dossier jeugdzorg
Brabant pakt transitie jeugdzorg voortvarend op Met ingang van 1 januari 2015 wordt de verantwoordelijkheid van jeugdzorg door de provincies overgedragen aan de gemeenten. Zij moeten de hulp en ondersteuning aan ouders en kinderen integraal en goedkoper gaan organiseren. Of het nu gaat om gezinnen met opgroei- en opvoedproblemen, kinderen met psychische problematiek of met een licht verstandelijke beperking, de gemeenten zijn aan zet.
Onder de noemer ‘transitie jeugdzorg’ is het de opgave voor de gemeenten drie zorgsectoren bij elkaar te brengen. Het gaat om drie sectoren met eigen doelgroepen, behandelmethoden, indicaties, culturen en financierings- en verantwoordingssystemen. Deze opgave vraagt om een daadwerkelijk andere aanpak. De provincie Noord-Brabant heeft vanaf het begin een proactieve en verbindende rol gepakt die volgens mij zijn vruchten begint af te werpen.
De opgave Al lijkt het misschien een technisch verhaal, waarbij de overdracht van middelen en verantwoordelijkheden centraal staat, het gaat om veel meer. Want echt belangrijk is het realiseren van een ander stelsel voor hulp en ondersteuning aan ouders en gezinnen. Het moet niet gaan om dezelfde zorg, die ‘alleen maar’ wordt gefinancierd uit een ander potje. Wat we willen is hulp en ondersteuning aan ouders en kinderen letterlijk dicht bij de gezinnen aanbieden, vanuit een integrale blik op de problemen. De inzet moet zijn dat hulpverleners meer uitgaan van de kracht van gezinnen, en ze ondersteunen bij het aanpakken van hun problemen. Door een hulpvraag in een vroeg stadium op te pakken, kun je voorkomen dat een vraag een probleem wordt. Dáár gaat het om: vragen beantwoorden voor het problemen worden. Preventie dus.
De Brabantse aanpak Direct toen het Regeerakkoord getekend was, is de provincie met Brabantse gemeenten en jeugdzorgpartners in gesprek gegaan. Informeel en formeel hebben we gesproken over hoe we
door Brigite van Haaften Mevr. drs. S.C. van HaaftenHarkema is gedeputeerde in de provincie Noord-Brabant en redactielid van Bestuursforum.
het transitieproces in Brabant aan kunnen pakken. Wij zijn daarbij uitgegaan van de bestaande samenwerkingscultuur en -structuur in Noord-Brabant. Samenwerken om maatschappelijke opgaven aan te pakken zit in de Brabantse genen. Daar bouwen we op voort. Gezien de complexiteit van de opgave, gaan wij ervan uit dat samenwerking tussen bestuurlijke partners essentieel is om tot resultaat te komen. Vanzelfsprekend doet ieder dat vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. Gemeenten hebben het initiatief in het transitieproces. Vanuit onze kennis en deskun-
Onze doelstelling is om tijdens het transitieproces de juiste kennis op het juiste moment aan de juiste doelgroep aan te bieden digheid over de jeugdzorg, pakken wij als provincie onze rol als het gaat om meedenken, meewerken, faciliteren en stimuleren. Daarnaast is en blijft de provincie verantwoordelijk voor onze wettelijke taak om voldoende en kwalitatief goede jeugdzorg in Brabant te realiseren tot aan het moment van overdracht naar de gemeenten. De overdracht is nu voorzien per 1 januari 2015. Wel gaan wij onze wettelijke taak meer en meer vervlechten met de veranderopgave in het kader van de transitie, bijvoorbeeld door gemeenten een blik in onze keuken te geven. Zo hebben gemeenten in 2011 meegekeken hoe wij voor 130 miljoen (jaarbudget) aan jeugdzorg ‘inkopen’ bij jeugdzorgaanbieders.
Resultaten tot nu toe Inmiddels stáát de transitiestructuur in Brabant. De vervlechting van de transitieopgave met onze wettelijke taken geven we onder meer vorm via regionale ‘aanjaagteams’. De aanjaagteams bestaan uit zowel gemeente- als provincieambtenaren die de transitieopgave voor de regio uitwerken en de vele betrokken partijen op regionaal niveau binden en verbinden. Het afgelopen jaar zijn door de regio’s masterclasses georganiseerd voor zowel bestuurders als ambtenaren. Gemeenten krijgen hiermee kennis over alle betrokken sectoren en inzicht in de veranderopgave. Op basis van de masterclasses worden regionale visies en een aanpak op maat ontwikkeld. Een gedeelde visie is een voorwaarde voor samenwerking, én voor regie.
10 |
Bestuursforum s maart 2012
DOSSIER JEUGDZORG
Brigite van Haaften: ‘In Brabant overheerst de positieve energie over de transitie van de jeugdzorg’.
De provincie faciliteert en stimuleert de samenwerking met gemeenten en partners met een online kennis- en samenwerkingsplatform (https://jeugdzorg.pleio.nl). Dit platform is eind september 2011 ‘live’ gegaan tijdens een conferentie voor alle bij de transitie betrokken ambtenaren in Brabant. Inmiddels heeft dit platform bijna 400 leden. Kennis van zaken is absoluut nodig om te komen tot een goede overdracht. Onze doelstelling is om tijdens het transitieproces de juiste kennis op het juiste moment aan de juiste doelgroep aan te bieden. Om dat te doen, werken we samen met gemeenten aan een ‘kennispijler’. Hieronder vallen verdiepende studies door kennisinstituten, maar ook kennissessies met de bestuurlijke en ambtelijke trekkers.
De opgave de komende jaren Onze rol is de komende jaren een bijzondere. We zijn verantwoordelijk voor de jeugdzorg tot aan het moment van overdracht. We blijven ons inspannen om de kwaliteit van zorg te handhaven en de wachtlijst beheersbaar te houden. Daarnaast gaan we een proces in van loslaten. Meer en meer voeren we onze reguliere activiteiten richting Bureau Jeugdzorg en de jeugdzorgaanbieders in samenspraak met gemeenten uit. Het jaar 2012 is een spannend jaar. Gemeenten krijgen een steeds beter beeld hoe zij het toekomstige stelsel willen vormgeven; hoe gaan de cliëntenstromen lopen, hoe wordt de ‘verwijsfunctie’ vormgegeven, hoe zal zorgaanbod worden gefinancierd (inkoop of subsidie), op welke wijze worden basisvoorzieningen als scholen versterkt in hun ondersteunende rol richting gezinnen en welke koppeling met passend onderwijs wordt hierbij gelegd? Vragen waarop nu nog geen antwoord is, maar die wel consequenties hebben voor de afspraken die wij met zorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg maken voor 2013 en 2014.
Pasklare antwoorden zijn nu echt nog niet te geven. Het is en blijft een ontdekkingstocht. Daarbij staat voorop dat hulp en ondersteuning aan ouders en kinderen de komende jaren niet in het geding mogen komen als gevolg van de transitie: tijdens de verbouwing blijft de winkel open! Verder is er nog een aantal ankerpunten dat we hanteren bij de ontdekkingstocht, zoals het feit dat de wachtlijsten bij de zorgaanbieder niet mogen stijgen, en dat de veiligheid van kinderen uiteraard maximaal moet worden gewaarborgd.
De kracht van gezinnen In Brabant overheerst de positieve energie over de transitie van de jeugdzorg. Deze energie, de samenwerkingscultuur en de professionaliteit van de sector in Brabant gaan resulteren in een grote veranderkracht om echt het verschil te maken. Gezamenlijk zijn alle partijen het afgelopen jaar de weg ingeslagen om een daadwerkelijk ander stelsel voor hulp en ondersteuning aan kinderen en gezinnen te realiseren. Een ander stelsel dat integraler, beter en sneller moet zijn dan het huidige versnipperde stelsel.
Het is en blijft een ontdekkingstocht Een andere inhoudelijke aanpak vooral, die uitgaat van de kracht van gezinnen. Zo’n nieuwe aanpak vormgeven binnen de gemeente, biedt volop kansen om écht werk te maken van gezinsbeleid. Het is een geweldige opgave, zeker in combinatie met al die andere decentralisaties. Maar het kan, als bestuurders bereid zijn om alle beleidsterreinen met elkaar te verbinden, en op alle gebieden gezinsbeleid als uitgangspunt hanteren. Dán stel je mensen centraal in je beleid, en dat is waar het cda voor staat.
s
Reageren?
[email protected]
Bestuursforum s maart 2012
| 11
dossier jeugdzorg
Transitie of echte transformatie Na de evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg was er Kamerbreed draagvlak voor veranderingen. De zorg voor onze jeugd zou stroperig zijn. Taken zouden te veel op elkaar worden afgewenteld. Het systeem bestond uit te veel schakels en was verworden tot een systeem dat ‘wel zou moeten groeien’. Toch gaat het met de meeste kinderen uitstekend. Onderzoek wijst uit dat we de gelukkigste jeugd van de wereld hebben en meer dan tachtig procent van onze kinderen groeit zonder al te veel problemen op tot gezonde volwassenen. Dat er in de zorg voor onze jeugd iets moest veranderen was dus voor iedereen duidelijk. Maar of alleen het overhevelen van taken naar de gemeente daarvoor voldoende is… ik denk van niet.
Na afloop van een commissievergadering waarin gesproken werd over ons lokale jeugdbeleid werd ik aangesproken door de moeder van ‘Dylan’. Met Dylan ging het niet zo goed. En met moeder ging het inmiddels ook niet meer zo goed. Dylan bleek een druk baasje van veertien jaar dat snel was afgeleid, veel op straat rondhing en op school voor problemen kon zorgen. Ook thuis was hij soms moeilijk stuurbaar. Een hele batterij aan professionals en hulpverleners was het afgelopen anderhalf jaar aan moeder en zoon voorbijgetrokken. Een leerplichtambtenaar, zorgcoördinator, mentor, schoolmaatschappelijk werk, bureau Halt, ‘iemand van Centrum voor Jeugd en Gezin’, een jongerencoach, op straat verschillende jongerenwerkers en de huisarts die hem Ritalin voorschreef. Inmiddels bleek er ook een melding bij het amk te zijn gedaan en zat moeder in zak en as. ‘Zoveel hulp mijnheer, en niks helpt.’
door René Peters De heer W.P.H.J. Peters is wethouder in Oss.
verwachting dat de zorg voor de jeugd onder verantwoordelijkheid van de gemeente letterlijk dichter bij het kind georganiseerd zou worden, en dat integrale zorg en ondersteuning op die manier makkelijker tot stand zouden komen. Als het verhaal van de moeder van Dylan me iets duidelijk heeft gemaakt, dan
Het is niet voldoende verantwoordelijkheden over te dragen. We zullen echt iets anders moeten doen is het wel dat die verwachting op zijn best erg optimistisch is. Het is niet voldoende verantwoordelijkheden over te dragen. We zullen echt iets anders moeten doen.
Erg optimistisch Na de evaluatie op de Wet op de Jeugdzorg, is besloten dat de provinciale jeugdzorg, als onderdeel van een veel breder pakket, gefaseerd zal worden overgedragen naar gemeenten. Dit in de
12 |
Bestuurs Bestuu Bes tuurs tuu rsforum forum s maart maart 201 20122
Positief jeugdbeleid Zoals gezegd behoren de Nederlandse jongeren tot de gelukkigste van de wereld. Ze groeien over het algemeen zonder al te
DOSSIER JEUGDZORG
VNG Jeugdzorgwijzer Wilt u inzicht krijgen in de verschillende zorgvormen van de jeugd- en opvoedhulp, de jeugd-ggz, of de voorzieningen voor jongeren met een lichte verstandelijke beperking? Raadpleeg de digitale Jeugdzorgwijzer. De Jeugdzorgwijzer van de vng helpt u bij het maken van keuzes rond de transitie van de jeugdzorg, bijvoorbeeld op het gebied van bovenlokale samenwerking. Zie: www.vng.nl.
grote problemen op en zijn bij navraag ook tevreden over de manier waarop ze worden opgevoed. Toch ligt de nadruk de laatste jaren in relatie tot de jeugd vooral op het aanpakken van ‘problemen’. Jongeren die op straat rondlummelen, worden verwezen naar zogenaamde jop’s, Jongeren Opvang Plekken. Het liefst op een plek waar niemand last van ze heeft. Lees: zo ver mogelijk uit de buurt van de bewoonde wereld. Het aantal geïndiceerde zorgleerlingen stijgt explosief en het aantal kinderen met een zogenoemd rugzakje groeit exponentieel. Er gaat geld genoeg naar de zorg voor onze jeugd. Maar we leggen wel heel weinig nadruk op het stimuleren en ondersteunen van de normale ontwikkeling van een kind. We proberen met veel en vaak dure zorg afwijkingen van wat we normaal vinden, tegen te gaan. We vergeten vaak dat onze kinderen talenten hebben die we moeten helpen ontplooien. Samengevat: we moeten van probleemdenken naar ondersteuningsdenken.
nodig zijn, eigenlijk nog wel bestaan. De druk om aan te tonen dat gemeenschapsgeld effectief wordt ingezet en de druk om aan te tonen dat alle procedures goed worden doorlopen en er in juridische zin dus geen fouten worden gemaakt, wordt steeds groter. Met alle toegenomen vormen van administreren, protocolleren en bureaucratie als gevolg. We kunnen mopperen op de bureaucratische rompslomp binnen de jeugdzorg. De waarheid is dat de politiek die bureaucratie eist. Ten slotte is er nog het eigenbelang van verschillende instellingen. Samenwerken in het belang van kinderen klinkt mooi. Maar wanneer het instellingsbelang geschaad zou kunnen worden, is dat heel wat moeilijker. Dit alles in de wetenschap dat transformeren iets is waarvoor een lange adem nodig is, politiek zich beweegt binnen periodes van vier jaar en incidenten sterk worden uitvergroot. Geen makkelijke opgave.
Vertrouwen en lef Subsidiariteit Binnen de christendemocratie zijn we bekend met het subsidiariteitsbeginsel. Dit is het idee dat een ‘hogere’ instantie niet de dingen moet willen regelen die een ‘lagere’ instantie kan afhandelen. Bij de zorg voor onze jeugd zou dat niet anders moeten zijn. Opvoeden vindt plaats binnen het gezin, de buurt, de school. Ouders zijn verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. Ook wanneer daar ondersteuning bij nodig is. Het kind en de ouders zijn eigenaar van het ‘probleem’ en dus ook van de oplossing. Juist door in eerste instantie gezins-, maar ook buurt- en schoolverbanden te versterken, en gemeenschappelijk bij te sturen zodra dat nodig is, kan de samenleving veel leed en veel kosten worden bespaard.
Gedeelde visie We willen een beschaafde samenleving waarin mensen mee kunnen doen, waarin mensen hun verantwoordelijkheid voor zichzelf en voor anderen kunnen en durven nemen. We willen werken vanuit de menselijke maat. We willen een samenleving waarbij mensen er voor elkaar zijn. Elkaar willen helpen waar het kan, sturen waar het moet. Een samenleving met het gezin als hoeksteen en versterkte verbanden als buurt, school, vereniging als muren. Een samenleving waarbij mensen verantwoordelijk zijn, zonder steeds verantwoording af te moeten leggen (bureaucratie). Een samenleving en een kijk op jeugdzorg, kortom: waarin verantwoordelijkheid, eigen kracht, de sociale omgeving, ruimte en vertrouwen centraal staan. De meeste mensen zullen bovenstaande visie onderschrijven. Toch begint zich een tegenbeweging aan te dienen. Vanuit een bepaalde hoek in menige raadzaal vraagt men zich met regelmaat af of burgers eigenlijk wel ‘eigen kracht’ hebben. Of de sociale verbanden die voor de opvoeding van kinderen zo
Het organiseren en begeleiden van de transitie in de jeugdzorg is een ingewikkelde klus. Binnen de regio Noord Oost Brabant pakken we dat samen goed op. Er is een visie, er is een ambtelijk aanjaagteam, er is bestuurlijk draagvlak. Met goede begeleiding en overdracht vanuit de provincie en overleg met instellingen zal de transitie in organisatorische zin wel slagen. Maar voor de transformatie die we eigenlijk willen, is meer nodig. En niet in de laatste plaats bestuurlijke lef. Durven we hardop uit te spreken dat we vertrouwen hebben in de kracht en de passie van professionals – ook wanneer ze wat minder verantwoording afleggen? Natuurlijk moet de overheid zorgen voor goede voorzieningen in wijken en dorpen, voor professionele, direct inzetbare ondersteuning. Maar durven we te geloven in de kracht van burgers en sociale verbanden in de wetenschap dat het niet altijd goed zal gaan?
Conclusie Wil de transitie van de jeugdzorg werkelijk een verbetering zijn dan zal ze de vorm van een transformatie moeten krijgen. En wil die transformatie in het huidige krachtenveld kans van slagen hebben, dan zullen bestuurders werkelijk vertrouwen moeten hebben in de kracht van professionals, sociale verbanden en mensen. Dan moeten bestuurders durven loslaten. Wanneer de zorg voor onze jeugd werkelijk zo snel, kort, passend en geregeld kan worden, zou de moeder van Dylan kunnen zeggen na afloop van een volgende commissievergadering: ‘Ik hoef niet zoveel hulp meer mijnheer, maar wel iemand die met me meekijkt wanneer dat nodig is. Liefst zo snel mogelijk. Dan is het probleem nog klein. Dan kan ik zelf weer verder.’
s
Reageren?
[email protected]
Bestuursforum s maart 2012
| 13
dossier jeugdzorg
Lid Raad van Bestuur Bureau Jeugdzorg Limburg Joke van Harten:
‘Zoek elkaar op!’ Elke stelselwijziging komt voort uit goede bedoelingen, maar er zijn ook onvermijdelijke, en onbedoelde, bijwerkingen. Joke van Harten: ‘Als je met alle betrokkenen bij elkaar bent, kun je gemakkelijker tot een integrale aanpak komen. Daar is de jeugdzorg bij gebaat.’ Voor Joke van Harten is het niet de eerste grote stelselwijziging die ze meemaakt. ‘Eerst zijn de verantwoordelijkheden van rijk naar provincie gegaan en nu worden ze verlegd naar de gemeenten. Dat biedt kansen om dingen beter te regelen, al is het niet zo dat het nu zo slecht ging bij de provincies. Er is bijvoorbeeld veel aandacht geweest voor de verbetering van methoden en er is op een goede manier gekeken hoe effectief ze werken. Dat is wel een belangrijk aandachtspunt voor de toekomst, de kwaliteitsbewaking.’ ‘Je ziet dat kleinere gemeenten elkaar zijn gaan opzoeken. Ik vind dat een goede zaak. Samenwerking is nodig. Een lastig aspect – maar dat constateer ik vooral als burger – vind ik daarbij de getrapte legitimering. Nu is het duidelijk: een gedeputeerde is verantwoordelijk en aanspreekbaar door Provinciale Staten. Maar hoe gaat dat straks bij gemeenten die een samenwerkingsverband met elkaar zijn aangegaan? Welke politieke bestuurder kan de burger of Gemeenteraad dan aanspreken?’
Collectief gesprek Van Harten pleit voor het organiseren van een collectief gesprek. ‘Het is goed als juist nu alle gemeenten in provincies samen om tafel gaan, met daarbij vertegenwoordigers van de zorgverleners én de cliënten. Die laatste groep wordt nu nog te weinig betrokken. Uiteraard zou ook de provincie erbij moeten aanschuiven. Zo’n collectief gesprek zou enorm kunnen helpen om de doelen waarom de transitie uiteindelijk begonnen is niet uit het oog te verliezen. Het bijeenbrengen van partijen is iets wat mogelijk heel goed zou passen voor cda-bestuurders.’ Ze breekt daarbij ook een lans voor jongeren: ‘Deze hele
‘Ik zou het goed vinden als meer gesproken wordt met jongeren, met de cliënten zelf’ wijziging is iets van volwassenen, terwijl het gaat over jongeren. Ik zou het goed vinden als meer gesproken wordt met jongeren, met de cliënten zelf. Ze hebben wel degelijk goede ideeën over hoe ze geholpen willen worden. Betrek ze erbij.’
Valkuilen In het verleden bleken de provinciegrenzen soms ware obstakels om goede zorg op maat te kunnen leveren. Van Harten hoopt dat in de toekomst niet hetzelfde gaat gebeuren met gemeentegrenzen. Een neveneffect van de gemeentelijke samenwerkingsverbanden is immers het gevaar van nieuwe ‘eilandvorming’.
14 |
Bestuursforum s maart 2012
door Marcel Migo
‘Het is belangrijk dat tussen gemeenten goede afspraken worden gemaakt, dat duidelijk is wie verantwoordelijk is. Bovenal moeten de belangen en behoeften van het kind centraal staan.’ ‘Veel van ons werk bestaat uit het geven van opvoedingsondersteuning. In het gedwongen kader is dat in feite niet iets wezenlijk anders dan bij vrijwillige hulp. Onze inspanningen zijn erop gericht de situatie in het gezin weer op de rails te krijgen. Het is belangrijk dat kinderen weer in ‘het gewone leven’ terechtkomen en dan moet je ze dus niet apart zetten, ook niet qua organisatie.’
Niet alleen preventie Dat preventie steeds meer aandacht krijgt, vindt Joke van Harten op zich een goede zaak. ‘Ik zou ervoor pleiten preventie nog wat breder te trekken. Realiseer je goed dat ook de ruimtelijke omgeving waarin kinderen opgroeien van belang is. Denk aan kindvriendelijke wijken. Denk bijvoorbeeld ook aan bevordering van maatschappelijke participatie van kinderen
‘Hoe nuttig en noodzakelijk preventie ook is, er zullen altijd kinderen blijven die bedreigd worden in hun ontwikkeling’ uit arme gezinnen. Maar we moeten reëel blijven: hoe nuttig en noodzakelijk preventie ook is, er zullen altijd kinderen blijven die – in mindere of ernstiger mate – bedreigd worden in hun ontwikkeling. Op dit moment komt circa 5 tot 7 procent van de Nederlandse jongeren in contact met jeugdzorg. Hopelijk neemt dat percentage in de toekomst door allerlei preventieve maatregelen af, maar er zal altijd een omvangrijke groep kinderen en jongeren overblijven voor wie goede jeugdzorg er gewoon moet zijn. Daarbij is per kind, per gezin maatwerk geboden. En op zich is de transitie die nu plaatsvindt een kans om tot meer maatwerk te komen, al is het een langdurige en ingewikkelde weg. Dit is hét moment om als gemeente na te denken over maatwerk, over kwaliteitseisen, maar natuurlijk ook hoe door gezamenlijk optreden van overheid, instellingen en cliënten één en ander efficiënt georganiseerd moet worden.’
s
Reageren?
[email protected]
DOSSIER JEUGDZORG
Geen kind overboord De gemeente was al verantwoordelijk voor de preventieve taken inzake het jeugdbeleid die geregeld zijn via de WMO. De decentralisatie betreft de provinciale jeugdzorg, gesloten jeugdzorg, jeugd-GGZ, Jeugd LVB, jeugdreclassering en jeugdbescherming. De aanleiding voor deze decentralisatie is dat het huidige jeugdzorgstelsel niet goed functioneert. Er is sprake van een onoverzichtelijk aanbod door partijen die zich bezighouden met professionele opvoeding en ondersteuning en tegelijkertijd is er een explosieve groei van het aantal jeugdigen dat gebruikmaakt van jeugdzorg.
door Geeske Telgen Mevr. G.M. Telgen-Swarts is raadslid in Ede en redacteur van Bestuursforum.
Opvoeding is bij uitstek een terrein waar waarden en normen een grote rol spelen. Ouders hebben de plicht kinderen tot hun achttiende jaar te verzorgen en op te voeden. Zij mogen dat naar eigen inzichten en goeddunken doen. Kinderen hebben recht op scholing, verzorging en opvoeding. Zij hebben vooral ook recht op bescherming door de overheid als hun veiligheid in het geding is en als hun ontwikkeling in gevaar komt. Opvoeding is een private aangelegenheid, maar ook een publieke zaak. In dit vat vol tegenstrijdigheden en emoties, moeten gemeenteraden en colleges gestalte geven aan het gemeentelijk beleid inzake jeugdzorg. Het boek Geen kind overboord van Leo Admiraal en Marlies Woperus dat gebaseerd is op een onderzoeksproject dat de Hogeschool Utrecht van 2009 tot 2011 uitvoerderde wil beslissers en uitvoerders helpen met informatie over wat er leeft in onderwijs, zorg en welzijn.
beschreven, is dat ze alle veel belang hechten aan de relatie tussen kind en ouders. De onderzoekers hebben goede ervaringen opgedaan met deze nieuwe vorm van casemanagement. Ook al is dit onderzoek geen hard bewijs dat de werkwijze effectief is, meer onderzoek doen lijkt zinvol.
Het boek richt zich op twee kernvragen: 1. Hoe komt het dat zorg en begeleiding voor kinderen met complexe problemen niet altijd tot de gewenste effecten leiden? De analyse van deze eerste vraag leidt tot de conclusie dat het signaleren en aanpakken van problemen van jeugdigen eerder, beter en sneller zou moeten. Meervoudige problematiek vereist een integrale aanpak en een plan. Het gaat hier met name om jongeren die overboord dreigen te vallen. Dat zijn jongeren die te maken hebben met een opeenstapeling van problemen thuis, in de buurt, en met zichzelf. Ze vormen de meerderheid van de vroe vroegtijdige schoolverlaters. In dit deel wordt een goed inzicht ge gegeven in wat er goed en mi minder goed gaat in de zorg en de begeleiding van kinderen.
Dit boek geeft raadsleden een goed overzicht van de verschillende instellingen die zorg bieden aan jongeren en hun ouders
2. Hoe kunnen we de zorg en be begeleiding verbeteren? In het tweede deel van het bo boek wordt geprobeerd na te ga gaan hoe de samenwerking ve verbeterd kan worden. Ui Uitgaande van een kind is er een cruciale rol weggelegd voor een casemanager met verschillende rollen en taken. Een van de meest kenmerkende van de verschillende werkstijlen die worden
CDA-visie: eigen kracht en maatwerk Geen kind overboord is een gemakkelijk leesbaar boek en geeft raadsleden een goed overzicht van de verschillende instellingen die zorg bieden aan jongeren en hun ouders. Ook de beleidsontwikkelingen worden in vogelvlucht helder geschetst. De inzet van de casemanager was voor mij niet nieuw, maar wel de verschillende vormen die uitgewerkt zijn. De casemanager was en is bij uitstek de belangenbehartiger van de jeugdige en het gezin.
Jeugd en jeugdzorg zijn verschillende en soms ook ingewikkelde beleidsterreinen, maar wel heel boeiend en enerverend. Het is ook een terrein waar we als cda werkelijk het verschil kunnen maken. In beleid, in keuzes die er echt toe doen. Voor het cda is het altijd het uitgangspunt geweest dat ouders de eerstverantwoordelijke zijn voor de opvoeding van hun kinderen. Voor het cda is het daarom belangrijk dat opvoeding en ondersteuning zoveel mogelijk plaatsvindt in het gezin en in vrijwillige verbanden eromheen. Met de decentralisatie op komst krijgen gemeenten mogelijkheden om prikkels te introduceren die deze eigen kracht versterkt. Duidelijkheid staat voorop, ook wat betreft de verantwoordelijkheid. Duidelijke afspraken en normen voor de instellingen die met jeugdigen werken. Daar kun je als raad op sturen. Met belangstelling volg ik daarom de voorstellen van de commissie Opvoeden en opgroeien die het cda oproept om meer uit te gaan van eigen kracht en situationeel meer maatwerk te leveren bij gezinnen die niet zonder ondersteuning kunnen. Geen kind mag overboord geraken.
s
Reageren?
[email protected]
Bestuursforum s maart 2012
| 15