Trainingsboek Economie VWO 2015
Beste leerling, Welkom op de examentraining Economie VWO! Het woord examentraining zegt het al: trainen voor je examen. Tijdens deze training behandelen we de examenstof in blokken en oefenen we ermee. Daarnaast besteden we ook veel aandacht aan de vaardigheden voor je examen; je leert handigheidjes, krijgt uitleg over de meest voorkomende vragen en leert uit welke onderdelen een goed antwoord bestaat. Verder gaan we in op hoe je de stof het beste kunt aanpakken, hoe je verder komt als je het even niet meer weet en vooral ook hoe je zorgt dat je overzicht houdt. Naast de grote hoeveelheid informatie die je krijgt, ga je zelf ook aan de slag met examenvragen. Tijdens dit oefenen zijn er genoeg trainers beschikbaar om je verder te helpen, zodat je leert werken met de goede strategie om je examen aan te pakken. Hierbij is de manier van werken belangrijk, maar je kunt natuurlijk altijd inhoudelijke vragen stellen, ook over de onderdelen die niet klassikaal behandeld worden. De stof die behandeld wordt komt uit de syllabus, die te vinden is op www.examentraining.nl en de oefenvragen zijn gebaseerd op eerdere examenvragen. Ook de eerdere examens zijn te vinden op www.examentraining.nl . Voor iedere vraag zijn er uiteraard uitwerkingen beschikbaar, maar gebruik deze informatie naar eigen inzicht. Vergeet niet dat je op je examen ook geen uitwerkingen krijgt. Sommige vragen worden klassikaal besproken, andere vragen moet je zelf nakijken. Op de volgende pagina volgt het programma voor vandaag. We verwachten niet dat je alle opgaven binnen de tijd af krijgt, maar probeer steeds zo ver mogelijk te komen. Als je niet verder komt, vraag dan om hulp! Het doel van de training is immers te leren hoe je er wél uit kunt komen. En onthoud goed, nu hard werken scheelt je straks misschien een heel jaar hard werken… We wensen je heel veel succes vandaag en op je examen straks!
Namens het team van de Nationale Examentraining, Eefke Meijer Hoofdcoördinator
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
2
Tips en trics voor voorbereiden en tijdens je examens Examens voorbereiden Tip 1: Je bent al voor een belangrijk deel voorbereid. Laat je niet gek maken door uitspraken als “Nu komt het er op aan”. Het examen is een afsluiting van je hele schoolperiode. Je hebt er dus jaren naartoe gewerkt en hebt in die tijd genoeg kennis en kunde opgedaan om examen te kunnen doen. In al die jaren ben je nooit wakker geworden om vervolgens te ontdekken dat al je Engelse kennis was verdwenen. De beste garantie voor succes is voorbereiden, en dat is nu net wat je al die jaren op school hebt gedaan. Tip 2: Maak een planning voor de voorbereiding die je nog nodig hebt. Deze voorbereidingen bestaan uit twee onderdelen: leren en vragen oefenen. Als je hiermee aan de slag gaat, plan dan niet teveel studie-uren achter elkaar. Pauzes zijn noodzakelijk, maar zorg ervoor dat ze kort blijven, anders moet je iedere keer opnieuw opstarten. Wissel verschillende taken en vakken af, want op die manier kun je je beter concentreren. Wat je concentratie (en je planning) ook ten goede komt, is leren op vaste tijdstippen. Je hersenen zijn dan na een paar keer voorbereid op die specifieke activiteit op dat specifieke moment. Tip 3: Leer op verschillende manieren (lezen, schrijven, luisteren, zien en uitspreken) Alleen maar lezen in je boek verandert al snel naar staren in je boek zonder dat je nog wat opneemt. Wissel het lezen van de stof in je boek dus af met het schrijven van een samenvatting. Let op dat je in een samenvatting alleen belangrijke punten overneemt, zodat het ook echt een samenvatting wordt. Veel docenten hebben tegenwoordig een eigen youtube-kanaal. Maak daar gebruik van, want op die manier komt de stof nog beter binnen omdat je er naar hebt kunnen luisteren. Met mindmaps zorg je er voor dat je de stof voor je kunt zien en kunt overzien. Het werkt tot slot heel goed om de stof aan iemand uit te leggen die de stof minder goed beheerst dan jij. Door uit te spreken waar de stof over gaat merk je vanzelf waar je nog even in moet duiken en welke onderdelen je prima beheerst. Tip 4: Leer alsof je examens zit te maken Oefenen voor je examen bestaat natuurlijk ook uit het voorbereiden op de situatie zelf. Dit betekent dat je je leeromgeving zoveel mogelijk moet laten lijken op je examensituatie. Zorg dus voor zo min mogelijk afleiding (lees: leg je telefoon een uurtje weg), maak je tafel zo leeg mogelijk. Je traint op deze manier je hersenen om tijdens je echte examensituatie niet veel aandacht aan de omgeving (en het gemis van je telefoon) te hoeven besteden.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
3
Zorg voor jezelf! Tip 1: Verdiep je in ontspanningstechnieken Rust in je hoofd is van groot belang tijdens het leren. Sommigen weten dit prima uit zichzelf voor elkaar te krijgen, maar anderen kost dit wat meer moeite. Gelukkig zijn hier trucs voor, die we ontspanningsoefeningen noemen. Ademhalingsoefeningen kunnen al genoeg zijn maar ook yoga helpt je zeker om tot rust te komen. Voor deze ontspanningsoefeningen hoef je geen uren uit te trekken, 10 minuten is al voldoende. Sporten kan ook een goede ontspanningstechniek zijn, al kost dat natuurlijk meer tijd. Bijkomend voordeel is dan wel weer dat je beter kunt denken (en dus leren) als je fit bent. Tip 2: Vergeet niet te slapen Chinese en Amerikaanse onderzoekers hebben ontdekt waarom slapen goed is voor je geheugen. Tijdens je slaap worden er namelijk nieuwe synapsen opgebouwd. Dit zijn verbindingen tussen je hersencellen. Hoewel het onderzoek is uitgevoerd bij muizen, zeggen de onderzoekers dat ook stampende scholieren hier een les uit kunnen trekken: Langdurig onthouden lukt beter als je na het leren gaat slapen, in plaats van eindeloos door te blijven leren. Want, muizen die een uurtje leerden en daarna gingen slapen haalden betere resultaten dan muizen die drie uur trainden en daarna wakker gehouden werden. Tip3: Let op wat je eet Het onderzoek naar het verband tussen voeding en geheugen staat weliswaar nog in de kinderschoenen, toch zijn er al belangrijke, handige zaken uit naar voren gekomen. En waarom zou je daar geen gebruik van maken? Zo is het inmiddels duidelijk dat je hersenen veel energie nodig hebben in periodes van examens, dus ontbijt elke dag goed. Let dan wel op wat je eet, want brood, fruit en pinda’s leveren meer langdurige energie dan koekjes. Koffie, thee en sigaretten hebben geen positief effect op je geheugen, dus vermijd deze zaken zo veel mogelijk. En dan het examen zelf En dan is de dag gekomen. Je zit in de gymzaal, het ruikt een beetje vreemd, je voelt je een beetje vreemd. De docent of misschien zelfs wel de rector begint te gebaren en dan begint het uitdelen. Dan het grote moment: je mag beginnen. Tip 1: Blijf rustig en denk aan de strategieën die je hebt geleerd Wat doe je tijdens het examen? - Rustig alle vragen lezen - Niet blijven hangen bij een vraag waar je het antwoord niet op weet - Schrijf zoveel mogelijk op maar…. voorkom wel dat je onzinverhalen gaat schrijven. Dat kost uiteindelijk meer tijd dan dat het je aan punten gaat opleveren. - Noem precies het aantal antwoorden, de redenen, de argumenten, de voorbeelden die gevraagd worden. Schrijf je er meer, dan worden die niet meegerekend en dat is natuurlijk zonde van de tijd. - Vul bij meerkeuzevragen duidelijk maar één antwoord in. Verander je je antwoord, geef dit dan duidelijk aan.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
4
- Ga je niet haasten, ook al voel je tijdsdruk. Tussendoor even een mini-pauze nemen en je uitrekken is alleen maar goed voor je concentratie. En het helpt ook om stijve spieren te voorkomen. - Heb je tijd over? Controleer dan of je volledig antwoord hebt gegeven op álle vragen. Hoe saai het ook is, het is belangrijk, je kunt immers gemakkelijk per ongeluk een (onderdeel van een) vraag overslaan. Tip 2: Los een eventuele black-out op met afleiding Mocht je toch een black-out krijgen, bedenk dan dat je kennis echt niet verdwenen is. Krampachtig blijven nadenken versterkt de black-out alleen maar verder. Het beste is om even iets anders te gaan doen. Ga even naar de WC, rek je even uitgebreid uit. Als je goed bent voorbereid, zit de kennis in je hoofd en komt het vanzelf weer boven. En mocht het bij die ene vraag toch niet lukken, bedenk dan dat je niet alle vragen goed hoeft te hebben om toch gewoon je examen te halen.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
5
Programma Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 Blok 5 Blok 6
Markt Ruilen over tijd Samenwerken en onderhandelen Risico en informatie Welvaart en groei Goede tijden, slechte tijden
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
6
___________________________________ ___________________________________ Welkom op de examentraining Economie VWO
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Wat gaan we doen? Blok 1 Markt
___________________________________
Blok 2 Ruilen over tijd Blok 3 Samenwerken en onderhandelen
___________________________________
Blok 4 Risico en informatie Blok 5 Welvaart en groei Blok 6 Goede tijden, slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Goederen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ Vraag naar een consumptiegoed bepaald door: Koopkracht Behoeften Prijs van complementaire goederen (vb. cd-speler en cd) Prijs van substitutiegoederen
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
7
___________________________________
Bedrijfskolom Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ Soorten veranderingen: •Integratie <-> Differentiatie •Parallellisatie <-> Specialisatie
___________________________________
Motieven hiervoor: •Schaalvoordelen •Risicospreiding •Garanderen van toelevering
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Marktmechanisme Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Vraagfunctie, aanbodfunctie Evenwichtsprijs, evenwichtshoeveelheid
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Vraagfunctie Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ Vraagfunctie: Qv = -2p + 50 Veranderingen vraagfunctie: -Langs de lijn: prijsveranderingen -Van de lijn: links of rechts, door: -Verandering behoeften -Verandering aantal consumenten -Verandering inkomen -Verandering prijs van andere goederen
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
8
___________________________________
Aanbodfunctie Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Aanbodfunctie: Qa = 4p - 10 Verschuivingen aanbodsfunctie: -Langs de lijn: prijsveranderingen -Van de lijn: -Kosten ontwikkeling -Aantal aanbieder
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Surplus Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ Consumentensurplus: verschil tussen het bedrag dat consumenten willen betalen en de evenwichtsprijs. Producenten surplus: verschil tussen de evenwichtsprijs en de minimale prijs waartegen het product wordt aangeboden.
___________________________________
Pareta efficiënt of NIET?
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Elasticiteit Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ -Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid (oorzaak: prijsverandering, gevolg: verandering gevraagde hoeveelheid) -Inkomenselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid (oorzaak: inkomensverandering, gevolg: verandering van de gevraagde hoeveelheid) -Kruislingse prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid (oorzaak: prijsverandering van een bepaald goed, gevolg: verandering van gevraagde hoeveelheid van een ander goed)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
9
___________________________________
Elasticiteit Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ -Inelastisch -Volkomen inelastisch: E=0 -Relatief inelastisch: -1< E < 0 en 0< E < 1
___________________________________
-Noch inelastisch, noch elastisch: E=-1 of E=1 -Elastisch: -Relatief elastisch: E< -1 en E>1 -Volkomen elastisch: E - oneindig en E oneindig
Stel E=-5: als de oorzaak 1% stijgt, wordt het gevolg 5% kleiner.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Inkomenselasticiteit Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ -Inferieur goederen elasticiteit < 0
___________________________________
-Normale goederen elasticiteit = 0 -Luxe goederen
elasticiteit > 0
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Formules Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ Maximale winst: MO=MK of MW=0 Maximale omzet: MO=0 Break-even: TW=0, TO=TK
___________________________________
TK= TCK + TVK GTK = GCK + GVK
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
10
___________________________________
Maximale winst Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Marktingrijpen overheid Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ Minimumprijs: bescherming aanbieders Maximumprijs: bescherming kopers
___________________________________
Niet Pareto optimaal (Harbergerdriehoek kan groter)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Marktvorm Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ Bepaald door: -Aantal vragers (consumenten) -Aantal aanbieders (verkopers) -Soort product (heterogeen of homogeen) -Doorzichtigheid -Toetredingsmogelijkheid
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
11
___________________________________
Soorten vormen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
-Volkomen concurrentie (marktmechanisme, veel aanbieders, veel vragers, homogeen product, doorzichtig, toetreding relatief makkelijk) Graanmarkt -Monopolistische concurrentie (veel aanbieders, veel vragers, heterogeen product, niet doorzichtig, toetreding relatief makkelijk) Detailhandel/Kledingzaak
___________________________________ ___________________________________
-Oligopolie (weinig aanbieders, veel vragers, homogene oligopolie/heterogene oligopolie, niet doorzichtig, toetreding moeilijk) mobiele telefonie
___________________________________
-Monopolie (aanbieder stelt prijs vast, 1 aanbieder, homogeenproduct, veel vragers, doorzichtig, toetreding zeer moeilijk) NS •Natuurlijk, wettelijk of economisch.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Arbeidsmarkt Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ Vraag naar arbeid: uitgeoefend door werkgevers -------------------------------------------------------------------------
___________________________________
Aanbod van arbeid: de werknemers
Beide te meten in arbeidsjaren of personen
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Arbeidsmarkt Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
12
___________________________________
Arbeidsmarkt Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Werkloosheid Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ -Structureel: te weinig vraag of vraag/aanbod sluiten niet aan. Oplossing: Innovatie stimuleren, scholing, reis-/verhuiskosten vergoeding.
___________________________________
-Conjunctureel: tekortschieten van de bestedingen. Oplossing: Belasting omlaag, Overheidsbestedingen omhoog. -Frictie: tijdelijk, <3mnd. Oplossing: Voorlichten bemiddelen.
___________________________________
-Seizoen: gevolg klimaat, aard v.h. product. Oplossing: Productiepakket variëren.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Mobiliteit Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ Arbeidsmobiliteit: -Geografische mobiliteit: woon-werkverkeer; bereidheid tot verhuizen.
___________________________________
-Beroepsmobiliteit: veranderen van beroep; ene beroep kent meer werkloosheid dan het andere (omscholen, beloningsverschillen). Niet werken werken (vb. schoolverlaters, herintreders)
Loon-prijsspiraal: lonen en prijzen die elkaar opjagen. Prijzen stijgen koopkracht daalt meer looneisen kosten werkgever stijgen doorberekenen in prijs etc.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
13
___________________________________
Vragen maken Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ SUCCES!
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
sparen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ S= Sparen S= Y – C – B Volgende kunnen sparen: •Gezinnen ; deel van het besteedbaar inkomen dat niet wordt geconsumeerd. •Bedrijven; deel van de winst dat niet wordt uitgekeerd aan eigenaren van het bedrijf, ‘ingehouden winst’. •Overheid; spaart als ze een financieringsoverschot heeft.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Sparen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ Inkomsten -Directe belastingen; op winst, inkomen en vermogen. -Indirecte belastingen; alle belasting die wordt afgedragen door bedrijven, uitgezonderd winstbelasting. -Niet-belastingontvangsten.
Uitgaven -Overdrachtsuitgaven: Rijk krijgt er niks voor terug. -Bestedingen: Rijk krijgt er iets voor terug. Begrotingssaldo: Inkomsten - uitgaven Financieringssaldo: Begrotingssaldo – aflossingen staatsschuld
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
14
___________________________________
Staatsschuld Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Vermogensmarkt Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ Geldmarkt – korter dan 1 jaar Kapitaalmarkt – langer dan 1 jaar
___________________________________
Rente: uitgedrukt in jaarlijks % van het geleende bedrag. Lenen: rente betalen, sparen: rente ontvangen
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Rente Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
15
___________________________________
Gevolg rente Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Gevolg lage reële rente: -Ontmoedigen van sparen. -Stimuleren van lenen.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Indexcijfers Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Pensioen Markt
Ruilen over tijd
-Welvaartsvast
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
-Waardevast
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
16
___________________________________
Jaarrekening Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
-Balans van het eind van het jaar: Overzicht bezittingen, schulden, eigen vermogen.
___________________________________ ___________________________________
-Resultatenrekening van dat jaar (Winst- en verliesrekening): Weergave van verkoopopbrengsten, kosten, winst van een onderneming.
___________________________________
-Accountantsverklaring: controle & toelichting
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Balans Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Bezittingen (activa)
Schulden (passiva)
-kas -bank -giro Tekstvrak -debiteuren groot -voorraden
-crediteuren -langlopende leningen
Vaste activa
Eigen vermogen
-fabriek -machines
-ingehouden winst -aandelen -reserves
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Resultaten rekening Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Kosten / lasten
Opbrengsten / baten
-Productiekosten -Afschrijvingen
Omzet / verkoop
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Winst / verlies
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
17
___________________________________
Opdrachten maken Markt
Ruilen over tijd
onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
SUCCES!
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Welvaart Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
Welvaart:
___________________________________
-In enge zin: Reëel nationaal inkomen, koopkracht van een land, individu. -In ruime zin: niveau/mate van behoeftebevrediging, subjectief, materieel en immaterieel (vb. schoon milieu). Reëel inkomen gecorrigeerd voor externe effecten (= gevolgen omgeving waar geen betaling tegenover staat).
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Goederen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
-Individueel goed: voor 1 individu, makkelijk wie er gebruik maakt, te verhandelen via markt, prijs te bepalen. -Overheidsgoederen: -Collectief: bestemd voor veel mensen, niet te verhandelen op een markt, geen uitsluiting mogelijk, geen prijs te bepalen (vb. straatverlichting) -Quasi-collectief of bemoeigoederen: individueel goed, geproduceerd door de overheid
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
18
___________________________________
Gevangenen dilemma Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
Gevangen dilemma: Laat zien dat bij samenwerken een gunstigere uitkomst voor beide partijen van toepassing is.
___________________________________ ___________________________________
Het individueel belang najagen is dus niet altijd goed voor jezelf en kan het totale resultaat negatief beïnvloeden.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
uitgangspunten markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
-Spelers moeten bekennen of ontkennen over schuld bij een overval. -Spelers bewegen simultaan -Spel wordt niet herhaald -Spelers hebben een dominante strategie -Spelers beschikken over dezelfde info -Er zijn maar 2 spelers
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nash evenwicht Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Strategie waar je op uitkomt. Je kan het niet voor jezelf verbeteren Je volgt de dominante strategie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
19
___________________________________
Samenwerken Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
Samenwerken wordt bevorderd door: -Overheid (wetten, besturen, bindend verklaren cao, collectieve goederen aanbieden)
___________________________________
-Sociale normen (aanspreken op asociaal gedrag) -Afsluiten contract (beide partijen weten wat te verwachten en hoe te handelen bij niet nakomen van afspraken)
___________________________________
-Zelfbinding (duurzaam produceren, rekening met milieu effect)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
CAO Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
Voordelen: -Werknemer: samen sta je sterk -Werkgever: niet met elke individu onderhandelen
___________________________________ ___________________________________
Nadelen: -Werknemer: individuele kracht, talent kan je niet uitbuiten -Werkgever: bedrijf kan niet concurreren met bijv. loon om de beste werknemer te krijgen
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Arbeidsvoorwaarden Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Afspraken over: -Primaire arbeidsvoorwaarden: loon vakantiegeld, etc. -Secundaire arbeidsvoorwaarden: middagpauzes, reiskostenvergoeding, kinderopvang
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
20
___________________________________
Loonstijging Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
Soorten loonstijgingen -Initieel: verhoging v.h. reële loon die geldt voor een groep werknemers (loonsverhoging bovenop prijscompensatie)
___________________________________
-Incidenteel: verhoging v.h. reële loon voor individu (bv. Promotie, staat niet in cao)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Loonkosten Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
•Sociale premies voor rekening werkgever •Brutoloon –Loonheffing •Sociale premies werknemer •Loonbelasting –Nettoloon
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Wig: Verschil tussen loonkosten van werkgever en nettoloon
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Europese Unie Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
Doel Europese Unie: -Vrij verkeer van goederen
___________________________________
-Vrij verkeer van diensten -Vrij verkeer van personen -Vrij verkeer van kapitaal
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
21
___________________________________
Vragen maken Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
SUCCES!
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Informatie Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
Informatie: -Symmetrische: alle partijen dezelfde info
___________________________________ ___________________________________
-Asymmetrische: partijen niet dezelfde info
___________________________________
Vb. asymmetrisch: verzekeringsmaatschappij. Verzekering: risico overdragen tegen betaling.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Partijen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
-Verzekeraar: -Risico’s: -Asymmetrische informatie -Averechtse selectie -Moreel wangedrag -Fraude
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
22
___________________________________
Partijen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
-Verzekerde: -Motieven: -Risicomijding -Inschatten risico. -Financieel gevolg gebeurtenis afwegen tegen premie.
Premie: bedrag per tijdseenheid om verzekerd te zijn. Hoogte hangt af van: risico, mogelijke financiële schade, profiel deelnemers
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Verzorgingsstaat Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
Sociale uitkeringen:
___________________________________ ___________________________________
-Overheidsdeel -Volksverzekering (AOW) -Werknemersverzekering (WW)
___________________________________
-Particulier deel vb. VUT, verzorgd door verzekeringsmaatschappij
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Sociale zekerheid Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
-Omslagstelsel: werkenden van nu betalen voor degene die nu een uitkering ontvangen -Kapitaaldekkingsstelsel: zelf sparen voor eigen uitkering
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
23
___________________________________
Ondernemingen Markt
Ruilen over tijd
Soort onderneming
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Eenmans VOF zaak
BV
NV
Hoofdelijk aansprakelijk?
Ja
Ja
Nee
Nee
Scheiding eigenaar/ directie?
Nee
Nee
Soms
Ja
Rechtspersoon? Nee
Nee
Ja
Ja
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
kenmerken
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Opdrachten maken Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
SUCCES!
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Welvaart Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Nationaal inkomen = nationaal product; Y = W Y = (C+I+O+E) – M Oftewel W+M = C+I+O+E S-I = particulier spaarsaldo B-O = begrotingssaldo E-M = lopende rekening, saldo buitenland (S-I)+(B-O)=(E-M)
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
24
___________________________________
Welvaart Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Inkomensverdeling Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
Personele inkomensverdeling Primair inkomen Secundair inkomen Tertiair inkomen
___________________________________ ___________________________________
Categoriale inkomensverdeling Arbeidsinkomen Overige of vermogensinkomen Arbeidsinkomensquote: Totale arbeidsinkomen verdiend in een jaar/nationale inkomen Hoge arbeidsinkomensquote slecht voor investeringsklimaat
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Lorenzcurve Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
Nivelleren: Lorenzcurve beweegt naar de midden lijn door: -Progressieve belasting: hoe hoger je inkomen hoe hoger het % belasting -Sociale uitkeringen Denivelleren: Lorenzcurve beweegt van de midden lijn af door: -Degressieve belasting: hoe hoger je inkomen hoe lager % belasting -Aftrekposten: relatieve voordeel voor hoge inkomens
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
25
Nederlands belastingsstelsel Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
-Draagkrachtprincipe: sterke schouders, zware lasten
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
-Profijtbeginsel: betalen als men aanwijsbaar gebruik maakt van overheidsvoorzieningen Box 1 en Box 3
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Box 1 Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Vaststellen totale inkomen (arbeidsinkomen en eigen huis) Aftrekposten Belastbaar inkomen Schijvensysteem toepassen Heffingskortingen Te betalen belasting
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Box 3 Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Vaststellen vermogen: bezittingen – schulden Heffingsvrijstelling Belastbaar deel van het vermogen
1,2 % belasting betalen
Welvaart en groei
-
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
26
___________________________________
Opdrachten maken Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
SUCCES!
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Inflatie Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
Inflatie: gemiddelde percentuele prijsstijging in een bepaalde periode Binnenlands Kosteninflatie: prijs stijgt door hoge kosten Bestedingsinflatie: prijs stijgt door hoge vraag naar goederen Winstinflatie: prijs stijgt door vergroten winstmarge
___________________________________
Buitenlands Importinflatie: prijs van geïmporteerde producten stijgt
___________________________________
Deflatie
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Gevolgen inflatie Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
-Lonen (loonprijsspiraal)
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
-Koopkracht
-Internationale concurrentiepositie (Relatief!)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
27
___________________________________
Prijzen Ruilen over tijd
Markt
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
Prijsrigiditeit: Prijzen dalen niet (vanwege kosten werkgever) dus minder verkopen
___________________________________
Prijsflexibiliteit: Prijzen passen makkelijk aan altijd maximale prijs bij maximaal haalbare productie productiecapaciteit maximaal benut
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Verkeersvergelijking Fisher Ruilen over tijd
Markt
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Gelijkheid van geldstroom (MV) en goederenstroom (PT) MV = totale vraag in economie = effectieve vraag
PT = totale aanbod in economie = W
___________________________________
Als geldstroom groter meer goederen gevraagd
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Bestrijding inflatie Ruilen over tijd
Markt
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
- Belastingen omhoog bestedingen omlaag bestedingsinflatie neemt af - Overheidsuitgaven omlaag bestedingen omlaag bestedingsinflatie neemt af -
Rente omhoog sparen aantrekkelijker, lenen duurder bestedingen omlaag bestedingsinflatie neemt af
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
28
___________________________________
Betalingsbalans Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Lopende rekening (goederenrekening, dienstenrekening, inkomensrekening); E-M, kapitaal- of vermogensrekening
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Valuta prijs Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Vraagfactoren: export en kapitaal import Aanbodfactoren: import en kapitaal export Wisselkoersen: -Zwevend: hoogte koers bepaald door vraag en aanbod. -Vast: hoogte bepaald door afspraak centrale banken.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Wisselkoersen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Zwevend: -Voordeel: betalingsbalansevenwicht -Nadeel: onzekerheid -Appreciatie: waardestijging, depreciatie: waardedaling Vast: -Voordeel: zekerheid -Nadeel: betalingsbalansonevenwicht -Revaluatie: waardestijging, devaluatie: waardedaling
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
29
___________________________________
Economische kringloop Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
-Productiecapaciteit: Maximaal haalbare productie
___________________________________
-Bezettingsgraad: (Productie/productiecapaciteit) x 100% -Investeringen: -Breedte: Meer ‘dezelfde’ machines erbij, verhouding kapitaal/arbeid blijft gelijk -Diepte: Mensen vervangen door machines, in verhouding meer kapitaal dan arbeid
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Conjunctuur Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
-Laagconjunctuur: te weinig vraag om een bedrijf op volle toeren te laten werken. Onderbesteding. Werkloosheid, lage bezettingsgraad, deflatie.
___________________________________
-Hoogconjunctuur: er wordt meer gevraagd dan er kan worden geproduceerd. Overbesteding. Veel werk, hoge bezettingsgraad, inflatie (bestedingsinflatie)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Stagflatie Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Stagflatie: periode van onderbesteding (laagconjunctuur) maar toch inflatie. Hoe?: hogere kosten prijzen stijgen
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
30
Anticyclisch begrotingsbeleid Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
-Onderbesteding: Belasting omlaag, overheidsbestedingen omhoog
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
-Overbesteding: Belasting omhoog, overheidsbestedingen omlaag -Maatregel Centrale Bank: -Onderbesteding: Rente omlaag (meer lenen, minder sparen) -Overbesteding: Rente omhoog
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Opdrachten maken Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
SUCCES!
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Evaluatie
___________________________________ ___________________________________
Laat ons weten wat je van de training vond:
___________________________________
www.examentraining.nl/evaluatie
Enthousiast na deze training? Kijk op www.examentraining.nl voor al je andere vakken
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
31
___________________________________ ___________________________________ SUCCES MET HET EXAMEN
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
32
Markt
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
33
Problemen en successen
De ontwikkeling van de Nederlandse economie tussen 1995 en 2000 is een mengeling van problemen en successen. Een econoom analyseert een aantal ontwikkelingen in deze periode. Centraal staat voor hem het probleem dat er te veel inactieven zijn in de beroepsgeschikte bevolking. In de definitie van deze econoom vormen de werkloze beroepsbevolking plus de personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering samen de groep inactieven. De econoom maakt in zijn analyse gebruik van enkele (bewerkte) gegevens van de arbeidsmarkt: Tabel 1:
De econoom trekt voor de periode 1995-2000 de volgende drie conclusies: conclusie 1 De werkloze beroepsbevolking is wel gedaald, maar dat komt vooral door de ontwikkeling van de p/a-ratio. conclusie 2 Omdat de werkloosheid sterker is gedaald dan het aantal personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering is gestegen, is het totaal aantal inactieven afgenomen. conclusie 3 De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt hebben bijgedragen aan een verlaging van de collectieve lastendruk. Vraag 1 Neem tabel 2 over en vul deze verder in met behulp van de gegevens uit tabel 1. Laat voor elk in te vullen gegeven in tabel 1 de berekening zien. Tabel 2:
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
34
Vraag 2 Was de p/a-ratio in 2000 groter dan, gelijk aan of kleiner dan de p/a-ratio in 1995? Verklaar het antwoord op basis van conclusie 1 en zonder het maken van een berekening. Vraag 3 Is conclusie 2 van de econoom juist? Verklaar het antwoord met behulp van tabel 1 en 2. Vraag 4 Geef op basis van tabel 1 twee argumenten voor conclusie 3. Verklaar hoe deze argumenten de conclusie ondersteunen. Duitse minimalisten Nederland kent vanaf 1974 een wettelijk minimumloon. Alle werknemers van 15 tot 65 jaar die betaalde arbeid verrichten, hebben recht op een bepaald minimumloon per gewerkt uur. Dit minimumloon vormt de basis voor loonafspraken in de collectieve arbeidsovereenkomsten (cao) die in Nederland worden afgesloten. In Duitsland is er géén algemene wettelijke minimumloonregeling. Een mogelijke invoering van zo’n wettelijk minimumloon is bij onze oosterburen een politiek en maatschappelijk gevoelig thema. Bron 1 – modelmatige weergave van de arbeidsmarkt in Duitsland Alle werkenden en werkzoekenden samen zijn het aanbod van arbeid. Zij worden in dit model kortweg ‘werknemers’ genoemd. De vraag naar arbeid komt van de groep ‘werkgevers’. In dit model wordt de vraag naar arbeid gelijkgesteld aan de werkgelegenheid in Duitsland.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
35
Bron 2 – werkgeverssurplus, werknemerssurplus en de gevolgen van de invoering van een minimumloon Legenda: A = 122,5 B = 35 C = 35 D = 122,5 E = 2,5 F = 2,5 (x miljoen euro’s)
Vraag 5 Leg uit dat het afsluiten van cao’s kan leiden tot meeliftgedrag van werknemers. Jasper is leerling in een 5 Havo klas van een school in Oldenzaal. Hij kent leeftijdgenoten die in Duitsland in een Aldi supermarkt werken en voor hetzelfde werk minder per uur verdienen dan hij verdient bij Aldi in Oldenzaal. “Hoe kan dat”, vraagt hij zich af. Zijn leraar economie vertelt dat dit te maken kan hebben met het feit dat er in Duitsland geen minimumloonregeling is. Om dit uit te leggen, toont hij een modelmatige weergave van de Duitse arbeidsmarkt (bron 1) en stelt: “In deze grafiek wordt de arbeidsmarkt van Duitsland voorgesteld als een markt van volkomen concurrentie met een evenwichtsloon van 9 euro per uur. In werkelijkheid voldoet een arbeidsmarkt van een land niet aan alle kenmerken van deze marktvorm, maar deze modelmatige weergave kan je helpen om de werking van de arbeidsmarkt en het effect van een minimumloon te begrijpen.” Vraag 6 Noem twee kenmerken van de marktvorm volkomen concurrentie en licht toe waarom een arbeidsmarkt van een land niet aan deze kenmerken voldoet. De leraar vervolgt: “Bij een loon van 9 euro per uur is het totaal van werknemerssurplus plus werkgeverssurplus maximaal. Stel dat de Duitse regering een wettelijk minimumloon invoert van 10 euro per uur. Het totale surplus zal kleiner worden. Er zijn in Duitsland voor- en tegenstanders van invoering van een wettelijk minimumloon. Werknemersorganisaties zullen blij zijn en beredeneren dat dit de welvaart van hun leden zal verhogen. Economen echter waarschuwen dat invoering van een wettelijk minimumloon ten koste zal gaan van werkgelegenheid en uiteindelijk kan leiden tot welvaartsverlies in Duitsland.” Gebruik bron 1. Vraag 7 Laat met een berekening zien hoeveel werkgelegenheid er in Duitsland zou verdwijnen door invoering van een minimumloon van 10 euro per uur.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
36
Leerlingen krijgen de opdracht om de bewering van de economen, dat invoering van een wettelijk minimumloon uiteindelijk kan leiden tot welvaartsverlies in Duitsland, te illustreren met behulp van de grafiek van bron 2. Enkele leerlingantwoorden staan hieronder. Eén van deze antwoorden is juist. Jasper “Het werkgeverssurplus zal toenemen met 35 miljoen (B) en het werknemerssurplus neemt af met 37,5 miljoen (B + E), dus de welvaart zal dalen met 2,5 miljoen.” Yamina “Het werkgeverssurplus zal afnemen met 37,5 miljoen (B + E) en het werknemerssurplus neemt toe met 32,5 miljoen (B − F), dus de welvaart zal dalen met 5 miljoen.” Pieter “Het werkgeverssurplus zal afnemen met 35 miljoen (B) en het werknemerssurplus neemt toe met 37,5 miljoen (B + E), dus de welvaart zal dalen met 2,5 miljoen.” Gebruik bron 2. Vraag 8 Welk van deze drie leerlingantwoorden is de juiste? Verklaar het antwoord. Betaald voetbal kijken In een land zijn alle uitzendrechten van binnenlandse voetbalwedstrijden in handen van de televisiezender Sport Totaal. De kijker betaalt aan Sport Totaal een prijs (vast bedrag) per gekeken wedstrijd. De opbrengsten voor Sport Totaal komen voort uit de betalingen door de kijker en uit reclame-inkomsten. De zender heeft twee soorten kosten: de betalingen voor het verkrijgen van de uitzendrechten aan de voetbalorganisatie en de productiekosten van de uitzendingen. Beide soorten kosten houden geen verband met het aantal betalende kijkers. Figuur 1: Overzicht betrokken kosten en opbrengsten
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
37
Vraag 9 Hoe blijkt uit de tekst vóór figuur 1 dat voor Sport Totaal de marginale kosten nul zijn? Vraag 10 Geef een economische verklaring voor het feit dat de marginale opbrengst uit reclame (MOrec) voor Sport Totaal positief is. Vraag 11 A) Bij welk aantal betalende kijkers zal voor Sport Totaal de totale winst maximaal zijn? Kies uit q1, q2, q3, q4, q5 of q6. De voetbalbond die de uitzendrechten aanbiedt zou graag zien dat Sport Totaal een zo groot mogelijk aantal kijkers weet te bereiken. Sport Totaal brengt daar tegen in dat ze geen winstmogelijkheden ziet bij een prijs van nul. De voetbalbond bestrijdt dat laatste. B) Onder welke voorwaarde kan Sport Totaal bij een prijs per gekeken wedstrijd van nul toch winst behalen? Kiezen uit de marketingmix In de bedrijfstak telecommunicatie is het aantal aanbieders sterk gegroeid en wordt er steeds meer gebruikgemaakt van verschillende technische middelen. In een land zijn er veel aanbieders van mobiele telefonie. Ze leveren een onbeperkt gebruik van hun netwerk tegen een vast bedrag per maand per abonnement. Een van de aanbieders op deze markt wil zijn winstgevendheid vergroten en overweegt drie alternatieven: a het voeren van prijsbeleid door verandering van de verkoopprijs; b het voeren van promotiebeleid door middel van een landelijke reclamecampagne; c het voeren van productbeleid, waarvoor procesinnovatie zal moeten plaatsvinden. In figuur 2 en tabel 3 worden nadere gegevens verstrekt over de kosten en opbrengsten van dit bedrijf. Figuur 2 : kosten en opbrengsten in de uitgangssituatie
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
38
Tabel 3
Vraag 12 Van welke marktvorm is sprake op de markt waar dit bedrijf aanbieder is? Geef twee argumenten voor de keuze. Vraag 13 Bij welke verkoopprijs is in de uitgangssituatie de totale winst maximaal? Vraag 14 Leg met behulp van figuur 2 uit hoe promotiebeleid de winstgevendheid van dit bedrijf kan vergroten. Vraag 15 Bereken de hoogte van de maximale totale winst in situatie 2. Vraag 16 Hoe is, uit het vergelijken van de beide GTK-functies in tabel 3, af te leiden dat het bedrijf heeft gekozen voor procesinnovatie? Verklaar het antwoord. Faalt de markt of faalt de overheid? In een Europees land is de productie van varkensvlees verantwoordelijk voor ongeveer een kwart van de totale uitstoot van broeikasgassen door de landbouw. Varkensvlees vormt een belangrijk onderdeel van het dagelijks menu van de inwoners. Tot nog toe is de prijsvorming op de markt voor varkensvlees door de overheid vrij gelaten, maar de minister van Natuur maakt bezwaar tegen de hoge negatieve externe effecten door de veroorzaakte broeikasgassen. De minister vraagt een onderzoeksbureau de binnenlandse markt van varkensvlees te bestuderen en dit marktfalen in kaart te brengen. Het onderzoeksbureau hanteert het model dat is weergegeven in bron 3, waarin wordt aangenomen dat de producenten van varkensvlees rechtstreeks aan de consumenten leveren.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
39
Bron 3:
Het onderzoeksbureau stelt: “In de evenwichtsprijs van 6 euro in het model zijn externe effecten niet meegenomen.” Vraag 17 Zou de prijs hoger of lager moeten zijn als externe effecten worden geïnternaliseerd? Licht het antwoord toe. Vraag 18 Bereken de totale welvaartsbijdrage van de markt voor varkensvlees, uitgaande van de omvang van het totale surplus en de negatieve externe effecten. De minister van Natuur stelt zich ten doel de negatieve externe effecten van de productie van varkensvlees te beperken tot 9 miljoen euro. Om dit te bereiken wil zij een vaste producentenheffing per kilo varkensvlees invoeren. Een van de politieke partijen heeft kritiek op dit voorstel. Zij pleit daarom voor het beïnvloeden van de betalingsbereidheid van de consumenten van varkensvlees. Vraag 19 Toon met een berekening aan dat de voorgestelde vaste heffing 3 euro per kilo moet zijn om de doelstelling van de minister te realiseren. Vraag 20 Teken in de uitwerkbijlage hoe de vraag- en aanbodfuncties komen te liggen na invoering van de genoemde heffing. Arceer in de figuur de opbrengst van de overheid uit de heffing. Onder druk van de genoemde politieke partij ziet de minister af van het invoeren van de vaste producentenheffing. In plaats daarvan start zij een informatiecampagne tegen het gebruik van varkensvlees, om de betalingsbereidheid te verminderen. Ga ervan uit dat als
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
40
gevolg van de campagne bij elke prijs de vraag in gelijke mate afneemt. Vraag 21 Teken in de uitwerkbijlage de nieuwe marktsituatie als door deze campagne de betalingsbereidheid zoveel afneemt, dat de doelstelling van de minister alsnog wordt gerealiseerd.
Loon naar studeren Twee leerlingen, Mounir en Thomas, maken een profielwerkstuk over beloningsverschillen op de arbeidsmarkt in Nederland. De vraag naar arbeid wordt gedefinieerd als het aantal bezette arbeidsplaatsen en het aantal vacatures. Het aanbod van arbeid is gelijk aan het aantal bezette arbeidsplaatsen en het aantal werklozen. Mounir en Thomas willen het opleidingsniveau van het aanbod van arbeid en het door werkgevers gevraagde opleidingsniveau voor verschillende banen in hun onderzoek betrekken. Ze bestuderen een rapport van een onderzoeker, waarin drie opleidingsniveaus worden onderscheiden. Onderstaande tabel en de figuren 3 tot en met 6 komen uit dit rapport
Tabel 4: voorbeelden van banen per vereist opleidingsniveau
Figuur 3:Aandeel in het aanbod Van arbeid in procenten
Figuur 4: werkloosheid in procenten van het arbeidsaanbod per opleidingsniveau
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
41
Figuur 5: ongelijkheid in beloning tussen opleidingsniveaus*
Figuur 6: extra beloning per opleidingsniveau (%)**
Uit figuur 3 en figuur 4 kan worden opgemaakt dat de groep gemiddeld opgeleide werklozen groter is dan de groep lager opgeleide werklozen.
Vraag 22 Toon dit voor het jaar 2011 aan met behulp van een berekening op basis van (geschatte) waarden uit beide genoemde figuren. Bij bespreking van de figuren valt het Mounir en Thomas op dat door de veranderde verhoudingen tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt de verschillen in beloning groter zijn geworden. Mounir zegt dat het uiteenlopen van de relatieve beloningsniveaus in de periode 2005-2011 zoals in figuur 5 is te zien, kan worden verklaard uit de gegevens over werkloosheid over diezelfde periode in figuur 4 Thomas merkt op dat de beloningen van hoogopgeleiden in deze periode relatief hard stijgen. Hij denkt dat dit het resultaat is van twee tegengestelde ontwikkelingen. 1 De ontwikkelingen in figuur 3 hebben een remmend effect op het niveau van beloning van hoogopgeleiden, maar 2 de technologische ontwikkeling heeft in deze periode blijkbaar een effect op de verhouding tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bij hoogopgeleiden die het effect van ontwikkeling 1 meer dan compenseert. Vraag 23 Verklaar het uiteenlopen van de relatieve beloningsniveaus tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden zoals Mounir die uit de figuren afleidt. Vraag 24 Verklaar de relatief snelle stijging van de beloningen van hoogopgeleiden met behulp van de twee tegengestelde ontwikkelingen die Thomas ziet. De onderzoeker schrijft in zijn rapport dat de kansen op de arbeidsmarkt voor laagopgeleide mensen niet onder druk staan. De werkgelegenheid voor hoogopgeleiden ontwikkelt zich gunstig, hetgeen via de bestedingen op zijn beurt weer een positief effect heeft op de
arbeidskansen voor laagopgeleiden. Vraag 25 Leg uit hoe de onderzoeker tot deze conclusie komt. In hun conclusie schrijven Mounir en Thomas dat ze verwachten dat na 2011 de ongelijkheid in beloningen tussen de verschillende opleidingsniveaus zal afnemen als gevolg van verandering in de keuzes die jonge mensen zullen maken in de loop van hun opleiding op het gebied van ruilen over de tijd. Bij hun argumentatie gebruiken ze figuur 6. Vraag 26 Beargumenteer hun verwachting in ongeveer 100 woorden.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
43
Ruilen over tijd
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
44
In het kader van de begroting
In een land maakte de regering in 2000 over het te voeren begrotingsbeleid voor de regeringsperiode 2001-2004 de volgende twee afspraken. afspraak 1 Meevallers als gevolg van hogere belastinginkomsten dan begroot, moeten deels voor lastenverlichting en deels voor aflossing van de staatsschuld worden gebruikt. afspraak 2 Nieuwe uitgaven zijn alleen toegestaan als er meevallers zijn doordat de uitgaven lager blijken dan begroot. Verder hanteerde de regering in 2000 als uitgangspunten voor het begrotingsbeleid de volgende twee verwachtingen voor de periode 2001-2004: • een gemiddelde jaarlijkse reële groei van het bruto binnenlands product (BBP) van 2,5%; • een reële groei van de overheidsuitgaven van 2,5% per jaar. In beide verwachtingen wordt de reële groei berekend door uit te gaan van het algemeen prijspeil. In 2005 wordt teruggekeken op de regeerperiode 2001-2004 aan de hand van de gegevens in tabel 5. Tabel 5:
De minister van Economische Zaken concludeert dat tussen 2000 en 2004 het nominaal BBP met ongeveer 30% is toegenomen. De oppositie vindt dat de kritiek, die ze al in 2000 gaf, is uitgekomen: het gehanteerde begrotingsbeleid werkt procyclisch. De macro-economische ontwikkeling in dit land in de periode 2001-2004 lijkt deze kritiek te ondersteunen. Vraag 27 Leg uit dat op basis van tabel 5 beweerd kan worden dat dit land macro-economisch gezien een progressief belastingsysteem heeft. Vraag 28 Is de conclusie van de minister van Economische Zaken juist? Laat de berekening zien. Vraag 29 Leg met behulp van de gegevens bij b en c (tabel 5) uit hoe het uitvoeren van het afgesproken begrotingsbeleid in 2003 en 2004 kon leiden tot vermindering van de reële groei van de overheidsuitgaven. Vraag 30 Leg uit hoe er in dit land in de periode 2001-2004 meevallers aan de inkomstenkant van de Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
45
begroting konden ontstaan. Vraag 31 Leg uit hoe het afgesproken begrotingsbeleid van de regering procyclisch kan werken. Wat te doen met een overschot? In een land heeft de overheid in de afgelopen decennia een forse staatsschuld opgebouwd. De minister van Financiën verwacht dat aan het begin van 2006 de omvang van deze schuld 340 miljard euro zal zijn. De volgende gegevens zijn ontleend aan de voorlopige begroting van 2006.
Voor de komende jaren wordt uitgegaan van de volgende prognoses omtrent de economie van dit land: 1 De economische groei zal ongeveer 3% per jaar bedragen. 2 Er zal een overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans zijn. 3 Door vergrijzing van de bevolking zullen er in verhouding meer inactieven en minder actieven komen. Bij de presentatie van de voorlopige begroting van 2006 ontstaat er een discussie over het begrotingsoverschot: moeten we dit overschot gebruiken voor extra aflossing van de staatsschuld of voor andere doelen? De voorstanders van extra aflossen stellen voor het gehele overschot in te zetten voor extra aflossing van de staatsschuld. Zij wijzen er op dat het rentebeslag (de rentelasten in % van de totale overheidsuitgaven) in dit land te hoog is. Daarnaast geven ze aan dat de toekomstige vergrijzing tot financiële problemen bij de overheid kan leiden waardoor de internationale concurrentiepositie van de bedrijven in dit land in gevaar kan komen. De tegenstanders van extra aflossen hebben als antwoord op de argumenten van de voorstanders twee stellingen geformuleerd: stelling 1 Als de overheid haar uitgavenquote (overheidsuitgaven in procenten van het nationaal inkomen) de komende jaren stabiel houdt, zal bij een gelijkblijvend rentebedrag het rentebeslag toch minder worden. stelling 2 Aangezien er in 2005 al sprake is van een nationaal spaaroverschot, zal extra aflossen ertoe leiden dat bedrijven in het buitenland met onze binnenlandse besparingen hun concurrentiepositie gaan verbeteren.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
46
Vraag 32 Bereken de staatsschuld aan het einde van 2006 als het voorstel van de voorstanders van extra aflossen wordt uitgevoerd. Vraag 33 Leg uit hoe de vergrijzing tot financiële problemen bij de overheid kan leiden. Maak in de uitleg gebruik van één inkomstenpost en één uitgavenpost van de gegeven begroting. Vraag 34 Leg uit hoe financiële problemen bij de overheid kunnen leiden tot verslechtering van de internationale concurrentiepositie van de bedrijven in dit land. Vraag 35 Welke prognose kan als argument dienen om stelling 1 te onderbouwen? Verklaar het antwoord. Vraag 36 Leg stelling 2 uit. Overheid ter discussie De rol van de overheid staat regelmatig ter discussie. In dat verband trokken de twee onderstaande krantenkoppen de aandacht.
Vanuit de samenleving wordt voortdurend druk op de overheid uitgeoefend om de collectieve uitgaven te verhogen. Tegelijkertijd vinden veel politici dat het tekort van de collectieve sector moet worden beperkt. Een en ander is voor politici aanleiding om strikte criteria te formuleren bij het te voeren collectieve uitgavenbeleid. Zo vinden sommigen dat de overheid de collectieve uitgavenquote constant moet houden. Anderen zijn strenger en pleiten er voor de reële collectieve uitgaven constant te houden. Tabel 6:
Vraag 37 Welke krantenkop past het best bij het criterium om de collectieve uitgavenquote constant te houden? Verklaar het antwoord. Vraag 38 In welk jaar of welke jaren was er volgens tabel 6 sprake van een overschot bij de collectieve sector?
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
47
Vraag 39 Zijn de reële collectieve uitgaven in 2005 ten opzichte van 2001 gestegen of gedaald? Verklaar het antwoord met een berekening. Vraag 40 Leg uit hoe een stijging van het nationaal inkomen bij een gelijkblijvend financieringssaldo tot een stijging van de collectieve uitgaven kan leiden. Vraag 41 Leg aan de hand van een voorbeeld uit dat een stijging van de collectieve uitgaven kan helpen om een stijging van het nationaal inkomen mogelijk te maken.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
48
Samenwerken en onderhandelen
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
49
Dubbelspel
In een bepaald land bewaakt toezichthouder TTD de concurrentieverhoudingen op de markt voor mobiele telefonie. In dit land bieden slechts twee bedrijven (bedrijf a en bedrijf b) mobiele telefonie aan. Een klant van bedrijf a betaalt aan bedrijf a een tarief per minuut. Als die klant belt naar een klant van bedrijf b, brengt bedrijf b voor het gebruik van het netwerk een tarief per minuut in rekening aan bedrijf a. Bij bedrijf b gebeurt hetzelfde. TTD hanteert het model uit bron 4 om de kosten en de opbrengsten van beide bedrijven te beschrijven. De gegeven bedragen gelden in de uitgangssituatie. Bron 4:
Bedrijf b heeft bekend gemaakt het tarief dat bedrijf a moet betalen voor het gebruik van het netwerk, te willen verhogen tot 7. TTD heeft vernomen dat als reactie daarop bedrijf a overweegt het desbetreffende tarief te verhogen tot 6. TTD veronderstelt dat beide bedrijven die kostenverhogingen doorberekenen in de tarieven voor hun eigen klanten. TTD vreest een tariefoorlog ten koste van de consument. Om de gevolgen daarvan in kaart te brengen, heeft TTD de matrix uit bron 5 samengesteld. Bron 5:
TTD besluit op basis van deze matrix in te grijpen en vraagt zich nu af op welke manier dat zou moeten plaatsvinden. TTD denkt onder andere aan het instellen van een maximumtarief voor het gebruik van elkaars netwerk. Ook wordt overwogen de partijen te informeren over Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
50
de verwachte negatieve uitkomsten van een tariefoorlog en een beroep te doen op zelfregulering. Er wordt een brainstormsessie gehouden om van beide opties argumenten vóór en tegen in kaart te brengen. In de uitgangssituatie bedraagt Mb 80, Mab 48 en Mba 32. Vraag 42 Laat met een berekening zien dat de totale winst van bedrijf a in de uitgangssituatie 1.212 bedraagt. Als beide bedrijven de tarieven die ze elkaar in rekening brengen verhogen, neemt de gezamenlijke winst van beide bedrijven af. Vraag 43 Geef daarvoor een verklaring op basis van het model. Vraag 44 Leg uit hoe de TTD uitgaande van de matrix tot de conclusie kan komen dat ingrijpen noodzakelijk is met het oog op het handhaven van de concurrentieverhoudingen. Vraag 45 Beschrijf bij beide opties (maximumtarief en zelfregulering) een argument vóór en een argument tegen. De argumenten moeten passen in de gegeven context. Gebruik ongeveer 75 woorden.
Omnifoon mobieler In een land is Omnifoon een aanbieder op een oligopolistische markt voor mobiele telefonie die zich richt op twee groepen klanten: abonnees en pre-paid bellers. Alle aanbieders hebben te maken met hoge constante kosten en kunnen maar moeilijk winst maken. Zo is bij Omnifoon in 2003 het aandeel van de constante kosten in de totale kosten 88% en wordt er een verlies geleden van € 10 miljoen. In tabel 7 staan nog enkele gegevens van Omnifoon.
Tabel 7:
Algemeen wordt aangenomen dat het verzadigingspunt op deze markt nabij is. Omnifoon is daarom van plan middelen in te zetten voor de ontwikkeling van in dit land nog niet beschikbare data-diensten zoals mobiel internetten, mobiel verzenden van tekst- en beeldberichten en een navigatiesysteem via satellietverbinding. Verder wordt getracht het resultaat te verbeteren door in overleg met de andere aanbieders op deze markt de maximale geldigheidstermijn voor pre-paid beltegoeden stap voor stap te halveren. Vraag 46 Noem een gegeven dat voor Omnifoon aanleiding is om ter verbetering van het resultaat onder andere parallellisatie na te streven. Verklaar het antwoord. Vraag 47 Toon met een berekening aan dat Omnifoon prijsdifferentiatie toepast. Vraag 48 Bereken het bedrag aan constante kosten voor Omnifoon in 2003. Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
51
De mededingingsautoriteit maakt bezwaar tegen het voorgenomen marketingbeleid. Vraag 49 Op welk onderdeel van het marketingbeleid zal dat bezwaar betrekking hebben? Verklaar het antwoord. Patatje oorlog In het dorpje Noordheim zijn twee snackbars gevestigd: Van Vliet en Jonker. Tussen beide snackbars is tot nu toe sprake van een stilzwijgende afspraak om de prijzen van hun meest verkopende product, Vlaamse friet, niet te wijzigen. Van Vliet overweegt om de frietprijzen toch met 5% te verlagen om zijn omzet te laten groeien. Hij gaat er in eerste instantie van uit dat Jonker hetzelfde overweegt. Van Vliet stelt de matrix uit bron 6 op om zijn strategie te kunnen bepalen. Bron 6:
Vraag 50 Is er in de analyse van Van Vliet sprake van een gevangenendilemma? Verklaar je antwoord.
Jonker waarschuwt Van Vliet dat een prijsverlaging door beide snackbars ten koste kan gaan van de winst, ondanks de verwachte hogere omzet. Hij doet Van Vliet de belofte, dat hij zijn prijzen niet zal verlagen, als Van Vliet dat ook niet doet. Als Van Vliet zijn prijsverlaging toch doorzet, dreigt Jonker echter zijn prijzen met 10% te verlagen. Van Vliet vraagt een bevriende econoom een marktonderzoek uit te voeren naar te verwachten omzetcijfers. De econoom concludeert dat Van Vliet ten onrechte van een statische spelsituatie is uitgegaan. Op basis van de voorstellen van Jonker stelt hij een spelboom op (zie figuur 7 op de volgende pagina). Hij gaat ervan uit dat de prijselasticiteit van de vraag naar Vlaamse friet voor beide snackbars -1,5 bedraagt. Overwegingen die niet in de spelboom aan de orde komen worden buiten beschouwing gelaten. Vraag 51 Toon met een berekening aan dat bij punt A een weekomzet van 5.106,25 euro wordt behaald door Van Vliet. Vraag 52 Is bovenstaande dreiging van Jonker van een prijsdaling van 10% geloofwaardig? Verklaar je antwoord. Vraag 53 Leg uit dat op basis van de spelboom het voor Van Vliet niet aannemelijk is dat Jonker zijn belofte zal houden om zijn prijs gelijk te houden.
Gegeven de verwachte omzetcijfers zal Van Vliet niet gemakkelijk door de belofte van Jonker overtuigd worden. Toch wil Jonker een prijzenslag voorkomen. Hij wil via zelfbinding Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
52
zijn bedoelingen geloofwaardig maken. Vraag 54 Bedenk een manier hoe Jonker zelfbinding kan toepassen om zijn belofte om zijn prijzen gelijk te houden geloofwaardig te maken. Licht deze manier toe Figuur 7:
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
53
Risico en informatie
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
54
Autoveiling: een goed idee? Henk heeft een plan gemaakt om te starten met een veilingsite waarop garagebedrijven tweedehands auto’s kunnen aanbieden aan consumenten. De veiling geschiedt bij afslag: een auto staat op de site tien dagen te koop, waarbij wordt begonnen met een duidelijk te hoge prijs waarna de prijs naar beneden wordt aangepast. Bij de website geregistreerde consumenten kunnen aangeven te willen kopen. Indien de veilingprijs van de auto zakt tot een vooraf bekend gemaakte bodemprijs, wordt de auto van de veiling teruggetrokken. Die bodemprijs wordt door de aanbieder van de auto vastgesteld. De aanbieder van de auto betaalt de veilingsite altijd 20% provisie over het verschil tussen de veilingprijs en de bodemprijs. Om een idee te krijgen hoe de veiling zal werken, heeft Henk een voorbeeld uitgewerkt waarbij hij uitgaat van een aantal veronderstellingen.
Consumenten nemen voordat zij deelnemen aan de veiling een beslissing over het bedrag dat zij maximaal bereid zijn te besteden aan de aangeboden auto (maximumbudget). Consumenten proberen minder te besteden dan het maximumbudget, waarbij ze het risico nemen de auto niet te krijgen. Consumenten kennen de maximumbudgetten van de andere gegadigden niet. Consumenten hebben zich een beeld gevormd van de bedragen die in het verleden voor soortgelijke auto’s zijn betaald. Een garagebedrijf laat een auto veilen met een bodemprijs van € 11.300. Er zijn vier consumenten van wie het maximumbudget groter is dan de bodemprijs: consument maximumbudget A
€ 15.100
B
€ 11.900
C
€ 13.200
D € 14.200 Het is Henks bedoeling om de site tot een succes te maken en vervolgens te verkopen. Zijn vriendin Aisha betwijfelt of de veiling kan rekenen op voldoende belangstelling van consumenten en aanbieders. Zij geeft Henk een waarschuwing en een advies.
Er is sprake van asymmetrische informatie. Wellicht is veilen per opbod beter dan veilen bij afslag. Bij veilen per opbod staat de auto ook tien dagen te koop, om te beginnen tegen de bodemprijs. Consumenten kunnen, in stappen van € 50, een hoger bod uitbrengen. Dit bod wordt op de site vermeld waarna andere gegadigden weer hoger kunnen bieden. Na tien dagen gaat de auto naar de hoogste bieder.
Vraag 55 Leg uit dat asymmetrische informatie het succes van de site kan bedreigen. Vraag 56 Noem één manier waarop Henk de asymmetrie van de informatie zou kunnen verminderen Vraag 57 Leg uit dat niet met zekerheid te bepalen is welke veilingprijs in het voorbeeld van Henk tot Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
55
stand zal komen. Henk wil kijken wat het veilen per opbod zou betekenen voor zijn provisieopbrengst. Hij gaat daarbij uit van het gegeven voorbeeld. Vraag 58 Bereken de provisieopbrengst als de desbetreffende auto per opbod geveild zou worden. Licht de berekening toe. Henk overweegt om de regels voor zijn provisie te veranderen; de aanbieders betalen 10% over het verschil tussen de veilingprijs en de bodemprijs met een minimum van € 200. Dat minimumbedrag moeten de aanbieders voorafgaand aan de veiling altijd betalen. Vraag 59 Beschrijf dat deze verandering van de provisieregels kan leiden tot: een hogere provisieopbrengst van de veilingsite maar ook tot een lagere provisieopbrengst van de veilingsite. Betrek in beide gevallen in de beschrijving de hoogte van de bodemprijzen en de belangstelling van consumenten. Gebruik ongeveer 160 woorden Wie wordt er beter van de bonus-malus? Het gezin Walker heeft verzekeringen lopen bij twee verschillende commerciële verzekeringsmaatschappijen. Voor de verzekering tegen autoschade heeft het gezin gekozen voor verzekeringsmaatschappij CarSure. De verzekering voor ziektekosten is afgesloten bij verzekeringsmaatschappij ZekerGezond. Beide maatschappijen maken gebruik van een bonus-malussysteem zoals weergegeven in tabel 7. Tabel 7: bonus-maluspercentages ten opzichte van de basispremie
De basispremie is constant. Een verzekerde die in een jaar eenmaal een claim indient, daalt in het volgende jaar één trede in bovenstaand systeem. Bij twee claims of meer daalt de verzekerde het volgende jaar twee treden. De percentages korting en boete gelden ten opzichte van de basispremie behorend bij trede 1. Als de verzekerde gedurende een jaar niets claimt, stijgt hij het volgende jaar één trede en betaalt hij een lagere premie. De vereniging ‘Vervoer Veilig’ toont zich voorstander van het gebruik van dit bonus-malussysteem door CarSure, met het argument dat dit leidt tot veiliger verkeer.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
56
Vraag 60 Leg dit argument van de vereniging ‘Vervoer Veilig’ uit. Klantenorganisatie Het Ziekenboegje maakt daarentegen bezwaar tegen toepassing van het bonus-malussysteem in de zorg. Vraag 61 Welk bezwaar zou de klantenorganisatie maken? Licht dit bezwaar toe. Het gezin Walker is al een aantal jaren voor medische kosten bij ZekerGezond verzekerd, en is inmiddels op trede 6 ingeschaald. Het contract met de verzekering loopt nog drie jaar. De premie voor deze verzekering voor het gezin Walker, na aftrek van korting, bedraagt € 252 en het eigen risico voor het gezin is € 100. Het gezin heeft dit jaar een claim ter waarde van € 180 voor een medische behandeling die het overweegt in te dienen. Daarbij gaat het uit van de verwachting dat zich in de komende drie jaren geen verdere schadegevallen zullen voordoen. Vraag 62 Laat met een berekening zien of het voor het gezin Walker voordelig of nadelig is als het deze € 180 claimt bij ZekerGezond. Het gezin Walker overweegt beide verzekeringen onder te brengen bij een niet-commerciële verzekeringsmaatschappij, omdat de premies daar op dit moment lager zijn. De oudste dochter heeft twijfels of het gezin daarmee in de komende jaren ook goedkoper uit zal blijven. Zij is bang dat zo’n verzekeraar minder op de kosten let en minder efficiënt werkt. Haar vader meent dat ze daar niet zo bang voor hoeft te zijn. Vraag 63 Geef een verklaring waarom de hoogte van de totale verzekeringspremie die het gezin Walker moet betalen zou kunnen dalen, als het beide verzekeringen onderbrengt bij een niet-commerciële maatschappij. Vraag 64 Leg het standpunt van de vader uit.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
57
Welvaart en groei
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
58
Vals plat In een land wordt een wijziging van het stelsel voor de inkomstenbelasting overwogen. Het onderzoeksbureau van één van de grote politieke partijen in dit land presenteert een voorstel onder de naam ‘Schijvenstelsel’. Van dit stelsel zijn in tabel 8 de hoofdlijnen weergegeven. Een aantal belastingdeskundigen komt met een ander voorstel: de zogenoemde ‘Vlaktaks’ (zie tabel 9). Beide stelsels beperken zich uitsluitend tot het inkomen uit arbeid.
Tabel 8:
Tabel 9:
Op basis van nadere analyse voorspelt het onderzoeksbureau de mate waarin de aftrekposten van het ‘Schijvenstelsel’ gebruikt zullen worden door de verschillende inkomensgroepen in het land.Deze voorspelling is weergegeven in staafdiagram 1. Alle ontvangers van bruto-inkomens zijn verdeeld in 10 even grote groepen, gerangschikt van laagste bruto-inkomens (deciel 1) naar hoogste bruto-inkomens (deciel 10)
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
59
Staafdiagram 1:
De minister van Financiën vreest dat de belastinginkomsten bij de ‘Vlaktaks’ lager zullen zijn dan bij het ‘Schijvenstelsel’. De minister van Sociale Zaken wil graag een belastingstelsel dat de regering de mogelijkheid biedt om via de inkomstenbelasting nivellerende inkomenspolitiek te voeren Vraag 65 Zal binnen het stelsel ‘Vlaktaks’ de marginale belastingdruk hoger zijn dan, gelijk zijn aan of lager zijn dan de gemiddelde belastingdruk? Verklaar het antwoord. Vraag 66 Geef, op basis van de gegevens in tabel 8 en tabel 9 en het staafdiagram, twee argumenten tegen de vrees van de minister van Financiën. Vraag 67 Zal de minister van Sociale Zaken kiezen voor het ‘Schijvenstelsel’ of voor de ‘Vlaktaks’? Verklaar het antwoord. Om te beoordelen hoe in het ‘Schijvenstelsel’ de hoogte van de belastingaanslag, vóór aftrek van de heffingskortingen, zich verhoudt tot de hoogte van het belastbaar inkomen kan de gemiddelde belastingdruk bepaald worden. Voor de staafdiagram geldt dat voor deciel 4 het gemiddelde bruto-inkomen € 17.000 is, terwijl dat voor deciel 10 gemiddeld € 60.000 is. Vraag 68 Toon met een berekening aan dat deze gemiddelde belastingdruk in deze beide decielen vrijwel gelijk is. Een econoom, die de discussie rond de keuze voor een nieuw belastingstelsel volgt, geeft de voorkeur aan het stelsel ‘Vlaktaks’. Maar hij stelt wel voor om aan dat stelsel één algemene heffingskorting toe te voegen, in de vorm van een vast bedrag van € 2.000 voor elke belastingplichtige. Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
60
Vraag 69 Heeft deze toevoeging van een algemene heffingskorting aan het stelsel ‘Vlaktaks’ een nivellerend, een denivellerend of géén effect op de secundaire inkomensverdeling? Verklaar het antwoord. Algemeen evenwicht
Mieke en Eef verwerken voor een praktische opdracht gegevens van de Nederlandse economie van 2009 in een vereenvoudigde weergave van de geldkringloop, geïnspireerd door het Tableau Economique. Om deze geldkringloop, zoals weergegeven in bron 7, kloppend te maken, moeten er nog enkele gegevens worden uitgerekend en dient de richting van sommige pijlen nog bepaald te worden. Op basis van deze kringloop kan het nationaal inkomen bepaald worden. Vraag 70 Leg uit dat het nationaal inkomen gelijk is aan de som van de toegevoegde waarden. De geldkringloop uit bron 7 is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Zo gaat in werkelijkheid een deel van alle overheidsbestedingen niet naar bedrijven maar naar gezinnen of naar het buitenland. Vraag 71. Geef een voorbeeld van een overheidsbesteding die een geldstroom naar het buitenland weergeeft.De richting van de pijl tussen overheid en financiële instellingen is afhankelijk van het saldo van de overheidsfinanciën. Gebruik bron 7 Vraag 72 Toon met een berekening aan dat het tekort van de overheid 20 (miljard euro) is. Vraag 73 Leg uit wat deze uitkomst betekent voor de richting van de pijl. Vraag 74 Bereken het bedrag van de particuliere investeringen in miljarden euro’s. Na bestudering van de cijfers in de kringloop van 2009 komen Mieke en Eef tot de conclusie dat Nederlandse gezinnen en bedrijven samen voor een particulier spaaroverschot zorgen. Ze zijn erg benieuwd of de kredietcrisis invloed zal hebben op het nationaal spaaroverschot. Daartoe hebben ze krantenkoppen verzameld die ten tijde van de kredietcrisis zijn verschenen (bron 7).
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
61
Gebruik bron 7. Vraag 75 Bereken het nationaal spaaroverschot van 2009 in miljarden euro’s. Gebruik bron 7 en bron 8. Vraag 76 Maak, met behulp van twee van de vier krantenkoppen in bron 8, van onderstaande tekst een juiste redenering met betrekking tot de Nederlandse economie. Het particulier spaaroverschot kan verder toenemen, want: “Uit …(1)… zou kunnen volgen dat gezinnen meer gaan sparen. Bovendien mag op basis van …(2)… verwacht worden dat bedrijven …(3)… gaan investeren.” Kies uit: bij (1) kop 1/kop 2/kop 3/kop 4 bij (2) kop 1/kop 2/kop 3/kop 4 bij (3) meer/minder Bron 7:
Bron 8: krantenkoppen over de Nederlandse economie in 2009
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
62
Noord en Zuid In een artikel op een economische opiniesite geeft politicus Nordholt een analyse van de ontwikkeling van de Economische Unie (EU) tot een Economische en Monetaire Unie (EMU). Hij wijst op grote verschillen in de (verwachte) economische ontwikkeling tussen de noordelijke lidstaten (Noord) en de zuidelijke lidstaten (Zuid). Deze zijn weergegeven in tabel 10. De economie van Noord groeit sterker dan die van Zuid. Tabel 10:
Met de invoering van de euro (fase 2) breekt een periode aan waarin bedrijven en overheden van Zuid bij beleggers uit Noord kunnen lenen tegen aanvankelijk relatief lage rentetarieven. Dit stimuleert de economische groei en maakt het mogelijk bezuinigingen op de overheidsbegrotingen in Zuid uit te stellen. In fase 3 neemt in Zuid de inflatie toe terwijl deze in Noord juist afneemt. De concurrentiepositie van Zuid verzwakt, zowel op de interne markt van de EMU als op de wereldmarkt. De concurrentiepositie van Noord wordt nu juist sterker. Vraag 77 Verklaar het verschil in gemiddelde koersontwikkeling van de munteenheden van de beide groepen landen in fase 1. Maak hierbij gebruik van het in de tabel beschreven verschil in de economische situatie tussen Noord en Zuid in fase 1. Volgens politicus Zangaro uit een van de zuidelijke lidstaten draagt de zwakke economische positie van Zuid in fase 3 bij aan de sterke economische groei van Noord. Hij stelt: “Noord heeft Zuid nodig om te voorkomen dat de euro op de valutamarkt te sterk wordt en daarmee de concurrentiepositie van Noord weer verzwakt.” Vraag 78 Leg de stelling van politicus Zangaro uit. Een econome voegt toe: “Na invoering van de euro (fase 2) betaalden overheden in Zuid in vergelijking met fase 1 een lage rente aan beleggers in Noord. De relatief lage rente op de kapitaalmarkt die hierdoor in Zuid ontstond leidde tot een hoge productie in de bouwsector.” Daarnaast merkt ze op: “Als overheden van Noord in fase 3 steeds garanties blijven geven aan overheden van Zuid voor leningen om overheidstekorten te dekken, geeft dit kans op Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
63
moral hazard (moreel wangedrag).” Vraag 79 Leg uit op welke manier de lage rente in fase 2 in Zuid heeft geleid tot een hoge productie van onroerend goed. Vraag 80 Leg de tweede opmerking van de econome uit.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
64
Goede tijden, slechte tijden
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
65
China versus de VS De economische politiek van China is onder andere gebaseerd op lage arbeidskosten, modernisering van de infrastructuur en een lage wisselkoers van de eigen munt (yuan) ten opzichte van de Amerikaanse dollar. De waarde van de yuan is gekoppeld aan de waarde van de dollar. Het grote handelsoverschot van China met de Verenigde Staten van Amerika (VS) zorgt voor een opwaartse druk op deze wisselkoers. De aankoop door de Chinese monetaire autoriteiten van veel waardepapieren in dollars, met name Amerikaanse staatsobligaties,zorgt juist voor een neerwaartse druk. Deze aankoop is weer belangrijk voor de VS, want op die manier financiert de Amerikaanse overheid een deel van haar enorme begrotingstekort.Toch heeft de regering van de VS veel kritiek op de kunstmatig laag gehouden koers van de yuan: dit biedt Chinese exporteurs een concurrentievoordeel. De regering van de VS overweegt daarom invoerheffingen op Chinese producten en andere invoerbeperkingen af te dwingen bij de Wereldhandelsorganisatie WTO. Vraag 81 Noem nog een andere invoerbeperkende maatregel dan invoerheffingen, die de VS kan gebruiken tegen China. Vraag 82 Beschrijf twee nadelen die invoerbeperkingen door de VS tegen China kunnen hebben voor de economie van de VS. Met betrekking tot de wisselkoers van de yuan in dollars is het volgende bekend:
Vraag 83 Bereken, in twee decimalen nauwkeurig, de koers van de yuan in dollars die volgens deze econoom de juiste waarde zou weergeven in maart 2010. Een woordvoerder van de Chinese regering zegt: “Een heel geleidelijke koersstijging van onze munt is voor ons geen probleem, maar wat de regering van de VS van ons land eist, tientallen procenten koersstijging binnen een jaar, zou zeer schadelijk zijn voor de Chinese economie. Ik beweer dat onze binnenlandse economie nog niet sterk genoeg is om het te verwachten verlies aan exportopbrengsten op te vangen.” Gebruik bron 9 en bron 10. Vraag 84 Beschrijf twee argumenten die de bewering van de woordvoerder kunnen ondersteunen: één argument op basis van bron 7 en één argument op basis van bron 8. Gebruik bron 10, onderdeel B. Vraag 85 Beschrijf, met gebruik van gegevens uit dit deel van bron 9, één argument dat de bewering van de woordvoerder kan tegenspreken.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
66
Bron 9: particuliere consumptie in procenten van het bruto binnenlands product (bbp) (2009)
Bron 10: economische kerngegevens China
Groeistuipen in de VS In een bepaald jaar steeg de dollar flink in waarde ten opzichte van de euro. Deze stijging werd volgens analisten veroorzaakt door de sterke economische groei in de Verenigde Staten van Amerika (VS) in dat jaar. Die groei leidde bovendien tot oplopende inflatie in de VS hetgeen de centrale bank van de VS deed besluiten tot een anti-inflatiebeleid. De analisten waarschuwden voor de negatieve gevolgen van de sterke economische groei in de VS voor de lopende rekening van de VS. Figuur 8 brengt enkele gevolgen van economische groei in de VS in beeld. De pijlen kunnen een negatief verband aangeven maar ook een positief verband. EU staat voor Europese Unie.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
67
Figuur 8:
Vraag 86 Leg uit dat er bij pijl (1) sprake kan zijn van een negatief verband. Vraag 87 Leg uit dat er bij pijl (2) sprake kan zijn van een positief verband. Vraag 88 Leg uit hoe het anti-inflatiebeleid van de centrale bank van de VS kan leiden tot een hogere koers van de dollar ten opzichte van de euro. Gebruik figuur 7 en vermeld in het antwoord de nummers van de pijlen. De analisten baseren hun waarschuwing op een veronderstelling met betrekking tot de inflatie in de VS en in de EU. Vraag 89 Welke veronderstelling is dat? Verklaar het antwoord. Wordt het voordeel benut? Indonesië is sinds 1967 lid van de Association of Southeast Asian Nations (ASEAN). Bovendien is het land toen ook lid geworden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Medio jaren negentig van de vorige eeuw begint Indonesië met het verlagen van importtarieven. Een uitzondering daarop vormt het importtarief op motorvoertuigen vanuit de rijke landen. Indonesië heeft zelf de productie van motorvoertuigen begin jaren negentig gestart. Het land heeft toen toestemming gekregen van de WTO dit tarief tijdelijk op dezelfde hoogte te houden. Met het liberaliseren van zijn internationale handel probeert Indonesië het relatieve kostenvoordeel dat dit land voor sommige goederen heeft, meer te benutten. Een belangrijke handelspartner en concurrent van Indonesië is Maleisië. In zowel Indonesië als Maleisië worden textiel en motorvoertuigen geproduceerd. In tabel 11 is het aantal eenheden product weergegeven dat met 1.000 arbeidsuren geproduceerd kan worden. Zowel voor textiel als voor motorvoertuigen wordt in deze tabel homogeniteit verondersteld.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
68
Tabel 11:
Vraag 90 Geef een reden voor de WTO om Indonesië toestemming te geven het genoemde importtarief tijdelijk op dezelfde hoogte te houden. Vraag 91 Leg met behulp van een berekening uit voor welk product Maleisië een relatief kostenvoordeel heeft ten opzichte van Indonesië. Vraag 92 Leg met behulp van een berekening uit dat zowel Indonesië als Maleisië voordeel heeft van onderlinge vrijhandel indien de ruilverhouding van één motorvoertuig ligt tussen 800 en 833 eenheden textiel. Figuur 9:
Om te meten of het kostenvoordeel daadwerkelijk wordt benut, wordt de index van het bewezen voordeel (IBV) gebruikt. Hieronder wordt verstaan: IBV =( index Indonesische export product X)/(index wereldexport product X)x 100 Vraag 93 Van welke in figuur 9 genoemde producten is de IBV in 2006 hoger dan in 1996? Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
69
Uitwerkingen Problemen en successen 1. Een voorbeeld van een juist ingevulde tabel inclusief de berekeningen:
2. groter (dan 1995) Een verklaring waaruit blijkt dat een stijging van de verhouding personen/arbeidsjaar kan betekenen dat meer personen één arbeidsjaar invullen, hetgeen kan leiden tot een daling van dewerkloze beroepsbevolking. 3. Ja De werkloze beroepsbevolking is gedaald met 533.00 – 270.00 = 263.000 personen (tabel 2). Het aantal personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering is gestegen met: 797.757 ( 0.11x 7.187.00) – 751.944 (0.114x6.596.000) = 45.813 personen 4. De participatiegraad neemt toe, waardoor er meer mensen belasting en premie gaan betalen (1), terwijl de afname van de werkloze beroepsbevolking leidt tot lagere collectieve uitgaven (2). DUITSE MINIMALISTEN 5. Bij afgesloten cao’s hebben ook werknemers die géén lid zijn van een vakbond recht op de overeengekomen arbeidsvoorwaarden. 6. Twee van onderstaande kenmerken: - vrije prijsvorming Loonvorming op de arbeidsmarkt wordt vaak gereguleerd door overheid (bijvoorbeeld minimumloon) en werkgevers- en werknemers organisaties (loonafspraken). - homogeen ‘product’ Arbeid is niet homogeen, want er zijn verschillen in scholing, ervaring, vaardigheid e.d. - vrije toetreding Arbeidskrachten kunnen niet vrij toe- en uittreden, omdat ze gebonden zijn aan de woonplaats of kwalificaties en/of werkvergunningen nodig hebben om toe te treden. - transparantie Niemand beschikt over volledige informatie over wie, wat, waar en wanneer vraagt en aanbiedt op de arbeidsmarkt. 7. Vraag naar arbeid in de evenwichtssituatie minus vraag naar arbeid bij minimumloon: 40 − 35 = 5 (mln personen) 8. Yamina. Het welvaartsverlies bestaat uit E + F (‘Harberger-driehoek’). - In de evenwichtssituatie bestaat het totaal van werkgeverssurplus (A + B + E) en werknemerssurplus (C + D + F) uit alle delen A + B + C + D + E + F. Na invoering van het minimumloon bestaat het totaal van werkgeverssurplus (A) en werknemerssurplus (B + C + D) uit de delen A + B + C + D. De delen E + F vallen af. Dat is een totaal welvaartsverlies van 2,5 + 2,5 = 5 mln. - In de evenwichtssituatie bestaat het totaal van werkgeverssurplus (A + B + E) en Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
70
werknemerssurplus (C + D + F) uit alle delen (A + B + C + D + E + F) = 320 mln. Na invoering van het minimumloon bestaat het totaal van werkgeverssurplus (A) en werknemerssurplus (B + C + D) uit de delen A + B + C + D = 315 mln. Dat is een totaal welvaartsverlies van 320 − 315 = 5 mln. BETAALD VOETBAL KIJKEN 9. maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat dit is af te leiden uit het feit dat de totale kosten geen verband houden met het aantal betalende kijkers(q). 10. maximumscore 2. Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat de (totale) opbrengsten uit reclame toenemen als het aantal betalende kijkers toeneemt, hetgeen voortkomt uit het feit dat een grotere kijkdichtheid aantrekkelijker is voor reclamemakers. 11a. maximumscore 2 q4(MO MK bij q ) tot = 4 11b. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat er winst behaald kan worden indien de totale reclameopbrengsten groter zijn dan de totale kosten voor uitzendrechten en productie van de uitzendingen. Kiezen uit de marketingsmix 12. maximumscore 2 monopolistische concurrentie Uit het antwoord moet verder blijken • dat er sprake is van veel aanbieders 1 • en dat het bedrijf zich gedraagt als prijszetter / dat er sprake is van heterogene producten 13. maximumscore 2 130 geldeenheden . 14. maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat promotiebeleid ervoor moet zorgen dat de vraag naar abonnementen zodanig toeneemt dat de GO-lijn (gedeeltelijk) boven de GTK-lijn komt te liggen. 15. maximumscore 3 Een voorbeeld van een juiste berekening is: • MO2 = MK2 dus – 1406 q + 235 = 8q →943 q = 235 → q = 7,5 1 • GO2 = 147,5GTK2 = 112,7GO2 − GTK2 = 34,8 totale winst is 7,5 × 34,8 = 261 (miljoen) 2 16. maximumscore 3 Uit het antwoord moet blijken dat: • bij GTK2 de variabele kosten lager en de constante kosten juist hoger zijn dan bij GTK in de uitgangssituatie, hetgeen te verklaren is doordat • procesinnovatie vraagt om investeringen die kunnen leiden tot hogere constante kosten, • en procesinnovatie door efficiencyverbetering kan leiden tot lagere kosten per product
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
71
FAALT DE MARKT OF FAALT DE OVERHEID? 17 maximumscore 2 Hoger Een toelichting waaruit blijkt dat extra maatschappelijke kosten gedekt zouden moeten worden door de prijs. 18 maximumscore 3 Een voorbeeld van een juiste berekening is: • consumenten- + producentensurplus: ((12- 3)x9)/2− × = 40,5 (mln euro) 2 • totale welvaartsbijdrage inclusief NEE: 40,5 − (1,5 × 9) = 27 (mln euro) 19 maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste berekening zijn: − Een berekening die uitgaat van een aangepaste aanbodfunctie: QA = 3P − 9 is om te schrijven als: P = 1/3QA + 3 De aanbodfunctie na heffing wordt: P = 1/3 Q’A + 6 Q’A = 3P – 18 Q’A = QV geeft een evenwichtsprijs P = 8 Q = 6 → NEE = 6 × 1,5 = 9 waarmee het doel is behaald − Een berekening die uitgaat van het gestelde doel van NEE = 9: De bijbehorende productie bedraagt Q = 9/1,5 = 6 (mln). QA = 6 → P = 5 QV = 6 → P = 8 De heffing zal dan 8 − 5 = 3 euro moeten bedragen.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
72
20
21
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
73
Loon naar studeren 22. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: Gemiddeld opgeleid is 43% van het arbeidsaanbod waarvan 5% werkloos, dat is dan 0,43 × 5% = 2,15% van het totale arbeidsaanbod.Laag opgeleid is 23% van het arbeidsaanbod waarvan 8% werkloos, dat is dan 0,23 × 8% = 1,84% van het totale arbeidsaanbod. Opmerking Een afwijkende berekening op basis van een acceptabel verschil in schatting van de figuren ook goed rekenen. 23 maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Uit figuur 2 blijkt dat de werkloosheid in procenten van de beroepsbevolking van hoogopgeleiden lager is dan die van laagopgeleiden. Dit duidt erop dat er relatief minder aanbod is dan vraag naar hoogopgeleiden in vergelijking met laagopgeleiden, waardoor de ontwikkeling van de lonen van hoogopgeleiden gunstiger is dan die van laagopgeleiden / waardoor het verschil in beloningen tussen deze twee groepen groter wordt (dit is te zien in figuur 3). 24 maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Figuur 1 laat zien dat het aanbod van hoogopgeleiden is gegroeid ten opzichte van het totale arbeidsaanbod. (Dit maakt aannemelijk dat het totale aanbod van hoogopgeleiden ook is toegenomen.) Door de technologische ontwikkeling is de vraag naar hoogopgeleid personeel echter nog sneller gegroeid, waardoor de beloningen van hoogopgeleiden toch zijn gestegen. 25 maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat dankzij de relatief hoge vraag naar hooggeschoold personeel de beloningen van deze groep zullen stijgen. Dit leidt onder meer tot extra bestedingen in detailhandel en horeca, waar veel laaggeschoold personeel werkt, waardoor ook de vraag naar laaggeschoold personeel toeneemt. Ruilen over tijd In het kader van de begroting 27. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat uit tabel 1 afgeleid kan worden dat de belastinginkomsten (in verhouding) sterker toenamen dan het bruto binnenlands product (BBP). 28. maximumscore 2 Ja Een voorbeeld van een juiste berekening is: 1,041 × 1,02 × 1,039 × 1,022 × 1,045 × 1,025 × 1,04 × 1,035 = 1,29996, hetgeen een groei van ongeveer 30% betekent. 29. maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat, omdat het prijspeil van de overheidsuitgaven sterker steeg dan het algemeen prijspeil, de reële groei van de overheidsuitgaven lager moest zijn. 30. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat door de hogere groei van het BBP dan verwacht deinkomens en daarmee de belastingopbrengsten hoger Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
74
waren dan verwacht. 31. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: • Een antwoord waaruit blijkt dat in een periode met een relatief hoge groei van het BBP er hogere inkomsten ontstaan die, door de lastenverlichting, leiden tot een verdere groei van de bestedingen. • Een antwoord waaruit blijkt dat in een periode met een relatief hoge groei van het BBP sprake kan zijn van kleinere uitgaven dan verwacht, hetgeen leidt tot extra financiële ruimte voor overheidsuitgaven die de bestedingsgroei direct of indirect versterken. Wat te doen met een overschot? 32, maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: 340 miljard – 5,1 miljard – 11,6 miljard = 323,3 miljard (euro) 33. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat de vergrijzing leidt tot (relatief) hogere uitgaven voor gezondheidszorg terwijl anderzijds de ouderen/inactieven gemiddeld minder koopkracht hebben hetgeen de inkomsten uit directe/indirecte 9. maximumscore 2 Personen met kinderen en een inkomen lager dan € 27.438 Een voorbeeld van een juiste verklaring is: De aanvullende kinderkorting voor deze groep is meer gestegen dan de inflatie van 3,6%. 10 maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat het tarief van de premie volksverzekeringen stijgt van 29,40% naar 31,20%. (relatief) doet afnemen. 34 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: • Een antwoord waaruit blijkt dat de overheid zich genoodzaakt ziet de lastendruk te verhogen • hetgeen ertoe kan leiden dat de bedrijven in dit land de hogere lasten doorberekenen in de verkoopprijzen waardoor hun internationale concurrentiepositie verslechtert • Een antwoord waaruit blijkt dat de overheid zich genoodzaakt ziet te bezuinigen 35. maximumscore 2 Prognose 1: een voorbeeld van een juiste verklaring is: een verklaring waaruit blijkt dat bij een stabiele uitgavenquote de overheidsuitgaven zullen meegroeien met de economische groei. 36. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: een antwoord waaruit blijkt dat de door extra aflossen extra vrijkomende besparingen voor het grootste deel in het buitenland belegd worden, omdat de particuliere en de collectieve sector in het eigen land (te) weinig financieringsbehoefte hebben. Hierdoor zal het buitenlandse bedrijfsleven makkelijker/meer kapitaal kunnen aantrekken om hun productieprocessen te moderniseren. Overheid ter discussie 37. kop 1 Een voorbeeld van een juiste verklaring is: een verklaring waaruit blijkt dat een constante collectieve uitgavenquote betekent dat decollectieve uitgaven met hetzelfde percentage Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
75
moeten groeien als het nationaal inkomen 38. in 2002 39. Gestegen Een voorbeeld van een juiste berekening is: • collectieve uitgaven 2001: 0,417 × € 374,1 miljard = € 156,0 miljard collectieve uitgaven in 2005: 0,405 × € 469,6 miljard = € 190,2 miljard 1 • procentuele stijging collectieve uitgaven: (190,2-156,0)/156,0× 100% = 21,9% Dat is meer dan de inflatie (van 18,1%) in diezelfde periode 40. Een voorbeeld van een juist antwoord is: een antwoord waaruit blijkt dat een stijging van het nationaal inkomen bij eengelijkblijvende lastendruk leidt tot een stijging van de ontvangsten van de collectievesector, zodat er ruimte ontstaat voor meer uitgaven. 41. Een voorbeeld van een juist antwoord is: een antwoord waaruit blijkt dat de overheid voor productiegroei noodzakelijkerandvoorwaarden kan scheppen in de sfeer van infrastructuur / onderwijs, etc. Samenwerken en onderhandelen Dubbelspel 42. Ma = í30 × 20 + 20 × 21 + 300 = 120 TOa = 120 × 20 + 48 × 4 = 2.592 TKa = 120 × 3,5 + 32 × 5 + 800 = 1.380 totale winst: 2.592 í 1.380 = 1.212 43. De verhoging van de onderlinge tarieven wordt doorberekend aan de consument hetgeen bij beide bedrijven blijkbaar tot een zodanig groot afzetverlies leidt dat de omzet daalt bij een daarbij achterblijvende daling van de variabele kosten. 44. De dominante strategie is het verhogen van de tarieven hetgeen vooral ten koste gaat van bedrijf b,de kleinste marktpartij, waardoor bij verdere tariefsverhogingen de marktmacht van bedrijf a te grootkan worden. 45. maximumtarief - Bij argumenten vóór valt te denken aan de gemakkelijke uitvoering (per decreet), de eenvoudigecontrole (accountant), de transparantie (iedereen begrijpt het) - Bij argumenten tegen valt te denken aan marktverstoring (autonomie van martkpartijen),onbillijkheid (tarief hoeft niet overeen te komen met werkelijke kosten)zelfregulering - Bij argumenten vóór valt te denken aan instandhouding marktwerking (maatschappelijkeefficiëntie), lagere kosten consumenten (bij uitblijven van tariefsverhogingen) - Bij argumenten tegen valt te denken aan problemen bij het overtuigen van de marktpartijen voorregulering (binding en zelfbinding) en het instandhouden daarvan (reputatie marktpartijen) Omnifoon mobieler 46. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: • het naderende verzadigingspunt. Een voorbeeld van een juiste verklaring is: een verklaring waaruit blijkt dat er bij verzadiging geen groei meer zal zijn op deze markt zodat gezocht Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
76
moet worden naar alternatieve markten / producten. • het hoge aandeel van de constante kosten. Een voorbeeld van een juiste verklaring is: een verklaring waaruit blijkt dat door uitbreiding van het aantal producten met bestaande productiemiddelen de dekking van de constante kosten verbetert. 47. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: Bij een gelijke beltijd zou de omzet per abonnee € 768/6 = € 128 bedragen hetgeen lager is dan de omzet per pre-paid beller. 48. maximumscore 3 Een voorbeeld van een juiste berekening is: € 768 × 660.000 + € 168 × 2.640.000 – totale kosten = − € 10 miljoen totale kosten: € 950.400.000 + € 10.000.000 = € 960.400.000 constante kosten: 0,88 × € 960.400.000 = € 845.152.000 49. maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat het gaat om het gezamenlijk vaststellen van de geldigheidstermijn van beltegoeden. Een voorbeeld van een juiste verklaring is: een verklaring waaruit blijkt dat dit concurrentiebeperkend kan werken waardoor de consument kan worden benadeeld. Patatje oorlog 50. maximumscore 2 Nee Een voorbeeld van een juiste verklaring is: voor beide spelers is prijsverlaging de dominante strategie. Er ontstaat een Nash evenwicht dat tevens de optimale uitkomst is van het spel: beide spelers krijgen hier een hogere omzet dan als ze hun prijs niet verlagen. 51. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is:0,95 × 1,075 × 5.000 = € 5.106,25 52. maximumscore 1 Ja Een voorbeeld van een juiste verklaring is: een verklaring waaruit blijkt dat Jonker als reactie op een prijsverlaging door Van Vliet de hoogste omzet zal halen als hij kiest voor een prijsverlaging van 10% (€ 2.018 is meer dan € 1.950). 53. maximumscore 1 Een voorbeeld van een juist antwoord is: een antwoord waaruit blijkt dat als Van Vliet zijn prijs niet verlaagt, Jonker de hoogste omzet zal halen als hij kiest voor prijsverlaging van 5% (€ 2.042,50 is meer dan € 2.000). 54. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Jonker kan in zijn klantenfolders benadrukken dat een snackbar een verdere verlaging van de prijs slechts kan bereiken door minder kwaliteit te leveren. Daarmee stelt Jonker zich kwetsbaar op en wordt zijn belofte aan Van Vliet geloofwaardiger.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
77
Risico en informatie Autoveiling: een goed idee? 55. Een voorbeeld van een juist antwoord is: een antwoord waaruit blijkt dat consumenten niet goed op de hoogte zijn van de kwaliteit van de aangeboden auto’s en vanwege het risico van een zeperd laag zullen bieden, zodat de veilingprijzen laag zijn en aanbieders auto’s van mindere kwaliteit gaan aanbieden, waardoor consumenten weer lagere prijzen gaan bieden et cetera, zodat de provisieopbrengst tegenvalt. 56. Voorbeelden van een juist antwoord zijn:
een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om het verplichten van aanbieders tot het verstrekken van een keuringsrapport. een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om het verplichten van aanbieders tot het geven van garantie.
57. Voorbeelden van een juist antwoord zijn:
een antwoord waaruit blijkt dat A de eerste gegadigde is, maar dat de prijs die A zal bieden afhangt van zijn inschatting van het budget van de andere consumenten; A zal langer wachten met bieden naarmate hij die budgetten lager inschat (en zal zo het risico lopen dat een ander hem voor is). een antwoord waaruit blijkt dat A de eerste gegadigde is, maar dat de prijs die A zal bieden afhangt van de mate waarin hij het risico wil lopen de auto niet te krijgen; A zal langer wachten met bieden naarmate zijn risicoaversie kleiner is (en zal zo het risico lopen dat een ander hem voor is).
58. Provisieopbrengst: 0,20 × (€ 14.250 − € 11.300) = € 590 Uit de toelichting moet blijken dat de veiling net zo lang doorgaat tot er door D € 14.200 geboden is, waarna A met een bod van € 50 meer zijn slag kan slaan. 59. Een voorbeeld van een juist antwoord is:
hogere provisieopbrengst o de hoogte van de bodemprijzen. Een beschrijving waaruit blijkt dat de aanbieders kunnen besluiten hun bodemprijs lager vast te stellen om te voorkomen dat de auto niet verkocht wordt en ze € 200 kwijt zijn, zodat het bedrag waarover provisie wordt geheven groter kan worden (1 pnt) o de belangstelling van consumenten. Een beschrijving waaruit blijkt dat door het variabele tarief het veilen van auto’s goedkoper kan worden, waardoor de site voor aanbieders aantrekkelijker wordt en het aanbod van auto’s toeneemt en daardoor de belangstelling van kopers zodat er meer auto’s worden verhandeld (1 pnt) lagere provisieopbrengst
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
78
o
o
de hoogte van de bodemprijzen. Een beschrijving waaruit blijkt dat de aanbieders kunnen besluiten hun bodemprijs hoger vast te stellen om zo het verschil met de veilingprijs te verkleinen en het variabele tarief te verlagen, waardoor echter meer auto’s onverkocht kunnen blijven (1 pnt) de belangstelling van consumenten. Een beschrijving waaruit blijkt dat door het minimumtarief het veilen van auto’s voor een aantal aanbieders duurder kan worden, waardoor het aanbod van auto’s en daardoor de belangstelling van consumenten kan afnemen en er minder auto’s worden verhandeld (1 pnt).
Wie wordt er beter van de bonus malus? 60. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: een antwoord waaruit blijkt dat verantwoord autogebruik wordt beloond met premiekorting / onverantwoord gebruik wordt gestraft met premieverhoging, zodat voorzichtig rijgedrag wordt gestimuleerd. 61 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − een antwoord waaruit blijkt dat in geval van medische kosten er niet altijd sprake is van een door de verzekerde vermijdbaar risico. − een antwoord waaruit blijkt dat er een ethische kant aan de zaak is, namelijk dat mensen met niet-specifieke of chronische klachten de dupe zullen worden van deze maatregel. 62 maximumscore 4 Nadelig Een voorbeeld van een juiste berekening is: • bij claimen: jaar 1 trede 5 dus 0,7 ×252/0,6 = € 294 jaar 2 trede 6 dus € 252 jaar 3 trede 7 dus 0,5 × 252/0,6 = € 210 • eigen risico € 100 totale uitgaven € 294 + € 252 + € 210 + € 100 = € 856 • bij niet claimen: jaar 1, 2 en 3 trede 7 dus 3 × 0,5 × 252/0,6 = € 630 • zelf behandeling betalen € 180 totale uitgaven € 630 + € 180 = € 810 63. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − een antwoord waaruit blijkt dat bij een niet-commerciële verzekeringsmaatschappij er geen sprake is van druk van de kant van de aandeelhouders om winst te behalen, die uit de betaalde premies zou moeten worden opgebracht. − een antwoord waaruit blijkt dat een niet-commerciële verzekeringsmaatschappij er voor kan kiezen om eventuele positieve saldi terug te geven aan de klanten in de vorm van een premieverlaging (onderlinge waarborg). 64. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: een antwoord waaruit blijkt dat een niet-commerciële verzekeringsmaatschappij ook op de kosten moeten letten, omdat klanten anders zullen overstappen naar concurrenten die efficiënter werken en daardoor lagere premies kunnen vragen. Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
79
Vals plat 65. maximumscore 2 Gelijk. Uit de verklaring moet blijken dat bij een volledig proportionele heffing het gemiddelde belastingtarief gelijk is aan het tarief over de laatst verdiende euro (in dit geval 35%). 66. maximumscore 3 Voorbeelden van juiste argumenten zijn: • een antwoord waaruit blijkt dat het bestaan van heffingskortingen bij het ‘Schijvenstelsel’ een deel van de relatief (afgezet tegen de ‘Vlaktaks’) hogere inkomsten uit de marginale tarieven afroomt 1 • een antwoord waaruit blijkt dat het bestaan van aftrekposten de grondslag waarop deze hogere tarieven worden geheven versmalt, hetgeen bovendien in relatief sterke mate de belastinginkomsten drukt, omdat deze aftrekposten vooral door de hogere inkomens opgevoerd worden (figuur 2) 67. maximumscore 2 ‘Schijvenstelsel’ Een voorbeeld van een juiste verklaring is: een verklaring waaruit blijkt dat met de progressieve tarieven van het ‘Schijvenstelsel’ bereikt kan worden dat de hogere inkomens relatief meer afdragen dan de lagere, hetgeen de inkomensverschillen verkleint. 68. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: deciel 4: belastbaar inkomen = 0,86 × € 17.000 = € 14.620 belasting = 0,325 × € 14.620 = € 4.751 4.751/17.000 × 100% = 27,9% deciel 10: belastbaar inkomen = 0,75 × € 60.000 = € 45.000 belasting = € 10.500 + 0,42 × (45.000 – 30.000) = € 16.800 16.800/60.000 × 100% = 28,0% 69. maximumscore 2 Nivellerend Uit de verklaring moet verder blijken dat de vaste heffingskorting van € 2.000 voor de lagere inkomens een relatief groter belastingvoordeel is dan voor de hogere inkomens, hetgeen de inkomensverschillen na belastingheffing verkleint. Algemeen evenwicht 70. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Het nationaal inkomen wordt gevormd door de nationale productie, hetgeen staat voor waarde toevoegen aan ingekochte goederen en diensten. Het totaal van alle toegevoegde waarden vormt het nationaal product. 71. maximumscore 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − De overheid koopt militaire vliegtuigen in het buitenland. − De overheid betaalt salarissen aan ambassadepersoneel in het buitenland. Opmerking Antwoorden die betrekking hebben op overdrachtsuitgaven van de overheid niet goed rekenen. 72. maximumscore 1 Een voorbeeld van een juiste berekening is: belastingen = 620 − 290 − 170 = 160 (miljard euro) → overheidstekort is 180 − 160 = 20 (miljard euro) Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
80
73. maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat een tekort betekent dat er een geldstroom van financiële instellingen naar overheid vereist is om dit verschil aan te vullen en de pijl dus omhoog wijst. 74. maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste berekening zijn: − inkomende geldstromen bedrijven: 180 + 290 + 480 = 950 uitgaande geldstromen bedrijven: 620 + 430 = 1.050 particuliere investeringen: 1.050 − 950 = 100 − inkomende geldstromen financiële instellingen: 170 uitgaande geldstromen financiële instellingen: 20 + (480 − 430) = 70 particuliere investeringen: 170 − 70 = 100 75. maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste berekening zijn: − (besparingen − investeringen) + (belastingen − overheidsbestedingen) = (170 − 100) + (160 − 180) = 50 − export − import = 480 − 430 = 50 76. maximumscore 2 bij (1) kop 4 bij (2) kop 2 bij (3) minder indien alle drie goed 2 indien twee van de drie goed 1 indien één of geen van de drie goed 0 Noord en zuid 77. maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste verklaring zijn: − Een verklaring waaruit blijkt dat de verbetering van de internationale concurrentiepositie van Noord als gevolg van de relatief lage inflatieleidt tot een stijging van de export en daarmee van de vraag naar de munt ten opzichte van het aanbod, waardoor de muntkoersen vanNoord gemiddeld stijgen ten opzichte van die van Zuid. − Een verklaring waaruit blijkt dat de verslechtering van de internationale concurrentiepositie van Zuid als gevolg van de relatief hoge inflatie leidt tot een daling van de export en daarmee van de vraag naar de munt ten opzichte van het aanbod, waardoor de muntkoersen van Zuid gemiddeld dalen ten opzichte van die van Noord. 78. maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste uitleg zijn: − Een uitleg waaruit blijkt dat de sterkere concurrentiepositie van Noord leidt tot een grotere vraag naar de euro zodat deze in koers stijgt, maar dat deze stijging tegengegaan wordt door de kleinere vraag naar de euro die het gevolg is van de verslechtering van de concurrentiepositie op de wereldmarkt van Zuid. Hierdoor behoudt Noord uiteindelijk zijn sterke concurrentiepositie. − Een uitleg waaruit blijkt dat de sterkere concurrentiepositie van Noord leidt tot een grotere vraag naar de euro zodat deze in koers stijgt, maar dat deze stijging tegengegaan wordt door de kleinere vraag naar de euro doordat beleggers minder vertrouwen hebben in de euro. De vraag naar de euro daalt hierdoor, wat een neerwaarts effect heeft op de koers. Hierdoor behoudt Noord zijn sterke concurrentiepositie. 79. Lage rente betekend dat geld lenen weinig kost, er wordt veel geld geleend. Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
81
80. Moral Hazard ontstaat doordat de overheden toch de zekerheid hebben op deze betalingen. Goede tijden, Slechte tijden China versus de VS 81. maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste verklaring zijn: − Een verklaring waaruit blijkt dat de verbetering van de internationale concurrentiepositie van Noord als gevolg van de relatief lage inflatie leidt tot een stijging van de export en daarmee van de vraag naar de munt ten opzichte van het aanbod, waardoor de muntkoersen van Noord gemiddeld stijgen ten opzichte van die van Zuid. − Een verklaring waaruit blijkt dat de verslechtering van de internationale concurrentiepositie van Zuid als gevolg van de relatief hoge inflatie leidt tot een daling van de export en daarmee van de vraag naar de munt ten opzichte van het aanbod, waardoor de muntkoersen van Zuid gemiddeld dalen ten opzichte van die van Noord. 82. maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste uitleg zijn: − Een uitleg waaruit blijkt dat de sterkere concurrentiepositie van Noord leidt tot een grotere vraag naar de euro zodat deze in koers stijgt, maar dat deze stijging tegengegaan wordt door de kleinere vraag naar de euro die het gevolg is van de verslechtering van de concurrentiepositie op de wereldmarkt van Zuid. Hierdoor behoudt Noord uiteindelijk zijn sterke concurrentiepositie. − Een uitleg waaruit blijkt dat de sterkere concurrentiepositie van Noord leidt tot een grotere vraag naar de euro zodat deze in koers stijgt, maar dat deze stijging tegengegaan wordt door de kleinere vraag naar de euro doordat beleggers minder vertrouwen hebben in de euro. De vraag naar de euro daalt hierdoor, wat een neerwaarts effect heeft op de koers. Hierdoor behoudt Noord zijn sterke concurrentiepositie. 83. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste uitleg is: een uitleg waaruit blijkt dat de lagere rente de vraag naar krediet versterkt, waarmee de aankoop van onroerend goed gefinancierd wordt. Deze stijging van de vraag heeft geleid tot een hoge productie in de bouwsector. 84. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste uitleg is: een uitleg waaruit blijkt dat indien Zuid verzekerd is van financiële steun van Noord, overheden van Zuid in de verleiding komen om onverantwoord grote tekorten op hun begroting te laten ontstaan. Groeistuipen in de VS 86. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: een antwoord waaruit blijkt dat sterke economische groei gepaard kan gaan met toenemende bestedingen waardoor de import van goederen kan toenemen en de lopende rekening verslechtert. 87. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: een antwoord waaruit blijkt dat het door de sterke economische groei aantrekkelijk kan worden te beleggen / investeren in Amerikaanse bedrijven hetgeen in de VS leidt tot kapitaalimport waardoor de kapitaalrekening verbetert. 88. Maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
82
Een antwoord waaruit blijkt dat de rente wordt verhoogd waardoor de VS aantrekkelijk wordt voor buitenlandse beleggers hetgeen via pijl 6 leidt tot kapitaalimport en tot een grotere vraag naar dollars waardoor via pijl 7 de koers van de dollar stijgt. Voor een antwoord via de pijlen 5 en 8 0. 89. maximumscore 2 De veronderstelling dat de inflatie in de VS hoger is dan die in de EU. Een voorbeeld van een juiste verklaring is: een verklaring waaruit blijkt dat de concurrentiepositie van de Amerikaanse bedrijven ten opzichte van de bedrijven in de EU daardoor verslechtert zodat de export afneemt / de import toeneemt.
Wordt het voordeel benut? 90. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat de motorvoertuigen-industrie een relatief ‘jonge’ industrie is en gedurende een zekere startperiode een kans dient te krijgen zich te ontwikkelen. 91. maximumscore 2 Textiel Een voorbeeld van een juiste berekening is: In Indonesië kost een eenheid textiel 0,5 arbeidsuur en in Maleisië 0,4 dus is Maleisië 20% goedkoper. In Indonesië kost een eenheid motorvoertuig 400 arbeidsuren en in Maleisië 333,3 dus is Maleisië 16,7% goedkoper. Indien uitsluitend de 16,7% berekend is geen scorepunten toekennen 92. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: • Een antwoord waaruit blijkt dat in Indonesië de binnenlandse ruilverhouding gelijk is aan 2.000/2,5 = 800 eenheden textiel en dat Indonesië voordeel heeft uit (vrij)handel zolang motorvoertuigen in het buitenland verkocht kunnen worden voor meer dan 800 eenheden textiel 1 • en dat in Maleisië de binnenlandse ruilverhouding gelijk is aan 2.500/3 = 833 eenheden textiel en dat Maleisië voordeel heeft uit (vrij)handel zolang motorvoertuigen uit het buitenland gekocht kunnenworden voor minder dan de 833 eenheden textiel Indien uitsluitend de berekening van 800 en 833 is gegeven 93. maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat het gaat om agrarische producten en motorvoertuigen.
Nationale Examentraining | Economie | VWO | 2015
83