logoocw
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Den Haag
Ons kenmerk
VO/OK/2004/59215
Onderwerp
Bijlage(n)
uitwerkingsnotitie examens voortgezet onderwijs
bijlagen notitie
Inleiding Hierbij treft u aan de uitwerkingsnotitie examens voortgezet onderwijs zoals toegezegd in Koers VO en in het Algemeen Overleg met uw Kamer op 4 oktober 2004. Het door mij voorgestelde pakket aan maatregelen biedt zowel vmbo, havo als vwo bij het schoolexamen én bij het centraal examen meer ruimte voor maatwerk: flexibilisering in afnamemoment en vernieuwing in vorm en inhoud. Duidelijk is wel dat de behoefte aan en de gevoelde noodzaak voor verandering in de verschillende onderwijssoorten verschillend wordt ervaren. Uitgangspunt bij het voorliggende pakket aan verbeteringsvoorstellen is dat ik havo/vwo gelijk op laat trekken met het vmbo als dat kan, en dat ik andere maatregelen voorstel indien de eigenheid van de onderwijssoort en vooral de eigenheid van de leerling daartoe noodzaakt. Maatwerk is nodig om het onderwijs voor leerlingen aantrekkelijk en uitdagend te houden en om innovatie en een doelmatig ict-gebruik, ook in de examensystematiek, een kans te geven. De keuzes die in deze uitwerkingsnotitie worden gemaakt kennen een lange ontstaansgeschiedenis: deskundigen en belanghebbenden hebben zich kunnen uitspreken op verschillende bijeenkomsten die zijn gehouden gedurende de afgelopen jaren: een RoundTable van Inspectie en VVO, een conferentie van de CITO-groep, een themabijeenkomst vmbo in december 2003. In maart van dit jaar hebben deskundigen op mijn verzoek zich gebogen over de opbrengst van de Koersgesprekken; ook heeft de CITOgroep onlangs een enquête over flexibilisering van de examens gehouden onder alle scholen voor voortgezet onderwijs. Ten slotte was er een sonderingsbijeenkomst 6 oktober jl. waar ik mijn ideeën heb besproken met vertegenwoordigers van het veld, Inspectie, staatsexamencommissie, CITO-groep en CEVO. Daarnaast heeft de Onderwijsraad in zijn advies ‘Examinering in ontwikkeling (2002)’ en ‘Koers voortgezet onderwijs: nieuw vertrouwen (2004)’ een perspectief geschetst voor de examens. Er is dus al veel gezegd over de examens: van “schaf maar af” tot “uitstekend zo” en daartussen een breed scala van gedachten over hoe het anders zou kunnen. Veel actiepunten zoals geformuleerd in Koers VO zijn nu zover uitgewerkt dat overgegaan kan worden tot Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl Contactpersoon: J.E. Bron, T +31-70-4124660, E
blad 2/27
invoering. In de eerste bijlage bij deze notitie treft u dan ook een uitgebreid invoeringschema aan, in de daaropvolgende bijlagen wordt ieder actiepunt nader uitgewerkt. Kader Met mij constateert de Onderwijsraad (2004) dat het centraal examen een garantie is voor kwaliteit en een gegarandeerde toegang biedt tot het vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt (doorstroomrecht). Juist nu ik invulling geef aan begrippen als autonomievergroting en meer zeggenschap voor de scholen over het door hen zelf in te vullen onderwijsprogramma is het centraal examen als systeem van ‘kwaliteitsborging’ in beeld. Juist deze kwaliteitsborging bij afsluiting van het leerproces maakt het mogelijk scholen meer ruimte te geven voor een eigen invulling van het onderwijskundig proces. Te denken valt aan de vernieuwde onderbouw, de voornemens voor de tweede fase en meer verantwoordelijkheid voor de schoolexamens. Tegelijkertijd krijgen instellingen voor hoger onderwijs de mogelijkheid bij hun toelating eigen accenten te leggen. Ik zie dit op geen enkele manier als een vervanging van het centraal examen voortgezet onderwijs; ook staan de rechten verbonden aan het diploma voortgezet onderwijs niet ter discussie. Ruimte en maatwerk Globalisering eindtermen - vmbo/havo/vwo Zowel bij vmbo als havo/vwo bestaat er om historische en vakspecifieke redenen verschil tussen de vakken wat betreft de stofomschrijving (overlap schoolexamen en centraal examen) en de omvang daarvan. Ik laat de eindtermen globaliseren en tevens wordt de verhouding tussen wat in het schoolexamen en wat in het centraal examen moet worden getoetst aangescherpt. Tevens worden de examenprogramma’s beroepsgericht afgestemd op de ontwikkeling van de competentiegerichte kwalificatiestructuur in het mbo en op de ontwikkelingen in het eigen veld met betrekking tot de intersectorale en intrasectorale programma’s. Deze maatregelen geven scholen ruimte en mogelijkheden om een meer schooleigen programma van toetsing en afsluiting te verzorgen. Met de Onderwijsraad (2004) ben ik van mening dat buitenschoolsleren bevorderd moet worden omdat dit bijdraagt aan een volledige ontwikkeling van de leerling. In ben dan ook blij dat in het kader van de innovatieaanvragen 2004 op dit gebied nieuwe initiatieven worden ontwikkeld. De leeropbrengsten van het buitenschoolsleren of ‘elders verworven competenties’ kunnen worden vastgelegd in een portfolio of examendossier en een plaats krijgen binnen de schoolexamens, hiermee wordt recht gedaan aan de waardering van deze competenties. Examen in voorlaatste jaar – vmbo/havo/vwo Meer ruimte voor maatwerk komt er ook bij het moment van afsluiting. Het wordt mogelijk in het voorlaatste jaar één of meerdere centrale examens af te leggen. De Onderwijsraad (2004) ondersteunt dit voorstel maar vraagt tegelijkertijd garanties dat scholen de organisatie en planning goed op orde hebben. Ik stel de scholen in staat deze maatregel in te voeren, geen enkele school wordt verplicht deze maatregel te realiseren. Een school moet zelf bepalen of de maatregel past in haar eigen manier van toetsing en afsluiting en beoordelen of zij in staat is dit te organiseren. Vak op hoger niveau – vmbo/havo/vwo Er is mij vaak gevraagd om differentiatie tussen de leerwegen en onderwijssoorten mogelijk te maken. Differentiatie naar een hogere leerweg of onderwijssoort wordt mogelijk voor
blad 3/27
zowel vmbo als havo. Ik heb al eerder aangegeven, onlangs nog in het Algemeen Overleg met uw Kamer op 4 oktober jl., dat het onderscheid tussen de leerwegen intact moet blijven en er dus geen mogelijkheid komt om een vak op een lager niveau af te sluiten. Meerdere examenmomenten in het examenjaar – havo/vwo Meerdere examenmomenten per jaar is een vorm van maatwerk met veel mogelijkheden voor leerling en school. De leerling kan dan al halverwege het examenjaar één of meerdere vakken met een centraal examen afsluiten. Een gezakte kandidaat hoeft niet een heel schooljaar en al zijn vakken over te doen. De school kan de lessen in een vak ook geconcentreerd in één periode aan de leerling aanbieden en op deze manier flexibel omgaan met de inzet van personeel en gebouwen. In de bijlagen is een voorstel voor een pilot opgenomen. Over de invulling van de randvoorwaarden spreek ik in het voorjaar 2005 met docenten en schoolleiders, waarna een pilot start in het schooljaar 2005/2006. Ik kies voor deze aanpak omdat maatwerk naar de leerling toe niet gepaard moet gaan met onevenredige toename van de organisatielast van docenten, schoolleiding en centrale overheid en wellicht ook voor diezelfde leerling (zie ook het advies van de Onderwijsraad, 2004). De pilot blijft beperkt tot scholen voor havo en vwo omdat de ontwikkelingen in de beroepsgerichte leerwegen al een vorm van flexibilisering in de afname mogelijk maken voor het vmbo (zie hieronder). Centraal schriftelijk en praktisch examen en computerafnamen avo-vakken – vmbo Vanaf 2005 worden bij de examens vmbo-BB beroepsgerichte programma’s theorie en praktijk geïntegreerd afgenomen (cspe). Bij de algemeen vormende vakken, zowel bij de afname als bij de correctie, wordt vanaf 2007 de computer gebruikt. Een centraal examen dat overigens niet meer op een vaste datum en uur voor alle leerlingen wordt afgenomen. Scholen krijgen meerdere versies van het centraal examen aangeleverd en kunnen binnen een bepaalde periode zelf bepalen wanneer ze het examen afnemen (zie voor nadere uitleg de bijlagen). Indien de ervaringen positief zijn zal deze manier van examineren worden uitgerold naar de andere leerwegen. De eerste stap om het cspe uit te breiden is al gezet: in een pilot nemen ongeveer 40 scholen in 2005 een kaderberoepsgericht cspe af. Integratie innovaties - vmbo Ook onderwijsinnovaties vragen om meer maatwerk bij het examineren. In de onderbouw van het voortgezet onderwijs krijgen scholen de komende jaren de mogelijkheid om te gaan werken met leergebieden, waarbij de scheiding tussen de vakken wordt doorbroken. Nu is dit al actueel in de basisberoepsgerichte leerweg in het vmbo waar de kennis van de algemene vakken steeds meer wordt geïntegreerd in de beroepsgerichte vakken. Op dit moment zijn er projecten gaande die onderzoek doen naar en waar ervaring wordt opgedaan met flexibilisering en maatwerk: intrasectorale programma’s en afdelingsprogramma’s, leerwerktrajecten, regionale arrangementen, nautisch, meubelmaken, de mogelijkheid om niveau-1-opleidingen aan te bieden, het intersectorale programma Sport, Dienstverlening en Veiligheid (SDV) en de AXIS-projecten. Ik wil de programma’s die zich hebben bewezen opnemen in de reguliere structuur (zie uitwerking maatregel 7). Minder vakken centraal examen vmbo De hierboven uitééngezette verbeteringsvoorstellen (cspe, de algemene vakken in vmbo-BB, examen doen in het voorlaatste jaar en globalisering van de examenprogramma’s) maken een meer evenwichtige en op de behoefte van de moderne leerling toegesneden vorm van toetsing en afsluiting van het leerproces mogelijk. Ik wil nu niet nog meer veranderingen doorvoeren door over te gaan tot vermindering van centraal te examineren vakken. Ik wil de besluitvorming hierover koppelen aan de herprogrammering van vmbo of de vernieuwing van
blad 4/27
de kwalificatiestructuur van mbo. In dat licht wil ik bezien of een vermindering van het aantal centraal te examineren vakken in vmbo een meerwaarde biedt (zie de uitwerking maatregel 15). Uitwerking voor de leerling Bovenstaande maatregelen betekenen dat binnen enkele jaren het mogelijk is voor een leerling in het voorgezet onderwijs om één of meerdere vakken van het centraal examen al af te sluiten in het voorexamenjaar. Dit biedt hem de ruimte om meer tijd te besteden aan vakken waar hij moeite mee heeft of hij kan juist proberen voor een vak centraal examen af te leggen in een hogere leerweg. Ook kan hij de vrijgekomen tijd besteden aan het volgen van modules of het oriënteren op het vervolgonderwijs zodat de overgang op een meer geleidelijke manier plaats heeft. Al deze extra verrichtingen, ook de buiten de school verworven competenties, worden opgetekend in zijn examendossier of een zogenaamd portfolio, daarmee wordt vorm gegeven aan wat door sommigen ook wel een ‘warme overdracht’ wordt genoemd (ik sluit daarmee aan bij het advies van de Onderwijsraad, Koers Voortgezet Onderwijs: nieuw vertrouwen, september 2004). Nog meer maatwerk wordt de leerling geboden doordat de aangepaste stofomschrijving van de examenprogramma’s er voor heeft gezorgd dat een groter gedeelte van de verplichte stof wordt afgenomen op het niveau van het schoolexamen (bij havo/vwo). Daardoor heeft de leerling in de laatste twee jaar, meer dan voorheen, te maken met een schooleigen leerproces en een programma van toetsing en afsluiting dat door de eigen docent is ingevuld. Voor de leerling in de beroepsgerichte leerwegen vmbo zijn er op korte termijn alleen nog maar centrale examens waarbij voor de beroepsgerichte programma’s theorie en praktijk geïntegreerd worden afgenomen (cspe) en bij de algemeen vormende vakken, zowel bij de afname als bij de correctie, gebruik wordt gemaakt van de computer. Natuurlijk kan de leerling dan ook al gebruik maken van één van de nieuwe programma’s die zich als experiment hebben bewezen en die zijn opgenomen in de reguliere examensystematiek (bijv. onderdelen van AXIS, SDV etc.). De nieuwe examens worden in verschillende versies aan de school aangeleverd en de leerling kan dan binnen een vastgestelde periode van ongeveer zes weken examen doen. Dit geeft leerling en leraar meer ruimte in het examenjaar en biedt de school de nodige organisatievrijheid. Bovendien zal de beroepskolom meer vorm hebben gekregen omdat de examenprogramma’s in het vmbo in lijn zijn gebracht met de gemoderniseerde kwalificatiestructuur in het mbo. De havo of vwo leerling zal op een school die meedoet aan de pilot ‘meerdere examenmomenten’ al in schooljaar 2005/2006 niet meer hoeven te wachten op dat ene examenmoment in mei. Hij kan op meerdere momenten per jaar examen doen in één of meerdere vakken. Hierdoor kan de leerling tijd vrijmaken voor een extra vak of voor een vak waar hij minder goed in is. Ook kan de school er voor kiezen om het onderwijs te periodiseren. Regelgeving en beheerslast Vergroting van autonomie moet hand in hand gaan met minder centrale regelgeving. Voor een systeem met centrale examens is echter centrale regelgeving nodig. Met het anders inrichten van de centrale examens wil ik niet alleen de leerling en de leraar tegemoet komen, ook wil ik de beheerslast voor de scholen verminderen, zoals ook wordt voorgesteld door de Onderwijsraad. Al heel snel betekent meer maatwerk ook meer organisatiedruk voor de scholen en dat moet worden voorkomen, overigens moet ook worden voorkomen dat de
blad 5/27
werkdruk van de leerling onevenredig toeneemt. Dat is ook de reden waarom ik de maatregel ‘meerdere examenmomenten in het examenjaar’ eerst wil uitproberen in een pilot. Herhaaldelijk wordt aangegeven dat de regelgeving betreffende de centrale examens de scholen relatief zwaar belast. Ik neem dit zeer serieus en ik heb deze geluiden van de scholen ook laten bespreken op een rondetafelbijeenkomst van examendeskundigen. Een aantal gesignaleerde problemen ligt inderdaad besloten in de huidige systematiek, bijv. de hoge regeldichtheid van de examenprogramma’s of bijvoorbeeld de tweede correctie. Op deze punten neem ik ook maatregelen; de examenprogramma’s worden globaler, de tweede correctie wordt administratief eenvoudiger en zal in de leerwegen vmbo-BB en KB de komende jaren geheel verdwijnen, mede dankzij het gebruik van ict (zie bijlagen). Echter er worden ook problemen aangegeven die niet direct in verband staan met de centrale regelgeving: bijv. de klachten over het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA). Verantwoording scholen Al deze voorstellen geven meer ruimte aan de school en meer invloed op de inhoud van de toetsing en afsluiting. Een grotere autonomie gaat echter hand in hand met verantwoording kunnen afleggen voor de keuzes die worden gemaakt en de kwaliteit die wordt neergezet. De Inspectie van het Onderwijs geeft in het Onderwijsverslag bij herhaling aan dat de kwaliteitszorg op de scholen voor Voortgezet Onderwijs nog onvoldoende vorm krijgt. Naast het algemene kwaliteitsinstrument KwiVO2 is dit jaar de Scan kwaliteitszorg schoolexamens beschikbaar gesteld aan de scholen. Voor 2005 is gepland dat er een inhoudelijke Kwaliteitsmonitor schoolexamens en een Protocol Examinering voor de scholen beschikbaar komt, ook zal Q5 nog actief blijven. Investeren in activiteiten op het terrein van kwaliteitszorg blijft noodzakelijk, tegelijkertijd wil ik er voor waken dat aanvullende kwaliteitseisen niet leiden tot nieuwe gedetailleerde regelgeving. Examenorganisatie Ik wil een heldere verantwoordelijkheidsverdeling tussen mij en de examenorganisatie. Ook is de efficiency en effectiviteit gebaat bij een organisatie met een grotere draag- en slagkracht dan de huidige CEVO. Een organisatie waar de betrokkenheid van het veld gegarandeerd zal zijn en waarbij het departement invulling kan geven aan zijn rol als regisseur. Nadat ik begin 2005 van Twijnstra Gudde een concreet advies over een organisatiemodel voor de inrichting van een examenorganisatie heb ontvangen, zal ik uw Kamer een voorstel doen toekomen betreffende de vormgeving van de examenorganisatie. In de bijlagen treft u naast een invoeringsschema ook een nadere uitwerking aan van de in Koers VO genoemde actiepunten met betrekking tot de examens. Hierbij zijn de algemene maatregelen en de maatregelen voor havo/vwo en de maatregelen voor vmbo geclusterd. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
(Maria J.A. van der Hoeven)
blad 6/27
Bijlagen Uitwerkingsnotitie Examens Voortgezet Onderwijs:
I. Planning Uitwerkingsnotitie Examens Voortgezet Onderwijs
Actor 1
2
3
4
Globalisering eindtermen havo/vwo - uitwerken beperken stofomschrijving - beter evenwicht stofomschrijving c.e. en s.e. treedt in werking Globalisering eindtermen vmbo - uitwerken beperken stofomschrijving - beter evenwicht stofomschrijving c.e. en s.e. treedt in werking
OCW/CEVO/ SLO/CITO
Meerdere examenmomenten per jaar - raadpleging docenten/schoolleiders - pilot Invoering is afhankelijk van de resultaten van de pilot
OCW
Examen in voorlaatste jaar - aanpassen Eindexamenbesluit treedt inwerking
OCW
Afsluiten leerweg met een vak op hoger niveau - aanpassen Eindexamenbesluit treedt in werking havo/vwo treedt in werking vmbo
2004 1 2
2005 1 2
x
x
x
x
2006 1 2
2007 1 2
2008 1 2
x Stichting platForms vmbo
x
x
x
x x
x x
x
X
x
x
x
x
x x
OCW x
x
x x x
x
blad 7/27
Actor 5
6
7
CSPE als examenvorm in BB, KB en GL BB pilot BB invoering KB pilot KB invoering GL pilot GL invoering Algemene vakken en ict in de basisberoepsgerichte leerwegen BB pilot BB invoering KB pilot KB invoering GL invoering afhankelijk van ervaring andere pilots Inpassen extra-reguliere programma’s vmbo - aanpassen Inrichtingsbesluit en Eindexamenbesluit - inwerking treding Kader voor experimenten - lopende en nieuwe experimenten moeten binnen een nieuw kader worden ingepast treedt in werking
8
Beperking aantal vakken c.e. vmbo - afhankelijk van de herprogrammering vmbo en kwalificatiestrucuur mbo
9
Kwaliteitsborging s.e. - examenprotocol - kwaliteitszorginstrument s.e. (procedureel) - kwaliteitszorginstrument s.e. (inhoudelijk) kwaliteitszorginstrument algemeen
2004 1 2
2005 1 2
2006 1 2
x x
x
2007 1 2
2008 1 2
CEVO/CITO x
x x
x x
x x
CEVO/CITO x
x
x
x
x
x
x x
x x
OCW x
x
x x
x x
p.m.
x
SM_VO SM_VO
x x
CITO Q5
x
p.m.
p.m.
blad 8/27
Actor 10
Ict en examens - het project Compex beperken tot alleen experimenten en de bewezen experimentele examens opnemen in de reguliere productie - treedt gefaseerd per vak inwerking
OCW/ CEVO
12
Haalbaarheidsonderzoek Examenbureau
OCW/CEVO/IB -Groep/ Twijnstra Gudde
aanbestedingsopdracht en advies - uitwerking advies en sondering - aanpassing wet- en regelgeving treedt in werking
Examenprogramma’s en examens beroepsgericht in lijn brengen met mbo
Treedt in werking
x
x
-
15
2006 1 2
2007 1 2
2008 1 2
x x
x
x
x
x
x
x
x x
Stroomlijnen voorlichting
Afschaffen/vereenvoudigen tweede correctie - aanpassen Eindexamenbesluit treedt in werking
2005 1 2
OCW/CEVO/ CITO
11
13
2004 1 2
x
x
x
x
x
x
x
x
OCW/IBG x
x
x x
CEVO/CITO/ SLO/Platforms x Vmbo/BVERaad/AOCRaad/SM_VO/ NVS-NVL
x
x
x
x
x
blad 9/27
II. Maatregelen vmbo, havo en vwo
1. Er komt meer ruimte voor scholen om – bij gelijkblijvend niveau – het onderwijs vorm te geven door een nieuwe balans tussen centraal examen en schoolexamen neer te zetten. De eindtermen zullen minder gedetailleerd en op hoofdlijnen geformuleerd worden. De stof en/of omvang van het centraal examen per vak wordt beperkt. In de notitie van de toenmalige staatssecretaris ‘Continuïteit en vernieuwing in de tweede fase havo/vwo’ van 18 januari 2002 (Kamerstukken II 2001/02, 28 000 VIII, nr.98) werd al voorgesteld, dat de voorschriften voor de schoolexamens in de examenprogramma’s zouden worden beperkt tot de hoofdlijnen van de inhoud. Dwingende vormvoorschriften zouden zoveel mogelijk komen te vervallen. Zulke vormvoorschriften reguleren het onderwijsproces op de scholen sterk en leiden tot een grote administratieve en organisatorische belasting. In de notitie ‘Ruimte laten en keuzes bieden in de tweede fase havo en vwo’ (aan de Tweede Kamer gezonden bij brief van 8 januari 2003, OCW0300015) heb ik opgenomen, dat de examenprogramma’s meer ruimte moeten geven voor eigen keuzen en minder regels moeten bevatten. Dit met behoud van het principe van de landelijke, door de overheid vastgestelde examenprogramma’s. Een meer globale omschrijving daarvan geeft een meer reële invulling van de verantwoordelijkheid van de overheid en past in mijn streven de scholen meer zeggenschap te geven over hoe zij het onderwijsproces inrichten. Politieke en maatschappelijke discussie moet gaan over de hoofdlijnen van wat wij willen dat op scholen geleerd wordt en niet over vakmatige details en de vormgeving. Die moeten worden bepaald door de leraren op de scholen en voor het centraal examen ook door de makers daarvan als representanten van het landelijke veld van leraren en wetenschappelijke deskundigen. Op deze wijze wordt een betere verdeling van verantwoordelijkheden bereikt. Die past in het uitgangspunt zoals dat voor het onderwijsbeleid is verwoord in het beleidsprogramma van het kabinet (Kamerstukken II 2003/04, 29 202, nrs.1-2): minder regels, meer ruimte en heldere verantwoording. Ook in het advies van de KNAW ‘Ontwikkeling van talent in de tweede fase’ (juni 2003, aan de Tweede Kamer gezonden bij brief van 15 september 2003, OCW0300707) wordt gepleit voor meer ruimte in het voorgeschreven programma. Meer ruimte zou kunnen leiden tot verbreding en verdieping. Een belangrijke aanbeveling in het advies was in dit verband, om de stof van schoolexamen en centraal examen met elkaar in evenwicht te brengen. Bij de meeste vakken is er al een evenwicht tussen beide, doordat bijvoorbeeld de helft van de stof aan de orde komt in het schoolexamen en de andere helft (een representatief deel) in het centraal examen. Bij een minderheid van de vakken (vooral de exacte vakken en de economische vakken) komt echter eerst alle stof in onderdelen aan de orde in het schoolexamen en vervolgens in zijn geheel nog een keer in het centraal examen. De inspectie van het onderwijs wijst in het Onderwijsverslag 2003 (paragraaf 5.3.7) op de gevolgen van het aan de orde stellen van een veelheid van onderwerpen in het eindexamen van de exacte vakken. Dat probleem wordt vanzelfsprekend versterkt door wat de KNAW signaleert: die vele onderwerpen komen ook allemaal in het centraal examen aan de orde. Voor de exacte vakken in het algemeen citeert de inspectie de mening van docenten: “De exacte vakken zitten in een keurslijf; dan laten de docenten de leuke dingen vallen, en dat werkt demotiverend”. Meer specifiek heeft de inspectie het vak wiskunde onderzocht en
blad 10/27
rapporteert de mening van vertegenwoordigers van scholen met veel bètaleerlingen: door versnippering van de tijd over een overdaad aan onderwerpen is er te weinig ruimte voor het ontwikkelen van vaardigheden. In het KNAW-advies worden als gevolgen van een en ander gesignaleerd: geen ruimte voor verbreding, voor verdieping, voor eigen keuzen en vernieuwing. De exacte vakken worden door de leraren en door het vervolgonderwijs vaak gezien als betrekkelijk oppervlakkig en tegelijk door de leerlingen als zowel moeilijk als weinig aansprekend. Dat beperkt het aantal leerlingen dat de desbetreffende profielen kiest. Dat laatste overigens vooral in het havo, in het vwo kiest toch bijna de helft van de leerlingen een profiel met bètavakken, maar die keuze weet vaak door de genoemde omstandigheden de interesse voor een vervolgstudie op dit gebied niet te wekken. De exacte vakken behoren tot de vakken met de meeste onderwijsuren in het onderwijs, maar mede door het grote beslag dat het centraal examen legt op de onderwijstijd (niet in de vorm van echte uitbreiding van kennis maar meer in de vorm van herhaling en oefening) komen leraren en leerlingen in die vakken toch steeds tijd tekort. De paradox dat deze vakken tegelijk als oppervlakkig en als moeilijk worden gezien, wordt verklaard door wat de KNAW signaleert. De door de KNAW genoemde oplossing – een beter evenwicht tussen centraal examen en schoolexamen – kan een belangrijke bijdrage zijn tot verbetering en heb ik dan ook overgenomen in Koers VO. In mijn opdracht zijn SLO, CITO en CEVO op dit moment bezig om de examenprogramma’s havo/vwo in overeenstemming met bovenstaande uitgangspunten aan te passen, in het kader van de aanpassingen in de profielen die worden voorzien met ingang van 1 augustus 2007. De uitgangspunten zijn vastgelegd in een algemeen model voor de examenprogramma’s (zie kader). De kern daarvan is, dat de overheid een examenprogramma vaststelt dat de hoofdlijnen van het vak vastlegt: globale eindtermen. De globale eindtermen worden voor het centraal examen uitgewerkt in specificaties door de CEVO. Het is dus niet zo, dat de globale eindtermen zoals door de overheid bepaald, zullen leiden tot onzekerheid in het centraal examen: de CEVO zal specificaties opstellen met het voor een centraal examen vereiste niveau van detaillering. Voor het schoolexamen kunnen scholen indien gewenst zelf hun specificaties vaststellen op de manier die ze zelf willen. De SLO publiceert daarvoor een model/voorbeeld. De gepubliceerde uitwerkingen kunnen een wegwijzer zijn voor de makers van de leermiddelen. Voor het vmbo gelden in principe dezelfde overwegingen. Dat wil zeggen, dat ook voor het vmbo examenprogramma’s mogelijk globaler zouden kunnen zijn. De huidige verhouding in het vmbo, c.e.-deel : s.e.-deel = 1/3 : 2/3, kan worden gehandhaafd. Dit geldt zowel voor de algemene als voor de beroepsgerichte vakken in het vmbo. De globalisering van de eindtermen beroepsgericht dient bovendien hand in hand te gaan met het in lijn brengen van de examenprogramma’s met de competentiegerichte kwalificatiestructuur in het mbo (maatregel 15). Deze kaders kunnen ook worden gehanteerd bij de nieuwe - extra-reguliere programma’s (zoals bijvoorbeeld intersectorale programma’s, sommige AXIS-projecten en SDV (Sport, Dienstverlening en Veiligheid)) - die worden ingepast in de reguliere structuur (zie: de uitwerking van maatregel 7) Voorbeeld globalisering eindtermen havo/vwo
blad 11/27
1. Vorm 1.1 Examenprogramma’s zijn globaal. Ze omvatten een opsomming van domeinen en subdomeinen, met per (sub)domein een korte karakteristiek in de vorm van een globale eindterm (enkele regels). 1.2 Examenprogramma’s kennen uitwerkingen in de vorm van specificaties bij de eindtermen. Voor het centraal examen zijn deze specificaties imperatief. Ze omvatten ook de bij sommige vakken voorkomende wisselende onderwerpen. Voor het schoolexamen zijn deze specificaties facultatief (richtinggevend): scholen mogen er van afwijken en hun eigen specificaties vaststellen. (Sub)domeinen die uitsluitend in het schoolexamen aan de orde komen, kennen dus uitsluitend facultatieve specificaties. 2. Inhoud 2.1 Examenprogramma’s geven de inhoud van het examen aan, dat wil zeggen de exameneisen geformuleerd in termen van kennis, inzicht en vaardigheden. Ze omvatten geen vormvoorschriften, wegingen binnen het schoolexamen etc. 2.2 Examenprogramma’s reserveren waar mogelijk expliciet ruimte (=tijd) voor (imperatieve) keuze-onderwerpen. Daarnaast geven ze, waar het betreft het schoolexamen, steeds een minimum aan: meer mag altijd in het schoolexamen, ter keuze van de school. Voor dat meerdere wordt geen aparte ruimte gereserveerd, het is een keuze van de school. Er kunnen in een examenprogramma dus drie soorten onderdelen zijn (de categorieën van het examenprogramma): 1. altijd: de algemeen-verplichte stof; 2. waar mogelijk: imperatieve keuze-onderwerpen - een of meer door de school/leerling verplicht te kiezen keuze-onderwerpen, te kiezen uit een limitatieve lijst (2a), uit een enuntiatieve lijst, d.w.z. dat ook daarbuiten gekozen mag worden (2b), of door de school geheel op eigen initiatief te kiezen (2c); 3. altijd: ter keuze van de school geheel vrij te kiezen onderwerpen - de school mag zelf kiezen of die onderwerpen er zijn of niet; ze kunnen worden gekozen uit een enuntiatieve lijst (3a), of door de school geheel op eigen initiatief worden gekozen (3b). 3. Verantwoordelijkheden 3.1 De formele wetgever (regering plus parlement) bepaalt de kaders van de examenprogramma’s (profiel-/vakkenstructuur). De minister stelt de examenprogramma’s vast. De CEVO stelt de uitwerkingen voor het centraal examen vast, inclusief eventuele wisselende onderwerpen en hun omschrijving. SLO publiceert uitwerkingen voor het schoolexamen als model (voorbeeld). 3.2 De school is verantwoordelijk voor het examen en de voorbereiding daarop. Dat wil zeggen: - de school heeft de verplichting deugdelijk voor te bereiden op het centraal examen; - de school heeft de verplichting tot een deugdelijk schoolexamen, maar maakt daarin eigen inhoudelijke keuzen. 4. Procedures 4.1 Klein onderhoud is het aanpassen van de uitwerkingen/specificaties. Het is de verantwoordelijkheid van CEVO resp. SLO. 4.2 Middelgroot onderhoud is het aanpassen op het niveau van domeinen en subdomeinen: toevoegen, schrappen, aanpassen van (sub)domeinen / (globale) eindtermen. Het is de verantwoordelijkheid van de minister. 4.3 Groot onderhoud is het veranderen van de algemene opzet van een vak. Het is de verantwoordelijkheid van de minister.
blad 12/27
CEVO (en Cito), SLO, ministerie (en inspectie) stemmen hun activiteiten op dit gebied onderling en met het onderwijsveld zo goed mogelijk op elkaar af.
2. Het wordt mogelijk gemaakt dat leerlingen in het voorlaatste jaar een centraal examen kunnen afleggen. Op dit moment geeft de regelgeving de mogelijkheid aan de leerling eindexamen te doen als afsluiting van de opleiding. Er bestaat een sterke behoefte om leerlingen de mogelijkheid te bieden al in het voorlaatste jaar één of meerdere onderdelen van het eindexamen af te doen ronden. Leerlingen kunnen dan, binnen het aanbod van de school, zelf bepalen of zij één of meerdere vakken willen afsluiten met een centraal examen in het voorlaatste jaar of in het laatste schooljaar. Hoewel dit een groter beroep doet op het organisatievermogen van de school, wordt deze variant duidelijk door leraren en schoolleiders aangevoerd als gewenst. Overigens wil ik deze variant niet verplicht stellen maar slechts mogelijk maken zodat de school zelf kan kiezen of deze vorm van flexibilisering bij haar past. De school mag zelf bepalen hoe ver zij gaat in deze vorm van examinering. Deze variant sluit goed aan bij de grotere autonomie van de school en de verantwoordelijkheid van de school voor een wijze van examineren die aansluit op het onderwijskundig concept. Welke vorm de school hier ook in kiest, duidelijk zal zijn dat de school volledig verantwoordelijk is voor een verantwoord onderwijsprogramma. Ik zie hier ook mogelijkheden voor scholen om gehoor te geven aan de wens om een meer geleidelijke overgang naar het vervolgonderwijs te realiseren. Nu al zijn er voorbeelden van integratie van het voortgezet onderwijs met het mbo, hbo en wo. Niet alleen wordt op deze manier invulling gegeven aan een leerloopbaan op maat, het is ook bevorderlijk voor de leermotivatie van de leerling (voorkomen voortijdig schoolverlaten) en het sluit ook aan bij het pleidooi van de Onderwijsraad voor doorlopende leerlijnen en versterking van de beroepskolom. Ik heb al twee scholen, te weten het Herman Jordan Lyceum te Zeist en de Pontes Scholengemeenschap te Zierikzee toestemming gegeven ervaring op te doen met een systeem van examinering in het voorexamenjaar. Ten behoeve van dit experiment is toegestaan dat deze scholen afwijken van artikel 37, 2e en 3e lid van het Eindexamenbesluit en er zijn speciale voorwaarden geformuleerd . Het project bij Herman Jordan is al zover dat een eerste evaluatie mogelijk is (zie verslag hieronder). De ervaringen binnen het experiment aan het Herman Jordan Lyceum blijken overwegend positief. De school maakt de kanttekening dat zij veel heeft moeten investeren in de organisatie en administratie en begeleiding van leerlingen. Voor de vakken die afgesloten worden met een schoolexamen bestaat natuurlijk al de mogelijkheid om deze af te sluiten in een eerder jaar. Verslag project Herman Jordes Lyceum: examen in het voorlaatste examenjaar 2001/2 – 2004/5 1 Inleiding Het komt nog wel eens voor dat een leerling in een of meer vakken eerder toe is aan een centraal examen. In bijzondere gevallen geldt dit bijzonder goede of snelle leerlingen; meestal betreft het leerlingen die om een of andere reden een jaar doubleren. In de huidige situatie komt het vaak voor dat een doublerende leerling zich te weinig uitgedaagd voelt: leerstof en lessituatie komen al te bekend voor. De school heeft goede ervaringen opgedaan met doublerende leerlingen die alvast
blad 13/27
“doorwerken” aan vakken met alleen een schoolexamen in het volgende leerjaar. De school wil leerlingen daarnaast stimuleren tot leren door ook de mogelijkheid te bieden in een of meer vakken centraal examen te doen. Daarmee verwachten we dat leerlingen zich meer uitgedaagd voelen, beter functioneren op de school en wellicht in het vervolgonderwijs. Bovendien kan de school zodoende concrete invulling geven aan “recht doen aan verschillen”.’ 2. Gegevens over deelnemende leerlingen Vooralsnog doen vrijwel alleen doubleurs mee met het flexibel examen of leerlingen die de overstap maken van HAVO naar VWO of van VWO naar HAVO. Leerlingen kunnen op verschillende wijzen deelnemen aan het flexibel examen, namelijk door één of meer vakken met een centraal examen vooruitlopend op hun examenjaar af te ronden of door vakken met een schoolexamen eerder of juist later af te ronden dan in de geplande jaarlaag. Er zijn daardoor in de gehele bovenbouw leerlingen actief die enkele vakken in een andere dan hun eigen jaarlaag volgen. 3.Gegevens met betrekking tot de organisatie Noodzakelijke activiteiten en tijdsinvestering Voor de docent en de decaan is geen substantiële tijdsinvestering vereist. De leerling functioneert gewoon in een lesgroep en maakt gebruik van bestaande faciliteiten van het decanaat. Wel vereist het deelnemen aan het flexibel examen van de leerling substantiële aandacht bij inpassing in de schooladministratie, het rooster, de examenorganisatie en de leerlingbesprekingen. Aangezien programmatuur werkt met als basis jaarlagen betekent inpassing van de feleerlingen altijd handwerk met alle risico’s op fouten. Aanpassingen in les- en examenprogramma’s Er blijken tot nu toe geen aanpassingen in les- en examenprogramma’s noodzakelijk of gewenst. Het aanvullend programma dat leerlingen volgen om ook in de examenklas aan hun onderwijstijdverplichtingen te voldoen bestaat altijd uit bestaande lesprogramma’s die binnen de school, of modules bij Universiteiten die buiten de school, kunnen worden gevolgd. Successen De beoogde winst van het project was dat leerlingen zich meer uitgedaagd voelen en daardoor beter functioneren. Het animo om deel te nemen aan het flexibel examen is groot en de indruk bestaat dan ook dat leerlingen zich er door uitgedaagd voelen. Over het algemeen levert het volgen van een vak in een hogere jaarlaag daadwerkelijk op dat de leerling in staat is het vak eerder met voldoende niveau af te sluiten. Problemen Problemen kunnen zich voordoen bij leerlingen, docenten of binnen de organisatie. Bij leerlingen speelt vooral dat zij te maken kunnen krijgen met teleurstelling indien door organisatorische kwesties in een laat stadium blijkt dat toch niet met het flexibel examen kan worden meegedaan. Dit komt in ongeveer 10% van de gevallen voor. Een ander probleem is dat de leerling die in een voorexamenklas functioneert niet over alle faciliteiten beschikt waarover een examenleerling beschikt (denk daarbij ook aan de examensfeer, vrijgeroosterde voorbereidingsweken en dergelijke). Overigens is er tot nu toe geen aanwijzing dat fe-leerlingen minder presteren dan zij zouden kunnen.
blad 14/27
De organisatorische problemen zijn met behulp van de genoemde extra inzet en tijdsinvestering op te lossen. Programmatuur voor het roosteren en voor de leerlingadministratie is gebaseerd op jaarlagen. De fe-leerlingen moeten daar handmatig in worden verwerkt. De genoemde tijdsinvestering per leerling zou bekort kunnen worden indien met geschiktere programmatuur zou kunnen worden gewerkt. 4. Gegevens over verbreiding Randvoorwaarden Om dit project succesvol te laten zijn is het noodzakelijk dat er een centrale figuur is die het traject volgt en op individuele basis met de leerlingen afspraken wil maken. Als dat ontbreekt zullen leerlingen niet weten waar zij aan toe zijn, uit de administratie verdwijnen en worden noodzakelijke afspraken niet gemaakt. Programmatuur die niet op basis van jaarlagen werkt is een pre en kan het vele handwerk dat nu nodig is, verminderen. Verder zijn modules bij vervolgopleidingen die toegankelijk zijn voor leerlingen van het voortgezet onderwijs van belang voor het invullen van de vrijgekomen onderwijstijd in de examenklas. Ontwikkeling van schoolintern beleid Binnen de school moeten criteria worden opgesteld voor toelating van leerlingen tot het flexibel examen. Dat beleid moet goed worden gecommuniceerd naar docenten, mentoren en coördinatoren en via hen naar leerlingen om teleurstelling bij leerlingen en ouders te voorkomen. Verder moeten er procedures worden opgesteld voor de genoemde noodzakelijke activiteiten zoals de informatievergaring met betrekking tot fe-leerlingen, het omgaan met leerling-lijsten en de informatievoorziening aan fe-leerlingen over alles wat met het examen te maken heeft. Zonder deze procedures blijft het goede verloop teveel afhankelijk van de alertheid van één of enkele functionarissen binnen de school.
3. De regelgeving wordt zodanig aangepast dat het mogelijk wordt om leerlingen in het vmbo en havo een vak op een hoger niveau te doen afsluiten. Het creëren van de mogelijkheid om één of meer vakken op een hoger niveau af te sluiten komt tegemoet aan een veel gehoorde wens uit het scholenveld en sluit aan bij de kernboodschap van Koers VO om scholen ruimte te bieden. Nu al is er geen regelgeving die het afleggen van een examen in een vak uit een hogere leerweg in de weg staat. In de praktijk blijkt dat het wel op uitvoeringsproblemen stuit. In het huidige examensysteem sluit de vmbo-leerling alle vakken af op het niveau van de leerweg waar hij staat ingeschreven. Eventuele extra’s komen daar bovenop. Zo kan een KBleerling het vak Engels ook nu al op het GL/TL-niveau afsluiten, maar alleen naast een examen op KB-niveau. De school kan de extra’s weliswaar vermelden in het examendossier, maar op de cijferlijst bij het diploma is nu geen plaats voor de vermelding van vakken op een hoger niveau. Ook in de nieuwe situatie zal de leerling het examen moeten doen in zijn eigen leerweg én van de hogere leerweg. De regelgeving wordt aangepast zodat de extra examenprestatie kan worden vermeld op het diploma. Obstakels (zoals het gegeven dat het huidige centraal schriftelijk examen voor KB gelijktijdig plaatsvindt met dat voor GL/TL) zullen sterk verminderen als het systeem om de algemene vakken op meer flexibele wijze te examineren is uitgebreid tot de kaderberoepsgerichte leerweg.
blad 15/27
Deze verruiming heeft geen gevolgen voor het vmbo-diploma. De leerweg op het diploma wordt bepaald door het vak dat op het laagste niveau wordt afgesloten. Het is namelijk van belang dat de leerling de mogelijkheid krijgt te kunnen excelleren, niet om af te zakken. Het instroomrecht in het vervolgonderwijs wijzigt evenmin en omdat ook de vakkenpakketeisen niet veranderen wordt geen afbreuk gedaan aan de herkenbaarheid van het vmbo-diploma. Natuurlijk kan het vervolgonderwijs wel inspelen op de extra kwalificatie. Op termijn wil ik het mogelijk maken dat het vak uit de hogere leerweg ook vervangend kan zijn voor het vak in de eigen leerweg. In de wijzigingsvoorstellen voor de Tweede Fase neem ik de mogelijkheid op dat een havokandidaat één of meerdere vakken op vwo-niveau kan afsluiten. III. Maatregelen havo/vwo
4. Meerdere centraal examenmomenten per jaar wordt mogelijk gemaakt in het vmbo, havo en vwo, onder de voorwaarde dat zich geen onoverkomelijke bezwaren aandienen ten aanzien van de organiseerbaarheid, de regelgeving of financiële consequenties. Op dit moment is er één volwaardige examenperiode in mei, hier nemen ongeveer 150.000 kandidaten aan deel. In juni is er een examenperiode met beperkte deelnamemogelijkheden voor inhalers en herkansers, het gaat hierbij om circa 22.000 kandidaten. Ten slotte is er in augustus een derde periode met nog beperktere mogelijkheden, ook voor inhalers en herkansers en hier werd door circa 700 kandidaten aan deelgenomen in 2004. Uiteindelijk zijn er circa 12.000 kandidaten gezakt. Meerdere examenmomenten per jaar brengen veranderingen met zich mee zowel voor de leerling, leraar, school, examenorganisatie als de overheid. Direct een systeem met meerdere examenmomenten invoeren acht ik onverantwoord. Ik wil beginnen met een driejarige pilot te beginnen in het schooljaar 2005-2006. Ik wil deze pilot openstellen voor tien scholen voor havo en vwo. Bij een dergelijk aantal is een verantwoorde proefomgeving gewaarborgd. Ik stel ook vast dat het vmbo en het havo/vwo hier in een andere ontwikkelfase verkeren. De ontwikkeling die in gang is gezet voor de algemeen vormende vakken in vmbo-BB en het cspe (centraal schriftelijk en praktisch examen) in vmbo-BB maken al een vergaande vorm van flexibilisering in de afname mogelijk in deze leerweg. Indien mogelijk zal deze ontwikkeling worden doorgetrokken naar de andere leerwegen (zie de andere maatregelen). Bovendien ontstaat er flexibilisering in afnamemoment door de mogelijkheid al in het voorlaatste jaar in één of meerdere vakken centraal examen te doen. De pilot zal zich dan ook niet richten om het vmbo maar op de havo en vwo-scholen pilot Ik kies voor een pilot waarbij drie volwaardige tijdvakken worden opengesteld, te weten in mei, augustus en januari. Dit betekent dat de huidige tweede en derde tijdvakken, met slechts een beperkte functie, komen te vervallen. De leerling krijgt dan het recht om drie keer per jaar in een of meerdere vakken centraal examen af te leggen. Hierbij wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen kandidaten die voor het eerst centraal examen doen in een vak, kandidaten die herkansen en kandidaten die wegens ziekte of andere omstandigheden niet eerder konden meedoen. Het wordt dus mogelijk voor een leerling om in augustus meerdere vakken te herkansen, ook vervalt de verplichting om op één moment in alle vakken examen te
blad 16/27
doen. In het huidige systeem kan in juni worden herkanst in één vak, in dit werkmodel kan de kandidaat alles herkansen maar dan pas in augustus. Gedurende de looptijd van de pilot (2005-2008) wordt onderzoek gedaan en ingezet op het mogelijk maken van tussentijdse instroom in het hoger onderwijs. Het is belangrijk om antwoord te kunnen geven op de vraag wat de meerwaarde is van meerdere examenmomenten en voor welke geledingen. Ook belangrijk is het antwoord op de vraag welke organisatorische, wettelijke, financiële en onderwijskundige gevolgen er zijn voor de verschillende geledingen. En het is wenselijk dit ook nog eens te bezien voor de verschillende schoolsoorten. Informeel overleg met docenten en schoolleiders Voorafgaand aan de start van de pilot in het voorjaar 2005 zal ik gesprekken organiseren met docenten en schoolleiders over de invulling van de randvoorwaarden van de pilot. De leerling. Het huidige examensysteem is er op ingericht dat alle leerlingen gezamenlijk het onderwijs doorlopen en afsluiten op hetzelfde moment. Voor de volgende leerlingen biedt een extra examenmoment de volgende voordelen: • Een gezakte kandidaat hoeft niet een heel jaar te wachten om alles opnieuw te doen; • leerlingen met prestatiebeperkingen kunnen nu de druk spreiden over meerdere momenten; • volwassen kandidaten kunnen nu ook op andere tijdstippen examen doen; • leerlingen die "klaar" zijn met de stof kunnen op een voor hen geschikt moment examen doen, waardoor de motivatie toeneemt; • vrijgekomen tijd kan worden besteed aan een extra vak, een vak waar een kandidaat zwak in is of aan kennismaking met onderdelen van de vervolgopleiding. De docenten en de school Volgens de Cito-enquête zegt meer dan 50% van de directieleden dat flexibilisering bijdraagt aan het oplossen van problemen op school; dat geldt zowel voor vmbo als voor vwo/havo. Leraren menen in veel mindere mate dan directies dat flexibilisering bijdraagt aan het oplossen van problemen op school. In het vwo/havo is dat 1/5 en in het vmbo 1/3 van de respondenten in de algemene vakken. Enkele overwegingen: • De examenorganisatie en de werklast van docenten kan complexer worden met meerdere afnames; • Het is mogelijk om één van de extra examenmomenten te laten organiseren door de staatsexamencommissie (zie hieronder); • Leerlingen kunnen beter worden gemotiveerd; • Spreiding van de examens over meerdere afnamemomenten leidt tot minder druk op het gebruik van ict-voorzieningen; • Scholen kunnen geconfronteerd worden met gok- en uitstelgedrag van leerlingen; • Meerdere examenmomenten biedt de mogelijkheid om het onderwijs te periodiseren. De overheid. Het aanbieden van meerdere examenmomenten per jaar brengt de noodzaak met zich mee dat geregeld wordt hoe dit in zijn werk gaat. Toename van de hoeveelheid en van de
blad 17/27
complexiteit van de regelgeving is een gevaar. Tevens dienen de gevolgen voor de bekostiging in kaart te worden gebracht. Een regulier uitstroommoment uit het voortgezet onderwijs in januari en een regulier instroommoment in het vervolgonderwijs in januari heeft gevolgen voor de bekostigingssystematiek van de instellingen, maar ook voor de studiefinanciering van studenten. Zijn er ook effecten te verwachten op de verblijfsduur in het voortgezet onderwijs? Ook de relatie met het onderwijsnummer verdient aandacht. Het huidige onderscheid tussen examenkandidaten in het voortgezet onderwijs en examenkandidaten in het volwassenonderwijs en bij de staatsexamencommissie komt ter discussie. De examenmakers Voor de examenmakers biedt de huidige indeling in tijdvakken geen enkel probleem. Hier hoeft alleen nagegaan te worden wat de gevolgen zijn van meerdere examenmomenten per jaar. Het is met de huidige productie niet mogelijk drie openbare tijdvakken te maken. De productie zal dus moeten worden verhoogd. Dataverwerking en normhandhaving zijn zaken waar in geïnvesteerd zal moeten worden. IV. Maatregelen vmbo
5. CSPE (het centraal schriftelijk en praktisch examen) is de wenselijke examenvorm voor de beroepsgerichte programma’s binnen alle leerwegen. Het cspe (centraal schriftelijk en praktisch examen) is een nieuwe examenvorm voor de beroepsgerichte vakken in het vmbo. De praktische vaardigheden en bijbehorende vaktheorie worden in onderlinge samenhang getoetst. Het idee achter het cspe is dat de vaktheorie op een natuurlijke manier getoetst wordt doordat deze direct gekoppeld is aan de realistische contexten van de praktische opdrachten, die in het cspe centraal staan. Bij leerlingen uit de basisberoepsgerichte leerweg (BB) is gebleken dat de vaktheorie in het cspe beter uit de verf komt dan in een afzonderlijk schriftelijk examen. Het cspe is een examenvorm die nog andere voordelen biedt: De school kan het cspe flexibel programmeren binnen de daartoe aangewezen examenperiode (dit is nu 4 april tot 1 juni) en dit kan nog worden verruimd; Inhalen en herkansen wordt door de scholen zelf geregeld en de school wijst zelf een tweede examinator aan, het cspe kent dus geen externe tweede correctie (zie ook maatregel 10); De examenvorm van het cspe is ook geschikt voor eventueel toekomstige inhoudelijke ontwikkelingen als competentiegericht toetsen; Koppeling met de ontwikkelingen met regionale arrangementen en de mbokwalificatiestructuur kunnen eenvoudig worden ingepast. Voor het cspe in de basisberoepsgerichte leerweg (BB) verloopt het invoeringstraject geruisloos: in het examenjaar 2004 heeft al 80% van de BB-leerlingen op vrijwillige basis deelgenomen aan het cspe. Gelet op de grote voordelen die deze vorm van centraal examineren biedt, dit wordt volmondig onderschreven door de deelnemende scholen, heb ik besloten dat in 2005 het cspe de enige examenvorm is voor de BB. In het schooljaar 2004/2005 nemen zo’n 40 vmbo-scholen deel aan het project ‘cspe KB’, waarin wordt onderzocht of de examenvorm van het cspe ook toepasbaar is voor de kaderberoepsgerichte leerweg (KB). Indien de ervaringen ook hier positief zijn dan zal ik het cspe in 2007 ook integraal in de KB invoeren als enige vorm van het centraal examen beroepsgericht.
blad 18/27
In de gemengde leerweg (GL) kent het beroepsgerichte vak uitsluitend een cse (centraal schriftelijk examen). Omdat ook in deze leerweg bij de beroepsgerichte vakken de praktische vaardigheden centraal staan en vanwege de afstemming van de examenvormen ‘over de leerwegen heen’, spreek ik de intentie uit om het cspe ook in de GL in te voeren. Dat kan naar verwachting vanaf het examenjaar 2008. Met de realisatie in 2007 van het c.e.-systeem voor de algemene vakken in de BB ontstaat een samenhangend examensysteem dat scholen de mogelijkheid biedt om op flexibele wijze te examineren. 6. De mogelijkheid wordt geboden om in de basisberoepsgerichte leerweg in het vmbo de algemene vakken op meer flexibele wijze te examineren in het tijdvak waarin ook de beroepsgerichte programma’s worden geëxamineerd. De ontwikkelingen met ICT en examens en de goede ervaringen met het flexibel afnemen van de examens van de beroepsgerichte programma’s in het vmbo maken het mogelijk ook voor de algemeen vormende vakken in het vmbo een flexibele wijze van examineren te ontwerpen. Ik heb dan ook de CEVO opdracht gegeven voor de algemene vakken in de basisberoepsgerichte leerweg een flexibele invulling van het systeem van centrale examinering in de vorm van computerexamens in ontwikkeling te nemen. Dit betekent: Vanaf het examen 2007 krijgt elke school per algemeen vak in de BB (BB-avo) een aantal cbt-toetsen (cbt = computer based test, zie ook maatregel ICT); De opgaven staan op het computerscherm, antwoorden worden op de computer ingevoerd en grotendeels of geheel door de computer gecorrigeerd; De school bepaalt binnen de afnameperiode (examentijdvak) zelf het afnametijdstip of de afnametijdstippen; De school regelt zelf herkansing en inhalen; De externe tweede correctie vervalt. Met de aanpassing van de centrale examens BB-avo kom ik tegemoet aan de wens van docenten en schoolleiders om meer maatwerk te kunnen leveren: 1. meer afnamevrijheid voor de school, d.w.z. meer ruimte om bij de afname pedagogisch te handelen (herkansing en inhalen); dit sluit aan bij het advies van de Onderwijsraad; 2. een betere, de BB-leerling meer aansprekende presentatie van de examens, door gebruik van de computer met mogelijkheden kleur en (deels op termijn) bewegend beeld en geluid. De aangepaste examens BB-avo passen binnen de kaders van het huidige systeem van examinering, vooral binnen de regelgeving voor cspe (zie maatregel cspe). Na invoering hebben scholen te maken met één systeem voor het examen beroepsgericht en de examens algemeen vormende vakken, dit komt de duidelijkheid ten goede. De aangepaste examens BBavo zijn net als de cspe flexibel af te nemen binnen een vastgestelde examenperiode. Uitbreiding naar KB en GL/TL Bij gebleken geschiktheid wil ik het centraal examen systeem voor BB-avo met behulp van ICT achtereenvolgens uitbreiden naar KB en GL/TL. Dit zal fasegewijs plaatsvinden na zorgvuldige evaluatie van de pilots. In combinatie met het cspe (vanaf 2008 mogelijk in alle leerwegen, zie maatregel cspe) kan het gehele vmbo omstreeks 2010 een éénduidig en flexibel examensysteem hebben. Een systeem waarbij recht wordt gedaan aan het eigen karakter van
blad 19/27
het vmbo, waarbij maatwerk wordt geleverd, wordt aangesloten bij het leerproces van de vmbo-leerling en waarbij ook kwaliteit centraal wordt geborgd en de instroom in het vervolgonderwijs is gegarandeerd. 7. De extra-reguliere programma’s in het vmbo worden ingepast in de reguliere structuur en er wordt een kader vastgelegd voor verdere inhoudelijke experimenten in het vmbo. De intrasectorale programma’s en afdelingsprogramma’s, leerwerktrajecten, regionale arrangementen, de mogelijkheid om niveau-1-opleidingen aan te bieden, Sport, Dienstverlening en Veiligheid (SDV) en de AXIS-projecten maken weliswaar maatwerk mogelijk maar veroorzaken ook een zekere mate van diffuusheid en versnippering. Hierdoor komen de transparante structuur en de herkenbaarheid van het diploma vmbo voor het vervolgonderwijs, beoogd bij de invoering van het vmbo, onder druk te staan. Ik wil de innovaties ook ten goede laten komen aan de leerling, daarom ligt het voor de hand dat ‘extrareguliere programma's’ die naar verwachting levensvatbaar zijn, een plaats krijgen in de reguliere structuur, wat betekent dat ik per leerweg een examenprogramma zal vaststellen. Omgekeerd geldt dat reguliere examenprogramma’s die niet levensvatbaar zijn gebleken, te denken valt aan diverse smalle beroepsgerichte programma’s uit de gemengde leerweg, kunnen worden ingetrokken. Eerder heb ik al het belang aangegeven van de inpassing van de vmbo-examenprogramma’s in de nieuwe kwalificatiestructuur met het oog op de niveau-1opleidingen in het vmbo (maatregel 15). Bij beoordeling van nieuwe experimenten in het vmbo valt globaal onderscheid te maken tussen projecten die wel en projecten die niet kunnen leiden tot aanpassing van de regelgeving. Voor projecten waarin een onderwijskundige vernieuwing (bv. vakkenintegratie, bedrijfsstages, loopbaanoriëntatie) centraal staat biedt de bestaande regelgeving meestal al voldoende ruimte. Projecten die een programmatische vernieuwing behelzen (zoals bv. Technologie in de GL, intersectorale programma’s) kunnen leiden tot een nieuw examenprogramma, dat eventueel en na wijziging van de regelgeving wordt geborgd. Kader voor beoordeling: 1. Geen dubbeling met lopende of al afgeronde projecten; 2. Geen wijziging in lopende projecten; 3. Duur ontwikkeltraject is maximaal drie(school)jaren; 4. In vierde jaar besluitvorming rond borging; 5. Gevolgen voor examens vooraf duidelijk in beeld; 6. Gegarandeerde vervolgopleiding voor de leerling, zo mogelijk ook landelijk; 7. Gegarandeerde arbeidsmarkt in de regio; 8. Organiseerbaarheid binnen de school (kosten dekken uit impulsbudget); 9. In de ontwikkelfase maximaal 5 deelnemende scholen; 10. In het tweede jaar uitbreiding met maximaal 5 volgscholen; 11. Coördinatiekosten beperkt houden (bureaucratisering / overhead) 12. geen verlenging van de verblijfsduur en/of programmaduur; 13. Inrichting leerwegen blijft intact; 14. Gevolgen voor de reguliere bekostiging moeten vooraf in beeld zijn; 15. Passen binnen meerjarige beleidskaders zoals Koers VO. Ad 3 Het ontwikkeltraject wordt in de projectaanvraag beschreven bv. eerste jaar: voorbereiding
blad 20/27
tweede jaar: implementatie / proefdraaien in leerjaar 3 derde jaar: proefdraaien in leerjaar 3 inclusief afsluiting/examinering in leerjaar 4
Ad 4 Met borging wordt hier bedoeld inpassing in de reguliere structuur. De minister stelt een nieuw examenprogramma (inclusief examensystematiek, d.w.z. een schoolexamen naast een centraal examen) vast nadat CEVO en CITO een preadvies hebben uitgebracht over de examineerbaarheid. Ad 5 Bij projecten die een wijziging in de regelgeving met zich mee kunnen brengen wordt in de aanvraag opgenomen of ontheffing van de regelgeving (artikel 25 en artikel 29 WVO) nodig is; hoe de projectscholen waarborgen dat de examinering valide en betrouwbaar geschiedt; dat dit zodanig wordt vastgelegd dat het bruikbaar is voor het vervolgonderwijs/ de arbeidsmarkt. Voor havo/vwo kunnen daar nog de volgende criteria aan worden toegevoegd: 1. De school kan de ruimte in het vrije deel gebruiken om een ‘eigen vak’ aan te bieden en te examineren. De school heeft daarbij wel goedkeuring van de minister nodig voor het examenprogramma; 2. Het civiel effect van het diploma dient nationaal en internationaal te zijn gewaarborgd; 3. het resultaat van het project moet bruikbaar zijn voor het hele stelsel. 8. Beperking van het aantal centraal te examineren vakken in het vmbo wordt onderzocht, al dan niet door middel van experimenten. Bij de uitwerking van maatregel 5 geef ik aan de ontwikkeling binnen de systematiek van de centrale examens met betrekking tot het cspe (centraal schriftelijk praktisch examen) als onomkeerbaar te beschouwen; ditzelfde geldt voor de flexibele afname van de examens van de algemene vakken in het vmbo-BB (zie maatregel 6). Wel stel ik de verbreding naar de andere leerwegen afhankelijk van een evaluatie, en implementatie zal via een pilot dienen te verlopen. Deze nieuwe vormen van centrale examinering geven scholen veel mogelijkheden voor toetsing op maat en flexibiliteit in afname. Hiermee kom ik tegemoet aan de meeste bezwaren van de scholen tegen het huidige systeem van centrale examens. De hierboven uitééngezette verbeteringsvoorstellen (cspe, de algemene vakken in vmbo-BB, examen doen in het voorlaatste jaar en globalisering van de examenprogramma’s) maken een meer evenwichtige en op de behoefte van de moderne leerling toegesneden vorm van toetsing en afsluiting van het leerproces mogelijk. Ik wil nu niet nog meer veranderingen doorvoeren door over te gaan tot vermindering van centraal te examineren vakken. Ik wil de besluitvorming hierover koppelen aan de herprogrammering van vmbo of de vernieuwing van de kwalificatiestructuur van mbo. In dat licht wil ik bezien of een vermindering van het aantal centraal te examineren vakken in vmbo een meerwaarde biedt. Vanuit het oogpunt van rendement en beheersbaarheid laat ik nagaan of het aantal examenprogramma’s beroepsgericht kan worden verminderd. In de gemengde leerweg worden bijvoorbeeld examens ontwikkeld voor een 30-tal beroepsgerichte vakken, waar in
blad 21/27
sommige gevallen slechts één, enkele of zelfs nul kandidaten examen in afleggen. E.e.a. zal worden bezien in relatie tot de hierboven al genoemde herprogrammering. V. Algemeen
9. Voor de kwaliteitsborging van schoolexamens wordt ingezet op kwaliteitszorgsystemen, al dan niet met externe legitimatie (betrokkenheid vervolgonderwijs en bedrijfsleven). Bij meer autonomie voor de scholen hoort ook de verantwoordelijk voor de eigen kwaliteit en kwaliteitszorg en de verantwoording hierover naar leerlingen, ouders, overheid en vervolgopleidingen. Natuurlijk hoeft niet elke school het wiel zelf uit te vinden, bruikbare voorbeelden en instrumenten moeten breed worden verspreid. Een mogelijkheid voor scholen om hun onderwijsresultaten te kunnen bewaken en te verantwoorden is door gebruik te maken van een leerlingvolgsysteem (LVS). Een LVS is een samenhangend geheel van objectieve evaluatie-instrumenten, dat scholen in staat stelt de kwaliteit en het niveau van hun onderwijs en schoolexamens op een zelfstandige en onafhankelijke manier te bewaken en te verantwoorden naar derden. Naast de belangstelling voor kwaliteitszorg in het onderwijs in het algemeen, is er toenemende aandacht voor de kwaliteitszorg voor schoolexamens. Dit wordt ingegeven door de volgende ontwikkelingen: • met de komst van de Tweede Fase en de leerwegen in het vmbo is het aandeel van het schoolgedeelte in de examens toegenomen; • er zijn vakken in het curriculum opgenomen die uitsluitend met een schoolexamen worden afgesloten; • scholen krijgen meer ruimte om zelf de inhoud van het schoolexamens te bepalen; • de verantwoording voor het gehele proces rond de schoolexamens voor één vak ligt soms bij één enkele docent; • vanuit o.a. de onderwijsinspectie zijn er signalen over tekortschietende kwaliteit van het schoolexamen en het uiteenlopen van resultaten voor het schoolexamen ten opzichte van het centraal examen op sommige scholen; • het beroep dat wordt gedaan op de professionaliteit van de vakdocent in relatie tot de te formuleren bekwaamheidseisen (wet BIO); Dit najaar is de Scan Kwaliteitszorg Schoolexamens verspreid onder alle scholen. Dit instrument is op initiatief van de Schoolmanagers_VO en de Landelijke Pedagogische Centra ontwikkeld. Het stelt de school in staat het proces van examinering te evalueren, zowel op beleidsmatig- als procesmatig niveau. De Scan kwaliteitszorg schoolexamens is een instrument waarmee het proces van examinering of delen daarvan binnen de school kritisch kan worden bekeken. De Scan focust vooral op het beleids- en procesniveau van schoolexamens. Hij kan worden ingezet om het denken over kwaliteitszorg binnen de school te stimuleren, ter ondersteuning van een zelfevaluatie en een eerste stap vormen bij het inzetten van een verbeterproces. De Scan kwaliteitszorg schoolexamens is in eerste instantie bedoeld voor schoolmanagers in het voortgezet onderwijs. Daarnaast leent het instrument zich voor gebruik met andere betrokkenen in de school zoals docenten en sectieleiders. Gezien het algemene karakter, is het instrument zowel in het vmbo als de Tweede Fase te gebruiken.
blad 22/27
Hiernaast is bij het CITO de Kwaliteitsmonitor schoolexamens voor havo/vwo in de maak, dit instrument komt in het voorjaar 2005 beschikbaar. Het werkt complementair op de Scan Kwaliteitszorg Schoolexamens en dient primair om de inhoudelijke kwaliteit van de schoolexamens te bepalen. De kwaliteitsmonitor schoolexamens is gericht op het product (de toetsen) en in mindere mate op het proces. Scholen kunnen de gegevens uit de monitor gebruiken in een zelfevaluatie en rapportage aan de inspectie in het kader van het inspectietoezicht. De basis voor het toezichtskader ligt in het Eindexamenbesluit en de daarbij behorende examenprogramma’s per vak of groep van vakken per opleidingstype met gedetailleerde voorschriften. De al ontwikkelde Scan Kwaliteitszorg Schoolexamens wordt aangevuld met gedetailleerde gegevens en procedures, zodat de resultaten bij de afzonderlijke vakken ook tot een totaalbeeld leiden ten behoeve van het schoolbeleid. Na oplevering van de monitor havo/vwo zal ook worden geprobeerd een monitor voor het vmbo te ontwikkelen. Ten slotte vermeld ik het initiatief van de Schoolmanagers_VO om in 2005 de brochure ‘Protocollen Examinering’ op te leveren. Het is de bedoeling dat deze brochure handreikingen biedt in de vorm van protocollen die schoolleiders helpen bij een zorgvuldige afname van examens. Het gaat om de volgende thema’s: formulier eerste en tweede correctie, herkansing “niet centraal vastgelegd” CE, afwijkende examinering, omgang met fraude, omgang met geheimhouding, etc. Elk protocol zal kort worden ingeleid aan de hand van een voorbeeld uit de schoolpraktijk, zodat de relevantie zichtbaar is. De voorbeeldprotocollen zijn niet bindend. Het staat scholen vrij de protocollen al dan niet te gebruiken en indien gewenst aan te passen aan de eigen wensen. De inspectie van het onderwijs heeft in het Onderwijsverslag de afgelopen jaren herhaalde malen geconstateerd dat de kwaliteitszorg van scholen in het voortgezet onderwijs onder de maat blijft. Dit is de reden waarom ik er aan hecht ook op deze plek te wijzen op het initiatief van de Q5 om onder supervisie van Schoolmanagers_VO, Tweede Fase Adviespunt en SLO, de KwiVO2-Box te ontwerpen: een kwaliteitszorginstrument voor de Tweede Fase. KwiVO2 heeft zes verdiepingsmodules: uitdagen tot leren, activeren tot leren, omgaan met verschillen, samenhang/afstemming, studeerbaarheid/werkbaarheid en rendement/effectiviteit. Vervolgens bevat elke module van dit instrument items over onderwijsleerprocessen, competentie van de leraren, de middelen en voorzieningen, schoolcultuur en schoolbeleid en de rol van de schoolleiding. Met enige aanpassingen door de school zelf kan het instrument ook worden gebruikt voor het vmbo en de onderbouw. 10. De examens met ICT die zich hebben bewezen in de experimenteerfase worden opgenomen in de reguliere examenproductie. ICT neemt in onze kennissamenleving een steeds belangrijker plaats in. ICT blijkt in de praktijk van de school een goed middel om innovatie vorm te geven en leerlingen optimaal te betrekken bij het leerproces. De toepassingen van ICT binnen het onderwijsleerproces bieden scholen mogelijkheden tot meer maatwerk en flexibiliteit. Voor toetsing en examinering blijkt ICT ook veel kansen te bieden. Toepassing van ICT maakt het mogelijk nieuwe vaardigheden zoals die in het examenprogramma voorkomen beter tot hun recht te laten komen. Door het gebruik van de computer kunnen ook nieuwe elementen aan examens worden toegevoegd (bijv. geluids- en videofragmenten, animaties en simulaties.) waardoor deze aantrekkelijker worden voor leerlingen, minder leeswerk opleveren en andere competenties getoetst kunnen worden. Daarnaast kan de toepassing van ICT in de toekomst het nakijkwerk voor docenten verminderen en kan het voor scholen eenvoudiger worden gemaakt om meerdere varianten
blad 23/27
van examens aan te bieden die op verschillende momenten worden afgenomen. Een ander belangrijk element is het toenemende gebruik van computertoepassingen in de beroepsgerichte programma’s, waardoor het steeds wenselijker wordt ook ICT in het centraal examen toe te passen. Om in het regulier centraal examen gebruik te kunnen maken van ICT zijn al in 2000 en 2001 verkenningen uitgevoerd. Voor havo en vwo wordt voor het vak CKV2 een ict-schoolexamen afgenomen (sinds 1999). Vanaf de eerste praktische examens in de basis- en kader beroepsgerichte leerweg van het vmbo (2001 en 2002 experimenteel, vanaf 2003 regulier) worden deelopdrachten van de praktische examens met de computer uitgevoerd. In 2002 heb ik daarnaast besloten het project COMPEX (computers en examens) van start te doen gaan, hierin werken Citogroep, CEVO en scholen nauw samen bij het opzetten en uitvoeren van experimenten waarbij ICT wordt toegepast in de centrale examens. Met dit grootschalige project heb ik tot doel ervaring op te doen die nodig is om een landelijke introductie van ICT-examens mogelijk te maken. Ik streef er naar om in het kader van COMPEX voor elk profiel (havo/vwo) en leerweg/sector (vmbo) een experimenteel ICT-examen voor minimaal één vak in ontwikkeling te nemen. Bij de ontwikkelingen wordt onderscheid gemaakt tussen IMEX- en CBT-examens. Bij een IMEX examen gaat het om de inzet van de computer als hulpmiddel bij examens op papier, bijv. voor het afspelen van multimediabestanden en/of het werken met vakspecifieke software (ICT en multimedia in het examen). Bij een CBT examen gaat het om een examen dat geheel via het beeldscherm aan de leerling wordt aangeboden (computer based test). De computer wordt hierbij dus ingezet ter vervanging van het papieren examen. IMEX examens: Voor het vmbo, havo en vwo zijn 11 IMEX examens ontwikkeld die geschikt zijn gebleken voor afname op een steeds toenemend aantal scholen. Deze examens bestaan voor een derde uit computeropdrachten en twee derde uit gewone opdrachten die ook in papieren examens voorkomen. In 2006 zullen alle 11 IMEX examens landelijk worden aangeboden en op vrijwillige basis door de scholen kunnen worden gebruikt. In 2007 zal het vak natuurkunde in het vmbo, havo en vwo uitsluitend worden afgenomen als IMEX examen en is daarmee onderdeel geworden van de reguliere examenproductie. In 2005 zal ik beslissen over de verplichte afname van het vak biologie voor vmbo, havo en vwo in 2008 en het vak economie voor het vmbo. Ter ondersteuning van de introductie van de IMEX examens start in het schooljaar 2005-2006 een landelijk voorlichtingstraject voor de scholen. CBT examens: Er is een start gemaakt met de ontwikkeling en het gebruik van een geheel digitale examenafname (CBT). Voor het vmbo-BB (Frans) en vmbo-TL/GL (Dans en Drama) zijn beeldschermexamens met succes als experimenteel examen afgenomen en vanaf 2003 als regulier centraal examen ingevoerd. De ervaring met de CBT examens is gebruikt bij de ontwikkeling van de CSPE-examens voor vmbo-BB, dit is een combinatie van de praktijk examens en theorie examens, zie maatregel 5). Scholen hebben daarin een relatief grote vrijheid bij het organiseren van de examens. De examenafname vindt plaats binnen een vastgestelde periode van enkele weken en de scholen maken bovendien zelf uit op welke wijze en tijd de kandidaten kunnen inhalen en herkansen. Hiertoe worden voor elk vak voor de gehele examenperiode drie of vier varianten beschikbaar
blad 24/27
gesteld. (Zie voor een verdere uitwerking maatregel 5 en 6). Voor het vmbo-BB wordt nu ook gewerkt aan CBT-examens voor de algemene vakken. Vanaf 2004 worden de minitoetsen in het kader van de CSPE-examens vmbo- BB digitaal aangeboden. In 2005 zal een proef gedaan worden met digitale examens voor de algemene vakken vmbo-BB.
11. Voorlichting en advisering over centrale examens worden gestroomlijnd. Op het terrein van examens zijn verschillende organisaties betrokken bij het geven van voorlichting en advisering. De afgelopen jaren is gebleken dat de informatie- en adviesbehoefte van scholen en burgers niet alleen toeneemt maar bovendien vertoont men zgn. ‘shop-gedrag’. Dit wil zeggen dat men dezelfde informatie bij meerdere instanties tegelijk betrekt waardoor het hele informatiesysteem zwaar wordt belast en de afstemming tussen de verschillende instanties nauw luistert. Schoolleiders en docenten kunnen voor specifieke examenproblemen terecht bij verschillende instanties: 1. de CEVO stelt de examenopgaven vast en heeft de coördinatie van de centrale examens gedurende de examenperiode. In de examenperiode heeft de CEVO ook een speciale helpdesk ingericht waar scholen met vragen over opgaven en correctievoorschriften terecht kunnen. 2. de Inspectie van het Onderwijs geeft informatie bij specifieke uitvoeringsproblemen. 3. De IB-groep heeft vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de productie en verspreiding van de centrale examens, de productie van bijzondere opgaven en de organisatie van de tweede correctie ook een eigen informatielijn. Natuurlijk genereren de activiteiten voor de staatsexamencommissie een geheel eigen informatiebehoefte waarin de IB-groep voorziet. Voor meer algemene informatie over examens kunnen schoolleiders en docenten terecht bij het CFI/ICO/VO en de speciale website van mijn departement www.eindexamen.nl. Ten slotte kunnen scholen voor advies over examenaangelegenheden terecht bij Schoolmanagers_VO, TweedeFaseAdviespunt en Coördinatiepunt Leerwegen en Netwerken (CLN). Ouders en leerlingen kunnen in eerste instantie voor informatie terecht bij de school of onderwijsinstelling waarbij zij staan ingeschreven. Ook kunnen zij uiteraard de eerder genoemde website raadplegen of Postbus 51 om informatie vragen. Daarnaast is er nu ook een website voor ouders (www.50tien.nl) en heeft het LAKS duidelijk een positie verworven als voorlichtende instantie voor leerlingen. Bij deze laatste instanties kunnen ouders en leerlingen ook terecht voor advies. De afstemming van de informatievoorziening wordt nu door mijn beleidsdirectie Voortgezet Onderwijs vorm gegeven. Bij de implementatie van de grote beleidsoperaties zoals de Tweede Fase en het VMBO laat de informatiebehoefte nog een extra opleving zien en worden er extra eisen gesteld aan de onderlinge afstemming van de instanties betrokken bij de voorlichting over examens. Bij deze specifieke situaties is gewerkt met zgn. regiegroepen examens; op dit moment is nog de regiegroep examens vmbo actief waar de afstemming over voorlichting vmbo examens een terugkerende activiteit is. De toenemende informatiebehoefte en de noodzakelijke afstemming over de informatie die wordt verstrekt vraagt de komende jaren een zware investering. Ik heb dan ook de CEVO
blad 25/27
gevraagd om invulling te geven aan een coördinerende rol betreffende de algemene informatievoorziening over wet- en regelgeving betreffende de examens. 12. Er wordt een haalbaarheidsonderzoek ingesteld naar een Examenbureau, waarbij de huidige werkzaamheden van de IB-Groep en de CEVO bij elkaar worden gebracht en de verantwoordelijkheid voor de examens dichter bij de sector wordt gelegd. Ik heb besloten Twijnstra Gudde een onderzoek te laten verrichten naar de haalbaarheid van een examenorganisatie voor het voortgezet onderwijs. Dit onderzoek moet uitmonden in een concreet advies betreffende een organisatiemodel(len) met betrekking tot de inrichting van een examenorganisatie dat kan rekenen op een breed draagvlak bij de betrokken organisaties. Het organisatieadvies heeft bovendien een zodanige kwaliteit dat bij een positief besluit een invoering binnen redelijk termijn mogelijk is. Dat betekent dus dat in het haalbaarheidsonderzoek alle relevante aspecten aan de orde moeten komen: juridische, personele, politieke, organisatorische en financiële. Dit advies wordt begin 2005 aan mij uitgebracht. Redenen voor een nieuwe examenorganisatie? a. verantwoordelijkheidsverdeling Het is van belang een heldere verantwoordelijkheidsverdeling tussen CEVO en mij te realiseren. Daarnaast is het gewenst om de verantwoordelijkheden daar te beleggen waar ze horen zodat met grote efficiency en effectiviteit kan worden gewerkt. Aansturing zo dicht mogelijk bij degenen die het werk moeten doen en aansturing en regelgeving alleen daar waar noodzakelijk. Het departement moet invulling geven aan zijn rol als regisseur. b. de huidige verantwoordelijkheidsverdeling In het verleden werd de verantwoordelijkheid van de minister voor de examens mede vorm gegeven doordat de inspectie nauw bij het centraal examen was betrokken. De voorzitter van de CEVO was de hoofdinspecteur voortgezet onderwijs. Verandering van de zienswijze over de taak van de inspectie leidde er toe, dat de inspectie zich terugtrok uit de examenorganisatie. Dit was mede aanleiding tot het voorstel om een zelfstandig examenbureau op te richten (1986). Het onderwijsveld zou het bestuur vormen en het bureau zou o.a. verantwoordelijk zijn voor het centraal examen. Het voorstel werd afgewezen door de toenmalige Tweede Kamer. De argumenten zijn grotendeels hetzelfde gebleven, maar de besturingsfilosofie en de maatschappelijke context zijn gewijzigd. De huidige situatie kenmerkt zich enerzijds doordat de minister volledig politiek-bestuurlijk verantwoordelijk is voor het centraal examen. Anderzijds wordt deze gekenmerkt door activiteiten van de CEVO die duidelijk te maken hebben met zelfstandige professionele oordeelsvorming. Bovendien heeft de CEVO heeft een algemeen bestuur waarin de meest betrokken organisaties zitting hebben en waar de minister geen zeggenschap over heeft. c. organisatie van de CEVO In de loop der jaren is de CEVO-administratie niet alleen in omvang toegenomen maar ook in complexiteit. Dit is ook de reden waarom al twee jaar geleden een deel van de administratie is ondergebracht bij de IB-Groep te Groningen. In 2005 wordt de volledige administratie bij de IB-Groep ondergebracht. Ten aanzien van de omvang van de administratie moet worden gedacht aan de uitbreiding met de vmbo-examens voor de basis –en kaderberoepsgerichte leerwegen en dan in het bijzonder de beroepsgerichte vakken. Andere zaken die de afgelopen
blad 26/27
jaren om extra inzet hebben gevraagd zijn het moeten onderhouden van een eigen gebouw te Utrecht, de vergaande informatievoorziening en de complexiteit van benoemingen (rechtspositioneel en fiscaal). Samenvattend: het kleine administratieve apparaat van de CEVO kan niet de in de toekomst benodigde efficiëntie en flexibiliteit leveren. d. de taken van het ministerie i.c. de directie Voortgezet Onderwijs De huidige opzet van de examenorganisatie zorgt voor een sterke betrokkenheid van de directie VO bij de centrale examens. Dit vertaalt zich in een vergaande bemoeienis bij de centrale examens: een hoge mate van regeldichtheid, vergaande beleidsbetrokkenheid, intensief bestuurlijk overleg en grote rol bij de voorlichting. Veel van dit werk is uitvoerend en past dan ook niet in de kerntaken van een directie als VO. 13. Onderzocht wordt of de tweede correctie kan worden afgeschaft dan wel vereenvoudigd. Vanuit een inhoudelijke invalshoek kan worden gesteld dat het bestaan van de tweede correctie, hoe gebrekkig soms ook uitgevoerd, zorgt voor kwaliteitsborging en acceptatie van het centraal examen systeem tegen geringe kosten. Gelet op de vele inhoudelijke alternatieven die in de loop der jaren al zijn bestudeerd en onvoldoende zijn bevonden, zet ik in op de verbeteringsmaatregelen die vermindering van de werklast voor scholen en overheid realiseren. De tweede correctie van het centraal examen leidt tot een aanzienlijke belasting van leraar, school en landelijke examenorganisatie. Ik stel een aantal maatregelen voor om deze belasting te verminderen. In de eerste plaats zal de belasting in het vmbo worden verminderd door de nieuwe examenvormen die in ontwikkeling zijn (zie maatregel 5 en 6). • In de basisberoepsgerichte leerweg komt bij het CSPE (centraal schriftelijk en praktisch examen) geen tweede correctie voor. De examinator beoordeelt en het is aan de school om eventueel een tweede corrector/beoordelaar aan te stellen. • Voor de algemeen vormende vakken in de basisberoepsgerichte leerweg worden toetsen ontwikkeld die via de computer worden afgenomen en gescoord. Wanneer deze toetsen algemeen zijn ingevoerd (examens 2007) is er nauwelijks meer sprake van correctie, laat staan tweede correctie. Het probleem van de tweede correctie is daarmee in de BBleerweg verdampt. Indien verbreding naar de andere leerwegen mogelijk blijkt zal op termijn de belasting door de tweede correctie in het vmbo niet meer aan de orde zijn. In de tweede plaats wil ik een vermindering van de belasting bereiken door het nu al in gebruik zijnde systeem van ‘aangewezen vakken’ verder uit te bouwen. Nu al wordt ieder jaar een aantal vakken aangewezen (in principe vakken waarvoor maar een gering aantal examenkandidaten is) die niet in het eerste, maar in het tweede tijdvak worden afgenomen onder verantwoordelijkheid van de staatsexamencommissie. Kenmerkend voor deze wijze van afname is ten eerste dat de opgaven geheim blijven, ten tweede dat de herkansing en/of het inhalen niet door de school wordt georganiseerd maar door de staatsexamencommissie en ten derde wordt de correctie niet uitgevoerd door de docent maar door de staatsexamencommissie. Daarnaast wil ik de administratieve last die de tweede correctie met zich meebrengt verminderen. De salariskosten voor de tweede correctie is nu al in de lumpsumbekostiging van de scholen opgenomen. Indien er onkosten worden gemaakt door de tweede corrector dan kan hij een vast bedrag declareren. De administratieve gang van zaken is voor zowel de
blad 27/27
tweede corrector als de overheid belastend. Ik wil de onkostenvergoeding die de tweede corrector kan krijgen niet meer per individuele docent centraal regelen maar in de lumpsum van scholen op nemen. De scholen kunnen daarmee een beter op de individuele situatie afgestemde voorziening treffen voor de betrokken leraren. Een tweede administratieve verlichting kan worden bereikt door de tweede corrector voortaan door de school te laten benoemen en niet meer door de overheid. Centraal worden nog wel de scholen aangewezen die de tweede correctie dienen uit te voeren, hierin wijzigt niets. 14. Het dwingende karakter van (de voorschriften over) het programma van toetsing en afsluiting (PTA) en examenreglement wordt verminderd. Herhaaldelijk wordt aangegeven dat de regelgeving betreffende de examens de scholen relatief zwaar belast. Ik neem dit zeer serieus en ik heb deze geluiden van de scholen ook laten bespreken op de rondetafelbijeenkomst van examendeskundigen 29 maart jl. Een aantal gesignaleerde problemen ligt inderdaad besloten in de huidige systematiek, bijvoorbeeld de voorschriften ten aanzien van de omvang en de inhoud van sommige vakken met een centraal examen of bijvoorbeeld de tweede correctie. In het Eindexamenbesluit zijn nu tal van bepalingen opgenomen betreffende de relatie tussen Inspectie en school met betrekking tot het examen. In overleg met de Inspectie zal ik nagaan of hier een aantal verplichtingen kunnen worden geschrapt. Ik denk dan aan de verplichting om het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) te moeten toezenden aan de Inspectie en aan aangepaste mogelijkheden voor gehandicapte examenkandidaten. Er worden echter ook problemen aangegeven die niet direct in verband staan met de centrale regelgeving. Te denken valt aan de klachten over het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) dat iedere school verplicht is op te stellen en beschikbaar dient te stellen aan de kandidaten aan het begin van het schooljaar. Inderdaad moet dit PTA er zijn conform de bepalingen daarover in het Eindexamenbesluit. Maar de inrichting en de mate van gedetailleerdheid kunnen de scholen voor een groot deel zelf bepalen. Zo richten de meeste scholen de schoolexamens in conform de procedures van het centraal examen, hier is echter niets over bepaald en dit is een voorbeeld van vermeende regelgeving. De Schoolmanagers_VO zijn bezig met het maken van een protocol voor de examens; ik zal hun vragen aandacht te schenken aan dit probleem. 15. Examenprogramma’s en de examens beroepsgericht worden in lijn gebracht met de verandering van de kwalificatiestructuur in het mbo. Er zijn verschillende acties in gang gezet om te zorgen dat in 2007 het vmbo-onderwijs goed aansluit op de kwalificatiestructuur in het mbo. De Platforms leraren in beroepsgerichte vakken in het vmbo werken aan onderwijsinhoudelijke, programmatische en didactische afstemming met docenten en teamleiders in het mbo. Het Coordinatiepunt Leerwegen en Netwerken (CLN) is gestart met acties richting Bve-Raad en AOC-raad, het platform beroepsonderwijs, de onderwijsinspectie en kenniscentra BVE om op bestuurlijk niveau afspraken te maken rond de aansluiting. Verder is een actie gestart waarbij binnen regio’s, vmbo, mbo en bedrijfsleven een onderwijsvraag moeten invullen. Vervolgens moet het aanbod hierop worden afgestemd en sluitende onderwijsprogramma’s worden opgezet. Ook Schoolmanagers_VO en de Vereniging van schooldecanen en leerlingbegeleiders, CEVO, Cito en Platform Beroepsonderwijs zijn betrokken bij het in lijn brengen van de examenprogramma's op de invoering van de kwalificatiestructuur in het mbo.
«Organisatie» «Afdeling» «Voorletters» «Achternaam» «Adres» «Postcode» «Woonplaats»
Den Haag
Ons kenmerk
VO/OK/2004/59215
Onderwerp
Bijlage(n)
uitwerkingsnotitie examens voortgezet onderwijs
bijlagen notitie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl Contactpersoon: J.E. Bron, T +31-70-4124660, E