‘Richting geven aan de transitie’ Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant Augustus 2011
Inleiding Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant heeft, met het oog op de voorgenomen transitie jeugdzorg, de 1 voorbereiding op de toekomst voortvarend ter hand genomen. Er is een stuurgroep Transitie in het leven geroepen die samen met en in opdracht van het management zorg draagt voor korte – 2011 – en (midden-)lange termijnplanning en uitvoering. In relatie tot de transitie jeugdzorg heeft Bureau Jeugdzorg de volgende strategische doelstellingen geformuleerd: - Bureau Jeugdzorg richt zich op een maximale borging van de zorg aan kinderen en jongeren die ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden. Ouders zijn de eerst verantwoordelijken en de meest aangewezen personen voor de opvoeding van hun kinderen. Als ouders (tijdelijk) niet in staat zijn om hun opvoedverantwoordelijkheid waar te maken, richten de inspanningen van Bureau Jeugdzorg zich op het herstel van een veilig opvoedklimaat. - Bureau Jeugdzorg wil zijn specifieke ervaring en deskundigheid zo maximaal mogelijk inzetten in de organisaties die gaan ontstaan. De cliënt staat hierbij centraal en vorm volgt inhoud. Bureau Jeugdzorg is niet uit op het in stand houden van de organisatie als zodanig. - Vanuit zijn verantwoordelijkheid als werkgever zet Bureau Jeugdzorg in op behoud van werkgelegenheid van medewerkers in de organisaties die taken en functies over gaan nemen. Het uitgangspunt daarbij is: mens volgt werk. De decentralisatie van de jeugdzorg, en het opbouwen van het nieuwe stelsel, neemt een flinke tijd in beslag. Die operatie dient, conform het regeerakkoord, eind 2016 gerealiseerd te zijn. In die periode zullen het Rijk, de provincies en gemeenten een groot deel van de afspraken uit het bestuursakkoord nog nader invullen. Bureau Jeugdzorg zal met zijn planvorming het tempo van rijk, provincie en gemeenten moeten volgen. Dit document beschrijft de koers die Bureau Jeugdzorg heeft uitgezet op basis van de huidige ontwikkelingen. Deze koers wordt door het management van Bureau Jeugdzorg met gemeenten, provincie en ketenpartners besproken. Als externe ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven, stelt Bureau Jeugdzorg de koers bij. Hoofdstuk 1 (p. 2) gaat kort in op de meest recente externe ontwikkelingen. Hoofdstuk 2 (p. 5) beschrijft de visie op de zorg voor kinderen en hoofdstuk 3 (p. 11) zet de beleidsvoornemens voor de komende periode op een rij. Bijlage 1 (p. 17) werkt de stand van zaken met betrekking tot het overleg met de gemeenten verder uit en bijlage 2 (p. 19) beschrijft waaruit de expertise van Bureau Jeugdzorg en de medewerkers bestaat.
1
In de stuurgroep Transitie hebben zitting: de voorzitter van de Raad van Bestuur, de directeuren van de vestigingen Den Bosch / Oss en Tilburg, de directeur van het Servicebureau en het hoofd van de afdeling Beleid; allen van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant. De stuurgroep wordt ondersteund door een adviseur.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 1
1. Externe ontwikkelingen Dit hoofdstuk beschrijft kort de recente externe ontwikkelingen in het proces van transitie. Regeerakkoord Het huidige kabinet heeft in het regeerakkoord aangegeven dat de transitie jeugdzorg in 2016 dient te zijn afgerond. Er gaat één financieringssysteem komen. Alle taken op het gebied van jeugdzorg worden gefaseerd overgeheveld naar de gemeenten. Het gaat hierbij om de Jeugd-GGZ (zowel AWBZ als Zorgverzekeringswet), provinciale jeugdzorg, gesloten jeugdzorg, jeugdreclassering, jeugdbescherming en licht verstandelijk gehandicapte jeugd (Jeugd-LVG). Preventie en vrijwillige hulpverlening worden in goede afstemming met gedwongen hulpverlening georganiseerd door (samenwerkende) gemeenten. De Centra voor Jeugd en Gezin zullen bij de overheveling naar de (samenwerkende) gemeenten gaan dienen als front-office voor alle jeugdzorg van de gemeenten. Bestuursakkoord In het bestuursakkoord van april 2011 hebben Rijk, provincies en gemeenten onderhandeld over de 2 uitwerking van het regeerakkoord . De verantwoordelijkheid voor alle vormen van jeugdzorg gaat tussen 2014 en 2016 over naar de gemeenten. In die periode zal fasegewijs de ambulante hulp overgaan, de dag- en residentiële hulp, de overige onderdelen van de provinciale jeugdzorg (Kindertelefoon, diagnostiek, indicatiestelling, casemanagement, Advies- en Meldpunt Kindermishandeling), Jeugd-GGZ, Jeugd-LVG en gesloten jeugdzorg. De jeugdreclassering en de jeugdbescherming zullen aan het einde van deze periode onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten worden gebracht. Het Rijk, IPO en VNG stellen een transitieplan op met afspraken over de fasering. Uiterlijk in 2016 moet de decentralisatie zijn afgerond. Daarnaast staat in het bestuursakkoord het voorstel om de functie begeleiding, waarvoor Bureau Jeugdzorg voor jongeren de indicatiestelling verzorgt, uit de AWBZ te halen. Daarvoor geldt 2013 als overgangsjaar. Gemeenten zijn vanaf 2013 in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verantwoordelijk voor alle mensen die voor het eerst of opnieuw een beroep doen op begeleiding. Bestaande rechten op begeleiding in het kader van de AWBZ blijven echter geldig tot uiterlijk 1 januari 2014. De overheden onderzoeken nog nader welke randvoorwaarden noodzakelijk zijn voor een goede transitie van de jeugdbescherming en jeugdreclassering. In het bestuursakkoord is al wel opgenomen dat een organisatie die in 2016 de jeugdbescherming en de jeugdreclassering uit wil voeren, daartoe gecertificeerd moet zijn. Er zal verder een nieuw wettelijk kader voor de jeugdzorg worden opgesteld. Tot die tijd blijft het huidige kader gehandhaafd en is er binnen dit kader ruimte voor experimenten. Op 8 juni 2011 hebben de gemeenten tijdens de algemene ledenvergadering ingestemd met het bestuursakkoord voor zover het de onderdelen jeugdzorg en AWBZ-begeleiding betreft. De uitwerking van het onderdeel werk en inkomen is niet geaccepteerd. Provincie
2
Bestuursakkoord 2011- 2015 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Interprovinciaal Overleg, Unie van Waterschappen en Rijk
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 2
De provincie Noord-Brabant is nog tot 2016 verantwoordelijk voor (een deel) van de jeugdzorg. De provincie koerst op de ontwikkeling van een regionale transitieagenda Jeugd, gericht op inhoudelijke verbetering en versterking van het stelsel. Met als nevendoel om op termijn een overdracht van de brede verantwoordelijkheid en financiering naar het gemeentelijke domein mogelijk te maken, zonder dat de continuïteit van de zorg voor jeugd in het geding komt. De provincie Noord-Brabant vindt dat Bureau Jeugdzorg zich moet voorbereiden op de toekomst. De provincie Noord-Brabant verwacht dat het huidige Bureau Jeugdzorg zal ophouden te bestaan. Bureau Jeugdzorg moet met zijn samenwerkingspartners komen tot een regionale aanpak. Verder moet Bureau Jeugdzorg zo snel mogelijk zijn kennis en expertise naar voren brengen om het oplossend vermogen van de lokale voorzieningen te versterken. Hierbij dient nadrukkelijk aandacht te worden besteed aan de inzet van de deskundigheid van Bureau Jeugdzorg met betrekking tot risicotaxatie bij kinderen. De provincie stimuleert de ontwikkelingen door Bureau Jeugdzorg en zorgaanbieders de ruimte te geven om andere diensten te ontwikkelen en te experimenteren met jeugdzorg dicht bij de gemeenten. Ze zet in op het vergroten van het kennisniveau van gemeenteambtenaren en bestuurders, niet alleen door hen te informeren over de organisatie van de diverse onderdelen van de jeugdzorg, maar ook door hen kennis te laten maken met de concrete praktijk van werken. Dit doet ze in nauw overleg met gemeenten, jeugdzorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg. Gemeenten De gemeenten in de provincie Noord-Brabant bereiden zich voor op de transitie jeugdzorg. Zij oriënteren zich op de inhoudelijk complexe materie en wat dat van hen vraagt. Op lokaal en (sub) regionaal niveau worden initiatieven genomen, er worden bijeenkomsten belegd en wethouders en ambtenaren lopen stage bij de instellingen waar zij verantwoordelijk voor gaan worden. 3 In Noord-Brabant tekent zich een intensieve samenwerking af in zeven regio’s . In elke regio is een projectleider transitie benoemd of zal binnenkort benoemd worden. Deze projectleider ondersteunt de gemeenten in de regio in het proces van transitie. Overige externe ontwikkelingen Het ministerie van VWS heeft in samenwerking met het ministerie van Veiligheid en Justitie, het Nederlands Jeugd Instituut gevraagd om een veldconsultatie te organiseren. Het doel daarvan is de mogelijkheden te verkennen van samenwerking of samenvoeging van de organisaties Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG). Uit deze veldconsultatie blijkt dat SHG en AMK wel nut en noodzaak zien van nauwere samenwerking, maar dat de doelgroepen elkaar slechts voor een beperkt deel overlappen. De RvdK heeft tijdens de veldconsultatie uitgesproken zich in de toekomst meer open te willen stellen voor rechtstreekse meldingen van professionals. Uit recent overleg tussen Jeugdzorg Nederland en de landelijke directie van de Raad voor de Kinderbescherming blijkt dat de Raad voor de Kinderbescherming voorstander is van de overheveling van de onderzoekstaak van het AMK naar de Raad voor de Kinderbescherming. Jeugdzorg Nederland is van mening dat de mogelijkheid tot het onderzoeken van kindermishandeling in de breedste zin van het woord gekoppeld moet blijven aan de meld- en adviestaak. In een overleg tussen de provincie Noord-Brabant, de provinciale managers van de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg heeft ook de bestuurder van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant aangegeven dat de 3
Deze zeven subregio’s lijken in grote lijnen samen te vallen met de werkgebieden van de zeven vestigingen van Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg heeft vestigingen in Roosendaal, Breda, Tilburg, ’s-Hertogenbosch, Oss, Eindhoven en Helmond.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 3
onderzoekstaak niet losgekoppeld moet worden van de advies- en meldtaak. De bestuurder van Bureau Jeugdzorg heeft ook aangedrongen op nader overleg om de doublures in de werkprocessen van de Raad voor de Kinderbescherming en de toekomstige gespecialiseerde jeugdzorg drang en dwang aan te pakken. Jeugd & Opvoedhulp De aanbieders van provinciaal gefinancierde jeugdzorg (organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp) bereiden zich voor op de overgang van de jeugdzorg en het verkrijgen van een positie op de ‘nieuwe’ markt. Begin juni 2011 hebben deze aanbieders de notitie ’Kerntaak van Jeugdzorg Brabant 2012’ opgesteld. In dit document staat beschreven wat de aanbieders, die zich verenigen in Jeugdzorg Brabant, als hun kerntaken zien, hoe ze in de transitieperiode gaan opereren en waar ze zich aan gaan houden. De aanbieders willen intensief optrekken met Bureau Jeugdzorg en de provinciale overheid. In de notitie wordt aangekondigd dat Bureau Jeugdzorg door het dagelijks bestuur van Jeugdzorg Brabant zal worden uitgenodigd om het transitieproces en de rol van partijen hierin te bespreken. Aanbieders Jeugd-GGZ De aanbieders van gezondheidszorg voor jeugdigen (Jeugd-GGZ) zijn verdeeld. Er zijn grofweg drie opvattingen te onderscheiden. Sommige aanbieders leggen het accent op de bijzonderheid van de gehele doelgroep Jeugd-GGZ en de noodzakelijke samenhang met de psychiatrische gezondheidszorg voor volwassenen. Deze aanbieders zijn tegen onderbrengen van de Jeugd-GGZ bij gemeenten omdat er daarmee een scheiding ontstaat met volwassen-GGZ en gezondheidszorg. Daartegenover staan de instellingen die wijzen op de grote overlap van de doelgroepen van de JeugdGGZ met die in de andere deelsectoren van de jeugdzorg. Het is vaak moeilijk te bepalen of een gezin, gezien het probleem, het beste bij de jeugd- en opvoedhulp, de Jeugd-GGZ of de Jeugd-LVG kan aankloppen. Onderbrenging bij de gemeenten zou voor de hand liggen. Er zijn ook instellingen die pleiten voor een middenweg. Deze instellingen benadrukken het behoud van het specialisme voor jeugdigen met ernstige, specifieke stoornissen (de klinische kinder- en jeugdpsychiatrie) bij de gezondheidszorg. Het overige zou met de andere deelsectoren kunnen integreren. Aanbieders Jeugd-LVG De aanbieders van zorg voor kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking (JeugdLVG) geven aan dat juist vanwege doelgroepkenmerken integratie met andere deelsectoren en decentralisatie voor de hand ligt. De grootste groep jeugdigen met een licht verstandelijke beperking is aangewezen op goed onderwijs, participatie in werk en passende huisvesting. Allemaal zaken waar de gemeenten regie op kunnen voeren.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 4
2. Visie op zorg bij complexe opvoedingsproblematiek Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant richt zich op maximale borging van de zorg aan kinderen en jongeren die ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden. Bureau Jeugdzorg is van mening dat dit eisen stelt aan de inhoud van de zorg (paragraaf 2.2) en aan de vormgeving van die zorg (paragraaf 2.3). Voorafgaand een beschrijving wat Bureau Jeugdzorg verstaat onder complexe opvoedingssituaties (paragraaf 2.1). 2.1 Complexe opvoedingssituaties 4 Ouders zijn in principe de eerst verantwoordelijken en de meest aangewezen personen voor de opvoeding van hun kinderen. Ouders delen die taak met veel medeopvoeders zoals familie, leerkrachten, peuterspeelzaalleiders, sportclubs en het vrijwillige jeugdwerk. Factoren binnen het kind of de opvoedcontext kunnen een zware wissel trekken op de balans tussen draagkracht en draaglast van ouders en/of kinderen. Het is dan belangrijk om in te zetten op het voorkomen en vroegtijdig verhelpen van problemen, het versterken van het oplossende vermogen van (beroeps) opvoeders en het zonder bureaucratie beschikbaar stellen van (lichte) ambulante hulp in de eigen omgeving van kinderen en opvoeders. In een beperkt aantal situaties is deze inzet niet voldoende voor het realiseren van een veilig en stimulerend opvoed- en opgroeiklimaat. Dan is er meer, intensievere en/of ‘ingrijpende’ zorg nodig. Dat is het geval bij complexe opvoedingsproblematiek, waarbij kinderen ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden. Complexe opvoedingsproblematiek kenmerkt zich door (een combinatie van) de volgende factoren: • Multiproblemsituaties: er zijn veel met elkaar samenhangende problemen op meerdere gebieden, die grote gevolgen hebben voor de stabiliteit van de opvoedingsomstandigheden. • Ouders en/of kinderen hebben geen zicht op de (ernst van de) problemen en/of hun onderlinge verwevenheid. • Ouders herkennen en/of erkennen de invloed niet die de problemen hebben op de (andere) kinderen in het gezin. • Er is sprake van ambiguïteit over de samenhang en de oorzaken van de problematiek. • Betrokkenen zijn onvoldoende gemotiveerd om de problemen aan te pakken. • De veiligheid van het kind is in het geding. De intensievere zorg richt zich op het bieden van de juiste kaders en/of het ontlasten van de omgeving. In het uiterste geval zijn ouders ook daarmee (uiteindelijk) niet in staat om voor hun kinderen te zorgen. Dan moet de opvoeding overgenomen worden door derden: familie of een pleeggezin. In deze situatie zijn ouders geen opvoeders meer, maar blijven ze wel ouders. Veiligheid In de context van jeugdzorg en jeugdbescherming heeft het begrip veiligheid betrekking op minimale 5 condities waaronder een kind gezond en wel kan opgroeien. Veiligheid kent verschillende gradaties . In de smalle opvatting van veiligheid staat de directe, fysieke veiligheid van het kind centraal. Daarbij verkeert een kind in levensgevaar of zijn lichamelijke integriteit wordt geschonden door bijvoorbeeld lichamelijk geweld, lichamelijke verwaarlozing of seksueel misbruik. Deze smalle opvatting is richtinggevend voor de beoordeling of direct ingrijpen noodzakelijk is om de veiligheid van kinderen te 4 5
Dat geldt uiteraard niet voor ouders die geen gezag hebben over hun kind(eren). I. ten Berge en A. van Montfoort, Veiligheidsbeleid en risicomanagement in het bureau jeugdzorg.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 5
waarborgen. In de bredere opvatting van veiligheid staan de ontwikkelingsperspectieven voor het kind op langere termijn centraal: kan een kind structureel rekenen op een volwassene die voorziet in zijn basale fysieke en emotionele behoeften, die hem beschermt tegen gevaar en die daarin continuïteit en voorspelbaarheid biedt. Als de fysieke veiligheid van het kind niet direct in het geding is, maar wel sprake is van bedreiging van de ontwikkeling van het kind, kan gespecialiseerde jeugdzorg en/of een maatregel van kinderbescherming aangewezen zijn om de ontwikkelingsperspectieven voor het kind op langere termijn veilig te stellen. Bij de zorg om kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, kan het gaan om een situatie waarbij onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk is. Vaak is er echter sprake van een complex en langzaam afglijdend proces. 2.2 De inhoud van de zorg De zorg voor kinderen die ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden, stelt eisen aan de inhoud van die zorg. Bureau Jeugdzorg hanteert daarbij de volgende uitgangspunten. Onveilige opvoedsituaties moeten zo snel mogelijk opgespoord worden Burgers en professionals moeten hun zorgen over een kind te allen tijde kunnen melden. Dat geldt voor nieuwe situaties, maar ook als men van mening is dat extra advies en/of hulp nodig is. Als er signalen zijn dat kinderen ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden en er geen hulpverleners in beeld zijn, dient er, afhankelijk van de ernst van de signalen, direct of binnen korte tijd een bezoek aan het gezin gebracht worden om de zorgen bespreekbaar te maken. Professionele opvoeders en hulpverleners in de eerste lijn moeten in staat zijn onveilige situaties te herkennen. De veiligheid van kinderen moet in hun handelen voorop staan. Er moet onmiddellijk gemeld en ingegrepen worden als er sprake is van een acute onveilige situatie. Professionals moeten ook snel ‘opschalen’ als preventieve en ambulante hulpverlening onvoldoende lijkt om de veiligheid van kinderen te garanderen. Als ouders elk contact (blijven) weigeren en er signalen zijn van kindermishandeling dient er, ook zonder toestemming en eventueel zonder medeweten van betrokkenen, onderzoek uitgevoerd te worden naar de veiligheid van de kinderen in het gezin. Als jongeren, zeker kinderen beneden de 12 jaar, in aanraking komen met de politie en (mogelijk) het strafrecht kan dit wijzen op een onveilige opvoedsituatie. Het risico van verder afglijden en het ontwikkelen van een ernstige en langdurige criminele carrière is groot. Ook deze situaties moeten onmiddellijk opgespoord worden. Herstel van het gewone leven De oorspronkelijke opvoedingsomgeving moet, in het belang van kinderen, zoveel mogelijk intact blijven. Ouders blijven, ook bij ingrijpende zorg, de eerst aangewezen personen voor de opvoeding van hun kinderen. De hulp dient zich dus te richten op herstel van het gewone leven en op het werken vanuit de eigen kracht van ouders, kinderen en hun sociale omgeving. De hulp dient respectvol, niet beschuldigend en pro- actief te zijn met duidelijke kaderstelling. Uithuisplaatsing gebeurt bij uitzondering, zo kort mogelijk en alleen als de veiligheid van het kind of de samenleving daarmee duidelijk gediend is. Soms kunnen kinderen niet bij ouders opgroeien, omdat ouders overleden zijn, niet in beeld, niet in staat en ook in de toekomst niet in staat worden geacht voor hun kinderen te kunnen zorgen. Ook voor deze kinderen is het belangrijk om in gezinsverband op te groeien. Niet instellingen, maar natuurlijke personen, het liefst uit de familie of het sociale netwerk van ouders en kinderen, dienen in die situaties in principe met de voogdij belast te zijn.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 6
Hulp voor het hele gezin De hulp aan kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, dient zich te richten op de ondersteuning van het hele gezin: de ouders en alle in het gezin aanwezige kinderen. Het kan voorkomen dat slechts één van de kinderen door ouders en omgeving als het ‘probleem’ wordt gezien. Een onveilige opvoedingssituatie heeft echter over het algemeen invloed op alle kinderen in het gezin. Waar nodig wordt drang en dwang ingezet Het aanbod bij multiproblem gezinnen kan variëren van een lichte vorm van ondersteuning tot een intensieve aanpak. Als kinderen ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden en ouders en kinderen niet vrijwillig willen meewerken aan hulpverlening, is inzet van drang (een stok achter de deur) nodig om kinderen en ouders over de streep te trekken. Bij drang gaat het er om het gezin ervan te overtuigen om een bepaalde weg in te slaan. Dit gebeurt met vasthoudendheid en zonodig door het conflict aan te gaan. Het kind en het gezin confronteren met de realiteit: expliciet maken wat er gebeurt als kind en gezin niet op het aanbod ingaan. Als de stok achter de deur niet leidt tot het herstel van een veilige opvoedingssituatie, zijn stappen nodig om, met gebruikmaking van wettelijke mogelijkheden, de gewenste situatie af te dwingen. 6 Daarbij kan het gaan om maatregelen voor jeugdreclassering, ondertoezichtstelling, voogdij en gedwongen opvoedingsondersteuning. Zo nodig met gebruik van de mogelijkheden die bijvoorbeeld de Wet werk en bijstand biedt. Drang- én dwangmaatregelen zijn gericht op herstel van een veilige opvoedsituatie. Dit herstel gaat vaak gepaard met vallen en opstaan. Dat vereist soepel schakelen tussen de verschillende kaders op de juiste momenten door één en dezelfde hulpverlener. Eén gezin, één plan, een klein team Binnen kaders van drang en dwang moeten ouders en kinderen kunnen rekenen op een samenhangend pakket van hulp en ondersteuning. Er moet per gezin één plan komen met concrete, meetbare doelen en een goede selectie van voorzieningen die het gezin nodig heeft. Het kan hierbij gaan om materiële en immateriële hulp. Ook aan ouders zelf, mits deze hulp indirect ten goede komt aan de kinderen in het gezin. De ingeschakelde zorgverleners werken gezamenlijk met ouders en kinderen aan een beperkt aantal overzichtelijke doelen. Ze vormen een ad hoc samenwerkingsverband met het gezin. Het aantal betrokken professionals bij een gezin (volgtijdelijk of tegelijkertijd) moet voor iedereen overzichtelijk zijn. De samenwerking is er daarom op gericht om de taken te combineren in zo min mogelijk personen. Liever taken samenbundelen in een beperkt aantal personen, dan veel instanties die allemaal hun ding doen. De hulpverlener die toeziet op de (wettelijke) kaders heeft ook tot taak om de samenhang van de hulp te coördineren en te bewaken. En deze persoon zorgt er ook voor dat er eventueel nog extra hulp beschikbaar komt. Hij of zij is de continue factor voor ouders in het hele traject en is het directe aanspreekpunt voor ouders, professionele opvoeders en hulpverleners als er zich problemen voordoen.
6 Een (tijdelijke) voogdij maatregel kan worden ingezet als dwangmaatregel, als stok achter de deur als ook een ondertoezichtstelling niet voldoende effect heeft. In dit kader wordt niet bedoeld de langdurige voogdijmaatregelen die worden opgelegd als ouders niet in beeld zijn of (ook in de toekomst) niet in staat worden geacht voor hun kinderen te zorgen.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 7
2.3 De vormgeving van de zorg De transitie jeugdzorg biedt een unieke kans om, los van de huidige structuren en organisaties, een visie te ontwikkelen over de gewenste en noodzakelijke vormgeving van de zorg voor gezinnen met complexe problematiek. Een aparte zorgeenheid De hulp aan kinderen die in hun opvoeding bedreigd worden is letterlijk ingrijpend. Er wordt (zware) druk op ouders en jeugdigen uitgeoefend en de opvoedingsverantwoordelijkheid wordt (tijdelijk en gedeeltelijk) overgenomen. Het organiseren en coördineren van deze zorg en het toezien op de uitvoering binnen de (wettelijke) kaders vraagt om een samenhangende en specifieke werkwijze. Deze werkwijze kenmerkt zich door de pro- actieve aanpak, grote vasthoudendheid, waar nodig het conflict aangaan en doorpakken. Het verdient aanbeveling om de volgende taken in een aparte zorgeenheid onder te brengen: • het organiseren en coördineren van zorg • het toezien op de uitvoering binnen de (wettelijke) kaders • het onderzoeken van ernstige signalen • ‘ingrijpen’ • een actieve benadering van zorgmijdende ouders 7 Wij noemen dit – vooralsnog – de zorgeenheid Zorg en Veiligheid Kinderen (Z&VK) . Ouders en/of jongeren zitten over het algemeen niet te wachten op de hulp van deze zorgeenheid. Ze hebben er vaak ook niet om gevraagd. Deze hulp heeft onvermijdelijk een bepaald stempel. De ‘vrijwillige’ hulpverlening moet niet geassocieerd en daardoor belast worden met dit imago van drang en dwang. Om een aantal redenen moeten de functies advies, consult en melding van zorgen (die om nader onderzoek vragen) rond de veiligheid van kinderen, samen in Z&VK worden ondergebracht. De doelstelling is allereerst het motiveren tot hulp aan het gezin. Er moeten korte lijnen zijn met het Steunpunt Huiselijk Geweld. De functies vragen om een specifieke deskundigheid en moeten ook niet uit elkaar gehaald worden. Uit een advies of consult kan namelijk onderzoek voortkomen. Het omgekeerde komt ook voor: onderzoeken die niet leiden tot een melding aan de Raad voor de 8 Kinderbescherming, maar tot een consult aan de melder. De voogdijmaatregel neemt een aparte positie in. De uitvoering hiervan hoort thuis bij deze zorgeenheid in een aantal situaties. Ten eerste als er tijdelijk, zoals in een crisissituatie, in de voogdij moet worden voorzien. Ten tweede als deze maatregel als een stok achter de deur wordt ingezet of als de (nieuwe) positie van ouders nog tot veel onrust leidt. Met andere woorden als de voogdij als methodisch-juridisch instrument een meerwaarde heeft als de veiligheid van een kind in het geding is. Niet vrij toegankelijk, wel korte lijnen Z&VK moet een positie krijgen in de tweede lijn. De hulpverlening is specialistisch van aard en inzet vindt slechts plaats bij een klein deel van het totale aantal kinderen en gezinnen, dat ondersteuning nodig heeft.
7 8
Voor de leesbaarheid wordt in het vervolg de werktitel Zorg & Veiligheid Kinderen(Z&VK) gehanteerd. Van alle onderzoeken van het huidige AMK loopt maximaal 10% uit op een raadsmelding.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 8
Z&VK is niet ‘vrij toegankelijk’. Dat wil zeggen dat ouders en jeugdigen niet rechtstreeks bij Z&VK om 9 hulp kunnen vragen, maar dat de hulp via het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) loopt. Het CJG heeft in principe het eerste contact met hulpvragers en schat in of hulp van Z&VK nodig is, op basis van criteria die gezamenlijk worden opgesteld. CJG kan (telefonisch) overleggen met Z&VK of de situatie in een gezamenlijk casuïstiekoverleg inbrengen. CJG en Z&VK overleggen samen hoe ouders en jongeren benaderd zullen worden. Er moeten korte lijnen zijn tussen CJG en Z&VK, zonder ingewikkelde en bureaucratische procedures. Expertise en schaalomvang De hulp aan kinderen die in hun opvoeding bedreigd worden vraagt om een duurzame en kwalitatief hoogwaardige taakuitvoering. Omdat de potentiële doelgroep beperkt is, is voor de organisatie van de zorg een zekere schaalomvang nodig. Medewerkers moeten over inhoudelijke kennis, strategisch inzicht en communicatieve vaardigheden beschikken. Ze moeten zowel kennis hebben van de ontwikkeling van kinderen als van de werking van gezinssystemen, waarbij sprake is van complexe problematiek. Ze moeten op de hoogte zijn van de hulp en dienstverlening in hun werkgebied en kennis hebben van (de inhoud van) wettelijke kaders. Ze moeten vasthoudend en volhardend zijn en goed kunnen omgaan met de balans tussen een veilige opvoedsituatie en de opvoedverantwoordelijkheid van ouders. Ze moeten kunnen schakelen tussen vrijwillige hulpverlening en dwang- en drangtrajecten. Ze moeten de methodieken die daarbij horen beheersen. De kwaliteit van de uitvoering kan alleen binnen teamverband ontwikkeld en in stand gehouden worden. Meldpunt en crisisinterventie Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een meldpunt, waar burgers en professionals terecht kunnen met alle zorgen over de context waarbinnen een kind opgroeit. Dit meldpunt moet 7 dagen per week en 24 uur per dag (telefonisch) bereikbaar zijn. Via het meldpunt vindt – waar nodig – crisisinterventie plaats. Het meldpunt maakt, o.a. naar aanleiding van een melding van derden, een inschatting van de situatie. Als er sprake is van serieuze signalen van ernstige bedreiging van de opvoedingssituatie én hulpverlening op vrijwillige basis niet tot stand komt of ouders lijken hulp te mijden, doet Z&VK nader onderzoek. Iedere instelling is verantwoordelijk voor de crisisinterventie / spoedeisende zorg voor de cliënten waar de betreffende instelling een hulpverleningsrelatie mee heeft. Als er sprake is van een crisis bij cliënten van Z&VK, coördineert Z&VK de crisisinterventie en voert die uit, met het oog op de rol van Z&VK. Dit gebeurt ook als er hulpverleners van andere organisaties bij het gezin betrokken zijn. Als onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk is wordt Z&VK ingeschakeld. Het vraagt veel menskracht en specifieke deskundigheid om een meldpunt en crisisinterventie, in het bijzonder buiten kantoortijden, op te zetten en in stand te houden. Om die reden kunnen deze functies het beste bovenlokaal c.q. regionaal georganiseerd worden. De – samenwerkende – gemeenten kunnen de uitvoering van deze taken delegeren aan Z&VK. Z&VK heeft ruime ervaring met risicotaxatie van de veiligheid van kinderen en kent de wettelijke mogelijkheden om zonodig met drang en dwang in te grijpen.
9 Hier worden alle mogelijke vormen bedoeld waar ouders, kinderen en professionele opvoeders in eerste instantie terecht kunnen komen: het fysieke CJG, de vindplaatsen in buurten, op scholen enz. en de ketensamenwerking met andere organisaties of personen zoals leerplichtambtenaren en huisartsen.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 9
Samenhangende en indringende hulp De zorg voor kinderen, die ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden, vraagt om intensieve samenwerking tussen hulp- en dienstverleners uit verschillende organisaties in zowel de eerste als de tweede lijn. Z&VK coördineert het opstellen van een plan voor het hele gezin, brengt de betrokken hulpverleners bij elkaar en ziet er op toe dat de kinderen en het gezin zich aan de afspraken houden, zodat de veiligheid van de kinderen geborgd is. De medewerkers maken daarbij, indien nodig, gebruik van de stok achter de deur of hun wettelijke bevoegdheden. Coördinatie en toezien alleen is niet genoeg. De hulpverleners moeten zelf de handen uit de mouwen steken. Dat is nodig om het aantal hulpverleners in het gezin te beperken en ouders en/of kinderen te (blijven) motiveren. Plus om hen het verband tussen opvoedingsproblemen en hun handelen te laten zien en ervaren. Afhankelijk van de situatie kan het gaan om meegaan naar de sociale dienst, er zijn om er voor te zorgen dat een jongere zijn bed uitkomt en naar school gaat, of samen het huis opruimen. Kortom, alles wat nodig is om ouders en kinderen in beweging te krijgen. Ongebonden met doorzettingsmacht Z&VK moet, in het belang van en samen met ouders en kinderen, vrijelijk kunnen besluiten welke zorg en diensten nodig zijn. Ze moet daarom onafhankelijk gepositioneerd worden, niet gebonden zijn aan één bepaalde zorgaanbieder. Z&VK moet doorzettingsmacht hebben; het mandaat hebben om alle zorg en dienstverlening die onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid valt, namens de gemeenten, in te kunnen zetten.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 10
3. Operationalisering van de strategische doelstellingen De operationalisering van de in de Inleiding genoemde strategische doelstellingen van Bureau Jeugdzorg hangt sterk samen met externe ontwikkelingen, de besluitvorming en het tempo van rijk, provincie en vooral de gemeenten. De decentralisatie van de jeugdzorg en het opbouwen van het nieuwe stelsel zal minimaal vier jaar in beslag nemen. Het Rijk, de provincies en de gemeenten moeten een deel van de afspraken die gemaakt zijn in het bestuursakkoord, nog nader invullen. Bureau Jeugdzorg is voorstander van een goede voorbereiding én een zo kort mogelijke transitieperiode. Bureau Jeugdzorg wil als kennisleverancier en adviseur actief meewerken aan een goede voorbereiding en overgang. In deze paragraaf zijn de strategische doelstellingen uitgewerkt op basis van de actuele stand van zaken. De komende jaren heeft Bureau Jeugdzorg echter niet alleen te maken met de transitie van de jeugdzorg. De organisatie wordt ook geconfronteerd met forse bezuinigingen en een daarmee samenhangende krimp. De, soms pijnlijke, keuzen die in dit verband moeten worden gemaakt, zullen gerelateerd worden aan de strategische doelstellingen met betrekking tot de transitie. 3.1 Maximale borging zorg voor jeugd De eerste strategische doelstelling luidt: Bureau Jeugdzorg richt zich op een maximale borging van de zorg aan kinderen en jongeren die ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden. Ouders zijn de eerst verantwoordelijken en de meest aangewezen personen voor de opvoeding van hun kinderen. Als ouders (tijdelijk) niet in staat zijn om hun opvoedverantwoordelijkheid waar te maken, richten de inspanningen van Bureau Jeugdzorg zich op het herstel van een veilig opvoedklimaat. In hoofdstuk 2 heeft Bureau Jeugdzorg beschreven hoe de zorg aan gezinnen met complexe problematiek, naar zijn mening, zou moeten worden ingericht. Deze visie is de neerslag van interne en externe informatie en discussies. Met het ‘vastleggen’ van deze visie geeft Bureau Jeugdzorg meer richting aan de realisatie van de doelstellingen. Op basis van de visie zijn de volgende operationele doelstellingen geformuleerd. Bespreking van de visie met gemeenten Voor gemeenten is het belangrijk om de komende tijd een referentiekader te ontwikkelen met betrekking tot de noodzakelijke zorg bij ernstige opvoedproblematiek en de borging van veiligheid van kinderen. De basis van een dergelijk referentiekader is bij voorkeur een inhoudelijke pedagogische visie en een daarmee samenhangende visie op een optimale vormgeving van deze zorg. Bureau Jeugdzorg heeft een visie op de zorg voor kinderen die in hun opvoeding bedreigd worden. Als kennisleverancier en adviseur mogen de gemeenten van Bureau Jeugdzorg verwachten dat Bureau Jeugdzorg zijn expertise inbrengt en hen helpt bij het ontwikkelen van een referentiekader voor deze doelgroep. Bureau Jeugdzorg bespreekt zijn visie met gemeenten en gebruikt het gezamenlijk ontwikkelende referentiekader bij verdere (regionale) uitwerking en verdieping. Bureau Jeugdzorg zal ook de ketenpartners informeren over de opvattingen over zorg bij complexe problematiek. De uitvoering van taken, innovatie en scholing zijn in lijn met de visie Bureau Jeugdzorg bakent zijn doelgroep en activiteiten scherper af. Uiteraard zal Bureau Jeugdzorg de werkzaamheden die horen bij zijn wettelijke taak blijven uitvoeren. Maar binnen de beschikbare middelen wordt prioriteit gelegd bij de zorg aan gezinnen met complexe problematiek en de veiligheid
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 11
van kinderen. Het gaat hierbij heel concreet om zorgmeldingen, AMK-taken, meldingen aan de Raad voor de Kinderbescherming, jeugdbescherming, jeugdreclassering en spoedeisende zorg. Deze lijn zet Bureau Jeugdzorg ook voort bij innovatie en scholingsactiviteiten. De zorg is in lijn met de visie Op basis van één van de uitgangspunten in de visie, namelijk één medewerker van V&ZK per gezin, gaat Bureau Jeugdzorg zijn medewerkers breder inzetten. Er wordt de komende jaren toegewerkt naar een nieuwe, breed inzetbare functie: medewerker specialistische jeugdzorg drang en dwang. Deze medewerkers ondersteunen gezinnen met complexe problematiek, schatten de aard van de zwaarte van de problematiek goed in en onderzoeken eventuele kindermishandeling. Zij weten wat er moet gebeuren, gaan zelf aan de slag en schakelen waar nodig anderen in. Daarbij maakt het niet uit of er sprake is van een jeugdreclassering- of jeugdbeschermingsmaatregel, of een situatie waarin het kind of de ouders met drang gestimuleerd worden tot vrijwillige hulp. Met andere woorden: het gaat om de combinatie van taken die nu over meerdere functies zijn verspreid, waarbij naast coördinatie ook meer nadruk ligt op uitvoering. Om dit te realiseren zet Bureau Jeugdzorg de komende jaren een aantal stappen. Als eerste stap wordt nagegaan of en waar het (financieel) mogelijk is om de methodieken van jeugdbescherming en jeugdreclassering preventief bij drangtrajecten in te zetten. Verder schoolt Bureau Jeugdzorg een aantal medewerkers van de jeugdbescherming en de jeugdreclassering bij, zodat zij de methodieken van beide werkterreinen beheersen. Cliënten met een dubbele maatregel kunnen dan door één medewerker worden begeleid. De medewerkers jeugdreclassering en jeugdbescherming worden in één team ondergebracht en voeren ook drangtrajecten uit. Daarnaast worden medewerkers gestimuleerd om tijdens hun loopbaan intern over te stappen naar een andere sector. Hierdoor krijgt Bureau Jeugdzorg steeds meer medewerkers met specialistische deskundigheid op meerdere terreinen. Medewerkers kennen de visie en de daarmee samenhangende keuzen De visie op de zorg bij complexe problematiek is een belangrijke leidraad bij de gesprekken met gemeenten en kernpartners. Daaraan voorafgaand bespreken vestigingsdirecteuren en teammanagers deze visie en de daarmee samenhangende keuzen met medewerkers. Cliënten zijn geïnformeerd over belangrijke wijzigingen Bureau Jeugdzorg vindt het belangrijk om cliënten te informeren over de belangrijke wijzigingen en wat die voor hen betekenen. De media besteden immers regelmatig aandacht aan de transitie jeugdzorg. In overleg met provincie en de Cliëntenraad wordt een communicatieplan opgesteld. 3.2 Inzet van specifieke ervaring en deskundigheid De tweede strategische doelstelling luidt: Bureau Jeugdzorg wil zijn specifieke ervaring en deskundigheid zo maximaal mogelijk inzetten in de organisaties die gaan ontstaan. De cliënt staat hierbij centraal en vorm volgt inhoud. Bureau Jeugdzorg is niet uit op het in stand houden van de organisatie als zodanig. Het is aan de gemeenten om keuzen te maken over de toekomstige organisatorische vormgeving van de jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg stelt in deze fase van het transitieproces zijn ervaring en deskundigheid ter beschikking aan gemeenten en de lokale partners. De afgelopen maanden hebben gemeenten (op ambtelijk en bestuurlijk niveau) de vestigingen van Bureau Jeugdzorg weten te vinden en pakken de partijen de transitie gezamenlijk op. Er worden
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 12
onder meer gezamenlijke bijeenkomsten gehouden en ambtenaren en wethouders lopen stage bij Bureau Jeugdzorg. Er zijn medewerkers gedetacheerd naar Centra voor Jeugd en Gezin en Bureau Jeugdzorg werkt mee aan pilots en experimenten. In bijlage 1 staat een overzicht van de contacten tussen de vestigingen van Bureau Jeugdzorg en gemeenten. Hoewel Bureau Jeugdzorg zich vanuit zijn strategische doelstellingen vooral richt op de borging van de veiligheid en zorg voor kinderen in een complexe opvoedsituatie, heeft de organisatie ook veel kennis over andere taken die momenteel tot de uitvoering behoren. Het gaat hierbij om screening, diagnostiek en indicatiestelling en het volgen van de hulpverlening om te beoordelen of de beoogde doelen behaald worden. Ook met de coördinatie van de zorg heeft Bureau Jeugdzorg veel ervaring. Verder is de Kindertelefoon een bloeiend onderdeel van Bureau Jeugdzorg en er is veel ervaring op het gebied van cliëntenparticipatie van een moeilijk te bereiken doelgroep. In de onderstaande beleidsvoornemens wordt de ingezette lijn gecontinueerd en verder uitgewerkt. Ondersteuning in beleidsvorming In de rol van kennisleverancier en adviseur ondersteunt Bureau Jeugdzorg de gemeenten in het transitieproces. De wijze waarop dit vorm gegeven wordt is sterk afhankelijk van het tempo en de wensen van (de samenwerkende) gemeenten en krijgt vooral invulling op vestigingsniveau. Indien gewenst stelt Bureau Jeugdzorg ook op bovenregionaal c.q. provinciaal niveau zijn kennis beschikbaar. Ondersteuning in uitvoering De komende jaren zal het (samenwerkingsverband) Centrum voor Jeugd en Gezin zijn rol als front office voor de jeugdzorg steeds meer vorm gaan geven. Naast laagdrempelige hulpverlening moet het CJG ook het inroepen van intensievere hulp en het coördineren van hulp verder in gaan vullen. Bureau Jeugdzorg beschikt over medewerkers met een schat van kennis en ervaring bij de uitvoering van taken die het CJG gaat opbouwen. Het is in het belang van gemeenten en Bureau Jeugdzorg om deze medewerkers bij het CJG te werk te stellen. De vestigingsdirecteuren zullen hierover met gemeenten in gesprek gaan. Afbouw en overdracht van taken Bureau Jeugdzorg is gestart met het overdragen van cliënten met minder complexe problematiek naar het lokale veld. Het gaat om problematiek die primair gerelateerd is aan een kind / jongere of aan de opvoedproblematiek, waarbij ouders de problemen herkennen en erkennen, en ouders en kind / jongere gemotiveerd zijn om de problemen aan te pakken. Bureau Jeugdzorg gaat met gemeenten en jeugdzorgpartners bespreken of en wanneer het mogelijk is om ook gezinnen met meervoudige problematiek, waar ouders en jongeren gemotiveerd zijn en de veiligheid niet in het geding lijkt te zijn, over te dragen. Bureau Jeugdzorg bespreekt met gemeenten de toekomstige positionering van de Kindertelefoon. De Kindertelefoon is een uniek product dat bij uitstek onder de eerstelijnszorg valt. Bureau Jeugdzorg is er voorstander van om de ‘merknaam’ en de werkwijze van de Kindertelefoon in stand te houden. Vooruitlopend op de wijziging in wet- en regelgeving met betrekking tot het vervallen van de eis om de geldigheidsduur op te nemen in het indicatiebesluit voor de jeugdzorg, is in overleg met de provincie besloten om (waar mogelijk) indicaties af te geven voor twee jaar. Dit gebeurt niet als dit, gezien de aansluiting bij andere wet- en regelgeving, zoals bij de termijnen van een ondertoezichtstelling,
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 13
wettelijk niet mogelijk is. Voor de AWBZ kan dit niet worden doorgevoerd; er wordt samen met provincie en zorgkantoren gezocht naar een oplossing. In 2013 vindt een stelselwijziging van de AWBZ plaats. De functie begeleiding zal worden ondergebracht bij de Wmo. Zodra hier meer duidelijkheid over is, zal Bureau Jeugdzorg in overleg met de gemeenten deze taak afronden en overdragen. Cliëntenparticipatie Het cliëntenbeleid van Bureau Jeugdzorg is afgestemd op zijn specifieke taken. Indicatiestelling en uitvoering van jeugdbescherming- en jeugdreclasseringstaken zijn gevoelig voor bezwaar en klacht. De expertise van de Cliëntenraad, de (externe) cliëntvertrouwenspersoon, de onafhankelijke klachtencommissie en de bezwarencommissie kunnen nuttig zijn voor gemeenten. Bureau Jeugdzorg is van mening dat het aan de gemeenten is om de toekomstige cliëntenparticipatie vorm te geven. Bureau Jeugdzorg brengt de opgebouwde kennis en ervaring wel onder de aandacht van de gemeenten. Bureau Jeugdzorg houdt regelmatig een cliënttevredenheidsonderzoek om de dienstverlening te verbeteren. Met het oog op de transitie jeugdzorg en vooruitlopend op de toekomstige verantwoordelijkheid van gemeenten, stemt Bureau Jeugdzorg de onderwerpen van het volgende cliënttevredenheidsonderzoek af met de gemeenten. Optimalisering van de werkprocessen Bureau Jeugdzorg heeft de afgelopen jaren gekeken naar de mogelijkheden van optimalisering van de werkprocessen. Uitgangspunt daarbij was een grotere tevredenheid van de cliënt, medewerker en financier, vergroten van de efficiency, verkorten van de doorlooptijd van het proces en een betere samenwerking met ketenpartners. De analyse van de werkprocessen leidde tot een beschrijving van een generiek werkproces, dat passend is voor alle vormen van dienstverlening binnen Bureau Jeugdzorg. Binnen het generieke werkproces kan, waar nodig, een specifieke invulling gegeven worden, afhankelijk van het soort dienstverlening. Daarnaast zijn voorstellen gedaan om een aantal knelpunten op te lossen. Bureau Jeugdzorg gaat de komende periode na welke verbeterpunten, rekening houdend met het transitieproces, zullen worden geïmplementeerd. De prioritering is onderwerp van gesprek met gemeenten. In de visie op de zorg bij complexe problematiek is ‘één gezin, één plan’ een belangrijk uitgangspunt. De verzameling van gegevens en de dossiervorming bij gemeenten en jeugdzorginstellingen zijn echter niet op elkaar afgestemd. Ook deze problematiek is een punt van gesprek met gemeenten. Bureau Jeugdzorg staat voor de uitdaging om met zo min mogelijk kosten (de omvang van) de organisatie aan te passen aan toekomstige ontwikkelingen. Een toekomst die nog niet duidelijk is en waarbij meerdere scenario’s mogelijk zijn. Daarbij moet ook een forse krimp in middelen opgevangen worden. De invulling van de maatregelen die Bureau Jeugdzorg neemt, zal specifieker kunnen zijn naarmate de tijd vordert. Hoe de toekomst er ook uit gaat zien, het is van belang de inhoudelijke en financiële risico’s te beperken door onder meer de financiële verplichtingen te minimaliseren en de flexibiliteit te optimaliseren Vestigingen sluiten aan bij bestuurlijke regio’s Gemeenten zullen taken, die om een bepaalde mate van schaalgrootte vragen, onder gezamenlijke regie uitvoeren. Hiervoor zullen landelijk richtlijnen worden ontwikkeld. In Noord-Brabant werken
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 14
gemeenten al in clusters samen; zij voeren gesprekken over een verdergaande toekomstige samenwerking. Als de gemeentelijke samenwerking hier aanleiding toe geeft, past Bureau Jeugdzorg het werkgebied van de vestigingen aan. Ondersteunende diensten worden dichter bij de vestigingen gebracht Om beter in te kunnen spelen op specifieke regionale wensen en ontwikkelingen zullen beleidsadviseurs, personeelsadviseurs en assistent-controllers worden verbonden aan een vestiging. Deze functionarissen ondersteunen samen als (vestiging)team, de vestigingsdirectie en het vestigingsmanagement, zijn accounthouder en vormen de verbinding met de (backoffice) functies van het Servicebureau. De hiërarchische sturing blijft bij het Servicebureau, maar de functionele sturing wordt gedecentraliseerd. Flexibilisering van personele kosten De mate waarin Bureau Jeugdzorg er in slaagt het strategische personeelsbeleid af te stemmen op zowel de krimp als de transitiedoelstellingen is van cruciaal belang; 80 procent van de kosten bestaat uit personele kosten. Jeugdbescherming en Jeugdreclassering worden P*Q gefinancierd en zijn redelijk toekomstbestendig. De tarieven, zoals vastgesteld door het ministerie van Veiligheid en Justitie, zijn echter niet in overeenstemming met de kwaliteitsnormen die het ministerie stelt. De consequenties hiervan, zoals wachtlijsten en overschrijding van de wettelijke termijnen, zullen met de gemeenten besproken worden. De krimp betreft vooral de formatie van de overige taken. Gezien de keuzen voor de borging van veiligheid van kinderen geeft Bureau Jeugdzorg prioriteit aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, de zorgmeldingen en de Spoedeisende zorg. De consequentie is dat de omvang van de overige functies binnen de vrijwillige hulpverlening afhankelijk is van het resterende budget. Dit budget kan per regio ingezet worden aansluitend bij de regionale behoefte en in samenspraak met gemeenten en lokale partners. Bureau Jeugdzorg richt het personeelsbeleid en de formatie zo in, dat zowel nu als in de onzekere toekomst de continuïteit van het primaire proces maximaal geborgd is. De formatieontwikkeling wordt op de voet gevolgd en in lijn gebracht met de strategische keuzen. Dit wordt vastgelegd in een personeelsbeleidsplan. Flexibilisering materiële kosten Nieuwe investeringen zullen de komende jaren slechts in beperkte mate plaatsvinden. Nieuwe verplichtingen worden voor maximaal drie jaar aangegaan tot uiterlijk 2016. De komende jaren zal Bureau Jeugdzorg de huisvestingskosten terugbrengen door bestaande aflopende huurovereenkomsten niet te verlengen en waar mogelijk ‘het nieuwe werken’ (werken dat niet aan tijd en plaats is gebonden) in te voeren. Secundaire (proces) ondersteunende diensten De krimp en de transitie jeugdzorg hebben niet alleen gevolgen voor de primaire taken van Bureau Jeugdzorg, maar ook voor de overhead en de ondersteunende en facilitaire diensten die centraal geleverd worden. De omvang van het Servicebureau zal ten gevolge van de bezuinigingen ook ingeperkt worden. Verder onderzoekt Bureau Jeugdzorg onder het motto ‘centraal wat moet, decentraal wat kan’ een aantal toekomstscenario’s. Er wordt gekeken of het mogelijk is om sommige ondersteunende diensten onder te brengen in een Shared Service Center en/of outsourcen een betere waarborg biedt voor continuïteit.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 15
3.3 Inzet op behoud van werkgelegenheid De derde strategische doelstelling luidt: Vanuit zijn verantwoordelijkheid als werkgever zet Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant in op behoud van werkgelegenheid van medewerkers in de organisaties die taken en functies over gaan nemen. Het uitgangspunt daarbij is: mens volgt werk. De veranderingen in (de organisatie van) Bureau Jeugdzorg zullen ingrijpend zijn. De medewerkers van Bureau Jeugdzorg worden de komende jaren niet alleen geconfronteerd met de gevolgen van de transitie jeugdzorg, maar ook met de effecten van de bezuinigingen. De personele gevolgen van deze ‘reorganisatie’ zijn groot. Bureau Jeugdzorg zet alles op alles om gedwongen ontslagen te voorkomen. Ook gemeenten hebben belang bij behoud van werkgelegenheid van de medewerkers van Bureau Jeugdzorg. Er moet worden voorkomen dat hun specifieke expertise in het proces van transitie verloren gaat voor de hulp aan ouders en kinderen en er uiteindelijk te weinig gekwalificeerde medewerkers beschikbaar zijn. Communicatie Veranderingen brengen onzekerheid met zich mee. Medewerkers hebben, over het algemeen, behoefte aan concrete informatie; willen dat veranderingen tastbaar, zichtbaar en voorspelbaar zijn. Medewerkers zoeken een antwoord op vragen als: wat gaat er gebeuren, wat betekent dat, wat wordt er van mij verwacht en wat moet ik nu gaan doen. Het management van Bureau Jeugdzorg zal, zeker in 2011, niet tegemoet kunnen komen aan deze behoefte aan duidelijkheid. De vraag aan medewerkers is om mee te gaan in de veranderende omstandigheden zonder dat het eindplaatje helder is. Naarmate het transitieproces vordert en gemeenten concrete plannen ontwikkelen zal er steeds meer duidelijkheid komen. De communicatie zal in 2011 vooral gericht zijn op het managen van onzekerheden, medewerkers op de hoogte houden van externe en interne ontwikkelingen en daar waar mogelijk antwoord geven op vragen die gesteld worden. Vestigingsdirecteuren en teammanagers spelen hierin een grote rol. Er wordt in elke fase van de transitie gezocht naar mogelijkheden om medewerkers te betrekken bij het proces. Interne mobiliteit Bureau Jeugdzorg zal de komende jaren het mobiliteitscentrum operationeel houden. Waar mogelijk krijgen medewerkers die boventallig worden bij voorrang de gelegenheid om over te stappen naar sectoren, teams en vestigingen waar vacatures zijn. Externe mobiliteit De vestigingsdirecteuren maken met gemeenten afspraken over het plaatsen van medewerkers op functies die overgaan naar andere organisaties, zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin. De vestigingsdirecteuren maken daarbij gebruik van de factsheet waarin de expertise van Bureau Jeugdzorg en de medewerkers kort is weergegeven (zie bijlage 2). De vestigingsdirecteuren bespreken met gemeenten en ketenpartners de mogelijkheden om medewerkers, van wie het contract vanwege de krimp niet kan worden verlengd, elders in aanpalende sectoren te plaatsen. Sociaal convenant en sociaal plan Er is een sociaal convenant afgesloten met betrekking tot de personele consequenties als gevolg van de transitie en bezuinigingen. Hoewel niet duidelijk is of en hoeveel gedwongen ontslagen er zullen volgen, verkent Bureau Jeugdzorg de mogelijkheden van het afsluiten van een sociaal plan. Als mocht
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 16
blijken dat gedwongen ontslagen onvermijdelijk zijn, is de beschikbaarheid van een dergelijk plan belangrijk.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 17
Bijlage 1 Stand van zaken overleg met gemeenten en ketenpartners Bureau Jeugdzorg heeft op allerlei niveaus en met uiteenlopende doelen overleg met gemeenten en ketenpartners. Deze bijlage geeft daar een overzicht van. Vormgeven en uitwerken transitie In het reguliere, lokale, subregionale en regionale overleg tussen de gemeenten en Bureau Jeugdzorg is de transitie jeugdzorg, zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau, regelmatig onderwerp van gesprek. Daarbij gaat het om de speerpunten van gemeenten in het kader van de transitie en de mogelijkheden om samen met gemeenten vorm en inhoud te geven aan de transitie. De vestigingsdirecteuren van Bureau Jeugdzorg informeren lokale en provinciale zorgaanbieders over de visie en de koers van Bureau Jeugdzorg en trekken waar nodig en mogelijk samen met hen op. Bureau Jeugdzorg heeft ook regelmatig contact met de aanjaagteams en de projectleiders transitie van de gemeenten. Ook in strategische overleggen, waarin Bureau Jeugdzorg naast gemeenten en ketenpartners vertegenwoordigd is, staat de transitie jeugdzorg op de agenda. Het gaat hierbij onder meer om Regionaal Bestuurlijke Overleggen, Stuurgroepen Jeugd, Centra voor Jeugd en Gezin, Huiselijk Geweld, Passend Onderwijs, Vroeghulp, Veiligheidshuis, Zorg in het kader van de Wmo en het Justitieel Jeugdberaad. Doorontwikkeling Bureau Jeugdzorg is in alle regio’s actief betrokken bij de (opzet van de) centra voor jeugd en gezin. Op tactisch niveau nemen medewerkers van Bureau Jeugdzorg, meestal teammanagers, deel aan beleidsoverleggen en werkgroepen die zich bezig houden met de doorontwikkeling van het CJG, het veiligheidshuis, en afstemming van zorg en onderwijs. Detachering van medewerkers In sommige regio’s zijn medewerkers gedetacheerd onder meer als projectleider complexe vragen en coördinator jeugd en gezin. Kennismaking en deskundigheidsbevordering In alle regio’s leverde Bureau Jeugdzorg een bijdrage aan de bijeenkomsten, de zogenaamde Masterclasses, die de gemeenten c.q. de regionale samenwerkingsverbanden samen met de provincie organiseerden. Beleidsambtenaren en wethouders hebben stage gelopen bij Bureau Jeugdzorg of gaan dit binnenkort doen. Hiermee krijgen zij de gelegenheid om de verschillende onderdelen en functies van Bureau Jeugdzorg beter te leren kennen. Bureau Jeugdzorg houdt presentaties, geeft informatie en doet mee aan discussies. Op vestigingsniveau worden bijvoorbeeld, in aansluiting op de Masterclasses, bijeenkomsten georganiseerd om wethouders en ambtenaren nader te informeren over het justitieel kader van jeugdbescherming en jeugdreclassering en de bedrijfsvoering van de vestiging. Bureau Jeugdzorg geeft ook voorlichting, onder meer aan interne begeleiders binnen het onderwijs over de taken en werkwijze. Soms worden er gezamenlijke presentaties gehouden met lokale en regionale zorgaanbieders.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 18
Casuïstiekbespreking Op uitvoerend niveau leveren medewerkers van Bureau Jeugdzorg hun bijdragen aan casusbesprekingen van veiligheidshuis en CJG. In de meeste regio’s is er (op ad hoc basis) casuïstiek overleg met andere zorg en dienstverleners zoals politie, thuiszorg en GGD. Alle vestigingen nemen deel aan casusoverleg huiselijk geweld. Samenwerking en doorverwijzing Soms hebben medewerkers een vaste werkplek binnen het veiligheidshuis en/of het CJG, om de doorverwijzing vanuit die instanties naar Bureau Jeugdzorg te filteren en te stroomlijnen. De samenwerking tussen de Steunpunten Huiselijk Geweld en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling is in de hele provincie Noord Brabant geïntensiveerd. In sommige regio’s hebben de vestigingen per gemeente één contactpersoon aangewezen. Alle contacten van bijvoorbeeld gemeenten, scholen en CJG lopen via deze contactpersoon. Op vestigingsniveau zijn dienstverleningsovereenkomsten afgesloten met het onderwijs (basisonderwijs, voortgezet onderwijs en regionale opleidingscentra), waarin de samenwerkingsafspraken staan. Bureau Jeugdzorg neemt deel aan de plaatsingscommissie van scholen en levert (al dan niet op afroep) een bijdrage aan (bovenschoolse) zorgadvies- en begeleidingsteams van verschillende scholen in de regio. Samenwerking met ketenpartners In een aantal regio’s zijn er afspraken om elkaar te informeren over vacatures. Een aantal tijdelijke medewerkers van Bureau Jeugdzorg zijn inmiddels bij ketenpartners aan de slag gegaan. Daarmee blijft belangrijke expertise voor de jeugdzorg behouden.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 19
Bijlage 2 De expertise van de medewerkers van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant Het merendeel van de medewerkers van Bureau Jeugdzorg is werkzaam in het primaire proces: de begeleiding van gezinnen. Daarnaast ondersteunt een aantal medewerkers het primaire proces op vestigingsniveau en op provinciaal niveau. Primair proces Opleiding De medewerkers in het primaire proces hebben minimaal een opleiding op HBO-niveau (maatschappelijk werk, pedagogiek). Een aantal medewerkers heeft een opleiding op academisch niveau, zoals gedragswetenschappers en vertrouwensartsen. Competenties De begeleiding van gezinnen met complexe problematiek en het toezien op de veiligheid van kinderen vraagt om specifieke competenties: • Motiveren, engageren, stimuleren, vasthouden en doorpakken in een setting waarin ouders en kinderen niet gemotiveerd zijn voor hulp. • Delen van verantwoordelijkheid met ouders en het samenwerken met ouders én kinderen. • Uitoefenen van gezag in plaats van macht en, als het nodig is, niet pappen en nathouden maar snel ingrijpen vanuit dit gezag. • Effectief samenwerken, zowel binnen de eigen organisatie als denken en werken vanuit een voor het kind effectieve keten. Interne scholing Deze competenties mogen niet aanwezig verondersteld worden op basis van een diploma van HBO of universiteit. Door een programma van deskundigheidsbevordering en borging van methoden en competenties heeft Bureau Jeugdzorg de organisatie zodanig ingericht dat deze competenties aanwezig zijn en blijven. Bureau Jeugdzorg zal zich de komende jaren verder richten op het opleiden van gespecialiseerde jeugdzorgwerkers drang en dwang. Op basis van opleiding en (interne) scholing kan worden aangenomen dat de medewerkers voldoen aan de kwaliteitscriteria die gaan gelden voor de certificering van de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Methodieken Bureau Jeugdzorg heeft geïnvesteerd in het vergroten van de werkzame factoren in de hulpverlening (de zogenaamde What Works-principes). De afgelopen jaren zijn landelijk ontwikkelde programma’s geïmplementeerd, zoals de Deltamethode voor gezinsvoogdij, een methode voor jeugdreclassering en voor het uitvoeren van de voogdij. Ook zijn er methodebeschrijvingen voor bijvoorbeeld het werk van het AMK en de Kindertelefoon. Bureau Jeugdzorg heeft ook, samen met derden, nieuwe programma’s ontwikkeld in het kader van dwang en drang, zoals Kanz, een interventie voor kinderen die jonger zijn dan 12 jaar en een delict hebben gepleegd. Kennis en ervaring De medewerkers in het primaire proces hebben concreet kennis en ervaring op specifieke onderdelen van de brede jeugdzorg, zoals: • Laagdrempelige anonieme hulp, gericht op kinderen, via telefonisch contact en chatten.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 20
• • • • • • • • • • •
• •
Kennis over kindermishandeling: signalen, oorzaken, gevolgen en mogelijkheden en beperkingen van interventies. Reageren op zorgmeldingen. Taxeren van risico’s en bezien of de veiligheid van het kind in het geding is. Snel ingrijpen bij (acute) bedreiging van de veiligheid van kinderen en het bieden van spoedeisende zorg. Uitvoeren van onderzoeken naar kindermishandeling. Ondersteunen van professionele opvoeders en hulpverleners bij signalen van kindermishandeling. Uitvoeren van hulpverlening met drang, met een stok achter de deur. De vaardigheid om engageren en positioneren in het contact met gezinsleden te combineren. Uitvoeren van jeugdreclassering- en gezinsvoogdijmaatregelen. Uitoefenen van het ouderlijk gezag in de uitvoering van de voogdijmaatregel. Vaststellen welke jeugdzorg nodig is: het onderzoeken van de hulpvraag, het vaststellen van problematiek en het koppelen van de hulpvraag aan het aanbod. Onderzoek naar de haalbaarheid van zorg, waarbij onder meer gekeken wordt naar de motivatie van kinderen en ouders en de beschikbaarheid van zorg. Vervolgens het organiseren van zorg en het bewaken van de voortgang in het hele traject. Indiceren voor de AWBZ, persoonsgebonden budgetten en zorg in natura. Overzicht van het beschikbare landelijke, regionale en lokale hulpaanbod, zowel in een vrijwillig als in een straf- en civielrechtelijk kader, en de daarbij behorende aanmeldprocedures. Het gaat hierbij om allerlei vormen van jeugdzorg, GGZ-zorg, zorg voor kinderen met een verstandelijke beperking en civiel- en strafrechtelijke interventies.
Specifieke kennis en ervaring Twee functiegroepen moeten nog speciaal genoemd worden: een aantal gedragswetenschappers heeft ervaring met het uitvoeren van diagnostisch onderzoek, al dan niet in een justitieel kader. Verder geven sommige gedragswetenschappers verklaring van gesloten jeugdzorg voor kinderen af. De vertrouwensartsen van het AMK brengen als bijzondere expertise hun medische achtergrond in. De medewerkers van Bureau Jeugdzorg participeren niet alleen in overleggen op scholen en/of CJG’s, maar nemen ook deel aan de justitiële keten- en casus overleggen in hun regio. In het verlengde van de indicatietaak hebben medewerkers van Bureau Jeugdzorg zicht op het behalen van de doelen van de hulp, en vraag en aanbod. Ondersteuning van het primaire proces Vestigingsniveau Op de vestigingen vindt ondersteuning van het primaire proces plaats door managers, gedragswetenschappers en administratief medewerkers. Het primaire proces van Bureau Jeugdzorg is zo ingericht dat systematisch wordt gelet op (on) veiligheid van kinderen. En dat systematisch wordt gewerkt om tot de beste beslissingen in het belang van het kind te komen. Dat vraagt om een systematische en gestandaardiseerde werkwijze in het besluitvormingsproces. Het middenkader (teammanagers en de gedragswetenschappers) speelt een grote rol in het proces van oordelen en beslissen over situaties waarin de veiligheid van het kind in het geding is. Zij zijn betrokken bij vergaande, ingrijpende beslissingen, zoals het al dan niet aanvragen of beëindigen van een kinderbeschermingsmaatregel, een machtiging voor uithuisplaatsing of het beëindigen van de bemoeienis met kind en gezin. De kennis en vaardigheden die hier voor nodig zijn hebben zij zich in de praktijk eigen gemaakt.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 21
Centraal niveau Een deel van de ondersteuning van het primaire proces is op provinciaal niveau gebundeld. Deels omdat deze ondersteuning vanuit het oogpunt van bedrijfsvoering efficiënter en goedkoper te organiseren is en deels omdat een aantal diensten zo specifiek is, dat de kennis op het niveau van de vestiging niet gemakkelijk te verzamelen en te onderhouden is. Op provinciaal niveau zijn de volgende ondersteunende diensten gebundeld: communicatie, beleidsadvisering, juridische dienstverlening, ICT en applicatiebeheer, Jeugdigen en Control (financiële afhandeling van zaken van kinderen die onder voogdij staan), klachten en bezwaar, P&O, control en beheer, en facilitaire diensten. De (meeste) medewerkers van deze diensten hebben wel veel kennis en ervaring met (delen van) het primair proces, maar de (meeste) diensten zijn niet specifiek voor de ondersteuning van het primaire proces van drang en dwang. Sommige diensten zijn wel (deels) specifiek: • Bij de juridische dienstverlening is onder meer de kennis van wet- en regelgeving, dossiervorming en privacy gebundeld. Ook vindt van hier uit de ondersteuning bij (juridische) procedures, samenhangend met het primaire proces, plaats. • De beleidsadviseurs hebben niet alleen kennis van het specifieke beleidsterrein van drang en dwang en het daar mee samenhangende beleid, processen en procedures, maar ook brede kennis van het hele aanpalende veld. • Indicatiestelling en de uitvoering van maatregelen van jeugdbescherming en jeugdreclassering is erg gevoelig voor klacht en bezwaar. De (onafhankelijke) klachtencommissie en de bezwarencommissie hebben niet alleen kennis van wet- en regelgeving die van toepassing is op gedwongen hulpverlening, maar ook veel ervaring met een respectvolle benadering van klagers. De afhankelijkheid van de klager van de organisatie is namelijk groot en de bemoeienis ingrijpend. • Jeugdigen en Control regelt de financiële zaken die samenhangen met voogdijmaatregelen: het vermogensbeheer van kinderen die onder voogdij staan, de uitbetaling van pupilkosten en de afwikkeling van de persoonsgebonden budgetten. • Control en beheer is verantwoordelijk voor de audits, het naleven van de voor de sector specifieke protocollen en processen en het kwaliteitsbeleid. Control en beheer maakt, op basis van de in-, door- en uitstroom, prognoses van de noodzakelijke hulp, de daarmee samenhangende bezetting en de kosten op basis van de in- en uitstroom van cliënten. Het analyseren op basis van prestatie-indicatoren en het afleggen van verantwoording aan de provincie over bedrijfsvoering en prestatie-indicatoren is sterk ontwikkeld. • De registratie van de jeugdbescherming en jeugdreclassering vindt plaats in IJ; de registratie van kindermishandeling in KITS. Deze landelijke sectorspecifieke programma’s worden beheerd en onderhouden door ICT en applicatiebeheer. Bij de ontwikkeling van IJ heeft Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant een grote rol gespeeld.
Richting geven aan de transitie – Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant
Pagina 22