Voorwoord
B
ij het doornemen van de verschillende verhalen in deze map, werd ik geraakt door de diepmenselijke problematiek en de persoonlijke wijze waarop ieder probeert ermee om te gaan. Er vielen me echter ook een aantal gemeenschappelijke thema’s op, die ook terug te vinden zijn in de psychologische begeleiding van kankerpatiënten. Ik wil in een eerste deel ingaan op deze thema’s om daarna in een tweede deel, even te verwijzen naar enkele vaststellingen bij het eigen werk met kankerpatiënten. Kanker krijgen brengt een enorme schok teweeg, die laat ontwaken in een andere wereld waar men geconfronteerd wordt met een hele reeks minder aangename gevoelens op het verlies van een geliefd lichaamsdeel, op het verlies van de tot dan toe bestaande vanzelfsprekendheid van het leven. Er kan een diep heimwee zijn naar iemand die je in je nieuwe lichamelijke verschijning aanvaardt, blijft liefhebben. Men wil praten over de nieuwe belevingen. De nabije en verdere omgeving kan het daar moeilijk mee hebben. Men merkt de angst, het taboe, de mythen rond kanker. Men merkt zovele dingen op waaraan anderen voorbijgaan, niet belangrijk lijken te vinden omdat ze er zover van af staan. Denk in dit verband b.v. aan de benauwende gedachten, beelden en herinneringen i.v.m. chemo- en radiotherapeutische behandeling of met chirurgische ingrepen. Woorden krijgen er een tot dan onvermoede betekenis bij, wat innerlijk heftige gevoelens kan teweegbrengen, en voor oningewijden onbegrijpelijke reacties. Kontakten worden soms schijnkontakten omdat men, om mensen te behouden, voor zijn gesprekken zorgvuldig dient te selecteren uit het vele van wat men innerlijk ervaart. Soms wordt wat ironisch of bitter van een toneelspel gesproken waarin men ongewild als regisseur is terecht gekomen. Nabijheid, inleving, steun, openheid, warmte van partner, van hulpverleners, worden enorm op prijs gesteld. Vooral een optimaal evenwicht bij deze
Prof. Dr. Rik Willemaers Universiteit Gent Faculteit Psychologische en Pedagogische Wetenschappen Psychologische Begeleiding en Experiëntiële Psychotherapie
laatsten, tussen een realistische en hoopgevende kijk lijkt belangrijk. Kanker brengt een zoekproces op gang. Vragen komen op rond wat kanker is, waarom men kanker gekregen heeft (“Ben ik dan een ‘type’ om kanker te krijgen? Welke betekenis heeft deze ziekte in mijn leven? Vele maanden blijk ik met deze vragen te worstelen.”), hoe en waar men best geholpen kan worden, wat men best zelf kan doen, enz. Hulpverleners uit de medische en paramedische wereld, ook gezins- en familieleden, willen dit zoeken naar antwoorden, deze drang naar “informatie” soms afremmen of afraden. Nochtans is informatie belangrijk: “Iedere kankerpatiënt zou moeten geïnformeerd worden over de vele boeken die over deze ziekte te verkrijgen zijn, zodanig dat hij of zij kan uitmaken waar hij zich goed bij voelt.” Patiënten ontdekken dat er verschillende visies op kanker bestaan, niet zelden tegenstrijdige visies. De crisis waarin men terecht komt stimuleert soms om zijn ganse leven te bekijken, nauwkeurig te onderzoeken, in vraag te stellen. Men stuit op pijnlijke gebeurtenissen, op soms schijnbaar lang vergeten schrijnende herinneringen uit vroegere jaren, of op onafgewerkte zaken uit het volwassen leven die vacuüm verpakt in de diepvries gestopt werden en daar vergeten hun verborgen bestaan leiden. Het is alsof de confrontatie met een levensbedreigende ziekte, ruimte en tijd schept, en ook de toelating geeft om met zichzelf bezig te zijn. Men mag gaan ploeteren in de modder, kelder of zolder inspekteren en zich afvragen wat nog belangrijk is, wat men weg wil doen, wat men nieuw in huis wil halen. Het door elkaar geschud worden helpt zelfs om zich los te rukken uit apathie, om uit verstikkende levenssituaties te kruipen en zich bezig te houden met wat nu plots als het meest essentieel gezien wordt. “Met dat signaal was ik eigenlijk een beetje blij, het had iets van een uitdaging die me weer strijdlustig maakte.” Men gaat beseffen dat men in het verleden zo wei-
nig geluisterd heeft naar eigen behoeften, naar wat men zelf wil. Er wordt geleidelijk aan een “aangeboren wijsheid” ontdekt, die door bijkomstigheden, verplichtingen, sociale brainwashing van hoe het leven dient geleefd te worden, in zijn kern overwoekerd werd. “Het oorspronkelijke zelf bevat veel creativiteit, een boel intelligentie, veel emoties, een hoop spiritualiteit”, zei iemand.
is daarom nog niet per se goed voor mij.”
Het is het innerlijk referentiekader dat langzaam vrij komt en dat een steeds sterkere rol gaat spelen in het ontdekken van wie men zelf is, waar men naartoe wil in en met zijn leven. Het is een zelfzeker en vertrouwvol naar binnen gaan voelen wat goed voor je is, wat je meent nodig te hebben. Het is een zelfstandiger worden, een meer individu worden, een meer durven rusten ook in eigen handen.
Vroegere gebeurtenissen, worden in een ander daglicht gezien, gaat men herinterpreteren. het verklaren voor zichzelf waarom men kanker kreeg, wat die betekent in zijn leven, geeft soms een grote rust. De mens is nu eenmaal een zingever. Eigen grenzen worden duidelijker getrokken. Men leert zichzelf meer liefhebben. men gaat congruenter en transparanter leven. gevoelens en wensen worden spontaner en duidelijker geuit, ook in partnerrelaties. “ Wat mensen ook van me meemaken, dat ben ik, goed, slecht of onverschillig.” Aarzelingen t.o.v. keuzen vallen weg, uitgestelde beslissingen durft men eindelijk nemen. Daardoor komt energie vrij om de gevolgen van die keuzen te dragen. “Zelf verantwoordelijkheid opnemen voor je leven, maakt alles moeilijker, maar ook zoveel rijker, dieper, warmer.” Er wordt gesproken van “emotionele zuivering.”
Er wordt inderdaad soms stelling genomen wat betreft de verdere behandeling. Het gaat om het eigen leven en men is toch vrij er op zijn manier mee om te gaan. Men durft beslissen voor alternatieve behandelingen, al of niet in combinatie met de gevestigde medische aanpak.
Voor sommigen is dit een heel moeilijke stap. Een vraag als “Wat wil ik?” is soms zo totaal nieuw. Die vraag werd gewoon niet gesteld, of ze werd erg oppervlakkig en vlug beantwoord. Zelfs de reactie “Mag ik wel willen?” is niet zo zeldzaam. Het is ontstellend hoe mensen psychisch zo afhankelijk zijn geworden van anderen, zo sterk geleerd hebben niet te vertrouwen op eigen aanvoelen, zelfs overtuigd zijn dat ze dat recht niet hebben. Vandaar ook dat er aanvankelijk schuldgevoelens kunnen opkomen. Men heeft zo’n sterke behoefte gehad door de andere(n) aanvaard te worden, men wilde zo krampachtig vermijden dat wenkbrauwen gefronst werden, of een stem geïrriteerd ging klinken, of onvriendelijkheid op een gezicht verscheen. Of men ging langzaam vastgeraken in een heel fijn web dat om je heen geweven werd.
Sommigen gaan allerlei dingen met hun lichaam doen: yoga, lichaamsexpressie, primitief dansen, groepswerk, enz. Allemaal “verstikte en onontgonnen terreinen in mezelf verkennen.” Eigenlijk is dit een echt zorgen voor zichzelf. Spijtig natuurlijk dat mensen niet geleerd wordt zoveel aandacht aan zichzelf te besteden vooraleer ziek te worden. Onszelf verzorgen, naar de “dokter” gaan om gezond te blijven, kennen we in het westen te weinig.
Er werd dan wel een enorme prijs betaald, doorheen de jaren zelfs een heel fortuin, nl. de onschatbare waarde van je unieke persoonlijkheid, het verloren kapitaal van je persoonlijke groei, het uit de hand geven van het rendement van het uitzetten in de wereld van je potentiële ik.
In wezen ontdekt men een unieke persoon, met een unieke waarde en een unieke levensloop en levensbestemming, waar men fier op kan zijn, waar men blij mee kan zijn. “Ik was constant met mezelf bezig. Mijn omgeving liet mij hier de vrije keuze... Maar als uniek mens heb je ook het recht om aan jezelf te werken en dit op de manier die je het beste ligt. Dat klinkt natuurlijk wel eenvoudig maar in werkelijkheid ligt het wel wat anders. "Sinds ik kanker kreeg ben ik er achter gekomen dat ik een mens ben, een unieke persoonlijkheid, geen machine.” Of: “Je krijgt ook een groot stuk eigenwaarde, je ziet wat je kan doen met je lijf en met je geest. Alles wordt een beetje betrekkelijk ook.” Of: “Ik ben daarom ook veel bewuster dingen gaan doen, duidelijker kunnen neen gaan zeggen. Ik had mij altijd nogal veel laten aanleunen. Ik hield me beschaafd, en als ik oppositie voelde uitte ik dat niet.” Of: “Vroeger had ik vrienden die mij consumeerden, want ik was willig en goed en
Het veranderingsproces dat plaats heeft, het vanuit zichzelf stelling gaan nemen, wordt op vele plaatsen heel mooi beschreven. Een vrouw zegt in dit verband dat ze haar voedingspatroon ging wijzigen “zoals ik het zelf als goed ervaar, dus neem ik niet zomaar klakkeloos over wat gepropageerd wordt als gezonde voeding. Ik denk dat ieder van ons uniek is en de principes van gezonde voeding dan ook individueel mag bekijken en toepassen. En dat geldt voor alle mogelijke therapieën waarvoor je als (kanker)patiënt kan kiezen. Wat goed is voor een ander, -2-
kans die men gekregen heeft om van het vele dat in het leven is, te proeven, het te doorproeven. Door het volle besef van misschien aan zijn kanker te sterven, grijpt men sterker dan ooit de kans aan om nu echt te leven. Iemand anders zei nog: “Ik probeer te leven alsof ieder moment het laatste kan zijn. Leven in het licht van de dood, noem ik dat.” Of: “Ik kijk niet zo erg naar de toekomst, ik maak ook weinig plannen. Als ik ergens zin in heb doe ik het vandaag.”
gezellig, nu heb ik vrienden die ik gekozen heb. Door mijn kanker heb ik de kans gekregen bewust te gaan leven.” Of: “Ik leef meer naar mijn kern toe, mijn wezen, naar mijn bestemming.” Iemand vat als het ware samen wat in verschillende verhalen te vinden is: “Maar de ‘oude’ word ik niet meer en wil ik ook niet meer worden. Eigenlijk bracht kanker me dichter bij MIJN weg in dit leven en daar ben ik dankbaar om. Zelf leven en niet meer geleefd worden vanuit de behoeften en wensen van anderen. Het blijft een steeds alert zijn om me steeds opnieuw af te vragen: sluit deze keuze echt aan bij mezelf, voel ik me er zowel mentaal, emotioneel als lichamelijk GOED bij. En deze weg probeer ik -met steeds opnieuw vallen en opstaan- te bewandelen.”
Het leven in zijn volle intensiteit leven, is medicijn, is energie. Laat de dood soms even in je schaduw schuilen. “Maak je niet te veel zorgen. Dat is verschrikkelijk moeilijk, maar mens, zorgen kunnen je de das om doen. Ik zou zeggen, let niet zo op de dood, let meer op het leven.” Of: “Men wordt niet beter als men steeds aan doodgaan denkt. Ik ben toen ook heel bewust van uur tot uur gaan leven. Ik probeerde te leven op de manier die voor mij het beste en plezierigste leek.”
Voor een buitenstaander moet dit wel vreemd klinken, te lezen dat er sommigen hun kanker danken en er een teken in zien dat iets in hun leven verkeerd liep en ze nu een tweede kans kregen om het vooralsnog anders te gaan doen. Kanker wordt dan soms genoemd een “poort naar hier en nu, een weg waardoor je los van oordelen, gewoon gaat leven en kijken.”
“Nu is iedere dag een feest. Ik doe nu dingen die ik niet voor mogelijk gehouden heb. Ook ontdek ik dat ik veel meer kan dan ik gedacht had. Ik vind heel veel dingen onbelangrijk geworden.” “Vierentwintig uur per dag kun je leven als je wilt... Maar nu zeg ik: vandaag is ontzettend belangrijk - daar ben ik heel erg blij mee, met alle dingen die je doet. En dan mag je best fouten maken hoor, ‘t is jouw fout en jouw leven.”
En dat leven wordt dus vooral een hier en nu leven, een besef van de waarde van het levend-zijn, een meer bewust-open-in-relatie-staan, met zichzelf, met anderen, met de natuur, met het ongrijpbare vreemde van wat leven is, met het mysterie van het leven. “In harmonie komen met mijn omgeving, met alles.” Of: “Ik leef met een bewustzijn van de natuur en weet dat ik onderdeel uitmaak van een groter geheel.”
Dit intens leven belet niet dat er soms een verrassend realisme aanwezig is. Een vrouw merkte hoe de veertien personen waarmee ze kontakt had, allemaal gestorven waren. “Die zijn nu allemaal dood. Je ziet niet zoveel wonderen. Ik denk dat ik er een ben.” Men kan in dat besef ook meer voor zichzelf uitkomen: “Vroeger deed ze uit beleefdheid veel. Nu niet meer, ‘Als je de dood in de ogen ziet, dan hoeft dat niet meer."
Is het trouwens ook niet zo dat mensen door confrontatie met allerlei extreme omstandigheden (oorlog, honger, catastrofen, levenbedreigende ziekten, verliezen onder allerlei vormen, enz.) precies korter bij de essentie komen: het leven te LEVEN? Alsof dan dat meest opvallende in gans de kosmos, die diepe oerdrang (leven, veranderen, in proces zijn) zich het sterkst manifesteert.
Humor gaat bij velen een rol spelen. Humor is ook afstand nemen, kunnen relativeren, langs een andere kant de dingen bekijken. Zelfs rond eindigheid kan een zachte humor gebruikt worden: “Ik weet trouwens ook niet hoor of dat streven naar een eeuwige gezondheid en zo oud mogelijk worden nu echt wel zo gezond is. Soms is die dood, waar we toch allemaal doorheen moeten, een ware bevrijding. Moet je je daar dan altijd met hand en tand tegen verzetten... maar ik vind wel dat je mensen de mogelijkheid van hoop moet bieden.”
Opmerkelijk is dat velen die deze weg gaan, gegaan zijn, en er verder op proberen te gaan, ook met hun eindigheid bezig zijn op sommige momenten, dit zelfs een plaats geven in hun leven. Ze gaan meer leven, maar vergeten ook niet dat er ooit een einde aan komt. Dit belet echter niet te leven met volle intensiteit. “Als je de dood in de ogen kijkt, telt elke minuut. Tegenwoordig doe ik wat ik wil. Als iedereen zo zou kunnen leven: het is prachtig.” Leven is zo belangrijk geworden in het licht van de oneindigheid. Het is een enige
Velen hebben het over het sterk geloof dat men kan genezen. Ze gaan in functie van dat geloof handelen, risico’s nemen die omstaanders zelfs absurd of -3-
I
“onverantwoord” vinden: b.v. nog een boerderij kopen. (Tussen haakjes: wat zit er in zo’n woord niet allemaal, wat communiceert het allemaal niet naar de betrokkene?).
n 1991 werd op mijn dienst gestart met een project “Kanker, aanzet tot een andere levensstijl. Een basiscursus: leren leven en omgaan met kanker.” Groepen van acht tot tien kankerpatiënten komen in een basiscursus (een begincursus dus) 8 keer 3 uur samen.
Herhaaldelijk komt de overtuiging naar voren dat “een positieve instelling, het echt willen genezen en weer verder leven, een noodzakelijke voorwaarde is.” Of nog: “dat het belangrijk is hoe je zelf omgaat met je ziekte: wat heb je zelf in handen om constructief om te gaan met kanker en me er niet passief aan over te leveren.” Of: “Ik heb het over winnen. Het is dat jochie van binnen. De levenshonger, die wil om te leven. Uitzoeken hoe je er bovenop kunt komen. Ik ben geweldig verliefd op het leven. Het leven draagt de belofte van alles. De dood belooft niks.”
Eigenlijk zijn deze samenkomsten een combinatie van groepstherapie, van een gestructureerde leergroep, van een zelfhulpgroep en van een groep waarin de groepsleiders soms individueel met een groepslid werken en met sporadische tussenkomsten van sommige groepsleden. Dit betekent dat onze rol continu wordt aangepast aan het specifieke gebeuren in de groep, aan het doel dat op een bepaalt moment belangrijk lijkt. Zo kan de groep op een bepaalt moment als een professioneel begeleide zelfhulpgroep gaan functioneren, waarbij de groepsleden elkaar opvangen, samen zoeken naar constructieve oplossingen voor een probleem of gewoon informatie uitwisselen.
Dergelijke diep ingrijpende verandering in hoe men denkt, voelt en handelt, kan erge konflikten met de omgeving teweeg brengen. Die wordt immers onzeker en gaat dan weerstand bieden om de “dissident” opnieuw in het vertrouwde patroon te duwen. Het is natuurlijk niet eenvoudig als iemand b.v. een nieuwe richting wil inslaan in zijn beroepsleven, of duidelijk stelt dat de relatie zo niet meer verder kan omdat ze zovele jaren, soms een gans leven, weinig voedend was.
De deelnemers van deze cursus komen er geleidelijk toe om zichzelf beter te begrijpen in hun ziekte, daarover meer te communiceren en te ervaren dat er daardoor meer nabijheid en begrip voor elkaar komt. Ze worden ook bewuster van hun eigen denken en voelen en laten gevoelens van verlies rond eindigheid en een mogelijke zekere dood toe. Ze proberen duidelijker te zien hoe ze nu leven, hoe ze zouden willen leven, welke doelen ze kunnen formuleren en hoe ze deze kunnen bereiken. Ze trachten in te zien dat, ook al zijn bepaalde situaties in het leven niet te wijzigen, ze wel de wijze van ernaar kijken en erop reageren kunnen veranderen. Ze geloven uiteindelijk dat ze meer zijn en blijven dan hun ziekte, hoe die ook evolueert én proberen een zelfondersteunende ingesteldheid te vinden en/of hulp te leren vragen. Ze worden zich bewust van hun emotionele blokkeringen die hen hebben verhinderd om eigen wensen, levensdoelen, verwachtingen na te streven of specifieke begaafdheden te actualiseren of bijvoorbeeld bewust te worden van de negatieve boodschappen uit hun kinderjaren, boodschappen die hun gevoel van eigenwaarde en hun kunnen genieten belemmeren. Ze leren intenser te leven, creatiever en zinvoller gebruik te maken van hun tijd, kwaadheid en schuldgevoelens in zichzelf te erkennen, ze soms te verbinden met biografisch materiaal, en er constructiever mee om te gaan naar de buitenwereld toe. Kortom, een assertiever optreden naar de medische wereld toe.
De mensen in deze bundel leerden constructief omgaan met het krijgen van kanker. Veel van hun reacties zijn terug te vinden bij deelnemers aan de cursus: “Kanker, aanzet tot een andere levensstijl. Een basiscursus: leren leven en omgaan met kanker”, waarmee in 1991 gestart werd op mijn dienst te Gent aan de Faculteit voor Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Ik kan niet nalaten hier dan ook een aantal bladzijden over te nemen uit mijn artikel “Kanker, van persoonlijke ontmoeting naar existentiële ervaring”, verschenen in de bundel: “Kanker, een existentiële ervaring”, uitgegeven door de “Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen” in 1995 (p. 41-49).
Mensen kunnen vanuit hun isolatie komen tot een verbondenheid met bijvoorbeeld een partner, fami-4-
vinden, leegheid en lusteloosheid, schuld, enzovoort, zo algemeen menselijk zijn en nog worden versterkt wanneer men te maken krijgt met een levensbedreigende ziekte. Ze ervaren zo ook dat ze wel fundamenteel alleen zijn, maar dat ze ook de kans hebben in relatie te treden met andere mensen, en dat dit heel troostend kan zijn; dat ze een prijs moeten betalen om meer bewust te leven - men kan minder de existentiële realiteiten ontvluchten als men de deuren opent - dat wat ook hun toestand is, ervaren ze dat ze de mogelijkheid blijven behouden om iets te doen.
Een hele videotheek Een vrouw bedlegerig, zei twee maanden voor haar dood: “Ik kan eigenlijk ook zo intens blij zijn. Ik kan in mijn bed bijvoorbeeld aan iets denken waar ik heel gelukkig om ben geweest en dan kan ik daar terug van genieten. Deze week zei ik nog tegen mijn man: je gedachten kunnen ze je niet afnemen. Ik reis naar waar ik wil en ik ga naar waar ik wil. En ik heb momenten in het leven waar ik heel blij om ben. En ik kan dus de droevige momenten proberen te verschuiven. Ik heb een hele videotheek ter mijner beschikking. En hij zegt dan tegen mij: zet uw computer maar aan, kindje.”
Vrijheid en verantwoordelijkheid Ondanks hun ziekte kunnen mensen nog vrijheid en keuzemogelijkheden ervaren, en dus ook nog de eigen verantwoordelijkheid om hun leven te blijven inrichten. Een vrouw zei: “Ondanks kanker blijven we de auteurs van ons leven. Je kunt in het begin anderen, externe krachten, erfelijkheid de schuld geven dat je kanker kreeg. En dat is echt menselijk dat je dat doet. Maar blijf je daar mee bezig, dan ontloop je ook je verantwoordelijkheid om je levenssituatie zo te bekijken dat je een nieuwe wijze vindt, soms ook steeds nieuwe wijzen, als de kanker je verder aanvreet, om ermee om te gaan.”
lie, vrienden, de natuur, het spirituele, het religieuze, het mysterie dat het leven is. De groep maakt veel “helende” mogelijkheden los. Vele deelnemers worden meer “heel”.
Basisdimensies Opvallend is dat binnen deze werking de basisdimensies van de menselijke existentie die ook aan bod komen in de existentiële filosofie en psychotherapie, heel sterk aanwezig zijn: de bekwaamheid tot en het enorme belang van zelfbewustzijn, vrijheid en verantwoordelijkheid, het zoeken en bewerkstelligen van een eigen identiteit met daarnaast het ontwikkelen van betekenisvolle relaties met anderen, het zoeken naar zingeving, naar eigen levensdoelen en waarden, angst als voorwaarde tot een authentiek leven en het bewustzijn van eindigheid, dood, niet-meer-zijn. Deze basisdimensies worden hier verder besproken.
Eigen identiteit Ik heb het eigenlijk al onrechtstreeks gehad over het streven naar een eigen identiteit. De ziekte versterkt de drang om zich naar binnen te keren met vragen rond wie je bent, wat dit leven betekent. Het vraagt veel moed om vanuit die binnenkant te gaan leven.Mensen ontdekken soms dat ze te veel reflecties van anderen zijn, dat ze te veel geleefd hebben volgens wat anderen verwacht hebben en dat ze ook nog een andere innerlijke kern bezitten, volgens welke ze zouden willen leven.
Zelfbewustzijn
Een kankerpatiënte vertelde tijdens een eerste gesprek: “Ik heb geleerd dat ik ook voor mijn eigen principes mag uitkomen. En dat ik mag zeggen dat ik daar wel eens recht op heb. Als moeder van een groot gezin word je in een bepaald patroon gedrukt. Een goede moeder is iemand die altijd thuis is, altijd klaar staat, heel lief is en die kan naaien en strijken, maar die niets daarbuiten mag doen, geen stuk leven voor zichzelf mag hebben, alleen omwille van zichzelf. Een moeder wordt altijd in functie van iemand anders gezien. Maar langzaam ben ik gaan beseffen dat ik nog iemand anders ben. Iemand die ook recht heeft op... Een stuk van mijn leven
Mensen kunnen reflecteren en keuzen maken omdat ze in staat zijn tot zelfbewustzijn. Het bewust-zijn vergroten is fundamenteel voor menselijke groei. Hoe bewuster mensen worden, hoe sterker hun capaciteit om tenvolle te leven. Mensen in individueel contact of in groep worden door de gesprekken rond hun ziekte bewust dat ze eindig zijn en geen onbeperkte tijd hebben om nog te doen wat ze zouden willen doen met hun leven; dat gevoelens van eenzaamheid, angst, geen zin -5-
den die passen bij de nieuwe aspecten die ze in zichzelf hebben ontdekt. Aanvankelijk kunnen ze zich als een boot zonder roer ervaren, omdat nieuwe zingeving en zinervaring een procesmatig gebeuren is, dat tijd vraagt. Ze vallen eigenlijk in een existentieel vacuüm. Sommigen trekken zich terug uit dit moeizame zoeken, ze geven het op. Eindigheid Ik ga niet afzonderlijk in op angst, maar wil dit gedeeltelijk verbinden met het bewustzijn van de eindigheid, de dood, het niet-zijn, de zesde basisdimentie. Wie in de praktijk staat, weet dat bij kankerpatiënten op het moment van de diagnose -of er nu een prognose van een mogelijke dood is of niet- een proces van exploratie start over wat de dood voor hen betekent. In hun diepe innerlijk kunnen velen immers nooit tenvolle uitsluiten dat ze niet aan kanker zullen sterven. Dit brengt mee dat de eigen dood achter de horizon van een ver verwijderde en daarom irreële toekomst in het heden opduikt, en confronteert met het ergste dat een mens vreest: zijn eigen verdwijnen. Eén van de deelnemers aan onze groepen schreef het volgende: “Mijn oncoloog geeft mij ongeveer 1 kans op 2 om geen kanker meer te krijgen. Dus ook ongeveer 1 kans op 2 om terug kanker te krijgen. Het halve glas water: het is half vol en half leeg. Mijn gezinsleden, familie en vrienden houden het bij half vol. Dat is positief denken. Ik mag zelfs niet gewagen van half leeg. Ik “moet” doen of die kanker er nooit geweest is. Ik “moet” niets, maar het is moeilijk om aan de druk te weerstaan. Vooral omdat het voor mij ook aangenamer is te doen alsof er nooit iets is geweest. In de gespreksgroep mag ik zeggen dat het glas ook half leeg is. Dat ik bang ben dat ik weer kanker krijg. Er zijn mensen die een tweede keer kanker hebben gekregen, er zijn er zelfs bij die weten dat zij aan kanker zullen sterven. Ik word getroffen door de waardigheid waarmee zij hun lot aanvaarden. Het geeft mij hoop dat, als de kanker mij weer treft, ik even waardig mijn lot zal kunnen aanvaarden. Buiten de gespreksgroep zegt iedereen mij dat ik er beter niet aan denk. dat het beter voor mij is er niet aan te denken. Alsof ik door eraan te denken, de kanker aantrek. maar dat geloof ik niet. Misschien kan de wetenschap dat ik een tweede keer kanker kan krijgen, mij er toe aanzetten anders, dit is beter te gaan leven, en kan de gespreksgroep mij hierbij helpen. Mij helpen meer in het “nu” te leven en gelukkig te zijn met de dag van vandaag. Zoveel mogelijk alleen dingen te doen die ik graag doe. Alleen belang te hechten aan wat ik werkelijk belangrijk vind. Alleen kom ik er niet toe. Misschien zal de gespreksgroep er mij bij helpen.”
is eigenlijk voor mij alleen. En dat stukje heb ik nodig om een voller mens te worden, om een stuk in evenwicht te komen.”
Zingeving Een vierde dimensie was het zoeken naar zin. Iedereen stelt zich op bepaalde momenten zinsvragen. Vanaf de confrontatie met de diagnose, komen zeker bij de kankerpatiënt die vele waarom-vragen op. Yang schrijft hierover: “Van Dale vermeldt bij “zin”: gedachte, betekenis, plan. onder zin kan in dit verband het best verstaan worden het gegeven dat alle verschijnselen uit het bestaan met elkaar verbonden zijn. Ook de mens heeft in deze ordening een plaats. Door zin wordt orde gebracht in wanorde. Via denkprocessen kan de mens bewust een ordening aanbrengen. We spreken dan van zingeving of zinverlening. Hij doet dit dan door: • te overzien: verschijnselen worden benoemd, oorzakelijke verbanden gelegd, verdere ontwikkelingen voorspeld, beïnvloedingsmechanismen ontwikkeld. • te taxeren: een waarde-oordeel wordt toegekend. • gedragsinitiatieven te ontwikkelen. Door zich bewust, gevoelsmatig open te stellen voor het bestaan kan hij deze zin soms direct ervaren. In dat geval spreken we van zinervaring. Hij kan dit trachten te bereiken door bijvoorbeeld: • het richten van de aandacht op het receptief waarnemen van de werkelijkheid. Het sturen van de aandacht is hierbij een actieve daad; • of door het op zich laten inwerken van indrukken en gebeurtenissen. De mens is hierbij minder gericht op zijn individu-zijn en meer op zijn deelgenoot-zijn... Het is een uit handen geven van controle in het vertrouwen dat ook in de grotere gehelen waarin de gebeurtenissen plaats vinden, een ordening bestaat waaraan hij deel heeft en waarmee hij om kan gaan. Als het hem gegeven is deze ordening te voelen, komt hij tot een zinervaring die existentiële ervaring kan worden genoemd. Als de kankerpatiënt erin slaagt om te komen tot een effectieve zinverlening en zinervaring, behoudt hij het gevoel de situatie aan te kunnen, en er een sturende invloed op te hebben, ook al gebeurt er veel waarop hij geen greep heeft. Hij bezit de wil om zo goed mogelijk met de situatie om te gaan: hij blijft zo lang mogelijk interesses hebben en plannen maken, desnoods op zeer korte termijn. Kortom er blijft beweging” (Yang, blz 8487). Men ziet hoe mensen oude traditionele waarden en spirituele geloofssystemen in vraag stellen en zelfs terzijde schuiven. Ze zoeken hardnekkig naar waar-6-
Bij voortschrijdende metastasering dringt zich het besef op dat het eigen leven zich niet meer echt kan beschermen tegen het begonnen proces van vernietiging. De schok die deze ervaring meebrengt, stelt het tot dan bestaande levensgevoel en wereldbeeld, fundamenteel in vraag: niet ik beheers de werkelijkheid, maar de werkelijkheid beheerst mij, en ik lijk er eerder machteloos aan overgeleverd. Wat ik tot nu toe soms zo moeizaam heb verworven, lijkt zo weinig belangrijk in vergelijking met wat met mij aan het gebeuren is. En de relaties met vele andere mensen lijken nu zo oppervlakkig. Niemand lijkt me te kunnen beschermen. En de anderen keren altijd terug naar het normale leven dat voor mij meer en meer lijkt afgesloten te worden. “Een herdefiniëring van iemands attitude tegenover de dood lijkt noodzakelijk, om langzaam een persoonlijk perspectief op de dood te formuleren, dat “troost” kan bieden in plaats van extreme bedreiging. Mislukt die poging, dan kan er veel angst en intense pijn en verdriet komen.” (Psychosocial Oncol 1993 (nr. 3), blz. 90).
De existentiële situatie van mensen met kanker is fundamenteel gelijkend op de situatie waarin alle mensen op een bepaald punt in hun leven zullen komen. Alleen heeft ons dagelijks bewustzijn deze dimensie weggeveegd omdat we het zo sterk willen houden bij een door mensen controleerbare realiteit. Dit “wegvegen” gebeurt door twee mechanismen: de realiteit van een onherroepelijk naderende eigen dood wordt zo ver in de toekomst geprojecteerd, dat ze achter de horizon van het zichtbare verdwijnt en daardoor in wezen iets irreëels wordt. En in tweede instantie hopen velen dat de dood wanneer het zo ver is, zeer snel zal intreden, zodat ze het haast niet merken en ze bespaard blijven van het bewustzijn dat het leven ophoudt. Het bijzondere met mensen met kanker is dat ze, voor een deel wegens de eigenheden van het ziekteverloop en de daarmee verbonden associaties, de mechanismen doorbreken waarmee het “normale” alledaagse bewustzijn zich beschermt tegen deze dimensie van de menselijke existentie.
Prof. Rik Willemaers begeleidt al jaren kankerpatiënten zowel individueel als in groep. Hij heeft zowel in Vlaanderen als in het buitenland een reputatie als professioneel deskundige opgebouwd. Voor info over de groepen: V.L.K. Steunpunt Oost Vlaanderen Marijke Van Rillaer en Jan Nagels Grauwpoort 9 9000 Gent tel 09 223 40 40 e-mail :
[email protected] -7-