Invoering Wmo 2015 Van transitie naar transformatie
Gemeente Leiden Juni 2014
1
1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 3
1.1
Een nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) ............................................... 3
1.2
Proces van voorbereiding invoering Wmo 2015 ......................................................................... 6
2.
Herontwerp sociaal domein: veranderingen in algemene en collectieve voorzieningen ............... 9
3. Herontwerp Sociaal Domein: Vernieuwing van de ondersteuning op het gebied van begeleiding en huishoudelijke hulp .......................................................................................................................... 14 4
Bijzondere vormen van maatwerkvoorziening ............................................................................. 19
4.1
Persoonsgebonden budget: PGB‐Model Leidse Regio .............................................................. 19
4.2
Specialistische voorzieningen .................................................................................................... 21
4.3
Financiële maatwerkvoorziening chronisch zieken ................................................................... 22
4.4
Kortdurend verblijf .................................................................................................................... 23
5.
Cliëntondersteuning ...................................................................................................................... 24
6.
Kwaliteitsinstrumenten ................................................................................................................. 27
7.
Financiën ....................................................................................................................................... 30
Samenvatting ......................................................................................................................................... 32 Bijlagen: ................................................................................................................................................. 35
2
1.
Inleiding
Doel van de notitie De notitie Invoering Wmo 2015 dient meerdere doelen. De notitie geeft informatie over de veranderingen binnen de Wmo en de wijze waarop we een aantal onderwerpen oppakken opgepakt. Tevens biedt de notitie de onderbouwing voor een aantal beslispunten die nodig zijn om het traject van bestuurlijk contracteren in te gaan. Daarnaast wordt met de notitie voldaan aan een aantal toezeggingen. Voor een aantal nieuwe raadsleden na de verkiezingen van 19 maart 2014 betreft de Wmo nieuw terrein. We kiezen er daarom in deze notitie voor sommige onderdelen uit eerdere nota’s te herhalen en algemene informatie over de Wmo 2015 op te nemen. We geven dat in de betreffende paragrafen ingekaderd weer.
1.1
Een nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015)
De invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 maakt onderdeel uit van de drie decentralisaties. De decentralisatie van delen van de AWBZ naar de Wmo leidt tot uitgebreidere verantwoordelijkheden voor de gemeenten. De nieuwe Wmo omvat zowel de nieuwe als bestaande verantwoordelijkheden. De drie decentralisaties hebben ten doel de participatie van mensen in de samenleving te bevorderen. De komende jaren zal nog meer dan voorheen de maatschappelijke opgave integraal meegenomen (moeten) worden bij andere ontwikkelingen in de stad. De beweging om te werken in sociale wijkteams en jeugd & gezinsteams sluit hierbij aan. WMO 2015: 3 doelen De verschillen tussen de huidige Wmo en de nieuwe wet zien er als volgt uit. De negen prestatievelden in de huidige Wmo zijn vervallen en onder de noemer van maatschappelijke ondersteuning vervangen door drie doelen: - Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. - Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving. - Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder). De huidige Wmo kent de compensatieplicht, waarbij gemeenten er voor moeten zorgen dat burgers hun huishouden kunnen doen, zich kunnen verplaatsen in en om de woning, zich lokaal kunnen verplaatsen met een vervoermiddel en dat men andere mensen kan ontmoeten en sociale contacten kan leggen. In de nieuwe Wmo is dit vervangen door een ruimer geformuleerde resultaatverplichting: “Het gemeentebestuur draagt zorg voor de maatschappelijke ondersteuning en bevordert in dat verband een goede toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een handicap en de zelfredzaamheid en participatie van personen met een 3
beperking, chronische psychische of psychosociale problemen, teneinde te bevorderen dat burgers zo lang mogelijk in de eigen omgeving kunnen blijven”. Onder de nieuwe Wmo en de daarin te decentraliseren taken ligt een grote financiële opgave. Met minder budget moet een basis aan voorzieningen in stand gehouden worden. Door een groter beroep te doen op de eigen mogelijkheden van haar inwoners en hun sociale netwerk, de inzet van algemene voorzieningen en daar waar noodzakelijk individuele maatwerkvoorzieningen verwachten we meer maatwerk dus betere oplossingen en minder kosten. Voorzieningen in de Wmo De nieuwe wet kent een (juridisch) onderscheid in algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Algemene voorzieningen zijn ondersteuningsvoorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn. Dit kunnen gesubsidieerde welzijnsactiviteiten zijn, maar ook via inkoop gefinancierde activiteiten. Ze kunnen gratis zijn voor burgers, maar er kan ook een kostendekkende vergoeding voor gevraagd worden.1 (Individuele) maatwerkvoorzieningen zijn ondersteuningsvoorzieningen die aanvullend zijn op de algemene voorzieningen, om daar waar nodig en het niet kan via de algemene voorziening, specifiek op maat en individu te ondersteunen bij zijn of haar zelfredzaamheid of participatie. De noodzaak tot een individuele maatwerkvoorziening is afhankelijk van de vraag en de situatie van de cliënt. Het bieden van maatwerkvoorzieningen dienen gemeenten in een verordening vast te leggen. Overgangsregeling De aanspraak op voorzieningen in het kader van de overgaande AWBZ taken2 vervalt per 1 januari 2015. In de wet is een overgangsregeling getroffen voor mensen die op het moment van inwerkingtreding AWBZ-zorg ontvangen. Mensen met een AWBZ-indicatie (en mensen die in dat kader een PGB ontvangen) behouden deze indicatie tot uiterlijk 1 januari 2016. In de overgangsperiode moet de gemeente in overleg met de cliënt een nieuw ondersteuningsarrangement vaststellen. Voor mensen met een AWBZ aanspraak op beschermd wonen geldt een overgangstermijn van vijf jaar, omdat het om kwetsbare mensen gaat die vaak al jaren in een instelling beschermd wonen verblijven. Wanneer mensen tijdens deze overgangsperiode een aanvraag indienen bij het CIZ, dan moet het CIZ, voordat zij een besluit neemt, de gemeente om haar zienswijze vragen. Nieuwe manier van werken: Omslag in denken en doen Het vinden van een antwoord voor de opgave in het maatschappelijk domein vraagt om inzet vanuit verschillende domeinen van de gemeente. Zo zijn er in het kader van wonen afspraken met corporaties nodig. Verder zal er soms behoefte zijn aan het mogelijke maken 1
Voorbeelden zijn gesubsidieerde welzijnsactiviteiten zoals het maatschappelijk werk of woonbegeleiding vanuit een gesubsidieerde instelling, maar ook via inkoop gefinancierde activiteiten zoals een scootermobielpool.
2
Betreft: extramurale individuele- en groepsbegeleiding – inclusief vervoer – van ouderen en volwassenen; kortdurend verblijf; extramurale persoonlijke verzorging; beschermd wonen en inloopvoorziening GGZ centrumgemeente (=Leiden)
4
van andere wijzen van bewoning in bestemmingsplannen (zoals kleinschalige woonvoorzieningen). Ook de wijze waarop we ons maatschappelijk vastgoed inzetten (wijkgerichte voorzieningen) en de inrichting van onze openbare ruimte inrichten (doorgankelijk en uitnodigend tot buiten bewegen) vormen een deel van de oplossing. De komende jaren moeten we de maatschappelijke opgave integraal meenemen of zelfs leidend laten zijn bij andere ontwikkelingen in de stad. We zien voor het versterken van de participatie (activering, werk en maatschappelijke ondersteuning) aanknopingspunten door verbindingen tussen de Wmo, Participatiewet en Jeugd: - Het organiseren van vormen van dagbesteding door samenwerking tussen aanbieders zoals zorginstellingen en de sociale werkvoorziening. - Het ontwikkelen van nieuwe vormen van participatie: het samenbrengen van vraag (zorg/ondersteuningsbehoefte) en aanbod (mensen die ondersteuning kunnen bieden). De nieuwe meer integrale en verbindende manier van denken en werken komt ook tot uitdrukking in de methodiek ‘een gezin – een plan’3 bij de sociale wijkteams en de jeugd-& gezinsteams. De rol van de gemeenteraad In de nieuwe concept-Wmo staat omschreven welke rol de gemeenteraad heeft bij het uitvoeren van de wet. Het beleidsplan Het is aan de gemeenteraad om periodiek een plan op te stellen waarin beschreven wordt hoe zij beleid wenst te voeren met betrekking tot de maatschappelijke ondersteuning (artikel 2.1.2 van de concept Wmo 2015). Op basis van dit plan “moet duidelijk worden wat het college in haar te nemen besluiten of te verrichten handelingen moet gaan doen.” Voor een overzicht van onderwerpen die in het plan aan de orde moeten komen, zie bijlage 1. De verordening Naast de onderwerpen uit het beleidsplan is het van belang dat er beleid wordt vastgesteld op een aantal andere onderdelen, die al dan niet later in de door de gemeenteraad vast te stellen verordening moeten worden vastgelegd. Voor de betreffende onderwerpen, zie bijlage 2. Monitoring en evaluatie In lijn met de notitie ‘Visie op subsidieverlening’ (RV 13.0139) formuleren we bij beleidsnotities meetbare doelen. Het beleid in deze notitie ‘Invoering Wmo 2015’ is een aanvulling op het beleidsplan MO deel I. Daarmee gelden de overkoepelende doelen en indicatoren van dit beleid ook voor deze notitie4.
3
Gezin dient breed opgevat te worden als huishouden.
4
Aanvullend hierop staan voor de uitvoering en toetsing van het beleid in de programmabegroting nog een aantal indicatoren.
5
Verbeterpunten die we dit jaar zien nemen we direct mee in de verordening. De eindevaluatie van Beleidsplan MO deel 1 staat gepland in 2016. Hierin nemen we de ervaringen van het eerste jaar nieuwe Wmo (2015) mee. Ook de resultaten uit het klantervaringsonderzoek nemen we in deze evaluatie mee. Tevens besteden we aandacht aan de aanbevelingen uit het rapport van de Rekenkamercommissie Leiden ‘Evalueren om te leren’ (d.d. 12-12-2013). We geven daarmee de nieuwe werkwijze lerende weg vorm.
1.2
Proces van voorbereiding invoering Wmo 2015)
In de aanloop naar de invoering van de nieuwe Wmo heeft de Raad kaders vastgelegd met de vaststelling van de nota: ‘Toekomst sociaal domein’ (RV 13.0091) , de ‘Uitgangspunten van het Herontwerp Sociaal domein’ (RV 13.0150) (beide 3D-breed), en het ‘Beleidsplan MO deel 1’(RV 13.0037). Toezeggingen Bij het vaststellen van de beleidsnota MO deel 1 is een aanvulling aangekondigd met onderdelen uit de nieuwe wet. Met de notitie Invoering Wmo 2015 wordt hier voor een deel aan voldaan. Andere aanvullingen volgen (zie onderstaand bij planning). De notitie sluit tevens aan op de Wethoudersbrief ‘Urgentie voortgang beleidsproces drie decentralisaties’ van 31 januari 2014 aan de Raadscommissies O&S en W&F waarin toezeggingen gedaan zijn over de uitwerking van een aantal Wmo-onderwerpen: ter besluitvorming voor te leggen: - aanpak Wmo (staande Wmo-voorzieningen, begeleiding, hulp bij het huishouden en subsidies); - voorstel (alternatief voor) regeling chronisch zieken en gehandicapten 2014. ter informatie voor te leggen: - informatie over de vormgeving van de inkoop. Met de notitie Invoering Wmo 2015 wordt ook aan deze toezeggingen voldaan. Moties De notitie Invoering Wmo 2015 raakt twee openstaande moties: - Motie Convenant zorgverzekeraars en zorgkantoor (RV 130095/4). Op 23 mei 2014 is het convenant in Holland Rijnland-verband ondertekend. - Motie inzake Onderzoek en uitwerking tegemoetkoming zorgkosten (RV 130095/9). Deze motie betreft het voorleggen voorstel aan de raad om mensen met hoge zorgkosten tegemoet te komen. Bij de vaststelling van deze notitie stellen we voor (zie par. 4.3, beslispunt Raad iv) om de motie Onderzoek en uitwerking tegemoetkoming zorgkosten af te doen. Planning resterende toezeggingen5: Aan de overige toezeggingen in genoemde Wethoudersbrief met betrekking tot de Wmo voldoen we in de komende periode door de volgende stukken voor te leggen: Ter besluitvorming: 5
Zie ook bijlage 4
6
De Verordening Wmo (2e helft 2014) De verordening omvat een uitwerking van het Wmo-beleid. Onderwerp dat daar in ieder geval in terugkomt is het Overgangsregime.6 Ter informatie: - Stand van zaken sociale wijk- / gebiedsgerichte teams (Motie RV 13.0091/3; gepland voor de zomer) - Financieel overzicht van het budget Wmo (gepland na ontvangst meicirculaire) - Inkoop en subsidieafspraken begeleiding. (gepland 2e helft 2014) -
Overige toezeggingen n.a.v. Beleidsplan MO deel 1: - Het scheiden van wonen en zorg (afspraken met corporaties) (gepland eind 2014) - Overige aanvullingen op Beleidsplan MO deel1 (zo nodig in 2015/2016) Regionale samenwerking De voorbereiding op de 3 decentralisaties vindt voor een groot deel regionaal plaats, zowel op Holland Rijnland-niveau (met name op Jeugdzorg, gedeeltelijk voor de Participatiewet en voor de Wmo alleen op een paar specialistische onderwerpen) als in de Leidse regio (met name voor de Wmo). De notitie Invoering Wmo 2015 is een product van de sub-regionale samenwerking in de Leidse regiogemeenten. Het streven is zoveel mogelijk in sub-regionaal verband uit te werken, met ruimte voor lokale accenten. Zeker ten aanzien van het opdrachtgeverschap is het van belang tot zoveel mogelijk eenduidige besluiten te komen ( contractafspraken met aanbieders). Van transitie naar transformatie Belangrijke voorloper uit het ‘voortraject’ is de in de 4 Leidse regiogemeenten gezamenlijk opgestelde Notitie ‘Herontwerp Sociaal Domein’. De vastgestelde uitgangspunten7 uit het Herontwerp (RV 13.0150) zijn vertrekpunt geweest bij het gezamenlijk invulling geven aan de nieuwe Wmo-taken in de notitie Invoering uitbreiding Wmo. In lijn met deze uitgangspunten draagt de implementatie van de Wmo bij aan de transformatie van het sociale domein: ondersteuning moet aansluiten bij de vraag en zoveel mogelijk in de omgeving georganiseerd worden. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van de eigen kracht en het eigen netwerk. De eventuele ondersteuning vanuit de gemeente is aanvullend daarop. Transformatie betreft het hele sociale domein en niet alleen de nieuwe taken. Transformatie vraagt om een open proces waar meer ruimte komt en blijft voor vernieuwing die we lerende weg vormgeven. De opgaven en oplossingsrichtingen formuleren we gezamenlijk met inwoners en aanbieders. Hierbij hoort een grote mate van vertrouwen in onze partners. Als gemeente zetten we vooral hoofdlijnen uit. De invulling laten we (zoveel mogelijk) over aan de stad.
6
Hierbij wordt gebruik gemaakt van de handreiking VNG, die wordt verwacht in mei/juni. Lokale moties / amendementen in de verschillende raden hebben tot lichte verschillen geleid in de uitgangspunten .
7
7
Cliëntparticipatie bij de totstandkoming van beleid In het collegevoorstel “Vervolg participatieproces herontwerp Sociaal Domein” (B&W nr. 14.0343) staan de uitgangspunten met betrekking tot cliëntparticipatie in het Sociaal Domein8. De betrokkenheid van inwoners en zorgpartijen bij de transitie in het Sociaal Domein is groot. Er zijn verschillende vormen van participatie toegepast zoals cliëntinterviews, focusgroepen, themabijeenkomsten, denktanks en er zijn wijkbijeen-komsten gehouden. De participatie door de stad en cliënten ervaren we als zeer waardevol. Ook in de nabije toekomst continueren we deze betrokkenheid in diverse vormen van samenwerking. We werken toe naar een instrument waarbij inwoners en cliënten de kwaliteit van geleverde diensten monitoren. Daarnaast hebben een aantal partijen uit de stad, voortvloeiend uit de door de Gemeenten Leiden en Leiderdorp ingestelde ‘denktank WMO Volwassenen’, aangegeven dat zij door blijven gaan met het inspireren en informeren over perspectieven die kunnen bijdragen aan het welslagen van de veranderingen waar we mee te maken krijgen. We waarderen dit initiatief zeer. Met partners bespreken we hoe we vernieuwing en experiment kunnen stimuleren door deze in te passen in afspraken (contract of subsidies). We menen hiermee ook invulling te geven aan afspraken hierover in het Beleidsakkoord op het gebied van betrokkenheid van Leidenaren en inwoners van buurgemeenten.
8
- We blijven investeren in participatie bij de uitwerking van het herontwerp Sociaal Domein, omdat we het waardevol vinden dat inwoners en maatschappelijke organisaties het beleid mede vormgeven; - Voor de verordeningen in het kader van de Participatiewet en WMO passen we een inspraakprocedure toe; - De inspraaktermijn voor deze verordening bepalen we op 6 weken, conform artikel 7 eerste lid van de Participatie- en inspraakverordening 2012; - De inspraaktermijn stellen we definitief vast bij het voor inspraak vrijgeven van de verordeningen, waarbij het uitgangspunt voor de planning de ingangsdatum van de wetgeving is. 8
2.
Herontwerp sociaal domein: veranderingen in algemene en collectieve voorzieningen
Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft een aantal uitgangspunten en beslispunten die richtinggevend zijn voor het herontwerp van het sociaal domein. Deze zijn aanvullend op de eerder vastgestelde uitgangspunten voor het herontwerp. Het gaat over de wijze waarop we het sociaal domein met haar bestaande en (voor de gemeente) nieuwe taken willen vormgeven. Keuzes in dit herontwerp zijn van belang voor de inkoop en subsidiering van diensten en voorzieningen die we in het kader van de Wmo voor de komende jaren willen regelen. Vastgestelde uitgangspunten Bij de behandeling van de notitie Herontwerp Sociaal Domein stelde de raad voor de uitwerking van de nieuwe opgaven onder meer de volgende uitgangspunten vast: Bij de nadere uitwerking van de vernieuwing van de ondersteuningsvoorzieningen in het kader van de Wmo gaan we uit van: - gebruik van algemene voorzieningen waar dat passend is in het maatwerkarrangement; - de bestaande producten op het terrein van de Wmo en die overkomen uit de AWBZ op laten gaan in nieuwe vormen van ondersteuning; - individuele maatwerkvoorzieningen die vaak in dezelfde combinaties nodig zijn als één geheel aanbieden. Om de ondersteuning in het kader van de Wmo, zoveel als mogelijk binnen de financiële kaders te realiseren, gaan we: - kijken naar quick wins in het combineren en in elkaar schuiven van bepaalde vormen van ondersteuning; - de ondersteuning vanuit zowel de bestaande als (voor de gemeente) nieuwe taken hervormen; - andere bestaande onderdelen van het sociaal domein, bijvoorbeeld de subsidies voor collectieve voorzieningen in de Wmo, anders inzetten. Aanpak: Veranderingen in algemene en collectieve voorzieningen We moeten onze bestaande individuele en algemene/collectieve voorzieningen in het kader van de Wmo en de nieuwe taken in elkaar verweven tot een nieuw geheel. Dit is een grote opgave. De omvang van de opgave maakt dat ook de bestaande voorzieningen moeten transformeren naar een nieuwe vorm, zodat ook zij bijdragen aan de 3 nieuwe doelen van de Wmo. De inwoners vormen voor een belangrijk deel de sociale infrastructuur. 9 Zij nemen (particuliere) initiatieven zoals het oprichten en in stand houden van verenigingen, 9
De sociale infrastructuur is ‘het geheel van formele en informele voorzieningen en arrangementen waarvan burgers gebruik maken bij de inrichting van hun bestaan Een andere definitie is: ‘het geheel van organisaties, diensten en voorzieningen dat tot doel heeft de samenhang tussen de mensen te versterken, de leefbaarheid te vergroten en de participatie in steden, dorpen en wijken te bevorderen.’
9
instellingen, fondsen etc. voor verschillende doeleinden. Vrijwilligers organiseren deze activiteiten en voeren ze ook uit. De gemeente ondersteunt. De gemeente draagt ook zelf zorg voor een aantal voorzieningen. Dit betreft met name de zorg- en welzijnsondersteuning. Beweging naar preventie en zorg op maat: specialistisch als het moet, laagdrempelig en licht als het kan. Om te groeien naar een (acceptabele) sociale infrastructuur binnen de kaders van een verminderd budget moeten we inzetten op minder gebruik van duurdere voorzieningen. Het gaat enerzijds om maatregelen die een bijdrage leveren aan het voorkomen en vertragen van een beroep op (veelal duurdere voorzieningen in) het specialistische aanbod. Anderzijds gaat het om een beweging van specialistisch aanbod/maatwerkvoorziening naar algemene voorziening naar eigen kracht en eigen sociaal netwerk. Het betekent ook een ambitie om activiteiten minder te richten op één doelgroep maar waar mogelijk open te stellen voor kwetsbare mensen. We gaan daarbij primair uit van de functie van de activiteit, met daarbij de vraag of eenzelfde activiteit voor meerdere doelgroepen geschikt is. Er blijven echter voorzieningen nodig voor specifieke doelgroepen omdat het beoogde doel niet op een andere wijze wordt behaald zoals bij de Vrouwenopvang. Hetzelfde geldt voor langer thuis wonen met ambulante zorg. Het ontwikkelen van kleinschalige woonvoorzieningen kan betekenen dat kwetsbare mensen langer thuis kunnen wonen in een voor hen veilige omgeving met efficiënt georganiseerde ambulante zorg. Opdrachtgeverschap en financiering De herinrichting van de sociale infrastructuur kan ook gevolgen hebben voor de wijze waarop we bepaalde voorzieningen financieren. Centraal bij de invulling van het opdrachtgeverschap staat: De vorm volgt de inhoud! We bepalen eerst welke doelen we willen bereiken en welke ondersteuning daarbij past. De inrichting van het opdrachtgeverschap en de wijze van financieren hangt daarvan af. De rode draad is dat opdrachtgeverschap en bijbehorende financiering maatwerk zijn. Meer sturen op samenwerking, integraliteit, innovatie, flexibiliteit en maatwerk vraagt mogelijk om andere wijzen van ‘uitvragen’ dan we nu doen, zowel voor de te subsidiëren partijen als de te contracteren partijen. En wanneer we innovatie willen stimuleren gaan we soms ruimte maken voor nieuwe partners en soms afscheid nemen van bestaande relaties. Bestuurlijk contracteren Bij de uitgangspunten van het herontwerp van het sociaal domein is vastgesteld dat we primair gebruik maken van bestuurlijk contracteren.10 Het proces en de methodiek van bestuurlijk contracteren past bij de opgave en de ontwikkeling die we in het sociaal domein willen maken. Het sociaal domein wordt namelijk gekenmerkt door: - Onzekerheid (bijvoorbeeld ten aanzien van de budgetten, de ontwikkeling van het volume van de ondersteunende behoefte van inwoners etc.) en complexiteit (een voortdurend veranderde samenleving, waarbij we steeds sneller afspraken moeten aanpassen aan de praktijk).
10
Niet te verwarren met maatschappelijk aanbesteden (= een manier om bewoners en maatschappelijke partners bij beleid en uitvoering te betrekken waarbij de opdracht wordt gegund aan één of een beperkt aantal aanbieders vb. de maatschappelijke aanbesteding in Kaag en Braassem van het welzijnswerk).
10
-
-
Een wederzijdse afhankelijkheid tussen de opdracht gevende overheid en (zorg-) aanbieders. Beide partijen hebben de ander nodig om de eigen doelstellingen te kunnen realiseren. Een grote ontwikkelingsopgave om het sociaal domein te herontwerpen. De behoefte aan innovatie door nieuwe concepten en nieuwe aanbieders.
Het proces van bestuurlijk contracteren sluit op deze kenmerken aan door: - Het aangaan van een langlopende ontwikkelovereenkomst tussen alle partijen op het terrein van welzijn en ondersteuning. Aan een (fysieke - en digitale) overlegtafel bespreken gemeente, aanbieders en vertegenwoordigers van cliënten het verder ontwikkelen van het sociaal domein en wat dit betekent voor de afspraken van gemeente met aanbieders en de activiteiten van aanbieders. De ontwikkelovereenkomst borgt de dialoog en de samenwerking van gemeente met aanbieders; - Het aangaan van overeenkomsten om daadwerkelijk ook ondersteuningsdiensten te kunnen leveren aan inwoners. Ook de inhoud van deze overeenkomsten komt tot stand op basis van overleg en onderhandeling. Deelname aan deze vorm van contracteren staat open voor zowel bestaande als nieuwe (klein en groot) partijen. Hiermee draagt het bestuurlijk contracteren bij aan de keuzevrijheid voor cliënten. De cliënt kiest vervolgens uit de gecontracteerde partijen. Ook de (basis)prijs is onderwerp van bespreking met alle geïnteresseerde partijen. Bij wijzigende omstandigheden overleggen en onderhandelen de vier gemeenten en partijen opnieuw en wordt de overeenkomst aangepast. Dit geeft ruimte om aan te passen aan alle veranderingen in het sociaal domein en biedt aanbieders de ruimte om de investeringen die deze veranderingen vragen ook over een langere periode terug te kunnen verdienen; - Per partij zal er over een definitieve prijs en specifieke aan aanbieder gebonden afspraken worden onderhandeld; 11 - Niet een periodieke aanbesteding, maar een continu contracteringsproces door een dialoog bij het komen tot een overeenkomst én voortdurend overleg over de doorontwikkeling van de overeenkomst in de periode daarna;12 - Bij de keuze voor contracteren krijgen kwaliteit en verbetering door vernieuwing voorrang boven het automatisch vasthouden aan vaste (subsidie-) relaties. De rol van de gemeente richt zich vooral op het uitzetten van de hoofdlijnen - het wat (de invulling- het hoe - laat ze zoveel mogelijk aan de stad over), het op orde brengen van het speelveld van aanbieders, cliënten en bewoners, kwaliteitscontrole/ good governance en budgetbewaking.
11
Bij de onderhandelingen is het cao-loon een vaststaand gegeven. De besprekingen gaan over andere voor aanbieders beïnvloedbare factoren als personele overhead, vastgoed, marge e.d. 12
Dit alles in tegenstelling tot de traditionele Europese aanbesteding waarbij er sprake is van een contract voor korte duur. De overheid via het uitvaardigen van een bestek eenzijdig de kwaliteitseisen bepaalt en zeer nauwkeurig het te leveren product omschrijft, aanbieders elkaar beconcurreren op prijs en kwaliteit, afspraken staan vervolgens paar jaar vast en de enige mogelijkheid om zaken grondig te wijzigen is opzeggen van het contract.
11
Om de dienstverlening aan inwoners per 1-1-2015 in het kader van de nieuwe Wmo te kunnen borgen, is het noodzakelijk om vóór 1 oktober 2014 afspraken te hebben met de aanbieders. Voor de planning van het proces zie bijlage 3. Keuzevrijheid Keuzevrijheid aan inwoners wordt geboden doordat bij het proces van bestuurlijk contracteren sprake zal zijn van een pluriformiteit aan aanbieders met ruimte voor kleine aanbieders en nieuwkomers, waaronder bv zorgcoöperaties, met inachtneming van de kwaliteitseisen. Voor zorgcoöperaties die vooral gericht zijn op het bieden van informele ondersteuning aan elkaar, staat de mogelijkheid van subsidiëring door de gemeente open. Subsidiëren We sluiten voor wat betreft subsidiering aan op de door de Raad vastgestelde ‘Visie op subsidieverlening 2014-2018’ (RV 13.0139). De hierin opgenomen uitgangspunten zijn leidend. Dat betekent dat we per beleidsterrein/doel expliciet de keuze maken voor de grondslag van de subsidie(s). De keuze voor een grondslag heeft te maken met de aard en het doel van de te subsidiëren voorziening/activiteit: verstrekt de gemeente subsidie omdat ze een bepaalde voorziening wil, of omdat een specifiek doel wordt beoogd of omdat de gemeente initiatieven wil faciliteren of innovatie wenst te stimuleren. De komende maanden werken we verder uit wat de ‘Visie op subsidieverlening’ betekent voor de wijze van financieren van verschillende voorzieningen. Zoals bij de bespreking van dit kader is toegezegd, informeren we de Raad na de zomer over de effecten van de decentralisaties op de subsidies. Bij het vormgeven van bestaande subsidieafspraken en relaties zetten we in op ondersteuningsactiviteiten door primair uit te gaan van de functie van de activiteit die mogelijk voor meerdere doelgroepen geschikt is. We hebben daarbij specifiek aandacht voor vroegsignalering, ontdubbeling, maatwerk per wijk al naar gelang behoefte, en kleinschalige opvang. Samenvatting hoofdlijnen vormgeving inkoop De rol van de gemeente richt zich vooral op: o de opgave op hoofdlijnen uitzetten (de invulling laat ze zoveel mogelijk aan de stad over); o het op orde brengen van het speelveld van aanbieders, cliënten en bewoners, kwaliteitscontrole/ good governance; o budgetbewaking. Bij het vormgeven van bestaande subsidieafspraken en relaties: o zetten we in op ondersteuningsactiviteiten door primair uit te gaan van de functie van de activiteit (niet van een doelgroep); o investeren we in deskundigheidsbevordering en ketenaanpak ter bevordering van vroegsignalering (bijv. herinrichten processen Huiselijk Geweld met AMHK, Meldpunt Zorg en Overlast, sociale wijkteams, Veiligheidshuis,..); o coördineren we en voeren regie bij complexe zorg en welzijn vragen (ontdubbelen); 12
o
variëren we de inzet per wijk al naar gelang de behoefte (vb dagbesteding, opvang); o organiseren we de opvang kleinschaliger en kiezen we soms voor schaalvergroting (bijv. regionale aanpak huiselijk geweld). Het traject van bestuurlijk contracteren geven we vorm binnen de Leidse regio. Beslispunt van de Raad Keuzevrijheid aan inwoners wordt geboden doordat bij het proces van bestuurlijk contracteren sprake zal zijn van een pluriformiteit aan aanbieders met ruimte voor kleine aanbieders en nieuwkomers, waaronder bv zorgcoöperaties, met inachtneming van de kwaliteitseisen. Voor zorgcoöperaties die vooral gericht zijn op het bieden van informele ondersteuning aan elkaar, staat de mogelijkheid van subsidiëring door de gemeente open.
13
3.
Herontwerp Sociaal Domein: Vernieuwing van de ondersteuning op het gebied van begeleiding en huishoudelijke hulp
Inleiding Bij de uitvoering van de Wmo (en de Jeugdwet) gaat het om denken in resultaten. Dit vraagt om een andere werkwijze voor het voeren van het gesprek met de burger/cliënten. De bestaande ondersteuning vanuit de welzijnsinfrastructuur betreft vooral algemene voorzieningen. Deze moeten samen met de erbij komende ondersteuning op het gebied van begeleiding de komende jaren een nieuw geheel gaan vormen. In het vorige hoofdstuk hebben we aangegeven welke beweging we maken ten aanzien van het bestaande welzijnsinfrastructuur. In dit hoofdstuk geven we de beweging aan die we willen maken ten aanzien van begeleiding en huishoudelijke hulp. Deze typen van ondersteuning krijgen zowel vorm in een algemene voorziening en als in een individuele maatwerkvoorziening. Vastgestelde uitgangspunten De Leidse regio heeft in de eerdere notities en vastgestelde uitgangspunten gekozen voor: - een gekantelde manier van denken en doen van cliënten, gemeente, werkers en aanbieders: Wat kan iemand zelf (eigen kracht en eigen regie), wat kan zijn omgeving, waar is aanvullend ondersteuning nodig; - overgang van indiceren via protocollen (en op uren/minuten) naar het werken met één gezin één plan (arrangeren van ondersteuning); - toegang en eerste ondersteuning via sociale wijkteams; - voortdurende alertheid op mogelijkheden tot schuiven van “zwaardere naar lichtere” vorm van ondersteuning; - ondersteuning de komende jaren stapsgewijs opnieuw vormgeven (zowel het welzijnsaanbod, als Huishoudelijke hulp en Begeleiding); - meer ruimte voor cliëntsturing en meer regelruimte voor professionals; - resultaatgerichte financiering en andere wijze van verantwoording; - waar dat kan meer ondersteuning door een combinatie van professional en vrijwilligers; - nieuwe verbindingen en samenwerking; - efficiënter gebruik van publiek gefinancierde accommodaties; - het opnieuw formuleren van de opdracht aan te subsidiëren of te contracteren partijen en het nader invullen van de opdrachtgeversrol van de gemeente op dit terrein. Veranderingen Hulp bij het Huishouden (HbhH) Ten aanzien van de noodzakelijke veranderingen bij HbhH is in hoofdlijnen een drietal scenario’s mogelijk: 1. Radicaal: De overheid herziet haar taak op het gebied van huishoudelijk werk, te weten naar “Nee, tenzij”. Dat wil zeggen de gemeente voorziet in principe niet in huishoudelijke werk, uitzonderingen daargelaten. Mensen met een laag inkomen kunnen via soort van bijzondere bijstand of inkomensondersteuning chronisch zieken worden gecompenseerd. 2. Omvorming HbhH: o het behouden van een maatwerkvoorziening; o inrichten van een algemene voorziening; 14
onderdelen van de huishoudelijke hulp (bijvoorbeeld opwarmen maaltijd) efficiënter vormgeven door deze te koppelen aan andere diensten 3. Behoudend: Doorgaan met het Dynamisch Selectie Model: de lage gemiddelde prijs ervan en het niveau van huidige uitgaven dekt al een groot deel van de korting. Voor de rest van de korting kan ter dekking gekeken wordt naar bijvoorbeeld een verlaging van de uren per cliënt; o
Het tweede scenario is het meest voor de hand liggend, omdat we in de Uitgangspunten bij de notitie Herontwerp sociaal domein hebben vastgelegd dat we voor een omvorming of transformatie kiezen. Ook bij aanbieders van HbhH (bestaande en nieuwe partijen) bestaat er voor dit scenario het meeste draagvlak. Vanwege de korting van 40 % op het budget van hulp bij het huishouden en vanwege delen van de AWBZ die naar de gemeente komen is deze omvorming van hulp bij het huishouden noodzakelijk. Voor een groot deel van de Leidenaren die nu via de gemeente HbhH ontvangen zal dit beteken dat zij minder of geen hulp meer krijgen via de gemeente. De consequentie kan zijn minder hulp in de huidige vorm. In een keukentafelgesprek bespreken we gezamenlijk met de hulpvrager wat vanuit de behoefte het netwerk kan betekenen (bijvoorbeeld t.a.v. regie op huishouden). Er blijft wel een maatwerkvoorziening bestaan voor mensen die vanuit hun situatie veel uren huishoudelijke hulp nodig hebben of waar meer gedaan moet worden dan bijvoorbeeld de taken licht en zwaar huishoudelijk werk. Omvorming Hulp bij het Huishouden In Hulp bij het huishouden (HbhH) zitten grofweg de volgende functies: schoonmaken van het huis (licht en zwaar huishoudelijk werk), het doen van de was, en signalering. In categorie B13 van HbhH zit ondersteuning in de regie van het voeren van een huishouden en activiteiten bij een ontregelde huishouding.14 In een beperkt aantal gevallen bestaat hulp bij het huishouden uit hulp bij het klaarzetten van de broodmaaltijd en het opwarmen van de warme maaltijd. Kijkend naar de genoemde functies die HbhH kan vervullen, de situatie van de cliënt en het loslaten van de geprotocolleerde werkwijze, zal de hulp bij het huishouden in de nieuwe WMO bestaan uit: o
o
Een individuele maatwerkvoorziening voor de meest kwetsbare groep van de HbhH-cliënten (circa 25-30% van de cliënten): Cliënten met HbhH categorie B: Hier willen we HbhH combineren met de eventuele aanwezige begeleiding tot een nieuwe vorm van ondersteuning (werktitel “Thuisbegeleiding”). Signalering, regie en activiteiten bij een ontregelde huishouding zijn daarin inbegrepen. Cliënten die vanuit hun situatie wekelijks een hoog aantal uren huishoudelijke hulp hebben, of waar meer gedaan moet worden dan bijvoorbeeld de taken licht en zwaar huishoudelijk werk.
13
HbhH bestaat uit categorie A en categorie B. Categorie A is huishoudelijke werkzaamheden, Categorie B is extra hulp bij het organiseren van het huishouden (de regie op het huishouden). 14
Zeer sporadisch, slechts in een paar gevallen per jaar, kent HbhH nog een extra functie; het verzorgen van jonge kinderen, in het geval de ouders zelf (tijdelijk) zijn uitgevallen. Deze blijft ook behouden als maatwerkvoorziening.
15
-
-
Een algemene voorziening voor schoonmaakondersteuning. Hiermee faciliteert de gemeente de andere huidige cliënten met HbhH om de functie schoonmaken zelf te gaan regelen. Het gaat hier om cliënten die deze ondersteuning nodig hebben omdat ze daar zelf fysiek niet toe in staat zijn. Toegang tot deze algemene voorziening gaat zonder indicatie, alleen nog via een lichte toets. Een groot deel van de financiële taakstelling zal in de toekomst door het hanteren van een algemene voorziening worden gerealiseerd, doordat de gemeente minder bijdraagt in de kosten. We gaan er vanuit dat dit circa 70 tot 75% van de cliënten zullen zijn. De signaleringsfunctie die voorheen in HbhH aanwezig was, zal binnen de algemene voorziening in de sociale wijkteams plaats vinden. Onderdelen van de huishoudelijke hulp efficiënter vorm geven door deze te koppelen aan andere diensten (bijvoorbeeld taak “opwarmen van de maaltijd”). Het opwarmen van de maaltijd kan vaker gekoppeld worden aan het sociaal netwerk, de dienstverlening vanuit het verzorgingshuis in de buurt of organisaties die maaltijden verkopen. Ook het koppelen ervan aan de persoonlijke verzorgende of de verpleegkundige van de thuiszorg die toch langskomt, is een efficiëntere optie. Daar waar al het bovenstaande geen optie is, gaan we deze taak bij één organisatie per gebied beleggen. Zij kunnen een efficiënte route langs diverse adressen maken.
Beslispunten van de Raad Aanpak Wmo - m.b.t. hulp bij het huishouden i. De hervorming van hulp bij het huishouden omvat de volgende onderdelen o het behouden van een maatwerkvoorziening; o inrichten van een algemene voorziening; o onderdelen van de huishoudelijke hulp efficiënter vormgeven door deze te koppelen aan andere diensten.
Veranderingen Begeleiding In de Awbz wordt begeleiding geïndiceerd als groepsvoorziening (dagbesteding) of als individuele begeleiding. Individuele begeleiding richt zich vooral op het ondersteunen van zelfredzaamheid in het dagelijks leven. Denk aan ondersteuning bij praktische dingen als administratie, regie op het eigen leven en zelfstandig wonen. Maar ook het aanleren van sociale vaardigheden en terugval preventie valt onder individuele begeleiding. Dagbesteding voor volwassenen beslaat een breed palet van ondersteuning. Dagbesteding wordt bijvoorbeeld ingezet om verwaarlozing te voorkomen, voor het behouden van een dagstructuur (dag- en nachtritme, voedselinname) en om vaardigheden te behouden. Voor mensen met psychische problemen of een verstandelijke handicap richt dagbesteding zich op het opbouwen van een werkritme en het leren samenwerken met anderen. Maar dagbesteding kan ook ingezet worden bij de begeleiding van mensen die niet kunnen werken in een normaal dienstverband.
16
Begeleiding en kortdurend verblijf15 wordt in de Leidse regio door een groot aantal aanbieders aangeboden. Een klein deel van deze aanbieders is verantwoordelijk voor het grootste deel van de uitvoering. Specifiek Tijdens drie bijeenkomsten in april 2014 hebben gemeenten en aanbieders inhoudelijk met elkaar besproken waar kansen en mogelijkheden liggen. Deze input vanuit de stad gebruiken we voor de verdere invulling van het maatwerk. Het gaat om de volgende punten: - meer ondersteuning door een combinatie van professional en vrijwilligers; - groepsbegeleiding, tenzij; bepaalde onderdelen van de individuele begeleiding kunnen in de vorm van groepsbegeleiding worden gegoten (bijvoorbeeld het versterken van de zelfredzaamheid); - verbinding maken met ambulante begeleiding op wijkniveau met welzijnsvoorzieningen; - verrijken van de ambulante begeleiding door bredere invoering van cliëntgebonden ICT (beeldcontact, app). Deze vorm van E-health in de langdurige zorg maakt de begeleiding sterker met minder inzet van uren per cliënt (doelmatigheidswinst); - zowel op het vlak van preventie als nazorg beter benutten van het zorg- en welzijnsaanbod dan wel deze daartoe inrichten (bijvoorbeeld door voor de doelgroep van mensen met een psychiatrische aandoening een stukje van de nazorg te leggen bij het sociaal wijkteam of ervoor te zorgen dat er zonder indicatie of toets de mogelijkheid bestaat om vanwege een terugval tijdelijk weer een aantal contactmomenten te hebben); - specifiek voor de doelgroep ouderen geldt dat er nog winst valt te behalen door de ondersteuning vanuit welzijn, HbhH en begeleiding verder te stroomlijnen; - de dagbesteding van mensen met een psychiatrische aandoening of een verstandelijke beperking kan vaker zo worden vormgegeven dat het een andere doelgroep helpt (bijvoorbeeld mensen met een verstandelijke beperking die in verzorgingshuis het winkeltje bemensen of ouderen naar hun kamer begeleiden, allemaal zaken waar de professionals geen tijd voor hebben/krijgen); - vergroten van de efficiency bij de aanbieders (o.a. overhead en huisvestingslasten); - beter benutten van de basisinfrastructuur dan wel deze daartoe inrichten (bijvoorbeeld door voor de doelgroep ouderen het diverse aanbod aan sociale ontmoeting en bezigheden meer in blokken te organiseren); - bij sommige vormen van dagbesteding kunnen onder voorwaarden doelgroepen gemengd worden. De voorwaarden worden in het traject van bestuurlijk contracteren vastgesteld; - kansen bij vervoer zijn breder; 16 - waar mensen een reële kans hebben om vanuit dagbesteding door te stromen naar begeleid werk of gewoon werk, zullen die kansen actiever benut kunnen worden.17 Dagbesteding is te verdelen in arbeidsmatige dagactiviteit, ontwikkelingsgerichte dagactiviteit en belevingsgerichte dagactiviteit (personen met ernstig meervoudige 15
Zie hoofdstuk 4.4 bijzondere vormen van maatwerkvoorziening
16
Wordt nader uitgewerkt in Holland Rijnland notitie Vervoer, waarin gekeken wordt naar optimalisering door zorgaanbieders, DZB en andere partijen. 17 In sommige gevallen is er sprake van een beweging de andere kant op: mensen die terugvallen van werk naar dagbesteding.
17
-
beperkingen). Deze verdeling geeft de verschillende soorten dagactiviteit weer en de uiteenlopende intensiteit van begeleiding die tijdens de dagactiviteit nodig is; sommige arbeidsmatige dagbesteding kan onder voorwaarden meer in de wijk plaatsvinden. De dagbesteding van mensen met een psychiatrische aandoening of een verstandelijke beperking kan vaker - in plaats van op een vaste dagbestedingslocatie - in de wijk worden georganiseerd (zie al genoemde voorbeeld van mensen met een verstandelijke beperking die in verzorgingshuis het winkeltje bemensen of ouderen naar hun kamer begeleiden); vooral bij de arbeidsmatige dagbesteding is er een link met de Wsw en dus nauwe samenwerking tussen DZB en uitvoerders van deze dagbesteding mogelijk, namelijk: o voor wat betreft het verwerven van uit te voeren klussen/opdrachten; o dezelfde of vergelijkbare klussen uitvoeren.18
Beslispunten van de Raad - m.b.t. begeleiding ii. De hervorming van begeleiding heeft als hoofdpunten): o het behouden van een maatwerkvoorziening voor zwaardere vormen van begeleiding; o lichtere vorm van begeleiding (Welzijn/AWBZ) inrichten in een algemene voorziening; o onderdelen van de begeleiding efficiënter vormgeven door deze te koppelen aan andere diensten. Beslispunten van het College II.
de hervorming van begeleiding met als hoofdpunten: o de ondersteuning vanuit welzijn, HbhH en begeleiding verder stroomlijnen; o de bestaande welzijnsinfrastructuur zodanig vorm te geven dat deze als een voorafgaand aanbod voor dagbesteding kan dienen; o de dagbesteding minder vanuit een vast dagbestedingscentrum van een instelling voor een bepaalde doelgroep te laten plaatsvinden, maar vaker op locatie en in de wijk; o de samenwerking bij de arbeidsmatige dagbesteding tussen DZB en uitvoerders van de huidige dagbesteding te versterken; o in 2015 zullen de kostenbesparingen vooral liggen in de samenwerking, efficiency, tarifering en slimmere verbindingen in de aansluiting met zorg en welzijn. Per 2016 zal ook een gekanteld gesprek met cliënten bijdragen aan de financiële opgave.
18
Er is overigens een groot verschil voor wat betreft de hoeveelheid benodigde begeleiding, het gevraagde werktempo (en de mogelijkheid om hierin te differentiëren) en de groepsgrootte waarvoor de nodige aandacht moet zijn bij het verder naar elkaar laten toegroeien van deze dagbesteding en de sociale werkvoorziening.
18
4
Bijzondere vormen van maatwerkvoorziening
Maatwerkvoorzieningen zijn aanvullend op algemene voorzieningen, en een sleutelbegrip voor participatie en zelfredzaamheid van de burger binnen de Wmo. Maatwerkvoorzieningen zijn er in vele vormen en hebben verschillenden besluitvormingstrajecten. Meestal betreft het uitvoering en is dit gedelegeerd aan het college. Gezien de veranderingen informeren wij u in dit hoofdstuk over een aantal specifieke vormen van maatwerkvoorziening.
4.1
Persoonsgebonden budget: PGB-Model Leidse Regio
Inleiding Als ondersteuning via een maatwerkvoorziening noodzakelijk is kan deze worden verstrekt via een verstrekking in natura of via een persoonsgebonden budget (PGB). Met een persoonsgebonden budget kunnen inwoners zelf de ondersteuning of zorg kopen die bij een maatwerkvoorziening hoort. Zowel in de Wmo 2015, de Jeugdwet, de Wet Langdurige Zorg als de Zorgverzekeringswet is de mogelijkheid voor een PGB opgenomen. Vastgestelde uitgangspunten In het kader van opdrachtgeverschap is in relatie tot het PGB het volgende uitgangspunt vastgesteld: - Meer ruimte geven aan cliëntsturing met waar mogelijk de vrijheid van zorgzoekenden om zelf een keuze te maken tussen PGB en Zorg in natura als ook te bepalen welke zorgorganisatie de zorg gaat bieden. Dit betekent een ruimere invulling van het PGB dan omschreven in de Wet. Bij de nadere uitwerking van de ondersteuningsvoorzieningen in het kader van de Wmo: - De kaders van het PGB worden aan de Raad voorgelegd in de Wmo-verordening 2015. PGB in de Wmo 2015 In de Wmo 2015 wordt een wijziging aangebracht in de aanspraak op een PGB. In de huidige Wmo zijn gemeenten verplicht om de keuze te bieden tussen een maatwerkvoorziening in natura en een verstrekking van een PGB. In de Wmo 2015 is er, onder stringente voorwaarden, een recht om te kiezen voor een fraudebestendig PGB. De gemeente moet in de Verordening Wmo opnemen onder welke voorwaarden en in welke vorm een PGB verstrekt wordt. Daarnaast is het voor de gemeente verplicht om per 1 januari 2015 het PGB, in de vorm van het trekkingsrecht, via de Sociale Verzekeringsbank (SVB) beschikbaar te stellen.19 Trekkingsrecht in nieuwe Wmo Bij het trekkingsrecht wordt het PGB wel toegekend aan de budgethouder, maar wordt gestort op de rekeningen van de SVB. De SVB betaalt uit dit budget de rekeningen die de budgethouder indient voor de geleverde ondersteuning. Met het trekkingsrecht wordt beoogd de fraudegevoeligheid en het oneigenlijk gebruik van het PGB te beperken. 19
Hiermee is het PGB in de Wmo 2015 in de basis gelijk aan het PGB in de Jeugdwet.
19
Door het verplichtstellen van het trekkingsrecht blijft het doel van het PGB in stand: het recht van de zorgvrager hem in staat te stellen om zijn zorg te organiseren op een manier waarop hij dat wenst. Voorwaarden aan het PGB In de Wmo 2015 worden drie voorwaarden beschreven waar personen aan moeten voldoen, willen zij in aanmerking komen voor een PGB. Een PGB wordt verstrekt, indien: 1) de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; 2) de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hem niet passend wordt geacht; 3) naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren en die de cliënt van het budget wil betrekken, van goede kwaliteit zijn. In de Verordening Wmo moet de gemeente de toetsingscriteria die gehanteerd worden voor de eerste en de derde voorwaarde vastleggen. Daarnaast moet in de Verordening Wmo worden opgenomen op welke wijze het PGB wordt vastgesteld en hoe oneigenlijk gebruik of het ten onrechte ontvangen van een PGB wordt tegengegaan. Op basis van de voorwaarden in de Verordening Wmo kan een PGB geweigerd worden. Tegen deze beslissing kan bezwaar worden gemaakt. Uitsluitingsgronden De gemeente mag in de Wmo 2015 het PGB weigeren wanneer: - blijkt dat de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; - de cliënt niet voldoet aan de aan het PGB verbonden voorwaarden; - de cliënt het PGB niet of voor een ander doel gebruikt. Daarnaast mag de gemeente op basis van het wetsvoorstel Wmo 2015 weigeren een PGB te verstrekken indien de kosten van de zorgverlener die met het budget zou worden gefinancierd, hoger zijn dan de kosten die gemaakt worden voor het gebruik van een individuele voorziening in natura. PGB-model Leidse regio Het PGB biedt onmiskenbaar een aantal voordelen, zoals op optimale regievoering door de cliënt (eigen kracht), maximale keuzevrijheid en (in enkele situaties) lagere kosten dan zorg in natura. Door het verstrekken van een PGB kan innovatie worden gestimuleerd en het biedt de mogelijkheid tot specifiek (individueel) maatwerk (onder ander voor zeer specialistische ondersteuning). Wij willen het criterium ‘niet passend’ bij persoonsgebonden budget ruimer gaan interpreteren dan omschreven in de Wet. Door het verstrekken van een PGB wordt ruimte 20
voor maatwerk, cliëntsturing en het combineren van verschillende vormen van ondersteuning mogelijk. De verdere invulling van het PGB hangt samen met de zorg in natura en werken we uit in het proces van bestuurlijk contracteren. Richtlijnen voor de relatie met de informele zorg nemen we mede op basis van de VNG-handreiking – op in het Raadsvoorstel Verordening Wmo Beslispunt van de Raad iii De Leidse regio kiest voor een meer ruimhartige invulling van het PGB dan strikt noodzakelijk is vanuit de wet.
4.2
Specialistische voorzieningen
Inleiding In de huidige AWBZ wordt specialistische begeleiding geboden aan mensen met een zintuigelijke beperking, een ernstige psychiatrische beperking (PSY) en mensen met een niet aangeboren hersenletsel (NAH) waarvan de problematiek zo zwaar is, dat er specialistisch begeleiding noodzakelijk is. Aanpak Voor de doelgroep doven, blinden, slechtzienden en zeldzame aandoeningen is het mogelijk aan te sluiten bij de landelijke raamovereenkomst die door de VNG met de desbetreffende organisaties wordt afgesloten. In de regio wordt veel specialistische begeleiding voor de doelgroepen psychiatrie en NAH aangeboden door organisaties die ook lichte vormen van zorg en begeleiding bieden, en waar gemeenten in de nieuwe Wmo sub regionaal dan wel lokaal gaan inkopen. Ook is het aantal cliënten die deze begeleiding ontvangen (65 NAH en 396 PSY)20, aanzienlijk groter dan de groep mensen met een zintuigelijke beperking (4). De nieuwe Wmo biedt mogelijkheden om de specialistische begeleiding anders en breder te benaderen. In de Wmo wordt zoveel mogelijk uitgegaan van het regelen van de ondersteuning zo dicht mogelijk in de eigen omgeving van de cliënt. Hierdoor kan er meer in samenhang met overige voorzieningen en vormen van ondersteuning georganiseerd worden. Ook kan de doelgroep breder worden gezien. Beslispunten van het College
20
I.
Het uitwerken in de Leidse regio van de specialistische begeleiding.
III.
M.b.t. specialistische voorzieningen is de landelijke raamovereenkomst die de VNG afsluit met organisaties voor specialistische begeleiding voor de doelgroep doven, blinden en slechtzienden en zeldzame aandoeningen de basis voor afspraken voor begeleiding van de hiervoor genoemde groepen. Voor de overige
Psychiatrisch en Niet aangeboren hersenletsel
21
specialistisch begeleiding (zoals PSY en NAH) wordt aangesloten bij de reguliere begeleiding.
4.3
Financiële maatwerkvoorziening chronisch zieken
Inleiding Een aantal regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten wordt afgeschaft. Het betreft met name de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatieregeling Eigen Risico (CER) De fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten wordt beperkt en ook de tegemoetkoming specifieke zorgkosten wordt herzien. Dit alles gebeurt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014. Het wetsvoorstel wordt op 27 mei in de Eerste Kamer behandeld. Met een kleiner budget wordt de ondersteuning voor mensen met langdurig niet verzekerde meerkosten in verband met ziekte of handicap overgeheveld naar gemeenten. Gemeenten krijgen beleidsvrijheid om ondersteuning op maat te regelen, passend bij de individuele behoeften en mogelijkheden van de cliënt, gericht op zelfredzaamheid en participatie. Dat kan via Wmo-voorzieningen of inkomenssteun in de WMO of in de vorm van individuele bijzondere bijstand. Niet iedereen die recht had op de landelijke voorzieningen komt in aanmerking. Dat kan niet omdat gemeenten ongeveer de helft van het voormalige landelijk budget krijgen. Voor de CER gold geen inkomensgrens. Landelijk ontvingen ongeveer 2.2 miljoen personen deze compensatie. De Wtcg kende sinds 2012 wel een inkomensgrens maar toch ontvingen circa 1.3 miljoen mensen nog een tegemoetkoming. Deze grote aantallen kan de gemeente niet bedienen. Om met het budget uit te komen zal voor de gemeentelijke regelingen een lagere inkomensgrens moeten worden gekozen. De gemeenteraad bepaalt in de verordening óf en zo ja in welke gevallen, op welke wijze en in welke mate het college een tegemoetkoming gaat verstrekken. Aanpak In Holland-Rijnland verband is onderzocht op welke wijze een gemeentelijke maatwerkvoorziening voor mensen met langdurige zorgkosten kan worden vormgegeven. De aanbeveling is gedaan om eerst te onderzoeken of het mogelijk is om de collectieve verzekering voor minima uit te breiden met een aanvullende verzekering die een dekking biedt voor de ‘met een langdurige zorgvraag samenhangende niet verzekerde meerkosten’. Het is afhankelijk van de uitkomst van dit onderzoek hoe de gemeentelijke voorziening eruit gaat zien. Ook als de verzekering er komt zal de gemeente een aanvullende regeling vaststellen voor mensen die nog niet verzekerd zijn of niet willen deelnemen. Uitsluitsel over de verzekeringsoptie is er hoogstwaarschijnlijk voor de zomer. De landelijke regelingen worden in het wetsvoorstel met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2014 afgeschaft. De huidige belanghebbenden merken dat voor het eerst in december 2014, omdat zij dan niet de Compensatie Eigen Risico ontvangen. Voorgesteld wordt – onder voorbehoud van wijziging wet met terugwerkende kracht – een eenmalige compensatie te verstrekken aan de doelgroep van de huidige Leidse Regeling 22
tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Daarmee worden alleen de mensen met lage inkomens gecompenseerd. Motie Bij de begrotingsbehandeling 2014 heeft de gemeenteraad een motie aanvaard waarin het college wordt verzocht te onderzoeken wie in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming in de zorgkosten en de raad zo snel mogelijk een voorstel voor te leggen om mensen met hoge zorgkosten tegemoet te komen. Aan de motie is met het voorstel om voor het jaar 2014 aan minima een bedrag te verstrekken ter compensatie van het eigen risico tegemoetgekomen. Voorgesteld wordt de motie hiermee als afgedaan te beschouwen. Beslispunt van de Raad iv. De mensen die in 2014 in het kader van de gemeentelijke regeling voor chronisch zieken en gehandicapten recht hebben op een tegemoetkoming, krijgen dit jaar eenmalig een compensatie van € 175.21 De kaders van de maatwerkvoorziening inkomensondersteuning vanaf 2015 sluiten aan bij het voorstel in Holland Rijnland-verband,. die kaders leggen we in het najaar 2014 ter besluitvorming voor bij het raadsvoorstel verordening Wmo 2015. Daarbij blijft het mogelijk om de regeling onder te brengen bij de individuele bijzondere bijstand.
4.4
Kortdurend verblijf
Inleiding Kortdurend verblijf (ook wel logeeropvang) wordt voor diverse doelgroepen om verschillende redenen ingezet. Voor ouders met kinderen of jongeren met gedragsproblemen wordt kortdurend verblijf ingezet als een vorm van respijtzorg om ouders tijdelijk te ontlasten. Maar kortdurend verblijf wordt ook ingezet voor mensen met een zorgvraag waarbij 24 uur toezicht nodig is. Het betreft dan mensen die voor een korte tijd opgenomen worden in een verpleegof een verzorgingstehuis. Bijvoorbeeld voor ouderen met dementie. Aanpak Kortdurend verblijf wordt – net als begeleiding - in de Leidse regio door een groot aantal verschillende aanbieders aangeboden. Een klein deel van die aanbieders is echter verantwoordelijk voor het grootste deel van de uitvoering. Wat opvalt in de cijfers is dat kinderen meer gebruik maken van de logeeropvang dan volwassenen, het is dan ook goed om hier een verbinding met jeugdzorg te maken. De verdere invulling van kortdurend verblijf wordt in Leidse regio-verband uitgewerkt Beslispunt van het College I Kortdurend verblijf werken we uit in de Leidse regio.
21
Hiermee wordt voldaan aan de motie/toezegging bij programmabegroting (RV13.0095) Onderzoek en uitwerking tegemoetkoming zorgkosten. Er is sprake van voldoende dekking (zie hoofdstuk 7 Financiën).
23
5.
Cliëntondersteuning
Inleiding De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor cliënt-ondersteuning onder de huidige Wmo betreft de cliëntondersteuning voor ouderen, inwoners met een psychische stoornis etc. De cliëntondersteuning voor mensen met een handicap (zintuiglijk, lichamelijk en verstandelijk) is belegd bij MEE. Gemeenten worden vanaf 2015 verantwoordelijk voor de cliëntondersteuning van alle inwoners op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. Deze nieuwe definitie van cliëntondersteuning heeft daarmee een bredere reikwijdte dan in de huidige Wmo. Doel van cliëntondersteuning is: - het geven van informatie en advies en lichte ondersteuning, zo integraal mogelijk, die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie; - versterken van de civil society (lotgenoten contact, preventieve kracht in de wijk); - hulp bieden bij vraagverheldering, ondersteuningsbehoefte en oplossingsrichting bij het gesprek; - gericht te zijn op behoud van eigen regie tijdens uitvoering van de zorgafspraken. Cliëntondersteuning was in de huidige Wmo een prestatieveld, maar wordt wettelijk verplicht in de Wmo 2015. Hierbij zijn de volgende eisen opgesteld: - cliëntenondersteuning dient kosteloos te zijn; - ondersteuning is op alle domeinen van het leven mogelijk; - ondersteuning dient, indien de cliënt dit aangeeft, onafhankelijk te zijn; - ondersteuner dient geheel uit te gaan van het belang van de cliënt. Vastgestelde uitgangspunten In de Notitie Herontwerp Sociaal Domein staat over cliëntondersteuning: We geven de wettelijk verankerde cliëntondersteuning in het kader van de Wmo vorm door de bestaande cliëntondersteuningstaken te herschikken, te weten: - Het onderdeel informatie, advies en het bieden van lichte ondersteuning, nemen we grotendeels op binnen het Sociaal Gebiedsgebonden Team (SGT)22 en de Jeugd- en Gezinsteams (JGT); - Delen van de bestaande onafhankelijk cliëntondersteuningstaken worden - waar mogelijk minder doelgroepsgewijs - bij een derde georganiseerd. - Er komt een onafhankelijk vertrouwenspersoon.23 Daarnaast zijn er regionale afspraken gemaakt met de Holland-Rijnland gemeenten over de besteding van de MEE-gelden. MEE is nu nog een regionale cliëntondersteuningsorganisatie gefinancierd met Rijksmiddelen. Het MEE-budget zal per januari 2015 toegevoegd worden aan de gelden die het Rijk naar de gemeenten overhevelt om de Wmo-taken op te pakken.
22 23
Leiden hanteert de benaming Sociaal wijkteam (SWT) In Leiden toegevoegd als uitgangspunt n.a.v. motie
24
De – onder voorbehoud van instemming in de afzonderlijke gemeenteraden - vastgestelde regionale afspraken over de MEE-gelden luiden als volgt: -
-
Gemeenten besteden circa 95% (geschat bedrag van € 4.953.812) van het budget voor cliëntondersteuning bij MEE, onder voorbehoud van niet al te grote afwijkingen in de definitieve budgetten in de mei-circulaire; Gemeenten maken regionaal afspraken over de inzet van MEE in de Jeugd- en gezinsteams; Gemeenten maken regionaal afspraken over de coördinatie integrale vroeghulp; Gemeenten maken (sub)regionaal afspraken over de specialistenpool; Gemeenten maken afspraken met MEE over de inzet op lokaal niveau, (ongeveer 50% van de totale MEE-inzet) wat moet leiden tot een subsidiebeschikking voor 1 oktober 2014).
Aanpak Van de 100% van het budget dat gemeenten vanuit het Rijk ontvangen zetten we in 2015 95% in bij MEE, verdeeld over verschillende ondersteuningsvormen van MEE, maar grotendeels bij de Jeugd en Gezins Teams en de Sociale Wijkteams. De overige 5% besteden we in Leiden aan de organisaties ZON en Radius, die voor hun specifieke doelgroep een specialistischere vorm van cliëntondersteuning aanbieden. De daartoe gemandateerde voorzitter van het portefeuillehouders overleg Sociale Agenda Holland Rijnland ondertekent de bestuurlijke afspraken met MEE. Doel hiervan is om uiting te geven aan een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de continuïteit van cliëntondersteuning en om de afspraken te formaliseren. De colleges hebben hier mee ingestemd24. De nadere invulling van de taken wordt in beginsel lokaal opgepakt, maar we stellen voor om dit met de Leidse regio-gemeenten te doen. Mogelijkheden voor gewenste cliëntenondersteuning van professionals met specifieke kennis van beperkingen, worden binnen de bestaande subsidieafspraken met desbetreffende specialistische organisaties meegenomen.
Specifiek m.b.t. de herschikking van de bestaande cliëntondersteuningstaken: a. Cliëntenondersteuning vanuit gebiedsgebonden teams: De informatie, advies en lichte ondersteuning kan vanuit de wijkteams/sociaal gebiedsgebonden teams geboden worden. Cliënten mogen en kunnen iemand uit de eigen omgeving of sociaal netwerk mee vragen om hen te ondersteunen bij hun belangen. 50% van de MEE-inzet die nu regionaal is vastgesteld, is bedoeld voor deze invulling van taken in de Wmo. Het geven van informatie, advies en lichte ondersteuning kan door MEE, eventueel vanuit de wijkteams/sociaal gebiedsgebonden teams, geboden worden. Samen met de ondersteuning uit het eigen sociale netwerk, verwachten we hiermee dat 80% van de cliëntondersteuningsvragers ondersteund, geholpen, en/of geadviseerd kunnen worden. b. Onafhankelijke cliëntenondersteuning Indien iemand aangeeft onafhankelijke cliëntenondersteuning te wensen kan deze terecht bij instellingen met kennis van psychiatrische stoornissen, algemeen maatschappelijk werk, het Regionaal specialistenteam MEE, of een MEE-ondersteuner uit een ander SGT/JGT in de regio. Met deze organisaties kan binnen bestaande subsidieafspraken vastgelegd worden 24
In Leiden op 22 april
25
hoe onafhankelijke cliëntenondersteuning geboden kan worden. De afspraken zullen voor 2015 gelden. Hierna zal er een evaluatie plaatsvinden om eventueel de subsidieafspraken en de wijze van cliëntondersteuning opnieuw te herschikken. c. Vertrouwenspersoon Het is van groot belang dat een vertrouwenspersoon onafhankelijk is. Een zorgvrager die in gesprek gaat met een vertrouwenspersoon heeft behoefte aan erkenning van de persoonlijke situatie, waarbij vertrouwen en begrepen worden de basis is voor de ondersteuning. De gemeente moet de onafhankelijkheid van de vertrouwenspersoon kunnen waarborgen. Gedacht wordt aan het oprichten van een subregionaal ombudsteam/klachtenteam. Optie is hiervoor professionals vanuit de regionale (specialisten)pool in te zetten. De toezichthoudende ambtenaar kan de rol van contactpersoon vervullen. Beslispunten van de Raad v Instemming met de door het College vastgestelde regionale afspraken in Holland Rijnland over de MEE-gelden. vi De inzet op lokaal niveau van de taken van cliëntenondersteuning pakken we op in de Leidse regio met als doel kennis en expertise vanuit MEE breed te verspreiden naar andere organisaties.
26
6.
Kwaliteitsinstrumenten
Inleiding Onder kwaliteitsinstrumenten verstaan we begrippen als richtlijnen, standaarden, samenwerkingsafspraken, protocollen en productbeschrijvingen die tot doel hebben de de maatschappelijke ondersteuning voor hulpvragers te verbeteren via het formuleren van aanbevelingen. In de nieuwe Wet wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning (art 3.1 t/m 3.4 Wmo). Vastgestelde uitgangspunten Het subsidiëren of inkopen van ondersteuning in het kader van de 3 Decentralisaties kenmerkt zich door: - zoveel mogelijk financiering op prestatie en kwaliteit in geval van inkoop via een aanbesteding; - het doortrekken van huidig contractmanagement voor individuele voorzieningen WMO naar de nieuwe taken binnen het sociale domein, teneinde de gemaakte afspraken goed te kunnen monitoren en goed opdrachtgeverschap te kunnen voeren; - een goed monitoringssysteem om te voorkomen dat mensen tussen wal en schip raken c.q. te bezien of zij (nog) adequate hulp krijgen. Aanpak Kwaliteitsstandaarden In de concept Wettekst Wmo (artikel 5.1) staat dat de verantwoordelijkheid voor kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning bij de verantwoordelijke overheid ligt, in dit geval bij de gemeenten. Daarnaast hebben aanbieders en beroepskrachten een eigen verantwoordelijkheid voor de verleende kwaliteit (de professionele standaarden). Het is van belang dat de gemeente kwaliteitsbeleid ontwikkeld. Gemeenten moeten zelf met ondersteuning vanuit het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten een kwaliteitsstandaard maatschappelijke ondersteuning ontwikkelen. De kwaliteitsstandaard richt zich op de volle breedte van de Wmo (algemene en individuele maatwerkvoorzieningen). In de verordening dienen regels over de kwaliteit van de ondersteuning, klachtrecht en medezeggenschap te worden opgenomen. De VNG zal het proces ondersteunen door standaarden aan te reiken. Het tweede kwartaal 2014 worden deze verwacht. Klantervaringsonderzoek De gemeente was in de huidige Wmo verplicht (artikel 9) om jaarlijks haar cliënten te bevragen naar haar bevindingen en ervaringen met de Wmo. Vanaf 2015 wordt deze verplichting (horizontale verantwoording) voortgezet. Jaarlijks dienen gemeenten uitvraag te doen naar de ervaringen van cliënten ( i.p.v. meten van tevredenheid) die maatschappelijke ondersteuning hebben ontvangen. Een ministeriële regeling zal nadere regels geven over de inrichting van het onderzoek. Het onderzoek is bedoeld om te meten hoe cliënten de aan hen geboden maatschappelijke ondersteuning ervaren en geeft de gemeente input voor de 27
lokale beleidscyclus. De verwachting is dat er met een standaard vragenlijst zal worden gewerkt, zodat benchmarking mogelijk is. Een eerste rapportage zal in 2016 verschijnen en ervaringen beschrijven uit 2015. De verwachting is dat de VNG het tweede kwartaal 2014 een eerste concept vragenlijst oplevert. Toezichthoudende ambtenaar Daarnaast is bepaald dat de gemeente een toezichthoudende ambtenaar moet aanstellen die zich richt op het bovenstaande en aangeeft wanneer de kwaliteit onder de gestelde normen raakt. Momenteel wordt nagedacht of deze functie (sub)regionaal kan worden ingevuld. Toezicht / Governance Ook bij een open proces als bestuurlijk contracteren moeten we er op toezien dat de uitvoering van de taken door derden aan deze kwaliteitsvereisten voldoet. Het gaat hier niet (alleen) om controleren, maar juist ook om voortdurend monitoren en in gesprek zijn en blijven over de kwaliteit én de meetinstrumenten die daarvoor ingezet worden. De principes uit de filosofie ‘Evalueren om te leren’ uit het Leidse Rekenkamerrapport (naar effectiviteit van subsidies) sluiten hier goed bij aan. De kern van deze filosofie is dat evaluatie niet alleen moet worden ingezet om te controleren, maar vooral ook om (in gezamenlijkheid) te leren. Op die manier ontstaat inzicht in de factoren die succes bepalen (en kunnen we perverse werking die soms uitgaat van resultaatafspraken tegengaan). Toezichthouden betekent ook tijdig signaleren van factoren die de kwaliteit van de dienstverlening en ondersteuning negatief kunnen beïnvloeden. De extra taken en de grote geldsommen die daar mee gemoeid zijn en de grote kwetsbaarheid van sommige doelgroepen maken dit ‘goed toezichthouderschap’ nog meer dan voorheen van belang Het is hierbij de kunst enerzijds los te laten en anderzijds de vinger aan de pols te houden om als dat nodig is snel in te kunnen grijpen. Zijn er signalen dat de dienstverlening te wensen overlaat? Is de organisatie instabiel? Een organisatie moet niet plotseling in problemen komen en mogelijk omvallen. De mate waarin het voor een gemeente van belang is hierop toe te zien en te kunnen ingrijpen, hangt af van de soort bekostiging en het soort dienst of product waar het over gaat. Anders gezegd: het is voor een gemeente veel minder van belang inzicht te hebben in de bedrijfsvoering van een rollator-leverancier dan van een zorgorganisatie die zorg levert aan zeer kwetsbare burgers. Het toezichtregime zal voor de verschillende categorieën derhalve een verschillend karakter dragen. Klachten De gesprekken met cliënten zijn er op gericht om tot overeenstemming te komen. Cliënten die desalniettemin niet tevreden zijn over het verloop of de uitkomsten van ‘het gesprek’ hebben niet de mogelijkheid van beroep- en bezwaar.25 Om in deze situatie en/of bij conflict met een zorgverlener cliënten de mogelijkheid te bieden hun klacht kenbaar te maken,
25
Alleen de besluiten voor maatwerkvoorzieningen hebben die mogelijkheid.
28
moet er een vorm van klachtenbehandeling zijn. We stellen voor om in Leidse regio-verband een werkwijze bij klachten uit te werken. Deze zal er op gericht zijn om klachten zoveel mogelijk via persoonlijk contact te voorkomen. Mocht er toch een klacht ontstaan, dan is mediation een vorm om samen met de betreffende cliënt tot een oplossing te komen. Als ook dat niet tot het gewenste resultaat leidt, dan kan een cliënt terecht bij een onafhankelijke commissie.
Beslispunten van het College I
Het uitwerken van het kwaliteitsbeleid in de Leidse regio
IV
We werken het kwaliteitsbeleid uit op de onderdelen: o klantervaringsonderzoek; o rol en functie toezichthoudende ambtenaar; o werkwijze bij klachten,
29
7.
Financiën
Dit hoofdstuk gaat in op de financiële opgave die onder deze nieuwe Wmo en de daarin te decentraliseren taken ligt. Met minder budget moet een basis aan voorzieningen in stand gehouden worden. De oplossing voor deze financiële opgave wordt gezocht in een aantal richtingen. Door een groter beroep te doen op de eigen mogelijkheden van haar inwoners en hun sociale netwerk, de inzet van algemene voorzieningen en daar waar noodzakelijk individuele maatwerkvoorzieningen wordt naar verwachting meer maatwerk dus betere oplossingen en minder kosten verwacht. Gemeenten zijn tegelijkertijd meer in staat om ruimte en invulling te geven aan lokale innovatie door inwoners en zorgpartijen. Verder krijgen gemeenten meer ruimte om een financiële bijdrage naar vermogen te vragen van de inwoners die ondersteuning nodig hebben. Ook kan en mag de gemeente aan inwoners met een laag inkomen gerichte ondersteuning geven. Specifiek ten aanzien van de compensatie eigen risico is in deze notitie het voorstel gedaan om in 2014 eenmalig € 175 te verstrekken (zie beslispunt II.iv in paragraaf 4.3). Om uitvoering te geven aan dit voorstel is sprake van voldoende dekking, en wordt via de bestuursrapportage 2014 de begroting 2014 gewijzigd.26 Deze paragraaf bevat onderstaand een financieel overzicht met betrekking tot zowel de nieuwe als de bestaande taken. Op basis van de meicirculaire 2014 is de financiële paragraaf geactualiseerd. De mutaties blijven beperkt. Voor hulp bij het huishouden is € 0,2 miljoen extra beschikbaar gesteld, voor de nieuwe WMO-taken is € 0,1 miljoen minder beschikbaar gesteld. Daarnaast is € 3,1 miljoen toegevoegd aan de decentralisatie-uitkering maatschappelijke opvang voor regionale kosten begeleiding die gerelateerd zijn aan maatschappelijke opvang. Huidige meerjarenbegroting (in miljoenen euro's) Programma Welzijn en Zorg
2014
2015
2016
2017
2018
WMO Hulp bij het huishouden WMO overig (incl. soc.wijkteams) WMO breed (bestaande taken)
8,5 34,6 43,1
7,9 33,9 41,8
7,9 33,1 41,0
7,9 33,0 40,9
7,9 33,0 40,9
2014 34,6 7,3 1,2 43,1
2015 34,5 6,4
2016 33,7 6,4
2017 33,6 6,4
2018 33,6 6,4
40,9
40,1
40
40
23,9 3,1 9,3 1,2 1,4 0,4 39,3
23,9 3,1 9,1 1,2 1,4 0,4 39,1
23,9 2,9 8,7 1,2 1,4 0,4 38,5
23,9 2,9 8,7 1,2 1,4 0,4 38,5
80,2
79,2
78,5
78,5
Nieuwe meerjarenbegroting na meicirculaire dd. 3 juni Programma Welzijn en Zorg bestaande WMO (incl. soc.wijkteams, excl HbhH) WMO Hulp bij het huishouden* extra middelen 3D invoering totaal WMO bestaande taken overheveling AWBZ Beschermd wonen centrumgemeente functie** overheveling begeleiding gerelateerd aan maatschappelijke opvang (centrumfunctie)*** overheveling Begeleiding (inclusief extra middelen toezegging VNG en brief april 2014) financiële maatwerkvoorziening chronisch zieken middelen voor cliëntondersteuning* middelen voor mantelzorgcompliment totaal WMO nieuwe taken TOTAAL HERNIEUWDE WMO (bestaande/nieuwe taken)
43,1
* de meicirculaire kent een lichte plus van 2 ton t.o.v. overzicht in notitie Invoering Wmo dd. 19 mei 2014 ** in de meicirculaire staat € 23,95 miljoen t.o.v. € 21,7 in overzicht in notitie Invoering Wmo dd. 19 mei 2014 ***in de meicirculaire zijn de middelen voor begeleiding gerelateerd aan maatschappelijke opvang gesplitst van de middelen voor Begeleiding en ook aan centrumgemeente gegeven
26 Voor de compensatie eigen risico heeft Leiden € 265.000 ontvangen via de algemene uitkering (onderdeel integrale uitkering Wmo). Dit is voldoende dekking bij gelijkblijvend aantal verstrekkingen als in 2013 (1.300).
30
Nadere concretisering vindt plaats in september 2014 bij het vaststellen van de programmabegroting 2015. Het proces van bestuurlijk contracteren kan nu worden gestart zodat we tijdig de contracten met aanbieders kunnen afsluiten. De genoemde ontwikkelingen moeten binnen de beschikbare middelen blijven. Mocht dat conform voorgestelde aanpak niet lukken, dan is in het beleidsakkoord in Leiden voorzien in een afspraak over extra financiële middelen ten behoeve van een zachte landing (3D) van de landelijke kortingen.
31
Samenvatting Vanaf 1 januari 2015 krijgen gemeenten, door de decentralisatie van delen van de AWBZ naar de Wmo, uitgebreidere verantwoordelijkheden. Bestaande individuele en algemene/collectieve voorzieningen én nieuwe taken moeten in elkaar verweven worden tot één geheel. De gemeente Leiden doet dit in samenwerking met cliënten, inwoners en aanbieders, en gemeenten in de regio. De notitie is informerend en ter kennisname aan de raad aangeboden. Ook bevat de notitie een aantal beslispunten. Het informerende deel over de vormgeving van de inkoop bevat de volgende hoofdlijnen: De rol van de gemeente richt zich vooral op: o de opgave op hoofdlijnen uitzetten (de invulling laat ze zoveel mogelijk aan de stad over); o het op orde brengen van het speelveld van aanbieders, cliënten en bewoners, kwaliteitscontrole/ good governance; o budgetbewaking. Bij het vormgeven van bestaande subsidieafspraken en relaties: o zetten we in op ondersteuningsactiviteiten door primair uit te gaan van de functie van de activiteit (niet van een doelgroep); o investeren we in deskundigheidsbevordering en ketenaanpak ter bevordering van vroegsignalering (bijv. herinrichten processen Huiselijk Geweld met AMHK, Meldpunt Zorg en Overlast, sociale wijkteams, Veiligheidshuis,..); o coördineren we en voeren regie bij complexe zorg en welzijn vragen (ontdubbelen); o variëren we de inzet per wijk al naar gelang de behoefte (vb dagbesteding, opvang); o organiseren we de opvang kleinschaliger en kiezen we soms voor schaalvergroting (bijv. regionale aanpak huiselijk geweld). Het traject van bestuurlijk contracteren geven we vorm binnen de Leidse regio. Ten aanzien van de beslispunten is in de notitie een onderscheid gemaakt tussen uitvoerende beslispunten die tot de bevoegdheid van het College behoren en kaderstellende beslispunten die aan de Raad zijn. Aan de Raad wordt voorgesteld in te stemmen met: Aanpak Wmo - m.b.t. hulp bij het huishouden i. De hervorming van hulp bij het huishouden omvat vanaf 1-1-2015 de volgende onderdelen: o het behouden van een maatwerkvoorziening; o inrichten van een algemene voorziening; o onderdelen van de huishoudelijke hulp efficiënter vormgeven door deze te koppelen aan andere diensten. 32
- m.b.t. begeleiding ii. De hervorming van begeleiding heeft als hoofdpunten: o het behouden van een maatwerkvoorziening voor zwaardere vormen van begeleiding; o lichtere vorm van begeleiding (Welzijn/AWBZ) inrichten in een algemene voorziening; o onderdelen van de begeleiding efficiënter vormgeven door deze te koppelen aan andere diensten. - m.b.t. PGB iii. De Leidse regio kiest voor een meer ruimhartige invulling van het PGB dan strikt noodzakelijk is vanuit de wet. - m.b.t. financiële maatwerkvoorziening iv. De mensen die in 2014 in het kader van de gemeentelijke regeling voor chronisch zieken en gehandicapten recht hebben op een tegemoetkoming, krijgen dit jaar eenmalig een compensatie van € 175. - m.b.t. cliëntondersteuning v. Instemming met de door het College vastgestelde regionale afspraken in Holland Rijnland over de MEE-gelden. vi. De inzet op lokaal niveau van de taken van cliëntenondersteuning pakken we op in de Leidse regio met als doel kennis en expertise vanuit MEE breed te verspreiden naar andere organisaties. - Mbt bestuurlijk contracteren: inschakeling buurtinitiatieven vii. Keuzevrijheid aan inwoners wordt geboden doordat bij het proces van bestuurlijk contracteren sprake zal zijn van een pluriformiteit aan aanbieders met ruimte voor kleine aanbieders en nieuwkomers, waaronder bv zorgcoöperaties, met inachtneming van de kwaliteitseisen. Voor zorgcoöperaties die vooral gericht zijn op het bieden van informele ondersteuning aan elkaar, staat de mogelijkheid van subsidiëring door de gemeente open. Daarnaast wordt de raad gevraagd in te stemmen met het als afgedaan beschouwen van de volgende motie: Motie inzake Onderzoek en uitwerking tegemoetkoming zorgkosten (RV 13.0095/9). Aan het College wordt gevraagd in te stemmen met: I Het uitwerken in het verband van de Leidse regio van de volgende onderwerpen: o de nadere uitwerking van de specialistische begeleiding voor de doelgroep doven, blinden, slechtzienden en zeldzame aandoeningen; o werkwijze m.b.t. klachten die niet voor beroep- en bezwaar in aanmerking komen; o cliëntondersteuning; o kwaliteitsbeleid; o kortdurend verblijf. II de hervorming van begeleiding met als hoofdpunten: o de ondersteuning vanuit welzijn, HbhH en begeleiding verder stroomlijnen; o de bestaande welzijnsinfrastructuur zodanig vorm te geven dat deze als een voorafgaand aanbod voor dagbesteding kan dienen;
33
o
III
IV
de dagbesteding minder vanuit een vast dagbestedingscentrum van een instelling voor een bepaalde doelgroep te laten plaatsvinden, maar vaker op locatie en in de wijk o de samenwerking bij de arbeidsmatige dagbesteding tussen DZB en uitvoerders van de huidige dagbesteding te versterken; o in 2015 zullen de kostenbesparingen vooral liggen in de samenwerking, efficiency, tarifering en slimmere verbindingen in de aansluiting met zorg en welzijn. Per 2016 zal ook een gekanteld gesprek met cliënten bijdragen aan de financiële opgave. M.b.t. specialistische voorzieningen is de landelijke raamovereenkomst die de VNG afsluit met organisaties voor specialistische begeleiding voor de doelgroep doven, blinden en slechtzienden en zeldzame aandoeningen de basis voor afspraken voor begeleiding van de hiervoor genoemde groepen. Voor de overige specialistisch begeleiding (zoals PSY en NAH) wordt aangesloten bij de reguliere begeleiding. We werken het kwaliteitsbeleid uit op de onderdelen: o klantervaringsonderzoek; o rol en functie toezichthoudende ambtenaar; o werkwijze bij klachten.
Financieel De notitie bevat een financieel overzicht. 27 De aanpak is erop gericht om binnen de beschikbare middelen te blijven. Verdere concretisering vindt plaats bij de Programmabegroting 2015.
27
Met de meicirculaire is het definitieve budget bekend geworden. Deze is ontvangen ná vaststelling van de Notitie in het college. Het College is hierover geïnformeerd. In deze Raadsversie van de Notitie is de op basis van de meicirculaire geactualiseerde financiële paragraaf opgenomen.
34
Bijlagen: 1. 2. 3. 4.
Onderdelen Beleidsplan Wmo Onderdelen Verordening Wmo Wijze waarop proces van bestuurlijk contracteren plaatsvindt Wijze vormgeven onderwerpen ná beleidsplan MO deel 1
35
Bijlage 1 Onderdelen beleidsplan Wmo (Artikel 2.1.2 concept Wmo): 1. Bevorderen van de sociale samenhang, toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimte; 2. Bevorderen van de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente; 3. Voorkomen en bestrijden huiselijk geweld (via ketenaanpak: voorkomen-signalerenstoppen- opvang-nazorg); 4. Ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers; 5. Vroegtijdig vaststellen dat burgers op maatschappelijke ondersteuning behoeven; 6. Voorkomen dat burgers op maatschappelijke ondersteuning aangewezen worden; 7. Bieden van algemene voorzieningen aan burgers die niet of onvoldoende in staat zijn om op ‘eigen kracht’ zelfredzaam zijn en kunnen participeren in de maatschappij, ondanks dat zij gebruik maken van gebruikelijke hulp, mantelzorg en/of hun sociale netwerk; 8. Bieden van maatwerkvoorzieningen aan burgers die niet in staat zijn zich op ‘eigen kracht’ te handhaven in de samenleving en beschermd wonen of opvang behoeven in verband met psychische of psychosociale problemen of omdat zij de thuissituatie hebben moeten verlaten in verband met hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld.
36
Bijlage 2 Onderdelen verordening Wmo 1) De mogelijkheid van het toekennen van een eventueel persoonsgebonden budget 2) De opdracht die gemeente heeft om passende opvang te bieden zo lang dat noodzakelijk is aan mensen die niet (meer) in staat zijn zich op eigen kracht in de samenleving te handhaven. (slachtoffers huiselijk geweld, van gerelateerd geweld, van loverboys, mensen die een uitweg zoeken uit de prostitutie, mensen met psychiatrische problemen etc.). Zij hebben mogelijk hulp nodig bij het zelfstandig wonen, het vinden van een dagbesteding, werk, financiële zaken of opbouw van een sociaal netwerk). Deze taken worden voorlopig belegd bij de 43 centrumgemeenten, die verantwoordelijk zijn voor het bieden van een beschermende woonomgeving aan personen met psychische problemen. Voor de Leidse regiogemeenten ligt deze taak bij de gemeente Leiden. Het verblijf is primair gericht op participatie (en dus niet op behandeling) 3) De mogelijkheid die de gemeente heeft om redenen van doelmatigheid te bepalen dat er mogelijkheden geboden worden om niet-professionals financieel voor hun diensten te belonen. Dit moet wel beperkt blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt (bijvoorbeeld 24/7 beschikbaarheid van ondersteuning op afroep ). De gemeente kan differentiatie aanbrengen voor professionele en niet professionele ondersteuning. 4) Hoe zij de mantelzorgers in de gemeente jaarlijks een blijk van waardering geven. Dit kan in de vorm van een geldbedrag maar kan ook via een waardering in natura. 5) Hoe zij er voor zorgen dat professionele cliëntondersteuning beschikbaar is voor inwoners die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben. 6) Hoe zij toezichthouders aanstelt die moeten toezien op de naleving van de Wmo. De minister stelt toezichthouders aan op de naleving van de kwaliteit. 7) Of en hoe het college de uitvoering van de wet door derden laat verrichten. De vaststelling van rechten en plichten van de belanghebbende kan niet aan derden worden overgedragen, dat mag alleen aan andere bestuursorganen worden gemandateerd. 8) Omdat bij een eventuele aanbesteding het college niet uitsluitend op grond van de laagste prijs mag gunnen, moet ook aandacht worden geschonken met welke criteria dan rekening moet worden geworden. 9) Vastleggen dat de aanbieder van een maatwerkvoorziening een meldcode moet vaststellen waarin wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan. 10) Vastleggen dat medewerkers van aanbieders (niet zijnde leveranciers van hulpmiddelen of woningaanpassingen) in het bezit moeten zijn van een verklaring omtrent gedrag. 11) Hoe het college haar bevoegdheid om de persoonsgegevens van de klant, zijn echtgenoot en de thuiswonende minderjarige kinderen, de mantelzorger en het sociale netwerk gebruikt. Ook de toezichthoudende ambtenaren, het CAK, de SVB, het SHG en de aanbieder van de maatwerkvoorziening hebben deze bevoegdheden. 12) Hoe het jaarlijkse klantervaringsonderzoek plaatsvindt waarvan de uitkomsten voor 1 juli moeten worden gepubliceerd. 37
Bijlage 3 Wijze waarop proces van bestuurlijk contracteren plaatsvindt
Het is noodzakelijk om vóór 1 oktober 2014 afspraken te hebben met aanbieders. Vooruitlopend op het proces van bestuurlijk contracteren hebben in april drie bijeenkomsten plaatsgevonden met aanbieders. Het daadwerkelijke proces van bestuurlijk contracteren wordt in mei 2014 opgestart: - In de eerste fase (mei/juni) richten we de digitale- en fysieke overlegtafel in, stellen we een ontwikkelingsovereenkomst op, en kunnen alle geïnteresseerde partijen zich melden om zich aan te sluiten bij deze overeenkomst: - In de tweede fase (juli/medio augustus) stellen we de overeenkomsten voor het daadwerkelijk leveren van (maatwerkvoorziening) diensten op en bespreken we met aanbieders en cliënten zowel de inhoudelijke als kwaliteitseisen en de (basis)tarieven voor de diensten; - In de derde fase (medio augustus/september) vinden er met aanbieders individuele gesprekken en onderhandelingen plaats. Nadat de onderhandelingen zijn afgesloten is eind september bekend met welke aanbieders de gemeenten een overeenkomst heeft gesloten. Op of rond 1 oktober worden de overeenkomsten daadwerkelijk getekend. - In de vierde fase (oktober/november) maken we nadere werkafspraken met aanbieders, en informeren we cliënten over hun specifieke situatie.
38
Bijlage 4 Wijze vormgeven onderwerpen ná Beleidsplan MO deel 1 In de brief van 19 november 2012 is aangekondigd dat u een aantal onderwerpen ná het beleidsplan MO kan verwachten. Hieronder is aangegeven op welke manier dat is vormgegeven:
De PGB’s: in bijgaande notitie invoering Wmo en verordening De kanteling: deze ontwikkeling is meegenomen in de visie toekomst sociaal domein Begeleiding: in bijgaande notitie invoering Wmo Persoonlijke verzorging: Deze taak komt niet meer over naar gemeenten. Hulp bij het Huishouden: in bijgaande notitie invoering Wmo Verordening Wmo: raadsvoorstel verordening Wmo volgt in 2e helft 2014 Financieel kader: Op basis van de meicirculaire wordt de paragraaf financiën uit de notitie invoering Wmo geactualiseerd. Nadere concretisering vindt plaats bij het vaststellen van de Programmabegroting. Scheiden van wonen en zorg (zorgzwaartepakketten 1 t/m 4). Afspraken met corporaties (gepland eind 2014).
39