Driemaandelijks tijdschrift van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten
www.iec-iab.be | Nr. 3 / 2010
Beroep De belangrijkste conclusies uit de ledenenquête van 2009 Fiscaliteit Concrete ideeën voor de belastinghervorming van 2011 Beroep Maak je kantoor ‘lean’ en behaal tot 30 % meer omzet Fiscaliteit Het Europese geïnformatiseerde accijnsstelsel (excise movement control system, EMCS) e-Accountancy Technologische vitamines … Fiscaliteit Wat zijn de gevolgen als het bankgeheim wordt opgeheven?
AFGIFTEKANTOOR: 3000 LEUVEN I P608443 – IEC-IAB E . J ac q m ainlaan 1 3 5 / 2 – B E - 1 0 0 0 B R U S S E L
Trends Een 1ste semester om snel te vergeten!
Bouwen aan de toekomst
Inhoud Accountancy&Tax
3
Editoriaal
Driemaandelijks tijdschrift van het IAB nr. 3 / 2010
4
Beroep De belangrijkste conclusies uit de ledenenquête van 2009 Fabienne Cleymans
ADMINISTRATIE EN REDACTIE
IAB, Emile Jacqmainlaan 135/2, 1000 Brussel Tel.: +32 2 543 74 90 – Fax: +32 2 543 74 91 E-mail:
[email protected]
13
Fiscaliteit Concrete ideeën voor de belastinghervorming van 2011 Bruno Colmant
15
Beroep Maak je kantoor ‘lean’ en behaal tot 30 % meer omzet
19
Fiscaliteit Het Europese geïnformatiseerde accijnsstelsel (excise movement control system, EMCS) Luc Gheysens
27
e-Accountancy Technologische vitamines … Roger Lassaux
36
Fiscaliteit Wat zijn de gevolgen als het bankgeheim wordt opgeheven? ING-Onderneming
40
Trends Een 1ste semester om snel te vergeten! Amid Faljaoui
42
IAB in ’t kort
42
Wetgeving
44
IAB-info flashback
46
Vakliteratuur
REDACTIECOÖRDINATOR
M. Tilmant E-mail:
[email protected] REDACTIECOMITÉ
E. Basso, A. Bert, J. Colson, J. De Blay, A. Faljaoui, S. Ghilain, N. Hormans, C. Janssens, J.-L. Kilesse, R. Lassaux, E. Steghers, M. Tilmant, B. Vanderstichelen, K. Vandriessche UITGEVERS
Intersentia, Groenstraat 31, 2640 Mortsel www.intersentia.be Anthemis, Chemin du Cyclotron 6, 1348 Louvain-la-Neuve www.anthemis.be ILLUSTRATOR COVER
Rosemarie De Vos VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
A. Bert, Emile Jacqmainlaan 135/2, 1000 Brussel ISSN 1375-9876 MEDEDELING VOOR DE LEZERS
De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en mening van auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité. Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) Opgericht bij Wetten van 21 februari 1985 en 22 april 1999 UITVOEREND COMITÉ
Voorzitter: A. Bert Ondervoorzitter: B. Vanderstichelen Secretaris-penningmeester: J. De Blay Secretaris: J.-L. Kilesse Leden: E. Degrève, B. Van Coile RAAD
Voorzitter: A. Bert Ondervoorzitter: B. Vanderstichelen Leden: J. Baeten, L. Ceulemans, M. Claes, C. Cloquet, J. De Blay, E. Degrève, J.-G. Didier, J. Hellin, J.-L. Kilesse, F. Schelfhaut, S. Troonbeeckx, B. Van Coile ALGEMEEN DIRECTEUR
E. Steghers
EDITORIAAL
Bouwen aan de toekomst
O
p de cover van deze editie vindt u de foto van het gebouw aan de Emile Jacqmainlaan 135/2 dat wij sedert 23 augustus samen met het IBR betrekken. Wij huren de 5e en de 6e verdieping. De kantoren bevinden zich op de 5e verdieping, en het onthaal, de vergaderzalen en de bibliotheek situeren zich op de 6e verdieping, met toegang tot een ruim terras. In dit nieuwe gebouw konden wij de indeling van de kantoren uittekenen volgens de behoeften van onze diverse diensten. Het is voorzien van de modernste technische uitrusting en er werd veel belang gehecht aan zuinig energieverbruik. De centralisatie van de kantoren op één verdieping zal de efficiëntie en samenwerking tussen de diensten onderling nog verbeteren. Het is gemakkelijk bereikbaar met het openbaar vervoer en er zijn meerdere parkings in de buurt. Aan de verhuis zijn vele vergaderingen voorafgegaan om in overleg tussen de instituten de praktische en technische aspecten te bespreken en de kostenverdeling vast te leggen. Er werd een ‘Renaissance’-commissie opgericht, naar de naam van het gebouw, waarin beide instituten gelijk vertegenwoordigd werden, onder het voorzitterschap van een onafhankelijk deskundige, de heer Philippe Six, algemeen directeur van de Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen. De taak van de commissie bestond eruit de gemeenschappelijke kostenaspecten van het gebouw, de gedeelde diensten en de kostenverdeling hiervan te beheren, met inachtname van de protocolovereenkomst die door het IAB en het IBR werd ondertekend. De andere projecten van het Instituut blijven natuurlijk lopen! De Raad van het Instituut vroeg reeds enkele jaren toegang tot de databanken van de diensten van de FOD Financiën, om, als toegift voor de medewerking aan de intrede van de elektronische aangiften, op een directe en correcte wijze kennis te kunnen nemen van de fiscale gegevens met betrekking tot onze cliënten. In februari kondigde de heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën, aan, dat My MinfinPro zou worden ontwikkeld; een toepassing waarbij de leden van de drie instituten toegang zouden krijgen tot de My Minfin-gegevens van hun cliënten. Sinds juni is de toepassing voltooid: met een enkele raadpleging zijn alle fiscale
gegevens van een cliënt toegankelijk voor de beroepsbeoefenaars. Enige voorwaarden zijn evenwel dat het een cliënt betreft voor wie men als mandaathouder reeds een Tax-onWeb-aangifte indient, en dat omwille van de bescherming van de privacy, bijkomend een elektronische volmacht moet worden gegeven via een eenvoudige procedure. Volledige toelichting hieromtrent wordt verder in dit nummer gegeven. Het belang van deze realisatie mag zeker worden onderstreept en moet u in staat stellen om op een efficiënte wijze te beschikken over de noodzakelijke gegevens om een degelijke fiscale dienstverlening te kunnen verzekeren. Indien ditzelfde nu nog kan worden gerealiseerd voor de rechtspersonen, dan kunnen ook hier veel tijdrovende vraagstellingen en opzoekingen worden vermeden. Misschien hebben wij bij het verschijnen van dit nummer reeds een federale regering volgend op de verkiezingen van 13 juni. Dat zou betekenen dat er een evenwicht is gevonden tussen besparingen en nieuwe belastingen en heffingen. De economische en financiële crisis heeft de verschillende staten van de Europese Unie zwaar getroffen. De begrotingen zijn onder zeer zware druk komen te staan en blijvende tekorten kunnen de kredietwaardigheid van een land aantasten. Dit in combinatie met een grote werkloosheid en de vergrijzing van de bevolking, plaatst onze verschillende regeringen onder druk om een nuchter en realistisch beleid te voeren, dat dan ook nog eens als resultaat moet hebben dat het ondernemerschap wordt gestimuleerd. Door de toepassing van de elektronica en de ontwikkeling in managementprocessen ontstaan nieuwe technieken die erop gericht zijn de efficiëntie en de toegevoegde waarde te verhogen. Wij hadden het genoegen een gesprek te hebben met professor Luc Chalmet over ‘lean’, een methode oorspronkelijk ontwikkeld door de autosector om de productieprocessen efficiënter te maken, maar die nu ook toegang vindt in de dienstverlenende sector. Aan het gesprek nam eveneens de heer Herman Van den Keybus deel, voormalig confrater en nu actief als consultant in lean adminstration en paperless office. Voor velen zal dit een eerste kennismaking zijn met deze nieuwe managementtechniek.
•
André Bert, Voorzitter
2 010/3
3
beroep
De belangrijkste conclusies uit de ledenenquête van 2009 Fabienne Cleymans Adjunct-directeur IAB
Inleiding
Respons op de enquête
Teneinde het belang van de beroepen van accountant en belastingconsulent beter te kunnen kaderen, gaf het IAB in het najaar van 2008 opdracht aan twee laatstejaarsstudenten van de Hogeschool-Universiteit Brussel (HUB), onder wetenschappelijk toezicht en de leiding van professor Jo Van den Bossche, om een enquête uit te voeren onder de leden. Hieruit moest een beter inzicht worden verkregen in het economisch en maatschappelijk belang van de beroepen van accountant en belastingconsulent.
De enquête werd verstuurd naar alle natuurlijke leden van het Instituut, op basis van de ledendatabank van het Instituut, met 6 995 leden.
De enquête betrof een beschrijvend onderzoek, gericht naar het volledige ledenbestand, en geen statistisch onderzoek met steekproeven in functie van voldoende representativiteit ten opzichte van de populatie. Dit betekent dat men de resultaten in het kader van onze enquête enkel voor de groep van respondenten mag beschouwen en dat men geen extrapolaties mag maken naar de totale populatie. Het spreekt echter voor zich dat de resultaten wel een aantal tendenzen aantonen, en we op basis daarvan een aantal conclusies kunnen trekken.
De respons via de elektronische enquête bedroeg 1 145 antwoorden. Daarnaast werden ook 1 050 schriftelijke enquêtes teruggestuurd. In totaal werden dus 2 195 antwoorden ontvangen, waarmee een responsgraad van 31,38 % werd bereikt. We kunnen hier dus van een overduidelijk succces spreken. Een deel van de schriftelijk teruggestuurde formulieren was helaas onvolledig of onjuist ingevuld waardoor deze antwoorden onbruikbaar werden voor verdere analyse. Slechts 1 857 antwoorden konden worden geregistreerd, wat een responsgraad oplevert van 26,55 %. Dit is relatief gezien nog steeds een mooi resultaat. De representativiteit dient echter telkens te worden afgetoetst voor iedere subgroep (volgens leeftijd, geslacht, hoedanigheden, enz.).
Analyse van het ledenbestand Er werden vier vragenlijsten opgesteld. Een eerste lijst had betrekking op algemene informatie en was bestemd voor alle leden. Daarna werden de vragen opgesplitst al naargelang het lid zijn hoofdberoep uitoefent als intern of als extern lid. Voor de externe leden werd de vragenlijst dan nog eens opgesplitst al naargelang het hoofdberoep wordt uitgeoefend als zelfstandige via een eenmanszaak of via een professionele vennootschap.
4
2 010/3
Om een beter inzicht te krijgen in de resultaten van deze enquête is het nuttig om voorafgaandelijk het ledenbestand zelf te analyseren. Daarom hernemen we hieronder een aantal statistieken. Bijna 2/3 van de leden staat op de lijst van externe leden (62 % externe leden, 38 % interne leden).
beroep
Gaat men het ledenbestand nader analyseren in functie van de hoedanigheden van de leden, dan kan men stellen dat de helft van de leden zowel de titel van accountant als van belastingconsulent draagt (51,79 %). De leden met enkel de hoedanigheid van belastingconsulent, maken 19 % van de leden uit en 29,21 % draagt enkel de titel van accountant.
Men ziet hier duidelijk een verschuiving in de leeftijdscategorieën. Hoe jonger een lid, hoe meer hij opteert voor beide hoedanigheden of voor de hoedanigheid van belastingconsulent. Dit heeft natuurlijk alles te maken met de erkenning van de titel van belastingconsulent door de Wet van 22 april 1999.
Vandaag zijn onze beroepen nog overwegend mannelijk, slechts 1 op de 5 leden is een vrouw. Men ziet echter dat dit sterk evolueert bij de jongere generaties.
Indien men de verdeling tussen mannen en vrouwen nagaat tegenover de hoedanigheden, dan is het vooral opvallend dat bij de belastingconsulenten de grootste groep vrouwen terug te vinden is (29,12 %). Dit is natuurlijk gelinkt met de doorgaans jongere leeftijd van de belastingconsulenten.
Indien we naar de leeftijdscategorieën kijken, merken we dat vooral vanaf 41-50 jaar, het aantal vrouwelijke beroepsbeoefenaars sterk toeneemt. Deze tendens tekent zich nog meer af in de categorie jonger dan 41 jaar, waar reeds 37 % van de leden een vrouw is. Ook een snelle berekening bij de stagiairs bevestigt de tendens van de vervrouwelijking van het beroep, met 47 % vrouwelijke stagiairs. Leeftijd
Aantal
%
% M
% V
< 40
1745
24,95
62,87
37,13
100
Tussen 41 en 50
1803
25,78
74,93
25,07
100
Tussen 51 en 60
2290
32,74
88,86
11,14
100
Tussen 61 en 65
650
9,29
91,54
8,46
100
> 65
507
7,25
93,69
6,31
100
6995
100
Totaal
Met bijna 33 % van de leden, bevindt de grootste groep zich in de leeftijdscategorie van 51 tot 60 jaar. De helft van de leden is ouder dan 50 jaar. Indien men nu de hoedanigheid in verband brengt met de leeftijd, krijgt men onderstaande tabel. Hoedanigheid Accountant Belastingconsulent ACC/BC
> 65
61-65
51-60
41-50
55,42 % 47,69 % 43,84 % 19,02 % 2,17 %
2,92 %
< 41 6,42 %
9,87 % 30,95 % 29,11 %
42,41 % 49,39 % 46,29 % 50,03 % 64,47 % 100 %
100 %
100 %
100 %
100 %
Hoedanigheid
M
V
Accountant
85,12 %
14,88 %
100 %
Belastingconsulent
70,88 %
29,12 %
100 %
ACC/BC
79,24 %
20,76 %
100 %
Deze cijfers zijn natuurlijk slechts een momentopname uit de periode waarin de ledenenquête werd afgenomen. Het zou vanzelfsprekend interessant zijn om ook een analyse van de evolutie van het ledenbestand van het Instituut te maken, maar dit zou ons hier te ver leiden.
Algemene resultaten van de enquête Er werden vooreerst een aantal algemene vragen gesteld aan alle leden, zowel de interne als de externe. Deze vragen hadden voornamelijk tot doel de globale tendenzen voor de volledige groep van leden te ontdekken. Zo werd er gepeild naar het opleidingsniveau, het al dan niet lid zijn van een beroepsvereniging, de activiteiten die door het lid het meest worden uitgevoerd, het gemiddeld aantal uren gevolgde permanente vorming en de domeinen waarin het Instituut een meerwaarde kan betekenen voor de leden. De antwoorden werden dan ook geanalyseerd in functie van de leeftijdsgroepen, het geslacht en de hoedanigheid.
Het opleidingsniveau Bijna de helft van de respondenten, nl. 48,36 %, heeft een professionele bachelor als hoogste opleidingsniveau en 35,49 % van de respondenten behaalde een masterdiploma. De rest van de respondenten heeft ofwel niet geantwoord ofwel “andere” aangeduid.
2 010/3
5
beroep
Als men gaat kijken naar welke diploma’s het hoogste scoren, dan krijgt men de volgende top 3: 1. bachelor economie: 39 % 2. bachelor fiscaliteit: 31 % 3. master economie en fiscaliteit: 21 % Gaat men dieper in op de link met de leeftijdsgroepen, dan merkt men dat er slechts een lichte verschuiving is naar meer masterdiploma’s bij de jongere leden. Bij de categorie jonger dan 41 jaar, heeft meer dan de helft een bachelordiploma als opleidingsniveau. Ook als men rekening houdt met het geslacht, zijn er geen opmerkelijke verschillen. De vrouwelijke leden van het Instituut lijken net iets vaker dan hun mannelijke collega’s over een masterdiploma te beschikken. Bij de mannen scoort een economische bachelor het hoogst, bij de vrouwen is dat de economische bachelor en de bachelor fiscaliteit.
Hoewel onze beroepen overwegend mannelijk zijn, neemt het aantal vrouwelijke beroepsbeoefenaars sterk toe Men heeft ook de link gelegd met de hoedanigheden van de respondenten. Hieruit kan men afleiden dat bijna de helft (46 %) van de respondenten die de titel van accountant dragen, een economische bachelor hebben behaald. Voor de belastingconsulenten liggen de behaalde diploma’s meer verspreid, 26 % behaalde een bachelor fiscaliteit, 26 % behaalde een master economie, 20 % een bachelor economie en 20 % een master in de rechten.
Mannen en vrouwen zijn ongeveer evenveel lid van een of meerdere beroepsverenigingen, maar vrouwen zijn relatief gezien wel iets minder vaak lid van meerdere beroepsverenigingen. Legt men het verband met de leeftijd, dan kan men noteren dat in elke leeftijdscategorie ongeveer de helft van de leden lid is van één beroepsvereniging. Het is vooral de groep tussen 51 en 65 jaar, die lid is van meerdere beroepsverenigingen. Daarentegen ziet men bij de jongste categorie (jonger dan 41 jaar) dat een grote groep (24 %) geen lid is van een beroepsvereniging. Kijkt men naar de hoedanigheid van het lid, dan ziet men gelijklopende resultaten voor zowel accountant, belastingconsulent als voor de leden met beide titels. Enkel voor de belastingconsulent kan men stellen dat deze iets minder frequent lid is van een beroepsvereniging dan de accountant en de accountant en belastingconsulent.
Tijdsbesteding Er werd de leden gevraagd hoeveel tijd zij gemiddeld besteden aan de voor hen vijf belangrijkste activiteiten. We hebben de activiteiten als volgt gegroepeerd: 1. Accountancy: – Voeren van de boekhouding – Financiële analyse/reporting/advies/begeleiding – Budgettering en controle – Consolidatie – Administratieve organisatie – Kostprijsberekening – Andere controleactiviteiten 2. Fiscale activiteiten: – Vennootschapsbelasting (aangifte, advies) – Btw (aangifte, advies) – Personenbelasting (aangifte, advies) – Andere fiscale activiteiten
Lidmaatschap bij een beroepsvereniging Het overgrote deel van de leden, hetzij 86 %, is lid van een of van meerdere beroepsverenigingen. 49 % is lid van slechts een beroepsvereniging en 37 % is lid van meerdere beroepsverenigingen. De interne leden zijn relatief gezien iets minder vaak lid van een beroepsvereniging (82 %) dan de externe leden (89 %).
3. Andere: – Personeelsbeheer – Risicobeheer – Milieuwetgeving – Corporate governance (SOX) – Andere 4. Bijzondere mandaten en expertises
6
2 010/3
beroep
Op basis van de ontvangen antwoorden, kan de tijdsbesteding als volgt worden verdeeld volgens de hoedanigheden van de leden:
Aantal uur permanente vorming/ jaar
%
Minder dan 30 uur
6 %
49 %
Tussen 31 en 40 uur
26 %
72 %
45 %
Tussen 41 en 50 uur
45 %
8 %
28 %
4 %
Meer dan 50 uur
23 %
2 %
–
2 %
100 %
100 %
Accountant
Belastingconsulent
ACC/BC
Accountancy
59 %
–
Fiscale activiteiten
31 %
Andere Bijzondere mandaten en expertises
Activiteiten
Totaal
groep van de leden, nl. 6 %, voldoet echter helemaal niet, met minder dan 30 uur per jaar.
100 %
Permanente vorming Permanente vorming is van cruciaal belang voor onze beroepen. Daarom werd binnen de schoot van het Instituut een Commissie permanente vorming opgericht, die een nieuwe norm heeft uitgewerkt in het kader van de IES7 (International Education Standard), de aanbevelingen rond permanente vorming van de IFAC (International Federation of Accountants). Dankzij deze nieuwe norm, die sinds 1 september 2009 in voege is, is het voortaan mogelijk om vormingsoperatoren en vormingsactiviteiten voorafgaandelijk te erkennen volgens vastgestelde criteria en bovendien de nodige controle hierop te organiseren. Daarnaast hebben de verschillende beroepsverenigingen op 9 november 2009 een kwaliteitscharter ondertekend als vormingsoperatoren, waarin ook zij het belang erkennen van een degelijke permanente opleiding en zij zich engageren om hierop het nodige toezicht uit te oefenen in het kader van de door henzelf georganiseerde opleidingen. Deze enquête werd echter afgenomen nog voor deze nieuwe norm van het Instituut in voege was, waarbij jaarlijks minimum 40 uur pemanente vorming gevolgd moest worden (in plaats van de huidige regeling van minimum 120 uur per periode van 3 jaar met een jaarlijks minimum van 20 uur), en moet dan ook tegen die achtergrond worden beschouwd. Op basis van onderstaande bevindingen, kan men stellen dat 68 % ruimschoots voldoet aan de eisen, en dus meer dan 41 uur permanente opleiding per jaar volgt. Een kleine
100 %
Indien men de link onderzoekt met de leeftijdscategorieën, ziet men dat vooral de groep tussen 51 en 60 jaar een problematische leeftijdscategorie is, aangezien 44 % van de leden met minder dan 30 uur permanente vorming per jaar tot deze leeftijdscategorie behoort. Legt men het verband met de hoedanigheid van de leden, dan ziet men dat de belastingconsulenten de beste score halen voor het aantal uur gevolgde permanente opleiding.
Meerwaarde van het Instituut voor de leden Er werd de leden gevraagd op welk vlak het Instituut de meeste meerwaarde biedt. Hieruit blijkt dat het Instituut vooral een grote rol speelt in de uitstraling van het beroep. Verder behaalden volgende factoren ook een goede beoordeling (opsomming in volgorde van belangrijkheid): de professionele informatie, de deontologie en de collectieve verzekering beroepsaansprakelijkheid. Het Instituut zal ook in de toekomst de nadruk blijven leggen op het leveren van professionele informatie via de website, het ledentijdschrift en andere publicaties. Via een bijkomende enquête omtrent de publicaties van het Instituut trachten wij ons aanbod nog accurater af te stemmen op de noden van de leden. De goede score voor deontologie toont daarnaast aan dat de leden het essentieel vinden dat het Instituut toekijkt op de naleving van de gedragsregels, die een fundamentele vereiste uitmaken voor de toekomst van ons beroep. Minder goede scores werden behaald voor begeleiding, vorming, toezicht en aanwerving personeel. Aanwerving van personeel scoort hier het slechtst. De vraag stelt zich of leden vinden dat ze daarvoor het Instituut niet nodig hebben en dat er meer geëigende kanalen bestaan voor recrutering of,
2 010/3
7
beroep
daarentegen, dat het Instituut niet voldoende bijdraagt aan de invulling van de vacatures in de kantoren. Via de website biedt het Instituut reeds een aantal jaren de mogelijkheid aan leden en stagiairs om vacatures of vragen voor nieuwe uitdagingen te plaatsen. Ook vraag en aanbod rond de overdracht van een kantoor komen hier aan bod. Het Instituut zal verder onderzoeken of deze dienst nog verder dient te worden uitgebreid of meer onder de aandacht van de leden moet worden gebracht. Betreffende de slechte score voor begeleiding en toezicht is het niet duidelijk hoe dit juist door de leden werd geïnterpreteerd bij het antwoorden op de vraag. Is er te veel controle of juist te weinig? Moet de begeleiding verder worden uitgebouwd en zo ja op welke manier dient dit best te gebeuren? Bij de interne leden is het vooral beroepsinformatie die het beste scoort, gevolgd door de uitstraling van het beroep. Bij de externe leden behaalt de collectieve beroepsaansprakelijkheid de eerste plaats, gevolgd door deontologie.
Focus op de interne leden Er werd aan de interne leden gevraagd om een specifieke vragenlijst in te vullen in het kader van de uitoefening van hun werkzaamheden. Er dient evenwel een kanttekening te worden geplaatst. In het kader van deze enquête werden als interne leden beschouwd, die leden die hun hoofdberoep niet als zelfstandige maar wel in dienstverband uitoefenenen. Dit komt dus niet helemaal overeen met de lijsten van het Instituut, waar een lid die eventueel slechts in zeer beperkte mate een zelfstandige activiteit uitoefent en in hoofdzaak bijvoorbeeld in dienstverband tewerkgesteld is, toch op de lijst van externe leden zal worden opgenomen. Van de 1 857 ingevulde vragenlijsten, werden er 799 ingevuld door interne leden. De representativiteit is moeilijk meetbaar omdat de groep interne leden uit onze database niet echt overeenstemt.
Hiërarchisch niveau
Algemeen %
Mannen %
Vrouwen %
Directie
21,78 %
25,52 %
11,87 %
Hoger kader
29,66 %
32,40 %
22,83 %
Middenkader
31,66 %
28,97 %
38,81 %
Lager kader
5,13 %
5 %
5,49 %
Niet van toepassing
11,77 %
8,11 %
21 %
100 %
100 %
100 %
De grootste groep mannen (32 %) bevindt zich in het hoger kader. De grootste groep vrouwen (39 %) bevindt zich in het middenkader. Zeer opvallend, als men het hiërarchisch niveau in het licht van de leeftijd analyseert, is dat reeds 37 % van de interne leden jonger dan 40 jaar, zich op het niveau van hoger kader of directie bevindt. Ook dit duidt op het belang van de titel voor jongeren.
86 % van de beroepsbeoefenaars is lid van een of meerdere beroepsverenigingen
Ook de link met diploma’s werd gelegd, waaruit men leert dat op directieniveau de grootste groep een masterdiploma economie behaalde. Bachelors stromen iets minder door naar het directieniveau, wel naar het hoger kader.
Tewerkstelling: hiërarchisch niveau Tewerkstelling: sector Er werd gepeild naar het hiërarchisch niveau waar onze interne leden zich bevinden binnen de ondernemingen of kantoren. Uit onderstaande tabel blijkt dat meer dan 50 % behoort tot het niveau van directie of hoger kader. Dit toont duidelijk aan dat het dragen van de titel wel degelijk belang heeft voor de toekomstige carrièremogelijkheden.
8
2 010/3
Een kleine helft van de interne leden (44 %) is tewerkgesteld in een accountants- en/of belastingconsulentenkantoor. Onderstaande tabel geeft de verdeling over de verschillende sectoren weer.
beroep
Sector
%
Accountantskantoor
8,89 %
Belastingconsulentenkantoor
3,88 %
Accountants- en belastingconsulentenkantoor
30,79 %
Industrie
15,39 %
Diensten
13,14 %
Andere
12,27 %
Groothandel
4,76 %
Bouw
3,38 %
Overheidssector
3 %
Kleinhandel
1,75 %
Onderwijs
1 %
Vrije beroepen
0,75 %
Horeca
0,75 %
Landbouw
0,25 %
voor zijn rekening neemt. Dit is zowel het geval voor de interne leden die in een kantoor werken, als voor de leden die voor een privé-onderneming werken. Het is dus niet omdat een intern lid werkt voor een privé-onderneming dat hijzelf meer zal moeten investeren in zijn ledenbijdragen en permanente vorming. Wij kunnen hieruit afleiden dat de bedrijven het belang erkennen zowel van de titel als van de permanente opleiding die ermee gepaard gaat.
Meer dan 50 % van onze interne leden werkt op directie- of hogerkaderniveau
100 %
Voorts kon men uit de antwoorden ook afleiden dat de interne leden ongeveer evenveel voor nationale ondernemingen als voor multinationale ondernemingen tewerkgesteld zijn.
In het geval dat het intern lid zelf zijn permanente vorming betaalt, geeft hij hier jaarlijks gemiddeld 1244 EUR aan uit.
Focus op de externe leden Helaas werd door de respondenten weinig informatie vrijgegeven over de grootte van het bedrijf waardoor ze tewerkgesteld zijn (omzet, aantal personeelsleden). Op dit vlak konden geen conclusies worden getrokken.
Betaling ledenbijdragen en permanente vorming Tenslotte werd de interne leden nog gevraagd of zij al dan niet zelf de kosten voor de ledenbijdragen (IAB, beroepsverenigingen) en de kosten voor hun permanente vorming dienen te dragen. Kosten ledenbijdragen en permanente vorming
Door de werkgever
Door het intern lid
Ledenbijdragen
74 %
26 %
Permanente vorming
79 %
21 %
Het is dus meestal de werkgever die de kosten voor het dragen van de titel en de bijhorende permanente opleiding
Ook de externe leden dienden een specifieke vragenlijst in te vullen. De vragen richtten zich enerzijds tot externe leden die hun beroepsactiviteit uitoefenen als zelfstandige of via een eenmanszaak en anderzijds, tot externe leden die hun beroepsactiviteit uitoefenen als vennoot of als aandeelhouder van een professionele vennootschap, zodat ook de gegevens van deze professionele vennootschap konden worden opgevraagd.
Tewerkstelling Onze doelstelling was een duidelijk beeld te verkrijgen van de tewerkstelling die door onze kantoren worden gecreëerd. Ongeveer de helft van alle kantoren heeft bedienden in dienst. Voor de eenmanszaken is dat 26 %, voor de professionele vennootschappen is dat 62 %. Kijkt men naar de samenstelling van de kantoren, dan ziet die er als volgt uit:
2 010/3
9
beroep
Bedienden
IAB-lid
IAB-stagiair
Andere
Eenmanszaken
54 %
13 %
33 %
Professionele vennootschappen
15 %
13 %
72 %
Vooral bij de professionele vennootschappen valt een groot deel onder de categorie “andere”. Dit zijn o.a. BIBF-leden of stagiairs, maar ook secretariaatsmedewerkers. Bij de eenmanszaken ziet men dat in 23 % van de gevallen de echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner medewerkend is. Helaas werd dit gedeelte van de enquête verder te weinig ingevuld om voldoende representativiteit te garanderen. Een correcte analyse van sommige gegevens is hierdoor onmogelijk (vb. wat betreft de verdeling man-vrouw, de leeftijdscategorieën of de totale tewerkstelling die door de sector wordt gecreëerd). Wel konden we een inzicht krijgen in de verwachte evolutie van de tewerkstelling in de kantoren. Niettegenstaande deze enquête werd afgenomen in de beginperiode van de economische crisis, gaf bijna 74 % van de kantoren met bedienden in dienst aan dat ze een stabiele situatie verwachten voor het lopende jaar (2009), 22 % gaf zelfs aan een stijging van de tewerkstelling te verwachten. Hierbij merken we ook op dat de eenmanszaken net iets positiever lijken dan de professionele vennootschappen.
Loonpolitiek Op de vraag met betrekking tot de totale loonkost van het kantoor werd onvoldoende geantwoord om dit als representatief te kunnen beschouwen. Een inschatting van de totale loonkost die door de sector wordt gedragen blijkt dus onmogelijk. De meest voorkomende voordelen van alle aard die door onze kantoren worden toegekend, zijn de volgende: VAA
%
Maaltijdcheques
18,42 %
Bedrijfsvoertuig
16,51 %
Groepsverzekering
16,24 %
Gsm
13,97 %
Computer
10,13 %
Internetverbinding
8,22 %
Hospitalisatieverzekering
6,99 %
Bonussen
5,59 %
Andere
3,93 % 100 %
Op te merken valt wel dat bij eenmanszaken minder frequent een bedrijfsvoertuig wordt toegekend dan bij professionele vennootschappen.
Betaling ledenbijdragen en permanente vorming In die periode waren de gevolgen van de crisis nog niet helemaal zichtbaar, maar deze respons duidt er toch op dat onze kantoren niet verwachtten rechtstreeks door de crisis te worden geraakt. Wat de invulling van de openstaande vacatures betreft, lijkt de duurtijd eerder mee te vallen in tegenstelling met wat veelal hoorbaar is. 47 % van de vacatures raakt namelijk binnen de 3 maanden ingevuld, 30 % tussen de 3 en de 6 maanden. Dit wil zeggen dat meer dan driekwart van de vacatures binnen een tijdspanne van 6 maanden worden ingevuld. Dit geldt zowel voor de eenmanszaken als voor de professionele vennootschappen. In de vraag werd wel niet gespecifieerd of het over professionele dan wel over secretariaatsfuncties ging.
10
2 010/3
Ook aan de externe leden werd gevraagd, in het geval zij bedienden tewerkstellen, of zij de kosten voor ledenbijdragen en permanente vorming voor de beroepsbeoefenaars voor hun rekening nemen. Kosten ledenbijdragen en permanente vorming
Door de vennootschap
Door de beroepsbeoefenaar
Ledenbijdragen
80 %
20 %
Permanente vorming
87 %
13 %
Vooral de professionele vennootschappen zijn bereid deze lasten te dragen. Slechts 54 % van de eenmanszaken betaalt de lidgelden voor zijn beroepsbeoefenaars en slechts 70 % betaalt de kosten voor permanente vorming.
beroep
Bedrijven erkennen het belang van de titel en van de permanente beroepsopleiding Cliënteel
Professionele vennootschappen
Eenmanszaken
Categorie
Algemeen
Eenmanszaken (handelaars)
23,85 %
21,07 %
29,50 %
Vrije beroepen
10,56 %
10,49 %
10,70 %
Kleine vennootschappen*
54,46 %
57,88 %
47,52 %
Grote vennootschappen*
7,07 %
7,22 %
6,76 %
Andere rechtspersonen
4,06 %
3,34 %
5,52 %
100 %
100 %
100 %
Om een idee te krijgen van de grootte van onze kantoren werd gevraagd naar het aantal cliënten per kantoor:
* volgens het Wetboek van Vennootschappen Professionele vennootschappen
Grootte cliënteel
Algemeen
Eenmanszaken
1 – 100
47,78 %
39,97 %
63,61 %
101 – 150
26,49 %
26,84 %
25,79 %
151 – 250
13,06 %
16,10 %
6,88 %
251 – 500
9,65 %
13,14 %
2,58 %
501 – 1000
2,37 %
3,25 %
0,57 %
> 1000
0,66 %
0,71 %
0,57 %
100 %
100 %
100 %
Kijkt men naar de algemene cijfers, dan ziet men dat bijna driekwart van de kantoren minder dan 150 cliënten heeft. Het percentage van externe leden dat minder dan 100 cliënten heeft, bedraagt 48 %, waarbij men opmerkt dat dit in grote mate eenmanszaken betreft (nl. 64 % van de eenmanszaken heeft minder dan 100 cliënten tegenover 40 % van de professionele vennootschappen). Ook wat betreft de verwachte evolutie van het cliënteel zijn de kantoren eerder positief. 53 % van de kantoren verwacht een voortzetting van de bestaande situatie, 35 % verwacht zelfs een stijging van het cliënteel in het lopende boekjaar. Er zijn relatief gezien meer eenmanszaken die een stabiele situatie verwachten, terwijl meer professionele vennootschappen een stijging verwachten. Er werd eveneens gepeild naar de categorie van cliënten:
De resultaten komen vrij goed overeen voor de professionele vennootschappen en de eenmanszaken. Beiden hebben vooral kleine vennootschappen en handelaars als cliënt. Er werd daarnaast ook de vraag gesteld welk percentage van het cliënteel deel uitmaakt van een internationale groep. Bij de professionele vennootschappen ligt dat percentage op 5,71 % en bij de eenmanszaken op 4,53 %. Voor alle externe leden samen maakt 5,32 % van het cliënteel deel uit van een internationale groep. Het is misschien ook nog interessant om even de sectoriële spreiding van het cliënteel weer te geven volgens de respondenten:
Sector Industrie Landbouw Bouw
Algemeen
Professionele vennootschappen
Eenmanszaken
6,81 %
6,96 %
6,50 %
1,36 %
1,18 %
1,73 %
12,12 %
12,16 %
12,05 %
Groothandel
5,99 %
6,06 %
5,86 %
Kleinhandel
16,96 %
15,83 %
19,24 %
5,71 %
5,85 %
5,44 %
Diensten
24,93 %
25,06 %
24,67 %
Vrije beroepen
12,72 %
13,02 %
12,13 %
Patrimoniumvennootschappen
4,81 %
5,24 %
3,94 %
Holdingvennootschappen
2,95 %
3,29 %
2,24 %
Andere
5,64 %
5,35 %
6,20 %
100 %
100 %
100 %
Horeca
2 010/3
11
beroep
Ook werd de externe leden gevraagd of zij al dan niet met een opdrachtbrief werken. 27 % antwoordde dat zij dit reeds gebruikten, 23 % voorzag om op korte termijn een opdrachtbrief voor de cliënten op te stellen. Het zou interessant zijn om de evolutie van het gebruik van de opdrachtbrief nader te analyseren. Het gebruik van een opdrachtbrief is namelijk niet verplicht maar wordt wel sterk aangeraden door het Instituut, in het bijzonder in het kader van de beroepsaansprakelijkheid. Sinds begin 2009 werkte het Instituut verschillende modellen uit. Deze worden ter beschikking gesteld via de website.
Beroepsuitoefening De enquête gaf ons een inzicht in de gemiddelde jaarlijkse kost aan documentatie en informatica binnen onze kantoren: Gem. kost laatste boekjaar
Gem. kost voorlaatste boekjaar
Documentatie
3679 EUR
3479 EUR
Software & hardware
4605 EUR
4216 EUR
De enquête beoogde ook de graad van informatisering binnen onze kantoren te achterhalen. Een van de criteria was de gemiddelde gebruiksduur van computers binnen het kantoor. De meerderheid van de kantoren (45 %) houdt computers gedurende drie jaar, 26 % houdt dezelfde computers gedurende vier jaar. Deze bevindingen zijn gelijklopend voor zowel de eenmanszaken als de professionele vennootschappen. Voorts blijkt ook dat een vierde van de kantoren over een eigen website beschikt, dit is 14 % van de eenmanszaken tegenover 31 % van de professionele vennootschappen. Ook toonde de enquête nog aan dat zowat alle kantoren een internetverbinding hebben (99 %) en daarbijhorend een e-mailadres (95 %). Wij wensen alle deelnemende leden van ganser harte te danken voor hun waardevolle medewerking aan deze grootschalige enquête. Wij zijn ervan overtuigd dat wij hierdoor een aantal belangrijke elementen in handen hebben die hun nut zullen bewijzen bij de verdere ontwikkeling van onze beroepen.Verder onderzoek naar de evolutie van deze elementen zal ook in de toekomst nodig zijn.
•
talent uders Boekhoountants c c a p en er uit o
r me halen e khouder.be oe ikbenb
Acerta: HR-diensten, adviezen, tools en administratieve ondersteuning voor starters, zelfstandigen & vrije beroepen, kmo’s en HR-professionals
acerta.be ONDERNEMINGSLOKET | SOCIAAL VERZEKERINGSFONDS | SOCIAAL SECRETARIAAT | KINDERBIJSLAGFONDS | CONSULT
12
1007-0632-Boekh-12Hx13B-NL.indd 1 2 010/3
6/07/2010 11:20:37
F iscaliteit
Concrete ideeën voor de belastinghervorming van 2011 Bruno Colmant Doctor in Beheerswetenschappen (ULB) Professor aan de UCL en de Vlerick Management School Nu we aan het begin staan van een nieuwe legislatuur, kan niemand voorspellen welke fiscale koers de volgende regering zal varen. Het is zaak de recessie en de enorm hoge overheidsschuld met elkaar te verzoenen en geleidelijk terug te keren naar een evenwichtige begroting. In de eerste blauwdrukken wordt veeleer gesproken over een verlaging van de uitgaven dan over een verhoging van de inkomsten. En dat is ook logisch: met een van de hoogste arbeidskosten ter wereld is het onmogelijk om het Belgische sociale model overeind te houden door een toenemende druk op de beroepsinkomsten. Een belastingverhoging is echter onvermijdelijk. Dit ontkennen zou een vlucht uit de realiteit zijn. We wagen ons aan een fiscale denkoefening door verschillende aandachtspunten onder de loep te nemen: de vennootschapsbelasting, de personenbelasting, de btw en de belasting van de kapitaalinkomsten.
In het verlengde van de recessie en het faillissement van de banken (die de grootste bijdrage leverden aan de vennootschapsbelasting) zijn de inkomsten uit de vennootschapsbelasting in vrije val geraakt. De notionele interest heeft, uiteraard, een rol gespeeld bij deze evolutie, maar de Nationale Bank heeft de gematigde impact ervan bevestigd. Theoretisch zou aan een verhoging van de vennootschapsbelasting kunnen worden gedacht. Dit is echter geen optie omdat de economische activiteit absoluut weer op gang moet worden getrokken. Het Verenigd Koninkrijk heeft er bijvoorbeeld voor gekozen om haar vennootschapsbelastingpercentage geleidelijk te verlagen van 28 % naar 24 %. Het is dus voor de hand liggend dat België het percentage van de vennootschapsbelasting op 34 % zal houden en de notionele interest aftrek zal handhaven. Hoe dan ook, de parameters van de notionele interest zullen worden gewijzigd. Er zijn verschillende denkpistes. In de grote groepen zouden ze op een geconsolideerde basis kunnen worden berekend en slechts van toepassing kunnen zijn op de in de onderneming herbelegde winsten, en dus niet op de winsten die als dividend worden uitgekeerd. Ook het aftrekpercentage zou kunnen variëren, bijvoorbeeld afhankelijk van het ingebrachte kapitaal: de nieuwe inschrijvingen zouden voor een ruimere notionele interestaftrek in aanmer-
king kunnen komen. Het idee om de notionele interest te koppelen aan het creëren van tewerkstelling is dan weer moeilijk haalbaar. Er is echter een andere, subtielere piste. Het percentage van de notionele interest is momenteel gebaseerd op de rente van de Belgische overheidsobligaties (OLO). Maar onze OLO-rente wordt momenteel verhoogd met een “kredietspread” of “risicopremie” ten opzichte van de rente op risicovrije overheidsobligaties. Die “kredietspread” is het gevolg van onze budgettaire kwetsbaarheid, vergeleken met Duitsland. In de toekomst zou de notionele interest gebaseerd kunnen zijn op de echte risicoloze rentevoet van de eurozone; meer bepaald de Duitse rentevoet (de Bund) op 10 jaar. De notionele interestvoet zou dus, mechanisch, dalen van de huidige 3,8 % naar ongeveer 2,5 %. Dit is trouwens logisch: België hoeft immers geen fiscale stimuli te verlenen die in functie van de speculatie van de financiële markten evolueren. Op basis van een summiere berekening zouden de door ons aanbevolen maatregelen de begrotingskost van de notionele interesten met ongeveer 55 % verminderen zonder dat de maatregel, in welk opzicht dan ook, zou worden gewijzigd. De belasting van de meerwaarden op aandelen zou in de toekomst in overeenstemming kunnen worden gebracht
2 010/3
13
F iscaliteit met het belastingstelsel van de dividenden in de vennootschapsbelasting. De impact zou gematigd zijn als het belastingspercentage voor de meerwaarden niet hoger is dan 5 %, des te meer als de minderwaarden op aandelen ook voor 5 % aftrekbaar zouden zijn. Bovendien is het waarschijnlijk dat de recuperatie van de overdraagbare verliezen opnieuw zou worden beperkt tot 5 jaar. Voor de kmo’s zal het percentage van de vennootschapsbelasting waarschijnlijk worden verlaagd, met een heractivering van de aftrek voor een investeringsreserve. Over de personenbelasting zal een ideologisch debat worden gevoerd. Een verhoging van het belastbare minimum (d.w.z. het bedrag vanaf hetwelk belasting moet worden betaald) zou worden gecompenseerd door een lichte verhoging van de hoge barema’s. De maximale aanslagvoet zou dan stijgen van 50 % tot 52,5 % of zelfs 53 %. Omdat het maximale barema snel wordt bereikt, zal die verhoging van de fiscaliteit helaas hoofdzakelijk door de middenklasse worden gedragen. Ook zou een lichte verlaging van de aftrekbare beroepskosten kunnen worden overwogen. Waarschijnlijk zullen bovendien sommige aftrekposten (dienstencheques, energiebesparende uitgaven, enz.) aan de inkomsten worden aangepast. Die posten zouden dan afnemen naarmate het inkomen stijgt. Helaas zou dergelijke maatregel leiden tot een stijging van de aanvullende gemeentebelasting. De consumptiebelastingen (btw, accijnzen, enz.) zullen mogelijk worden gewijzigd. De reden is eenvoudig: de mobiliteit van de productiefactoren maakt het moeilijk om beroepsinkomsten correct te vatten. De belasting verplaatst zich lateraal om veeleer de consumptie (d.w.z. een stroom) dan wel het sparen te belasten. De belasting met een brede grondslag (type btw) zorgt voor minder ophef en maakt een efficiëntere inning mogelijk. Concreet zou de btw kunnen stijgen van 21 % tot 22 % of zelfs meer voor bepaalde luxediensten of –goederen. Terzelfder tijd zal een verminderd btw-tarief worden behouden voor de levensmiddelen. Het vierde aandachtspunt betreft de kapitaalbelasting. Zonder vermogenskadaster en dematerialisatie van de effecten (voorzien voor 2013) is de maatregel niet haalbaar. Deze zou trouwens ook erg discriminerend zijn: door de maatregel zouden sommige belastingplichtigen dubbel worden belast, terwijl anderen eraan zouden ontsnappen. De volgende regering zal daarentegen het risicokapitaal in de kleine ondernemingen moeten stimuleren, zoals in de tijd van de maatregelen Monory-De Clercq. Ook het systeem van fiscale voordelen voor de beursgenoteerde vennootschappen zal moeten worden herzien. De inkomsten van het roerend kapitaal zullen meer worden belast en de voorheffing zal wellicht stijgen tot 20 % voor de interesten en een algemeen tarief van 25 % voor de divi-
14
2 010/3
denden. Gelet op het schuldenniveau van de Belgische staat is het absoluut noodzakelijk dat de voorheffing op de interesten lager blijft dan die op de dividenden. Na de verhoging van de roerende voorheffing zal de belasting van alle kapitalisatiebeveks worden opgetrokken. De belasting van de meerwaarden op effecten op basis van de personenbelasting, is daarentegen ondenkbaar omdat het spaargeld van de huisgezinnen al zwaar op de proef is gesteld. Wat de onroerende inkomsten betreft, is het niet uitgesloten dat het kadastraal inkomen (en dus, mechanisch, de onroerende voorheffing) naar boven zal worden herzien, naast de jaarlijkse indexatie. Deze vermeerdering zou aan het belastbaar inkomen worden aangepast. Een laatste aandachtspunt is de fiscaliteit van de levensverzekeringen en van de pensioenen. Iedereen heeft intussen de beperkingen ingezien van het repartitiesysteem, d.w.z. gebaseerd op de transfer van de actieve bevolking naar de niet-actieve bevolking. De regering zal een hogere aftrek van het pensioensparen en de levensverzekeringen moeten voorzien om geleidelijk aan te kunnen overschakelen van een repartitie- naar een kapitalisatiesysteem. Zo kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een hogere aftrek, maar aan een lager percentage. Meer in het algemeen moet de fiscaliteit absoluut het voorzorgsparen aanmoedigen en zijn aangepast aan de stijgende levensverwachting van de burger. De actieve bevolking moet dus fiscaal worden aangemoedigd tot kapitalisatiesparen, in combinatie met het engagement van de regering om de fiscaliteit voor het reeds aangelegde spaargeld niet te wijzigen. Andere vragen blijven uiteraard onbeantwoord. Een derde EBA (eenmalige bevrijdende aangifte) is moeilijk denkbaar, maar het is niet onmogelijk dat de regering een Algemene Sociale Bijdrage onder de loep neemt, waarmee al werd geëxperimenteerd in de jaren ’90 onder de vorm van de Aanvullende Crisisbijdrage. Een herverrekening van alle inkomsten in de personenbelasting is nog altijd denkbaar, maar zou vanuit een administratief oogpunt te veel inspanningen vergen. De indexatie van de fiscale barema’s zou terzijde geschoven kunnen worden, op z’n minst voor de hoge inkomens. Samengevat zijn belastingverhogingen onvermijdelijk, maar het is mogelijk om verstandige en rechtvaardige aanpassingen door te voeren, zonder bruuske ingrijpende veranderingen. Een gezond scenario is de verlaging van de vennootschapsbelasting en de verhoging van de btw. Een ronduit catastrofaal scenario is een vermogensbelasting, een belasting van de meerwaarden van de particulieren en een belasting van het pensioensparen (tweede en derde pijler). Het is integendeel zaak om het langetermijnsparen (levensverzekering, enz.) van de particulieren en de herkapitalisatie van de kmo’s fiscaal aan te moedigen.
•
B eroep
Lean in administratie
Maak je kantoor ‘lean’ en behaal tot 30 % meer omzet Voorzitter André Bert ontmoette professor Luc Chalmet van de UAMS en de heer Herman Van den Keybus, die tot maart 2007 zelf accountant was en nu gastdocent “lean administration en paperless office” is aan de UAMS, om toelichting te krijgen bij het fenomeen ‘lean’, een aanpak uit de productiesector, die nu definitief zijn ingang wil vinden in de dienstverlenende sectoren en de administraties van alle bedrijven die zich voorbereiden op een Belgische “diensteneconomie in wording”. Hieronder schetsen zij een beeld van ‘lean’ en lichten zij enkele elementen toe van de werkorganisatiemethode “lean administratie”.
IAB: Voor vele confraters is ‘lean’ een onbekend begrip. Wat houdt het precies in? Luc Chalmet: ‘Lean’ is inderdaad nog een relatief onbekend begrip in de administratieve en dienstverlenende sector. Dat komt omdat de term ontstaan is in de productiesfeer, met name in de autosector. ‘Lean’ bestaat uit vijf principes, die universeel worden erkend: 1. Wat is waardevol voor de stakeholder? De tijd die je spendeert aan het werk voor je cliënt moet waardevol en nuttig zijn. Is je cliënt bijvoorbeeld bereid om te betalen als je 30 % van de aangerekende tijd spendeert aan het zoeken naar dossiers? In een eerste fase ga je dus op zoek naar wat waarde concreet betekent voor de cliënt. 2. Hoe creëert mijn bedrijf waarde? Vervolgens breng je een waardenstroom in kaart met de verschillende stappen waaruit het proces bestaat. Op die manier krijg je inzicht in de moeite die je moet doen om de gewenste waarde te creëren, en kan je vat krijgen op de verspilde energie (‘waste’).
Herman Van den Keybus, gastdocent “lean administration en paperless office” aan de UAMS
2 010/3
15
B eroep
3. Verspillingen wegwerken In deze fase probeer je je werkmethodes te veranderen en concentreer je je op zaken die waarde toevoegen. 4. Vragen van cliënten uitvoeren Je concentreert je op het gevraagde werk en voert geen zaken uit die nog niet werden gevraagd. 5. Proces van continue verbetering Als leverancier streef je voortdurend naar perfectie, je werk is nooit ‘af’. Uiteraard moet de bedrijfscultuur dit ondersteunen. Dit streven naar continue verbetering heet ‘lean’. Deze vijf basisprincipes van ‘lean’ kunnen overal worden toegepast. Wat hierbij voor ogen moet worden gehouden is dat ‘lean’ weliswaar leidt tot kostenvermindering, maar de voornaamste doelstelling is dat verspilling wordt weggewerkt, zodat meer waarde wordt gecreëerd. Dat betekent niet dat mensen plots met een hogere werkdruk worden geconfronteerd, of onder meer stress gebukt gaan; wel concentreert iedereen zich op het creëren van waarde. Een belangrijke factor om een leancultuur succesvol te kunnen invoeren, is dat elke werknemer zijn steentje bijdraagt. Zoals eerder aangehaald mag kostenreductie niet de beoogde doelstelling van ‘lean’ zijn: zonder rekening te houden met de menselijke factor kan je ‘lean’ immers niet implementeren in een bedrijf. Herman Van den Keybus: ‘Lean’ in administratie is inderdaad nog helemaal onbekend. Het is immers een gloednieuw businessmodel dat we pas sinds 2007 echt doelgericht in de markt plaatsen. Uit de resultaten en evaluaties van gerealiseerde projecten blijkt dat 35 % efficiëntiewinst een haalbare kaart is. Helaas dient omgekeerd dus gesteld te worden dat er nu een even hoog percentage werk zonder toegevoegde waarde wordt gepresteerd in onze administratieve dienstverlening. Nadat medewerkers zijn vrijgemaakt uit hun huidige operationele werking, kunnen zij op andere manieren in de organisatie worden ingezet: zij besteden bijvoorbeeld meer en andere aandacht aan bestaande cliënten, waardoor het bedrijf meer en betere opdrachten krijgt van deze cliënten. Bestaande cliënten zullen een verbeterde dienstverlening op hun beurt aanbevelen aan andere bedrijven, wat leidt tot meer omzet en een hogere nettowinst.
16
2 010/3
‘Lean’ betekent waarde creëren en verspilling wegwerken IAB: ‘Lean’ is dus in elke sector toepasbaar, als aandacht wordt besteed aan de medewerkers? Herman Van den Keybus: Dat klopt, zowel de algemene toepassing van ‘lean’ als de specifieke benadering van ‘lean administratie’ zijn toepasbaar in elke omgeving. Maar bedrijfscultuur is een belangrijke factor. Als medewerkers zich betrokken en gerespecteerd voelen, wordt heel veel mogelijk. Zij zullen dan trachten het ‘lean’-gedachtegoed succesvol toe te passen. Soms werkt de bedrijfscultuur tegen: in een bedrijf waar medewerkers enkel met de eigen carrière bezig zijn en niet de belangen van de organisatie voorop stellen, moet je niet met de principes van ‘lean’ aankomen. Bij ‘lean’ werk je immers niet voor jezelf, maar voor het gemak van de volgende medewerker in het werkproces. Deze benadering is onbekend in onze bedrijfscultuur en zeker niet met een vingerknip in werking te stellen. ‘Lean’ wordt bijzonder succesvol toegepast in omgevingen waar medewerkers zich kunnen vereenzelvigen met de organisatie die hen tewerkstelt. Luc Chalmet: Voor het al dan niet slagen van ‘lean’ zijn twee factoren van doorslaggevend belang: management en personeel. Beiden moeten op eenzelfde lijn staan en ‘lean’ toepassen. Voor de dienstensector werd een matrix opgesteld, waarbij voor elk kwadrant ‘lean’ in de administratie kan worden vertaald:
B eroep
IAB: Waarin onderscheidt ‘lean’ zich van andere organisatiemethodes? Herman Van den Keybus: Traditioneel wordt in bedrijven de meeste aandacht geschonken aan de operationele werking. Met ‘lean administration’ benaderen we de organisatie andersom en vertrekken we vanuit de boekhouding: in de boekhouding vind je namelijk alles terug, zowel financiële als niet-financiële informatie. Als accountant en belastingconsulent werk je altijd met financiële informatie, terwijl je eigenlijk vanuit de niet-financiële informatie ook een hele organisatie kan doorlichten en zelfs reorganiseren. Boekhouding en administratie raken immers elke vezel van de onderneming. Doordacht oog hebben voor niet-financiële informatie creëert opportuniteiten voor het opstarten van duurzame verbetertrajecten. Gelijktijdig met het uitvoeren van operationele opdrachten hebben alle medewerkers oog voor structurele verbeteringen, en dat is waar het bij ‘lean’ echt om gaat: continue verbetering.
Idealiter beschikt een bedrijf over een gezonde mix van ‘lean’ en wendbaarheid In veel bedrijven worden problemen pas aangepakt en opgelost wanneer ze zich voordoen. Zo worden werkprocessen
een samenstelling van instant-oplossingen. Bij ‘lean’ heeft de bedrijfsleiding een duidelijke visie en handelt de gehele organisatie proactief: problemen, uitdagingen en werkzaamheden zonder toegevoegde waarde worden opgespoord, aangepakt en duurzaam opgelost, zodat ze zich in de toekomst niet meer kunnen voordoen. Een uitgebreide analyse vanuit de boekhouding en de administratie laat toe om bedrijfsprocessen ingrijpend te verbeteren. ‘Lean administratie’ levert effectieve en duurzame administratieve vereenvoudiging. Luc Chalmet: In ‘lean’ heeft alles met kwaliteit te maken: een bedrijf streeft ernaar de verwachtingen van de klanten te overtreffen. Door de vele marktevoluties voldoen de systemen van de bedrijven soms niet meer aan de vragen van de klanten. Bedrijven moeten dus flexibel zijn: de wil en het vermogen om snel veranderingen door te voeren moeten aanwezig zijn. Idealiter beschikt een bedrijf over een gezonde mix van ‘lean’ en flexibiliteit. Een bedrijf mag daarbij ook niet té ver gaan met ‘lean’, want dan blijft er onvoldoende capaciteit over om nog te kunnen veranderen. Je kan hier de vergelijking maken met de BMI: mensen die te mager zijn hebben onvoldoende capaciteit om te reageren, terwijl mensen met overgewicht over te veel ‘waste’ beschikken. De bedrijfswereld kan op een gelijkaardige curve zijn gezondheid meten, door een CMI (Company Mass Index). Op die manier kan een mortaliteitscurve worden opgesteld, net zoals bij de BMI.
2 010/3
17
B eroep
Per sector wordt de index bepaald aan de hand van niet-financiële stellingen. De resultaten bepalen de mate van ‘lean’ en ‘agility’ van een bedrijf. IAB: ‘Paperless office’ is een steeds vaker genoemde trend: welke plaats neemt dit in bij ‘lean’?
project van tien notariskantoren. Omwille van de verrassend positieve resultaten stimuleert de Federatie haar leden-notarissen nu maximaal om deze weg te bewandelen. En met het executive programma ‘Lean Service & Administration’ bij UAMS, krijgt de werkorganisatiemethode sinds 2010 ook een academische waardering.
Met ‘paperless office’ verdwijnen administratieve knelpuntberoepen als sneeuw voor de zon Luc Chalmet, hoogleraar Operations & Supply Chain Excellence aan UAMS en consultant in Lean Agility (foto Wim Kempenaers)
Herman Van den Keybus: De ‘paperless office’ is de meest uitgesproken, en verregaande vorm van ‘lean administratie’. In 1998 experimenteerde ik zelf al met de paperless office en ik ben dan ook uitermate blij dat ze eindelijk de aandacht krijgt die ze écht verdient: een executive opleiding op een managementschool. De ‘paperless office’ staat niet synoniem voor ‘werken zonder papier’, maar wel voor efficiënter archiveren op de elektronische systemen. ‘Paperless office’ is een feit wanneer alle documenten digitaal beschikbaar zijn, waardoor elke vraag van elke cliënt of stakeholder, mits aanloggen op de systemen, volledig plaats- en tijdonafhankelijk kan worden beantwoord, en dit alles zonder dat enige tussenkomst van een andere medewerker nog noodzakelijk is.
‘Lean administratie’ levert effectieve en duurzame administratieve vereenvoudiging Een best practice van deze benadering organiseerde ik in 2002 al in het eigen accountantskantoor met een dertigtal medewerkers. Omwille van de toenemende vraag implementeer ik deze werkorganisatiemethode sinds 2005 in reguliere bedrijven, bij advocaten en andere vrije beroepen. Eind 2008 verzocht de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat mij om de ‘paperless office’ te implementeren in een piloot-
18
2 010/3
Alle documenten worden gescand en in een voor elke medewerker glasheldere en begrijpbare structuur geplaatst. Papier wordt dan enkel nog gebruikt omdat het een doelbewuste functie heeft en niet omdat we het gewoon zijn. Door ICT optimaal te gebruiken wordt de zelfredzaamheid van medewerkers en zelfs managers exponentieel verhoogd. Te vaak gebruiken bedrijven hun ICT enkel voor databeheer, terwijl documentbeheer op de achtergrond blijft. Uiteindelijk worden dossiers zo opgesplitst dat verschillende afdelingen of medewerkers elk over een eigen deeltje beschikken, maar een volledig overzicht ontbreekt. Op dat vlak moeten er nog veel inspanningen worden geleverd, zo niet zullen nog veel bedrijfskritische documenten en data verloren gaan in de mailboxen van de medewerkers. Een duidelijke structuur opzetten voor een organisatie vergemakkelijkt niet alleen het werk voor de verschillende afdelingen, maar ook voor beginners, wiens opleidingstraject aanzienlijk wordt ingekort. En daarmee wordt dan ook een belangrijk kenmerk van ‘lean’ toegepast, m.n. zorgen voor meer begrip tussen de verschillende afdelingen en medewerkers. Met ‘paperless office’ verdwijnen administratieve knelpuntberoepen als sneeuw voor de zon. Luc Chalmet: Ook op het vlak van mailgebruik zien we nu nog een enorme ‘waste’. Via ‘lean’ leren we mensen efficiënt omgaan met hun mails. Traditionele werkmethodes worden achterwege gelaten en via ‘lean’ leren we werknemers operationeel en tegelijkertijd structureel werken. Het vergt heel wat inspanningen van iedereen, maar het verbetert de kwaliteit van het werk, en bijgevolg van een bedrijf, aanzienlijk. Indien uw interesse over ‘lean’ gewekt is en u meer informatie wenst, kan u terecht bij de UAMS (Sint-Jacobsmarkt 9-13, 2000 Antwerpen – www.uams.be).
•
F iscaliteit
Het Europese geïnformatiseerde accijnsstelsel
(excise movement control system, EMCS) Luc Gheysens Advocaat te Wevelgem / Leuven Professor aan de Fiscale Hogeschool in Brussel
A. De nieuwe algemene regeling inzake de communautaire accijnzen (d.w.z. energieproducten en elektriciteit, alcohol en alcoholische dranken, tabaksfabricaten)
Deze wet heeft voorzien in enerzijds een systeem van koppeling van belastingentrepots en anderzijds in een systeem van bewegingen van accijnsproducten onder schorsing van de accijnzen, aan de hand van papieren administratieve geleidedocumenten (AGD).
1) Korte historiek De Wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, het verkeer daarvan en de controles daarop heeft de bepalingen, opgenomen in Richtlijn 92/12/EEG van 25 februari 1992 betreffende hetzelfde onderwerp zoals vermeld in de titel van voornoemde wet, omgezet naar Belgisch recht. De Richtlijn bevatte de nieuwe regeling inzake communautaire accijnsproducten met het oog op het opengaan van de Europese interne markt op 1 januari 1993. In feite bekrachtigde de Wet van 10 juni 1997 de bepalingen, inderhaast getroffen bij de KB’s van 29 december 1992 e.a. Artikel 11 van de algemene wet inzake douane en accijnzen (hierna: AWDA), laat de Koning toe, door middel van een koninklijk besluit waarover door de in de Raad vergaderende ministers is beraadslaagd, accijnsbepalingen uit te vaardigen die in afwachting van een bekrachtigingswet reeds kracht van wet hebben.
De nieuwe Europese Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 (PB L 9, 14 januari 2009) voorziet in een elektronisch systeem voor deze accijnsbewegingen en dit vanaf 1 april 2010, datum waarop de accijnsspelers van de 27 landen van de Europese Unie in de mogelijkheid moeten zijn om tot het Europees Geïnformatiseerd Systeem – EMCS toegang te kunnen krijgen In België werd de 2e Bezemrichtlijn omgezet door: • de Algemene Accijnswet dd. 22 december 2009 (B.S. 31/12/2009) • het KB dd. 17 maart 2010 betreffende de algemene regeling (B.S. 26/03/2010) • het MB dd. 18 maart 2010 betreffende de algemene regeling (B.S. 26/03/2010) Vanaf 1 april 2010 is de eerste Bezemrichtlijn 92/12/EEG ingetrokken en zijn de Wet van 10 juni 1997, het KB van 11 oktober 1997 betreffende de accijnzen en het KB van
2 010/3
19
F iscaliteit
11 mei 2004 betreffende de zekerheden inzake accijnzen voor de erkende entrepothouder en het geregistreerde bedrijf, evenals het MB van 14 mei 2004 betreffende de algemene accijnsregeling, opgeheven.
2) Toepassing ratione materiae et loci Artikel 2 regelt de draagwijdte van de wet en laat op het stuk van de accijnzen het bepaalde in de algemene Wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen onverlet, onder meer m.b.t. de toepasselijke regels bij in- en uitvoer, de bevoegdheden van de ambtenaren en de strafprocedures. De wet slaat op de communautaire accijnsgoederen, d.w.z. de energieproducten en elektriciteit (Wet 27 december 2004), alcohol en alcoholhoudende dranken (Wet 7 januari 1998) en tabaksfabricaten (Wet 3 april 1997). Deze algemene wet moet echter rekening houden met de AWDA van 18 juli 1977 voor zover hij betrekking heeft op de accijnzen, en met de nationale wetten m.b.t.: – energieproducten en elektriciteit: Programmawet van 27 december 2004 – alcohol en alcoholhoudende producten: Wet van 7 januari 1998 – tabaksfabricaten: Wet van 3 april 1997. Op 27 februari 2010 is een nieuwe Richtlijn betreffende de accijnzen op de tabaksfabricaten in werking getreden, die een weloverwogen stijging van de tarieven inhoudt (met nieuwe minimumtarieven), nl. Richtlijn 2010/12/ EU van de Raad van 16 februari 2010 tot wijziging van Richtlijnen 92/79/EEG, 92/80/EEG en 95/59/EEG wat betreft de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabricaten en Richtlijn 2008/118/EEG (PB L 50, 27 februari 2010). In België worden daarenboven ook accijnzen geheven op koffie en niet-alcoholische dranken. Ook deze wetgeving is vernieuwd n.a.v. de Wet van 21 december 2009 (B.S. 15/01/2010) en de Wet van 19 mei 2010 – artikel 26 (B.S. 28/05/2010), die de nieuwe regeling van toepassing maken in België vanaf 1 juli 2010. Artikel 3 stelt het belastbaar feit vast van de accijnzen voor accijnsgoederen, nl. hun productie en hun invoer, en
20
2 010/3
vermijdt dat het belastbaar feit verbonden zou zijn aan het overschrijden van de binnengrens. Artikel 4 bepaalt dat de douanevoorschriften bij invoer/ uitvoer in/uit het douanegebied van de EU van overeenkomstige toepassing zijn op de accijnsgoederen die binnenkomen/buitengaan alsmede op de accijnsgoederen die binnenkomen/buitengaan naar de zogenaamde derdelandsgebieden opgesomd in artikel 5, § 1, 4°.
Alcoholische dranken, energie en minerale olie, tabaksfabricaten: schorsing van accijnzen binnen EU (nieuwe EU-Richtlijn in België vanaf 1/04/2010) Aangezien de schorsingsregelingen van het communautair Douanewetboek (hierna ‘CDW’) een passend toezicht garanderen, hoeft voor de accijnzen geen afzonderlijk toezichtsysteem te worden toegepast gedurende de tijd dat op de accijnsgoederen een douaneschorsingsregeling van toepassing is. Artikel 5 beschrijft het geografische gebied waar de wet moet worden toegepast en somt ook de derdelandsgebieden op, d.w.z. de gebieden die niet tot het accijnsgebied van de EU behoren. Enkele definities m.b.t. de schorsingsregeling: • douaneschorsingsregeling: iedere in het CDW vastgestelde bijzondere procedure inzake douanetoezicht ter zake van niet-communautaire goederen die het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, tijdelijke opslag, vrije zones of vrije entrepots en andere schorsingsregelingen;
F iscaliteit
• accijnsschorsingsregeling: de belastingregeling die geldt voor het onder schorsing van accijnzen produceren, verwerken, voorhanden hebben en overbrengen van niet onder een douaneschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen; • invoer van accijnsgoederen: het hier te lande binnenbrengen van accijnsgoederen die bij hun binnenkomst niet onder een douaneschorsingsregeling worden geplaatst, alsmede het vrijgeven van onder een douaneschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen; • erkende entrepothouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die door de ambtenaar, die door de Koning werd aangewezen, werd gemachtigd om in het kader van zijn bedrijfsuitoefening accijnsgoederen onder een schorsingsregeling in een belastingentrepot te produceren, te verwerken, voorhanden te hebben, te ontvangen of te verzenden; • belastingentrepot: iedere plaats waar de erkende entrepothouder bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling produceert, verwerkt, voorhanden heeft, ontvangt of verzendt onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden; • geregistreerde geadresseerde: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die door de ambtenaar die door de Koning werd aangewezen, onder de door deze laatste vastgestelde voorwaarden, gemachtigd is om bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen in ontvangst te nemen die vanuit een andere lidstaat onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht1; • geregistreerde afzender: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die door de ambtenaar die door de Koning werd aangewezen, onder de door deze laatste gestelde voorwaarden, gemachtigd is om, bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling te verzenden wanneer zij in het vrije verkeer worden gebracht. Deze “speler” is nieuw in het schorsingsverkeer.
1
Deze figuur bestond niet onder de oude Wet van 10 juni 1997. Het in het vrije verkeer brengen veronderstelt invoer vanuit een derde land of derdelandsgebied dat niet tot het douanegebied van de EU behoort.
3) Tijdstip en plaats van verschuldigdheid – accijnsschuldenaars – bevoegdheid tot invordering Artikel 6 en 7 bepalen dat de verschuldigdheid van de accijnzen is gebonden aan het in verbruik stellen; onderhavige bepalingen verduidelijken wanneer accijnsgoederen in het verbruik worden gesteld en wie alsdan tot voldoening van de accijnzen gehouden is. Gelet op het feit dat de accijnzen belastingen zijn op het verbruik van bepaalde goederen, worden geen accijnzen geheven op accijnsgoederen die in bepaalde omstandigheden worden vernietigd of onherstelbaar verloren zijn gegaan. Onder “uitslag tot verbruik” wordt verstaan: a) het indienen van een aangifte van uitslag tot verbruik (ACC 4); b) het onttrekken, met inbegrip van het onregelmatig onttrekken, van accijnsgoederen aan een accijnsschorsingsregeling; c) het voorhanden hebben van accijnsgoederen buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over die goederen geen accijnzen zijn geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving; d) de productie, met inbegrip van onregelmatige productie, van accijnsgoederen buiten een accijnsschorsingsregeling; e) de invoer, met inbegrip van onregelmatige invoer in het accijnsgrondgebied van de EU, behoudens indien de accijnsgoederen bij invoer onmiddellijk onder een accijnsschorsingsregeling worden geplaatst. Het “tijdstip van de uitslag tot verbruik” is: – het moment van de uitslag tot verbruik in het land / het tijdstip waarop de gevallen zich voordoen die gelijkgeschakeld zijn met “uitslag tot verbruik”;
Deze persoon komt in de plaats van het geregistreerde bedrijf onder
de Wet van 10 juni 1997.
2 010/3
21
F iscaliteit
– het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen door de geregistreerde geadresseerde (die de accijnsgoederen die hem werden verzonden vanuit een andere lidstaat, ontvangt); – het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen door de geadresseerde (die de goederen verzonden vanuit een andere lidstaat, verkrijgt); – het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen op de plaats van rechtstreekse aflevering (de Koning kan de voorwaarden vaststellen waaronder accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht vanuit een andere lidstaat naar een plaats van rechtstreekse aflevering hier te lande, wanneer die plaats is aangewezen door een in België gevestigde erkende entrepothouder of geregistreerde geadresseerde). Wij verwijzen in dit verband o.a. naar de figuur van de geregistreerde afzender; – het tijdstip waarop door de douane de algehele vernietiging/het onherstelbaar verlies van de accijnsgoederen werd vastgesteld, als een en ander niet veroorzaakt is door een oorzaak die verband houdt met de aard van de goederen/het gevolg is van niet te voorziene omstandigheden of overmacht2; – het tijdstip waarop een onregelmatigheid of inbreuk wordt gepleegd die door de wet gekwalificeerd wordt als een “onttrekking”, die gelijkstaat met een uitslag in het verbruik. De “personen die gehouden zijn tot het betalen” van de verschuldigde accijnzen zijn: a) de persoon die de aangifte tot uitslag in het verbruik opstelt / ondertekent / indient als vertegenwoordiger van de opsteller / ondertekenaar; b) in geval van onttrekking aan een accijnsschorsingsregeling: – in voorkomend geval de erkende entrepothouder, de geregistreerde geadresseerde of enige andere persoon die de accijnsgoederen aan de accijnsschorsingsregeling onttrekt of voor wiens rekening de accijnsgoederen aan de accijnsschorsingsregeling worden onttrok-
2
ken of, in geval van onregelmatige uitslag uit het belastingentrepot, elke persoon die bij de uitslag betrokken is geweest; – bij een onregelmatigheid tijdens een overbrenging van accijnsgoederen die onder een accijnsschorsingsregeling zijn geplaatst: in voorkomend geval de erkende entrepothouder, de geregistreerde afzender of de persoon die zekerheid heeft gesteld; alsmede alle personen die bij de onregelmatige onttrekking betrokken zijn geweest, op voorwaarde dat de administratie kan bewijzen dat deze personen wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat het onttrekken op onregelmatige wijze is geschied; c) in geval van het voorhanden hebben van accijnsgoederen buiten een accijnsschorsingsregeling (wanneer over die goederen nog geen accijnzen zijn geheven): de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft of enige andere persoon die bij dergelijk voorhanden hebben, betrokken is geweest; d) in geval van een productie van accijnsgoederen, inclusief een onregelmatige productie, buiten een accijnsschorsingsregeling: de persoon die de accijnsgoederen produceert of, in geval van onregelmatige productie, enig ander persoon die bij dergelijke productie betrokken is geweest; e) in geval van invoer, inclusief onregelmatige invoer: de persoon die de accijnsgoederen bij invoer aangeeft, of, voor wiens rekening de goederen bij invoer worden aangegeven, of, in geval van onregelmatige invoer, enige andere persoon die bij dergelijke invoer betrokken was. Artikel 8 hangt samen met artikel 39 en bespreekt de fiscale behandeling en de bevoegdheidsregeling bij onregelmatigheden vastgesteld bij een overbrenging van accijnsgoederen onder de schorsingsregeling. Artikel 39 handelt enkel over de onregelmatigheden die gebeurd zijn tijdens de overbrenging van accijnsgoederen die reeds in een andere lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen.
Als de algehele vernietiging/het onherstelbaar verlies van accijnsgoe-
deren, die onder een accijnsschorsingsregeling zijn geplaatst, te wijten
is aan een oorzaak die met de aard van de goederen verband houdt,
macht, wordt dit niet aangemerkt als uitslag tot verbruik.
22
2 010/3
dan wel het gevolg is van niet te voorziene omstandigheden of over-
F iscaliteit
4) Overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijnzen
cijnsgoederen worden verzonden vanuit een andere lidstaat;
Accijnsgoederen kunnen, voordat zij in het verbruik worden gesteld op het grondgebied van de Gemeenschap, onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht. Die overbrenging moet geschieden met vertrek vanuit een belastingentrepot naar verschillende bestemmingen, met name naar andere belastingentrepots en naar voor de toepassing van deze wet daarmee gelijkgestelde plaatsen. De toegelaten schorsingsbewegingen zijn:
Artikel 20, § 4 van de Accijnswet voorziet in een afwijking op a) en b) waarbij accijnsgoederen kunnen worden overgebracht onder een accijnsschorsingsregeling vanuit een andere lidstaat naar een plaats van rechtstreekse aflevering hier ten lande.
Niet-alcoholische dranken en koffie: schorsing van accijnzen binnen België (nieuwe Belgische regeling vanaf 1/07/2010)
Bij gebreke aan een “bericht van ontvangst” of een “bericht van uitvoer” kan het eindigen van de overbrenging der accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling ook worden aangetoond aan de hand van een alternatief bewijs.
a) van een belastingentrepot (hetzij in België gelegen, hetzij in een andere lidstaat gelegen) naar: – een ander belastingentrepot (hetzij in België, hetzij in een andere lidstaat); – een geregistreerde geadresseerde indien de accijnsgoederen worden verzonden vanuit een belastingentrepot gelegen in een andere lidstaat; – een plaats waar de accijnsgoederen het accijnsgrondgebied van de Gemeenschap verlaten, mits het bericht van uitvoer behoorlijk is afgetekend door het douanekantoor van uitgang; – een in artikel 21, § 1 van de Accijnswet3 bedoelde geadresseerde; b) van de plaats van invoer naar een ander belastingentrepot, hetzij een geregistreerde geadresseerde indien de ac-
3
In artikel 20, § 1 wordt o.i. verkeerdelijk artikel 13, § 1 geciteerd.
Artikel 13, § 1 bestaat niet en artikel 13 handelt trouwens over
Het hierboven geciteerde “bericht van ontvangst” en het hierboven geciteerde “bericht van uitvoer” zijn hét bewijs dat een overbrenging van de accijnsgoederen is beëindigd.
5) De vrijstellingen Deze materie is bepaald in artikel 13 tot en met 17 van de Accijnswet. De Accijnswet onderscheidt volgende gevallen: a) vrijstelling inzake accijnzen op accijnsgoederen die worden geleverd aan diplomaten, consulaire ambtenaren, strijdkrachten en instellingen bedoeld in artikel 20, 7° t.e.m. 12° AWDA; b) de accijnsgoederen die door taxfree shops zijn geleverd en worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van reizigers die zich naar een derde land of derdelandsgebied begeven door de lucht of over de zee; c) goederen die aan boord van een luchtvaartuig of een schip worden geleverd tijdens een vlucht / overtocht naar een derdelandsgebied of een derde land. Er zijn geen accijnzen verschuldigd voor accijnsgoederen die door particulieren werden verkregen voor hun eigen behoeften en die door hen zelf worden vervoerd, op voorwaarde dat de accijnzen werden geheven in de lidstaat waar de accijnsgoederen werden verkregen (aangekocht). Boven
diplomatieke vrijstellingen. Artikel 21, § 1 handelt wel over de bedoelde
geadresseerde.
2 010/3
23
F iscaliteit
bepaalde indicatieve limieten komt het de particulier toe om te bewijzen dat hij deze goederen heeft aangekocht voor eigen behoeften.
6) Betaling van de accijnzen De accijnzen worden bij de inverbruikstelling van accijnsgoederen betaald (een inverbruikstelling is ook verplicht als het tarief nul bedraagt) via een “aangifte ten verbruik” bestaande uit de exemplaren 6 en 8 van het formulier “enig document”. Er moet ook een aangifte ten verbruik worden ingediend bij de inverbruikstelling met vrijstelling van accijnzen.
7) Terugbetaling – kwijtschelding De artikelen 9 t.e.m. 12 behandelen enerzijds de terugbetaling van de accijnzen in de gevallen zoals voorzien in artikel 11 van de Richtlijn, en anderzijds, overeenkomstig het subsidiariteitsprincipe waarvan sprake in voornoemd artikel, de terugbetaling van accijnzen in de gevallen voorzien op nationaal vlak. Is er geboekt maar nog niet betaald, dan is er enkel plaats voor kwijtschelding, in beide gevallen volgens dezelfde regels.
8) Verantwoordelijkheid/aansprakelijkheid van de aangever, afzender, vervoerder en andere betrokkenen in het accijnsverkeer
voer, enige andere persoon die bij de invoer betrokken was. M.i. moet hieraan worden toegevoegd dat de betrokkenen slechts kunnen worden aangesproken voor betaling van de in het spel zijnde accijnzen, als de Douane kan bewijzen dat deze betrokkenen wisten/redelijkerwijze hadden moeten weten dat het onttrekken op onregelmatige wijze geschiedde; 6) bij onregelmatige uitslag uit het belastingentrepot: de dader(s) en allen die bij die uitslag betrokken waren. M.i. moet hieraan worden toegevoegd dat de betrokkenen slechts kunnen worden aangesproken voor betaling als de Douane erin slaagt te bewijzen dat die betrokkenen wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat de uitslag op onregelmatige wijze geschiedde; 7) de vergunninghouder die niet langer de voorwaarden en de verplichtingen van zijn vergunning naleeft; 8) de particulier die zich niet houdt aan de voorwaarden om vrijstelling te bekomen van de accijnzen op de accijnsgoederen die hij aankocht in een andere lidstaat; 9) de persoon die accijnsgoederen heeft gekocht/verworven in een andere lidstaat en die noch erkende entrepothouder noch geregistreerde geadresseerde is en die deze accijnsgoederen invoert in België; 10) de persoon die opzettelijk accijnzen betaalt (zonder dat deze verschuldigd zijn) met het oog op terugbetaling; 11) de persoon die de accijnzen ontduikt en diens mede plichtige(n) zijn hoofdelijk en solidair tot betaling van de in het spel zijnde (ontdoken) accijnzen gehouden.
8.1. De aangever De aangever van de accijnsgoederen in het verbruik, is de persoon die de aangifte in het verbruik ACC4 ondertekent.
8.2. De afzender, vervoerder en andere betrokkenen in het verkeer van accijnsproducten onder het schorsingsstelsel 1) de verzendende entrepothouder; 2) de persoon die borg staat voor de afzender; 3) de vervoerder; 4) bij onttrekking aan de schorsingsregeling (hetzij bij het voorhanden hebben, het verwerken, het overbrengen, de productie, de invoer): de daders en de betrokkenen, op voorwaarde dat deze laatsten wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat het onttrekken op onregelmatige wijze geschiedde; 5) bij invoer: de persoon die de accijnsgoederen bij invoer aangeeft of voor wiens rekening de goederen bij invoer worden aangegeven, of, in geval van onregelmatige in-
24
2 010/3
8.3. Strafbepalingen De overtreder van de bepalingen van de Accijnswet, die tot gevolg heeft dat de accijnzen opeisbaar worden, wordt gestraft met een boete van 5 tot 10 maal de in het spel zijnde accijnzen, met een minimum van € 250. De overtreders worden daarenboven bestraft met een gevangenisstraf van 4 maanden tot 1 jaar.
9) Verweermiddelen tegen de aanspraken van de Douane De aangesproken accijnsschuldenaar kan het volgende laten gelden: 1) er zijn geen accijnzen verschuldigd; 2) er geldt een nultarief; 3) de betaling van de accijnzen is opgeschort; 4) de accijnsschuld is verjaard (3 jaar voor de regelmatige indiener, anders principieel 10 jaar);
F iscaliteit
5) er is een vrijstelling; 6) accijnsgoederen zijn in beslag genomen en de Belgische Staat kan daarmee de verschuldigde accijnzen betalen; 7) de accijnzen worden ingevorderd zonder voorafgaande boeking; 8) de verzendende entrepothouder heeft geen bericht ontvangen (in de vorm en binnen de termijnen opgelegd door de wet) waardoor hij de kans krijgt de plaats van de gepleegde onregelmatigheid aan te tonen. Met betrekking tot het achtste verweermiddel zijn wij van oordeel dat de administratie ten onrechte zou overgaan tot invordering van de accijnzen in het spel bij een accijnsschorsregeling (beweging) waarvan de accijnsgoederen niet reglementair op de plaats van bestemming zijn aangekomen en/of waarvan de overbrenging niet reglementair werd aangezuiverd, als de Administratie aan de erkende entrepothouder of de geregistreerde afzender voordien geen termijn van 1 maand verschafte, te rekenen vanaf het tijdstip van de verstrekking van de informatie. Als de accijnsgoederen niet op de plaats van bestemming zijn aangekomen/de overbrenging niet is aangezuiverd, en als aan de erkende entrepothouder/geregistreerde afzender gedurende 1 maand niet de mogelijkheid werd geboden om vooralsnog aan te tonen dat de overbrenging wel degelijk reglementair werd beëindigd, dan wel op de plaats waar de onregelmatigheid plaatsvond, aan te tonen, dan is de opgestarte invordering o.i. onontvankelijk.
B. Nationale accijnsproducten België heft boven en naast de communautaire accijnsproducten, ook nog accijnzen op alcoholvrije dranken en koffie. In het Belgisch Staatsblad van 15 januari 2010 verscheen de nieuwe Wet van 21 december 2009 betreffende het accijnsstelsel van alcoholvrije dranken en koffie. Deze wet, die van kracht moest worden op 1 april 2010 kwam uiteindelijk slechts in voege op 1 juli 2010, en vervangt de oude bestaande wetten, beide van 13 februari 1995. De Wet van 19 mei 2010, houdende fiscale en diverse bepalingen (B.S. 28/05/2010) wijzigde artikel 7b van de Wet van 21 december 2009 met dien verstande dat dranken op basis van melk of soja, met zoetstoffen of gearomatiseerd,
niet vallen onder het nieuwe accijnsstelsel voor alcoholvrije dranken en koffie. Zoals voorheen blijven ook thee en (zuivere) fruitsappen buiten schot. In het Belgisch Staatsblad van 29 april 2010 verscheen het uitvoerend MB betreffende het accijnsstelsel van alcoholvrije dranken en koffie. Het nieuwe MB heeft de MB’s van 23 december 1993 opgeheven. Deze accijnsproducten worden aan accijns onderworpen op het tijdstip van: – hun vervaardiging hier ten lande; – hun invoer hier ten lande (vanuit een derde land of derdelandsgebied); – hun binnenbrengen hier ten lande (vanuit een andere lidstaat). Onder alcoholvrije dranken wordt verstaan: – water, natuurlijk of kunstmatig mineraal water en spuitwater; – bieren waarvan het alcoholvolumegehalte niet meer bedraagt dan 0,5 % vol.; – wijn waarvan het alcoholvolumegehalte niet meer bedraagt dan 1,2 % vol.; – andere gegiste dranken waarvan het alcoholvolumegehalte niet meer bedraagt dan 1,2 % vol.; – ongegiste vruchtensappen en ongegiste groentesappen zonder toegevoegde alcohol, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen. Uitzondering is leidingwater dat, zelfs na gasinpersing, wordt verdeeld door waterfonteinen die rechtstreeks aangesloten zijn op het waterleidingnet en dat niet verpakt is om te verkopen of om te leveren als drinkwater is geen accijnsproduct. Onder koffie wordt verstaan: – ongebrande koffie; – gebrande koffie; – extracten, essences en concentraten van koffie in vaste vorm of vloeibaar alsook de preparaten op basis van extracten, essences en concentraten van koffie. Voor het overige volgt het accijnsstelsel voor koffie en niet-alcoholische dranken grosso modo het accijnsstelsel van de communautaire producten.
•
2 010/3
25
3
$
Klaar voor een strategische zet?
Kies K ies IING NG a als ls financiële nanciële partner partner voor voor uw uw bedrijf. bedrijf. ING al alss ffina financiële ina nanci nciële nci ële pa partn partner rtn ner kie kiezen zen is ee een n sstrategische trateg tra teg egisc ische isc he waarbij zet et wa waarb arbijij u alleen arb alle alle lleen en maar maar kunt kunt n winnen. winne wi nnen. nne n We n. We stellen stelle ste lle llen len u financiële financ fin anciël anc iële iël e oplossingen oplo oplo plossi ssinge ssi ngeen voor voor zodat zodat a dee ac aactiviteiten tivite tiv ite eite en vvan an uw bedrijf bedrij bed rijff kunnen rij kunn kunn unnen en meegroeien meegro mee groeie gro eieen met met uw ambities. ambiti amb ities. iti es. We W ondersteunen ontwikkelingen met onders ond ersteu ers teunen teu nen uw w ontwi on twikke twi kkelin kk kke lingen lin gen me et
ee kr een kredi krediet ed et op maa edi maat*, t*, een ee n g goed oed ed ri risic risicobeheer, sicobe sic obehee obe heer, hee r, de optimalisatie geldstromen... o opt ptima ima im malis lisati a e van ati van uw gel geldst dstrom dst romen. rom e .. en en. Doe de juiste juist ju ist ste e zet z ett en maak maaa k een e en afspraak afspra afs praak pra ak mett ING Relationship Manager e een IN NG R e tio ela tionsh nship nsh ip Man Ma agerr of age o f surf s urf na naar ar www.ing.be/business www.in www .ing.b .in g.b .be/b e/b /busi /b us nes n s
www.ing.be/business www. ww w in w. ing. g.be g. be/b be /bus /b usin us ines in esss es
*Onder voorbehoud van de aanvaarding van uw dossier door ING België. ING België nv – Bank – Marnixlaan 24, B-1000 Brussel – RPR Brussel – btw BE 0403.200.393 – BIC (SWIFT): BBRUBEBB – Rekening: 310-9156027-89 (IBAN: BE45 3109 1560 2789). Verantwoordelijk uitgever: Philippe Wallez – Marnixlaan 24, B-1000 Brussel – 03-10. © Editing Team & Graphic Studio - Marketing ING Belgium
e - A ccountanc y
Technologische vitamines … Roger Lassaux Belastingconsulent Directieadviseur bij het IAB De recente indienststelling van My Minfin Pro plaatst de problematiek van de elektronische relaties met de FOD Financiën weer in de belangstelling door deze in een nieuw daglicht te stellen, namelijk de specifieke inaanmerkingneming van onze behoeften. Het biedt ook de ideale gelegenheid om een doorlichting te maken van de uitdagingen en opportuniteiten ingevolge de snelle evolutie van de nieuwe informatie- en communicatietechnologie, als een essentiële component voor de prestatie van onze kantoren.
Alomtegenwoordig … Gelet op het heterogeen karakter van ons beroep, dat zoals geweten in meerderheid bestaat uit kantoren van geringe omvang en enkele “internationale bureaus” is de ICT niet in alle kantoren in gelijke mate doorgedrongen. Naarmate de tijd vordert, kan aan volgende vraag nochtans niet meer worden voorbijgegaan: kunnen we ons nog een werkplek voorstellen zonder scanners, gsm’s, computers, e-mail, professionele software en internet? Beslist niet! De informatica is overal aanwezig, de dematerialisatie wint onomkeerbaar elke dag meer terrein. Steeds sneller en sneller! Of het gaat om informatie inwinnen, communiceren, beraadslagen, in groep/op afstand werken, documenten en gegevens afleveren, verzamelen, digitaliseren, ordenen, analyseren, delen, consulteren, opzoeken, verspreiden en publiceren en/of bewaren/archiveren; de technologie maakt integraal deel uit van onze dagdagelijkse omgeving, en wel zozeer dat het gebruik ervan veralgemeend is. Op kantoor hoeft u maar het hoofd te wenden of uw computer (notebooks, smartphones en andere pads) aan te zetten om, als dat nog nodig moest zijn, bewust te worden van de talrijke gezichten van de technologische evolutie, die, in een zelfde dynamiek, tools aan vernieuwende werkmethoden paart. Ook al zijn ze snel geïnventariseerd, de familie van de informaticatoepassingen waarover we beschikken om informatie
en documenten te verzamelen, analyseren, weergeven en archiveren, is al zeer uitgebreid: performante scanners, ergonomische, modulaire en aanpasbare software, geïntegreerd met een groot aantal andere applicaties of virtuele werkplekken, breedbandverbindingen en WiFi-technologie, VoIP, servers, professionele en sociale netwerken, intranet en VPN, notebooks en andere smartphones, databanken, portaalsites en onlineformulieren die bereikbaar zijn met één enkele muisklik, elektronisch werkdossier en opdrachtbrief op het intranet, RSS, podcasts, enz. Voeg daaraan toe dat ze, op het stuk van de werkmethoden, andere belangrijke maar even handige tools bevatten, zoals het online ingeven van gegevens door de cliënt, de uitwisseling van digitale documenten, het bijhouden van de boekhouding met een geïnformatiseerd systeem en het bewaren ervan op een gegevensdrager (voor zover de onvervalsbaarheid van en de toegang tot de erin opgenomen gegevens de volledige door de wet voorgeschreven bewaartermijn verzekerd is), de oordeelkundige automatisering van de operationele processen (de analytische boekhouding en de rapportering zijn er merkelijk op vooruit gegaan), de consolidatie van gegevens, de elektronische betrekkingen met de overheid (aangiften, fiches, jaarrekeningen, terugbetaling van buitenlandse btw, enz.) en, in mindere mate, contentbeheer (CMS), en zelfs integrale toepassingen van het type ERP die alle tools op het stuk van de boekhouding, fiscaliteit, audit, kantoorbeheer, elektronische documenten- (EDM) en klantenbeheer (CRM)
2 010/3
27
e - A ccountanc y
integreren, waardoor coherente procedures voorhanden zijn, dubbele ingevingen worden vermeden en de organisatie van de work flow wordt vereenvoudigd. Het hoeft dus geen verder betoog: samen met de juiste wetgevende evolutie kadert de integratie van de ICT in onze kantoren steeds meer in een volwassenwordingsproces dat steunt op tal van met elkaar verbonden pijlers die worden ondersteund door de private en openbare deelnemers die de toepassing ervan voortstuwen.
Toren van Babel? Aan deze trouwe reisgezellen worden heel wat deugden, zelfs een reddingbrengend effect toegeschreven: productiviteit, reactiviteit, soepelheid, flexibiliteit, aanpassingsvermogen, gebruiksvriendelijkheid, toegang op afstand, enz. Maar hebben we de weerslag van deze revolutie op ons beroep wel correct ingeschat? Hebben we een antwoord op volgende essentiële vragen: aan welke wijzigingen mogen we ons concreet verwachten en waarin houden die een verbetering in? Gebruiken we al het potentieel, wetende dat ons beroep wordt uitgeoefend op een markt die steeds hogere eisen stelt, die steeds meer prestaties, meer reactiviteit, meer garanties vergt? Om hierop een antwoord te geven dat verder reikt dan de clichés, hoewel in principe alle aspecten ervan moeten worden beoordeeld, afgewogen en opgevolgd, is al snel duidelijk dat onze, zelfs stevig onderbouwde analyse, binnen het beperkt bestek van dit artikel, niet mag afdwalen van een globale visie op de problematiek, tussen de optimistische vooruitzichten van de enen en de behoedzaamheid van de anderen in. Daarom zullen we, met een aanpak waarbij prospectieve dimensie wordt gekoppeld aan retrospectieve analyse, en die is opgebouwd rond drie algemene hoofdlijnen, de kracht van het effect van deze technische revolutie op ons beroep trachten te bepalen: • productiviteit van het kantoor, inclusief de organisatorische uitdagingen; • beheer van de relatie met de cliënt, dienstenaanbod; • interne of externe communicatiestrategie, imagobuilding, aantrekkelijkheid van het beroep. Maar dergelijke belichting van de nieuwe technologie kan de problematiek niet helemaal opklaren. Verre van! Want hoe alledaags het gebruik van de ICT voor de meesten onder ons ook moge zijn, het houdt risico’s in waartegen we ons moeten wapenen (verlies van gegevens, aantasting van het
28
2 010/3
beroepsgeheim, toegankelijkheid, bedreiging van het privéleven), het roept vragen op waarop het juiste antwoord van technische en/of wetgevende aard moet worden gegeven (bewijskracht, juridische gelijkwaardigheid, begrip “origineel”) en eist dat rekening wordt gehouden met een aantal voorzorgsmaatregelen van diverse aard, die inzonderheid betrekking hebben op kwesties inzake de naleving van onze normatieve standaarden en deontologische regels. Deze genuanceerde kwesties werden en zullen later nog geregeld omstandig worden geanalyseerd in deze kolommen en/of op onze website.
‘Polyvalent’ is de beste omschrijving van het gebruik van nieuwe technologieën in ons beroep... Nadat we deze belangrijke methodologische precisering hebben aangebracht, onderzoeken we de enige, maar essentiële kwestie die ons momenteel bezighoudt: waarin en in welke mate betekent het gebruik van de nieuwe technologie, als drager van vooruitgang en innovatie, concreet echte vooruitgang en creëert het toegevoegde waarde voor onze kantoren?
Optimalisatie van de productiviteit … Iedereen is ervan overtuigd: het is geen overdreven noch simplistische stelling dat één van de eerste deugden die gewettigd aan de nieuwe technologie worden toegedicht de optimalisatie van het operationeel proces is. Zelfs nu de schoenendoos met papieren verantwoordingsstukken nog niet in alle kantoren tot het verleden behoort, maken de juridische vooruitgang en de stelselmatige uitbreiding van het technologisch aanbod het ons nu al mogelijk om snel naar een “papierloos” kantoor te evolueren, met meer productiviteit, rationalisatie van de procedures en, ongetwijfeld, minder kosten in het vooruitzicht. De automatisering van de verwerking en de controle, de technische vooruitgang op het stuk van de digitalisering en de compressie van de data en de ontwikkeling van het internet hebben de elektronische uitwisseling van gegevens en
e - A ccountanc y
de dematerialisatie van de procedures en documenten mogelijk gemaakt en het traditioneel ingeven en herhaaldelijk coderen tot een minimum herleid. Vanuit methodologisch oogpunt, gebaseerd op onze opvolging van de huidige en opkomende technologie, is een waarlijk actieve en compromisloze samenwerking met onze informaticapartners opportuun en noodzakelijk – de mogelijkheid om overzichten voor te leggen, op te bouwen en aan te passen hangt uiteraard af van de wijze waarop de datastructuur van in het begin correct werd opgemaakt. De organisatie van onze kantoren, daarentegen, mag niet worden ingegeven door het gebruik van deze of gene software. De voorlegging van correcte boekhoudkundige en financiële verslaggeving, net als de middelen en het kanaal voor de weergave ervan, moeten volledig in onze handen blijven.
Organiseren, formaliseren, structureren … Hoewel dit reusachtig aanbod aan tools, deze ontplooiing van methodologieën, bulkt van de technologieën, zal het zijn volledig potentieel pas vrijgeven als het kadert in een actief streven naar organisatorische veranderingen met het oog op een concurrentieel, flexibel, coöperatief, mobiel, ontsloten kantoor, waarvan het management loopbaan- en kennisontwikkelingsperspectieven biedt. Uiteraard is het informatiebeheer een essentieel gegeven bij deze aanpak. Want het is momenteel niet moeilijk om in de kantoren grote hoeveelheden informatie en documentatie binnen handbereik op te stapelen. De pertinentie en de betrouwbaarheid ervan beoordelen, de informatie beheersen, is echter een ander probleem. Door de snelle opeenvolging ervan is er geen tijd meer over voor een beredeneerde toepassing van de nieuwe wettelijke of regelgevende bepalingen, om de aanpassing ervan te toetsen door middel van rechtspraak of op de ervaring af te gaan. Door de kruisverwijzingen en doorverwijzingen die ze toelaat, de geavanceerde, meestal thematische opzoekingen die ze mogelijk maakt en de uitwisseling die ze bevordert, zorgt de nieuwe technologie ervoor dat de informatie snel toegankelijk is, wordt opgenomen en optimaal aan de cliënt wordt weergegeven. Een andere essentiële eis in een omgeving in voortdurende verandering: als een update van de kennis hoogkwalitatieve prestaties garandeert en bijgevolg het risico dat onze aansprakelijkheid wordt ingeroepen vermindert, is het dan ook niet logisch dat deze (permanente) vorming er momenteel bij wint als ze meer wordt ingepast in korte, operatio-
nele modules, die toegankelijk zijn op een ogenblik dat het dagelijks werk niet wordt verstoord, ze de kennisuitwisseling bevordert en, bovenop onze fundamentele waarden, de nadruk legt op het management van de kantoren, de communicatie, advies, nieuwe opdrachten, desgevallend in het kader van een efficiënte e-learningstrategie? Inzetten op interne bronnen om de activiteit te ontwikkelen, het potentieel van het kantoor maximaliseren, de medewerkers motiveren, er het beste uithalen en ze aansporen om zich te overtreffen, het competentieniveau verhogen en het kennispalet diversifiëren; dat zijn de echte domeinen waarin de nieuwe technologie een positieve impact heeft, niettegenstaande de cliënten steeds sneller antwoorden verwachten op hun vragen. • Beter evenwicht tussen privé- en beroepsleven, flexibiliteit van de arbeidstijd, o.m. door oplossingen voor professionele mobiliteit (3G-kaart, smartphones, notebooks, webconferentie, telewerk, mobiliteit van de gegevens); • Operationele modus: werk in samenwerking en participatie-engineering, toename van het belang en de kwaliteit van de opdrachten, flexibiliteit van de arbeidstijd, middelen en applicaties gedeeld met intelligent beheer van de toegangsrechten (agenda, cliënten- en werkdossier, documentatiebase van het kantoor, enz.); • Knowledge management: verzameling, voorlegging, verspreiding, rondzending, bescherming van de informatie, inzonderheid door een intelligent beheer van de toegangsrechten en een anticipatieve in plaats van een reactieve aanpak; • Formalisering van procedures en documenten: opmaken en opvolgen van de opdrachtbrief en het werkdossier (doelstelling, aanpak, organisatie van het dossier, afsluiting van de opdracht, opstelling van het eindverslag), beleid inzake de aanvaarding van de cliënt, verplichtingen ingevolge de witwaswetgeving, enz.; • Goed georganiseerde rekrutering en beroepsopleiding op maat van de onderneming (e-learning, e-recruitment); • Deling van de documentatie (elektronisch documentenbeheer (EDM) en combinatorische analyse); • Structurele kwaliteitscontrole: formalisering van de procedures en de tools, zowel betreffende de werking van het kantoor, met het oog op het opsporen van functionele problemen die gevolgen kunnen hebben op de kwaliteit van het werk, als de technische controle op een aantal dossiers, die betrekking hebben op de juiste toepassing van de wettelijke, reglementaire, normatieve en beroepsbepalingen.
2 010/3
29
e - A ccountanc y
Ons aanbod verbreden: het aantal cliënten en opdrachten uitbreiden, de relatie met de cliënt beheren … Naast het organisatorisch aspect, dat er zowel het gevolg als de motor van is, en het effect op het beheer van de human ressources, is de ICT een ware groeifactor in een toegankelijker wereld, die wordt gekenmerkt door de openstelling van de grenzen en de exploitatie van de uitwisseling, maar ook een wereld die meer onderhevig is aan concurrentie, zonder daarom transparanter te zijn, in een tijd die wordt beschouwd als het einde van een tijdperk en het begin van een ander, met alle veranderingen en opportuniteiten vandien. Zowel om een optimale service aan te bieden, een pluridisciplinair aanbod te creëren, een antwoord te bieden op de door de bestaande cliënten geëiste lokale nabijheid, als in de dynamiek inzake het zoeken naar nieuwe cliënten en nieuwe opdrachten: • Meegaan met zijn tijd, nieuwe verwachtingen inbouwen! In dit verstoord en moeilijk voorspelbaar economisch klimaat, in deze periode van duur krediet waarin de relatie met de financiers is gewijzigd, waardoor de bedrijfsleiders blijk moeten geven van creativiteit en nieuwe wegen moeten verkennen, is iedereen het erover eens dat zij advies nodig hebben, zowel betreffende de analyse van de moeilijkheden als de snelle doorvoering van maatregelen om de continuïteit van de activiteit te verzekeren. De ondernemingen die focussen op de kosten en de cashflow, die worden geconfronteerd met geldproblemen, een tekort aan eigen vermogen en de instorting van hun orderboekje, hebben behoefte aan sluitende, betrouwbare en tijdig bezorgde informatie, interpretaties die hen toelaat hun economische, boekhoudkundige en financiële informatie te beheren om het vertrouwen te herstellen, om de bui te laten overwaaien. Omdat wij de eersten zijn die hun geldproblemen vaststellen, in realtime een diagnose kunnen stellen en over alle nuttige middelen beschikken. En dit betekent niet dat we moeten handelen of reageren, maar wel interageren! Vrijwel niemand staat versteld van de toename van het aantal faillissementen en ondernemingen in moeilijkheden, al noopt die vaststelling tot volgende bemerkingen: a) de noodzaak upstream te werken, een ander zicht op de situatie te geven om de preventie van de mankementen te verbeteren door de invoering van een zeer breed gamma van interne of ex-
30
2 010/3
terne indicatoren of signalen; b) elke opportuniteit van een kwalitatieve begeleiding bij de definitie en de snelle toepassing van oplossingen die vooruitziendheid en anticipatie mogelijk maken. Iedereen weet dat het aantal oplossingen talrijker is als de problemen vroeger worden gedetecteerd door de toepassing van software voor de voorspelling, de analyse van de cashprocessen, de inning van de vorderingen (gemiddelde betalingstermijn, vermindering van het risico op voorzieningen voor oninvorderbare vorderingen), het editeren en de opvolging van financiële of niet-financiële indicatoren die toelaten maatregelen te nemen om te anticiperen op de prestatie van de vennootschap, om een beter cashbeheer mogelijk te maken. Hoewel de markt van de oprichting en de overdracht/overlating van ondernemingen traditioneel een impuls geeft aan de groei van de kantoren, vormt de ICT een kostbare technologische onderbouw die geschikt is om onze begeleiding compacter te maken: voor de kredietanalist die een beslissing moet nemen om in de oprichtingsfase en/of bij de onderneming in moeilijkheden tussen te komen, zijn de procedures, de resultaten, de projecties die ermee worden gemaakt, immers uiterst belangrijk, maar evenzeer, zo niet nog meer, hebben ze een ruim effect op de waardering van de overdracht/overlating, een verrichting die nauwkeurigheid, behoedzaamheid en onafhankelijkheid vergt, zonder de onontbeerlijke vertrouwelijkheid te vergeten! • Het beroep van morgen uitdenken, ons aanbod verruimen! U kunt het niet ontkennen: hoewel de meeste kantoren volgens de cliënt op elkaar gelijken en ongeveer hetzelfde aanbieden, en, logischerwijs, er vaak voor kiezen om zich op hun competenties en hun basisaanbod te concentreren om de al bestaande opdrachten te verbeteren, worden ze ook geconfronteerd met dezelfde vraag: hoe moeten we voor nieuwe opdrachten met een hogere toegevoegde waarde zorgen? Uiteraard een noodzakelijke denkoefening, gelet op de toekomstige uitdagingen van het beroep, o.m. gebaseerd op volgende vaststellingen: a) onze gereglementeerde prestaties worden steeds “gewoner” en de rendabiliteit ervan vermindert; b) op de markt van de kleine ondernemingen komt het beroep geregeld onder druk te staan, o.m. door de Europese pogingen tot vereenvoudiging van de vennootschapsomgeving; c) Europa maakt de diensten en de praktijken vrij met het oog op een grotere uitoefeningsvrijheid; d) het veeleisende cliënteel is steeds op zoek naar gunstiger tarieven voor evenwaardige diensten of naar bijkomende diensten tegen eenzelfde tarief en/of naar een steeds meer omvattende dienstverlening; e) het beroep wordt geconfron-
e - A ccountanc y
teerd met een toevloed aan normen, die onder meer tot uiting komen door de uitvaardiging van zeer technische standaarden zoals de full IFRS en de aangepaste versie ervan voor de kmo’s. Uit hetgeen voorafgaat blijkt dat, hoewel het beroep nog over groeiopportuniteiten beschikt – het hogere aantal opdrachten veroorzaakt door de crisis, heeft de verzwakking in de cliëntenportefeuilles van de kantoren deels gecompenseerd – het ook in staat moet zijn zich aan deze steeds verdergaande en snellere veranderingen aan te passen, ongeacht of ze van reglementaire dan wel van demografische aard zijn, of ze uitgaan van de ondernemingen of van ons concurrentieel landschap.
Nieuwe uitdagingen aangaan, onze knowhow aantonen en uitbreiden, onze adviesverlening structureren... Concreet gaat het er vooralsnog om onze verankering bij de cliënten te consolideren, onze capaciteit tot het creëren van nieuwe dynamieken te tonen, ons te positioneren voor opdrachten die open staan voor de concurrentie en nieuwe domeinen te ontginnen, dicht bij de markt te staan en samen met de markt te evolueren. Dit hoogtechnologisch dienstenaanbod dat merkelijk toegevoegde waarde kan opleveren en een hogere omzet kan opleveren bevat onder meer: strategische, commerciële en organisatorische uitdagingen van de nieuwe technologie, dematerialisatie (aanbod en gebruik van certificatie- en authentificatietools), elektronische archivering en facturering, prestatiemeting, beheer van het onroerend vermogen, maatschappelijke en milieuverantwoordelijkheid (informatie, controle, behoorlijke communicatie en geëigende rapportering, o.m. door een overzicht van de duurzame ontwikkeling dat een onderscheid maakt tussen economische, maatschappelijke, vennootschaps- en milieu-indicatoren), onderzoek en ontwikkeling, innovatie en competitiviteit, globale risicodimensie, cost killing, kredietmanagement, preventie van moeilijkheden, mobiliteitsplan (vermindering van de voertuigenfleet,
openbaar vervoer, fiets, carpooling, telewerk, videoconferenties, enz.), milieuverantwoordelijkheid (optimalisatie van het kantoormateriaal, vermindering van het papier, documentatie, energie, water, recyclage, enz.), tussenkomst bij de controle en/of bij fraude, opvolging van de activiteitssector, economic intelligence, overdracht en overlating van ondernemingen, kartering van de fiscale en financiële risico’s, contractuele audits (interne controle, fraudebestrijding, enz.), ontcijfering van de warwinkel van de overheidssteun, e-business (in 2009 met 17 % toegenomen in België tot 1,6 miljard EUR), internationale bijstand, corporate governance, aansprakelijkheid van de bedrijfsleiders en sector van de verenigingen voor de ondernemingen; vermogensbalans, inclusief op de pensioenmarkt, successieplanning voor particulieren, enz. In dezelfde context, die ver afstaat van een verwoede zucht naar opportuniteiten, die haaks staat op een lage-erelonenstrategie, een poging tot segmentering van het dienstenaanbod per thema (bedrijfsleider, omzetting in vennootschap, onderzoek en innovaties, non-profitsector, internationale begeleiding, enz.) en/of per sector naargelang het type cliënt dezelfde mening qua innoverende praktijken als het kantoor deelt. Wanneer de cliënt tevens globale, maar specifieke prestaties eist, die in een voortdurend evoluerende omgeving steeds complexer worden, leidt dergelijke aanpak uiteraard al snel tot een denkoefening over de opportuniteit en het potentieel van twee nieuwe middelen die de dynamiek van de kantoren kunnen verhogen en vast ook in de ICT steun vinden qua geregelde relaties en constructieve uitwisseling: netwerking en interprofessionaliteit. Daarvoor openstaan kan erg nuttig zijn, zowel qua middelen (informatica, lokalen, enz.) als qua deelneming of uitoefening: hoewel een kantoor niet zelf alle diensten van een globaal aanbod kan leveren, moet het toch in staat zijn dit globaal aanbod aan te bieden en de behoeften van zijn cliënten te vervullen. Zonder er al te diep op in te gaan, kunnen we hier vermelden dat de interprofessionaliteit, via de oprichting van multidisciplinaire deelnemingsvennootschappen, met als doel het beheer van professionele operationele rechtspersonen, momenteel kan worden georganiseerd binnen een, samen met leden van het IBR en het BIBF opgerichte, door het IAB erkende professionele vennootschap. Met dien verstande dat het maatschappelijk doel van dergelijke vennootschap verbonden blijft met de door deze vennootschap vereiste en verkregen kwaliteit. Een vennootschap van belastingconsulenten met als maatschappelijke activiteit fiscaal advies, die boekhoudkundige diensten levert, is uitgesloten!
2 010/3
31
e - A ccountanc y
Communiceren om te valoriseren … Een andere van gezond verstand getuigende vaststelling waarop onze reflectie steunt, geldt niet alleen voor de kantoren, ook al vindt ze er momenteel een bijzondere weerklank: competentie helpt overtuigen. Communicatie helpt om zich bekend te maken! Als het onze taak is om de in onze kantoren verrichte opdrachten en ontwikkelde competenties bekend te maken, moeten we ze ook kunnen doen renderen! En in dat kader, ook, zo niet nog meer, behalve op het prijscriterium, de nadruk te leggen op de concrete toegevoegde waarde van elke prestatie qua advisering en begeleiding van onze cliënt, om ze zo goed mogelijk te doen renderen en aldus in staat te zijn de juiste prijs ervan weer te geven en te rechtvaardigen. Hoewel de service op alle niveaus tastbaar, verzorgd en professioneel moet zijn, kan een dienst die meer aandacht besteedt aan de aangebrachte meerwaarde dan aan de gepresteerde tijd om tot een ware identificatie van de inhoud van de prestaties te komen, de overtuiging van de cliënt over de toegevoegde waarde staven, dat, wat hij niet tegen “de juiste prijs ervan” ontvangt, zeker zo goed mogelijk moet gedaan zijn, in de wetenschap dat de kwaliteit van de wijze waarop de werkzaamheden van het kantoor worden weergegeven, de perceptie van de cliënt ervan zeker kan beïnvloeden. Dit gezegd zijnde, is de bewering dat de traditionele communicatiemiddelen (afspraken, telefoongesprekken, brieven) sinds de intrede van het internet in het dagelijks leven aanmerkelijk zijn geëvolueerd, ook een open deur intrappen. De nieuwe communicatiemiddelen die goedkoper, sneller, gerichter en reactiever zijn, zijn immers gebaseerd op de elektronica! Vandaag nog meer dan gisteren bij de openstelling van ons beroep voor de communicatie, maar zonder alsdanig in te gaan tegen de ethiek en het reglement van plichtenleer, dat elke vorm van marchandering uitsluit, laat de ICT toe, bij verschillende gelegenheden en in diverse vormen, een heel gamma objectieve, verantwoorde en verifieerbare informatie te ontplooien: brochures, websites met continudiensten/informatieaanbod, online bedrijfsgidsen, newsletters met wettelijke, technische en andere informatie, pers (persbericht, artikels, fora, interviews), organisatie van seminaries en colloquia, interactieve thematische fora). Bijvoorbeeld onder de vorm van grafieken, prestatie-indicatoren, prognosetabellen, verschaffen ze efficiënte, handige en pedagogische dragers voor de weergave van de informatie aan de cliënt, waarbij de voortdurende zorg tot uiting komt tot het hanteren van dezelfde taal, het gebruik van dezelfde referenten en inhouden en de doorstroming en de coherentie van de verstrekte informatie die gepaard gaat met snelle toegang.
32
2 010/3
In verband met deze begeleidingsdynamiek moet nog worden opgemerkt dat de ICT zowel de gelegenheden als de middelen tot communicatie met de cliënt en de mogelijkheden tot uitwisseling merkelijk verhoogt. Naast de klassieke formules (vervaldagboeken, contacten en e-mail) bieden de meest innovatieve kantoren hun cliënteel momenteel ook de service als lokale partner aan. Naar het voorbeeld van My Minfin van de FOD Financiën: een rubriek op het intranet van het kantoor, beveiligd met een toegangscode, waar de cliënt, altijd en overal, een realtime overzicht krijgt van zijn financiële toestand, zijn balansen, uitgewisselde mails, facturen, en er archieven, maar ook de specifieke actualiteit, bijvoorbeeld in verband met een economische opvolging, kan raadplegen. In harmonie met de kernwaarden van het beroep in zijn geheel (onafhankelijkheid, competentie, nauwgezetheid, ethiek, kwaliteit, (voortdurende) opleiding, luisterbereidheid, enz.), die beter worden overgebracht door een meer institutionele collectieve communicatie over ons nut en het belang van onze opdracht in de economie, zal elk kantoor, ongeacht de omvang en de activiteiten ervan, voor zover het de andere bepalingen van het reglement van plichtenleer niet overtreedt, in de ICT steun vinden om een communicatiedimensie in de dagelijkse praktijk te integreren op basis van de doelstellingen en de middelen (imago, naamsbekendheid, diensten) en de te bereiken doelen (inplantingsgebied, enz.). Eerst naar de cliënten toe, dan naar de omgeving toe, om de aanwezigheid te vestigen en te bevestigen. De toename van de persoonlijke communicatieacties consolideert de collectieve acties en omgekeerd. Hoewel de mond-aanmond-reclame een essentieel medium blijft in het contact met een nieuwe cliënt, zal het, in de huidige, aan communicatie gewende wereld, niet het enige middel blijven om de competenties, teams, opdrachten en periferie van de traditionele prestaties van het kantoor wereldkundig te maken. Het zal niemand ontgaan zijn dat, als de ICT de kaarten heeft geschud, dit niet alleen als vector of drager is: ICT beïnvloedt ook het gedrag en de perceptie van degenen, cliënten of medewerkers, voor wie ze bestemd is. Ook al kan specialisatie in een cliëntenprofiel of een bepaald soort opdrachten, waardoor ook bijzondere ervaring kan worden opgedaan, momenteel niet naar voren worden gebracht, zodat alle beroepsbeoefenaars/kantoren als allrounder worden beschouwd, toch is het ook een middel om zich te onderscheiden, door alle gebruikelijke individuele communicatiemiddelen en kan het worden verspreid. Dergelijke oriëntatie geeft evenwel aanleiding tot een noodzakelijke reflectie over de modaliteiten inzake het toezicht (door het Instituut) op
e - A ccountanc y
deze specialisatie, zodat het publiek er zeker kan van zijn dat de beweerde competentie werkelijk aanwezig is. Naast deze consolidatie van de vertrouwensband met de cliënt, die aldus weet dat het kantoor betrouwbare en nauwgezette technische oplossingen zal voorstellen, bevestigt deze systematische aanpak tot valorisatie van het kantoor ten slotte het belang van een partnerrelatie met de cliënten, die, in een op vertrouwen gebaseerde relationele dynamiek, wat de kern is van een vruchtbare relatie, competentie en beroepsethiek koppelt aan relationele intelligentie en gedragstechnieken. Moeten we daar nog aan toevoegen dat deze aanpak ook essentieel is bij de voorbereiding van de overlating van het kantoor?
Onze invloed versterken, onze reflectie stimuleren … Parallel met deze hoofdpunten inzake de impact van de nieuwe technologie op ons beroep, is er nog een benaderingspunt dat we willen belichten. Het vertrekt vanuit een vaststelling, die we moeilijk kunnen negeren, dat het imago van het beroep verband houdt met de publicaties en stellingnamen ervan, zowel over economische onderwerpen als over de ondernemingen, dat het duidelijk schatplichtig is aan het vermogen om op eigen initiatief geloofwaardige voorstellen te formuleren en kenbaar te maken, gebaseerd op objectieve, uitvoerbare en bespreekbare argumenten, op de gebieden en activiteitsdomeinen die het beroep rechtstreeks aangaan of waarin de ervaring of de bekwaamheid ervan worden erkend, dat het afhangt van de behoefte om zijn stem te laten horen, sterker door te wegen bij het lobbyen, om op één of andere manier te wegen op de besluitvorming. Terwijl de interactie met de universiteiten, de ondernemingen en onder meer de (openbare) kredietinstellingen wordt verbeterd, zowel in het upstreamdenkproces als bij de beoordeling en de meting van de impact a posteriori, is het immers door gedachtewisselingen, thematisch overleg, partnerships en andere akkoordprotocollen, door wetsontwerpen of voorstellen van Europese richtlijnen grondig te bestuderen – naar het voorbeeld van het door de drie instituten ingenomen gemeenschappelijk standpunt over de problematiek van de Europese richtlijn tot vereenvoudiging van de boekhoudkundige verplichtingen van de micro-entiteiten – door amendementen in het belang van onze cliënten uit te werken, dat wij onze tussenkomst bij de economische en politieke besluitvormers legitimeren.
Door regelmatig ons standpunt en/of dat van onze cliënten te laten gelden in het kader van het burgerinitiatief en het, systematisch op de meest geschikte wijze uit te dragen, kunnen wij rechtstreeks of onrechtstreeks wegen op de processen inzake de uitwerking, de toepassing en/of de interpretatie van wetgevende maatregelen, de door de overheid ingestelde procedures, de Europese en internationale voorstellen in wording, in de diverse macht- en beslissingscentra. Dat geldt zeker voor de talrijke technische werkzaamheden die met ICT verband houden, waar de gelegenheden tot bevordering van de gedachtewisseling tussen de verschillende actoren en het wederzijds begrip van de wederzijdse belangen niet ontbreken, maar die, om efficiënt te zijn, de snelle beschikking over en exploitatie van nuttige informatie impliceren! Op onze werktafel, als belangrijke actor bij de dematerialisatie, liggen onder meer: a) de elektronische betrekkingen met de FOD Financiën in het kader van het samenwerkingsprotocol dat wij hebben ondertekend, waarbij, naast het gezamenlijk overleg over de geplande aanpassing van Vensoc (XBRL-normalisatie, mogelijkheid om 25 aangiften in te dienen, onlineberekening, enz.), de recente toepassing My Minfin Pro het verwachte antwoord is op de inspanningen en investeringen van de beroepsbeoefenaars voor de inaanmerkingneming van hun specifieke wensen; b) de elektronische facturering en archivering, inzonderheid onder de auspiciën van de door het VBO opgerichte Taskforce; c) een samenwerkingsprotocol met de Orde der Advocaten, enz. Tevens stimuleren deze actuele dossiers het overleg in meerdere naburige dossiers die van belang zijn voor de evolutie van ons beroep, de uitoefeningswijze, de behoeften ervan op het stuk van voorlegging, nazicht, certificering en verspreiding van de financiële, boekhoudkundige en fiscale informatie en de functies van de nieuwe tools die we nodig hebben: normale termijnen en uiterste data, met name van de declaratieve verplichtingen, problematiek van de gegevensverwerking, eerbied voor het privéleven en onderzoeksbevoegdheden en -technieken van de fiscus, bevestiging van de waarde van onze handtekening (bijvoorbeeld, hoedanigheid als TTP (vertrouwde tussenpersoon) die bevoegd is om, via onze elektronische handtekening, het bestaan van bewijsstukken bij een aangifte te attesteren), opstelling en openbaarmaking van de jaarrekening van micro-entiteiten, XBRL-norm, uitoefeningsstructuren, interprofessionaliteit, verband tussen boekhoudrecht en fiscaal recht, verantwoordelijke aanpak van de duurzame ontwikkeling (opvolging van de uitdagingen van morgen, begeleiding van de noodzakelijke geestes-
2 010/3
33
e - A ccountanc y
verandering, opvolging van de prestaties van de onderneming, enz.). Uiteraard een brede beschouwing, met talrijke facetten, die erop vooruit gaat als ze ook betrekking heeft op de proactieve opvolging van deze thema’s en de ontwikkeling van netwerken om de multifunctionele contacten te bevorderen!
Een kantoor dat communiceert: veel meer dan een veelbelovend concept!
Het overbrengen van waarden die het imago bevorderen … Nu het beroep zich afvraagt wat de toekomst in petto heeft, er gedebatteerd wordt over de uitoefeningssfeer, onder meer onder druk van de Europese Commissie die de economische micro-entiteiten uit het toepassingsgebied van de 4e Richtlijn wil lichten, in een omgeving waarin door het verwateringsfenomeen nog niet veel te zien is van dreigende concurrentie, ook al bestaat ze, op een tijdstip dat de tarieven, ongeacht de omvang van de kantoren, vastgelegd zijn, hebben we gemerkt dat de ICT een solide houvast biedt om het potentieel en de zichtbaarheid van ons beroep te verbeteren, door het steeds meer open te stellen voor zijn omgeving, door onze kennis en onze knowhow uit te dragen en te promoten.
besparingen die kunnen worden verwezenlijkt door dagelijkse, makkelijk uit te voeren handelingen (systematisch uitzetten van de verlichting of niet gebruikte elektrische apparaten, recto-verso printen, sorteren van het afval, e-mail, digitalisering, duurzaam mobiliteitsbeleid) het milieu-imago ervan verbeteren, met alle gevolgen dienaangaande op het stuk van de productiviteit, minder absenteïsme van het personeel. Vervolgens met de cliënten communiceren over deze eenvoudige “groene” gebaren, vormt een opstap met hoge toegevoegde waarde voor het advies over de reglementering die momenteel aan een groot aantal kmo’s wordt opgelegd of optionele tools, zoals de koolstofbalans, die het mogelijk maakt de hoeveelheid door de onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks uitgestoten CO2 te meten, teneinde zijn “groen engagement” beter te laten blijken. De duurzame ontwikkeling biedt vast ook de kans om de maatschappelijke uitstraling van het beroep te promoten, aangezien de dematerialisatie van de procedures en documenten, een kernthema van onze beroepsuitoefening dat zich concreet vertaalt in het opmaken en verspreiden van gedematerialiseerde boekhoudkundige en financiële informatie, uiteraard bijdraagt tot dergelijke verantwoordelijke aanpak.
Jong talent aantrekken … Jongeren zijn vertrouwd met de ICT en ervaren dit als vanzelfsprekend. In het licht van de demografische evolutie van het beroep, vormt de ICT dan ook een geschikte basis om met de jongeren te communiceren, via de media waarin ze zich herkennen (sms, blogs, sociale netwerken, enz.). De jongeren ervan overtuigen dat het een moderne, hoogintellectuele activiteit betreft, met vele en diverse menselijke contacten, met hoogstaande waarden en uitzicht op de toekomst, ziehier de argumenten om jong talent aan te trekken!
Hoekstenen! Aan deze argumenten kunnen we nog een argument toevoegen waarvan we het belang niet mogen onderschatten: de overleg-, kennis en competentieuitwisselingsstructuren, de nadruk op goede praktijken en ervaringen die ze bewerkstelligen in de schoot van het beroep, het gevoel van samenhang en collegialiteit, en het aanscherpen van de intellectuele nieuwsgierigheid, de kritische geest, het aanpassingsvermogen en de zin voor initiatief en onafhankelijkheid. Dienaangaande mogen we ook de “voorbeeldwaarde” die ze meedragen niet uit het oog verliezen: de invoering van een milieustrategie op het kantoor (verplaatsingen, energie, benodigdheden, afdrukken, gezondheid, enz.) kan, behalve de
34
2 010/3
Aan het slot van dit artikel zult u wel inzien dat het veeleer de bedoeling was een momentopname van de mogelijkheden op te maken, in plaats van de problematiek van de steeds krachtiger doordringing van de ICT in onze beroepsomgeving en –uitoefening, in al zijn facetten te belichten, wat trouwens onmogelijk is binnen het beknopt bestek van dit artikel. Wat we poogden aan te tonen houdt in essentie verband met een paradox! De ICT houdt de voedingsbodem in voor de duidelijk aan de gang zijnde delokalisatie van de activi-
e - A ccountanc y
teiten inzake het ingeven van de boekhoudkundige gegevens van de ondernemingen. Daarom kan ICT op het eerste gezicht als een “prestatiekiller” worden beschouwd, zeker nu ook de Staat ICT toepast, wat aanleiding geeft tot administratieve vereenvoudiging, terwijl een aanzienlijk deel van onze activiteiten op de complexiteit van de administratieve rompslomp berust. Die bewering wordt evenwel snel weerlegd, als, zoals u dagelijks kunt vaststellen, de reflectie en de actie toegespitst wordt op het “hoe en waarom” van het oordeelkundig gebruik van de nieuwe informatie- en communicatietechnologie. De juiste positionering van de technologische cursor in ons beroep blijkt, in harmonie met de competenties en de ethiek van het beroep, een onbetwistbare troef te zijn om in te gaan op de talrijke en belangrijke uitdagingen waar we momenteel voor staan: onze prestaties herwaarderen, de kwaliteit en de rendabiliteit van onze opdrachten optimaliseren, onze verankering bij de cliënten consolideren, nieuwe competenties aantrekken, dicht bij de markt staan en samen met de markt evalueren, de aantrekkelijkheid en het imago van het beroep versterken. Er bestaat geen twijfel over: ICT is de motor achter de drie actieplannen, namelijk de optimalisatie van de productiviteit van het kantoor, de formalisering en de valorisatie van onze huidige en toekomstige prestaties, de invoering van een echte imagostrategie, van interne en externe, zowel collectieve als individuele, communicatie. Omdat ze een factor is voor de opwaardering van onze prestaties en ons imago, door een efficiënte communicatie die onder andere slaat op de begrijpelijkheid van ons aanbod; omdat ze stress weert door de tools en methoden die ze ons dagelijks ter beschikking stelt; omdat ze de onzekerheid vermindert en een bron is van creativiteit, door de informatie die ze verstrekt, waarvan ze de analyse en de optimale weergave mogelijk maakt; omdat ze een katalysator is van ideeën en de innovatie en motivatie stimuleert; omdat ze ons, per slot van rekening, losmaakt van de afstand, de ruimte, de tijd en zelfs de kabel; omdat het oordeelkundig gebruik ervan, tot ondersteuning van ons professioneel inzicht, ons in staat stelt vooruitgang te maken qua zichtbaarheid, soepelheid, reactiviteit en productiviteit en de verwerking en de synthese van de informatie in de uitoefening van ons beroep betrouwbaarder te maken, om aldus tegemoet te komen aan de behoeften van onze cliënten, en daarbij onze rol als belangrijke schakel tussen de ondernemingen en de overheid onderstreept; omdat ze krachtige tools inhoudt om sterker en bekender te worden…
Het is geen te vergaande bewering dat de ICT vandaag, en ongetwijfeld morgen nog meer, een belangrijk gegeven is voor de toekomst van ons beroep. De pertinentie van deze vaststelling is uiteraard ook het Instituut niet ontgaan, ook in zijn betrekkingen met de leden. Op gevaar af in herhaling te vallen, kunnen we stellen dat de goedkeuring en het gebruik ervan binnen het Instituut, de laatste jaren de ontwikkeling heeft ondersteund die werd ingezet om, naast onze regelgevende functies, onze lokale diensten op het gebied van de informatie, de permanente vorming en de communicatie met het oog op een kwalitatieve aanpak uit te bouwen. De op “service” gerichte website, die actuele informatie bevat, omstandige analyses en handleidingen, concrete, eenvoudige en onmiddellijk toepasbare tools, werkdossiers en een gezamenlijke documentatiebank deelt met het IBR sinds de ingebruikneming van het nieuwe Renaissancegebouw en weldra de werkzaamheden van de ICTcommissie en van de werkgroep “strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van het terrorisme” zal inhouden, draagt bij tot deze op gang gekomen dynamiek, om te informeren met het oog op de beste dienstverlening tegen de beste prijs. Aan ICT en de vele facetten, werden in deze kolommen en in gerichte artikels op onze website, al talrijke analyses gewijd en het lijdt geen twijfel dat ze ook de komende maanden een voorkeurbehandeling zal krijgen. Al was het maar omdat ICT op ons leven blijft ingrijpen. Zoals door het veelbelovende cloud computing wordt geïllustreerd, houdt het steeds verder naar elkaar toegroeien van de informatica en de telecommunicatie heel wat potentieel in, net als het Semantic Web, het internet van de objecten… Maar, naast de actualiteitenflash en andere aandachtspunten die wij geregeld online publiceren; waarbij de stand van zaken van een dossier wordt belicht, de aandacht op één of ander risico en de middelen om zich ertegen te wapenen wordt gevestigd, of de uitwisseling van goede praktijken, geven wij u nu al afspraak op 1 december 2010 in Tour & Taxis. De ICT, die alomtegenwoordig is en niet losgekoppeld kan worden van een gezamenlijke denkoefening over de toekomst, zal logischerwijs een prominente plaats innemen tijdens de tweede nationale conferentie van het Forum for the Future.
•
2 010/3
35
F iscaliteit
Wat zijn de gevolgen als het bankgeheim wordt opgeheven? ING – Onderneming
Het bankgeheim is geen lang leven meer beschoren. Wat zijn de gevolgen van de geleidelijke verdwijning voor de ondernemingen en hun bestuurders? Wellicht zal de recente evolutie, hoe indrukwekkend ook, het dagelijkse beheer van een onderneming zeer weinig beïnvloeden. Het bankgeheim is namelijk al lang niet meer van toepassing op professionele rekeningen. Alle verrichtingen van deze rekeningen kunnen worden geraadpleegd door de verschillende fiscale administraties. Wanneer deze overgaan tot een dergelijke controle, moeten ze zich wel houden aan strikte regels. Het huidige doelwit van de nationale en internationale inspanningen is dus voornamelijk de fysieke persoon die in andere landen houder is van rekeningen.
De spaarder in het vizier? Hoewel het huidige klimaat het tegenovergestelde zou kunnen laten vermoeden, is deze tendens niet zo nieuw als we zouden kunnen denken. Binnen de Europese Unie werd de aanzet in 2003 gegeven, toen de Spaarrichtlijn werd ingevoerd. Deze richtlijn heeft betrekking op alle fysieke personen die verblijven in een lidstaat en die hun spaargeld volledig of gedeeltelijk in andere landen van de Unie hebben belegd. Het doel van de richtlijn: ervoor zorgen dat de inkomsten van dat spaargeld, de interesten en dividenden, belast kunnen worden volgens de modaliteiten die van kracht zijn in
36
2 010/3
het land van verblijf. De richtlijn regelt eveneens de informatie-uitwisseling tussen lidstaten om deze belastingheffing mogelijk te maken. Op dit ogenblik hebben België, Luxemburg en Oostenrijk geopteerd voor een overgangsregime. In ruil voor een woonstaatheffing van 20 %, en zelfs van 35 % vanaf 1 juli 2011, afgestaan aan het land van verblijf van de belastingbetaler, zijn deze landen voorlopig vrijgesteld van de informatie-uitwisseling. Dat zal nochtans niet lang meer het geval zijn.
Het net sluit zich … België zal vervroegd een einde maken aan het overgangsregime.
F iscaliteit
In januari 2010 is België overgegaan tot informatie-uitwisseling. Het net sluit zich dus rond de spaarders die niet resident zijn en die ‘enigszins verstrooid’ het tot nu toe niet nodig zouden hebben geacht om de inkomsten van hun in België belegd spaargeld, aan te geven. Des te meer omdat tijdens de OESO-top van april 2009 een akkoord werd bereikt over de versterking van de fiscale coöperatie tussen de lidstaten. Uit angst vermeld te worden op de door de organisatie opgestelde lijst van fiscale paradijzen, hebben talrijke landen zich geëngageerd om zich te conformeren naar het OESO-modelverdrag, dat als basis dient voor de meeste dubbelbelastingverdragen tussen lidstaten. Artikel 26 van dit verdrag behandelt in het bijzonder de uitwisseling van fiscale informatie. Deze regeling bevat uiteraard maatregelen om te vermijden dat iedereen zomaar op ‘jacht’ zou gaan naar inlichtingen: de verzoekende staten moeten het bewijs leveren van de relevantie van de opgevraagde informatie om te kunnen oordelen over de fiscale situatie van een belastingplichtige. Dit neemt niet weg dat een bijkomende stap is gezet.
… en zal zich steeds nauwer sluiten Een stap die zeker niet de laatste zal zijn. Er heerst tegenwoordig bij de Europese Unie een politieke wil om de strijd tegen fiscale fraude op te voeren. Een eerste doelstelling is de versterking van de richtlijn inzake belastingheffing op spaargelden. De Europese Commissie wenst het toepassingsveld van de Spaarrichtlijn uit te breiden tot levensverzekeringen die niet voorzien zijn van een minimale dekking bij overlijden, tot intermediaire structuren (trusts, stiftungs…) en tot beveks en fondsen zonder Europees paspoort. Anderzijds is het voortaan de bedoeling de informatieuitwisseling tussen lidstaten aan te moedigen. De Commissie heeft een voorstel van richtlijn voorgelegd om de clausule van de meestbegunstigde natie toe te passen op de informatie-uitwisselingen. Volgens dit principe, zou een lid-
staat, zonder verplichte aanpassing van de bestaande bilaterale overeenkomsten met een andere lidstaat, van deze laatste kunnen verkrijgen dat hij op zijn vraag naar inlichtingen reageert alsof deze aanvraag uitgaat van een staat (de meestbegunstigde natie) waarmee een overeenkomst meer uitwisselingsmogelijkheden of een soepeler kader voorziet. Ook al gaat het hier slechts om een voorstel, het getuigt van een politieke wil op lange termijn.
Welke consequenties? De boodschap is duidelijk. De periode waarin iemand het zich, zonder noemenswaardige problemen, kon veroorloven om in het zwart verdiend geld op een buitenlandse rekening te plaatsen en er naar believen van te genieten, is voorbij. Belastingplichtigen die in een moeilijk parket verkeren met de fiscale administratie, zien hun mogelijkheden geleidelijk afnemen. Wanneer de Belgische fiscus van een buurland informatie ontvangt over op een bankrekening ontvangen inkomsten, stelt hij vragen aan de betrokken belastingplichtige(n). Dan beginnen de problemen voor de belastingplichtige die vergeten is zijn rekening te vermelden op zijn belastingaangifte. Anderzijds begint ook het bankgeheim te wankelen, zelfs bij zijn meest fervente verdedigers. De Zwitserse bank UBS heeft onlangs een gunstig gevolg gegeven aan de vraag van de Amerikaanse Schatkist om haar een lijst door te geven met de namen van de Amerikaanse burgers die bij UBS een rekening hebben. De Amerikaanse fiscus heeft weliswaar ‘slechts’ de identiteit verkregen van 4 450 rekeninghouders op een totaal van 52 000 oorspronkelijk opgevraagde namen, maar de Verenigde Staten hebben een bres geslagen in het Zwitserse bankgeheim en we kunnen nu al aannemen dat dit een precedent is dat in de toekomst onder bepaalde omstandigheden zal worden ingeroepen.
2 010/3
37
F iscaliteit
Repatriëring onmogelijk Wat gebeurt er nu met de belastingplichtige die belangrijke bedragen in het buitenland heeft? In talrijke gevallen is het onmogelijk geworden om die kapitalen te repatriëren om ze te gebruiken, des te meer omdat de banken voortaan verplicht zijn de oorsprong van belangrijke kapitalen te controleren. Dat geld wordt dus virtueel onbruikbaar. Dat is uiteraard bijzonder vervelend wanneer de onderneming geld nodig heeft of wanneer de bedrijfsleider geld nodig heeft om de procedure van zijn successieplanning in gang te zetten. Voor sommigen is de situatie des te frustrerender omdat ze kan voortvloeien uit een successie. ‘De erfgenaam of erfgenamen van effecten en geld op een Zwitserse rekening hebben er niet noodzakelijkerwijs voor gekozen om zich op deze manier in een onwettelijke situatie te bevinden’, betreurt onze gesprekspartner. Een dergelijke erfenis kan tegenwoordig werkelijk een vergiftigd geschenk zijn, temeer omdat er nu legale methoden bestaan om tegen een laag tarief een roerend en onroerend vermogen aan zijn erfgenamen over te laten.
Mogelijke regularisatie? Om opnieuw vrij over dat geld te kunnen beschikken, kan de belastingplichtige zijn situatie nochtans met de fiscus regulariseren. Dit is een onderneming die naargelang de gevallen vrij duur kan zijn, maar het is voortaan de enige oplossing. Sinds 1 januari 2006 bestaat in België binnen een specifiek wettelijk kader een nieuwe mogelijkheid tot fiscale regularisatie.
38
2 010/3
De regularisatie is zowel toegankelijk voor fysieke personen als voor vennootschappen. Wat kan deel uitmaken van een aangifte van regularisatie? Professionele inkomsten, de btw, registratie- en successierechten, alsook de roerende voorheffing. Het principe is eenvoudig: alle aangegeven inkomsten, met inbegrip van de inkomsten verkregen via buitenlandse structuren, worden ‘geregulariseerd’ mits betaling van de verschuldigde belasting vermeerderd met een ‘boete’ van 10 %. Deze boete wordt niet toegepast op professionele inkomsten. De regularisatie van interesten komt bijvoorbeeld neer op een belasting van 25 %: 15 % roerende voorheffing en 10 % boete. Daarna zal de belastingplichtige voor de aangegeven inkomsten een fiscale en strafrechtelijke immuniteit genieten, zoals vermeld in een ‘regularisatieattest’. De regeling betreffende de ontweken sociale bijdragen zal het onderwerp zijn van een afzonderlijk gesprek met de bevoegde administratie.
Opluchting Meestal zijn de belastingplichtigen die een beroep doen op de regularisatieprocedure aanvankelijk wat ongerust. Maar zeer snel haalt opluchting de bovenhand op al de rest. Het is een unieke kans om opnieuw te starten met een propere lei. Bovendien kan het op deze manier geregulariseerde kapitaal worden gebruikt voor herkapitalisatierondes van een onderneming, of voor het opstarten van een procedure van successieplanning. Voor de belastingplichtige die zijn fiscale verplichtingen heeft verwaarloosd, zal regularisatie zeker de beste oplossing zijn in een periode waarin het net zich steeds nauwer sluit.
•
Reeks Fiscale Handboeken 7 sterke titels, 1 sterk concept U zoekt meer informatie over fiscaliteit? U verkiest praktische handleidingen boven langdradige naslagwerken? U wilt weten hoeveel u moet betalen, maar bovenal hoeveel en hoe u kunt besparen? Met de reeks Fiscale Handboeken vindt u precies wat u zoekt!
Permanent –30% met een abonnement!
Fax deze antwoordkaart terug naar Intersentia 03 658 71 21 Met een abonnement op een titel uit de reeks betaalt u permanent 30% minder en is uw informatie steeds up-to-date! De nieuwe editie wordt u immers, bij verschijnen, automatisch toegestuurd. U mag een abonnement vrijblijvend opzeggen na ontvangst van minimaal twee opeenvolgende edities.
Dhr. / Mevr.
Handboek btw 2010-2011 P. Wille, F. Borger en M. Govers 2010 | veertiende editie | ISBN 978-94-000-0057-5 | xxix + 563 blz. | paperback los exemplaar: 79 euro met abonnement: 55,30 euro
Naam:
Handboek vennootschapsbelasting 2010-2011 P. Beghin en I. Van De Woesteyne 2010 | zeventiende editie | ISBN 978-94-000-0058-2 | xxix + 471 blz. | paperback los exemplaar: 79 euro met abonnement: 55,30 euro Handboek personenbelasting 2010-2011 P. Beghin en I. Van De Woesteyne 2010 | achtste editie | ISBN 978-94-000-0059-9 | xxxii + 741 blz. | paperback los exemplaar: 79 euro met abonnement: 55,30 euro Handboek douane en internationale handel F. Rutten en A. Serneels 2005 | derde editie | ISBN 978-90-5095-411-2 | xiv + 269 blz. | paperback los exemplaar: 50 euro met abonnement: 35 euro Handboek registratie- en successierechten D. De Groot en T. Wustenberghs 2008 | derde editie | ISBN 978-90-5095-853-0 | xxv + 406 blz. | paperback los exemplaar: 75 euro met abonnement: 52,50 euro Handboek fiscale procedure inkomstenbelastingen I. De Troyer en L. Vandenberghe 2010 | zevende editie | ISBN 978-94-000-0136-7 | xvi + 352 blz. | paperback los exemplaar: 65 euro met abonnement: 45,50 euro Handboek internationaal en Europees belastingrecht T. Jansen en P. De Vos 2008 | derde editie | ISBN 978-90-5095-822-6 | xx + 958 blz. | paperback los exemplaar: 95 euro met abonnement: 66,50 euro
Voornaam:
Bedrijf: Btw-nr.: Straat: Nr.:
Bus:
Postcode: Gemeente: Telefoon: Fax: E-mail: Datum: Alle titels zijn ook verkrijgbaar in de boekhandel. Intersentia nv respecteert uw privacy. De persoonsgegevens die u doorgeeft, mag Intersentia gebruiken om u op de hoogte te houden van haar uitgaven. Wilt u geen commerciële informatie van Intersentia nv? Kruis dan dit vakje aan: . U kunt uw gegevens ook opvragen en laten verbeteren via fax of per brief.
Handtekening:
Groenstraat 31 2640 Mortsel België T +32 3 680 15 50 F +32 3 658 71 21
[email protected] www.intersentia.be
T rends
Een 1ste semester om snel te vergeten! Amid Faljaoui
Gedurende 13 jaar heeft de Beurs pas op de plaats gemaakt, en onze overheidsschuld is voor 60 % in buitenlandse handen. Reden tot paniek?
Beursamateurs, althans diegenen die enkel bij de Beurs zweren, zullen hun klassiekers moeten herbekijken. Net voor de crisis, weerklonk op de vraag “Waarin moeten we beleggen?” onherroepelijk het antwoord: op de Beurs, natuurlijk! Bij de minste twijfel werd een grafiek bovengehaald waaruit moest blijken dat de aandelen op lange termijn alle andere beleggingsvormen in het niets deden verdwijnen.
13 jaar ter plaatse trappelen
Dat antwoord dateert van vóór de crisis, lang geleden. Als je kijkt naar de BEL20 (nvdr: tijdens de eerste week van juli), zal je merken dat deze rond de 2.320 punten schommelde. Met andere woorden: de sterindex van de Beurs van Brussel bevindt zich op hetzelfde niveau als 13 jaar geleden! Zoals de krant Le Soir het zo mooi verwoordt: wie op dat moment Belgische aandelen heeft gekocht, heeft zijn portefeuille pas op de plaats zien maken. Deze spaarder zal op 13 jaar tijd slechts dividenden hebben opgestreken, hetzij gemiddeld tussen 2 % en 3 %. Niets om over naar huis te schrijven.
Dit is uiteraard geen troost voor de individuele spaarder. Uit recent onderzoek blijkt dat slechts 5 % van de Belgen van plan is om de komende maanden aandelen te kopen. Begrijpelijk: met de huidige instabiliteit, zou het een hachelijke onderneming kunnen worden.
De reden moet niet ver worden gezocht. Na het faillissement van de Amerikaanse bank Lehman Brothers en de val van Fortis, slonk de BEL20 met 54 %. Sindsdien is er nooit een echt herstel geweest. De Belgische bankwaarden vertegenwoordigden toen 40 % van de BEL20. Het is dan ook vanzelfsprekend dat de beursindex de gevolgen ervan zou voelen, aangezien in 2008 alle banken problemen kenden. De impact van 2008 heeft duidelijk gevolgen gehad voor de rendementen op de Beurs.
40
2 010/3
Over eenzelfde periode van 13 jaar, konden verschillende waarden zich hier echter wel aan onttrekken. Een bedrijf als Colruyt kon een rendement van 350 % bieden over deze periode, hetzij 12,3 % per jaar. Bekaert leverde jaarlijks 6,7 % op.
Het uitsterven van de goede huisvader Beursamateurs weten dat de Beurs tuk is op rijmpjes die de collectieve wijsheid ervan moeten weerspiegelen. Kent u deze: “In de beurswereld groeien bomen niet tot in de hemel”, of nog “Sell in May and go away”. Met andere woorden: “Verkoop uw aandelen in mei en blijf weg van de Brusselse beurs”. Een rijmpje dat een zeer bittere bijklank kreeg in mei 2010. Nog een begrip dat dreigt uit te sterven is dat van “de goede huisvader”. Lange tijd betekende het toevertrouwen van zijn patrimoniumbeheer ‘aan een goede huisvader’ dat de persoon aan wie het patrimonium werd toevertrouwd,
T rends
een minimum aan risico’s moest ondernemen om zijn kapitaal te garanderen. Net voldoende om het familiebudget maandelijks te verzekeren en een kleine aanvullende bonus voor het pensioen. Het probleem bij deze uitdrukking is dat het verwijst naar een afgesloten hoofdstuk, waarin banken en verzekeringsmaatschappijen solide ondernemingen waren. Dat is allemaal voorbij. Sinds de subprime-crisis weten we dat banken ook failliet kunnen gaan. En dat ook verzekeringsmaatschappijen niet voor 100 % bestand zijn tegen faillissementen, net als grote bedrijven of zelfs landen waarvan men ontdekt, of herontdekt, dat ook zij met uitsterven bedreigd zijn. Denk maar aan Fortis, BP of vroeger Enron, of Griekenland en IJsland. De Franse trader Marc Fiorentino stelde dat “de goede huisvader” een uitstervend ras is. Wat moeten we vertellen aan de investeerder die gisteren nog geloofde dat het gedrag van de goede huisvader de norm was? Het antwoord luidt als volgt: als hij veilige beleggingen wilt, zal hij moeten leven op water en brood. Kijk maar naar de opbrengsten van spaarboekjes. Als hij meer wilt, zal hij waakzaam, actief, mobiel en flexibel moeten zijn. Klaar om snel zijn intrede te maken op de Beurs als deze laag staat en te verkopen als de koers hoog is. Hij zal moeten aanvaarden dat bij stormweer cash blijven het best is, en in het achterhoofd houden dat staatsobligaties er niet meer zijn om te schuilen. Het belangrijkste is, volgens Marc Fiorentino, te beseffen dat alles, maar dan ook werkelijk alles, kan gebeuren. Kortom: een nachtje rustig slapen is er dan niet meer bij.
Belgische of buitenlandse schuld? Een van de redenen waarom de Beurs zo veel heeft gejojood tijdens het eerste semester van 2010, is gedeeltelijk te vinden in de omvang van de overheidsschuld in Europa. Als het gaat over de Belgische overheidsschuld herhalen politici vaak: “Geen paniek, in tegenstelling tot een land als Grie-
kenland of Spanje, behoort onze overheidsschuld toe aan de Belgen. Met andere woorden, het zijn de Belgische spaarders die onze eigen overheidsschuld financieren”. Laten we eerlijk zijn: dit is volledig fout. De Belgische overheidsschuld ligt tegenwoordig rond de 100 % van het BBP. Ongeveer 60 % van de deze overheidsschuld is in handen van buitenlandse investeerders, banken, verzekeringsmaatschappijen of beleggingsfondsen. Reden genoeg om te panikeren, lijkt het wel. Zou het niet beter zijn om de belegging van onze overheidsschuld in handen van de Belgen te plaatsen, in het bijzonder van de Belgische financiële instellingen? Ziehier een typisch voorbeeld van een slecht goed idee. In de eerste plaats omdat er bijna geen echt Belgische banken meer zijn. Vervolgens omdat, in de tijd van oudminister van Financiën Philippe Maystadt, het gros van onze overheidsschuld in handen was van een consortium Belgische banken. Diezelfde Maystadt stelde vast dat dezelfde financiële instellingen ons dit engagement dubbel en dik lieten terugbetalen met de rentevoeten. Het is uit die periode dat de concurrentie tot stand kwam tussen de Belgische en de buitenlandse banken, waardoor de rentevoet op onze overheidsschuld kon dalen. Met andere woorden, een overheidsschuld die voor 60 % in handen is van buitenlandse investeerders is op zich geen slechte zaak. Momenteel kan ons land nog probleemloos leningen aangaan omdat onze handtekening nog betrouwbaar is. Het enige wat afbreuk zou kunnen doen aan de kwaliteit van deze handtekening is de termijn die nodig zal zijn om een nieuwe regering te vormen. Als die termijn te lang duurt, ligt de te betalen prijs al vast: elk procent interest dat we meer zouden moeten betalen bovenop de overheidsschuld, komt overeen met 370 miljoen euro bijkomende kost voor de jaarlijkse begroting. Laten we dit dus vermijden, het geld kan veel beter worden besteed.
•
2 010/3
41
iab
IAB in ’t kort In deze rubriek vindt u de nevenactiviteiten waaraan het IAB heeft deelgenomen.
April 2010 • • • • • •
01/04: Beurs ‘Ondernemen’, Brussel 02/04: Samenkomst werkgroep over administratieve vereenvoudiging, IAB, IBR, BIBF 21/04: Algemene vergadering van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, Brussel 23/04: Algemene vergadering IBR, Nationale Bank van België, Brussel 24/04: Algemene vergadering IAB, Heizelpaleizen, Brussel 28/04: Ontmoeting met vertegenwoordigers van de IFAC
Mei 2010 • 07/05: Ontmoeting met vertegenwoordigers van de Franse Ordre des Experts-comptables uit Parijs, Brussel • 19/05: Bespreking ‘dienstenrichtlijn’ met de FOD Economie
Juni 2010 • 10/06: Academische zitting BIBF, Brussel • 14/06: Algemene vergadering Unplib, Brussel • 21/06: Ontmoeting Hoge Raad voor de Economische Beroepen, Brussel
Wetgeving April 2010 • Koninklijk besluit van 6 april 2010 tot wijziging van sommige bepalingen van het KB/WIB 92 (B.S. 13/04/2010) • Bericht van 1 april 2010 met betrekking tot de goedkeuring van de norm inzake de toepassing van de ISA’s in België (B.S. 16/04/2010)
42
2 010/3
• Wet van 6 april 2010 tot versterking van het deugdelijk bestuur bij de genoteerde vennootschappen en de autonome overheidsbedrijven en tot wijziging van de regeling inzake het beroepsverbod in de bank- en financiële sector (B.S. 23/04/2010)
• Koninklijk besluit van 18 april 2010 tot vaststelling van het bedrag van het recht voor inschrijving op de lijst van personen die gemachtigd zijn de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep te voeren en van het bedrag van het presentiegeld toegekend aan de voorzitters, aan de ondervoorzitters en
iab
aan de leden die geen ambtenaar zijn van de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep (B.S. 23/04/2010)
Mei 2010 • Koninklijk besluit van 6 mei 2010 tot aanpassing van de lijst van ondernemingen onderworpen aan de Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (B.S. 10/05/2010) • Wet van 28 april 2010 houdende diverse bepalingen (B.S. 10/05/2010) • Wet van 4 mei 2010 tot wijziging van artikel 308, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (B.S. 11/05/2010) • Koninklijk besluit van 6 mei 2010 ter uitvoering van artikel 307, § 1, derde tot zesde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende de lijst van Staten zonder of met een lage belasting (B.S. 12/05/2010)
• Koninklijk besluit van 10 mei 2010 tot wijziging van het KB/ WIB 92 wat de aangifte inzake roerende voorheffing betreft (B.S. 14/05/2010) • Wet van 19 mei 2010 houdende fiscale en diverse bepalingen (B.S. 28/05/2010) • Koninklijk besluit van 27 mei 2010 tot vaststelling van de essentiële criteria van het financiële plan van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Starter’, tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen en van het koninklijk besluit van 22 juni 2009 houdende de nadere regels voor het inschrijven van niet-handelsondernemingen naar privaat recht in de Kruispuntbank van Ondernemingen (B.S. 31/05/2010)
•
•
•
Juni 2010 • Koninklijk besluit van 2 juni 2010 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en
•
de diensten bij die tarieven (B.S. 07/06/2010) Wet van 18 april 2010 tot wijziging van de kaderwet betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen gecodificeerd door het koninklijk besluit van 3 augustus 2007 (B.S. 08/06/2010) Decreet van 28 mei 2010 houdende diverse wijzigingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincieen gemeentebelastingen (B.S. 24/06/2010) Koninklijk besluit van 17 juni 2010 tot vastlegging van het model van het aangifteformulier inzake rechtspersonenbelasting voor het aanslagjaar 2010 en van de voorwaarden die het mogelijk maken om de in dat formulier gevraagde gegevens bij middel van computerafdrukken te verstrekken (B.S. 25/06/2010) Koninklijk besluit van 6 juni 2010 houdende aanduiding van de na te leven Code inzake deugdelijk bestuur door genoteerde vennootschappen (B.S. 28/06/2010)
2 010/3
43
iab
IAB-info flashback
De hot topics uit de actua-rubriek van de website www.iec-iab.be.
Livornostraat 41 • (Inter)professionele vennootschappen: nieuwe procedure en documenten – 13/04/2010 • Ledenbijdragen, inschrijvingsrechten en administratiekosten 2010 – 26/04/2010 • Nieuwe samenstelling van het uitvoerend comité van de Raad, van de Stagecommissie en van haar uitvoerend comité – 21/05/2010
Heet van de naald • Boekhoudkundige verwerking van stockdividenden – 06/04/2010 • Belastingstelsel van terugbetalingen van sociale bijdragen aan vrije beroepers – 12/04/2010 • Vrijstelling van beroepsinkomsten van buitenlandse oorsprong: circulaire – 12/04/2010 • Vennootschapsbijdrage voor 2010 ongewijzigd – 20/04/2010 • Circulaire over de eenmalige bevrijdende aangifte en fiscale regularisatie – 21/04/2010 • Intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen: circulaire bespreekt nieuwigheden – 29/04/2010
• Verlenging van het belastingkrediet ‘Internet voor iedereen’ – 11/05/2010 • Geen ‘papieren aangifte’ meer voor belastingplichtigen die aangifte online indienen via mandataris – 11/05/2010 • Lijst van staten zonder of met lage belasting in het Belgisch Staatsblad – 17/05/2010 • Fiscale behandeling van de inkomsten van een rekening “Plan d’Epargne Logement” – 20/05/2010 • Aangifteformulier voor betalingen aan landen met lage vennootschapsbelasting of slechte informatie-uitwisseling – 25/05/2010 • Aangifteformulier vennootschapsbelasting aj. 2010 in het Belgisch Staatsblad – 26/05/2010 • Wet houdende fiscale en diverse bepalingen in het Belgisch Staatsblad – 28/05/2010 • Richtlijnen voor financieel plan ‘starters-BVBA’ – 31/05/2010 • De CBN verduidelijkt de criteria van artikel 15 W.Venn. – 31/05/2010
• Boete voor wie bedrijfsvoorheffing te laat betaalt – 02/06/2010 • Indieningsdatum aangifte vennootschapsbelasting aj. 2010: 15 september (papieren versie) of 15 oktober 2010 (Vensoc) – 09/06/2010 • Vensoc-toepassing is operationeel voor aanslagjaar 2010! – 11/06/2010 • My MinfinPro: praktisch, efficiënt, gebruiksvriendelijk! – 11/06/2010
Ten Gronde • Governance on the move – 07/04/2010 • Hindernissen voor corporate governance – 14/04/2010 • Meldingsplicht witwassen: indicatoren-KB is alleen indicatief – 21/04/2010 • Aanpassing witwaswetgeving: Aanpassing interne procedures van interne boekhouders (-fiscalisten), accountants en belastingconsulenten is nodig – 28/04/2010 • Ceci n’est pas une donation: schenking van aandelen van een patrimoniumvennootschap/
1002
44
2 010/3
iab
holdingvennootschap – 12/05/2010 • Overdraagbaarheid notionele interest: wat zijn “jaren”? – 12/05/2010 • Btw: factureer uw kosten door op de juiste manier – 09/06/2010
• Kan een vennootschap in vereffening haar vennootschapsvorm nog wijzigen? – 16/06/2010 • Factureer uw kosten door op de juiste manier (bis) – 16/06/2010 • Richtlijnen voor financieel plan starters-BVBA – 23/06/2010
• Gratis verwerven van goederen van de echtgenoot: Rulingcommissie doet uitspraak over boekhoudkundig en fiscaal regime – 30/06/2010 Meer info: www.iec-iab.be
Het meest complete boekhoudpakket vanaf €878! (Exclusief aanbod voor boekhoud- of accountantskantoren) Met Expert/M Plus haalt u een gebruiksvriendelijk, snel, flexibel en compleet boekhoudpakket in huis. Helemaal aangepast aan de noden van de moderne E-accountancy.
Eigentijds boekhoudpakket Expert/M Plus werkt erg snel: vooral door de mogelijkheid tot zeer snel coderen via het klavier, de vlotte navigatie, de overzichtelijke schermopbouw en de snelheid bij consultatie van gegevens. Expert/M Plus is bijzonder flexibel: de schermen zijn volledig configureerbaar, zodat de gebruiker de elementen die hij niet nodig heeft, kan weglaten. Expert/M Plus volgt de Belgische wetgeving op de voet en is supercompleet. Inbegrepen in de instapprijs zijn onder meer de modules Intrastat, Analytisch boekhouden, Budgetten, Btw op de marge...
Klaar voor de elektronische btw-aangifte? U kunt verschillende aangiftes indienen via een internettoepassing van de FOD Financiën. Zowel de elektronische btw-aangifte via Intervat II als Belcotax zijn in de instapprijs inbegrepen.
Fax deze Infocoupon vandaag nog terug naar 078 16 03 11.
JA, laat mij gratis kennismaken met Expert/M Plus, het meest complete boekhoudpakket. Bezorg me de documentatie en de demo-cd. Dit zijn mijn gegevens: Bedrijf Voornaam Naam Straat + nr Postcode Tel.
Woonplaats Z�648NA
Bezorg me de speciale voorwaarden voor boekhoud- of accountantskantoren vzw’s stagiairs kmo’s vrije beroepen online boekhouden
Fax
E-mail
Kluwer software, Kempische Steenweg 295, 3500 Hasselt Tel. 078 16 03 10 • www.kluwersoftware.be 100202-AdvA5_expertM-FRNL.indd 1
30/06/2010 10:50:24 2 010/3
45
vakliteratuur
Het fiscale loonbegrip. Enige nadere beschouwingen over inhoud, evolutie en draagwijdte / D. Deschrijver Larcier, 2010, 364 p. (Reeks Bibliotheek Fiscaal Recht Larcier; 11) Dit boek behandelt de bezoldigingen van werknemers, bedrijfsleiders en meewerkende echtgenoten (artt. 31, 32 en 33 WIB92). Telkens wordt onderzocht in hoeverre deze bestanddelen belastbaar zijn in hoofde van de belastingplichtige en aftrekbaar zijn in hoofde van de betaler. Waar nodig komt de bewijspositie zowel van de belastingadministratie, de vennootschap/werkgever, de werknemer als van de bedrijfsleider aan bod. Het boek onderscheidt zich ook van bestaande literatuur door de nodige aandacht te besteden aan de historiek van bepaalde regels en concepten. Zo wordt bijvoorbeeld voor het eerst de juiste oorsprong en ook de huidige draagwijdte van het voor bedrijfsleiders bekende “attractiebeginsel” uiteengezet. Er is een handig trefwoordenregister, en omwille van de talrijke verwijzingen naar de rechtspraak, eveneens een jurisprudentieregister. De integrale inhoud is te vinden op http:// uitgeverij.larcier.com. Prijs: € 85,00 Bestellen: http://uitgeverij.larcier.com Tel. 0800 99 613
Impôts dans les affaires internationales. Trente études pratiques / B. Gouthière 8e édition Éditions Francis Lefebvre, 2010, 1150 p.
Gerechtelijke reorganisatie. Getest, gewikt en gewogen / K. Byttebier, E. Dirix, M. Tison en M. Vanmeenen (eds.) Intersentia, 2010, 322 p.
Cet ouvrage est bâti autour de 30 études pratiques, autonomes les unes par rapport aux autres, qui s’appuient simultanément sur le droit français, le droit européen et le droit international. Les sujets sont regroupés en six ensembles cohérents et ont aussi une valeur pratique dans notre pays. Un aperçu des plus importantes sujets : – Les fondements : les sources de la fiscalité internationale ; la territorialité de l’impôt sur le revenu ; la territorialité de l’impôt sur les sociétés ; le traitement des doubles impositions ; comment lire une convention fiscale ? – Les affaires : l’implantation à l’étranger ; l’établissement stable ; les redevances ; les groupes internationaux ; les opérations internationales et la TVA – Les personnes : la notion de résidence ; les salariés expatriés ; les artistes et les sportifs ; les successions internationales ; les trusts ; l’imposition de la fortune – Les placements : la gestion des valeurs mobilières ; les opérations immobilières – L’évasion et la fraude : les paradis fiscaux ; les prix de transfert – Questions communes : le principe de non-discrimination ; les modalités d’application de la fiscalité internationale ; le règlement des difficultés d’application des conventions ; l’harmonisation fiscale européenne
De Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van ondernemingen is inmiddels ruim een jaar oud.
Une table alphabétique ainsi qu’un sommaire analytique se trouvent à la fin du livre. À jour au 1er mai 2010 Prix : € 106,25 Commander : Patrimoine, rue du Noyer 168, 1030 Bruxelles Tél./fax : 02 736 68 47
46
2 010/3
De auteurs – academici, magistraten en advocaten – hebben hun krachten gebundeld om deze wetgeving op haar deugdelijkheid te testen en de toepassing ervan in de ondernemingspraktijk en in de jurisprudentie te duiden en te evalueren. Inhoud – Conceptuele zwaartepunten van de Wet Continuïteit Ondernemingen – De preprocedurele reorganisatie binnen de wet betreffende de continuïteit van ondernemingen – Macht en onmacht van de verschillende stakeholders in een gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord – De gerechtelijke reorganisatie: procedurele aspecten – De positie van de schuldeisers en het lot van lopende overeenkomsten – De gerechtelijke actoren in de Wet Continuïteit Ondernemingen – De overdracht onder gerechtelijk gezag – De arbeidsrechtelijke aspecten van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen: gewikt en gewogen De gedetailleerde inhoud is te vinden op www.intersentia.be. Prijs: € 85,00 Bestellen: www.intersentia.be Tel. 03 680 15 50
vakliteratuur
Le nouveau droit de l’expertise judiciaire en pratique Commentaires de la loi du 15 mai 2007 modifiant le Code judiciaire en ce qui concerne l’expertise et de sa loi de « réparation » du 30 décembre 2009
2e édition / Sous la direction scientifique de H. Boularbah Larcier, 2010, 233 p. (Collection Unité de droit judiciaire de l’ULB) La première édition de cet ouvrage fournissait une première analyse des règles de la loi du 15 mai 2007 modifiant le Code judiciaire en ce qui concerne l’expertise et rétablissant un article 509quater dans le Code pénal.
Het Europese betalingsbevel. Invorderen over de grenzen heen / D. De Beule, P. Leers en I. Wiewiórka UGA, 2009, 100 p. (Recht en onderneming in de praktijk; 7) Met het nieuwe Europese betalingsbevel biedt Europa u als schuldeiser een instrument waarmee u veel sneller, eenvoudiger én goedkoper een geldschuld kunt innen bij buitenlandse debiteuren. De Europese betalingsbevelprocedure is de eerste volledig Europese gerechtelijke procedure.
Dès son adoption, cette réforme a suscité de nombreuses critiques de la part de la doctrine et des acteurs de terrain. La loi du 30 décembre 2009 vise à « réparer » cette réforme. Il était donc nécessaire de mettre à jour la première édition pour tenir compte de la loi de réparation et des premières applications jurisprudentielles de la loi du 15 mai 2007.
Dit boek is geschreven door rechtspractici en geeft een praktijkgerichte commentaar op deze nieuwe procedureregels. Er wordt niet alleen stilgestaan bij de nieuwe regels op zich, maar tevens worden tips aangeboden vanuit de praktische en kritische kijk van de auteurs.
Sommaire – Le nouveau droit de l’expertise judiciaire – Le déroulement de l’expertise dans une perspective systémique – Le déroulement de l’expertise : le point de vue d’un juge de paix – Le déroulement de l’expertise : le point de vue de l’expert – La rémunération de l’expert dans la loi du 15 mai 2007 modifiant les règles relatives à l’expertise – Les frais et honoraires des experts : le point de vue d’un juge en 2010 – Les frais et honoraires de l’expert : le point de vue de l’expert – Annexe I – Modèle de décision ordonnant une expertise – Annexe II – Extraits du Code judiciaire Une table des matières complète est à consulter sur : http://editions.larcier.com.
Inhoud – Inleiding en voorwoord – Hoofdstuk 1. Schets van de geschiedenis van de betalingsbevelprocedure – Hoofdstuk 2. Verordening nr. 1896/2006 van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure – Hoofdstuk 3. Betalingsbevelprocedure – Hoofdstuk 4. Wetsontwerp Taelman Bijlagen Literatuurlijst Alfabetische trefwoordenlijst Prijs: € 38 - met abonnement op de reeks: dit en alle volgende boeken met 20 % korting. Bestellen: http://www.uga.be/uitgeverij Tel. 056 36 32 00
La fiscalité des professions médicales / N. De Maertelaere, L. Deklerck, E. Delannoy, et autres Anthemis, 2010, 238 p. (Les ateliers des FUCaM) La réalité économique du médecin est plurielle et évolutive. Le passage de l’hôpital à la consultation privée (seul ou en association) est particulièrement fréquent. Les questions patrimoniales liées au développement de l’activité privée impliquent des outils fiscaux passant souvent par des démembrements. Et croire que le médecin n’est jamais concerné par la TVA serait un leurre. Les différents thèmes abordés dans cet ouvrage sont traités avec un regard critique sur les particularités des professions médicales. L’analyse détaillée et pratique touchant également aux aspects plus généraux intéresse néanmoins d’autres professionnels libéraux. Sommaire – Professions médicales, investissements et déduction des charges professionnelles – Aspects fiscaux du passage en société et plus-values de cessation – TVA et médecins – L’optimalisation des capitaux de pension Une table détaillée des matières est reprise sur www.anthemis.be. Prix : € 72 Commander : www.anthemis.be Tél. 010 39 00 70
Prix : € 85 Commander : http://editions.larcier.com Tél. 0800 99 613
2 010/3
47
Accountancy&Tax