Voortvarend en zorgvuldig van transitie naar transformatie PLAN VAN AANPAK TRANSITIE JEUGDZORG STEDE BROEC 1.
Aanleiding
De gemeente wordt met ingang van januari 2015 verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdzorg. Sinds een aantal jaar bestaat er zorg over de effectiviteit van jeugdzorg. Een stelselherziening moet hierin verandering brengen. Met een efficiencykorting van 300 miljoen dient de toegankelijkheid van de zorg verbeterd en een beroep op specialistische zorg ingeperkt te worden. Er moet sneller gehandeld worden en beter worden afgestemd. Nu wordt er vaak zware zorg ingezet die gepaard gaat met hoge kosten. Gemeenten hebben in het kader van de WMO sinds 2007 al een preventieve taak in de jeugdzorg - de vijf preventieve functies info & advies; signalering; toeleiding naar hulp; licht pedagogische hulp en coördinatie van zorg. Daar komt vanaf 2015 dus de ambulante en residentiële zorg bij. Deze vallen nu nog onder het Rijk, de provincies, AWBZ en zorgverzekeringswet. De gemeente zal de taken en verantwoordelijkheid overnemen in de jeugdzorg. Het gaat daarbij om de volgende taken: •
Indicatiestelling jeugdhulpverlening: ambulante en residentiële hulp - nu uitgevoerd door 6 toegelaten instellingen (zie bijlage).
•
AMK: advies, consultatie en onderzoek naar vermoedens van kindermishandeling
•
Jeugdbescherming: onder toezichtstelling (OTS) en (gezins)voogdij
•
Jeugdreclassering: begeleiden van jeugd 12-18 jaar die in aanraking is gekomen met de politie/ justitie
•
Crisisinterventie: 24 uur 7 dagen bereik- en inzetbaarheid
•
Kindertelefoon: laagdrempelige voorziening waar jeugd verhaal kwijt kan
•
Zorg voor jeugdigen tot 18 jaar met een licht verstandelijke of psychiatrische beperking
•
Jeugdhulpverlening
•
Gesloten jeugdzorg
Het CJG wordt de lokale toegangspoort van de jeugdzorg voor de leeftijd van – 9 maanden tot 23 jaar. Het CJG is een laagdrempelig inlooppunt voor opvoeding en opgroeiondersteuning. Het CJG bevordert de samenwerking in de keten jeugdwelzijn, onderwijs, zorg voor jeugd. Met behulp van het CJG kan preventief ingrijpen bij risico’s in de opvoeding en bij het opgroeien soelaas bieden in het voorkómen van zware zorg. Door middel van vroegsignalering kunnen problemen in gezinnen worden aangepakt. Daarbij wordt gedacht aan vroegtijdige opvoedingsondersteuning middels training en coaching van ouders, hulp bij het opgroeien van kinderen en pubers, inzet van sterke informele (familie) netwerken en creëren van een pedagogische civil society: een samenleving waarbij informele netwerken en formele instellingen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voelen voor het goed opgroeien van kinderen. Uitgangspunt is de leefwereld van kinderen en ouders in Stede Broec en niet de systeemwereld van de zorgaanbieders. Uithuisplaatsing, inzet van GGZ, pleeggezinnen buiten de regio en andere kostbare hulp dient zoveel als mogelijk verminderd te worden, niet alleen vanwege de kosten maar ook omdat het beter kan zijn voor kinderen in de eigen thuissituatie op te groeien- met ondersteuning van het sociale netwerk van het gezin. De kwaliteitseisen voor zorgaanbieders dient de gemeente zelf te formuleren en te toetsen: er is veel experimenteer ruimte. In deze transitie is het Passend Onderwijs van belang: de zorg op school vormt communicerende vaten met de
1
zorg in de thuissituatie en als die niet goed worden verbonden, ontstaan er risico’s. Stede Broec kiest daarbij de benadering: er liggen nieuwe kansen die we met beide handen aangrijpen. We willen daarbij leren van de kennis en ervaring van de provincie en de huidige jeugdzorgaanbieders. Het plan van aanpak schetst de stappen, die gezet worden in de Transitie Jeugdzorg in de gemeente Stede Broec en de partners die daarbij betrokken zijn. Het plan geeft inzicht in de mogelijkheden en risico’s van het lokale en regionale veld rond de jeugdzorg. 2.
3.
Visie, ambitie en uitgangspunten
1
Veiligheid van het kind in en om het huis, of het erf, op school en op straat. Dat betekent: een gezonde opvoeding en leefstijl, veilige en kindvriendelijke omgeving, goed pedagogisch klimaat. Kinderen hebben vertrouwen in volwassenen en in de maatschappij. Het plaatselijk netwerk van het CJG (GGD, MEE, Passend Onderwijs, Kinderopvang, SMW, VAT, ZAT) denkt mee over de transformatie: hoe kan het sneller, beter, effectiever. Uitgaan van de leefwereld van het kind en de ouders; liever op tijd lichte zorg dan zware zorg; thuis nabij in plaats van ver weg; verantwoordelijkheid bij de ouders/ het kind in plaats van bij de professionals op basis van het eigen kracht principe; gebruik maken van de pedagogische civil society. Het lokale traject sluit aan op het regionale traject zoals dat verwoord is in het procesvoorstel Transitie Jeugdzorg West-Friesland. Betrokken partijen:
Bij de transitie zijn veel verschillende partijen betrokken. Naast de gemeente gaat het om de volgende groepen: – De kinderen, jongeren en hun ouders. Als we meer willen bereiken dan "het verhangen van de bordjes" dan zullen zij als gebruikers nadrukkelijk betrokken moeten worden. – De cliëntorganisaties. – Het Centrum voor Jeugd en Gezin neemt, als netwerkorganisatie onder gemeentelijke verantwoordelijkheid, een aparte positie in binnen dit traject. Enerzijds is er een doorontwikkeling nodig om de functie in het preventieve domein te versterken. Maar daarnaast zal bekeken moeten worden of het CJG een rol moet krijgen in het toewijzen van zwaardere zorg. De functie van het CJG maakt nadrukkelijk onderdeel uit van de herinrichting van het stelsel. Bureau jeugdzorg, GGD en het maatschappelijk werk zijn daarin kernpartners. – Instellingen voor jeugdzorg, jeugd GGZ en jeugd LVG. – Regiogemeenten West-Friesland. – Provincie, zorgverzekeraars, zorgkantoor (huidige financiers jeugdzorg) – Onderwijs (basisonderwijs, voortgezet onderwijs, MBO) en Leerplicht en RMC – Welzijnswerk, voorschoolse voorzieningen, kinderopvang. Van belang is dat de gemeente de cultuur en condities schept voor de gemeenschappelijke aanpak, zodat draagvlak voor de transitie wordt gecreëerd op 3 niveaus: in het uitvoerende veld, ambtelijk en bestuurlijk (= college, commissie en raad).
Geraadpleegde bronnen zijn o.m. het Procesvoorstel Transitieplan Jeugdzorg West Friesland ; Opvoeden versterken, Wisselwerking: werksporen voor verbinding, Chaos in de jeugdzorg van Seinstra en van Laar, VNG nieuws.
2
4.
Stappenplan vanaf april 2012- december 2015:
2012: Draagvlak creëren voor en visie ontwikkelen op de transformatie (lokaal en regionaal) Vragen en dilemma’s meenemen, kansen en risico’s in kaart brengen
tweede kwartaal
Inventarisatie van de huidige zorgvraag, het zorgaanbod en de wachtlijsten
derde kwartaal
Regionaal koplopers project; lokale pilots opzetten (indicatie lichte zorg)
derde kwartaal
Regelgeving en kwaliteitbewaking helder hebben (rijksbrief jeugdzorg)
vierde kwartaal
Financiële consequenties kunnen overzien
vierde kwartaal
2013: Communicatieplan
eerste kwartaal
Netwerkconferentie van het CJG met alle lokale partners
eerste kwartaal
Besluitvorming over transformatieplan (aansluitend op regionale plan)tweede kwartaal Afronden lokale pilot
tweede kwartaal
Bestuurlijke en politieke afstemming
tweede kwartaal
Koplopersproject en de lokale pilot evalueren
derde kwartaal
Randvoorwaarden opstellen met betrekking tot deskundigheidsbevordering, procedures, monitor, kwaliteitscriteria en behoud lage drempel CJG
derde kwartaal
Overdracht lichte zorg
vierde kwartaal
Financiële consequenties op een rij
vierde kwartaal
2014: Borging kwaliteit en veiligheid Bestuurlijke en politieke besluitvorming Overdracht zware zorg in fases, misschien aanbestedingsprocedure Doorrekenen financiële consequentie transformatie 2015: Monitor van de transformatie
5.
Kansen en risico's
Kansen •
Er is draagvlak in het gezin voor de ondersteuning, want er wordt beter aangesloten bij de draagkracht van het gezin en het informele netwerk
•
De verantwoordelijkheid voor 1Gezin 1 Plan en de zorgcoördinatie versterkt de samenwerking tussen lokale partners
•
Het indicatiebesluit voor de inzet van het budget kan snel worden afgegeven en beter aansluiten bij de lokale context van het gezin.
•
Het gezin, het hulpverleningsnetwerk en het CJG kunnen in een vroeger stadium problemen signaleren en snel hulpvragen beantwoorden, waardoor zwaardere zorg kan worden voorkomen.
•
Het CJG kan deskundigheid en samenhang brengen in het hulpverleningsaanbod en het gezin ondersteunen bij het aanvragen van adequate hulp.
3
•
De gemeente kan de regierol beter uitvoeren. Risico's
•
Het vraagstuk hoe de veiligheid van het kind te waarborgen.
•
Het vraagstuk van de kwaliteit van de zorg van het (in)formele netwerk
•
Het vraagstuk van de verantwoordelijkheid zoals dat van de hulpverlener of van het informele netwerk, opdat het kind niet tussen wal en schip komt.
•
Het vraagstuk van het verdelen van het budget: richting gezin (lichte of zware zorg) en richting regievoering (CJG - en ambtelijke capaciteit) Er is nu nog onvoldoende zicht op de financiële consequenties voor de gemeente.
6. I.
Vragen en dilemma's Organisatorische vragen a. Over de structuur: Waar moet de indicatie en de toewijzing van het budget van de gedwongen hulpverlening plaatsvinden? Dilemma: Op dit moment is het CJG laagdrempelig ingericht: ondersteunend naar ouders en kinderen, het CJG doet er alles aan om de gang naar het CJG gemakkelijk te maken: een soort van “good cop”. BJZ is in dit verhaal de “bad cop”: heeft soms een slecht imago. Zodra de rol van BJZ door het CJG wordt overgenomen, is het risico dat het imago van BJZ mee komt: hoe voorkom je dat? Kun je de gedwongen zorg (gedwongen hulp, reclassering, AMK, en evt. de crisisdienst) neerleggen? Is de gemeente zelf een goede plek, of moet je het elders regionaal inkopen. Laat je daarmee de innovatieve kansen los? Welke overlegstructuur is nodig? Voldoet de projectgroep CJG? Welk (boven)regionaal schaalniveau is nodig voor de inkoop van gespecialiseerde (zware) zorg en hoe doen we dat? Heeft BJZ daarin een (boven)regionale rol na 2014 (vergelijkbaar met de GGD)? En als BJZ verdwijnt, hoe borgen we de juridische en methodische expertise? Of wordt BJZ onze (boven)regionale CJG backoffice en kwaliteitscontroleur? Deze laatste optie lijkt aantrekkelijk- en we zouden dat dan ook graag regionaal/ lokaal in discussie brengen! Welke financiële consequenties heeft de transitie: 5 % van de kinderen heeft zware zorg nodig, die een groot deel van het budget in beslag neemt. Kan/moet de gemeente dit deel van het budget vooraf reserveren voor deze kinderen? Hoe bepaal je de kosten van lichte zorg in het gezin en vertaal je dat in werkbare subsidievoorwaarden?
b. Over de zorgaanbieders Welke aanbieders spelen een rol voor gezinnen in SB? Willen we net als de provincie werken met een omschreven lijst van toegelaten instellingen? En hoe gaan we dan inkopen bij nieuwe aanbieders die innovatief te werk gaan? Welke organisaties wil de gemeente betrekken bij de signalering van problemen in gezinnen: scholen, dorpshuis, sport, vrijwilligers, woningcorporaties, kerkelijke groepen. Hoe zit het met de regelgeving voor pleeggezinnen? Kun je die wijzigen? Welke risico’s kleven daar aan? Kunnen vrijwilligers ingezet worden in de jeugdzorg en hoe borg je dan de kwaliteit? Wat hebben de verantwoordelijke organisaties nodig van de gemeente aan beleidskaders, convenanten, afspraken, budgetten, aanbestedingsregels.
4
Wat moet er gebeuren in termen van deskundigheidsbevordering lokale professionals. Hoe kunnen ze gebruik maken van het sociale netwerk van cliënten? Hoe kunnen ze het eigen krachtprincipe toepassen? We denken aan een meerdaagse training en intervisie voor professionals en vrijwilligers. Hoe waarborgen we de kwaliteit van nieuwe voorzieningen in het kader van lichte en zware jeugdzorg: hoe regelen we de kwaliteitscontrole. Sommige organisaties hebben een werkcultuur of werkhouding die niet goed past bij crisissituaties. Hoe doorbreek je de 9-5 mentaliteit en welke rol kan het CJG en de gemeente daarin spelen?
II. Inhoudelijke vragen Welke inhoudelijke omslag willen we realiseren en op welk terrein: meer preventieprojecten, gezinscoaches/ nanny’s in een vroeg stadium of tijdelijke plaatsing in pleeggezinnen in de buurt van het gezin (familie of het informele netwerk). Wat kan de gemeente doen in termen van primaire preventie? Welke initiatieven zijn er al, hoe kunnen die worden versterkt of uitgebreid? Hoe waarborg je de veiligheid van het kind en kwaliteit van de hulp? Hoe kunnen we het informele netwerk in de buurt versterken met behulp van het eigen kracht principe? 7.
Samenvatting
Voortvarend en zorgvuldig aan het werk: van transitie naar transformatie. Dat wil zeggen: we zijn er geen voorstander van om de jeugdzorg één op één over te hevelen naar de gemeente. We menen dat het anders moet- beter. De nadruk ligt daarbij op de verantwoordelijkheid van de ouders, het gezinsnetwerk en het lokale professionele netwerk. Het doel is vroegtijdig lichte zorg inzetten, om te voorkomen dat zware zorg onafwendbaar is. Dat vraagt innovatieve oplossingen. Er moet veel anders: zowel intern in de gemeente als extern in het lokale en regionale veld. We koppelen de transitie in het passend onderwijs en in de jeugdzorg zoveel mogelijk aan elkaar. Ook de transitie in de AWBZ en WwnV wordt afgestemd.
Bijlage: Toegelaten instellingen jeugdzorg anno 2012: Parlan, kinderen- en jongerenzorg CWZW/Leger des Heils Mij. Zandbergen De Bascule OCK/Het Spalier De Praktijk William Schrikker Groep
Van der Lijnstraat 9, 1817 EH Alkmaar Prins Frederiklaan 20 A, 3818 KC Amersfoort Waterdaal 2, 3817 GV Amersfoort Meibergdreef 5, 1105 AZ Amsterdam Middenduinerweg 44, 2071 AN Santpoort-Noord Amperestraat 2-6, 1817 DE Alkmaar Dalsteindreef 69, 1112 XC Diemen.
&&&&&&&&&&&
5