Trainingsboek Frans HAVO 2015
Beste leerling, Welkom op de examentraining Frans HAVO! Het woord examentraining zegt het al: trainen voor je examen. Tijdens deze training behandelen we de examenstof in blokken en oefenen we ermee. Daarnaast besteden we ook veel aandacht aan de vaardigheden voor je examen; je leert handigheidjes, krijgt uitleg over de meest voorkomende vragen en leert uit welke onderdelen een goed antwoord bestaat. Verder gaan we in op hoe je de stof het beste kunt aanpakken, hoe je verder komt als je het even niet meer weet en vooral ook hoe je zorgt dat je overzicht houdt. Naast de grote hoeveelheid informatie die je krijgt, ga je zelf ook aan de slag met examenvragen. Tijdens dit oefenen zijn er genoeg trainers beschikbaar om je verder te helpen, zodat je leert werken met de goede strategie om je examen aan te pakken. Hierbij is de manier van werken belangrijk, maar je kunt natuurlijk altijd inhoudelijke vragen stellen, ook over de onderdelen die niet klassikaal behandeld worden. De stof die behandeld wordt komt uit de syllabus, die te vinden is op www.examentraining.nl en de oefenvragen zijn gebaseerd op eerdere examenvragen. Ook de eerdere examens zijn te vinden op www.examentraining.nl . Voor iedere vraag zijn er uiteraard uitwerkingen beschikbaar, maar gebruik deze informatie naar eigen inzicht. Vergeet niet dat je op je examen ook geen uitwerkingen krijgt. Sommige vragen worden klassikaal besproken, andere vragen moet je zelf nakijken. Na de tips volgt het programma voor vandaag. We verwachten niet dat je alle opgaven binnen de tijd af krijgt, maar probeer steeds zo ver mogelijk te komen. Als je niet verder komt, vraag dan om hulp! Het doel van de training is immers te leren hoe je er wél uit kunt komen. En onthoud goed, nu hard werken scheelt je straks misschien een heel jaar hard werken… We wensen je heel veel succes vandaag en op je examen straks! Namens het team van de Nationale Examentraining, Eefke Meijer Hoofdcoördinator
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
2
Tips en trics voor voorbereiden en tijdens je examens Examens voorbereiden Tip 1: Je bent al voor een belangrijk deel voorbereid. Laat je niet gek maken door uitspraken als “Nu komt het er op aan”. Het examen is een afsluiting van je hele schoolperiode. Je hebt er dus jaren naartoe gewerkt en hebt in die tijd genoeg kennis en kunde opgedaan om examen te kunnen doen. In al die jaren ben je nooit wakker geworden om vervolgens te ontdekken dat al je Engelse kennis was verdwenen. De beste garantie voor succes is voorbereiden, en dat is nu net wat je al die jaren op school hebt gedaan. Tip 2: Maak een planning voor de voorbereiding die je nog nodig hebt. Deze voorbereidingen bestaan uit twee onderdelen: leren en vragen oefenen. Als je hiermee aan de slag gaat, plan dan niet teveel studie-uren achter elkaar. Pauzes zijn noodzakelijk, maar zorg ervoor dat ze kort blijven, anders moet je iedere keer opnieuw opstarten. Wissel verschillende taken en vakken af, want op die manier kun je je beter concentreren. Wat je concentratie (en je planning) ook ten goede komt, is leren op vaste tijdstippen. Je hersenen zijn dan na een paar keer voorbereid op die specifieke activiteit op dat specifieke moment. Tip 3: Leer op verschillende manieren (lezen, schrijven, luisteren, zien en uitspreken) Alleen maar lezen in je boek verandert al snel naar staren in je boek zonder dat je nog wat opneemt. Wissel het lezen van de stof in je boek dus af met het schrijven van een samenvatting. Let op dat je in een samenvatting alleen belangrijke punten overneemt, zodat het ook echt een samenvatting wordt. Veel docenten hebben tegenwoordig een eigen youtube-kanaal. Maak daar gebruik van, want op die manier komt de stof nog beter binnen omdat je er naar hebt kunnen luisteren. Met mindmaps zorg je er voor dat je de stof voor je kunt zien en kunt overzien. Het werkt tot slot heel goed om de stof aan iemand uit te leggen die de stof minder goed beheerst dan jij. Door uit te spreken waar de stof over gaat merk je vanzelf waar je nog even in moet duiken en welke onderdelen je prima beheerst. Tip 4: Leer alsof je examens zit te maken Oefenen voor je examen bestaat natuurlijk ook uit het voorbereiden op de situatie zelf. Dit betekent dat je je leeromgeving zoveel mogelijk moet laten lijken op je examensituatie. Zorg dus voor zo min mogelijk afleiding (lees: leg je telefoon een uurtje weg), maak je tafel zo leeg mogelijk. Je traint op deze manier je hersenen om tijdens je echte examensituatie niet veel aandacht aan de omgeving (en het gemis van je telefoon) te hoeven besteden.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
3
Zorg voor jezelf! Tip 1: Verdiep je in ontspanningstechnieken Rust in je hoofd is van groot belang tijdens het leren. Sommigen weten dit prima uit zichzelf voor elkaar te krijgen, maar anderen kost dit wat meer moeite. Gelukkig zijn hier trucs voor, die we ontspanningsoefeningen noemen. Ademhalingsoefeningen kunnen al genoeg zijn maar ook yoga helpt je zeker om tot rust te komen. Voor deze ontspanningsoefeningen hoef je geen uren uit te trekken, 10 minuten is al voldoende. Sporten kan ook een goede ontspanningstechniek zijn, al kost dat natuurlijk meer tijd. Bijkomend voordeel is dan wel weer dat je beter kunt denken (en dus leren) als je fit bent. Tip 2: Vergeet niet te slapen Chinese en Amerikaanse onderzoekers hebben ontdekt waarom slapen goed is voor je geheugen. Tijdens je slaap worden er namelijk nieuwe synapsen opgebouwd. Dit zijn verbindingen tussen je hersencellen. Hoewel het onderzoek is uitgevoerd bij muizen, zeggen de onderzoekers dat ook stampende scholieren hier een les uit kunnen trekken: Langdurig onthouden lukt beter als je na het leren gaat slapen, in plaats van eindeloos door te blijven leren. Want, muizen die een uurtje leerden en daarna gingen slapen haalden betere resultaten dan muizen die drie uur trainden en daarna wakker gehouden werden. Tip3: Let op wat je eet Het onderzoek naar het verband tussen voeding en geheugen staat weliswaar nog in de kinderschoenen, toch zijn er al belangrijke, handige zaken uit naar voren gekomen. En waarom zou je daar geen gebruik van maken? Zo is het inmiddels duidelijk dat je hersenen veel energie nodig hebben in periodes van examens, dus ontbijt elke dag goed. Let dan wel op wat je eet, want brood, fruit en pinda’s leveren meer langdurige energie dan koekjes. Koffie, thee en sigaretten hebben geen positief effect op je geheugen, dus vermijd deze zaken zo veel mogelijk. En dan het examen zelf En dan is de dag gekomen. Je zit in de gymzaal, het ruikt een beetje vreemd, je voelt je een beetje vreemd. De docent of misschien zelfs wel de rector begint te gebaren en dan begint het uitdelen. Dan het grote moment: je mag beginnen. Tip 1: Blijf rustig en denk aan de strategieën die je hebt geleerd Wat doe je tijdens het examen? - Rustig alle vragen lezen - Niet blijven hangen bij een vraag waar je het antwoord niet op weet
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
4
- Schrijf zoveel mogelijk op maar…. voorkom wel dat je onzinverhalen gaat schrijven. Dat kost uiteindelijk meer tijd dan dat het je aan punten gaat opleveren. - Noem precies het aantal antwoorden, de redenen, de argumenten, de voorbeelden die gevraagd worden. Schrijf je er meer, dan worden die niet meegerekend en dat is natuurlijk zonde van de tijd. - Vul bij meerkeuzevragen duidelijk maar één antwoord in. Verander je je antwoord, geef dit dan duidelijk aan. - Ga je niet haasten, ook al voel je tijdsdruk. Tussendoor even een mini-pauze nemen en je uitrekken is alleen maar goed voor je concentratie. En het helpt ook om stijve spieren te voorkomen. - Heb je tijd over? Controleer dan of je volledig antwoord hebt gegeven op álle vragen. Hoe saai het ook is, het is belangrijk, je kunt immers gemakkelijk per ongeluk een (onderdeel van een) vraag overslaan. Tip 2: Los een eventuele black-out op met afleiding Mocht je toch een black-out krijgen, bedenk dan dat je kennis echt niet verdwenen is. Krampachtig blijven nadenken versterkt de black-out alleen maar verder. Het beste is om even iets anders te gaan doen. Ga even naar de WC, rek je even uitgebreid uit. Als je goed bent voorbereid, zit de kennis in je hoofd en komt het vanzelf weer boven. En mocht het bij die ene vraag toch niet lukken, bedenk dan dat je niet alle vragen goed hoeft te hebben om toch gewoon je examen te halen.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
5
Programma Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 Blok 5
Stappenplan aanpak tekst Signaalwoorden Vraagsoorten Gatenteksten Oefenexamen
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
6
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
7
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
8
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
9
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
10
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
11
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
12
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
13
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
14
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
15
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
16
Introductie Frans examentraining Vandaag ga je aan de slag met de examentraining Frans. Je zult aan de hand van allerlei onderwerpen de examenstof doornemen. Voordat we daar aan beginnen, is het belangrijk om te bepalen wat je al kunt en wat je doelen zijn voor deze dag. Beschrijf aan de hand van de volgende vragen wat je vandaag zou willen bereiken.
1. Hoe heb jij het afgelopen jaar aan Frans gewerkt? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 2. Hoe tevreden ben jij over de training leesvaardigheid tijdens de Franse lessen op jouw school? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 3. Wat vind je precies moeilijk aan het vak Frans? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ 4. Wat wil je deze dag bereiken? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
17
Inleiding examen Frans 1. Inhoud Het examen Frans Havo bestaat uit 10-15 teksten, van verschillende tekstsoorten en over allerlei onderwerpen. Bij deze teksten worden vragen gesteld die je er toe zetten om nauwkeurig de tekst door te nemen. Het examen is meestal zo ingedeeld dat je begint met wat kortere teksten en vervolgens komen de wat moeilijkere wetenschappelijke teksten. Het doel van het voorbereiden en maken van het examen is dat je: in staat bent om in een variatie aan tekstsoorten de hoofdgedachte te herkennen en de belangrijkste informatie eruit te halen. Dat betekent niet dat je alle woorden hoeft te kennen maar dat je de trucjes kunt toepassen waarmee je die belangrijke informatie kunt vinden zonder gelijk alle woorden te moeten vertalen naar het Nederlands. 2. Talenprobleem? Het lastige van het leren van een taal is dat het niet zomaar even geleerd kan worden. Er moet over het algemeen flink wat tijd in gestoken worden voordat je beter wordt. Het is eigenlijk net als sporten. Je moet regelmatig trainen. Conditietraining, krachttraining, maar ook moet je op je voeding letten. Pas na verloop van tijd zie je resultaat in je conditie en prestaties doordat je al die elementen een langere tijd consequent hebt gedaan. Er is dus niet één manier waardoor je taalvaardigheid ineens een stuk verbetert. Dat betekent dat je veel moet spreken, lezen, schrijven en luisteren voordat je merkt dat je de taal beter begrijpt. Daarnaast is het ook vaak zo dat sommige onderwerpen of vaardigheden jou beter liggen dan andere. Dit alles is de reden dat je soms hele goede cijfers voor een taal kunt halen en soms ook helemaal niet. 3. Benodigdheden Voor deze examentraining en ook voor het examen zelf, heb je een aantal dingen nodig. Dit zijn: 1) pen 2) kleurpennen of kleurpotloden 3) woordenboeken FR-NE en NE-FR. Natuurlijk is het heel handig om tijdens deze training gebruik te maken van een online woordenboek of app op je smartphone. Toch is het aan te raden om een papieren woordenboek te gebruiken omdat je dit op je examen ook moet doen. Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
18
Het kost veel meer tijd om hier een woord in op te zoeken, dan dat het via het internet kost. Tijdens je voorbereiding moet je namelijk kunnen bepalen of je misschien te veel tijd kwijt bent aan het opzoeken van woorden, of dat je misschien juist tijd over hebt.
Blok 1 Stappenplan aanpak tekst STAP 1: Wat voor soort tekst is het? De meeste teksten op het examen zullen uiteenzettingen zijn. Dit zijn voornamelijk artikelen uit kranten of tijdschriften waarin een onderwerp besproken wordt. Ook zullen er betogen, recensies, brieven of fragmenten uit een boek in het examen voorkomen. Het is belangrijk dat je kan herkennen met wat voor soort tekst je te maken hebt om de vragen goed te kunnen beantwoorden. 1. Uiteenzetting: een uiteenzetting heeft als doel om de lezer te informeren over een bepaald onderwerp. De tekst wordt gebaseerd op feiten en is objectief in aard. Verschillende standpunten over dit onderwerp kunnen belicht worden door onder andere uitspraken van experts. 2. Betoog: de schrijver probeert de lezer te overtuigen van zijn standpunt. Dit kan in de vorm van een brief of een uiteenzetting zijn. De tekst zal een duidelijke toon hebben (positief of negatief) en er worden normaal gesproken alleen argumenten gebruikt die de hoofdgedachte van het betoog ondersteunen. 3. Recensies: de schrijver geeft commentaar op één of meerdere dingen, in de meeste gevallen films of boeken. De toon van de tekst kan per recensie verschillen. Als bijvoorbeeld 3 boeken worden besproken kan er 1 heel positief zijn en 2 negatief. Vaak heeft een recensie een conclusie waarin kort de bevindingen van de schrijver nog even samengevat worden. 4. Fragment uit een boek: hierbij is er vaak geen ‘normale’ indeling van inleiding, midden en slot. Ook is er meestal geen titel of illustratie waar je de inhoud van de tekst uit af kan leiden. Het gaat bij deze teksten meestal niet om feiten en er zullen meestal geen argumenten gegeven worden voor of tegen iets. Belangrijk is dat je begrijpt wat voor personages er in het verhaal voorkomen, hun relatie en wat je uit dat stuk kunt afleiden over de inhoud van het boek. 5. Brief: een brief is altijd geadresseerd aan iemand. Op het examen gaat het vaak om ingezonden brieven. Hierbij heeft iemand een brief geschreven naar bijvoorbeeld een krant om te reageren op een eerder artikel of interview. De toon kan per brief verschillen maar is normaal gesproken óf erg positief óf erg negatief. Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
19
6. Interview: een gesprek met een of meerdere personen. Je kunt dit herkennen doordat de tekst onderverdeeld is in vraag en antwoord. Alles wordt verteld vanuit de mening van degene die geïnterviewd wordt.
Stap 2 Bepaal de grote lijn (hoofdgedachte) van de tekst In andere woorden: wat is het belangrijkste onderwerp/boodschap van de tekst? De hoofdgedachte van één of meerdere alinea’s kan in één zin worden opgeschreven. Hiervoor kun je de belangrijkste zin uit het tekstgedeelte citeren. De belangrijkste zin (de kernzin) van een alinea staat op een voorkeursplaats: de eerste of laatste zin van de alinea. Op het examen kan er gevraagd worden naar de hoofdgedachte van de tekst of van een aantal alinea’s. Een vraag naar de hoofdgedachte van de hele tekst wordt vaak in de vorm van een meerkeuzevraag gesteld. Bij het bepalen van de hoofdgedachte van een tekst kijk je naar de tekstkenmerken: de titel, inleiding, tussenkopjes, slot en illustratie. Hiermee kun je ook veel te weten komen over de toon van de tekst. Is de titel bijvoorbeeld positief of negatief? Is de illustratie sarcastisch bedoeld? Onderstreep de kernzinnen en bepaal kort voor jezelf wat het belangrijkste uit de tekst is. Streep alle voorbeelden, opsommingen en citaten weg. De belangrijkste informatie van een tekst wordt vaak herhaald of samengevat in de conclusie. Als je tussen twee antwoorden twijfelt, kijk dan naar wat er in de conclusie staat en kies het antwoord dat hier het beste bij aansluit.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
20
Opdracht 1: Oriënteren Welke koppen horen bij welke plaatjes? Wat kun je uit deze combinaties afleiden over de inhoud en de toon van de tekst?
1.
2.
3.
4.
5.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
21
A.
B.
C.
D.
E.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
22
1+… Wat zegt dit over de tekst? …………………………………………………………………………………………………………… …………………….. 2+… Wat zegt dit over de tekst? -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------3+… Wat zegt dit over de tekst? -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------4+… Wat zegt dit over de tekst? -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------5+… Wat zegt dit over de tekst? ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
23
Stap 3 Lees de vraag. Vaak zul je niet genoeg tijd hebben om eerst alle teksten helemaal te lezen. Dit is ook niet nodig. -
Zorg ervoor dat je alle woorden uit de vraag snapt als deze in het Frans is. Zoek de woorden uit de vraag (en de antwoorden) dus op als je ze niet kent! Vaak kun je onderscheid maken tussen positieve (+) en negatieve (-) antwoorden. Zet een plusje of een minnetje voor het antwoord.
-
Onderstreep de woorden uit de tekst waar de vraag over gaat. Als de vraag over een hele alinea gaat zet dan een streepje voor de regels zodat je weet waar je naar het antwoord moet zoeken. Is de tekst positief of negatief? Hierdoor kun je vaak al meerdere antwoorden wegstrepen.
-
Ga terug naar de vraag en bekijk per overgebleven antwoord of je die woorden of het idee/gevoel dat in het antwoord verwoord wordt uit de tekst kunt halen. Is dit niet het geval, streep het antwoord door.
-
Vaak hou je hierna nog twee antwoorden over. Een goed antwoord en een antwoord dat bijna goed is. Lees deze antwoorden nog een keer goed door en onderstreep de belangrijkste woorden in de antwoorden. Komen deze woorden letterlijk of in een iets andere bewoording terug in de tekst? Hoe meer woorden je terug kan vinden in de tekst, hoe beter.
-
Het goede antwoord is altijd het antwoord dat het meeste overeenkomt met de grote lijn van het verhaal. Hou deze dus altijd in je achterhoofd! Als je twee antwoorden overhoudt die allebei goed zouden kunnen zijn kies dan dus altijd het meest algemene antwoord dat het meest overeenkomt met de hoofdgedachte van de tekst.
-
Als je naar de volgende vraag gaat, lees dan het hele stuk tekst tussen de vorige vraag en de nieuwe vraag. Als een vraag over de laatste zin van een alinea gaat, lees dan ook altijd de eerste zin van de volgende alinea. Gaat een vraag over de eerste zin van een alinea, lees dan ook nog even terug naar einde van de vorige alinea.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
24
TIP: Voor het beantwoorden van de vragen is het niet belangrijk wat jij vindt. Alle antwoorden staan in de tekst! Lees de tekst dan ook zorgvuldig en vul de tekst niet aan met je eigen ideeën over een onderwerp. Antwoorden op open vragen moeten dan ook altijd beginnen met ‘in de tekst staat…’en niet ‘ik denk’ of ‘ik vind’. !ZELFSTANDIG DENKEN IS VERBODEN!
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
25
Le succès de Ratatouille a fait bondir les ventes des rats Londres Les ventes de rats animaux de compagnie ont augmenté en Angleterre depuis la sortie du film d’animation Ratatouille, qui met en scène un rat d’égout parisien qui rêve de devenir un grand chef cuisinier.La chaîne d’animaleries Pets at Home a vu les ventes du rat augmenter de 50% depuis le 12 octobre, date à laquelle les aventures du rat Rémy ont fait leur apparition dans les cinémas anglais. Selon Pets at Home, l’adoption de rats par des célébrités hollywoodiennes telles que Paris Hilton ou Angelina Jolie a également contribué à lancer cette mode. Mais Pets at Home a mis en garde les gens qui veulent acheter ce petit animal, rappelant que, contrairement aux apparences, l’espèce a besoin de soins adaptés. «Nous ne voulons pas que les rats deviennent les victimes de la dernière mode née d’un film», a déclaré le porte-parole de Pets at Home.
1. Qu’est-ce qui est vrai d’après le texte concernant Pets at Home? Cette chaîne britannique de produits pour animaux A B C D
a contracté des vedettes de cinéma pour faire de la publicité pour les rats. avertit qu’une augmentation de rats entraîne un danger pour la santé publique. veut que les gens réfléchissent bien sur les conséquences avant d’acheter un rat. vient de sortir un film d’animation pour promouvoir la vente des rats.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
26
Le spam, un fléau qui fête ses trente ans
(1)Le monde vient de célébrer les trente ans d’un phénomène qui a changé à tout jamais Internet et le contenu des boîtes aux lettres électroniques: le spam ou le pourriel. Pourtant, le message envoyé le 3 mai 1978 par un responsable marketing de la société informatique DEC, aujourd’hui disparue, à environ 400 personnes sur la côte ouest des EtatsUnis, ne s’appelait pas encore un spam et avait été envoyé sans mauvaise intention. (2)Le pourcentage de pourriels a augmenté énormément entre 2004 et 2008, passant de 20 à 80% environ de tous les messages électroniques. Or, seul 1% des spams franchit le système de filtres. Non seulement le nombre, mais la méthode aussi a changé en trente ans. Alors que l’auteur du premier envoi de spam a dû taper l’adresse de chaque destinataire à la main, aujourd’hui, les spams sont envoyés souvent au moyen de cybermonstres appelés «botnets», des réseaux d’ordinateurs détournés1) qui travaillent sans que leurs utilisateurs le sachent. Les botnets ont détourné environ 30% des ordinateurs personnels ou d’entreprises non sécurisés, et s’en servent pour diffuser des milliers de spams par jour. (3)Le contenu des spams et les motifs de leur envoi ont changé, eux aussi. Aujourd’hui, certains pourriels sont envoyés par de «faux princes» nigériens ou parents de dictateurs africains décédés qui cherchent à voler le numéro le numéro de compte en banque ou à piquer de l’argent liquide des gens en leur promettant en échange une part de la richesse du monarque. (4) La forme de pourriel la plus connue reste cependant celle des messages non voulus, cherchant à vendre de fausses montres Rolex, des formules magiques pour perdre du poids ou des médicaments miracles pour améliorer les performances sexuelles. (5) Ainsi, un mannequin brésilien est mort après avoir utilisé des pilules amaigrissantes achetées après avoir reçu un pourriel… Ceux qui envoient des spams n’ont pas un très grand sens éthique. noot 1 détourner = hier: hacken Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
27
1. Qu’est-ce qui est vrai d’après le premier alinéa? Le pourriel A a été inventé pour mieux distribuer de la publicité. B a tant de succès qu’il mérite une fête. C est né par accident. D s’appelait d’abord «spam».
2. Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze wel of niet overeenkomt met de 2e alinea. 1 Dankzij betere beveiliging zal de overlast van spam vanzelf verdwijnen. 2 Spam wordt voornamelijk verstuurd via gehackte, onbeveiligde computernetwerken. 3 Bedrijven hebben te weinig kennis om hun computersystemen te beveiligen. Noteer het nummer van elke bewering gevolgd door ‘wel’ of ‘niet’. 3. Qu’est-ce que l’auteur veut montrer dans les alinéas 3 et 4? 1 Que les gens qui envoient des pourriels veulent souvent profiter illégalement des usagers du net. 2 Faire de la publicité pour des produits de qualité discutable. A B C D
Seul 1 est vrai. Seul 2 est vrai. 1 et 2 sont vrais. 1 et 2 sont faux.
4. Qu’est-ce qu’on lit au 5e alinéa? Au 5e alinéa A l’auteur exprime son opinion sur les expéditeurs de pourriel. B l’auteur veut ouvrir un débat sur les conséquences du pourriel. C l’auteur relativise les effets négatifs du pourriel.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
28
Mariée de force à 8 ans, elle obtient le divorce Nojoud a 8 ans. Deux mois après avoir été mariée de force avec un homme de 30 ans, elle vient d’obtenir le divorce auprès de la justice de Yemen. Son père, qui avait arrangé le mariage, a été privé de son autorité parentale. Au Yemen, l’âge minimal pour se marier est 15 ans. Mais la loi prévoit que des contrats de mariage peuvent être signés avec des filles beaucoup plus jeunes. Dans ce cas, les relations sexuelles sont interdites tant que la jeune fille n’a pas encore atteint l’âge de la puberté. Mariée contre sa volonté, Nojoud a été forcée par ses parents à habiter chez son mari. La fillette a été battue et intimidée. Elle a réussi à s’enfuir et est allée au tribunal pour porter plainte. Touché par son histoire, un juge a décidé de la mettre en sécurité et d’arreter le père et le mari de la petite fille. Ce dernier n’a pas été condamné. Il a meme recu une compensation financiere pour qu’il ne s’oppose pas au divorce. Nojoud a été placée chez l’un de ses oncles. Selon son avocat, il existe « des milliers de cas pareils, mais il n’y a jamais eu de sanction. »
1. Qu’est-ce qui est vrai d’après le texte ? Au Yemen, A. il est impossible de se marier avec une fille qui n’est pas encore pubère B. il est permis d’avoir des relations sexuelles avant le mariage C. il est possible à certaines conditions de se marier avant l’âge de 15 ans
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
29
2. Pourquoi est-ce que Nojoud obtient le divorce d’après le texte ? A. B. C. D.
Elle a été forcée d’habiter chez son oncle Elle a été mariée de force par son oncle Elle était maltraitée par son mari Elle était trop jeune pour son mari
3. Quel a été le jugement du tribunal d’après le texte ? 1. Le mari de Nojoud a été emprisonné 2. Le père de Nojoud a dû payer une amende A. B. C. D.
1 est faux, 2 est vrai 1 est vrai, 2 est faux 1 et 2 sont faux 1 et 2 sont vrais
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
30
1. Que peut-on lire au premier alinéa? A B C D
A quel point les élèves se montrent constents du site faismesdevoirs.com comment on peut profiter desservices du site internet faismesdevoirs.com Pourquoi on veut bientot lancer le site internet faismesdevoirs.com Que le site faismesdevoirs.com est déjà un succès avant son lancemnet official
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
31
<< Le ministre de l’Education nationale s’est déclaré hostile à cette formule.>> (lignes 21-23) 2. Pourquoi? Parce que selon le ministre. A. ce sont les parents qui doivent aider leurs enfants à faire leurs devoirs B. le salaire des parents ne doit pas influencer les résultats scolaires d’un élève. C. Le site faismesdevoirs.com trompe les éles en offrant des services de mauvaise qualité 3. Geef van elk van de onderstaande beweringen of deze wel of niet overeenkomt met de laatste alinea. 1. De belanstelling van de site faismesdevoirs.com is zo groot dat Stéphane Boukris deze tijdelijk uit de lucht heeft moet halen. 2. Volgens Stéphane Boukris is er niets mis met de site faismesdevoirs.com 3. Stéphane Boukris verwachtte duizenden opdrachten te ontvangen via zijn site faismesdevoirs.com 4. Stéphane Boukris heeft het idee van zijn site faismesdevoirs.com opgedaan tijdens een verblijf in de Verenigde Staten Noteer het nummer van elke bewering, gevolgd door ‘wel’ of ‘niet’.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
32
Jumeaux: la vie en duo? C’est le cas pour un peu plus de 1% des Français. Une vie à deux, où chacun doit trouver son équilibre, entre complicité et indépendance. On dit que les jumeaux sont inséparables… C’est votre cas? Maryvonne: C’est clair! Nous avons les mêmes goûts et nous suivons les mêmes études. La première année de l’école primaire, nos parents nous ont mises dans des classes différentes. Nous nous sommes senties très mal et nous avons redoublé. Depuis, nous avons toujours été dans les mêmes classes et nous avons les mêmes notes! Cécilia: Quand ma sœur n’est pas là, c’est comme si une moitié de moi a disparu! Une fois, Maryvonne a été hospitalisée. Je n’ai pas supporté de rester sans elle, mes parents m’ont donc laissé dormir dans sa chambre d’hôpital. Vous n’avez pas peur de vous couper du reste du monde? Cécilia: Notre mère nous le dit souvent. Les «autres», les non-jumeaux, ne peuvent pas comprendre notre relation. Etre à deux, finalement ça nous plaît. Plus petites, c’était dur, parce que personne ne nous adressait la parole. Mais nous avons trouvé la solution: avoir la même meilleure amie. Et pour les garçons? Maryvonne: L’idéal serait de rencontrer des jumeaux. De toute façon, mon petit ami comptera toujours moins que Cécilia. Plus tard, ma sœur et moi, nous ferons tout pour travailler dans la même entreprise et j’espère que nous vivrons dans des maisons jumelées! Les garçons qui partageront notre vie n’auront pas le choix: ils devront l’accepter. Et si, un jour, l’une de vous disparaissait? Cécilia: Il serait inimaginable de vivre seule. Nos parents se mettent en colère quand nous disons cela, mais nous sommes nées ensemble, alors nous mourrons ensemble
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
33
Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze wel of niet overeenkomt met met de tekst. Maryconne en Cécilia 1. 2. 3. 4. 5.
hebben altijd samen in dezelfde klas gezeten vinden het fijn om soms even niet bij elkaar te zijn zijn bang dat ze later geen relatie met een jongen kunnen hebben denken dat hun onderlinge contact later net zo sterk zal blijven hebben een veel te hechte band volgens hun ouders
Noteer het nummer van elke bewering, gevolgd door ‘wel’ of ‘niet’.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
34
Blok 2 Signaalwoorden Signaalwoorden zijn woorden of woordgroepen waarmee een verband wordt aangegeven tussen twee alinea’s of twee zinnen. Deze woorden zijn erg belangrijk om te bepalen of er een conclusie volgt, een tegenstelling, een voorbeeld etc. Leer deze woorden dus uit je hoofd, ze komen erg vaak voor! Opdracht 1: Signaalwoorden Allereerst vertaal deze signaalwoorden. Vervolgens groepeer je deze woorden onder de noemer: conclusie, opsomming, tegenstelling, verklaring/toelichting, gradatie, vergelijking of waarschijnlijkheid. à cause de
bien que
comme si
à moins de
bien sûr
d’ailleurs
Ainsi
donc
par contre
ainsi que
effectivement
puis
Alors
en fin de compte
sans doute
alors que
ensuite
sinon
au contraire
malgré
tandis que
avec raison
néanmoins
car
Quoique
bref
puisque
Opdracht 2 Onderstreep in de tekst op pagina 32 de signaalwoorden. Welke verbanden geven deze signaalwoorden aan?
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
35
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
36
BLOK 3
Vraagsoorten (Open en meerkeuze)
In het examen komen verschillende soorten vragen voor. Dit zijn zowel Open vragen als Meerkeuzevragen. Deze verschillende soorten vragen hebben ook een verschillende aanpak nodig om ze goed te kunnen beantwoorden.
1. Open vragen Open vragen worden in het Nederlands gesteld en moeten ook in het Nederlands beantwoord worden. Er zijn verschillende soorten open vragen die vaak gesteld worden. Waarom….? o Dit vraagt naar een oorzaak. Hierbij ga je op zoek naar signaalwoorden in de tekst die een oorzaak aangeven (à cause de, grâce à, suite de etc.) 2 of meer (oorzaken/redenen/….) o Dit vraagt naar een opsomming. Kijk hiervoor naar signaalwoorden die een opsomming aangeven (puis, et, ensuite, aussi etc.) Komen de volgende elementen wel of niet voor in de tekst? o Hierbij moet je de elementen waarvan je moet aangeven of ze wel of niet voorkomen goed doorlezen! Vaak zit het goede antwoord in een detail (bv staat er niet terwijl het wel moet zijn). Ook worden dingen wel geïmpliceerd in de tekst maar niet uitdrukkelijk gezegd. In dat geval komt het element dus niet voor in de tekst. Ook hiervoor geldt: kijk alleen wat letterlijk in de tekst staat! Zijn de volgende beweringen wel/niet waar of positief/negatief? o Ook hier geldt voor dat het goede antwoord vaak in een detail zit. Onderstreep in de tekst waar je het antwoord gevonden denkt te hebben en lees deze zorgvuldig door. Als je hierin een woord niet begrijpt, zoek het op! Dit kan het verschil maken tussen of iets wel of niet waar is. Hou ook hierbij altijd de grote lijn van het verhaal in gedachten. Wat wordt er bedoeld met ….? o Hierbij is het niet voldoende om de vertaling van dit begrip op te schrijven. Je moet dan uitleggen wat dit begrip betekent in relatie tot de tekst.
Tips: Schrijf je antwoord beknopt op. Het eerste antwoord dat je in je antwoord geeft is het antwoord dat beoordeeld wordt! Geef je antwoord in het Nederlands, tenzij er uitdrukkelijk om een citaat gevraagd wordt. Als hier niet uitdrukkelijk om gevraagd wordt en je gebruikt toch Franse tekst/woorden in je antwoord wordt dit fout gerekend.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
37
Lees de vraag goed! Wat voor antwoord wordt er verwacht? Dit kan een woord, een beknopt antwoord of juist een hele zin zijn. Als je antwoord hier niet aan voldoet wordt het fout gerekend.
2. Meerkeuzevragen De meeste vragen in het examen zijn meerkeuzevragen. Hierbij staan zowel de vragen als de antwoorden in het Frans. Hierbij volg je de stappen zoals eerder in het programma besproken zijn. In het kort nog een keer: 1. Bepaal de grote lijn van de tekst d.m.v. de titel, het plaatje en de introductie. 2. Lees de vraag, zoek woorden die je niet kent uit zowel de vraag als de antwoorden op. 3. Maak onderscheid tussen positieve (+) en negatieve (-) antwoorden. 4. Onderstreep het stuk tekst waar het antwoord in moet staan. 5. Is dit stuk tekst positief of negatief? Streep de antwoorden die hier niet mee overeen komen weg. 6. Kies tussen de twee overgebleven antwoorden. Ga na hoe vaak de woorden uit het antwoord voorkomen in de tekst, of alle elementen uit het antwoord kloppen en of de antwoorden passen in de grote lijn van de tekst. Bij twijfel, kies altijd het meest algemene antwoord
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
38
Le skateboard chassé des centres-villes
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
39
1. «La communauté du skate s’inquiète» (lignes 8-9) Pourquoi est-ce le cas? A A l’avenir les problèmes entre les autorités et les skateurs pourraient augmenter. B Dans les centres-villes il y a trop peu d’espace réservé aux skateurs. C De plus en plus souvent les skateurs sont victimes de la circulation. D Un skateur a engagé un procès contre le maire de la ville où il habite. 2 Pourquoi les maires interdisent–ils le skateboard en ville, d’après le 2e alinéa? Parce que les skateurs A abîment le mobilier public et troublent le calme. B endommagent les voitures en pratiquant leur sport dans des parkings souterrains. C gênent les gens qui font des courses dans les centres–villes. D prennent trop de risques en zigzaguant entre les voitures. 3. Quel est «le point sensible» (lignes 42-43)? A Les skateurs veulent partager le complexe sportif avec les basketteurs et les footballeurs. B pouvoir pratiquer leur sport partout en ville. C que des pistes spéciales soient construites aux centres-villes. D que le skate soit reconnu comme un sport professionnel.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
40
1. Geef van elk van de onderstaande uitspraken aan bij welk meisje uit de tekst deze past. Noteer de namen van de drie meisjes, gevolgd door het nummer van de juiste uitspraak. Let op: je houdt één uitspraak over. 1 Ik heb de kunst van het ontcijferen van SMS-jes van anderen afgekeken. 2 Ik heb mijn eigen SMS-taal uitgevonden. 3 Ik spaar geld uit door te SMS-en in plaats van te bellen. 4 Mijn ouders zijn geen voorstander van SMS-taal. 2. Laquelle des trois filles se soucie d’une influence négative du langage SMS sur l’emploi et l’orthographe du français? A Aurélie B Joanne C Pauline Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
41
1 Qu’est-ce qu’on lit au premier alinéa? A Beaucoup de jeunes qui partent pour l’étranger préfèrent un pays européen. B Il y a peu d’étudiants qui suivent une partie de leurs études à l’étranger. C La plupart des étudiants ne restent pas longtemps à l’étranger. 2.«Une expérience internationale est un avantage pour trouver un job.» (regel 9-10) Noteer de twee redenen uit alinea 2 waarom dat het geval is. 3 Geef voor elk van onderstaande aspecten aan of dit wel of niet belangrijk is voor jongeren ten aanzien van de keuze voor een bepaald gastland volgens de 3e alinea. 1 de ligging 2 de taal 3 de banden die het met het eigen land heeft 4 het beleid ten aanzien van de ontvangst van buitenlandse jongeren Noteer de nummers van elk aspect, gevolgd door ‘wel’ of ‘niet’. Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
42
1. Que peut-on conclure du premier alinéa? A Les jeunes acceptent de moins en moins l’autorité de leurs parents. B Les jeunes mènent une vie pleine d’activités hors de la maison. C Les parents ne voient pas que les jeunes communiquent vraiment entre eux. D Les parents s’intéressent de plus en plus aux activités de leurs enfants. 2. Qu’est-ce qui est vrai à propos de la musique au 2e alinéa? Elle permet au jeune A d’entrer en contact avec les autres. B de se rebeller contre ses parents. C de vivre dans son propre monde à lui. 3. Remplissez le mot qui manque au 3e alinéa. A différent B difficile C pareil D simple Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
43
Blok 4 Gatenteksten Gaten kunnen op verschillende plaatsen in de zin zitten. De gaten aan het begin van de zin zijn vaak het lastigst. Hier moet vaak een signaalwoord ingevuld worden. Zoals eerder besproken geven signaalwoorden het verband aan tussen de vorige alinea/zin en de alinea/zin dat begint met het gat. Volg hiervoor het volgende stappenplan: 1. Bekijk de antwoorden. Schrijf achter elk antwoord wat voor verband dit signaalwoord aangeeft (bv een tegenstelling of een opsomming). 2. Lees de alinea/zin voorafgaand aan het gat. Waar gaat het hier over? Is dit iets positiefs of negatiefs? Schrijf dit als je dat fijn vindt voor jezelf even op. 3. Lees de alinea met het gat erin. Belangrijk is dat je de hele alinea doorleest zodat je een goed idee hebt wat er gezegd wordt. Waar gaat dit stuk over? Vergelijk dit dan met je antwoord op stap 1. Is dit bijvoorbeeld een uitbreiding op wat er in het vorige stuk verteld werd, een tegenstelling of een vergelijking? Als je dit weet kun je het signaalwoord kiezen dat bij dit verband past. Voor gaten op andere plaatsen in de zin volg dit stappenplan: 1. Bekijk de antwoorden. Schrijf achter elk antwoord of dit een positief of negatief antwoord is (waar van toepassing). 2. Lees de tekst tot 1 zin na het gat (daar staat vaak het goede antwoord). Waar mogelijk streep met deze informatie antwoorden weg op basis van positief/negatief. 3. Let op de signaalwoorden! Hierdoor kan de tekst net een andere richting in gaan dan je anders zou denken. 4. Is een van de antwoorden letterlijk of in andere woorden in de tekst terug te vinden? Kies dan dit antwoord. 5. Als er een tegenstelling in de antwoordmogelijkheden zit moet je hier tussen kiezen! Bijv. a. Bank b. hoog c. mooi d. laag Als je het na deze stappen nog steeds niet zeker weet, kies dan altijd het antwoord dat het best binnen de grote lijn van het verhaal past!
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
44
1
Choisissez la phrase qui manque au premier alinéa. A C’est assez compliqué. B C’est très facile. C C’est une question bizarre. D C’est un grand défi.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
45
2
Laquelle ou lesquelles des constatations suivantes correspond(ent) au 2ème alinéa? 1 Au collège, les filles sont beaucoup plus réservées pour ce qui est du copier-coller que les garçons. 2 Au collège, les professeurs ont de plus en plus de mal à constater qu’un devoir a été recopié ou non. A La première. B La deuxième. C Les deux. D Aucune.
Des voyages pas comme les autres
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
46
1
Qu’est-ce que Gmb Akash raconte au premier alinéa? Il raconte A pourquoi il préfère le train pour voyager au Bangladesh. B pourquoi les billets de train sont devenus très chers au Bangladesh. C que la manière dont beaucoup de pauvres voyagent au Bangladesh l’a touché. D que voyager en train est très dangereux au Bangladesh, même dans le train. «j’ai commencé à voyager avec eux sur le toit» (lignes 21-22)
2
3
Pourquoi Gmb Akash a-t-il pris cette décision? A Parce qu’il a envie de faire des photos spectaculaires. B Parce qu’il a le goût du risque. C Pour comprendre les passagers clandestins. D Pour économiser de l’argent.
Choisissez le(s) mot(s) qui manque(nt) à la ligne 44. A Bien sûr, B Bref, C Cependant, D C’est pourquoi «Des voyages pas comme les autres» (titel)
4
Citeer de eerste twee woorden van de zin uit de laatste alinea waarin Gmb Akash aangeeft wat hem het meest heeft aangegrepen tijdens de reizen die hij per trein heeft afgelegd.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
47
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
48
1. Qu’est-ce qu’on peut lire au premier alinéa? A. A l’Ecole de danse de l’Opéra de Paris, les danseurs professionnels doivent collectionner 18 étoiles. B. A l’Ecole de danse de l’Opéra de Paris, les jeunes danseurs sont encouragés à exceller. C. L’Ecole de danse de l’Opéra de Paris admet seulement des danseurs très ambitieux. D. L’Ecole de danse de l’Opéra de Paris a réussi à se faire un nom en très peu de temps. 2. Geef van elke van de onderstaande beweringen aan of deze wel of niet overeenkomt met de tweede alinea. 1. Lodewijk de XIVe bezocht regelmatig voorstellingen van de Ecole de danse de l’Opéra de Paris. 2. De Ecole de danse de l’Opéra de Paris trekt voornamelijk leerlingen uit Parijs en omgeving. 3. De Ecole de danse de l’Opéra de Paris is een dure opleiding die vooral leerlingen trekt uit de rijkere milieus. 4. Om te kunnen worden toegelaten tot de Ecole de danse de l’Opéra de Paris moet je aan strenge eisen voldoen. Noteer het nummer van elke bewering, gevolgd door ‘wel’ of ‘niet’. Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
49
3. Laquelle ou lesquelles des constatations suivantes est/sont mentionnée(s) au 3ème alinéa? 1. A l’Ecole de danse de l’Opéra de Paris, les élèves consacrent plus de temps à l’apprentissage de la danse qu’aux matières scolaires traditionnelles. 2 Les élèves qui ne réussissent pas à obtenir le baccalauréat du premier coup, doivent arrêter la formation à l’Ecole de danse de l’Opéra de Paris. A La première. B La deuxième. C Les deux. D Aucune. 4. Choisissez le(s) mot(s) qui manque(nt) à la ligne 58. A C’est pourquoi B Par exemple C Pourtant
5. Geef van elke van de onderstaande beweringen aan of deze wel of niet overeenkomt met de vijfde alinea. 1 De leerlingen dragen speciale kleding om tussen de lessen niet af te koelen. 2 De kleur van de danskleding van de meisjes geeft hun niveau aan. 3 Het maken van een knotje in het haar is niet zo simpel als het lijkt. Noteer het nummer van elke bewering, gevolgd door ‘wel’ of ‘niet’. Naast klassieke dans worden de leerlingen van de Ecole de danse de l’Opéra de Paris onderwezen in meerdere vormen van kunst. 6. Streeft de school hiermee een bepaald doel na? Zo nee, antwoord ‘nee’. Zo ja, antwoord ‘ja’ en citeer de eerste twee woorden van de zin uit de laatste alinea waarop je je antwoord baseert.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
50
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
51
1. «Le constat de Patricia» (premier alinéa) Quel est son constat? A Elle ne réussit plus à avoir de meilleures notes. B Sa sœur aînée a toujours été plus douée qu’elle. C Sa sœur aînée n’a pas besoin de faire ses devoirs. D Ses qualités ne sont pas appréciées par sa famille.
2. Remplissez le(s) mot(s) qui manque(nt) au 2e alinéa. A Ainsi B En plus C Mais D Par conséquent
3. Qu’est-ce qui est vrai d’après le 3e alinéa? En général, A l’aîné n’aime pas que le cadet ait tant de responsabilité. B la rivalité entre sœurs et frères ayant à peu près le même âge peut être énorme. C le cadet est jaloux parce que l’aîné reçoit plus d’attention de la part des parents. D le second enfant a plus de chance de réussir que le premier-né.
4. A quoi sert le 4e alinéa? A montrer A que beaucoup de parents sont convaincus que leurs enfants sont les meilleurs. B que les parents doivent continuer à comparer leurs enfants entre eux. C qu’il vaut mieux que les parents accentuent les qualités de chacun de leurs enfants.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
52
5. Qu’est-ce qu’on peut lire au 5e alinéa? A Les parents s’intéressent trop aux résultats scolaires du second enfant. B Les parents se font peu de soucis des résultats scolaires de leurs enfants. C Les parents veulent que leurs enfants réussissent mieux qu’eux-mêmes.
6. Que dit l’auteur à propos de Jérôme au 6e alinéa? A Il dispose des mêmes qualités intellectuelles que sa sœur aînée. B Il est au fond plus paresseux que sa sœur aînée. C Il est fier que sa sœur aînée prenne exemple sur lui. D Il n’aime pas du tout que ses profs le comparent avec sa sœur aînée.
7. A quoi sert le dernier alinéa? A A donner quelques conseils aux jeunes. B A critiquer les jeunes d’aujourd’hui. C A relativiser la rivalité entre les jeunes. D A résumer le texte.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
53
1. « Aujourd’hui, la moitié des jeans sortent des usines chinoises.» (lignes 9-11) Pourquoi? Parce que A l’Amérique du Sud et l’Afrique du Nord ne fabriquent plus de jeans. B le marché intérieur en Chine est immense. C les frais de production sont très bas en Chine. D les ouvriers en Chine sont moins chers que ceux de la Thaïlande. 2. Quels ouvriers chinois ont les meilleures conditions de travail? Ceux qui A habitent à la campagne. B habitent dans les ateliers. C travaillent dans les grandes usines. D travaillent dans les petits ateliers. 3. Qu’est-ce qui détermine avant tout le prix d’un jean en Europe? A Le nombre d’ouvriers qui fabriquent le jean. B Le salaire des ouvriers qui fabriquent le jean. C Les frais pour le transport du jean. D Les frais pour promouvoir le jean.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
54
1. Qu’est-ce qui explique la popularité du foot d’après le premier alinéa? A C’est un sport qui permet de gagner beaucoup d’argent. B Le football favorise les échanges internationaux. C Les règles du foot sont plus faciles que celles d’autres sports. D Tout le monde peut jouer au foot, toujours et partout.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
55
2. Qu’est-ce qui est vrai d’après le 2e alinéa? Pour les garçons, le foot aide à A accepter l’autorité. B avoir plus de discipline. C se faire valoir. D se préparer à son rôle de leader. 3. Qu’est-ce qu’on lit au 3e alinéa? A La plupart des filles détestent le comportement macho des footballeurs. B Les filles regardent de plus en plus souvent des matchs de foot. C Les garçons doivent gagner le match s’ils veulent avoir du succès auprès des filles. D Les joueurs de foot essaient d’attirer l’attention des filles par de belles actions. 4.
Qu’est-ce qui est vrai d’après le 4e alinéa?
A Aujourd’hui, les supporters jouent un rôle plus important qu’autrefois. B Au Moyen Age, le foot menait souvent à des confrontations violentes. C Dès son origine, le foot a lieu entre deux groupes rivaux. D En Angleterre, le foot a été longtemps un sport plutôt élitaire.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
56
Blok 5 (Deel) Examen
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
57
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
58
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
59
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
60
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
61
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
62
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
63
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
64
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
65
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
66
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
67
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
68
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
69
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
70
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
71
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
72
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
73
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
74
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
75
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
76
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
77
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
78
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
79
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
80
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
81
Antwoorden Blok 1 Le succès de Ratatouille a fait bondir les ventes de rats 1. C Le spam, un fléau qui fête ses trente ans 1. C 2. Niet Wel Niet 3. C 4. A Mariée de force à 8 ans, elle obtient le divorce 1. C 2. C 3. C Vive les devoirs !? 1. B 2. B 3. Niet Wel Wel Niet Jumeaux : la vie en duo ? 1. Niet Niet Niet Wel Wel
Blok 2 Le skateboard chassé des centre-villes 1. A 2. A 3. B Paroles d’ados 1. Aurelie 4 Joanne 3 Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
82
Pauline 1 2. B Etes-vous prêts à bouger ? 1. B 2. –in aanraking komen met een vreemde cultuur -een vreemde / tweede taal leren kennen 3. 1 wel 2 niet 3 wel 4 wel Musique, jeux vidéo… Les jeunes vivent dans leur bulle 1. C 2. A 3. C
Blok 4 Vive Wikipédia?! 1. B 2. D Des voyages pas comme les autres 1. C 2. C 3. C 4. Ce qui L’Ecole de danse de l’Opéra de Paris 1. B 2. 1 niet 2 niet 3 niet 4 wel 3. D 4. A 5. 1 Wel 2 Wel 3 Wel 6. Ja, C’est (que) Au secours, ma sœur réussit mieux que moi ! Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
83
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
B C B C C D A
A la sortie de l’usine, le jean vaut 15 euros 1. C 2. C 3. D Le foot, un sport formidable 1. D 2. C 3. D 4. C
Blok 5 (Deel)Examen Tekst 1 Manger ou boire pendant les cours 1. D Tekst 2 Le Net, royaume des élèves 2. B 3. C 4. B Tekst 3 Lutteurs sénégalais 5. C 6. A 7. D 8. A 9. B 10. De kern van het antwoord is : (Hij geeft de strijders advies hoe zij) hun tegenstander(s) tegemoet moeten treden Tekst 4 Une nouvelle vie pour la 2CV 11. A 12. B 13. 1. wel Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
84
2. niet 3. niet 4. wel Tekst 5 Le bureau, un vrai lieu de drague 14. B 15. 1. Niet 2. wel 3. niet 16. de productiviteit eronder lijdt / ze niet goed zijn voor de productiviteit Tekst 6 le musée viendra à toi 17. Nee 18. A 19. 1. Niet 2. wel 3. niet 4. niet Tekst 7 La maquillage au cours du temps 20. D 21. D 22. C 23. A 24. – je identiteit / persoonlijkheid onderstrepen - Onvolkomenheden wegwerken / camoufleren 25. C 26. C Tekst 8 Du nouveau dans nos poubelles 27. B 28. C 29. C 30. C 31. A 32. – het wordt de gebruikers makkelijker gemaakt afval te scheiden / er worden (door Sita) containers geplaatst bij de ingang van de flats - De vervuiler betaalt / hoe meer afval je scheidt , hoe minder je (als consument) betaalt (voor huishoudelijk afval) Tekst 9 La grotte Chauvet 33. C 34. D Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
85
35. B 36. Nee, mais c’est / mais c’ Tekst 10 Bise, bisou, baiser … 37. A 38. Twee van de volgende : - baby’s huilen minder - Het bevordert de taalontwikkeling (bij (jonge) kinderen - Het helpt kinderen hun emoties de baas te zijn / te beheersen 39. A
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
86
Afsluiting Actief lezen Het zal niet vaak meer voorkomen dat je ongeveer twee uur achter elkaar verschillende soorten teksten van allerlei onderwerpen in hoge concentratie moet lezen en er vragen over moet beantwoorden, zelfs niet in je vervolgopleiding. Het is eigenlijk een wat gekke manier van lezen dat heel veel van je energie en concentratie vraagt. Wees dus niet verbaasd als dit een lastige klus blijkt en kijk niet gek op wanneer je eens een keer afgeleid bent. Dit is heel normaal!
Hier een aantal tips om het lezen vol te houden en zoveel mogelijk uit de tijd te halen: 1. Gebruik kleuren. Het is niet voor niets toegestaan om een heel palet aan kleuren mee te nemen tijdens je examen. Deze kun je gebruiken om iets te onderstrepen, een aantekening te maken of gewoon een tekeningetje te maken om even aan iets anders te denken. Het is slim om dit met kleurtjes te doen. Dit geeft wat afwisseling in de zwart witte bedoening van de teksten die je voor je hebt. Daarnaast maakt je die saaie tekst zelf wat prettiger om naar te kijken. 2. Gebruik je fantasie. Wanneer je over een onderwerp leest dat wat saai is, bedenk dan wat je er al over weet of je kunt er een gek verhaal over bedenken. Dit helpt je om je voorkennis te activeren en ook om je concentratie bij de tekst te houden. Het klinkt misschien gek maar je hersenen hebben soms die variatie nodig om zich op een bepaalde taak te kunnen richten. 3. Afgeleid worden is niet erg. Concentratie is niet iets dat je twee/drie uur vol kunt houden. Dat hoeft dus ook niet. Het geeft niks als je afgeleid bent. Neem regelmatig een rustpauze en kijk de zaal rond. Wanneer je denkt dat je weer energie hebt, duik je die gatentekst weer in. 4. Zet op papier wat er in je hoofd zit. Dit betekent dat je opnieuw actief met je pen/potlood in de weer moet zijn. Wordt er bijvoorbeeld verwezen naar een paragraaf, onderstreep die dan. Kom je een signaalwoord tegen? Onderstreep het. Heb je een woord opgezocht in het woordenboek? Schrijf de betekenis bij het woord. Dit helpt je om bij de tekst te blijven en zo vergeet je geen belangrijke informatie.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
87
5. Let op je leeshouding. Deze wordt nogal eens vergeten. Probeer niet te dicht met je neus op de tekst te zitten. Niet alleen omdat dit waarschijnlijk geen gezonde houding is om te leren, maar omdat dat het begrijpen van de tekst niet bevordert. Je hersenen lezen een tekst niet woord voor woord maar zin voor zin en zelfs alinea voor alinea. Onze hersenen richten zich op de globale boodschap van een stuk tekst, niet op de details. Daarom is het belangrijk om als een helikopter boven de tekst te blijven hangen.
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
88
Woordenlijst Welke woorden heb jij opgezocht? Schrijf ze hier op! Dan heb je aan het eind van de dag je eigen woordenlijst die je kunt gebruiken bij de voorbereiding op je examen.
Frans
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
Nederlands
89
Nationale Examentraining | Frans | HAVO | 2015
90