Radiotherapie
Universitair Medisch Centrum Groningen Hanzeplein 1 Postbus 30 001, 9700 rb Groningen www.umcg.nl
Patiënteninformatie vlm 056/1102
Bestraling
Belangrijke telefoonnummers Colofon
Algemeen nummer UMCG U kunt hier ook terecht met algemene vragen over het UMCG. Bijvoorbeeld over de bereikbaarheid van het UMCG, het parkeren of wat de bezoektijden zijn.
(050) 361 61 61 Vormgeving Edenspiekermann
Lay-out
Afdeling Radiotherapie Receptie (uitsluitend voor polikliniekafspraken) Administratie (algemeen) Medewerker Patiëntenservice (aanspreekpunt op de afdeling)
Gravis Ontwerpers, Groningen
(050) 361 36 65 Met dank aan:
(050) 361 27 11
Borstkanker Vereniging Nederland (BVN) Stichting Contactgroep Prostaat-
(050) 361 93 65
kanker (SCP) Olijf Zorgbelang Groningen
Patiënteninformatie U kunt hier onder andere terecht met vragen over de gang van zaken in het UMCG, vragen over andere gezondheidszorginstellingen, verwijsprocedures en patiëntenverenigingen. Ook kunt u hier terecht voor opmerkingen en klachten. Bereikbaar maandag t/m vrijdag van 9.00 tot 17.00 uur.
(050) 361 33 00 Fotografie Maarten Strik, Groningen
Zetwerk Letter & Lijn bv, Groningen
www.umcg.nl Het (web)adres voor informatie over het Universitair Medisch Centrum Groningen.
Druk
www.radiotherapiegroningen.nl Het (web)adres voor informatie over de afdeling Radiotherapie van het UMCG.
Universitair Medisch Centrum Groningen,
Uw behandelend radiotherapeut is
Niets uit deze uitgave mag worden
Zalsman, Groningen
©
UMC-staf, Communicatie Groningen 2011.
overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming van UMC-staf, Communicatie.
Radiotherapie
Bestraling
Bestraling
Inhoud Inleiding
3
Wat is radiotherapie?
3
Zorgverleners op de afdeling Radiotherapie
4
Het eerste bezoek
6
Deelname aan medisch wetenschappelijk onderzoek 8 Voorbereiding op de bestraling
8
Afspraken
15
De bestralingen
16
Controle
18
Bijwerkingen
20
Specifieke bijwerkingen
21
Verwerkingsproblemen
28
Vragen
29
Aantekeningen
30
2
Radiotherapie
Inleiding U bent door uw behandelend specialist of huisarts voor behandeling verwezen naar de afdeling Radiotherapie (bestralingsafdeling) van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Met deze brochure willen we u zo goed mogelijk informeren over de gang van zaken rondom uw behandeling op de afdeling Radiotherapie. De brochure is een aanvulling op de persoonlijke gesprekken die u met verschillende medewerkers van deze afdeling zult hebben. In de brochure leest u algemene informatie die voor de meeste patiënten geldt. Het is echter mogelijk dat de situatie voor u net iets anders is dan hier staat beschreven. Als u tijdens uw behandeling specifieke vragen heeft over uw eigen situatie, aarzelt u dan niet deze te stellen. Hoe u de medewerkers van de afdeling Radiotherapie telefonisch kunt bereiken, leest u voor in deze brochure.
Wat is radiotherapie? Radiotherapie betekent behandeling door middel van straling. Een ander woord voor radiotherapie is dan ook bestraling. U kent waarschijnlijk wel de röntgenstraling. Dit zijn onzichtbare stralen, waarmee röntgenfoto’s worden gemaakt. Dezelfde soort stralen, maar dan met een hogere energie, worden toegepast in de radiotherapie. Met dergelijke stralen kunnen kwaadaardige gezwellen (kanker) worden behandeld. Alle organen en weefsels in het lichaam zijn opgebouwd uit cellen. Wanneer lichaamscellen zich ongecontroleerd gaan delen ontstaat een gezwel (tumor). Een gezwel kan zowel goedaardig als kwaadaardig zijn. Een kwaadaardig gezwel breidt zich uit in de 3
Bestraling
omgevende gezonde weefsels en kan uitzaaiingen in het lichaam geven. Een goedaardig gezwel kan door groei druk geven op de omgevende gezonde weefsels, maar zaait zich niet uit. Straling, zoals in de radiotherapie gebruikt, remt het delingsproces van de cellen waaruit een gezwel bestaat. Hierdoor kan de grootte van het gezwel afnemen en kan het gezwel uiteindelijk verdwijnen. Radiotherapie is een plaatselijke behandeling en heeft daarom alleen effect in het gebied dat bestraald wordt. De stralen worden zorgvuldig op de plaats van het gezwel (de tumor)in het lichaam gegeven. Het omliggende gezonde weefsel zal ook invloed van de straling ondervinden. De hoeveelheid (dosis) straling is hier vaak lager dan in het gezwel. Daarnaast zijn de kankercellen meestal gevoeliger voor straling dan de cellen in het gezonde weefsel. Het beschadigend effect van straling op kankercellen is daarom groter dan op gezonde cellen. Om het kwaadaardige gezwel krachtig mogelijk te bestrijden en de gezonde weefsels zo goed mogelijk te beschermen, wordt voor iedere patiënt een nauwkeurig behandelplan gemaakt. Na de bestraling blijft geen straling in het lichaam achter, een patiënt wordt dus niet radioactief. Er blijft ook geen straling achter in zweet, urine, ontlasting of zaad.
Zorgverleners op de afdeling Radiotherapie Tijdens uw behandeling op de afdeling Radiotherapie krijgt u met verschillende zorgverleners te maken: • De medewerker zorgadministratie De medewerker van de zorgadministratie vindt u bij de receptie. Deze medewerker verzorgt onder andere uw inschrijving en regelt uw controleafspraken. 4
Radiotherapie
• De medewerker Patiëntenservice De medewerkers Patiëntenservice zorgen voor een goede voortgang en begeleiding gedurende uw bestralingsbehandeling. Zij zijn voor u het aanspreekpunt op de afdeling Radiotherapie als u vragen heeft. Aansluitend aan het eerste gesprek met de radiotherapeut-oncoloog heeft u een kennismakingsgesprek met één van de medewerkers. Als u het eerste gesprek met uw radiotherapeut-oncoloog niet in het UMCG heeft gehad, spreekt u de medewerker Patiëntenservice tijdens uw eerste bezoek aan de afdeling Radiotherapie van het UMCG. Na afloop van het gesprek krijgt u van de medewerker Patiëntenservice de informatiefolder ‘Patiëntenservice’, waarin u kunt nalezen waarvoor u bij Patiëntenservice terecht kunt. • De radiotherapeut-oncoloog Uw behandelend arts op de afdeling Radiotherapie is een radiotherapeut-oncoloog, een medisch specialist op het gebied van behandeling van kanker door middel van straling. Soms is uw behandelend arts een arts die in opleiding is tot radiotherapeutoncoloog. Deze werkt onder supervisie van een radiotherapeutoncoloog. De arts in opleiding overlegt altijd met de supervisor over uw behandeling. De arts die u behandelt, stelt zich op de hoogte van uw ziektegeschiedenis en persoonlijke omstandigheden en stelt uw behandelplan vast. Gedurende uw behandeling voert de arts controles bij u uit. De afspraken hiervoor zijn op een vaste dag gepland. Bij afwezigheid van uw eigen arts neemt een andere radiotherapeut-oncoloog of arts in opleiding die goed op de hoogte is van uw situatie, de begeleiding over. • De radiotherapeutisch laborant De radiotherapeutisch laborant zorgt voor de technische uitvoering van uw bestralingsbehandeling, houdt zich bezig met de voorbereidingen van uw bestraling en voert de daadwerkelijke bestraling uit. 5
Bestraling
Het eerste bezoek De datum en het tijdstip voor uw eerste bezoek aan de afdeling Radiotherapie vindt u in de bijgevoegde brief of is u mondeling meegedeeld. Het eerste bezoek vindt plaats in het ziekenhuis waar u bekend bent of in het UMCG. Wilt u bij het eerste bezoek het volgende meenemen: • uw UMCG-pasje, als u deze heeft • uw bewijs van inschrijving van uw zorgverzekeraar • een geldig identiteitsbewijs. Als u nog niet in het bezit bent van een UMCG-pasje of als uw Burger Service Nummer (BSN) nog niet is bijgeschreven op uw UMCG-pasje, schrijft u zich eerst in bij een centrale inschrijfbalie. De inschrijfbalies vindt u in de ontvangsthal (P-zuid) en bij Fonteinstraat 17 (P-noord). Daarna gaat u naar de afdeling Radiotherapie en meldt zich bij de receptie, waar uw gegevens gecontroleerd worden. Het is van belang dat u, ook tijdens en na de bestralings behandeling, adreswijzigingen doorgeeft aan de zorgadministratie van de afdeling Radiotherapie via telefoonnummer (050) 361 27 11. Nadat u zich heeft gemeld, kunt u plaatsnemen in de wachtkamer. Eén van de artsen, laboranten of een medewerker Patiëntenservice haalt u hier op.
6
Radiotherapie
Gesprek met de radiotherapeut-oncoloog In het eerste gesprek stelt de radiotherapeut-oncoloog of arts in opleiding u allerlei vragen om inzicht te krijgen in uw ziekte geschiedenis en persoonlijke omstandigheden. Uw specialist of huisarts heeft ons uw medische gegevens al toegestuurd. Als u medicijnen gebruikt is het belangrijk dat u aan de arts vertelt welke dit zijn. Tijdens het eerste gesprek vindt vaak ook een lichamelijk onderzoek plaats. Meestal is precies bekend welk gebied bij u bestraald moet worden. Ook is duidelijk hoe vaak en op welke wijze u bestraald moet worden. Een enkele keer is nog overleg met collega-artsen nodig. In dat geval brengt de radiotherapeutoncoloog u zo spoedig mogelijk op de hoogte van de uitslag van het overleg. Om de uitbreiding van de ziekte in uw lichaam exact vast te stellen kan het soms nodig zijn aanvullend onderzoek te doen. Als duidelijk is welk gebied bestraald moet worden, bespreekt de radiotherapeut-oncoloog dit met u. Deze arts legt u in dit gesprek ook de werkwijze op de afdeling Radiotherapie uit. Verder vertelt de arts u hoe vaak u bestraald gaat worden. De tijdsduur van de bestralingsbehandeling zegt overigens niets over de ernst van de aandoening. De arts bespreekt met u ook de eventuele bijwerkingen die kunnen optreden en het te verwachten resultaat van de bestraling. Mogelijke bijwerkingen zijn afhankelijk van het deel van uw lichaam waar u bestraald wordt. Deze bijwerkingen, die verderop in deze brochure uitvoerig beschreven worden (zie pagina 20), hoeven dus niet allemaal voor u te gelden. De afspraken voor de voorbereiding op de bestraling en de bestralingen zelf krijgt u na afloop van het eerste bezoek mee naar huis. Vaak vindt de voorbereiding op de bestraling aansluitend aan het gesprek met de radiotherapeut-oncoloog plaats.
7
Bestraling
Deelname aan medisch wetenschappelijk onderzoek De afdeling Radiotherapie van het UMCG neemt deel aan nationale en internationale wetenschappelijke onderzoeken. Ook wordt wetenschappelijk onderzoek gedaan, dat door medewerkers van het UMCG wordt geleid. Als een onderzoek voor u van toepassing is, vraagt uw radiotherapeut-oncoloog u hieraan deel te nemen. Uw arts informeert u hierover, zowel mondeling als schriftelijk, tijdens het eerste gesprek. Daarna kunt u aangeven of u aan het medisch wetenschappelijk onderzoek mee wilt doen. Als u niet mee wilt doen met het onderzoek ontvangt u de standaard (reguliere) behandeling.
Voorbereiding op de bestraling Voor de bestraling is het belangrijk de uitbreiding van het gezwel zeer goed vast te stellen om de stralenbundels zo nauwkeurig mogelijk te kunnen richten. Hiervoor wordt eerst een CT-scan gemaakt. De radiotherapeutisch laborant legt u voor de CT-scan in een bepaalde houding op de behandeltafel. Daarbij kan de laborant hulpmiddelen gebruiken zoals kussens om u een stabiele houding te geven, net zoals dat ook gedurende de gehele periode van de bestraling gebeurt. Het maken van deze CT-scan gebeurt op de afdeling Radiotherapie. Een andere manier om uw bestraling voor te bereiden kan plaats vinden met behulp van de simulator, de PET-CT-scan en/ of de MRI-scan. De simulator is een röntgentoestel waarmee de bestraling wordt nagebootst (gesimuleerd). Als de PET-CT- of MRIscan bij u gebruikt worden, ontvangt u over deze onderzoeken aanvullende informatie. In alle gevallen is het erg belangrijk dat u zo stil mogelijk blijft liggen en dus niet van houding verandert. Op deze manier kan de radiotherapeutisch laborant het te bestralen gebied zo 8
Radiotherapie
nauwkeurig mogelijk aftekenen op uw huid (zie pagina 11, ‘Stap 2’). De voorbereiding op de bestraling vereist een grote nauwkeurig heid en zorgvuldige controle van de uitgevoerde handelingen. Daarom vindt de eerste bestraling meestal niet op de dag van de voorbereiding plaats. Soms worden de voorbereidingen en controles voor de bestralingsbehandeling direct uitgevoerd, het is dan wel mogelijk de bestraling op dezelfde dag uit te voeren.
• •
Belangrijk tijdens de voorbereiding Probeer u goed te ontspannen. Probeer zoveel mogelijk in dezelfde houding en stil te blijven liggen. Als dit niet lukt, vertel dan waarom het niet gaat. De laboranten helpen u dan, zoveel mogelijk, een gemakkelijker houding aan te nemen.
De voorbereiding op de bestraling is niet voor iedere patiënt gelijk. Welke voorbereiding voor u geldt, bespreekt de radiotherapeutoncoloog met u in het eerste gesprek. De voorbereiding bestaat uit de volgende stappen: 1. Het eventueel maken van een masker in de mouldroom (alleen bij hoofd/hals bestraling). 2. Het aftekenen van het te bestralen gebied op de (PET-) CT-scan en/of de simulator. 9
Bestraling
3.
Het maken van een bestralingsplan met behulp van een computer en de keuze van het bestralingstoestel. 4. Eventueel een tweede afspraak voor het aftekenen van het te bestralen gebied op de simulator. De stappen worden hieronder verder uitgelegd. Stap 1
Het maken van een masker
Bij een bestraling van het hoofd en/of het halsgebied wordt gebruik gemaakt van een masker. Dit masker zorgt ervoor dat uw hoofd tijdens de bestraling altijd in dezelfde positie ligt. Bovendien kan de radiotherapeutisch laborant de lijnen, die nodig zijn om u elke keer nauwkeurig te kunnen bestralen, op het masker tekenen. Het masker wordt gemaakt van kunststof. Dit materiaal wordt verwarmd in warm water waardoor het zacht en elastisch wordt en precies naar de vorm van uw hoofd en/of uw hals kan worden gevormd. Als het materiaal over uw gezicht wordt aangebracht, voelt het eerst even warm aan op uw gezicht. De kunststof koelt in ongeveer vijf minuten af tot kamertemperatuur. U moet gedurende deze tijd stil blijven liggen. Uw neus en mond worden niet afgedekt, zodat u rustig door uw neus kunt blijven ademhalen. Na deze vijf minuten is het masker stevig en heeft de vorm van uw hoofd en/of uw hals aangenomen. Het maken van het masker kan op twee tijdstippen gebeuren: direct na het eerste gesprek met uw radiotherapeutoncoloog of vóór de CT-scan of simulatie.
10
Radiotherapie
Stap 2 Het aftekenen van het te bestralen gebied op de (PET-)CT-scan en/of de simulator (PET-)CT-scan Met behulp van dit onderzoek is het mogelijk het te bestralen gebied te bepalen. Bovendien kan met een CT-scan de ligging van omringende gezonde weefsels worden bepaald. In sommige gevallen tekent de laborant met een markeerstift de bestralings velden op uw huid of op het masker. Houd er met uw kleding rekening mee dat deze markeerstiften kunnen afgeven. Draag daarom tijdens dit onderzoek goed wasbare of oude kleding. Het is heel belangrijk dat de aangebrachte lijnen gedurende uw bestralingsbehandeling op uw huid blijven staan. Sommige belangrijke herkenningspunten worden daarom vastgelegd met een heel klein tatoeagepuntje. Na het markeren wordt met behulp van een computer de bestraling berekend. Op deze manier kan er een uitspraak worden gedaan over de hoeveelheid straling (dosis) die in het te bestralen gebied en in de omringende gezonde weefsels komt. De dosis en de frequentie van bestralen worden verwerkt in uw bestralingsplan. Soms is bestraling niet mogelijk zonder blijvende schade aan het omringende gezonde weefsel toe te brengen. De radiotherapeut-oncoloog bespreekt dit dan met u. Bij uw eerste bezoek krijgt u te horen of het nodig is bij u een CT-scan te maken. De afspraak hiervoor ontvangt u tijdens uw eerste bezoek. In sommige gevallen wordt de CT-scan aansluitend aan uw eerste bezoek gemaakt. Soms is het nodig dat de CT-scan met contrastmiddel wordt gemaakt om de aandoening beter zichtbaar te maken. De radiotherapeut-oncoloog bespreekt dit met u. Als een CT-scan met contrastmiddel gemaakt wordt, geldt voor u het volgende: • U moet nuchter komen. Dat betekent dat u drie uur voor de CT-scan niet meer mag eten en drinken. 11
Bestraling
•
Een medewerker Patiëntenservice plaatst vóór de CT-scan een infuusnaald in uw arm. Via deze naald wordt tijdens de CT-scan contrastmiddel toegediend.
Om de nauwkeurigheid van de behandeling te kunnen waarborgen is het soms nodig een extra CT-scan te maken gedurende de bestralingsbehandeling.
Simulator De simulator is een röntgentoestel waarmee de laboranten doorlichten en röntgenfoto’s maken. De simulator is geen bestralingstoestel, het bootst alleen de werking van het bestralingstoestel na. Met de gegevens, verkregen tijdens de simulatie, wordt het te bestralen gebied vastgesteld en het bestralingsplan gemaakt. In deze fase werken de radiotherapeutoncoloog en de laboranten nauw samen om de bestralingsvelden aan te tekenen. De laborant tekent de bestralingsvelden op uw huid of op het masker met een markeerstift. Houd er met uw kleding rekening mee dat deze markeerstiften kunnen afgeven. Draag daarom tijdens dit onderzoek goed wasbare of oude kleding. Het is heel belangrijk dat de aangebrachte lijnen gedurende uw behandeling op uw huid blijven staan. Sommige belangrijke herkenningspunten worden daarom vastgelegd met een heel klein tatoeagepuntje. 12
Radiotherapie
Soms kan de simulator gebruikt worden om voorafgaand aan de CT-scan de houding, waarin u bestraald gaat worden, te bepalen. Omdat u heel stil moet blijven liggen is het ongewenst dat familie of begeleiders bij het aftekenen van het te bestralen gebied aanwezig zijn. Stap 3 Het maken van een bestralingsplan met behulp van een computer en de keuze van het bestralingstoestel Bestralingsplan Voordat de bestraling plaats vindt, maakt de radiotherapeutisch laborant in overleg met de radiotherapeut-oncoloog uw bestralingsplan. In dit plan zorgen zij er voor dat het te bestralen gebied zo precies mogelijk bestraald wordt en dat het gezonde weefsel zo weinig mogelijk straling ontvangt. Voor het maken van uw bestralingsplan is het niet nodig dat u aanwezig bent op de afdeling Radiotherapie. Keuze van bestralingstoestel De afdeling Radiotherapie beschikt over meerdere bestralings toestellen, de zogenaamde lineaire versnellers (afgekort linacs). Het bestralingstoestel waarmee u bestraald wordt zegt niets over de ernst van uw aandoening. Daarnaast beschikt de afdeling Radiotherapie over een orthovoltapparaat voor oppervlakkige bestralingen en een stereotaxie versneller, waarmee heel kleine gebieden bestraald kunnen worden. Onderstaand leest u hoe de verschillende bestralingstoestellen werken: • De lineaire versneller (afgekort tot linac) is een bestralingstoestel, waarin de straling via elektronische weg wordt opgewekt. Het toestel is vrij groot. Tijdens de 13
Bestraling
•
bestraling hoort u een zoemend geluid. Ook kunt u soms een vreemde geur ruiken. De duur van de dagelijkse bestraling is enkele minuten. De tijd dat u in een bestralingsruimte bent, is per persoon verschillend en varieert van enkele minuten tot circa een half uur per keer. Het orthovoltapparaat is een bestralingstoestel dat wordt gebruikt om oppervlakkige aandoeningen (aandoeningen van de huid of dicht onder de huid) te behandelen. U hoort hierbij alleen de koeling van het toestel. De bestralingstijd varieert van één tot zes minuten. Als u met dit toestel wordt bestraald, kan de bestraling op dezelfde dag als de voorbereiding plaats vinden. De berekening van de bestralingstijd en de controle hiervan kunnen namelijk direct worden gedaan. Een voorbereiding op de simulator is hierbij niet nodig.
Alle bestralingstoestellen kunnen om een as draaien. Daardoor kunt u vanuit verschillende richtingen bestraald worden, terwijl u rustig in dezelfde houding kunt blijven liggen. Over stereotactische radiotherapie is een aparte informatie brochure beschikbaar. Stap 4 Het aftekenen van het te bestralen gebied op de simulator Soms is er na de CT-scan nog een afspraak op de simulator nodig, omdat het niet altijd mogelijk is de bestralingsvelden direct aan te geven op uw huid of op het masker. Dit gebeurt voorafgaand aan uw eerste bestraling. Tijdens uw bestralingsbehandeling kan het voorkomen dat een tweede of derde CT-scan of simulatie nodig is om het te bestralen gebied te verkleinen of aan te passen. 14
Radiotherapie
Afspraken De afspraak voor de voorbereiding op de bestraling en een deel van de bestralingsafspraken krijgt u van de medewerker Patiëntenservice na het eerste gesprek mee naar huis of thuis gestuurd. Het kan voorkomen dat tijdens uw bestralingsperiode de tijd van een afspraak wordt gewijzigd. Afhankelijk van het bestralingstoestel kent de afdeling Radiotherapie behandeltijden tussen 8.00 en 16.30 uur of tussen 8.00 en 22.00 uur. Het is niet mogelijk u elke dag op hetzelfde tijdstip te bestralen. Er moet namelijk rekening worden gehouden met verschillende factoren zoals uw bezoek aan de CT-scan en/of simulator en uw controlebezoeken aan de radiotherapeut-oncoloog. Probeert u zich zoveel mogelijk aan de afgesproken tijden te houden. Dringende verzoeken kunt u bespreken met een medewerker Patiëntenservice. In overleg met het planbureau van de afdeling Radiotherapie wordt dan gekeken of aan uw verzoek kan worden voldaan. Verzetten van afspraken is namelijk van meerdere factoren afhankelijk, zoals bezetting van de bestralingstoestellen en de aanwezigheid van artsen en mondhygiëniste.
15
Bestraling
Het is belangrijk dat uw totale bestralingsbehandeling zoveel mogelijk zonder onderbreking plaatsvindt. Door het weekend,feestdagen of technisch onderhoud van het bestralings toestel zijn er in ieder geval al onderbrekingen van uw bestralings behandeling. Het weekend heeft u meestal wel nodig om uit te rusten van de vermoeiende behandeling.
De bestralingen Als u voor de bestraling komt, meldt u zich bij de bestralingstoestellen. Dit doet u door uw UMCG-pasje in het daarvoor bestemde bakje te plaatsen. Daarna kunt u plaats- nemen in de wachtruimte. Een radiotherapeutisch laborant roept u op als u aan beurt bent en wijst u een kleedkamer. Daarna brengt de laborant u naar de bestralingsruimte. In de gang die naar de bestralings ruimte leidt, komt u, behalve de laboranten die u behandelen, niemand tegen. U gaat in de juiste houding liggen, zoals bepaald op de simulator of (PET-)CT-scan. De laborant stelt met behulp van een lichtbundel het bestralingsveld nauwkeurig in. Als alle gegevens kloppen, verlaat de laborant de ruimte en wordt het apparaat ingeschakeld. Ondertussen blijft de laborant u goed in de gaten houden via camera’s. Als u tijdens de bestraling moet hoesten, of er gebeurt iets anders waardoor u niet stil kunt blijven liggen, dan onderbreekt de laborant onmiddellijk de bestraling. De laborant kan direct bij u in de bestralingsruimte komen.
16
Radiotherapie
Na het verstrijken van de bestralingstijd schakelt het toestel zich automatisch uit. De laborant komt dan opnieuw in de ruimte om, als dat bij u het geval is, de volgende bestralingsvelden één voor één in te stellen. Soms kunnen de bestralingsvelden ingesteld worden vanuit de bedieningsruimte, zodat de laboranten tussen elk te bestralen gebied niet in de ruimte komen. De straling ziet of voelt u niet. U wordt u door de bestraling niet radioactief. Er is muziek in de bestralingsruimtes. Heeft u hier geen behoefte aan, geeft u dit dan aan bij de laboranten. Het is ook mogelijk om naar uw eigen, zelf meegenomen CD te luisteren. Als u met een taxi bent gekomen, kunt u na de bestraling bij de informatiebalie van ingangnummer 11 vragen om uw vervoer terug te bellen. U kunt daar in de hal op het vervoer wachten. Houdt u er rekening mee, dat u meestal even moet wachten. Als de taxi na ongeveer een half uur nog niet is gearriveerd, kunt u bij de informatiebalie vragen nog een keer te bellen. Als u met een ambulance bent gekomen belt één van onze medewerkers deze voor u. Elke keer als u voor uw bestraling komt ontmoet u laboranten. Voor u is het natuurlijk prettig als u steeds door dezelfde laborant geholpen wordt. Wij proberen dit voor u te realiseren, maar dit is niet altijd mogelijk. 17
Bestraling
Controle Tijdens de behandeling Tijdens de behandeling heeft u één keer per week of per twee weken contact met uw behandelend arts. U kunt altijd iemand meenemen naar dit gesprek. De arts bespreekt met u de effecten en bijwerkingen van uw behandeling. U heeft dan ook de gelegenheid vragen te stellen en eventuele klachten en problemen naar voren te brengen. Na het controlegesprek met uw behandelend arts heeft u nog contact met een medewerker Patiëntenservice. Afhankelijk van uw behandelplan en of persoonlijke situatie wordt u bijvoorbeeld gewogen of wordt er bloed bij u afgenomen. Als u tussentijds klachten of problemen heeft, kunt u terecht bij de medewerker Patiëntenservice. Als het nodig is zal de medewerker contact opnemen met uw behandelend arts. Bij problemen in het weekend kunt u het best contact opnemen met uw huisarts. Eventueel is in het weekend de dienstdoende radiotherapeut-oncoloog bereikbaar via het algemene nummer van het ziekenhuis. U vindt dit nummer voorin deze brochure.
18
Radiotherapie
Na de behandeling Na de behandeling kan een controle op de afdeling Radiotherapie gewenst zijn om: • het effect van de bestraling te beoordelen. • eventuele bijwerkingen vast te stellen en deze zo nodig te behandelen. • het eventueel ontstaan van late gevolgen door de behandeling in de gaten te houden. In dat geval kan langdurige controle wenselijk zijn. Na uw laatste bestraling worden afspraken met u gemaakt over hoe vaak en hoe lang het gewenst is dat u voor controle komt. In bepaalde gevallen is het mogelijk dat deze controles plaats vinden in het ziekenhuis bij u in de buurt. U kunt met uw behandelend arts bespreken of dit voor u mogelijk is. Uw arts kan u vertellen wat de mogelijkheden zijn. Het eerste contact na uw bestraling kan ook telefonisch plaats vinden (een telefonische afspraak). De behandelend arts belt u dan op de dag, die met u is afgesproken na de laatste bestraling. Tijdens dit gesprek bespreekt u samen hoe de bestralings behandeling is verlopen. In overleg met u worden eventueel vervolgafspraken gemaakt. Ook kan het zijn dat, in overleg met u, geen controleafspraak op de afdeling Radiotherapie gemaakt wordt, maar dat de controle door uw huisarts of verwijzend specialist wordt gedaan. Als het nodig is kan uw huisarts dan altijd met de afdeling Radiotherapie contact opnemen. Is er na uw laatste bestraling geen controleafspraak (poliklinisch of telefonisch) met u gemaakt, dan hebben wij iets vergeten. Neemt u dan (eventueel telefonisch) contact op met de medewerker Patiëntenservice. Bij eventuele problemen, die te maken hebben met uw behandeling op de afdeling Radiotherapie, kunt u telefonisch contact opnemen met de medewerker Patiëntenservice. Zo nodig legt de medewerker het probleem voor aan uw behandelend arts. U wordt dan zo spoedig mogelijk teruggebeld. 19
Bestraling
Bijwerkingen Als gevolg van de bestraling treden meestal bijwerkingen op. De bijwerkingen worden hoofdzakelijk bepaald door: • de plaats van het bestralingsveld • de behandelduur van de totale behandeling • de bestralingsdosis (per keer en totaal) • klachten, die u had voor de start van de behandeling • de combinatie van de bestraling met andere behandelingen. Vóór de bestralingsbehandeling bespreekt uw behandelend arts de mogelijke bijwerkingen van uw behandeling met u. Het is moeilijk van te voren te voorspellen hoe u zult reageren op de behandeling. Sommige patiënten hebben veel last van bijwerkingen, terwijl anderen er weinig van merken. Na de onderstaande beschrijving van de algemene bijwerking vermoeidheid, leest u meer over de specifieke bijwerkingen. U leest ook wat u zelf kunt doen om zo min mogelijk last van de bijwerkingen te ondervinden.
20
Radiotherapie
Vermoeidheid Als u bestraald wordt kunt u zich vermoeider voelen dan anders. Wij adviseren u dan ook tijdens de bestraling meer te rusten dan u gewoon bent te doen. Het dagelijks heen en weer reizen naar een bestralingsafdeling kan al vermoeiend genoeg zijn. Ook na afloop van een behandeling kunnen patiënten nog last hebben van vermoeidheid. Dit is echter zeer persoonlijk en vaak afhankelijk van de totale behandeling. Vermoeidheid kan een lichamelijke oorzaak hebben, het kan bijvoorbeeld ook een gevolg zijn van te weinig rode bloedcellen in het bloed of een gebrek aan eiwitten. Daarnaast kunnen psychische en emotionele factoren een rol spelen bij uw vermoeidheid. U kunt samen met uw behandelend arts nagaan waar uw klachten mogelijk vandaan komen. Uw arts kan u adviezen geven over mogelijke behandelingen. Als u tijdens de behandeling behoefte heeft over uw vermoeidheid te praten,en over wat u kunt doen om er minder hinder van te hebben, dan kunt u terecht bij de medewerker Patiëntenservice. De medewerker kan u ook adviezen geven hoe met uw vermoeidheid om te gaan.
Specifieke bijwerkingen De specifieke bijwerkingen zijn afhankelijk van het gebied dat wordt bestraald, zoals: • reactie van de huid • haaruitval (op de plaats van de bestraling, zoals bijvoorbeeld bij een bestraling van het hoofd) • misselijkheid
21
Bestraling
• • • •
heesheid en droge mond (bij een bestraling van de mond of keel) slikklachten (bij een bestraling van de slokdarm) diarree (bij een buikbestraling) pijnklachten.
Huidreactie Door de bestraling kan uw huid in het bestralingsveld een reactie vertonen. Uw arts bespreekt met u of en in welke mate u een huidreactie kunt verwachten. Het is zelfs mogelijk dat een huidreactie optreedt aan de achterzijde van het lichaam (rug), terwijl het bestralingsveld staat aangegeven op de voorzijde (borstwand). Dit komt door de uittredende stralen van de bundel. Vraagt u bij twijfel aan uw behandelend arts of aan de laborant waar uw huidreactie te verwachten is. Als er een reactie van de huid optreedt, dan begint dit met roodheid, meestal twee tot drie weken na de eerste bestraling. De roodheid gaat vaak gepaard met jeuk en een branderig gevoel. De ernst hangt af van de dosis, die in de huid komt tijdens de bestraling. Dit hangt af van het bestralingsplan, de eigenschappen van de stralen en het gebied waar bestraald moet worden. Het kan ook zijn dat er nauwelijks veranderingen van de huid te zien zijn. Na de roodheid kan de huid donkerder verkleuren waarbij de huid soms meer pigment vormt. Een enkele keer kunnen blaren ontstaan. Op deze plaatsen gaat de huid open en geeft een nattende reactie. Huidreacties zijn het sterkst in huidplooien, zoals de liezen, de oksels en de bilnaad. Een huidreactie neemt na de bestraling niet meteen af. Meestal neemt deze nog toe enkele dagen tot een week na afloop van de laatste bestraling. Daarna treedt herstel op. Doorgaans genezen de huidreacties binnen vier tot zes weken, zelfs als de huid open is gegaan. Soms blijft de huid wat donkerder van kleur.
22
Radiotherapie
Huidverzorging tijdens de behandeling U kunt bij een reactie van uw huid contact opnemen met de medewerker Patiëntenservice. De medewerker kan u, eventueel in overleg met uw behandelend arts, adviseren. Bij de medewerker Patiëntenservice kunt u een crème krijgen om de jeuk te verminderen. Als uw huid open is gegaan, is er altijd advies van uw behandelend arts nodig over de verzorging en behandeling van uw huid. De medewerker Patiëntenservice helpt u, als u op de afdeling Radiotherapie bent, met het verzorgen van uw open huid. Tijdens de bestraling kunt u douchen, maar bij voorkeur geen bad nemen. Door een bad te nemen vervagen de lijnen op uw huid en kan de huid meer gaan irriteren. Tijdens het douchen is het geen probleem als er zeepwater over uw bestraalde huid stroomt. Om dezelfde redenen als bij het nemen van een bad mag u de bestraalde huid niet met zeep wassen. Wij adviseren u uw huid zorgvuldig te drogen door te deppen met een zachte handdoek. Wrijft u niet te veel op de plaats waar u bestraald wordt. Huidverzorging na de behandeling Na de laatste bestraling is het niet zo dat een mogelijke huidreactie zich direct herstelt. De effecten van de bestraling duren nog ongeveer twee weken voort. Voor uw huid betekent dit dat de roodheid niet gelijk verdwijnt en dat eventuele open plekken niet meteen genezen. Aan het einde van uw behandeling krijgt u adviezen mee over de verzorging van uw huid. Als uw huid heel is gebleven, kunt u uw huid twee weken na de behandeling voorzichtig weer wassen met zeep. Na de laatste bestraling is het belangrijk om de bestraalde huid vettig te houden met een ongeparfumeerde crème of met babyolie. De bestraalde huid blijft meestal gevoelig bij aanraken. Ook kan bij een wondje op de huid eerder een infectie optreden. Vraagt u zo nodig advies aan uw behandelend arts van de afdeling Radiotherapie.
23
Bestraling
•
•
• • •
• • •
• • •
Huidverzorgingadviezen De bestralingsvelden die zijn afgetekend op uw huid zijn van belang voor het goed uitvoeren van de bestraling. Het is daarom belangrijk dat deze bestralingsvelden zichtbaar blijven tijdens uw bestralingsperiode. Als u twijfelt aan de zichtbaarheid, kunt u de laborant om informatie vragen. Was de bestraalde huid bij voorkeur niet met zeep. Het is geen probleem als tijdens bijvoorbeeld het haarwassen zeep in aanraking komt met de bestraalde huid. Spoelt u daarna wel goed af. Gebruik niet te warm of te koud water bij het douchen. Dep de bestraalde huid droog met een zachte handdoek, niet wrijven. Gebruik van een milde (alcoholvrije) en niet te zwaar geparfumeerde deodorant is toegestaan op het bestraalde gebied. Raakt uw huid geïrriteerd, stop dan met het gebruik. Gebruik geen crèmes in het bestraalde gebied anders dan in overleg met uw behandelend arts. Draag geen stugge, schurende en knellende kleding. Ruime katoenen kleding heeft de voorkeur. Krab bij jeuk niet aan uw huid die wordt bestraald. Gebruik bij jeuk de voorgeschreven crème of overleg met uw behandelend arts. Plak geen pleisters op de bestraalde huid tijdens en vlak na de bestralingsperiode. Scheer, bij bestraling in het gezicht, uitsluitend elektrisch (= droogscheren) en gebruik geen aftershave. Bij bestraling in de buurt van uw bilnaad kunt u na iedere ontlasting het best een oliedoekje en/of zacht toilet papier gebruiken. U kunt zich ook met de handdouche afspoelen.
24
Radiotherapie
•
Stel tijdens de behandeling het deel van de huid dat wordt bestraald niet bloot aan direct zonlicht of aan ultraviolette straling van een zonnebank. Na de behandeling mag u weer in de zon, maar vermijd ook na herstel langdurige blootstelling van de bestraalde huid aan zonlicht. Gebruik een zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor. Voorzichtig zijn met een zonnebankkuur blijft gewenst. In dat geval de bestraalde huid goed beschermen.
Haaruitval Als u wordt bestraald op een plaats waar haargroei is, kan uw haar uitvallen. Een voorbeeld is de behaarde hoofdhuid. Enkele maanden na afloop van de bestraling begint het haar meestal weer te groeien, maar de kwaliteit van het haar is na de bestraling vaak verminderd. Dit houdt in dat het haar dunner en slapper kan zijn dan voor de behandeling. Hoe lang de periode van herstel duurt, hangt af van de totale dosis straling die u heeft gekregen en van de normale groeikracht van uw haar.
25
Bestraling
Advies bij haaruitval Als uw haar uit gaat vallen, kunt u een pruik gaan dragen. Het is belangrijk om de pruik vóór uw behandeling aan te schaffen. Op deze manier kan de kleur bepaald worden aan de hand van uw eigen haarkleur. De meeste zorgverzekeraars vergoeden de kosten van een pruik. De medewerker Patiëntenservice kan u helpen bij het aanvragen van de vergoeding. Ook heeft de medewerker adressen voor u waar u pruiken kunt kopen. Misselijkheid Deze klacht hangt sterk af van het gebied waar u bestraald wordt. De meeste patiënten hebben geen last van misselijkheid. Heeft u misselijkheidsklachten, meldt u dit dan bij de laborant of de medewerker Patiëntenservice. Zij bespreken uw klachten met uw behandelend arts of de arts wil u zelf zien en onderzoeken. Uw arts kan u medicijnen voorschrijven die de misselijkheid doet verminderen of zelfs doet verdwijnen. Meestal verdwijnen de misselijkheidklachten ongeveer twee weken na afloop van de behandeling weer vanzelf. Heesheid Heesheid kan optreden als de keel in het bestraalde gebied ligt. Heesheid is van tijdelijke aard en gaat meestal na de bestraling over. Droge mond Bij bestraling van uw mondholte kunt u last krijgen van een droge mond en een verminderde smaak. Hierdoor vermindert de eetlust. Toch moet u proberen zo goed mogelijk te eten en voldoende te drinken. Als dat nodig is, kan uw behandelend arts u doorverwijzen naar een diëtiste. De mondverzorging wordt in deze situatie verzorgd door een mondhygiëniste. Tijdens uw bestralings behandeling is er op bepaalde tijden een mondhygiëniste op de afdeling Radiotherapie aanwezig.
26
Radiotherapie
Slikklachten Het optreden van slikklachten is een normale bestralingsreactie als de hals of slokdarm wordt bestraald. Ook hier geldt dat u goed moet blijven drinken en eten. Als het nodig is kan uw arts u doorverwijzen naar een diëtist voor aangepaste voeding.
• • • • •
• •
Adviezen bij slikklachten Niet roken. Geen alcohol gebruiken. Geen koolzuurhoudende dranken gebruiken. Geen specerijen gebruiken. Geen hard voedsel gebruiken zoals broodkorsten, rauwkost of noten. Gebruikt u juist zacht voedsel zoals puree, fijngemaakte groenten, eventueel potjes babyvoeding en vla. Bij slijmvorming geen melk of vla gebruiken, maar karnemelk en yoghurt. Laat uw eten eerst afkoelen.
Bovenstaande adviezen zorgen ervoor dat uw slijmvlies minder geïrriteerd raakt. Eventueel kunt u na overleg met uw behandelend arts een verwijzing krijgen voor een diëtist. Diarree Als de darmen in het bestraalde gebied liggen, raakt het darmslijm vlies geïrriteerd. Hierdoor kunt u last krijgen van diarree. Om dit zoveel mogelijk te voorkomen, krijgt u een verwijzing voor een diëtist. Deze geeft u een voedingsadvies. Krijgt u toch klachten, neemt u dan contact op met de medewerker Patiëntenservice. Deze schakelt zo nodig uw behandelend arts in.
27
Bestraling
•
•
•
•
•
Algemene voedingsadviezen Het is belangrijk dat u voldoende vocht gebruikt. Dit houdt in dat u naast de maaltijden ongeveer 1,5 liter vocht per dag gebruikt. Als u geen eetlust heeft, kunt u beter geen grote porties nemen. Het is beter wat vaker per dag kleinere hoeveelheden te nemen. Bij sommige bestralingsbehandelingen krijgt u advies van een diëtist. U kunt zelf ook altijd advies vragen als u dit wenst. De medewerker Patiëntenservice maakt, na overleg met uw behandelend arts, dan een afspraak voor u bij een diëtist. Uw bestralingstijd kan hierop aangepast worden. Goed samengestelde voeding tijdens de bestralings behandeling is belangrijk om in een goede conditie te blijven en uw gewicht te handhaven. Soms is het verstandig het voedingsadvies nog enige tijd na de bestraling te blijven volgen.
Verwerkingsproblemen Als u behoefte heeft om te praten over uw situatie kunt u dit bespreken met uw arts of met de medewerker Patiëntenservice. Eventueel kunt u informatie krijgen over begeleiding voor u zelf of mogelijk ook voor uw partner en/of kinderen. Zo nodig verwijst uw behandelend arts u naar een medisch psycholoog of maatschappelijk werker. Het kan ook zijn dat u juist met medepatiënten wilt praten. Het is goed om u hierbij te bedenken, dat de patiënten in de wachtkamer van de afdeling Radiotherapie misschien niet de juiste gesprekspartners zijn.
28
Radiotherapie
Als u in contact wilt komen met lotgenoten of andere hulp verleners kunt u dit bespreken met de medewerker Patiënten service. Deze kan u verwijzen naar een patiëntenorganisatie of u informeren over adressen van hulpverleners. Voor informatie over patiëntenorganisaties en gespreksgroepen kunt u ook terecht bij KWF Kankerbestrijding, via het gratis telefoonnummer 0800-022 66 22 of bij Patiënteninformatie van het UMCG. De medewerker van Patiënteninformatie helpt u met uw vraag bij de juiste persoon of instantie terecht te komen. Het telefoonnummer van Patiënteninformatie is (050) 361 33 00.
Vragen Als u na het lezen van deze brochure vragen heeft, kunt u op werkdagen tussen 8.15 – 16.45 uur contact opnemen met de medewerkers Patiëntenservice van de afdeling Radiotherapie via telefoonnummer (050) 361 93 65. Voor meer informatie over de afdeling Radiotherapie of voor een rondleiding met foto’s kunt u terecht op www.radiotherapiegroningen.nl.
29
Bestraling
Aantekeningen
30
Radiotherapie
31
Bestraling
32