Bestuursfilosofie Maart 2012
Status: Datum
Geleding
Naam
Paraaf
10022012
Steller
Wim Schuur/ Jan Hus
WS
29/30 sept
Projectgroepen Directeurenoverleg
Besluit Ja/Nee Toegevoegd
Jan Hus en Jelte de graaf
GMR College van Bestuur Raad van Toezicht Voorstel is om de volgende (oude) beleidsstukken vervangen door deze beleidsnotitie O26a Bestuur O23 Identiteit OPSO O26b Bestuur profiel leden O26c Bestuur filosofie O27a Managementstatuut O27b Handelingsruimte Algemeen directeur O27c Handelingsruimte Schooldirecteur S24 Managementstatuut en directiestatuut, tevens mandaatbesluit S5 Regeling budgethouderschap schooldirecteuren en bestuur manager
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 1
Bestuursfilosofie OPSO en SPOOR
BELEIDSUITSPRAKEN BELEIDSVORMEND BESTUREN
DE STICHTING PRIMAIR OPENBAAR ONDERWIJS IN DE REGIO WATERLAND& OOSTZAAN DE STICHTING OPENBAAR PRIMAIR SPECIAAL ONDERWIJS PURMEREND
Inleiding Het College van Bestuur (CvB)1 werkt vanuit de gedachte van beleidsvormend besturen. Het gekozen bestuursmodel voldoet aan de code “goed bestuur”. In dit bestuursmodel wordt een vijftal segmenten onderscheiden waarin door het CvB beleidsuitspraken worden geformuleerd. A. Beleidsuitspraken met betrekking tot het bestuurlijke proces B. Beleidsuitspraken met betrekking tot de missie, visie en kernwaarden C. Beleidsuitspraken met betrekking tot de relatie CvB – directeur D. Beleidsuitspraken met betrekking tot de handelingsruimte van de directeur E. Beleidsuitspraken met betrekking tot de relatie CvB – Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR). In de hiernavolgende hoofdstukken worden deze beleidsuitspraken per segment besproken.
Erratum: Er zijn vijf beleidsuitspraken beschreven. Hier wordt het segment ‘beleidsuitspraken met betrekking tot de relatie CvB – Raad van Toezicht’ nog aan toegevoegd. Segment B. verschuift naar plaats A.
1
Het CvB van OPSO en het CvB van SPOOR zullen na formalisering van de samenwerking functioneren als een personele unie. Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 2
A. BESTUURSPROCES In het belang van effectief en consistent bestuurlijk handelen expliciteert het College van Bestuur in dit hoofdstuk de gekozen bestuursstijl en werkwijze.
BESTUURSPROCES 1. Algemeen Het CvB draagt eindverantwoordelijkheid voor de stichting en de afzonderlijke scholen die onder het bevoegd gezag van het CvB staan. Het College van Bestuur acht het dan ook zijn verantwoordelijkheid om ten behoeve van leerlingen, ouders, personeelsleden en andere belanghebbenden in de regio:
De visie & missie en de hoofddoelstellingen van de organisatie vast te stellen; Erop toe te zien dat deze bereikt worden, en Dat dit gebeurt op een verantwoorde wijze.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 3
BESTUURSPROCES 2. Bestuursstijl
Het College van Bestuur wil een stijl hanteren die zowel duidelijk als consistent is. Beleidsvorming op hoofdlijnen en adequaat toezicht vormen daarvoor de basis. Het CvB zal de scholen besturen, controleren en inspireren door middel van expliciete, strategische beleidsuitspraken. Het College van Bestuur zal dit doen door een focus op:
de kernwaarden en missie&visie van de organisatie. Het CvB is toekomstgericht en handelt proactief;
de belangenafweging tussen de interne en de externe omgeving. Hierbij zijn externe omgevingsfactoren van groot belang;
een duidelijk onderscheid tussen de rollen van bestuur en management. Het CvB streeft naar duidelijkheid over taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden in de hele organisatie;
het functioneren als een eenheid. Het CvB functioneert als een collegiaal bestuur. Besluiten zijn steeds collectieve besluiten (“Het CvB spreekt met één stem, of helemaal niet”)
het sturen vanuit verschillende perspectieven;
het formuleren van duidelijke bestuurscriteria. Het levend houden van beleid door middel van het nauwgezet monitoren van beleid;
een balans tussen “hands-on” en “hands-off” beleid;
de kwaliteit van het eigen bestuursproces (besturen vanuit de hier geformuleerde bestuursstijl).
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 4
BESTUURSPROCES 3. Nadere taakomschrijving Het College van Bestuur stuurt op visie en beleid. Het rekent zich dan ook tot zijn taak om: a. Relaties te leggen en te onderhouden mede met de relevante belanghebbenden en door het actief participeren in lokale en landelijke bestuurlijke netwerken en belangen organisaties; b. Op hoofdlijnen uitspraken te doen en op schrift te stellen over:
De doelen die het CvB gerealiseerd wil zien Het CvB zal zich bij het vaststellen van doelstellingen concentreren op uitkomsten in plaats van activiteiten (activiteiten, programma’s, methoden, et cetera zijn middelen om bepaalde effecten te bewerkstelligen).
Het kader dat het CvB vaststelt en daarmee de handelingsruimte die het CvB meegeeft aan de directeuren van de scholen. Door het formuleren van de handelingsruimte stelt het CvB een kader, waarbinnen creativiteit van management en personeel aangemoedigd wordt. Door (ethische) grenzen te stellen wordt de handelingsruimte van de directeuren duidelijk aangegeven en erkend.
De wijze waarop het CvB de eigen taak vormgeeft Het CvB geeft duidelijk aan wat het van zichzelf verwacht. Het gaat hierbij om eisen aan de eigen bestuursstijl, de eigen taakuitvoering en de wijze waarop het bestuur het eigen bestuursproces monitort. Het CvB gaat hierbij uit van de Code Goede Bestuur van de POraad (2010).
Beleid inzake de relatie tussen CvB en directeuren Het CvB formuleert duidelijk: op welke wijze het bevoegdheden naar de directeuren mandateert. Uitgangspunt hierbij is dat de directeur vormgeeft aan integraal management binnen verantwoorde beleidskaders; de wijze waarop de effectiviteit van het beleid wordt gevolgd en beoordeeld. Uitgangspunt hierbij is dat beoordeling van de effectiviteit van beleid alleen plaatsheeft aan de hand van vooraf vastgestelde criteria.
Beleid inzake de relatie tussen het CvB en de GMR Het CvB formuleert in samenspraak met de GMR een helder medezeggenschapsreglement, waarin duidelijk omschreven de wijze waarop het CvB inhoud en vorm geeft aan de relatie met de GMR en daarmee ook de relatie met de MR-en van de scholen.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 5
BESTUURSPROCES 4. Beleidscyclus en systematische bestuursagenda
Teneinde vorm te kunnen geven aan het strategisch leiderschap, op een wijze die voldoet aan de eerder gestelde eisen aan de bestuursstijl, werkt het College van Bestuur een meerjaren beleidscyclus uit (PDCA – cyclus). Hierin moeten zowel het formuleren van de “doelen” en de vertaling daarvan in de resultaatverwachtingen naar de organisatie een duidelijke plaats krijgen, als de monitoring van de gemaakte afspraken. Om in praktische zin gestalte te kunnen geven aan het strategisch leiderschap:
stelt het CvB een systematische bestuursagenda op. In deze agenda worden bijeenkomsten van het CvB voor de periode van een jaar gepland (rekening houdend met de meerjaren beleidscyclus en de PCDA-cyclus);
neemt het CvB in de systematische bestuursagenda tenminste één vergadering per twee weken op, gericht op operationalisering van het strategisch beleid. De focus in deze vergadering is toekomstgericht, gericht op het formuleren van visie en beleid;
geeft het CvB in deze vergadering expliciet vorm aan het “eigenaarschap”. Input vanuit de omgeving of gebruikers, in brede zin, is daarbij noodzakelijk; dit kan bijvoorbeeld door het bespreken van kansen en bedreigingen vanuit de omgeving, consultatie van relevante maatschappelijke groeperingen, het ontwikkelen van mogelijke toekomst scenario’s , bespreken van demografische gegevens, het uitvoeren van een tevredenheidsonderzoek, et cetera;
zorgt het CvB binnen de systematische bestuursagenda voor voldoende ruimte voor het bespreken van monitorgegevens, managementrapportages, en dergelijke.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 6
BESTUURSPROCES 5. Rol van de voorzitter CvB Het College van Bestuur functioneert als een collegiaal bestuur. De autoriteit van het CvB berust steeds bij het CvB als collectief. De voorzitter van het CvB heeft dan ook geen specifieke autoriteit om besluiten te nemen, behalve in die (uitzonderings-) gevallen waarin het CvB dit expliciet aan de voorzitter heeft gedelegeerd. De voorzitter vervult de volgende rollen binnen het CvB:
De voorzitter van het CvB draagt zorg voor de integriteit van het bestuursproces: De voorzitter van het CvB leidt de bijeenkomsten van het CvB op dusdanige wijze dat het CvB werkt overeenkomstig het zelf geformuleerde bestuurskader en de bestuursstijl. Op de bestuursagenda komen alleen onderwerpen die duidelijk behoren tot het bestuursdomein. Onderwerpen die al gemandateerd zijn aan de directeur(en) zijn geen agendapunt. De gezamenlijke besluitvorming: besluiten van het College van Bestuur zijn steeds collectieve besluiten. De voorzitter draagt er zorg voor dat er voor een mogelijk stagnerende besluitvorming een geschillenregeling in het reglement CvB wordt opgenomen.
De voorzitter van het CvB draagt zorg voor de integraliteit in besluitvorming
De voorzitter van het CvB draagt zorg voor de bestuursrapportage aan de voorzitter en de raad als geheel.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 7
BESTUURSPROCES 6. Gedragscode
De leden van het College van Bestuur houden zichzelf aan gebruikelijke ethische, professionele en wettelijke normen en waarden, waaronder het verantwoord omgaan met het gegeven gezag. Het CvB houdt zich hierbij ook aan de Code Goede Bestuur. De leden van het CvB:
handelen vanuit het moreel eigenaarschap van SPOOR/OPSO; gaan integer om met vertrouwelijke informatie; onthouden zich van verstrengeling van privébelangen met belangen van SPOOR/OPSO.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 8
BESTUURSPROCES 7. Projectgroepen
Het College van Bestuur heeft de mogelijkheid om bovenschools projectgroepen in te richten. Projectgroepen adviseren het CvB bij de voorbereiding en/of nadere uitwerking van bepaalde beleidsonderwerpen. Besluitvorming vindt plaats in het CvB.
Projectgroepen: worden steeds met een specifiek doel ingericht; krijgen een resultaatopdracht mee vanuit het CvB; zijn tijdelijk van aard.
Projectgroepen mogen niet interfereren met de integrale managementverantwoordelijkheid van de directeuren van de scholen
Deelname aan projectgroepen vindt plaats binnen de taakstelling van de deelnemers zowel uit de directeuren, als het BMO.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 9
BESTUURSPROCES 8. Bestuursmiddelen
Het College van Bestuur zal waar mogelijk en noodzakelijk investeren in de kwaliteit van besturen.
Het CvB zal zichzelf actief blijven scholen en ontwikkelen.
Het kan daarbij gaan om een breed scala van investeringen in de zin van scholing, begeleiding, individuele coaching van leden van het CvB, ondersteuning, instellen van interim-management voor een school, externe audits, et cetera.
De middelen die hiervoor noodzakelijk zijn, komen vanuit de volgende inkomstenbronnen:
vergoeding administratie en beheer bijdrage uit de lumpsumvergoeding doeluitkeringen van overheidswege rente inkomsten incidentele baten
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 10
B. MISSIE, VISIE EN KERNWAARDEN . Het College van Bestuur bepaalt in dit hoofdstuk de hoofddoelstellingen van de organisatie, i.c. de scholen van OPSO / SPOOR. Het CvB wil in dit hoofdstuk op hoofdlijnen richting geven aan de organisatie.
MISSIE
SPOOR/OPSO, SAMEN STERKER VOOR HET BESTE ONDERWIJS De openbare onderwijsorganisaties OPSO en SPOOR staan midden in de samenleving die voortdurend aan verandering onderhevig is. Onze openbare scholen nemen actief deel aan allerlei ontwikkelingen door initiatieven te ontplooien en verbeteringen in gang te zetten om het beste onderwijs aan ieder kind te realiseren. Wij gaan uit van de mogelijkheden van ieder kind. Wij zijn er op gericht om samen met het kind en de ouders alle creatieve, cognitieve, sociaal-emotionele en fysieke talenten te ontplooien. OPSO en SPOOR werken vanuit deze missie intensief samen. Samenwerken betekent voor ons kennis en inzichten delen met en tussen onze scholen, binnen bestuur en toezicht, op het servicebureau, met de inspectie, wetenschappers en andere partners. Op deze wijze creëren wij het beste onderwijs voor onze kinderen, gaan we efficiënter met de middelen om en vullen wij onze ondersteuningsplicht nog beter in.
Samen waar het kan, Apart waar het moet
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 11
VISIE
Wij staan bekend als de beste onderwijsorganisatie in Openbaar Onderwijs. Een onderwijsorganisatie voor primair en speciaal onderwijs waarin woorden hand in hand gaan met daden. Wij staan bekend als goede werkgevers die oog hebben voor het individu en veel investeren in de ontwikkeling van de medewerkers. Al onze werknemers hebben een grote verantwoordelijkheid voor het bepalen en uitvoeren van het beleid. Onze scholen zijn organisaties waarin voor kinderen ruimte is om permanent aan hun ontwikkeling te werken. Onze medewerkers zijn meesters in hun vak, weten zich erkend en zetten zich voor de volle 100% in voor de brede ontwikkeling van het kind.
Wij bieden kwalitatief hoogwaardig onderwijs waarin talenten van alle leerlingen worden ontplooid. We gaan daarbij uit van de mogelijkheden van elk kind. Nieuwe wetenschappelijke inzichten worden en zijn vertaald naar ons onderwijsaanbod waarin verschillende vormen van leren en social media als middel, ten volle worden benut. Ontwikkeling van de leerkracht en de samenwerking met de ouders zijn daarbij belangrijke factoren. Er is op onze scholen ruimte voor diversiteit en professionalisering hetgeen goede resultaten en opbrengsten genereert. Onze leerkrachten halen alles uit een kind door een veilige en inspirerende omgeving te creëren en door intensief te communiceren en samen te werken met ouders waardoor thuis en school zo veel mogelijk op elkaar zijn afgestemd. Samen met andere partners zoals onderwijsorganisaties, ondersteuningsinstanties, gemeenten en bedrijfsleven, dragen wij bij aan de brede ontwikkeling van onze kinderen.
* Aandacht voor Openbaar Onderwijs
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 12
KERNWAARDEN
Onze inspiratie is het verschil te maken door samen het beste onderwijs te bieden voor uw kind. Dit doen we vanuit onze kernwaarden: Vertrouwen. We gaan uit van de mogelijkheden van ieder mens en stimuleren iedere betrokkene zichzelf verder te ontwikkelen. Wij zijn van nature nieuwsgierig naar de ander en heten iedereen welkom. Verbinden. Iedereen binnen en buiten de organisatie: kind, medewerkers en andere betrokkenen weten zich erkend en geaccepteerd ongeacht geloof, ras, huidskleur, geslacht, taal en afkomst. Iedereen is in staat is om op een respectvolle manier met elkaar om te gaan en op een constructieve wijze samen te werken. Verschillen in visie en geloofsovertuigingen zien we en ervaren we als een bron van inspiratie. Samen komen we verder. Meesterschap. Elke medewerker is op zijn/haar vakgebied een professional die kritisch naar zichzelf kijkt, die zich openstelt voor anderen en nieuwe opvattingen op waarde weet te schatten. Elke medewerker is eigenaar van het vak dat hij uitoefent en laat iedereen profiteren van eigen ervaringen en nieuwe inzichten. Elke medewerker is in staat de verschillen te overbruggen, betrokkenen te verbinden en echt vertrouwen te geven aan kinderen, ouders en collega’s. Elke medewerker ontwikkelt zich permanent om het vakmanschap te onderhouden en te verbeteren.
* Begrip kernwaarden Openbaar Onderwijs
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 13
C. RELATIE COLLEGE VAN BESTUUR - DIRECTEUR In dit hoofdstuk legt het College van Bestuur vast hoe de relatie met het de directeuren - en daarmee de scholen - zal onderhouden. Daarin zijn duidelijkheid en consistentie in de wijze van aansturing en in het monitoren van afspraken de sleutelbegrippen.
RELATIE CvB - DIRECTEUR 1. Algemeen
De formele schakel tussen het College van Bestuur en een school (de schoolorganisatie, de leiding van de school, de resultaten van de school) is de directeur. Deze wordt geacht de schoolorganisatie als geheel te vertegenwoordigen; alle mandaat en verantwoordelijkheid van overige personeelsleden wordt, vanuit het oogpunt van het CvB, geacht mandaat en verantwoordelijkheid van de directeur te zijn.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 14
RELATIE CvB - DIRECTEUR 2.
Eenheid van bestuur
Het College van Bestuur functioneert als eenheid. Besluiten van het CvB als collectief zijn bindend voor een directeur.
Besluiten of instructies vanuit individuele leden van het CvB zijn bindend voor een directeur, tenzij het CvB eerder een en ander besluit.
Vanuit de eenheid van bestuur kunnen vragen om informatie vanuit het CvB richting de directeur van een school, gesteld worden via alle leden van het CvB (bijvoorbeeld via de portefeuillehouder).
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 15
RELATIE CvB - DIRECTEUR 3.
Verantwoordelijkheid directeur
De directeur is de rechtstreekse verbinding van het College van Bestuur met de leiding en de resultaten van een school. Iedere autoriteit of verantwoordelijkheid van medewerkers binnen de school zal daarom door het CvB beschouwd worden als de (cumulatieve) autoriteit en (cumulatieve) verantwoordelijkheid van de directeur.
Het CvB geeft in beginsel geen instructie aan personen die direct of indirect onder de verantwoordelijkheid van een directeur vallen.
Het CvB onthoudt zich in beginsel van de beoordeling, formeel en informeel, van welke medewerker binnen een school dan ook, anders dan de directeur.
Het CvB belegt minimaal eenmaal per jaar een resultaatgericht managementgesprek met de directeur. Afspraken die hierin gemaakt worden, worden vastgelegd in het managementcontract.
In het kader van tussentijdse voortgangsgesprekken met het CvB kan de directeur zich laten bijstaan door de adjunct directeur en/of andere functionarissen die binnen de taakverdeling op schoolniveau betrokken zijn bij relevante ontwikkelingen.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 16
RELATIE CvB - DIRECTEUR 4.
Mandatering van de directeur
Het College van Bestuur bepaalt het mandaat van de directeur door middel van geschreven beleidsuitspraken. Deze beleidsuitspraken betreffen de hoofddoelen en de handelingsruimte van de directeur. Het CvB staat de directeur toe te handelen overeenkomstig elke redelijke interpretatie van die uitspraken.
Het bovengenoemde vormt het kader waarbinnen de directeur gerechtigd is keuzen te maken en beslissingen te nemen, alsmede activiteiten in werking te zetten, welke redelijkerwijs geacht kunnen worden binnen dat kader te passen.
Het CvB kan zijn beleidsuitspraken wijzigen, waarmee de handelingsruimte van de directeur kan veranderen. Zolang een bepaald mandaat van kracht is, zal het CvB de gerechtvaardigde keuzen van de directeur respecteren en steunen.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 17
RELATIE CvB - DIRECTEUR 5.
Monitoring
Het College van Bestuur is eindverantwoordelijk voor alles wat onder het gezag van het bestuur gebeurt. Systematische evaluatie van de resultaten en het functioneren van de scholen is dan ook noodzakelijk.
Monitoring / beoordeling betreft het vaststellen van de mate waarin de gemaakte (beleids-) afspraken zijn gerealiseerd.
Het CvB kan gebruik maken van verschillende monitormethoden: voortgangsrapportages, managementrapporten of andere interne rapportages vanuit de directeur; externe rapportages; directe inspectie.
In de beleidscyclus (systematiek van planning &control / PDCA-cyclus) wordt een systematiek voor de monitoring opgenomen. Methoden voor de monitoring worden steeds door het CvB gekozen. Het CvB kan iedere beleidsuitspraak op elk moment, op een zelf gekozen manier, monitoren. Gewoonlijk zal dit echter volgens een vastgesteld schema plaatsvinden. Deze planning wordt opgenomen in de PDCA - cyclus.
Beoordeling / monitoring van het functioneren van de schoolorganisatie binnen de vastgestelde handelingsruimte van de directeur vindt altijd plaats tegen de standaard van iedere redelijke interpretatie van de directeur.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 18
D. HANDELINGSRUIMTE VAN DE DIRECTEUR Het College van Bestuur stelt de directeur in de gelegenheid om binnen de vastgestelde kaders keuzen te maken. In dit hoofdstuk evenwel geeft het CvB de grenzen van die bevoegdheid aan, veelal door vooraf en zo mogelijk in globale termen uit te spreken voor welke beslissingen het CvB niet de ruimte geeft.
HANDELINGSRUIMTE VAN DE DIRECTEUR 1.
Algemeen
De directeur zal noch veroorzaken, noch toestaan dat door hemzelf of onder zijn verantwoordelijkheidactiviteiten en praktijken plaatshebben die: in strijd zijn met expliciet binnen de stichting overeengekomen regels, procedures en vastgestelde beleidsuitspraken; onwettig zijn; kennelijk onethisch of in strijd zijn met gangbare professionele standaarden.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 19
HANDELINGSRUIMTE VAN DE DIRECTEUR 2. Omgaan met leerlingen
De directeur ziet er op toe dat leerlingen niet voor situaties worden geplaatst die een onverantwoord risico vormen voor hun veiligheid, hun geestelijke en lichamelijke gezondheid en voor hun privacy.
Hij/zij zal derhalve geen binnenschoolse of buitenschoolse activiteiten toelaten of organiseren tenzij met voldoende garanties voor veiligheid en gezondheid.
Hij/zij zal geen leerlinggegevens (doen) verzamelen of aan derden (doen) verstrekken dan binnen de marges van het document vastgesteld op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Bij beslissingen over toelating, schorsing of verwijdering van leerlingen volgt de directeur de expliciet binnen de stichting overeengekomen regels en procedures.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 20
HANDELINGSRUIMTE VAN DE DIRECTEUR 3. Personeel
De directeur zal niet anders handelen dan vanuit expliciete regels welke voor het personeel gelden (de CAO primair onderwijs en eventuele aanvullende voorwaarden, alsmede het bestuursbeleid), met inbegrip van beroepsmogelijkheden.
De directeur zal geen onvoldoende gekwalificeerd personeel voordragen voor benoeming. Hij/zij zal geen personeel voordragen dat: de doelstellingen van de organisatie niet onderschrijft; de grondslag van de organisatie niet onderschrijft of respecteert.
Uit het oogpunt van professionalisering en mobiliteit laat de directeur niet na een actief beleid te voeren ten aanzien van Integraal Personeels Beleid.
De directeur zal personeelsleden niet onderling bevoordelen of discrimineren; bovendien geen andere vergoedingen geven dan hun rechtens of binnen vastgesteld beleid toekomen.
De directeur is verplicht het CvB onverwijld te informeren indien hij/zij feiten/vermoeden heeft over strafbare feiten van personeelsleden, seksuele intimidatie of zaken waarover negatieve publiciteit kan worden verwacht.
Rekening houdend met bovenstaande beperkende bepalingen mandateert het CvB alle taken en bevoegdheden op het terrein van personeelsbeleid aan de directeur behoudens die welke aan het CvB voorbehouden blijven, dit zijn: Benoeming; disciplinaire maatregelen; ontslag; aangaan van arbeidsovereenkomsten; betaald verlof; onbetaald verlof; overplaatsing; aanvragen subsidies en/of ondersteuning van externe instituten betreffende personeelszaken; plaatsing van personeelsadvertenties; aanvragen functie - ongeschiktheidadvies; procedure bezwaar tegen uitslag geneeskundig onderzoek; aanvragen tewerkstellingsvergunningen.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 21
HANDELINGSRUIMTE VAN DE DIRECTEUR 4. Financiën
Begroting
De begroting van de school zal niet afwijken van de door het College van Bestuur vastgestelde middelen en feitelijke prioriteiten en zal geen begrotingstekort bevatten tenzij vooraf anders is overeengekomen. Dienovereenkomstig zal de directeur erop toezien: dat geen begroting wordt opgemaakt die berust op oneigenlijke verwachtingen van inkomsten en uitgaven; dat de reserves niet worden aangesproken anders dan bij de vaststelling van de begroting overeengekomen.
Exploitatie
De directeur zal noch veroorzaken, dan wel toestaan dat financieel risico wordt gelopen of dat feitelijke uitgaven significant afwijken van gestelde criteria en prioriteiten. Dienovereenkomstig zal de directeur: niet meer uitgeven dan hem/haar in dat jaar aan inkomsten ter beschikking staan of zullen komen, tenzij anders is overeengekomen; geen reserves aanspreken tenzij uitdrukkelijk overeengekomen en binnen overeengekomen afschrijvingstermijnen; geen schulden aangaan; erop toezien dat salarissen en rechtmatige facturen op tijd worden betaald; erop toezien dat een administratie wordt gevoerd die voldoet aan algemeen daaraan te stellen criteria; niet zelfstandig overgaan tot aankoop of verkoop van onroerend goed of bezittingen; niet speculeren met of beleggen van liquiditeiten en reserves; zelfstandig contracten aangaan; geen verplichtingen aangaan buiten de vastgestelde begroting.
Overige bepalingen
Rekening houdend met bovenstaande beperkende bepalingen mandateert het CvB alle taken en bevoegdheden op het terrein van financiën aan de directeur behoudens die welke aan het CvB of het administratiekantoor voorbehouden blijven, dit zijn:
Taken CvB:
vaststellen middelen; vaststellen begroting; vaststellen financiële verantwoording; monitoren van de afspraken.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 22
Taken BMO:
voeren van een deugdelijke boekhouding; opstellen van budget-vergelijkingsoverzichten; budgetbewaking; contract beheer; controle ten behoeve van financiële verantwoording.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 23
HANDELINGSRUIMTE VAN DE DIRECTEUR 5. Onderwijs en inhoud
Het CvB mandateert alle taken en bevoegdheden op het terrein van onderwijs en inhoud aan de directeur behoudens die welke aan het CvB voorbehouden blijven, dit zijn: de vaststelling van prioriteiten voortvloeiend uit het vastgestelde meerjarenbeleidskader, die gepubliceerd worden in het jaarplan van het CvB; de vaststelling van activiteiten die uitgevoerd dienen te worden naar aanleiding van een verandering van inspectietoezicht en/ of andere (school) analyses; de vaststelling van de mate waarin en op welke termijn ingespeeld zal worden op nieuwe ontwikkelingen voortkomend uit regelgeving, dan wel uit initiatief op rijks- en gemeentelijk niveau; de vaststelling van de mate waarin en op welke termijn ingespeeld zal worden op beleidsmatige veranderingen uit de zorgplannen SWV-en Passend Onderwijs; de vaststelling – na overleg met de directies – van bovenschools te organiseren scholing en ondersteuning t.b.v. verschillende doelgroepen, bijvoorbeeld: directies, teams, intern begeleiders, startende leerkrachten, leerkrachten die een eerste dienstverband binnen de stichtingen hebben, enz. enz.; de organisatie en inzet van middelen ten bate van bovenschoolse projecten (bijvoorbeeld de inzet voor coaching en begeleiding) gedurende een periode in overleg met de directies; het vaststellen van de schoolgids (inclusief die zaken die conform het beleid eenduidig opgenomen dienen te worden); het vaststellen van het schoolplan (inclusief die zaken die conform het beleid eenduidig opgenomen dienen te worden).
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 24
HANDELINGSRUIMTE VAN DE DIRECTEUR 6. Huisvesting
Bij onderhoudsklachten werkt de directeur vanuit expliciet binnen de stichting overeengekomen regels en procedures.
Het CvB mandateert alle taken en bevoegdheden op het terrein van huisvesting aan de directeur behoudens die welke aan het CvB voorbehouden blijven, dit zijn: Het (doen) uitbreiden, veranderen, aanpassen of onderhouden van schoolgebouwen en –terreinen, het meubilair, ict-infrastructuur en andere huisvestingsvoorzieningen. Het aan derden in gebruik geven van ruimten.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 25
Algemeen, kaders wel of geen adjunct directeur
HANDELINGSRUIMTE VAN DE DIRECTEUR 7. Vervanging directeur
De directeur stelt in samenspraak met de adjunct-directeur een taakverdeling op en legt deze ter vaststelling aan het College van Bestuur voor.
Indien de directeur feitelijk of naar verwachting voor langere tijd moet worden vervangen, wordt het CvB daarover ingelicht. De adjunct-directeur is de vervanger.
De directeur laat niet na de adjunct-directeur van de school goed in te voeren en op de hoogte te houden van alle zaken betreffende de schoolorganisatie, het CvB en de relatie CvB – directeur.
Indien er geen adjunct directeur op de school aanwezig is, wijst de directeur een waarnemer aan en stelt samen met deze een takenpakket op. Deze afspraken worden medegedeeld aan het team en ter kennisname aan het CvB gezonden.
De directeur zorgt ervoor dat de waarnemer voldoende is ingevoerd om bij diens afwezigheid, de directeur te kunnen vervangen op basis van het takenpakket.
Indien er geen adjunct directeur is en de directeur moet voor langere tijd vervangen worden, wijst het CvB een vervanger aan.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 26
HANDELINGSRUIMTE VAN DE DIRECTEUR 8. Bescherming (on)roerend goed
De directeur zal niet toelaten dat bezittingen van de school onvoldoende worden beschermd of onderhouden. Met het oog daarop zal de directeur:
Er op toezien dat gebruik door derden uitsluitend geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst;
Er op toezien dat bezittingen zijn beschermd tegen toegang door onbevoegden;
Er op toezien dat privacy-gevoelige informatie beveiligd is conform het document vastgesteld op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens;
toezien op de overeengekomen uitvoering van het vastgestelde meerjarenonderhoudsplan;
niet nodeloos kasmiddelen in eigen beheer te houden;
waken voor vervreemding van roerende zaken.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 27
HANDELINGSRUIMTE VAN DE DIRECTEUR 9. Informatie aan en ondersteuning van het bestuur
De directeur zal het College van Bestuur adequaat informeren. Hij/zij zal:
Op tijd, nauwkeurig en toegankelijk informatie voor monitoring voorleggen die aansluit bij gedane beleidsuitspraken;
het CvB op de hoogte houden van relevante trends, voorzienbare publiciteit, substantiële interne en externe veranderingen, in het bijzonder waar deze van invloed zijn op de aannames van bestaand beleid van het CvB;
het CvB wijzen op gedragingen van het CvB die naar zijn/ haar oordeel afwijken van geformuleerd bestuursbeleid;
het CvB informeren over in acht te nemen medezeggenschapsverplichtingen;
die zaken op de agenda van besprekingen tussen de directeur en het CvB (laten) zetten die de formele goedkeuring van het CvB behoeven.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 28
HANDELINGSRUIMTE VAN DE DIRECTEUR 10. Deelname aan interne en externe overlegvormen De directeur laat niet na zorg te dragen voor een adequate vertegenwoordiging van de school in relevante vormen van intern en extern overleg. Deelname aan overleg vindt plaats binnen de taakstelling van de directeur, c.q. medewerker aan wie het overleg is gemandateerd. De directeur zal in ieder geval:
Deelnemen aan alle vastgestelde overlegvormen voor directeuren/ directies binnen de formele overleg- en communicatiestructuur van SPOOR/OPSO;
op verzoek van het CvB deelnemen aan bovenschoolse projectgroepen;
deelnemen, dan wel zorg dragen voor deelname aan door het bestuur geïnitieerde bovenschoolse deskundigheidsbevordering;
zorg dragen voor deelname aan interne overlegsituaties waarin de school vertegenwoordigd moet zijn, zoals het overleg van interne begeleiders of het ictcoördinatorenoverleg; schoolcontactpersoon
deelnemen, dan wel zorg dragen voor deelname aan relevante overlegsituaties binnen het samenwerkingsverband Passend Onderwijs met betrekking tot leerlingen met speciale onderwijsbehoeften en de ontwikkeling van het beleid Passend Onderwijs;
deelnemen, dan wel zorg dragen voor deelname aan relevante netwerken in de kern/wijk en overlegsituaties in het kader van lokaal onderwijs- en jeugd beleid.
Tot de verantwoordelijkheid van de directeur voor deelname aan overlegsituaties behoort niet het (school-)bestuurlijk overleg, tenzij het CvB de directeur op basis van expertise daartoe nadrukkelijk uitnodigt .
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 29
E. RELATIE CVB – GMR EN MR-EN
RELATIE CVB - GMR 1. Algemeen Op dit moment vigeren de vastgestelde reglementen:
Statuut Medezeggenschap d.d............... Reglement Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad d.d................. Reglement Medezeggenschap d.d.........................
In de eerste helft van het cursusjaar 2011 - 2012 zal een gecombineerde werkgroep van de GMR -en van OPSO en SPOOR een structuur van samenwerking voorbereiden. Als beide organen daar overeenstemming over hebben, zal in samenwerking met het CvB aanpassing van de reglementen hierop, ontwikkeld worden, om vervolgens vastgesteld te worden door het CvB.
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 30
OVERZICHT VAN VASTGESTELDE BELEIDSUITSPRAKEN Alleen de lijst van vastgestelde stukken met verwijzing naar de website
Bestuursfilosofie d.d. 1 maart 2012
Pagina 31