Biomassa Risico’s en kansen
Hoe voorkomen we dat het middel erger blijkt dan de kwaal?
Colofon Deze brochure is een gezamenlijke uitgave van:
Deze brochure is een verkorte bewerking van het rapport Uitgangspunten voor Duurzame Biomassa
Milieudefensie www.milieudefensie.nl Both Ends www.bothends.org Greenpeace www.greenpeace.nl Natuur en Milieu www.natuurenmilieu.nl Nederlands Centrum voor Inheemse Volken www.nciv.net Oxfam Novib www.oxfamnovib.nl Wereld Natuur Fonds www.wnf.nl
Deel 1 – Risico’s en kansen van de import van biomassa in Nederland, dat door AIDEnvironment in maart 2006 werd geschreven in opdracht van Milieudefensie.
Biomassa Risico’s en kansen
Het uitgebreide achtergronddocument is verkrijg baar via www.milieudefensie.nl.
© Copyright 2006 Redactie: Myrthe Verweij, Karim Maarek Vormgeving: Ruparo Drukwerk: GraVisie Met dank aan Barbera van der Hoek, Hans Jager, Leo van de Vlist, Nicole Walshe, Meike Baretta, Sander van Bennekom, Sven Sielhorst en Wolfgang Richert. Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van IUCN NL/SWP.
In april 2006 wordt Deel 2 van dit Achtergrond document verwacht, waarin nader wordt ingegaan op de manier waarop een goed beleid voor duur
Hoe voorkomen we dat het middel erger blijkt dan de kwaal?
zame biomassa volgens de organisaties kan worden vormgegeven.
Foto omslag: Regenwoud Indonesië © 2003 Greenpeace / Kate Davison
Verkorte bewerking van het rapport Uitgangspunten voor Duurzame Biomassa - Deel 1: Risico’s en kansen van de import van biomassa in Nederland
Inhoud Inleiding Wat is biomassa?
Hoofdstuk 1 Principes voor duurzame biomassa
4 4
Hoofdstuk 3 Risico’s voor biodiversiteit Ecologische gevolgen van biomassaproductie
17
7
Conversie – ecologische gevolgen Nutriëntenbalans (Zoet-)waterhuishouding en lokaal klimaat Genetische modificatie
17 20 21 21
Hoofdstuk 4 Risico’s en kansen Sociaal-economische gevolgen van biomassaproductie
23
Conversie: sociale gevolgen Zelfbeschikking en landrechten Afhankelijke marktpositie Concurrentie om het land
23 24 25 26
Hoofdstuk 5 Hoe nu verder
29
Principes voor biomassa volgens maatschappelijke organisaties 8
Hoofdstuk 2 De toenemende vraag naar energie en grondstoffen
11
Biomassa als ‘commodity’ 12 Commodities: productiewijze en winstmaximalisatie 12 RSPO: duurzame biomassa? 14
Koolzaadveld Foto: Jan Lankveld / Hollandse Hoogte
Inleiding
Wat is biomassa? Biomassa is een algemene term voor allerlei organisch materiaal, zoals planten maar ook mest of diermeel. Voor energieopwekking kan gebruik worden gemaakt van allerlei vormen van biomassa: stro, hout, palmolie en suikerriet maar ook organisch afval.
Ons klimaat verandert: bijna dagelijks horen we berichten over smeltende gletsjers, uitdijende woestijnen en het ene na het andere gebroken weerrecord. Dit komt grotendeels doordat de mens te veel broeikasgassen uitstoot, die ervoor zorgen dat de warmte van de zon wordt vastgehouden door de atmosfeer. De belangrijkste van die broeikasgassen is CO2 dat vrijkomt bij verbranding van fossiele brandstoffen, zoals olie, kolen en gas, voor de opwekking van elektriciteit of als transportbrandstof. Om gevaarlijke klimaatverandering te stoppen, moeten we slimmer met energie om gaan: ernergie zuinige technologieën gebruiken, gebouwen iso-
Biomassa wordt in Nederland vaak bijgestookt in elektriciteitscentrales om stroom op te wekken. Deze stroom wordt tot groene stroom gerekend, omdat de hoeveelheid CO2 die vrijkomt bij verbranding, veel kleiner is dan de hoeveelheid CO2 die vrijkomt bij verbranding van fossiele brandstoffen zoals gas, olie of kolen. De CO2 die bij verbranding van biomassa vrijkomt is bovendien ‘kortcyclisch’ omdat het tijdens de groei is opgeslagen en niet, zoals dat het geval is bij fossiele brandstoffen, al duizenden jaren geleden. Om deze zelfde redenen wordt biomassa ook gebruikt als transportbrandstof in diesel en benzine.
Bruinkoolcentrale Neurath, Duitsland Foto: Laif / Hollandse Hoogte
Windmolens in windturbinepark Herbayum in Friesland Foto: Greenpeace / Dorreboom
leren, sluipverbruik van apparaten aanpakken en restwarmte beter benutten. De energie die we gebruiken, moet op een duurzame manier opgewekt worden, door de zon, wind, water én schone biomassa te gebruiken. Biomassa staat recentelijk volop in de schijnwerpers, zowel in positieve zin omdat het kan bijdragen aan een schonere energievoorziening, als in negatieve zin vanwege huidige of toekomstige negatieve effecten van grootschalige inzet van biomassa. Er ligt een grote uitdaging voor politiek en bedrijfs leven: hoe kan op verantwoorde wijze in de energiebehoefte worden voorzien? Maatschappelijke organisaties zien goede mogelijkheden voor duurzame energie uit biomassa, maar zien ook belangrijke aandachtspunten die in beleids- en investeringsafwegingen moeten worden meegenomen. Deze publicatie geeft een overzicht van de risico’s die samenhangen met grootschalige teelt van gewassen voor biomassa. De maatschappelijke organisaties geven aan op welke uitgangspunten het biomassabeleid volgens hen gebaseerd moet worden. Zodat mens en milieu straks beter af zijn.
Hoofdstuk 1
Principes voor duurzame biomassa De komende jaren neemt het gebruik van biomassa als onderdeel van het klimaat- en energiebeleid in Nederland naar verwachting fors toe. De doelstellingen van dit beleid volgen onder andere uit het Kyoto Protocol en de EU-richtlijnen voor duurzame elektriciteitsopwekking en biobrandstoffen. Aangezien het aanbod van biomassa in Nederland vooralsnog beperkt is, verwacht de regering dat een groot deel van de gebruikte biomassa geïmporteerd zal worden.
sociale waarden, zoals natuurgebieden en voedselzekerheid. Dat zou in strijd zijn met de goede voornemens van de Nederlandse regering om duurzame ontwikkeling te bevorderen. Op aandringen van Nederlandse milieu- en ontwikkelingsorganisaties ontwikkelt de regering inmiddels een set van duurzaamheidscriteria voor geïmporteerde biomassa. Deze criteria worden medio 2006 verwacht.
Bij de toepassing van het middel (biomassa) mag het doel (duurzame energievoorziening) niet uit het oog worden verloren. Het is niet uitgesloten dat vooral grootschalige productie van biomassa schade toebrengt aan belangrijke natuurlijke en
De maatschappelijke organisaties geven hieronder aan welke principes volgens hen in deze criteria moeten worden gewaarborgd. In een vervolgpublicatie, die in april wordt verwacht, zullen de organisaties nader ingaan op de manier waarop een goed beleid voor duurzame biomassa volgens hen kan worden vormgegeven.
Sojaplantages rukken steeds verder op in Amazonewoud. Foto: Greenpeace Brazil
Principes voor biomassa volgens maatschappelijke organisaties Context: - Het biomassabeleid wordt ingebed in een energiepolitiek die de hoogste prioriteit geeft aan energieefficiency en -besparingen, en die investeert in het verder ontwikkelen van andere alternatieve energiebronnen (zon, wind, water). - Broeikasgasbalans: De hoeveelheid vrijgekomen broeikasgassen in de gehele productieketen van zaaien, oogsten, verwerken tot en met het verbruik van biomassa-energie, is nooit groter dan de hoeveelheid broeikasgassen die tijdens het groeiproces is opgeslagen in biomassa en bodem; de uitstoot over de gehele keten is negatief of nul. Er wordt alleen biomassa ingezet die ten opzichte van het gebruik van fossiele brandstoffen, een substantiële netto-besparing van de uitstoot van broeikasgassen oplevert.
- Biomassa import: Vormgeven van criteria en beleid ten aanzien van de import van biomassa gebeurt ook op basis van de input van maatschappelijke organisaties uit de mogelijke toekomstige productielanden.
Mensenrechten: Mensenrechten, landrechten van inheemse volken en andere lokale gemeenschappen, het recht op zelfbeschikking (free, prior and informed consent), arbeidsrechten en voedselzekerheid komen niet in het geding.
- Er wordt een redelijke afweging gemaakt tussen de inzet van financiële middelen en de hoeveelheid vermeden broeikasgassen
Landgebruik: Een fatsoenlijke en daadwerkelijk geïmplementeerde landgebruikplanning in het productieland wordt gewaarborgd. Landareaal dat noodzakelijk is voor de lokale voedselvoorziening en andere basisvoorzieningen, wordt niet ingezet voor de productie van biomassa.
Principes: Conversie: Het biomassagewas heeft niet direct of indirect bijgedragen aan conversie na 1994 van hoogwaardige natuurlijke ecosystemen. Hout: Alleen aantoonbaar duurzaam geproduceerd hout komt voor gebruik als biomassa in aanmerking. Vooralsnog zijn dat alleen houtproducten met een FSC-keurmerk. De voorkeur wordt gegeven aan houtproducten uit de eigen regio.
- Energiebalans: De netto hoeveelheid geproduceerde energie uit de ingezette biomassa is significant groter dan de energie die is ingezet in de biomassaproductieketen die aan energieopwekking vooraf ging; (inclusief energie gebruikt voor productie van kunstmest, bestrijdingsmiddelen, transport e.d.)
Wetgeving: Waarborg dat aan nationale wetgeving en relevante internationale verdragen wordt voldaan.
Kansen benutten: Het biomassabeleid bewaakt waar mogelijk niet alleen bovengenoemde minimumeisen, maar stimuleert ook een positief effect op het natuurlijke, financieel, sociaal, menselijk en materieel kapitaal van het productieland, in het bijzonder dat van kleine producenten. Er zijn verschillende mogelijkheden om deze principes uit te werken. Een combinatie van onderstaande instrumentarium lijkt voor de hand te liggen: • Regionalisering: de biomassa zoveel mogelijk uit de eigen regio betrekken. • Uitsluiten dan wel toestaan van specifieke producten uit specifieke landen (de zogenoemde product/ land-combinaties). Het toestaan van bepaalde product/land-combinaties is gebaseerd op voldoende kennis, inzicht en analyses van de impact vooraf. • Onafhankelijke certificering van stromen biomassa
Vervuiling: Bodem, lucht en water worden niet uitgeput en blijven duurzaam beschikbaar. Genetische modificatie: Uitgaande van het voorzorgsprincipe uit het Carthagena Protocol, wordt het gebruik van genetisch gemodificeerde gewassen voor biomassa sterk afgeraden.
Voor elke manier waarop de principes voor biomassa worden uitgewerkt geldt, dat de herkomst van de biomassa bekend moet zijn, en dat het mechanisme waarmee gecontroleerd wordt of aan de duurzaamheidscriteria voldaan wordt, betrouwbaar en onafhankelijk is.
Biobrandstoffen: Waar vloeibare brandstoffen noodzakelijk zijn, gaat een sterke voorkeur uit naar de ontwikkeling van de zogenoemde ‘tweede generatie’ van deze biobrandstoffen.
Hoofdstuk 2
De toenemende vraag naar energie en grondstoffen De toename van de welvaart gaat gepaard met een scherp stijgend mondiaal energieverbruik en gebruik van materialen en landbouwgewassen. Dit leidt tot een toenemende druk op beschikbare grondstoffen. De ruimte die nodig is voor een groeiende biomassaenergieproductie staat op gespannen voet met ons huidige consumptieniveau; een aanzienlijk deel van de mogelijke biomassa wordt momenteel verbouwd ten behoeve van voedingsmiddelen, veevoeder (bij-
voorbeeld soja en palmolie) en papier (hout). Een toename van de productie van energiegewassen zou uit duurzaamheidsoverwegingen moeten worden gecompenseerd door een drastische beperking van de vleesconsumptie en het papiergebruik. Tegelijkertijd is er sprake van een enorme 'energie kloof': wereldwijd hebben 2 miljard mensen nog altijd geen toegang tot betrouwbare, schone en betaalbare energie. Kleinschalige biomassa technieken kunnen een substantiële rol spelen bij het vergroten van toegang tot electriciteit voor deze groepen.
Houtkap van primair bos, Borneo, Indonesië Foto: Greenpeace / Kate Davison
10
11
Als biomassa ‘gewoon’ wordt ingezet om de toenemende vraag naar fossiele brandstoffen op te vangen, dan leidt dit tot nieuwe milieuproblemen zonder het probleem van klimaatverandering fundamenteel aan te pakken. Het gebruik van biomassa moet daarom plaatsvinden in een context van forse energiebesparingen en inzet van andere duurzame energietechnologieën.
Biomassa als 'commodity' Het is waarschijnlijk dat biomassa als energiegewas zich zal ontwikkelen als een bulkgoed of commodity. De productie van commodities brengt vaak de belofte van toegenomen welvaart voor de lokale bevolking met zich mee, maar resulteert regelmatig in uitputting van natuurlijke hulpbronnen en verslechtering van de sociaal-economische omstandigheden rond de productielocatie. In het kader Woudreus geveld op Borneo, Indonesië. Foto: WWF-Canon
Commodities: productiewijze en winstmaximalisatie
ties vaak plaats vindt in dit soort gebieden en dan veelal gepaard gaat met aanzienlijke milieuschade en negatieve sociaal-economische gevolgen.
De term commodity is een containerbegrip voor producten met twee hoofdkenmerken: • Ze worden in grote hoeveelheden als bulkgoed verhandeld; • Het zijn homogene goederen die onderling uitwisselbaar zijn: palmolie uit Sumatra is in principe hetzelfde product als palmolie uit Colombia. Concurrentie op de markt vindt daardoor vrijwel uitsluitend plaats op basis van de prijs – en dus niet op basis van andere kwaliteiten zoals voedingswaarde, smaak, productiemethode (zoals bij Fair Trade en EKO keurmerken wel het geval is).
De productieketen van commodities wordt in veel gevallen gedomineerd door enkele multinationale ondernemingen (MNO’s). Door hun sterke positie als handelaren en verwerkers van de ruwe commodity hebben zij veel invloed op de relatief grote groep producenten (plantagebedrijven, boeren) en afnemers. Door deze sterke positie kunnen MNO’s vaak beslissen waar expansie van de productie plaatsvindt. Dit gaat nogal eens samen met corruptie waarbij slechts een kleine elite van de opbrengsten profiteert. We vinden dit bulkgoedmechanisme terug in bijvoorbeeld de katoen-, pulp en papier-, palmolie- en sojasector.
/ Martin Harvey
veel palmolieproducenten een paar handelsmaatschappijen
weinig verwerkers (industrie)
zeer veel consumenten
een paar handelsmaatschappijen weinig veevoederproducenten veel boeren weinig vlees/zuivel verwerkers heel weinig retailers zeer veel consumenten
©AIDEnvironment
heel weinig retailers
veel palmolieproducenten
Veeteelt
12
Dit blijkt al uit de recente run op palmolie voor elektriciteitsopwekking in Nederland. In het kader van het debat over biomassa en duurzaamheid verklaarde staatssecretaris Van Geel dat het ‘de maatschappelijke verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven is te controleren of buitenlandse biobrandstof duurzaam is geproduceerd’. De ontwikkelingen van de afgelopen jaren laten echter zien dat, gelet op het tempo en volume waarmee biomassa aan de markt zal worden aangeboden, ingrijpen en regulering door de overheid noodzakelijk is om verdere negatieve gevolgen voor mens en milieu te voorkomen.
Schematische opbouw van de palmolieketen
Food & non-food
De enige manier voor een producent of handelaar om zijn winst te maximaliseren – hij heeft immers weinig controle over de prijs op de wereldmarkt en voegt tijdens het productieproces weinig waarde toe – is dus de productiekosten minimaliseren. Schaalvergroting en standaardisatie van de productie zijn daartoe de belangrijkste manieren. Een andere manier om de kosten te beperken is het veronachtzamen van maatschappelijke kosten. Landen met een slecht functionerend, corrupt of afwezig bestuur lenen zich hier het best voor. Het is niet voor niets dat de productie van commodi-
hiernaast wordt geschetst wat de inherente risico's van commodities zijn en waarom grootschalige biomassa zich waarschijnlijk ook als commodity zal ontwikkelen. De vragende partijen op de markt voor biomassa, de energie- en oliemaatschappijen, zijn zelf commodityproducenten, bijvoorbeeld van elektriciteit of benzine. Ook bij hen is de prikkel tot kostenreductie middels schaalvergroting en standaardisering sterk aanwezig. Voordat zij overgaan tot het grootschalig gebruik van biomassa moet het in prijs kunnen concurreren met fossiele brandstoffen. Daarnaast is de leveringsgarantie van grote homogene stromen biomassa essentieel. Het is daarom te verwachten dat bij groeiende energieproductie met biomassa, de markt voor biomassabrandstoffen, net als die van fossiele brandstoffen, zich tot een commoditymarkt ontwikkelt.
13
baar verificatiesysteem moeten worden uitgewerkt. Wie op de naleving gaat toezien en hoe dat gaat gebeuren, is ook nog niet duidelijk. De criteria worden na een proefperiode van twee jaar, opnieuw bekeken.
RSPO: duurzame biomassa? Palmolie wordt geperst uit de vrucht van de oliepalm. Het is een eetbare olie en bovendien goedkoop. Palmolie wordt verwerkt in allerlei voedingsmiddelen, maar ook als biomassa voor energieopwekking. De consumptie van palmolie neemt in Nederland en wereldwijd sterk toe. Verwacht wordt dat de vraag naar palmolie de komende twintig jaar zal verdubbelen. De grootste producenten van palmolie zijn Indonesië en Maleisië. Samen verzorgen ze 84 procent van het aanbod op de wereldmarkt. De aanleg van oliepalmplantages speelt een grote rol bij het verdwijnen van tropisch regenwoud en bij bosbranden in Zuidoost Azië. De landrechten van inheemse volken en andere lokale gemeenschappen worden vaak geschonden en de arbeidsomstandigheden zijn zelden goed.
er nu uit gaan zien is vooralsnog onduidelijk, daarover spreken berichten elkaar tegen. Internationaal moet daarom nauwlettend in de gaten worden gehouden dat het regenwoud en de inheemse bevolking van Borneo geen verdere schade wordt toegebracht.
Kaalslag op West-Kalimantan voor oliepalmplantage
De vraag is of de ‘duurzame palmolie’, wanneer die in de toekomst verkrijgbaar is, gelijk moet worden ingezet om elektriciteit mee op te wekken. Er is immers ook veel vraag naar palmolie als ingrediënt voor voedingsmiddelen, onder andere in Azië. Als daarbovenop een extra groeiende vraag komt doordat we in Europa palmolie gebruiken voor energieopwekking, dan zal dat een flinke stimulans vormen voor uitbreiding van het aantal plantages. Dat zal naar verwachting de geschetste problemen eerder verscherpen dan oplossen.
Foto: Milieudefensie
Dit wordt onder andere geïllustreerd door de plannen van de Indonesische regering voor ontwikkeling van het grensgebied op Borneo. Daar zou een wegennetwerk en oliepalmplantage van 2 miljoen hectare moeten worden aangelegd, onder andere om in de overzeese vraag naar biomassa te voorzien. Na nationale en internationale protesten heeft de Indonesische regering zich gerealiseerd dat 2 miljoen hectare oliepalm in het grensgebied waarschijnlijk niet haalbaar is. Hoe de plannen voor de oliepalmplantages
Bedrijven en maatschappelijke organisaties proberen hier wat aan te doen in de Round Table on Sustainable Palm Oil (RSPO). In november 2005 heeft deze Ronde Tafel criteria vastgesteld waaraan palmolie moet voldoen om als ‘duurzaam’ beschouwd te worden. Op zich is dat een goed begin. Het moet echter worden opgemerkt dat RSPO-gecertificeerde palmolie nog niet op de markt is, omdat de criteria eerst nog in een werk-
14
15
Hoofdstuk 3 Risico’s voor biodiversiteit
Ecologische gevolgen van biomassaproductie Conversie
• Concentraties van biodiversiteit die internationaal, nationaal of regionaal van belang zijn; • Bedreigde soorten planten en dieren;
Algemeen wordt erkend dat gebieden met een grote waarde voor de natuur (biodiversiteit) en voor de mens, beschermd moeten worden tegen conversie. Het is eenduidig beleid van de Nederlandse regering om deze waarden, de zogenaamde high conservation values, te willen beschermen. De Forest Stewardship Council (FSC) onderscheidt sociale waarden, die in hoofdstuk 4 aan de orde komen, en de volgende ecologische waarden: Links: Amazonerivier en -woud, Brazilië. Foto: Greenpeace / Novis Rechts: De overlevingskansen van de Sumatraanse neushoorn zijn klein nu ook op Borneo zoveel gekapt wordt. Foto: Frans Lanting / Foto Natura
16
17
• Landschappen met bos van grote omvang, met levensvatbare populaties van de meeste of alle natuurlijk voorkomende soorten, in natuurlijke patronen en dichtheden, van internationaal, nationaal of regionaal belang; • Zeldzame, bedreigde of beschermde landschappen en formeel beschermde gebieden; • Basale ecologische functies in kritische situaties (zoals stroomgebieden van rivieren en voorkoming van erosie).
de Amazone ten behoeve van de sojateelt. Maar conversie kan ook geleidelijk, in opeenvolgende fases plaatsvinden. In de onderstaande figuren wordt dit proces uiteengezet.
en de aantasting van het bos is aanzienlijk. Maar de meeste functies van het bos blijven bestaan. Deze fase komt dus op het conto van de houthandel of andere landeigenaren.
Fase 1
Fase 3
Voor een onaangetast bos, mogelijk met inheemse bewoners, wordt een concessie (vergunning) aangevraagd om er de waardevolle bomen te mogen kappen.
In de periode 2000 – 2005 is er volgens de Voedsel en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) jaarlijks 13 miljoen hectare bos verdwenen. Het wordt dan geconverteerd, omgezet, in kale vlaktes, plantages of gedegradeerd bos. Zulke conversie kan in zeer korte tijd en in een hoog tempo plaatsvinden. Een schrijnend voorbeeld is de ontbossing in
Fase 2
Vervolgens worden ten behoeve van de houtkap de nodige wegen aangelegd. Hiermee is het bos ‘opengelegd’; het is nu toegankelijk voor anderen. Wanneer de overheid daardoor geen noodzaak meer ziet in beheer van het bos, loopt het bos vol met mensen op zoek naar landbouwgrond. Tevens vindt vaak ‘vooruitgeschoven’ illegale houtkap door landloze arbeiders plaats. Deze fase komt dus op het conto van de industriële kap en de landloze arbeiders die weinig betere alternatieven hebben.
Een veel voorkomend begin van conversie in de tropen is wanneer deze concessie voor houtwinning in een primair bos wordt toegekend. Het gaat dan om industriële houtkap waarbij de waardevolle bomen worden gekapt, veelal ten behoeve van de exportmarkt. De houtwinning gebeurt niet duurzaam
Fase 1
Fase 2
18
Fase 4 Tenslotte kan de conversie worden voltooid door totale ontbossing en het gereedmaken van het land voor een andere bestemming, zoals een landbouwgewas of een (hout)plantage. Deze fase komt dus op het conto van de agrobusiness en haar investeerders, al dan niet gericht op de exportmarkt. Bovenstaand scenario treedt in werking als op grote schaal energiegewassen geteeld worden. Bij het achterwege blijven van adequaat beleid dreigt biomassa de aanjager van conversie van de toekomst te worden. Daarnaast is ook sprake van houtwinning om direct als biomassa ter plaatse of voor export in te zetten. De manier waarop de houtwinning en het bosbeheer wordt vormgegeven is daarbij van essentieel belang.
Fase 3
Fase 4
19
Genetische modificatie
caliën. Het gebruik ervan kan uiteraard door het inzetten van de juiste maatregelen beperkt of zelfs vermeden worden. Wel moet geconcludeerd worden dat export van biomassa hoe dan ook zal leiden tot aantasting van de nutriëntenbalans. Het is nog maar de vraag of dat wenselijk en acceptabel is.
Bij de productie van een aantal gewassen (zoals mais en soja) zien we een toenemende druk om genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) te verbouwen. Voor oliepalm lopen al jaren onderzoeksprogramma’s op dit gebied. Voor houtachtige biomassa kan door de introductie van het zogenaamde cellulose binding domain gen de groei van de boom bijvoorbeeld 30 tot 59% verhoogd worden. Ook voor grootschalige biomassaplantages wordt de toepassing van GGO-technologie veelbelovend gevonden, waarbij mondiale voedselzekerheid als voordeel wordt genoemd. Tevens lopen er onderzoeken naar de ziekteresistenties en herbicidentolerantie.
(Zoet-)waterhuishouding en lokaal klimaat De grootschalige verwijdering van natuurlijke vegetatie kan ook invloed hebben op het lokale en regionale klimaat en de totale neerslag. Het meest recente voorbeeld hiervoor is de expansie van soja in Brazilië ten zuiden van de Amazone. Door het verdwijnen van de vegetatie verandert het hydrologische systeem en trekt de zogenaamde regengrens die vanuit de Amazone zelf wordt gevoed terug.
Alleen houtproducten uit FSC-gecertificeerde bossen zijn daarom toelaatbaar als biomassagrondstof.
omgezet in CO2. Bij het oogsten van voedsel wordt er slechts een gedeelte van de biomassa dat in de planten zit weggehaald, terwijl de hoeveelheid biomassa die voor biobrandstoffen wordt verwijderd, kan oplopen tot 100%. Daardoor is het verlies aan nutriënten groot. Dit kan dan weer deels worden gecompenseerd door bemesting. Bij grootschalige verbouw is regelmatig sprake van overbemesting en gebruik van pesticiden, waardoor grond- en oppervlaktewater en daarmee de drinkwatervoorziening van mens en dier vervuild raakt. Ook de gezondheid van werknemers heeft dan te lijden onder de chemi
Naast de bedreiging van bossen door conversie, zijn er ook andere ecologische risico’s verbonden aan de productie van biomassa:
Nutriëntenbalans De verwijdering van natuurlijke vegetatie, de drainage van veengronden en het aanleggen van monoculturele plantages kan bodemerosie veroorzaken. Ook kan daardoor koolstof uit de bodem worden 20
De ontwikkeling en het gebruik van GGO-gewassen brengt risico’s voor de volksgezondheid en bio diversiteit met zich mee, zoals veelvuldig gebruik van bestrijdingsmiddelen, verdwijnen van natuurlijke varieteiten en genetische vervuiling door uitkruising met wilde gewassen. Sociaal economische risico’s liggen op het vlak van voedselzekerheid, toenemende werkloosheid door vergaande mechanisering en groeiende afhankelijkheid van boeren van grote bedrijven die transgene zaden leveren. Uitgaande van het voorzorgsprincipe, zoals vastgelegd in het Carthagena Biosafety Protocol, moet bij twijfel over een veilige dan wel eerlijke toepassing van GGO’s deze optie worden afgewezen. Bij de huidige kennis van zaken wordt daarom de toepassing van GGO’s in biomassa sterk afgeraden.
Hetzelfde effect treedt op voor (irrigatie-)water. Vooral bij snelgroeiende houtvarianten is het watergebruik vaak aanzienlijk. Een toenemende druk op het beschikbare grond- en oppervlaktewater kan leiden tot uitdroging en verzilting van de beschikbare landbouwgronden. Het regenereren van gedegradeerde landbouwgrond is een moeizame en kostbare aangelegenheid. Dit kan een van de grote kostenposten worden van grootschalige biomassa verbouw. Het betreft kosten die voor rekening komen van toekomstige generaties in de productie landen zelf. Hiermee wordt een verdere aanslag gepleegd op de toekomstige ontwikkeling van de lokale economieën. 21
Hoofdstuk 4 Risico’s en kansen
Sociaal-economische gevolgen van biomassaproductie Conversie: sociale gevolgen
In dit hoofdstuk wordt een aantal risico’s op sociaaleconomisch gebied geschetst. Dit zijn zowel risico’s die zich op de productielocatie zelf, op microniveau, voor kunnen doen, als risico’s die zich internationaal op macroniveau voor kunnen doen. Een goed beleid en dito praktijk rond biomassa kan echter ook zorgen voor kansen en bescherming van de sociale en economische ‘high conservation values’.
Een belangrijk deel van de mogelijke negatieve sociale effecten die hieronder worden beschreven hangt samen met veranderingen in landgebruik van het productieland. Het gaat met name om de conversie (omzetting) van natuurlijk landschap in een productiebos of plantage voor een energiegewas. Als grootschalige plantages, dat wil zeggen monoculturen, in de plaats komen van gebieden met grote natuurwaarde dan zijn de gevolgen ingrijpend. Vooral als het om conversie van primair
Mensen die van het bos leven worden vaak opgejaagd bij de aanleg van plantages.
22
23
tropisch regenwoud naar plantages gaat, neemt het natuurlijk kapitaal drastisch af.
Dit principe is onder meer vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (1966), ILO Conventie 169 en de Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD). Deze rechten worden helaas (nog) lang niet altijd erkend door de overheden in de betreffende landen. Voorbeelden zijn de Dayaks in Kalimantan (Indonesië) en de situatie van diverse inheemse
Maar ook bos in gematigde klimaatzones (zoals Europa), of tropisch ‘secundair’ of reeds aangetast bos, steppe- en graslandschappen kunnen van grote waarde zijn voor de inheemse en lokale bevolking, voedselvoorziening, natuur en milieu. Ook conversie van gebieden met sociale ‘high conservation values’ dient dus voorkomen te worden.Opgemerkt moet worden dat de conditie van daadwerkelijk gedegradeerde en verlaten gronden, kan verbeteren wanneer deze in gebruik worden genomen voor duurzame verbouw van gewassen.
volken in gebieden in Brazilië waar sojaplantages in opkomst zijn. Het sociale kapitaal heeft hieronder flink te lijden; de lokale samenlevingen raken ontwricht en veel mensen zien zich veroordeeld tot een verpauperd bestaan in de dichstbijzijnde stad. Als biomassateelt op een duurzame manier plaatsvindt kan het echter ook sociale kansen bieden, bijvoorbeeld door economische bedrijvigheid te creëren op plekken waar deze anders mogelijk niet was ontstaan.
de toekomst van productielanden, beïnvloed kan worden door ontwikkelingen die vandaag worden ingezet. Daarnaast is het zo dat biomassaproductie op landelijk niveau tot een toename in het bruto natio naal product kan leiden, terwijl de gevolgen op lokaal niveau of voor bepaalde bevolkingsgroepen desastreus kunnen zijn. Aantrekkende investeringen leiden niet vanzelf tot een toename van de welvaart in verschillende lagen van de bevolking. Principes en criteria voor biomassa moeten dan ook speciale aandacht geven aan kwetsbare sociaal-economische groepen, zoals armen, vrouwen en inheemse volken.
Afhankelijke marktpositie
Zelfbeschikking en landrechten De conversie en komst van monoculturen heeft in veel gevallen tot gevolg dat het recht op zelfbeschikking, de landrechten, de culturele rechten en de voedselzekerheid van de lokale bevolking in het gedrang komen. Internationaal is afgesproken dat deze rechten moeten worden uitgeoefend volgens het principe van free, prior and informed consent. Dat betekent dat inheemse volken en andere lokale rechthebbenden vooraf goed geïnformeerd moeten zijn en ook vooraf en vrijelijk hun toestemming hebben gegeven voor de ontwikkeling van bijvoorbeeld plantageprojecten in hun leefomgeving.
Penan vrouw met kinderen, Sarawak. Foto: Gemma Claessen en Maarten Nypels.
24
Het recht op zelfbeschikking speelt echter nog op een andere manier een rol. In tegenstelling tot lokale, op zelfvoorziening gerichte economieën veroorzaakt grootschalige productie een afname van de autonomie en zelfbeschikking van lokale gemeenschappen. Zij hebben vaak geen andere kans dan op de plantage te werken of op het eigen land het desbetrefftende gewas te gaan verbouwen. Daarmee worden deze mensen kwetsbaar voor de onvoorspelbare prijsontwikkelingen van commoditymarkten. Zodra er sprake is van een groter aanbod dan de vraag naar het product, zal de prijs sterk dalen. De afgelopen decennia hebben vrijwel alle commoditymarkten te maken gehad met dalende prijzen. De afhankelijk geworden boeren hebben dan inmiddels geen andere keuze meer dan dit gewas te verbouwen. Daardoor kan armoede toenemen in plaats van afnemen. Voorbeelden van deze armoedeval vinden we bij gewassen als cacao, katoen, suiker, koffie en palmolie. De situatie op deze markten illustreert hoe
Tenslotte kan de lokale infrastructuur tot ontwikkeling komen door biomassaproductie. Diezelfde productie heeft echter ook een sturend effect op de toekomstige inrichtingsmogelijkheden van de infrastructuur en de energiehuishouding in het producerende land. Wanneer het land zelf energie wil produceren uit de verbouwde biomassa zal het moeten aansluiten op de grootschalige biomassastromen die reeds voor export beschikbaar zijn. De stromen die voor export geschikt zijn, zijn niet per se dezelfde als de stromen die binnenlandse elektrificatie en duurzame energie stimuleren. Het gevolg is een sterk gecentraliseerd en grootschalig energieconversieproces, terwijl decentrale en kleinschalige energieconversie beter aansluit bij de huidige behoefte aan energievoorziening van veel rurale gebieden in zuidelijke landen. 25
Concurrentie om het land
Een veel gehoorde suggestie is dat voor de aanleg van (biomassa-)plantages gebruik moet worden gemaakt van gedegradeerd of zogenoemd ‘ verlaten’ land. Voorkomen moet echter worden dat daarbij land dat als gedegradeerd of verlaten beschouwd wordt, maar dat in werkelijkheid niet is, zonder instemming vooraf in gebruik wordt genomen voor de aanleg van grootschalige plantages. Te denken
Met de groei van de consumptie van commodities stijgt de mondiale claim op land voor de productie van landbouw-, bosbouwproducten en veehouderij. In een aantal tropische gebieden is er daardoor al lang een gebrek aan land. Uitbreiding van het areaal voor exportgewassen, zal deze spanning verder opvoeren (zie figuur 2 tot en met 5 in hoofdstuk 3).
valt aan bostuinen waarmee de lokale gemeenschap in haar levensbehoeften voorziet. Daarnaast moet er ook rekening mee worden gehouden dat gedegradeerde gronden door eerdere activiteiten kunnen zijn uitgeput, waardoor de vraag blijft of er nog gewassen geteeld kunnen worden zonder veelvuldig gebruik van kunstmest. Tenslotte moet worden opgemerkt dat gronden vaak gedegradeerd raken doordat houtwinning een financieel interessante optie is voor de houtkap- en plantage bedrijven. Zij zijn in eerste instantie geïnteresseerd in de opbrengst van het hout dat op het land staat – om er een paar jaar later op de inmiddels gedegradeerde grond een plantage te kunnen neerzetten. De mogelijkheden om op zulke gronden gewassen te verbouwen moet om deze redenen zeer zorgvuldig onderzocht worden.
Mensen leven van het bos en verkopen bosproducten op de markt, Kalimantan, Indonesië. Foto: Jenne de Beer
26
27
Hoofdstuk 5
Hoe nu verder In deze publicatie worden de risico’s beschreven die met productie van biomassa kunnen samengaan. Er is de maatschappelijke organisaties veel aan gele gen om te voorkomen dat de geschetste negatieve gevolgen optreden. Tegelijkertijd moeten de kansen van duurzame energieopwekking met biomassa juist worden benut. De milieu- en ontwikkelingsorganisaties dringen er daarom bij het kabinet op aan een daadkrachtig biomassabeleid in te voeren dat de principes uit hoofdstuk 1 van deze publicaties omarmt.
Nederlandse overheid schept in haar beleid ten aan zien van klimaat en energie, ontwikkelingssamen werking en handelsbetrekkingen. Op welke manier dat het best kan gebeuren, wordt ook door de maatschappelijke organisaties nader onderzocht. De uitkomsten van die analyse kunt u tegemoet zien in het Achtergronddocument: Uitgangspunten voor Duurzame Biomassa – Deel 2, dat in april wordt verwacht.
Of de risico’s van biomassa worden uitgesloten dan wel fors verkleind, en of de kansen zullen wor den benut, hangt vooral af van de kaders die de
Links: Monocultuur in Brazilië waar ooit regenwoud stond. Foto: Greenpeace Brazil
Rechts: Positive Energy Store, Zuid-Afrika. Foto: Greenpeace / Reteef
29
29