Heultje
1
3231XH
Brielle
10656
Heultje
3
3231XH
Brielle
10657
Heultje
7
3231XH
Brielle
10658
Kaaistraat
1
3231KC
Brielle
10659
Kaaistraat
9
3231KC
Brielle
10661
Kaaistraat
17
3231KC
Brielle
10662
Kaaistraat
19
3231KC
Brielle
10663
Kaaistraat
21
3231KC
Brielle
10664
Kaaistraat
23
3231KC
Brielle
10665
Kaaistraat
2
3231KC
Brielle
10666
Kaaistraat
4
3231KC
Brielle
10667
Kaaistraat
6
3231KC
Brielle
10668
Kaaistraat
8
3231KC
Brielle
10669
Kaaistraat
10
3231KC
Brielle
10670
Kaaistraat
12
3231KC
Brielle
10671
Kaaistraat
14
3231KC
Brielle
10672
Kaaistraat
18
3231KC
Brielle
10673
Kaatsbaan
1
3231XL
Brielle
10674
Kaatsbaan
5
3230AA
Brielle
10675
Koopmansstraat
2
3231XM
Brielle
10676
Koopmansstraat
4
3231XM
Brielle
10677
Koopmansstraat
6
3231XM
Brielle
10678
Langesingel
1
3231LE
Brielle
10679
Langestraat
1
3231VH
Brielle
10680
Langestraat
3
3231VH
Brielle
10681
Langestraat
5
3231VH
Brielle
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
80
mon.nr. straat
situering huisnr. postcode
plaats
10682
Langestraat
7
3231VH
Brielle
10683
Langestraat
9
3231VH
Brielle
10684
Langestraat
11
3231VH
Brielle
10685
Langestraat
13
3231VH
Brielle
10686
Langestraat
15
3231VH
Brielle
10687
Langestraat
17
3231VH
Brielle
10688
Langestraat
25
3231VH
Brielle
10689
Langestraat
35
3231VH
Brielle
10690
Langestraat
41
3231VH
Brielle
10691
Langestraat
43
3231VH
Brielle
10692
Langestraat
45
3231VH
Brielle
10693
Langestraat
12
3231VJ
Brielle
10694
Langestraat
18
3231VJ
Brielle
10695
Langestraat
20
3231VJ
Brielle
10696
Langestraat
22
3231VJ
Brielle
10697
Langestraat
36
3231VJ
Brielle
10698
Langestraat
40
3231VJ
Brielle
10699
Langestraat
44
3231VJ
Brielle
10700
Langestraat
72
3231VJ
Brielle
10701
Lijnbaan
1
3231AE
Brielle
10702
Lijnbaan
2
3231AE
Brielle
10703
Lijnbaan
3
3231AE
Brielle
10704
Maarland Noordzijde
1
3231CE
Brielle
10705
Maarland Noordzijde
4
3231CE
Brielle
10706
Maarland Noordzijde
5
3231CE
Brielle
10707
Maarland Noordzijde
6
3231CE
Brielle
10708
Maarland Noordzijde
8
3231CE
Brielle
10709
Maarland Noordzijde
10
3231CE
Brielle
10710
Maarland Noordzijde
14
3231CE
Brielle
10711
Maarland Noordzijde
16
3231CE
Brielle
10712
Maarland Noordzijde
17
3231CE
Brielle
10713
Maarland Noordzijde
23
3231CE
Brielle
10714
Maarland Noordzijde
24
3231CE
Brielle
10715
Maarland Noordzijde
26
3231CE
Brielle
10716
Maarland Noordzijde
28
3231CE
Brielle
10717
Maarland Noordzijde
30
3231CE
Brielle
10718
Maarland Noordzijde
31
3231CE
Brielle
10719
Maarland Noordzijde
33
3231CE
Brielle
10720
Maarland Noordzijde
34
3231CE
Brielle
10721
Maarland Noordzijde
35
3231CE
Brielle
10722
Maarland Noordzijde
37
3231CG
Brielle
10723
Maarland Noordzijde
38
3231CG
Brielle
10724
Maarland Noordzijde
39
3231CG
Brielle
10725
Maarland Noordzijde
40
3231CG
Brielle
10726
Maarland Noordzijde
41
3231CG
Brielle
10727
Maarland Noordzijde
42
3231CG
Brielle
10728
Maarland Noordzijde
43
3231CG
Brielle
10729
Maarland Noordzijde
45
3231CG
Brielle
10730
Maarland Noordzijde
47
3231CG
Brielle
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
81
mon.nr. straat
situering huisnr. postcode
plaats
10731
Maarland Noordzijde
48
3231CG
Brielle
10732
Maarland Noordzijde
49
3231CG
Brielle
10733
Maarland Noordzijde
51
3231CG
Brielle
10734
Maarland Noordzijde
52
3231CG
Brielle
10735
Maarland Noordzijde
56
3231CG
Brielle
10736
Maarland Noordzijde
59
3231CG
Brielle
10737
Maarland Noordzijde
66
3231CG
Brielle
10738
Maarland Noordzijde
67
3231CG
Brielle
10739
Maarland Noordzijde
68
3231CG
Brielle
10740
Maarland Noordzijde
69
3231CG
Brielle
10741
Maarland Noordzijde
75
3231CH
Brielle
10742
Maarland Noordzijde
78
3231CH
Brielle
10743
Maarland Noordzijde
86
3231CH
Brielle
10746
Maarland Noordzijde
89
3231CH
Brielle
10747
Maarland Noordzijde
93
3231CH
Brielle
10748
Maarland Noordzijde
94
3231CH
Brielle
10749
Maarland Noordzijde
96
3231CH
Brielle
10750
Maarland Noordzijde
98
3231CH
Brielle
10751
Maarland Noordzijde
100
3231CH
Brielle
10752
Maarland Noordzijde
101
3231CH
Brielle
10753
Maarland Noordzijde
102
3231CH
Brielle
10754
Maarland Noordzijde
103
3231CH
Brielle
10755
Maarland Zuidzijde
2
3231CJ
Brielle
10756
Maarland Zuidzijde
4
3231CJ
Brielle
10757
Maarland Zuidzijde
6
3231CJ
Brielle
10758
Maarland Zuidzijde
9
3231CJ
Brielle
10759
Maarland Zuidzijde
13
3231CJ
Brielle
10760
Maarland Zuidzijde
16
3231CJ
Brielle
10761
Maarland Zuidzijde
18
3231CJ
Brielle
10762
Maarland Zuidzijde
20
3231CJ
Brielle
10763
Maarland Zuidzijde
22
3231CJ
Brielle
10764
Maarland Zuidzijde
23
3231CJ
Brielle
10765
Maarland Zuidzijde
24
3231CJ
Brielle
10766
Maarland Zuidzijde
25
3231CJ
Brielle
10767
Maarland Zuidzijde
26
3231CJ
Brielle
10768
Maarland Zuidzijde
30
3231CK
Brielle
10769
Maarland Zuidzijde
31
3231CK
Brielle
10770
Maarland Zuidzijde
36
3231CK
Brielle
10771
Maarland Zuidzijde
38
3231CK
Brielle
10772
Maarland Zuidzijde
39
3231CK
Brielle
10773
Maarland Zuidzijde
40
3231CK
Brielle
10774
Maarland Zuidzijde
44
3231CK
Brielle
10775
Maarland Zuidzijde
45
3231CK
Brielle
10776
Maarland Zuidzijde
47
3231CK
Brielle
10777
Maarland Zuidzijde
48
3231CK
Brielle
10778
Maarland Zuidzijde
49
3231CK
Brielle
10779
Maarland Zuidzijde
50
3231CK
Brielle
10780
Maarland Zuidzijde
51
3231CK
Brielle
10781
Maarland Zuidzijde
52
3231CK
Brielle
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
82
mon.nr. straat
situering huisnr. postcode
plaats
10782
Maarland Zuidzijde
55
3231CK
Brielle
10783
Maarland Zuidzijde
65
3231CL
Brielle
10784
Maarland Zuidzijde
66
3231CL
Brielle
10785
Maarland Zuidzijde
70
3231CL
Brielle
10786
Maarland Zuidzijde
71
3231CL
Brielle
10787
Maarland Zuidzijde
72
3231CL
Brielle
10788
Maarland Zuidzijde
73
3231CL
Brielle
10789
Markt
1
3231AH
Brielle
10790
Markt
3
3231AH
Brielle
10791
Markt
5
3231AH
Brielle
10792
Markt
7
3231AH
Brielle
10793
Markt
10
3231AH
Brielle
10794
Nieuwstraat
18
3231AK
Brielle
10795
Nieuwstraat
20
3231AK
Brielle
10796
Nobelstraat
1
3231BA
Brielle
10798
Nobelstraat
3
3231BA
Brielle
10799
Nobelstraat
7
3231BA
Brielle
10800
Nobelstraat
17
3231BA
Brielle
10801
Nobelstraat
19
3231BA
Brielle
10802
Nobelstraat
21
3231BA
Brielle
10803
Nobelstraat
25
3231BA
Brielle
10804
Nobelstraat
27
3231BA
Brielle
10805
Nobelstraat
33
3231BA
Brielle
10806
Nobelstraat
35
3231BA
Brielle
10807
Nobelstraat
37
3231BA
Brielle
10808
Nobelstraat
39
3231BA
Brielle
10809
Nobelstraat
59
3231BB
Brielle
10810
Nobelstraat
63
3231BB
Brielle
10811
Nobelstraat
65
3231BB
Brielle
10812
Nobelstraat
67
3231BB
Brielle
10814
Nobelstraat
77
3231BB
Brielle
10815
Nobelstraat
81
3231BB
Brielle
10816
Nobelstraat
87
3231BB
Brielle
10817
Nobelstraat
2
3231BC
Brielle
10818
Nobelstraat
4
3231BC
Brielle
10819
Nobelstraat
6
3231BC
Brielle
10820
Nobelstraat
10
3231BC
Brielle
10821
Nobelstraat
12
3231BC
Brielle
10822
Nobelstraat
14
3231BC
Brielle
10823
Nobelstraat
16
3231BC
Brielle
10824
Nobelstraat
18
3231BC
Brielle
10825
Nobelstraat
20
3231BC
Brielle
10826
Nobelstraat
24
3231BC
Brielle
10827
Nobelstraat
26
3231BC
Brielle
10828
Nobelstraat
28
3231BC
Brielle
10829
Nobelstraat
34
3231BC
Brielle
10830
Nobelstraat
42
3231BD
Brielle
10831
Nobelstraat
48
3231BD
Brielle
10832
Nobelstraat
62
3231BD
Brielle
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
83
mon.nr. straat
situering huisnr. postcode
plaats
10833
Nobelstraat
64
3231BD
Brielle
10834
Nobelstraat
70
3231BD
Brielle
10835
Nobelstraat
76
3231BD
Brielle
10836
Nobelstraat
84
3231BD
Brielle
10837
Rozemarijnstraat
4
3231AL
Brielle
10838
Rozemarijnstraat
10
3231AL
Brielle
10839
Rozemarijnstraat
38
3231AL
Brielle
10840
Rozemarijnstraat
40
3231AL
Brielle
10841
Rozemarijnstraat
42
3231AL
Brielle
10842
Rozemarijnstraat
46
3231AL
Brielle
10843
Scharloo
5
3231AM
Brielle
10844
Scharloo
7
3231AM
Brielle
10845
Scharloo
8
3231AM
Brielle
10846
Scharloo
9
3231AM
Brielle
10847
Scharloo
10
3231AM
Brielle
10848
Scharloo
14
3231AM
Brielle
10849
Slagveld
7
3231AN
Brielle
10850
Slagveld
8
3231AN
Brielle
10851
Slagveld
13
3231AN
Brielle
10852
Slagveld
15
3231AN
Brielle
10854
Slagveld
30
3231AN
Brielle
10855
Slagveld
31
3231AN
Brielle
10856
Slagveld
42
3231AN
Brielle
10857
Slagveld
48
3231AN
Brielle
10858
Slagveld
51
3231AN
Brielle
10859
Slagveld
52
3231AN
Brielle
10860
Slagveld
53
3231AN
Brielle
10861
Slagveld
54
3231AN
Brielle
10862
Turfkade
2
3231AR
Brielle
10863
Turfkade
4
3231AR
Brielle
10864
Turfkade
6
3231AR
Brielle
10865
Turfkade
9
3231AR
Brielle
10866
Turfkade
10
3231AR
Brielle
10867
Turfkade
11
3231AR
Brielle
10868
Turfkade
14
3231AR
Brielle
10869
Turfkade
21
3231AR
Brielle
10870
Turfkade
22
3231AR
Brielle
10871
Turfkade
23
3231AR
Brielle
10872
Turfkade
24
3231AR
Brielle
10873
Turfkade
25
3231AR
Brielle
10874
Turfkade
35
3231AR
Brielle
10875
Venkelstraat
1
3231XT
Brielle
10876
Venkelstraat
2
3231XT
Brielle
10877
Venkelstraat
4
3231XT
Brielle
10878
Venkelstraat
6
3231XT
Brielle
10879
Venkelstraat
8
3231XT
Brielle
10880
Venkelstraat
10
3231XT
Brielle
10881
Vischstraat
1
3231AV
Brielle
10882
Vischstraat
3
3231AV
Brielle
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
84
mon.nr. straat
situering huisnr. postcode
plaats
10883
Vischstraat
7
3231AV
Brielle
10884
Vischstraat
15
3231AV
Brielle
10885
Vischstraat
21
3231AV
Brielle
10886
Vischstraat
25
3231AV
Brielle
10887
Vischstraat
10
3231AV
Brielle
10888
Vischstraat
12
3231AV
Brielle
10889
Vischstraat
16
3231AV
Brielle
10890
Vischstraat
18
3231AV
Brielle
10891
Vischstraat
20
3231AV
Brielle
10892
Voorstraat
5
3231BE
Brielle
10893
Voorstraat
7
3231BE
Brielle
10894
Voorstraat
21
3231BE
Brielle
10895
Voorstraat
25
3231BE
Brielle
10896
Voorstraat
27
3231BE
Brielle
10897
Voorstraat
29
3231BE
Brielle
10898
Voorstraat
31
3231BE
Brielle
10899
Voorstraat
35
3231BE
Brielle
10900
Voorstraat
37
3231BE
Brielle
10901
Voorstraat
39
3231BE
Brielle
10902
Voorstraat
43
3231BE
Brielle
10903
Voorstraat
45
3231BE
Brielle
10904
Voorstraat
47
3231BE
Brielle
10905
Voorstraat
51
3231BE
Brielle
10906
Voorstraat
55
3231BG
Brielle
10907
Voorstraat
57
3231BG
Brielle
10909
Voorstraat
59
3231BG
Brielle
10911
Voorstraat
61
3231BG
Brielle
10912
Voorstraat
63
3231BG
Brielle
10913
Voorstraat
65
3231BG
Brielle
10914
Voorstraat
67
3231BG
Brielle
10915
Voorstraat
69
3231BG
Brielle
10916
Voorstraat
75
3231BG
Brielle
10917
Voorstraat
79
3231BG
Brielle
10918
Voorstraat
81
3231BG
Brielle
10919
Voorstraat
85
3231BG
Brielle
10920
Voorstraat
95
3231BG
Brielle
10921
Voorstraat
97
3231BG
Brielle
10922
Voorstraat
99
3231BG
Brielle
10923
Voorstraat
101
3231BG
Brielle
10924
Voorstraat
103
3231BG
Brielle
10925
Voorstraat
113
3231BH
Brielle
10926
Voorstraat
115
3231BH
Brielle
10927
Voorstraat
117
3231BH
Brielle
10928
Voorstraat
119
3231BH
Brielle
10929
Voorstraat
121
3231BH
Brielle
10930
Voorstraat
123
3231BH
Brielle
10931
Voorstraat
129
3231BH
Brielle
10932
Voorstraat
131
3231BH
Brielle
10933
Voorstraat
133
3231BH
Brielle
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
85
mon.nr. straat
situering huisnr. postcode
plaats
10934
Voorstraat
135
3231BH
Brielle
10935
Voorstraat
137
3231BH
Brielle
10936
Voorstraat
139
3231BH
Brielle
10937
Voorstraat
141
3231BH
Brielle
10938
Voorstraat
143
3231BH
Brielle
10939
Voorstraat
157
3231BH
Brielle
10940
Voorstraat
159
3231BH
Brielle
10941
Voorstraat
2
3231BJ
Brielle
10942
Voorstraat
4
3231BJ
Brielle
10943
Voorstraat
10
3231BJ
Brielle
10944
Voorstraat
14
3231BJ
Brielle
10945
Voorstraat
18
3231BJ
Brielle
10946
Voorstraat
26
3231BJ
Brielle
10947
Voorstraat
28
3231BJ
Brielle
10948
Voorstraat
30
3231BJ
Brielle
10949
Voorstraat
34
3231BJ
Brielle
10950
Voorstraat
40
3231BJ
Brielle
10951
Voorstraat
50
3231BJ
Brielle
10952
Voorstraat
58
3231BJ
Brielle
10953
Voorstraat
64
3231BJ
Brielle
10954
Voorstraat
72
3231BK
Brielle
10955
Voorstraat
76
3231BK
Brielle
10956
Voorstraat
78
3231BK
Brielle
10957
Voorstraat
80
3231BK
Brielle
10958
Voorstraat
82
3231BK
Brielle
10959
Voorstraat
84
3231BK
Brielle
10960
Voorstraat
86
3231BK
Brielle
10961
Voorstraat
88
3231BK
Brielle
10962
Voorstraat
92
3231BK
Brielle
10963
Voorstraat
94
3231BK
Brielle
10964
Voorstraat
96
3231BK
Brielle
10965
Voorstraat
98
3231BK
Brielle
10966
Voorstraat
100
3231BK
Brielle
10967
Voorstraat
106
3231BK
Brielle
10968
Voorstraat
120
3231BK
Brielle
10969
Voorstraat
122
3231BK
Brielle
10970
Voorstraat
126
3231BK
Brielle
10971
Voorstraat
128
3231BK
Brielle
10972
Voorstraat
140
3231BL
Brielle
10973
Voorstraat
142
3231BL
Brielle
10974
Voorstraat
146
3231BL
Brielle
10975
Voorstraat
154
3231BL
Brielle
10976
Voorstraat
162
3231BL
Brielle
10977
Voorstraat
164
3231BL
Brielle
10978
Voorstraat
166
3231BL
Brielle
10979
Voorstraat
168
3231BL
Brielle
10980
Voorstraat
170
3231BL
Brielle
10981
Voorstraat
172
3231BL
Brielle
10982
Voorstraat
174
3231BL
Brielle
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
86
mon.nr. straat
situering huisnr. postcode
plaats
10983
Voorstraat
176
3231BL
Brielle
10984
Voorstraat
180
3231BL
Brielle
10985
Wellerondom
1
3231XV
Brielle
10986
Wellerondom
2
3231XV
Brielle
10987
Wellerondom
3
3231XV
Brielle
10988
Wellerondom
4
3231XV
Brielle
10989
Wellerondom
5
3231XV
Brielle
10990
Wellerondom
6
3231XV
Brielle
10991
Wellerondom
7
3231XV
Brielle
10992
Wellerondom
8
3231XV
Brielle
10993
Wellerondom
9
3231XV
Brielle
10994
Wellerondom
10
3231XV
Brielle
10995
Wellerondom
11
3231XV
Brielle
10996
Wellerondom
12
3231XV
Brielle
10997
Wellerondom
13
3231XV
Brielle
10998
Wellerondom
14
3231XV
Brielle
10999
Wellerondom
3231XV
Brielle
11000
Zuidspuistraat
2
3231AW
Brielle
11001
Vesting
3230AA
Brielle
11003
Vesting
3230AA
Brielle
11005
Vesting
3230AA
Brielle
26968
Vesting
3230AA
Brielle Brielle
26977
Slagveld
29
3231AN
360051
Asylplein
20A
3231VA
Brielle
518189
Maarland Noordzijde
3231CG
Brielle
tegenover 58
518190
Maarland Noordzijde
105
3231CH
Brielle
518191
Langesingel
2
3230AA
Brielle
8116
Vesting
3230AA
Brielle
Gemeentelijke monumenten Asylplein 2 Asylplein 3 Asylstraat 1 Coppelstockstraat 9 Coppelstockstraat 23-25-27 Coppelstockstraat 29 Franschestraat 2 Geuzenstraat 16 Koopmanstraat 5 Langestraat 74-76 Maarland Noordzijde 11 Molenstraat 6 Nobelstraat 22 Nobelstraat 57 (voorgevel) Nobelstraat 83 t/m 85 (restanten kapel) Rozemarijnstraat 43 Turfkade 16 Venkelstraat 18 Voorstraat 93 Vrouwenhoflaan 23-25-27
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
87
Bijlage 2 Uitwerking waarden beschermd stadsgezicht
In onderstaand overzicht zijn de te beschermen waarden per onderwerp opgenomen. Daarbij is aangegeven op welke manier deze waarden bescherming genieten binnen de Vesting van Brielle. In de kolom staat aangegeven of dit met de Kwaliteitsnota is geregeld of binnen het bestemmingsplan. De waarden die in dit overzicht worden benoemd komen voort uit het bestemmingsplan en de Kwaliteitsnota die in 2002 zijn vastgesteld. Op een enkele plaats wordt verwezen naar een kaart uit de Kwaliteitsnota. Deze kaart is opgenomen op het einde van deze bijlage. Verklaringen: Binnen de Kwaliteitsnota wordt verwezen naar gebied 1 (het historische kerngebied) en gebied 2 (het overige gebied). Indien wordt verwezen naar beide gebieden, is dit opgenomen als gebied 12. Voor het bestemmingsplan zijn de regels opgenomen binnen bestemmingen of dubbelbestemmingen. WR-C-1 staat voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en WR-C-2 voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 2'. Indien geen cijfer is opgenomen, is de bepaling opgenomen binnen beide dubbelbestemmingen Waarde - Cultuurhistorie. Bepaling van waarde
Wijze van verwerking
Omvang gebouwen De goot- en bouwhoogte die ten tijde van de tervisielegging van dit WR-C-1 plan aanwezig was, mag niet worden verruimd; Alle hoofdgebouwen dienen met een schuine kap te worden WR-C-1 afgedekt, waarvan de hellingshoek ten minste 45° en ten hoogste 60° mag bedragen met dien verstande dat de hellingshoek van aankappingen ten minste 15° en ten hoogste 60° mogen bedragen; De bijgebouwen met een vloeroppervlak groter dan 6 m² moeten WR-C-1 worden afgedekt met een schuine kap, waarvan de hellingshoeken ten opzichte van het horizontale vlak mogen bedragen: 1. niet minder dan 15° in geval van een aankapping; 2. niet minder dan 45° en niet meer dan 60° in de overige gevallen; Omvang andere bouwwerken bestemmingen Gebouwde erfafscheidingen welke als zodanig op de plankaart zijn Binnen aangeduid, dienen een hoogte van minimaal 1.70 m en maximaal waarbinnen tuinmuren 2.00 m te hebben. liggen met 'specifieke bouwaanduiding – tuinmuur' Materiaalgebruik Gevels of gedeelten van gevels van hoofdgebouwen alsmede van Kwaliteitsnota gebied 1 bijgebouwen voor zover deze een vloeroppervlak hebben van Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
88
meer dan 6 m², welke zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, mogen niet anders dan in baksteen al dan niet gecombineerd met glas en natuursteen, pleisterwerk of hout worden uitgevoerd; De daken van hoofdgebouwen moeten worden afgedekt met rode Kwaliteitsnota gebied 12 gegolfde gebakken pannen of met leien; De daken van bijgebouwen voor zover deze een vloeroppervlak Kwaliteitsnota gebied 1 hebben van meer dan 6 m², moeten worden afgedekt met rode gegolfde gebakken pannen of met leien; Gebouwde erfafscheidingen welke als zodanig op de plankaart zijn Kwaliteitsnota gebied 1 aangeduid, mogen uitsluitend bestaan uit baksteen, natuursteen of pleisterwerk De gevels overwegend uitvoeren in baksteen, dit in diverse Kwaliteitsnota gebied 1 authentiek verantwoorde nuanceringen qua kleur, formaat, metselverband, voegwerk, sauceen pleisterwerk en ambachtelijke detailleringen, dit zoveel mogelijk op concrete aanwijzingen van het bouwhistorisch onderzoek. Het houtwerk van puien, kozijnen, bewegende delen als ramen en Kwaliteitsnota gebied 1 deuren zoveel mogelijk detailleren conform de concrete aanwijzingen van het bouwhistorisch onderzoek. Hetzelfde geldt voor de kleurtoepassing van het schilderwerk, Kwaliteitsnota gebied 12 voorop staat kleuren te kiezen die overeenstemmen met de stijlperiode van het pand, anders kiezen voor klassieke oud-Hollandse kleuren, zoals crème voor het vaste werk en voor donkergroen, donkerrood of donkerblauw voor het bewegende werk. De daken dekken met keramische dakpannen, overwegend van Kwaliteitsnota gebied 12 een roodoranje kleur. Een eigentijdse vormgeving van buitengewone hoge Kwaliteitsnota gebied 12 architectonische kwaliteit, die in wezen voldoet aan de richtlijnen van bebouwing en welstand, is te verkiezen boven een historiserende en kopiërende architectonische vormgeving. Positionering gebouwen De hoofdgebouwen dienen aaneengesloten in het gevelfront te Opgenomen met gevellijn worden gebouwd; binnen WR-C-1 en WR-C-2 Openbare ruimte De vormgeving en inrichting van de openbare ruimte zorgvuldig Kwaliteitsnota gebied 1 ontwerpen en uitvoeren, dit met afstemming op de authentieke patronen en profielen. De verharding en het straatmeubilair uitvoeren in natuurlijke Kwaliteitsnota gebied 1 materialen. De kunstwerken zorgvuldig ontwerpen, zodat zij een waardevol Kwaliteitsnota gebied 1 onderdeel uitmaken van het stadsbeeld. De waterranden uitvoeren als kade, waar dit op kaart 51) als Kwaliteitsnota gebied 1 zodanig is weergegeven. De andere oevers uitvoeren als onverhard talud. De vormgeving van vaartuigen, die duurzaam blijven liggen zoals Kwaliteitsnota gebied 1 woonboten, moeten een sobere en eenvoudige vormgeving hebben en een materiaal- en kleurgebruik dat enerzijds afgestemd op authentieke vaartuigen en dat zich anderzijds goed verhoudt met het beschermde stadsgezicht. Bebouwingsrichtlijnen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
89
Panden met de voorgevel en voordeur presenteren in het In bp-regels en plankaart gevelfront. Bij hoekpanden deze oriënteren op de hiërarchisch mbv gevellijn binnen belangrijkste straat of plein. De gevelfronten en de hiërarchie is WR-C. voor hoeksituaties op kaart 51) aangegeven. Aaneengesloten bebouwing met gevelfronten in de rooilijn handhaven waar deze op kaart 51) als zodanig zijn aangegeven. Voor het overige in de straatfronten welbewust de openingen tussen de bebouwing openhouden.
In bp-regels en plankaart met gevellijn binnen WR-C. Bouwvlakken op plankaart, waarmee open delen worden gewaarborgd.
De pandbreedte gelijk houden aan de bestaande perceelbreedte. De perceelbreedtes handhaven, tenzij bouwhistorisch onderzoek anders aantoont. Bij eventuele samenvoeging van percelen is het vereist dat de afzonderlijkheid van de vormgeving van de panden op de percelen wordt bewaard. Dit geldt dus ook voor het pand achter de gevels.
Bp-regels en plankaart (ondergrond) + afwijking WR-C: bestaande bouwpercelen mogen niet worden samengevoegd + afwijking
door De bestaande - vaak niet rechte - hoek van de voorgevelrooilijn Indirect met de zijperceelsgrenzen handhaven. private/publieke bestemming)
grens
De karakteristiek van het gegeven huistype respecteren bij de Kwaliteitsnota gebied 1 ontwikkeling van een pand, dit aan de hand van de concrete bouwhistorische gegevens van het pand. De hoogteligging van de balklagen voor vloeren handhaven, tenzij Kwaliteitsnota gebied 1 bouwhistorische gegevens concrete andere aanwijzingen geven, die te verkiezen zijn. De gebouwen afdekken met een kap met een steile dakhelling.
Binnen WR-C
De gegeven kapvorm en dakhelling handhaven, tenzij In WR-C-1 opgenomen. bouwhistorische gegevens concrete aanwijzingen geven voor een andere kapvorm en dakhelling. In beginsel de kappen uitvoeren als zadeldak. Het diepe huistype In WR-C opgenomen. heeft de nokrichting van de kap dwars op de voorgevel. Het dwarse huistype heeft de nokrichting evenwijdig aan de voorgevel. Het samengestelde huistype heeft een kaprichting en vorm, die afhankelijk is van de wijze waarop de samenstelling is gevormd. De grote verscheidenheid aan bouwhoogten, gevelvormen en Indirect in bp-regels hoogteligging van de balklagen handhaven. Bij de beoordeling van een afzonderlijk bouwplan wordt ervoor gezorgd, dat in overeenstemming met de verscheidenheid in het ensemble wordt gehandeld. In het kernwinkelgebied is samenvoeging van ten hoogste twee Geen samenvoeging, tenzij panden voor een winkel tot maximaal een gezamenlijke afwijking. Geregeld binnen pandbreedte van 15.00 meter bespreekbaar, wanneer de bestemming Centrum en detailhandeltechnische noodzaak is aangetoond en op voorwaarde WR-C-1 dat de oorspronkelijke parcellering van het gevelfront en van de achterliggende gebouwenstructuur zowel op de beneden- als op de bovenverdiepingen wordt aangehouden. Boven winkels moeten bovenwoningen opgenomen worden, dit bij Bestemming Centrum in voorkeur met een zelfstandige opgang vanuit de Voorstraat of bij die zin dat op de verdieping een hoekpand vanuit de zijstraat. woningen gerealiseerd moeten kunnen worden. opgenomen. Ter plaatse van het op kaart 51) aangegeven gevelfront mogen WR-C-1 met gevellijn geen garages en pakhuizen komen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
90
In de kap mag hooguit één woonlaag worden aangebracht.
WR-C-1
Architectonische richtlijnen De vormgeving en detaillering van de gebouwen sluit aan op de Kwaliteitsnota gebied 12 cultuurhistorisch en bouwhistorisch karakteristieke eigenschappen die een pand bij zijn ontstaan heeft meegekregen dan wel in de loop van de tijd heeft verworven. De concrete resultaten van het bouwhistorisch onderzoek van een Kwaliteitsnota gebied 12 pand worden gehanteerd als richtinggevende aanwijzingen bij de ontwikkeling van het pand, dit zowel in zijn bouwstructurele opzet als in de vormgeving, detaillering en materiaal- en kleurkeuze. De hoofdvolumes van de gebouwen, met uitzondering van de Impliciet geregeld. voorgevels, mogen alleen dan van ondergeschikte volumes Voorgevels moeten in worden voorzien, wanneer de zichtbaarheid en voelbaarheid in voorgevelrooilijn. stand blijft van zowel het hoofdvolume als de afzonderlijke Dakkapellen zijn (onder grensvlakken (muurvlakken, dakvlakken). voorwaarden) toegestaan. Binnen binnentuinzones is minder erfbebouwing toegestaan. De goothoogte en de plaats van de achtergevel ongelijk houden WR-C-1 met de belendende panden, tenzij deze nu gelijk zijn of tenzij Goothoogte mag bouwhistorisch onderzoek concrete andere aanwijzingen geeft. worden gewijzigd
niet
De voorgevel heeft een verticaal gerichte compositie met daarin Kwaliteitsnota gebied 12 raamopeningen met een staande diagonaal en vrij smalle muurdammen. De voorgevels die nu op vlucht staan, moeten bij verbouw of WR-C-1 herbouw weer op vlucht worden gebouwd. De vormgeving van de voorgevel wordt in zoverre afgestemd op de Kwaliteitsnota gebied 1 belendende panden, zodat de verscheidenheid in maatvoering, vormgeving, materiaalgebruik en afwerking en in kleurgebruik in het geheel van het omringende stadsbeeld blijft bestaan. Hardstenen stoep voor het huis met stoeppalen en Binnen bestemmingen smeedijzerwerk, zeker daar waar deze stoepen op kaart 51) zijn Verkeer en aangegeven. Verkeer-Verblijfsgebied Met aanduiding 'specifieke vorm van waarde – stoep' De voorgevel verticaal beëindigen met een topgevel of horizontaal Kwaliteitsnota gebied 1 met een lijst of kroonlijst. Luifels komen niet overeen met de eigenschappen van het WR-C-1 en WR-C-2 stadsbeeld van Brielle. Luifels zijn in en aan het openbare gebied niet toegestaan, ook niet bij winkels. De achtertuinen worden vanaf de zijstraat en de achterstraat Binnen bestemming Tuin afgeschermd met manshoge muren (1.80 - 2.00 m hoog) met en erfregeling daarin gesloten houten geschilderde plankendeuren of + Regels in kwaliteitsnota smeedijzeren hekken. mbt materiaal erfafscheiding Binnenterreinen en erven De binnentuinzones, zoals op kaart 51) aangeven, zo groen Bestemming Tuin met mogelijk houden. Verhardingen beperken tot het strikt aanduiding 'bijgebouwen' noodzakelijke. Geen parkeren in de binnentuinzones. en Kwaliteitsnota gebied 1 Waardevolle bomen in de binnentuinen moeten gespaard worden. Niet opgenomen in regeling Onder de kroonprojectie van een waardevolle boom mag niet bestemmingsplan of
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
91
gebouwd worden.
kwaliteitsnota. Wordt anderszins geregeld.
De achtergevel van een hoofdgebouw aan het binnenterrein moet Kwaliteitsnota gebied 1 van een beduidend soberder en eenvoudiger vormgeving, detaillering en materiaalgebruik zijn dan de voorgevel. Hetzelfde geldt voor aan- en bijgebouwen op de erven ten opzichte van het hoofdgebouw. De erfbebouwing krijgt pannendaken als dakbedekking en wordt uitgevoerd in materialen en kleuren, zoals vanouds in zwang binnen de Vesting. Onderdelen en toevoegingen aan gebouwen reclame-uitingen De toegelaten aard, vorm en grootte van reclame-uitingen zijn Voor geregeld in de reclamenota Brielle 2007. moet aan de reclamenota Brielle 2007 worden getoetst. Dakkapellen In het gevelfront langs de straat kunnen alleen dan dakkapellen of Kwaliteitsnota gebied 12 dakramen worden opgenomen, als dit volkomen harmonieert in de architectuur van de voorgevel Hetzelfde is op een soberder en eenvoudiger niveau van Kwaliteitsnota gebied 12 toepassing op de achtergevel. Op de zijvlakken van het dak zijn dakkapellen niet wenselijk.
WR-C
Op dakvlakken, anders dan het voorgeveldakvlak, mogen WR-C-1 en -2 dakkapellen in de breedte gemeten gezamenlijk hooguit eenderde van het dakvlak beslaan, het oppervlak van de dakkapel mag geen groter oppervlak beslaan dan eenderde van het onderhavige dakvlak en dit voor niet meer dan één laag in de kap. Een dakkapel moet aan de onderzijde ten minste 2 dakpannen uit de goot blijven en aan de bovenzijde moet hij ten minste 0.50 meter uit de nokvorst blijven. De dakkapel zal op ten minste 1.20 meter van het pand. De afstand tot de voorgevel het pand moet ten minste 3.60 meter zijn. kunnen grotere afstanden worden geëist, dakkapel kan leiden.
blijven uit de zijgevel WR-C of de achtergevel van In specifieke situaties wat tot een smallere
Rolluiken Kwaliteitsnota gebied 12 Rolluiken betekenen, zeker in een historische stad, een grote bedreiging voor de ruimtelijke en architectonische kwaliteiten van het openbare gebied. Buiten de openingstijden van de winkels zorgen rolluiken voor een onaantrekkelijke uitstraling op de omgeving en daarbij wordt de sociale veiligheid negatief beïnvloed. Rolluiken moeten uit deze overwegingen zoveel mogelijk geweerd worden uit de historische stad. Rolluiken zijn zowel voor als in het gevelvlak niet toegestaan. Ingeval uit veiligheidsoverwegingen geen alternatief beschikbaar is, kunnen inpandig en achter de beglazing rolluiken in overweging worden genomen, wanneer het doorzicht minimaal 70% blijft en indeling, materiaal en kleur wordt afgestemd op de gevelarchitectuur. Antennes Opgenomen binnen WR-C, een Antennes en schotelantennes worden niet toegestaan in het met gebied van de vesting Brielle. Een uitzondering kan gemaakt afwijkingsmogelijkheid. worden ingeval deze bouwwerken strikt noodzakelijk zijn voor de
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
92
bedrijfsvoering en er geen alternatieven mogelijk zijn. De plaatsing en vormgeving in al zijn onderdelen en aspecten zal bij een dergelijke uitzondering zorgvuldig uitgevoerd moeten worden. Dakdoorbrekingen Kwaliteitsnota gebied 12 Dakdoorbrekingen, die noodzakelijk zijn voor ventilatie, afvoer en dergelijke, moeten zoveel mogelijk samen worden gegroepeerd en voorzien van een verschijning, die qua vormgeving goed afgestemd is op het karakter van het gebouw en het stadsbeeld. Kwaliteitsnota gebied 1 Zonweringen Zonweringvoorzieningen, zoals markiezen en uitzetluifels aan gevels zijn alleen toelaatbaar wanneer deze zowel in opgevouwen als uitgezette toestand qua vorm, materiaal en kleur, zorgvuldig afgestemd zijn op de gevelarchitectuur, het straatbeeld en het omringende stadsbeeld. Zonnepanelen Zonnepanelen en cellen zijn niet toegestaan.
Opgenomen in WR-C-1, met afwijking wel mogelijk.
1) Bedoeld wordt kaart 5 uit de Kwaliteitsnota uit 2002. Ter verduidelijking is deze kaart hieronder opgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
93
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
94
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
95
Bijlage 3
3.1
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Algemeen
Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar). In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
3.2
Toepassing 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'
Algemeen De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' ('standaard SvB') zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009), op de Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen1. De 'standaard SvB' kan in verschillende situaties gehanteerd worden, bijvoorbeeld: om de milieuzonering van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen; in buitengebieden; op losliggende relatief grootschalige bedrijfspercelen op enige afstand van burgerwoningen; om indien gewenst de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten te regelen in stedelijk gebied of (delen van) woongebieden met enige vorm van bedrijvigheid. In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten. Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling In de 'standaard SvB' is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
96
milieucategorie. Daarnaast vermeldt de 'standaard SvB' indicaties voor verkeersaantrekkende werking. Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de 'standaard SvB' gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Omgevingstype rustige woonwijk In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied. Omgevingstype gemengd gebied In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. Bedrijfswoningen Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Te hanteren richtafstanden De 'standaard SvB' onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
97
milieucategorie
richtafstand (in meters) rustige woonwijk 1
gemengd gebied
1
10
0
2
30
102
3.1
50
30
3.2
100
50
4.1
200
100
4.2
300
200
5.1
500
300
5.2
700
500
5.3
1.000
700
6
1.500
1.000
1
Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken. 2 Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving zelfs toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing in gemengde gebieden. Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen In de 'standaard SvB' zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft: bedrijven die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn; bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico; bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen. In de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan. De toegepaste 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' De in dit bestemmingsplan opgenomen 'standaard SvB' komt in verregaande mate overeen met de VoorbeeldStaat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. In de toegepaste 'standaard SvB' zijn alle activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen (toevoegingen en weglatingen) ten opzichte van de activiteiten die in de VoorbeeldStaat zijn opgesomd. Onder de volgende SBI-codes 0112, 014, 05011, 05012, 0502, 2612, 63.1 en 63.21 zijn activiteiten toegevoegd die vallen onder de definitie 'bedrijf'. In de VNG-publicatie is een aparte lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst is verwerkt in de 'standaard SvB' voor zover sprake is van activiteiten die vallen onder het begrip 'bedrijf'. Hierdoor hebben toevoegingen plaatsgevonden bij de SBI-code 51.512. Groothandels voor professioneel vuurwerk en vuurwerkfabrieken zijn vanwege strenge eisen uit het Vuurwerkbesluit nooit toegestaan op een bedrijventerrein en dus niet in de 'standaard SvB' opgenomen. Dit geldt ook voor bedrijven die kernenergie produceren. Bij enkele activiteiten heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten van deze
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
98
activiteiten. Inschatting van milieueffecten heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde expertise die bij het opstellen van de nieuwe VNG-uitgave is gebruikt. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie van de categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang het oppervlak van het bedrijf: 15.2 en 51.8. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie naar categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang sprake is van reparatie of incidenteel bouwen dan wel reguliere productie: 29 en 35.1. Voor aannemers, SBI-code 45, is een nadere indeling van diverse aannemersactiviteiten gemaakt met bijbehorende categorie-indeling.
3.3
Flexibiliteit
De 'standaard SvB' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de 'standaard SvB' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van de 'standaard SvB' en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de 'standaard SvB' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal twee categorieën (dus bijvoorbeeld categorie 3.2 in plaats van 2 of categorie 4.2 in plaats van 3.2). Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de 'standaard SvB' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning kan toestaan. Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. In de 'standaard SvB' is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de 'standaard SvB' aangegeven met een 'C' in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen. Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking middels een omgevingsvergunning wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. SBI 93/standaard SvB oktober 2010
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
99
Bijlage 4
Toelichting op de Staat van Horecaactiviteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door 'gewone' niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder: geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving; (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/parkeerdruk. Analoog aan de regeling voor 'gewone' bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden: indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën; onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid; uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan. Gehanteerde criteria Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria: de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden; deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen (er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functioneren van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV);
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
100
de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
Categorieën van horeca-activiteiten Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): 1. 'lichte horeca': Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden: a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen; b. overige lichte horeca: restaurants; c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. 2. 'middelzware horeca': Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. 3. 'zware horeca': Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden. Flexibiliteit De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planregels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten en een dergelijk bedrijf één categorie lager kan indelen. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat een omgevingsvergunning tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een omgevingsvergunning te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een omgevingsvergunning worden verleend. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
101
Bijlage 5
Bureauonderzoek flora en fauna
Ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Huidige situatie Het plangebied bestaat uit de oude stadskern van Brielle. Met name de vestingwallen zijn voor de natuurwaarden van belang. Binnen de vesting zijn echter ook de bebouwing en (oudere) bomen waardevol voor diverse soorten. Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het kader hiervan is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd, waarin is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst. Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt. Normstelling Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
102
er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil). Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
103
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op relatief grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door het consoliderende bestemmingsplan. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde. Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Vaatplanten Met name de vestingwallen zijn van belang voor (beschermde) planten. Op de wallen en in en langs het water zijn mogelijk groeiplaatsen van de algemeen voorkomende en licht beschermde brede wespenorchis, zwanenbloem, dotterbloem en grote kaardenbol aanwezig. De vestingwerken en de oude gebouwen bieden op veel plaatsen geschikte groeimilieus voor muurplanten. Plaatselijk algemeen voorkomende soorten zijn muurvaren en muurleeuwenbek. Deze soorten zijn kenmerkend voor verticale, humusarme muren en treden vaak op als pioniers. Door de verlaging van de zuurgraad en verhoging van het humusgehalte maken ze de groeiplaats geschikt voor andere soorten. Het is dan ook goed mogelijk dat zich in het plangebied reeds nieuwe en zeldzame soorten als blaasvaren, schubvaren en steenbreekvaren hebben gevestigd. Vogels De vestingwallen zijn van belang als broed- en foerageergebied voor veel zangvogels, onder andere tuinfluiter, zwartkop, braamsluiper, fitis, tjiftjaf, staartmees, putter en mogelijk ook boomkruiper. 's Winters foerageren er tientallen sijzen, kepen, putters en mezensoorten. De rietkragen bieden overwinteringsgebied aan enkele roerdompen, waterrallen en ijsvogels. Verder komen in de vestingwallen nog enkele algemene broedvogels voor, onder andere fuut, kleine karekiet en rietgors. In de tuinen, plantsoenen en groenstroken binnen de vesting komen meer algemene tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. In de oude binnenstad broeden onder andere enkele torenvalken (in de St. Catharijnekerk), redelijk wat huiszwaluwen en een behoorlijk aantal gierzwaluwen. Ook de huismus kan in de bebouwing broeden. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai en groene specht. De watergangen- en partijen kunnen leefgebied bieden aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
104
Zoogdieren In het plangebied komen soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn voor. De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De vestingwallen, tuinen en grachten kunnen daarnaast fungeren als primair foerageergebied of onderdeel zijn van een vaste migratieroute van vleermuizen. Amfibieën De verwachting is dat algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad voorkomen in het plangebied. Vissen In de watergangen leeft zeer waarschijnlijk ook de beschermde kleine modderkruiper. Andere beschermde vissoorten zijn hier niet te verwachten. Overige soorten Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. In tabel B.5.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel B.5.1: Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime vrijstellingsregeling Ffw
tabel 1
brede wespenorchis, zwanenbloem, dotterbloem en grote kaardenbol mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker
ontheffingsregeling Ffw
tabel 2
blaasvaren, steenbreekvaren
schubvaren
en
kleine modderkruiper tabel 3 vogels
bijlage 1 AMvB
geen
bijlage IV HR
alle vleermuizen
cat. 1 t/m 4
gierzwaluw en huismus
cat. 5
boomkruiper, groene huiszwaluw, ijsvogel, torenvalk en zwarte kraai
specht, koolmees,
Toetsing en conclusie Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
105
overtredingen van de Ffw niet optreden. Onderhavig bestemmingsplan is consoliderend van aard. Als gevolg van dit bestemmingsplan worden dan ook geen werkzaamheden voorzien die kunnen leiden tot overtreding van de Ffw. De Ffw staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met het volgende: Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl). Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Voorafgaand aan de kap van bomen en/of de sloop van bebouwing dient onderzocht te worden of vogels met vaste nesten voorkomen. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn2. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten3 is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd. Bij de kap van bomen, sloop van bebouwing en/of aantasting van groen- en waterstructuren is nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen (tabel 3 Bijlage IV HR) noodzakelijk. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen, foerageergebieden of vliegroutes aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bepaald te worden of het plan uitvoerbaar is. In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) voor. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens werkzaamheden aan of het dempen van watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden. Voorafgaand aan sloop of werkzaamheden van oude muren is nader onderzoek naar beschermde muurplanten noodzakelijk. Behoud van de groeiplaatsen dient voorop te staan. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
106
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
107
Bijlage 6
RO scholenlocatie
Opgenomen als separate bijlage
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
108
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
109
Bijlage 7
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Overlegreacties
050100.15818.00
regels
111
Inhoud van de regels Hoofdstuk 1
Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
113
Artikel 2
Wijze van meten
120
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
Artikel 3
Bedrijf
121
Artikel 4
Centrum
123
Artikel 5
Cultuur en Ontspanning
126
Artikel 6
Detailhandel
127
Artikel 7
Groen
128
Artikel 8
Horeca
129
Artikel 9
Kantoor
130
Artikel 10
Maatschappelijk
131
Artikel 11
Tuin
133
Artikel 12
Verkeer
134
Artikel 13
Verkeer - Verblijfsgebied
136
Artikel 14
Water
137
Artikel 15
Wonen
138
Artikel 16
Waarde - Archeologie - 1
140
Artikel 17
Waarde - Archeologie - 2
142
Artikel 18
Waarde - Archeologie - 3
144
Artikel 19
Waarde - Cultuurhistorie - 1
146
Artikel 20
Waarde - Cultuurhistorie - 2
150
Artikel 21
Waterstaat - Waterkering
152
Hoofdstuk 3
Algemene regels
Artikel 22
Antidubbeltelregel
153
Artikel 23
Algemene bouwregels
153
Artikel 24
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
153
Artikel 25
Algemene aanduidingsregels
154
Artikel 26
Algemene afwijkingsregels
155
Artikel 27
Algemene wijzigingsregels
155
Artikel 28
Overige regels
155
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Artikel 29
Overgangsrecht
157
Artikel 30
Slotregel
158
Bijlagen bij de regels
113
121
153
157
159
Bijlage 1
Staat van Bedrijfsactiviteiten
161
Bijlage 2
Staat van Horeca-activiteiten
163
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
112
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
113
Hoofdstuk 1
Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan
het bestemmingsplan Vesting van de gemeente Brielle.
1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat NL.IMRO.0501.Vesting-0130 met de bijbehorende regels.
1.3
in
het
GML-bestand
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5
aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6
aan-huis-gebonden beroepen
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7
achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan, uitgezonderd brandgangen.
1.8
antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
114
1.9
antenne-installaties
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10
archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologische monumentenzorg.
1.11
archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die daartoe gespecialiseerd is.
1.12
archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.13
bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14
bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.15
bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.16
bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.17
bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
115
1.20
Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.21
bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.22
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.24
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.
1.25
bouwmarkt
een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.
1.26
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27
bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.28
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30
bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
116
1.31
café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.32
consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.33
cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.34
dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.35
dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.36
dansschool
een inrichting waarin voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimten dansen en het geven van onderricht daarin, zonder dat zalen worden verhuurd en zonder dat gelegenheid wordt geboden voor het houden van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziekof dansevenementen.
1.37
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.38
detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën: a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen; b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen; c. tuincentra; d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering; e. bouwmarkten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
117
1.39
dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.40
discotheek of dancing
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.
1.41
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42
geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.43
hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.44
horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.45
hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.46
huishouden
een groep mensen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid.
1.47
kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.48
kap
een constructie van één of meer dakvlakken.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
118
1.49
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.50
landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.51
luifel
een overkapping in openbaar toegankelijke gebied die is bevestigd aan een gebouw.
1.52
monumentendeskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake monumenten en/of cultuurhistorie.
1.53
natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.54
NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.55
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, openbare toiletten, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.56
ondergeschikte horeca
horecavoorzieningen behorende bij en ondergeschikt aan een andere hoofdfunctie op hetzelfde perceel.
1.57
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.58 a. b.
peil
voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
119
1.59
platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.
1.60
professioneel vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.
1.61
restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.62
Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.63
Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.64
verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.65
voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.66
Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.67
wonen
het houden van verblijf in een woning.
1.68
woning
een complex van ruimten geschikt voor de huisvesting van één huishouden.
1.69
woonschip
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf. 1.70
zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel, uitgezonderd brandgangen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
120
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3
breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4
dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6
hoogte van een woonschip
vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.
2.7
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9
oppervlakte van een woonschip
tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.
2.10
vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
121
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een aannemingsbedrijf annex houtzagerij, voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens ter herstel, bescherming en veiligstelling van cultuurhistorische waarden; d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen; e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen; met dien verstande dat: f. ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en 'Waarde Cultuurhistorie - 2' het bepaalde in artikel 19 en/of artikel 20 in acht genomen moeten worden.
3.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 19.2 en lid 20.2 : 3.2.1 Hoofdgebouwen a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. indien aangegeven, bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte. 3.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; b. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m; c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 60% van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' geen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. 3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m; b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
122
3.3
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan; b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan; d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage; e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan; f. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan; g. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
3.4
Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1: a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd; b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd. 3.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf te wijzigen naar Wonen en Tuin ten behoeve van wonen, met dien verstande dat: a. de voortzetting van het bedrijf om economische redenen niet langer mogelijk is; b. de nieuwe woningen in omvang en positionering aansluiten op de bebouwing in de directe omgeving; c. de bodem geschikt is voor de beoogde functie; d. de flora- en faunawet de wijziging van de functie niet in de weg staat; e. alvorens te besluiten, winnen burgemeester en wehouders advies in of de waarden van het beschermd stadsgezicht niet worden aangetast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
123
Artikel 4 4.1
Centrum
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond; b. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond; c. kantoren, uitsluitend op de begane grond; d. wonen, met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; e. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond; f. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en bergplaatsen; g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel': tevens een hotel; h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel op verdieping': tevens een hotel op de verdieping(en); i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - café': tevens een café(-restaurant), uitsluitend op de begane grond; j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - dancing': tevens een dancing, uitsluitend op de begane grond; k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - partycentrum': tevens een partycentrum, uitsluitend op de begane grond; l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant': tevens een restaurant, uitsluitend op de begane grond; m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - verdieping' zijn de functies als bedoeld onder h tot en met l eveneens op de verdieping toegestaan; n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur': uitsluitend een tuinmuur; o. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens een terras; p. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein; q. ter plaatse van de aanduiding 'sport': tevens een sportschool; r. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losruimten, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en wegen; met dien verstande dat: s. ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en 'Waarde Cultuurhistorie - 2' het bepaalde in artikel 19 en/of artikel 20 in acht genomen moeten worden.
4.2
Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 19.2 en lid 20.2: 4.2.1 Hoofdgebouwen a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. indien aangegeven, bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; c. bestaande hoofdgebouwen worden niet samengevoegd; d. per hoofdgebouw moeten op de verdieping woningen gerealiseerd kunnen worden; e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is op de begane grond geen hoofdgebouw toegestaan; f. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal woningen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
124
4.2.2 Garages a. ter plaatse van de aanduiding 'garage' worden uitsluitend garages, bergplaatsen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd; 4.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; b. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m; c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 60% van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat dit percentage ten hoogste 30% bedraagt indien op de begane grond wordt gewoond; d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet toegestaan. 4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur' dient een erfafscheiding te worden gerealiseerd op de bestemmingsgrens; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur' bedraagt de bouwhoogte van de erfafscheiding ten minste 1,70 m en ten hoogste 2,00 m; d. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3
Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Samenvoeging Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder c, met dien verstande dat de breedte van de samengevoegde hoofdgebouwen niet meer bedraagt dan 15 m en is aangetoond dat een samenvoeging noodzakelijk is ten behoeve van een goede bedrijfsvoering, met dien verstande dat samenvoeging niet meer kan gebeuren bij de horecabedrijven als bedoeld onder 27.2. 4.3.2 Oppervlakte aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder c teneinde bebouwing tot ten hoogste 100% respectievelijk 60% van het erf mogelijk te maken, indien dit in verband met de in de aangrenzende bebouwingsstrook plaatsvindende activiteiten noodzakelijk is met dien verstande dat daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruikswaarde van het naastliggende erf.
4.4
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan; d. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m². e. per hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, bedraagt het aantal woningen niet meer dan het bestaand aantal woningen;
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
125
f.
4.5
permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft, bewoning als afhankelijke woonruimte en kamerbewoning is niet toegestaan.
Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten Het bevoegd gezag kan voor nieuwe activiteiten bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1: a. onder b om horecabedrijven toe te laten uit ten hoogste categorie 2, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot categorie 1a; b. onder b om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot categorie 1a; c. onder g, h, i, j, k of l om horecabedrijven toe te laten uit ten hoogste categorie 2, voor zover de milieuruimte van het betrokken bedrijf naar aard en invloed geen negatief effect heeft op het leefklimaat in de omgeving. 4.5.2 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1 : a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd; b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd. 4.5.3 Toestaan functies op verdieping a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1 onder a, b, c, e, g, i, j en l ten einde deze functies op de verdieping toe te staan, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot onevenredige hinder voor de naastgelegen percelen. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1 onder h ten einde een hotel op de verdieping toe te staan, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot onevenredige hinder voor de naastgelegen percelen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
126
Artikel 5 5.1
Cultuur en Ontspanning
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. dansscholen; b. uitsluitend ter plaatsen van de aanduiding 'specifieke vorm cultuur en ontspanning schietvereniging': uitsluitend beoefening van schietsport, uitsluitend in gebouwen; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen; met dien verstande dat: d. ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en 'Waarde Cultuurhistorie - 2' het bepaalde in artikel 19 en/of artikel 20 in acht genomen moeten worden.
5.2
Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 19.2 en lid 20.2: 5.2.1 Gebouwen a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. indien aangegeven, bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; a. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; b. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. 5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
127
Artikel 6 6.1
Detailhandel
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen; met dien verstande dat: c. ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en 'Waarde Cultuurhistorie - 2' het bepaalde in artikel 19 en/of artikel 20 in acht genomen moeten worden.
6.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 19.2 en lid 20.2: 6.2.1 Gebouwen a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. indien aangegeven, bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; c. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. 6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
6.3
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; c. detailhandel in volumineuze goederen of grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
128
Artikel 7 7.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden; b. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden': tevens het behoud en/of herstel van natuur- en landschapswaarden; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vesting'; tevens voor het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden; d. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen; met dien verstande dat: e. ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en 'Waarde Cultuurhistorie - 2' het bepaalde in artikel 19 en/of artikel 20 in acht genomen moeten worden.
7.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 19.2 en lid 20.2: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' een onderdoorgang, tunnel of poort is toegestaan; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - vesting' bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 6 m; c. voor zover gelegen buiten de aanduiding 'specifieke vorm van groen - vesting' bedraagt de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 9 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt elders ten hoogste 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
129
Artikel 8 8.1
Horeca
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. horecabedrijven uit categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1': tevens een café, uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen; met dien verstande dat: d. ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en 'Waarde Cultuurhistorie - 2' het bepaalde in artikel 19 en/of artikel 20 in acht genomen moeten worden.
8.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 19.2 en lid 20.2: 8.2.1 Hoofdgebouwen a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. indien aangegeven, bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte. 8.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; b. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m; c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 60% van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwvlak. 8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 8.3
Specifieke gebruiksregels
Terrassen zijn niet toegestaan. 8.4
Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1: a. om horecabedrijven toe te laten uit ten hoogste categorie 2, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 8.1 genoemd; b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in lid 8.1 genoemd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
130
Artikel 9 9.1
Kantoor
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen; met dien verstande dat: c. ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en 'Waarde Cultuurhistorie - 2' het bepaalde in artikel 19 en/of artikel 20 in acht genomen moeten worden.
9.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 19.2 en lid 20.2: 9.2.1 Gebouwen a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. indien aangegeven, bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; c. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. 9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 9.3
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied' de bestemming te wijzigen ten behoeve van wonen, met dien verstande dat: a. de bodem geschikt is voor de beoogde functie; b. alvorens te besluiten, winnen burgemeester en wehouders advies in of de waarden van het beschermd stadsgezicht niet worden aangetast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
131
Artikel 10 10.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen en verenigingsleven; b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens één dienstwoning; c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor het herstel, bescherming en veiligstelling van cultuurhistorische waarden; d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren; e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens bij de bestemming behorende ondergeschikte horeca; f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel; g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur': uitsluitend een tuinmuur; h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen; met dien verstande dat: i. ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en 'Waarde Cultuurhistorie - 2' het bepaalde in artikel 19 en/of artikel 20 in acht genomen moeten worden.
10.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 19.2 en lid 20.2: 10.2.1 Gebouwen a. ter plaatse van het bouwvlak worden hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gebouwd; b. indien aangegeven, bedraagt binnen het bouwvlak de goothoogte van gebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; c. indien aangegeven, bedraagt binnen het bouwvlak de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; d. indien aangegeven, bedraagt de dakhelling ten minste de met de aanduiding 'minimale dakhelling' aangegeven helling; e. indien aangegeven, bedraagt de dakhelling ten hoogste de met de aanduiding 'maximale dakhelling' aangegeven helling; f. de inhoud van een dienstwoning bedraagt ten hoogste 500 m3; g. ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden uitsluitend aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gebouwd; h. ter plaatse van de aanduiding 'erf' bedraagt de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; i. ter plaatse van de aanduiding 'erf' bedraagt de bouwhoogte van overkappingen ten hoogste 3 m; j. ter plaatse van de aanduiding 'erf' bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 30% met een maximum van 40 m2.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
132
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur' dient een erfafscheiding te worden gerealiseerd op de bestemmingsgrens; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur' bedraagt de bouwhoogte van een erfafscheiding ten minste 1,70 m en ten hoogste 2,00 m; d. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
133
Artikel 11 11.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur': uitsluitend een tuinmuur; met dien verstande dat: c. ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en 'Waarde Cultuurhistorie - 2' het bepaalde in artikel 19 en/of artikel 20 in acht genomen moeten worden.
11.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 19.2 en lid 20.2: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen tevens aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 20 m2 per perceel bedraagt; c. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; d. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn of op een afstand van 1 m of minder van openbaar toegankelijk gebied, bedraagt ten hoogste 1 m; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur' dient een tuinmuur te worden gerealiseerd op de bestemmingsgrens; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur' bedraagt de bouwhoogte van de muur ten minste 1,70 m en ten hoogste 2,00 m; g. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
134
Artikel 12 12.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - stoep': uitsluitend ten behoeve van een voetpad en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen; c. ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens voor terrassen ten behoeve van horecabedrijven; d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens voor onderwijsdoeleinden, uitsluitend op de eerste verdieping en hoger; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': tevens een hijsinstallatie ten behoeve van schepen; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur': uitsluitend een muur; g. galerijen, balkons, afdaken en andere ondergeschikte delen van gebouwen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen; h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, evenementen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water; met dien verstande dat: i. ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en 'Waarde Cultuurhistorie - 2' het bepaalde in artikel 19 en/of artikel 20 in acht genomen moeten worden.
12.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 19.2 en lid 20.2: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens een poort is toegestaan; b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' mogen tevens gebouwen worden gebouwd op de eerste verdieping en hoger, met dien verstande dat de goothoogte ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte bedraagt; c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen galerijen, balkons, afdaken en andere ondergeschikte delen van gebouwen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat deze worden gebouwd: 1. op een hoogte van ten minste 4,2 m boven een weg; 2. op een hoogte van ten minste 4,2 m boven een strook ter breedte van 1,5 m langs een weg; 3. ten minste 2,2 m boven een voetpad; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' bedraagt de bouwhoogte van hijsinstallaties ten behoeve van schepen ten hoogste 8 m; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur' dient een tuinmuur te worden gerealiseerd; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur' bedraagt de bouwhoogte van de muur ten minste 1,70 m en ten hoogste 2,00 m; g. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m; h. de bouwhoogte van overig straatmeubilair bedraagt ten hoogste 4 m; i. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
135
12.3
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 12.1 ten behoeve van terrassen, met dien verstande dat de verkeersveiligheid niet in het geding is en het terras geen onevenredige hinder mag veroorzaken naar omliggende gevoelige functies.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
136
Artikel 13 13.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - stoep': uitsluitend ten behoeve van een voetpad; c. terrassen ten behoeve van horecabedrijven; d. galerijen, balkons, afdaken en andere ondergeschikte delen van gebouwen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen; e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, evenementen, reclame-uitingen en water; met dien verstande dat: f. ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en 'Waarde Cultuurhistorie - 2' het bepaalde in artikel 19 en/of artikel 20 in acht genomen moeten worden .
13.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 19.2 en lid 20.2: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen galerijen, balkons, afdaken en andere ondergeschikte delen van gebouwen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat deze worden gebouwd: 1. op een hoogte van ten minste 4,2 m boven een weg; 2. op een hoogte van ten minste 4,2 m boven een strook ter breedte van 1,5 m langs een weg; 3. ten minste 2,2 m boven een voetpad; c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m; d. de bouwhoogte van overig straatmeubilair bedraagt ten hoogste 4 m; e. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
137
Artikel 14 14.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De a. b. c. d.
voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: verkeer te water; haven, inclusief innamepunt voor afval- en bilgewater; water ten behoeve van de waterhuishouding; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vesting': tevens voor het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden; e. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': tevens voor ligplaatsen voor woonschepen; met dien verstande dat: f. ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en 'Waarde Cultuurhistorie - 2' het bepaalde in artikel 19 en/of artikel 20 in acht genomen moeten worden .
14.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 19.2 en lid 20.2: a. op deze gronden mogen uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en aanlegsteigers worden gebouwd; b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
14.3
Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' is het innemen van een ligplaats met meer dan 2 woonschepen en met woonschepen met een hoogte en oppervlakte van meer dan 2,7 m respectievelijk 80 m², niet toegestaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
138
Artikel 15 15.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De a. b. c.
voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen; ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel en dienstverlening; ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen; d. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': tevens detailhandel en bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede een zeilmakerij als bedoeld in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 1': tevens een galerie; f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren; g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur': uitsluitend een tuinmuur; h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen; met dien verstande dat: i. de functies onder b, d, e en f uitsluitend plaatsvinden op de begane grond; ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en 'Waarde Cultuurhistorie - 2' het bepaalde in artikel 19 en/of artikel 20 in acht genomen moeten worden.
15.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 19.2 en lid 20.2: 15.2.1 Hoofdgebouwen a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. indien aangegeven, bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; c. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal woningen. 15.2.2 Garages a. ter plaatse van de aanduiding 'garage' worden uitsluitend garages, bergplaatsen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd. 15.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; b. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m; c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 30% van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwvlak met een maximum van 40 m². 15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur' dient een erfafscheiding te worden gerealiseerd op de bestemmingsgrens; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur' bedraagt de bouwhoogte van een erfafscheiding ten minste 1,70 m en ten hoogste 2,00 m; d. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
139
e.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
15.3
Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing past binnen de karakteristiek van het plangebied en tevens geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en de lichttoetreding van de naastgelegen woningen, met dien verstande dat: a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad; b. de goothoogte van de gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m; c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 15.2.3 onder c ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
15.4 a. b. c.
Specifieke gebruiksregels
De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m². Per hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, bedraagt het aantal woningen niet meer dan het bestaand aantal woningen. Permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft, bewoning als afhankelijke woonruimte en kamerbewoning is niet toegestaan.
15.5
Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten Het bevoegd gezag kan afwijken van 15.1 voor het gebruik van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat: a. de woonfunctie als primaire functie wordt gehandhaafd; b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving; c. bij de beoordeling van het verzoek om vrijstelling de verkeersaantrekkende werking mede in beschouwing wordt genomen; d. het vloeroppervlak in gebruik voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten, ten hoogste 60 m² mag bedragen; e. geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop voortvloeiende uit en ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. 15.5.2 Staat van Bedrijfsactiviteiten Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.1 onder e: a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 of 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten; b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 of 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
140
Artikel 16 16.1
Waarde - Archeologie - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere daar voorkomende bestemming – mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
16.2
Bouwregels
16.2.1 Omgevingsvergunning Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemming dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. 16.2.2 Voorwaarden Indien uit het in lid 16.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 16.2.3 Bouwverbod Indien uit het in lid 16.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 16.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 16.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het ophogen van de bodem; b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil; d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt; e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
141
16.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 16.3.1 is niet van toepassing indien de werken en werkzaamheden: a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 16.3.3 Toelaatbaarheid a. De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 16.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal. b. Voor zover de in lid 16.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
16.4
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1', als bedoeld in lid 16.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
142
Artikel 17 17.1
Waarde - Archeologie - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere daar voorkomende bestemming – mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
17.2
Bouwregels
17.2.1 Omgevingsvergunning Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemming dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 30 m2 en dieper dan 30 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. 17.2.2 Voorwaarden Indien uit het in lid 17.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 17.2.3 Bouwverbod Indien uit het in lid 17.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 17.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 17.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt; b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt; c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil; d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 30 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt; e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
143
f.
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 30 m2 of meer bedraagt.
17.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 17.3.1 is niet van toepassing indien de werken en werkzaamheden: a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 17.3.3 Toelaatbaarheid a. De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 17.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal. b. Voor zover de in lid 17.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
17.4
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2', als bedoeld in lid 17.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
144
Artikel 18 18.1
Waarde - Archeologie - 3
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere daar voorkomende bestemming – mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
18.2
Bouwregels
18.2.1 Omgevingsvergunning Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemming dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. 18.2.2 Voorwaarden Indien uit het in lid 18.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 18.2.3 Bouwverbod Indien uit het in lid 18.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 18.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 18.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt; b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt; c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil; d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt; e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
145
f.
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt.
18.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 18.3.1 is niet van toepassing indien de werken en werkzaamheden: a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 18.3.3 Toelaatbaarheid a. De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 18.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal. b. Voor zover de in lid 18.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
18.4
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3', als bedoeld in lid 18.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
146
Artikel 19 19.1
Waarde - Cultuurhistorie - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Cultuurhistorie - 1' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor: a. de bescherming en de veiligstelling van de cultuurhistorische waarden welke samenhangen met het historisch kerngebied van het beschermde stadsgezicht; b. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden': tevens het behoud en/of herstel van natuur- en landschapswaarden;
19.2
Bouwregels
Voor het bouwen op de in lid 19.1 bedoelde gronden gelden, in aanvulling en afwijking van het bepaalde elders in deze regels, de volgende regels: a. de bestaande goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet worden verruimd, tenzij een goot- of bouwhoogte is aangegeven; b. de bestaande kapvormen en kaprichtingen van hoofdgebouwen mogen niet worden gewijzigd, tenzij een minimale en/of maximale dakhelling is aangegeven; c. de bestaande hellingshoek van een kap van een hoofdgebouw mag niet worden gewijzigd, tenzij een maximale en/of minimale hellingshoek is aangegeven; d. bijgebouwen met een vloeroppervlakte groter dan 6 m2 dienen te worden afgedekt met een kap, waarvan de hellingshoek: 1. ten minste 15 graden bedraagt bij een aankapping; 2. ten minste 45 graden en ten hoogste 60 graden bedraagt in overige gevallen. e. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van hoofdgebouwen gericht te zijn naar de aangegeven gevellijn en gebouwd te worden in de bestemmingsgrens; f. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dienen de voorgevels van hoofdgebouwen aaneengesloten te worden gerealiseerd; g. de breedte van een hoofdgebouw is gelijk aan de bestaande breedte van het bouwperceel; h. indien hoofdgebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de afstand tussen zijgevels ten minste 3 m; i. bestaande bouwpercelen mogen niet worden samengevoegd; j. onder de kap is ten hoogste één woonlaag toegestaan; k. dakkapellen zijn niet toegestaan; l. de achtergevel van een hoofdgebouw dient uit te steken en/of terug te liggen ten opzichte van de achtergevel van het hoofdgebouw op het aangrenzende bouwperceel, tenzij ten tijde van inwerkingtreding van dit plan de achtergevel van het hoofdgebouw in het verlengde van de achtergevel van het hoofdgebouw op het aangrenzende bouwperceel ligt; m. luifels zijn niet toegestaan; n. antennes en antenne-installaties zijn niet toegestaan; o. zonnepanelen en -cellen zijn niet toegestaan; p. voorgevels die op de vlucht staan, moeten bij herbouw of verbouw weer op de vlucht staan.
19.3
Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Algemeen Het bevoegd gezag kan afwijken van de bepalingen in lid 19.2, voor zover op grond van bouwof cultuurhistorisch onderzoek er goede redenen zijn meer in overeenstemming met oorspronkelijke bouwvormen te bouwen. 19.3.2 Dakhelling hoofdgebouwen Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 19.2 sub c om andere hellingshoeken van kappen op hoofdgebouwen toe te staan, met dien verstande dat de hellingshoek ten minste 45 graden en ten hoogste 60 graden mag bedragen. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
147
19.3.3 Breedte bouwperceel Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 19.2 sub g om de samenvoeging van hoofdgebouwen toe te staan, met dien verstande dat de afzonderlijkheid van de externe en interne vormgeving van de hoofdgebouwen op de bestaande bouwpercelen wordt bewaard. 19.3.4 Dakkapellen Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 19.2 sub k ten einde dakkapellen aan de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van een gebouw toe te staan, met dien verstande dat: a. dakkapellen worden staand uitgevoerd (de hoogte is groter dan de breedte); b. dakkapellen boven elkaar niet zijn toegestaan; c. de breedte van gezamenlijke dakkapellen bedraagt ten hoogte 1/3 van de breedte van het dakvlak; d. de oppervlakte van gezamenlijke dakkapellen bedraagt ten hoogste 1/3 van de oppervlakte van het dakvlak en dit voor niet meer dan één bouwlaag in de kap; e. de afstand van een dakkapel tot de dakvoet bedraagt ten minste 2 dakpannen; f. de afstand van een dakkapel tot de nok bedraagt ten minste 50 cm; g. de afstand van een dakkapel tot de zijgevel bedraagt ten minste 1 m; h. de afstand van een dakkapel tot de voorgevel of achtergevel bedraagt ten minste 3,50 m, met dien verstande dat de dakkapel vanaf de openbare ruimte beperkt is; i. het symmetrisch aan beide zijden van de kap plaatsen van dakkapellen is niet toegestaan. 19.3.5 Antennes en antenne-installaties Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 19.2 sub n ten einde antennes en antenne-installaties toe te staan, met dien verstande dat deze noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering van een onderneming, waarbij nadere eisen gesteld kunnen worden aan plaats en vormgeving. 19.3.6 Zonnepanelen Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 19.2 sub o ten einde zonnepanelen en cellen toe te staan, met dien verstande dat: a. afwijking niet is toegestaan voor historische kappen; b. zonnepanelen en zonnecellen zijn niet of zeer beperkt zichtbaar vanaf de openbare ruimte. 19.3.7 Voorwaarde voor afwijking Alvorens te besluiten tot afwijken als bedoeld onder 19.3.1 tot en met 19.3.6, wint het bevoegd gezag advies in bij een monumentendeskundige. 19.4
Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' zijn garages, bergingen en opslagplaatsen niet toegestaan. 19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 19.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Cultuurhistorie - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het rooien van bomen en andere opgaande beplanting die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte of vanaf de vestingwerken en die hoger zijn dan 4.00 m;
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
148
b.
c.
d. e.
f.
op de gronden met de bestemmingen Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied: het bestraten of herstraten in de zin van herprofilering en/of wijziging van bestratingsmateriaal, het aanbrengen, wegnemen of veranderen van stoepen, stoepranden, stoeppalen of waterpompen daaronder begrepen; het bestraten en verharden van de gronden met de bestemming Groen en van de gronden met de bestemming Tuin voorzover de bestrating of verharding per perceel een groter oppervlak dan 10% van deze gronden of 15 m² beslaat; het geheel of gedeeltelijk vergraven of dempen van waterlopen, alsmede verwijderen of aanbrengen van kademuren, beschoeiingen, aanlegsteigers of meerpalen; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vesting': tevens: 1. de aanleg van zwembaden, jachthavens en centra voor de watersport; 2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur; ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden': tevens: 1. het vellen, rooien of beschadigen van houtachtige gewassen; 2. het bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid; 3. het aanbrengen van zodanige veranderingen in de gesteldheid van deze gronden, dat daardoor schade wordt of kan worden toegebracht aan de daarop aanwezige flora en fauna.
19.5.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 19.5.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. betrekking hebben op normaal onderhoud noodzakelijk in verband met het beheer of de voltooiing van werkzaamheden die bij het van kracht worden van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen, alsmede werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende of nog te verlenen vergunning; b. het normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming is. c. het onderhoud en herstel van oeverbeschoeiingen; d. het onderhoud van bestaand houtgewas door snoeien en verwijderen van dood hout; e. werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of herstel van de cultuurhistorische, natuur- of landschapswaarden; 19.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 19.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien: a. daarvoor de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of archeologische waarden van de gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden verkleind; b. mede gelet op de te hanteren materialen daarmee geen afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht. 19.6
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
19.6.1 Sloopverbod zonder vergunning Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning: a. een tuinmuur te slopen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding tuinmuur'; b. hoofdgebouwen te slopen. 19.6.2 Uitzonderingen op het sloopverbod Het verbod als bedoeld in lid 19.6.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden: a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag ingevolge Hoofdstuk III van de Woningwet; Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
149
b.
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
19.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.6.1 kan worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag het niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
150
Artikel 20 20.1
Waarde - Cultuurhistorie - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de cultuurhistorische waarden welke samenhangen met het beschermde stadsgezicht.
20.2
Bouwregels
Voor het bouwen op de in lid 20.1 bedoelde gronden gelden, in aanvulling en afwijking van het bepaalde elders in deze regels, de volgende regels: a. alle hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap, waarvan de hellingshoek ten minste 30 graden en ten hoogste 70 graden bedraagt; b. ter plaatse van de aanduiding gevellijn dient de voorgevel van hoofdgebouwen gericht te zijn naar de aangegeven gevellijn en gebouwd te worden in de bestemmingsgrens; c. ter plaatse van de aanduiding gevellijn dienen de voorgevels van hoofdgebouwen aaneengesloten te worden gerealiseerd; d. indien hoofdgebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de afstand tussen zijgevels ten minste 3 m; e. onder de kap is ten hoogste één woonlaag toegestaan; f. dakkapellen zijn niet toegestaan; g. luifels zijn niet toegestaan; h. antennes en antenne-installaties zijn niet toegestaan; i. voorgevels die op de vlucht staan, moeten bij herbouw of verbouw weer op de vlucht staan.
20.3
Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Algemeen Het bevoegd gezag kan afwijken van de bepalingen in lid 20.2, voor zover op grond van bouwof cultuurhistorisch onderzoek er goede reden zijn meer in overeenstemming met oorspronkelijke bouwvormen te bouwen. 20.3.2 Dakkapellen Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 20.2 sub f ten einde dakkapellen aan de voorzijde, achterzijde en zijkant van een gebouw toe te staan, met dien verstande dat: a. dakkapellen worden staand uitgevoerd (de hoogte is groter dan de breedte); b. dakkapellen boven elkaar niet zijn toegestaan; c. de breedte van gezamenlijke dakkapellen bedraagt ten hoogte 1/3 van de breedte van het dakvlak; d. de oppervlakte van gezamenlijke dakkapellen bedraagt ten hoogste 1/3 van de oppervlakte van het dakvlak en dit voor niet meer dan één bouwlaag in de kap; e. de afstand van een dakkapel tot de dakvoet bedraagt ten minste 2 dakpannen; f. de afstand van een dakkapel tot de nok bedraagt ten minste 50 cm; g. de afstand van een dakkapel tot de zijgevel bedraagt ten minste 1 m; h. de afstand van een dakkapel tot de voorgevel of achtergevel bedraagt ten minste 3,50 m, met dien verstande dat de dakkapel vanaf de openbare ruimte beperkt is; i. het symmetrisch aan beide zijden van de kap plaatsen van dakkapellen is niet toegestaan. 20.3.3 Antennes en antenne-installaties Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 20.2 sub h ten einde antennes en antenne-installaties toe te staan, met dien verstande dat deze noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering van een onderneming, waarbij nadere eisen gesteld kunnen worden aan plaats en vormgeving. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
151
20.3.4 Voorwaarde voor afwijking Alvorens te besluiten tot afwijken als bedoeld onder 20.3.1 tot en met 20.3.3, wint het bevoegd gezag advies in bij een monumentendeskundige.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
152
Artikel 21 21.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
21.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 21.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
153
Hoofdstuk 3
Artikel 22
Algemene regels
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23
Algemene bouwregels
Overschrijding bouwgrenzen De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt; b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 24
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft: a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen; b. brandweeringang; c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d. de ruimte tussen bouwwerken; e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
154
Artikel 25 25.1
Algemene aanduidingsregels
Geluidszone - Industrielawaai
25.1.1 Geen geluidsgevoelige objecten In afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - Industrielawaai dat nieuwe geluidsgevoelige objecten niet zijn toegestaan. 25.1.2 Afwijking Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 25.1.1. indien: a. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder niet wordt overschreden; b. er ten behoeve van de geluidsgevoelige objecten hogere waarden zijn vastgesteld en aan die hogere waarden wordt voldaan. 25.2
Molenbiotoop
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone molenbiotoop' de volgende regels: 25.2.1 Algemeen a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek; b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek; c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a, indien: 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing; 2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden; d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2. 25.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning hoogopgaande beplanting aan te leggen. b. Het verbod uit a is niet van toepassing indien de beplanting zich in volwassen vorm niet verder zal uitstrekken boven de onderste punt van de verticaal staande wiek dan 1/30 van de afstand gemeten tussen de molen en de aan te leggen beplanting voorzover die beplanting zal worden aangelegd op meer dan 100 meter afstand van de molen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
155
Artikel 26
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 27 27.1
Algemene wijzigingsregels
Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
27.2
Vergroten horecabedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de aan een horecabedrijf belendende gronden te wijzigen ten behoeve van de vergroting van een bestaand horecabedrijf door samenvoeging met een ander pand, met inachtneming van de volgende bepalingen: a. vergroting door samenvoeging is niet toegestaan indien dit leidt tot inschaling in een hogere categorie van de Staat van Horeca-activiteiten dan welke ter plaatse van het bestaande en betreffende horecabedrijf is toegestaan; b. de wijzigingsbevoegdheid kan voor een horecabedrijf slechts één keer worden toegepast; c. de wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op: 1. Voorstraat 6/Vischstraat (Hotel rest. De Zalm); 2. Kaatsbaan 1/Wellerondom 10 ('t Kont van het Paerd/De vergulde Colff); 3. Nobelstraat 69 (De Gulle Geus); 4. Nobelstraat 76 (De Lumey); 5. Slagveld 1 (Honky Tonk); 6. Voorstraat 180 (Het Swarte Schaep).
Artikel 28 28.1
Overige regels
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
156
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
157
Hoofdstuk 4
Artikel 29 29.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%; c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2
Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
158
Artikel 30
Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Vesting'.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
bijlagen bij de regels
160
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
161
Bijlage 1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten
050100.15818.00
Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten < > = cat. e.d. kl. n.e.g. o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u d
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur dag
w j B C D L Z R V G/P
week jaar bodemverontreiniging continu divers luchtverontreiniging zonering op basis van Wet geluidhinder risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing) Vuurwerkbesluit van toepassing verkeersaantrekkende werking goederenvervoer/personenvervoer: 1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking 2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking 3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking
10
30
C
10
30
10
30
C
10
100
bloembollendroog- en prepareerbedrijven
30
10
30
C
10
witlofkwekerijen (algemeen)
30
10
30
C
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m²
30
10
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o.<= 500 m²
30
10
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
0
Tuinbouw:
0112
4
-
champignonkwekerijen (algemeen)
0112
5
-
champignonkwekerijen met mestfermentatie
0112
6
-
0112
7
-
014
0
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014
1
-
014
2
-
algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
30
-
0112
CATEGORIE
INDICES
100
01
014
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
2
1 G
3.2
1 G
30
2
1 G
10
30
2
1 G
50
10
50
3.1
2 G
30
10
30
2
1 G
D
014
3
-
plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m²
30
10
50
10
50
3.1
2 G
014
4
-
plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
30
10
30
C
0
30
2
1 G
100
0
100
C
50
100
3.2
2 G
50
0
50
C
10
50
3.1
1 G
100
30
50
C
0
100
3.2
1 G
50
0
50
C
0
50
3.1
1 G
0142 05
KI-stations -
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0501.1
Zeevisserijbedrijven
0501.2
Binnenvisserijbedrijven
0502
0
Vis- en schaaldierkwekerijen
0502
1
-
oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven
0502
2
-
visteeltbedrijven
15
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
1
-
slachterijen en pluimveeslachterijen
100
0
100
C
50
151
2
-
vetsmelterijen
700
0
100
C
30
151
3
-
bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval
300
0
100
C
50
151
4
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1.000 m²
100
0
100
C
50
151
5
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1.000 m²
50
0
50
C
30
R
R
100
3.2
2 G
700
D
5.2
2 G
R
300
4.2
2 G
R
100
3.2
2 G
50
3.1
1 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
151
6
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
30
0
50
10
50
3.1
1 G
151
7
-
50
0
50
10
50
3.1
1 G
151
8
loonslachterijen vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m²
50
0
50
10
50
3.1
2 G
152
0
Visverwerkingsbedrijven:
152
1
-
drogen
700
100
200
C
30
700
5.2
2 G
152
2
-
conserveren
200
0
100
C
30
200
4.1
2 G
152
3
-
roken
300
0
50
C
0
300
4.2
1 G
152
4
-
verwerken anderszins: p.o. > 1.000 m²
300
10
50
C
30
300
4.2
2 G
152
5
-
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 1.000 m²
100
10
50
30
100
3.2
1 G
152
6
-
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 300 m²
50
10
30
10
50
3.1
1 G
1531
0
Aardappelproductenfabrieken:
1531
1
-
vervaardiging van aardappelproducten
300
30
200
1531
2
-
vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m²
50
10
50
1532, 1533
0
Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533
1
-
jam
50
10
100
C
1532, 1533
2
-
groente algemeen
50
10
100
C
1532, 1533
3
-
met koolsoorten
100
10
100
1532, 1533
4
-
met drogerijen
300
10
1532, 1533
5
-
met uienconservering (zoutinleggerij)
300
1541
0
Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541
1
-
p.c. < 250.000 ton/jaar
1541
2
-
p.c. >= 250.000 ton/jaar
1542
0
Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542
1
-
1542
2
-
1543
0
Margarinefabrieken:
1543
1
-
1543
2
-
C
D
50
R
300
4.2
2 G
50
R
50
3.1
1 G
10
100
3.2
1 G
10
100
3.2
2 G
C
10
100
3.2
2 G
200
C
30
300
4.2
2 G
10
100
C
10
300
4.2
2 G
200
30
100
C
300
50
300
C
p.c. < 250.000 ton/jaar
200
10
100
C
p.c. >= 250.000 ton/jaar
300
10
300
C
p.c. < 250.000 ton/jaar
100
10
200
C
p.c. >= 250.000 ton/jaar
200
10
300
C
Z
Z
Z
30
R
200
4.1
3 G
50
R
300
4.2
3 G
100
R
200
4.1
3 G
200
R
300
4.2
3 G
30
R
200
4.1
3 G
50
R
300
4.2
3 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
1551
0
Zuivelproductenfabrieken:
1551
1
-
gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton/uur
200
100
500
C
Z
50
R
500
5.1
3 G
1551
2
-
geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton/uur
200
30
500
C
Z
50
R
500
5.1
3 G
1551
3
-
melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton/jaar
50
0
100
C
50
R
100
3.2
2 G
1551
4
-
melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton/jaar
100
0
300
C
50
R
300
4.2
3 G
1551
5
-
overige zuivelproductenfabrieken
50
50
300
C
50
R
300
4.2
3 G
1552
1
Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m²
50
0
100
C
50
R
100
3.2
2 G
1552
2
-
10
0
30
2
1 G
1561
0
Meelfabrieken:
1561
1
-
p.c. >= 500 ton/uur
200
100
300
C
100
R
300
4.2
2 G
1561
2
-
p.c. < 500 ton/uur
100
50
200
C
50
R
200
4.1
2 G
50
100
200
C
50
4.1
2 G
1561
consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²
Grutterswarenfabrieken
Z
0 Z
1562
0
Zetmeelfabrieken:
1562
1
-
p.c. < 10 ton/uur
200
50
200
C
1562
2
-
p.c. >= 10 ton/uur
300
100
300
C
1571
0
Veevoerfabrieken:
1571
1
-
destructiebedrijven
700
30
200
C
50
1571
2
-
beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek
700
100
100
C
30
1571
3
-
drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit < 10 ton/uur water
300
100
200
C
30
1571
4
-
drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit >= 10 ton/uur water
700
200
300
C
1571
5
-
mengvoeder, p.c. < 100 ton/uur
200
50
200
C
1571
6
-
mengvoeder, p.c. >= 100 ton/uur
300
100
300
C
Vervaardiging van voer voor huisdieren
200
100
200
C
30
1572 1581
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1
-
v.c. < 7.500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens
1581
2
-
v.c. >= 7.500 kg meel/week
1582
Banket, biscuit- en koekfabrieken
1583
0
Suikerfabrieken:
1583
1
-
v.c. < 2.500 ton/jaar
Z
Z Z
30
200
D
30
R
200
4.1
1 G
50
R
300
4.2
2 G
700
D
5.2
3 G
700
D
5.2
3 G
300
4.2
2 G
50
700
5.2
3 G
30
200
4.1
3 G
300
4.2
3 G
200
4.1
2 G
50
R
R
30
10
30
C
10
30
2
1 G
100
30
100
C
30
100
3.2
2 G
100
10
100
C
30
100
3.2
2 G
500
100
300
C
100
500
5.1
2 G
R
500
50
100
v.c. >= 2.500 ton/jaar
1584
1
-
1584
2
C
Z
VERKEER
cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m²
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
CATEGORIE
700
-
0
INDICES GROOTSTE AFSTAND
200
2
1584
GEVAAR
STOF
1000
1583
-
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
200
R
1000
5.3
3 G
100
50
R
500
5.1
2 G
30
50
30
100
3.2
2 G
1584
3
30
10
30
10
2
1 G
1584
4
-
suikerwerkfabrieken met suiker branden
300
30
50
30
R
300
4.2
2 G
1584
5
-
suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m²
100
30
50
30
R
100
3.2
2 G
1584
6
-
suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
50
30
10
10
50
3.1
2 G
1585
Deegwarenfabrieken
30
1586
0
Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586
1
-
koffiebranderijen
500
30
200
10
500
5.1
2 G
1586
2
-
theepakkerijen
100
10
30
10
100
3.2
2 G
4.1
2 G
4.1
2 G
200
4.1
2 G
100
3.2
2 G
300
4.2
2 G
C
1587
Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden
200
30
50
10
200
1589
Vervaardiging van overige voedingsmiddelen
200
30
50
30
200
1589.1
Bakkerijgrondstoffenfabrieken
200
50
50
50
R
D
D
1589.2
0
Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2
1
-
zonder poederdrogen
100
10
50
10
1589.2
2
-
met poederdrogen
300
50
50
50 30
200
4.1
2 G
300
4.2
2 G
1589.2
Bakmeel- en puddingpoederfabrieken
200
50
50
1591
Destilleerderijen en likeurstokerijen
300
30
200
C
30
R
1592
0
Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592
1
-
p.c. < 5.000 ton/jaar
200
30
200
C
30
R
200
4.1
1 G
1592 1593 t/m 1595
2
-
p.c. >= 5.000 ton/jaar
300
50
300
C
50
R
300
4.2
2 G
2
1 G
R
300
4.2
2 G
300
4.2
2 G
100
3.2
3 G
10
0
30
C
0
1596
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke Bierbrouwerijen
300
30
100
C
50
1597
Mouterijen
300
50
100
C
30
1598
Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
10
0
100
50
30
R
-
160 17
-
10
50
100
VERKEER
50
CATEGORIE
30
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
200
INDICES
VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie
171
STOF
16
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
C
30
200
4.1
2 G
30
100
3.2
2 G
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels
172
0
Weven van textiel:
172
1
-
aantal weefgetouwen < 50
10
10
100
172
2
-
aantal weefgetouwen >= 50
10
30
300
Z
0
100
3.2
2 G
50
300
4.2
3 G
173
Textielveredelingsbedrijven
50
0
50
10
50
3.1
2 G
174, 175
Vervaardiging van textielwaren
10
0
50
10
50
3.1
1 G
1751
Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken
100
30
200
10
200
4.1
2 G
176, 177
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
0
10
50
10
50
3.1
1 G
18
-
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181
Vervaardiging kleding van leer
30
0
50
0
50
3.1
1 G
182
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (exclusief van leer)
10
10
30
10
30
2
2 G
183
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
50
10
10
10
50
3.1
1 G
4.2
2 G
3.1
2 G
19
-
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)
191
Lederfabrieken
300
30
100
10
300
192
Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel)
50
10
30
10
50
193
Schoenenfabrieken
50
10
50
10
50
3.1
2 G
0
50
100
50
100
3.2
2 G
200
30
50
10
200
4.1
2 G
20
-
2010.1
D
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE Houtzagerijen
2010.2
0
Houtconserveringsbedrijven:
2010.2
1
-
met creosootolie
R
202 203, 204, 205 203, 204, 205
2
met zoutoplossingen
Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 0
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout
1
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²
205 21
-
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken -
2111
VERKEER
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
10
30
50
10
50
3.1
2 G
100
30
100
10
100
3.2
3 G
0
30
100
0
100
3.2
2 G
0
30
50
0
50
3.1
1 G
10
10
30
0
30
2
1 G
200
100
200
C
200
4.1
3 G
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp
2112
0
Papier- en kartonfabrieken:
2112
1
-
p.c. < 3 ton/uur
50
30
50
C
2112
2
-
p.c. 3 - 15 ton/uur
100
50
200
C
Z
2112
3
-
p.c. >= 15 ton/uur
200
100
300
C
Z
30
30
100
C
212
INDICES
STOF
2010.2
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
Papier- en kartonwarenfabrieken
2121.2
0
Golfkartonfabrieken:
2121.2
1
-
p.c. < 3 ton/uur
30
30
100
C
2121.2
2
-
p.c. >= 3 ton/uur
50
30
200
C
22
-
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA C
Z
50
R
30
R
50
3.1
1 G
50
R
200
4.1
2 G
100
R
300
4.2
3 G
30
R
100
3.2
2 G
30
R
100
3.2
2 G
30
R
200
4.1
2 G
2221
Drukkerijen van dagbladen
30
0
100
10
100
3.2
3 G
2222
Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)
30
0
100
10
100
3.2
3 G
2222.6
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
10
0
30
0
30
2
1 P
0
0
10
0
10
1
1 G
2223
A
Grafische afwerking
2223
B
Binderijen
30
0
30
0
30
2
2 G
2224
Grafische reproductie en zetten
30
0
10
10
30
2
2 G
2225
Overige grafische activiteiten
30
0
30
10
30
2
2 G
223
Reproductiebedrijven opgenomen media
0
0
10
0
10
1
1 G
D
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
231
Cokesfabrieken
1000
700
1000
C
Z
100
R
1000
5.3
2 G
2320.1
Aardolieraffinaderijen
1500
100
1500
C
Z
1500
R
1500
6
3 G
50
0
100
30
R
100
3.2
2 G
4.2
2 G
23
-
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT/KWEEKSTOFFEN
2320.2
A
Smeeroliën- en vettenfabrieken
2320.2
B
Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie
300
0
100
50
R
300
2320.2
C
Aardolieproductenfabrieken n.e.g.
300
0
200
50
R
300
D
4.2
2 G
10
10
100
1500
1500
D
6
1 G
233
Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven
24
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2411
0
Vervaardiging van industriële gassen:
2411
1
-
luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton/dag lucht
10
0
700
C
100
R
700
5.2
3 G
2411
2
-
overige gassenfabrieken, niet explosief
100
0
500
C
100
R
500
5.1
3 G
2411
3
-
overige gassenfabrieken, explosief
100
0
500
C
300
R
500
5.1
3 G
200
0
200
C
200
R
200
D
4.1
3 G
2412
Kleur- en verfstoffenfabrieken
Z
2413
0
Anorganische chemische grondstoffenfabrieken:
2413
1
-
niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
100
30
300
C
300
R
300
D
4.2
2 G
2413
2
-
vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
300
50
500
C
700
R
700
D
5.2
3 G
2414.1
A0
Organische chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1
A1
-
niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
2414.1
A2
-
vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
2414.1
B0
Methanolfabrieken:
2414.1
B1
-
2414.1
B2
-
2414.2
0
Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische):
2414.2
1
-
2414.2
2
-
300
10
200
C
300
R
300
D
4.2
2 G
1000
30
500
C
700
R
1000
D
5.3
2 G
p.c. < 100.000 ton/jaar
100
0
200
C
100
R
200
4.1
2 G
p.c. >= 100.000 ton/jaar
200
0
300
C
200
R
300
4.2
3 G
p.c. < 50.000 ton/jaar
300
0
200
C
100
R
300
4.2
2 G
p.c. >= 50.000 ton/jaar
500
0
300
C
200
R
500
5.1
3 G
2415
Kunstmeststoffenfabrieken
500
300
500
C
500
R
500
5.1
3 G
2416
Kunstharsenfabrieken en dergelijke
700
30
300
C
500
R
700
5.2
3 G
Z
Z
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
242
0
Landbouwchemicaliënfabrieken:
242
1
-
fabricage
300
50
100
C
1000
R
1000
5.3
3 G
242
2
-
formulering en afvullen
100
10
30
C
500
R
500
D
5.1
2 G
300
30
200
C
300
R
300
D
4.2
3 G
243
Verf, lak en vernisfabrieken
2441
0
Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441
1
-
p.c. < 1.000 ton/jaar
200
10
200
C
300
R
300
4.2
1 G
2441
2
-
p.c. >= 1.000 ton/jaar
300
10
300
C
500
R
500
5.1
2 G
2442
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
1
-
formulering en afvullen geneesmiddelen
50
10
50
50
R
50
3.1
2 G
2442
2
-
verbandmiddelenfabrieken
10
10
30
10
30
2
2 G
2451
Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken
300
100
200
C
100
R
300
4.2
3 G
2452
Parfumerie- en cosmeticafabrieken
300
30
50
C
50
R
300
4.2
2 G
2462
0
Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462
1
-
zonder dierlijke grondstoffen
100
10
100
50
100
3.2
3 G
2462
2
-
met dierlijke grondstoffen
500
30
100
50
500
5.1
3 G
Fotochemische productenfabrieken
50
10
100
50
R
100
3.2
3 G
50
10
50
50
R
50
3.1
3 G
4.1
2 G
2464 2466
A
Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
2466
B
Overige chemische productenfabrieken n.e.g.
200
30
100
C
200
R
200
Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
300
30
300
C
200
R
300
4.2
3 G
300
50
300
C
100
R
300
4.2
2 G
247 25
-
2511
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken
2512
0
Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512
1
-
vloeroppervlak < 100 m²
2512
2
-
vloeroppervlak >= 100 m²
2513
D
Rubber-artikelenfabrieken
50
10
30
30
50
3.1
1 G
200
50
100
50
R
200
4.1
2 G
100
10
50
50
R
100
3.2
1 G
D
252
0
Kunststofverwerkende bedrijven:
252
1
-
zonder fenolharsen
200
50
100
100
R
200
4.1
2 G
252
2
-
met fenolharsen
300
50
100
200
R
300
4.2
2 G
30
30
100
30
100
300
glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton/jaar
300
100
100
glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton/jaar
500
200
300
26
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
261
0
Glasfabrieken:
261
1
-
glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton/jaar
261
2
-
glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton/jaar
261
3
-
261
4
-
30
30 C
Z
50
R
30 C
Z
50
R
VERKEER
50
productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
CATEGORIE
30
-
INDICES GROOTSTE AFSTAND
50
3
GEVAAR
STOF
252
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
50
3.1
2 G
100
3.2
1 G
300
4.2
2 G
300
4.2
1 G
500
5.1
2 G
2612
Glas-in-loodzetterij
10
30
30
10
30
2
1 G
2615
Glasbewerkingsbedrijven
10
30
50
10
50
3.1
1 G
262, 263
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
1
-
vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
10
10
30
10
30
2
1 G
262, 263
2
-
vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW
30
50
100
30
100
3.2
2 G
264
A
Baksteen en baksteenelementenfabrieken
30
200
200
30
200
4.1
2 G
264
B
Dakpannenfabrieken
50
200
200
100
R
200
4.1
2 G
2651
0
Cementfabrieken:
2651
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
10
300
500
C
30
R
500
5.1
2 G
2651
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
30
500
1000
C
50
R
1000
5.3
3 G
2652
0
Kalkfabrieken:
2652
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
30
200
200
30
R
200
4.1
2 G
2652
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
50
500
300
50
R
500
5.1
3 G
2653
0
Gipsfabrieken:
2653
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
30
200
200
30
R
200
4.1
2 G
2653
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
50
500
300
50
R
500
5.1
3 G
2661.1
0
Betonwarenfabrieken:
2661.1
1
-
zonder persen, triltafels en bekistingtrille
10
100
200
30
200
4.1
2 G
2661.1
2
-
met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton/dag
10
100
300
30
300
4.2
2 G
2661.1
3
-
met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton/dag
30
200
700
30
700
5.2
3 G
Z
Z
Z
Z
0
Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
10
50
100
2661.2
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
300
50
50
100
2662
Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
Z
30
100
3.2
2 G
30
300
4.2
3 G
30
100
3.2
2 G
2663, 2664
0
Betonmortelcentrales:
2663, 2664
1
-
p.c. < 100 ton/uur
10
50
100
2663, 2664
2
-
p.c. >= 100 ton/uur
30
200
300
2665, 2666
0
Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666
1
-
p.c. < 100 ton/dag
10
50
100
2665, 2666
2
-
p.c. >= 100 ton/dag
30
200
300
267
0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
1
-
zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m²
10
30
100
0
100
267
2
-
zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m²
10
30
50
0
50
267
3
-
met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton/jaar
10
100
300
10
267
4
-
met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
700
10
30
50
2681
Slijp- en polijstmiddelenfabrieken A0
Bitumineuze materialenfabrieken:
2682
A1
-
p.c. < 100 ton/uur
300
100
100
2682
A2
-
p.c. >= 100 ton/uur
500
200
200
2682
B0
Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol):
2682
B1
-
steenwol, p.c. >= 5.000 ton/jaar
100
200
300
C
2682
B2
-
overige isolatiematerialen
200
100
100
C
2682
C
50
50
Minerale productenfabrieken n.e.g.
3.2
1 G
3.1
1 G
300
4.2
1 G
10
700
5.2
2 G
10
50
3.1
1 G
D
D
30
300
4.2
2 G
50
200
4.1
2 G
100
50
100
3.2
2 G
30
200
4.1
3 G
50
300
4.2
3 G
700
5.2
2 G
700
500
700
p.c. < 1.000 ton/jaar
3 G
Z
300
-
2 G
4.2
3 G
100
Ruwijzer- en staalfabrieken:
3.2
300
3 G
200
1
100
R
5.1
D1 -
271
R
200
4.2
2682
VERVAARDIGING VAN METALEN
50 Z
500
200
-
3 G
300
50
0
3 G
4.2
50
100
271
3.2
300
30
D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur
27
100
10
Z
2682
asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton/uur
10 Z
Z
2682
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
2661.2
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
Z
200
R
D
2
-
272
0
IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
1500
272
1
-
p.o. < 2.000 m²
30
30
500
272
2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
100
1000
273
0
Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273
1
-
p.o. < 2.000 m²
30
30
300
273
2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
50
700
274
A0
Non-ferro-metaalfabrieken:
274
A1
-
p.c. < 1.000 ton/jaar
100
100
300
274
A2
-
p.c. >= 1.000 ton/jaar
200
300
700
274
B0
Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke:
274
B1
-
p.o. < 2.000 m²
274
B2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
50
500
200
100
1000
C
Z
300
R
1500
R
30 Z
50 30
Z
VERKEER
CATEGORIE
1000
271
INDICES GROOTSTE AFSTAND
1500
GEVAAR
STOF
p.c. >= 1.000 ton/jaar
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
6
3 G
500
5.1
2 G
1000
5.3
3 G
300
4.2
2 G
50
R
700
5.2
3 G
30
R
300
4.2
1 G
Z
50
R
700
5.2
2 G
50
R
500
5.1
2 G
Z
100
R
1000
5.3
3 G
30
R
300
4.2
1 G
50
R
500
5.1
2 G
30
R
300
4.2
1 G
50
R
500
5.1
2 G
2751, 2752
0
IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752
1
-
p.c. < 4.000 ton/jaar
100
50
300
C
2751, 2752
2
-
p.c. >= 4.000 ton/jaar
200
100
500
C
2753, 2754
0
Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754
1
-
p.c. < 4.000 ton/jaar
100
50
300
C
2753, 2754
2
-
p.c. >= 4.000 ton/jaar
200
100
500
C
28
-
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN)
281
0
Constructiewerkplaatsen:
281
1
-
gesloten gebouw
30
30
100
30
100
3.2
2 G
281
1a
-
gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
3.1
1 G
281
2
-
in open lucht, p.o. < 2.000 m²
30
50
200
30
200
4.1
2 G
281
3
-
in open lucht, p.o. >= 2.000 m²
50
200
300
30
300
4.2
3 G
2821
0
Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821
1
-
30
50
300
300
4.2
2 G
p.o. < 2.000 m²
Z
Z
Z
30
R
2
2822, 2830
VERKEER
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
INDICES
STOF
2821
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
50
100
500
500
5.1
3 G
Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels
30
30
200
30
200
4.1
2 G
4.1
1 G
-
p.o. >= 2.000 m²
Z
50
R
284
A
Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven
10
30
200
30
200
284
B
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke
50
30
100
30
100
D
3.2
2 G
284
B1
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
D
3.1
1 G
2851
0
Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851
1
-
algemeen
50
50
100
50
100
3.2
2 G
2851
10
-
stralen
30
200
200
30
200
D
4.1
2 G
2851
11
-
metaalharden
30
50
100
50
100
D
3.2
1 G
2851
12
-
lakspuiten en moffelen
100
30
100
50
R
100
D
3.2
2 G
2851
2
-
scoperen (opspuiten van zink)
50
50
100
30
R
100
D
3.2
2 G
2851
3
-
thermisch verzinken
100
50
100
50
100
3.2
2 G
2851
4
-
thermisch vertinnen
100
50
100
50
100
3.2
2 G
2851
5
-
mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)
30
50
100
30
100
3.2
2 G
2851
6
-
anodiseren, eloxeren
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
7
-
chemische oppervlaktebehandeling
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
8
-
emailleren
100
50
100
50
100
3.2
1 G
2851
9
-
galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke)
30
30
100
50
100
3.2
2 G
2852
1
Overige metaalbewerkende industrie
10
30
100
30
100
D
3.2
1 G
2852
2
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
10
30
50
10
50
D
3.1
1 G
30
200
4.1
2 G
30
500
5.1
3 G
R
287
A0
Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287
A1
-
p.o. < 2.000 m²
30
50
200
287
A2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
100
500
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
30
30
100
30
100
3.2
2 G
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
3.1
1 G
29
-
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29
0
Machine- en apparatenfabrieken inclusief reparatie:
29
1
-
30
30
100
30
100
3.2
2 G
p.o. < 2.000 m²
Z
D
p.o. >= 2.000 m²
50
30
200
-
met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandingsmotoren ≥ 1 MW
50
30
300
30
30
30
30
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
A
Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparatie
31
-
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
VERKEER
-
3
GROOTSTE AFSTAND
2
29 29
GEVAAR
STOF
29
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
30
200
D
4.1
3 G
30
300
D
4.2
3 G
50
30
50
3.1
1 G
10
30
10
30
2
1 G
Z
311
Elektromotoren- en generatorenfabrieken, inclusief reparatie
200
30
30
50
200
4.1
1 G
312
Schakel- en installatiemateriaalfabrieken
200
10
30
50
200
4.1
1 G
313
Elektrische draad- en kabelfabrieken
100
10
200
100
4.1
2 G
314
Accumulatoren- en batterijenfabrieken
100
30
100
50
100
3.2
2 G
315
Lampenfabrieken
200
30
30
300
300
4.2
2 G
316
Elektrotechnische industrie n.e.g.
30
10
30
10
30
2
1 G
3162
Koolelektrodenfabrieken
1500
300
1000
1500
6
2 G
C
Z
200
R R R
200
D
321 t/m 323
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN -BENODIGDHEDEN Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en dergelijke, inclusief reparatie
30
0
50
30
50
3.1
2 G
3210
Fabrieken voor gedrukte bedrading
50
10
50
30
50
3.1
1 G
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparatie
30
0
30
0
30
2
1 G
32
-
33
-
33
A
34 341
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS 0
Autofabrieken en assemblagebedrijven
D
-
p.o. < 10.000 m²
100
10
200
2
-
p.o. >= 10.000 m²
200
30
300
100
10
C
30
R
200
4.1
3 G
50
R
300
4.2
3 G
200
30
R
200
4.1
2 G
200
4.1
2 G
R
100
3.2
2 G
50
3.1
2 G
R
100
3.2
2 G
Z
3420.1
Carrosseriefabrieken
3420.2
Aanhangwagen- en opleggerfabrieken
30
10
200
30
343
Auto-onderdelenfabrieken
30
10
100
30
35
-
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351
0
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351
1
-
houten schepen
351
2
-
kunststof schepen
351
3
-
metalen schepen < 25 m
351
4
-
metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW
351
-
onderhoud/reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen
3511
Scheepssloperijen
D
VERKEER
1
341
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
341
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
30
30
50
10
100
50
100
50
50
100
200
30
200
4.1
2 G
100
100
500
50
500
5.1
2 G
30
50
50
30
50
3.1
2 G
100
200
700
100
700
5.2
2 G
352
0
Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352
1
-
algemeen
50
30
100
352
2
-
met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW
50
30
300
353
0
Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353
1
-
zonder proefdraaien motoren
353
2
-
met proefdraaien motoren
50
30
200
100
30
1000
C
Z
R
30
100
3.2
2 G
R
300
4.2
2 G
200
4.1
2 G
100
R
1000
5.3
2 G
R
100
3.2
2 G
Z
30
Z
30
354
Rijwiel- en motorrijwielfabrieken
30
10
100
30
355
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
30
30
100
30
100
D
3.2
2 G
50
50
100
30
100
D
3.2
2 G
0
10
10
0
10
1
1 P
36
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
1
Meubelfabrieken
361
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
362
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
30
10
10
10
30
2
1 G
363
Muziekinstrumentenfabrieken
30
10
30
10
30
2
2 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
364
Sportartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
2 G
365
Speelgoedartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
2 G
3661.1
Sociale werkvoorziening
0
30
30
0
30
2
1 P
3661.2
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
30
10
50
30
50
3.1
2 G
30
100
500
30
500
5.1
2 G
37
-
371
D
VOORBEREIDING TOT RECYCLING Metaal- en autoschredders
Z
372
A0
Puinbrekerijen en -malerijen:
372
A1
-
v.c. < 100.000 ton/jaar
30
100
300
10
300
4.2
2 G
372
A2
-
v.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
700
10
700
5.2
3 G
372
B
Rubberregeneratiebedrijven
300
50
100
50
300
4.2
2 G
372
C
Afvalscheidingsinstallaties
200
200
300
C
50
300
4.2
3 G
40
-
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
A0
Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe)
40
A1
-
kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth
100
700
700
C
Z
200
700
5.2
2 G
40
A2
-
oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
500
C
Z
100
500
5.1
2 G
40
A3
-
gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
500
C
Z
100
R
500
5.1
1 G
40
A5
-
warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth
30
30
500
C
Z
100
R
500
5.1
1 G
40
B0
40
B1
Bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe: - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen voedingsindustrie
100
50
100
30
R
100
3.2
2 G
40
B2
-
50
50
100
30
R
100
3.2
2 G
40
C0
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
C1
-
< 10 MVA
0
0
30
C
10
30
2
1 P
40
C2
-
10 - 100 MVA
0
0
50
C
30
50
3.1
1 P
40
C3
-
100 - 200 MVA
0
0
100
C
50
100
3.2
1 P
40
C4
-
200 - 1000 MVA
0
0
300
C
Z
50
300
4.2
1 P
40
C5
-
>= 1.000 MVA
0
0
500
C
Z
50
500
5.1
1 P
vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa
R
D0 Gasdistributiebedrijven:
40
D1 -
gascompressorstations vermogen < 100 MW
0
0
300
C
100
40
D2 -
gascompressorstations vermogen >= 100 MW
0
0
500
C
200
40
D3 -
gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A
0
0
10
C
10
40
D4 -
gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
0
0
30
C
10
40
D5 -
gasontvang- en -verdeelstations, categorie D
0
0
50
C
50
40
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
E1
-
stadsverwarming
30
10
100
C
40
E2
-
blokverwarming
10
0
30
C
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
40
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
300
4.2
1 P
500
5.1
1 P
10
1
1 P
30
2
1 P
50
3.1
1 P
50
100
3.2
1 P
10
30
2
1 P
5.3
1 G
3.1
1 G
R
R
41
-
41
A0
Waterwinning-/bereidingbedrijven:
41
A1
-
met chloorgas
50
0
50
C
1000
41
A2
-
bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en/of straling
10
0
50
C
30
41
B0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
B1
-
< 1 MW
0
0
30
C
10
30
2
1 P
41
B2
-
1 - 15 MW
0
0
100
C
10
100
3.2
1 P
41
B3
-
>= 15 MW
0
0
300
C
10
300
4.2
1 P
45
-
45
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER R
1000 50
D
BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven/aannemers algemeen
45
0
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 2.000 m²
10
30
100
10
100
3.2
2 G
45
1
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1000 m²: b.o. <= 2.000 m²
10
30
50
10
50
3.1
2 G
45
2
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G
453
Bouwinstallatie algemeen
10
10
30
30
30
2
1 G
453
Installatie sanitair/centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij
50
30
50
30
50
3.1
1 G
453
Elektrotechnische installatie
10
10
30
10
30
2
1 G
50 501, 502, 504
-
501
VERKEER
CATEGORIE
GEVAAR
STOF
INDICES GROOTSTE AFSTAND
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
10
0
30
10
30
2
2 P
Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie)
10
10
100
10
100
3.2
2 G
10
30
100
10
100
3.2
1 G
0
0
10
10
10
1
1 G
50
3.1
1 G
5020.4
A
Autoplaatwerkerijen
5020.4
B
Autobeklederijen
5020.4
C
Autospuitinrichtingen
50
30
30
30
5020.5
Autowasserijen
10
0
30
0
30
2
3 P
503, 504
Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
0
0
30
10
30
2
1 P
30
30
50
30
R
50
3.1
2 G
50
R
300
4.2
2 G
2
2 G
51
-
GROOTHANDEL EN OPSLAG
5121
0
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders
1
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer
5121
100
100
300
5122
Groothandel in bloemen en planten
10
10
30
5123
Groothandel in levende dieren
50
10
100
5124
Groothandel in huiden, vellen en leder
50
0
5125, 5131
Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen
30
5132, 5133
Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën
5134
Groothandel in dranken
5135
Z
R
0
30
0
100
3.2
2 G
30
0
50
3.1
2 G
10
30
50
R
50
3.1
2 G
10
0
30
50
R
50
3.1
2 G
0
0
30
0
30
2
2 G
Groothandel in tabaksproducten
10
0
30
0
30
2
2 G
5136
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
10
10
30
0
30
2
2 G
5137
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
30
10
30
0
30
2
2 G
5138, 5139
Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen
10
10
30
10
30
2
2 G
514
Groothandel in overige consumentenartikelen
10
10
30
10
30
2
2 G
C
5148.7
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7
1
-
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
10
0
30
10
V
30
2
2 G
5148.7
2
-
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton
10
0
30
50
V
50
3.1
2 G
5148.7
5
-
munitie
0
0
30
30
30
2
2 G
5151.1
0
Groothandel in vaste brandstoffen:
1
-
klein, lokaal verzorgingsgebied
10
50
50
5151.1
2
-
kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m²
50
500
500
5151.2
0
Groothandel in vloeibare brandstoffen:
Z
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
5151.1
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
30
50
3.1
2 P
100
500
5.1
3 G
5151.2
-
ondergronds, K1/K2/K3-klasse
10
0
10
10
10
1
1 G
5151.2
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³
10
0
10
50
R
50
3.1
1 G
5151.2
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
30
100
R
100
3.2
1 G
5151.2
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³
10
0
10
10
30
2
1 G
5151.2
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
30
50
50
3.1
1 G
50
0
50
200
R
200
D
4.1
2 G
100
0
50
500
R
500
D
5.1
2 G
50
0
50
300
R
300
D
4.2
2 G
5151.2
1
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
5151.2
2
-
o.c. >= 100.000 m³
5151.2
3
-
tot vloeistof verdichte gassen
5151.2
0
Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)):
5151.2
-
bovengronds, < 2 m³
0
0
0
30
30
2
1 G
5151.2
-
bovengronds, 2 - 8 m³
10
0
0
50
R
50
3.1
1 G
5151.2
-
bovengronds, 8 - 80 m³
10
0
10
100
R
100
3.2
1 G
5151.2
-
bovengronds, 80 - 250 m³
30
0
30
300
R
300
4.2
2 G
5151.2
-
ondergronds, < 80 m³
10
0
10
50
R
50
3.1
1G G
5151.2
-
ondergronds, 80 - 250 m³
30
0
30
200
R
200
4.1
2 G
5151.2
1
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
50
0
50
200
R
200
D
4.1
2 G
5151.2
2
-
o.c. >= 100.000 m³
100
0
50
500
R
500
D
5.1
2 G
5151.2
Gasvormige brandstoffen in gasflessen
5151.2
-
kleine hoeveelheden < 10 ton
0
0
0
10
10
1
1 G
5151.2
-
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
10
0
10
30
R
30
2
1 G
5151.2
-
grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau
30
0
30
500
R
500
5.1
2 G
5151.2
Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld
10
0
10
50
50
3.1
1 G
5151.3
Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen)
100
0
30
50
100
3.2
2 G
10
300
4.2
3 G
10
700
5.2
3 G
5152.1
0
Groothandel in metaalertsen:
5152.1
1
-
opslag oppervlak < 2.000 m²
30
300
300
5152.1
2
-
opslag oppervlak >= 2.000 m²
50
500
700
Z
VERKEER
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
INDICES
STOF
5152.2 /.3
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
0
10
100
10
100
3.2
2 G
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
10
50
10
50
3.1
2 G
algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G
algemeen: b.o. > 200 m²
0
30
100
0
100
3.2
2 G
algemeen: b.o. <= 200 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
0
50
10
50
3.1
2 G
algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
0
30
0
30
2
1 G
3.2
2 G
Groothandel in metalen en -halffabricaten
5153
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
1
-
5153
2
-
5153.4
4
Zand en grind:
5153.4
5
-
5153.4
6
-
5154
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
1
-
5154
2
-
5155.1
Groothandel in chemische producten
50
10
30
100
R
100
D
5155.2
Groothandel in kunstmeststoffen
30
30
30
30
R
30
2
1 G
5155.2
Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of gasflessen
5155.2
-
kleine hoeveelheden < 10 ton
0
0
0
10
10
1
1 G
5155.2
-
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
0
0
0
30
R
30
2
1 G
5155.2
-
grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau
0
0
0
500
R
500
5.1
1 G
5156
Groothandel in overige intermediaire goederen
10
10
30
10
30
2
2 G
10
30
100
30
100
3.2
2 G
10
10
50
10
50
3.1
2 G
10
30
100
10
100
3.2
2 G
10
10
50
10
50
3.1
2 G
5157
0
Autosloperijen: b.o. > 1.000 m²
5157
1
-
5157.2/3
0
Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m²
5157.2/3
1
-
518
0
Groothandel in machines en apparaten:
518
1
-
machines voor de bouwnijverheid
0
10
100
10
100
3.2
2 G
518
2
-
overige
0
10
50
0
50
3.1
2 G
518
3
-
overig met oppervlak <= 2.000 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
0
0
30
0
30
2
2 G
0
0
10
10
10
1
1 P
519 52 527
autosloperijen: b.o. <= 1.000 m² overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m²
Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) -
D
REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen)
-
VERKEER
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
0
0
30
C
0
30
2
2 P
10
0
100
C
0
100
3.2
2 G
0
0
100
C
30
100
3.2
3 G
0
0
50
C
30
50
3.1
2 G
3.1
2 G
3.1
2 G
2
2 G
3.2
2 G
VERVOER OVER LAND
6022
Taxibedrijven
6023
Touringcarbedrijven
6024
0
6024
1
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m² - goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1.000 m²
63
-
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
631
INDICES
STOF
60
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
Loswal
10
30
50
6312
A
Distributiecentra, pak- en koelhuizen
30
10
50
C
50
6312
B
Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)
0
0
30
C
10
30
6321
2
Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
10
0
100
C
30
100
6321
3
Caravanstalling
10
0
30
C
10
30
2
2 P
64
-
POST EN TELECOMMUNICATIE 0
0
30
C
0
30
2
2 P
641 71
Post- en koeriersdiensten -
30
50 R
50
D
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711
Personenautoverhuurbedrijven
10
0
30
10
30
2
2 P
712
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
10
0
50
10
50
D
3.1
2 G
713
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
10
0
50
10
50
D
3.1
2 G
7133
Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers
10
0
30
10
2
2 G
Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines
0
0
10
Datacentra
0
0
30
72
-
72
-
725 72
B
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE C
0
10
1
1 P
0
30
2
1 P
-
731 74
30
R
30
Reinigingsbedrijven voor gebouwen
50
10
30
30
50
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales
10
0
30
C
10
30
7484.3
Veilingen voor landbouw- en visserijproducten
50
30
200
C
50
7484.4
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
0
0
10
-
2
1 P
3.1
1 P
2
2 G
4.1
3 G
1
2 P
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74701
90
VERKEER
30
CATEGORIE
10
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
30
INDICES
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
-
STOF
73
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
R
D
200
0
10
MILIEUDIENSTVERLENING
9001
A0
RWZI's en gierverwerkingsinrichting, met afdekking voorbezinktanks:
9001
A1
-
< 100.000 i.e.
200
10
100
C
10
200
4.1
2 G
9001
A2
-
100.000 - 300.000 i.e.
300
10
200
C
Z
10
300
4.2
2 G
9001
A3
-
>= 300.000 i.e.
500
10
300
C
Z
10
500
5.1
3 G
9001
B
Rioolgemalen
30
0
10
C
0
30
2
1 P
9002.1
A
Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke
50
30
50
10
50
3.1
2 G
9002.1
B
Gemeentewerven (afval-inzameldepots)
30
30
50
30
50
3.1
2 G
9002.1
C
Vuiloverslagstations
200
200
300
30
300
4.2
3 G
9002.2
A0
Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2
A1
-
mestverwerking/korrelfabrieken
500
10
100
10
500
5.1
3 G
9002.2
A2
-
kabelbranderijen
100
50
30
10
100
3.2
1 G
9002.2
A3
-
verwerking radioactief afval
0
10
200
1500
1500
6
1 G
9002.2
A4
-
pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)
50
10
30
10
50
3.1
1 G
9002.2
A5
-
oplosmiddelterugwinning
100
0
10
30
9002.2
A6
-
afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW
300
200
300
9002.2
A7
-
verwerking fotochemisch en galvano-afval
10
10
30
30
9002.2
B
300
200
300
10
9002.2
C0
Composteerbedrijven:
9002.2
C1
-
300
100
50
10
Vuilstortplaatsen niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jaar
C C
C
Z
R
R
50 R
100
D
3.2
1 G
300
D
4.2
3 G
2
1 G
300
4.2
3 G
300
4.2
2 G
30
VERKEER
GEVAAR
STOF
CATEGORIE
INDICES GROOTSTE AFSTAND
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
9002.2
C2
-
niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jaar
700
300
100
30
700
5.2
2 G
9002.2
C3
-
belucht v.c. < 20.000 ton/jaar
100
100
100
10
100
3.2
2 G
9002.2
C4
-
belucht v.c. > 20.000 ton/jaar
200
200
100
30
200
4.1
3 G
9002.2
C5
-
gft in gesloten gebouw
200
50
100
100
200
4.1
3 G
R
93
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1
A
Wasserijen en linnenverhuur
30
0
50
30
50
3.1
2 G
9301.1
B
Tapijtreinigingsbedrijven
30
0
50
30
50
3.1
2 G
Chemische wasserijen en ververijen
30
0
30
30
30
2
2 G
0
0
30
0
30
2
1 G
9301.2 9301.3 SBI 93/SvB b ex.o oktober 2010
A
Wasverzendinrichtingen
C
R
162
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
163
Bijlage 2
Staat van Horeca-activiteiten
Categorie 1 'lichte horeca' Horeca bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend overdag en 's avonds zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van etenswaren, maaltijden en dranken al dan niet in combinatie met het tegen vergoeding verstrekken van logies. Hierdoor veroorzaken zij slechts beperkte hinder voor omwonenden. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca Horeca bedrijven zoals: broodjeszaak, crêperie, croissanterie; cafetaria, koffiebar, theehuis; lunchroom; ijssalon; snackbar; 1b. Overige lichte horeca Horeca bedrijven zoals: Bed & Breakfast; bistro, eetcafé; hotel; hotel-restaurant; kookstudio; poffertjeszaak/pannenkoekenhuis; pension; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice); wijn- of whiskyproeverij. 1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking Horeca bedrijven zoals: bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een vloeroppervlak van meer dan 400 m²; restaurant met bezorg- en/of afhaalservice. Categorie 2 'middelzware horeca' Bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend ook delen van de nacht zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van dranken al dan niet in combinatie met het verstrekken van etenswaren en maaltijden. Hierdoor kunnen zij aanzienlijke hinder voor omwonenden veroorzaken: Horeca bedrijven zoals: bedrijven uit categorie 1 die gelet op de aard van hun omgeving ook delen van de nacht geopend zijn; bar, bierhuis, café, pub; biljartcentrum;
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00
164
café-restaurant.
Categorie 3 'zware horeca' Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van dranken al dan niet in combinatie met etenswaren en maaltijden en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: Horeca bedrijven zoals: bar-dancing; dancing; discotheek; nachtclub; zalenverhuur/partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
050100.15818.00