Contourennota Transitie Jeugdzorg
030 286 00 00 Colofon
www.utrecht.nl
Oktober 2011
Inhoud
Aanleiding 5 Eerste aanzet tot een visie 6 Nieuwe Werkwijze 7 Passend onderwijs 8 Kaders vanuit Rijk en Provincie 8 Proeftuinen 9 Proces 9 Planning 11 Raad en Raadscommissie 11
Bijlage
3
Contourennota Transitie Jeugdzorg
12
4
Aanleiding In het regeerakkoord staat dat gemeenten vanaf 2014 verantwoordelijk worden voor de gehele Jeugdzorgketen: de provinciale jeugdzorg, de jeugdbescherming, jeugdreclassering, jeugd-GGZ en de licht verstandelijke gehandicapte jeugd. Dat betekent dat ook de stad Utrecht deze verantwoordelijkheid krijgt. Het betreft hier een decentralisatie die in de periode 2014 tot 2016 gerealiseerd moet worden en gepaard gaat met een forse efficiencykorting. De decentralisatie betekent een transitie van de jeugdzorg met grote veranderingen voor alle betrokken partijen. Hoe die transitie precies haar bestek gaat krijgen staat nog niet vast. Het regeerakkoord ligt er al even, maar hoe de Jeugdzorg gedecentraliseerd moet worden, welke onderdelen wanneer over komen en onder welke condities (en welke wetgeving daarvoor noodzakelijk is), daarover moet het Rijk nog duidelijkheid geven. We worden daarover in november per brief verder geïnformeerd, maar de verwachting is dat pas in de loop van volgend jaar de definitieve kaders helder worden. Tot die tijd zullen we als stad uiteraard regelmatig met het Rijk in gesprek gaan, om goed op de hoogte te blijven, maar ook om mede richting te geven aan de invulling van die kaders. Overigens doen we dat waar mogelijk ook in G4 en G32 verband. Inmiddels heeft de Staatssecretaris van VWS al wel een ‘Transitiebrief Stelselwijziging zorg voor jeugd’ doen verschijnen. En de provincie Utrecht een Contourennota. Een goed moment dus om als stad ook één en ander op paper te zetten. Dat is gebeurd in voorliggende nota, waarin we inzicht geven hoe ons de transitie in grote lijnen voor ogen staat. Het bevat de eerste contouren van onze visie en een nieuwe werkwijze, een beschrijving van proeftuinen waarin we met de nieuwe werkwijze willen experimenteren, het proces en de (huidige) kaders vanuit Rijk en Provincie. En tenslotte een planning. Begin 2013 verwachten we een Masterplan te kunnen presenteren die de definitieve kaders van het rijk beschrijft, maar ook onze eigen kaders waarmee we de jeugdzorg onder onze regie vorm willen geven en tot een succes maken. Waarom is deze transitie noodzakelijk? Waarom wil het Rijk decentraliseren? En welke kansen biedt het? In de afgelopen jaren zijn verschillende (landelijke) onderzoeken gedaan die onverbloemd laten zien dat de
5
Contourennota Transitie Jeugdzorg
Eerste aanzet tot een visie huidige jeugdzorg in Nederland niet efficiënt en effectief georganiseerd is. Problemen rond de opvoeding worden vaak te laat gesignaleerd, vervolgens wordt niet snel gehandeld (met wachtlijsten tot gevolg) en het speelveld dat zich met de problematiek bemoeid is veel te vol is (waardoor afstemming- en aansluitproblemen tussen professionals en verschillende organisaties ontstaan). Bovendien is de jeugdzorg te bureaucratisch opgebouwd, met ingewikkelde geldstromen en een belemmerende indicatiestructuur. En ondanks, of juist dankzij het feit dat we te laat zijn en het te complex hebben georganiseerd, stijgt de vraag naar dure jeugdzorg jaarlijks explosief. De transitie biedt de mogelijkheid om de jeugdzorg anders te organiseren. En dat is hard nodig. We moeten toe naar een vereenvoudigd stelsel en een nieuwe manier van werken: Er moet veel meer aandacht komen voor de voorkant, voor preventie, met laagdrempelig beschikbare hoogwaardige lichte hulp of ondersteuning. We zien in de stad Utrecht de decentralisatie als een grote kans om de zorg voor ouders en kinderen te verbeteren en de samenwerking tussen sectoren te versterken. We willen ons zo goed mogelijk voorbereiden op onze nieuwe taak en zijn inmiddels begonnen met het ontwikkelen van een toekomstvisie voor de jeugdzorg en de uitgangspunten voor een nieuwe manier van werken. Dit doen we samen met de belangrijkste partners in de stad en regio. En we willen samen met deze partners in proeftuinen gaan experimenteren met deze nieuwe manier van werken. Met het Rijk en de provincie zullen we dit afstemmen, zodat hiervoor ook de noodzakelijke ruimte ontstaat, zodat we vóór 2014 voldoende ervaring hebben opgedaan om de transitie in goede banen te leiden. We willen in beeld brengen welke specifieke zorg we zullen moeten inkopen en hoe we ‘gewoon opvoeden’ willen vormgeven. Tevens is het belangrijk tot goede samenwerking te komen met de sector onderwijs, waar medio 2012 de nieuwe structuur ‘passend onderwijs’ van kracht wordt. Ook voor bovenstaande punten trekken in G4- en G32-verband intensief op met de grote gemeentes in Nederland. Daarnaast zullen we regionale afstemming en samenwerking gaan zoeken
Kinderen opvoeden zonder problemen kan natuurlijk niet. Elke ouder zit wel eens met de handen in het haar. Dat betekent niet dat voor elk probleem professionele hulp noodzakelijk is. Juist niet! Het is van belang dat ouders over goede informatie kunnen beschikken. En het is belangrijk dat ze kunnen terugvallen op een goed netwerk. Als dat voor handen is, kunnen de meeste ouders (maar liefst 80%, zo blijkt uit onderzoek), prima uit de voeten met hun opvoeding. Vandaar dat we vooral laagdrempelig opvoedinformatie willen aanbieden. Op de CJG-websites kunnen ouders informatie vinden over alles wat met opvoeden te maken heeft. Als het antwoord niet op de website staat, dan is er de mogelijkheid om naar één nummer te bellen of online vragen te stellen. Een pedagogisch geschoolde medewerker beantwoordt de vragen. We willen ook faciliteren dat ouders elkaar ontmoeten en hun opvoedingservaringen uitwisselen. Op die manier organiseren we een pedagogische “civil society” waarin ouders ontdekken zij dat ze niet de enigen zijn die soms twijfelen of ze het met de opvoeding wel goed doen en waarin de stap kleiner wordt om vragen aan andere ouders voor te leggen of naar een professional te stappen. Zo stimuleren we ouders om opvoeden zelf en vooral ook mét elkaar te doen. In onze visie zijn en blijven ouders primair verantwoordelijk voor de opvoeding. Alleen indien nodig bieden we zorg, die professioneel en snel voorhanden is. Die hulp zal meer dan nu moeten aansluiten bij wat ouders en de situatie vragen. We verleggen daarmee de focus van aanbodgerichte naar vraaggerichte interventies. Ouders moeten zich probleemeigenaar voelen en een intrinsieke motivatie hebben, of ontwikkelen, om hun problemen op te lossen. Om een soepelere overgang mogelijk te maken tussen ‘gewoon opvoeden’ (opvoedvragen, problemen, signalen) en meer op hulverlening gerichte jeugdzorg, willen we een nieuwe functie van ‘eerstelijns jeugdzorg’ vormgeven, gekoppeld aan het CJG. De basis hiervan wordt gevormd door een zogenaamde jeugdmaatschappelijkwerker. Dat is de werktitel die we gekozen hebben voor een eerstelijnswerker, die in onze visie dicht bij ouders en kind (bijvoorbeeld bij scholen, JGZ 0-19 jaar of huisarts) een breed spectrum aan vragen kan afhandelen. Met het huidige schoolmaatschappelijk werk hebben we al goede stappen gezet in die richting, maar we willen dat
concept, in overleg met het veld tot een meer integrale en outreachende functie uitwerken (in proeftuinen willen we de komende tijd experimenteren met deze werkwijze). De jeugdmaatschappelijkwerker zal vanuit een praktische insteek proberen niet alleen met het kind maar samen met het hele gezin de problemen op te lossen. De focus daarbij is om het gezin in hun eigen kracht te zetten en ten volle gebruik te maken van de dynamiek van hun sociale omgeving. Daar waar nodig wordt een plan gemaakt, uiteraard in overleg met het gezin. De jeugdmaatschappelijkwerker zal als generalist zelf veel van de gevraagde hulp bieden, maar waar het probleem te specifiek of zwaar is, wordt gebruik gemaakt van andere deskundigen of doorverwezen naar specialistische hulp. Die aanvullende hulp of begeleiding hoeft in principe niet te wachten op tijdrovende indicatieprocedures, maar wordt zoveel als mogelijk ‘on the job’ door de professionals vastgesteld. In een enkel geval zal blijken dat er sprake is van meervoudige problematiek. Voor die gevallen willen we gebruik gaan maken van een gezinswerker, die meer uren per gezin beschikbaar heeft. Deze zal met het gezin en eventuele andere hulpverleners een transparant plan opstellen De gezinswerker verleent zelf een belangrijk deel van de hulp en coördineert de andere hulp, waardoor het gezin niet ‘doorgeschoven’ wordt van de ene hulpverleningsinstantie naar de andere en ook voorkomen wordt dat hulpverleningsorganisaties langs elkaar heen werken. Bovenstaande hulpverlening moet gebaseerd zijn op de principes van Wrap-around-Care (bieden van hulp en ondersteuning, uitgaande van de kracht van het gezin, gericht op het zelf organiserend vermogen en zo lang en intensief als nodig). In onze visie zijn de volgende punten leidend: • Gewoon opvoeden in plaats van problematiseren. • Aandacht voor positief pedagogisch klimaat. • Aansluiten bij en versterken van de eigen kracht. • Eén gezin, één plan. • Dichtbij waar de ouders toch al komen (consultatiebureau en school). • Minder versnippering, differentiatie en specialisatie, • Meer generieke hulpverlening, • Indien noodzakelijk snel schakelen naar specialistische hulp. • Mensen zijn belangrijker dan regels (helpen ipv indiceren), verantwoordelijkheid bij de professional. • Kinderen kunnen zich veilig ontwikkelen.
6
Nieuwe Werkwijze Met bovenstaande uitgangspunten in het achterhoofd, hebben we een werkwijze voor ogen die uitgaat van 4 niveaus: 1 Gewoon opvoeden. 2 Steun bij opvoedingsproblemen. 3 Intensieve, sluitende hulpverlening. 4 Specialistische hulpverlening. 1 Gewoon opvoeden Dit is de basis. Het streven is een ‘Pedagogische Civil Society’, waarbij gezinnen bouwen aan een sterke basis, gedragen door hun eigen sociale netwerk. Daar waar nodig kunnen ze in de directe omgeving, bij het Centrum voor jeugd en Gezin, terecht voor informatie, advies en ondersteuning. Het CJG moet daarbij gezien worden als een locatie waar verschillende organisaties hun diensten kunnen aanbieden. Behalve ouders moeten ook partijen als scholen en huisartsen hier terecht kunnen om vragen te stellen. 2 Steun bij opvoedingsproblemen Pas wanneer gezinnen met problemen kampen die te groot zijn om zelf of met hun netwerk op te lossen, dan is er snelle, korte en gepaste hulp in het gezin voorhanden. De jeugdmaatschappelijkwerker biedt deze hulp en is ook de aangewezen persoon waar bijvoorbeeld leerkrachten, huisartsen of jongerenwerkers hun zorgsignalen neerleggen. De jeugdmaatschappelijkwerker is als een spin in het web, ambulant en outreachend opererend en vooral actief op school of het consultatiebureau. De jeugdmaatschappelijkwerker zal ter plaatse moeten zijn om de eerste hulpvraag te bedienen, indien nodig zal hij/zij ook op huisbezoek gaan of een eigen kracht conferentie organiseren. Als intensievere of meer specialistische hulp nodig is, dan stelt de JMW daarvoor (waar nodig in overleg met andere professionals) werkendeweg een ‘indicatie’. 3 Intensieve, sluitende hulpverlening In 3 tot 5 % van de gevallen verwachten we dat er sprake is van meervoudige complexe problematiek (zogenaamde multiproblem gezinnen). Dan is er ook meer intensieve en langdurige ondersteuning nodig en zetten we een gezinswerker in. Een gezinswerker heeft indien nodig wel 10 tot 20 uur per week beschikbaar voor begeleiding
7
Contourennota Transitie Jeugdzorg
en ondersteuning van het gezin. Deze hulp is soms heel praktisch, maar soms ook met name het coördineren van andere hulpverlening voor het gezin. 4 Specialistische hulpverlening Bij sommige kinderen is specialistische hulpverlening nodig, vanwege de zwaarte van de problematiek. Denk bij specialistische hulp bijv. aan psychiatrische of verslavingsproblemen, politie/justitie contacten, schulden of verstandelijke beperkingen. Als ouders niet in staat zijn om de opvoeding op zich te nemen, is soms residentiele hulp of pleegzorg nodig, al dan niet tijdelijk. Afhankelijk van de problemen zal de specialistische (ambulante of residentiele) hulp ingezet worden, aanvullend bij niveau 2 of 3.
Indien er bij werkers sprake is van handelingsverlegenheid (bijvoorbeeld wanneer het probleem te ingewikkeld is, organisaties het niet eens zijn over de aanpak, de capaciteit ontbreekt of de aanpak geen resultaat oplevert) en de situatie rond het kind of gezin vraagt om snel ingrijpen, dan is daarvoor in Utrecht een ambtelijke opschalingstructuur opgesteld. In eerste instantie kan er via het management opgeschaald worden. Biedt dat geen soelaas, dan hebben we een zogenaamde jeugdregisseur (momenteel is dat de directeur GG&GD). Die neemt hierover een beslissing. Alle samenwerkende organisaties hebben zich verbonden aan deze afspraak.
Als de veiligheid van de kinderen in het geding is, heeft het kind bescherming nodig en zal de zorg dwingend moeten worden opgelegd aan ouders. In het uiterste geval volgt zelfs uithuisplaatsing. De komende tijd zal uitgezocht worden of en hoe methoden van dwang en drang toegepast kunnen worden. Dit moet zo georganiseerd worden dat voorkomen wordt dat er bij ouders onterechte angst voor de hiervan losstaande hulpverlening door jeugdmaatschappelijkwerker of gezinswerker ontstaat.
Passend onderwijs
Voor een goede inrichting van een nieuwe ‘eerstelijns jeugdzorg’ willen we meer gebiedsgericht werken, dat doen we door de aanpak in afgebakende gebieden in te richten. We willen werken met een integraal buurtteam voor de jeugdzorg als het centrale aanspreekpunt voor (vragen over) de jeugdzorg. Dat team bestaat uit jeugdmaatschappelijkwerkers en gezinswerkers. De werkers zijn ervaren, goed opgeleide generalisten die gezag en vertrouwen wekken zowel bij collega’s als bij ouders. Zij zijn de ‘spin in het web’. Aan de ‘voorkant’ dragen ze zorg voor afstemming en samenwerking met de JGZ en passend onderwijs. Aan de ‘achterkant’ zijn ze, ook in afstemming met passend onderwijs, verantwoordelijk voor doorleiding naar de meer specialistische zorg. Daarbij worden heldere afspraken gemaakt over de regierol, zodat voor elk gezin of jongere duidelijk is wie de coördinatie over het plan voert (één gezin, één plan). Daar waar sprake is van overlap met de ‘Aanpak Sociaal-kwetsbaren’ en de bijbehorende buurteams wordt afhankelijk van de problematiek gekeken welk team er mee aan de slag gaat.
De decentralisatie jeugdzorg kent een directe link met een andere stelselwijziging waar we medio 2012 als stad voor staan, die van Passend Onderwijs. Het kabinet wil een beter stelsel van onderwijs voor kinderen die speciale ondersteuning nodig hebben. Scholen krijgen de verantwoordelijkheid om voor elk kind een zo goed mogelijke plek in het onderwijs te vinden. In de manier waarop we daar in Utrecht vorm aan willen geven, wordt gewerkt vanuit een gezamenlijke visie. En ook voor de uitwerking zullen we nauw samen optrekken. Een eerste proeve hiervan was een gezamenlijke conferentie ‘jeugd, passend onderwijs en zorg’ die we in Utrecht voor het hele onderwijs- en jeugdzorgveld hebben georganiseerd op 3 oktober jl. Als bijlage hebben we een schema met toelichting toegevoegd (genaamd Jeugdzorg en Passend onderwijs verbonden).
Kaders vanuit Rijk en Provincie In het regeerakkoord staat opgenomen dat de jeugdzorg per 2014 gedecentraliseerd wordt. Hoe die decentralisatie vorm krijgt staat echter nog niet vast. Het Rijk moet nog aangeven per wanneer precies de verschillende onderdelen (de provinciale jeugdzorg, de jeugdbescherming, jeugdreclassering, jeugd-GGZ en de licht verstandelijke gehandicapte jeugd) overkomen naar de gemeente, onder welke condities dat gaat gebeuren en hoe de veranderde wetgeving rond jeugdzorg er uit komt te zien. Daarnaast zal het Rijk helderheid moeten verschaffen over de efficiency korting. Duidelijk is dat het huidige totale landelijke budget met tien procent zal worden gekort. Maar nog niet vaststaat met welke sleutel de budgetten verdeeld worden over de gemeentes in Nederland. Als stad zijn we in afwachting van een door het rijk aangekondigde notitie, waarin de eerste kaders voor de transitie helder worden. Het Rijk geeft aan dat deze notitie eind van het jaar verstuurd wordt. En in de loop van volgend jaar verwachten we een contourenplan van het rijk waarin bovenstaande zaken verder uitgewerkt zijn. Gelukkig staan we er als stad niet alleen voor. Voor het uitdenken van een nieuwe inrichting van de jeugdzorg maken we gebruik van kennis, ervaring en expertise van andere steden. In G4 en G32 verband is daarvoor een overlegstructuur op politiek, bestuurlijk en ambtelijk niveau opgebouwd. Die structuur wordt ook gebruikt voor de lobby richting het rijk, als het gaat om de inrichting van nieuwe wetgeving rond jeugdzorg en het tempo/ fasering van de transitie. Daarover wordt ook regelmatig rechtstreeks met de ministeries van VWS, OCW en Justitie overlegd. In G4 en G32 verband is inmiddels ook een visiedocument opgesteld. Momenteel wordt alweer gewerkt aan een aanscherping van die visie. Meer op uitvoeringsniveau wordt er op politiek, bestuurlijk en ambtelijk gesproken met provincie En ook op lokaal niveau is dat het geval. De Stuurgroep Jeugd en Zorg is voor Utrecht de plaats waar voor alle ontwikkelingen van de transitie jeugdzorg afstemming wordt gezocht met deskundigen en vertegenwoordigers van de verschillende betrokken sectoren.
8
Proeftuinen De transitie Jeugdzorg is een enorme operatie. We denken niet dat het goed is om de hele overgang van taken van het Rijk en de Provincie naar gemeenten met één Big Bang te doen. Verstandiger is het om de komende tijd ervaring op te doen met een nieuwe manier van werken en met de nieuwe rol van de gemeente in de jeugdzorg. In Utrecht willen we daarom graag een proeftuin zijn, waar we ook ervaring voor andere gemeenten kunnen opdoen. We willen per 1 januari 2012 starten met de vorming van twee integrale buurt jeugdzorgteams. Deze teams gaan gedurende een jaar de nieuwe werkwijze zoals op de voorgaande bladzijden beschreven uitproberen. Aan het hoofd van de teams staat een ervaren projectleider die in staat is de nieuwe werkwijze in de praktijk te ontwikkelen en daarover te rapporteren. Verder bestaat het team uiteraard uit de eerder genoemde jeugdmaatschappelijk werkers en gezinswerkers. Die worden op detacheringbasis geworven bij alle betrokken instellingen. Op deze wijze maken we zo goed mogelijk gebruik van bestaande expertises, kunnen er goede verbindingen gelegd worden en kunnen instellingen ook vast ervaring opdoen. Het doel van de proeftuinen is kennis vergaren en ervaring opdoen met een nieuwe vorm van eerstelijns jeugdzorg tussen de ‘signalen van professionals’ en de tweedelijns jeugdzorg in. Hoe ondersteunen we de professionals met signalen zo goed mogelijk, wat kan de eerstelijn zelf doen en wanneer moet een gezin of een jongere worden doorverwezen? Uiteraard monitoren en evalueren we de proeftuinen, die flexibel zijn ingericht zodat we snel kunnen inspelen op fouten en problemen. We willen leren van de proeftuinen. Als de proeftuinen daar aanleiding toe geven, dan passen we onze vsie en werkwijze aan. De proeftuinen worden opgezet in Overvecht noord en Ondiep. Deze twee wijken zijn bewust gekozen. In Overvecht is sprake van een uiteenlopende problematiek bij allochtone kinderen en gezinnen. Daarnaast kent de wijk een sterke infrastructuur van voorzieningen, waarin ook het onderwijs een krachtige rol vervult als het gaat om doorontwikkeling van de zorg. Ondiep kent een problematiek onder vooral autochtone gezinnen en ook die wijk heeft een sterke infrastructuur, waarbij de gezondheidszorg (huisartsen) als trekker graag investeert in nieuwe ontwikkelingen. Het is de bedoeling om vóór
9
Contourennota Transitie Jeugdzorg
de start van de proeftuinen een 0-meting te laten doen, zodat we inzichtelijk krijgen welke resultaten we met deze aanpak boeken. De proeftuinen zijn nu in voorbereiding. Op bestuurlijk niveau (provincie, zorgkantoor, ministerie van VWS en V&J) worden afspraken gemaakt over de wettelijke en financiële ruimte die de proeftuinen nodig hebben. Op uitvoerend niveau worden rollen en verantwoordelijkheden van de buurtjeugdzorgteams verder uitgewerkt. Op bestuurlijk én uitvoerend niveau worden afspraken gemaakt over de afstemming en samenwerking met andere sectoren (passend onderwijs, jeugdbescherming etcetera).
Proces Wat moet er geregeld zijn in 2014 en waarmee moeten we rekening houden? Om met het laatste te beginnen, de verantwoordelijkheid die we als gemeente krijgen in 2014 zal gepaard gaan met een behoorlijke efficiencykorting vanuit het rijk. We willen in het nieuwe stelsel de huidige manier van indicatiestelling anders inrichten. Tevens doet Vernieuwend welzijn zijn intrede. En vanaf medio 2012 gaat die andere belangrijke stelselwijziging in: passend Onderwijs. Dit alles vraagt om een goed doordachte zorgstructuur die uitgaat van wat moet en echt nodig is – in een totaal nieuwe setting – en die niet per se uitgaat van wat er nu is. De transitie van de jeugdzorg betreft een ingrijpende operatie, die grote consequenties heeft op het bestuurlijke, organisatorische en financiële niveau. Maar ook voor professionals in het veld zal er het nodige veranderen, bijvoorbeeld voor de jeugdbeschermers, de jeugdhulpverleners of het schoolmaatschappelijkwerk. Als we meer volgens de principes van Wrap-aroundcare willen werken en daarbij gebruik gaan maken van Jeugdmaatschappelijk werkers, dan zullen we de manier moeten ombuigen waarop nu de hulpverlening is ingericht. In die nieuwe inrichting zijn professionals nog steeds hard nodig, maar niet noodzakelijkerwijs in precies dezelfde de rol die ze voorheen hadden. Het veld zal intensief betrokken worden bij de transitie. En ook dat is nodig, willen we hun kennis en ervaring ten volle benutten, ze meenemen in het proces, draagvlak creëren en zoveel mogelijk helderheid creëren wat deze transitie voor de werkwijze betekent. Als we werkelijk
winst willen boeken, het systeem effectiever en efficiënter willen maken, dan zullen we de jeugdzorg anders in moeten richten. Dan moet helder zijn dat niet alles zondermeer bij het oude blijft. Om de transitie in goede banen te leiden, zullen we een procesplan opstellen, waarin alle benodigde stappen worden beschreven. En we dragen zorg voor voldoende bemensing om de transitie vorm te geven. Er zal namelijk aan heel veel verschillende zaken
b Visie/Inventarisatie/keuze noodzakelijk aanbod c Aansluiting op integraal jeugdbuurtteam 4 Sturing jeugdzorg a Inrichting ambtelijke en bestuurlijke organisatie keuze voor beste organisatievorm ‘jeugdzorg nieuwe stijl’ b Uitwerken nieuwe financieringsstructuur (waaronder ook keuze voor inkoop of subsidies) c Regionale samenwerking d Rapportage/monitoring systeem tbv uitvoering
gewerkt moeten worden, van visieontwikkeling, de twee proeftuinen, tot inkoop van specifieke zorg. Voor dat laatste zal ondermeer een gefundeerd onderzoek gedaan worden naar de aard en omvang van de huidige jeugdproblematiek, welke middelen daarvoor beschikbaar zijn en wat de aangrijpingspunten zijn om het anders in te richten. Daarnaast moet er met de transitie één financieringssysteem komen voor de preventie, vroeghulp en alle vormen van gespecialiseerde jeugdzorg. Ook zullen we na moeten denken over de organisatievorm die het beste past bij de nieuwe inrichting van het concept dat we in Utrecht willen hanteren en welke schaal hiervoor het beste is. Wat betreft dit laatste is het interessant te wijzen op de ‘scenario-studies’ die op dit moment voor de Jeugdgezondheidszorg 0–19 jaar worden ontwikkeld op provinciaal niveau. En tot slot willen we ook leren van ervaringen bij andere steden op dit gebied. De komende tijd zal worden toegewerkt naar een Masterplan waarin de stappen tot 2014 beschreven staan. Het Masterplan wordt opgebouwd uit de volgende onderdelen: 1 Stimuleren ‘gewoon opvoeden’ a Doorontwikkeling CJG’s b Aanbod van Opvoedingsondersteuning c Koppeling met Brede school, VVE, Civil Society/ netwerkontwikkeling 2 Proeftuinen a Uitwerking organisatie/werkvorm Jeugdmaatschappelijk- en gezinswerker b Voorbereiding (werving, afspraken zorg/ expertise, ontwikkeling monitor) c Uitvoering, ontwikkeling en begeleiding proeftuin d Evaluatie 3 Hulpverleningsaanbod a In kaart brengen huidig Lokaal, Provinciaal, GGZ, LVG en Justitieel aanbod
10
Planning September 2011 - december 2012
September 2011 - december 2011
Randvoorwaarden transitie realiseren (oa afspraken met Rijk, Provincie, AWBZ) Noodzakelijk hulpverleningsaanbod in kaart brengen Gewoon opvoeden Voorbereidingen proeftuinenFebruari 2012
Februari 2012
Masterplan voor de transitie nader uitgewerkt
Januari - december 2012
Proeftuinen uitvoeren
Januari 2013
Masterplan Transitie Jeugdzorg klaar
Januari - maart 2013
Masterplan – vaststelling door College en Raad
April - december 2013
Implementatie Masterplan
Raad en Raadscommissie Om ervoor te zorgen dat de Raad en Raadscommisie M&S betrokken blijven bij dit ingewikkelde transitie-proces, zullen we zorgen voor een regelmatige terugkoppeling en betrokkenheid. En wanneer begin 2013 het procesplan klaar is, zullen we dat ter vaststelling voorleggen. Hieronder staan de momenten waarop we dat zullen doen: Oktober 2011 Commissiebrief met deze contourennota als bijlage Maart 2012
September 2013
1e Stand van zaken transitie tbv Commissie: Proeftuin, Gewoon opvoeden, Aanbod, sturing, procesplan 2e Stand van zaken transitie tbv Commissie: Proeftuin, Gewoon opvoeden, Aanbod, sturing Raadsbesluit: Masterplan Jeugdzorg Utrecht (inclusief financiële kaders) svz voorbereiding Implementatie jeugdzorg
Maart 2014
svz Implementatie Jeugdzorg
September 2012 Maart 2013
11
Contourennota Transitie Jeugdzorg
Bijlage
12
Contourennota Transitie Jeugdzorg
Aansluitingsopgaven De ambitie is om in beide grote veranderingsopgaven te werken vanuit de gezamenlijke visie en aan de daarbij horende uitgangspunten. Dit willen we doen in voortdurende afstemming, met tegelijkertijd voldoende ruimte om daarin vorm te geven aan de eigen verantwoordelijkheden en het eigen tijdspad daarin te volgen in de wetenschap dat passend onderwijs en de jeugdzorg met minder geld gerealiseerd moet worden. De aansluitingsopgaven tussen de stelselherziening jeugdzorg en de transitie passend onderwijs zijn het uitgangspunt voor samenwerking. Hiervoor wordt een werkorganisatie ingericht en starten proeftuinen en pilots, waarin vanuit de eigen verantwoordelijkheid uitwerking wordt gegeven aan de thema’s. Door een inhoudelijke afstemming te zoeken in Utrecht willen de gemeente Utrecht en de Utrechtse schoolbesturen werken aan een jeugdstelsel waarin het kind en gezin centraal staat.
LO M KO ON DE RW I
JS Al bij al betreft het dus twee omvangrijke veranderingsopgaven met een financiële taakstelling. Voor beide veranderingsopgaven geldt dat de uitdaging is om tot een meer overzichtelijke en minder bureaucratische inrichting te komen, het liefst beredeneerd vanuit de vraag van de jeugdigen en de gezinnen. Beide veranderingsopgaven hebben betrekking op dezelfde jongeren en gezinnen in Utrecht. Beide veranderingsopgaven hebben de opdracht om het efficiënter in te richten, zodat met minder middelen meer kan worden bereikt. Om te voorkomen dat deze twee veranderingsopgaven naast elkaar worden vormgegeven, willen we in Utrecht vanuit één gezamenlijke visie, ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheden, werken aan een samenhangende aanpak.
OM OL
De tweede grote stelselwijziging, naast die van de jeugdzorg, betreft de opgave passend onderwijs. De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het realiseren van deze opgave. Ook deze opgave heeft verstrekkende gevolgen op bestuurlijk, organisatorisch en financieel niveau en voor de professionals. De bestuurders zijn verplicht om binnen het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs te gaan samenwerken in een samenwerkingsverband. Dit samenwerkingsverband heeft voor het voortgezet onderwijs een regionaal karakter. Voor het primair onderwijs is er de opgave de huidige verzuild ingerichte samenwerkingsverbanden te gaan integreren in één samenwerkingsverband. De samenwerkingsverbanden krijgen in het nieuwe stelsel een centrale rol als het gaat om de toewijzing van middelen aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Daarmee worden ook de taken overgenomen van de regionale expertise centra cluster 3 en cluster 4 (doorverwijzing naar speciaal onderwijs). Alle zorgmiddelen zullen worden ondergebracht bij het samenwerkingsverband, om op die manier een betere sturing op de inzet van de zorgmiddelen in het onderwijs te realiseren. Om iedere leerling een passende plek aan te bieden, hebben de schoolbesturen de opdracht om voor alle scholen zorgprofielen op te stellen. Daarmee dient gezorgd te worden dat een dekkend onderwijsaanbod voor alle leerlingen binnen het samenwerkingsverband is. Tegelijkertijd wordt de expertise (ambulante begeleiding) die nu nog is ondergebracht bij het speciaal onderwijs, overgeheveld naar de samenwerkingsverbanden. Dit geeft de samenwerkingsverbanden de sturing op de inzet van de expertise. Met deze grote stelselwijziging gaat een landelijke bezuiniging gepaard van 300 miljoen euro, door de bureaucratie terug te dringen, klassenvergroting door te voeren in het speciaal onderwijs en de middelen voor ambulante begeleiding te halveren. De bezuiniging heeft personele consequenties voor het speciaal onderwijs. De eerste berekeningen komen uit op het verdwijnen van ongeveer 5.000 banen op landelijk niveau. Het streven is het nieuwe wettelijke kader passend onderwijs per 1 augustus 2012 in werking te laten treden. De bezuinigingen die gepaard gaan met de invoering van
AANSLUITINGSOPGAVEN
K RG
passend onderwijs worden getemporiseerd ingevoerd tussen schooljaar 2012-2013 en 2014-2015. Ook hier gaat de verbouwing van start en moet de winkel open blijven!
ZO
13
Verbinding Jeugdzorg en passend onderwijs
Jeugdzorg, -bescherming, -reclassering, PlusGGZ voorzieningen en verslavingszorg schakelprogramma’s LVG, medische zorg Speciaal Onderwijs
Expertise: ambulante begeleiders zorgconsulenten
4. SOEPELE OVERGANGEN
Speciaal basisonderwijs LWOO / Praktijkonderwijs
3. INZET INTENSIEVE EN SPECIALISTISCHE ZORG
2. STEUN BIJ ZORGEN Expertise: JMW, JGZ, casemanagement
Preventieve hulpverlening en diagnostiek 1. EEN STERKE BASIS
‘Basiszorg’ Regulier Onderwijs (basisonderwijs, vmbo, havo, vwo, gymnasium, mbo)
Welzijn en CJG (lichte opvoedhulp en netwerkbijeenkomsten)
Onderwijs- en zorgpiramide en de aansluitingsopgaven
Op 1 2 3 4
de volgende thema’s worden de aansluitingsopgaven geformuleerd: Een sterke basis: goed onderwijs, gewoon opvoeden Steun bij zorgvragen in onderwijs, opvoeden en opgroeien Inzet van intensieve en specialistische zorg, speciaal onderwijs Soepele overgangen: doorverwijzen, schakelen en zorgtoewijzing
In het schema wordt een grafische weergave gegeven van de beide veranderingsopgaven en aansluitingsopgaven.
14
Colofon
Uitgave Gemeente Utrecht, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling
Teksten Gemeente Utrecht, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Martin Wesselink
Fotografie Naam fotograaf, Plaatsnaam Illustraties
Vormgeving Gemeente Utrecht, Communicatiebureau
Datum Oktober 2011
Meer informatie Postbus 2158, 3500 GD Utrecht Telefoon 030 - 286 00 00 www.utrecht.nl
15
Contourennota Transitie Jeugdzorg
16