Bouw(en) aan de monitor
Onderzoek naar het marktgedrag van opdrachtgevers en opdrachtnemers in de bouw 2005 - 2008
Inhoud
Vooraf
3
Bouw(en) aan de monitor
4
Inleiding
4
Vertrouwen
4
Markt- en aanbestedingsgedrag
5
Eigen initiatief
9
Integriteit en gedragscode
10
Duurzame samenwerking
10
Klanttevredenheid en klantgerichtheid
13
Innovatief ondernemerschap en resultaat
15
Vooraf
Het Economisch Instituut voor Bouwnijverheid (EIB) voert in opdracht van PSIBouw en Regieraad Bouw monitoringsonderzoeken uit onder opdrachtgevers en opdrachtnemers in de bouw. De onderzoeken hebben als doel na te gaan in hoeverre de vernieuwingsprogramma’s van beide organisaties ook daadwerkelijk leiden tot verbeteringen op sectorniveau. De onderzoeken bestaan uit jaarlijkse metingen onder grote groepen opdrachtgevers en opdrachtnemers. In totaal worden jaarlijks zo’n 11.000 opdrachtgevende en -nemende partijen benaderd. De metingen strekken zich inmiddels uit over een periode van vier aaneengesloten jaren: 2005-2008. Het EIB heeft tot nu toe iedere meting afzonderlijk gerapporteerd. Dit jaar kiezen PSIBouw en Regieraad Bouw er voor om gezamenlijk de impactmonitoring onder opdrachtgevers en opdrachtnemers in één samenvattende rapportage te combineren. Daarbij gaat het niet alleen om de uitkomsten van 2008, maar over de gehele periode 2005-2008. In deze brochure presenteren we een aantal high-lights.
Het is verheugend te kunnen constateren dat: • er een stevige vertrouwensbasis is tussen partners in de bouw, inclusief de opdrachtgevers; • groot belang wordt gehecht aan transparantie en integriteit, ondermeer tot uitdrukking komend in het gebruik van gedragscodes; • moderne organisatievormen (bouwteam, design en construct, pps) in steeds ruimere mate worden toegepast; • duurzame samenwerkingsvormen tussen de bouwpartners steeds vaker voorkomen en dat faalkosten worden gereduceerd; • innovatie en procesintegratie lonend zijn. Duidelijk is echter ook dat de vernieuwing van de bouw een kwestie van lange adem is. Koplopers geven in alle deelsegmenten van de bouw het goede voorbeeld. Op sommige vernieuwingsthema’s lukt dat beter dan op andere. Zo blijken bijvoorbeeld eigen initiatieven van bedrijven nog weinig kans te krijgen bij opdrachtgevers. Het monitoronderzoek maakt duidelijk dat het begin is gemaakt en het ‘point of no return’ intussen is gepasseerd.
Bouw(en) aan de monitor
Drs. J.C. Blankert Voorzitter Regieraad Bouw
H.J. Hazewinkel RA Voorzitter PSIBouw
3
Bouw(en) aan de monitor Inleiding PSIBouw en Regieraad Bouw werken samen aan de totstandkoming van een moderne bouwsector. Modern wil zeggen dat alle partijen die hierin werkzaam zijn, op professionele wijze kwalitatief hoogwaardige diensten en producten leveren die voldoen aan de eisen en wensen van de gebruikers. Dit alles in een concurrerende omgeving, waarin de markt de juiste prikkels geeft tot een doelmatige aanwending van schaarse middelen.
Bouw(en) aan de monitor
De vernieuwingsprogramma’s en -initiatieven zijn niet alleen gericht op de opdrachtnemers in de bouw, de partij die uiteindelijk de bouwproductie voortbrengt. Ook de opdrachtgevers zijn van belang. De invloed van de grote, professionele opdrachtgevers op het bouwproces is groot, en maakt dat zij van betekenis zijn voor het met succes tot stand brengen van vernieuwing. Het gaat om het samenspel tussen vragers en aanbieders op de markt. Daarbij is de eindgebruiker uiteindelijk bepalend voor de te leveren kwaliteit.
4
Het EIB heeft in de afgelopen jaren voor PSIBouw en Regieraad Bouw onderzocht in hoeverre hun vernieuwingsprogramma’s
leiden tot een zichtbare verandering in het marktgedrag van opdrachtnemers en opdrachtgevers. Het niveau waarop de onderzoeken zijn uitgevoerd is sterk geaggregeerd: enerzijds het brede spectrum van opdrachtgevers (overheid, bedrijfsleven en particulieren) en anderzijds alle uitvoerende partijen in het bouwproces (ontwerp- en adviesbureaus, bouw- en bouwinstallatiebedrijven, toeleverende producenten en handel). Het onderzoek, waaraan ieder jaar zo’n 2.800 opdrachtgevers en -nemers hebben meegedaan, is uitgevoerd in de periode 2005 - 2008 (respons circa 25 procent).
Vertrouwen Vertrouwen speelt een belangrijke rol in de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, maar is niet vanzelfsprekend. De opdrachtgever koopt een product dat nog gemaakt moet worden, en moet maar afwachten of alles goed zal gaan. Hij moet erop kunnen vertrouwen dat het uiteindelijke bouwwerk voldoet aan zijn verwachtingen. Daarbij maakt het veel uit of een opdrachtgever zelf veel kennis van zaken heeft en goed zicht heeft op de geleverde prestaties, of dat deze capaciteit hem ont-
Tabel 1 Percentage opdrachtgevers dat vertrouwen heeft in de bekwaamheid en in het nakomen van afspraken van hun opdrachtnemers
Vertrouwen in Bekwaamheid Nakomen van afspraken
2005
2006
2007
2008
84 79
83 75
83 78
83 76 Bron: EIB
breekt. In het laatste geval is vertrouwen vrijwel het enige baken waarop een opdrachtgever kan varen. In de onderzoeksperiode is gebleken dat het vertrouwen van opdrachtgevers in bouwbedrijven gemiddeld genomen vrij groot is (zie tabel 1). Op de verschillende aspecten van vertrouwen blijkt dat deze het grootst is ten aanzien van de bekwaamheid van de opdrachtnemers en het nakomen van afspraken.
Markt- en aanbestedingsgedrag Niet alleen gunnen op de laagste prijs De criteria op grond waarvan opdrachtgevers hun opdrachtnemers selecteren en de werken gunnen zijn een aanwijzing voor een voortgaande professionalisering van de sector. In het gedachtegoed van de Regieraad Bouw en PSIBouw heeft professionalisering direct te maken met het gegeven dat projecten bij voorkeur niet alleen op laagste prijs worden gegund, maar dat de kwaliteit van de aanbieding en de levensduurkosten hierin een grotere rol gaan spelen. Kortom, dat er ook meer oog is voor innovatie. In de onderzoeksperiode is gebleken dat de prijs uiteraard nog steeds een zeer belangrijk gunningscriterium is. Maar bij zowel grote als kleine opdrachtgevers is er een beweging gaande van een alleen op laagste prijs georiënteerd gunningbeleid richting een beleid waarin ook de kwaliteit van de aanbieding en de
Tabel 2 Percentage ontwerp- en adviesbureaus dat meestal veel vertrouwen heeft in opdrachtgevers in de periode 2005 - 2008 Meestal veel vertrouwen in de opdrachtgever Percentage ontwerp- en adviesbureaus
2005
2006
2007
2008
74
78
74
83
Bron: EIB
Bouw(en) aan de monitor
Ook opdrachtnemers moeten erop kunnen vertrouwen dat hun klanten hun verplichtingen zullen nakomen. Veel opdrachtnemers (bouwbedrijven, ontwerpers en adviseurs) geven er in de onderzoeksperiode blijk van dat zij in ruime mate vertrouwen hebben in hun opdrachtgevers. In de onderzoeksperiode is hierin vrijwel geen verandering opgetreden. Bouw- en bouwinstallatiebedrijven waarderen het vertrouwen in hun opdrachtgevers bijvoorbeeld met een ruime voldoende, waarbij de installatiebedrijven tot een iets hogere waardering komen (7,5) dan de bouwbedrijven (7,3). Ook in ontwerp- en adviessector is het vertrouwen in de opdrachtgever bij een ruime meerderheid van de bureaus aanwezig. In 2005 had gemiddeld 74 procent van de bureaus meestal veel
vertrouwen in de opdrachtgever. In 2008 is dit percentage nog verder opgelopen tot 83 procent (zie tabel 2).
5
innovatie meer gewicht krijgen (zie figuur 1). Dit laatste aspect is, evenals de innovatiegerichtheid, vooral belangrijker geworden bij de grote publieke opdrachtgevers en de grote opdrachtgevende bedrijven. Bijna driekwart van de grote opdrachtgevers laat de levensduurkosten van bouwwerken meewegen in het aanbestedingsbeleid. Ook het letten op de kwaliteit van de aanbieding wint aan gewicht. Meer aandacht voor innovatie en kwaliteit bij het selectie- en gunnigsbeleid Opdrachtgevers staan meer open voor het toepassen van innovaties. In 2006 vroeg ongeveer een derde van de grote
opdrachtgevers regelmatig om innovatieve toepassingen; in 2008 is dit percentage opgelopen tot 44 procent. In de toekomst verwacht ook een steeds groter deel van de opdrachtgevers meer aandacht te zullen hebben voor innovatieve oplossingen. Belangrijke aspecten met betrekking tot innovatie zijn het bereiken van een hogere productkwaliteit, levensduurkosten en een hogere gebruikswaarde van de bouwwerken. Eén en ander vertaalt zich door in het aanbestedingsbeleid van in het bijzonder de grote, reguliere opdrachtgevers, waarin elementen als levensduurkosten en de kwaliteit van de aanbieding een groter gewicht krijgen (zie figuur 2). De beoordeling van aanbiedingen op toepassing van
Figuur 1
Bouw(en) aan de monitor
Ontwikkeling van het percentage opdrachtgevers naar het belang van toegepaste gunningscriteria in de periode 2006-2008
6
Bron: EIB
duurzame materialen is en wordt in de toekomst belangrijker; evenals de toepassing van prestatiebestekken. Meer oog voor moderne bouworganisatievormen De meeste opdrachtgevers, zowel grote als kleine, zijn nog steeds gewend om te kiezen voor traditionele bouworganisatievormen, waarin de verschillende functies in het bouwproces en daaraan verbonden verantwoordelijkheden strikt gescheiden zijn. Echter, bij de grote opdrachtgevers wordt in de huidige praktijk de keuze voor de traditionele vormen gaandeweg kleiner, evenals de voorkeur hiervoor (zie tabel 3). Ook in de toekomst zal deze voorkeur klei-
ner zijn vergeleken met de huidige praktijk. Van de moderne bouworganisatievormen wordt het werken in bouwteam het meeste toegepast. Hierin zitten de verschillende uitvoerende partijen in het bouwproces samen met de opdrachtgever aan tafel. In de afgelopen jaren gebeurde dit al steeds vaker, en ook de voorkeur hiervoor laat een stijgende trend zien. Werken in bouwteam komt vooral voor bij projectontwikkelaars en woningcorporaties. De voorkeur voor design&construct is bij grote opdrachtgevers iets teruggevallen, na een aanvankelijke stijging. Een probleem blijft nog hoe risico’s het beste tussen opdrachtgever en -nemer kunnen worden verdeeld. Bij de kleine opdrachtgevers zien we sinds 2006
Figuur 2 Percentage grote opdrachtgevers dat bij de uitvraag expliciet vraagt om innovatieve oplossingen en hun toekomstige verwachtingen daaromtrent in de periode 2006-2008
Bouw(en) aan de monitor
Bron: EIB
7
een groei in de toepassing van D&C. Voor projecten op basis van PPS is de voorkeur nog bescheiden. Een toenemende voorkeur voor publiek-private samenwerkingsvormen tekent zich vooral af bij kleine gemeenten en corporaties.
Gemeten in aantallen scoren de moderne bouworganisatievormen nog bescheiden. Het totale volume is echter aanzienlijk, omdat het vaak over de grotere projecten gaat. De groeiende voorkeur van opdrachtgevers voor moderne organisatievormen, met
Tabel 3 Percentage grote opdrachtgevers naar voorkeur voor bouworganisatievorm Voorkeur Traditioneel Bouwteam Design & PPS Anders Geen Totaal Construct voorkeur 2005 2006 2007 2008
53 65 57 51
14 14 21 30
11 11 15 11
0 1 2 1
6 4 4 2
100 100 100 100
16 5 1 5
Bron: EIB
Tabel 4 Percentage omzet uit moderne bouworganisatievormen van opdrachtnemers in de bouw: sector bouw en bouwinstallatie Omzet- aandeel 2005 2006 2007 2008
Klein- bedrijf Bouw
Midden- bedrijf Bouw
Groot- bedrijf Bouw
Kleinbedrijf Bouw- installatie
Midden- en grootbedrijf Bouwinstallatie
22 20 23 23
27 27 26 26
57 49 50 59
35 40 36 37
38 34 33 33
Bouw(en) aan de monitor
Bron: EIB
8
Tabel 5 Percentage grote opdrachtgevers dat eigen initiatieven van opdrachtnemers op prijs stelt Stellen eigen Project- Overheid initiatief op prijs ontwikkelaars 2005 2006 2007 2008
100 100 79 80
72 76 36 35
Woning- corporaties
Bedrijven
66 100 79 85
0 20 8 29 Bron: EIB
name bouwteam, tekent zich af in de omzet die opdrachtnemers hieruit behalen. Vooral het grootbedrijf in de bouw realiseert bijna 60 procent van zijn omzet uit moderne bouworganisatievormen (zie tabel 4).
Eigen initiatief Proactief marktgedrag van opdrachtnemers betekent onder andere dat ondernemers in de bouw meedenken met en zich actief opstellen bij het invullen van (latente) bouwplannen van hun (potentiële) klanten. Bedrijven kunnen zich hierdoor positief onderscheiden van meer passieve concurrenten. De ongevraagde aanbieding of unsollicited proposal is een voorbeeld van proactief marktgedrag. Betrekkelijk veel opdrachtgevers zeggen wel eens of regelmatig door bouwbedrijven te worden benaderd met een ongevraagde aanbieding. Het percentage grote publieke opdrachtgevers dat ongevraagd een
aanbieding kreeg werd in de onderzoeksperiode steeds groter. De mate waarin zo’n eigen initiatief van de bouwbedrijven wordt gewaardeerd loopt nogal uiteen. De daling van het percentage publieke opdrachtgevers in de jaren 2007 en 2008 dat de unsollicited proposal op prijs stelt, is niet zozeer het gevolg van een sterk verminderde belangstelling hiervoor, maar van een in die jaren grotere vertegenwoordiging van waterschappen en gemeenten in de responsgroep. Deze opdrachtgevers hebben gemiddeld genomen een minder grote belangstelling voor ongevraagde aanbiedingen dan andere grote publieke opdrachtgevers. De gematigde belangstelling van opdrachtgevers voor ongevraagde aanbiedingen van bouwbedrijven wordt zichtbaar in de ontwikkeling van het percentage bedrijven dat hiermee regelmatig opdrachtgevers benadert (zie figuur 3). Zowel in de bouwals in de installatiesector nemen deze
Figuur 3 Ontwikkeling van het percentage bouw- en bouwinstallatiebedrijven dat opdrachtgevers benadert met een ongevraagde aanbieding in de periode 2005-2008
Bouw(en) aan de monitor
Bron: EIB
9
fracties af. Een veel voorkomend probleem bij het doen van ongevraagde aanbiedingen is de onzekerheid of onmogelijkheid om hiermee bij opdrachtgevers een voorkeurpositie te kunnen verwerven. De beperkte mogelijkheid om hiermee gemoeide investeringen te kunnen terugverdienen is dan al gauw een obstakel. Ook speelt de opgaande conjunctuur, die zich in de onderzoeksperiode heeft afgetekend, een rol. Naarmate orderportefeuilles beter gevuld zijn is de prikkel om eigen initiatieven te nemen met een onzekere uitkomst minder groot.
Integriteit en gedragscode
Bouw(en) aan de monitor
De Parlementaire Enquête Bouwnijverheid heeft ertoe bijgedragen dat het onderwerp integriteit hoog op de bouwagenda is geplaatst. De Stichting Beoordeling Integriteit Bouwnijverheid (SBIB) registreert bouwbedrijven die een bedrijfscode hebben ingevoerd naar een door SBIB opgezet model: kortweg aangeduid met de Bedrijfscode. Bedrijven die nog geen code hebben ingevoerd worden gestimuleerd om dit te gaan doen. Vooral de grote opdrachtgevers vinden een bedrijfs- of gedragscode voor integriteit belangrijk. Vooral projectontwikkelaars en grote publieke opdrachtgevers zijn in toenemende mate deze mening
10
toegedaan. Het percentage opdrachtgevers dat van hun opdrachtnemers toepassing van een gedragscode eist is echter minder groot (zie tabel 6). Ook hier zijn het de projectontwikkelaars en de publieke opdrachtgevers die in toenemende mate toepassing eisen. Grote woningcorporaties tonen wat dit betreft een tegenovergesteld beeld. Los van de Bedrijfscode is een ruime meerderheid van de grote opdrachtgevers van mening dat aannemers zich houden aan de mededingingsregels en niet onnodig in bouwcombinaties samenwerken. Ook zijn veel meer opdrachtgevers van oordeel dat bouwbedrijven een grotere maatschappelijke verantwoordelijkheid tonen dan voorheen. Voor alle opdrachtgevers (groot en klein) geldt dat een grote meerderheid van mening is dat bouwbedrijven zorgvuldig factureren en geen buitensporige relatiegeschenken aanbieden.
Duurzame samenwerking Door duurzaam samen te werken komen de voordelen van procesintegratie binnen handbereik. Duurzame samenwerking gaat verder dan de realisering van een enkel project en kan plaatsvinden tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, maar ook tussen opdrachtnemers onderling. Ongeveer de
Tabel 6 Percentage grote opdrachtgevers dat een gedragscode belangrijk vindt en het percentage dat ondertekening van een code van zijn opdrachtnemers eist
Gedragscode
Project- Overheid ontwikkelaars
Belangrijk
Eist
Belangrijk
Eist
Belangrijk
Eist
60 56 70
40 45 50
45 51 70
27 34 33
62 56 61
31 22 8
2006 2007 2008
Woning- corporaties
Bedrijven
Belangrijk Eist
48 54 46
33 21 30 Bron: EIB
helft van het aantal opdrachtgevers werkt duurzaam samen met opdrachtnemers, in het bijzonder bouwbedrijven. Bij de grote opdrachtgevers gaat het hierbij vooral om de projectontwikkelaars en grote bedrijven. Grote publieke opdrachtgevers werken naar verhouding nog weinig samen met hun opdrachtnemers. Wat de mate van duurzame samenwerking betreft, is het beeld bij de opdrachtgevers door de jaren heen vrij stabiel. De belangrijkste motieven voor duurzame samenwerking bij grote opdrachtgevers zijn goede ervaringen en vertrouwen. Vooral dit laatste aspect is in 2008 belangrijker geworden (zie figuur 4). Opdrachtgevers die veelvuldig samenwerken met bouwbedrijven, hechten veel
waarde aan innovatiegerichtheid en houden hiermee rekening in het selectieen gunningsbeleid. Vooral ontwerp- en adviesbureaus en toeleveranciers (producenten) werken duurzaam samen met andere partijen in het bouwproces (zie figuur 5). De samenwerking in de sector ontwerp en advies vindt vooral plaats binnen de eigen branche. Toeleveranciers werken vooral duurzaam samen met bouwbedrijven. Binnen de sector bouw en bouwinstallatie werkt ruim 40 procent van de bedrijven duurzaam samen met andere partijen. Het merendeel van de samenwerkingspartners is ook hier afkomstig uit de eigen branche, maar ook wordt
Figuur 4 Percentage grote opdrachtgevers dat regelmatig duurzaam samenwerkt met bouwbedrijven naar voornaamste reden in de periode 2005-2008
Bouw(en) aan de monitor
Bron: EIB
11
veel samengewerkt met toeleveranciers. Samenwerking met andere partners zoals kennisinstituten komt nog niet vaak voor, maar neemt hier wel toe. In de ontwerp- en adviesbranche is samenwerking met kennisinstituten vaker aan de orde; bijna een kwart van het aantal architectenbureaus werkt duurzaam samen met kennisinstituten. Vernieuwing van de bouw is mede gericht op verbetering van de doelmatigheid van het bouwproces, waardoor bijvoorbeeld faalkosten kunnen worden teruggedrongen. Duurzame samenwerking kan hierbij van grote betekenis zijn. Betrekkelijk veel bedrijven zeggen regelmatig met faalkosten te maken te hebben. Maar de oorzaken daarvan worden overwegend in het eigen
bedrijf gezocht en niet bij derden. Hierdoor is de mogelijkheid voor de bedrijven om iets aan de oorzaken te doen in principe groot. Ruim driekwart van de bouw- en bouwinstallatiebedrijven zoekt de oorzaken van faalkosten in eigen bedrijf. Hoewel een minderheid van de ontwerp- en adviesbureaus met faalkosten te maken heeft, zegt circa 80 procent een bijdrage te kunnen leveren aan de voorkoming hiervan. Ongeveer een kwart van de toeleveranciers heeft geregeld met faalkosten te maken. Bij ongeveer de helft hiervan ligt de oorzaak in het eigen bedrijf; in de handel zelfs bij meer dan 60 procent van de bedrijven. Projectevaluaties en delen van kennis zijn belangrijke instrumenten, waar alle partijen voordeel uit kunnen halen.
Figuur 5
Bouw(en) aan de monitor
Percentage opdrachtnemers dat duurzaam samenwerkt met andere partijen in het bouwproces naar sector in de periode 2005-2008
12
Bron: EIB
Klanttevredenheid en klantgerichtheid Over de prestaties van bouwbedrijven zijn de meeste opdrachtgevers niet uitgesproken ontevreden of tevreden. Gemiddeld genomen worden de geleverde prestaties gewaardeerd met een 7 als rapportcijfer (zie tabel 7). Grote opdrachtgevers komen tot een iets lagere beoordeling dan kleine. Aanvankelijk trad in de onderzoeksperiode wel een verandering op in de mate van tevredenheid van de grote opdrachtgevers. Naar verhouding bleken steeds minder opdrachtgevers even tevreden als het jaar daarvoor. Het percentage opdrachtgevers dat meer tevreden was nam toe, maar ook
het percentage dat minder tevreden was. Deze ontwikkeling heeft zich in het laatste jaar niet doorgezet (zie tabel 8). Op diverse prestatieonderdelen is de tevredenheid betrekkelijk klein ten aanzien van zaken als klantgerichtheid, klachtenverwerking en oplossen van gebreken. Gunstig in dit opzicht scoren zaken als goede prijs-/prestatieverhouding, tijdige offertes en binnen het budget blijven. De tevredenheid van opdrachtgevers hangt samen met de mate waarin hun opdrachtnemers klantgericht zijn. Aan klantgerichtheid wordt overigens niet door alle opdrachtgevers evenveel waarde gehecht. Van de grote opdrachtgevers hechten
Tabel 7 Beoordeling van de algehele tevredenheid over de prestaties van bouwbedrijven door opdrachtgevers Rapportcijfer tevredenheid Grote opdrachtgevers Kleine opdrachtgevers
2005
2006
2007
2008
6,7 7,2
6,5 7,2
6,8 7,3
6,5 7,3 Bron: EIB
Procentuele verdeling van het aantal grote opdrachtgevers naar mate van tevredenheid over de prestaties van bouwbedrijven Mate van tevredenheid
2005
2006
2007
2008
Meer tevreden Even tevreden Minder tevredenheid Totaal
30 56 14 100
32 45 23 100
37 39 24 100
32 53 15 100 Bron: EIB
Bouw(en) aan de monitor
Tabel 8
13
vooral projectontwikkelaars en woningcorporaties veel waarde aan klantgerichtheid. Bij de publieke opdrachtgevers is dit veel minder het geval. Voor ongeveer tweederde van de grote opdrachtgevers zal in de toekomst een klantgerichte opstelling van hun opdrachtnemers belangrijker gaan worden. Een gebrekkige klantgerichte opstelling van bouwbedrijven is een vaak geuite klacht van opdrachtgevers. Het periodiek uitvoeren van een klanttevredenheidsonderzoek is voor opdrachtnemers een
belangrijke stap in de richting van een betere klantgerichte opstelling. De meeste opdrachtnemers stellen zich op de een of andere manier op de hoogte van de tevredenheid van hun klanten. Er zijn er echter maar weinig die dit systematisch doen via een periodiek klanttevredenheidsonderzoek. De toeleverende handel is hierop een uitzondering; ruim de helft van het aantal ondernemingen onderzoekt systematisch en periodiek de tevredenheid van klanten (zie figuur 6). In de bouw en bouwinstallatie gebeurt dit het minst vaak. Betrekkelijk
Figuur 6
Bouw(en) aan de monitor
Ontwikkeling van het percentage opdrachtnemers naar toepassing van methoden van meten van klanttevredenheid in de periode 2005-2008
14
Bron: EIB
veel bedrijven in de bouw en ontwerp- en adviessector leiden de tevredenheid van hun klanten af uit het aantal herhaalopdrachten, hetgeen een vrij passieve manier van klanttevredenheidsmeting is. Een meer actieve, maar weinig systematische manier is een persoonlijke benadering van klanten. Ook het personeel speelt hierin een rol van betekenis; vooral in de bouw. Een systematisch periodiek klanttevredenheidsonderzoek wordt steeds meer uitgevoerd door ontwerp- en adviesbureau en toeleverende producenten. Binnen de bouw is het vooral het grootbedrijf dat zich hiervan bedient.
Innovatief ondernemerschap en resultaat Procesintegratie en innovatief ondernemerschap zijn in het kader van de vernieu-
wingsprogramma’s van de Regieraad Bouw en PSIBouw belangrijke doelstellingen. Om op het niveau van sectoren zicht te krijgen op de mate waarin enige beweging gaande is, zijn opdrachtnemers gekarakteriseerd in vier typen bedrijven: bedrijven die nog traditioneel werkzaam zijn, bedrijven die in het bouwproces verschillende functies integreren, bedrijven die innovaties ontwikkelen en toepassen en bedrijven die zowel integreren als innovatief zijn. Hiervoor zijn verschillende criteria gehanteerd waaraan bedrijven moesten voldoen om tot één van de vier typen te behoren. Figuur 7 geeft een overzicht van de uitkomsten over de periode van onderzoek. De resultaten geven een wisselend beeld. Een duidelijke ontwikkeling is nog niet zichtbaar. Van alle onderscheiden sectoren blijken de bouw, bouwinstallatie, advies en ontwerp nog betrekkelijk traditioneel, in tegenstelling
Figuur 7 Karakterisering van opdrachtnemers naar traditioneel, geïntegreerd, innovatief en modern in de periode 2005 - 2008; percentages bedrijven per categorie
Bouw(en) aan de monitor
Bron: EIB
15
tot bijvoorbeeld de toeleverende industrie en handel. Daarentegen is de bouw en bouwinstallatie een sector waarin procesintegratie verder is doorgedrongen dan in de overige sectoren. Innovatie of innovatief ondernemerschap is echter een kenmerk waar de uitvoerende bouw niet in voorop loopt. In de ontwerp -en adviessector en vooral in de toeleverende sectoren kunnen meer bedrijven als innovatief worden beschouwd. Voor alle sectoren geldt dat
moderne bedrijven, die beide kenmerken combineren, naar verhouding nog weinig voorkomen. Binnen de sector bouw gaat het vooral om de grote bedrijven, en om bedrijven werkzaam in de grond-, wateren wegenbouw. Traditionele bedrijven zijn overwegend klein en oefenen gespecialiseerde werkzaamheden uit. De indeling in vier groepen zegt op zichzelf weinig over de kwaliteit van de bedrijven.
Tabel 9 Percentage ‘traditionele’ en ‘moderne’ bedrijven naar eigen beoordeling van twee onderdelen van de ondernemingsperformance* in de periode 2005 - 2008 Performance
Bouw en bouw- installatie
Toeleveranciers Producenten
Toeleveranciers Handel
Traditioneel Modern
Traditioneel Modern
Traditioneel Modern
Winstgevendheid 2005 2006 2007 2008
17 18 24 26
13 23 26 44
13 19 26 26
12 14 22 40
16 36 36 46
46 41 66 44
Marktaandeel 2005 2006 2007 2008
20 23 30 28
32 34 47 58
8 29 37 36
18 40 37 49
32 32 46 41
64 60 68 64
Bouw(en) aan de monitor
*
16
Waardering met een rapportcijfer 8 of hoger.
Bron: EIB
Tabel 10 Percentage ‘traditionele’ en ‘moderne’ ontwerp- en adviesbureaus naar eigen beoordeling van twee onderdelen van de ondernemingsperformance* in de periode 2005 - 2008 Performance
Winstgevendheid Marktaandeel
*
2005
2006
2007
2008
Tradi- Modern Tradi- Modern Tradi- Modern Tradi- Modern tioneel tioneel tioneel tioneel
4 6
Beoordeling als zeer succesvol.
12 14
13 12
23 23
12 14
22 24
10 7
13 22
Bron: EIB
gevendheid gunstig beoordeelt eveneens, waarbij opvalt dat deze fracties in de loop der jaren die van de traditionele bedrijven overtreffen. Wat het marktaandeel betreft zien we in het algemeen een soortgelijke ontwikkeling met soortgelijke verschillen tussen traditionele en moderne bedrijven. Zonder dat er een direct causaal verband kan worden vastgesteld. Daarvoor zijn er te veel factoren van invloed op winstgevendheid en marktaandeel. Desondanks is er een aanwijzing dat ‘moderne’ bedrijven in termen van marktaandeel een sterkere marktpositie hebben dan ‘traditionele’ én dat moderne bedrijven wat winstgevendheid betreft beter profiteren van een conjunctuurherstel dan traditionele bedrijven. In de sector ontwerp en advies treden wat de beoordeling van winstgevendheid en marktaandeel betreft eveneens verschillen naar voren tussen de als traditioneel gekwalificeerde bureaus en de als modern gekwalificeerde (zie tabel 10). Door de jaren heen komen de moderne bureaus, die zich op beide prestatieonderdelen zeer succesvol achten, vaker voor dan de traditionele bureaus met een gelijke beoordeling van hun prestaties op deze onderdelen. Uiteraard zijn er nog meer factoren waarop de ondernemingsperformance beoordeeld kan worden dan alleen winstgevendheid of behoud c.q. groei van het marktaandeel. In het algemeen is gebleken dat moderne opdrachtnemers, ongeacht de sector waarin zij actief zijn, zich meer dan de traditionele succesvol achten in bijvoorbeeld het personeelsbeleid (binding van personeel aan het bedrijf) of het verwerven van opdrachten (acquisitie). Ook wordt door moderne bedrijven de financiële positie gunstiger beoordeeld dan door de traditionele bedrijven. Gaat het om het hebben van tevreden klanten, dan blijken er wat dit betreft geen wezenlijke verschillen in performance tussen beide typen bedrijven.
Bouw(en) aan de monitor
Moderne bedrijven hoeven niet per se beter of succesvoller te zijn dan bijvoorbeeld traditionele bedrijven. Bedrijven zullen wel een ‘incentive’ hebben om zich te bewegen van traditioneel naar innovatief of van traditioneel naar procesgeïntegreerd, indien dit bedrijfseconomische voordelen oplevert. Bijvoorbeeld wanneer ten opzichte van de concurrentie een sterkere marktpositie wordt bereikt, die zich vertaalt in een betere winstgevendheid of behoud of groei van het marktaandeel. Traditionele en moderne bedrijven zijn wat innovatie en procesintegratie betreft elkaars tegenpolen. Als innovatie en procesintegratie lonen kunnen verschillen in winstgevendheid en behoud of groei van het marktaandeel tussen beide groepen een indicatie zijn van een verschil in performance, die te maken heeft met hun kwalificatie als traditioneel of modern. In de tabellen 9 en 10 zijn over de periode van onderzoek de traditionele en moderne bedrijven in vier sectoren tegenover elkaar geplaatst, en vergeleken waar het de eigen beoordeling van de winstgevendheid en het behoud of de groei van het marktaandeel betreft; twee prestatiemaatstaven die vaak worden toegepast om het jaarresultaat van de bedrijfsvoering te beoordelen. Uit de tabellen blijkt dat er opmerkelijke verschillen zijn in de beoordeling van de prestaties op deze twee punten. De winstgevendheid is een grootheid die sterk onder invloed staat van de conjunctuur. Dit geldt in principe voor alle bedrijven, traditionele en moderne. In 2005 kroop de bouw uit een economisch dal. Dit is te merken aan de beoordeling van de eigen winstgevendheid door zowel traditionele als moderne bedrijven. In de sector bouw en bouwinstallatie steeg bijvoorbeeld het percentage traditionele bedrijven dat de winstgevendheid met een acht of hoger waardeerde van 17 in 2005 tot 26 in 2008. Ook in andere sectoren tekent zich zo’n ontwikkeling af. Bij de ‘moderne’ bedrijven groeit het percentage dat de eigen winst-
17
Colofon
Bouw(en) aan de monitor
Uitgave Regieraad Bouw en PSIBouw Tekst Regieraad Bouw en PSIBouw
18
Gouda, september 2008
Vormgeving Van Lint Vormgeving, Zierikzee Illustratie omslag Beeldleveranciers Druk Quantes, Rijswijk
Groningenweg 10 Postbus 420 2800 AK Gouda Tel. 0182 - 540626 Fax 0182 - 540627
[email protected] www.regieraadbouw.nl
Groningenweg 10 Postbus 420 2800 AK Gouda Tel. 0182 - 540670 Fax 0182 - 540671
[email protected] www.psibouw.nl