s
t
u
d
i
e
‘ A
a
n
b
e
s
t
e
d
e
n
n
a
O
n
d
e
r
z
o
e
k
’
Samen bouwen aan de toekomst Om de klimaatveranderingen het hoofd te kunnen bieden, gaat de overheid fors investeren in de hiervoor noodzakelijke kennisontwikkeling. In die kennisopgave kan én moet de bouwsector een cruciale inbreng hebben. De bouwers zijn immers degenen die in de praktijk de klus moeten klaren en die daar letterlijk tegen de praktische moeilijkheden en mogelijkheden aanlopen. Toch is de bouwsector afwachtend en lijkt nog nauwelijks geïnteresseerd om actief deel te nemen aan deze opgave. ‘Samen bouwen aan de toekomst’ gaat in op deze achtergronden en doet handreikingen die nodig zijn voor een grotere betrokkenheid.
Publiek-private kennisontwikkeling voor klimaatbestendig bouwen en inrichten
s
t
u
d
i
e
‘ A
a n
b
e
s
t
e
d
e
n
n
a
O
n
d
e
r
z
o
e
k
’
Samen bouwen aan de toekomst
Publiek-private kennisontwikkeling voor klimaatbestendig bouwen en inrichten
Colofon
Inhoud
Aanbesteden na Onderzoek
Voorwoord
Quickscan naar belemmeringen en oplossingen voor marktwerking na publiek-private kennisprojecten. Tevens verkenning van mogelijke impulsen voor innovatie in klimaatadaptief bouwen en gebiedsontwikkeling. ANO is een project van Dura Vermeer Business Development, Bax & Willems Consulting Venturing en PSIBouw.
Dick van Well, voorzitter van de Raad van Bestuur Dura Vermeer
Methode
5
Nederland Klimaatbestendig Klimaatbestendig bouwen is één van de grootste taken van deze eeuw waarvoor innovaties uit de bouwsector noodzakelijk zijn.
7
Literatuurstudie, expertinterviews, praktijkcases
Klimaat, innovatie en kennisontwikkeling
Periode
lokale, publiek-private kennisontwikkeling ondersteunt innovatieve klimaatbestendige inrichting en bouw, maar de bouwsector is nog terughoudend.
11
Experts aan het woord
14
november 2006- mei 2007
Uitvoering Sebastiaan van Herk, Ruben Timmers, Chris Zevenbergen
Tekst Botak Tekst, Amsterdam
Vormgeving en productie rooduijn, bureau voor communicatie & design, Den Haag
Elco Brinkman, Bouwend Nederland
16
‘Gezamenlijk sparren’
Leendert Bouter, Bouwdienst Rijkswaterstaat
18
‘Normering prikkelt innovatie’
Carel Jan Reigersman, Leven met Water
20
‘1+1=3’
Patrick Poelman. (ex-)gedeputeerde provincie Noord-Holland ‘Visie en commitment’
22
In de Praktijk Twee voorbeelden van innovatieve kennisontwikkelingsprojecten die klimaatbestendige inrichtings- en bouwprojecten ondersteunen
24
Urban Flood Management in Dordrecht
26
Waterwonen in de polder
© 2007. All rights are reserved. No part of this book may be reproduced in any form by any electronic or mechanical means (including photocopying, recording, storage and retrieval) without written permission from the publisher.
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
Haarlemmermeer
28
Conclusies Ruim baan voor koplopers
31
Bronnen
33 Samen bouwen aan de toekomst
Voorwoord Het klimaatbestendig maken van Nederland zie ik, en velen met mij, als een grote uitdaging die onvermijdelijk onze toekomstige business zal sturen. De rijksoverheid investeert in de komende jaren fors in innovatie en kennisontwikkeling op dit terrein. Deze investeringen werpen nu reeds hun vruchten af. Ik denk dan voornamelijk aan de betrokkenheid van lagere overheden en de kennissector bij klimaatgerelateerde projecten, waarin zij vaak samen optrekken. Ik constateer wel dat de bouwsector nog aan de kantlijn blijft staan. En dat terwijl de problematiek zo complex is dat een slagvaardige aanpak alleen in publiek-private samenwerking vorm kan krijgen. De bouwsector mag daarin zeker niet ontbreken. Uiteindelijk moeten innovaties namelijk uit de bouwsector zelf komen. De bouwers zullen immers in de praktijk werk moeten maken van klimaatadaptatie. En juist vanuit de praktijk ontstaan de creatiefste ideeën. Ik verwacht dat er grote kansen liggen voor aangepaste bouwtechnieken en innovatieve stedenbouwkundige concepten die een meer duurzame inrichting van Nederland mogelijk maken. Ik denk dan aan waterbestendige woningen en woonwijken die grote hoeveelheden regenwater kunnen vasthouden of zelfs tijdelijk bestand zijn tegen een overstroming. Van groot belang is dat de sector mag en kán experimenteren. De overheid zou een meer proactieve rol kunnen spelen door duidelijke kaders te scheppen, maar de invulling en uitvoering over te laten aan de sector. En vooral: beloon die partijen die hun nek uitsteken! Zo creëren we gezamenlijk een echt innovatieklimaat. Ik ben daarom verheugd dat dit onderzoek de drempels en perspectieven van publiek-private kennisontwikkeling in beeld heeft gebracht. De uitkomsten kunnen een stimulans zijn voor innovatief denken, de ontwikkeling van kennis over klimaat, bouwen en ruimtelijke inrichting, en tot slot de uitwerking van vernieuwende concepten in de praktijk. Daarbij hebben overheid, burgers en de economische sector elkaar nodig. De miljardenopgave van het klimaatbestendig maken van Nederland is alleen op te lossen als publieke en private partijen samen optrekken.
Dick van Well voorzitter van de Raad van Bestuur Dura Vermeer
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
Samen bouwen aan de toekomst
Nederland klimaatbestendig De klimaatverandering stelt Nederland voor de grootste ruimtelijke opgave van deze eeuw. De zeespiegel stijgt, de golven beuken met meer geweld op de kust, de grote rivieren zullen meer water ineens afvoeren en het weer gaat extreme trekken vertonen, van heel droge periodes tot zeer hevige hoosbuien. En dat terwijl de bodem, vooral in veengebieden en lage polders, verder inklinkt en daalt. “De onvoorspelbaarheid maakt van de klimaatverandering een urgent probleem”, zo stelt minister Jacqueline Cramer van VROM. “Wij moeten dan ook niet langer wachten met het investeren in de klimaatbestendige inrichting van Nederland.” Eind 2008 moet Nederland zijn ‘uitvoeringsagenda’ klaar hebben, met concrete maatregelen om de klimaatverandering het hoofd te bieden. Het klimaatbestendig maken van Nederland is al tijden geen kwestie meer van hogere dijken optrekken of de gemalen harder laten pompen. Het klimaat is inmiddels een factor waarmee integraal rekening moet worden gehouden bij ruimtelijke inrichting, bij stedelijke en landschappelijke plannen en bij projectontwikkeling. In plaats van de spreekwoordelijke strijd tégen het water leren we nu te leven mét het water. Dat heeft ook grote consequenties voor de bouwopgave van de komende decennia. Waterberging eist bijvoorbeeld steeds meer Klimaatbestendig bouwen één van grondoppervlak op, precies op die plekken waar ook de meest de grootste taken van deze eeuw aantrekkelijke woonlocaties zijn of interessante economische moinnovatie is belangrijke opgave gelijkheden. Naar schatting veertig procent van de woningen die de voor bouwsector komende decennia gebouwd worden, komt op plekken gereserveerd Locale kennisontwikkeling pijler voor waterberging of op veenbodem. Het zal uiterst lastig zijn om onder innovatie in praktijk daar traditioneel te bouwen. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld de Zuidplaspolder tussen Gouda en Rotterdam of de Haarlemmermeerpolder. Zo zal bouwen in de polders, op traditionele wijze, in de toekomst niet meer vanzelfsprekend zijn. Heel nadrukkelijk dringt de afweging zich op tussen de kosten en baten in (diepe) polders. De kosten van beheer en onderhoud horen daar natuurlijk bij, maar ook de risico’s op schade door wateroverlast of, erger, overstromingen.
• • •
Kennisontwikkeling De klimaatverandering hoeft niet per se tot spookbeelden of doemdenken te leiden. Er liggen juist grote mogelijkheden voor aangepaste bouwtechnieken of nieuwe stedenbouwkundige concepten die een duurzame inrichting van Nederland mogelijk maken. Denk aan waterbestendige wijken die grote hoeveelheden water kunnen vasthouden of drijvende woningen die een overstroming kunnen weerstaan. Om tot vernieuwende concepten te kunnen komen is kennisontwikkeling cruciaal. Programma’s als ‘Leven met Water’ en ‘Adaptatie Ruimte en Klimaat’ spelen daarin een belangrijke rol, net als de kennisbundeling in het nieuwe deltatechnologisch instituut Deltares. En niet voor niets geldt watertechnologie als een van vier Nederlandse sleutelsectoren voor innovatie, waarbij zelfs hele spectaculaire voorstellen op tafel komen zoals het opspuiten van een nieuw eiland voor de kust. Ondanks zulke inspanningen is er nog een weg te gaan voordat klimaatbestendige concepten daadwerkelijk toegepast worden in uitvoeringsprojecten. Een van de manieren om tot innovatie te
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
Samen bouwen aan de toekomst
komen is het opzetten van locatiespecifieke ‘kennisontwikkelingsprojecten’. Hierin worden voor een specifieke locatie, bijvoorbeeld een nieuwbouwwijk in een polder, concrete alternatieven bedacht en uitgewerkt, waarin klimaatbestendigheid een centrale rol inneemt. In die projecten werken overheden als gemeenten en waterschappen, kennisinstituten en het bedrijfsleven samen. Voorbeelden van deze kennisontwikkeling zien we bijvoorbeeld in het ‘urban flood management’-project in Dordrecht waar een overstromingsbestendige woonwijk wordt ontwikkeld, of het project ‘Bouwen met Water’ in de Haarlemmermeer.
Nieuwe concepten In ontwikkeling en uitvoering van klimaatbestendige projecten blijkt de bouwwereld echter niet voorop te lopen. Hoe komt dat? Is de regelgeving een barrière? Voelen de bouwers de noodzaak van vernieuwing niet? Is er koudwatervrees om samen te werken in kennisprojecten? En loont het investeren in kennisprojecten wel voor hun marktpositie? In dit boekje willen we aan de hand van praktijkvoorbeelden en gesprekken met enkele kopstukken uit de bouwsector, waterwereld en overheid een antwoord op zulke vragen geven. De resultaten kunnen een impuls geven aan de ontwikkeling van klimaatbestendig bouwen en inrichten en de uitwerking van innovatieve concepten in de praktijk. Om de opgave van klimaatadaptatie te kunnen vervullen hebben overheid, burgers en de economische sector elkaar nodig en moeten de publieke en private partijen gezamenlijk aan de slag gaan.
Aanbesteden na onderzoek
PSI Bouw De bouw staat bekend als een traditionele sector, maar dat beeld wil de branche graag veranderen. Het programma PSIBouw wil vernieuwing stimuleren in de bouw en de vernieuwingsbeweging ook onomkeerbaar maken. De afkorting staat voor ‘proces- en systeeminnovatie in de bouw’. Het gaat dus niet om het voortbrengen van nieuwe producten, maar om vernieuwingen in aanbesteden, opdrachtgeverschap en samenwerking, nieuwe manieren op het bouwproces te organiseren, veranderingen in (bouw)cultuur en kennisontwikkeling. In PSIBouw werken bouwbedrijven samen met advies- en ingenieursbureaus, gebruikersorganisaties, opdrachtgevers, overheden, universiteiten, hogescholen en andere kennisinstellingen. PSIBouw laat onderzoeken uitvoeren en ondersteunt ook praktijkprojecten, ‘de innovatie-arena’s’ waar vernieuwingen moeten worden toegepast. De uitkomsten van de projecten zijn voor de hele sector beschikbaar. PSIBouw kent vijf clusters: Bouwpraktijk, Oplossingen, Voorwaarden, Instrumentarium en Kennis. De bouwsector financiert 65 procent van het innovatieprogramma, de overheid draagt 35 procent bij vanuit de zogenaamde BSIK-gelden, het subsidiefonds voor investeringen in de kennisinfrastructuur.
Dura Vermeer Als een van de eerste bouwondernemingen in Nederland is Dura Vermeer gaan nadenken over de ‘Nederlandse wateropgave’. “Vroeg of laat zal water onze business raken. Als we traditioneel blijven bouwen, komen we in de problemen”, benadrukt Chris Zevenbergen, directeur van Dura Vermeer Business Development. In 2000 heeft Dura Vermeer deze researchdivisie opgezet – de
Ondersteund door PSI Bouw, het innovatieprogramma van de bouwsector, heeft Dura Vermeer
‘trendwatcher’ van het bedrijf – om de toekomststrategie te bepalen, aansluitend bij de ontwik-
Business Development samen met Bax & Willems Consulting Venturing een onderzoek uitgevoerd
kelingen in de samenleving, ruimtelijke ordening en infrastructuur. Als voorbeelden van klimaat-
naar de mogelijkheden en moeilijkheden van publiek-private kennisontwikkeling voor klimaat-
bestendig bouwen heeft Dura Vermeer concepten ontwikkeld als drijvende kassen, woningen en
bestendige gebiedsinrichting. De studie ‘Aanbesteden na onderzoek’ (ANO) bestond uit een
wijken. De drijvende woningen in Maasbommel, die meebewegen op het waterpeil van de Maas,
literatuuronderzoek, enkele praktijkcases en expertinterviews met vertegenwoordigers van de
trekken wereldwijd de aandacht van projectontwikkelaars, architecten en bestuurders.
bouwsector en verschillende overheden. De ‘quickscan’ moest de belangen, wensen en doelen van
Dura Vermeer is bij diverse innovatie- en kennisontwikkelingsprogramma’s betrokken en werkt
betrokken publieke en private partijen in beeld brengen.
samen met overheden, universiteiten en andere partijen. Zo neemt het bouwbedrijf deel aan
Overigens is een waarschuwing op zijn plaats: de benaming ‘Aanbesteden na onderzoek’ is wel-
het Urban Flood Management-project in Dordrecht en aan het Bouwen met Water-project in de
licht wat misleidend. De studie is eigenlijk niet zozeer gericht op het proces van aanbesteden
Haarlemmermeer. In beide gevallen gaat het om brede, publiek-private kennisprojecten.
zelf of op het fenomeen van publiek-private samenwerking. Bovendien is aanbesteding een te beperkte aanduiding, marktwerking dekt de lading beter. De focus van de verkenning ligt vooral op het onderzoeksaspect, de kennisontwikkeling in relatie tot marktwerking en uitvoering. De studie ging van start als inventarisatie van de consequenties van deelname aan een publiek-privaat kennisontwikkelingsproject voor de daadwerkelijke uitvoering van een bouwproject. Kan een bedrijf dat meedenkt in de kennisontwikkeling wel meedoen aan de aanbesteding van het uiteindelijke project, want beschikt het dan niet over te veel voorkennis zodat het niet meer eerlijk zou zijn ten op zichte van de concurrenten? Of, vanuit een ander perspectief, zit een gemeente bij de projectontwikkeling automatisch vast aan haar private partner uit het onderzoeksproject? De ANO-studie geeft antwoorden op deze vragen, maar de aandacht is tegelijkertijd verbreed. Namelijk, wat is het belang van kennisontwikkeling, in het bijzonder voor innovatie in de bouwsector, het vertrouwen tussen opdrachtgever en opdrachtnemer en uiteindelijk de klimaatbestendigheid van Nederland.
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
Samen bouwen aan de toekomst
Klimaat, innovatie en kennisontwikkeling “Nederland zal in de komende vijftig jaar meer veranderen dan in de afgelopen vijfhonderd jaar.” Een boude voorspelling van hoogleraar transitiemanagement Jan Rotmans aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Rotmans wijst op de ingrijpende veranderingen die ons land te wachten staan, niet alleen op het gebied van water en klimaat maar ook voor bouwen, mobiliteit en ruimte. Zowel demografisch, sociaal als economisch zal de ordening veranderen en Nederland staat voor een ‘geweldige duurzaamheidopgave’. De aandacht voor de klimaatverandering en de gevolgen daarvan is enorm toegenomen. Waar de waarschuwingen van Nederland gaat sterk veranderen, wetenschappers en waterbeheerders voorheen tegen dovemansadaptatie op klimaatverandering is onontkoombaar oren gericht leken, lijken nu politici, pers en publiek in de ban van opwarming van de aarde, stijging van de zeespiegel en het dringend behoefte aan nieuwe extremer wordende weerbeeld. concepten en innovatieve oplossingen in de bouw en voor Nederland werkt aan een strategie om zich aan te passen aan gebiedsontwikkeling de gevolgen van klimaatverandering, een nationale adaptatiestrategie. Eind 2008 moet er een gezamenlijke uitvoeringsagenda bouwbedrijven terughoudend in onderzoek en kennisontwikkeling: liggen, die concreet aangeeft wie wat gaat doen om het benogeen noodzaak tot innovatie, digde beleid uit te voeren. Ook wordt onderzocht of de rijksovergeen belang op korte termijn, heid voldoende instrumenten heeft om ruimte voor het klimaat problemen vermijden m.b.t. te reserveren. Daarnaast investeert het Rijk vijftig miljoen euro in marktwerking kennisontwikkeling over klimaatbestendigheid. De komende vijf publiek-private jaar gaat een breed onderzoeksteam afkomstig uit vijf kenniskennisontwikkeling bij uitstek instellingen grensverleggende kennis ontwikkelen om Nederland voor vraagstukken integrale meer klimaatbestendig te maken. gebiedsinrichting
• • •
•
Klimaatopgave vergt innovatieve benaderingen
• kennisproject formeel gescheiden van ontwikkelingstraject in praktijk
“Het klimaatbestendig maken van Nederland is dé grootste ruimtelijke opgave van deze eeuw”, stelt Pieter Bloemen, programmamanager van het Adaptatieprogramma Ruimte en Klimaat (ARK) dat het ministerie van VROM heeft opgezet. “Het klimaat verandert de komende eeuw ingrijpend en dat heeft grote gevolgen voor wonen en werken in onze delta. Naast maatregelen om de klimaatverandering tegen te gaan, moeten we stappen nemen om Nederland aan de veranderende omstandigheden aan te passen en het land veilig en leefbaar te houden.” Om een antwoord op het klimaatvraagstuk te vinden, is er dringend behoefte aan nieuwe concepten en innovatieve oplossingen in de bouw en ruimtelijke ontwikkeling. Daarvoor is kennisontwikkeling uiterst belangrijk. Er zijn inmiddels al verschillende programma’s van start gegaan voor duurzame ruimtelijke inrichting en het klimaatbestendig maken van Nederland. Die expertiseprogramma’s zijn vaak publiek-private samenwerkingen van overheden, bedrijfsleven en de kennissector. 10
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
Samen bouwen aan de toekomst
11
Bouwsector traditioneel Opvallend is dat bouwondernemingen niet voorop lopen met innovaties op dit gebied. De bouwsector is zich wel degelijk bewust van het belang van kennisontwikkeling – zo probeert brancheorganisatie Bouwend Nederland zeer actief innovatie te stimuleren –, maar de meeste particuliere bedrijven stellen zich terughoudend op ten aanzien van hun deelname aan dergelijke onderzoeksprogramma’s. Daarvoor zijn een aantal redenen aanwijsbaar: Ten eerste zijn de bouwbedrijven huiverig voor de gevolgen die deelname aan kennisprojecten kan hebben voor de latere aanbesteding van een project. Dat geldt helemaal voor kennisontwikkelingsprojecten voor een concrete locatie. De informatie die een bouwer in zo’n onderzoeksfase vergaart, zou tijdens de aanbestedingsprocedure als oneerlijke voorkennis kunnen worden bestempeld. Eigenlijk weten zowel de publieke als de private partijen niet precies wat de consequenties zijn van deelname aan kennisontwikkelingtrajecten voor de latere aanbesteding van een project. Ten tweede halen bouwbedrijven op korte termijn geen rendement uit deelname aan gezamenlijke kennisprojecten, samen met publieke partijen, kennisinstituten en eventueel collega-bedrijven. Aan kennisontwikkeling kan een bedrijf niet direct geld verdienen, pas op langere termijn kan die expertise zijn vruchten afwerpen. En dan is er nog het risico dat een bouwbedrijf veel investeert in het denkwerk en dat een concurrent uiteindelijk na de aanbesteding met de opdracht wegloopt. Ten derde voelen bouwbedrijven nauwelijks de behoefte aan innovatie. De branche staat van origine al niet te boek als erg vernieuwend. Bovendien is de marktsituatie op dit moment zeer gunstig. De bouwondernemingen draaien uitstekend, de opdrachtportefeuilles zitten vol. Er is dus nauwelijks een prikkel tot vernieuwing. Met klimaatadaptie houdt de branche – afgezien van de baggerbedrijven – zich nog nauwelijks bezig. Weliswaar worden vormen van aangepast bouwen ontwikkeld, maar meestal zijn dat relatief kleinschalige, op zichzelf staande projecten.
Integrale gebiedsontwikkeling Publiek-private kennisprojecten kunnen − bij uitstek voor integrale gebiedinrichting − een goed instrument zijn om tot innovaties te komen. In deze projecten moet voor meerdere opgaven tegelijk een oplossing worden gevonden, zoals de waterproblematiek, woningbouw en aanleg van infrastructuur. Het gaat er dan om een multidisciplinaire aanpak te kiezen, met meerdere deelnemers. Samenwerking is cruciaal bij zaken als kustbescherming of hoogwateraanpak bij de grote rivieren. Bij die projecten zijn automatisch verschillende overheden, zoals gemeenten, provincies en waterschappen, en belangengroepen betrokken en zitten al snel publieke en private partijen om tafel. Maar bij heel veel nieuwbouwprojecten spelen nu ook al kwesties als waterberging, natuurontwikkeling of zelfs overstromingsrisico’s een rol. Samen kunnen de verschillende publieke-private partijen dan tot vernieuwende inzichten, concepten en uitwerkingen komen.
Kennisproject naast praktijkcase Hoe verhoudt een kennisproject zich tot een ontwikkelingsproject? Het ontwikkelingsproject is in feite het werk dat in de praktijk zal worden gerealiseerd. Traditioneel bestaat een ontwikkelingstraject uit drie (of vier) stappen: initiatie, ontwerp, uitvoering en eventueel beheer/onderhoud. In elk van die fasen is veelal onderzoek nodig, naar de lokale omstandigheden, naar verschillende ontwerpen en oplossingen, naar logistiek en uitvoering. Dat kan binnen het ontwikkelingsproject zelf, maar het is ook mogelijk om 12
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
een apart onderzoeksproject op te zetten waarin de beINVLOED? Publiek-Private Kennisontwikkeling trokken overheden deelnemen, maar ook kennisinstituten en bedrijven als ingenieursbureaus of bouwonderneminMarktwerking gen. Deze publiek-private kennisontwikkeling staat dus feitelijk los van het ontwikkelingsproces, maar kan daar Initiatie Ontwerp Uitvoering wel input aan geven en dus invloed op uitoefenen. De fase fase studie ‘Aanbesteding na Onderzoek’ wil nu juist die inOntwikkelingsproject vloed van het kennisproject bestuderen en onderzoeken of deelname van private partijen in een later stadium Schematische weergave: de marktwerking binnen het praktijkproject verstoort. En kennisproject versus wat levert een kennisproject op voor de praktijk? Is puontwikkelingstraject bliek-private kennisontwikkeling bovendien het panacee dat de bouwbedrijven stimuleert tot een innovatieve aanpak en klimaatbestendige concepten?
Hype of draaggolf? Het momentum is nog nooit zo groot geweest voor nieuwe initiatieven, stelt professor Rotmans vast. “Er is al veel gezaaid, nu kunnen we oogsten. De duurzaamheidgolf komt eraan. Het kan een hype worden die na een paar jaar voorbij gaat, of het wordt een draaggolf. Dat ligt aan ons. Als we echt het lef hebben om van Nederland een proeftuin te maken en de experimenten op te schalen, dan kan een dozijn koplopers het verschil gaan maken.”
Klimaatscenario’s Al Gores film ‘An inconvenient truth’ toont een heel somber perspectief voor Nederland over vijftig jaar. Het grootste deel van het land zou dan weggespoeld zijn door het wassende water. Overtrokken of niet, de boodschap van dit Hollywood-script komt luid en duidelijk over. Nederland, net als andere kwetsbare delta’s in de wereld, zal er niet ontkomen om zich op de klimaatverandering en zeespiegelstijging voor te bereiden. Dit jaar heeft het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) een viertal rapporten over de wereldwijde klimaatveranderingen gepresenteerd. De toekomstscenario’s lopen weliswaar uiteen: hoeveel warmer wordt het op aarde, hoe sterk zal de zeespiegel stijgen en hoe snel zal dat gaan? Maar de in het panel verzamelde deskundigen hebben geen enkele twijfel dát de klimaatverandering grote gevolgen zal hebben en dat juist de dichtbevolkte delta’s in de wereld zich zullen moeten aanpassen aan de veranderende omstandigheden. Ook de klimaatberekeningen van het KNMI vertonen – ondanks forse onderlinge variaties in de vier scenario’s – een aantal vaste kenmerken die Nederland niet kan veronachtzamen: • de opwarming zet door met zachte winters en warme zomers; • zeer grote hoeveelheden neerslag in de winter; • minder regendagen in de zomer maar wel met intensere hoosbuien; • de stijging van de zeespiegel. www.ipcc.ch www.knmi.nl Samen bouwen aan de toekomst
13
‘Normen brengen nieuwe ideeën voort en dus business’
Elco Brinkman
Experts aan het woord Klimaatbestendig bouwen vergt de ontwikkeling van nieuwe visies op ruimtelijke inrichting, nieuwe concepten van gebiedsontwikkeling en nieuwe bouwmethoden. Maar hoe is de sector tot kennisontwikkeling en innovatie te bewegen? En hoe is die kennisontwikkeling het best in te passen in de bouwpraktijk? Vier experts aan het woord.
‘Echte vernieuwingen komen uit onverwachte hoek’
Leendert Bouter
‘Bouwbedrijven hebben ook vrijdenkers en pioniers nodig’
Carel Jan Reigersman
‘Vandaag kennis opbouwen voor wateropgave van morgen’ Patrick Poelmann
14
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
Samen bouwen aan de toekomst
15
Elco Brinkman, Bouwend Nederland
‘Gezamenlijk sparren’
Elco Brinkman is voorzitter van
Bouwend
Nederland
(BN), de belangenvereniging van de bouw- en infrabedrijven. Sinds zijn overstap uit de politiek in 1996 – hij was ondermeer minister en fractievoorzitter van het CDA in de Tweede Kamer − is hij het gezicht van de bouwsector in Nederland. In 2006 werd hij uitgeroepen tot meest invloedrijke bestuurder van Nederland. Brinkman geldt als een voorvechter van vernieuwing in de bouwsector, waarbij de innovatie niet alleen draait om het bedenken van nieuwe producten of concepten maar vooral ook om marktintroductie en opschaling.
16
Eerst wil Elco Brinkman, voorzitter van Bouwend Nederland (BN) iets rechtzetten. “Er heerst een beeld dat de bouwsector weinig innoveert, maar als je de laatste jaren kijkt wat er is ontwikkeld, zijn er al veel nieuwe technieken en constructies met succes op de markt gebracht. Misschien dragen we het als sector ook niet voldoende uit, misschien vinden we het té vanzelfsprekend.” In de ruimtelijke inrichting van Nederland liggen uitdagingen voor innovatie, zeker met het oog op de klimaatverandering. Brinkman is dan ook voorstander van projecten waarin private en publieke partijen samenwerken om nieuwe kennis en concepten te ontwikkelen. “Bouwondernemingen zouden actief moeten deelnemen aan gezamenlijke projecten voor kennisontwikkeling. Zo’n samenwerking levert bovendien een positieve bijdrage aan de vertrouwensrelatie tussen de betrokken partijen.”
Praktische kennis ontwikkelen en toepassen Brinkman hecht er veel waarde aan dat de kennis ook écht in de praktijk komt. “Er wordt al veel geïnvesteerd in ideeën, maar het is zaak om die ook op de markt te brengen. We moeten ze uit het lab halen.” De bouwsector kan – in nauwe alliantie met de keten van architecten, toeleveranciers, ingenieurs − praktische kennis ontwikkelen en toepassen. Locatiespecifiek onderzoek kan daarin een goed instrument zijn, aldus de BN-voorman. Maar, zo erkent hij, er moet wel meer duidelijkheid komen over de voor- en nadelen van deelname aan gebiedsgerelateerde projecten. Wat zijn bijvoorbeeld de consequenties voor de latere aanbesteding? Welk effect heeft het op de marktwerking? Brinkman ziet zeker mogelijkheden voor succesvolle publiek-private samenwerking in (kennis)ontwikkelingsprojecten. Hij schetst enkele voorwaarden. “Ten eerste zou de overheid een vertegenwoordiger moeten aanstellen die de probleemstelling voor een specifiek gebied inhoudelijk kan formuleren, en dat op een creatieve manier. Dat is overigens moeilijk, want de mensen bij de overheid zijn nu heel erg op het proces gefocust. Ten tweede moet een project niet te vroeg worden vastgepind. Er moet juist ruimte zijn voor een creatief voorproces. Zet de rest – onderhandelingen en dergelijke − ondertussen even stop. In zo’n project moeten er ook niet tegelijk meerdere, gerelateerde opdrachten of trajecten lopen, dan wordt het te gecompliceerd. Het is natuurlijk wel belangrijk om verschillende ruimtelijke functies te combineren, juist ook om tot een exploitatiewaarde te komen.”
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
Zoveel mogelijk relevante partijen Verschillende partijen moeten bereid zijn deel te nemen in een kennisontwikkelingsproject, zoals gemeenten, provincies, waterschappen, Rijkswaterstaat, woningbouwverenigingen, projectontwikkelaars, bouwbedrijven en ingenieursbureaus. “Je moet zoveel mogelijk relevante partijen meenemen en vervolgens open met elkaar praten. Nu is het tijd om gezamenlijk te sparren en vervolgens een uitdagende opdracht in de markt te zetten.” Toch kijkt men vooralsnog nog de kat uit de boom. “Je moet bouwpartijen bereid vinden om deze trajecten in te gaan. Dus niet alleen maar ‘grondje kopen en wachten’. Hiervoor zijn prikkels nodig”, stelt Brinkman.
Risicomanagement in ruimtelijk beleid
• Bouwbedrijven moeten
actief deelnemen aan kennisontwikkeling Ook de aanbestedingspraktijk werkt niet stimulerend voor innovatie. “Bij een aanbesteding leeft nog steeds het idee dat degene met de laagste prijs Ideeën uit het lab halen ook de opdracht krijgt. Dat geeft geen prikkel tot innovatie”, meent Brinkman. en op de markt brengen “Je zou kwaliteitscriteria meer moeten meewegen, geef daar ook een bepaalde Duidelijkheid scheppen beprijzing aan. Zijn er nieuwe materialen toegepast, gaat iets langer mee, is over consequenties van iets zuiniger of is een concept klimaatbestendig?” deelname aan kennisprojecten Normstelling door de overheid werkt stimulerend voor innovatie. “Normen kunnen een business opportunity zijn voor het bedrijfsleven, een prikkel.” Ruimte maken voor het Brinkman geeft een voorbeeld. “De ‘Energie Prestatie Norm’ stelt eisen aan creatieve voorproces de energiezuinigheid van nieuwbouw. Die norm brengt vernieuwende ideeën Huidige aanbesteding op gang en daarmee weer business. Er verandert wezenlijk iets.” geen prikkel voor Met het oog op de klimaatverandering denkt Brinkman vooral aan risicoinnovatie management. “Risico is ‘kans maal gevolg’. Kijk wat de kans is op een overNormen overheid als stroming, waar de grootste consequenties zijn, en bepaal daar het ruimtelijk business opportunity voor bouwsector beleid op. Die benadering is ook interessant voor het verzekeringswezen, dat we ook bij deze problematiek moeten proberen te betrekken. En ook hier geldt Risicobenadering dat de overheid heldere doelen moeten vaststellen die als uitgangspunt kunbelangrijk voor klimaatbestendig nen dienen”, aldus Brinkman. ruimtelijk beleid “Samen met de grote opdrachtgevers moeten we als bouwsector druk op de ketel zetten om die vereiste grote vernieuwingen ook echt aan te kunnen. Bijvoorbeeld met de treintunnels is er ook echt, samen met de overheid, geoefend op ondergronds boren en bouwen. Als bouwer kan je dat niet zomaar alleen doen.”
• • • • • •
Samen bouwen aan de toekomst
17
Leendert Bouter, Bouwdienst Rijkswaterstaat
‘Normering prikkelt innovatie’
Sinds
zijn
aantreden
als
hoofdingenieur-directeur bij de Bouwdienst van Rijkswaterstaat heeft Leendert Bouter voor de zware missie gestaan de organisatie om te vormen. De Bouwdienst moet zich meer als opdrachtgever en regisseur opstellen dan als uitvoerder. Een van de voornemens is meer aan ‘de markt’ over te laten,
Transparantie is voorwaarde
niet in de laatste plaats om
Bouter wijst er wel op dat locatiespecifieke kennisontwikkeling op problemen kan stuiten als een project vervolgens in de praktijk wordt uitgevoerd. “Je hebt te maken met de aanbestedingsregels. Alle partijen moeten gelijk geïnformeerd zijn en kansen krijgen. Tijdens én na het onderzoeksproject moet er dus transparantie zijn”, aldus Bouter. Maar daar zit nu juist de moeilijkheid, zo beseft hij. “Enerzijds moet je private partijen prikkelen tot deelname aan vernieuwend onderzoek, en daarvoor moet je hun belangen beschermen. Anderzijds belemmert die bescherming de transparantie. Een oplossing zou kunnen zijn de marktwerking eerder in het proces te introduceren, mogelijk al tijdens het onderzoeksproject.” Een patent of octrooi zou volgens Bouter een mogelijkheid kunnen bieden dat private partijen hun vondsten kunnen beschermen, zodat zij dus baat hebben bij deelname aan onderzoeksprojecten. Bij de uitvoering in de praktijk kan dan gewoon aan de transparantie-eisen, de mededingingsregels en de patentrechten worden voldaan.
meer ruimte voor innovatief denken te creëren. De reorganisatie van de Bouwdienst moet in 2008 zijn voltooid.
18
“Publiek-private samenwerking tussen opdrachtgever en opdrachtnemer is absoluut gewenst voor kennisontwikkeling en innovatie”, stelt Leendert Bouter, hoofdingenieur-directeur van de Bouwdienst van Rijkswaterstaat. Die innovatie is noodzakelijk voor de toekomstige ontwikkeling van nieuwbouwprojecten, gebiedsinrichting en infrastructuur. Leendert Bouter maakt onderscheid tussen fundamenteel onderzoek en studies voor een concrete locatie. “Fundamenteel onderzoek kan door kennisinstituten worden gedaan, dus los van een bepaalde plek. Bij locatiespecifiek onderzoek moeten de deelnemende partijen hun innovaties kunnen verwerken in biedingen. Zulk onderzoek – dat input levert voor de daadwerkelijke uitvoering − is dan niet los te zien van die project- of gebiedsontwikkeling, zeker niet als je private partijen wilt prikkelen om daaraan deel te nemen.” Bouter is er zich van bewust dat bedrijven niet zomaar in projecten voor kennisontwikkeling stappen, zeker niet als er geen dwingende aanleiding is. “Voor private partijen moeten er incentives zijn. Bedenk dat één van de belangrijkste bronnen van innovaties in de bouw de Arbo-regels zijn geweest: normeren kan tot vernieuwing leiden.” In het geval van gebiedsinrichting kunnen eisen van de overheid innovatie op gang stimuleren, bijvoorbeeld voor waterberging, hoogwaterbescherming of klimaatbestendig bouwen.
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
Criteria in aanbesteding Rijkswaterstaat, maar ook andere overheden, moeten de expertise uit het bedrijfsleven en de kennisinstituten gebruiken, stelt Bouter. “Ik hoop dat marktpartijen de vraag naar innovaties oppakken. We moeten hen daarom uitnodigen voor onderzoeksprojecten en hen de ruimte geven.” Hiervoor zijn andere gunning- en selectiecriteria in de aanbesteding nodig, stelt Bouter. “Het gaat niet louter om de laagste prijs, maar om de bredere waarde van een project. Ook moeten we niet alleen naar uitvoeringservaring kijken waardoor eigenlijk alleen dezelfde type partijen mogen meedoen. Echte vernieuwingen komen juist vaak uit onverwachte hoek.” Dit vraagt wel om professioneel opdrachtgeverschap met voldoende competentie bij de aanbesteder, beseft Bouter. Zeker de aanbesteding van gebiedsontwikkeling is complex waarbij de onderlinge verhoudingen tussen verschillende overheden niet eenduidig hoeven te zijn. Zo zijn de belangen van een gemeente vaak heel anders dan die van een provincie of van een waterschap. “Publiek-publieke samenwerking is zeker niet altijd makkelijk in het geval van gebiedsontwikkeling. ‘De overheid’ is een meerkoppig monster, want de diverse betrokken Onderzoek is niet los te publieke partijen hebben verschillende belangen. Ze kunnen in én uit het zien van gebieds- en projectontwikkeling proces stappen.”
•
Onderzoek in beginfase
• Voor private partijen
moeten er incentives zijn om mee te doen Om publiek-private kennisontwikkeling vorm te geven, suggereert Bouter innovatieonderzoek te laten samenvallen met de initiatiefase van een project Transparantie tijdens én en daarin zo veel mogelijk bedrijven te laten deelnemen. In die beginfase zijn na het onderzoek de kosten nog niet zo hoog en lopen participerende bedrijven en de overheden Aanbesteding: niet alleen nog geen grote financiële risico’s. “De marktwerking bij gebiedsontwikkeling naar prijs, maar ook naar zou moeten worden ‘getrechterd’. Het moet stap voor stap gaan: naarmate waarde kijken het project vordert en het voorwerk (en daarmee de kosten) toeneemt, moeten Eerder marktwerking, steeds minder bieders overblijven. Bij een sterk getrechterde aanpak blijven de deelnemende partijen transactiekosten laag. Pas in de ontwerpfase van een project komen de echte in loop van project ‘trechteren’ uitgaven, maar dan is er al een selectie van bieders geweest.” De getrechterde marktwerking kan al in het onderzoekstraject worden gepland. De prijsvraag is daarvan een voorbeeld: er is dus al een selectieronde voor de deelname aan onderzoeksprojecten. Nadeel is dat de afweging tussen partijen dan wel subjectief en moeilijk wordt, plaatst Bouter als kanttekening. “Het creëren van innovatieve projecten wordt op die manier wel gecompliceerd. Het initiatief voor onderzoek is toch vaak meer ad hoc.”
• • •
Samen bouwen aan de toekomst
19
Carel Jan Reigersman, Leven met Water
1+1=3
Sinds
de
stichting
Leven
met Water is opgericht in 2004, is de voorzittershamer in handen van Carel Jan Reigersman. Zijn ambitie is dat innovatieve oplossingen voor de waterproblematiek
Beloning voor deelname “Klimaatverandering, zeespiegelrijzing, grotere rivierafvoeren, kanteling van Nederland, de kans dat extremen samenvallen wordt groter. Aan de ene kant de overvloed en de neiging tot snelle afvoer, aan de andere kant de schaarste en de wanhopige pogingen water te winnen.” Haarfijn schetst Carel Jan Reigersman de dilemma’s van de waterproblematiek in de nabije toekomst. Dilemma’s die verder reiken dan het waterbeheer en ook de ruimtelijke inrichting en gebiedsontwikkeling raken. Het programma Leven met Water, waarvan Reigersman voorzitter is, probeert antwoorden voor die vraagstukken te vinden. “Kennisontwikkeling voor waterbeheer staat in dienst van een samenleving. Kennisoverdracht is een voortdurend aandachtspunt. Het programma Leven met Water levert een bijdrage in kennisontwikkeling én de vaardige toepassing van die expertise”, stelt Reigersman. “We proberen zoveel mogelijk verschillende mensen bij de projecten te betrekken, maar we zoeken daarin ook een evenwicht om het ‘polderen’ niet zo ver door te voeren dat er in de praktijk geen voortgang meer zou worden geboekt.”
in de maatschappij worden
Participatie bouwsector gering
geaccepteerd en toegepast.
De bouwsector is een cruciale partij die Reigersman actief wil betrekken in de ontwikkeling van kennis en innovatieve climate proof concepten. Toch merkt hij dat de participatie van bouwbedrijven in onderzoekstrajecten gering is. “Voor de bouwbranche is het moeilijk om de deelname aan en investering in onderzoek bedrijfseconomisch te verantwoorden. Op korte termijn zijn de positieve effecten immers niet of nauwelijks financieel te kwantificeren. Veel research in de bouw is voortgekomen uit nieuwe regelgeving, denk maar aan de Arbo-regels. Bovendien is eens uitgezocht dat de bedenker van een innovatie in de bouw daarvan slechts een half jaar profijt trekt.” Voor Reigersman is het wel begrijpelijk dat de bouwsector niet voorop loopt in de ontwikkeling van klimaatbestendige bouwconcepten of nieuwe vormen van gebiedsinrichting. “De bottom line is voor de bedrijven leidend, dus de uitvoering van projecten, het maken van omzet en winst. Bij beursgenoteerde ondernemingen is dat helemaal evident. Aandeelhouders willen rendement en R&D draagt daar op korte termijn niet aan bij.” Wel weet Reigersman uit zijn periode bij bouwonderneming HBG dat in economisch goede tijden er meer geld is voor onderzoek. “Het gaat de bouwbedrijven momenteel goed, dus juist nu zou er ruimte voor onderzoek moeten zijn. Dura Vermeer heeft bijvoorbeeld een
Reigersman was voorheen president van de Raad van Bestuur van de Hollandsche Beton Groep (HBG) en nauw betrokken bij grote waterbouwkundige
werken
in
Nederland en het buitenland. Zo was hij ook voorzitter van het consortium dat de beweegbare Maeslantkering heeft gebouwd in de Nieuwe Waterweg.
20
sterk imago in het waterdomein opgebouwd dankzij haar R&D-activiteiten. HBG had dat destijds met de ontwikkeling van het ‘hydroblok’. De bedrijven zouden eigenlijk een soort vrijdenkers en pioniers moeten hebben.”
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
Reigersman benadrukt dat deelname in een vroege fase van het ontwikkelingstraject wel risico’s met zich meebrengt voor bedrijven, omdat die wellicht daarvan juist nadeel ondervinden bij de latere aanbesteding. Bouwers wachten liever de uiteindelijke aanbestedingsprocedure af. “We moeten private partijen die meedoen aan een onderzoekstraject zeker niet uitsluiten voor vervolgfasen. Als het mogelijk is dan moeten ze worden beloond om deelname juist te stimuleren. Echter, het afgeven van bouwclaims of iets dergelijks lijkt me moeilijk.” Een overweging zou zijn om de aanbesteding naar voren te halen, maar in het begin kent een gebied- of projectontwikkeling nog erg veel onzekerheden. Onderling vertrouwen tussen de opdrachtgever en de deelnemers is daarom noodzakelijk. “Vertrouwen is belangrijk. Je komt snel op contractvormen, als je een voordeel wilt geven − een positie in het vervolgtraject − aan bouwondernemingen die deelnemen aan de onKennisontwikkeling waterbeheer derzoeksprojecten. Opdrachtgevers moeten dan wel openbare criteria en ruimtelijke ontwikkeling in hanteren, dus toetsbaar, specifiek, et cetera”, legt Reigersman uit. dienst van samenleving De voorzitter van Leven met Water ziet dat in sommige landen Vertrouwen opbouwen is marktpartijen makkelijker kunnen worden ingeschakeld in kennisontbelangrijk, denk ook aan wikkeling. “Nederland denkt te veel in hokjes, in het Verenigd Koinnovatieve contractvormen ninkrijk denkt men geïntegreerder en is er ook meer vertrouwen. De Bouwbedrijven moeten juist in markt krijgt daar meer de kans. De overheid weet ongeveer wat een goede tijden meer ruimte maken werk kost, waardoor de foutmarge gering is. Opvolgende projecten voor R&D moeten daarna goedkoper vanwege verwachtte efficiencyvoordelen. ‘Innovatie-luiheid’ deels door Dat bedoel ik met vertrouwen!” houding overheid, overheid
• • • •
Voorwaarden overheid versnellen innovatie
moet innovatie versnellen door scherpere eisen te stellen
Een andere manier om het bedrijfsleven te prikkelen is volgens Reigersman een overheid die ‘uitdagende condities’ stelt. “Producten of processen moeten worden aangepast aan de normen van de overheid, dat leidt weer tot innovaties. De luiheid wordt dus nu ook deels gepropagandeerd door de overheid. Daar moeten we iets aan doen. Het is een taak van de overheid om meer of scherpere voorwaarden te stellen en innovaties te versnellen.” Reigersman oppert het idee van een stempel ‘Climate Proof’ voor ontwikkelingsprojecten. In het onderzoeksprogramma Leven met Water ziet Reigersman enkele succesvolle voorbeelden van publiek-private samenwerking, zoals bijvoorbeeld het Bouwen met Water-project in de Haarlemmermeer. “Helaas komt er nog te weinig publiek-private samenwerking voor in kennisontwikkelingsprojecten. Deelnemers blijken in zulke projecten juist onderling vertrouwen op te bouwen. Opdrachtgevers zijn vaak aangenaam verrast door de collaboratieve bouwonderneming. Het gaat om ideeën delen, één plus één is dan drie.”
Samen bouwen aan de toekomst
21
Patrick Poelmann, (ex-)gedeputeerde provincie Noord-Holland
‘Visie en commitment’
Als gedeputeerde van de provincie
Noord-Holland
(2003-2007)
heeft
Patrick
Poelmann zich sterk bemoeid met het debat over waterbeheer. Hij had als provinciebestuurder direct te maken met de ‘Zwakke Schakels’ in de kustbescherming en ruimtelijke plannen zoals beoogde aanleg van het Wieringerrandmeer of de ontwikkeling
In zijn afscheidsrede als gedeputeerde van Noord-Holland liet Patrick Poelmann, in mei 2007, er geen misverstand over bestaan dat Nederland zich moet voorbereiden op de klimaatverandering. “Het klimaat verandert in de richting van extremere weertypen, zoals heviger en langer aanhoudende stormen, en de zeespiegel stijgt. Onze Nederlandse waterkeringen moeten grotere waterkrachten weerstaan. Natuurlijk gaan we nu de waterkeringen daarvoor op orde brengen. Maar er is ook behoefte aan een ruimer toekomstperspectief. We moeten vandaag de nieuwe kennis opbouwen voor de waterkering van morgen. Het grootste deel van ons nationale kapitaal ligt onder zeeniveau. En we investeren daar steeds meer. Dat kunnen we alleen volhouden als we ook nadenken over en investeren in een nieuwe manier van waterkeren.” Om tot zo’n nieuwe denkwijze te komen moeten overheid, bedrijfsleven en kennisinstituten al in een vroeg stadium samenwerken en expertise delen en verder ontwikkelen, stelt Poelmann. “In de traditionele wijze van aanbesteden maakt de overheid nauwelijks gebruik van de kennis van private partijen. En juist die partijen kunnen met hun expertise en creativiteit tot verrassende oplossingen komen.” Als voorbeeld noemt hij onder meer het Bouwen met Water-project in de Haarlemmermeer waar woningbouw en waterberging worden gecombineerd. “Die samenwerking in kennisontwikkeling, onder meer met Dura Vermeer, werkt verfrissend en levert bijzondere concepten op.”
van een drijvende stad in
Van idee naar uitvoering
de Haarlemmermeer. Bij zijn
Poelmann constateert dat er knelpunten kunnen ontstaan als de gezamenlijke kennisontwikkeling overgaat in de uitvoeringsfase. “De vraag is hoe je zo’n samenwerking tussen publieke en private partijen moet organiseren”, aldus de voormalige gedeputeerde. “Het is raar dat je in een latere fase, na intensief samen te zijn opgetrokken, een project toch moet aanbesteden. Of je moet gaan twisten over de voorbereidingskosten. De eerste vraag van een bouwer die vanaf het begin meedenkt, is of hij het project dan ook mag uitvoeren. Logisch! Aan de andere kant mag een overheid natuurlijk niet in een wurggreep terechtkomen van een bepaalde bouwondernemer.” Een optie is de kennisontwikkeling als prijsvraag te organiseren, maar Poelmann plaatst daar kanttekeningen bij. “Voor een bouwbedrijf is dat minder interessant. Het bedrijf moet flink investeren in de uitwerking van een idee, maar loopt de kans dat een ander vervolgens het werk mag uitvoeren.” Hij noemt de beoogde aanleg van het Wieringerrandmeer in de Kop van Noord-Holland als
afscheid als gedeputeerde lanceerde Poelmann het opvallende plan – naar een idee van een Delftse studente − om voor de Noord-Hollandse kust een tijdelijk eiland op te spuiten dat vanaf het strand door het water bereikbaar zou zijn. Poelmann is sinds september 2007 dijkgraaf bij het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.
22
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
voorbeeld. Die prijsvraag heeft tot het nodige gesteggel geleid. “Voor Wieringerrandmeer is heel wat geld aan juristen gespendeerd. De prijsvraag leverde problemen op met het Europees aanbestedingsrecht en een oplossing lag niet één-twee-drie voor handen.”
Beloning in aanbesteding Ofschoon hij het nut van strenge regelgeving voor aanbesteding niet wil aanvechten, meent Poelmann dat de regels beklemmend kunnen werken voor kennisontwikkeling. “We zijn beperkt geraakt in onze vrijheid om allerlei clubs al eerder in proces te betrekken”, aldus Poelmann. “Meedenkende bedrijven zouden eigenlijk een soort voorrang moeten krijgen, bijvoorbeeld door ze bepaalde wegingspunten in de aanbesteding te geven. Maar is zoiets juridisch haalbaar?” De ruimtelijke inrichting wordt steeds complexer, niet in de laatste plaats door de wateropgave. “Het klimaatbestendig maken van Nederland, in het bijzonder het combineren van ‘bouwen en water’, vraagt om visie en commitment”, stelt Poelmann. En juist aan betrokkenheid schort het nog wel eens. “Men wil geen risico’s lopen en kiest dus voor de bekende aanpak.” Hij legt daarbij de bal ook bij de bouwsector zelf. “Bouwbedrijven zijn wat te conservatief. Omzet staat voorop. Daarom is het belangrijk om afwijkende ideeën te stimuleren. De opdrachtgever, zoals een gemeente of woningbouwcorporatie, kan bedrijven met goede ideeën belonen.” Klimaatbestendige inrichting Ook de provincie heeft daarin zijn taak. “Het prangt in Noordvraagt inzet en visie van Holland. De provincie kan op verschillende manieren de ruimtelijke opdrachtgever én bouwsector inrichting beïnvloeden en haar ambities waarmaken, tenminste Overheid maakt nog te weinig tot op zekere hoogte”, aldus Poelmann die enkele mogelijkheden gebruik van kennis private partijen opsomt. “Voor de invulling van de ruimte kan de provincie met Provincie kan én moet invloed kleinere gemeenten meedenken. Grote gemeenten als Amsterdam uitoefenen op ruimtelijke inrichof Haarlemmermeer regelen dat grotendeels zelf. Maar bijvoorting en openstaan voor innovatie en samenwerking beeld voor het Wieringerrandmeer of de Bloemendaalse Polder kan de provincie wel degelijk een rol spelen. Als er iets moet worden gebouwd, zorg dan dat het mooi gebeurt. Andere instrumenten zijn bijvoorbeeld de watertoets of beeldkwaliteitplannen, maar die invloed is beperkt.”
• • •
Open overheid De overheid moet zelf open staan voor innovatie. “Medewerkers van de overheid, zoals de provincie of Rijkswaterstaat, moeten anders leren denken en werken. Openstaan voor de inbreng van buitenaf. We moeten bereid zijn meer moeite te doen voor innovatieve oplossingen, en soms gewoon ook meer betalen”, aldus Poelmann. “Om het land klimaatbestendig te maken moeten alle partners samenwerken. De provincie werkt samen met gemeenten, maar ook met het hoogheemraadschap. En ook de markt heeft in die opgave zijn plaats, de inbreng van het bedrijfsleven en kennisinstituten is onmisbaar voor échte innovatieve ideeën.” Poelmann waarschuwt daarbij niet de omgeving uit het oog te verliezen. “Je moet ook de bewoners en gebruikers goed informeren en vroeg bij projecten betrekken.”
Samen bouwen aan de toekomst
23
In de praktijk De stad rukt op. Meer en meer zoekt de bebouwing de grenzen van het water op. We bouwen in lage polders of in gebieden langs rivieren en kust. Op plekken waar eerst regenwater kon worden opgevangen, komen nu woonwijken en straten. Ondertussen nemen de extremen alleen maar toe door de klimaatveranderingen. In Dordrecht en Haarlemmermeer denken gemeenten, waterschappen, bouwers, woningcorporaties en kennisinstituten samen over een nieuwe omgang met het water.
Urban flood management in Dordrecht
Rekening houden met risico’s van hoogwater bij de ontwikkeling van nieuwe woonwijken
Waterwonen in de polder 24
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
Samen bouwen aan de toekomst
25
Urban flood management in Dordrecht Water is de historische levensader van Dordrecht. De stad ligt op een kruispunt van drie rivieren, een van de meest drukbevaren gebieden in Europa. Niet voor niks dat Dordrecht zeer bewust omgaat met het water in en om de stad. De gemeente geldt in Nederland én internationaal als een van de koplopers in stedelijk waterbeheer. Zo werkt Dordrecht ook samen met Londen en Hamburg in het internationale kennisproject ‘urban flood management’ (UFM). Doel is om uit te zoeken op welke manieren hoogwater al vanaf het begin is mee te nemen als factor in de stedelijke planning. Het UFM is een Europees project, en wordt vanuit Nederland mede gefinancierd vanuit het programma Leven met Water.
Alternatief plan De Zuid-Hollandse stad ontwikkelt momenteel een omvangrijke nieuwe woonwijk in de zogenaamde ‘Stadswerven’, een buitendijks gebied dat mogelijk kwetsbaar is voor overstromingen. Voor die plek heeft de gemeenteraad al een stedenbouwkundig plan goedgekeurd en de projectontwikkeling is in volle gang. In dit plan wordt de wijk, op advies van Rijkswaterstaat, op vier meter hoogte gebracht als bescherming tegen overstromingen. Voor diezelfde locatie werkt het UFM-programma ook aan een alternatief plan waar water juist de ruimte krijgt. Het gaat hierbij in eerste instantie om het opdoen van nieuwe kennis en inzichten voor klimaatbestendig bouwen en wonen. In het kennisontwikkelingsproject werken publieke en private partijen samen: de gemeente Dordrecht, de provincie Zuid-Holland, Rijkswaterstaat, het waterschap Hollandse Delta, DG Water (V&W), de woningbouwcorporatie Progrez, het bouwbedrijf Dura Vermeer, het onderzoeksinstituut WL Delft Hydraulics en het kenniscentrum Unesco-IHE.
Toolbox Het UFM-project begint met het in kaart brengen van de hoogwaterrisico’s, want daarbij staan nog veel vraagtekens: wat zijn de risico’s om op een bepaalde plek te bouwen? Wat zijn de scenario’s? Welke risico’s zijn acceptabel? Vervolgens komt een nieuwe set vragen in beeld: Is een gebied robuust en veerkrachtig te maken door een andere aanpak? Is het beter om het gebied af en toe te laten overstromen? Wat betekent dat voor risicodeling tussen overheid, projectontwikkelaar en bewoners? Is een verzekering mogelijk? Als er een antwoord op die vragen is, kunnen concrete plannen worden gemaakt. Een soort toolbox met allerlei concepten, bouwtechnieken en -systemen die hun dienst kunnen bewijzen bij toekomstige projectontwikkeling.
Kennis opdoen en ontwerpen Zo heeft WL Delft overstromingsmodellen gemaakt en Dura Vermeer ontwikkelt op zijn beurt schadeanalyses op basis van de verschillende typen woningen. Bij elke bijeenkomst van de projectgroep worden ontwerpen opnieuw bestudeerd, worden nieuwe berekeningen op basis van de laatste informatie en worden plannen aangescherpt. Uiteindelijk moet een combinatie van aangepast bouwen, andere ruimtelijke inrichting en heldere communicatie de risico’s, overlast en schade van eventuele overstromingen aanvaardbaar maken. Het project moet als lichtend voorbeeld dienen voor het bouwen aan, in en om het 26
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
water. Algemeen uitgangspunt voor UFM is om te leren van het ontwerpproces, hoe daarin een overstromingsrisico is mee te nemen en de beleidsmatige, juridische en bestuurlijke consequenties daarvan. Ook goede communicatiestrategie en -middelen zijn een belangrijk onderdeel om draagvlak te creëren voor het leven met (hoog)water. Het UFM staat als kennisontwikkelingsprogramma overigens los van Hoogwater als factor in de daadwerkelijke projectontwikkeling van de Stadswerven. Wel zijn de stedelijke planning en inzichten en concepten die bij het UFM zijn opgedaan te gebruiken in ruimtelijke inrichting de herontwikkeling van de zogenaamde ‘Staart’, het gebied dat aan de Kennisontwikkeling los Stadswerven grenst. De expertise wordt ook uitgewisseld met Londen en uitgevoerd van project Hamburg. Dat zijn steden met vergelijkbare plannen van (her)ontwikkeling Stadswerven; ontwerpen van in gebieden met een verhoogd overstromingsrisico. alternatieve plannen om innovatie te stimuleren
• •
Gezamenlijk onderzoek
•
‘Hoe eerder gezamenlijk De ervaringen van de verschillende partijen in het kennis, maar ook onderzoek, hoe beter’ uitvoeringsproject zijn uiterst positief. Volgens de betrokken planeco‘Kennistraject moet voor alle noom Ronald van den IJssel geldt ‘hoe eerder zo’n gezamenlijk onderzoek partijen iets opleveren’ plaatsvindt, hoe beter het is’. Een bouwproject kan ervan profiteren als Overstromingsrisico’s reeds in de initiatie- en ontwerpfase naar innovatieve klimaatbestenmeenemen in ontwerpproces dige oplossingen wordt gezocht. Wel is de vraag of zo’n publiek-privaat ‘Toolbox’ met bouwconcepten, kennisproject consequenties heeft voor de latere uitvoeringsfase en de -technieken en -systemen aanbestedingsprocedures. Daarvoor is transparantie nodig, stelt Van den IJssel. Het kennistraject moet duidelijk gescheiden zijn van de ruimtelijke ordeningsopgave. Een van de mogelijkheden is het oprichten van een project-BV of -CV. Projectleider Thijs Hendriks van de ontwikkelcombinatie Stadswerven stelt dat deelname aan een kennistraject wel iets voor de partijen moet opleveren. Hij stelt bovendien dat flexibiliteit in de (kennis)ontwikkeling van een project noodzakelijk is om werkelijk tot innovatie te komen. Hij ziet hierin een rol voor de overheid, met name in het aanbestedingsbeleid en regelgeving.
• • •
Deelnemers UFM Dordrecht Aan het kennisontwikkelingsproject Urban Flood Management in Dordrecht werken mee: • Gemeente Dordrecht • Waterschap Hollandse Delta • Provincie Zuid-Holland • Rijkswaterstaat • DG Water • Dura Vermeer • Woningcorporatie Progrez • WL Delft Hydraulics • Unesco-IHE • Technische Universität Hamburg-Harburg • Environment Agency UK Het project UFM Dordrecht wordt mede gefinancierd door het programma Leven met Water. Samen bouwen aan de toekomst
27
Waterwonen in de polder De gemeente Haarlemmermeer is het resultaat van één van de beroemdste waterbouwkundige prestaties van het land. De inpoldering van het ruige watergebied tussen Haarlem en Amsterdam, in de negentiende eeuw, was een gedurfd, schier onmogelijk project. Maar in 1852 was de ‘Waterwolf’, zoals het meer in de volksmond heette, getemd: de golven maakten plaats voor nieuw land. Anderhalve eeuw later ligt er een nieuwe grootse ruimtelijke opgave in de Haarlemmermeer. Snelle economische ontwikkeling, een luchthaven die bijna uit zijn voegen barst en een alsmaar uitdijend stedelijk areaal gaan gepaard met een steeds nijpender waterhuishouding. Zo noopt de klimaatverandering tot de realisatie van waterberging: enerzijds om de pieken van extreme regenval te kunnen opvangen, anderzijds om in droge tijden voldoende water in voorraad te hebben. De Haarlemmermeer is de arena voor een voortdurende strijd om de beschikbare ruimte. De zoektocht naar locaties voor wonen en waterberging wordt bijvoorbeeld bemoeilijkt door de ruimteclaims van Schiphol: binnen de zogenaamde ‘20 Ke-contour’ mag niet worden gebouwd, en voor de bescherming van vogels zijn grote wateroppervlakten nabij de luchthaven niet toegestaan.
Publiek-privaat kennisproject Omdat de Haarlemmermeer niet ontkomt aan de maatschappelijke opgave voor woningbouw en waterberging, is een andere, integrale benadering van gebiedsontwikkeling onontbeerlijk. Het kennisontwikkelingsproject ‘Bouwen met Water’ probeert nieuwe werkwijzen, instrumenten en concepten te ontwikkelen die leiden tot een evenwichtige combinatie van wonen en waterberging. Veertien publieke en private partijen werken in het kennisproject samen, waaronder overheden als gemeente, provincie en waterschap maar ook woningcorporatie Ymere, het Bouwfonds MAB, bouwonderneming Dura Vermeer en onderzoeksinstituten WL Delft Hydraulics en Alterra. Bedoeling is dat zij samen nieuwe ‘bouwstenen’ ontwikkelen voor het ontwerpen van waterwoonwijken. Maar het bijzondere is dat de ontwikkelde expertise niet tot de tekentafel beperkt blijft. Het publiek-private kennisproject is namelijk gekoppeld aan zogenaamde ‘Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer Bollenstreek’ (GHB), een studie van de provincie Noord- en Zuid-Holland, de gemeenten en het Hoogheemraadschap van Woningbouw en waterberRijnland om de mogelijkheden voor woningbouw in de streek te onderzoeken. ging strijden vaak om deOmdat Bouwen met Water tegelijk loopt met de GHB, kan het kennisprogramma zelfde ruimte. een directe bijdrage leveren, bijvoorbeeld met ‘projectenveloppen’, toetsing van In de Haarlemmermeer heeft ruimtelijke perspectieven en de inbreng van creatieve ideeën. een brede groep van veertien publieke en private partijen de mogelijkheden onderzocht
Bouwen met waterberging reëel
en
Het totale BmW-onderzoeksproces kent een drietal fasen. De eerste fase begon in 2004 en is medio 2006 afgerond met de publicatie ‘Holle Volle Dijk’, met daarin de ruwe bouwstenen voor waterstedenbouw, eerste bespiegelingen vanuit de markt en berekeningen van piek- en seizoensberging. Een van de meest kenmer-
concepten
ontwikkeld
voor ‘waterwonen’ waarbij nieuwbouw volledig is geïntegreerd met waterberging.
28
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
kende uitkomsten is de ‘woning-water-index’, een middel om een beeld te krijgen van de dichtheid van de bebouwing én de capaciteit van waterberging. Belangrijke conclusie van de eerste fase: in de westrand van de Haarlemmermeer zijn er reële mogelijkheden voor een bouwprogramma, zelfs in hoge dichtheden, in samenhang met een waterberging. In de tweede fase zijn de BmW-partners vervolgens aan de ontwerptafel gaan zitten en hebben gezamenlijk een waterwoonwijk ontwikkeld. Begin 2007 presenteerde de kennisgroep een schetsontwerp voor een waterwijk in het zuidwesten van de Haarlemmermeer. De nadruk bij het maken van het schetsontwerp lag opnieuw op kennisontwikkeling en -uitwisseling tussen de verschillende disciplines. Markt- en wateraspecten zijn hierbij integraal Klimaatverandering noopt tot in het ontwerp meegenomen. realisatie waterberging: pieken
•
Samenwerking, maar geen garanties
opvangen bij extreme neerslag en watervoorraad opbouwen voor droogte
“De samenwerking tussen overheden, marktpartijen en kennisinstellingen is heel nuttig gebleken. Misschien is zo’n samenwerking Voortdurende strijd om zelfs noodzakelijk om duurzame oplossingen te vinden voor complexe, beschikbare ruimte in grenzenoverschrijdende vraagstukken als de woon- en wateropgave”, Haarlemmermeer stelt Henk Keizer. Hij zit namens de gemeente Haarlemmermeer in de Kennisproject om nieuwe stuurgroep van Bouwen met Water zit en is tevens is hij projectmawerkwijzen, instrumenten en nager van GHB. “Wel is duidelijk aangegeven dat de samenwerking concepten te ontwikkelen voor een evenwichtige combinatie alleen de initiatiefase betreft. Er zijn geen garanties gegeven voor de van wonen en waterberging uitvoering in een later stadium”, benadrukt Keizer. Voor de marktpartijen is dat een lastige horde om te nemen. Wat Kennisontwikkeling loopt parallel aan Gebiedsuitwerking hebben zij aan het meedenken en medeontwikkelen, als zij in de uitHaarlemmermeer-Bollenstreek; voering uiteindelijk de opdracht nog kunnen mislopen? Sandra Geerts directe wisselwerking tussen van Bouwfonds MAB, een van de partners in BmW, bevestigt dat er een beide projecten dubbel gevoel kan zijn. “Intern is er wel tegenstrijdigheid in de belangen Concepten waterwonen ook op korte en lange termijn.” Maar zij onderstreept wel het belang van het elders in laag-Nederland gezamenlijke onderzoek. “Kennis is een stuurmiddel.” bruikbaar Henk Keizer ziet dat alle partijen, ook de private ondernemingen, Samenwerking overheden, baat hebben bij een project als Bouwen met Water. “Het is natuurlijk marktpartijen en een bron van expertise die later is in te zetten. Maar in de samenwerkennisinstellingen ‘nuttig en king leren de verschillende deelnemers elkaar ook kennen. Iedereen noodzakelijk’ om duurzame kan zijn doelen kenbaar maken en vervolgens meedoen met het foroplossingen te vinden voor muleren van einddoelen van het project. Liggen die doelen op één lijn, complexe woon- en dan kan dat een goede basis zijn voor vervolgfases.” wateropgave Keizer acht de kans klein dat bedrijven die aan de kennisontwikkeling hebben meegedaan, later problemen krijgen in de aanbesteding. “Alle kennis is straks openbaar en partijen weten dat er geen garanties te geven zijn voor de volgende projectfases”, aldus Keizer. Hij ziet zelfs voordelen voor de deelnemers. “Partijen die in een later stadium willen instappen, moeten dan een inhaalslag maken, bijvoorbeeld in het kenbaar maken van hun doelen en het opbouwen van een vertrouwensband. En daarbij hebben zij minder inspraak gehad op het bepalen van de einddoelen van het project.”
• •
•
• •
Samen bouwen aan de toekomst
29
Ruimte voor water Ofschoon Bouwen met Water aan een specifieke pilotlocatie in de Haarlemmermeer is gekoppeld, brengt het programma juist integrale concepten voort die ook elders in ‘laag-Nederland’ kunnen worden in gezet, waar klimaatverandering en verstedelijking het landschap en de ruimtelijke ordening onder druk zetten. Waterstedenbouw stelt een nieuwe benadering voor, die fundamenteel afwijkt van de VINEXtraditie. Door het water als uitgangspunt te nemen en niet het land ontstaat een woonwijk waarin circa 50 procent van de ruimte uit water bestaat. Waar een traditionele woonwijk de variatie in waterpeil wil minimaliseren, is de peilvariatie in de waterwoonwijk één meter. Samen met het grote percentage open water ontstaat zo heel veel ruimte voor waterberging.
Deelnemers Bouwen met Water Aan BmW werken mee: • Advin Noordwest • Alterra • Bouwfonds MAB • Bureau Middelkoop • Dura Vermeer Business Development • Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid • Gemeente Haarlemmermeer • Hoogheemraadschap van Rijnland
Ruim baan voor koplopers Om de klimaatveranderingen het hoofd te kunnen bieden, investeert de overheid voor de komende 5 jaar vijftig miljoen euro in alleen al de hiervoor noodzakelijke kennisontwikkeling. Het klimaatbestendig maken zal één van de belangrijkste maatschappelijke taken zijn van de komende decennia. Er moet voor meerdere opgaven tegelijk een oplossing worden gevonden, zoals de waterproblematiek, woningbouw en aanleg van infrastructuur. Het gaat dan om complexe vraagstukken die een gebiedsgerichte aanpak vragen en alleen integraal opgepakt kunnen worden waarbij zowel publieke als private partijen om tafel moeten zitten. Nederland klimaatbestendig In die klimaatopgave kan én moet de bouwsector een cruciale inmaken is belangrijke opgave breng hebben. De bouwers zijn immers degenen die in de praktijk de klus waarbij de inbreng van de moeten klaren en die daar letterlijk tegen de praktische moeilijkheden bouwsector noodzakelijk is: kennisontwikkeling en en mogelijkheden aanlopen. De klimaatverandering zal de bouw en uitvoering projectontwikkeling direct raken, aangezien traditionele bouwconcepten
•
in veel gevallen niet zomaar meer bruikbaar zullen zijn. Toch staat de bouwsector in het denken over klimaatadaptatie nog goeddeels aan de kantlijn. Bouwers nemen nauwelijks deel aan programma’s voor kennisontwikkeling, zeker daar waar het publieke domein in beeld komt.
• prikkels voor bouwbedrijven om deel te nemen aan kennisontwikkeling zijn: verbeterde klantrelatie, gebieds- en projectkennis, expertise, imago, maar niet per se sterkere positie in uitvoeringsfase
• Oosterhuis Architecten BNA
Vergroten betrokkenheid bouwsector
• Provincie Noord-Holland
De quickscan ‘Aanbesteding na Onderzoek’ legt verschillende redenen bloot voor die terughoudendheid: geen noodzaak tot innoveren Overheden moeten innovatieve omdat er meer dan voldoende werk is, deelname aan kennisprojecten private uitvoeringsinitiatieven levert op korte termijn geen rendement op en, om mogelijke problemen bestuurlijk en beleidsmatig met betrekking tot marktwerking te voorkomen. Voor dit laatste punt ondersteunen: eerst laat dit onderzoek zien dat deelname aan kennisontwikkeling voor experiment status en bedrijven geen belemmering is om mee te dingen in de daadwerkelijke co-financiering (koplopers), aanbesteding, zolang onderzoeksresultaten worden gepubliceerd en bij later beleid, wet- en voldoende transparantie. Om de bouwsector in beweging te krijgen, zal regelgeving (peloton) er meer nadruk moeten komen op de voordelen die kennisontwikkeling kan bieden. Uit de voorbeelden van concrete kennisontwikkelingsprojecten blijkt dat bedrijven op verschillende manieren profiteren van hun deelname. Weliswaar kunnen de deelnemers vanwege de huidige aanbestedingsregels geen voorkeurspositie in de uitvoeringsfase krijgen, maar zij doen wel zeer specifieke gebieds- en projectkennis op waarmee zij hun voordeel kunnen doen. Andere positieve effecten van deelname aan kennisontwikkelingsprojecten zijn de uitbreiding van de expertise en specialisaties van het bedrijf, het opbouwen van goede relaties met andere partijen zoals betrokken overheden en kennisinstituten en het verwerven van een innovatief imago. Bouwondernemingen kunnen zich ontwikkelen tot een ‘merk’ in klimaatadaptatie, wat op termijn grote strategische concurrentievoordelen kan bieden, zowel in Nederland als internationaal.
• Royal Haskoning • TU Delft OTB • WL Delft Hydraulics • Woningcorporatie Ymere Het project Bouwen met Water wordt mede gefinancierd door het programma Leven met Water.
30
Conclusies
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
•
Samen bouwen aan de toekomst
31
Stimulans door overheid Daarnaast zullen er echter sterkere prikkels moeten komen om de bouwsector te stimuleren, te innoveren en klimaatbestendigheid in de praktijk te brengen. De overheden moeten ruim baan geven aan de koplopers door innovatieve uitvoeringsinitiatieven te ondersteunen. Zo kunnen nieuwe ideeën voor klimaatadaptatie eerst hun kracht en waarde bewijzen. Met de lessen uit de meer experimentele fase kunnen de waardevolle concepten vervolgens op grote schaal op meerdere locaties worden toegepast. De overheid zou mogelijke wettelijke barrières voor dergelijke projecten moeten wegnemen door die bijvoorbeeld een ‘experiment-status’ toe te kennen. Bovendien kan co-financiering door de overheid een doorslaggevende stimulans kunnen zijn voor experimentele, en daardoor nog niet volledig rendabele, projecten. De projecten Urban Flood Management in Dordrecht en Bouwen met Water in de Haarlemmermeer zijn goede voorbeelden van publiek-private kennisprojecten die met doelgerichte overheidssteun kunnen worden omgezet in innovatieve uitvoeringsprojecten die als voorbeeld kunnen dienen voor bouw- en inrichtingsprojecten in de rest van Nederland. Wanneer de koplopers − in nauwe samenwerking met betrokken overheden en de kennisinstituten − vernieuwende concepten (kunnen) introduceren, zal het peloton volgen en die concepten ook gaan toepassen. Uiteindelijk kunnen dergelijke ervaringen verankerd worden in beleid en wet- en regelgeving. Strengere eisen en voorwaarden voor klimaatbestendig bouwen zijn een duurzame stimulans voor toepassing van innovaties. Voor herontwikkeling en nieuwbouw kunnen bovendien ook alternatieve eisen worden gesteld aan bijvoorbeeld waterberging (bergen van m3 in plaats van aanleggen van m2 en uitruil van bergingscapaciteit), het accomoderen van (grond)wateroverlast in plaats van tegengaan en meervoudig ruimtegebruik. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of het haalbaar en wenselijk is bijvoorbeeld klimaatbestendigheid als gunningcriterium in de aanbesteding op te nemen.
Volgende stappen De tijd is nu daar om − letterlijk − werk te maken van klimaatadaptatie in Nederland. De overheid zal de knop moeten omzetten en meer ondersteuning moeten bieden voor pionierswerk, niet alleen financieel, maar vooral ook procedureel. Bouwbedrijven zullen hun schroom moeten afwerpen en hun rol in de kennisontwikkeling moeten oppakken. De bouwsector zal meer oog moeten krijgen voor de lange termijn perspectieven en ook leren inzien dat participatie in publiek-private kennistrajecten heel veel kan opleveren. De komende tijd is het daarom zaak het uitvoerende bedrijfsleven actief te betrekken bij programma’s voor kennisontwikkeling en koplopers te ondersteunen innovaties in de praktijk te brengen. Het kabinet wil eind 2008 de uitvoeringsagenda voor de nationale adaptatiestrategie klaar hebben met concrete maatregelen voor klimaatadaptatie. De ambitie is te realiseren als innovatie de ruimte krijgt en publieke en private partijen gezamenlijk optrekken.
32
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
Bronnen Literatuur PSIBouw, publicaties op de site www.psibouw.nl: • Bouwen op vertrouwen • Kennisbundeling • Prikkel tot vernieuwing • Anders vragen • Internationaal vergelijken • Rapport transparantie • Innovatieve contracten Regieraad Bouw, publicaties op de site www.regieraadbouw.nl • Sleutelpublicatie beter aanbesteden in de bouw • Kiezen voor vernieuwen • Vernieuwings akkoorden met koepel en branche organisaties in de bouw • artikelen van congres “Metamorfose van de bouw – 14 december” • samenwerken kwestie van lef Bouwend Nederland, publicaties op de site www.bouwendnederland.nl • PPS: motor, mode of mythe? PPS website, publicaties op de site www.minfin.nl/nl/onderwerpen • publiek-private-samenwerking • 21 succesfactoren • Dialoog tussen markt en overheid • Faal en succesfactoren • Handleiding europese aan besteding • PPS en aanbesteding Nieuwsbrief SDU aanbestedingscongres, editie 8 november 2006: • “Beleid remt innovaties, niet aanbestedingsrecht”, Ferry Heijbrock
Samen bouwen aan de toekomst
33
Interviews • • • • • • • • • • • • •
34
Pieter Bloemen, VROM, Ton Bossink, provincie Noord-Holland Leendert Bouter, Bouwdienst Rijkswaterstaat Elco Brinkman, Bouwend Nederland Sandra Geerts, Bouwfonds MAB Frank van Dooren, gemeente Zaanstad Thijs Hendriks, Ontwikkelingscombinatie De Werven BV Ronald van den IJssel, gemeente Dordrecht Henk Keizer, gemeente Haarlemmermeer Nico van Klinken, gemeente Dordrecht Patrick Poelmann, provincie Noord-Holland Carel Jan Reigersman, Leven met Water Kees van Ruyven, ProjectManagement Bureau Ámsterdam (Provincie Noord-Holland)
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’
Samen bouwen aan de toekomst
35
36
studie ‘Aanbesteden na Onderzoek’