Trainingsboek Nederlands VWO 2015
Beste leerling, Welkom op de examentraining Nederlands VWO! Het woord examentraining zegt het al: trainen voor je examen. Tijdens deze training behandelen we de examenstof in blokken en oefenen we ermee. Daarnaast besteden we ook veel aandacht aan de vaardigheden voor je examen; je leert handigheidjes, krijgt uitleg over de meest voorkomende vragen en leert uit welke onderdelen een goed antwoord bestaat. Verder gaan we in op hoe je de stof het beste kunt aanpakken, hoe je verder komt als je het even niet meer weet en vooral ook hoe je zorgt dat je overzicht houdt. Naast de grote hoeveelheid informatie die je krijgt, ga je zelf ook aan de slag met examenvragen. Tijdens dit oefenen zijn er genoeg trainers beschikbaar om je verder te helpen, zodat je leert werken met de goede strategie om je examen aan te pakken. Hierbij is de manier van werken belangrijk, maar je kunt natuurlijk altijd inhoudelijke vragen stellen, ook over de onderdelen die niet klassikaal behandeld worden. De stof die behandeld wordt komt uit de syllabus, die te vinden is op www.examentraining.nl en de oefenvragen zijn gebaseerd op eerdere examenvragen. Ook de eerdere examens zijn te vinden op www.examentraining.nl . Voor iedere vraag zijn er uiteraard uitwerkingen beschikbaar, maar gebruik deze informatie naar eigen inzicht. Vergeet niet dat je op je examen ook geen uitwerkingen krijgt. Sommige vragen worden klassikaal besproken, andere vragen moet je zelf nakijken. Na de tips volgt het programma voor vandaag. We verwachten niet dat je alle opgaven binnen de tijd af krijgt, maar probeer steeds zo ver mogelijk te komen. Als je niet verder komt, vraag dan om hulp! Het doel van de training is immers te leren hoe je er wél uit kunt komen. En onthoud goed, nu hard werken scheelt je straks misschien een heel jaar hard werken… We wensen je heel veel succes vandaag en op je examen straks! Namens het team van de Nationale Examentraining, Eefke Meijer Hoofdcoördinator
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
2
Tips en trics voor voorbereiden en tijdens je examens Examens voorbereiden Tip 1: Je bent al voor een belangrijk deel voorbereid. Laat je niet gek maken door uitspraken als “Nu komt het er op aan”. Het examen is een afsluiting van je hele schoolperiode. Je hebt er dus jaren naartoe gewerkt en hebt in die tijd genoeg kennis en kunde opgedaan om examen te kunnen doen. In al die jaren ben je nooit wakker geworden om vervolgens te ontdekken dat al je Engelse kennis was verdwenen. De beste garantie voor succes is voorbereiden, en dat is nu net wat je al die jaren op school hebt gedaan. Tip 2: Maak een planning voor de voorbereiding die je nog nodig hebt. Deze voorbereidingen bestaan uit twee onderdelen: leren en vragen oefenen. Als je hiermee aan de slag gaat, plan dan niet teveel studie-uren achter elkaar. Pauzes zijn noodzakelijk, maar zorg ervoor dat ze kort blijven, anders moet je iedere keer opnieuw opstarten. Wissel verschillende taken en vakken af, want op die manier kun je je beter concentreren. Wat je concentratie (en je planning) ook ten goede komt, is leren op vaste tijdstippen. Je hersenen zijn dan na een paar keer voorbereid op die specifieke activiteit op dat specifieke moment. Tip 3: Leer op verschillende manieren (lezen, schrijven, luisteren, zien en uitspreken) Alleen maar lezen in je boek verandert al snel naar staren in je boek zonder dat je nog wat opneemt. Wissel het lezen van de stof in je boek dus af met het schrijven van een samenvatting. Let op dat je in een samenvatting alleen belangrijke punten overneemt, zodat het ook echt een samenvatting wordt. Veel docenten hebben tegenwoordig een eigen youtube-kanaal. Maak daar gebruik van, want op die manier komt de stof nog beter binnen omdat je er naar hebt kunnen luisteren. Met mindmaps zorg je er voor dat je de stof voor je kunt zien en kunt overzien. Het werkt tot slot heel goed om de stof aan iemand uit te leggen die de stof minder goed beheerst dan jij. Door uit te spreken waar de stof over gaat merk je vanzelf waar je nog even in moet duiken en welke onderdelen je prima beheerst. Tip 4: Leer alsof je examens zit te maken Oefenen voor je examen bestaat natuurlijk ook uit het voorbereiden op de situatie zelf. Dit betekent dat je je leeromgeving zoveel mogelijk moet laten lijken op je examensituatie. Zorg dus voor zo min mogelijk afleiding (lees: leg je telefoon een uurtje weg), maak je tafel zo leeg mogelijk. Je traint op deze manier je hersenen om tijdens je echte examensituatie niet veel aandacht aan de omgeving (en het gemis van je telefoon) te hoeven besteden.
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
3
Zorg voor jezelf! Tip 1: Verdiep je in ontspanningstechnieken Rust in je hoofd is van groot belang tijdens het leren. Sommigen weten dit prima uit zichzelf voor elkaar te krijgen, maar anderen kost dit wat meer moeite. Gelukkig zijn hier trucs voor, die we ontspanningsoefeningen noemen. Ademhalingsoefeningen kunnen al genoeg zijn maar ook yoga helpt je zeker om tot rust te komen. Voor deze ontspanningsoefeningen hoef je geen uren uit te trekken, 10 minuten is al voldoende. Sporten kan ook een goede ontspanningstechniek zijn, al kost dat natuurlijk meer tijd. Bijkomend voordeel is dan wel weer dat je beter kunt denken (en dus leren) als je fit bent. Tip 2: Vergeet niet te slapen Chinese en Amerikaanse onderzoekers hebben ontdekt waarom slapen goed is voor je geheugen. Tijdens je slaap worden er namelijk nieuwe synapsen opgebouwd. Dit zijn verbindingen tussen je hersencellen. Hoewel het onderzoek is uitgevoerd bij muizen, zeggen de onderzoekers dat ook stampende scholieren hier een les uit kunnen trekken: Langdurig onthouden lukt beter als je na het leren gaat slapen, in plaats van eindeloos door te blijven leren. Want, muizen die een uurtje leerden en daarna gingen slapen haalden betere resultaten dan muizen die drie uur trainden en daarna wakker gehouden werden. Tip3: Let op wat je eet Het onderzoek naar het verband tussen voeding en geheugen staat weliswaar nog in de kinderschoenen, toch zijn er al belangrijke, handige zaken uit naar voren gekomen. En waarom zou je daar geen gebruik van maken? Zo is het inmiddels duidelijk dat je hersenen veel energie nodig hebben in periodes van examens, dus ontbijt elke dag goed. Let dan wel op wat je eet, want brood, fruit en pinda’s leveren meer langdurige energie dan koekjes. Koffie, thee en sigaretten hebben geen positief effect op je geheugen, dus vermijd deze zaken zo veel mogelijk. En dan het examen zelf En dan is de dag gekomen. Je zit in de gymzaal, het ruikt een beetje vreemd, je voelt je een beetje vreemd. De docent of misschien zelfs wel de rector begint te gebaren en dan begint het uitdelen. Dan het grote moment: je mag beginnen. Tip 1: Blijf rustig en denk aan de strategieën die je hebt geleerd Wat doe je tijdens het examen? - Rustig alle vragen lezen - Niet blijven hangen bij een vraag waar je het antwoord niet op weet - Schrijf zoveel mogelijk op maar…. voorkom wel dat je onzinverhalen gaat schrijven. Dat kost uiteindelijk meer tijd dan dat het je aan punten gaat opleveren. - Noem precies het aantal antwoorden, de redenen, de argumenten, de voorbeelden die gevraagd worden. Schrijf je er meer, dan worden die niet meegerekend en dat is natuurlijk zonde van de tijd. - Vul bij meerkeuzevragen duidelijk maar één antwoord in. Verander je je antwoord, geef dit dan duidelijk aan.
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
4
- Ga je niet haasten, ook al voel je tijdsdruk. Tussendoor even een mini-pauze nemen en je uitrekken is alleen maar goed voor je concentratie. En het helpt ook om stijve spieren te voorkomen. - Heb je tijd over? Controleer dan of je volledig antwoord hebt gegeven op álle vragen. Hoe saai het ook is, het is belangrijk, je kunt immers gemakkelijk per ongeluk een (onderdeel van een) vraag overslaan. Tip 2: Los een eventuele black-out op met afleiding Mocht je toch een black-out krijgen, bedenk dan dat je kennis echt niet verdwenen is. Krampachtig blijven nadenken versterkt de black-out alleen maar verder. Het beste is om even iets anders te gaan doen. Ga even naar de WC, rek je even uitgebreid uit. Als je goed bent voorbereid, zit de kennis in je hoofd en komt het vanzelf weer boven. En mocht het bij die ene vraag toch niet lukken, bedenk dan dat je niet alle vragen goed hoeft te hebben om toch gewoon je examen te halen.
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
5
Programma Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 Blok 5 Blok 6 Blok 7
De tekst en de auteur Indeling van de tekst Functies en tekstrelaties Leesstrategieën Samenvatten Schrijven Oefenen
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
6
___________________________________ ___________________________________ Welkom op de examentraining Nederlands VWO
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Wat gaan we doen? Introductie en voorstelronde Theorieblok 1
De tekst en de auteur
Theorieblok 2
Tekstverbanden
Theorieblok 3
Leesstrategieën
Theorieblok 4
Onderwerp en hoofdgedachte
Theorieblok 5
Samenvatten
Theorieblok 6
Functies van tekstgedeelten
Theorieblok 7
Argumentatie
___________________________________
Koffiepauze
___________________________________
Lunchpauze
___________________________________
Oefenen Middagsnack Oefenen Avondeten
___________________________________
Afsluiting
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
De tekst en de auteur Tekstdoel
Tekstsoort
De auteur
•
De vragen uit het eindexamen hebben betrekking op een viertal teksten; één lange tekst en drie kortere teksten.
•
Die teksten zijn eerder gepubliceerd in kranten of opiniebladen. Het zijn teksten over ‘onderwerpen van maatschappelijke aard’.
•
De auteur schrijft niet ‘zomaar’; hij wil met zijn tekst effect bereiken. Een tekst heeft dus een bepaald doel. De doelen die jij moet kunnen onderscheiden zijn: o informeren o uiteenzetten o overtuigen o activeren o beschouwen o amuseren
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
7
___________________________________
De tekst en de auteur Tekstdoel
Tekstsoort
De auteur
Voorbeeldvraag Hoe kan het schrijfdoel van de tekst het beste getypeerd worden? Als A. activerend B. beschouwend C. betogend D. uiteenzettend
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
De tekst en de auteur Tekstdoel
Tekstsoort
De auteur
Over het algemeen schrijft de auteur zijn tekst voor een bepaald publiek. Hij richt zich tot een specifieke groep mensen.
___________________________________
Die doelgroep heeft de schrijver in gedachten als hij zijn tekst schrijft. → Het tekstdoel en de doelgroep hebben (natuurlijk) met elkaar te maken.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
De tekst en de auteur Tekstdoel
Tekstsoort
De auteur
Voorbeeldvraag Tot welke lezersgroep is de tekst vooral gericht? Mensen die A. besluiten om uit medelijden met de dieren vegetariër te worden. B. niet weten dat er van alles fout gaat in de vleessector. C. vlees blijven eten ondanks hun besef van de misstanden in de veeindustrie. D. zich niets aantrekken van de milieuschade en het dierenleed dat de vee-industrie veroorzaakt.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
8
___________________________________
De tekst en de auteur Tekstdoel
Tekstsoort
De auteur
___________________________________
We onderscheiden drie tekstsoorten: • uiteenzetting • betoog • beschouwing. De tekstsoort hangt samen met het tekstdoel, maar het is niet precies hetzelfde. De tekstsoort herken je vooral aan de structuur van de tekst
Tekstdoel:
Wat wil de schrijver met zijn tekst?
Tekstsoort:
Hoe zit de tekst in elkaar?
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
De tekst en de auteur Tekstdoel •
Tekstsoort
De auteur
De grens tussen de verschillende tekstsoorten is niet altijd even scherp te trekken, vaak is er sprake van een mengvorm.
Voorbeeld In zijn betoog laat de schrijver op sommige plaatsen in de tekst veel ruimte voor de lezer om zich een eigen mening te vormen – in dat geval is de tekst op die plaatsen behalve overtuigend, ook beschouwend. Er is dan sprake van een betogende tekst met beschouwende elementen.
Voorbeeld In zijn betoog geeft de schrijver veel toelichting bij zijn onderwerp, omdat hij vindt dat de lezer eerst meer kennis van dat onderwerp nodig heeft, vóórdat hij het met zijn standpunt eens kan worden. We hebben te maken met een betogende tekst met uiteenzettende elementen.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
De tekst en de auteur Tekstdoel
Tekstsoort
De auteur
Voorbeeldvraag Hoe kan de tekst als tekstsoort het beste getypeerd worden? Deze tekst is vooral A. een beschouwende tekst met activerende elementen. B. een beschouwende tekst met betogende elementen. C. een betogende tekst met activerende elementen. D. een betogende tekst met beschouwende elementen.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
9
___________________________________
De tekst en de auteur Tekstdoel
Tekstsoort
De auteur
___________________________________
Aanpak van de vraagstukken 1. Bepaal het onderwerp en de hoofdgedachte van de tekst. 2. Bepaal het (hoofd)doel van de tekst. → Vaak kun je aan de formulering van de hoofdgedachte het doel al herkennen. De hoofdgedachte van een betoog is een stelling; de hoofdgedachte van een beschouwing is vaak een open vraag. 3. Kijk welke elementen de schrijver gebruikt om de hoofdgedachte te ondersteunen of toe te lichten.
___________________________________ ___________________________________
→ Hoe gaat de schrijver te werk? Let hierbij goed op de tekstfuncties. 4. Bepaal met welke mengvorm je te maken hebt.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
De tekst en de auteur Tekstdoel
Tekstsoort
De auteur
De auteur heeft zelf ook een mening. Hij laat in zijn tekst bijna altijd blijken wat hij zelf vindt van het onderwerp waarover hij schrijft.
___________________________________
→ Niet alleen in een betoog!
Je kunt vragen verwachten over de intenties, opvattingen en gevoelens van de auteur. →
Let goed op woorden en uitdrukkingen waarmee de auteur aan zichzelf refereert, zoals ‘ik’ en ‘mij’.
→
Let op woorden en uitdrukkingen die per definitie op subjectiviteit duiden, zoals ‘en terecht’ of ‘gelukkig maar’. (Uitdrukkingen die niet zo neutraal zijn dus).
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
De tekst en de auteur Tekstdoel
Tekstsoort
De auteur
Voorbeeldvraag Hoe kan de houding van de auteur ten opzichte van het onderwerp van de tekst het beste gekarakteriseerd worden? A. kritisch en betrokken B. bezorgd, maar weinig kritisch C. neutraal en afstandelijk D. zakelijk en professioneel
___________________________________ ___________________________________
Voorbeeldvraag In welke alinea komt het standpunt van de auteur het duidelijkst naar voren?
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
10
___________________________________
Tekstverbanden De opbouw van de tekst
Tekstverbanden en signaalwoorden
Oefenopgave
___________________________________
Teksten •
Een tekst vormt een samenhangend geheel.
•
Dat wil zeggen dat de elementen waaruit een tekst bestaat, in meer of mindere mate met elkaar verband houden.
•
Dat verband is op verschillende niveaus aanwezig: op het niveau van letters, woorden, zinnen, alinea’s, paragrafen, hoofdstukken, boeken…
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Tekstverbanden De opbouw van de tekst
Tekstverbanden en signaalwoorden
Oefenopgave
___________________________________
Alinea’s •
Alinea’s zijn typografisch herkenbaar: ze beginnen altijd op een nieuwe regel; in de examenteksten zijn de alinea’s genummerd.
•
Alinea’s vormen inhoudelijk een eenheid. Ze bestaan uit zinnen die sterk onderling verband houden.
•
Alinea’s hebben een eigen (deel)onderwerp en een eigen hoofdgedachte, daarom worden ze ook wel de ‘kleinste hoeveelheid tekst’ genoemd.
•
De zin die de hoofdgedachte van een alinea bevat, wordt de kernzin genoemd.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Tekstverbanden De opbouw van de tekst
Tekstverbanden en signaalwoorden
Oefenopgave
Tekstgedeelten •
Soms zijn bepaalde alinea’s inhoudelijk sterk met elkaar verbonden – zo sterk, dat ze een apart gedeelte in de tekst vormen. Zulk soort groepjes van alinea’s worden tekstgedeelten genoemd.
•
Ook voor deze tekstgedeelten geldt dat ze een (deel)onderwerp en een hoofdgedachte hebben.
•
Een tekstgedeelte kan uit één alinea bestaan.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
11
___________________________________
Tekstverbanden De opbouw van de tekst
Tekstverbanden en signaalwoorden
Oefenopgave
•
Tekstverbanden bepalen de opbouw van de tekst en geven de tekst betekenis.
•
Verbanden tussen zinnen, zinsgedeelten en alinea’s zijn vaak (maar niet altijd) te herkennen aan signaalwoorden (of: indicatoren).
•
Signaalwoorden zijn woorden in de tekst – je kunt ze dus onderstrepen, omcirkelen of markeren.
•
Signaalwoorden zijn (dus) een belangrijk hulpmiddel om inzicht te krijgen in de opbouw van de tekst.
•
Signaalwoorden kunnen uit meer dan één woord bestaan.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Tekstverbanden De opbouw van de tekst Verband
opsommend tegenstellend
causaal (oorzaak-gevolg) redengevend (argumentatief) chronologisch
vergelijkend
Tekstverbanden en signaalwoorden
Oefenopgave
Signaalwoorden en -zinnen
ook, verder, dan, vervolgens, ten eerste… ten tweede… ten slotte, bovendien, niet alleen, behalve, daarbij maar, echter, daarentegen, doch, enerzijds… anderzijds, daar staat tegenover, in tegenstelling tot doordat, waardoor, hierdoor, daardoor, zodat, te danken aan, te wijten aan, het gevolg van, ten gevolge van, de oorzaak hiervan is…, brengt met zich mee… omdat, want, daarom, aangezien, vanwege, derhalve, namelijk, immers eerst, hierna, erna, vervolgens, voordat, nadat, toen, terwijl, intussen, wanneer, tegelijkertijd, tijdens (Let ook op jaartallen en bijwoordelijke bepalingen van tijd.) in vergelijking met, vergeleken met, zoals, net als, evenals, eveneens, hetzelfde, soortgelijke, analoog aan, ook
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Tekstverbanden De opbouw van de tekst
Tekstverbanden en signaalwoorden
Oefenopgave
Verband
Signaalwoorden en -zinnen
toegevend
toch, echter, hoewel, ondanks, evenwel, niettegenstaande, desalniettemin, weliswaar, ook al
voorwaardelijk
als, indien, mits, tenzij, stel dat
toelichtend
denk hierbij aan, bijvoorbeeld, zo, ter illustratie
samenvattend
samengevat, kortom, kort gezegd
concluderend
dus, aldus, hieruit volgt, concluderend
aankondigend
ik zal in de volgende alinea’s…, ‘:’
terugblikkend
van de hierboven besproken…, het bovenstaande, zoals ik eerder zei
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
12
___________________________________
Tekstverbanden De opbouw van de tekst
Tekstverbanden en signaalwoorden
Oefenopgave
___________________________________ Oefenopgave 1
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Leesstrategieën Leesstrategieën
Globaal lezen
Analyserend lezen
Zoekend lezen
___________________________________
De drie leesstrategieën die je tijdens je examen gebruikt:
• • •
globaal (of oriënterend) lezen analyserend (of intensief) lezen zoekend lezen.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Leesstrategieën Leesstrategieën
Doel:
Globaal lezen
Analyserend lezen
Zoekend lezen
De hoofdlijn van de tekst vaststellen.
___________________________________
Je kijkt met wat voor soort tekst je te maken hebt en waar de tekst over gaat.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
13
___________________________________
Leesstrategieën Leesstrategieën
Globaal lezen
Analyserend lezen
Zoekend lezen
___________________________________
1. Lees de titel! 2. Bestudeer de bron 3. Lees de inleiding en het slot door • •
De inleiding van een tekst omvat de eerste of de eerste twee alinea’s. Uit de inleiding blijkt vaak het onderwerp van de tekst. Soms wordt er een hoofdvraag of een probleemstelling geformuleerd.
• •
Het slot omvat meestal de laatste, of de laatste twee alinea’s. In het slot geeft de schrijver meestal een conclusie of een oplossing voor een probleem. Soms geeft hij een samenvatting.
___________________________________ ___________________________________
4. Lees nog een keer de titel
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Leesstrategieën Leesstrategieën
Doel:
Globaal lezen
Analyserend lezen
Zoekend lezen
Behalve over de inhoud probeer je ook iets te weten te komen over de opbouw van de tekst.
•
Lees de tekst alinea-voor-alinea. Stop na elke alinea even met lezen!
•
Maak met pen, potlood en markeerstift de structuur en de essentiële inhoudelijke elementen zichtbaar.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Leesstrategieën Leesstrategieën
Globaal lezen
Analyserend lezen
Zoekend lezen
1. Lees de alinea.
___________________________________
2. Omcirkel tijdens het lezen de signaalwoorden en signaalzinnen. •
Bedenk ook waarom je die signaalwoorden onderstreept. Welk verband ben je op het spoor?
3. Markeer de kernzin. • • • •
Kernzin: de hoofdmededeling van de alinea. Vaak de eerste of de laatste zin. Soms staat de hoofdmededeling verspreid over twee zinnen – markeer in dat geval beide zinnen. Soms kom je een alinea tegen zonder kernzin. Vraag je af hoe dat kan!
___________________________________ ___________________________________
4. Onderstreep andere belangrijke informatie.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
14
___________________________________
Leesstrategieën Leesstrategieën
Globaal lezen
Analyserend lezen
Zoekend lezen
___________________________________ Oefenopgave 2
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Leesstrategieën Leesstrategieën
Doel:
Globaal lezen
Analyserend lezen
Zoekend lezen
___________________________________
Het vinden van specifieke informatie in de tekst.
•
Je zoekt gericht.
•
Gebruik je tijdens het maken van de vragen waarbij naar specifieke informatie uit de tekst gevraagd wordt.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Onderwerp en hoofdgedachte Onderwerp
Hoofdgedachte
___________________________________
Kopjesvragen
•
Het onderwerp van een tekst geeft in één of enkele woorden aan waar de tekst over gaat.
•
Het onderwerp van een tekst is niet hetzelfde als de inhoud van een tekst. → Twee teksten met hetzelfde onderwerp kunnen qua inhoud heel verschillend zijn.
•
Het onderwerp van de tekst wordt meestal duidelijk in de eerste twee alinea’s.
•
Het onderwerp van een tekst vind je door globaal te lezen.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
15
Onderwerp en hoofdgedachte Onderwerp •
Hoofdgedachte
___________________________________
Kopjesvragen
Wat een schrijver precies over het onderwerp vertelt, noemen we de hoofdgedachte van een tekst.
___________________________________
→ hoofdgedachte = onderwerp + wat er over dat onderwerp gezegd wordt. •
Vaak wordt er gevraagd naar de hoofdgedachte van een alinea of van een tekstgedeelte.
•
Soms wordt er in plaats van naar de hoofdgedachte, gevraagd naar de hoofdvraag, of de overkoepelende vraag.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Onderwerp en hoofdgedachte Onderwerp
Hoofdgedachte
___________________________________
Kopjesvragen
___________________________________
De beruchte kopjesvragen vallen ook in deze categorie.
Voorbeeldvraag De tekst kan onderverdeeld worden in vier delen. Deze delen kunnen van de volgende kopjes worden voorzien: 1. (Kopje 1) 2. (Kopje 2) 3. (Kopje 3) 4. (Kopje 4) Bij welke alinea begint deel 2? Bij welke alinea begint deel 3? Bij welke alinea begint deel 4?
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Onderwerp en hoofdgedachte Onderwerp
Hoofdgedachte
___________________________________
Kopjesvragen
•
Elke kopje beschrijft het onderwerp van een tekstgedeelte.
•
Jij moet bepalen welke alinea’s hetzelfde deelonderwerp hebben en dus samen zo’n tekstgedeelte vormen.
•
Als je goed analyserend gelezen hebt, kun je deze vragen relatief snel beantwoorden. Aan de kernzinnen die je onderstreept hebt, kun je zien welke alinea’s hetzelfde deelonderwerp hebben.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
16
Onderwerp en hoofdgedachte Onderwerp
Hoofdgedachte
___________________________________
Kopjesvragen
___________________________________ Oefenopgave 3
___________________________________
Examen 2011-II opgave 3, 4, 5, 6
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Samenvatten Het examen
Samenvatten
Informatie ordenen
Beoordelingsvragen
___________________________________ Verandering in het examen Nederlands: grote samenvattingsopdracht is verdwenen. → Maar: samenvatten is nog steeds onderdeel van het eindexamen!
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Samenvatten Het examen
Samenvatten
Informatie ordenen
Beoordelingsvragen
•
Tekstgedeelten reduceren tot de hoofduitspraak “De leerling kan teksten en tekstgedeelten reduceren tot de hoofduitspraak of hoofduitspraken met (belangrijke) ondergeschikte uitspraken.”
•
Ordenen van informatie “De leerling kan informatie uit teksten en tekstgedeelten (her)ordenen tot hoofduitspraak of hoofduitspraken met (belangrijke) ondergeschikte uitspraken.”
•
Beoordelen van samenvattingen “De leerling kan beoordelen of een gegeven samenvatting de hoofduitspraak of hoofduitspraken van de tekst of het tekstgedeelte bevat met (belangrijke) ondergeschikte uitspraken.”
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
17
___________________________________
Samenvatten Het examen
Samenvatten
Informatie ordenen
Beoordelingsvragen
___________________________________
Open samenvattingsopdracht
Voorbeeldvraag Geef een samenvatting van alinea 4 in maximaal 30 woorden.
___________________________________ Voorbeeldvraag Vat de onderstaande column samen in maximaal 50 woorden, in het licht van het genoemde onderzoek.
Wat moet je laten zien?
Dat je hoofd- en bijzaken van elkaar kunt onderscheiden en dat je inzicht hebt in de opbouw van de tekst.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Samenvatten Het examen
Samenvatten
Informatie ordenen
Beoordelingsvragen
___________________________________
Aanpak
1. Lees de tekst of het tekstgedeelte globaal en probeer te achterhalen wat het onderwerp is en met wat voor tekstsoort je te maken hebt. 2. Lees de tekst analyserend. Markeer en onderstreep weer de kernzinnen en andere hoofdzaken in de tekst. En let op de tekstverbanden. → Schrik niet als je grote tekstdelen tegenkomt waar geen relevante informatie voor je samenvatting in staat – dat kan. Zo’n gedeelte kan (moet!) je weglaten in je samenvatting.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Samenvatten Het examen
Samenvatten
Informatie ordenen
Beoordelingsvragen
3. Werk de informatie uit tot een lopend verhaal. • • • •
Je mag de informatie in je samenvatting herordenen. (Het hoeft niet!) Je mag de informatie in je samenvatting herformuleren. (Het hoeft niet!) Je mag zinsdelen letterlijk uit de tekst overschrijven zonder aan te geven dat het een citaat is. Een lopend verhaal is geen losse verzameling zinnen. Geef dus verbanden aan; gebruik signaalwoorden.
4. Controleer of je alle informatie verwerkt hebt in je samenvatting en of de hoofdgedachte van de tekst in je samenvatting staat. •
Soms vindt je de hoofdgedachte letterlijk in de tekst terug – meestal in de inleiding of het slot – maar soms ook niet, in dat geval moet je hem zelf formuleren.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
18
___________________________________
Samenvatten Het examen
Samenvatten
Informatie ordenen
Beoordelingsvragen
___________________________________
5. Controleer het aantal woorden. •
Zorg dat je binnen het maximumaantal woorden blijft! De ‘10-procentregel’ is vervallen – max. 50 woorden is dus écht max. 50 woorden.
6. Controleer je formuleringen en taalgebruik. • •
Je krijgt geen puntenaftrek voor onjuiste formuleringen en taalfouten. Waarom is het toch belangrijk om je samenvatting goed te controleren? → Slecht gekozen formuleringen kunnen ervoor zorgen dat jouw begrip van de inhoud en samenhang van de tekst niet duidelijk uit je samenvatting blijkt.
___________________________________ ___________________________________
7. Zet de titel en de naam van de auteur boven je samenvatting.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Samenvatten Het examen
Samenvatten
Informatie ordenen
Beoordelingsvragen
___________________________________ Oefenopgave 4
___________________________________
Officieel voorbeeldexamen opgave 33
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Samenvatten Het examen
Samenvatten
Informatie ordenen
Beoordelingsvragen
Geleide samenvattingsopdracht •
Verschil met open samenvattingsopdracht: bij een geleide samenvatting worden één of meer aandachtspunten gegeven.
•
Die aandachtspunten vertellen je wat de hoofdzaken zijn van het tekstgedeelte dat je moet samenvatten.
Voorbeeldvraag Geef een samenvatting van alinea 2 in maximaal 40 woorden, waaruit in ieder geval blijkt waarom een ramp fascineert en wat de functies zijn van de publieke aandacht voor en het gezamenlijke beleven van een ramp.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
19
___________________________________
Samenvatten Het examen
Samenvatten
Informatie ordenen
Beoordelingsvragen
___________________________________
Aanpak 1. Herformuleer de aandachtspunten voor jezelf tot vragen → Uit je samenvatting moeten de antwoorden op deze vragen blijken. Voorbeeld (vervolg) Waarom fascineert een ramp? Wat zijn de functies van de publieke aandacht voor het gezamenlijke beleven van een ramp? 2. Ga op dezelfde manier te werk als bij een vrije samenvattingsopdracht.
___________________________________ ___________________________________
3. Gebruik je vragen als controlemiddel bij stap 4. ‘Heb ik op die vragen antwoord gegeven in mijn samenvatting?’
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Samenvatten Het examen
Samenvatten
Informatie ordenen
Beoordelingsvragen
Soms wordt je gevraagd een zogeheten argumentatieschema in te vullen. Voorbeeldvraag Vul op basis van alinea 3 tot en met 7 het onderstaande argumentatieschema aan.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Samenvatten Het examen
Samenvatten
Informatie ordenen
Beoordelingsvragen
___________________________________ Oefenopgave 5 Officieel voorbeeldexamen opgave 34, 35, 36
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
20
___________________________________
Samenvatten Het examen
Samenvatten
Informatie ordenen
Beoordelingsvragen
•
Je hoeft zelf geen samenvatting te schrijven, maar je moet andere samenvattingen beoordelen.
•
Soms moet je aangeven welke informatie-elementen niet in een samenvatting moeten worden opgenomen. Voorbeeldvraag Welk van de onderstaande informatie-elementen hoort niet in een samenvatting van de tekst thuis? A. criminaliteitscijfers B. jongeren C. onveiligheidsgevoel D. Veelplegers
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Samenvatten Het examen
•
Samenvatten
Informatie ordenen
Beoordelingsvragen
Soms moet je een hele samenvatting beoordelen: je krijgt de keuze uit vier samenvattingen van een tekst(gedeelte), waaruit de je beste moet kiezen. → Een samenvatting die je moet beoordelen, moet (natuurlijk) aan dezelfde eisen voldoen als een samenvatting die je zelf maakt.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Samenvatten Het examen
Samenvatten
Informatie ordenen
Beoordelingsvragen
Aanpak
___________________________________
1. Bepaal zelf de hoofdgedachte van het tekstgedeelte waar de vraag over gaat. Kijk of die hoofdgedachte duidelijk terugkomt in de samenvattingen die je moet beoordelen. 2. Bekijk van elke samenvatting of hij volledig en kernachtig genoeg is.
•
___________________________________
Bevat de samenvatting alle hoofdzaken? Is er geen onbelangrijke informatie (bijzaken) opgenomen?
3. Bekijk of alle verbanden die in de samenvattingen gelegd worden, juist zijn.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
21
Functies van tekstgedeelten Functies van tekstgedeelten
Functiewoorden
___________________________________
Oefenopgave
•
Alle elementen in een tekst staan daar met een bedoeling, ze hebben dus een bepaalde functie – ze staan er niet voor niks!
•
Ieder woord heeft een functie binnen een zin, iedere zin heeft een functie binnen een alinea en iedere alinea heeft een functie binnen de tekst.
•
In het examen zitten veel vragen over de functies van alinea’s.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Functies van tekstgedeelten Functies van tekstgedeelten
Functiewoorden
___________________________________
Oefenopgave
___________________________________
Functies van alinea’s •
Alinea’s vormen de grootste bouwstenen van een tekst – een alinea heeft als geheel dan ook een functie binnen die tekst.
•
De eerste alinea kan bijvoorbeeld de aanleiding voor het schrijven van de tekst beschrijven, of er wordt een probleemstelling geformuleerd, of er wordt een vraag gesteld.
•
De laatste alinea heeft vaak als functie: een conclusie trekken, of een aanbeveling doen, of een samenvatting geven.
•
Soms heeft één alinea meerdere functies. Als een alinea meerdere functies heeft, wordt er gevraagd naar de belangrijkste functie.
•
Altijd meerkeuzevragen.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Functies van tekstgedeelten Functies van tekstgedeelten
Functiewoorden
Oefenopgave
Voorbeeldvraag Wat is de functie van alinea 4? •
___________________________________
Vaak wordt er gevraagd wat de functie van een alinea is ten opzichte van een andere alinea, of ten opzichte van de gehele tekst.
Voorbeeldvraag Welke functie heeft alinea 3 ten opzichte van alinea 2? Voorbeeldvraag Hoe kan de functie van alinea 13 het beste getypeerd worden binnen het geheel van de tekst?
•
___________________________________
___________________________________ ___________________________________
Voor het antwoord op deze vraag zijn tekstrelaties belangrijk. → Signaalwoorden kunnen je dus goed helpen bij deze vragen!
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
22
Functies van tekstgedeelten Functies van tekstgedeelten
Functiewoorden
___________________________________
Oefenopgave
___________________________________ Bijlage 1
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Functies van tekstgedeelten Functies van tekstgedeelten
Functiewoorden
___________________________________
Oefenopgave
___________________________________ Oefenopgave 6
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Argumentatie Stellingen en argumenten
Redeneringen
Aanvaardbaarheid
•
De auteur gebruikt argumenten om zijn stelling of mening te onderbouwen.
•
Je kent argumentatie van je eigen betoog dat je voor het SE moest schrijven.
•
Je moet argumenten in te tekst kunnen herkennen en het type argument benoemen. → Dat laatste houdt in dat je kunt herkennen waarop een bepaald argument gebaseerd is.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
23
___________________________________
Argumentatie Stellingen en argumenten
Redeneringen
Aanvaardbaarheid
(controleerbaar) feit
‘Eindexamentrainingen helpen helemaal niet, want leerlingen die zo’n training volgen scoren niet hoger op het examen.’
voorbeeld
‘Die examentrainer Nederlands heeft absoluut geen gevoel voor mode. Kijk maar naar de schoenen die hij draagt!’
vergelijking (of: analogie)
‘Of de examentraining leuk was? Nee, het was net een gewone schooldag.’
___________________________________ ___________________________________
ervaring (of: ‘Je kunt merken dat het voorjaar eraan zit te komen: het wordt empirisch argument) ’s ochtends steeds vroeger licht.’ gezag (of: autoriteit)
‘Het is oké om genante foto’s van jezelf op Facebook te zetten; Heleen van Royen doet het ook.’
gevolg
‘Veel te veel mensen doen technische studies. Over tien jaar hebben we een overschot aan techneuten en een tekort aan neerlandici.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Argumentatie Stellingen en argumenten
Redeneringen
Aanvaardbaarheid
nut (of: gewenst gevolg)
‘Meer studenten zouden Nederlands moeten gaan studeren, dan hebben we over een paar jaar ook nog genoeg eindexamentrainers.’
gevoel, intuïtie of emotie (of: emotioneel argument)
‘De verkoop van kleding met konijnenbont zou verboden moeten worden. De tranen springen me in de ogen als ik zie hoe die arme, zielige konijntjes krijsen van de pijn als ze levend geplukt worden!’
algemene normen en waarden
‘Maar goed dat ze weg is bij die kerel: hij ging de hele tijd vreemd!’
geloof (of: persoonlijke overtuiging, moreel argument)
‘Het is een slechte zaak dat de AIVD zoveel telefoongesprekken afluistert; dat ondermijnt het recht op privacy.’
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Argumentatie Stellingen en argumenten
Redeneringen
Aanvaardbaarheid
Stellingen en argumenten kunnen zich op vier manieren tot elkaar verhouden. We kennen: 1. 2. 3. 4.
enkelvoudige argumentatie meervoudige argumentatie nevenschikkende argumentatie onderschikkende argumentatie.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
24
___________________________________
Argumentatie Stellingen en argumenten
Redeneringen
Aanvaardbaarheid
1. Enkelvoudige argumentatie Een standpunt wordt met één enkel argument onderbouwd.
___________________________________
Zwarte Piet moet blijven (stelling)
___________________________________
Want de meerderheid van de bevolking wil dat. (argument)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Argumentatie Stellingen en argumenten
Redeneringen
Aanvaardbaarheid
2. Meervoudige argumentatie Een standpunt wordt met twee (of meer) op zichzelf staande argumenten onderbouwd.
___________________________________
Zwarte Piet moet blijven (stelling)
Want de meerderheid van de Bevolking wil dat (argument 1)
en
___________________________________
Zwarte Piet is cultureel erfgoed. (argument 2)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Argumentatie Stellingen en argumenten
Redeneringen
Aanvaardbaarheid
3. Nevenschikkende argumentatie Een standpunt wordt met twee (of meer) deelargumenten onderbouwd. Die deelargumenten zijn van elkaar afhankelijk. Zwarte Piet moet worden afgeschaft (stelling)
Want Zwarte Piet is discriminerend (deelargument 1)
en
discriminatie is verboden in Nederland. (deelargument 2)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
25
___________________________________
Argumentatie Stellingen en argumenten
Redeneringen
Aanvaardbaarheid
4. Onderschikkende argumentatie De stelling wordt door een hoofdargument ondersteund; het hoofdargument wordt door (een of meer) subargumenten ondersteund.
___________________________________ ___________________________________
Zwarte Piet moet blijven (stelling)
Want de meeste mensen in Nederland willen dat (hoofdargument)
___________________________________
Dat blijkt wel uit alle reacties op Facebook en Twitter (subargument)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Argumentatie Stellingen en argumenten
Redeneringen
Aanvaardbaarheid
4. Onderschikkende argumentatie De stelling wordt door een hoofdargument ondersteund; het hoofdargument wordt door (een of meer) subargumenten ondersteund. Zwarte Piet moet blijven (stelling)
___________________________________
Want de meeste mensen in Nederland willen dat (hoofdargument)
Dat blijkt wel uit alle reacties op Facebook en Twitter (subargument 1)
en
___________________________________
de massale steun voor de online handtekeningenactie. (subargument 2)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Argumentatie Stellingen en argumenten
Redeneringen
Aanvaardbaarheid
•
Redeneringen (of: argumentaties) zijn series van logische denkstappen.
•
Niet alleen in een betoog, ook in een uiteenzetting of beschouwing. Voorbeeldvraag Welk van de onderstaande reeksen geeft de opbouw van de redenering uit alinea 5 het beste weer? A. stelling – argument – voorbeeld – tegenwerping B. tegenstelling – voorbeeld – stelling – toelichting C. stelling- voorbeeld – beoordeling – argument D. tegenstelling – stelling – argument – uitwerking
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
→ Aanpak: Bekijk van elke zin wat zijn functie is.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
26
___________________________________
Argumentatie Stellingen en argumenten
Redeneringen
Aanvaardbaarheid
___________________________________ Oefenopgave 7
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Argumentatie Stellingen en argumenten
Redeneringen
Aanvaardbaarheid
Je moet een betoog op aanvaardbaarheid kunnen beoordelen. Dat houdt in dat je kritische vragen stelt bij: • De bron • Is de schrijver deskundig ten aanzien van het onderwerp van de tekst? • Is de schrijver partijdig? • Is het medium betrouwbaar? • De informatie die verstrekt wordt • Zijn de gegevens controleerbaar? • Zijn de gegevens relevant? • Zijn de gegevens volledig? • Zijn de gegevens up-to-date? • De argumentatie • Is de argumentatie helder en duidelijk genoeg? • Zijn de redeneringen logisch? • Zijn de argumenten die schrijver geeft relevant? • Ondersteunt de argumentatie voldoende het standpunt dat de schrijver inneemt?
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Argumentatie Stellingen en argumenten
Redeneringen
Aanvaardbaarheid
Drogreden: een argumentatie die niet klopt, maar wel aannemelijk lijkt
___________________________________
onjuiste oorzaak- ‘Door het Sinterklaasfeest worden zwarte werknemers door gevolgrelatie blanke werknemers niet als gelijkwaardige collega’s gezien.’
valse vergelijking
‘Zwarte Piet moet blijven, we gaan de Kerstman toch ook niet afschaffen?!’
verkeerde autoriteit
‘Zwarte Piet moet blijven, dat zegt Erik van Muiswinkel (een goede vriend van de hoofdpiet) ook.’
overhaaste generalisatie
‘De donkere Nederlander voelt zich zwaar gediscrimineerd door Zwarte Piet.’
cirkelredenering
‘Zwarte Piet moet blijven, want hij mag niet worden afgeschaft!’
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
27
___________________________________
Argumentatie Stellingen en argumenten
Redeneringen
Aanvaardbaarheid
persoonlijke aanval
‘Zwarte Piet moet worden afgeschaft, wie vóór Zwarte Piet is, is een racist!’
ontduiken bewijslast
‘Het spreekt voor zich dat Zwarte Piet niet mag worden afgeschaft!’
vertekenen van een standpunt
‘De tegenstanders van Zwarte Piet willen het Sinterklaasfeest van ons afpakken!’
bespelen van het publiek
‘Mijn moeder werd door een jongen uitgescholden voor Zwarte Piet. Nou, mijn moeder is een sterke vrouw, maar ik had haar nog nooit zo aangeslagen gezien. Wat vreselijk! Zwarte Piet moet worden afgeschaft!’
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Examens
___________________________________ ___________________________________
En nu…
OEFENEN!
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Examens
___________________________________ ___________________________________
En nu…
OEFENEN! Een examen Nederlands maak je nooit zonder: • Pen of potlood • Markeerstiften • Woordenboek
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
28
Evaluatie
___________________________________ ___________________________________
Laat ons weten wat je van de training vond: www.examentraining.nl/evaluatie
Enthousiast na deze training? Kijk op www.examentraining.nl voor al je andere vakken
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
29
Oefenopgave 1: tekstverbanden Lees de onderstaande tekst en markeer de signaalwoorden. Geef daarna van de gemarkeerde signaalwoorden aan op welk verband ze duiden.
Lageropgeleiden voortaan ook ‘hogeropgeleid’ ‘Iedereen hoort bij de elite’
Wie de basisschool heeft afgerond, mag zich voortaan ‘hogeropgeleid’ noemen. Het kabinet hoopt daarmee de kloof tussen hoger- en lageropgeleiden te 5 dichten. Momenteel is minstens een HBObachelordiploma vereist om hogeropgeleid genoemd te worden. 10 Vicepremier Lodewijk Asscher vindt dat niet eerlijk ten opzichte van de lageropgeleiden: “Dat soort etiketten creëert een tweedeling in de samenleving. Wie zegt dat iemand met 15 een vmbo-diploma lager is opgeleid dan iemand met een PhD?” Partijen als de PVV en de SP proberen al langer aansluiting te vinden bij de ontevreden groep die denkt dat alles in 20 ons land bepaald wordt door een hogeropgeleide elite. Volgens Asscher zorgen deze partijen voor polarisatie: “Ik steun het streven naar gelijkheid. Als kabinet zeggen wij daarom: iedereen 25 hoort bij de elite.”
De onderwijswereld reageert enthousiast. Rector magnificus juf Joke van Universiteit De Triangel in Geldrop: “Wie straks bij ons de Citotoets heeft 30 afgerond, heeft de wereld aan zijn voeten liggen. Het maken van die toets is niet voor iedereen weggelegd, dus onze alumni mogen hartstikke trots zijn op dat papiertje.” 35 Er zijn ook kritische geluiden. Justin Hoekman, fietsenmaker in Alphen aan den Rijn, is bang dat hij geen geschikt personeel meer kan vinden: “Die knappe koppen van de universiteit zijn helemaal 40 niet goed met hun handen. Ik heb jongens en meisjes nodig die een band kunnen plakken, geen wijsneuzen die de hele dag in de boeken zitten.” Asscher denkt dat het met de negatieve 45 gevolgen wel meevalt: “Het voelt natuurlijk wat onwennig dat mensen uit Volendam nu ook bij de elite horen, maar ook zij kunnen op hun eigen beperkte manier hun steentje bijdragen.
Bron: De Speld [12 december 2014]
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
30
5 Wie de basisschool heeft afgerond, mag zich voortaan ‘hogeropgeleid’ noemen. Het kabinet hoopt daarmee de kloof tussen hoger- en lageropgeleiden te dichten. 10 Momenteel is minstens een HBObachelordiploma vereist om hogeropgeleid genoemd te worden. Vicepremier Lodewijk Asscher vindt dat 15 niet eerlijk ten opzichte van de lageropgeleiden: “Dat soort etiketten creëert een tweedeling in de samenleving. Wie zegt dat iemand met een vmbo-diploma lager is opgeleid dan 20 iemand met een PhD?” Partijen als de PVV en de SP proberen al langer aansluiting te vinden bij de ontevreden groep die denkt dat alles in ons land bepaald wordt door een 25 hogeropgeleide elite. Volgens Asscher zorgen deze partijen voor polarisatie: “Ik steun het streven naar gelijkheid. Als kabinet zeggen wij daarom: iedereen hoort bij de elite.”
30 De onderwijswereld reageert enthousiast. Rector magnificus juf Joke van Universiteit De Triangel in Geldrop: “Wie straks bij ons de Citotoets heeft afgerond, heeft de wereld aan zijn 35 voeten liggen. Het maken van die toets is niet voor iedereen weggelegd, dus onze alumni mogen hartstikke trots zijn op dat papiertje.” Er zijn ook kritische geluiden. Justin 40 Hoekman, fietsenmaker in Alphen aan den Rijn, is bang dat hij geen geschikt personeel meer kan vinden: “Die knappe koppen van de universiteit zijn helemaal niet goed met hun handen. Ik heb 45 jongens en meisjes nodig die een band kunnen plakken, geen wijsneuzen die de hele dag in de boeken zitten.” Asscher denkt dat het met de negatieve gevolgen wel meevalt: “Het voelt 50 natuurlijk wat onwennig dat mensen uit Volendam nu ook bij de elite horen, maar ook zij kunnen op hun eigen beperkte manier hun steentje bijdragen.
Bron: De Speld [12 december 2014]
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
31
Oefenopgave 2: leesstrategieën Lees het volgende tekstfragment en markeer in elke alinea de kernzin.
Kunstmest voor het brein (fragment)
5
10
15
20
25
30
35
40
1) De jeugd van tegenwoordig heeft een gebrekkige algemene ontwikkeling. De meeste jongeren hebben nog nooit van Horatius of Bonifatius gehoord. Ook hun kennis van vakken die van praktisch belang zijn voor onze toekomst, zoals ecologie, genetica en technologie, schiet tekort. Het is een internationaal probleem. “Ouders, gooi die Game Boy weg, doe de televisie uit en zet je kinderen aan het huiswerk”, schreef de Amerikaan Thomas Friedman onlangs, “want de mensen in China en India hongeren naar jullie banen.” Hij waarschuwt ervoor dat China en India het Westen economisch zullen overvleugelen als we er niet voor zorgen dat onze jeugd beter is gekwalificeerd voor de complexe banen van een innoverende kenniseconomie. (2) De beste kwalificatie om te kunnen slagen is een hoog IQ, dat in belangrijke mate bepaalt of een jongere de flexibiliteit en het leervermogen heeft om succesvol te zijn in een competitieve, snel veranderende economie. Het vreemde is dat, ondanks alle klachten over het onderwijs, het gemiddelde IQ in westerse landen voortdurend stijgt. Onze jeugd weet steeds minder, maar wordt wel steeds slimmer. Volgens de Amerikaan Steven Johnson hebben we die toegenomen intelligentie nu juist te danken aan de Game Boy en de televisie. Hij betoogt dat de door veel ouders verafschuwde videospelletjes en tv-programma’s de intelligentie verhogen op een manier waarop de school dat niet kan. (3) Computergames en populaire tvprogramma’s zijn in de loop der jaren steeds ingewikkelder geworden. Het
45
50
55
60
65
70
75
80
aloude Pac-Man (het gele happertje) was een simpele oefening in handoogcoördinatie en het herkennen van patronen. Moderne Pokémonvideogames en Doom (een science fictionavontuur in de ruimte) eisen veel meer van de speler. Johnson illustreert de complexiteit van moderne games door te wijzen op een ‘walk through’ (een informele handleiding) voor Grand Theft Auto III (een ontsnapte crimineel moet uit handen van politie en straatbendes blijven) die maar liefst 53.000 woorden lang is. (4) Populaire tv-series uit de jaren zestig en zeventig zijn naar hedendaagse normen zo simpel dat het moeilijk voorstelbaar is dat er ooit volwassenen naar keken. De kijker hoefde maar een handvol personen te leren kennen, de karakters waren clichématig en er was een duidelijk onderscheid tussen ‘good guys’, sukkels, en ‘bad guys’. Elke episode hadéén verhaallijn, die zich bewoog naar een voorspelbaar happy end: de schurken werden gevangen, de hoofdpersonen overleefden. De eerste politieserie met meervoudige verhaallijnen was Hill Street Blues (1981). In een aflevering speelden soms tien verhaallijnen door elkaar heen, waren de karakters complexer, de plots ingewikkelder en lag het tempo hoger. Deze serie wordt weer ver overtroffen door The Sopranos. Hier lopen de verhaallijnen veel langer door, hebben ze meer om het lijf en is er geen duidelijk onderscheid tussen hoofdverhaal en bijvertellingen. Fragment uit het examen Nederlands 2008-I
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
32
Oefenopgave 6: functies van tekstdelen Lees het onderstaande fragment uit de tekst De illusies van de kenniseconomie. Binnen het tekstgedeelte van alinea 3 tot en met 6 heeft elke alinea een eigen functie. Geef van elke alinea aan wat deze functie is, kies uit de volgende functiewoorden: argument, conclusie, definitie, gevolg, onderbouwing, oorzaak, probleemstelling, samenvatting, stelling, tegenstelling, uitwerking, vermoeden, voorwaarde, weerlegging.
De illusies van de kenniseconomie (fragment) Het Innovatieplatform van premier Balkenende wil dat Nederland tot de kopgroep van de kenniseconomieën gaat behoren. Volgens Harry Kunneman, hoogleraar sociale theorie en rector magnificus van de Universiteit voor Humanistiek, worden er verwachtingen geschapen die niet of slechts ten dele zijn waar te maken.
5
10
15
20
25
30
(1) De ontwikkeling van Nederland als ‘kennisland’ staat hoog op de politieke agenda. In korte tijd is er brede consensus ontstaan over de noodzaak de achterstandspositie van Nederland om te buigen. Nederland dient tot de ‘kopgroep’ van innoverende landen te gaan behoren. In Europees verband zullen de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling tussen nu en 2010 verhoogd worden tot 3 procent van het bruto nationaal product, wat voor Nederland een verhoging van ruim 30 procent betekent. Naast onderzoeksinvesteringen door bedrijven gaat het vooral om investeringen in bèta-studies die bijdragen aan innovaties op gebieden als ICT, genomics en nanotechnologie. (2) Merkwaardig is de grote eensgezindheid waarmee dit technologiebeleid uitgedragen wordt. Er kan immers een groot vraagteken geplaatst worden bij een belangrijke vooronderstelling waarop dit beleid stoelt. In de vele rapporten en artikelen over dit onderwerp wordt als vanzelfsprekend aangenomen dat er een directe koppeling bestaat tussen technologische innovatie en economische groei aan de ene kant en toename van welzijn en verbetering van de kwaliteit van leven aan de andere kant. “Inno-
35
40
45
50
55
60
vatie moet, technologie doet goed”, zo luidt de heilsboodschap. (3) Het zal duidelijk zijn: met het ontwikkelen van nieuwe kennis en nieuwe technologische producten wil men de economie vooruit helpen. Maar tegelijkertijd wordt de verwachting gewekt dat door technologische vernieuwing de levenskwaliteit zal toenemen. De burger krijgt aldus de illusie voorgespiegeld van een bestaan waarin op den duur alle bedreigingen uitgebannen zijn en dat volledig maakbaar is. (4) In postindustriële samenlevingen als de onze verwachten de mensen dan ook dat de kwaliteit van het dagelijks leven steeds meer zal toenemen door de technologische vooruitgang op gebieden als medische zorg, wonen, voeding, communicatie, transport en vrije tijd. Met andere woorden: we gaan er – al dan niet bewust – van uit dat het bestaan beheersbaar is. Dit vooruitgangsgeloof en de daarmee gepaard gaande illusies wortelen in een newtoniaans wereldbeeld. Dat wereldbeeld verbreidde zich in de achttiende en negentiende eeuw over bijna alle wetenschappen en kreeg in de twintigste eeuw in de meeste westerse maatschappijen een dominante positie. Vandaar het bijna onbegrensde vertrouwen in de beheers-
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
33
65 baarheid van het bestaan. Bedrijfsleven en overheid hebben er een groot commercieel en politiek belang bij deze illusie van een maakbare toekomst in stand te houden. De werkelijkheid 70 waarin wij mensen leven, kan echter nooit geheel doorzien en begrepen worden, laat staan dat we als Frankenstein alsmaar kunnen blijven knutselen aan de basiscondities van het leven. 75 (5) Het zijn de exacte wetenschappen zelf die de al te naïeve verwachtingen logenstraffen. Het is bijvoorbeeld wetenschappelijk vastgesteld dat in allerlei natuurlijke stelsels – bijvoorbeeld 80 het weer – onder bepaalde omstandigheden heel kleine, niet exact meetbare ontwikkelingen enorm versterkt kunnen worden, waardoor ze onvoorspelbare resultaten kunnen hebben. Een tot de 85 verbeelding sprekend voorbeeld: de vleugelslag van een vlinder in een ZuidAmerikaans oerwoud kan uiteindelijk leiden tot een vloedgolf in de noordelijke
90
95
100
105
110
IJszee. Het gedrag van natuurlijke systemen is dikwijls chaotisch en ondoorzichtig. Dat geldt voor alle complexe systemen, en dus ook voor een bijzonder interessante categorie: de levende wezens, variërend van amoeben tot kreeften en van fruitvliegjes tot mensapen. (6) Met dit vrij recente wetenschappelijk inzicht komt ook de aloude droom van een exacte wetenschap van het menselijk bestaan in een ander licht te staan. Niet alleen mensen zelf, maar ook beschavingen en samenlevingen zijn complexe en dynamische stelsels van wetmatige samenhangen en chaotische processen, waarbij voortdurend nieuwe en onverwachte mogelijkheden ontstaan. De opvatting dat een dergelijke wetenschap ooit de mens in al zijn biologische, mentale en sociologische aspecten zal kunnen doorgronden en voorspellen, is niet langer houdbaar.
Fragment uit het examen Nederlands 2006-I
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
34
Opdracht 7: redeneringen Lees het volgende fragment uit de tekst De vloek van het feminisme. In alinea 3 wordt beweerd dat de vrouw net als de man carrière moet kunnen maken. In dezelfde alinea worden de argumenten gegeven die aan deze opvatting ten grondslag liggen. Van welk type argumentatie is hier sprake? Van een argumentatie op basis van A. oorzaak – gevolg B. overeenkomst – vergelijking C. voorbeelden D. voor- en nadelen
De vloek van het feminisme (fragment )
5
10
15
20
1) Nogal wat Nederlanders en andere Europeanen vragen zich terecht af of we, gezien het lage geboortecijfer van gemiddeld 1,7 kind per vrouw, niet méér kinderen zouden moeten krijgen. De redenen hiervoor zijn dat met zo’n laag geboortecijfer de kosten van de vergrijzing uiteindelijk niet meer zijn op te brengen en dat met dit soort cijfers de Europese bevolking langzaam maar zeker zal verdwijnen, en met haar de Europese cultuur. Dat is geen aantrekkelijk perspectief voor onze nakomelingen. (2) Het lage geboortecijfer is een rechtstreeks gevolg van het feminisme, dat sedert de jaren zestig van de vorige eeuw de traditionele visie op de rol van de vrouw niet aflatend en met succes onder vuur heeft genomen. In die
traditionele visie werd de vrouw als broedmachine beschouwd en veroordeeld tot het aanrecht. Zij werd opgesloten in huis, veroordeeld tot een 25 saai leven als moeder en ‘homemaker’, zij was afhankelijk en kon niet zelfstandig handelen. Kortom, het traditionele denken stond de zelfontplooiing van de vrouw in de weg. 30 (3) Daar moest volgens het feminisme een eind aan komen. De vrouw is even getalenteerd als de man en ze moet dus, net als hij, kunnen studeren en daarna haar eigen boterham kunnen 35 verdienen in een betaalde baan. Ze moet net als de man carrière kunnen maken en de top kunnen bereiken. Dan pas is ze gelijk aan de man en kan ze zichzelf volledig ontplooien.
Fragment uit het examen Nederlands 2009-II
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
35
Bijlage 1: lijst van functiewoorden
Functiewoorden Aanbeveling
Aanleiding
Afweging Argument Beantwoording
Begripsomschrijving
Beoordeling
Bewering
Bewijs(voering) Conclusie Constatering
Definitie
Doelstelling
De schrijver geeft goede raad of een advies. Bijvoorbeeld een suggestie om tot de oplossing van een probleem te komen. Aanbevelingen vindt je meestal aan het einde van de tekst, in het slot. De schrijver geeft aan welke gebeurtenis om omstandigheid hem ertoe gebracht heeft dit stuk te schrijven. Let op: het gaat hier dus niet om de aanleiding van het probleem dat in de tekst wordt beschreven, maar over de reden voor de schrijver om erover te gaan schrijven! Meestal heeft dit te maken met een recente gebeurtenis. De aanleiding is vaak onderdeel van de inleiding – van het begin van de tekst dus. De schrijver bespreekt voor- en nadelen en vergelijkt die. Op basis van zo’n afweging trekt hij zijn conclusie. De schrijver zegt waarom hij iets vindt – hij onderbouwt hiermee een bewering of stelling. De schrijver geeft antwoord op eerder gestelde vraag. Let op: als er sprake is van een beantwoording, moet er ook ergens in de tekst natuurlijk ook een vraagstelling zitten! De schrijver geeft aan wat hij met een bepaalde term in de tekst bedoelt. Vaak gaat het dan om een niet-alledaagse term; de schrijver wil dan zeker weten dat de lezer snapt wat hij met dat woord of begrip wil aanduiden. Let op: het gaat echt alleen om de omschrijving van het specifieke woord of de specifieke woordgroep – niet van het hele verschijnsel. Begripsomschrijving is hetzelfde als definitie. De schrijver geeft zijn oordeel over een onderwerp – dat kan natuurlijk een positief of een negatief oordeel zijn. De schrijver verkondigt zijn mening. Hij maakt duidelijk wat hij ergens van vindt – als hij dat niet doet en alleen maar iets vaststelt, is er geen sprake van een bewering, maar van een constatering. Een bewering is hetzelfde als een stelling. De schrijver toont aan dat een bewering of theorie juist is. De schrijver komt op grond van het voorafgaande (dus: de rest van de tekst) tot een gevolgtrekking. De schrijver stelt iets vast/ markt iets op, zonder dat hij er direct wat van vindt of er een mening over heeft. Een constatering is objectiever dan een bewering of stelling. De schrijver geeft aan wat hij met een bepaalde term in de tekst bedoelt. Vaak gaat het dan om een niet-alledaagse term; de schrijver wil dan zeker weten dat de lezer snapt wat hij met dat woord of begrip wil aanduiden. Let op: het gaat alleen om de definitie van het specifieke woord of de specifieke woordgroep – niet van het hele verschijnsel. Definitie is hetzelfde als begripsomschrijving. De schrijver geeft aan wat hij wil bereiken.
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
36
Gevolg
De schrijver beschrijft het gevolg dat door een oorzaak ontstaan is.
Hypothese
De schrijver veronderstelt iets wat nog niet bewezen is.
Karakterisering
De schrijver geeft voornaamste kenmerken of eigenschappen van een verschijnsel.
Ontkenning
Schrijver ontkent de juistheid van een bewering. Als hij ook nog bewijst dat iets onjuist is, is er sprake van een weerlegging.
Oorzaak Opsomming Probleemstelling Samenvatting
Stelling
Tegenstelling Tegenwerping
Theorie
Toelichting
Toepassing Uitwerking Verklaring of reden Vermoeden
Schrijver geeft aan waardoor iets geworden is zoals het is. Een oorzaak heeft altijd een gevolg en andersom. De schrijver geeft een reeks – dus een opeenvolging – van bijvoorbeeld gevolgen, oorzaken, voorbeelden, verklaringen of argumenten. De schrijver schets het probleem aan dat hij (in zijn tekst) gaat bespreken. De schrijver geeft in het kort het belangrijkste punten van een tekst of tekstgedeelte weer – een samenvatting vind je over het algemeen aan het eind van zo’n tekst of tekstgedeelte. De schrijver verkondigt zijn mening. Hij maakt duidelijk wat hij ergens van vindt – als hij dat niet doet en alleen maar iets vaststelt, is er geen sprake van een stelling, maar van een constatering. Een bewering is hetzelfde als een bewering. De schrijver beweert iets dat tegenover een andere bewering in de tekst. De schrijver maakt bezwaar tegen een eerdere bewering of argumentatie – als hij ook nog uitlegt waarom die eerdere bewering of argumentatie niet klopt, is er sprake van een weerlegging. Schrijver beschrijft wat over een bepaald onderwerp is bedacht, vaak gaat het dan om wetenschappelijke opvattingen. Theorie staat los van de praktijk. De schrijver probeert een mening of bewering te verduidelijken. Het doet dit niet om de lezer te overtuigen (dan zou je namelijk met een argument te maken hebben), maar om de lezer die bewering te laten begrijpen. Als toelichting gebruikt de schrijver soms een voorbeeld, maar lang niet altijd! De schrijver beschrijft hoe een bepaalde theorie in praktijk wordt toegepast. De schrijver werkt een stelling of theorie in detail uit – hij verteld er wat meer over. Iemand legt uit waarom een bepaalde keuze gemaakt is, waarom een bepaalde situatie ontstaan is. De schrijver uit een vermoeden; hij geeft hoe wat denkt dat het geval is, zonder dat hij daar uitsluitsel over kan geven.
Verslag van onderzoek
Schrijver geeft resultaten van een wetenschappelijk onderzoek.
Voorbeelden
De schrijver verduidelijkt iets met concrete voorbeelden.
Voorbehoud
De schrijver geeft aan dat hij alleen met iets instemt, als er vooraf aan een beperkende voorwaarde wordt voldaan.
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
37
Voorwaarde
Vraagstelling
Weerlegging
De schrijver stelt een eis waaraan voldaan moet worden voordat iets kan plaatsvinden. De schrijver stelt de hoofdvraag die hij in zijn tekst wil beantwoorden. De vraagstelling vind je meestal in de inleiding van een tekst – in het begin dus. Als er een vraagstelling in de tekst staat, is het logisch dat er ook een antwoord te vinden is. De schrijver toont aan dat een eerdere bewering of argumentatie onjuist is – als de schrijver alleen bezwaar maakt tegen die eerdere bewering zonder precies uit te leggen waarom die onjuist is, is er geen sprake van een weerlegging, maar van een tegenwerping.
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
38
Oefenexamens
Nationale Examentraining | Nederlands | VWO | 2015
39
Examen VWO
Voorbeeldexamen
Nederlands
Dit voorbeeldexamen bestaat uit 36 vragen bij vier teksten. Voor dit examen zijn maximaal 65 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Geef niet meer antwoorden (zinnen, redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld één zin wordt gevraagd en je antwoordt met meer dan één zin, wordt alleen de eerste zin in de beoordeling meegeteld.
Tekst 1 Grenzeloze literatuur
1p
1
1p
2
3p
2p
3
4
1p
5
1p
6
2p
7
1p
8
De tekst kan onderverdeeld worden in drie delen die met de volgende omschrijvingen kunnen worden aangeduid: deel 1: Recente ontwikkelingen op het gebied van de literatuur deel 2: Achtergronden bij deze ontwikkelingen deel 3: Huidige literatuuropvattingen en bezwaren daartegen Bij welke alinea begint deel 2, dat met de omschrijving ‘Achtergronden bij deze ontwikkelingen’ kan worden aangeduid? Bij welke alinea begint deel 3, dat met de omschrijving ‘Huidige literatuuropvattingen en bezwaren daartegen’ kan worden aangeduid? In alinea 1 wordt de grensvervaging tussen hoge en lage literatuur aan de orde gesteld. Welke drie mogelijke verklaringen voor deze ontwikkeling kunnen uit het tekstgedeelte van alinea 1 tot en met 3 worden afgeleid? Alinea 2 maakt melding van een verschuivende voorkeur bij de gemiddelde boekenliefhebber. Voor een deel heeft deze verschuiving betrekking op non-fictie, zoals schrijversbiografieën. Welke overeenkomst is er tussen deze recentelijk ontstane belangstelling voor biografieën en de veranderde visie in de literatuurwetenschap, gelet op alinea 2 tot en met 5? Gebruik voor je antwoord maximaal 15 woorden. Tot en met de jaren zeventig heerste aan de universiteiten de opvatting dat een literaire tekst ‘fictioneel + waardevol’ dient te zijn. (alinea 6) Welke in het tekstgedeelte van alinea 7 tot en met 10 genoemde opvatting staat op gespannen voet met het idee dat literatuur puur fictioneel zou zijn? Welke in het tekstgedeelte van alinea 7 tot en met 13 genoemde opvatting staat op gespannen voet met het idee dat literatuur waardevol is? Vat het genuanceerde standpunt samen dat Van den Bergh, blijkens alinea 8 en 9, inneemt inzake de verantwoordelijkheid van de schrijver voor zijn literaire scheppingen. Gebruik voor je antwoord maximaal 25 woorden. Een schrijver kan gebruikmaken van verschillende typen argument, zoals een argument op basis van: algemene normen en waarden, autoriteit, een emotie, een gevolg, een vergelijking, een voorbeeld, of ervaring. Welk van bovengenoemde typen argument wordt gehanteerd in de zin: “Zo noemde hij het verkeerd als een schrijver die zich voor belediging moet verantwoorden in een rechtszaak, zich verdedigt door te stellen: “Dat heb ik niet gezegd, maar een van mijn personages.”? (alinea 7)
2/9
lees verder ►►►
1p
9
Welk van bovengenoemde typen argument wordt gehanteerd in de zin: “De schrijver zou wel heel erg in zijn vrijheid beknot worden als hij zich bij iedere uiting van zijn romanfiguren moest afvragen: “Kan ik dat wel helemaal voor mijn verantwoording nemen?” (alinea 8)
1p
10
Welk van bovengenoemde typen argument wordt gehanteerd in de zin: “Op dit soort vragen is al zo’n 2400 jaar geleden door Aristoteles afdoend antwoord gegeven.”? (alinea 11)
1p
11
3p
12
2p
13
1p
14
1p
15
2p
16
Een schrijver kan, als retorisch middel, eerst toegeven dat in het standpunt van een ander (misschien) iets waars steekt, om dit standpunt vervolgens toch af te zwakken of te weerleggen. Welke twee alinea’s zijn opgebouwd volgens dit patroon? A alinea 9 en 12 B alinea 9 en 16 C alinea 12 en 14 D alinea 14 en 16 In alinea 13 wordt gesproken over het “postmoderne denken”. Vat in maximaal 20 woorden samen wat volgens de tekst de postmoderne opvatting inzake fictie en de lezer inhoudt. Geef de twee argumenten uit het tekstgedeelte van alinea 14 tot en met 16 waarmee de tekst de postmoderne opvatting inzake fictie weerspreekt. Het standpunt van professor Kuitert dat literatuur niet meer gesubsidieerd zou moeten worden, wordt in de tekst becommentarieerd met: “Daarmee kiest mevrouw Kuitert wel erg onverbloemd voor de smaak van de massa en neemt ze blijkbaar voor lief dat met name dichtbundels dan niet meer uitgegeven kunnen worden.” (alinea 18) Welk standpunt van de auteur ten aanzien van de smaak van de massa kun je uit deze bewering afleiden? Welk standpunt van de auteur ten aanzien van poëzie kun je uit deze bewering afleiden? Welke positieve invloed heeft, blijkens alinea 22, de ‘hogere’ literatuur op onze beleving van de werkelijkheid? Gebruik voor je antwoord maximaal 15 woorden.
3/9
lees verder ►►►
1p
17
2p
18
1p
19
Welke van onderstaande zinnen vat het beste de boodschap samen van de tekst ‘Grenzeloze literatuur’? A De literatuur wordt bedreigd door de grensvervaging tussen fictie en non-fictie en door de postmoderne opvatting dat er geen verschil is tussen ‘hoge’ en ‘lage’ literatuur. B De traditionele aandacht voor literatuur en het literaire werk zelf heeft ten onrechte plaatsgemaakt voor aandacht voor de schrijver zelf en voor de non-fictionele context. C ‘Hoge’ literatuur valt, ondanks de postmoderne miskenning ervan, inhoudelijk toch te onderscheiden van lectuur en ook biedt ze dieper inzicht in de werkelijkheid dan non-fictie. D Nieuwe visies in de literatuurwetenschap en de aandacht voor autobiografische aspecten leiden tot verkeerde opvattingen aangaande het karakter van literatuur. De titel van de tekst, ‘Grenzeloze literatuur’, kan op verschillende manieren uitgelegd worden. Kies uit onderstaande mogelijkheden de twee interpretaties van de titel die, gelet op de strekking van de gehele tekst, het meest voor de hand liggen: 1 De traditionele afbakeningen tussen hoge en lage literatuur, fictie en non-fictie zijn aan het verdwijnen. 2 Echte kwaliteitsliteratuur heeft waarde over alle taal- en landsgrenzen heen. 3 Literatuur staat een onbeperkte hoeveelheid gelijkwaardige interpretaties toe. 4 Literatuur biedt de lezer ruime mogelijkheden om de wereld te ontdekken. 5 Literatuur biedt vermaak, waardoor je als lezer even ontsnapt aan de beperkingen van de dagelijkse werkelijkheid. Welk van onderstaande vragen uit de tekst hoeft niet beantwoord te worden in een inhoudelijke samenvatting van ‘Grenzeloze literatuur’? A Waar komen deze verschuivingen en grensvervagingen vandaan? (regels 23-24) B Wat zijn die ideeën en wat valt er tegenin te brengen? (regels 86-87) C Kunnen we dan niet met meer winst filosofische of historische boeken lezen? (regels 135-137) D Waar komt dan die plotselinge twijfel aan een zinvolle strekking van literaire werken vandaan? (regels 159-161)
4/9
lees verder ►►►
tekstfragment 1 (1) Professor Thomas Vaessens gelooft dat er een eind aan de leeslampcultuur is gekomen en dat het hoog tijd wordt om vanachter de stapel Moeilijke Boeken tevoorschijn te kruipen en de aankomende neerlandicus – die geen onderscheid meer maakt tussen musical en opera of Beethoven en popmuziek – op een minder intimiderende wijze te benaderen. Wat houdt de nieuwe aanpak van Vaessens en zijn academische geestverwanten in? (2) “De vraag is: waar begin je mee?”, antwoordt hij. “Ik zou zeggen: niet met de literatuurgeschiedenis. Die leert dat je een tekst pas goed begrijpt als je de literaire context ervan kent. Dat werkt intimiderend, want een beginnende student kent die context niet. Literatuuronderwijs begint wat mij betreft dus bij de bouwstenen van de literatuurgeschiedenis: afzonderlijke teksten, die ik samen met studenten bestudeer op wat ze voor hen, vandaag, nog betekenen kunnen.” (3) De ouderwetse voorstelling van de literatuur als een piramide, met een brede onderlaag van amusementslectuur en een kleine top van kwalitatief hoogwaardige literatuur, zou volgens Vaessens niet langer volstaan. Carel Peeters serveerde dit denkbeeld vorige week in VN af als ‘wishful thinking’ en de vrucht van een doorgeslagen postmodernisme. “Ik was niet ingenomen met die reactie”, zegt Vaessens fel. naar: Hans Hoenjet, ‘Het is verwonderlijk dat literatuur nog zo leeft’, interview met prof. Thomas Vaessens, uit: HP/De Tijd, 24 februari 2006
1p
20
1p
21
1p
22
Ontleen aan tekstfragment 1 een reden waarom Vaessens geen voorstander zal zijn van een literaire canon voor het onderwijs zoals genoemd in ‘Grenzeloze literatuur’, alinea 20. Professor Vaessens kiest met zijn studenten een benadering die een zekere overeenkomst vertoont met de benadering van de literatuurwetenschap in de jaren ’70. Om welke overeenkomst gaat het? Wat is de centrale vraag in de benadering van Vaessens?
5/9
lees verder ►►►
1p
23
Vaessens wijst de voorstelling van literatuur als een piramide af. Carel Peeters noemt die afwijzing “de vrucht van een doorgeslagen postmodernisme” (alinea 3 van het fragment). Uit die afwijzing valt Peeters’ vermoedelijke opvatting over het postmodernisme af te leiden. Welk aspect van het postmodernisme lijkt Peeters centraal te stellen (zie het fragment), en welk aspect van het postmodernisme stelt tekst 1, ‘Grenzeloze literatuur’, centraal? A Peeters lijkt centraal te stellen dat het postmodernisme de kennis van historische contexten minder belangrijk vindt; tekst 1 stelt centraal dat het postmodernisme de kennis van eigentijdse culturele contexten belangrijker vindt. B Peeters lijkt centraal te stellen dat het postmodernisme het switchen van het ene kunstwerk naar het andere rechtvaardigt; tekst 1 stelt centraal dat het postmodernisme geen onderscheid ziet tussen kunst voor de elite en kunst voor de massa. C Peeters lijkt centraal te stellen dat het postmodernisme nauwelijks onderscheid maakt tussen hoge en lage kunst; tekst 1 stelt centraal dat volgens het postmodernisme interpretaties van kunst individueel en vrijblijvend zijn. D Peeters lijkt centraal te stellen dat het postmodernisme nauwelijks oog heeft voor oudere letterkunde; tekst 1 stelt centraal dat het postmodernisme zich tegen de pretenties van oudere letterkunde verzet.
Tekst 2 De heilloze weg van het CPB Met het stellen van een vraag kan een auteur verschillende bedoelingen hebben. Wat is de bedoeling van de vraag op het einde van alinea 2? De bedoeling hiervan is de lezer duidelijk te maken A dat de redenering van het CPB niet geheel onlogisch lijkt. B hoe oneerlijk het voorstel van het CPB in wezen is. C waarom de analyse van het CPB te eenvoudig in elkaar zit. D welk onderwerp in het vervolg van de tekst centraal staat.
1p
24
3p
25
Wat is het belangrijkste verschil tussen het voorstel over de zorgkosten dat de nieuwe regering in 2012 deed en het voorstel van het CPB? Baseer je antwoord op de alinea’s 1 tot en met 3 en gebruik voor je antwoord niet meer dan 40 woorden.
2p
26
Wat is blijkens alinea 3 de overeenkomst tussen het voorstel over de zorgkosten dat de nieuwe regering in 2012 deed en het voorstel van het CPB? Gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.
6/9
lees verder ►►►
3p
27
In alinea 3 staat: “Zo bevoordelen we straks niet alleen mensen met gezonde genen, maar ook mensen met een gezond stel hersens.” Op welke manier zouden volgens de tekst mensen die niet beschikken over een gezond stel hersens worden benadeeld? Gebruik voor je antwoord niet meer dan 35 woorden. In alinea 3 tot en met 5 komen bezwaren van verschillende aard tegen het standpunt van het CPB aan de orde. Formuleer in eigen woorden de drie belangrijkste bezwaren. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 40 woorden.
4p
28
1p
29
Hoe kan de functie van alinea 4 het beste worden benoemd? A conclusie B oplossing C toegeving D voorwaarde
1p
30
Wat is de hoofdvraag waarop de tekst ‘De heilloze weg van het CPB’ een antwoord probeert te geven? A Waarom is het een slecht idee om de hoogte van de zorgpremie variabel te maken? B Waarom is het tijdstip waarop CPB de discussie over de zorgpremie begon, ondoordacht? C Welke voor- en nadelen heeft het voorstel van CPB om de zorg betaalbaar te houden? D Wie kan uiteindelijk worden verweten dat onze welvaart zo nadrukkelijk op het spel staat?
7/9
lees verder ►►►
tekstfragment 2 Hoeveel mag een behandeling kosten? Hoe gaan wij de zorg betaalbaar houden? Dat is de vraag die beantwoord moet worden de komende tijd. We zullen er niet aan ontkomen om een open en eerlijke ethische discussie te starten over de kosten en opbrengsten van bepaalde behandelingen. De waarde van een mensenleven is niet in geld uit te drukken, maar wat moeten we doen als het bedrag daarvoor simpelweg niet meer opgebracht kan worden? In navolging van landen als Engeland zal de vraag gesteld moeten worden wat de maximale vergoeding moet zijn voor een behandeling, gelet op de kwaliteitsverbetering van het leven die ermee geboekt wordt. Dit betekent dat er in de toekomst soms nee verkocht wordt als een patiënt vraagt om vergoeding van een dure maar relatief zinloze behandeling. De discussie zal zich dan niet toespitsen op het toevoegen van dagen aan het leven maar het toevoegen van leven aan de dagen. naar: Jarico Vos, voorzitter van de jongerenorganisatie Vrijheid en Democratie uit: de Volkskrant, 14 januari 2013
3p
31
In tekstfragment 2 wordt voorgesteld om de betaalbaarheid van de zorg afhankelijk te maken van iets wat in de hoofdtekst niet aan de orde is geweest. Welk punt van discussie voegt fragment 2 daarmee toe aan de voorstellen die in de hoofdtekst aan de orde komen? Gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.
Tekst 3 Breinmythes 1p
32
Welke waarschuwing staat centraal in de column ‘Breinmythes’? Geloof niet zomaar in de theorie van de leerstijlen! B Hevel het onderzoek naar ratten niet zomaar naar mensen over! C Hoed u voor de wetenschappers van de Vrije Universiteit! D Wees behoedzaam met de interpretatie van de werking van onze hersens! A
6p
33
Vat de column ‘Breinmythes’ samen in maximaal 50 woorden, in het licht van het genoemde onderzoek.
8/9
lees verder ►►►
Tekst 4 Stemmen voor de Tweede Kamer
1p
6p
34
35
“Toch slaagt dat handjevol elkaar omhoog helpende mensen erin te doen alsof ze ons allemaal vertegenwoordigen.” (regels 20-23) Welke van onderstaande redenen geeft het beste weer hoe dat volgens de tekst komt? Dat komt doordat A ze hun cliché-meningen vaak via de media kenbaar maken. B ze hun opvattingen steeds op een vlotte manier herformuleren. C ze in de media volop discussiëren met kiezers. D ze zaken bespreken die het volk bezighouden. In de tekst ‘Stemmen voor de Tweede Kamer’ wordt een duidelijk standpunt ingenomen ten aanzien van het uitbrengen van een stem bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Vat de bijbehorende argumentatie in alinea 3 en 4 samen door het onderstaande schema aan te vullen. hoofdstandpunt: stemmen zonder zeggenschap over coalitievorming is zinloos/niet goed argument: tegenargument: weerlegging: want onderbouwing: onderbouwing 1 onderbouwing 2
1p
36
Door welke van onderstaande omschrijvingen wordt de houding van de auteur tegenover het door haar behandelde onderwerp het beste getypeerd? A afwijzend, maar berustend B kritisch en strijdlustig C moedeloos, maar relativerend D nuchter en opstandig
9/9
lees verdereinde ►►►
Tekst 1
Grenzeloze literatuur
5
10
15
20
25
30
35
40
(1) In literaire supplementen en kunstrubrieken wemelt het al een tijd van discussies over de toekomst van de literatuur in een tijd van ontlezing. Ook wordt er opnieuw gedebatteerd over de vraag of het verschil in kwaliteit tussen een toneelstuk van Vondel en de smartlapteksten van André Hazes hard gemaakt kan worden. (2) De grens tussen de ‘hogere’ literatuur en de populaire amusementslectuur lijkt langzaam maar zeker te vervagen, vooral door de knieval die de meeste media maken voor jongeren en een lager opgeleid publiek. Tegelijkertijd verschuift de voorkeur van de gemiddelde boekenliefhebber van pure fictie naar nonfictie. Vooral de vraag naar boeken over historische onderwerpen, biografieën en egodocumenten zoals dagboeken is flink toegenomen. (3) Waar komen deze verschuivingen en grensvervagingen vandaan? Toen ik nog Moderne Letterkunde doceerde aan de Universiteit van Amsterdam, was daar juist de democratisering van de vroege jaren zeventig losgebarsten. Wij docenten probeerden nog ‘elitaire’ onderwerpen aan de man te brengen, zoals de poëzie van Nijhoff of de romantheorie. Maar de studenten, die mochten meebeslissen, geloofden niet meer in het belang van de traditionele grote schrijvers en vroegen om colleges over populaire literatuur, kinderboeken, vrouwenboeken, strips en doktersromans. De essaybundel Populaire literatuur die wij collectief in 1974 uitgaven, was een typische uiting van wat je de
45
50
55
60
65
70
75
80
2/9
‘democratisering van de smaak’ zou kunnen noemen. (4) Wat de grens tussen fictie en non-fictie betreft, is er een even sterke verschuiving opgetreden. Tot in de jaren zeventig bestond er een grote schaarste aan schrijversbiografieën. De studie van de Nederlandse letteren werd in de naoorlogse periode nog beheerst door een taboe op het betrekken van de persoon van de schrijver bij de behandeling van zijn werk. Zo’n op de schrijver gerichte benadering werd gehekeld, omdat ze leidde tot het misverstand dat bijvoorbeeld de ik-persoon in een roman zou samenvallen met de schrijver zelf. Nee, bij bestudering van een literaire tekst diende men zich te beperken tot de tekst zelf. Wat de auteur erover had opgemerkt, deed niet ter zake. (5) Ook op dat punt zijn we nu in het andere uiterste vervallen. Om in het literaire circus te kunnen meedraaien, moet de schrijver met zijn hele hebben en houden voor de dag komen en zijn eigen boeken pluggen door op te treden in alle media. Biografieën en dagboeken zijn in de boekhandel niet meer aan te slepen en menig schrijver verwerkt zo veel mogelijk eigen ervaringen in wat hij schrijft. (6) Tot en met de jaren zeventig gold aan de universiteiten als criterium voor ‘literatuur’ dat een tekst ‘fictioneel + waardevol’ dient te zijn. Dus geen Geert Mak1) (want echt gebeurd) en geen Dan Brown 2) (want puur vermaak). Inmiddels houden literatuurwetenschappers er heel
lees verder ►►►
85
90
95
100
105
110
115
120
125
130
andere ideeën op na. (7) Wat zijn die ideeën en wat valt er tegenin te brengen? De jonge Amsterdamse hoogleraar letterkunde Thomas Vaessens betoogde op 7 april in nrc.next dat schrijvers zich niet moeten verschuilen achter hun personages. De literatuur stelt zich veel te vrijblijvend op, vond hij. Zo noemde hij het verkeerd als een schrijver die zich voor belediging moet verantwoorden in een rechtszaak, zich verdedigt door te stellen: “Dat heb ik niet gezegd, maar een van mijn personages.” (8) Dat is een onzinnige eis van professor Vaessens. De schrijver zou wel heel erg in zijn vrijheid beknot worden als hij zich bij iedere uiting van zijn romanfiguren moest afvragen: “Kan ik dat wel helemaal voor mijn verantwoording nemen?” In uiterste consequentie zou dan ook de auteur van een misdaadroman vervolgd kunnen worden voor de moorden die hij laat plegen. (9) Het is duidelijk dat Vaessens het slachtoffer is van het vervagen van de grens tussen een literaire roman en een journalistiek boek. In dat laatste werk kan de auteur inderdaad niet straffeloos bestaande personen beledigen of aanklagen. Maar een werk van fictie vertelt gewoonlijk over verzonnen figuren, die dan ook de vrijheid moeten hebben om te zeggen wat hun maar invalt. Dat betekent niet dat de schrijver zich aan alle verantwoordelijkheid onttrekt. De totale strekking van zijn roman zal hij altijd wel degelijk voor zijn verantwoording nemen. (10) In april is, onder meer in NRC Handelsblad, ook verbale strijd gevoerd over de vraag of literatuur überhaupt zinvolle uitspraken over de werkelijkheid kan doen. Als romans
135
140
145
150
155
160
165
170
175
3/9
toch maar verzonnen verhalen zijn, waarom zouden we dan al die moeite doen om daar kennis van te nemen? Kunnen we dan niet met meer winst filosofische of historische boeken lezen? (11) Op dit soort vragen is al zo’n 2400 jaar geleden door Aristoteles afdoend antwoord gegeven. In zijn Poetika schrijft hij, als hij historische werken met tragedies vergelijkt, dat die laatste meer waarheid over het leven in het algemeen bevatten, omdat de geschiedschrijver zich met alle mogelijke onbenullige details en toevalligheden moet bezighouden, terwijl het drama algemene eigenschappen van de werkelijkheid laat zien, juist omdat de schrijver zich níet hoeft bezig te houden met wat er zich bij een bepaalde historische gebeurtenis heeft voorgedaan. (12) De fictieschrijver kan dus beter dan een journalist algemene waarheden laten zien, omdat hij zich niet aan de feiten hoeft te houden. Die eeuwenoude stelling is maar al te waar. Waar komt dan die plotselinge twijfel aan een zinvolle strekking van literaire werken vandaan? (13) Hier is de fatale invloed merkbaar van het zogenaamde ‘postmoderne denken’. In het voetspoor van filosofen als Theodor Adorno en Roland Barthes hebben verschillende literaire critici geprobeerd af te rekenen met de gedachte dat een boek ooit een belangrijke mededeling kan bevatten. Iedere lezer, stelden zij, zou namelijk een eigen uitspraak bij elkaar sprokkelen uit ‘de taaltekens’ van een tekst. Wat de lezer daaruit opmaakt, is zijn volkomen vrije interpretatie. In principe is literatuur volgens de postmoderne critici dus een vrijblijvend spel met woorden.
lees verder ►►►
180
185
190
195
200
205
210
215
220
225
(14) Nu is het inderdaad een feit dat verschillende lezers verschillende opvattingen uit hetzelfde boek destilleren. Maar daarmee is nog niet gezegd dat men ‘na zorgvuldige lezing’ het nooit eens zou kunnen worden over de hoofdstrekking van een bepaalde roman. (15) Het postmoderne denken is dan ook niet veel meer dan een herbezinning op de al te hoge pretenties van sommige kunstenaars die zich in de moderne tijd – na de Verlichting – wel eens de allure van Bijbelse profeten aanmaten. Na de onttroning van de godsdienst als ultieme bron van waarheid zou nu de literatuur de laatste waarheden moeten openbaren. Met name negentiendeeeuwse dichters dichtten de literatuur die hoge taak toe. (16) Als het al zin heeft dergelijke eeuwigheidspretenties onderuit te halen, dan moet de postmodernist toch niet het kind met het badwater weggooien door te stellen dat een literair werk in het geheel geen waarheden kan bevatten. (17) Dezelfde voorzichtigheid is geboden wanneer het gaat om de vraag welk boek tot de literatuur gerekend dient te worden en welk niet. Die vraag mag soms moeilijk te beantwoorden zijn, maar dat is nog geen reden om te beweren dat De vlegeljaren van Pietje Bell door Chris van Abcoude op hetzelfde niveau staat als een roman van Proust. (18) De jonge hooggeleerde Lisa Kuitert schaarde zich onlangs bij de tegenstanders van een ‘elitaire’ literatuuropvatting door te verklaren dat het maar eens uit moest zijn met de subsidie op moeilijk verkoopbare boeken. Literaire werken die niet aan de vraag van de markt beantwoorden, hebben volgens haar geen recht
230
235
240
245
250
255
260
265
270
4/9
van bestaan. Daarmee kiest mevrouw Kuitert wel erg onverbloemd voor de smaak van de massa en neemt ze blijkbaar voor lief dat met name dichtbundels dan niet meer uitgegeven kunnen worden. (19) Natuurlijk hebben ook de sociologen weer hun nutteloze praat op de kwestie rond de kwaliteitsvraag losgelaten. In Frankrijk betoogde Pierre Bourdieu dat het verschil in artistieke kwaliteit een bedenksel is van de beter gesitueerden, die daarmee hun maatschappelijke positie veilig willen stellen door te veinzen dat alleen zij kunnen genieten van bepaalde soorten moeilijk toegankelijke kunst. Zij lezen expres ingewikkelde boeken om zich zo te onderscheiden van de domme massa. (20) Uit de zo geschapen onzekerheid of er eigenlijk wel objectieve kwaliteitsverschillen bestaan, valt ook de steeds weer oplaaiende strijd te verklaren over de vraag of men leerlingen in het voortgezet onderwijs ertoe mag verplichten een aantal literaire meesterwerken (de zogenaamde ‘canon’ van de literatuur) te lezen en te bestuderen in een historische context. Wie zich verzet tegen een dergelijke verplichte lijst, miskent dat insiders wel degelijk over harde criteria beschikken om vast te stellen of een bepaald werk tot de hogere literatuur gerekend mag worden of niet. (21) Toen Herman Franke in zijn column in de Volkskrant zijn lezers onlangs opriep hem te helpen met het opstellen van een reeks criteria om ‘het verschil tussen lage en hoge literatuur’ te bepalen, leverde dat een lange rij overtuigende kenmerken van waardevolle literatuur op. Een van die kenmerken luidt: de betere roman laat meer interpretaties toe en ont-
lees verder ►►►
regelt wat we kennen of menen te kennen, waardoor we de wereld op een nieuwe manier gaan zien. Triviale lectuur daarentegen bevestigt wat we toch al dachten. (22) Er is, kortom, alle reden om de scepsis van de postmodernen met
275
280
285
een korreltje zout te nemen. Door het lezen van een goed literair werk leren we nog altijd meer over de wereld dan door alleen maar op eigen kracht rondtobben in een grauwe, ondoorzichtige werkelijkheid.
naar: Hans van den Bergh uit: HP/De Tijd, 12 mei 2006 noot 1 Geert Mak: Nederlands auteur van historische werken zoals De eeuw van mijn vader en In Europa noot 2 Dan Brown: Amerikaans auteur van de bestseller De Da Vinci Code
Tekst 2
De heilloze weg van het CPB
5
10
15
20
25
(1) Het Centraal Plan Bureau (CPB) zwengelt, net als eerder het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) heeft gedaan, een discussie aan die het niveau van borrelpraat niet ontstijgt: wie ongezond leeft, moet daar in financiële zin voor boeten, is zo’n beetje de gedachte die het CPB opperde in een rapport over de zorgkosten. Het gevaar dreigt dat hiermee uiteindelijk ook het laatste restje solidariteit in de samenleving op het spel wordt gezet. Of hebben we soms niets geleerd van de heisa rond de inkomensafhankelijke zorgpremie? (2) De conclusies van het CPB ten aanzien van de stijgende zorgkosten en de daarbij behorende lastenverdeling, lijken op het eerste oog redelijk. Door de toenemende vergrijzing en de toegenomen levensverwachting komen zowel pensioenen als zorgkosten onder druk te staan. Op termijn staat mogelijk zelfs de betaalbaarheid van het hele stel-
5/9
30
35
40
45
50
sel op het spel. Waarom dan niet die mensen zwaarder belasten die vaker een beroep doen op de gezondheidszorg als direct gevolg van hun eigen ongezonde levensstijl? (3) Nadat de politiek aansluitend op de Tweede Kamerverkiezingen in 2012 schielijk het voorstel van de nieuwe regering voor een inkomensafhankelijke zorgpremie introk, komt het CPB nu met een perfide variant op de proppen. In deze neoliberale kapitalistische maatschappij wordt ‘eigen verantwoordelijkheid’ al heel snel ‘eigen schuld’ en dreigt de zieke medemens gewoon de zoveelste variant te worden van een loser. Als we lifestyle gaan betrekken in de zorgkosten, en dat ook consequent doorvoeren, slaan we een heilloze weg in vol scheve ogen en strenge controles. Zo bevoordelen we straks niet alleen mensen met gezonde genen, maar ook mensen met een gezond stel hersens. Want het zijn niet toevallig vaak de lagere in-
lees verder ►►►
55
60
65
70
75
80
85
komens die de hoogste zorgkosten claimen. Voor mensen met een universitair diploma zal het lastig zijn te geloven, maar er zijn in dit land ontelbaar veel mensen voor wie je elke keer weer moet uitspellen dat je dik wordt van het drinken van liters frisdrank. Armoede is ook niet iets waar je voor kiest, maar wat vaak overgedragen wordt van generatie op generatie. (4) Het is goed om nog eens kritisch te kijken naar de inhoud van de basisverzekering en naar het zorgstelsel zelf, waarvan de kostenstructuur op z’n minst fraudegevoelig en ondoorzichtig te noemen valt. En misschien zou je ook een buffer op moeten werpen voor mensen die met elk wissewasje naar de dokter stappen en die zich met onzinklachten melden bij de Eerste Hulp. (5) Verder kan de politiek zich beter verre houden van deze hele discussie die uiteindelijk iederéén treft. Wat moet je immers met die hoogopgeleide werknemer die op 32jarige leeftijd thuis komt te zitten met een burn-out omdat hij is vastgelopen in de ratrace? En wat moet je met al die tweeverdieners die depressief worden of angstklachten ontwikkelen omdat de combinatie van werk, huishouden en zorg te slopend blijkt te zijn? Is dat ook allemaal een
90
95
100
105
110
115
120
kwestie van ‘eigen schuld’? En, als we nog een stapje verder gaan, wat doe je dan met mensen die eerst helemaal binnenstebuiten zijn gekeerd door de medische wetenschap voordat vast komt te staan dat hun klachten stressgerelateerd zijn? Moeten al die mensen met hyperventilatie of een burn-out straks soms de kosten van hun hartfilmpjes en maag- en darmonderzoeken terug gaan betalen, zodra blijkt dat hun klachten ‘tussen de oren zitten’ en ze meer gebaat zijn bij minder hard werken en minder eisen aan zichzelf stellen? Hiermee kom je definitief terecht in een samenleving waar het woord ‘samen’ zijn betekenis totaal verloren heeft. (6) Maar los van de ethische kant van deze hele discussie (en de vraag of het wel de taak is van het CPB om zo nadrukkelijk richting te willen geven aan maatschappelijke vraagstukken) zit er nog een heel andere kant aan deze zaak. Alle ophef verhult vooral op vakkundige, bijna listige wijze het feit dat het de politiek zélf is geweest die – door in te zetten op marktwerking, schaalvergroting en privatisering – niet alleen onze welvaartsstaat heeft verkwanseld, maar tevens onze hele welvaart op het spel heeft gezet.
naar: een column van Gerhard Hormann, politicoloog & schrijver uit: de Volkskrant, 12 januari 2013
6/9
lees verder ►►►
Tekst 3
Breinmythes (1) Het brein blijft een mysterieus ding. Alleen al het idee dat er een orgaan bestaat dat over zichzelf kan nadenken, vervult me met verwondering – en soms met hoofdpijn. Want wie denkt er na: dat brein, of ik? Is er eigenlijk wel een onderscheid? En hoe zou ik dat te weten kunnen komen? (2) Om dit hoofdpijndossier behapbaar te houden, praten veel mensen over hersenen alsof het een soort autonome eenheid in de hersenpan is. ‘Mijn brein is verliefd’ of ‘Het kinderbrein is nog volop in ontwikkeling’. Alsof niet het kind zélf aan het leren en opgroeien is, maar alleen de grijze massa in de bovenkamer. De reden is wellicht dat de hersenen, vergeleken met de psyche, zo lekker tastbaar zijn: je kunt ze vastpakken, scannen, opereren. (3) Deze tastbaarheid geeft het brein een soort gratis geloofwaardigheid. Zo zijn mensen veel sneller geneigd een uitspraak te accepteren die betrekking heeft op het brein dan op de psyche. Een stelling als ‘we gebruiken slechts 10 procent van onze psyche’ zal vrijwel iedereens lariekoekalarm onmiddellijk laten afgaan. Maar ‘we gebruiken slechts 10 procent van ons brein’ is een van de hardnekkigste mythes in hersenland. (4) Die mythe was vorige week even in het nieuws. Een groep wetenschappers van de Vrije Universiteit had onderzocht in hoeverre leraren in het basis- en voortgezet onderwijs geloofden in enkele van de meer wijdverbreide hersensprookjes. Maar
7/9
liefst 47 procent van hen geloofde het tienprocentsverhaal. (5) Andere neuromythen konden zelfs op nog meer steun rekenen. Het idee dat een extra rijke, stimulerende omgeving beter is voor het peuterbrein dan zomaar een gemiddelde omgeving bijvoorbeeld. Meer dan driekwart van de meesters en juffen denkt dat dit correct is. Toch is er geen bewijs voor deze gedachte. Weliswaar is het zo dat de hersenen van rattenkindertjes ervan opknappen als ze speelgoed in hun gewoonlijk volstrekt lege kooi hebben, maar, zoals een journalist van The Wall Street Journal terecht opmerkte, dat zegt niet per se iets over mensenkinderen. (6) En zelfs als je het rattenonderzoek door zou willen trekken naar de mens, dan nog kun je alleen vaststellen dat het niet zo’n goed idee is om kinderen in een kaal hok te laten opgroeien. En tot die conclusie waren we ook zonder hersenwetenschappelijk inzicht al gekomen. (7) De meest wijdverbreide hersenmythe was deze: 94 procent van de docenten denkt dat kinderen beter leren als ze de stof aangeboden krijgen in een leerstijl die bij hun brein past. De gedachte is dat sommige kinderhersenen bijvoorbeeld meer visueel ingesteld zijn, en anderen meer op gehoor of gevoel. Experimenten laten zien dat dit klopt, maar ook dat het voor de leerprestaties geen sikkepit uitmaakt of een docent zich iets van die hersenleerstijl aantrekt of niet.
lees verder ►►►
(8) Het opvallende is dat juist leraren met een grote interesse in het brein ook het vaakst de flauwekulverhalen geloofden. Dat is extra verontrustend, omdat binnen het onderwijs een kleine ‘neuro-industrie’ is ontstaan waarin de mythes welig tieren. Die
industrie maakt handig gebruik van het feit dat mensen een verhaal gemakkelijker voor waar aannemen als er een snufje brein in zit. Het zou beter zijn als de mysterieuze hersenen met wat meer scepsis benaderd zouden worden.
naar: Asha ten Broeke, wetenschapsjournaliste & schrijfster uit: Trouw, 27 november 2012
Tekst 4
Stemmen voor de Tweede Kamer
5
10
15
20
25
30
(1) Iedere keer als er weer een kabinet is gevallen, mogen we onze stem uitbrengen op een paar honderd kandidaten die op de kieslijst voor de Tweede Kamer staan. Mensen die zich met succes door alle partijkrochten heen naar boven hebben gewerkt. “De actieve leden vertegenwoordigen niet de leden in het algemeen en al helemaal niet de kiezers, noch in de politieke opvattingen, noch wat betreft maatschappelijke positie. Zij vertegenwoordigen alleen zichzelf”, concludeerde prominent PvdA’er Jos van Kemenade in 1991 al in het rapport ‘Een partij om te kiezen’. Hij zei het over de PvdA, maar de PvdA was – en is – hierin natuurlijk niet uniek. (2) Toch slaagt dat handjevol elkaar omhoog helpende mensen erin te doen alsof ze ons allemaal vertegenwoordigen. Met dank aan de media, die niets liever willen dan aansluiten bij deze oligarchie van zelfbenoemde verlichte geesten. Dus komen ze voortdurend op tv, staan ze voortdurend op de voorpagina van de krant en hoor je ze voortdurend op de radio. Met hun uitgekauwde one liners. Het glas wijn in het
8/9
35
40
45
50
55
60
verzorgingstehuis, de ouderen die moeten slapen onder de brug, de zorg die de helft van ons inkomen gaat opeten, we kunnen het inmiddels allemaal dromen. Pionnen (3) Enfin. Om de zoveel jaar zetten we een kruisje. Wat er verder met onze stem gebeurt, daar gaan wij niet over. We mogen de pionnen op het bord zetten, maar ons niet met het spel bemoeien. Er schijnen nogal wat mensen ‘strategisch’ te gaan stemmen. Daarmee zouden ze bepaalde samenwerkingsverbanden tussen de politieke partijen na de verkiezingen beter mogelijk maken of juist blokkeren. Dat is een farce, want onze politici vinden het de normaalste zaak van de wereld dat ze onze stemmen ophalen en dan zelf uitmaken wat ze ermee gaan doen: “We houden alle mogelijkheden open.” Dat is een andere manier om te zeggen: “Wat u wilt, interesseert ons in de grond van de zaak geen bal.” (4) Die houding kunnen ze zich permitteren, omdat onduidelijk is welke strategie de strategische stemmer volgt. Er zijn mensen die op de VVD
lees verder ►►►
65
70
75
stemmen en de PvdA er voor geen goud bij willen. Er zijn mensen die op de PvdA stemmen die heel hard hopen op een linkse regering met de SP. Er zijn mensen die op de VVD of de PvdA stemmen die dromen van een nieuw Paars kabinet van PvdA en VVD. Jolande Sap stelt voor dat we op GroenLinks gaan stemmen om zo Paars-plus te kunnen realiseren. En ga zo maar door. Waarom zou een politicus zich eigenlijk gebonden voelen aan de veronderstellingen van de strategische stemmers?
80
85
90
Carte blanche (5) In feite stelen politici onze stem
om vervolgens hun eigen gezelschapsspel te gaan spelen. Waarom pikken wij deze minachting eigenlijk? Want welke politieke voorkeur je ook hebt, dit belang hebben we als kiezers gemeenschappelijk: het moet duidelijk zijn welke coalitie je voorkeur heeft. Zonder dat geef je politici carte blanche. (6) Democratische burgers die zichzelf serieus nemen, zouden dat eigenlijk niet moeten doen. En politici die hun kiezers serieus nemen, hadden het allang mogelijk gemaakt om behalve op een partij, ook te stemmen op een favoriete coalitie.
naar: Malou van Hintum uit: de Volkskrant, 11 september 2012
9/9
lees verdereinde ►►►
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.
Tekst 1 Grenzeloze literatuur 1
maximumscore 1 alinea 3
2
maximumscore 1 alinea 7
3
maximumscore 3 • De knieval van veel media voor jongeren en een lager opgeleid publiek • De verschuiving van (pure) fictie naar non-fictie • De democratisering/democratiseringsbeweging van de (vroege) jaren ’70 / van de smaak in de jaren ’70
1
maximumscore 2 De kern van een goed antwoord is: • Bij beide staat grotere aandacht voor de persoon van de schrijver / voor non-fictionele/autobiografische aspecten van literatuur centraal • een volledig goed antwoord, niet langer dan 15 woorden
1 1
4
5
maximumscore 1 De kern van een goed antwoord is: De opvatting dat schrijvers verantwoordelijk gehouden moeten kunnen worden voor uitingen van hun personages.
6
maximumscore 1 De kern van een goed antwoord is: De opvatting dat literatuur geen zinvolle uitspraken over de werkelijkheid kan doen / geen algemene waarheden over de werkelijkheid kan bevatten / een vrijblijvend, meerduidig spel met woorden is.
7
maximumscore 2 De kern van een goed antwoord is: • Een schrijver is niet verantwoordelijk voor de uitspraken van zijn personages, maar wel voor de (totale) strekking van zijn werk • een volledig goed antwoord, niet langer dan 25 woorden
8
maximumscore 1 (argument op basis van) een voorbeeld
9
maximumscore 1 (argument op basis van) een gevolg
5
1 1
1 1
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
10
maximumscore 1 (argument op basis van) autoriteit
11
D
12
maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: • Elke lezer heeft een eigen interpretatie van een tekst • een boek zou (dus) nooit een belangrijke mededeling kunnen bevatten / literatuur is een vrijblijvend spel met woorden • een volledig goed antwoord, niet langer dan 20 woorden
13
maximumscore 2 De kern van een goed antwoord is: • Fictie kan een hoofdstrekking bevatten waarover lezers het eens kunnen worden • Fictie kan wel degelijk waarheden bevatten (die voor veel lezers gelden)
1
maximumscore 1 De kern van een goed antwoord is: (Kiezen voor) de smaak van de massa is afkeurenswaardig. / De smaak van de massa is funest voor de (hogere) literatuur.
15
maximumscore 1 De kern van een goed antwoord is: Poëzie is belangrijk voor mensen. / Poëzie verdient het beschermd te worden.
16
maximumscore 2 De kern van een goed antwoord is: • De ‘hogere’ literatuur maakt de werkelijkheid minder ondoorzichtig / begrijpelijker / biedt inzicht in de werkelijkheid / leert ons meer over de wereld • een volledig goed antwoord, niet langer dan 15 woorden C
18
maximumscore 2 • 1 • 4
19
1 1
1
14
17
1
1 1
1 1
C
6
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
20
maximumscore 1 De kern van een goed antwoord is (één van de volgende): − Het aanbieden van een (moeilijke) literaire (historische) context / (verplichte) canon werkt intimiderend / schrikt af / vergalt het leesplezier. − De voorstelling van de piramide (met een kleine top van hoogwaardige literatuur – de canon –) deugt niet. − Jongeren zelf maken (nog) geen onderscheid tussen hoge en lage cultuur / tussen wat tot de canon behoort en wat niet. / Deze benadering sluit niet aan bij de belevingswereld van jongeren.
21
maximumscore 1 De kern van een goed antwoord is: Overeenkomst: het literaire werk zelf wordt centraal gesteld / de benadering is niet-elitair / gaat uit van een ‘gedemocratiseerde smaak’.
22
maximumscore 1 De kern van een goed antwoord is: Centrale vraag: wat heeft de tekst de lezers van vandaag (nog) te zeggen?
23
C
Tekst 2 De heilloze weg van het CPB 24
A
25
maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: • In het voorstel van de nieuwe regering zou de zorgpremie afhankelijk van het inkomen worden • In het voorstel van het CPB is de eigen bijdrage aan de zorgkosten afhankelijk van de eigen levensstijl • een volledig goed antwoord, niet langer dan 40 woorden
26
1 1 1
maximumscore 2 De kern van een goed antwoord is: • Door zowel de nieuwe regering als het CPB is voorgesteld om de zorgpremie afhankelijk te maken van persoonlijke kenmerken / van iets waar mensen weinig invloed op kunnen uitoefenen / de eigen verantwoordelijkheid voor gezondheid en zorg te vergroten of • Het zijn beide nieuwe manieren om de kosten in de zorg te bestrijden
1
•
1
een volledig goed antwoord, niet langer dan 30 woorden
7
1
lees verder ►►►
Vraag
27
28
Antwoord
Scores
maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: • Mensen die niet beschikken over een gezond stel hersens houden er vaak een ongezonde leefstijl op na • Daardoor moeten ze vaker een beroep doen op de gezondheidszorg / Daardoor maken ze meer kosten voor gezondheidszorg • een volledig goed antwoord, niet langer dan 35 woorden
1 1
maximumscore 4 De kern van een goed antwoord is: • met het voorstel wordt de lagere sociaal-economische klasse benadeeld / worden bepaalde bevolkingsgroepen systematisch benadeeld/bevoordeeld • het is moeilijk te bepalen wanneer er sprake is van eigen schuld • de solidariteit in de samenleving wordt ondermijnd • een volledig goed antwoord, niet langer dan 40 woorden
1 1 1 1
29
C
30
A
31
maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: • De zorgvergoeding moet afhankelijk zijn van de effectiviteit/zinnigheid van de behandeling / de kwaliteitsverbetering van het leven die de behandeling biedt • een volledig goed antwoord, niet langer dan 20 woorden
1
1 1
Tekst 3 Breinmythes 32
D
33
maximumscore 6 Een goede samenvatting bevat ten minste de volgende drie elementen: • Uit onderzoek van de VU blijkt dat veel leraren in tal van hersenmythes geloven / onbewezen opvattingen over het brein aanhangen • Het is verontrustend dat er binnen het onderwijs een neuro-industrie is ontstaan, gebaseerd op onjuiste aannames (waarin deze mythes / onbewezen opvattingen welig tieren) (juist van in het brein geïnteresseerde docenten) • Het brein zou/de mysterieuze hersenen zouden met meer scepsis moeten worden benaderd
2
2 2
Indien meer dan 50 woorden: 2 scorepunten aftrek Indien meer dan 55 woorden: 4 scorepunten aftrek Indien meer dan 60 woorden: 6 scorepunten aftrek
8
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
Tekst 4 Stemmen voor de Tweede Kamer 34
A
35
maximumscore 6 hoofdstandpunt: stemmen zonder zeggenschap over coalitievorming is zinloos/niet goed argument: (want) we weten niet wat er met onze stem gebeurt / hoe en met wie ze gaan samenwerken tegenargument: met strategisch stemmen kan ik bepaalde samenwerkingsverbanden tussen politieke partijen mogelijk maken of blokkeren weerlegging: strategisch stemmen is een farce want onderbouwing: politici halen onze stemmen op en bepalen dan zelf wat ze ermee doen onderbouwing 1 Het is onduidelijk welke strategie een strategische stemmer volgt onderbouwing 2 Een politicus voelt zich niet gebonden aan strategisch stemmer per goed argument of goede onderbouwing, in juist verband
36
1
B
5 Inzenden scores Voor dit examen hoeft u geen afnamegegevens aan Cito te verstrekken.
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar Hans van den Bergh, HP/De Tijd, 12 mei 2006
tekst 2
naar Gerhard Hormann, de Volkskrant, 12 januari 2013
tekst 3
naar Asha ten Broeke, Trouw, 27 november 2012
tekst 4
naar Malou van Hintum, de Volkskrant, 11 september 2012
tekstfragment 1 naar Hans Hoenjet, HP/De Tijd, 24 februari 2006 tekstfragment 2 naar Jarico Vos, de Volkskrant, 14 januari 2013
9
lees verdereinde ►►►
Examen VWO
2014 tijdvak 1 maandag 12 mei 13.30 - 16.30 uur
Nederlands
Bij dit examen hoort een bijlage. Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.
Dit examen bestaat uit 19 vragen en een samenvattingsopdracht. Voor dit examen zijn maximaal 49 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Geef niet meer antwoorden (zinnen, redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld één zin wordt gevraagd en je antwoordt met meer dan één zin, wordt alleen de eerste zin in de beoordeling meegeteld.
VW-1001-a-14-1-o
Tekst 1 Eenzame grazers 1p
1
Welk vooroordeel over commerciële activiteiten wordt in alinea 1 aangestipt?
1p
2
Welke uitspraak over alinea 1 is juist? Alinea 1 bevat A een anekdote en een constatering. B een anekdote en een probleemstelling. C een constatering en een vooruitblik. D een probleemstelling en een vooruitblik.
1p 1p
3 4
1p
5
2p
6
In de tekst ‘Eenzame grazers’ zijn vier delen te onderscheiden. In het eerste gedeelte wordt een maatschappelijke ontwikkeling geschetst waaruit een conclusie wordt getrokken. In het tweede gedeelte wordt een analyse van de huidige stand van zaken gegeven. In het derde gedeelte worden mogelijke verklaringen voor de geschetste maatschappelijke ontwikkeling gegeven. In het vierde gedeelte wordt een volgens de auteur wenselijke ontwikkeling geschetst. Bij welke alinea begint het tweede gedeelte van de tekst? Bij welke alinea begint het derde gedeelte van de tekst? Alinea’s kunnen verschillende functies ten opzichte van elkaar hebben, zoals: argument, gevolg, nuancering, opsomming, stelling, tegenstelling, verklaring, voorbeeld, weerlegging. Welke functie heeft alinea 6 ten opzichte van alinea 5? Kies één functie uit bovengenoemde woorden. Beschrijf op basis van de eerste vijf alinea’s hoe de verhouding tussen kunst en commercie is veranderd vanaf de jaren ’70 tot nu toe en tot welke consequentie deze ontwikkeling met name heeft geleid. Neem daartoe onderstaand schema over en vul dat in. In de jaren zeventig: Verandering vanaf de jaren zeventig: Belangrijkste consequentie van deze ontwikkeling:
VW-1001-a-14-1-o
2/7
lees verder ►►►
7
In alinea 7 staat: “Er zijn allerlei oorzaken aan te wijzen voor het verdwijnen van vaste elites.” (regels 119-121) Leg uit welke rol volgens de tekst de nieuwe elite in de jaren zestig van de vorige eeuw heeft gespeeld in het verdwijnen van de elite. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.
2p
8
In alinea 9 wordt literatuurcriticus K.L. Poll aangehaald. Hij schrijft over de tegenstrijdigheden van het democratiseringsstreven. Leg uit welke belangrijke tegenstrijdigheid Poll signaleert in het democratiseringsstreven binnen de media. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.
3p
9
3p
3p
2p
10
11
Leg uit waarom volgens de tekst een pleidooi voor een nieuwe canon in de kunsten gezien kan worden als “een bourdieuse manier om eigen posities veilig te stellen”. (regels 215-216) Gebruik voor je antwoord niet meer dan 50 woorden. In alinea 10 staat: “Dat de culturele elites weinig tot geen weerwoord hebben tegen hun aanklagers heeft met nog twee structurele ontwikkelingen te maken. De eerste betreft de kunsten, de andere is economisch van aard.” (regels 173-178) Welke twee ontwikkelingen binnen de wereld van de kunsten worden in de tekst genoemd als oorzaken van het verdwijnen van een culturele elite? Gebruik voor je antwoord niet meer dan 35 woorden. Alinea 11 kan gelezen worden als een op zichzelf staande redenering in de vorm van drie zinnen. Aan elk van de drie zinnen kan een functie worden toegekend. Welke functie heeft elk van de zinnen in deze redenering? Kies per zin telkens een van onderstaande begrippen: afweging, argument, conclusie, constatering, nuancering, tegenstelling, tegenwerping, voorbeeld, weerlegging. Zin 1 (“Sterker, veel … de krant.”) Zin 2 (“Dat dadaïstische … kunnen geven.”) Zin 3 (“Zo bezien … te stellen.”)
VW-1001-a-14-1-o
3/7
lees verder ►►►
1p
12
Welke van onderstaande formuleringen geeft het beste weer wat er in de gedachtegang van de tekst wordt bedoeld met “Het huidige ‘anything goes’ zou dus een materialistische onderbouw hebben”? (regels 231-233) A Dat mensen geen vertrouwen meer hebben in vaste elites komt tot uitdrukking in de manier waarop zij omgaan met de aanschaf van allerlei producten die in een veelheid aan kleuren en typen te koop zijn. B Doordat mensen tegenwoordig een grote variatie aan producten als gelijkwaardig aan elkaar beschouwen, is men gaan denken dat deze gelijkwaardigheid ook geldt voor allerlei ideeën en meningen. C Doordat met de oude elite een richtinggevende en smaakbepalende groepering verdwenen is, gaan mensen steeds meer vertrouwen op hun eigen oordeel bij de aanschaf van producten. D Doordat veel producten tegenwoordig in talloze varianten aangeboden worden, is het van belang dat mensen goed kunnen aangeven waarom ze bepaalde producten kopen, net zoals ze in het algemeen hun mening goed moeten kunnen onderbouwen.
1p
13
Welk effect heeft de digitalisering volgens de tekst gehad op de positie van de culturele elite? A De digitalisering heeft de positie van de elite kwetsbaarder gemaakt. B De digitalisering maakt beter zichtbaar waarmee de elite bezig is. C Door de digitalisering is de afstand tussen elite en volk weggevallen. D Door de digitalisering is de culturele elite beter bereikbaar geworden.
1p
14
1p
15
Voor een oppervlakkige lezer kan de strekking van alinea 6 in tegenspraak lijken met die van alinea 15. Wat is het verschil tussen beide alinea’s dat ervoor zorgt dat zich hier geen tegenspraak voordoet? A In alinea 6 wordt beschreven hoe de huidige elite zich volgens velen moet presenteren in de media, in alinea 15 wordt beschreven hoe een nieuwe elite zich het beste kan gaan ontwikkelen. B In alinea 6 wordt geadviseerd hoe een lid van de elite zich het beste kan voordoen in de media, in alinea 15 wordt beschreven hoe de toekomstige elite zich ontwikkelt. C In alinea 6 wordt uitgelegd hoe elite zich beter niet kan gedragen in de media, in alinea 15 wordt de vraag gesteld hoe de toekomstige elite zich zou kunnen ontwikkelen. Van wat voor soort argumentatie wordt in alinea 8 tot en met 14 vooral gebruikgemaakt? In die alinea’s wordt vooral gebruikgemaakt van A argumentatie op basis van gezag. B argumentatie op basis van morele oordelen. C argumentatie op basis van oorzaak en gevolg. D argumentatie op basis van vergelijking.
VW-1001-a-14-1-o
4/7
lees verder ►►►
3p
16
Leg de titel van de tekst uit. Licht daarbij beide woorden uit de titel toe. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 40 woorden.
1p
17
Welke van onderstaande formuleringen geeft het beste de hoofdgedachte van de tekst ‘Eenzame grazers’ weer? A De nieuwe elite kan zich alleen ontwikkelen als ze bereid is zich verre te houden van artistieke en culturele uitingen die in brede lagen van de bevolking worden gewaardeerd. B Door de commercialisering zijn de elites verdwenen; als zich weer een nieuwe elite wil ontwikkelen, zal dat onafhankelijk van de commerciële media moeten gebeuren. C Door verschillende maatschappelijke ontwikkelingen zijn de culturele elites verdwenen; als zich weer een nieuwe elite wil ontwikkelen, kan dat alleen als die zich verre houdt van de media. D Met de teloorgang van hoogstaande cultuur is de elite in Nederland verdwenen; wanneer ouderwetse waarden worden hersteld, kan zich weer een nieuwe culturele elite gaan ontwikkelen.
1p
18
Wat is het voornaamste doel van de tekst ‘Eenzame grazers’? A De lezer ervan overtuigen dat de elite verdwenen is en laten zien dat het tijd is dat er een nieuwe elite ontstaat die zorg draagt voor een nieuw cultureel bewustzijn. B De lezer informeren over de ontwikkelingen die leidden tot het verdwijnen van de elite en hem aansporen om het mogelijk te maken dat er een nieuwe elite ontstaat. C De lezer overtuigen van de waarde en betekenis van een culturele elite voor de maatschappij en informeren over de condities waaronder een nieuwe elite kan ontstaan. D De lezer uitleggen welke ontwikkelingen ervoor hebben gezorgd dat de elite verdwenen is en schetsen onder welke voorwaarden een nieuwe elite kan ontstaan.
VW-1001-a-14-1-o
5/7
lees verder ►►►
tekstfragment 1
Echte grootheid, echt talent, dat is zoiets als een natuurramp of een schipbreuk: een zeldzaamheid waar de dagelijkse krant, alle radio- en tvprogramma’s onmogelijk mee kunnen worden gevuld. Zoals het er bij nieuws niet meer om gaat of het betekenisvol is, zo is het bij roem niet meer van belang of er grootheid in het spel is. Zo kan het dat Sterretje, Joker en Barbie uit Oh oh Cherso1) faam genieten bij miljoenen Nederlanders. In een provocatief betoog in NRC Handelsblad stelde de jonge classicus Arjen van Veelen dat Oh oh Cherso oneindig veel leuker was dan bijvoorbeeld een radioprogramma met schrijvers en acteurs op Senneroog. De ‘nobele wilden’ op hun vakantiebestemming houden ons, volgens hem, net zo goed een spiegel voor als de beschaafde elite van bijvoorbeeld de VPRO. In zijn stuk verwijt Van Veelen de geletterde klasse dat zij neerkijkt op de sterren uit de realityshows. Daarbij wordt vergeten dat de rollen zijn omgekeerd: Sterretje, Joker en Barbie zijn de nieuwe elite en zij hebben geen enkel ontzag voor de elite van schrijvers, dichters en denkers. Hij noemt cultuurzender Radio 6 “een goed verstopte verzetszender van de beschaving” en vergeet te vermelden dat die geïsoleerde positie op de ether alles zegt over de positie van de aloude culturele elite. naar: Xandra Schutte fragment uit: Alleen op een eiland
noot 1 Oh oh Cherso is een Nederlandse realityserie op televisie waarin gedurende een aantal weken het leven van een aantal Haagse jongeren wordt gevolgd als die hun zomer doorbrengen in een luxe villa op een populaire vakantiebestemming. De serie kreeg veel media-aandacht.
2p
19
Benoem twee verschillen tussen de ‘echte’ elite zoals beoogd in de hoofdtekst en de Sterretjes, Jokers en Barbies waaraan in tekstfragment 1 wordt gerefereerd.
VW-1001-a-14-1-o
6/7
lees verder ►►►
Tekst 2 De ‘geyle hoer’ van de geldzucht 18p
20
Maak een goedlopende samenvatting in correct Nederlands van de tekst ‘De ‘geyle hoer’ van de geldzucht’ in maximaal 160 woorden. Zorg ervoor dat deze samenvatting begrijpelijk is voor iemand die de oorspronkelijke tekst niet kent. Uit je samenvatting moet duidelijk worden: welke houding men in Nederland heeft ten opzichte van financiële gebeurtenissen in het heden en uit het verleden; welke historische verklaring voor deze houding wordt gegeven; hoe wordt verklaard dat Nederland nog steeds geen lering getrokken heeft uit de geschiedenis en hoe die verklaring kan worden weersproken; welke illusie daardoor in stand wordt gehouden en hoe deze illusie wordt gevoed.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. VW-1001-a-14-1-o
7/7
lees verdereinde ►►►
Tekst 1
Eenzame grazers
5
10
15
20
25
30
35
40
(1) In 1978 heerste in kunstenaarssociëteit De Kring op het Leidseplein grote opwinding: een van de leden, Rijk de Gooijer, was op de televisie gezien. Hij maakte reclame voor een Franse kaassoort. De opwinding onder de kunstenaars betrof het principe: een kunstenaar dóet geen commerciële activiteiten. Dat is collaboratie met die vulgaire wereld buiten De Kring, bijna net zo erg als de collaboratie van kunstbroeders die in de Tweede Wereldoorlog tot de Kultuurkamer waren toegetreden. Het verschil tussen goed en fout was in de jaren zeventig nog zo helder als tussen zwart en wit. Rijk de Gooijer was alsnog fout, zo simpel lag dat. (2) De afstand tussen de diverse media was in de jaren zeventig en tachtig bijna onoverbrugbaar. Dit gold zeker voor de afstand tussen krant en televisie. De pers waande zich de koningin der aarde en beschouwde de televisie als dom tijdverdrijf voor de massa. Toen Joop Lücker, destijds hoofdredacteur van de Volkskrant, in 1962 vernam dat zijn Limburgse correspondent Richard Schoonhoven naar Brandpunt ging, reageerde hij: “Schoonhoven gaat de journalistiek uit en het variétévak in.” (3) Ruim dertig jaar later zijn er maar weinig acteurs of schrijvers die níet in reclames optreden als het hun gevraagd wordt. En niet eens alleen voor het geld, maar ook omdat een reclamerol bijna gelijkstaat aan de hoofdrol in een film of in de stadsschouwburg. Tegenwoordig kun je elke schrijver of kunstenaar zijn of haar boek of film of musical zien
VW-1001-a-14-1-b
2/9
45
50
55
60
65
70
75
80
aanprijzen bij veelbekeken praatprogramma’s op televisie. Ook critici van de populaire cultuur, zoals Bas Heijne, stappen zelf voor dag en dauw hun bed uit om in de Ontbijtshow hun nieuwste bundel columns aan te prijzen. De werelden van kunst en cultuur en reclame lopen geheel door elkaar. Er is geen afstand meer tussen deze werelden. (4) Verwarrend is het intussen wel geworden. De sociale druk is gebleven om het ene fantastisch te vinden en het andere bagger. Neem Saskia Noort. Ik heb laatst een boekje van haar gelezen. Het leek op een eenvoudige Nicci French, spannend, volstrekt voorspelbaar, leest lekker weg en als je het uit hebt, ben je het alweer vergeten. Met die Noort kun je niet op een partijtje aankomen. Afgelopen week zag ik de film Terug naar de kust naar het gelijknamige boek van Noort, met de populaire televisiepresentatrice Linda de Mol, die onherkenbaar was gemaakt en knap speelde in deze Noort–thriller. Toen ik Pierre Bokma zag als de andere hoofdrolspeler dacht ik: wel raar toch, die Bokma is een gelauwerd toneelacteur. Maar als hij in deze thriller speelt, dan moeten we daar ineens over zwijgen? Waarom eigenlijk? (5) De portee mag duidelijk zijn: de culturele elites hebben zich in de praktijk allang aangepast aan de commerciële mediacultuur, inclusief de reclamecultuur. Gevraagd worden voor een reclame is net zo’n eer als het ontvangen van de AKO Literatuurprijs. Er is geen elite meer,
lees verder ►►►
85
90
95
100
105
110
115
120
125
130
in geen enkele van de betekenissen die dit woord had. Er is alleen nog een media-elite, waarvan slechts sommige leden pretenderen dat zij politiek, kunstzinnig of moreel betere mensen zijn. Door die commercialisering en die onontbeerlijke mediapresentie laadt ‘de betere mens’ echter al gauw de verdenking op zich hypocriet te zijn. Hij is immers net zo afhankelijk geworden van de mediapresentie als willekeurig welke kandidaat voor welk Idols-programma ook. (6) Hoe die mediapresentie er tegenwoordig uit moet zien, is ook duidelijk, al zijn er nog diverse ‘formats’ die elk een andere presentie verlangen. Een populaire talkshow zoals De wereld draait door kan toch wel symbool staan voor die 21steeeuwse manier van jezelf presenteren. Iemand als de schrijver Joost Zwagerman is daar heel goed in geworden. Hij was onlangs weer eens te gast in deze talkshow, ditmaal om in tien minuten zijn nieuwste essaybundel aan de man te brengen. Een stortvloed van woorden, een tomeloos enthousiasme, een kwinkslag terug naar de presentator. Ongeremd en toch ad rem. Het lijkt wel of dit soort schrijvers stiekem een mediatraining heeft gevolgd. (7) Er zijn allerlei oorzaken aan te wijzen voor het verdwijnen van vaste elites. Volgens een standaarddefinitie is een elite in de oorspronkelijke betekenis ‘een uitgelezen minderheid met bijzondere sociale, geestelijke en zedelijke kwaliteiten, die als geprivilegieerde, leidinggevende groep optreedt in een hiërarchisch opgebouwde maatschappij’. Deze situatie geldt allang niet meer. Hoe meer democratie, hoe meer meritocratie1), hoe meer elites zich op
VW-1001-a-14-1-b
135
140
145
150
155
160
165
170
175
3/9
allerlei terreinen kunnen ontwikkelen, zodat de invloed van de oorspronkelijke elite minder wordt. (8) In Nederland heeft de verovering van belangrijke posities door de antielitaire rebellen vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw eigenlijk nauwelijks moeite gekost, mede door de traditie van toegeeflijkheid – dan wel ‘repressieve tolerantie’ – van de bestaande elites. De ingebouwde zwakte van de nieuwe elites was hun anti-elitaire opvatting met die vage voorliefde voor sociaal engagement met ‘het volk’. Het wachtwoord uit die tijd was ‘democratisering’ en dat betekende dat iedere burger op ieder terrein evenveel recht van spreken en beslissen diende te hebben als iedere andere burger. (9) In zijn boek De beklemde elite uit 1972 hekelde literatuurcriticus K.L. Poll de tegenstrijdigheden van dit democratiseringsstreven. Die democratisering zou immers de “vergroting van de macht van alle Veronica-luisteraars” betekenen, “van kijkers naar familieshows als Een-van-de-acht, van lezers van vrouwenbladen als Libelle, van voetballiefhebbers en autobezitters.” Met elkaar vormen zij de zwijgende meerderheid en daar schreven antielitebladen als de Volkskrant en Vrij Nederland meestal nogal schamper over. “Zij hebben een devote eerbied voor ‘het volk’ als abstractie, maar zodra dat volk een concrete gedaante aanneemt – als Telegraaf-volk, als Trosvolk – krijgt het er, met recht vaak, van langs.” (10) Dat de culturele elites weinig tot geen weerwoord hebben tegen hun aanklagers heeft met nog twee structurele ontwikkelingen te maken. De eerste betreft de kunsten, de andere is economisch van aard. Op
lees verder ►►►
180
185
190
195
200
205
210
215
220
225
artistiek vlak is het onderscheid tussen high art en low culture al sinds lang als fictie ontmaskerd. Zo hebben literatuurwetenschappers als Richard Keller Simon de overeenkomsten tussen de populaire cultuur en de canon van ‘grote werken’ aangetoond. In zijn boek Trash Culture (1999) laat Simon zien dat het verfilmde verhaal over Rambo2) een eigentijdse variant is op de oudGriekse Ilias van Homerus, en dat de held van het verhaal dus Achilles is, maar dan niet afkomstig uit de elite maar uit een achtergesteld milieu. Hetzelfde geldt voor films zoals Apocalypse Now, variant op Heart of Darkness, en Dumb and Dumber, variant op Don Quichot. (11) Sterker, veel van de modernistische en avant-gardekunst uit de eerste helft van de twintigste eeuw heeft haar kracht ontleend aan de populaire cultuur en aan de nieuwe media uit die tijd, zoals de fotografie en de krant. Dat dadaïstische knipen plakwerk, dat Durcheinander van allerlei media, middelen en technieken en alledaagse onderwerpen, zou immers de bestaande werkelijkheid heel goed weergeven en daaraan ook nog een politieke lading en richting kunnen geven. Zo bezien lijkt het heftige verlangen naar de terugkeer van een canon in literatuur, geschiedenis en kunst niet meer dan een bourdieuse3) manier om eigen posities veilig te stellen. (12) Het kapitalisme heeft daarnaast misschien nog wel een funestere uitwerking gehad op alles wat zich elite noemde. Sociologen als Zygmunt Bauman beweerden dat het hele postmodernisme4) in feite het gevolg was van de noodzakelijke diversificatie van het te gestandaardiseerd geworden kapitalisme. Na de
VW-1001-a-14-1-b
230
235
240
245
250
255
260
265
270
4/9
oliecrisis van 1973 had men meer variatie in de productie nodig om de verkoop weer op te vijzelen. Nou, dat is gelukt. Elk product is nu in honderd kleuren en tweehonderd verschillende typen te koop. Het huidige ‘anything goes’ zou dus een materialistische onderbouw hebben. (13) Dan waren er nog, zoals door Richard Sennett in zijn boek De flexibele mens (1998) geschetst, de gevolgen van de flexibilisering van de arbeidsmarkt in het turbokapitalisme. Al die fusies en overnames, al die tijdelijke werkkrachten, al die interim-managers, dat alles leidt tot gebrek aan vertrouwen, gebrek aan langetermijndenken. Deze flexibilisering heeft de wereld van kunst, cultuur en media in Nederland sinds de jaren negentig ook bereikt. Tot dan hadden de meeste journalisten van kwaliteitskranten een life long job guarantee. Dat is voorbij, niemand is zijn baan nog zeker. En freelancers kunnen voor een appel en een ei een stukje schrijven of op een contract van zes weken bij een of ander televisieprogramma wat assistentie verrichten. (14) Tot slot smijt de digitalisering van de communicatiemiddelen alle bestaande hiërarchieën, structuren en conventies met kracht omver. Elite was afstand, of deze nu verticaal was of, in mijn geliefde militaire betekenis, horizontaal, namelijk ver voor de veilige troepen uit. Elke afstand is nu weggevallen. En zonder de juiste afstand te bewaren kan geen enkele elite iets op waarde schatten. Alle journalisten moeten afstand bewaren en tegelijk permanent twitteren en online vragen van lezers, luisteraars en kijkers beantwoorden. Kunstenaars en cultuurcritici mogen nog zo lang over hun
lees verder ►►►
275
280
kunstwerk doen, als ze het vervolgens niet op z’n Zwagermans in zes à tien minuten voor de camera kunnen uitspuwen om er daarna verder over te twitteren, kunnen ze het schudden. (15) Wil een nieuwe culturele elite zich vormen, dan zal dat moeten gebeuren in isolement, ver weg van de media, waar de meesten, om met
285
290
Nietzsche te spreken, als domme maar gelukzalige koeien staan te grazen, “aangelijnd aan de pin van het moment”5). Eenzaamheid, ambitie, oefening en volharding – dat weet elke topsporter, uitvinder en kunstenaar – waren en zijn de vereiste toegangskaartjes voor de elite van de toekomst.
naar: Henri Beunders uit: De Groene Amsterdammer, 24 februari 2011
noot 1 Een meritocratie is een maatschappij waarin de elite bestaat uit mensen met specifieke, persoonlijke verdiensten. Of je tot de elite behoort, hangt af van wat je doet met je persoonlijke kwaliteiten. Factoren zoals afkomst of financieel vermogen spelen daarbij geen rol. noot 2 Rambo is in de gelijknamige film de door Sylvester Stallone gespeelde soldaat die in Vietnam heeft gevochten en het – eenmaal terug in Amerika – in z’n eentje opneemt tegen een heel leger van politiemensen. noot 3 De Franse socioloog en cultureel antropoloog Pierre Bourdieu (1930-2002) laat in zijn werk La distinction zien dat hogere kunst een middel is dat de hogere klasse bewust gebruikt om zich te onderscheiden van mensen uit lagere klassen om op die manier de eigen positie veilig te stellen. noot 4 Postmodernisme is een stroming in de filosofie en de kunst waarin getwijfeld wordt aan het bestaan van een allesomvattende ideologie of een bepaalde orde. Een van de belangrijkste kenmerken is het relativisme: de waarheid van een uitspraak of theorie is afhankelijk van de mens (het subject, de waarnemer) met zijn specifieke eigenschappen. noot 5 De Duitse filosoof Nietzsche (1844-1900) vergeleek in zijn filosofische roman Also sprach Zarathustra mensen die uitsluitend voor het moment leven met naïeve dieren die tevreden en gelukkig vretend leven in het heden, zonder weet te hebben van verleden of toekomst.
VW-1001-a-14-1-b
5/9
lees verder ►►►
Tekst 2
De ‘geyle hoer’ van de geldzucht (1) Paniek in de Gouden Bocht van de Herengracht in Amsterdam! Honderden verontruste rekeninghouders verdrongen zich bij het monumentale pand op nummer 446. Ze eisten hun geld op. Maar de deur bleef dicht en er ontstonden opstootjes waar de politie aan te pas moest komen. We schrijven het jaar 1966. In het genoemde pand was destijds de bank Gebroeders Teixeira de Mattos gevestigd. In mei 1966 was de bank in acute liquiditeitsproblemen gekomen. Op dinsdag 31 mei vroeg Jan Fehmers, directeur van de bank, surseance van betaling aan: de bank was failliet. (2) De herinnering aan Teixeira de Mattos is gewist. Nederland is kort van geheugen als het gaat over de nationale traditie van financiële schandalen. Toch was de ondergang van Teixeira de Mattos het grootste bankfaillissement in Nederland in de twintigste eeuw. (3) In oktober 2009 was er een soortgelijke financiële schok, ditmaal veroorzaakt door de val van DSB, de bank van Dirk Scheringa. Ten tijde van de val van DSB is nooit verwezen naar wat zich 43 jaar eerder bij Teixeira de Mattos afspeelde. Toch zijn er talrijke parallellen. Beide affaires beheersten maandenlang het nieuws. De toezichthouder trad niet tijdig in actie en bleek achteraf niet doortastend te zijn geweest. De Tweede Kamer reageerde onthutst, de ministers van Financiën dekten De Nederlandsche Bank en stelden vast dat het om een ongezonde bank
VW-1001-a-14-1-b
6/9
ging die door eigen schuld in moeilijkheden was gekomen. Beide banken werden geleid door één man en waren te klein om gered te worden. Beide keren kwam er een bankrun op gang, bij Teixeira doordat Unilever, Philips en een andere bank hun deposito’s terugtrokken, bij DSB na een oproep van Pieter Lakeman aan spaarders om hun geld weg te sluizen. (4) De vergeten ondergang van Gebroeders Teixeira de Mattos is een voorbeeld van de onverschilligheid waarmee Nederland omgaat met zijn financiële geschiedenis. Hierdoor lijkt het alsof wat er zich recentelijk afspeelde bij Icesave en DSB unieke gebeurtenissen zijn, aangewakkerd door de kredietcrisis die vanuit de Verenigde Staten als een natuurramp over onschuldig Nederland heen kwam. Die onverschilligheid met het verleden is merkwaardig, want Nederland heeft wel belangstelling voor de actualiteit als dingen misgaan bij een bank. Zo ging er een golf van verontwaardiging door de media toen Jan Hommen van ING ruim een miljoen euro bonus ontving. Daar staat weer tegenover dat de man die waarschijnlijk de grootste speculant is in de Nederlandse geschiedenis, zich koestert in volstrekte anonimiteit: Louis Reijtenbagh had op zeker moment een vermogen van wellicht een miljard dollar bij elkaar verdiend met shortspeculaties op tientallen bedrijven waarmee hij financieel profijt trok uit de ondergang van die bedrijven.
lees verder ►►►
Hij kwam slechts kortstondig in de publiciteit toen in 2009 bleek dat hij zijn schilderijencollectie (met een geschatte waarde van honderd miljoen euro) tegen de regels in aan twee verschillende banken in onderpand had gegeven. Een berichtje dat een Belgische rechtbank oordeelde dat de Belgische fiscus rechtmatig beslag had gelegd op 120 miljoen euro bij Reijtenbagh, haalde indertijd slechts De Telegraaf. Reijtenbagh deed op grote schaal hetzelfde als vier eeuwen vóór hem Isaac Lemaire, een Amsterdamse koopman die als eerste ter wereld speculeerde op de koersdaling van een aandeel, in zijn geval het VOC-aandeel. Het ligt dan ook voor de hand om een lijn te trekken van de Hollandse financiële vindingrijkheid in het verleden naar het heden. (5) Nederland staat internationaal bekend als de bakermat van het financiële handelskapitalisme: door de oprichting van de VOC, de Wisselbank en de eerste effectenbeurs was Amsterdam vanaf het begin van de zeventiende tot het eind van de achttiende eeuw het belangrijkste financiële centrum van de wereld. Op de geld- en kapitaalmarkten van Amsterdam financierden Europese vorsten hun oorlogen, hofhoudingen, maîtresses, goederenhandel, veroveringen en expansieplannen. Uit alle Europese landen stroomde geld naar de Amsterdamse markt, op zoek naar beleggingen. Het gevolg was dat Nederland de stabielste munt en de laagste rente ter wereld kende. En dat Nederland gedurende twee eeuwen het rijkste land ter wereld was. Nederland kon die prominente plek alleen bereiken doordat de overheid zich op cruciale momenten bemoeide met de economie,
VW-1001-a-14-1-b
7/9
terwijl ze op andere momenten liever wegkeek: wanneer de overheid de schade kon beperken, greep ze in; wanneer Nederland er – al dan niet over de rug van anderen – financieel beter van werd, verkoos de overheid niet in te grijpen. (6) Een voorbeeld van adequaat ingrijpen door de overheid betreft de tulpengekte in de zeventiende eeuw. Kort na 1600 bleken Franse hofdames bereid om meer dan honderd gulden te betalen voor een tulpenbloem die zij op een galabal in hun decolleté konden dragen… De prijs van tulpenbollen kende in de periode daarna een stijgende lijn. In 1623 kostte één enkele tulpenbol van een populaire soort duizend gulden, terwijl het gemiddelde jaarinkomen op 150 gulden lag. Tijdens de jaren dertig van de zeventiende eeuw liepen de prijzen zo hoog op dat handelaren bereid waren evenveel te betalen voor een zak tulpenbollen als voor een rijtje Amsterdamse grachtenpanden. Deze tulpenhandel geldt wereldwijd als hét voorbeeld van de eerste speculatieve verdwazing, een financiële ‘bubbel’ waarbij de prijs van een product in korte tijd scherp stijgt en in geen enkele verhouding meer staat tot de werkelijke waarde van het betreffende product. (7) Zoals elke latere financiële bubbel bestond de tulpengekte niet lang. In februari 1637 vond in een kroeg in Haarlem de veiling plaats van een pondje tulpenbollen. Deze ‘Witte Croonen’ vonden voor 1250 gulden echter geen kopers. De week daarop kelderden overal in Holland en Utrecht de prijzen. De tulpenmarkt stortte in en er ontstond een chaotische situatie met veel onenigheid onder handelaren over de geldigheid
lees verder ►►►
van de afgesloten contracten. Een jaar later beslisten de Staten van Holland dat alle reeds afgesloten contracten in tulpenbollen tegen drieënhalf procent van de oorspronkelijk afgesproken prijs moesten worden afgewikkeld. Al snel hierna verschenen de eerste spotprenten tegen de ‘geyle hoer der geldzucht’. Deze gebeurtenis strookt echter in het geheel niet met het calvinistische zelfbeeld van de godvruchtige kooplieden en regenten die in soberheid de rijkdom van de Gouden Eeuw opbouwden. Misschien schuilt hierin wel de verklaring waarom er sinds jaar en dag buitenlandse publicaties bestaan over de Hollandse tulpengekte van 1637, maar afgezien van een enkel schotschrift geen Nederlandse literatuur hierover. (8) De snelheid waarmee de overheid ingreep om de onrust op de tulpenmarkt de kop in te drukken, was kenmerkend voor de manier waarop financiële crises zo onopvallend mogelijk door de overheden werden afgewend. In andere gevallen was echter sprake van wegkijken en zo snel mogelijk vergeten. Uit opportunisme werden de negatieve kanten van de financiële en zakelijke belangen verdoezeld. Dat gold zeker voor de activiteiten van de VOC, de WIC en later de Nederlandsche Handel-Maatschappij, voorloper van ABN Amro: het ging per slot om de handelswinst, niet om de verliezen door speculaties en schandalen, laat staan om de uitbuiting, plunderingen en kolonisaties. (9) Waarom zijn deze financiële schandalen niet verankerd in het nationale historische besef? Misschien heeft het te maken met het Nederlandse calimerocomplex1) dat
VW-1001-a-14-1-b
8/9
we onszelf aanmeten: “Zij zijn groot en ik is klein”. We kenschetsen onze schandalen liefst als onbeduidend en vergelijken ze daarom graag met de ondergang van de Amerikaanse investeringsbank Lehman Brothers of de wijze waarop Nick Leeson de val van de Britse Barings Bank veroorzaakte. Maar dat getuigt toch van extreme zelfonderschatting. Nederland speelt tot de dag van vandaag in de financiële wereld een aanzienlijke rol. Zelfs na de krimp die is opgetreden door de financiële crisis van 2008-2009 is de omvang van de Nederlandse financiële sector nog altijd vijf keer zo groot als het nationale inkomen. Ten tijde van de financiële crisis van 2008-2009 stonden Nederlandse financiële instellingen hoog op de ranglijst van ernstige probleemgevallen en moest de staat hard ingrijpen om erger te voorkomen. (10) Liever dan die grote rol van Nederland te erkennen, houdt Nederland de illusie in stand dat de ondergang van ABN Amro de schuld was van listige Belgen en perfide Schotten en niet het resultaat van eigen falen. Daarnaast wil men halsstarrig blijven geloven dat ING eigenlijk die goeiige Postbank was met de leeuw van Jan Mulder en niet de bank die op grote schaal in Amerikaanse rotzooihypotheken belegde, dat Aegon een door godvruchtige hervormde bestuurders geleide verzekeraar was en niet een aanjager van woekerhypotheken, en dat Dirk Scheringa altijd die joviale volkse jongen was gebleven en niet de man was die zijn bank gebruikte als melkkoe voor zijn oer-Hollandse jongenshobby’s: een voetbalclub, een schaatsteam en een museum voor realistische kunst. Dit wegcijfe-
lees verder ►►►
ren van de feiten vindt een welkome voedingsbodem in een samenleving die selectief met haar eigen verleden omgaat. Klaarblijkelijk willen Nederlanders niet weten dat ons land historisch gezien geen haar beter of slechter is dan andere landen en mede daardoor een prominente rol in de voorste linies van de opkomst van het financiële kapitalisme heeft gespeeld. (11) Het is ironisch, maar het schilde
rij dat meesterspeculant Reijtenbagh in 2008 verkocht aan het Rijksmuseum – hoewel dit schilderij onder het onderpand aan zijn crediteuren viel – betrof De Gouden Bocht in de Herengracht van de zeventiendeeeuwse Amsterdamse schilder Gerrit Berckheyde. In de uiterste hoek van het schilderij is nog net het pand afgebeeld waar de bank Teixeira de Mattos was gevestigd die in 1966 bankroet ging.
naar: Roel Janssen uit: De Groene Amsterdammer, 13 april 2011
noot 1 Men spreekt van het calimerocomplex als een persoon, organisatie of land het gevoel heeft vanwege de eigen kleine omvang niet serieus te worden genomen en die visie ook uitdraagt. De naam is afgeleid van de tekenfilmfiguur Calimero, een zwart kuikentje met een eierdop op zijn kop, die met regelmaat de uitspraak deed: “Zij zijn groot en ik is klein en da’s niet eerlijk”.
De teksten die voor dit examen gebruikt zijn, zijn bewerkt om ze geschikt te maken voor het examen. Dit is gebeurd met respect voor de opvattingen van de auteur(s). Wie kennis wil nemen van de oorspronkelijke tekst(en), raadplege de vermelde bronnen. Het College voor Examens is verantwoordelijk voor vorm en inhoud van dit examen.
VW-1001-a-14-1-b
9/9
lees verdereinde ►►►
2.3 De aftrek voor incorrecte formuleringen en onjuist taalgebruik in de samenvatting bedraagt maximaal 4 scorepunten. Onder incorrecte formuleringen en onjuist taalgebruik moet worden verstaan: fouten tegen de regels voor interpunctie, voor het gebruik van hoofdletters, voor zinsbouw, voor spelling, voor woordgebruik en voor woordvolgorde. Deze aftrekregeling dient als volgt te worden toegepast: voor fouten tegen de regels voor interpunctie: 1 fout of 2 fouten -0 3 of meer fouten -1 voor fouten tegen de regels voor de overige categorieën: 1 fout of 2 fouten -1 3 of 4 fouten -2 5 of 6 fouten -3 7 of meer fouten -4 Fouten die herhaald worden, moeten gerekend worden als afzonderlijke fouten. Bij de beoordeling van de spelling dient uitgegaan te worden van de schrijfwijze volgens de Woordenlijst Nederlandse Taal (het Groene Boekje) van 2005. 2.4 Het is de kandidaat toegestaan het genoemde maximumaantal woorden in de samenvattingsopgave met 10% van het aantal toegestane woorden te overschrijden. Indien door de kandidaat het aantal toegestane woorden met meer dan 10% wordt overschreden, worden voor de grotere overschrijding per vijf woorden 2 scorepunten afgetrokken. Zie verder het beoordelingsmodel.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.
Tekst 1 Eenzame grazers 1
maximumscore 1 De kern van een goed antwoord is: Commerciële (massa)media/activiteiten zouden fout / minderwaardig aan de cultuur zijn. of Een echt kunstenaar laat zich niet in met commercie.
2
A
3
maximumscore 1 alinea 4
VW-1001-a-14-1-c
5
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
4
maximumscore 1 alinea 7
5
maximumscore 1 voorbeeld
6
maximumscore 2 In de jaren zeventig: Verandering vanaf de jaren zeventig: Belangrijkste consequentie van deze ontwikkeling:
7
8
9
er heerste een grote afstand tussen kunst en commercie / kunst mocht niet geassocieerd worden met commerciële activiteiten / commercie was minderwaardig aan kunst. de grote afstand tussen kunst en commercie is verdwenen / kunst en commercie gaan goed samen. de elite is verdwenen / er is nog maar één soort elite: de media-elite / er heerst verwarring over wat tot de kunst gerekend kan worden en wat niet.
indien drie elementen goed indien twee elementen goed indien minder dan twee elementen goed
2 1 0
maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: • De elite in de jaren zestig streefde democratisering na / had een antielitaire opstelling • Hierdoor kreeg het volk evenveel recht van spreken als de elite zelf • een volledig goed antwoord, niet langer dan 30 woorden
1 1 1
maximumscore 2 De kern van een goed antwoord is: • Anti-elitaire media schrijven positief over ‘het volk’ als abstractie, maar zijn negatief over het ‘concrete’ volk • een volledig goed antwoord, niet langer dan 20 woorden
1 1
maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: • Met een canon definieert de hogere klasse volgens Bourdieu wat wel en wat niet tot de ‘hoge kunst’ gerekend moet worden • In deze visie gebruikt de elite een canon als een middel om het onderscheid tussen hogere en lagere klassen duidelijker te maken • een volledig goed antwoord, niet langer dan 50 woorden
VW-1001-a-14-1-c
6
1 1 1
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
Ook goed: • Hoge kunsten ontleenden in de twintigste eeuw veel elementen aan de lage kunst / alledaagse uitingen • De elite voert een canon in als een middel om het onderscheid tussen (hoge en lage kunst en daarmee het onderscheid tussen) de hogere en lagere klassen duidelijker te maken • een volledig goed antwoord, niet langer dan 50 woorden 10
11
maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: • Er is wetenschappelijk vastgesteld dat er geen verschil bestaat tussen high art en low culture • Volgens de kunstgeschiedenis ontleent de hoge kunst elementen aan de lage kunst / populaire cultuur en trivia • een volledig goed antwoord, niet langer dan 35 woorden
1
1 1
1 1 1
maximumscore 2 Zin 1: constatering Zin 2: argument Zin 3: conclusie indien drie elementen goed indien twee elementen goed indien minder dan twee elementen goed
2 1 0
12
B
13
C
14
A
15
C
16
maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: • grazers zijn (naar het citaat van Nietzsche) domme, onnadenkende kuddedieren • het woord eenzame is toegevoegd om te benadrukken dat wie tot de elite wil behoren zich zou moeten afzonderen • een volledig goed antwoord, niet langer dan 40 woorden
17
C
18
D
VW-1001-a-14-1-c
7
1 1 1
lees verder ►►►
Vraag
19
Antwoord
Scores
maximumscore 2 De kern van een goed antwoord is: • de ‘echte’ elite in de hoofdtekst doet knappe dingen / maakt kunst / heeft echt talent, de elite in tekstfragment 1 niet • de ‘echte’ elite in de hoofdtekst kan zich alleen in eenzaamheid ontwikkelen, terwijl de elite in tekstfragment 1 alleen bestaat bij gratie van de massamedia
1
1
Tekst 2 De ‘geyle hoer’ van de geldzucht In een goede samenvatting (maximumscore 18 punten) moeten de onderstaande informatie-elementen opgenomen zijn. Om de scores van de samenvatting per onderdeel te kunnen verwerken, zijn deze afzonderlijke informatie-elementen doorgenummerd. 20.1 maximumscore 5
(Welke houding heeft men in Nederland ten opzichte van financiële gebeurtenissen in het heden en uit het verleden?) • In Nederland is veel belangstelling voor actuele financiële debacles • tegenstelling-aanduidend element, bijvoorbeeld: maar • men staat onverschillig / is kort van geheugen ten opzichte van de financiële geschiedenis
2 1 2
20.2 maximumscore 2
(Hoe wordt deze houding historisch verklaard?) • een relatie-aanduidend element, bijvoorbeeld “Dit was mogelijk, doordat...” • we in het verleden altijd financieel succesvol zijn geweest
1 1
20.3 maximumscore 5
(vervolg historische verklaring) • De overheid trad daarbij snel en adequaat op als op die manier de financiële schade kon worden beperkt • tegenstelling-aanduidend element, bijvoorbeeld: maar • dezelfde overheid keek weg voor de negatieve gevolgen als er geld verdiend kon worden
VW-1001-a-14-1-c
8
2 1 2
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
20.4 maximumscore 3
(Hoe wordt verklaard dat Nederland niet leert van de geschiedenis en hoe kan die verklaring worden weersproken?) • Nederland dicht zichzelf een onbeduidende rol toe • ondanks het feit dat Nederland nog altijd een belangrijke rol speelt in de financiële wereld
2 1
20.5 maximumscore 3
(Welke illusie wordt daardoor in stand gehouden en hoe wordt deze gevoed?) • Men wil er koste wat kost in blijven geloven / wil de illusie in stand houden • dat mislukkingen het gevolg zijn van anderen en niet van eigen falen / financiële instellingen goede bedoelingen hebben / geen wanbeleid voeren • Nederlanders ontkennen liefst dat hun land een grote maar bedenkelijke rol heeft gespeeld in financieel opzicht
1
1 1
20.a Regeling met betrekking tot incorrecte formuleringen en onjuist
taalgebruik in de samenvatting Voor fouten met betrekking tot incorrecte formuleringen en onjuist taalgebruik kunnen in totaal maximaal 4 hele scorepunten worden afgetrokken. De toepassing van deze aftrekregeling kan overigens nooit leiden tot een negatieve score bij deze samenvattingsopgave. De minimumscore voor de opdracht is 0 scorepunten. Zie Vakspecifieke regel 2 voor exacte aanwijzingen omtrent aftrek. 20.b Regeling met betrekking tot woordgrensoverschrijding van de
samenvatting Voor de eerste overschrijding met 16 woorden dienen geen scorepunten te worden afgetrokken. Voor elke volgende overschrijding dienen per 5 woorden steeds 2 scorepunten te worden afgetrokken tot een maximum van 16 scorepunten. De toepassing van de aftrekregeling kan overigens nooit leiden tot een negatieve score bij deze samenvattingsopgave. De minimumscore voor de opdracht is 0 scorepunten. Schematisch: 161 - 176 woorden: 0 scorepunten aftrek; 177 - 181 woorden: 2 scorepunten aftrek; 182 - 186 woorden: 4 scorepunten aftrek; 187 - 191 woorden: 6 scorepunten aftrek; 192 - 196 woorden: 8 scorepunten aftrek; et cetera, tot een maximale aftrek van 16 scorepunten.
VW-1001-a-14-1-c
9
lees verder ►►►
aanvulling op het correctievoorschrift
2014-1
Nederlands vwo Centraal examen vwo Tijdvak 1 Correctievoorschrift Aan de secretarissen van het eindexamen van de scholen voor vwo Bij het centraal examen Nederlands vwo: Op pagina 7, bij vraag 16 moet het antwoord De kern van een goed antwoord is: • grazers zijn (naar het citaat van Nietzsche) domme, onnadenkende kuddedieren • het woord eenzame is toegevoegd om te benadrukken dat wie tot de elite wil behoren zich zou moeten afzonderen • een volledig goed antwoord, niet langer dan 40 woorden
1 1 1
vervangen worden door: De kern van een goed antwoord is: • grazers zijn (naar het citaat van Nietzsche) domme, onnadenkende kuddedieren; het woord eenzame is (juist) toegevoegd om te benadrukken dat wie tot de elite wil behoren zich zou moeten afzonderen 2 • een volledig goed antwoord, niet langer dan 40 woorden 1 Opmerking Als een onjuiste of onvoldoende samenhang tussen de begrippen ‘grazers’ en ‘eenzame’ is aangebracht, ten hoogste 1 scorepunt toekennen. NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als eerste en tweede corrector al overeenstemming hebben bereikt over de scores van de kandidaten, past de eerste corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe en meldt de wijzigingen in de score aan de tweede corrector. Het CvE is zich ervan bewust dat dit leidt tot enkele aanvullende handelingen van administratieve aard. Deze extra werkzaamheden zijn in het belang van een goede beoordeling van de kandidaten. Ik verzoek u dit bericht door te geven aan de correctoren Nederlands vwo. Het College voor Examens, namens deze, de voorzitter, drs H.W. Laan
VW-1001-a-14-1-c-A
Examen VWO
2013 tijdvak 1 maandag 13 mei 13.30 - 16.30 uur
Nederlands
Bij dit examen hoort een bijlage.
Dit examen bestaat uit 17 vragen en een samenvattingsopdracht. Voor dit examen zijn maximaal 49 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Geef niet meer antwoorden (zinnen, redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld één zin wordt gevraagd en je antwoordt met meer dan één zin, wordt alleen de eerste zin in de beoordeling meegeteld.
VW-1001-a-13-1-o
Tekst 1 Ik was, dus ik ben
1p
1p 1p 1p
1p
1p
1
2 3 4
5
6
Een schrijver kan in de inleiding van een tekst op verschillende manieren de aandacht van de lezers proberen te trekken. Welk van onderstaande middelen wordt in de inleiding van de tekst ‘Ik was, dus ik ben’ vooral gebruikt? A bij de actualiteit aansluiten B een grappige toonzetting hanteren C een onverwachte vergelijking maken D een prikkelende stelling poneren E het belang van het onderwerp benadrukken De tekst ‘Ik was, dus ik ben’ kan door middel van onderstaande kopjes in vijf opeenvolgende delen worden onderverdeeld: deel 1: De betekenis van het verleden deel 2: Belangstelling voor het verleden deel 3: Oppervlakkige belangstelling deel 4: Historisch besef versus herinnering deel 5: De noodzaak van historisch besef Bij welke alinea begint deel 2, ‘Belangstelling voor het verleden’? Bij welke alinea begint deel 4, ‘Historisch besef versus herinnering’? Bij welke alinea begint deel 5, ‘De noodzaak van historisch besef’? In alinea 3 wordt geconcludeerd: “Het historisch besef is geen vanzelfsprekendheid.” (regels 37-38) Een kritische lezer kan zich afvragen of het gerechtvaardigd is om deze conclusie te trekken. Wat voor drogredenering kan de kritische lezer zien in alinea 3? A cirkelredenering B onjuist oorzakelijk verband C overhaaste generalisatie D verschuiven van de bewijslast “Kun je met een bril op blind zijn? Ik ben bang van wel.” (regels 53-54) Welke van onderstaande beweringen geeft de strekking van deze passage het beste weer? Met deze passage wordt aangegeven A dat Goedkoop blind is voor bepaalde vormen van historisch besef, ook al constateert hij dat het historisch besef alom aanwezig is. B dat Goedkoop uitgaat van een simplistische opvatting over historisch besef en daarom constateert dat het alom aanwezig is. C dat het historisch besef, in overeenstemming met wat Goedkoop beweert, wel wijdverbreid is. D dat het historisch besef, in tegenstelling tot wat Goedkoop beweert, vaak alleen in aanleg aanwezig is.
VW-1001-a-13-1-o
2/7
lees verder ►►►
2p
7
3p
8
2p
9
3p
10
1p
11
3p
12
Door gebruik te maken van woorden met een bepaalde gevoelswaarde kan een schrijver proberen de argumenten van een tegenstander af te zwakken. Citeer vijf woorden die met dat doel gebruikt worden in het tekstgedeelte vanaf regel 79 tot en met 98. In alinea 5 tot en met 7 wordt geargumenteerd over de belangstelling voor geschiedenis. Parafraseer de argumentatie in de vorm van drie (deel)zinnen volgens onderstaand schema: Weliswaar … maar … dus … Gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden. In alinea 8 staat: “Ik geef u nog wat voorbeelden van wat ik – met excuus aan Huizinga – de historische sensatiezucht noem.” (regels 99-101) Leg uit waarom excuus wordt gemaakt aan Huizinga. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 15 woorden. In alinea 10 en in alinea 13 wordt een beeld geschetst van een cultuur in relatie tot het historisch besef. In elk van deze alinea’s belicht de auteur echter een verschillend aspect. Hoe verschillen de twee soorten cultuur die worden geschetst in alinea 10 en alinea 13 van elkaar? Gebruik voor je antwoord niet meer dan 35 woorden. Welke omschrijving geeft het beste de strekking weer van de zin “het is onze enige overlevingskans als we er zelf niet meer zijn”? (regels 255-257) A Als we dood zijn, leeft in een cultuur met een ontwikkeld historisch besef het verleden waar we dan deel van uitmaken, op enigerlei wijze voort, zodat we op die manier herinnerd worden. B Als we dood zijn, zorgt een cultuur met een ontwikkeld historisch besef ervoor dat er zorgvuldig wordt omgegaan met alle zaken die we achtergelaten hebben, zodat die blijven voortbestaan. C Als we dood zijn, zullen we in een cultuur met een ontwikkeld historisch besef op verschillende momenten in de toekomst herdacht worden, zodat we bij velen blijven voortleven. D Als we dood zijn, zullen we op enigerlei wijze in een cultuur met een ontwikkeld historisch besef reïncarneren, zodat we in welke hoedanigheid dan ook zullen voortleven. In alinea 15 wordt met verwijzing naar het hondje Binkie gesteld: “Wij zijn allemaal afhankelijk van het verleden om te overleven”. (regels 249-250) Leg uit hoe in de tekst deze bewering voor mens en dier op een fundamenteel andere manier wordt uitgewerkt. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.
VW-1001-a-13-1-o
3/7
lees verder ►►►
1p
13
Wat is het belangrijkste doel van de tekst? Het belangrijkste doel van de tekst is A aan de lezer uiteen te zetten hoe het historisch besef zich geleidelijk heeft ontwikkeld en de lezer ervan te overtuigen dat in dit opzicht mens en dier van elkaar verschillen. B aan de lezer uiteen te zetten op welke manier het historisch besef tot stand komt en de lezer ervan te overtuigen dat je het heden anders ervaart als je historisch besef hebt. C de lezer te informeren over het belang van historisch besef en te bepleiten dat er in onze maatschappij meer aandacht wordt besteed aan historische gebeurtenissen. D de lezer te informeren over verschillende historische visies en de lezer ervan te overtuigen dat aandacht voor roemruchte gebeurtenissen uit ons gemeenschappelijk verleden noodzakelijk is.
1p
14
Welke van onderstaande zinnen geeft het beste de hoofdgedachte van de tekst weer? A Aandacht voor geschiedenis is niet hetzelfde als historisch besef; we moeten ons gevoel voor historie versterken, zodat we gemakkelijker de historische sensatie kunnen ondergaan. B Het historisch besef is in de maatschappij nu amper aanwezig, want alles draait om sensatiezucht; het wordt tijd dat die sensatiezucht overgaat in een historisch besef, zodat de historie voor ons levend blijft. C Niet iedereen geeft er blijk van over voldoende historische kennis te beschikken; het wordt tijd dat onze maatschappij meer doordrongen raakt van de noodzaak om vanuit een historisch besef naar de toekomst te kijken. D Overal om ons heen zien we blijken van historisch besef; er moet in het onderwijs meer aandacht komen voor onze geschiedenis, zodat we met die kennis verder kunnen leven.
VW-1001-a-13-1-o
4/7
lees verder ►►►
tekstfragment 1 De ontdekking van de historiciteit Historisch besef is niet zo oud als de wereld, maar ook weer niet zo jong als heden ten dage vaak aangenomen wordt. Puur voor de duur van dit artikel maak ik een onderscheid tussen traditiebesef en historisch besef. Traditiebesef is geen historisch besef – het is er zelfs het tegendeel van. Traditiebesef is het besef dat men als mens of als samenleving de eerste niet is, dat men staat op de schouders van vorige generaties, wier overgedragen wijsheid men acht en erkent. De eigen overtuigingen en symbolen worden dan ook gerechtvaardigd met een beroep op de ‘vaderen’ of op de ‘ouden’. Historisch besef ontstaat op het moment dat men als mens of als gemeenschap in een bepaald opzicht wel de eerste is. Men zal daarom historisch besef juist daar aantreffen waar zich voor het besef van mensen een diepgaande, kwalitatieve verandering in hun levenservaring heeft voorgedaan. Men kan of wil niet meer terug. Juist daar zal men dan ook vaak geschiedenis gaan (her)schrijven. naar: Govert J. Buijs, De ontdekking van de historiciteit
3p
15
In de hoofdtekst en in tekstfragment 1 wordt het begrip historisch besef op verschillende manieren geïnterpreteerd. Leg dit verschil uit. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 40 woorden. tekstfragment 2 Op een avond aan de afwas horen mijn betere helft en ik ons zoontje in de badkamer, spetterend in zijn teil en mompelend, een heel verhaal tegen zichzelf afsteken. “Wat zeg je, lieverd?” We kijken om de hoek van de deur en zien hem in totale concentratie tegels poetsen met zijn paarse nijlpaardspons. “Weet je waarom ik dit doe?” vraagt hij zonder op te kijken. “Nou?” “Als het huis later oud is en er niemand meer woont… en de graafmachine komt… dat dit plekje dan schoon is.” Met een druipend bord in handen kijk ik hoe hij verder werkt en overdenk ik zijn voornemen. Dit huis is van 1685. Het overleeft al meer dan driehonderd jaar, maar het is waar, ooit woont er niemand meer en komt er een machine waar je niet aan durft te denken. Ik tenminste niet. Hij blijkbaar wel. Daar in de teil reist hij de eeuwen door en stelt het zich vast voor. (…) Hij ziet geen aanleiding voor somberheid, dat blijkt wel, hij is lekker aan het werk, hij is iets aan het redden. Drie jaar oud ontdekt hij het idee van een verweer tegen de tijd. Hij neuriet er nu zelfs bij, de melodie zoemt door de ruimte met een galm die hem nog verder inspint in zijn concentratie. Kijk ’m nou toch. Een historicus. naar: Hans Goedkoop, Goed voor de evolutionaire fitness - Hoe het gaat met ons historisch besef
VW-1001-a-13-1-o
5/7
lees verder ►►►
3p
16
Blijkens tekstfragment 2 beschikt het kind al in zekere mate over historisch besef. Wat is tussen de hoofdtekst en tekstfragment 2 het verschil in opvatting over hoe historisch besef ontstaat? Gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden. tekstfragment 3 Gelukkig is de aandacht voor geschiedenis niet afhankelijk van de realisatie van zoiets als een Nationaal Historisch Museum, hoewel zo’n museum de aandacht wel kan voeden en versterken. Het Tropenmuseum (Amsterdam), het Rijksmuseum van Oudheden (Leiden), het Zuiderzeemuseum (Enkhuizen) en diverse andere lokale musea voor oudheden vormen een belangrijke stimulans voor het vasthouden van de aandacht voor ons verleden. Maar vele van deze leiden momenteel een moeizaam bestaan. Het openluchtmuseum Archeon in Alphen aan den Rijn is begonnen met ambitieuze plannen om de oude geschiedenis (Romeinen, steentijd, ijzertijd, middeleeuwen in de lage landen) voor groot publiek toegankelijk te maken. Maar ook dit park heeft zich niet in zijn oorspronkelijke uitgebreide vorm kunnen handhaven. Het loopt op dit moment redelijk, maar het heeft zijn naam daarvoor wel moeten veranderen van Historisch Themapark in “Pretpark” (sic!). Misschien moeten we ons maar op het standpunt stellen dat het doel dit soort middelen heiligt. naar: Bert van Oers (Vrije Universiteit Amsterdam), Ontwikkeling van historisch denken bij leerlingen in de ontwikkelingsgerichte basisschool
3p
17
In zowel de hoofdtekst als tekstfragment 3 wordt gesproken over de populariserende manier waarop geschiedenis onder de aandacht van het grote publiek wordt gebracht. Wat is tussen beide teksten de overeenkomst en het verschil in opvatting hierover? Gebruik voor je antwoord niet meer dan 40 woorden.
VW-1001-a-13-1-o
6/7
lees verder ►►►
Tekst 2 We moeten het zelf doen 18p
18
Maak een goedlopende samenvatting in correct Nederlands van maximaal 200 woorden van de tekst ‘We moeten het zelf doen’. Zorg ervoor dat deze tekst begrijpelijk is voor iemand die de oorspronkelijke tekst niet kent. Uit je tekst moet duidelijk worden: welk probleem wordt gesignaleerd, wat als hoofdoorzaak wordt genoemd en hoe dit probleem zich manifesteert; welke oplossingsrichting voor dit probleem wordt gesuggereerd en wat daarbij van groot belang is; hoe betrokken partijen het probleem in de hand werken; welke gevolgen het probleem heeft voor het bestuurlijk proces en de daarbij betrokkenen; hoe de situatie kan worden verbeterd.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. VW-1001-a-13-1-o
7/7
lees verdereinde ►►►
Tekst 1
Ik was, dus ik ben Laten we in het hiervoormaals geloven
5
10
15
20
25
30
35
40
(1) Ik heb een oud hondje, Binkie. Hij is blind. Hij kan zich alleen maar redden door in twee tijden te leven. Als hij van zijn mand naar de etensbak loopt, leeft hij in het heden van zijn honger en in het verleden van toen hij nog kon zien. Hij kan zijn etensbak vinden en overleven dankzij het feit dat hij zijn verleden actief maakt. (2) In principe zijn wij mensen net als Binkie afhankelijk van het verleden om te overleven. We zijn allemaal blind en varen op ons verleden om voort te kunnen. Elke handeling die we uitvoeren, heeft een vracht aan geschiedenis achter zich. Dat geldt voor de allerkleinste dingen, zoals de beweging van een vork naar de mond, maar ook voor de grotere zoals het luisteren naar een symfonie van Stravinski, die we alleen kunnen appreciëren, omdat er een verleden van luisteren naar steeds moeilijker muziek aan vooraf is gegaan. Wat voor ons persoonlijk leven geldt, geldt des te sterker voor het collectieve verleden. Aan onze hap eten op een vork is een beschavingsgeschiedenis van eeuwen voorafgegaan. Niets bestaat zonder een geschiedenis. (3) Dat wil niet zeggen dat iedereen zich dit ook realiseert. Als bijvoorbeeld voetbalhooligans tribunes van het Feyenoordstadion slopen, beseffen ze niet dat ze daarmee een monument van voetbalhistorie verwoesten. Het historisch besef is geen vanzelfsprekendheid. Wanneer ontstaat het historisch besef eigenlijk? (4) In een interessant essay in NRC Handelsblad van 29 augustus 2009
VW-1001-a-13-1-b
2/8
45
50
55
60
65
70
75
80
schrijft Hans Goedkoop dat het goed gaat met het historisch besef in Nederland. Er waren de afgelopen jaren veel jammerklachten over een gebrek aan historische belangstelling. Goedkoop meent dat daarmee het historisch besef niet in het geding komt. De klachten over de teloorgang ervan berusten dus nergens op. “Wij zoeken naar de bril die al een hele tijd op onze neus staat”, zegt hij. (5) Kun je met een bril op blind zijn? Ik ben bang van wel. Natuurlijk gaat het goed met de verkoop- en kijkcijfers voor historie. Daar ben ik ook echt blij mee. Het is grandioos dat een programma als Andere tijden zo goed bekeken wordt en bekroond is. Ik ben er blij om dat Geert Mak in de top 10 van bestverkopende schrijvers staat. Het stemt tevreden dat vanuit de regering een opdracht is gekomen de geschiedeniscanon voor de basisscholen samen te stellen. Zelfs een Nationaal Historisch Museum zal er eindelijk komen na een historie van meer dan twee eeuwen mislukte pogingen er een te stichten.1) (6) Mooi, mooi, werkelijk waar. Maar wat staat daar tegenover? Desinteresse, kneutergeschiedenis, oplichting, verkitsching van de historie, geschiedenis als pretpark en kermisattractie. Ik kan niet meedoen met het gejuich over de opbloei van de historische belangstelling, omdat ik tegenwoordig zoveel veinzerij zie. De geschiedschrijving van de historie heeft een roddelgehalte gekregen, de tocht naar het verleden staat gelijk aan ramptoerisme, de historische
lees verder ►►►
85
90
95
100
105
110
115
120
125
sensatie van Johan Huizinga2) is sensatiezucht geworden. (7) Moeten we soms blij zijn met de glossy Maarten! waarin Maarten van Rossem3) zijn nattevingermeningen verkondigt? Moeten we blij zijn om de ‘Nacht van de Geschiedenis’ met een ‘War Room’, historische games, ouderwets bingo en forensisch onderzoek naar de very cold case Willem van Oranje? Er moet vooral geëxperimenteerd worden met het buiten academische kringen brengen van de geschiedenis. Dat is noodzaak, maar dat hoeft niet tot ranzigheid te leiden. (8) Ik geef u nog wat voorbeelden van wat ik – met excuus aan Huizinga – de historische sensatiezucht noem. De serieuze geschiedbeoefening wordt bijvoorbeeld omgevormd naar de behoefte van de massa. Toen de studie van Cees Fasseur over Juliana en Bernhard verscheen, ging alle aandacht bij de besprekingen naar de sensationele elementen en niet naar het historisch belang ervan. De studie van Fasseur werd getransformeerd tot een nummer van de Privé. Een ander voorbeeld is de treurigmakende voorgeschiedenis van het nationale museum. Wat een rots in de branding had moeten zijn, lijkt een nieuw pretpark te worden. (9) Gaat het goed met het historisch besef in Nederland? Het is maar wat je onder historisch besef verstaat. Laten we daar nu eens beter naar kijken. Ik denk dat we er goed aan doen een verschil te maken tussen herinnering en geschiedenis. Mijn hondje heeft herinneringen, maar hij kan er geen geschiedenis van maken. Hij kan de herinneringen wel uiten door te gaan kwispelen als hij een oude bekende ruikt. Herinneren is
VW-1001-a-13-1-b
130
135
140
145
150
155
160
165
170
3/8
voor mens en dier, geschiedenis voor de mens. (10) Een kind moet door geschiedenisonderwijs gaan beseffen dat de ontdekking van de werking van de bliksem, de uitvinding van de elektrische stroom en de gloeilamp na elkaar moeten hebben plaatsgevonden. Een cultuur met een ontwikkeld historisch besef is erop gericht historische monumenten te behouden, zelfs als ze hun functie verloren hebben. Er is een gezamenlijk programma voor het behoud van erfgoed. Landschappen worden in hun historische dimensie bekeken voordat er een snelweg of spoorlijn doorheen getrokken wordt. In een dergelijke cultuur is de canon vanzelfsprekend. Een historisch museum wordt daar niet gemythologiseerd. In een dergelijke cultuur zijn bibliotheken bewaarders van historisch drukwerk en zijn musea schatbewaarders van de visuele erfenis. (11) Waar het om gaat, is de erkenning en waardering van de historische dimensie die aan alles kleeft. Dat is iets anders dan herinnering, het is niet iets wat een mens automatisch ziet, het moet wel degelijk aangeleerd worden. Maar het is wel iets wat gemakkelijk aan te leren valt, omdat het in een natuurlijke loop der dingen ligt. Zelfs een kind van tien jaar voelt dat het in zichzelf het kind van vijf jaar meesleept en zo kan het ook begrijpen dat voorwerpen, gebouwen, straten en steden een geschiedenis in zichzelf meedragen. (12) Johan Huizinga heeft de historische sensatie beschreven. Die wordt vaak aangehaald op een wat gemakzuchtige manier, als de ontroering die een onderzoeker kan
lees verder ►►►
175
180
185
190
195
200
205
210
215
aangrijpen als hij iets nieuws of bijzonders uit het verleden voor ogen krijgt. Maar Huizinga bedoelde een heel specifiek moment van samensmelten van subject en object, heden en verleden, in de historische sensatie. Die sensatie was de aanleiding om te gaan schrijven en tot historische inzichten te komen. De historische sensatie gaat vooraf aan het historisch besef en is een omslagpunt. Iedereen in elke gemeenschap kan via die sensatie tot historisch inzicht komen. Die omslag is nodig om historie voortaan als een deel van het dagelijks leven te beschouwen. Nadien is het niet meer mogelijk onhistorisch te kijken. (13) Zolang er in een cultuur alleen herinneringen zijn, is er nog geen sprake van historisch denken. Maar er kan zich een collectieve omslag voordoen. Men moet zich die omslag zo voorstellen, dat er een wending naar het verleden kan komen die niet alleen de geleerden en geletterden betreft, maar die ook doordringt in de hoofden van burgers en boeren. De mensen leefden daarvoor tussen en met de geschiedenis, maar die had nog geen naam gekregen. Die hoorde nog gewoon bij het leven van alledag. Tot er iemand kwam die wees op dat wat er kleefde aan een voorwerp of een gebouw. Het gewone ding werd een ‘ding van herinnering’, het kreeg een symbolische lading. Een oude wandelstok werd ‘het stokske van Van Oldenbarnevelt’. Een beschadiging in een verweerde muur werd aangewezen als de plaats waar de kogel in de muur gegaan was,
220
225
230
235
240
245
250
255
nadat hij Willem van Oranje dodelijk verwond had. Aan de materie werd devotie toegekend. (14) Historisch besef heeft met de waarden van het leven zelf te maken. Wie geen verleden heeft, heeft ook geen toekomst. Waar niet meer aan gedacht wordt, bestaat niet meer. Voor mij zou het leven te droevig zijn, als alles wat vóór mij bestaan heeft geen deel meer had aan het heden. Het historisch besef is een ode aan het voorgeslacht, dat eerst de paden en daarna de wegen aanlegde, het alfabet uitvond, de scholen opende, de boeken schreef en drukte, het water in de huizen bracht, het kunstlicht maakte. Huizinga was een optimist: hij geloofde in de mogelijkheid om het verleden te ‘denken’ in het heden. In de historische sensatie zijn ze beide aanwezig. (15) Velen geloven niet meer in een hiernamaals. Laten we dan in een hiervoormaals geloven. Dat is niet moeilijk. De tekenen van het verleden zijn overal zichtbaar. We hoeven maar om ons heen te kijken. We kunnen de onttoverde wereld hertoveren door het verleden te zien. Mijn hondje maakt gebruik van zijn herinnering, anders kan hij niet overleven. Wij zijn allemaal afhankelijk van het verleden om te overleven, we varen op ons verleden om voort te kunnen. Laten we in onze huidige maatschappij vaker proberen om verleden en heden te laten samensmelten, het is onze enige overlevingskans als we er zelf niet meer zijn.
naar: Marita Mathijsen, ingekorte versie van de Huizingalezing in de Leidse Pieterskerk, uitgesproken op 18 december 2009 uit: NRC Handelsblad, Opinie&Debat, 18 & 19 december 2009 Marita Mathijsen is emeritus hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde en columnist van NRC Handelsblad. VW-1001-a-13-1-b
4/8
lees verder ►►►
noot 1 Op 7 juni 2011, dus ruim anderhalf jaar na publicatie van deze tekst, werd bekend dat de subsidiëring voor de oprichting van een Nationaal Historisch Museum zou worden stopgezet. noot 2 Johan Huizinga (1872-1945) was vanaf 1915 hoogleraar Algemene Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden. Hier schreef hij het boek waarmee hij wereldfaam verwierf: Herfsttij der Middeleeuwen. noot 3 Maarten van Rossem is een bekend historicus en commentator op radio en televisie. In 2008 richtte hij zijn eigen tijdschrift Maarten! op.
Tekst 2
We moeten het zelf doen (1) We weten te veel. De democratie is in crisis, zeggen ze en daar worden dan talloze verklaringen voor gezocht – van kapitalisme tot ontkerkelijking en van populisme tot emancipatie – maar aan de basis ligt: we weten te veel. (2) Het lot van een zekere hier niet bij naam te noemen oorlogsheld maakt duidelijk dat de informatie die mensen over zichzelf prijsgeven op Hyves en Twitter ook tegen hen gebruikt kan worden. In mei 2009 werd aan deze militair een Militaire Willemsorde toegekend voor zijn inzet als bevelhebber van de commando’s in de Afghaanse Baluchi-vallei. In januari 2010 werden deze heldhaftige soldaat zes borstharen afgenomen. Toen het Nederlands Forensisch Instituut meer haren wilde hebben, omdat ze sporen bleken te bevatten van cocaïne en xtc, had hij die inmiddels afgeschoren; dat deed hij nu eenmaal wekelijks, zei hij. Nee hoor, riposteerde de Staf der Nederlanden met kennis van zaken, foto’s op de Hyves-pagina van zijn café toonden de oorlogsheld met nog overal haar. De zaak van de zes borstharen laat zien dat de strafvervolging een nieuw tijdperk is in-
VW-1001-a-13-1-b
5/8
gegaan. Tegenwoordig moet een oorlogsheld er ieder moment rekening mee houden dat men van officiële zijde inzage wil in zijn borsthaar. (3) Alles te weten maakt machtig: het geeft de overheid greep op de burger. Maar tegelijkertijd kan bepaalde informatie gebruikt worden om het vertrouwen in de overheid te ondermijnen. Zo stelde de oppositie onlangs aan de hand van opgevraagde bonnetjes – verkregen op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur – het declaratiegedrag van een aantal bewindslieden ter discussie. (4) De filosoof Jean-François Revel schreef in 1983 een boek dat omwille van de titel de laatste tijd nogal eens wordt geciteerd: How Democracies Perish (in het Nederlands vertaald als: Waarom de democratieën sterven). Revel beweert dat de westerse democratie lijdt aan betonrot: westerse burgers worden van jongs af aan opgevoed met de gedachte dat aan hun beschaving het nodige mankeert. Als burgers van een democratie hebben ze het recht steeds overal openlijk kritiek op te leveren, oppositie te voeren en het oneens te zijn met elkaar en het systeem van de
lees verder ►►►
staat. Indien ze van dat recht nu maar voldoende gebruikmaken, stort de democratie uiteindelijk vanzelf in. Niet dat Revel pleitte voor het communisme, integendeel, maar hij wees graag op alle voordelen van het systeem in de Sovjet-Unie, dat interne kritiek en openbaring van misstanden verbood en daarmee sterker stond dan het Westen met zijn gekrakeel. En nu het openbaren van misstanden – denk aan de duizenden geheime memo’s van Amerikaanse ambassades die in 2010 door Wikileaks werden gepubliceerd – een onvoorzien hoge vlucht heeft genomen, is deze waarschuwing opnieuw actueel. (5) Is er inderdaad wel sprake van een crisis van de democratie? Ja en nee. Aan de ene kant is het niet verstandig alles wat tegenzit te beschouwen als een teken dat de democratie erodeert en dus moet je voorzichtig zijn met te beweren dat onze democratie in verval is. Aan de andere kant is er wel degelijk reden tot oplettendheid en aanleiding voor een voorzichtige crisisstemming: nu de burgers meer weten over het gedrag van de staat en de staat meer weet over het gedrag van de burgers, is de onderlinge verhouding minstens aan herziening toe. Als democratische beslissingen principieel gebaseerd zijn op individuele wensen en voorkeuren van burgers die zelfverantwoordelijkheid dragen, zijn nieuwe democratische technieken vereist. Het is tijd voor herdemocratisering, met informatie als sleutelbegrip. (6) De explosieve vermeerdering van informatie aan het begin van dit millennium levert gelukkig niet alleen bedreigingen, maar ook kansen op. Beschouwen we de democratie als een methode om onszelf te regeren,
VW-1001-a-13-1-b
6/8
dan moeten we ervoor zorgen dat we de informatie over onszelf ook inderdaad zelf gaan beheren en dat we de beschaving niet zien als een optelsom van andermans fouten, maar als onze eigen verantwoordelijkheid. Herdemocratisering is op dit moment dan ook niets anders dan een herbezinning op de zelfverantwoordelijkheid van de burger. En de informatietechnologie levert daarvoor de middelen. (7) De huidige gang van zaken roept de vraag op van wie onze gegevens eigenlijk zijn. Misschien biedt de Paspoortwet hierin een duidelijk voorbeeld: mag de staat onze vingerafdrukken opslaan in een centrale database? Is die informatie niet van onszelf? De overheid lijkt zich bij het kiezen van controlemechanismen vooral te laten leiden door de techniek, niet door democratische beginselen van zelfbestuur. Het ontwerp van databases is vaak toegesneden op de behoeften en de belangen van de overheid of van exploitanten zoals vervoersmaatschappijen. De belangen van burgers komen er niet aan te pas. Zo worden de behoeften en rechten van kinderen nauwelijks genoemd in de plannen voor een Elektronisch Kind Dossier. Dat dossier is een sterk door de technologie ingegeven oplossing voor de automatisering van de jeugdgezondheidszorg; snelheid van bestuurlijk handelen lijkt belangrijker dan zorgvuldigheid en legitimiteit. Hoe kan er sprake zijn van democratie als de burgers niet de regie kunnen voeren over hun eigen gegevens? Als we de democratie zien als iets waar we zelf verantwoordelijk voor zijn en als we het gezag over ons bestaan willen terugwinnen, dan moeten we alle burgers minstens
lees verder ►►►
inzage- en correctierecht geven. (8) Het probleem ligt niet alleen bij de overheid. Het zijn vooral de burgers die vergeten na te denken over de rol van informatie. De omgang met informatie wordt louter besproken in termen van privacy – en om privacy lijkt bijna niemand zich druk te maken. Het inzicht dat er meer op het spel staat dan openbaarmaking van je privéleven, dat je als democratisch burger greep moet houden op informatie, is nog niet op veel plaatsen doorgebroken. De naïviteit waarmee mensen sociale media zoals Facebook en Twitter gebruiken, is onthutsend. Ze leggen hun hele leven niet alleen bloot tegenover de marketeers, ze leveren zichzelf met huid en haar uit aan de overheid, die overal meekijkt. (9) Wat heeft dit te maken met de democratie? De informatisering vormt een bedreiging voor de zeggenschap van burgers over zichzelf wanneer bedrijven als Google samenwerken met overheden die hun bevoegdheden oprekken tot in het oneindige. In de Verenigde Staten is inmiddels wel het besef doorgedrongen dat de inlichtingendiensten investeren in technologieën die alle internettoepassingen waarmee het mogelijk is om informatie met elkaar te delen, in de gaten houden. Al deze informatie wordt opgeslagen. The Wall Street Journal schrijft al een tijd lang zorgelijk over dit fenomeen, onder de titel ‘What they know’. Deze artikelen bieden een angstaanjagend inzicht in de mogelijkheden om informatie-elementen met elkaar in verband te brengen, te koppelen aan iemands IP-adres en zo een accuraat profiel van het hele leven van een individu op te stellen.
VW-1001-a-13-1-b
7/8
(10) Te veel informatie: het verschijnsel bedreigt niet alleen oorlogshelden en burgers, maar ook politici en bestuurders en uiteindelijk zelfs de manier waarop het land wordt bestuurd. Als alles bekend is over iedereen, lijken de beslissingen vanzelf uit die informatie voort te komen. Als alles transparant is, blijft er minder ruimte over voor onzekere keuzes die gebaseerd zijn op normen en waarden. Dit kan ook verklaren waarom de democratische onrust de laatste jaren niet alleen te vinden is onder laagopgeleide, achtergebleven burgers die zich wentelen in ressentiment, maar ook bij de hogeropgeleiden, die beschikken over meer kennis en informatie dan ooit en die zich niet meer vanzelfsprekend van bovenaf laten aansturen. Zo raken in een informatiesamenleving enerzijds de burgers hun invloed kwijt, omdat beslissingen automatisch voor ze worden genomen op basis van hun dossiers – kinddossiers, patiëntendossiers, politiedossiers, inlichtingendossiers. En anderzijds verliest het politieke proces aan aanzien, omdat iedere keuze in twijfel wordt getrokken door burgers die beschikken over informatie die de keuze ondergraaft. (11) Het debat in de media over de democratie richt zich de laatste jaren dan ook volstrekt ten onrechte op het functioneren van het parlement. Het begrip democratie wordt daarbij zo Haags ingekleurd, dat het langzaamaan lijkt of de staat alleen nog iets van de burgers wil horen op de dag van de verkiezingen, via stemformulieren. Deze beperkte opvatting wordt, gelet op het afkalvende draagvlak voor de politieke partijen, zeker niet meer algemeen gedeeld.
lees verder ►►►
De eerste stap op weg naar herdemocratisering moet daarom een andere invulling geven aan het begrip democratie: een herbezinning op de basisgedachte dat het volk in staat moet zijn beslissingen te nemen die het eigen leven beïnvloeden. (12) De informatisering, die tot zo veel problemen leidt, kan hierbij gelukkig ook oplossingen geven. De nieuwe technologieën leveren, als de burgers dat willen, ook methodes om meer over te laten aan hen. Je kunt systemen ontwerpen op basis van de wensen van de consument; er zijn technieken die aan de burgers zeggenschap geven over informatie en daarmee toegang verschaffen tot de macht. Daarvoor is het wel nodig dat de burgers de techniek naar hun hand zetten en zich realiseren dat ze niet alles kunnen overlaten aan hun
getergde volksvertegenwoordigers. (13) De filosoof Phillip Blond pleitte ook al voor zo’n ‘democratie van onderop’. Je kunt wel blijven mopperen op het politieke bedrijf, zei hij, maar het is toch allereerst zaak je eigen opdracht en macht op te eisen. “Het gaat erom van de grond af nieuwe vormen van burgerlijke participatie op te bouwen, in het openbaar bestuur en in het particuliere bedrijfsleven.” En daarmee vroeg hij dus duidelijk om een ander soort burgerinzet dan de bekende cabaretier die onlangs klachten verzamelde over bedrijven en vervolgens laconiek opmerkte: “Het is nu aan de politiek.” Nee, helaas, die tijd is voorbij. De democratie verlangt in de eenentwintigste eeuw meer van haar burgers: de politiek is onze moeder niet.
naar: M. Februari, filosoof, schrijver en columnist uit: Vrij Nederland, 18 december 2010
De teksten die voor dit examen gebruikt zijn, zijn bewerkt om ze geschikt te maken voor het examen. Dit is gebeurd met respect voor de opvattingen van de auteur(s). Wie kennis wil nemen van de oorspronkelijke tekst(en), raadplege de vermelde bronnen. Het College voor Examens is verantwoordelijk voor vorm en inhoud van dit examen.
VW-1001-a-13-1-b
8/8
lees verdereinde ►►►
Deze aftrekregeling dient als volgt te worden toegepast: voor fouten tegen de regels voor interpunctie: 1 fout of 2 fouten -0 3 of meer fouten -1 voor fouten tegen de regels voor de overige categorieën: 1 fout of 2 fouten -1 3 of 4 fouten -2 5 of 6 fouten -3 7 of meer fouten -4 Fouten die herhaald worden, moeten gerekend worden als afzonderlijke fouten. Bij de beoordeling van de spelling dient uitgegaan te worden van de schrijfwijze volgens de Woordenlijst Nederlandse Taal (het Groene Boekje) van 2005. 2.4 Het is de kandidaat toegestaan het genoemde maximumaantal woorden in de samenvattingsopgave met 10% van het aantal toegestane woorden te overschrijden. Indien door de kandidaat het aantal toegestane woorden met meer dan 10% wordt overschreden, worden voor de grotere overschrijding per vijf woorden 2 scorepunten afgetrokken. Zie verder het beoordelingsmodel.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.
Tekst 1 Ik was, dus ik ben 1
C
2
maximumscore 1 alinea 4
3
maximumscore 1 alinea 9
4
maximumscore 1 alinea 14
5
C
6
B
VW-1001-a-13-1-c
5
lees verder ►►►
Vraag
7
Antwoord
Scores
maximumscore 2 − roddelgehalte − ramptoerisme − sensatiezucht − nattevingermeningen − ranzigheid indien alle vijf de woorden goed indien vier of drie woorden goed indien minder dan drie woorden goed
8
9
10
2 1 0
maximumscore 3 − Weliswaar is er veel belangstelling voor geschiedenis − maar deze belangstelling is erg oppervlakkig/sensatiegericht − dus die geeft geen blijk van historisch besef / de historische sensatie wordt daarmee niet bereikt / historisch besef kan zich op basis daarvan niet ontwikkelen. indien alle drie goed indien twee goed indien een of geen goed
2 1 0
indien een volledig goed antwoord van maximaal 30 woorden is gegeven
1
maximumscore 2 De kern van een goed antwoord is: • De auteur maakt een woordspeling op / misbruikt als het ware de term ‘historische sensatie’ van Huizinga • een volledig goed antwoord van maximaal 15 woorden
1 1
maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: • In alinea 10 wordt een cultuur beschreven waar historisch besef al volop aanwezig is • In alinea 13 wordt een cultuur beschreven waarin het historisch besef zich nog ontwikkelt / moet ontwikkelen • een volledig goed antwoord van maximaal 35 woorden
11
A
12
maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: • Een dier heeft zijn geheugen/herinnering nodig om letterlijk te kunnen overleven • Mensen zijn afhankelijk van geschiedenis/historisch besef om figuurlijk gesproken te kunnen overleven • een volledig goed antwoord van maximaal 30 woorden
VW-1001-a-13-1-c
6
1 1 1
1 1 1
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
13
B
14
A
15
maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: • In de hoofdtekst: men kan de historische dimensie erkennen en waarderen in hedendaagse zaken • In tekstfragment 1: men realiseert zich dat er een overgang heeft plaatsgevonden naar een nieuwe fase in de geschiedenis • een volledig goed antwoord van maximaal 40 woorden
16
17
1 1 1
maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: • Volgens de hoofdtekst kan historisch besef zich alleen ontwikkelen op basis van historische kennis / kan historisch besef alleen ontstaan nadat de historische sensatie is ervaren • Volgens tekstfragment 2 kan iedereen uit zichzelf / van jongs af aan historisch besef ontwikkelen • een volledig goed antwoord van maximaal 30 woorden maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: • overeenkomst: in beide teksten wordt hier negatief over gesproken • verschil: in tekstfragment 3 wordt gesteld dat het doel de middelen heiligt, terwijl er in de hoofdtekst in absolute zin negatief over wordt geoordeeld • een volledig goed antwoord van maximaal 40 woorden
1 1 1
1
1 1
Tekst 2 We moeten het zelf doen In een goede samenvatting (maximumscore 18 punten) moeten de onderstaande informatie-elementen opgenomen zijn. Om de scores van de samenvatting per onderdeel te kunnen verwerken, zijn deze afzonderlijke informatie-elementen doorgenummerd. 18.1 maximumscore 2
(probleem en hoofdoorzaak) • De democratie verkeert in een crisis • doordat we te veel weten / doordat zowel burgers als overheid over te veel informatie beschikken
VW-1001-a-13-1-c
7
1 1
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
18.2 maximumscore 2
(hoe manifesteert het probleem zich) • De overheid kan informatie over burgers tegen hen misbruiken • De burger beschikt over kennis waarmee hij de overheid onder druk kan zetten
1 1
18.3 maximumscore 3
(welke oplossingsrichting en wat daarbij van belang is) • We moeten de democratie herijken / de verhouding tussen overheid en burgers herzien • Informatisering speelt daarbij een belangrijke rol / is het sleutelbegrip • De burger moet hierin zijn zelfverantwoordelijkheid nemen
1 1 1
18.4 maximumscore 2
(hoe betrokken partijen het probleem in de hand werken: de overheid) • Bij de opslag van informatie staan de belangen van de overheid voorop / zijn de technische mogelijkheden bepalend • De overheid houdt geen rekening met de beginselen van zelfbestuur / De burgers hebben nauwelijks inzage- en correctierecht
1 1
18.5 maximumscore 2
(hoe betrokken partijen het probleem in de hand werken: de burgers) • Burgers geven veel (privacygevoelige) informatie over zichzelf weg via internet • Burgers realiseren zich niet dat de overheid (samen met het bedrijfsleven) informatie over hen verzamelt via internet
1 1
18.6 maximumscore 4
(gevolgen voor het bestuurlijk proces en voor betrokkenen) • een gevolg-aanduidend element, bijvoorbeeld: Als gevolg hiervan • is er steeds meer automatische besluitvorming op basis van informatie uit databases / steeds minder ruimte voor keuzes op basis van normen en waarden • raken burgers hun invloed op het bestuur kwijt • verliest de politiek aan aanzien / worden politieke besluiten in twijfel getrokken
1
1 1 1
18.7 maximumscore 3
(hoe is verbetering mogelijk) • De burgers moeten zelf beslissingen (kunnen) nemen die hun leven beïnvloeden • De technologie daarvoor is beschikbaar / Burgers moeten daartoe de technologie naar hun hand zetten • Dit moet je niet aan de politiek overlaten
VW-1001-a-13-1-c
8
1 1 1
lees verder ►►►
Examen VWO
2012
tijdvak 2 dinsdag 19 juni 13.30 - 16.30 uur
Nederlands
Bij dit examen hoort een bijlage
Dit examen bestaat uit 19 vragen en een samenvattingsopdracht. Voor dit examen zijn maximaal 48 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Geef niet meer antwoorden (zinnen, redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld één zin wordt gevraagd en je antwoordt met meer dan één zin, wordt alleen de eerste zin in de beoordeling meegeteld.
VW-1001-a-12-2-o
Tekst 1 Kwajongens zijn al eeuwen de grootste boeven van allemaal
1p
1 2 3
1p
4
1p 1p
3p
5
De tekst ‘Kwajongens zijn al eeuwen de grootste boeven van allemaal’ kan door middel van onderstaande kopjes in achtereenvolgens vijf delen worden onderverdeeld: deel 1: Morele paniek in Nederland deel 2: Oorzaken morele paniek deel 3: Aanpak indammen morele paniek deel 4: Kanttekeningen bij huidige aanpak deel 5: Een effectievere aanpak Boven welke alinea past het kopje ‘Oorzaken morele paniek’ het beste? Boven welke alinea past het kopje ‘Aanpak indammen morele paniek’ het beste? Boven welke alinea past het kopje ‘Kanttekeningen bij huidige aanpak’ het beste? Boven welke alinea past het kopje ‘Een effectievere aanpak’ het beste? In alinea 5 wordt een maatschappelijk verschijnsel besproken dat in alinea 6 verder wordt geanalyseerd. De structuur van deze analyse kun je weergeven in functionele termen. Neem onderstaand structuurschema over en zet achter de termen de juiste inhoudselementen uit alinea 5 en 6. Te verklaren verschijnsel: Oorzaak: Twee gevolgen: Twee soorten middelen:
1p
1p
6
7
Aan welk van onderstaande elementen wordt in de tekst na alinea 5 verder geen aandacht meer besteed? A grondbeginselen van de rechtsstaat B overgevoeligheid voor onaangepast gedrag C proportionaliteit In alinea 6 en 7 wordt gesproken over migratie en migranten. Het woord migratie heeft meerdere betekenissen, onder andere: 1 verhuizing van het ene naar het andere land of landsdeel 2 verandering van maatschappelijke status 3 omruilen van het ene systeem voor het andere In welke van bovenstaande betekenissen wordt het woord migratie in deze alinea’s gebruikt? A alleen 1 B alleen 2 C alleen 3 D 1 en 2 E 1 en 3 F 2 en 3
VW-1001-a-12-2-o
2
lees verder ►►►
2p
3p
1p 1p
3p
8
9
10 11
12
Aan het begin van alinea 10 staat: “Met het huidige gebiedsverbod na het gooien van bloembollen lijken we terug bij het historische kermisverbod in de grote steden rond 1875” (regels 135-138). Wat is de essentie van de vergelijking tussen het huidige gebiedsverbod en het kermisverbod van rond 1875 in alinea 10 tot en met 13? Gebruik niet meer dan 20 woorden. In alinea 14 staat: “Tot slot is er bij al die historische gevallen één groot verschil tussen het heden en die lange periode voor 1970” (regels 205-207). Omschrijf wat het grote verschil is tussen die lange periode voor 1970 en het heden. Gebruik niet meer dan 25 woorden. Alinea’s kunnen verschillende functies ten opzichte van elkaar hebben, zoals: aanleiding, conclusie, constatering, gevolg, nuancering, samenvatting, uitwerking, verklaring, versterking, weerlegging. Welke functie heeft alinea 7 ten opzichte van alinea 6? Welke functie heeft het tekstgedeelte van de alinea’s 14 en 15 ten opzichte van voorgaande alinea’s? “De huidige overgevoeligheid voor elke vorm van onaangepast gedrag begint zorgelijke afmetingen aan te nemen” (regels 59-62). Noem drie gevolgen van deze overgevoeligheid die volgens de tekst onwenselijk zijn. In de tekst staat een tegenstelling centraal tussen het standpunt van de auteur en de zienswijze die in de media en in politieke kringen geventileerd wordt. Formuleer in eigen woorden het standpunt van de auteur zoals dat in deze tekst naar voren komt. Gebruik niet meer dan 30 woorden.
3p
13
1p
14
Welke bewering geeft het beste het tekstdoel weer? De tekst heeft tot doel de lezers A te informeren over de oorzaken en gevolgen van jeugdige baldadigheid. B te verklaren waarom men vroeger niet zoveel last had van baldadigheid. C toe te lichten waarom de huidige morele paniek wel begrijpelijk is. D uit te leggen waarom de huidige aanpak van baldadigheid onverstandig is.
1p
15
Welke van onderstaande uitspraken geeft de hoofdgedachte van de tekst het beste weer? A De gevoeligheid voor baldadigheid vraagt om een debat over morele waarden en een nieuw zedelijkheidsbesef tussen politiek en burgers. B De huidige repressie richt zich ten onrechte op relatief onschuldige wetsovertredingen in plaats van op zware criminaliteit. C Door meer oog te hebben voor wat mensen willen, kan de politiek geweldsuitbarstingen voorkomen. D Meer evenwicht tussen plicht, moraal en de vrijheid van mensen is het beste antwoord op jeugdcriminaliteit.
VW-1001-a-12-2-o
3
lees verder ►►►
1p
16
1p
17
1p
18
De titel van de tekst luidt: ‘Kwajongens zijn al eeuwen de grootste boeven van allemaal’. Welke uitspraak over de titel is juist? De titel A geeft de strekking van de tekst als geheel goed weer. B spot met de heersende mening over afwijkend gedrag. C stelt criminaliteit en baldadigheid ten onrechte op één lijn. D vat de mening van de auteur over jeugdcriminaliteit samen. Hoe kan een kritische lezer de argumentatie in de alinea’s 10 tot en met 13 kenschetsen? Als een A cirkelredenering. B onjuist oorzakelijk verband. C overhaaste generalisatie. D verkeerd beroep op autoriteit. In de tekst wordt met regelmaat gebruik gemaakt van argumentatie. Van welk type argumentatie wordt er voornamelijk gebruikgemaakt? Van argumentatie op basis van A autoriteit en oorzaak–gevolgrelaties. B morele argumenten en voorbeelden. C oorzaak–gevolgrelaties en vergelijkingen. D vergelijkingen en voor- en nadelen.
VW-1001-a-12-2-o
4
lees verder ►►►
tekstfragment 1 Strafrechtelijke handhaving is in essentie achteraf en repressief. Wij zijn de spreekwoordelijke putdempers in een tijd waarin de samenleving steeds minder verdronken kalveren accepteert. De moderne burger ziet het strafrecht liefst als water uit de kraan vloeien: overal en altijd, wanneer hij dat zelf wenselijk vindt. Maar de leverancier van dat water moet zo zijn eigen afwegingen maken, ingegeven door de absolute mogelijkheden en onmogelijkheden in termen van wet en recht en de toegemeten capaciteit als het gaat om het aanbod van handhaving. Desniettegenstaande moeten we vaststellen dat de politiek − aan beide kanten van het ideologische spectrum − de verwachtingen over wat het strafrecht aan de veiligheid kan bijdragen, verder opschroeft. Maar het is een idee-fixe om het strafrecht te zien als de gereedschapskist voor de samenleving. Het is niet zo, dat problemen als sneeuw voor de zon verdwijnen zodra er meer en harder gestraft wordt. Pesten via MSN, wildplassen, vechtpartijtjes op school, spijbelen, dreigtweets: het zijn allemaal zaken waarvoor het strafrecht kán worden ingeschakeld en soms ook daadwerkelijk wórdt ingeschakeld. Tegelijkertijd moge duidelijk zijn, dat politie en Openbaar Ministerie hier hoogstens bezig zijn met symptoombestrijding. Als jongeren het volkomen normaal vinden om bij een verschil van mening tegen elkaar te roepen: “Ik sla jou kapot!” en daar thuis noch op school tegen wordt opgetreden, dan zal het bestraffen van dreigtweets daar weinig aan veranderen. Het wordt dan een loze normbevestiging, illusoir van karakter, niet herkenbaar. naar: Harm Brouwer, voorzitter van het College van procureurs-generaal uit: http://www.om.nl/actueel-0/toespraken/@154809/harm_brouwer_t_g_v/
2p
19
Noem twee overeenkomsten tussen de zienswijze zoals verwoord in de tekst en die in tekstfragment 1.
Let op: de laatste opdracht van dit examen staat op de volgende pagina.
VW-1001-a-12-2-o
5
lees verder ►►►
Tekst 2 Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vormt een ernstige inbreuk op de democratie 19p
20
Maak een samenvatting in correct Nederlands van maximaal 220 woorden van de tekst ‘Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vormt een ernstige inbreuk op de democratie’. Zorg ervoor dat deze samenvatting begrijpelijk is voor iemand die de oorspronkelijke tekst niet kent. Uit je samenvatting moet duidelijk worden: − welke constatering ten aanzien van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wordt gedaan en welk standpunt daarover wordt ingenomen; − waarom het leidend principe van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens onwenselijke consequenties heeft; − wat de overeenkomst en het verschil is tussen de besproken rechtssystemen; − waarom het leidend principe van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens botst met de Nederlandse democratie en de Nederlandse grondwet; − welke aanbevelingen daaraan worden verbonden.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. VW-1001-a-12-2-o
6
lees verdereinde ►►►
Tekst 1 Naar aanleiding van een reeks van incidenten in het najaar van 2010 ontspon zich een polemiek over de manier waarop met crimineel gedrag omgegaan moet worden. Henri Beunders, hoogleraar Geschiedenis, Media en Cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, schreef als bijdrage aan de publieke discussie hierover onderstaande tekst.
Kwajongens zijn al eeuwen de grootste boeven van allemaal
5
10
15
20
25
30
35
(1) Het lijkt wel alsof er een ware golf van morele paniek door de Lage Landen spoelt − paniek over elke vorm van agressie, of die nu fysiek is of slechts verbaal. En al bijna even paniekerig klinken de oplossingen die worden aangedragen, variërend van repressie en inzet van politie en camera’s tot wijkverbod en tv-verbod. Angst en boosheid lijken alom aanwezig en komen in steeds extremere bewoordingen tot uiting. (2) Kranten kopten pas geleden met ‘Straattuig heer en meester in Gouda’. Wat was er aan de hand? Jongetjes van een jaar of tien hadden bloembollen gegooid naar een wijkteam dat die bloembollen juist ter meerdere eer en glorie van deze ‘prachtwijk’ in de grond wilde planten. De hele politiek viel erover en er kwam een spoeddebat. Onlangs was er in Amsterdam Zuidoost een dodelijke schietpartij. Kranten openden op maandag met ‘Zuidoost “jungle van misdaad”’. Het slachtoffer was de eerste geweldsdode die dit jaar in de Bijlmer viel. (3) In politieke kring, maar ook in het maatschappelijk debat is er in toenemende mate aandacht voor geweld en de manier waarop geweld nog verder kan worden ingedamd. De minister van Veiligheid en Justitie wil nu zelfs een nationale database van mensen die in aanraking zijn geweest met de politie en er gaan stemmen op die pleiten voor de oprichting van een Nationale Politie. In werkelijkheid heeft de politie ware criminelen al sinds jaar en dag perma-
VW-1001-a-12-2-b
40
45
50
55
60
65
70
75
2
nent in het vizier en met name de laatste jaren zijn er natuurlijk ook al met succes de nodige maatregelen genomen om de criminaliteit terug te dringen. Uit onderzoek blijkt dat geweld afneemt, maar de opwinding erover neemt alleen maar toe. (4) De kleine criminaliteit − een fiets of een fles drank jatten − is van een andere orde dan georganiseerde criminaliteit met liquidaties op de stoep. Maar het is niet de zware criminaliteit die de Nederlandse burgerij in de afgelopen anderhalve eeuw, zeg sinds de afschaffing van de doodstraf in 1870, het meest in beroering heeft gebracht. Het was altijd ‘de baldadigheid’ van vooral de jeugd, die tot luid geroep om een harde aanpak leidde. (5) De huidige overgevoeligheid voor elke vorm van onaangepast gedrag begint zorgelijke afmetingen aan te nemen. Is de volgende die een verbod krijgt opgelegd − voor straat, wijk, stad, land en tv − iemand die een voor meerdere interpretaties vatbaar gebaar maakt naar een voorbijganger op straat? Hoe zich zoiets nog zou verhouden tot de grondbeginselen van de rechtsstaat of de proportionaliteit van de strafmaat, daarover heeft niemand het. (6) Het komt in de kern hierop neer: in tijden van migratie waarbij veel mensen op nieuwe sociale posities binnen de maatschappij terechtkomen, raakt de burgerij in paniek. De mensen voelen zich omsingeld en in deze bedreigende sfeer proberen ze direct op alle moge-
lees verder ►►►
80
85
90
95
100
105
110
115
120
125
lijke manieren de afstand tot ‘de ander’ te bewaken, te markeren, te herstellen. Kan het niet met het aanbrengen van parfum, een bekakte stem of andere kledij, dan worden hardere maatregelen getroffen om het aloude sociale mechanisme van in- en uitsluiting − wij versus zij − effectief te maken. Van oudsher waren Tucht en Orde de middelen om deze burgerlijke moraal te handhaven. Dat uitte zich in allerlei gebods- en verbodsbepalingen voor op straat en in de rest van het maatschappelijke leven was er periodiek een enorme kracht om te komen tot een ‘beschavingsoffensief’, zoals het na 1870 ging heten. (7) In Nederland is al die angst en afkeer van het ‘baldadige gepeupel’ vanaf ongeveer 1870 zo sterk geweest, omdat het land economisch en technologisch razendsnel in beweging kwam na een eeuw van stilstand. Ja, alles en iedereen kwam in beweging en eiste zijn plek en zijn eigen vrijheid op. Dat was in de Provotijd rond 1965 niet anders, met die almaar groeiende stroom studenten. En het werd nadien ook niet anders met al die stromen asielzoekers en immigranten, soms ter grootte van het aantal inwoners van een stad als Alkmaar per jaar. (8) Om de toenemende baldadigheid te lijf te gaan, wordt in dit tijdsgewricht alom gevraagd naar verboden, repressie en segregatie. De staatssecretaris wil bijvoorbeeld al die ‘reljongeren’ van het slag bloembollengooiers voortaan een nachtje in de cel laten doorbrengen. In ingezonden brieven gaan de eisen verder: avondklok, tuchthuis, meer blauw op straat, paspoort afpakken. Of: “Open en bloot taakstraffen laten uitvoeren op straat. In herkenbare kleding en zonder petje.” (9) Als dit de straf is voor bloembollen gooien, wat wordt dan de straf voor moord en doodslag? Echte deportatie, herinvoering van lijfstraffen, de dood-
VW-1001-a-12-2-b
130
135
140
145
150
155
160
165
170
175
3
straf? De roep erom kan niet lang meer uitblijven. En zo haken we weer aan bij die lange Nederlandse obsessie voor Tucht en Orde, die eigenlijk direct na de afschaffing van de doodstraf in 1870 begon en nu al weer enige decennia aan kracht wint. (10) Met het huidige gebiedsverbod na het gooien van bloembollen lijken we terug bij het historische kermisverbod in de grote steden rond 1875. Na 1860 bonden bestuurders de strijd aan met de jaarlijkse septemberkermissen in de steden: een soms wel twee weken aanhoudende combinatie van een bont circus en de huidige Koninginnedag. Elke dag begon om twaalf uur en eindigde na middernacht met zingende en hossende mensen door de straten. (11) De gegoede burgerij begon daar op een gegeven moment tegen te protesteren en met succes. De regels werden jaar na jaar aangescherpt. Zo stelde het gemeentebestuur in Den Haag in 1874: “Bedelarij zal ten strengste worden geweerd (...). Kinderen beneden de zestien jaren mogen op straat niet zingen, dansen of kunsten maken.” Enkele jaren daarop werd het ‘trekken door de stad’ verboden en mocht er ook in etablissementen geen muziek meer worden gemaakt. Wat zich vervolgens afspeelde, laat zich raden: oproer en daarop volgend hard ingrijpen door de politie. (12) De vraag is welke gevolgen al die verboden van toen hadden. Het is waar, de criminaliteitscijfers waren in de daaropvolgende periode historisch laag. Politie was nauwelijks nog nodig. Het addertje onder het gras: met dit ‘stadsverbod’ werden de mensen in feite teruggedreven in hun wijken. Ook daar werd straatvertier verboden met als gevolg meer repressie, in bijvoorbeeld Amsterdam uitmondend in het Palingoproer in 1886. In die tijd leefde de grote massa, zeker in crisistijden, op straat of in de kroeg. Voor wat extra
lees verder ►►►
180
185
190
195
200
205
210
215
220
vertier, gratis bovendien, spande men in de Jordaan een draad over de gracht, hing er een levende paling aan en liet kandidaten in een roeibootje onder de paling door varen. Wie de paling wist te pakken, had gewonnen. De meeste deelnemers duikelden zelf het water in, lachen dus. Maar het was verboden, dus een agent probeerde de draad door te knippen. De gezagshandhaver werd een portiekkelder in geduwd en het Palingoproer brak uit. Het leger schoot erop los met 26 doden en 140 gewonden als gevolg. (13) Dit oproer was, zoals bijna elk grootschalig oproer, uniek in zijn soort maar wel met algemene kenmerken: vaak vormden ‘afgepakte pleziertjes’ of loonsverlaging de directe aanleiding. Samen met algehele politieke frustratie vormt zoiets een explosief goedje. Betekent het nu alom geëiste devies van ‘iedereen terug in zijn hok, mond houden en tevreden wezen’ niet, net als in die eeuw tussen 1870 en 1970, een grotere kans op periodieke geweldsuitbarstingen van beduidend grotere omvang dan het bloembollengooien? (14) Tot slot is er bij al die historische gevallen één groot verschil tussen het heden en die lange periode voor 1970. De oprichting in 1908 van de TuchtUnie was − naast invoering van de leerplicht − de symbolische uiting van een breed gevoeld, maar ook breed gedragen beschavingsoffensief. Dit bleek uiteindelijk te strak aangespannen. De nozems en provo’s stonden in de jaren zestig in Amsterdam tegenover korpschefs die tussen 1945 en 1967 allen oud-militair waren, met bijbehorende gezagsopvattingen. In reactie op al die Tucht en Orde ontstond eind jaren zestig het massale
225
230
235
240
245
250
255
260
265
jongerenprotest dat feitelijk als één grote opstand te beschouwen was. (15) Ook al is de grote criminaliteit sinds de jaren zeventig − met als hoofdoorzaak drugs − enorm toegenomen, en pleit niemand, zoals destijds, ervoor dat politie eigenlijk niet nodig is als het algehele bestuur maar goed is, het gaat wel weer om de kleine criminaliteit, nu ‘overlast’ gedoopt; en repressie, maatschappelijk protest of een beschavingsoffensief is nergens te bekennen. (16) Wat we nu als oplossing horen, is louter geroep om tuchtiging en segregatie: jij daar, wegwezen uit míjn buurt! Ook de politie, die zich nog altijd het beste thuis voelt als ‘dichtbij-politie’ in de buurt, is geenszins blij met de huidige militarisering van haar corps in het kader van het streven naar een Nationale Politie. (17) Wat is nu wijsheid? Is er een nieuw moreel reveil nodig, vol opbouwende disciplinering van sport en spel, ander ‘veredeld volksvermaak’, en daaroverheen een nieuw ‘zedelijkheidsbesef’? Met 600.000 evenementen per jaar lijkt er wel genoeg vertier, al dan niet van de veredelde soort. Het antwoord kan liggen in meer wijkgebonden activiteiten, stages die de jongeren vertrouwd kunnen maken met werk, het bevorderen van jeugdbewegingen en wellicht de invoering van een ‘sociale dienstplicht’ om ‘de ander’ beter te leren kennen en te helpen. Idealiter is er een gezonde verhouding tussen wat elk individu moet, mag, kan en wil. Als die, zoals nu, uit balans raakt, zal de kans op onvoorspelbare geweldsuitbarstingen toenemen. Het zoeken naar die balans lijkt mij een geschikter onderwerp voor een spoeddebat dan een debat over enkele baldadige bloembollengooiers.
naar: Henri Beunders uit: NRC Handelsblad, 20 november 2010
VW-1001-a-12-2-b
4
lees verder ►►►
Tekst 2 Thierry Baudet, jurist aan de Universiteit Leiden, heeft een reeks publicaties verzorgd waarin hij vraagtekens zet bij de werkwijze van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Onderstaande tekst is er een uit die reeks.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vormt een ernstige inbreuk op de democratie (1) Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg heeft zich de afgelopen jaren ontpopt tot een alles verslindend monster dat zonder enige legitimiteit talloze nationale wetten en regelingen buiten werking stelt. Democratisch tot stand gekomen asielen immigratiebeleid, de reikwijdte van de vrijheid van godsdienst, eventuele grenzen aan de vrijheid van meningsuiting: dit alles kan in laatste instantie niet meer door de Tweede Kamer − en daarmee door de Nederlandse bevolking − worden bepaald. Hetzelfde geldt voor regelgeving voor huiszoeking en politieverhoor en voor de inrichting van het openbaar onderwijs. Het Hof in Straatsburg beslist. (2) Opgericht in 1950 als ultieme controle op misbruik van staatsmacht, staat het Europees Hof geheel los van de Europese Unie (EU). Het Hof moet dan ook niet verward worden met het Hof van Justitie van de EU, dat gevestigd is in Luxemburg en toeziet op naleving van Brusselse regelgeving. Bovendien bepaalt het Europees Hof zelf welke landen het toelaat, los van de EU. Inmiddels telt het 47 lidstaten, waaronder ook niet-Europese staten zoals Rusland. Nederland behoort tot de oprichters, hoewel toenmalig minister-president Drees er een overtuigd tegenstander van was. Al snel bleek dat wat Drees vreesde waarheid werd: het Hof wilde veel meer zijn dan alleen de beloofde ultieme controle. Het ging zich bemoeien met van alles en nog wat − maar bleek volstrekt
VW-1001-a-12-2-b
incapabel om iets te doen tegen het enige echt bloedige misbruik van staatsmacht op het Europese continent sedert de Tweede Wereldoorlog: de etnische zuiveringen in voormalig Joegoslavië. (3) Het Europees Hof beperkt zich naar eigen zeggen tot de ultieme grenzen van de rechtvaardigheid, maar toetst in feite al het bestaande recht aan de eigen opvattingen. Dit is een onvermijdelijk gevolg van de vaagheid van de ‘fundamentele rechten’ die in het Europees mensenrechtenverdrag zijn vastgelegd. De centrale denkfout is dat universele principes van rechtvaardigheid geen van tijd en plaats afhankelijke interpretatie zouden vergen. Maar dat is nu juist wél het geval. ‘Recht op leven’ bijvoorbeeld, wat betekent dat in de praktijk? Gaat het daarbij om een verbod op abortus en euthanasie? Een verbod op de doodstraf? In elk geval zou recht op leven gratis gezondheidszorg en gratis medicijnen voor iedereen moeten betekenen, zoals socialisten terecht betogen. Maar vereist recht op leven bij nadere beschouwing niet ook dat de Staat eenieder primaire levensbehoeften zoals voedsel en een dak boven het hoofd garandeert? Iemand laten doodhongeren of bevriezen op straat zonder hulp te bieden, staat immers gelijk aan moord. Of neem het verbod op discriminatie. Zou dat niet tot een verbod op studentenverenigingen moeten leiden? Vele daarvan laten alleen mannelijke leden toe, of juist alleen vrouwelijke leden. En zou het
5
lees verder ►►►
doorwerken in Canada, Mexico, Guatamala en Venezuela, zou de situatie niet meer te overzien zijn. En dat is precies het geval met het Europees Hof: uitspraken werken in de praktijk door in 47 landen. Er is geen wetgever in Europa die de interpretatie van grondrechten door het Europees Hof kan bijsturen met nadere juridische bepalingen. In Europa bewaakt niemand de bewaker. (6) Je kunt er echter ook voor kiezen om rechters überhaupt geen grondrechten te laten toetsen. Dat is de aangewezen manier om politisering van het recht te ondervangen. Van oudsher is dat dan ook de benadering van de Nederlandse Grondwet geweest. Wij kennen het ‘toetsingsverbod’ (artikel 120 Grondwet) dat een direct beroep door burgers op hun grondrechten voor de rechter onmogelijk maakt. De gedachte is dat het politieke gezag bij de Tweede Kamer hoort te liggen en dat de Nederlandse rechter zich niet heeft uit te spreken over de − per definitie politieke − interpretatie van die vage grondrechten. De Nederlandse wetgever heeft er dus voor gekozen om grondrechten te zien als ‘handleiding’ voor de wetgever en ze niet als ‘troefkaarten’ in de handen van burgers of rechters te geven om via ondemocratische weg hun opvattingen alsnog te realiseren. (7) In strijd met de oorspronkelijke gedachte van onze Grondwet is de Nederlandse interpretatie van vage normen als ‘recht op leven’ en ‘discriminatieverbod’ tegenwoordig niet meer van onze Tweede Kamer afhankelijk − zelfs niet van Nederlandse rechters − maar van de stemverhoudingen van rechters uit landen als Rusland, Roemenië, Turkije, Polen, Bulgarije en Litouwen. (8) De afgelopen decennia heeft het Europees Hof dan ook niet mis te verstane politieke uitspraken gedaan.
verbod op discriminatie niet moeten betekenen dat alle erfelijke monarchieen worden afgeschaft? Omdat geen enkel mens helemaal gelijk is aan een ander, is het discriminatieverbod in theorie eindeloos in zijn toepassing. Vanuit juridisch oogpunt moeten we dus constateren dat hoe ‘fundamenteel’ de beginselen achter deze ‘mensenrechten’ misschien ook zijn, hun betekenis in de praktijk volkomen onduidelijk is. (4) Vanuit bestuurlijk oogpunt bezien geldt dat wie de macht heeft te bepalen wat een ‘fundamenteel recht’ in de praktijk precies betekent, de macht heeft om zijn politieke opvattingen op te leggen aan anderen. Dat blijkt uit de situatie in de Verenigde Staten, waar benoemingen van rechters bij het Supreme Court 1) in de praktijk politieke benoemingen zijn. Deze rechters kunnen immers via hun jurisprudentie doorslaggevende politieke uitspraken doen op het gebied van nationale veiligheid (praktijken op Guantánamo Bay als martelingen kwalificeren), ethiek (abortus en euthanasie toestaan of juist verbieden), strafrecht (de doodstraf toestaan of verbieden), immigratie (uitzetting van asielzoekers toestaan of verbieden) en internationaal recht (wel of niet constitutioneel verklaren van verdragen). Amerikaanse presidenten die nieuwe rechters mogen kandideren, kiezen rechters uit met opvattingen die stroken met die van henzelf. De Senaat, die de benoemingen van de rechters moet bekrachtigen, kan dwars gaan liggen wanneer die in meerderheid een andere politieke opvatting heeft. Bovendien staat in de VS tegenover het Supreme Court altijd nog de wetgever, die tegenwicht kan bieden. Checks and balances noemen de Amerikanen dat: de ene macht houdt de andere in bedwang. (5) Als de uitspraken van het Amerikaanse Supreme Court ook zouden
VW-1001-a-12-2-b
6
lees verder ►►►
Door onze soevereiniteit via het Europees Hof aan de wilgen te hangen, heeft er bestuurlijk gezien een ernstige inbreuk op onze democratie plaatsgehad. Bovendien is het een van de belangrijkste juridische uitgangspunten van de rechtsstaat dat de Tweede Kamer over de nationale grondrechten gaat; het nationale recht kan niet zomaar aan de hand van allerlei vage beginselen door een stel buitenlandse rechters van tafel worden geveegd. Niemand zou het accepteren als Vlaamse rechters ineens in Nederland recht kwamen spreken − waarom zouden we de rechtsmacht van het Europees Hof dan wél accepteren? (10) Bescherming van rechtsstaat en democratie vereist dus dat het Europees Hof een radicale koerswijziging ondergaat. De overgrote meerderheid van de zaken waarin het zich vandaag de dag mengt, zou het moeten afdoen als ‘variabel naar nationale voorkeuren’. Het Hof zou slechts in het geweer moeten komen bij extreme verschrikkingen, van het soort dat doet denken aan ’40-’45 (in welk geval het naar alle waarschijnlijkheid overigens volstrekt machteloos zal staan, denk aan voormalig Joegoslavië). Volgt het Hof deze koerswijziging niet, dan heeft het Hof geen bestaansrecht. Verspreiding van natuurrechtelijke morele principes via de mensenrechtendiplomatie blijft een prima zaak, zolang we maar niet de fout begaan die waarden juridisch te codificeren en centraal op te leggen. De intolerantie en beknelling van culturele diversiteit die dat tot gevolg heeft, kan daarvan nooit de bedoeling zijn.
Zo werd in 2007 bepaald dat de Somalische asielzoeker Salah Sheekh door Nederland niet mocht worden uitgezet, omdat uitzetting in de opvatting van het Hof schending van zijn recht om niet gemarteld te worden zou betekenen. Eerder had de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst geconcludeerd dat niet viel aan te tonen dat hij inderdaad gevaar liep. Met een beroep op ‘mensenrechten’ wordt hier dus ingegrepen in ons nationale immigratiebeleid, tot stand gekomen na uitvoerig publiek debat en gesanctioneerd door het democratisch gekozen parlement. In aansluiting op deze zaak werd op 20 juli 2010 bepaald dat een Libische asielzoeker die door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en later door de Nederlandse regering en de rechter is aangemerkt als gevaar voor de nationale veiligheid wegens actieve participatie in een jihadnetwerk, toch niet kon worden uitgezet omdat hem in Libië wellicht martelingen zouden wachten. De voorbeelden zijn eindeloos. Denk aan de zaak van Lautsi versus Italië, waarin het Hof in eerste instantie besliste dat aan de muur hangende kruisbeelden in schoolgebouwen in Italië strijdig zouden zijn met het grondrecht op ‘vrijheid van religie’ aangezien het redelijk is een kruisbeeld met het katholicisme te verbinden. Om die reden werd Italië veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding wegens ‘immateriële schade’. (9) Democratie veronderstelt soevereiniteit: zonder soevereiniteit kan het gekozen parlement niets ondernemen. naar: Thierry Baudet uit: NRC Handelsblad, 13 november 2010
noot 1 Het Supreme Court is in de Verenigde Staten het hoogste rechtscollege, vergelijkbaar met het Hooggerechtshof in Nederland. Het Supreme Court behandelt geschillen over de uitleg en grondwettelijkheid van handelingen en van wetten die door het Congres of door afzonderlijke staten ingevoerd zijn. VW-1001-a-12-2-b
7
lees verder ►►►
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.
Tekst 1 Kwajongens zijn al eeuwen de grootste boeven van allemaal 1
maximumscore 1 alinea 6
2
maximumscore 1 alinea 8
3
maximumscore 1 alinea 9
4
maximumscore 1 alinea 17
5
maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: Te verklaren verschijnsel: Oorzaak: Twee gevolgen:
Twee soorten middelen:
indien indien indien indien 6
A
7
D
VW-1001-a-12-2-c
6 5 4 3
elementen elementen elementen elementen
overgevoeligheid voor onaangepast gedrag (sociale) migratie / veel mensen op nieuwe posities 1) burgerij in paniek / men voelt zich omsingeld 2) de afstand tot ‘de ander’ herstellen 1) groepskenmerken benadrukken (parfum, kleding, bekakt praten) 2) Tucht en Orde / gebods- en verbodsbepalingen
juist juist juist of minder juist
3 2 1 0
5
lees verder ►►►
Vraag
8
9
Antwoord
Scores
maximumscore 2 De kern van een goed antwoord is: • Het kermisverbod laat zien dat een repressief klimaat kan leiden tot explosieve situaties / ernstige gevolgen / periodieke uitbarstingen • een volledig goed antwoord, niet langer dan 20 woorden maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: • In het verleden was er sprake van een beschavingsoffensief dat te sterk/stevig werd uitgevoerd / dat tot opstanden leidde • Nu is dat niet meer het geval / nu is er geen repressie / maatschappelijke dwang • een volledig goed antwoord, niet langer dan 25 woorden
1 1 1
10
maximumscore 1 uitwerking
11
maximumscore 1 nuancering
12
maximumscore 3 Voorbeelden van juiste gevolgen zijn (drie van de volgende): − De overgevoeligheid leidt ertoe dat men grijpt naar door paniek ingegeven oplossingen (zoals inzet van politie en camera’s en wijk- en tv-verbod). − De overgevoeligheid kan leiden tot straffen die niet meer in proportie zijn. − De overgevoeligheid brengt indirect de grondbeginselen van de rechtsstaat in gevaar. − De overgevoeligheid leidt tot repressie met mogelijk gewelddadige reacties. − De overgevoeligheid richt de publieke aandacht op relatief onschuldige wetsovertredingen. per juist gevolg
1 1
1
Opmerking Geen punten toekennen aan antwoorden die bestaan uit concrete voorbeelden, zoals ‘camera’s in de wijk’ of ‘meer politie-inzet’.
VW-1001-a-12-2-c
6
lees verder ►►►
Vraag
13
Antwoord
Scores
maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: • Tegenwoordig wordt overdreven gereageerd op elke vorm van onaangepast gedrag / op baldadigheid van de jeugd / op kleine criminaliteit • De overdreven reacties kunnen leiden tot repressie en gewelddadig protest • een volledig goed antwoord, niet langer dan 30 woorden
1 1 1
of • • •
De geschiedenis leert dat baldadigheid, door kwajongens gepleegd, niet met buitensporige maatregelen beantwoord moet worden want overdreven reacties leiden tot uitbarstingen van volkswoede een volledig goed antwoord, niet langer dan 30 woorden
14
D
15
D
16
B
17
C
18
D
19
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste overeenkomsten zijn (twee van de volgende): − In het fragment wordt normvervaging genoemd als één van de oorzaken. In de tekst wordt gesproken over een verstoorde verhouding tussen plicht, moraal en vrijheid. De normvervaging past daar helemaal binnen. − In het fragment wordt benadrukt dat normhandhaving door middel van sanctionering alleen een idee-fixe is. In de hoofdtekst wordt gesteld dat sancties wellicht op korte termijn positief effect hebben maar op langere termijn tot geweld zullen leiden. − In beide teksten komt naar voren dat de politiek te veel oog zou hebben voor oplossingen die komen van de kant van het strafrecht / dat de politiek zwaardere straffen eist. per juiste overeenkomst
VW-1001-a-12-2-c
1 1 1
1
7
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
Tekst 2 Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vormt een ernstige inbreuk op de democratie In een goede samenvatting (maximumscore 19 punten) moeten de onderstaande informatie-elementen opgenomen zijn. Om de scores van de samenvatting per onderdeel te kunnen verwerken, zijn deze afzonderlijke informatie-elementen doorgenummerd. 20.1 maximumscore 2
(constatering en standpunt auteur) • Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stelt nationale wetten en regelingen buiten werking • en vormt een ernstige inbreuk op de democratie
20.2 maximumscore 1 (leidend principe) • Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gaat uit van het Europees Mensenrechtenverdrag / van de fundamentele rechten van de mens
1 1
1
20.3 maximumscore 5
(consequenties leidend principe) • relatie-aanduidend element, bijvoorbeeld: maar/echter / in die situatie • Wat een fundamenteel recht is, • is in de praktijk volkomen onduidelijk / vergt een van tijd en plaats afhankelijke interpretatie • Wie de macht heeft om te bepalen wat een ‘fundamenteel recht’ in de praktijk precies betekent, • heeft de macht zijn politieke opvattingen op te leggen aan anderen
1 1 1 1 1
20.4 maximumscore 2
(belangrijkste overeenkomst rechtssystemen) • De belangrijkste overeenkomst tussen het Amerikaanse rechtssysteem en het Europees Hof is de macht van de rechters • Die kunnen bepalen wat een ‘fundamenteel recht’ in de praktijk precies betekent / Die kunnen politieke uitspraken doen op allerlei gebieden
1 1
20.5 maximumscore 3
(belangrijkste verschil rechtssystemen) • tegenstelling-aanduidend element ten opzichte van het voorafgaande, bijvoorbeeld: Het verschil is dat / maar • in Amerika kan de Senaat (die de benoemingen van de rechters moet bekrachtigen) dwarsliggen / kan de wetgever tegenwicht bieden / houdt de ene macht de andere in bedwang (checks and balances) • in Europa bewaakt niemand de bewakers / is er geen wetgever die (de interpretatie van grondrechten door) het Hof kan bijsturen
VW-1001-a-12-2-c
8
1
1 1
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
20.6 maximumscore 4
(strijdigheid met de Nederlandse democratie en grondwet) • In Nederland is het parlement soeverein • Uitspraken van het Europees Hof tasten die soevereiniteit aan • In Nederland gaat de Tweede Kamer over de nationale grondrechten • en buitenlandse rechters hebben daar geen zeggenschap over
1 1 1 1
Opmerking Niet goed is: In Nederland ligt het politieke gezag bij de Tweede Kamer, of: De Nederlandse wetgever heeft ervoor gekozen om grondrechten te zien als ‘handleiding’ voor de wetgever. 20.7 maximumscore 2
(aanbevelingen) • Het Europees Hof moet een radicale koerswijziging ondergaan: • het moet slechts in het geweer komen bij extreme verschrikkingen / extreme vormen van machtsmisbruik
1 1
20.a Regeling met betrekking tot incorrecte formuleringen en onjuist
taalgebruik in de samenvatting Voor fouten met betrekking tot incorrecte formuleringen en onjuist taalgebruik kunnen in totaal maximaal 4 hele scorepunten worden afgetrokken. De toepassing van deze aftrekregeling kan overigens nooit leiden tot een negatieve score bij deze samenvattingsopgave. De minimumscore voor de opdracht is 0 scorepunten. Zie Vakspecifieke regel 2 voor exacte aanwijzingen omtrent aftrek.
20.b Regeling met betrekking tot woordgrensoverschrijding van de
samenvatting Voor de eerste overschrijding met 22 woorden dienen geen scorepunten te worden afgetrokken. Voor elke volgende overschrijding dienen per 5 woorden steeds 2 scorepunten te worden afgetrokken tot een maximum van 16 scorepunten. De toepassing van de aftrekregeling kan overigens nooit leiden tot een negatieve score bij deze samenvattingsopgave. De minimumscore voor de opdracht is 0 scorepunten.
Schematisch: 221 - 242 woorden: 0 scorepunten aftrek; 243 - 247 woorden: 2 scorepunten aftrek; 248 - 252 woorden: 4 scorepunten aftrek; 253 - 257 woorden: 6 scorepunten aftrek; 258 - 262 woorden: 8 scorepunten aftrek; et cetera, tot een maximale aftrek van 16 scorepunten.
VW-1001-a-12-2-c
9
lees verder ►►►
Examen VWO
2011 tijdvak 2 dinsdag 21 juni 13.30 - 16.30 uur
Nederlands tevens oud programma
Nederlands
Bij dit examen hoort een bijlage.
Dit examen bestaat uit 19 vragen en een samenvattingsopdracht. Voor dit examen zijn maximaal 45 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Geef niet meer antwoorden (zinnen, redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld één zin wordt gevraagd en je antwoordt met meer dan één zin, wordt alleen de eerste zin in de beoordeling meegeteld.
VW-1001-a-11-2-o
Tekst 1 Red de ambtenaar!
2p
1
1p
2
1p
3
1p
4
“Desondanks zijn de meeste politieke partijen erop uit het ambtenarenbestand van provincies, waterschappen en landelijke overheden drastisch in te perken.” (regels 34-38) Welke twee opvattingen liggen daar, gelet op alinea 1 en 2, aan ten grondslag? Welke van onderstaande beweringen is logisch gezien in overeenstemming met de inhoud van alinea 2? In andere landen is de bureaucratie gemeten in aantallen ambtenaren veel groter dan in Nederland, A waardoor er in Nederland merkbaar minder problemen met het functioneren van de overheid zijn. B waardoor het bijzonder is dat burgers hier zo’n negatief beeld van ambtenaren hebben gekregen. C waarmee de noodzaak het aantal ambtenaren te beperken enigszins gerelativeerd mag worden. D waaruit blijkt dat de noodzaak het aantal ambtenaren in andere landen te beperken veel groter is. De tekst ‘Red de ambtenaar!’ kan in kleinere teksteenheden verdeeld worden, bijvoorbeeld als volgt: deel 1: alinea 1 tot en met 3 deel 2: alinea 4 tot en met 6 deel 3: alinea 7 tot en met 9 deel 4: alinea 10 en 11. Boven deze tekstdelen kunnen ‘tussenkopjes’ geplaatst worden, die de inhoud van het betreffende tekstdeel samenvatten. Welk tussenkopje past het beste boven deel 1, alinea 1 tot en met 3? A Cijfers ambtenarij in internationaal perspectief B Feiten en beeldvorming rond de ambtenaar C Literaire opvattingen over overheidsdiensten D Ontstaansgeschiedenis nutteloze ambtenarij Welk tussenkopje past het best boven deel 2, alinea 4 tot en met 6? Afhankelijkheid positie ambtenaar van wisselende rol overheid Ambtenarenapparaat in relatie tot toenemende politieke bemoeizucht Groeiende morele druk op ambtenaren binnen welvaartsstaat Slinkend economisch belang van ambtenaren op de vrije markt
A B C D 1p
5
Welk tussenkopje past het beste boven deel 3, alinea 7 tot en met 9? A Aanzwellende discrepantie tussen hogere en lagere ambtenaren B Groeiende onkunde van politici aangaande de publieke zaak C Precieze verkenning maatschappelijke nutteloosheid ambtenaar D Uiteenlopende en tegengestelde strategieën ambtenaren en politici
VW-1001-a-11-2-o
2
lees verder ►►►
1p
6
Welk tussenkopje past het beste boven deel 4, alinea 10 en 11? A Brede voortschrijdende verloedering van politieke betrokkenheid B Gewenste strategie ten aanzien van verbeterde inzet overheidsdienaren C Noodzakelijke prikkels ter stimulering van kenniseconomie D Verdringing langetermijnvisie door veranderingen in communicatie overheid
1p
7
Welke verklaring voor het ontstaan van de huidige negatieve oordelen bij politiek en burger over het ontstaan van ambtenaren is, blijkens de tekst ‘Red de ambtenaar!’, het meest aannemelijk? A de kwaadwillige schets van de ambtenaar in economische theorieën B de niet-aflatende ridiculisering van de ambtenaar in moppen en literatuur C de onduidelijkheid van de ambtelijke taak en de bureaucratisering eromheen D de tekorten en mankementen van de gestaag uitdijende verzorgingsstaat
1p
8
Hoe kan het verband tussen de alinea’s 4 tot en met 6 het beste worden getypeerd? A als een chronologisch verband B als een tegenstellend verband C als een verband van argument en tegenargument D als een verband van oorzaak en gevolg
4p
9
Analyseer de redenering in alinea 7. Doe dat door onderstaand schema over te nemen en in te vullen: Stelling: Argument 1 bij de stelling: Argument 2 bij de stelling: Argument 3 bij de stelling:
Functies van afzonderlijke alinea’s zijn te benoemen met begrippen als: conclusie, definitie, gevolg, hypothese, oplossing, samenvatting, stelling, tegenwerping, toegeving. Ook de alinea’s 7 tot en met 9 hebben binnen het geheel van de tekst een eigen functie. Welke functie heeft alinea 7 vooral? Kies voor het antwoord een van de bovengenoemde begrippen.
1p
10
1p
11
Welke functie heeft alinea 8 vooral? Kies voor het antwoord een van de bovengenoemde begrippen.
1p
12
Welke functie heeft alinea 9 vooral? Kies voor het antwoord een van de bovengenoemde begrippen.
VW-1001-a-11-2-o
3
lees verder ►►►
1p
13
2p
14
3p
15
“Dit slaat als een boemerang terug op de politiek.” (regels 186-187). Welke van onderstaande zinnen geeft het meest nauwkeurig weer wat hiermee verwoord wordt? A De ambtenaren verliezen hun vertrouwen in de politici, omdat die de kiezers van alles beloven, terwijl ze dat niet waar kunnen maken. B De ambtenaren verliezen hun vertrouwen in de politici, omdat die niet goed weten hoe de topambtenaren moeten worden aangestuurd. C De burgers verliezen hun vertrouwen in de politiek, omdat de politici de ambtenaren onjuist aansturen, waardoor die een slechte naam krijgen. D De burgers verliezen hun vertrouwen in de politiek, omdat politici er niet voor zorgen dat wat ze toezeggen te gaan doen, ook gebeurt. In de tekst ‘Red de ambtenaar!’ wordt aandacht besteed aan het negatieve beeld van ambtenaren dat veel mensen hebben. Welke twee van onderstaande beweringen zijn in overeenstemming met de inhoud van de tekst? 1 Het is terecht dat burgers de ambtenaren verfoeien, omdat dat beeld gebaseerd is op hun ervaringen. 2 Het negatieve beeld van ambtenaren hangt nauw samen met bepaalde economisch-maatschappelijke ontwikkelingen. 3 Ambtenaren dienen het vooral zichzelf aan te rekenen dat bij veel mensen een negatief beeld van hun inspanningen is ontstaan. 4 Het is, zo vinden veel burgers, de schuld van politici dat bij de burgers verkeerde opvattingen over de overheidsdienaren zijn ontstaan. 5 Het negatieve beeld van de nutteloze ambtenaren is niet alleen in de literatuur te vinden, maar is wijdverbreid. Welk argumentatief bezwaar zou een kritische lezer kunnen inbrengen tegen de wijze waarop in de laatste twee alinea’s van de tekst ‘Red de ambtenaar!’ een beeld wordt geschetst van politici? Licht je antwoord toe.
VW-1001-a-11-2-o
4
lees verder ►►►
1p
16
Hoe kan het schrijfdoel van de tekst ‘Red de ambtenaar!’ het beste getypeerd worden? Het belangrijkste schrijfdoel van de tekst ‘Red de ambtenaar!’ is: A de problemen te schetsen waarmee ambtenaren te maken krijgen door het negatieve beeld dat in de literatuur en in allerlei economische theorieën van hen gegeven wordt. B informatie te verstrekken over de problematische wijze waarop ambtenaren en politici samenwerken en oplossingen aan te dragen voor het geschetste probleem. C te betogen dat politici met meer visie te werk moeten gaan, wat tot gevolg zal hebben dat ambtenaren beter gaan functioneren, waardoor het aantal niet beperkt hoeft te worden. D uiteen te zetten hoe de huidige problemen met betrekking tot het functioneren van de ambtenaren zijn ontstaan en aan te geven waarom het aantal ambtenaren niet beperkt wordt. E vooroordelen ten aanzien van het belang van ambtenaren weg te nemen en het nut van deze functionarissen nader uiteen te zetten, zodat ze ook het respect krijgen dat ze verdienen.
1p
17
Hoe kan de stijl van ‘Red de ambtenaar!’ het treffendst getypeerd worden? A als afstandelijk en emotieloos B als kritisch en licht ironisch C als onpersoonlijk en sarcastisch D als verbitterd en verwijtend
1p
18
Welke van onderstaande zinnen geeft het beste de hoofdgedachte van de tekst ‘Red de ambtenaar!’ weer? A Ambtenaren verrichten beslist zinvol werk, maar zij kunnen hun taak nog beter vervullen als de politiek een duidelijke visie ontwikkelt voor de lange termijn. B Dat het aanzien van ambtenaren nooit een behoorlijk peil heeft bereikt, moet vooral worden toegeschreven aan bepaalde, inmiddels achterhaalde economische theorieën. C Het aanzien van ambtenaren moet met grote spoed worden opgevijzeld: zij zijn het slachtoffer van politici die lijden aan een gebrek aan bestuurlijke wijsheid. D Zowel de hogere als de lagere ambtenaren dienen zich beter in te spannen voor de publieke zaak, zij lopen anders binnen de kortste keren nog verder achter bij innovaties.
VW-1001-a-11-2-o
5
lees verder ►►►
tekstfragment 1 (1) Het is voorspelbaar dat wanneer de salarissen bij de overheid nog verder bij die in de particuliere sector gaan achterlopen, de overheid als werkgever haar aantrekkingskracht verliest. Dan kun je dus naar de beste mensen fluiten − nu al wordt elke bekwame belastinginspecteur door bedrijven weggekocht, omdat zo iemand natuurlijk ook het beste weet hoe je belastingen omzeilen kunt. Met gevolgen voor de financiële slagkracht van de overheid en de omvang van de schatkist, waaruit toch onze wegen, politie, scholen en ziekenhuizen moeten worden betaald. (2) Dat gebrek aan deskundigheid bij de overheid is door de grote concurrentie nu al een probleem. Dat grote infrastructurele projecten als Betuwelijn en Noord-Zuidlijn, Rijksmuseum en straks het Nationaal Historisch Museum financieel steeds uit de klauwen lopen, komt mede daardoor. (3) Om in het neoliberale klimaat maar aan de wensen van belastingvijandige partijen tegemoet te komen, heeft de overheid jarenlang alle eigen deskundigheid wegbezuinigd. ‘Geoutsourced’ heet dat met een duur woord, dat inderdaad een dure praktijk blijkt, omdat het betekent dat de overheid als ons aller belangenbehartiger dus haar feitelijke controle over de eigen projecten verliest en machteloos is uitgeleverd aan een gehaaide aannemerswereld waar kartelvorming nog steeds schering en inslag is. (4) Kortom: een goed functionerende overheid heeft goede ambtenaren nodig − en die kosten geld. Om zulke goede krachten te verwerven zal men werken voor de overheid financieel aantrekkelijker moeten maken. Dan kan langs twee wegen: ofwel door hogere lonen, die uit hogere belastingopbrengsten zullen moeten worden betaald. Ofwel werken elders minder aantrekkelijk maken, door te zorgen dat de lonen daar fors dalen. (5) U mag kiezen − en als u niet wilt kiezen, en vooral lekker op ambtenaren wilt bezuinigen, moet u niet klagen als het straks bij de overheid nog veel vaker de verkeerde kant uitgaat, en goedkoop opnieuw duurkoop blijkt. naar: Thomas von der Dunk uit: de Volkskrant, 5 juli 2010
2p
19
Zowel in de tekst ‘Red de ambtenaar!’ als in tekstfragment 1 wordt een oplossing gegeven voor matig functionerende overheidsdiensten. Welke oplossing stelt tekst 1 voor en welke oplossing stelt tekstfragment 1 voor?
VW-1001-a-11-2-o
6
lees verder ►►►
Tekst 2 Pretpark Nederland 18p
20
Maak een goedlopende samenvatting in correct Nederlands van de tekst ‘Pretpark Nederland’ in maximaal 220 woorden. Zorg ervoor dat je samenvatting begrijpelijk is voor iemand die de oorspronkelijke tekst niet kent. Uit je samenvatting moet duidelijk worden: − welke bedenkelijke ontwikkeling in de openbare ruimte in Nederland gaande is en wat hiervan de oorzaak is; − welke schijnbare tegenstrijdigheid zich daarbij voordoet; − welke gevolgen er zijn voor het veiligheidsbeleid van bedrijven en voor individu en samenleving; − welke kenmerken van de hedendaagse samenleving deze ontwikkeling steunen; − welke aanbeveling wordt gedaan en welke redenering daaraan ten grondslag ligt.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. VW-1001-a-11-2-o VW-1001-a-11-2-o*
7
lees verdereinde ►►►
Tekst 1
Red de ambtenaar!
5
10
15
20
25
30
35
40
(1) De opvatting dat ambtenaren nutteloos zijn, wordt tegenwoordig breed gedeeld. Ambtenaren worden bijkans beschouwd als pissebedden: als je een baksteen optilt, zie je er opeens heel veel. De grijze beestjes voeren schijnbaar nutteloze activiteiten uit. Omdat ze volgens de heersende mening nauwelijks waarde toevoegen, is het geoorloofd dit ongedierte zonder pardon te vernietigen door de steen te laten vallen of de schoenzool er draaiend op te zetten. (2) Geschat wordt dat Nederland 954.000 ambtenaren telt. Ongeveer 123.000 van hen werken voor de rijksoverheid, een half miljoen in het onderwijs en 171.000 voor de gemeenten. De rest is verdeeld over defensie, politie, provincies en wetenschappen. Samen vormen zij 11 procent van de beroepsbevolking. Ter vergelijking: in België lopen de schattingen uiteen van bijna 800.000 tot ruim een miljoen ambtenaren, terwijl ons buurland maar 10,6 miljoen inwoners heeft. In België vormen ambtenaren dus meer dan 16 procent van de beroepsbevolking en in de Scandinavische landen loopt dat percentage op tot ver boven de 20. Hoe onnauwkeurig de cijfers ook zijn, de Nederlandse bureaucratie is dus beslist niet groter dan in vergelijkbare landen – kleiner zelfs. Desondanks zijn de meeste politieke partijen erop uit het ambtenarenbestand van provincies, waterschappen en landelijke overheden drastisch in te perken. Hoe zijn die negatieve oordelen bij politiek en burger over ambtenaren eigenlijk ontstaan? (3) Dat de weerzin diep zit, blijkt bijvoorbeeld uit ambtenarengrappen die op veel kantoren met smaak verteld worden. Ook in de literatuur komt de
VW-1001-a-11-2-b
45
50
55
60
65
70
75
80
85
2
ambtenaar er bekaaid af. Het bekendste voorbeeld is van Simon Carmiggelt. Zijn observaties van ambtelijk gedrag leidden zelfs tot een nieuwe uitdrukking in de Nederlandse taal: epibreren, dat in de Van Dale als volgt wordt gedefinieerd: niet nader aan te geven werkzaamheden verrichten (waarvan men de indruk wil geven dat ze belangrijk zijn, ook al stellen ze helemaal niets voor). Het beeld van ambtenaren in de bellettrie is meestal dat van sullige medewerkers wier gezag mag worden ondermijnd. Om bureaucratische uitwassen te signaleren, worden tegenwoordig zelfs namen van grote schrijvers gebruikt, die zelf als uitstekende ambtenaren bekendstonden. Zo rukt de Kafkabrigade uit om nodeloze bureaucratie tegen te gaan, terwijl Franz Kafka zelf heel goed functioneerde als werknemer binnen de private bureaucratie van een verzekeringsmaatschappij. (4) In de verschillende economische theorieën wordt aan de rol van ambtenaren een verschillende betekenis toegekend. De neoklassieke economen waren voorstander van een kleine overheid. De taken van de overheid moesten zich beperken tot de taken van nachtwaker. Dat hield in dat de overheid zich zo min mogelijk met de markt bemoeide en als primaire functie de handhaving van orde en gezag moest hebben. (5) Toen in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw bleek dat het marktmechanisme feilbaar was en er langdurige werkloosheid ontstond met grote sociale spanningen tot gevolg, ontstond er politieke druk om de nachtwakersstaat uit te breiden. De overheid zou moeten kunnen ingrijpen in de
lees verder ►►►
90
95
100
105
110
115
120
125
130
135
markt. Maar pas na de Tweede Wereldoorlog ontstond bij de grote politieke partijen voldoende draagvlak voor de welvaartsstaat, waarbij de overheid zich mede verantwoordelijk stelde voor welvaart en welzijn van de burgers. De welvaartsstaat bracht grote, complexe bureaucratische organisaties met zich mee. De administratieve gebouwen verspreidden zich over Den Haag en de randgemeenten. (6) In de jaren zeventig van de twintigste eeuw kwam de welvaartsstaat in de problemen. Er ontstond een fiscale crisis. De verzorgingsstaat kon niet langer worden gefinancierd door de overheid. Daardoor ontstond er meer ruimte voor de vrije markt en groeide de kritiek op het openbaar bestuur en de ambtenaren. Overheidstaken werden naar de markt gebracht door privatisering, verzelfstandiging en uitbesteding. Uitvoerende diensten werden op afstand van de politiek geplaatst, waardoor politici de controle verloren, terwijl de burgers hen nog wel verantwoordelijk hielden als er iets misging in de uitvoering. Voor de politiek werd het steeds moeilijker om doelen te formuleren en ze kon dus ook maar moeilijk sturen. Specifieke inhoudelijke deskundigheid van ambtenaren werd niet langer benut en zij ontwikkelden zich tot ‘procesarchitecten’. Een deel van de ambtenaren privatiseerde zichzelf, ging werken als consultant en adviseerde de oude ambtelijke organisatie. Ambtenaren begonnen te rouleren over de departementen. Een goed manager had overal verstand van, inhoudelijke kennis was beduidend minder van belang. Het aantal overheidsorganisaties nam door de verzelfstandigingen in deze periode sterk toe. De term ‘bestuurlijke drukte’ was geboren. (7) Toch valt de opvatting dat ambtenaren door deze ontwikkeling nutteloos of nog meer nutteloos werden,
VW-1001-a-11-2-b
140
145
150
155
160
165
170
175
180
185
3
makkelijk te weerleggen. Ambtenaren zijn wel degelijk belangrijk, omdat zij diensten verlenen, publieke waarden creëren en voor continuïteit in het beleid zorgen. Bij diensten kunnen we denken aan vergunningen afgeven, onderwijs verzorgen of vuilnis ophalen. Publieke waarden hebben betrekking op brede belangen die niet via de markt kunnen worden gediend, bijvoorbeeld de handhaving van de democratische rechtsstaat, de toekomst van het milieu en het energievraagstuk. Ambtenaren zorgen bovendien voor continuïteit: terwijl politici vaak al na vier jaar van een ministerie of uit de Tweede Kamer vertrekken, blijven zij achter en handhaven de lijn. Zo waarborgen zij stabiliteit in een periode waarin politici alleen maar wat roepen en soms niet wezenlijk geïnteresseerd zijn in uitwisseling van argumenten. Ambtenaren dienen de publieke zaak. Hun loon telt gewoon mee in het nationaal inkomen. Ze vertegenwoordigen waarde. Wat gebeurt er als je een kwart van de ambtenaren schrapt? Wie zetten we dan voor de klas? We willen allemaal wel meer investeren in onderwijs en in veiligheid op straat, maar dat kan niet als je tegelijkertijd de mensen schrapt, die dit verzorgen. (8) Als ambtenaren nutteloos zijn, dan is dit eerder een gevolg van het niet goed functioneren van politici dan van het disfunctioneren van ambtenaren. Politici hebben de controle op de uitvoering te veel uit handen gegeven en kunnen niet meer aansturen omdat het hun aan ideeën ontbreekt. Ambtenaren hebben geen duidelijk kader meer van waaruit zij werken. Topambtenaren verliezen het langetermijnbeleid steeds meer uit het oog en willen dat hun minister snel scoort. Politici beloven de kiezers van alles, waardoor de verwachtingen torenhoog zijn, terwijl ze die verwachtingen niet kunnen waarmaken. Dit slaat als een boemerang terug op
lees verder ►►►
190
195
200
205
210
215
220
de politiek. (9) Uiteraard is ook op het functioneren van ambtenaren wel wat aan te merken. In de eerste plaats werken zij te verkokerd en zijn er te veel publieke organisaties met hetzelfde probleem bezig. Uit publicaties van de Kafkabrigade blijkt bijvoorbeeld dat een probleemgezin door heel veel functionarissen van verschillende instanties wordt bezocht. In de tweede plaats passen de klassieke bureaucratische organisaties niet meer bij de technologische ontwikkelingen die het tempo van het maatschappelijk handelen omhoog jagen. Als je via internet in tien minuten een hotel en een vliegticket naar de andere kant van de wereld kunt regelen, dan is drie weken wachten op een vergunning van de gemeente niet te verkopen. In de derde plaats is er te veel aandacht voor het beleid en te weinig voor de dienstverlening. Burgers klagen terecht over de lange wachtlijsten in de zorg en aan het loket van het gemeentehuis of over de doolhof aan bureaucratische regeltjes voor de aanvraag van een vergunning. Er circuleren een heleboel bureaucratische gruwelverhalen waaruit blijkt dat mensen vermalen raken in de ambtelijke molens. (10) Om een einde te maken aan deze manco’s zullen politici ideeën moeten ontwikkelen, leiding moeten geven aan het land en besluiten moeten nemen over publieke organisaties waarbinnen
225
230
235
240
245
250
255
260
ambtenaren beter kunnen functioneren. Als je op de lange termijn de kenniseconomie wilt stimuleren of het watervraagstuk wilt oplossen, zul je een ministerie van Kennis of Water moeten instellen. Dat is veel intelligenter dan alleen op basis van bezuinigingsbedragen mensen overbodig verklaren. Reorganisaties en bezuinigingen kosten enorm veel energie, terwijl die juist nodig zijn om toekomstige maatschappijvisies te doordenken en het daaruit volgende beleid daadwerkelijk uit te voeren. (11) Het is heel goed mogelijk ambtenaren anders te laten werken, maar dan zal er een begin moeten worden gemaakt met een maatschappelijke analyse die aangeeft welke problemen op ons land afkomen en welke zaken wij willen oplossen. Politici formuleren echter nauwelijks een langetermijnvisie, hebben geen tijd om na te denken, maken geen analyses, redeneren niet en geven geen prioriteiten aan. Vooraanstaande politici twitteren zich suf, maar het probleem van Twitter is dat gedachten van meer dan 140 karakters verboden zijn. De politiek verwordt daarmee tot een haiku, zonder de poëtische schoonheid daarvan te bezitten. De politiek denkt niet na, maar zoekt wel haar slachtoffers uit. Het klakkeloos bezuinigen op ambtenaren zal op termijn onjuist blijken te zijn. Ambtenaren hebben nut, politici steeds minder.
naar: Jouke de Vries, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit Leiden uit: Maarten!, juni/juli 2010
VW-1001-a-11-2-b
4
lees verder ►►►
Tekst 2
Pretpark Nederland Ondernemers proberen mensen maximaal aan hun bedrijf te binden. Dat zie je ook terug in merchandising en reclame. Het vrolijke Eftelingclowntje Pardoes is terug te zien op bekers en andere voorwerpen en luchthaven Schiphol verkoopt spulletjes met KLM erop. Verkoop en reclame slaan twee vliegen in één klap. Daarnaast is een uiterst klantvriendelijke en entertainende bejegening van mensen van belang. Mensen moeten zich te allen tijde welkom weten en thuis voelen, zodat ze met volle teugen van hun vrije tijd kunnen genieten. (4) Tegelijkertijd – en dat is het paradoxale – vraagt deze nadruk op aangenaam verpozen om stringente regulering. De diverse controlemechanismen hebben op tal van zaken betrekking: het doen en laten van werknemers, het hoog houden van een imago, verkeersstromen, maar bovenal het in de gewenste banen leiden van klanten en gasten. Ruimtelijke inrichting en design in de vorm van wandelpaden, hekken, paaltjes en borden moeten in combinatie met toegangsvoorwaarden, huisregels, bewakingscamera’s en particuliere beveiligers menselijk gedrag reguleren met het oog op een ongeremde vrijheidssensatie. Binnen zo’n gecreëerde veilige omgeving kunnen mensen ‘helemaal losgaan’. Ritjes in de achtbaan belichamen de ultieme kick, terwijl mensen toch stevig worden vastgesnoerd in hun stoeltjes. Schoon, heel en veilig zijn welhaast ongemerkt onderdeel van uitgekiende marketingstrategieën. Veiligheid stelt niet alleen gerust, maar nodigt ook uit. (5) De uitnodigende inslag van pretparken, winkelcentra en andere Disneyachtige omgevingen maakt dat de aan-
(1) Wie door de saaie binnensteden van Nederland wandelt, zal het niet ontgaan hoe homogeen hun uiterlijk is geworden. We zien overal dezelfde winkelketens die vrijwel identieke producten en diensten leveren. ‘Mcdonaldisering’ is deze ontwikkeling ook wel genoemd. Daarnaast loopt er een proces dat verder gaat dan waar de mcdonaldisering ophoudt. Juist in een gelijkvormige omgeving proberen ondernemingen hun waar in een zo aantrekkelijk mogelijke omlijsting aan te bieden – een tendens die met de term ‘disneyisering’ wordt omschreven. (2) Principes en waarden die zijn ontleend aan Disney leiden mondiaal tot het verleiden en verlokken van mensen. In essentie gaat het om het ‘opleuken’ van producten, waardoor consumenten meer aanschaffen dan strikt noodzakelijk is. De laatste jaren is ook de openbare ruimte ‘opgeleukt’, waardoor steden en winkelcentra steeds meer gelijkenissen zijn gaan vertonen met een pretpark: veilig, voorspelbaar en bomvol fun. Het gevolg is een samenleving zonder rafelranden, met bewoners die niet kunnen omgaan met onverwachte gebeurtenissen en ontmoetingen. Dat is een zorgelijke ontwikkeling. (3) Bij disneyisering gaat het erom dat mensen iets bijzonders meemaken, zoals in Batavia Stad vlakbij Lelystad. Je kunt er uitgebreid winkelen, eten en een feestje geven. Of neem het Eftelinghotel dat ‘magische overnachtingen’ aanbiedt. Bezoekers kunnen slapen in het huisje van Sneeuwwitje, bij de wolf en de zeven geitjes of in de koningssuite. Bedrijven doen er alles aan om verschillende vormen van consumptie te vervlechten.
VW-1001-a-11-2-b
5
lees verder ►►►
domein neergezet als een aanlokkelijk ‘thema’ vol met spannende ontdekkingen en nieuwe ervaringen, inclusief een hotelarrangement, excursie en enthousiaste gids. De openbare ruimte als geheel is trekken van een gereguleerd pretpark gaan vertonen, waarbij we ons af moeten vragen of we blij moeten zijn met de gevolgen ervan. Zo beveelt Amsterdam toeristen aan ‘het fijne’ van de rosse buurt te leren kennen via ‘een pikante en informatieve wandeling, die u rode oortjes zal bezorgen’. En Rotterdam promoot de Bavaria City Racing – ‘Nederlands grootste Formule 1-event’, waar een heel multimediaspektakel omheen is georganiseerd met onder andere een gamingsite. (8) Gemeenten hanteren steeds vaker een zelfde veiligheidsbeleid als pretparken, met als gevolg dat er fantasiesteden ontstaan waar ‘risicoloze risico’s’ volop gekocht en genoten worden. Steden profileren zich met hun spannende anders-zijn, maar dan wel graag binnen een beveiligde, overzichtelijke en gebruikersvriendelijke setting. Deze zogenaamde ‘veilige vrijheid’ wordt ook ingegeven door het feit dat het door disneyisering aangeprezen en gestimuleerde consumptiegedrag door zowel beleidsmakers als consumenten wordt gekoppeld aan het optimistische idee van (absolute) vrijheid. Impliciet gaat men uit van het liberale gedachtegoed dat individuen vrij moeten zijn om onafhankelijk en zonder belemmering hun levensgeluk vorm te geven. Niettemin leidt de utopische aantrekkingskracht van ‘veilige vrijheid’ tot een hang naar controle en beheersing, waardoor die vrijheid weer ingeperkt wordt. Ieder mag zijn eigen vrijheid genieten, maar wel binnen van tevoren vastgestelde kaders. (9) Neem bijvoorbeeld het verschijnsel gated communities, compleet met eigen
pak van criminaliteit, overlast en ander onmaatschappelijk gedrag veelal in private handen is terechtgekomen. Plat gezegd komt dit neer op het beginsel dat ‘wie betaalt, bepaalt’. Als verboden worden overtreden, kunnen beveiligers mensen de toegang tot een terrein weigeren. Desnoods zetten ze met behulp van politieagenten bezoekers buiten als zij zich niet aan de regels hebben gehouden. Menig hooligan is zo met een stadionverbod naar huis gestuurd. (6) Dit heeft belangrijke, maar ook bedenkelijke maatschappelijke consequenties. Allereerst zetten steeds meer bedrijven veiligheid instrumenteel in. Criminaliteit en overlast worden niet langer in morele, maar hoofdzakelijk in financiële termen geduid. De primaire doelstelling van beveiligers is om schade en verlies te voorkomen, niet het in de kraag vatten van dieven en vandalen. Misdaad wordt pas misdaad wanneer er bedrijfsbelangen in het geding komen. Een intrinsiek gemotiveerde normstelling – de ondersteuning van ‘goed’ en de bestrijding van ‘kwaad’ – ontbreekt. Directies verweven veiligheid en sociale controle fijnmazig met andere functies en aspecten van bijvoorbeeld winkelcentra en luchthavens. Te veel opvallend aanwezige beveiligers kunnen de clientèle namelijk wel eens afschrikken. Daarnaast verandert de aard van de sancties. Wetten en regels die bedoeld zijn om uitzetting uit en uitsluiting van de Nederlandse samenleving mogelijk te maken, raken steeds meer in zwang om overtreders van huisregels te straffen. Het klassieke strafrecht wordt daarbij buiten spel gezet, terwijl de rechtsbescherming voor burgers beperkt blijft. (7) De Disneyfilosofie van consumptie aanwakkerende uitbundigheid blijkt niet beperkt gebleven tot de vrijetijdsindustrie. Onder invloed van city marketing wordt ook het publieke, stedelijk
VW-1001-a-11-2-b
6
lees verder ►►►
en desintegratie. Een gefragmenteerde samenleving is het eindresultaat. (12) Zo wordt een stedelijk domein waarin naar hartenlust geconsumeerd kan worden, maar dat verder van iedere gemeenschappelijkheid gespeend is, onleefbaar. Wat op termijn achterblijft, is een steriele stad, een hygiënische ruimte van gelijkgestemden. Dit is een uiterst precaire situatie, aangezien het mensen almaar gevoeliger maakt voor onregelmatigheden en incidenten. Dit feit is cruciaal, omdat in een pluralistische samenleving het uitgangspunt is dat mensen openstaan voor onverwachte ontmoetingen die hen dwingen met anderen om te gaan. (13) Als tegenwicht voor de onderhuidse leegte van een pretparksamenleving moeten we een nieuw accent leggen op een meer communitaristische benadering van vrijheid. Hierin wordt vrijheid niet louter individualistisch opgevat als mogelijkheid van zelfontplooiing. Integendeel, een mens kan pas vrij zijn wanneer hij of zij het leven actief invulling geeft, en dan draait het om meer dan ‘doen wat ik wil’. Een mens moet veilig zichzelf kunnen ontwikkelen in een omgeving met andere mensen. Veilig staat daarbij niet alleen voor de afwezigheid van risico en gevaar, maar ook voor het smeden van identiteit, vertrouwen en saamhorigheid. Ook moeten ontmoetingen binnen het publieke domein niet alleen aangenaam en voorspelbaar zijn, maar tevens verwondering, korzeligheid en zelfs irritatie kunnen oproepen. Buiten je eigen kaders kunnen denken is namelijk essentieel voor democratisch burgerschap en voor de draagkracht van een volwaardige samenleving.
scholen, ziekenhuizen en winkelcentra zoals Celebration, Disney’s modeldorp in Florida. Iemand die in zo’n dorp een huis koopt, moet een gedetailleerd contract ondertekenen. Daarin staan de in de gemeenschap geldende rechten en regels opgesomd, van het alcoholverbod tot de aanwijzing waar de was moet worden opgehangen. Behaaglijke afzondering is het uitgangspunt, wat alleen kans van slagen heeft als een zo gelijkgezind mogelijke, en goed gereguleerde bevolkingssamenstelling wordt geconstrueerd. Conflict en wrevel staan de propere community-identiteit alleen maar in de weg. (10) Naast deze vorm van gereguleerde ‘veilige vrijheid’ laat dit voorbeeld ook zien dat binnen de context van een aan consumptie verslingerde samenleving de vrijheid van de een ten koste gaat van de ander. Ongedwongen wonen, winkelen en recreëren is aan een relatief kleine elite voorbehouden die minder bedeelden zo ver mogelijk buiten de poorten wil houden. (11) Eind jaren zeventig al constateerde de socioloog Richard Sennett dat we geen interesse meer hebben in de wereld voorbij onze eigen genoegens, doordat we zo gepreoccupeerd zijn geraakt met onszelf. Het publieke domein biedt geen plek meer aan mensen om te participeren. Hij signaleerde dat mensen zich richten op het bekende en vertrouwde van de eigen private sfeer. Mensen trekken zich terug in zichzelf, in de huiselijke kring of in ‘zuivere’ en als zodanig ‘antistedelijke’ gemeenschappen, belichaamd door shopping malls en gated communities. Algemene belangen en het vermogen om met anderen om te gaan, raken uit het zicht, wat uiteindelijk aanleiding geeft tot twist
naar: Ronald van Steden, universitair docent bestuurswetenschappen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam uit: De Groene Amsterdammer, december 2009
VW-1001-a-11-2-b
7
lees verder ►►►
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.
Tekst 1 Red de ambtenaar! 1
maximumscore 2 • Opvatting 1: Er zijn te veel ambtenaren • Opvatting 2: Ambtenaren verrichten nutteloos werk
2
C
3
B
4
A
5
B
6
B
7
C
8
A
9
maximumscore 4 De kern van een juist antwoord is: • Stelling: Ambtenaren zijn (wel degelijk) belangrijk/nuttig • 1 2 3
1 1
1
Argumenten: Ze verlenen diensten. Ze creëren publieke waarden. Ze zorgen voor continuïteit in het beleid.
3
Opmerking Per juist argument 1 scorepunt toekennen. 10
maximumscore 1 tegenwerping
11
maximumscore 1 stelling Opmerking Wanneer het antwoord ‘tegenwerping’ gegeven is, dit ook goed rekenen.
VW-1001-a-11-2-c
5
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
12
maximumscore 1 toegeving
13
D
14
maximumscore 2 • 2 • 5
15
Scores
1 1
maximumscore 3 De kern van een juist antwoord is: • Het is een weinig betrouwbaar/geloofwaardig/acceptabel beeld • want in de tekst worden nauwelijks/onvoldoende/geen argumenten gegeven bij het geschetste beeld van politici / wordt een overdreven/gegeneraliseerd/gechargeerd beeld van politici geschetst
16
E
17
B
18
A
19
maximumscore 2 De kern van een juist antwoord is: • Oplossing tekst 1: politici moeten een langetermijnvisie/ideeën formuleren, leiding geven, besluiten nemen (waardoor ambtenaren beter kunnen werken) • Oplossing tekstfragment 1: werken voor de overheid moet financieel aantrekkelijker gemaakt worden
VW-1001-a-11-2-c
6
1
2
1 1
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
Tekst 2 Pretpark Nederland In een goede samenvatting (maximumscore 18 punten) moeten de onderstaande informatie-elementen opgenomen zijn. Om de scores van de samenvatting per onderdeel te kunnen verwerken, zijn deze afzonderlijke informatie-elementen doorgenummerd. 20.1 maximumscore 3
(ontwikkeling en oorzaak) • Er is een pretparksamenleving aan het ontstaan / Er is een samenleving zonder rafelranden aan het ontstaan (met mensen die niet kunnen omgaan met onverwachte gebeurtenissen en ontmoetingen) / Er is een samenleving aan het ontstaan met saaie/homogene / zeer op elkaar lijkende binnensteden (en winkelcentra) / Er is een samenleving aan het ontstaan vol veilige, voorspelbare ruimtes, (gericht op de verkoop van producten) • (veroorzaakt / ontstaan) door disneyisering (en mcdonaldisering) / door ‘het opleuken’ van de openbare ruimte / door zucht tot commercieel benutten/uitbuiten van de ruimte
2
1
20.2 maximumscore 2
(schijnbare tegenstrijdigheid) • Schijnbare tegenstrijdigheid die zich daarbij voordoet: • streven/zucht naar aangenaam verpozen / naar (ongeremde) vrijheid / naar avontuur/sensatie gaat gepaard met stringente regulering/intensivering van beveiliging / vastgestelde kaders (zie bijvoorbeeld de ‘gated communities’)
1
1
20.3 maximumscore 2
(gevolgen ontwikkelingen veiligheidsbeleid van bedrijven en gevolgen voor individu en samenleving) • Beveiliging / Aanpak criminaliteit is/wordt uitbesteed aan private beveiligers • Veiligheid wordt (steeds vaker) (door bedrijven) instrumenteel ingezet / Misdaad wordt niet langer in morele, maar slechts in financiële termen geduid / Misdaad is pas misdaad als er financiële belangen op het spel staan / Een intrinsieke normstelling (bij de bestrijding van kwaad) ontbreekt
VW-1001-a-11-2-c
7
1
1
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
20.4 maximumscore 3
(vervolg gevolgen etc.) • Veiligheid en sociale controle worden verweven met andere functies (om de clientèle niet af te schrikken) • De aard van de sancties verandert / is veranderd / De aard van de sancties is steeds vaker ontleend aan regels voor uitzetting/uitsluiting • De vrijheid van de een gaat ten koste van de ander (binnen de context van een aan consumptie verslingerde samenleving) / Ongedwongen wonen/winkelen is voorbehouden aan kleine elite
1 1
1
20.5 maximumscore 2
(aansluiting kenmerken samenleving) • Mensen trekken zich terug / hebben zich teruggetrokken / hebben de behoefte zich terug te trekken in een (vertrouwde) private sfeer / ‘antistedelijke’ / steriele gemeenschappen (als shopping malls) / gemeenschappen voor gelijkgestemden / hebben geen interesse meer in de wereld voorbij hun eigen genoegens / participeren niet in publieke ruimte / hebben geen zicht meer op algemene belangen • Het vermogen met anderen om te gaan verdwijnt / is verdwenen (met als risico twist en desintegratie / een gefragmenteerde samenleving)
1 1
20.6 maximumscore 2
(aanbeveling) • Er moet een (nieuw) accent op communitaristische / niet louter individualistisch gerichte / meer op de gemeenschap gerichte benadering van vrijheid komen
2
20.7 maximumscore 2
(onderliggende redenering) • Mens kan pas vrij zijn als hij zijn leven een actieve invulling geeft • in een (veilige) omgeving met / gericht op andere mensen
1 1
20.8 maximumscore 2
(vervolg onderliggende redenering) • Ontmoetingen in de publieke ruimte moeten tot verwondering leiden • (want) buiten eigen kaders kunnen denken is essentieel voor burgerschap (en draagkracht volwaardige samenleving)
VW-1001-a-11-2-c
8
1 1
lees verder ►►►