Blokboek H1 VT BSK
Ontwerpen van beleid
Avans Hogeschool
Academie voor Management en Bestuur Opleiding: Titel: Samenstellers: Periode: Versie:
BSK Blokboek H1 BSK Ontwerpen van beleid Frans Coppelmans, Wim Dankers (red.), Arend Geul, René van Kuijk, Daphne Malschaert, Sander Sloot H1 studiejaar 2014-2015, augustus 2014
Voorwoord Dit blokboek is een gids voor het blok Ontwerpen van beleid. Neem dit blokboek voor de start van het blok goed door. Daarna is het van belang om het blokboek als dagelijkse leidraad te gebruiken. In dit blokboek vind je terug wat er van je verwacht wordt in de verschillende onderdelen van het blok. De bij het blok betrokken docenten en tutoren wensen je een plezierig en leerzaam blok.
2
Inhoudsopgave Blokboek H1 VT BSK .............................................................................................. 1 Ontwerpen van beleid ......................................................................................... 1 1 Handleiding voor het blok .................................................................................... 5 1.1 Inleiding ...................................................................................................... 5 1.2 Thema ......................................................................................................... 5 1.3 Competenties ............................................................................................... 5 1.4 Aanwezigheid ............................................................................................... 6 1.5 Toetsing en fraude ........................................................................................ 6 1.6 Studiebelasting ............................................................................................. 6 1.7 Schematisch overzicht blok ............................................................................ 7 2 Invulling van de integrale leerlijn: Beroepsproduct .................................................. 8 2.1 Inleiding ...................................................................................................... 8 2.2 Werkvorm .................................................................................................... 8 2.3 Beroepsproduct en bijbehorend onderzoeksrapport............................................ 8 2.4 Leerdoelen ................................................................................................... 9 2.5 Begeleiding .................................................................................................. 9 2.6 Onderzoeksplan ............................................................................................ 9 2.7 Fasering
(van week tot week) ....................................................................10
2.8 Inlevermomenten .........................................................................................13 2.9 Gang van zaken rondom beoordeling ..............................................................13 2.10 Beoordelingscriteria ....................................................................................15 2.11 Herkansing ................................................................................................15 2.12 Studiebelasting ..........................................................................................16 3 Invulling van de kennisleerlijn .............................................................................17 3.1 Inleiding ...................................................................................................17 3.2 Beleidskunde ............................................................................................17 3.3 Organisatiekunde ......................................................................................19 3.4 Economie .................................................................................................21 Kosten baten analyse en uitloop .............................................................................23 3.5 Recht .......................................................................................................23 4 Invulling van de vaardighedenleerlijn ...................................................................26 4.1 Inleiding ...................................................................................................26 4.2 Communicatievaardigheden ........................................................................26 4.3 Kwantitatieve onderzoeksvaardigheden ........................................................28 5 Invulling van de individuele leerlijn ......................................................................31 6 Kwaliteitszorg ....................................................................................................32 6.1 Inleiding ...................................................................................................32 6.2 Vergadering blokteam ................................................................................32 6.3 Evaluatie ..................................................................................................32 Bijlage 1 Competenties Bestuurskunde Opleidingen Nederland ...................................33 3
Bijlage 2 Toelichting leerlijnen ................................................................................35 Bijlage 3 Organisatie .............................................................................................36 Bijlage 4 Beoordelingsformulier onderzoeksplan: ......................................................38 Bijlage 5 Beoordelingsformulier presentatie en verdediging: ......................................39 Bijlage 6 Beoordelingsformulier onderzoeksrapport: ..................................................41 Bijlage 7: Beoordelingslijst Deelname aan groepswerk ..............................................43
4
1 Handleiding voor het blok 1.1 Inleiding Het thema ontwerpen van beleid maakt deel uit van de ambachtelijke fase van de beleidscyclus. Het betreft ontwerp van relatief eenvoudig beleid. 1.2 Thema In het functieprofiel van de beleidsmedewerker staat de beleidscyclus centraal. De vier fasen van de beleidscyclus, beschrijven, uitvoeren, (her-)ontwerpen en evalueren staan centraal in de opleiding. Via projecten verwerf je de bij het ambacht behorende competenties. Deze competenties kun je toepassen in je stage. Na de stage is er in de opleiding aandacht voor verbreding en verdieping. Na de thema’s beschrijven van beleid en beschrijven van de uitvoering van beleid ga je in dit blok 10 weken aan de slag met ontwerpen van nieuw beleid of het verbeteren van bestaand beleid. Het gaat in dit blok om beleid waarbij weinig actoren betrokken zijn en dat geen grote weerstanden oproept in de samenleving. De complexere vormen van beleidsontwerp –veel betrokken actoren en grote weerstanden- komen terug in de periode tussen stage en afstuderen. Het nut van dit thema behoeft nauwelijks toelichting. De opleiding leidt met name op voor de functie van beleidsmedewerker bij overheid en non-profit instellingen. Bij een dergelijke functie is het ontwerpen en aanpassen van beleid een hoofdtaak. Bij het ontwerpen van beleid spelen aspecten uit beleidskunde, recht, economie en organisatiekunde en informatiekunde continu naast elkaar en door elkaar een rol. Ontwerpen van beleid gebeurt gelijktijdig vanuit de verschillende invalshoeken. Zo is het weinig productief om pas nadat je een oplossing voor het probleem bedacht hebt, voor het eerst te kijken of je oplossing wel past binnen financiële, organisatiekundige en juridische kaders. Speciale aandacht is er in dit blok voor het op papier zetten van je beleid. 1.3 Competenties Avans Bestuurskunde werkt met competenties die landelijk vastgesteld zijn voor alle opleidingen Bestuurskunde. Aan het eind van je studie dien je deze competenties te beheersen. Alle competenties zijn vertaald naar niveaus. Hieronder zie je de deze competenties met de vertaling naar het geldende niveau voor het blok. Het complete overzicht van competenties en niveaus vind je in de bijlage van dit blokboek. De bachelor: - kan vanuit verschillende invalshoeken maatschappelijke vraagstukken analyseren. (competentie 2, niveau 2) - kan eenvoudig beleid construeren, evalueren en implementeren. (competentie 3, niveau 2) - kan vanuit een goed beeld van organisatieprocessen en beheersstructuren participeren in de eigen organisatie en bijdragen aan het soepel functioneren daarvan. (competentie 4, niveau 2) - kan bruikbare aanbevelingen doen op basis van zelfstandig opgezet en uitgevoerd toepassingsgericht onderzoek.(competentie 5, niveau 3) - kan effectief communiceren met interne en externe doelgroepen. (competentie 6, niveau 3) - kan een kritisch oordeel geven en ontvangen en kan gemotiveerd zijn handelen al dan niet aanpassen. (competentie 7, niveau 3)
5
1.4 Aanwezigheid Aanwezigheidsplicht In een aantal gevallen is actieve aanwezigheid verplicht. Aanwezigheid wordt op die momenten ook geregistreerd. Deze plicht geldt bij:
ingeplande tutoruren formeel ingeplande momenten met de opdrachtgever (opdrachtverstrekking, eindpresentatie) terugkoppeling van beoordelingen van beroepsproducten de lessen COV ingeplande bijeenkomsten in het kader van de individuele leerlijn
Daarnaast geldt aanwezigheidsplicht voor alle bijeenkomsten waarvoor als groep is afgesproken dat de groep bij elkaar komt. Melden afwezigheid Als je als gevolg van persoonlijke omstandigheden niet aan de aanwezigheidsplicht kunt voldoen, dan moet je dit vooraf met opgave van reden per e-mail bij de tutor melden. Als melding vooraf niet mogelijk is, zorg je er voor dat je de afwezigheid zo spoedig mogelijk erna gemeld. Zorg er ook voor dat groepsgenoten worden ingelicht. Overigens wordt onder persoonlijke omstandigheden verstaan omstandigheden zoals ziekte, begrafenisbezoek e.d. Een bijbaan kan nooit een reden zijn verplichte onderdelen te verzuimen! 1.5 Toetsing en fraude Regels rondom toetsing zijn te vinden in hoofdstuk 8 van de Onderwijs- en examenregeling (OER). Daar vind je meer informatie over zaken als inschrijving, inzage, gedragsregels en vrijstellingen. In de verschillende hoofdstukken van deze handleiding vind je meer informatie over de toetsing in dit blok. In OER vind je ook informatie over fraude en de gevolgen daarvan. Elk beroepsproduct moet verplicht ingeleverd worden via blackboard, digitaal inleveren. Daarmee wordt het beroepsproduct op fraude gecontroleerd. Bij verslagen e.d. wordt het gebruik van teksten die letterlijk afkomstig zijn uit andere bronnen (waaronder internet) gezien als fraude tenzij er sprake is van deugdelijke bronvermelding. De OER is te vinden op iAvans Portaal. 1.6 Studiebelasting Het programma is zodanig ontworpen dat een normale student onder normale omstandigheden met een tijdsinspanning van gemiddeld 40 uur per week aan de gestelde eisen kan voldoen. Voor het thema kunnen 15 studiepunten worden behaald. Deze zijn als volgt verdeeld: - Integrale leerlijn: - Kennisleerlijn:
Beleidskunde Organisatiekunde Economie Recht - Vaardighedenleerlijn: Communicatievaardigheden Kwantititieve onderzoeksvaardigheden - Individuele leerlijn:
6 1,5 1,5 1,5 1,5 0,5 1,5 1,5
sp sp sp sp sp sp sp sp
6
1.7 Schematisch overzicht blok Week 1
Invalshoeken Introductie blok en jaar Colleges vakken
2
Colleges vakken
3
Colleges vakken
4
Colleges vakken
5
Colleges vakken
6
Colleges vakken
Tentamens
7 8 9
10
(blok 2)
Hertentamens (week 10)
Beroepsproduct Opdrachtverstrekking Zakelijke mail opdrachtbevestiging aan tutor (individueel) Opdrachtanalyse (tutoruur) Opdrachtbevestiging versturen aan opdrachtgever Werken aan onderzoeksplan (individueel) Meenemen individueel onderzoeksplan Onderzoeksplan (tutoruur) bespreken en maken Inleveren onderzoeksplan per groep. Start informatieverzameling Bespreking beoordeling onderzoeksplan (tutoruur) Dag na tutoruur: inleveren eventuele herkansing onderzoeksplan. Informatieverzameling Terugkoppeling herkansing onderzoekslan Afstemming groepen (informatiedeling) Informatieverzameling Maken structuur voor rapportage (indvidueel) Afstemming groepen (informatiedeling) Start ontwerpen beleid op hoofdlijnen Ontwerp beleid en start schrijven Presentatie/verdediging Dinsdag uiterlijk 17.00 uur: inleveren onderzoeksrapport met oplegger Invullen voor medestudenten beoordelingslijst groepswerk Maandag: beoordeling gereed. Tutotuur: bespreken beoordelingslijsten groepswerk, en terugkoppeling beoordeling onderzoeksrapport. Eventueel: start herkansing Uiterlijk inleveren herkansing (maandag week 1 voor 9.00 uur)
7
2 Invulling van de integrale leerlijn: Beroepsproduct 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de integrale leerlijn van dit blok. 2.2 Werkvorm In de integrale leerlijn staat het beroepsproduct met het daarbij behorende onderzoeksrapport centraal. Een beroepsproduct is een opdracht (of vraagstuk, of probleem) die je in je toekomstige functie, als afgestudeerde bestuurskundige kunt tegenkomen. De opdracht wordt ook in een praktijksituatie uitgevoerd en in dit blok ook door een deskundige uit de praktijk beoordeeld. Je voert deze opdracht uit in een groep van ongeveer 4 studenten. De groepen worden door de themacoördinator ingedeeld. De opdracht wordt geworven door de coördinator. Er zijn meerdere opdrachten beschikbaar. Je kunt een voorkeur voor een van de opdrachten uitspreken. Tijdens het werken aan het beroepsproduct werk je ook aan je persoonlijke vaardigheden. Met je groep kijk je aan het einde van het blok terug op het functioneren van jezelf en je groepsgenoten. 2.3 Beroepsproduct en bijbehorend onderzoeksrapport Product Het beroepsproduct is dit blok een professionele presentatie van een optimale oplossing voor een beleidsprobleem. Het probleem wordt aangedragen door een beleids- of stafmedewerker uit het lokaal bestuur. De groep presenteert de opdrachtgever een oplossing die hij (bijna) zonder nadere bewerking zou kunnen indienen bij de leiding (college, bestuur, managementteam of directie) van de organisatie waarbij hij werkzaam is. Je maakt een onderzoeksrapport met onderzoeksopzet, resultaten, analyse en conclusies en aanbevelingen. Het onderzoeksrapport moet leiden tot besluitvorming binnen de organisatie. Organisaties gaan daar op verschillende manieren mee om. Afhankelijk van de opdrachtgever maak je daarbij een oplegger, beslisdocument of aanbiedingsbrief. Een opdracht wordt door meerdere groepen uitgevoerd. Elke groep levert zijn eigen producten. Afstemming in de fase van informatieverzameling is noodzakelijk en verplicht. In de opdracht dient aandacht besteed te worden aan alle vakken. Zo zal er in het onderzoeksrapport een begroting opgenomen zijn. In eerdere onderzoeksrapporten heb je vaak per vak een hoofdstuk geschreven. Die indeling ligt hier niet voor de hand. De vakken spelen steeds naast elkaar en door elkaar een rol. Als je van mening bent dat in jouw specifieke opdracht een (of meer) van de vakken niet of zeer beperkt aan de orde kan komen, neem dan contact op met de betreffende vakdocent. De inhoudsdeskundige kan op grond van een beargumenteerd verzoek goedkeuren dat de betreffende invalshoek niet of beperkt in het verslag terugkomt. Rol De student heeft in dit product de rol van junior beleidsmedewerker / beleidsadviseur die een oplossing voor een probleem voorlegt aan zijn direct leidinggevende, dan wel de rol van adviseur die door een leidinggevende is ingehuurd om advies te geven ten aanzien van de oplossing van een beleidsprobleem.
8
Context De opdracht wordt uitgevoerd in opdracht van een opdrachtgever, een beleids- of stafmedewerker van een overheids- of non-profit organisatie. De student maakt een professionele oplossing voor een werkelijk bestaand, door de opdrachtgever toegelicht probleem. De opdracht wordt gekenmerkt door relatief eenvoudig beleid waarbij het aantal betrokken actoren en de mogelijke weerstanden beperkt zijn. Niveau van de context Het niveau van de context waarin het beroepsproduct behaald moet worden is niveau 2. basis (voor-stage). 2.4 Leerdoelen In dit blok wordt gewerkt aan een aantal landelijk vastgestelde competenties (zie par. 1.2). Deze competenties leiden tot de volgende doelstelling voor dit beroepsproduct: de student maakt een onderzoeksplan en voert dit uit; de student in staat om een professionele oplossing te ontwerpen voor een beleidsprobleem dat is aangedragen door een beleids- of stafmedewerker uit een overheids- of non-profit organisatie; de student kan over de beleidsoplossing zowel mondeling als schriftelijk rapporteren en communiceert met interne en externe doelgroepen; de student participeert actief in de eigen projectorganisatie en toont daarbij aan te beschikken over probleemoplossend vermogen en samenwerkingsvaardigheden. De student kan daarbij kan de student professioneel omgaan met kritiek, heeft zelfkritiek en kan zijn handelen op grond hiervan aanpassen. 2.5 Begeleiding Bij het maken van het beroepsproduct en onderzoeksrapport word je ondersteund door de: Tutor De tutor is aanwezig op een deel van de ingeroosterde tutoruren. Indien nodig kan buiten de ingeplande tutoruren via de mail een afspraak gemaakt worden met de tutor. Tijdens tutoruren kan ook het individueel functioneren van de student in het leerproces besproken worden. Bij ziekte van de tutor gaan de werkzaamheden gewoon door. Inhoudsdeskundige Naast tutoren zijn ook dit blok de vakdocenten beschikbaar als inhoudsdeskundige. Je kunt (via email) een afspraak maken. 2.6 Onderzoeksplan Voor de uitvoering van het beroepsproduct dient gewerkt te worden volgens een in de eerste weken van het blok op te stellen onderzoeksplan. Het onderzoeksplan is een leesbare tekst die later (misschien in iets kortere versie) het eerste hoofdstuk van je onderzoeksrapport zal worden. Het bestaat in ieder geval uit de volgende onderdelen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Aanleiding tot het onderzoek. Doelstelling. Afbakening onderzoeksterrein. Centrale vraag. Vooronderzoek (is in dit geval ook literatuuronderzoek / verantwoording methode). Deelvragen (op basis van vooronderzoek). Informatieverzamelingsmethode. Tijdpad en uitvoeringsafspraken. 9
Let op: Bij het vak Beleidskunde leer je beleid te ontwerpen volgens bepaalde methoden. Denk er aan dat de keuze voor een methode (bijvoorbeeld Japans) ook leidt tot deelvragen die aansluiten bij die methode. Zorg er dan ook voor dat je de keuze voor een van de methoden ook verantwoord (binnen het vooronderzoek). Let op: Welke ontwerpmethode je ook kiest, het is bij dit project onmogelijk om je te beperken tot schriftelijke informatie (al dan niet van internet). Schriftelijke informatie is geschikt als startpunt maar dient altijd aangevuld te worden met mondelinge informatie. Deze verkrijg je uit interviews. Het is in dit blok dan ook verplicht om interviews te houden op locatie (en dus niet telefonisch). Verslagen van interviews worden op je projectkantoor geplaatst. Een advies gebaseerd op alleen schriftelijke informatie is bijna per definitie onvoldoende onderbouwd. Een onvoldoende beoordeling zal het logische gevolg zijn. 2.7 Fasering (van week tot week) Waarschuwing/tip: Op verzoek van studenten uit voorgaande jaren het volgende. Realiseer je dat je in week 7 een presentatie moet geven over je beleid. De doorlooptijd is kort. Wacht daarom niet tot week 5 of 6 voordat je afspraken maakt met informanten uit de praktijk. Deze mensen hebben drukke agenda’s hebben ook soms vakantie etc. Zij zijn vaak niet op korte termijn beschikbaar. Zorg er daarom voor dat je al snel afspraken maakt! Dit vereist ook dat je je al in de eerste weken voldoende ingelezen hebt in het onderwerp om te kunnen bepalen wie je eventueel nodig hebt. Fase 1: Voorbereidingsfase (week 1 t/m 3) In week 1 Opdrachtverstrekking Week 1 (of begin 2) wordt de opdracht verstrekt door de opdrachtgever. De opdrachtgever presenteert de opdracht en je hebt met je groep alle gelegenheid om vragen te stellen. Voorkomen moet worden dat je de opdracht verkeerd opvat. Je komt in grote problemen als dit bij de presentatie pas blijkt. Vandaar dat na je individueel de opdracht en de opdrachtgever analyseert: wat wordt precies van je gevraagd, en met welke mogelijkheden/moeilijkheden/aanwijzingen moeten rekening worden gehouden? Schrijf een zakelijke mail met opdrachtbevestiging aan je opdrachtgever. Mail deze de dag na de presentatie van de opdrachtgever aan je tutor en neem een print mee naar het tutoruur van week 2. Deze opdrachtbevestiging is onderdeel van de individuele beoordeling. In week 2 Opdrachtbevestiging en individueel onderzoeksplan Opdrachtbevestiging in tutoruur Er is een gezamenlijk tutoruur ingepland met de groepen die dezelfde opdracht hebben. Aan het einde van dit tutoruur moet de opdracht voor iedereen duidelijk zijn en wordt een bevestiging van de opdracht verzonden aan de opdrachtgever. Enkele mails worden klassikaal met de tutor besproken, Vervolgens bespreek je als groepen gezamenlijk hoe de opdracht volgens jullie opgevat moet worden en formuleren jullie samen een zakelijke mail met opdrachtbevestiging aan de opdrachtgever. Deze mail wordt dezelfde dag verzonden aan de opdrachtgever met cc aan de tutor. Vergeet niet de opdrachtgever om commentaar te vragen. Er is dus 1 opdrachtbeschrijving van alle groepen samen! De tutor zal het eerste uur van de bijeenkomst aanwezig zijn en daarna is de tutor beschikbaar voor vragen. Let op (weer een tip van studenten die jullie voorgingen): de opdrachtgevers hebben tijd nodig om te reageren. Wacht daar niet op en ga verder op de ingeslagen weg. Eventueel commentaar leidt zelden tot erg grote bijstellingen van de ingeslagen weg. Te lang wachten leidt tot vertraging en stress. 10
Als de opdracht duidelijk is richt de groep zich op de vraag hoe de opdracht kan worden uitgevoerd. Het onderzoeksplan wordt opgesteld. In week 2 maakt ieder individueel een onderzoeksplan (met uitzondering van tijdsplanning en uitvoeringsafspraken). Voor meer informatie over een onderzoeksplan zie paragraaf 2.6. Dit individuele onderzoekspan is onderdeel van de individuele beoordeling. Om dat onderzoeksplan te kunnen maken moet je je eerst oriënteren op de opdracht. Wat kun je vinden op internet, op grond van welke criteria ga je vergelijkbare organisaties zoeken, welke organisaties wil je gaan benaderen / bestuderen? Mail je voorbereiding aan je tutor. In week 3 zijn er vijf uren gereserveerd voor het tutoruur. Doel is om te komen tot een compleet en definitief onderzoeksplan (zie ook 2.7). Ieder groepslid neemt (op papier) zijn onderzoeksplan mee en een lijstje criteria en potentiele donororganisaties. Je hebt nu 5 lesuren om met de individuele onderzoeksplannen in je eigen tutorgroepje een gezamenlijk onderzoeksplan te maken inclusief tijdsplanning en uitvoeringsafspraken. De tutor is het eerste lesuur aanwezig bij het tutoruur en controleert of ieder voldaan heeft aan de opdracht. Daarna zal de tutor nog binnenlopen voor mogelijke vragen. Mocht je aan het einde van het tutoruur nog niet helemaal klaar zijn met het onderzoeksplan dan kun je nog even doorwerken. Je moet het onderzoeksplan uiterlijk inleveren de (werk-)dag na het tutoruur! Een niet op tijd ingeleverd plan wordt gezien als een herkansing. Elke groep bepaalt zelf welke potentiele donororganisaties meegenomen worden in het onderzoek. Om te voorkomen dat een organisatie door meerdere groepen wordt bezocht is afstemming nodig. Bepaal daarom welke organisaties je gaat onderzoeken. In tutoruur week 3 stellen we vast wie welke organisatie gekozen heeft. Als meerdere organisaties voor dezelfde organisatie gekozen hebben dan moeten die groepen daarbij samenwerken bij de informatievergaring. Als je als enige voor een bepaalde donor gekozen hebt dan mogen in beginsel andere groepen geen contact meer opnemen met deze organisatie. Je mag hier overigens in onderling overleg wel afwijken. Hiermee is de voorbereidingsfase afgerond en ga je meteen in week 3 van start met de uitvoering (zie hieronder). Uitvoeringsfase (week 3 t/m 7) Fase 2 start in week 3 en bestaat uit het uitvoeren van de activiteiten en werkzaamheden die in fase 1 zijn gepland en voorbereid. Het is niet verstandig te wachten met de uitvoering van het onderzoek tot de tutor definitieve goedkeuring gegeven heeft voor het onderzoeksplan. Ga van start nadat je het plan van aanpak ingeleverd hebt. Normaal gesproken leidt de beoordeling van het onderzoeksplan niet tot onoverkomelijke bijstelling van de activiteiten. Van belang is dat je in elk geval zo snel mogelijk eventuele interviews plant. Naarmate er meer informatie binnenkomt, en er – dus – meer vragen kunnen worden beantwoord, zullen de contouren van het te ontwikkelen beleidsontwerp steeds duidelijker worden. In deze fase is er een wekelijks tutoruur. Aanwezigheid is steeds verplicht. Tijdens het tutoruur van week 4 krijg je de beoordeling van het onderzoeksplan. Een eventuele herkansing moet al snel weer ingeleverd worden: de dag na het tutoruur. Ook een mogelijke bijstelling van het onderzoekplan leidt niet tot het stilleggen van het onderzoek. Je gaat gewoon door met de uitvoering. Tijdens dit tutoruur volgt ook definitieve afstemming van donororganisaties. Verder doe je in week 4 verslag van de activiteiten die je in week 3 ondernomen hebt. 11
In week 5 krijg je de beoordeling van de herkansing van het onderzoeksplan en doe je weer verslag van de werkzaamheden. Verder werk je als groep aan je beroepsproduct en kun je zorgen voor samenwerking/afstemming met de andere groepen. De tutor is deels aanwezig voor mogelijke vragen, controleert de aanwezigheid en bespreekt de voortgang. In week 5 maakt elke student (individueel) een structuur voor het eindrapport. Deze moet meegenomen worden naar het tutoruur van week 6 In week 6 worden per groep de meegenomen structuren voor het eindproduct besproken. Verder voortgangsrapportage en gelegenheid voor vragen. Afrondingsfase (week 7 t/m 10) In de afrondingsfase 3 wordt het beleidsontwerp voltooid en tot op concreet niveau uitgewerkt. In week 7 houdt de groep een professionele mondelinge Powerpoint presentatie (maximaal 15 minuten) over de hoofdlijnen van hun beleidsontwerp voor de opdrachtgever en de tutor. Bij een presentatie van de hoofdlijnen moet het voorgestelde beleid uiteraard duidelijk zijn. Je moet de opdrachtgever (en de docenten) overtuigen dat je de beste oplossing voor het probleem gevonden hebt. Dat doe je door je manier van presenteren maar meer nog door je onderbouwing. Een sterke aanpak van het onderzoek speelt een rol in die onderbouwing. Neem overigens voor de aanwezigen een hand-out mee. Ook dat past bij een professionele presentatie. Na de presentatie zal de groep informatieve en kritische vragen moeten beantwoorden (15 minuten). De totale bijeenkomst duurt maximaal 40 minuten en wordt afgesloten met een formele beoordeling van inhoud en vorm van presentatie en verdediging. Tegelijk met je presentatie mag je de onderzoeksverslag inleveren. Je bent immers klaar, het advies is gegeven. Je mag er ook voor kiezen om het rapport later in te leveren. Je kunt dan de opmerkingen, het commentaar en de mogelijke verbetersuggesties die je bij de presentatie hebt gekregen te benutten voor je verslag. Het kan zelfs zijn dat je je nog eens wil beraden op je advies. In week 8 lever je het onderzoeksrapport in met de aanbiedingsbrief en de managementsamenvatting/oplegger/beslisdocument (zie het vak COV). Het onderzoeksrapport bevat: een titelblad, managementsamenvatting, inhoudsopgave, inhoudelijk gedeelte (met onderzoeksplan, resultaten, analyse, conclusies en aanbevelingen), literatuurlijst en evt. bijlagen. Uiteraard is een en ander goed onderbouwd! Indicatie van de omvang: 25 A4 (uitgaande van Verdana 10 en regelafstand 1). Onderdeel van de beoordeling is het functioneren van de individuele groepsleden. We maken daarbij gebruik van peer assessment. In week 9 vul je voor jezelf en voor je elk groepsgenoten de beoordelingslijst deelname groepswerk (zie bijlage 7) in. Je geeft aan hoe je je groepsgenoten vond functioneren. Deze ingevulde lijst neem je mee naar het tutoruur van week 10. In week 10 krijg je tijdens het tutoruur inzage in de beoordeling van het beroepsproduct. Daarnaast ga je per tutorgroep met elkaar de ingevulde beoordelingslijsten bespreken. Na afloop van het tutoruur neem je de voor jou ingevulde lijsten mee en schrijf je een reflectieverslag. In dat verslag reflecteer je met behulp van de ontvangen lijsten op jouw functioneren. Beschrijf het resultaat van de formulieren die door je groepsgenoten zijn gegeven. Wat is de eindscore per groepsgenoot en wat is de gemiddelde totale eindscore van alle groesgenoten samen? Herken je de scores die door anderen gegeven worden? Wat wel/niet en waarom? 12
Neem
Komen de scores die je jezelf gegeven hebt overeen met de (gemiddelde) score van medestudenten? Waar zitten verschillen? Kun je die verschillen verklaren? Als je eigen score hoger is, kun je dan met voorbeelden onderbouwen dat je inderdaad hoger zou moeten scoren. OP welke onderdelen scoor je hoog of juist relatief laag? Kun je dat verklaren? Hoe denk je zelf dat je lagere scores verder kunt verbeteren? Welke tops worden genoemd mbt jouw functioneren? Herken je deze punten als sterke punten bij jezelf? Wat vind je zelf sterke punten van jezelf (in relatie tot het werken aan het beroepsproduct)? Komen deze overeen met door anderen genoemde sterke punten? Kun je voorbeelden waaruit tijdens het werken aan het beroepsproduct bleek dat dit sterke punten zijn? Welke tips worden genoemd mbt jouw functioneren? Herken je deze punten als verbeterpunten? Wat vind je zelf verbeterpunten voor jezelf in relatie tot het werken aan het beroepsproduct? Kun je hier voorbeelden van geven? Hoe denk je zelf aan verbetering te kunnen werken? Wat heb je geleerd van het beroepsproduct? de door je medestudenten ingeleverde formulieren op in de bijlage.
2.8 Inlevermomenten Opdrachtverstrekking Mailen aan tutor: uiterlijk de dag na de opdrachtverstrekking door de opdrachtgever. Individueel onderzoeksplan + voorbereiding week 3. Mailen aan tutor voor aanvang van het tutoruur week 3. Onderzoeksplan Week 3 (uiterlijk de dag na het tutoruur van week 3). Herkansing: week 4, uiterlijk de dag na de dag na het tutoruur. Beroepsproduct (presentatie) De presentatie met aansluitend verdediging wordt ingeroosterd door de themacoördinator en zal plaatsvinden in week 7. Onderzoeksrapport uiterlijk dinsdag week 8 om 17.00 uur. herkansing uiterlijk maandag week 1 van blok 2 voor 9.00 uur. Inleveren steeds in 3-voud. Een exemplaar voor de tutor/beoordelaar, voor de docent COV en een exemplaar voor de opdrachtgever. Het exemplaar voor de opdrachtgever lever je in bij de themacoördinator. Reflectieverslag deelname groepswerk Je levert het verslag in uiterlijk twee dagen na het tutoruur van week 10. Digitaal inleveren In elk blok dient de eindversie van elk verslag, beroepsproduct en/of bijbehorend onderzoeksrapport ook digitaal via BlackBoard ingeleverd te worden via de button digitaal inleveren. Deze ingeleverde versie wordt gebruikt om het werkstuk te controleren op fraude met het fraudeprogramma Ephorus. Het in te leveren stuk mag niet groter zijn dan 25 Mb en dient geschoond te zijn van bijlagen. Het dient gelijktijdig met de versie zoals bedoeld in het blokboek te worden ingeleverd. 2.9 Gang van zaken rondom beoordeling Onderzoeksplan Wordt beoordeeld met voldoende of onvoldoende door de tutor. Het onderzoeksplan wordt besproken in week 3. Een onvoldoende moet worden herkanst. Een onvoldoende 13
voor de herkansing van het onderzoeksplan leidt tot herkansing van het gehele project in het volgende studiejaar. De beoordeling heeft tot doel de groepswerkzaamheden tussentijds bij te sturen, en telt formeel niet mee bij de eindbeoordeling van het beroepsproduct. Een voldoende is wel een voorwaarde voor een eindbeoordeling. Beroepsproduct (presentatie en verdediging) Het beroepsproduct wordt beoordeeld door de tutor. De opdrachtgever is aanwezig bij de presentatie en verdediging. Hoewel de opdrachtgever formeel geen beoordelende rol heeft wordt het advies van de opdrachtgever wel meegenomen. Elk groepslid is verantwoordelijk voor het gehele beroepsproduct en moet in staat zijn elke vraag te beantwoorden. Er mogen dus geen “specialisten” zijn. De beoordeling van de presentatie en verdediging resulteert in een cijfer op basis van de formule {[3xontwerp + presentatie + verdediging]/5}. Dit cijfer wordt bij afloop van de sessie vastgesteld en bekendgemaakt. Onderzoeksrapport Het verslag wordt inhoudelijk beoordeeld door de tutor. De docent communicatievaardigheden beoordeelt taalvaardigheid. Een voldoende beoordeling van zowel inhoud (minimaal 5,5) als communicatie (minimaal 5,5) is voorwaarde voor een voldoende beoordeling. Deelname groepswerk De tutor beoordeelt twee aspecten. Beide wegen even zwaar. - Studenten beoordelen elkaars deelname aan het beroepsproduct via het formulier beoordelingslijst deelname beroepsproduct. Per student wordt het gemiddelde bepaald van de eindtotaaloordelen gegeven door de medestudenten. Dat gemiddelde is een cijfer van 1 tot 5. Door dit met 2 te vermenigvuldigen krijg je het eindcijfer gegeven door studenten. De docent kan dit studentenoordeel direct overnemen maar mag daar van afwijken. Dat zal met name gebeuren naarmate het eigen oordeel van de docent over het functioneren meer afwijkt van het oordeel van medestudenten. De docent weegt in zijn beoordeling in elk geval ook de opdrachtbevestiging, het individuele onderzoeksplan, (tijdige) aanwezigheid etc. mee. De docent blijft dus uiteindelijk dit cijfer bepalen. - Een cijfer voor het reflectieverslag op grond van volledigheid en diepgang. Het gemiddelde van bovenstaande aspecten telt voor 25% mee in het eindcijfer van het beroepsproduct. Totstandkoming cijfer Het cijfer voor de integrale leerlijn komt als volgt tot stand: Wanneer wordt beoordeeld?
Wat wordt beoordeeld?
Wie beoordeelt?
Criteria bij beoordeling
Week 3/4
Onderzoeksplan
Tutor
Kwaliteit van product
Week 8
Presentatie en verdediging
Tutor en opdrachtgever
Inhoud onderzoeksrapport
Tutor
Taalbeheersing en vormgeving
Docent COV
Kwaliteit van presentatie, inhoud presentatie en verdediging Inhoudelijke kwaliteit van producten Criteria van correctheid en aantrekkelijkheid
Week 9/10
Bijdrage aan def. eindcijfer Onvoldoende is geen eindcijfer 25%
25% (mits min. 5.5) 25% (mits min. 5.5) 14
Week 10
Deelname groepswerk / reflectieverslag
Tutor (na peer assessment)
Participatie, samenwerking, probleem oplossend vermogen, extra kwaliteiten
25%
Het eindcijfer dient 5,5 of hoger te zijn, wil men de corresponderende studiepunten verkrijgen. 2.10 Beoordelingscriteria Hieronder staan de beoordelingscriteria van de diverse producten op hoofdlijnen. In bijlagen 4, 5, 6 en 7 zijn de beoordelingsformulieren opgenomen. In deze formulieren vind je de gedetailleerde criteria terug. Onderzoeksplan (formulier zie bijlage 4) Het onderzoeksplan zal beoordeeld worden op de kwaliteit van de aanleiding, doel, afbakening, centrale vraag, vooronderzoek, deelvragen, informatieverzamelingsmethode, tijdpad en uitvoeringsafspraken. Presentatie/verdediging (formulier zie bijlage 5) Presentatie (weging 1x): Opbouw en structuur. Technische ondersteuning door powerpoint en hand-outs. Individuele presentatievaardigheden. Tijd. Inhoud (weging 3x): Onderscheid hoofd- en bijzaken Kwaliteit onderbouwing. Advies voldoet aan professionele criteria. Verdediging (weging 1x): Inhoud. Samenwerking en reflectie. Beroepsproduct onderzoeksrapport (formulier zie bijlage 6) Inhoud: Kwaliteit managementsamenvatting Kwaliteit onderzoeksopzet Kwaliteit onderzoek en onderbouwing (werkwijze) Kwaliteit beleidsvoorstel (inhoud) Beroepsproduct onderzoeksrapport (formulier zie bijlage 6) Taalbeheersing en vormgeving wordt beoordeeld op kwaliteit van leesbaarheid, spelling, structuur, verzorging en volledigheid en beknoptheid. Deelname groepsproduct (formulier zie bijlage 7) Scores op participatie, samenwerking en communicatie, probleem oplossend vermogen en extra kwaliteiten. Reflectieverslag (volledigheid en diepgang) 2.11 Herkansing Binnen de gestelde termijnen kan herkanst worden. Herkansing vindt plaats door het inleveren van een nieuw verslag. Naar keuze kan het geheel of een van de onderdelen herkanst worden. Indien de herkansing leidt tot een nieuwe onvoldoende beoordeling of indien een herkansing niet is afgrond binnen de gestelde termijnen, dan dient in het volgende 15
collegejaar opnieuw deelgenomen te worden aan de integrale leerlijn met een nieuwe opdracht. 2.12 Studiebelasting Voor het beroepsproduct zijn 6 ECTS te behalen. Deze worden verkregen bij een beoordeling van minimaal een 5,5.
16
3 Invulling van de kennisleerlijn 3.1 Inleiding Voor het succesvol kunnen maken van het beroepsproduct wordt in de eerste zes weken kennis aangeboden in de vorm van colleges en te bestuderen literatuur. In dit hoofdstuk vind je de programmabeschrijving van elk van de vakken. Elke programmabeschrijving bevat in ieder geval informatie over: Inhoud van het vak Relatie met het beroepsproduct of thema van het blok Leerdoelen Literatuur Lesplanning per week Huiswerkplanning per week Aanwezigheid Toetsing Herkansing Studiebelasting
3.2 Beleidskunde Inhoud Beleidskundigen vatten het ontwerpen van beleid (of beleidsconstructie) op als het stadium in de beleidsketen dat volgt op de definitie en agendering van het op te lossen probleem, en voorafgaat aan de politieke besluitvorming. Er is een erkend maatschappelijk probleem dat via de weg van overheidsinterventie moet worden aangepakt, echter men weet nog niet (zeker) hoe dat (het beste) kan. Beleidsconstructeurs moeten daarvoor plannen maken, zodanig dat nadien *de politiek* besluiten kan nemen. Van groot belang is of het onderliggende strijdpunt politiek en maatschappelijk omstreden is, of niet. In deze cursus beperken we ons tot het construeren van beleidsoplossingen voor niet (of nauwelijks) omstreden problematieken. Centraal staan de ambachtelijke competentie van het maken van acceptabele beleidsplannen. Het moge duidelijk zijn dat deze cursus voor de toekomstige beroepsuitoefening van zeer groot belang is. Het construeren van beleid in situaties van politiek-maatschappelijke discussie komt aan de orde bij het thema *Regisseren van beleid* (derde studiejaar, H7). Bij dit thema zullen de competenties betreffende het maken van beleid worden uitgebreid tot het niveau van een enigszins ervaren professional. Relatie met het beroepsproduct Beleidsconstructie is het maken van doordachte en overtuigende plannen om een bepaalde problematiek aan te pakken. Dat vergt het beargumenteerd combineren van doelstellingen, instrumenten en tijdskeuzen. Bovendien moet rekening worden gehouden met machten en krachten in de omgeving. Welke methodieken beschikbaar zijn voor professionele beleidsconstructie leer je bij de invalshoek beleidskunde. Volgens het stappenplan van een van de geleerde methodieken, te weten de Japanse methode, ga je in groepsverband beleid ontwerpen. Leerdoelen Onderwijskundigen onderscheiden vier niveaus van leerdoelen. Op het laagste niveau (‘student knows’; kennis) toont de student de aangeboden leerstof te kunnen reproduceren. Op het niveau daarboven (‘student knows how’; inzicht) toont de student dat hij de leerstof bovendien begrijpt. Hij kan begrippen, theorieën etc. in eigen woorden uitleggen, typeren, vergelijken, samenvatten. Op het derde competentieniveau (‘student 17
shows how’; in staat) toont de student bovendien dat hij de leerstof kan toepassen in een casus die de docent presenteert. Op het vierde en hoogste competentieniveau (‘student does’; laat zien) toont de student bovendien dat hij de leerstof kan toepassen in een praktische, real-life situatie. Na afloop van deze cursus 1. (‘knows’) kent de student de centrale termen, begrippen en ideeën van beleidskunde (bijv. beleidskunde, beleidselementen, beleidsomgeving, beleidsproces, beleidsconstructie, professionele beleidsconstructie, beleidsadviseur) 2. (‘knows how’) kan de student in eigen woorden uitleggen wat de drie methoden van beleidsconstructie inhouden 3. (‘knows how’) kan de student uitleggen tot welke methoden bepaalde stappen behoren (bijv. ‘vaststellen van ‘standaard-plus-één optie’) 4. (‘shows how’) kan de student beargumenteerd uitleggen met welke methode een door de docent geschetste problematiek het beste kan worden aangepakt Het hoogste competentieniveau (‘does’) wordt getoetst bij het beroepsproduct. Verplichte literatuur Geul, Beleidsconstructie, coproductie en communicatie. Zes beproefde methodieken van beleidsontwikkeling Lemma Den Haag, derde druk, 2013: hoofdstukken 1 t/m 6. Dit boek wordt ook gebruikt bij het thema *Regisseren* (derde jaar, H7). Stof zoals behandeld tijdens de uitlegbijeenkomsten Lesplanning per week Lessen 1
2 3 4 5 6
OW 1
2 3 4 5 6
Inhoud (schematisch) . beleidsconstructie . professionele beleidsconstructie . beleidsconstructie in de praktijk . beleidsambtenaren *Japanse Methode* *Ingenieursmethode* *Portugese Methode* RESPONSIE Individueel spreekuur
Lesstof Geul, Hfdst 2 en 3
Geul, Geul, Geul, Geul,
Hfdst 4 Hfdst 6 Hfdst 5 Hfdst. 1 t/m 6
Huiswerkplanning Er is geen verplichting tot het voorbereiden van de lesstof. Het is natuurlijk wel heel verstandig … Aanwezigheid Aanwezigheid is niet verplicht maar wel ten zeerste aanbevolen. Toetsing Toetsing zal plaatsvinden door middel van een tentamen en een paper. Het tentamen zal bestaan uit open vragen. Het vormt een afspiegeling van leerdoelen en lesstof. Het tentamen vindt plaats in week 9. Tentamenstof zie verplichte literatuur. Herkansing Herkansing van de toets vindt plaats in week 10 van blok 2. Studiebelasting Voor dit onderdeel zijn 1,5 ECTS te behalen. Deze worden toegekend bij een minimale beoordeling van 5,5.
18
3.3 Organisatiekunde Inhoud Organisaties hebben te maken met voortdurende, vaak complexe veranderingen. Vaak zijn de veranderingen ingrijpend en is succes niet altijd gegarandeerd. Verandermanagement is het ontwerpen en implementeren van gewenste organisatorische situaties. Hierbij kun je denken aan veranderingen op het terrein van beleid en strategie, de inrichting en structuur van een organisatie en op het terrein van de cultuur, de medewerkers en hun samenwerking. Vooral die medewerkers moeten voorbereid worden op en meegaan met de verandering. Bij organisatiekunde dit blok staan we stil bij de stappen, die een organisatie moet zetten om, volgens een model, van een bestaande naar een nieuwe situatie te kunnen overgaan. Duidelijk wordt voor welke strategie gekozen wordt, wat door wie gedaan wordt en hoe acties gefaseerd worden om het veranderproces te laten slagen. In een concrete veranderingssituatie is het verstandig om een veranderplan te maken, waarin analyse en implementatie zijn vastgelegd. Zo zijn bijvoorbeeld gemeentelijke organisaties op het vlak van politiek en bestuur en bij de uitvoering van beleid uiterst zichtbaar voor de burger. Ze krijgen op dit moment te maken met nieuwe vormen van samenwerking met andere gemeenten, met bedrijven en met burgers. Wat zijn de stimulerende en blokkerende factoren voor succesvolle verandering? Dit geldt ook bij het ontwerpen van beleid. Er wordt heel wat beleid geproduceerd. Soms gaan de ontwerpers eraan voorbij dat het beleid ook uitgevoerd zal moeten worden. Als er echter geen draagvlak voor is of als de uitvoerders er niet in geloven, dan kan en mag de beleidsontwerper in veel gevallen niet volstaan met een fraai pak papier waar keurig in staat wat het nieuwe beleid is en hoe en met welke middelen het moeten worden uitgevoerd. De ontwerper dient bij het ontwerpen de veranderkundige aspecten mee te nemen. Kortom, ontwerpen heeft een inhoudelijke en een veranderkundige kant. Relatie met beroepsprodukt Aan jullie de taak om zelf beleid te ontwerpen. Ook al is de inhoud het uitgangspunt, vanuit de organisatorische invalshoek moet je de veranderkundige aspecten meenemen. Hoe zorg je ervoor dat het beleidsontwerp niet een dik rapport is, maar dat het gedragen wordt door de uitvoerders? Wat is de impact van het beleidsontwerp op de bestaande organisatie(s)? Hoe zorg je ervoor dat het niet meer van hetzelfde is dat jullie voorstellen? Hoe boor je de creativiteit van jouw groep aan om tot een uitdagend advies te komen? Op welke wijze beïnvloed je op een overtuigende manier? Er kan derhalve niet worden volstaan met het op papier zetten van uitsluitend het inhoudelijke beleidsontwerp. Er zal ook moeten worden aangegeven vanuit welk veranderkundig model het ontwerp tot stand is gekomen en wat dit betekent voor de verdere implementatie. Leerdoelen -
het bestaansvoorwaardenmodel als hulpmiddel voor het stellen van een diagnose van organisatieproblemen uit te leggen; het bestaansvoorwaardenmodel toe te passen in een eenvoudig voorbeeld; drie niveaus van organisatieverandering (structuur, functie en gedrag) uit te leggen en toe te passen; in een eenvoudige case-situatie een fasering aan te brengen in het veranderingsproces; uit te leggen, hoe de manier, waarop men tegen verandering aankijkt, de invulling van de fasen beïnvloedt; de vier veranderingsstrategieën van Mintzberg te benoemen; het veranderingsmodel van Lewin te benoemen; 19
-
het belang van functionele relaties in een veranderingstraject te kunnen duiden en de verschillende aspecten van functionele relaties uit te leggen; het belang van netwerkanalyse aan te geven in een organisatieveranderingsproces; het belang uit te leggen, wat het belang van een netwerk wordt in een veranderingsproces is; belangrijke aspecten van groepsgedrag in organisaties aan te geven; belangrijke aspecten van individueel gedrag in organisaties uit te leggen; een aantal instrumenten en modellen, die ingezet kunnen worden om gedrag te sturen, te noemen en toe te passen. de student kan kansrijke oplossingsrichtingen en oplossingsstrategieën bepalen de student is in staat om ‘out of the box’ te denken
-
Verplichte literatuur
Changemanagement Auteur(s): Jan Lubberding, Rob Stratum, van, Erik Kaptein Editienummer: 5 ISBN: 9789001816254 Reader (beschikbaar via BlackBoard) alle mondelinge en schriftelijke instructies uit de instructie/werkbijeenkomsten let op: ook presentaties en gastcollege behoren tot de verplichte literatuur.
Lesplanning per week
Les
Huiswerk/voorbereiden
Onderwerp in de les
1
Change Management,
Organisatiediagnose: de bestaansvoorwaarden Fit tussen de bestaansvoorwaarden Processen en omgeving Niveaus van verandering Het IOV-model
hoofdstuk 1 tm 3
2
Change Management, hoofdstuk 4 en 5
3
Change Management,
hoofdstuk 6 en 7
4
Change Management,
Aanpak en fasering van de verandering Veranderingsstrategieën Functionele relaties cultuurpatronen Netwerken Groepsgedrag en het individu Sturingsinstrumenten Het interventiewiel
Functionele relaties Veranderplan
hoofdstuk 8 en 9
20
5
C
Leren veranderen: Een handboek voor de veranderkundige. Deventer: Kluwer. Hoofdstuk 3
Toepassen verschillende modellen met betrekking tot veranderen, met name het veranderen van personen De kleurenleer van De Caluwé
Korsten, A.F.A (2010).
Verandermanagement in geuren en kleuren Literatuur over creatief denken (volgt via
Creatief denken
BB) 6
Tummers, L (2010). Explaining
willingness of public professionals to
Responsie Terugkoppeling onderwerpen Oefententamen
implement new policies: A policy alienation framework
Aanwezigheid Aanwezigheid bij de colleges is niet verplicht, maar wordt wel ten zeerste aanbevolen. Toetsing De toetsing gebeurt door middel van een individueel schriftelijke tentamen. Herkansing Hertentamen vindt plaats in week 10 van blok 2.
3.4 Economie Inhoud Mensen hebben een steeds groeiende behoefte aan producten en diensten. Tegelijk zijn er maar beperkte middelen om in al die behoeften te voorzien. Er moeten keuzen gemaakt worden. Dat proces vormt de kern van de economie. Ook bij overheden en non-profit organisaties speelt dit keuzeprobleem een grote rol. Voor een gemeenteraad is het prettig om via nieuw of vernieuwd beleid de burgers extra diensten of producten aan te bieden. Een nieuwe bibliotheek of meer geld voor de voetbalvereniging, daar word je als politicus populair van en garandeert wellicht je herverkiezing. Helaas kost dat nieuwe beleid bijna altijd geld. En waar haal je dat vandaan? Meestal leidt het tot bezuinigingen op ander beleid of een verhoging van de lasten (OZB). Daar gaat je populariteit weer! Het is dan ook logisch dat bij nieuw beleid een van de eerste vragen zal zijn: wat kost dat en waar halen we het geld vandaan? Om deze vragen gaat het in deze cursus. Centraal staat de (meerjaren-) begroting. Daar lees je wat het beleid kost en hoe deze kosten gedekt worden. Aan het eind van dit blok zijn jullie in staat zelf een (meerjaren-) begroting te maken. Bij het bepalen van de kosten van het beleid wordt in colleges veel aandacht geschonken aan, de wat lastige, afschrijvingsproblematiek. Verder is er aandacht voor het vinden van dekking. Naast mogelijkheden als bezuinigen elders op de begroting en lastenverhoging zijn er diverse andere opties. Wellicht is het mogelijk om kosten te dekken via (inkomens-)prijzen. Misschien zijn er mogelijkheden 21
om bij externen subsidie te verkrijgen of bestaat er een specifieke uitkering. Als dat allemaal niets oplevert resten nog mogelijkheden als sponsoring. Uiteraard wordt de theorie in zijn (politieke) context geplaatst. De theorie is gericht op leren praktisch te handelen en wordt toegepast op diverse opdrachten. Naast de begroting is er aandacht voor de (maatschappelijke) kosten-baten analyse. Het gaat daarbij niet meer om de vraag hoe dekken we de lasten van het beleid. In de kosten-baten analyse wordt voor nieuw beleid vooraf beoordeeld of de toekomstige kosten van het beleid op zullen wegen tegen de te verwachten baten van dat beleid. Groot probleem bij de toepassing van deze evaluatie is dat het vaak moeilijk is om de baten van beleid in geld uit te drukken. Hoe druk je bijvoorbeeld de maatschappelijke baten van een toename in het gebruik van een bibliotheek uit in geld. Of het terugdringen van het aantal drugsverslaafden. Relatie met het beroepsproduct De centrale vraag bij het vak “wat kost dat en waar halen we het geld vandaan” speelt ook een rol in het beroepsproduct. Daar zoeken studenten een oplossing voor een bestaand beleidsprobleem. Je kunt een prachtige oplossing vinden voor dat probleem maar al snel komt toch de vraag naar boven wat die oplossing kost en of die oplossing te betalen is. Studenten worden dan ook geacht een begroting toe te voegen aan het beroepsproduct/onderzoeksverslag. Leerdoelen Na afloop van het onderdeel: kent de student relevante begrippen en relevante wetgeving (mn. BBV) en praktijk ten aanzien van de balans en de begroting. weet de student om te gaan met activering en financiering van duurzame productiemiddelen en weet hoe aanschaf en gebruik de balans beïnvloeden, kan de student op grond van theorie en praktijk uitspraken doen over een geschikte methode voor de bepaling van levensduur van duurzame productiemiddelen en kan de levensduur bepalen, kan de student met diverse afschrijvingstechnieken de jaarlijkse lasten bepalen van duurzame productiemiddelen, kan de student (zo nodig op grond van kostendecisies en kostencalculaties) een begroting opstellen, heeft de student zicht op (on-)mogelijkheden om lasten van beleid te dekken en maatschappelijke ontwikkelingen hierin en kan voorstellen doen voor dekking van lasten, kent de student de werking van de kosten baten analyse en het belang en implicaties daarvan bij beleidsontwerp zodanig dat hij gesprekspartner kan zijn bij de uitvoering van een kba. Verplichte literatuur Boek: Albeda Hein, De kleine gids financiën voor gemeenteraadsleden 2010, hfd 3 t/m 6. Reader: teksten zoals opgenomen op blackboard. Collegestof en materiaal dat tijdens de colleges wordt uitgereikt. Lesplanning per week sessie 1
2
Inhoud (schematisch) Introductie, de begroting en meerjarenbegroting in het algemeen Activeren en levensduur
Huiswerk voor aanvang Albeda H 3 t/m 5
reader tekst 1, 2 en 3. Opgave economische levensduur maken 22
3
Afschrijvingssystemen
4
Afronden afschrijvingssystemen en opstellen van een begroting (oefenen) Dekkingsmogelijkheden Subsidie en fondsenwerving Kosten baten analyse Kosten baten analyse en uitloop
5 6
Zie week 2 Opgave sneeuwploeg (onderdeel a) maken Albeda H 6 reader tekst 4 Maken opgave sneeuwploeg (deel b) Reader teksten 5 en 6 Reader teksten 5 en 6
Aanwezigheid Aanwezigheid is niet verplicht maar wel aanbevolen. Toetsing Toetsing zal plaatsvinden door middel van een tentamen. Het tentamen zal bestaan uit meerkeuzevragen en open vragen. Gebruik van een gewone rekenmachine is toegestaan (de grafische rekenmachine is niet toegestaan). Het tentamen vindt plaats in week 9. Tentamenstof zie verplichte literatuur. Zie leerstof De inhoud van de colleges Herkansing Herkansing van de toets vindt plaats in week 10 van blok 2. Studiebelasting Voor dit onderdeel zijn 1,5 ECTS te behalen. Deze worden toegekend bij een minimale beoordeling van 5,5.
3.5 Recht Inhoud In de H1 ga je beleid ontwerpen voor een opdrachtgever. Hierbij is het ook zaak om rekening te houden met de juridische (on)mogelijkheden van je oplossingen. Bij de lessen vanuit de juridische invalshoek zal met name worden stilgestaan bij de (publiekrechtelijke) juridische beleidsinstrumenten die kunnen worden gebruikt bij het ontwerpen van beleid en de voorwaarden en randvoorwaarden die het Nederlandse recht stelt aan (het ontwerpen van) beleid. Denk hierbij aan een subsidie die verleend wordt, een vergunning die nodig is, of een bepaling in een plaatselijke verordening die moet worden opgesteld. Privaatrechtelijke instrumenten kunnen natuurlijk wel een rol spelen, maar zullen inhoudelijk pas in de na-stage fase worden behandeld. Relatie met het beroepsproduct Bij het uitwerking van de opdracht voor het beroepsproduct moet je een keuze maken tussen de verschillende juridische beleidsinstrumenten die voor het te ontwerpen beleid relevant zijn. Stel dat in het kader van een veilige wijk voorgesteld wordt om een zogenaamde jongerenhangplek te realiseren dan dient vanuit de juridische invalshoek aangegeven te worden hoe e.e.a. juridisch in elkaar steekt. Is er een bouwvergunning voor nodig? Zo ja, wat voor instrument is dat dan juridisch gezien? Dient het ter plaatse geldende bestemmingsplan aangepast te worden? Wat is een bestemmingsplanwijziging juridisch gezien en wie is ertoe bevoegd? Leerdoelen Na afloop van de het onderdeel kan de student: - naar aanleiding van een concrete casus de aan de orde zijnde juridische beleidsinstrumenten beschrijven en hun wettelijke grondslag benoemen 23
-
de zeven juridische beleidsinstrumenten rubriceren en typeren aan de hand van de (bestuurs)rechtelijke begrippen rechtshandeling, besluit, b.a.s., beschikking bepalen welke van de zeven juridische beleidsinstrumenten een rol spelen in een concrete casus uitleggen op welke wijze de in een casus aan de orde zijnde publiekrechtelijke beleidsinstrumenten bekend moeten worden gemaakt uitleggen van welke vorm van beoordelingsruimte sprake is in een concrete casus voor een concrete (ontwerp)opdracht voor de verschillende publiekrechtelijke juridische beleidsinstrumenten (in het bijzonder verordeningen, beleidsregels en beschikkingen/subsidies) een verantwoorde keuze maken of en welk(e) instrument(en) kan worden ingezet en wat daarbij in juridisch opzicht komt kijken
Verplichte literatuur Y. M. Visscher, Praktisch bestuursrecht, derde druk 2012, Noordhoff, ISBN 97890-01-80944-7 (2012) Y.M. Visscher, Praktisch bestuursprocesrecht, 2010, Noordhoff, ISBN 978-90-0178004-3 Kluwer Collegebundels 2013-2014 Collegestof en materiaal dat wordt uitgereikt tijdens de colleges of via Blackboard Lesplanning per week Bijeenkomst Bijeenkomst 1
Onderwerp Juridische beleidsinstrumenten
Verplichte literatuur Praktisch bestuursrecht 3.1 en 3.2
Bekendmaking van besluiten
Praktisch bestuursprocesrecht par. 3.3 Michiels par. 6.2.4: wordt in de les uitgedeeld Praktisch bestuursrecht par. 3.3.1 Praktisch bestuursrecht 3.3.1 Praktisch bestuursprocesrecht hoofdstuk 2 en 3 Praktisch bestuursrecht hoofdstuk 5
Bijeenkomst 2
Beoordelingsruimte
Bijeenkomst 3
Verordeningen: APV en modelverordeningen Beleidsregels Beschikkingen: opstellen beschikking
Bijeenkomst 4 Bijeenkomst 5
Beschikkingen: subsidies Bijeenkomst 6
Praktisch bestuursrecht par. 5.4
Uitloop en oefententamen
Nadere verplichte literatuur per bijeenkomst wordt via BlackBoard bekend gemaakt. Aanwezigheid Aanwezigheid is niet verplicht maar wordt wel aanbevolen. Toetsing Het vak wordt afgesloten met een schriftelijk tentamen van 100 minuten in week 9, bestaande uit open vragen over de verplichte literatuur en de in de les behandelde stof. Per week is in dit dictaat recht aangegeven wat de voor het tentamen verplichte literatuur is. Het tentamen zal zowel kennis als vaardigheden toetsen. Bij het tentamen mag gebruik worden gemaakt van onbecommentarieerde wetbundels. Herkansing De herkansing vindt plaats in week 10 van blok 2.
24
Studiebelasting Voor dit onderdeel zijn 1,5 ECTS te behalen. Deze worden toegekend bij een minimale beoordeling van 5,5.
25
4 Invulling van de vaardighedenleerlijn 4.1 Inleiding Voor het succesvol kunnen maken van het beroepsproduct zijn naast kennis ook vaardigheden nodig. Het gaat dit blok om het onderdeel communicatievaardigheid. In dit hoofdstuk wordt voor dit onderdeel een programmabeschrijving gegeven. De programmabeschrijving bevat in ieder geval de volgende onderdelen: Inhoud Relatie met het beroepsproduct Leerdoelen Verplichte literatuur Lesplanning per week Aanwezigheid Toetsing Herkansing Studiebelasting
4.2 Communicatievaardigheden Inhoud In dit onderwijsblok staan bij communicatievaardigheden twee zaken centraal De rol van overheidscommunicatie bij het beleidsproces en goed taalgebruik. Bij overheidscommunicatie gaat het om de communicatie met de burger. Dat de overheid een voorbeeldrol heeft in het goed hanteren van de Nederlandse taal spreekt voor zich (denk bijvoorbeeld aan de spellingswet). Daarom is het van belang dat de student zijn vaardigheden in het formuleren blijft ontwikkelen en trainen. Bovendien wordt van iemand die een hbo-opleiding heeft gehad verwacht dat hij de taal goed beheerst en zij gedachten voor iedereen begrijpelijk op “papier” kan zetten. In het curriculum komen verschillende zaken aan de orde. Natuurlijk komt aan de orde hoe overheden communiceren. Zicht krijgen op de rol van communicatie in het beleidsproces is daarbij essentieel. Hoe communiceer je met welke doelgroepen op welk moment in het beleidsproces? Welke doelen wil je daarmee realiseren? En hoe communiceer je voor beide partijen het efficiëntst? Het onderdeel formuleren is in het begin van de periode vooral zelfstudie aan de hand van het voorgeschreven boek. In de laatste lessen komt het als zelfwerkzaamheid ook aan bod bij het structureren en uitwerken van het rapport dat gemaakt wordt. Relatie met het beroepsproduct Structureren en verantwoorden van de tekst zijn elementen die ook in de toekomst van belang blijven en die direct met verslaglegging en het beroepsproduct te maken hebben, of dat nu op papier is of via elektronische weg. Ook het zicht hebben op de rol van communicatie in het beleidsproces en voor het realiseren van het beleid is daarbij van belang. Daarnaast hoor je te weten hoe je een en ander aanbiedt aan het college en de raad of aan belangstellende burgers. Leerdoelen Na afloop van dit onderdeel kan de student tekst structureren en verantwoorden (bronvermeldingen, de APA-regels toepassen) en zijn gedachten voor de doelgroep eenduidig verwoorden. Ook heeft hij zicht op de rol van communicatie in het beleidsproces en bij het realiseren van het beleid, hij kan een communicatieplan maken, her rapport goed aanbieden en een persbericht schrijven. Verplichte literatuur Braas, C., & Schepper, A. . (2007). Formuleren. (Taaltopics.) Groningen: WoltersNoordhoff. Sheets en literatuur die via internet te vinden is en in de lessen aan bod is geweest. 26
Lesplanning per les Bijeenkomst 1: overheidscommunicatie Er wordt op diverse manieren naar overheidscommunicatie gekeken, zoals vanuit welk niveau wordt gecommuniceerd en bij welke stappen in het beleidsproces wordt gecommuniceerd. Ook wordt gekeken naar de zichtbare uitingen en naar parallelle communicatie. Opdrachten: schrijf een paper over hoe jij communicatie in jouw gemeente ervaart en hoe dat volgens jou beter kan; werk aan de opdrachten in het boek Taaltopics formuleren (diagnostische toetsen). Bijeenkomst 2: doelen van overheidscommunicatie Informeren, meningen en opvattingen delen, informatie verzamelen en gedrag beïnvloeden en sturen zijn elementen die aan bod komen, Ook staat doelgroepcommunicatie (en het omgaan met actoren) op de rol. Opdrachten: op basis van een casus aangeven wat jij in de gegeven situatie zou communiceren; werk aan de opdrachten in het boek Taaltopics formuleren. Bijeenkomst 3: communicatieplan en beleidsontwerp Deze bijeenkomst staat in het teken van het planmatig communiceren, zowel tijdens het beleidsontwerp als bij het presenteren en realiseren van het beleid. Opdrachten: maak ieder individueel een communicatieplan bij jullie beleid; zoek uit waaraan een goed persbericht moet voldoen en maak er een presentatie van (PowerPoint, Keynote, Impress, Googel Presentations of Prezi); meebrengen naar bijeenkomst 4; werk aan de opdrachten in het boek Taaltopics formuleren. Bijeenkomst 4: specifieke communicatie bij de presentatie van beleid Een persbericht, aanbiedingsbrieven en “beslisdocumenten”, publicatie in het plaatselijke weekblad of de Staatscourant of andere media (website) zijn de elementen in deze les. Ook komt het format dat veel gemeenten gebruiken voor een raadsbesluit of besluit van B&W aan bod (vervolg op wat in jaar een aan bod is geweest). Opdrachten: aan het beleidsdocument worden een aanbiedingsbrief en “beslisdocument” toegevoegd; werk aan de opdrachten in het boek Taaltopics formuleren. Bijeenkomst 5: structureren van de nota Tekststructuren en de hulp die zij bieden bij het maken van een verslag staan centraal. Opdracht: maak ieder individueel het ontwerp voor je verslag (tekststructuur) en maak de inhoudsopgave. Bijeenkomst 6: bespreken structuur van het verslag Met elke groep wordt de structuur van het verslag besproken: waarom heb je welke keuzes gemaakt, is dit de beste methode om de doelgroep te informeren en overtuigen? Opdracht: lever de gemaakte opdrachten van Taaltopics formuleren in. Aanwezigheid Verplicht aanwezigheid in de lessen. Niet aanwezig = extra opdracht die past bij de gemiste les. Toetsing De gemaakte opdrachten. Is de set compleet en heeft het werk voldoende kwaliteit. Herkansing Voor de herkansing dient een nieuwe set opdrachten te worden gemaakt, inclusief een extra opdracht ter compensatie van de aanwezigheidsplicht. Studiebelasting Zie Osiris 27
4.3 Kwantitatieve onderzoeksvaardigheden Inhoud “Alcohol verbieden is lastig, maar doe het” kopt het Brabants Dagblad op 22 januari 2013. “Volgens de cijfers lagen in 2007 297 kinderen tot en met 17 jaar in het ziekenhuis vanwege een alcoholvergiftiging (hele land). In 2011 waren dat er 762. In het Jeroen Bosch Ziekenhuis werden in 2012 zo'n dertig 'comazuipers' binnengebracht.” Sinds 1 januari 2014 voert de Nederlandse overheid dan ook een nieuw beleid op het gebied van alcoholconsumptie onder jongeren. Beleid valt niet uit de lucht, maar is vaak gebaseerd op cijfers. Bijvoorbeeld cijfers die aangeven hoe schadelijk overmatige alcoholconsumptie voor jongeren is of hoe sterk de toename daarvan is. Maar denk bijvoorbeeld ook aan beleid over het veiliger maken van een uitgaanscentrum, het aanmoedigen van sportdeelname in de stad of het stimuleren van bezoekersaantallen in een winkelcentrum. Voordat dit beleid wordt gevormd, wordt vaak eerst in cijfers uitgedrukt dat een probleem zich voordoet en hoe groot dat probleem is. Als bestuurskundige kom je regelmatig cijfermatige gegevens tegen. Zelf creëer je tabellen en grafieken voor rapporten en evaluaties. De cijfers dienen dan als ondersteuning bij het vormen of evalueren van beleid. Uiteraard krijg je ook rapporten en onderzoeken van anderen voor je kiezen, die je moet kunnen lezen en begrijpen. Je zult dus moeten weten wat de cijfers betekenen, hoe je ze kunt interpreteren en hoe je ze het beste kunt weergeven. In de cursus Kwantitatieve onderzoeksvaardigheden bieden we je kennis en praktische oefeningen aan, zodat je over een solide basis beschikt om cijfermatig gegevens correct te kunnen produceren en interpreteren. Leerdoelen Aan het eind van deze cursus … …kun je veelgebruikte termen in onderzoek en de rol van cijfermatige analyse binnen een onderzoek of rapportage herkennen en benoemen; …kun je op de juiste manier (weergaves van) kwantitatieve gegevens interpreteren; …kun je op de juiste manier kwantitatieve gegevens weergeven in tabellen en grafieken; …kun je met behulp van SPSS beschrijvende tabellen en grafieken produceren; …kun je uit zelf uitgevoerde analyses bevindingen formuleren; …kun je zelfstandig gegevens (een databestand) beschrijven en analyseren voor een onderzoek of rapport. Relatie met het beroepsproduct Bij het maken van beleid kun je te maken krijgen met het zelf uitvoeren van kwantitatief onderzoek. Dat zal bij de Japanse methode vaak niet het geval zijn. Wel krijg je in je zoektocht naar en beoordeling van donorbeleid te maken met cijfers. Deze cursus leert je die cijfers beter en kritisch te interpreteren. Verplichte literatuur Verhoeven, N. (2013) Statistiek in stappen. Den Haag: Boom Lemma. ISBN 97890-5931-963-9 (afkorting: SiS); De Vocht, A. (2012) Basishandboek SPSS 20. Utrecht: Bijleveld Press. ISBN 97890-5548-223-8; Handboek practicum ‘data invoeren’ (wordt op BlackBoard gezet); Handboek practicum ‘data analyseren’ (wordt op BlackBoard gezet); Collegestof, sheets en eventuele extra opgaven en oefenmateriaal dat tijdens de les wordt uitgereikt; Aanbevolen wordt om een licentie van SPSS 20 aan te schaffen (dit kan relatief goedkoop via www.surfspot.nl). Meer informatie hierover in les 1.
28
Lesplanning per week Les 1 2 3 4
Onderwerp Inleiding: wat is statistiek en welke rol heeft onderzoek in een rapport of onderzoek? Beschrijvende statistiek: één variabele Beschrijvende statistiek: twee variabelen Practicum: het maken van een databestand in SPSS
5
Practicum: het analyseren van één of twee variabelen in SPSS
6
Practicum: zelfstandig data verwerken en presenteren.
7
Responsie / oefenvragen voor tentamen
Literatuur SiS hs. 1 SiS hs. 2.1 SiS hs. 2.2 t/m 2.4 SiS hs. 3 Handboek practicum: data invoeren Handboek practicum: data analyseren Basishandboek SPSS Practicum handboek: data analyseren Basishandboek SPSS
Aanwezigheid Aanwezigheid bij de colleges is niet verplicht, maar wordt wel ten zeerste aanbevolen. Toetsing, Beoordeling, herkansing Toetsing wordt uitgevoerd middels een individuele opdracht en een schriftelijk tentamen (100 minuten). De opdracht wordt beoordeeld met een ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’, het schriftelijk tentamen wordt beoordeeld met een cijfer. Het behalen van een ‘voldoende’ voor de opdracht is een voorwaarde voor het verwerken van het cijfer van het schriftelijke tentamen in Osiris. Zowel de opdracht als het tentamen kunnen in blok 3 worden herkanst. Dit gaat als volgt: 1. In het begin van week 7 van blok 1 ontvang je een opdracht die je individueel dient te maken; 2. Deze opdracht lever je uiterlijk aan het einde van week 8 van blok 1 in; 3. In week 9 van blok 1 vindt het schriftelijke tentamen plaats; 4. Als zowel de opdracht als het tentamen met een voldoende wordt beoordeeld, dan wordt het tentamencijfer in Osiris geregistreerd. Als een van de twee (of allebei) onvoldoende is beoordeeld, dan is er een herkansingsmogelijkheid in blok 2: a. Als het tentamen in blok 1 onvoldoende wordt beoordeeld, dan is er in week 10 van blok 2 een herkansingsmogelijkheid; b. Als de opdracht in blok 1 onvoldoende wordt beoordeeld, krijg je de mogelijkheid om tijdens de inzage hier feedback op te vragen. Je levert dan in week 7 van blok 2 een nieuwe, verbeterde versie van de opdracht in, in combinatie met de oorspronkelijke opdracht uit blok 1. c. Als je een voldoende haalt voor het tentamen in blok 1 (minimaal 5,5), maar een onvoldoende voor de opdracht in blok 1, dan wordt je tentamencijfer ‘gereserveerd’. Dat betekent dat je in blok 2 alleen de opdracht hoeft te herkansen (zie punt b hierboven). Als deze met een voldoende wordt beoordeeld, wordt je tentamencijfer in Osiris ingevoerd. Dit resulteert in vier mogelijkheden na de beoordeling in blok 1. De matrix hieronder geeft weer hoe er in elk van die gevallen herkanst wordt.
Opdracht Voldoende
Onvoldoende
Tentamencijfer ≥5,5 GEEN HERKANSING Tentamencijfer wordt geregistreerd in Osiris.
HERKANSING OPDRACHT Tentamencijfer wordt ‘gereserveerd’ (in Osiris wordt ‘niet voldaan’ geregistreerd). Herkansing van de opdracht in
<5,5 HERKANSING TENTAMEN Tentamencijfer wordt geregistreerd in Osiris. Herkansing van tentamen in blok 2. HERKANSING OPDRACHT & TENTAMEN In Osiris wordt ‘niet voldaan’ geregistreerd. Herkansing van de opdracht en het tentamen in blok 29
blok 2. Na het behalen van een voldoende voor de opdracht wordt het tentamencijfer uit blok 1 in Osiris geregistreerd.
2. Als beiden dan voldoende zijn, wordt het tentamencijfer geregistreerd in Osiris.
Belangrijke data: Blok 1: 13 oktober 9:00 wordt de individuele opdracht op Blackboard gezet; 24 oktober 12:00 is de deadline voor het inleveren van de individuele opdracht; In week 9 vindt het schriftelijke tentamen plaats. Blok 2: Uiterlijk eind week 2 worden tentamencijfers en beoordeling van de individuele opdrachten op Blackboard gezet (onder vernoeming van studentnummer); 9 januari 12:00 is de deadline voor het inleveren van de herkansing van de individuele opdracht; In week 10 vindt de herkansing van het schriftelijke tentamen plaats. Studiebelasting Voor dit onderdeel zijn 1,5 ECTS te behalen. Deze worden toegekend bij een beoordeling van minimaal 5,5.
30
5 Invulling van de individuele leerlijn Parallel aan de andere leerlijnen loopt de individuele leerlijn (IL). In de individuele leerlijn denkt de student na over de fit tussen zijn studie en het beroepenveld waarvoor hij gekozen heeft. De student dient zich af te vragen welke persoonlijke ontwikkeling hij dient door te maken om de beroepsbeoefenaar te worden die hij wil zijn. Zie voor een uitgebreide programmabeschrijving van de IL per blok de Handleiding IL BSK (beschikbaar via Blackboard).
31
6 Kwaliteitszorg 6.1 Inleiding De kwaliteit van het blok wordt op verschillende manieren bewaakt.
6.2 Vergadering blokteam Het themateam dat de invoering heeft voorbereid en waarvan de tutoren deel uitmaken vergadert regelmatig onder leiding van de themacoördinator. In die bijeenkomst worden ervaringen van tutoren uitgewisseld en manieren van werken en beoordelen van het proces op elkaar afgestemd. Klachten, op- en aanmerkingen van studenten over het thema kunnen rechtstreeks bij de themacoördinator worden gemeld en zullen in de eerstvolgende vergadering van het themateam worden besproken.
6.3 Evaluatie Na afloop van het blok worden alle studieonderdelen geëvalueerd. Dat gebeurt via: een schriftelijke evaluatie met alle studenten een aanvullend gesprek met een deel van de studenten gesprekken met eventueel betrokken externe opdrachtgevers of begeleiders een evaluatie van de leden van het blokteam De evaluatie wordt door het blokteam gebruikt om het blok (waar nodig) voor het volgende jaar bij te stellen. De themacoördinator maakt een verslag van de resultaten van de evaluaties en van de verbeteracties. De evaluaties en verbeteracties worden door de onderwijscommissie besproken met de themacoördinator en in de vergadering van de opleidingscommissie.
32
Bijlage 1 Competenties Bestuurskunde Opleidingen Nederland 1. De bachelor kan zijn weg vinden in het publieke domein. De bachelor kan zijn weg vinden in het publieke domein en heeft daarbij oog voor de internationale context. Niveau 1. heeft inzicht in de inrichting van het openbaar bestuur, kent de hoofdrolspelers en kan de relaties daartussen definiëren. 2. kan bij een concreet beleidsterrein de betrokken organisaties, gangbare procedures en kaders in kaart brengen. 3. kan bij een complexe opdracht een analyse maken van de betrokken organisaties en het krachtenveld waarin deze zich bevinden. 2. De bachelor kan politiek strategische keuzes overzien voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. De bachelor is in staat om maatschappelijke vraagstukken te analyseren met oog voor het politieke en maatschappelijke krachtenveld waarin die vraagstukken zich voordoen en kan politiek strategische keuzes overzien voor het oplossen van deze vraagstukken vanuit alle betrokken belangen. Niveau
3.
1. kan van een situatie aangeven of en waarom het een maatschappelijk vraagstuk is. 2. kan vanuit verschillende invalshoeken maatschappelijke vraagstukken analyseren. 3. kan een analyse van maatschappelijke vraagstukken geven vanuit alle betrokken belangen, kan politiek strategische keuzes en hun gevolgen overzien en draagvlak onder betrokkenen inzichtelijk maken.
De bachelor kan beleid ontwikkelen, implementeren en evalueren.
De bachelor kan bestaand beleid analyseren, implementeren, kan na evaluatie oorstellen doen tot verbetering van het beleid of de uitvoering en kan nieuw beleid ontwerpen.
Niveau
1. kan bestaand beleid beschrijven en analyseren. 2. kan eenvoudig beleid construeren, evalueren en implementeren. 3. kan complex beleid construeren, evalueren en implementeren.
4. De bachelor kan participeren in organisaties en samenwerkings-verbanden. De bachelor heeft een adequaat, correct en up-to-date beeld van de rganisatieprocessen, beheersstructuren en al dan niet tijdelijke samenwerkingsverbanden waarin hij participeert en draagt bij aan het soepel functioneren daarvan. Niveau
1. kan binnen organisaties structuren, culturen en processen herkennen. 2. kan vanuit een goed beeld van organisatieprocessen en beheersstructuren participeren in de eigen organisatie en bijdragen aan het soepel functioneren daarvan. 3. kan vanuit de eigen organisatie participeren in samenwerkingsverbanden en netwerken en draagt bij aan het soepel functioneren daarvan.
33
5.
De bachelor kan praktijkgericht onderzoek verrichten.
De bachelor kan zelfstandig onderzoek verrichten en op basis hiervan adviseren en aanbevelingen doen. Niveau
1. kent onderzoeksmethoden en kan deze hanteren. 2. kan zelfstandig een onderzoeksplan maken en onder begeleiding toepassingsgericht onderzoek verrichten en hierover rapporteren. 3. kan bruikbare aanbevelingen doen op basis van zelfstandig opgezet en uitgevoerd toepassingsgericht onderzoek.
6. De bachelor is sociaal communicatief vaardig. De bachelor beschikt over de sociale vaardigheden om te kunnen functioneren in zijn beroepsomgeving en beschikt over mondelinge en schriftelijke ommunicatievaardigheden om zowel intern als extern met doelgroepen te kunnen communiceren. Niveau
1. beheerst gesprekstechnieken, kan informatie ordenen, presenteren en samenwerken. 2. kan effectief samenwerken en doelgericht rapporteren. 3. kan effectief communiceren met interne en externe doelgroepen.
7. De bachelor is zelfsturend. De bachelor is in staat zijn ontwikkeling te sturen en reguleren, te reflecteren en verantwoording te nemen voor zijn handelen, een (ethische) beroepshouding te ontwikkelen en een bijdrage te leveren aan de professionalisering van de eigen beroepsuitoefening. Niveau
1. ontwikkelt een beeld van het beroep en studiehouding. (Il) 2. neemt op basis van een ethische beroepshouding standpunten in en reflecteert op eigen werk. 3. kan een kritisch oordeel geven en ontvangen en kan gemotiveerd zijn handelen al dan niet aanpassen.
34
Bijlage 2 Toelichting leerlijnen Om alle competenties die voor de opleiding zijn vastgesteld te realiseren wordt gedurende de gehele opleiding gewerkt met een viertal leerlijnen. Dit zijn de integrale leerlijn, de kennisleerlijn, de vaardighedenleerlijn en de individuele leerlijn. Hieronder staat beschreven wat de inhoud is van de verschillende leerlijnen en hoe deze leerlijnen deze periode zijn ingevuld. Integrale leerlijn In de integrale leerlijn wordt gewerkt aan het beroepsproduct. Het beroepsproduct is een opdracht, vraagstuk of probleem dat de student in zijn toekomstige (of huidige) functie zal moeten kunnen oplossen. Je gaat dit blok met enkele medestudenten in groepjes beleid (her-)ontwerpen. Je wordt hierin begeleid door een tutor. De themacoördinator deelt de groepen in. De opdrachten zijn al voor jullie geworven. Kennisleerlijn In de kennisleerlijn leert de student vanuit verschillende voor de opleiding Bestuurskunde en het thema relevante disciplines redeneren als professional. Er wordt kennis opgedaan die nodig is voor het maken van het beroepsproduct.1 Voor het thema van dit blok zijn de volgende disciplines relevant: Beleidskunde, economie, organisatiekunde en recht. Vaardighedenleerlijn In de vaardighedenlijn leert de student sociaal vaardig opereren. Als bestuurskundige gaat het naast de technische kennis ook om de manier waarop mensen functioneren in teamverband. In de vaardighedenleerlijn wordt aandacht besteed aan sociale en communicatieve vaardigheden. In dit blok wordt aandacht besteed aan communicatievaardigheden en kwantitatieve onderzoeksvaardigheden Individuele leerlijn Naast de andere leerlijnen loopt de individuele leerlijn (IL). In de individuele leerlijn denkt de student na over de fit tussen zijn studie en het beroepenveld waarvoor hij gekozen heeft. De student dient zich af te vragen welke persoonlijke ontwikkeling hij dient door te maken om de beroepsbeoefenaar te worden die hij wil zijn. Zie voor een uitgebreide programmabeschrijving van de IL per blok de Handleiding IL (beschikbaar via Blackboard).
1
Daarnaast kan het zo zijn dat in een blok ook kennis wordt aangeboden die niet gerelateerd is aan het beroepsproduct, maar die de student nodig heeft om concepten in algemene zin op te doen of die een verdieping van concepten van de student betekenen. Deze kennis is afgeleid van een competentie of opgenomen in de landelijk vastgestelde body of knowledge, maar heeft niet direct een relatie met een concreet beroepsproduct. 35
Bijlage 3 Organisatie Themacoördinator Ieder blok heeft een themacoördinator. De themacoördinator is verantwoordelijk voor de organisatorische gang van zaken. De themacoördinator beslist in zaken en situaties waarin dit blokboek niet voorziet. Dit blok is de coördinator Wim Dankers Wim Dankers ma, di, wo, do Telefoon: 088 - 525 6352 E-mail:
[email protected] Begeleiding Gedurende het blok word je op verschillende manieren begeleid. Colleges voor de kennisleerlijn worden gedurende de eerste zes weken van het blok verzorgd door docenten vanuit de opleiding. Voor de integrale leerlijn, het maken van het beroepsproduct, wordt iedere groep ondersteund door een tutor. Voor de vaardigheden leerlijn zijn er colleges en worden de studenten begeleid door de docent. Voor de individuele leerlijn wordt iedere groep ondersteund door een SLB-er. Docenten Docent Recht Daphne Malschaert Docent Economie Wim Dankers Docent Beleidskunde Arend Geul Docent Organisatiekunde René van Kuijk Docent Informatiekunde Sander Sloot Docent Communicatievaardigheden Frans Coppelmans Tutoren Wim Dankers Arend Geul Rene van Kuijk Maarten Dijk Klassenmentoren Cees Hornman Natasja Nova Communicatie Algemene informatie wordt verspreid via BlackBoard. De themacoördinator en betrokken docenten plaatsen daar mededelingen die van belang zijn en aanvullend onderwijsmateriaal. Docenten maken gebruik van mail. Daarbij worden mails standaard verzonden naar je Avans account. 36
Houd Blackboard en je Avans-mail dagelijks in de gaten! Docenten, tutoren en mentoren zijn buiten de ingeroosterde momenten bereikbaar via mail. Je kunt via e-mail een afspraak maken. Voor onderlinge communicatie met groepsgenoten kun je gebruik maken van de projectkantoren binnen Blackboard.
37
Bijlage 4 Beoordelingsformulier onderzoeksplan: Beoordeling: Vold / onvold 1. Aanleiding duidelijk? Is duidelijk waarom de opdrachtgever het onderzoek wil laten doen en wat de vraag is? 2. Goede doelstelling die volgt uit aanleiding? 3. Afbakening onderzoeksterrein - indien van toepassing een juiste, relevante en onderbouwde afbakening? 4. Centrale vraag - voldoet? - volgt logisch uit aanleiding? - verband met doelstel.? 5. Vooronderzoek -Gekozen voor bestuurskundige ontwerpmethode (op basis literatuur)? -met onderbouwing? -en getoetst op haalbaarheid via bronnen? 5. Deelvragen - leiden tot beantwoording centrale vraag? - volgen uit gekozen ontwerpmethode? 6. Informatieverzamellingsmeth. - leidt tot beantwoording deelvraag. - beargumenteerde keuze voor bronnen. - bevat interview als bron? - met voldoende detail beschreven en daarmee richtinggevend? - leidt tot betrouwbare (herhaalde meting) en valide (meet wat je wil meten) resultaten? 7. Tijdpad en uitvoeringsafspraken - haalbaar tijdpad? - sturend uitvoeringsplan? - werkbaar samenwerkingsplan 8. Overige opmerkingen (taal, vorm etc):
38
Bijlage 5 Beoordelingsformulier presentatie en verdediging: Groep:………………………………………..
Cijfer:………
Presentatie (weging 1x) 1. Opbouw en structuur (inleiding, kern, slot) 2. Ondersteuning door powerpoint en hand-outs. - hand-outs aanwezig - inhoudelijke / informatieve slides - vormgeving slides 3. Individuele presentatievaardigheden (manier van spreken incl. stemgebruik, houding/gebaren, oogcontact, interactie etc) 4. Binnen de tijd (max. 15 min) Inhoud (weging 3x) 1. Onderscheid tussen hoofd- en bijzaken. Beleidsvoorstel is: - compleet - gericht op hoofdlijnen - kent, waar nodig, details - informatie is tegelijk helder en toch spaarzaam 2. Onderbouwing dat de gepresenteerde beleidskeuze best mogelijke optie is (beknopte methodische onderbouwing) 3. Beleid voldoet aan de volgende professionele criteria: technisch uitvoerbaar, eigentijds, gematigd ambitieus, (financieel) haalbaar beheersbaar, doelmatig, rechtmatig, politiek + maatschappelijk aanvaardbaar (in krachtenveld en voor actoren) acceptabel beoogde uitvoerders communiceerbaar Verdediging (weging 1x)
.
1. Inhoud - logica, consistentie, argumentatie, empirische fundering - over de volle breedte zijn alle groepsleden ter zake kundig op hoofdlijnen en detail. Kunnen uitstijgen boven materie. 2. Samenwerking en reflectie: 39
-
de mate waarin de groep als groep optreedt (inhoudelijk en woordvoering) mate waarin de groep bijdraagt aan aangename sfeer kritiek ontvangen en op basis daarvan al dan niet aanpassingen doen kunnen lering trekken uit opgedane ervaringen
40
Bijlage 6 Beoordelingsformulier onderzoeksrapport: Groep:……………………………………………………..
Cijfer Inhoud:……….
Cijfer Taalbeheersing en vormgeving:………
Eindcijfer:……………..
Ephoruscontrole gedaan: ja / nee
Inhoudelijk 1.
Managementsamenvatting: -
Aanleiding, doel en werkwijze beknopt aanwezig Gericht op advies, conclusies en aanbevelingen Zelfstandig leesbaar Gericht op hoofdlijnen Bondig en begrijpelijk
2. Onderzoeksverantwoording: -
Heldere aanleiding Goede doelstelling en past bij aanleiding Goede centrale vraagstelling passend bij doelstelling Onderbouwde keuze voor beleidsconstructietheorie Uit constructietheorie volgende onderzoeksvragen Onderzoeksontwerp volgt uit onderzoeksvragen en past bij probleem. Onderzoek is haalbaar, valide, betrouwbaar
3. Uitvoering onderzoek en onderbouwing (werkwijze): Uit verslag blijkt dat op juiste manier is gewerkt conform beleidskundige constructiemethode, indien Japans: - Met goede criteria onderbouwde keuze voor donororganisaties - Potentieel donorbeleid helder en op hoofdlijnen beschreven - Met juiste criteria onderbouwde keuze voor best-practice - Onderbouwde innovaties toegevoegd (indien van toepassing - Adaptatie aan opdrachtgever - Gekozen beleid is helder beschreven met aandacht voor de uitvoering - Er zijn heldere conclusies die volgen uit de onderzoeksresultaten - De conclusies leiden tot goede aanbevelingen - Er is doelmatig samengewerkt met andere projectgroepen. 41
4. Beleidsvoorstel (inhoud): Voldoet aan professionele criteria: technisch uitvoerbaar, eigentijds, gematigd ambitieus, (financieel) haalbaar beheersbaar, doelmatig, rechtmatig, politiek + maatschappelijk aanvaardbaar (in krachtenveld en voor actoren) acceptabel beoogde uitvoerders communiceerbaar
Taalbeheersing en vormgeving -
Volledig verslag met juiste inhoudsopgave Overzichtelijke en duidelijke indeling van de tekst in hoofdstukken en paragrafen Correcte spelling Prettig leesbaar en goede zinsbouw Duidelijk, volledig en toch beknopt Correcte bronvermelding Literatuurlijst Bijlagen functioneel en volledig Duidelijke en verzorgde lay-out Goed verzorgd verslag
42
Bijlage 7: Beoordelingslijst Deelname aan groepswerk Mijn naam:………………………………………………………... Ingevuld voor groepslid:…………………………………… Geef je oordeel over je groepsgenoot op de onderstaande beoordelingsaspecten. Gebruik de volgende scores: 1 = slecht, 2 = onvoldoende, 3 = voldoende, 4 = goed, 5 = excellent Let op: elke beoordeling slecht of excellent moet apart in woorden toegelicht worden. Beoordelingsaspect 1. Participatie Aanwezigheid Actieve deelname: discussie / besprekingen / gespreksleider / notulist Voorbereiding: bijeenkomsten / afspraken Verantwoordelijkheid: voor product+proces / initiatiefnemend / steunbiedend / coöperatief Gemiddeld totaaloordeel 1: participatie
2.
Samenwerking en communicatie Samenwerking: werkverdeling / nakomen afspraken / doelgericht werken / bijdragen aan werkklimaat Tijdbeheer: planning en bewaking Communicatie: luisteren / geven, ontvangen en reageren op feedback / argumentatie standpunt Rapportage: mondelinge uitdrukkingsvaardigheid / schriftelijke verslaglegging Gemiddeld totaaloordeel 2: samenwerking en communicatie
3.
Probleem oplossend vermogen Oog voor problemen in context: probleemanalyse / onderscheid deelproblemen / onderlinge samenhang deelproblemen Vergaren, inbrengen en analyseren informatie: brongebruik / hoofd- en bijzaken / afbakening kernprobleem Probleem oplossen: genereren hypothesen en alternatieven / beslissen / evaluatie van oplossing en gemaakte keuzen Gemiddeld totaaloordeel 3: probleem oplossend vermogen
4.
Extra kwaliteiten Creativiteit /originaliteit Onafhankelijkheid Kritisch-reflectieve houding Gemiddeld totaaloordeel 4: extra kwaliteiten 43
Eindoordeel (= gemiddelde van totaaloordelen 1 t/m 4)
Tops en tips Top 1
2
3
Tip 1
2
3
Toelichting van elke beoordeling 1 “slecht”: (Bij meer beoordelingen slecht extra A4 gebruiken) -
Toelichting van elke beoordeling 5 “excellent”:(Bij meer beoordelingen excellent extra A4 gebruiken)
-
44