Plan van aanpak transitie jeugdzorg Gooi en Vechtstreek
18 januari 2013 Registratienr.
1.
INLEIDING
2
2.
DE CONCEPT-JEUGDWET
3
3.
UITGANGSPUNTEN IN DE GOOI EN VECHSTREEK
5
4.
KEUZE REGIEMODEL: EEN DOOR GEMEENTE(N) GESTUURDE ORGANISATIE
6
5.
PROCES EN FASERING
7
6.
OPDRACHTEN
10
7.
SPOORBOEKJE
24
8.
BEGROTING
26
BIJLAGE 1 - OVERZICHT ACTIES
1
1. INLEIDING De jeugdzorg wordt in 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten. De decentralisatie omvat alle onderdelen van de jeugdzorg: de jeugdzorg die nu een verantwoordelijkheid is van de provincie, de gesloten jeugdzorg onder regie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de jeugd-GGZ die onder de zorgverzekeringswet (ZVW) valt, de zorg voor lichtverstandelijk gehandicapten jongeren op basis van de AWBZ en de jeugdbescherming en jeugdreclassering van Veiligheid en Justitie. Deze decentralisatie of transitie wordt gecoördineerd op het ministerie van VWS. De vormgeving en uitvoering is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Het regeerakkoord heeft: ‘Eén gezin, één plan, één regisseur' benoemd als uitgangspunt bij de decentralisaties in het sociale domein. De grondslag voor dit uitgangspunt is terug vinden in de participatiewet, de Algemene wet bijzondere ziektekosten, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de concept jeugdwet. Dit vergt daarom ook één budget en één verantwoordelijke van overheidszijde: de gemeente. De gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek bereiden zich vanaf eind 2011 gezamenlijk voor op de transitie van de jeugdzorg en benutten de transitie om het stelsel van ondersteuning, hulp en zorg te vernieuwen en te verbinden met de overige transities in het sociale domein. Daarmee wordt de transitie ook een transformatie, met gevolgen voor alle partijen in het veld. De gezamenlijke regionale aanpak heeft geresulteerd in een ‘Startnotitie Decentralisatie Jeugdzorg’ (d.d. 5 juli 2012), gevolgd door een ‘Regiemodel Jeugdhulp 2015’, ‘Visie op de inrichting van een nieuw stelsel voor jeugdhulp na de decentralisatie’ d.d. 1 november 2012. In het regiemodel kiezen de gemeenten in de regio er voor de jeugdhulp te organiseren door sterk te sturen op een integrale en passende aanpak van vragen en problemen van jeugdigen en gezinnen. Dat doet de gemeente door een centrale rol te nemen in het traject van vraag naar het - samen met jeugdige en gezin - bepalen van een passend aanbod. Status document Het plan van aanpak is geschreven op basis van de huidige conceptwetgevingstraject en onze huidige stand van kennis en informatie over de jeugdzorg en alles wat hier mee samenhangt. Op het moment van schrijven van dit plan is de consultatieronde over de concept jeugdwet afgerond. Mogelijk komen er nog wijzigingen in de wet naar aanleiding van de consultatie, het advies van de Raad van State en de behandeling in de eerste en tweede kamer. Het verdeelmodel voor de decentralisatieuitkering in het Gemeentefonds wordt naar verwachting medio 2013 bekend. In de uitwerking van de onderdelen van het plan van aanpak zullen wij de actuele ontwikkelingen betrekken en de verbinding zoeken met de andere transitietrajecten. Ook de uitkomsten (startfoto, cliëntenperspectief) en de opbrengsten van het interactieve beleidstraject zullen een plek krijgen in deze nadere uitwerking. Leeswijzer Hierna vatten we zowel de concept-Jeugdwet als de regionaal geformuleerde uitgangspunten voor het nieuwe stelsel samen. We schetsen vervolgens onze visie op en de aanpak van het veranderingsproces tot en met 2015 (proces en fasering). Deze schets van de wet en de regionale visie vertalen we naar het plan van aanpak. Hierin beschrijven we de (beleids)opdrachten die gepaard gaan met de transitie van de jeugdzorg. Daarnaast benoemen we kort de visie (of het perspectief) van de regio voor deze opdracht en verwoorden we tenslotte de acties die we zullen gaan uitvoeren om aan de beleidsopdrachten uitvoering te geven. De producten van de acties zijn vervolgens de ingrediënten van de beleids- en uitvoeringsplannen die elke gemeente moet opstellen. Tot slot benoemen we deze plannen en relateren we deze aan de diverse beschreven acties.
2
2. DE CONCEPT-JEUGDWET In het nieuwe stelsel krijgt de gemeente de verantwoordelijkheid voor alle vormen van jeugdhulp (dus inclusief specialistische hulp zoals jeugd-ggz, jeugd-lvb en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen) en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Deze verantwoordelijkheid wordt in dit wetsvoorstel vorm gegeven als een zorgplicht van gemeenten, de zgn. jeugdhulpplicht. De gemeente is verantwoordelijk voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van de verschillende vormen van jeugdhulp en zorgt er voor dat ieder kind dat een vorm van jeugdhulp nodig heeft, deze daadwerkelijk krijgt. De verantwoordelijkheid van de gemeente bestaat in ieder geval uit: a. het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen en kinderopvang; b. het voorzien in een voldoende passend (dus effectief ) aanbod van jeugdhulp; c. het advies geven over en het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp, op een laagdrempelige en herkenbare wijze; de vereiste expertise dient daarbij op het juiste moment beschikbaar te zijn; d. het op een toegankelijke wijze adviseren van professionals met zorgen over een jeugdige (consultatiefunctie); e. het doen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming indien een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk geacht wordt; f. het compenseren van beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van een jeugdige (maatschappelijke begeleiding); g. het op een eenvoudige wijze adviseren van jeugdigen met vragen; h. het voorzien in een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen die de maatregelen van kinderbescherming en jeugdreclassering uitvoeren. i. De gemeente voert een samenhangend beleid ten aanzien van de jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en de jeugdgezondheidszorg en zorgt voor afstemming en samenwerking met onderwijs, zorg, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen en politie en justitie. j. De gemeente zet expertise in op de juiste plaats. Daarbij is de vraag leidend en het aanbod flexibel. k. De gemeente draagt zorg voor maatregelen ter voorkoming van huiselijk geweld en kindermishandeling. l. Over de uitvoering van deze taken dient de gemeente een beleidsplan en een verordening te maken. Toegang tot jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering Een nieuw aspect van de jeugdwet is dat gemeenten de verantwoordelijkheid krijgen over de toegang tot alle vrijwillige hulp en dat hiervoor geen indicatiebesluit van een onafhankelijk orgaan (zoals BJZ) voor nodig is. Voor de gedwongen hulpverlening blijft gelden dat de rechter deze toewijst. Voor de jeugd-ggz geldt dat de huisarts rechtstreeks mag doorverwijzen. De gemeentelijke verantwoordelijkheid omvat: 1. laagdrempelige en herkenbare toegang tot jeugdhulp, 2. het advies geven over en het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp, 3. het adviseren van professionals die zich zorgen maken over een jeugdige, en 4. het samenhangend organiseren van de toegang tot de raad voor de kinderbescherming en het gedwongen kader.
3
De gemeente zorgt ervoor dat de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen, gezinnen en medeopvoeders integraal en op laagdrempelige wijze wordt aangeboden. Bij een interventie wordt uitgegaan van de eigen kracht en het sociale netwerk van betrokken jeugdigen en hun ouders en is de inzet gericht op herstel en versterking daarvan. Ook vindt afstemming met eventuele ondersteuning op school plaats. In de concepttekst wordt gezegd dat verreweg de meeste ondersteuning wordt geboden door de medewerkers die werkzaam zijn in het centrum voor jeugd en gezin zelf. Op basis van hun professionele deskundigheid en ervaring zijn ze in staat in te schatten wanneer inschakeling van specialistische hulp nodig is of dat een kinderbeschermingsmaatregel dient te worden overwogen. Het is aan de gemeenten om de toegang tot jeugdhulp zo goed mogelijk vorm te geven; het ‘Centrum voor Jeugd en Gezin’ wordt niet wettelijk voorgeschreven. De huisarts behoudt, zoals aangegeven, zijn rol als poortwachter (dat wil zeggen als verwijzer naar jeugd-ggz).De gemeente zorgt voor de instelling en instandhouding van een meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Bron: Fact sheet Hoofdlijnen concept-Jeugdwet, juli 2012
In schema:
Reactie VNG De VNG heeft in haar reactie dd. 13 oktober jl. de vraag “… of het concept-wetsontwerp van de jeugdwet de juiste kaders biedt voor de bestuurlijke en financiële overdracht van de jeugdzorg naar gemeenten (transitie) en voor de geleidelijke realisatie van een inhoudelijke vernieuwing binnen het stelsel (transformatie)” niet met een volmondig ‘ja’ beantwoord. Belangrijkste kritiekpunt is dat de VNG de Jeugdwet te gedetailleerd vindt en meent dat deze Wet weinig ruimte biedt voor beleidsvrijheid van gemeenten. De VNG vindt dat de wetgeving meer kaderstellend moet zijn, zoals
4
de wetgeving van de WMO. Op dit moment is nog niet duidelijk wat daarvan de consequenties zijn voor de inhoud en de doorlooptijd van het wetgevingstraject.
3. UITGANGSPUNTEN IN DE GOOI EN VECHSTREEK In de ‘Startnotitie Decentralisatie Jeugdzorg’ (d.d. 5 juli 2012) heeft de Stuurgroep Jeugd een visie geformuleerd en vertaald in een aantal richtinggevende uitspraken voor de transitie en de transformatie van de jeugdzorg. Hieronder is een samenvatting daarvan te lezen.
Visie De vraag centraal
Eigen kracht en regie
Ontzorgen en normaliseren
Richtinggevende uitspraken voor de organisatie van de zorg voor jeugd - Integrale aanpak: 1 gezin - 1 plan. Ontschotting van beleid en budgetten binnen het sociale domein. Gemeenten hebben een centrale rol in de uitvoering om te kunnen sturen op de samenhang - Het resultaat voor jeugdige en gezin is leidend en niet het aanbod. Ondersteuning op maat mogelijk maken met daarbij passende vormen van financiering - Jeugdige en gezin hebben een centrale positie in het proces van vraag naar ondersteuningsplan. We willen sturings, - en keuzemogelijkheden voor jeugdige en gezin mogelijk maken - Eenvoudige en transparante organisatie van de zorg voor jeugd. Heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden - Een sterke sociaalpedagogische omgeving faciliteren en stimuleren - Benutten van professionals die als vanzelf betrokken zijn bij gezinnen (leraren, leidsters KO etc.). Signalering vindplaats gericht vormgeven
Randvoorwaarden De gemeente is verantwoordelijk voor voldoende en adequaat aanbod De uitgaven voor de zorg voor jeugd blijven beheersbaar en betaalbaar De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg voor jeugd
e
Meedoen
- Ruimte voor 1 lijns professionals om uitvoering te geven aan ondersteuning op maat. Waarbij de zorg voor jeugd en gezin zoveel als mogelijk is gericht op meedoen: het (weer) zelf en met de sociale omgeving opgroeien en opvoeden
Veiligheid
-
Wanneer de gezondheid en veiligheid in het geding zijn, neemt de overheid de opvoeding (tijdelijk) over
5
4. KEUZE REGIEMODEL: EEN DOOR GEMEENTE(N) GESTUURDE ORGANISATIE In het ‘Regiemodel Jeugdhulp 2015, Visie op de inrichting van een nieuw stelsel voor jeugdhulp na de decentralisatie’ d.d. 1 november 2012 heeft de Stuurgroep Jeugd zich uitgesproken voor een door gemeente(n) gestuurde organisatie van de ondersteuning van jeugdigen en gezinnen. Gemeenten organiseren jeugdhulp door sterk te sturen op een integrale en passende aanpak van vragen en problemen van jeugdigen en gezinnen. Dat doet de gemeente door een centrale rol te nemen in het traject van vraag naar het - samen met jeugdige en gezin - bepalen van een passend aanbod. Bij deze keuze is er sprake van sturing op het proces van vraag naar passend aanbod met daarbij passende vormen van financiering. De gemeente organiseert afstemming, draagt zorg voor toeleiding en heeft een inhoudelijk standpunt over de kwaliteit van de zorg, die maatgevend is voor instellingen (bijvoorbeeld Triple P). De gemeente is onderdeel van de organisatie van de zorg voor jeugd en neemt in de toeleiding naar passende ondersteuning sleutelposities in, bijvoorbeeld bij het toekennen van zorg of het fiatteren van een plan van aanpak voor een cliënt die hulp nodig heeft. Bij deze keuze is een integrale werkwijze mogelijk (Wmo, sociale zaken e.d. integraal aanbieden). Gemeenten regelen namens de inwoners de meest passende zorg en worden dusdanig in positie gebracht dat instellingsbelangen goede zorg niet in de weg staan. De gemeente zal deze positie moeten verwerven, maar kan vanuit die positie meerwaarde voor inwoners creëren. Met deze keuze voor dit regiemodel wil de gemeente de regie van ouders en jeugdigen versterken. Het resultaat dat de hulpverlening voor het gezin wil bereiken, is in feite dat het gezin zonder (professionele) ondersteuning verder kan. Dit betekent dat ouders en jeugdigen zelfstandig doelen kunnen stellen en er naar kunnen handelen (autonomie). Voor gemeenten is het van belang dat deze doelen het meedoen van deze gezinnen daadwerkelijk bevorderen, of tenminste bijdraagt aan hun maatschappelijke verbondenheid (e.g. opheffen isolement, verminderen overlast). Het is tenslotte cruciaal dat ouders en jeugdigen de competenties (vaardigheden) verwerven die zij nodig hebben om op een passende manier aan deze doelen te werken. Gemeenten dienen overigens ook oog te hebben voor regels, besliskaders, en processen die het soms eerder moeilijker dan makkelijker maken dat inwoners de regie over het eigen bestaan ter hand kunnen nemen. Soms lopen de belangen van jeugdigen en ouders echter niet parallel. Dit is vaak het geval als de veiligheid van het kind in het geding is. Voorbeelden hiervan zijn mishandeling en verwaarlozing. In dergelijke gevallen prevaleert het belang van het kind en moet de gemeente zorgen voor een snelle doorgeleiding naar de rechter. De gemeente is vervolgens verantwoordelijk voor het aanbod dat aansluit bij de uitspraak van de rechter.
6
5. PROCES EN FASERING De transitie en transformatie van de jeugdzorg is een proces dat meerdere jaren in beslag gaat nemen, en naar verwachting ook doorloopt nadat de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten zijn verruimd. Voor de transitie worden in de regel de volgende processtappen onderscheiden:
richten richten
inrichten
verrichten
In de regio Gooi en Vechtstreek is de oriëntatiefase eind 2011 gestart en op onderdelen nog gaande. Streven is deze fase eind 2012 af te sluiten met een document waarin is beschreven voor welke voorzieningen gemeenten verantwoordelijk worden, hoeveel burgers gebruik maken van die voorzieningen, welke financiële middelen met de uitvoering zijn gemoeid en welke keuzes er met betrekking tot de uitvoering door gemeenten te maken zijn. In 2012 is de bestuurlijke visie op de resultaten en maatschappelijke effecten van het jeugdstelsel verder uitgewerkt, resulterend in een duidelijke keuze voor de inrichting van het stelsel (regiemodel). Voor wat betreft de visie is voortgebouwd op eerdere resultaten zoals de regionale visie op preventief jeugdbeleid (november 2011). In 2013 zullen gemeenten het ontwerp verder uitwerken ten behoeve van (de voorbereiding van) de invoering in 2014 en 2015. De gemeenten hebben er voor gekozen het ontwerpproces te benaderen als een interactief proces, waarin de verschillende stakeholders actief worden benaderd en uitgenodigd om hun bijdrage te leveren aan het ontwerp. Als stakeholders beschouwen we de betrokken overheden en financiers (naast gemeenten de provincie en het zorgkantoor), het management van instellingen (bestuurlijk/directieniveau), de professionals die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering, en de burgers/gebruikers die de voorzieningen benutten. Ervaring leert dat het aanspreken en benutten van deze vier perspectieven een kritische succesfactor zijn voor het welslagen van een complexe verandering (Zie o.a. het RMO-advies Bewijzen van goede dienstverlening Den Haag 2004 en Bisschops in Transitie van de jeugdzorg, de betekenis voor jeugdigen, ouders, professionals en gemeenten, K2 ’s-Hertogenbosch 2012). Concreet betekent dit dat gemeenten in 2012 en 2013 een reeks gesprekken gaan voeren met professionals, directies en gebruikers van de betrokken voorzieningen, om langs die weg input te krijgen voor verdere planontwikkeling en om ideeën te toetsen aan de praktijk. In schema:
instellingen burgers gemeente provincie professionals 7
Concreet betekent dit dat gemeenten in 2012 en 2013 een reeks gesprekken gaat voeren met professionals, directies en gebruikers van de betrokken voorzieningen, om langs die weg input te krijgen voor verdere planontwikkeling en om ideeën te toetsen aan de praktijk. Professionals Op 8 november 2012 hebben we een succesvolle eerste dialoog gevoerd met de verantwoordelijke wethouders en een representatief aantal professionals en direct leidinggevenden. Deze gesprekken zullen we gedurende de transitieperiode voortzetten om het contact met de werkvloer te behouden en de uitvoeringspraktijk als relevant toetsingskader te benutten. We doen dat aan de hand van voor professionals relevante thema’s. Directies Ook met de directeuren van relevante partners (organisaties) zal het gesprek op bestuurlijk niveau worden gestart. Daarbij gaat het om de meer of minder ingrijpende gevolgen van de transitie en de kansen die organisaties zien voor vernieuwing van hun werkwijze en aanbod. Naast gesprekken willen we werkbezoeken afleggen, zodat bestuurders een beeld en een gevoel krijgen bij de instellingen en jeugdigen waarvoor zij verantwoordelijk worden. In dit proces past ook de organisatie van jaarlijkse regioconferenties om het gesprek over en het commitment aan de transitie te stimuleren en te bevestigen. De opzet van deze conferenties kan in positieve zin bijdragen aan de dynamiek bij alle stakeholders rond de transitie en aan het vertrouwen in de gemeente als regisseur van het proces. Burgers/gebruikers Het belichten van de transitie vanuit gebruikersperspectief is een voorwaarde om te komen tot een verandering van het stelsel die ook door de burger zoveel mogelijk als een verbetering wordt ervaren. Zo veel mogelijk, omdat er ook voor de burger iets verandert: de gemeenten doen een groter beroep op het zelfoplossend vermogen van de burger, het recht op hulp maakt plaats voor de plicht tot ondersteuning van burgers die dat aanvullend nodig hebben. Die veranderde verwachting moet ook gecommuniceerd worden. Het gebruikersperspectief wordt door de gemeenten georganiseerd door zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande structuren (Wmo raden, cliëntenraden), maar mogelijk ook door toepassing van vernieuwende vormen van burgerraadpleging als onderdeel van een interactief proces van beleidsontwikkeling. Jongeren zijn minder goed bereikbaar via bestaande en vaste structuren. Om het perspectief van jongeren bij de transitie te betrekken, zullen we gebruik maken van vormen die hen aanspreken, bijvoorbeeld met behulp van nieuwe media. Gemeenten en regio De gemeenten nemen nadrukkelijk een regierol in dit proces, gericht op draagvlakontwikkeling en het verzamelen van input voor te maken beleidskeuzes. De gemeente is uiteindelijk verantwoordelijk voor het maken van een beleidsplan, dat voldoet aan de wettelijke eisen en inzicht geeft in de wijze waarop de gemeente zorg draagt voor een voldoende en passend aanbod van jeugdhulp. Daarnaast geeft de gemeente in het plan vorm en inhoud aan het regiemodel, inclusief de uitvoerende taak die de gemeente (voortvloeiend uit de keuze voor het regiemodel) voor zichzelf ziet weggelegd. Transformatie De overdracht en de stelselvernieuwing brengt voor de betrokken organisaties een aantal onzekerheden mee, maar prikkelt ook tot het uitwerken van nieuwe concepten op onderdelen van
8
het stelsel. De gemeenten zullen organisaties, maar ook professionals en gebruikers in 2013 vragen om uitwerkingen op onderdelen, als basis voor concretisering binnen het kader van het regiemodel. Zoals eerder aangegeven loopt het proces van stelselvernieuwing (transformatie) door ná de formele overdracht van taken, middelen en bevoegdheden naar de gemeenten. De gemeenten zullen zich in eerste instantie richten op de toegang tot het aanbod, het verbeteren van de kwaliteit, samenhang en continuïteit van het aanbod waarmee het merendeel van de burgers in de regio Gooi en Vechtstreek kan worden ondersteund (advies, informatie, begeleiding en ambulante vormen van hulp en behandeling). Daarbij zoeken we nadrukkelijk de verbinding met het WMO-aanbod, het (passend) onderwijs en trajecten rond werk en inkomen. We sluiten daarbij aan bij de principes van de participatiesamenleving, en de visie, uitgangspunten en werkwijze die ten grondslag liggen aan de WMO. De gemeenten oriënteren zich nadrukkelijk op de mogelijkheid nieuwe aanbieders te contracteren voor het leveren van passende vormen van ondersteuning. Tegelijkertijd voelen we ons verantwoordelijk voor een – binnen de per 2015 beschikbare middelen – continuïteit van ondersteuning van ouders en gezinnen. Dat betekent dat we ook na 2015 vooralsnog uitgaan van continuering van het bestaande aanbod van pleegzorg, dagbehandeling en residentiële zorg en behandeling. De positie van de Raad voor de Kinderbescherming stellen we niet meteen ter discussie, en voor wat betreft de jeugdbescherming volgen we de ontwikkelingen zoals die zich de komende maanden in relatie tot het wetgevingstraject zullen voordoen. Communicatie Communicatie langs verschillende wegen (media) zetten we in ter ondersteuning van het proces van interactieve beleidsontwikkeling, dus gericht op de verschillende hierboven genoemde doel- en belangengroepen van beleid. Communicatie vatten we nadrukkelijk op als tweerichtingsverkeer: niet alleen zenden, maar ook het ontvangen faciliteren en mogelijk maken. Met communicatieadviseurs vanuit de gemeenten ontwikkelen we een plan voor de communicatie gedurende de transitie. Verbinding Passend onderwijs van de overdracht Invoering van de Wet Passend Onderwijs en de Jeugdwet creëert nieuwe mogelijkheden voor schoolbesturen en gemeenten om gezamenlijk de zorg rond jeugdigen en gezinnen vorm te geven. Alleen door samenwerking tussen het onderwijs en de gemeenten is het mogelijk om de zorg in en rond het onderwijs aan leerlingen en de zorg die de gemeenten verstrekken aan al haar ingezetenen af te stemmen. Door het leggen van verbindingen is het mogelijk om het streven van één kind, één gezin, één plan te realiseren. In de december 2012 verschenen handreiking ‘de verbinding Passend Onderwijs en zorg voor jeugd’ van VNG, PO-raad en VO-raad worden de bouwstenen aangeleverd voor deze verbinding. Deze handreiking zien we als leidraad. Pilots, proeftuinen en werkplaatsen In 2012 gestarte pilots worden in 2013 en 2014 voortgezet en benut als werkplaatsen en proeftuinen voor de transitie: het uitproberen van nieuwe werkwijzen en samenwerkingsvormen. De pilots, zowel de lokale als de regionale, brengen we in een zinvol (inhoudelijk) verband, we monitoren de opbrengst en we sturen op het realiseren van maximale input voor de transitie, zowel beleidsmatig als werkinhoudelijk. We zoeken nadrukkelijk naar werkwijzen en samenwerkingvormen die de diverse transities omvatten (e.g. het snijvlak jeugdhulp, participatiewet en Wmo aangaan). We willen voorkomen dat we zogenaamde integrale pilots uitvoeren binnen de afzonderlijke transities. We willen ervaring opdoen met nieuwe vormen van indicatiestelling en toewijzing. Dit alles onder het motto: vernieuwend aan de slag en learning bij doing.
9
6. OPDRACHTEN Wettelijke taken en uitgangspunten voor transitie en transformatie leiden tot een groot aantal uitwerkingsvraagstukken. Hieronder hebben we op basis van de nieuwe wettelijke taken waarvoor de gemeenten zich geplaatst weten, uitgewerkt wat nodig is in termen van onderzoek, beleidsontwikkeling en (voorbereiding) op de uitvoering om deze taken ook daadwerkelijk te kunnen gaan uitvoeren. De opdrachten zijn hieronder verdeeld in 10 thema’s. Bij elk thema wordt kort de beleidsopgave geschetst, het perspectief van de regio op deze opgave en de acties die nodig zijn. We onderscheiden de volgende thema’s: A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K.
Opvoedkundig klimaat De positie van ouders en jeugdigen in het nieuwe stelsel Toegang Financiering Kwaliteit en toezicht Aanbod, beleid en werkwijzen Verordening en beleidsproces Het gedwongen kader Crisissituaties en veiligheid Het proces van de overdracht Verbinding passend onderwijs
Regionaal - lokaal De gemeenten in de Gooi en Vechtstreek hebben ervoor gekozen om de beleidsopgaven gezamenlijk voor te bereiden en uit te werken. Dit luidt via conceptbeleidsplannen tot een regionaal beleidskader 2015-2019 waarin gemeenten in bepaalde situaties de mogelijkheid krijgen om het beleid aan te passen naar hun lokale beleid. Bij de uitwerking van de verschillende opgaven wordt de schaal van uitvoering meegenomen. Zo zal bijvoorbeeld de versterking van het opvoedkundig klimaat (zie A) vooral een lokale aangelegenheid zijn. De deskundigheid voor de inzet van gespecialiseerde vormen van jeugdzorg zullen we naar verwachting regionaal organiseren. Voor jeugdzorg in het gedwongen kader (kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp) worden we verplicht om regionaal samen te werken. Dat geldt ook voor het organiseren van een meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling.
A. Opvoedkundig klimaat Concept jeugdwet artikel: 2.2
Beleidsopgave De gemeente draagt zorg voor het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen en kinderopvang. Doel van het stelsel • Een goed pedagogische klimaat draagt eraan bij dat jeugdigen zich veilig en (psychisch) gezond kunnen ontwikkelen. Investeren in een goed pedagogische klimaat draagt ook bij aan het terugdringen van de behoefte aan specialistische zorg.
10
Deze opgave valt uiteen in drie onderdelen:
•
Het ondersteunen/faciliteren van de zogenaamde pedagogische civiele samenleving (PCS). De pedagogische civiele samenleving is een zaak van burgers en niet van professionals. De PCS is (per definitie) een zaak van burgers. Zij vormen met elkaar de PCS. De PCS is het netwerk van burgers dat elkaar ondersteunt bij de opvoeding van kinderen, door elkaar te helpen bij de opvoeding, op elkaars kinderen te letten etc. In een goed functionerende PCS draagt een netwerk van ouders gezamenlijk de verantwoordelijk voor de positieve ontwikkeling van het kind.
•
Ouders adviseren over de wijze waarop zij in de thuissituatie kunnen zorgen voor een klimaat waarin jeugdigen zich goed kunnen ontwikkelen.
•
Het adviseren van scholen en kinderopvang over de wijze waarop zij het pedagogische klimaat (inclusief veiligheid) kunnen versterken.
Perspectief van de regio Het versterken van het pedagogisch klimaat is belangrijk omdat van een goed sociaal klimaat een preventieve werking wordt verwacht die (op termijn) het beroep op intensieve jeugdhulp kan doen afnemen. Gemeenten kunnen op de volgende manieren een bijdrage leveren aan het pedagogisch klimaat. Gemeenten faciliteren de PCS. De gemeente kan de vorming van de PCS faciliteren door ontmoetingsmogelijkheden te bieden, ontmoetingen te organiseren, netwerken van ouders promoten, etc. Dit betekent dat gemeenten middelen dienen te reserveren voor het faciliteren van de PCS. Het faciliteren van de PCS is een lokale verantwoordelijkheid; vraagt om lokaal maatwerk. Gemeenten zorgen ervoor dat professionals in staat zijn goede adviezen te geven over het pedagogisch klimaat in gezinnen. Het is van belang dat professionals in staat zijn bij te dragen aan een goed pedagogisch klimaat en ook op dit vlak adequaat toegerust zijn. Het huidige CJG heeft in onze gemeenten de taak professionals te ondersteunen. Gemeenten zorgen ervoor dat scholen en kinderopvang bij het CJG loket informatie en advies kunnen krijgen over het versterken van het pedagogisch klimaat binnen de school en de opvang. Gemeenten moeten er voor zorgen dat inwoners en professionals voor advies en informatie op dit terrein terecht kunnen bij een laagdrempelige informatievoorziening. De huidige CJG’s hebben deze taak (Bron: Visie preventieve jeugdzorg.) Acties 1. Bijdragen aan het pedagogische klimaat We onderzoeken op welke manier investeringen in het pedagogische klimaat kunnen bijdragen aan het jeugdstelsel. We bieden (onder verwijzing naar de omvangrijke literatuur over dit onderwerp) een overzicht van: a. de mogelijkheden om de PCS te faciliteren; b. de werkwijzen en methoden waarvan bewezen is dat ze effectief bijdragen aan het pedagogische klimaat in zowel gezinnen, scholen als de kinderopvang; c. de organisaties die (op verzoek van scholen of de opvang) in staat zijn deze methoden in te voeren. Op basis van het onderzoek ontwikkelen de gemeenten afzonderlijk beleid dat de activiteiten en organisaties benoemd die moeten bijdragen aan de PCS. Daarbij zullen gemeenten aan moeten geven hoeveel middelen zij hiervoor inzetten.
11
B. De positie van ouders en jeugdigen in het nieuwe stelsel Concept jeugdwet artikel: 2.2, 2.5.4 f, 2.5.4 g, 4.2.5
Beleidsopgave Belangen van cliënten dienen in het nieuwe stelsel gewaarborgd te worden. Deze opgave valt uiteen in vier onderdelen: -
Cliëntenorganisaties hebben een sterke rol (o.a. t.a.v. opzet ervaringsonderzoek, medezeggenschap). Participatie van ouders en jongeren bij beleidsontwikkeling is passend geregeld. Er is een goede klachtenregeling. Regelen vertrouwenspersoon.
Perspectief van de regio De regio geeft via het principe van vraagsturing prioriteit aan het perspectief van ouders en jeugdigen. Doel van alle hulp is dat ouders en jeugdigen in staat zijn zelfstandig vorm te geven aan het eigen bestaan: de ondersteuning versterkt de autonomie, herstelt verbondenheid en vergroot competenties. Daarbij past een sterke positie van cliëntenorganisaties, ruime gelegenheid voor ouders en jongeren om mee te praten over beleidskeuzes, een goede klachtenregeling en een adequate regeling ‘vertrouwenspersoon’. De concept jeugdwet heeft de positie en bevoegdheden van cliëntenraden binnen jeugdhulp organisaties nauwgezet vastgelegd. De regio wil de positie van cliënten(organisaties) versterken door deze een belangrijke plek in het stelsel te geven. Dit geldt niet alleen voor cliënten die met jeugdhulp te maken krijgen, maar voor alle cliënten. Om de positie van de cliënt maar ook de actieve rol van de gemeente en de samenhang in het sociale domein te versterken is een bestuursopdracht geformuleerd. De cliënten van jeugdhulp zijn hier nadrukkelijk bij inbegrepen (zie: Onderzoeksopdrachten Sociaal domein). Daarnaast wil de regio ook leren van de ervaringen van cliënten en cliënten direct ondervragen over de diensten en producten die ze aangeboden krijgen. Het gaat hierbij zowel om ervaringen in het verleden (jeugdzorg),als ervaringen met nieuw aanbod (‘zorg nieuwe stijl’), zoals deze binnen pilots worden geboden (zie: onder aanbod: perspectief van de gebruiker). In het kader van de inspraak en beleidsconsultatie op het terrein van de Wmo heeft de regio een participatietraject ingericht, waarbij het regionale traject nauw aansluit op de lokale inspraak en consultatieprojecten die doorlopen moeten worden. In de regio zal analoog aan de Wmo, en - voor zover mogelijk – in samenhang met de Wmo - de participatie van ouders en jeugdigen bij beleidsontwikkeling jeugdhulp vormgeven (zie onder: verordening en proces beleidsplan nr. 2). Om deze cyclus tot een krachtig en versterkend instrument te maken, zullen cliënten (ouders en jeugdigen) en cliëntenorganisaties moeten kunnen profiteren van het hierboven genoemde ‘gedifferentieerde palet van instrumenten’. De concept jeugdwet vraagt aan gemeenten dat ze waarborgen dat jeugdhulpaanbieders (inclusief gecertificeerde aanbieders van gesloten jeugdhulp) maar ook gemeenten zelf een effectieve en laagdrempelige afhandeling van klachten inzake jeugdhulp bieden. Voor aanbieders van intensieve en gesloten jeugdhulp gelden hiervoor specifieke in de wet vastgelegde regels.
12
De concept jeugdwet legt bij gemeenten voorts de verantwoordelijkheid neer dat jeugdigen en ouders die (intensieve of gesloten) jeugdhulp ontvangen of te maken hebben met het meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling een onafhankelijk vertrouwenspersoon kunnen krijgen toegewezen. Acties (Er worden diverse acties uitgevoerd om te zorgen voor een sterke positie van ouders en jeugdigen, zie boven. Deze acties worden elders omschreven omdat ze verband houden met bredere thema’s, zoals vraagsturing en in het versterken van de positie van de cliënt in brede zin.) 1. Klachtenregeling We zorgen ervoor dat klachten over jeugdhulp laagdrempelig en effectief afgehandeld kunnen worden. 2. Vertrouwenspersoon We waarborgen dat jeugdigen en ouders die te maken hebben met (intensieve) jeugdhulp of het meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling gebruik kunnen maken van een vertrouwenspersoon.
C: Toegang Concept jeugdwet artikel: 4.1.8.,2.5, 2.7.,4.2.1 t/m 4.2.3., 6.1., 6.1.5, 6.1.8. ,7.1.5.1 t/m 7/2/8, 7.1.1.1. t/m 7.1.4.6.)
Beleidsopgave Gemeenten krijgen in 2015 de verantwoordelijkheid voor de toegang tot de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Het gaat om de toegangstaken die nu nog bij Bureau Jeugdzorg en het CIZ liggen als het gaat om het indiceren en toekennen van jeugdhulp. De gemeentelijke verantwoordelijkheid omvat (concepttekst jeugdwet): 1. laagdrempelige en herkenbare toegang tot jeugdhulp, 2. het advies geven over en het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp, 3. het adviseren van professionals die zich zorgen maken over een jeugdige, en 4. het samenhangend organiseren van de toegang tot de raad voor de kinderbescherming en het gedwongen kader. Perspectief van de regio De gemeenten in de Gooi en Vechtstreek hebben ervoor gekozen om die toegangstaak zelf uit te voeren (zie ook toelichting op het sturingsmodel). Onder de toegang wordt verstaan het hele proces van signaal of vraag naar plan voor de ondersteuning. In het jeugddomein blijven er ook andere partijen die de toegang naar vormen van ondersteuning voor jeugd en gezin bepalen. De huisartsen kunnen bijvoorbeeld direct doorverwijzen als het gaat om GGZ ondersteuning. Via de samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs wordt onderwijsgerelateerde zorg ontsloten. Met name het onderwijs is en wordt voor gemeenten een belangrijke partner als het gaat om het realiseren van de ambitie: 1 kind/gezin – 1 plan. Hieronder worden de opdrachten beschreven die voortkomen uit het overgaan van de verantwoordelijkheid van toegang naar de gemeenten. De opdrachten die betrekking hebben op de
13
toegang tot de Raad voor de Kinderbescherming en het gedwongen kader wordt beschreven bij het onderdeel gedwongen kader. Acties 1. Mandaten toegang beleggen - In beeld brengen van de mandaten t.a.v. de toegang tot jeugdzorg in het huidige stelsel. Daarbij gaat het om de verantwoordelijkheden t.a.v.: informatie & advies, vraagverheldering, resultaatbepaling, toewijzing en bekostiging. - Uitwerken van de wijze waarop we die mandaten in het nieuwe stelsel gaan beleggen, uitgaande van het gekozen sturingsmodel voor de regio. Daarbij zijn de volgende onderdelen van belang: - De afbakening van basisvoorzieningen (vrij toegankelijke preventieve ondersteuning) en – in termen van de Jeugdwet – individuele voorzieningen (ondersteuning waarvoor een besluit/toekenning van de gemeente nodig is). - De wijze waarop we de sturing en regie van jeugdigen en ouders in het toegangsproces waarborgen. - De verhouding tot en afstemming met andere toegangsbepalers in het sociale domein (in 2015) uitwerken (o.a. huisartsen, justitie, en onderwijs) en de positie van gemeentelijke gesubsidieerde partners in de zorgstructuren onderwijs en veiligheid zoals de JGZ, RBL en Versa. De afstemming met de ontwikkelingen in het passend onderwijs hebben bij dit onderdeel prioriteit. 2. Vereenvoudigd afwegingskader voor resultaatbepaling - In beeld brengen van de huidige wijze van indicatiestelling in de jeugdzorg (individuele voorzieningen) en de afwegingskaders die daarbij gehanteerd worden. - Komen tot een vereenvoudigd afwegingskader voor resultaatbepaling/‘indicatiestelling’ per 2015. 3. Werkprocessen toegang inrichten - Werkprocessen toegangsbepaling inrichten (van signaal, vraagverheldering, resultaatbepaling, toewijzing/beschikking naar financiering). Daarbij nog differentiëren naar vrijwillig en gedwongen kader. 4. Administratief systeem inrichten - Administratief systeem voor registratie, workflow, managementinformatie, betalingen etc. inrichten. 5. Profiel gemeentelijke professionals in de toegang uitwerken - Profielen gemeentelijke professionals uitwerken (weer in relatie met transformatie sociaal domein). Daarbij de benodigde vaardigheden en deskundigheid in beeld brengen en een voorstel uitwerken voor hoe deze vaardigheden en deskundigheid op peil te brengen (door training, door werving, door inhuur, etc.)
14
D: Financiering Concept jeugdwet artikel: 8.1.1. t/m 8.1.5., 8.2.3. t/m 8.2.9.
Beleidsopgave Met de nieuwe taken voor gemeenten komen ook de daarbij behorende budgetten over naar de gemeenten in de vorm van een decentralisatie-uitkering in het Gemeentefonds. Op het totale budget zal het rijk circa 15% bezuinigen (regeerakkoord). Voor de verdeling van de budgetten wordt een verdeelmodel ontwikkeld. Begin 2013 komt er een update van cijfers per gemeente, op basis van cijfers van Cebeon. Medio 2013 is het verdeelmodel van het SCP en Cebeon klaar. In de Meicirculaire 2013 wordt het verdeelmodel bekend. In de concepttekst van de jeugdwet is opgenomen dat: - Gemeenten ook voor de jongeren waarvan de zorgverlening in een andere gemeente plaatsvindt de kosten moet dragen zolang het gezin, waaruit de jongere afkomstig is en vermoedelijk weer naar terugkeert, binnen deze gemeente blijft wonen. - In de concept wettekst is, analoog aan de Wmo, opgenomen dat de gemeente kan besluiten om een PGB te verstrekken, met uitzondering van jeugdbescherming, jeugdreclassering en Jeugdzorgplus. - Voor jeugdhulp zijn, conform de Wmo, de gemeenten vrij in de keuze voor het subsidiëren of aanbesteden van zorgaanbieders. - In de concept wettekst werd uitgegaan van de mogelijkheid voor gemeenten om een eigen bijdrage te vragen vanaf 2015. Deze eigen bijdragen hadden € 70 miljoen moeten opleveren. In het regeerakkoord wordt afgezien van de mogelijkheid van een eigen bijdrage. Nog onduidelijk is of gemeenten dit bedrag nog bovenop de 15% moeten bezuinigen of niet. Perspectief van de regio De nieuwe jeugdzorgtaken voor gemeenten in 2015, worden in het huidige stelsel op verschillende manieren gefinancierd. De financiering van de jeugdzorg door de provincie vindt plaats op basis van subsidiering. De jeugd-GGZ en jeugd LVG op basis van inkoop via het zorgkantoor (AWBZ) of de verzekeraar (zorgverzekeringswet). Gemeenten in de Gooi en Vechtstreek gaan uit van passende financiering van jeugd en gezin. Grofweg kunnen we zeggen dat preventieve basistaken worden gefinancierd via budgetsubsidies. Bij ondersteuning waarvoor de gemeente de toegang bepaalt, volgt de financiering zoveel mogelijk de vraag (bijvoorbeeld PGB, ZIN en persoonsvolgende financiering). Uitgewerkt moet worden hoe we hier vorm aan kunnen geven en in welke mate dat voor alle vormen van jeugdzorg realiseerbaar is. Acties 1. Budgetten in beeld - In beeld brengen van huidige en toekomstige budgetten en financieringsstromen zorg voor jeugd en gezin. 2. Financieringsmodel uitwerken - Voor jeugdzorg uitwerken van de scheiding tussen subsidies (gericht op het verkeer tussen burgers/voor het loket) en overheidsopdrachten (gericht op het individu/na het loket). Zie ook bestuursopdracht transformatie sociaal domein. - Wat betreft de via de gemeente ingezette individuele ondersteuning: uitwerken van inkoop- en aanbestedingsmodel. Daarbij uitwerken hoe we voorwaarden scheppen voor innovatie in de markt van individuele ondersteuning van jeugdigen en gezinnen en de kansen en beperkingen
15
-
van deze benadering in beeld brengen (o.a. factoren continuïteit en veiligheid). In het inkoopen aanbestedingsmodel wordt uitgewerkt wanneer regionale dan wel lokale inkoop aan de orde is. Voorbeiden van standpuntbepaling t.a.v. risicospreiding w.b. bekostiging gespecialiseerde/kostbare vormen van jeugdzorg. Bepalen welke checks and balances er nodig zijn om de zorg financieel beheersbaar te houden zonder onnodige bureaucratie te organiseren.
3. Bezuinigingstaakstelling uitwerken - Voorstellen uitwerken voor realisatie van de bezuinigingstaakstelling vanuit het Rijk op de jeugdzorgtaken op korte (per 2015) en op langere termijn. Hierbij in ieder geval te onderzoeken: i. Besparing door beperken/voorkomen van de inzet van zwaardere jeugdzorg ii. Besparing door de vereenvoudiging van de organisatie van de jeugdzorg iii. Besparing door regionale samenwerking op onderdelen
E: Kwaliteit en toezicht Concept jeugdwet artikel:2.8, 4.1.1.t/m 4.1.4, 4.1.6, 4.2.4 t/m 4.2.14, 6.5.1, 6.5.2, 6.5.3., 9.1 t/m 9.6.)
Kwaliteit Beleidsopgave Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de gemeente om een eigen kwaliteitsbeleid te voeren. De gemeente is afhankelijk van landelijke kwaliteitseisen en cliëntenrechten die het Rijk zal vaststellen. Certificering van instellingen wordt een landelijke aangelegenheid. In de conceptJeugdwet zijn (kwaliteits)eisen geformuleerd waaraan jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en het meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling moeten voldoen (hfdst. 4). Aanvullende kwaliteitseisen kunnen worden geformuleerd in een AMvB. Eisen hebben betrekking op de uitvoering, maar ook op de accommodatie. Er komt een landelijk kwaliteitsregister, waarin beroepsbeoefenaren (verplicht) zijn ingeschreven; voorwaarde is een minimaal opleidingsniveau. Een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling wordt verplicht, evenals een klachtenregeling, een cliëntenraad en een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Perspectief van de regio De regio sluit aan bij de landelijk geformuleerde kwaliteitseisen en de landelijke certificering en past deze toe in subsidiebeschikkingen en/of contracten die de gemeenten sluiten met aanbieders, alsook op de eigen (gemeentelijke) uitvoering van taken in het kader van de jeugdwet (toegang, CJG). Op basis van ervaring bezien we na de transitie de noodzaak van aanvullende kwaliteitseisen. Toezien op toepassing van de Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld bij alle organisaties die werken met jeugdigen (incl. onderwijs en kinderopvang). De betrokken instellingen dienen zich te verantwoorden over de maatregelen die zij treffen om de kwaliteit van hun aanbod op peil te houden en te verbeteren. Acties 1. Kwaliteitseisen opnemen in de verordening - Ten behoeve van de contractering van aanbieders moeten gemeenten een verordening vaststellen waarin (aanvullende) kwaliteitseisen zijn opgenomen en de wijze van
16
-
verantwoording door aanbieders is bepaald; Deze verordening bevat tevens eisen ten aanzien van het toepassen van keurmerken, klachtenregistratie en onderzoeken naar klanttevredenheid (verbinden met landelijke regelingen);
2. Wijze van verantwoording kwaliteit uitwerken - Het is van belang de kwaliteit van het aanbod voorafgaand aan de overdracht in beeld te hebben. In overleg met de huidige financiers verzoeken we aanbieders te rapporteren over de mate waarin ze voldoen aan de kwaliteitseisen. - Gemeenten moeten voorafgaand aan de overdracht bepalen op welke wijze uitvoerende instellingen zich na de overdracht verantwoorden over de kwaliteit van hun werk. Toezicht Beleidsopgave Het vormgeven van het toezicht op de uitvoering ligt bij gemeenten. Het Rijk behoudt een eigen toezichthoudende verantwoordelijkheid voor de gecertificeerde instellingen (gedwongen kader). Gemeenten kunnen voor het toezicht bovenlokale samenwerking zoeken of het Rijkstoezicht inschakelen. Er is een meldplicht van calamiteiten en geweld in de uitvoering, bij de inspectie. Perspectief van de regio Gemeenten verwachten het toezicht in te kunnen kopen bij een landelijke Inspectie. Voorwaarde is dat deze Inspectie naast algemeen toezicht ook specifiek toezicht op vraag van de gemeente en/of de regio kan doen, als ontwikkelingen in de regio daar aanleiding toe geven (bijvoorbeeld bij calamiteiten). Acties 1. Afspraken maken met de landelijke Inspectie 2. Een protocol opstellen over de meldplicht van aanbieders in het geval van calamiteiten. - Dit protocol wordt onderdeel van het maken van afspraken met instellingen.
F. Aanbod, beleid en werkwijzen Concept jeugdwet artikel: 2.2, 2.3, 2.6, 7.1.3.1, 7.1.1.2, 7.4
Beleidsopgave De gemeente voorziet in een voldoende passend (dus effectief) aanbod van jeugdhulp. De gemeente maakt een samenhangend beleid ten aanzien van jeugdhulp, jeugdgezondheidszorg, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en andere vormen van ondersteuning. Doel: iedere jeugdige/gezin kan de ondersteuning en bescherming krijgen die nodig is om zelfstandig te functioneren en veilig deel te nemen aan de samenleving. Deze opgave omvat: - Er dient een evenwichtig en voldoende aanbod aan Jeugdhulp beschikbaar te zijn, zowel vrij toegankelijk aanbod, als aanbod in de vorm van individuele voorzieningen (inclusief begeleiding al dan niet in de vorm van een PGB). - Gemeenten zorgen voor een integrale structuur van jeugdhulp en wijzen verantwoordelijkheden aan.
17
-
Gemeenten zorgen voor verbindingen tussen jeugdhulp, jeugdgezondheidszorg, kinderbescherming en jeugdreclassering en andere vormen van ondersteuning. Gemeenten dragen zorg voor een nieuwe verhouding tussen preventie en zorg. Gemeenten zorgen voor een afname van het beroep op (gedwongen) intensieve hulpverlening Monitoring van de jeugdhulp/registratie en rapportages over inzet, tevredenheid
Perspectief van regio Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de invoering van een werkwijze die zich kenmerkt door: - Vraaggericht (behoeften en vragen van gezinnen/jeugdigen staan centraal) - Gericht op meedoen (versterken eigen regie, toename competenties en vergroten verbondenheid) - Integraal (gericht op gezin, meerdere domeinen) - Preventief - Eigen verantwoordelijkheid - Inzet sociaal netwerk - Aandacht voor de veiligheid van het kind Gemeenten hebben gekozen voor een regiemodel dat gemeenten op strategische posities in de uitvoering plaatst, met name op de toegang en samenwerken (zie toegang). Op deze wijze kunnen gemeenten het vraaggericht en integraal werken bevorderen en via dit instrumentarium een gewenste verandering van het aanbod teweegbrengen. Gemeenten zullen acties moeten realiseren die gericht zijn op de voorbereiding van de transitie, maar ook met de huidige instellingen nu al in gesprek moeten gaan over de invoering van de geprefereerde vraaggerichte en integrale werkwijze. In dit kader is het ook van belang dat gemeenten zich uitspreken over de rol van eigen uitvoeringsorganisaties. Dit geldt in het bijzonder voor de JGZ, omdat een fusie van GGD Gooi en Vechtstreek en GGD Flevoland, effect kan hebben op de rol die de JGZ in onze regio kan spelen.
Acties gericht op voorbereiding transitie 1. Startfoto In kaart brengen wat het complete aanbod aan jeugdhulp is in de regio, hoeveel gebruik er gemaakt wordt van dit aanbod en welk kosten dit met zich meebrengt (‘startfoto’). 2. Perspectief van de gebruiker In kaart brengen wat gebruikers en (eventueel) andere stakeholders vinden van het huidige aanbod en wat zij zien als gewenst aanbod (o.a. tevredenheidsonderzoek). Onderzoek naar de wijze waarop ontvangers van jeugdzorg versterkt zijn (t.a.v. van competentie, autonomie en verbondenheid). 3. Gewenst aanbod jeugdhulp - Perspectief op gewenst aanbod jeugdhulp ontwikkelen met juiste balans tussen vrij toegankelijk aanbod en individuele voorzieningen via gemeentelijk loket (nieuwe balans tussen preventie en gespecialiseerde zorg; nieuwe ordening van producten – gebaseerd op analyse van vraag jeugdigen/opvoeders, profiel van doelgroep/vragensteller. - Perspectief op gewenst aanbod jeugdhulp koppelen aan inkoopmodellen en organiseren van toegang (bijv. persoonsgericht financieren).
18
4. BackOffice Besluitvorming voorbereiden m.b.t. ondersteunende regionale backoffice op basis van inventarisatie van ondersteunende taken t.b.v. adequate uitvoering jeugdhulp (kwaliteitsbeleid, procesregie, verwijsindex, training gemeentelijke professionals, inkoop, monitoring, etc.). 5. Ontwikkelen beleidsexpertise jeugdhulp Beleidsexpertise ontwikkelen op specialistische onderdelen van jeugdhulp en, zo nodig, beleidsontwikkeling op gang brengen: a. Jeugd ggz b. Jeugd lvg c. Begeleiding d. Pleegzorg e. Jeugdbescherming en jeugdreclassering f. Ambulante zorg g. Residentiële zorg h. Gesloten jeugdzorg/jeugdzorgplus 6. Monitor jeugdhulp Opstellen van programma van eisen voor monitor jeugdhulp en vervolgens keuze voor een monitor jeugdhulp.
Acties gericht op invoeren nieuwe werkwijze – transformatie - in het licht van transitie. 1. Transformatie uitvoering preventie Gemeentelijke uitvoeringsorganisaties, zoals JGZ, (CJG ), RBL en gesubsidieerde uitvoerders van preventieve en lichte hulp, gaan (meer) werken conform de principes van jeugdhulp als zij bijdragen aan de ondersteuning van individuen. Gemeenten maken hiertoe nadere prestatie afspraken met deze organisaties, betrekken de organisaties bij pilots en geven specifieke opdrachten aan organisaties die bijdragen aan de nieuwe werkwijzen. 2. Visie toekomst JGZ Gemeenten ontwikkelen (in samenspraak met JGZ) een visie op de toekomst van de JGZ als gemeentelijk uitvoeringsorganisatie waarbij aandacht is voor de JGZ als dossierhouder, signaleerder en uitvoerder van preventieve zorg. Gemeenten willen deze rol goed borgen binnen het nieuwe jeugdstelsel. 3. Verwijsindex Sturen op meer gebruik van de verwijsindex d.m.v. prestatieafspraken, aansluiten nieuwe partners. 4. Bemoeizorg Gemeenten ontwikkelen (in samenspraak met Vangnet Jeugd) een definitief standpunt over de vormgeving van bemoeizorg. Op dit moment wordt bemoeizorg uitgevoerd voor de regio door Vangnet Jeugd, grotendeels met behulp van provinciale middelen. Deze stoppen in september 2013. 5. Pilot: eerder en dichtbij Regionale pilot ‘eerder en dichtbij’ uitvoeren. Conclusie trekken over werkwijze, toegang, procesregie, eerder aanbieden van intensief (preventief) aanbod. 6. Pilots rond toegang, procesregie Lokale pilots rondom werkwijzen, versterken procesregie, toegangsfunctie, nazorg. De conclusies
19
uit deze pilots meenemen bij de keuze voor de werkwijze rondom de inzet van jeugdhulp in de regio. In Bussum en Naarden wordt de pilot kernteam Bussum-Naarden uitgevoerd. Hierin wordt praktisch uitgeprobeerd op welke wijze de (integrale) toegang tot jeugdhulp en aanverwante voorzieningen vanuit gemeenten gerealiseerd kan worden. In Huizen is ervoor gekozen om de procesregie in aanloop naar de transitie te versterken met expertise van het team Toegang van Bureau Jeugdzorg.
G: Verordening en proces rondom beleidsplan Concept jeugdwet artikel: 2.2 derde lid,2.4, 2.5. t/m 2.9, 3.1.4)
Opdracht Over de uitvoering van de gemeentelijke taken jeugdhulp dient de gemeente een beleidsplan en een verordening te maken (het beleidsplan ligt ten grondslag aan de verordening). Doel - Het gemeentelijk beleidsplan en de verordening zijn instrumenten om jeugdhulp transparant en planmatig/doelgericht te organiseren. Wat houdt deze opgave in? - Iedere gemeente zal met de ingang van het nieuwe stelsel een vierjarig beleidsplan jeugdhulp moeten vaststellen, dat is besproken met betrokkenen, professionals en instemming geniet van schoolbesturen en dat de doelen en plannen van de gemeenten op het terrein van jeugdhulp beschrijft. - Iedere gemeente zal moeten aangeven in een verordening in welke gevallen een jeugdige/gezin bepaalde vormen van jeugdhulp kan ontvangen. Perspectief van de regio Gemeenten in de regio werken – daar waar dit efficiënt is – samen. Het samen optrekken als het gaat om het inrichten van het gemeentelijk beleidsplan en het opstellen van verordeningen jeugdhulp is niet alleen efficiënt, maar draagt ook bij aan afstemming. Op het terrein van de Wmo werd een gemeenschappelijk beleidsplan Wmo opgesteld, waarbinnen afzonderlijke gemeenten eigen accenten kunnen aanbrengen. Deze werkwijze kan ook op het terrein van jeugdhulp gevolgd worden, waarbij afstemming en samen optrekken voor de hand ligt. Acties 1. Concept verordening - Concept verordening voor de 9 gemeenten in de Gooi en Vechtstreek opstellen (op basis van modelverordeningen). Het onderbrengen van de jeugdzorg in één gekanteld juridisch kader voor het sociaal domein (zie bestuuropdracht sociaal domein). 2. Regionaal procesplan - Regionaal procesplan ontwerpen t.b.v. fasering en planning vaststelling 4 jarig beleidsplan in de gemeenten in de regio, waarbij het betrekken van inwoners (ouders, jeugdigen, cliëntenorganisaties), jeugdhulporganisatie, afstemming onderwijs t.b.v. vaststellen beleidsplan en afstemmen huisartsen t.b.v. toegang jeugd-ggz is opgenomen.
20
H: Gedwongen kader Concept jeugdwet artikel: 2,3,2,4,3.1. t/m 3.3., 4.1.6, 4.1.7, 5.2 t/m 5.6, 6.1.1.t/m 6.1.1.5, 6.2.1 t/m 6.2.4, 6.3.1. t/m 6.3.8., 6.4.1, 6.5.1., 6.5.2., 6.5.3, 7.3.1. t/m 7.3.13. Gemeente: 7.4.1 t/m 7.4.5.
Beleidsopgave Het gedwongen kader omvat alle maatregelen die op last van de kinderrechter worden opgelegd aan een gezin en/of een jeugdige. Deze maatregelen variëren van voogdij en gezinsvoogdij tot opname in een gesloten justitiële jeugdinrichting, met alles wat daartussen zit aan ondersteuning, begeleiding en behandeling. Onderscheidend is dat de jeugdige niet op vrijwillige basis gebruik maakt van een voorziening, maar als gevolg van actieve bemoeienis van de overheid cq. de rechter. De gemeente wordt in het nieuwe stelsel verantwoordelijk voor zowel de toeleiding naar als voor de uitvoering van het gedwongen kader: jeugdbescherming en jeugdreclassering. In de concept-Jeugdwet ligt een aantal zaken vast: de Raad adviseert de kinderrechter op basis van eigen onderzoek. Dit onderzoek wordt uitgevoerd na een (onderbouwd) verzoek daartoe vanuit een toegangsinstantie (nu Bureau Jeugdzorg). Door het Rijk gecertificeerde instellingen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp, en jeugdhulpaanbieders die verblijf en intensieve ambulante jeugdhulp in het gedwongen kader aanbieden. Perspectief van de regio Het doen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming indien een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk geacht wordt De verantwoordelijkheid voor het gedwongen kader en de regelruimte die gemeenten hierin krachtens de concept-Jeugdwet hebben is door de VNG ter discussie gesteld. Het effect hiervan op de definitieve wetstekst is nog niet duidelijk. Bovengenoemde opgaven kunnen worden uitgewerkt vanaf het moment dat deze duidelijkheid er is, naar verwachting medio 2013. Acties 1. Visie op samenhang gedwongen kader en vrijwillige hulp - Gemeenten ontwikkelen een visie op de samenhang tussen gedwongen en vrijwillige hulpverlening, en waarborgen continuïteit van drang- en dwangmaatregelen. 2. Toeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming uitwerken - Gemeenten oriënteren zich gezamenlijk op het gedwongen kader. Dit heeft een procesontwerp als resultaat. Dit dient inzicht te geven in de keten van melden t.b.v. een raadsonderzoek, advies aan de kinderrechter en uitvoering van het besluit van de rechter inclusief de hiervoor verantwoordelijke organisaties. - Gemeenten nemen een besluit over de toeleiding naar het gedwongen kader cq. de Raad voor de Kinderbescherming: wie kunnen toeleiden en aan welke eisen moet een verzoek aan de Raad voldoen; welke procedure hanteren gemeenten in crisissituaties. 3. Onderzoek afspraken gecertificeerde instellingen - Gemeenten verwerven inzicht in de aard van de afspraken die moeten worden gemaakt met de ‘gecertificeerde instellingen’ en de hiermee gemoeide kosten. - Gemeenten verwerven inzicht in de mogelijkheden om de vraag naar maatregelhulp te beïnvloeden.
21
I: Crisissituaties en veiligheid Beleidsopgave Gemeenten moeten waarborgen dat er adequaat kan worden gehandeld in crisissituaties waar kinderen bij zijn betrokken, en zijn te allen tijde verantwoordelijk voor de veiligheid van kinderen, in situaties waarin kinderen worden bedreigd, mishandeld of in hun ontwikkeling worden belemmerd. Basis hiervoor is de door Nederland ondertekende Verklaring van de Rechten van het Kind. Deze verantwoordelijkheid is onderscheidend voor de jeugdhulp, en aanvullend op de overige vormen van ondersteuning in het lokale sociale domein. In de wet is vastgelegd dat de gemeente zorgt voor de instelling en instandhouding van een meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Perspectief van de regio Deze beleidsopgave pakken de gemeenten in regionaal verband op: het meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling is een regionale voorziening, die onder regionale regie tot stand komt en mogelijk gecombineerd wordt met een meldpunt crisissituaties. Bij de vormgeving maken we gebruik van ervaringen van Bureau Jeugdzorg, het AMK en het Steunpunt Huiselijk geweld Acties 1. Ontwikkelen protocol crisissituaties Voor het handelen in geval van crisissituaties moet een protocol worden ontwikkeld en ingevoerd. In regionaal verband maken we afspraken met daarvoor verantwoordelijke uitvoeringsorganisaties over een protocol, incl. afspraken over beschikbare opvangcapaciteit en de betrokkenheid van de gemeente. Uiterlijk met ingang van 2015 moeten sluitende afspraken zijn gemaakt over de omgang met crisissituaties. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van bestaande structuren en afspraken. 2. Meldpunt Huiselijk geweld en kindermishandeling inrichten - Inrichten van een meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling op basis van een vastgesteld programma van eisen en resultaatafspraken. De vorming van een meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling dient in principe per 2015 te zijn gerealiseerd. Draagvlak bij betrokken instanties en initiatieven moeten worden onderzocht, beleid dient te worden ontwikkeld, geformuleerd en vastgesteld.
J: Het proces van de overdracht Opgave Aan de overdracht van taken van rijk, zorgkantoren en provincie naar de gemeenten zijn in de jaren van de transitie en daarna consequenties verbonden. Consequenties voor gezinnen en jeugdigen die gebruik maken van jeugdzorg als het gaat om de continuïteit van jeugdzorg, consequenties voor de huidige toegangsbepalers CIZ en Bureau Jeugdzorg bij de afbouw en overdracht van hun taken en deskundigheid aan gemeenten en consequenties voor gemeenten bij het overnemen van taken met een bezuinigingstaakstelling. In het rapport ‘Verantwoord over de drempel’ zijn de risico’s in kaart gebracht door een ambtelijke werkgroep van VWS, V&J, VNG en IPO. Deze partijen zullen nadere afspraken maken over overgangsmaatregelen. Wanneer is nog niet bekend. Perspectief van de regio In de Gooi en Vechtstreek betreft de transitie niet alleen een overheveling van taken maar ook een
22
wijziging van het stelsel voor jeugdzorg. Het sturingsmodel waar de gemeenten voor hebben gekozen en de daarmee samenhangende passende financiering hebben consequenties voor gebruikers en aanbieders van jeugdzorg. Bovendien geldt dat er per 2015 op het totale budget voor jeugdhulp 15% wordt bezuinigd. De gemeenten in de Gooi- en Vechtstreek hanteren de volgende uitgangspunten voor het proces van de overheveling van taken: - Zorgvuldigheid en transparantie: tijdig veranderingen en bezuinigingen richting gebruikers en aanbieders aankondigen. - Zoveel mogelijk schokvrij voor gebruikers, maar helder zijn over wat we niet meer ondersteunen (i.v.m. 15% bezuiniging per 2015). Gemeenten moeten daarvoor in kaart brengen welke klanten met welke indicaties zij overnemen. Van belang is dat gemeenten vroegtijdig lopende indicaties en overdrachtsdossiers van aanbieders ontvangen. - Expertise van de huidige toegangsbepalers zoveel mogelijk behouden. - Frictiekosten zoveel mogelijk beperken. Acties 1. Risico’s en consequenties in kaart brengen. - deskundigheid bestaande toegangsbepalers - continuïteit ondersteuning (perspectief aanbieders en gebruikers) - financiële en juridische risico’s bij de overname van taken (bijvoorbeeld m.b.t. de huisvesting van residentiële jeugdzorg). 2. Waar nodig maatregelen nemen om de risico’s te beperken.
K: Passend Onderwijs Concept Jeugdwet artikel: 2.1.3. 2.5.5.
Beleidsopgave In de concept Jeugdwet staat dat gemeenten een samenhangend beleid moeten voeren en moeten zorgdragen voor een effectieve samenwerking onder andere met het onderwijs. Zowel in de Wet Passend Onderwijs als de concept Jeugdwet is opgenomen dat gemeenten en onderwijs tot afstemming en effectieve samenwerking moeten komen en op overeenstemming gericht overleg moeten voeren over het beleidsplan van de gemeenten en het ondersteuningsplan van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Perspectief van de regio De gemeenten in Gooi & Vechtstreek en de samenwerkingsverbanden passend onderwijs (Qinas (VO) en Unita (PO) staan voor dezelfde uitdaging. Het komen tot een intersectorale handelingsgerichte werkwijze met betrekking tot het verlenen van zorg en het verstrekken van ondersteuning aan ouders en jeugdigen. Om te komen tot afstemming en de doorvoering van vergaande samenwerking is structureel overleg en het delen van informatie noodzakelijk. Voorkomen moet worden dat het onderwijs en de gemeenten hulp en ondersteuning anders organiseren en dat het gekozen gemeentelijke regiemodel, waarbij de toegangstaak is belegd bij de gemeente, niet aansluit bij het ondersteuningsplan van de samenwerkingsverbanden. Met name het onderwijs is en wordt voor gemeenten een belangrijke partner als het gaat om het realiseren van de ambitie: één kind/één gezin - één plan.
23
Acties 1. Samenwerkingsafspraken met het onderwijs maken -
-
-
-
Met het onderwijs de mogelijkheden verkennen om samen te werken rond de toegang naar zorg voor jeugd en ‘één kind – één plan’ te realiseren voor zorg binnen én buiten het onderwijs. Daarmee waar mogelijk oefenen in bestaande of nieuwe pilots. De positie van het schoolmaatschappelijk werk en de onderwijsbegeleidingsdienst in het nieuwe stelsel uitwerken. Dit geldt ook voor door de gemeenten gesubsidieerde partners in de zorgstructuren van het onderwijs (zie ook Toegang). Opstellen van een samenwerkingsagenda waarin thema’s zijn opgenomen die zowel de gemeente als het samenwerkingsverband aangaan. Deze agenda kan worden behandeld in het op overeenstemming gericht overleg. Het passend onderwijs wordt op regionaal niveau afgestemd. Het ligt daarom voor de hand dat regionaal de voorbereidingen plaatsvinden voor het lokale op overeenstemming gericht overleg . Het conceptbeleidsplan Jeugd in het op overeenstemming gericht overleg met het onderwijs bespreken.
7. SPOORBOEKJE Op basis van de hierboven uitgewerkte opgaven (eisen vanuit het rijk) en de eisen die een interactieve beleidsontwikkeling vraagt, maar ook op basis van het besef dat de inrichting van een nieuw jeugdstelsel in samenhang dient plaats te vinden met de andere transities en de invoering van het passend onderwijs, presenteren we het spoorboekje ‘transitie jeugdzorg’.
Mei - aug. 2012 Sept. – dec. 2012
Jan. - april 2013
Beleidsontwikkeling (transitieteam) Startnotitie
Bestuurlijke besluitvorming
Regiemodel jeugdhulp (visie nota)
Regionaal: vastgesteld pfho jeugd d.d. 1 november 2012
Plan van aanpak
Pfho jeugd dec. 2012 Voorleggen raden visie + plan van aanpak: uiterlijk 28 maart 2013
Visie nota JGZ
Advies stuurgroep jeugd en vaststelling colleges jan. 2013 Tkn. stuurgroep jeugd april 2013
Startfoto: inventarisatie en feitenanalyse (‘groeidocument’) 1 Regionaal procesplan participatie traject t.b.v. gemeenten
1
Regionaal: vastgesteld pfho jeugd d.d. 5 juli 2012)
Vaststelling in stuurgroep jeugd en colleges april 2013
De startfoto bevat een inventarisatie op basis van bestaande cijfers die periodiek wordt aangevuld t.b.v.
beleidsontwikkeling op de diverse onderdelen.
24
Mei - aug. 2013
Procesplan Verwijsindex/ Meldcode KMH & HG
Vaststellen in stuurgroep jeugd en colleges april 2013
Notitie toekomst bemoeizorg
Advies stuurgroep jeugd en vaststelling colleges mei 2013 Vaststelling in stuurgroep jeugd en colleges augustus 2013 (ter consultatie raden: voor dec. 2013) Vaststelling regio: april 2014 (ter consultatie raden: voor aug. 2014).
Oplevering Bouwstenen voor conceptbeleidsplan Sept. - dec. 2013
Oplevering concept-beleidsplan
Jan. – april 2014
Concept verordening en beleidsregels
Vaststelling in stuurgroep jeugd en colleges april 2014.
Mei - aug. 2014
Oplevering definitief beleidsplan
Vaststelling in stuurgroep en colleges Vaststelling in de raden sept. 2014
Definitieve Verordening en beleidsregels
Vaststelling in stuurgroep en colleges Vaststelling in de raden okt. 2014
Gemeente: Uitvoeringsplan 2015
Vaststelling in stuurgroep en colleges nov. 2014
Sept. - dec. 2014
Procesplanning interactieve beleidsontwikkeling en inspraak Sept. – dec. 2012
Jan. – april 2013
Mei - aug. 2013
Sept. - dec. 2013 Jan.- april 2014
-
Keuze voor interactieve beleidsontwikkeling Pfho jeugd & professionals Pfho jeugd en directies Tournee langs uitvoerders voorbereiden Stuurgroep jeugd en gebruikers, besluit conferentie(s) Tournee langs aanbieders uitvoeren Regionaal procesplan interactieve beleidsontwikkeling
-
Pfho Jeugd met professionals idem met gebruikers Bilaterale consultaties met stakeholders vanaf januari Pfho Jeugd met directies Pfho Jeugd met gebruikers: formele consultatie Conceptbeleidsplan Regioconferentie Transitie Jeugd: 4 perspectieven Pfho Jeugd met directies
-
Mei - aug. 2014
Sept. - dec. 2014
-
Regioconferentie Transitie Jeugd: 4 perspectieven Bilaterale consultaties met stakeholders Vanaf januari: pfho Jeugd met directies
Bilaterale consultaties met stakeholders vanaf september Pfho Jeugd met directies Pfho Jeugd met gebruikers
25
8. BEGROTING In dit hoofdstuk is de begroting uitgewerkt voor het jaar 2013. Naar verwachting is minstens eenzelfde inzet aan middelen nodig in 2014. 1. Financieringsvoorstel 2013
Weken Uren per week Tarief Totaal Programmamanagement
coördinatie programmaondersteuning, formatie Gewestbegroting
45
8
€ 50
€ 18.000 € 45.000
Uitvoering acties (zie bijlage 1) inzet beleidsadvies transitieteam Uitvoering regionale pilots (projectleiding t.l.v. provinciale middelen)
inzet beleidsadvies transitieteam
45
45
104 (waarvan 36 om niet)
€ 50
€ 153.000
4
€ 50
€ 9.000
Communicatie
budget inhuur consultatie en inspraak (inzet beleidsadvies)
€ 10.000 45
4
€ 50
€ 9.000
Besteedbaar budget
bijeenkomsten, inhuur advies etc.
TOTAAL
€ 20.000 120
€ 264.000
2. Toelichting personele inzet Daar waar in 2012 een fulltime transitiemanager noodzakelijk was om processen met provinciale subsidie op gang te krijgen, heeft het transitieteam inmiddels een goed tempo. Bovendien vraagt het verminderen van de provinciale middelen om een aanpassing van de organisatie. Er is minder management nodig en meer beleidsvoorbereidende en uitvoerende capaciteit. De transitiemanager zal meer in de rol van stimulator en verbinder komen die gebruik maakt van de bij gedetacheerde medewerkers aanwezige kwaliteiten. Een ondersteuner om de veelheid van projecten die reeds lopen en nog van start gaan te faciliteren, is noodzakelijk. Uitgangspunt voor de personele inzet in het transitieteam jeugd is dat deze wordt geleverd vanuit de 9 betrokken gemeenten. Door de jeugdadviseurs uit de verschillende gemeenten te betrekken bij de voorbereiding en uitvoering van de transitie vergroten we de gezamenlijke kennis en verbreden we het draagvlak. Daarmee wordt bijgedragen aan een blijvende kwaliteit en een grotere slagkracht in de regio. Voor de uitvoering van de verschillende projecten en de gezamenlijke beleidsontwikkeling is in 2013 in het minimale scenario totaal 112 uur per week nodig, ofwel
26
ongeveer 3 FTE. De verwachting is dat in 2014 een zelfde aantal uren nodig is maar er nog meer op implementatie zal worden ingezet. Voor de personele inzet gaan we ervan uit dat elke gemeente een beleidsadviseur inzet in het transitieteam. Het gaat om acht adviseurs, waarvan één voor de gemeenten Blaricum en Laren. Van de inzet in het transitieteam wordt 4 uur per week om niet door de gemeenten ingezet. Deze inzet wordt gezien als onderdeel van de reguliere taken van de beleidsadviseurs jeugd. Bovenop deze basisinzet vanuit de gemeenten is een inzet nodig van 76 uur per week.
Personele inzet - beleidscoördinator - managementassistent Gewest - beleidsadvies transitieteam Verdeling inzet beleidsadvies Blaricum Bussum Huizen Hilversum Laren Muiden Naarden Weesp Wijdemeren
Uren om niet per week
Totaal
Uren tlv regionaal budget Totaal per week 8 8 32 32 36 76 112 4 4 4 4 4 4 4 4 4
4 4 4 4
4 24 20 28 4 8 8 8 8
76
112
20 16 24
36
3. Dekkingsvoorstel 2013 In het portefeuillehoudersoverleg Jeugd van 1 november is besloten om 40% tot 60% van de beschikbare invoeringsmiddelen voor de regionale voorbereiding en uitwerking van de transitie beschikbaar te stellen, onder voorbehoud van een uitgewerkte begroting. In onderstaande dekkingsvoorstel wordt circa 50% van de beschikbare invoeringsmiddelen in 2013 ingezet voor de regionale voorbereiding en uitvoering van de transitie in 2013. Bij de doorberekening naar de gemeenten is uitgegaan van de omvang van de invoeringsmiddelen die elke gemeente krijgt en is uitgegaan van 4 uur inzet per gemeente om niet. Dekking ten laste van invoeringsbudgetten 2013 Huizen Hilversum Bussum Blaricum Laren Naarden Weesp Wijdemeren Muiden TOTAAL
€ 38.201 € 63.634 € 34.532 € 17.727 € 18.720 € 25.312 € 22.648 € 26.606 € 16.619 € 264.000
27
Invoeringsbudget 1e tranche 2013 2013 (septembercirculaire) invoeringskosten Huizen Hilversum Bussum Blaricum Laren Naarden Weesp Wijdemeren Muiden TOTAAL
€ 39.039 € 65.031 € 35.290 € 18.116 € 19.131 € 25.868 € 23.145 € 27.190 € 16.984 € 269.794
2e tranche 2013 incidenteel (wordt Beschikbaar % definitief ahv 2013 invoeringsbudget verdelingsmodel) € 39.039 € 78.078 14 % € 65.031 € 130.062 24,10 % € 35.290 € 70.580 13,08 % € 18.116 € 36.232 6,71 % € 19.131 € 38.262 7,09 % € 25.868 € 51.736 10,0 % € 23.145 € 46.290 8,58 % € 27.190 € 54.380 10,08 % € 16.984 € 33.968 6,30 % € 269.794 € 539.588 100 %
28
BIJLAGE 1 - OVERZICHT ACTIES Actie A
1 klachtenregeling jeugdhulp 2 vertrouwenspersoon waarborgen
3 Werkprocessen toegang inrichten 4 Administratief systeem inrichten Profiel gemeentelijke professionals 5 uitwerken + organiseren trainingen
Notitie investering pedagogisch klimaat
jan.2013
aug-13 concept beleidsplan
20 Stage/afstudeeropdracht
aug. 2013
apr-14
10
aug. 2013
apr-14
10
jan.2013
jun-13
25
jun. 2013
dec-13 concept beleidsplan
40
Afspraken gemeenten en jeugdhulporganisaties inzake afhandeling klachten jeugdhulp Afspraken gemeenten en organisaties inzake taken en inzet vertrouwenspersoon Notitie mandaten toegang jeugdhulp 2015, concept afstemmingsafspraken huisartsen, justitie, onderwijs Afwegingskader toegang jeugdhulp 2015 Methodiek voor vraag en resultaat sturing/protocollen werkprocessen Ingericht administratie systeem tbv registratie, workflow management, betalingen etc.
dec. 2013
jun-14
40
dec. 2013
nov-14
25 pm
Goed voorbereide professionals toegang
jun. 2013
nov-14
25 pm
Budgetten jeugdhulp in kaart (onderdeel startfoto)
jan.2013
apr-13 startfoto
20
2 Financieringsmodel uitwerken
Financieringsmodel jeugdhulp
apr.2013
aug-13
50
3 Bezuinigingstaakstelling uitwerken
Voorstel bezuinigingstaakstelling
aug. 2013
dec-13
50
Verordening kwaliteitseisen uitvoering jeugdhulp, verantwoording, klachtenregeling
jun. 2013
dec-13 concept verordening
40
apr. 2013
jun-14
10
nov. 2013
jun-14
5
Kwaliteit en toezicht 1 Kwaliteitseisen toepassen 2 Professionalisering 3 Toezichtsol vormgeven
F
start
Financiering 1 Budgetten in beeld
E
Product
Toegang 1 Mandaten toegang beleggen Afwegingskader voor resultaatbepaling 2 maken
D
inzet tt in dd in 2013 Uitbesteden
Opvoedkundig klimaat
1 Bijdragen aan opvoedkundig klimaat De positie van ouders en jeugdigen in het B nieuwe stelsel
C
Gereed
Onderdeel van (besluitvorming)
Rapportages kwaliteit huidig aanbod Afspraken rondom toezicht, protocol meldplicht calamiteiten
Aanbod
3 Gewenst aanbod jeugdhulp
Digitaal toegankelijk (groei)document jeugdhulp: cijfers, analyses sept. 2012 Rapport: ervaringen en wensen van gebruikers jeugdhulp (oud en nieuw) dec. 2012 Producten overzicht (basisindeling NJI) + overzicht gewenste producten jeugdhulp jan. 2013
4 Back office
Voorstel backoffice jeugdhulp
1 Startfoto 2 Perspectief van de gebruiker
jan. 2013
apr-13 Startfoto
20 pm, DD groep/BMC
aug-13 bijlage concept beleidsplan
15 pm, afstudeeropdracht
aug-14 concept beleidsplan
20
aug-13 concept beleidsplan
25
jan. 2014
nov-14 concept beleidsplan
6 Monitor jeugdhulp
Accounthouders onderdelen jeugdhulp bepalen; beleidsmatige verkenning uitvoeren, beleidsdoelen onderdelen jeugdhulp Programma van eisen + keuze monitor + inrichten monitor
mei. 2013
apr-14 concept beleidsplan
50 pm
7 Transformatie uitvoering preventie
Resultaatafspraken organisaties die preventief werken
mrt. 2013
aug-13 concept beleidsplan
20
8 Visie toekomst JGZ
Visie nota JGZ
nov. 2013
jan-13 visie nota JGZ
35
9 Verwijsindex
Meer meldingen, meer partijen aangesloten
jan. 2013
mei-14
25
notitie toekomst apr-14 bemoeizorg
20
sep-14 concept beleidsplan
pm: projectleiding 45 regionale pilot
sep-14 concept beleidsplan
50 20
5 Ontwikkelen beleidsexpertise jeugdhulp
10 Bemoeizorg 11 Pilot eerder en dichtbij 12 Lokale pilots toegang/procesregie G
Verordening en beleidsproces 1 Concept verordening maken
Concept verordening tbv beschikken individuele hulp Procesplan participatie beleidontwikkeling voor regio Gooi en Vechtstreek
jan. 2013
okt-14 concept verordening
dec. 2012
apr-13 procesplan participatie
Gedwongen kader Visie op samenhang gedwongen kader en 1 vrijwillige hulp
Visie notie gedwongen hulp en vrijwillige hulp
mei. 2013
dec-13 concept beleidsplan
25
2 Functie toeleiding naar de RvdK uitwerken Onderzoek afspraken gecertificeerde 3 instellingen
Toeleidingsprotocol Rapport: Onderzoek en beleid vermindering maatregelhulp
nov. 2013
jun-14 concept beleidsplan
10
nov. 2013
okt-14 concept beleidsplan
10
Protocol crisissituaties Meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling operationeel
nov. 2013
aug-14 concept beleidsplan
30
jan. 2013
aug-14 concept beleidsplan
30
1 Risico's en frictiekosten in beeld brengen
Risicoparagraaf en flankerende maatregelen
jan. 2013
aug-13 concept beleidsplan
45
2 Afstemming en besluitvorming
Overdrachtsmaatregelen
nov. 2013
apr-14 concept beleidsplan
60
Jan-13
2 Regionaal procesplan opstellen H
bemoeizorg structureel beschikbaar jan. 2013 werkplaats toegang/regie regionaal: rapport bevindingen en aanbevelingen febr. 2012 werkplaats toegang/regie lokaal: rapport bevindingen en aanbevelingen sept. 2012
150
I
5
Crisissituaties en veiligheid 1 Ontwikkelen protocol crisissituaties Meldpunt huiselijk geweld en 2 kindermishandeling
J
Het proces van de overdracht
K
Passend onderwijs
1
Samenwerkingsafspraken met het onderwijs
Samenwerkingsafspraken
Onvoorzien
pm
aug-13
concept beleidsplan
40 110 1210 dd
NB: beleidsplan wordt in drie fasen opgeleverd (bouwstenen, concept en definitief) NB: exclusief procesmanagement +
2
projectondersteuning NB: beroep op uitvoering (procesregisseurs en consulenten) nog niet uitgewerkt.
3