Trainingsboek Economie HAVO 2015
Beste leerling, Welkom op de examentraining Economie HAVO! Het woord examentraining zegt het al: trainen voor je examen. Tijdens deze training behandelen we de examenstof in blokken en oefenen we ermee. Daarnaast besteden we ook veel aandacht aan de vaardigheden voor je examen; je leert handigheidjes, krijgt uitleg over de meest voorkomende vragen en leert uit welke onderdelen een goed antwoord bestaat. Verder gaan we in op hoe je de stof het beste kunt aanpakken, hoe je verder komt als je het even niet meer weet en vooral ook hoe je zorgt dat je overzicht houdt. Naast de grote hoeveelheid informatie die je krijgt, ga je zelf ook aan de slag met examenvragen. Tijdens dit oefenen zijn er genoeg trainers beschikbaar om je verder te helpen, zodat je leert werken met de goede strategie om je examen aan te pakken. Hierbij is de manier van werken belangrijk, maar je kunt natuurlijk altijd inhoudelijke vragen stellen, ook over de onderdelen die niet klassikaal behandeld worden. De stof die behandeld wordt komt uit de syllabus, die te vinden is op www.examentraining.nl en de oefenvragen zijn gebaseerd op eerdere examenvragen. Ook de eerdere examens zijn te vinden op www.examentraining.nl . Voor iedere vraag zijn er uiteraard uitwerkingen beschikbaar, maar gebruik deze informatie naar eigen inzicht. Vergeet niet dat je op je examen ook geen uitwerkingen krijgt. Sommige vragen worden klassikaal besproken, andere vragen moet je zelf nakijken. Na de tips volgt het programma voor vandaag. We verwachten niet dat je alle opgaven binnen de tijd af krijgt, maar probeer steeds zo ver mogelijk te komen. Als je niet verder komt, vraag dan om hulp! Het doel van de training is immers te leren hoe je er wél uit kunt komen. En onthoud goed, nu hard werken scheelt je straks misschien een heel jaar hard werken… We wensen je heel veel succes vandaag en op je examen straks! Namens het team van de Nationale Examentraining, Eefke Meijer Hoofdcoördinator
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
2
Tips en trics voor voorbereiden en tijdens je examens Examens voorbereiden Tip 1: Je bent al voor een belangrijk deel voorbereid. Laat je niet gek maken door uitspraken als “Nu komt het er op aan”. Het examen is een afsluiting van je hele schoolperiode. Je hebt er dus jaren naartoe gewerkt en hebt in die tijd genoeg kennis en kunde opgedaan om examen te kunnen doen. In al die jaren ben je nooit wakker geworden om vervolgens te ontdekken dat al je Engelse kennis was verdwenen. De beste garantie voor succes is voorbereiden, en dat is nu net wat je al die jaren op school hebt gedaan. Tip 2: Maak een planning voor de voorbereiding die je nog nodig hebt. Deze voorbereidingen bestaan uit twee onderdelen: leren en vragen oefenen. Als je hiermee aan de slag gaat, plan dan niet teveel studie-uren achter elkaar. Pauzes zijn noodzakelijk, maar zorg ervoor dat ze kort blijven, anders moet je iedere keer opnieuw opstarten. Wissel verschillende taken en vakken af, want op die manier kun je je beter concentreren. Wat je concentratie (en je planning) ook ten goede komt, is leren op vaste tijdstippen. Je hersenen zijn dan na een paar keer voorbereid op die specifieke activiteit op dat specifieke moment. Tip 3: Leer op verschillende manieren (lezen, schrijven, luisteren, zien en uitspreken) Alleen maar lezen in je boek verandert al snel naar staren in je boek zonder dat je nog wat opneemt. Wissel het lezen van de stof in je boek dus af met het schrijven van een samenvatting. Let op dat je in een samenvatting alleen belangrijke punten overneemt, zodat het ook echt een samenvatting wordt. Veel docenten hebben tegenwoordig een eigen youtube-kanaal. Maak daar gebruik van, want op die manier komt de stof nog beter binnen omdat je er naar hebt kunnen luisteren. Met mindmaps zorg je er voor dat je de stof voor je kunt zien en kunt overzien. Het werkt tot slot heel goed om de stof aan iemand uit te leggen die de stof minder goed beheerst dan jij. Door uit te spreken waar de stof over gaat merk je vanzelf waar je nog even in moet duiken en welke onderdelen je prima beheerst. Tip 4: Leer alsof je examens zit te maken Oefenen voor je examen bestaat natuurlijk ook uit het voorbereiden op de situatie zelf. Dit betekent dat je je leeromgeving zoveel mogelijk moet laten lijken op je examensituatie. Zorg dus voor zo min mogelijk afleiding (lees: leg je telefoon een uurtje weg), maak je tafel zo leeg mogelijk. Je traint op deze manier je hersenen om tijdens je echte examensituatie niet veel aandacht aan de omgeving (en het gemis van je telefoon) te hoeven besteden.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
3
Zorg voor jezelf! Tip 1: Verdiep je in ontspanningstechnieken Rust in je hoofd is van groot belang tijdens het leren. Sommigen weten dit prima uit zichzelf voor elkaar te krijgen, maar anderen kost dit wat meer moeite. Gelukkig zijn hier trucs voor, die we ontspanningsoefeningen noemen. Ademhalingsoefeningen kunnen al genoeg zijn maar ook yoga helpt je zeker om tot rust te komen. Voor deze ontspanningsoefeningen hoef je geen uren uit te trekken, 10 minuten is al voldoende. Sporten kan ook een goede ontspanningstechniek zijn, al kost dat natuurlijk meer tijd. Bijkomend voordeel is dan wel weer dat je beter kunt denken (en dus leren) als je fit bent. Tip 2: Vergeet niet te slapen Chinese en Amerikaanse onderzoekers hebben ontdekt waarom slapen goed is voor je geheugen. Tijdens je slaap worden er namelijk nieuwe synapsen opgebouwd. Dit zijn verbindingen tussen je hersencellen. Hoewel het onderzoek is uitgevoerd bij muizen, zeggen de onderzoekers dat ook stampende scholieren hier een les uit kunnen trekken: Langdurig onthouden lukt beter als je na het leren gaat slapen, in plaats van eindeloos door te blijven leren. Want, muizen die een uurtje leerden en daarna gingen slapen haalden betere resultaten dan muizen die drie uur trainden en daarna wakker gehouden werden. Tip3: Let op wat je eet Het onderzoek naar het verband tussen voeding en geheugen staat weliswaar nog in de kinderschoenen, toch zijn er al belangrijke, handige zaken uit naar voren gekomen. En waarom zou je daar geen gebruik van maken? Zo is het inmiddels duidelijk dat je hersenen veel energie nodig hebben in periodes van examens, dus ontbijt elke dag goed. Let dan wel op wat je eet, want brood, fruit en pinda’s leveren meer langdurige energie dan koekjes. Koffie, thee en sigaretten hebben geen positief effect op je geheugen, dus vermijd deze zaken zo veel mogelijk. En dan het examen zelf En dan is de dag gekomen. Je zit in de gymzaal, het ruikt een beetje vreemd, je voelt je een beetje vreemd. De docent of misschien zelfs wel de rector begint te gebaren en dan begint het uitdelen. Dan het grote moment: je mag beginnen. Tip 1: Blijf rustig en denk aan de strategieën die je hebt geleerd Wat doe je tijdens het examen? - Rustig alle vragen lezen - Niet blijven hangen bij een vraag waar je het antwoord niet op weet - Schrijf zoveel mogelijk op maar…. voorkom wel dat je onzinverhalen gaat schrijven. Dat kost uiteindelijk meer tijd dan dat het je aan punten gaat opleveren. - Noem precies het aantal antwoorden, de redenen, de argumenten, de voorbeelden die gevraagd worden. Schrijf je er meer, dan worden die niet meegerekend en dat is natuurlijk zonde van de tijd. - Vul bij meerkeuzevragen duidelijk maar één antwoord in. Verander je je antwoord, geef dit dan duidelijk aan.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
4
- Ga je niet haasten, ook al voel je tijdsdruk. Tussendoor even een mini-pauze nemen en je uitrekken is alleen maar goed voor je concentratie. En het helpt ook om stijve spieren te voorkomen. - Heb je tijd over? Controleer dan of je volledig antwoord hebt gegeven op álle vragen. Hoe saai het ook is, het is belangrijk, je kunt immers gemakkelijk per ongeluk een (onderdeel van een) vraag overslaan. Tip 2: Los een eventuele black-out op met afleiding Mocht je toch een black-out krijgen, bedenk dan dat je kennis echt niet verdwenen is. Krampachtig blijven nadenken versterkt de black-out alleen maar verder. Het beste is om even iets anders te gaan doen. Ga even naar de WC, rek je even uitgebreid uit. Als je goed bent voorbereid, zit de kennis in je hoofd en komt het vanzelf weer boven. En mocht het bij die ene vraag toch niet lukken, bedenk dan dat je niet alle vragen goed hoeft te hebben om toch gewoon je examen te halen.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
5
Programma Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 Blok 5 Blok 6
Markt Ruilen over tijd Samenwerken en onderhandelen Risico en informatie Welvaart en groei Goede tijden, slechte tijden
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
6
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Welkom op de examentraining Economie HAVO
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Wat gaan we doen?
___________________________________
Blok 1 Markt
Blok 2 Ruilen over tijd Blok 3 Samenwerken en onderhandelen
___________________________________
Blok 4 Risico en informatie Blok 5 Welvaart en groei
___________________________________
Blok 6 Goede tijden, slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Goederen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Vraag naar een consumptiegoed wordt bepaald door: Koopkracht Behoeften Prijs van complementaire goederen (vb. cd-speler en cd) Prijs van substitutiegoederen
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
7
___________________________________
Marktmechanisme Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
vraagfunctie, aanbodfunctie evenwichtsprijs, evenwichtshoeveelheid
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Vraagfunctie Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
Vraagfunctie: Qv = -2p + 50
___________________________________
Veranderingen vraagfunctie: -Langs de lijn: prijsveranderingen -Van de lijn: links of rechts, door: -Verandering behoeften -Verandering aantal consumenten -Verandering inkomen -Verandering prijs van andere goederen
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Aanbodfunctie Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Aanbodfunctie: Qa = 4p - 10 Verschuivingen aanbodsfunctie: -Langs de lijn: prijsveranderingen -Van de lijn: -Kosten ontwikkeling -Aantal aanbieder
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
8
___________________________________
Surplus Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
Consumentensurplus: verschil tussen het bedrag dat consumenten willen betalen en de evenwichtsprijs.
___________________________________ ___________________________________
Producenten surplus: verschil tussen de evenwichtsprijs en de minimale prijs waartegen het product wordt aangeboden.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Elasticiteit Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
-Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid (oorzaak: prijsverandering, gevolg: verandering gevraagde hoeveelheid) -Inkomenselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid (oorzaak: inkomensverandering, gevolg: verandering van de gevraagde hoeveelheid) -Kruislingse prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid (oorzaak: prijsverandering van een bepaald goed, gevolg: verandering van gevraagde hoeveelheid van een ander goed)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Elasticiteit Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
-Inelastisch -Volkomen inelastisch: E=0 -Relatief inelastisch: -1< E < 0 en 0< E < 1 -Noch inelastisch, noch elastisch: E=-1 of E=1 -Elastisch: -Relatief elastisch: E< -1 en E>1 -Volkomen elastisch: E - oneindig en E oneindig
Stel E=-5: als de oorzaak 1% stijgt, wordt het gevolg 5% kleiner.
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
9
___________________________________
Inkomenselasticiteit Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
-Inferieur goederen elasticiteit < 0 -Normale goederen elasticiteit = 0 -Luxe goederen
elasticiteit > 0
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Formules Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
Maximale winst: MO=MK of MW=0 Maximale omzet: MO=0 Break-even: TW=0, TO=TK
___________________________________
TK= TCK + TVK GTK = GCK + GVK
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Maximale winst Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
10
___________________________________
Marktingrijpen overheid Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
Minimumprijs: bescherming aanbieders
___________________________________ ___________________________________
Maximumprijs: bescherming kopers
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Marktvorm Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Bepaald door: -Aantal vragers (consumenten) -Aantal aanbieders (verkopers) -Soort product (heterogeen of homogeen) -Doorzichtigheid -Toetredingsmogelijkheid
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Soorten vormen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
-Volkomen concurrentie (marktmechanisme, veel aanbieders, veel vragers, homogeen product, doorzichtig, toetreding relatief makkelijk) Graanmarkt -Monopolistische concurrentie (veel aanbieders, veel vragers, heterogeen product, niet doorzichtig, toetreding relatief makkelijk) Detailhandel/Kledingzaak
-Oligopolie (weinig aanbieders, veel vragers, homogene oligopolie/heterogene oligopolie, niet doorzichtig, toetreding moeilijk) mobiele telefonie -Monopolie (aanbieder stelt prijs vast, 1 aanbieder, homogeenproduct, veel vragers, doorzichtig, toetreding zeer moeilijk) NS •Natuurlijk, wettelijk of economisch.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
11
___________________________________
Arbeidsmarkt Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
Vraag naar arbeid: uitgeoefend door werkgevers
___________________________________
-------------------------------------------------------------------------
Aanbod van arbeid: de werknemers
___________________________________
Beide te meten in arbeidsjaren of personen
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Arbeidsmarkt Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Arbeidsmarkt Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
12
___________________________________
Werkloosheid Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
-Structureel: te weinig vraag of vraag/aanbod sluiten niet aan. Oplossing: Innovatie stimuleren, scholing, reis-/verhuiskosten vergoeding.
___________________________________ ___________________________________
-Conjunctureel: tekortschieten van de bestedingen. Oplossing: Belasting omlaag, Overheidsbestedingen omhoog.
___________________________________
-Frictie: tijdelijk, <3mnd. Oplossing: Voorlichten bemiddelen. -Seizoen: gevolg klimaat, aard v.h. product. Oplossing: Productiepakket variëren.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Mobiliteit Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
Arbeidsmobiliteit: -Geografische mobiliteit: woon-werkverkeer; bereidheid tot verhuizen.
___________________________________
-Beroepsmobiliteit: veranderen van beroep; ene beroep kent meer werkloosheid dan het andere (omscholen, beloningsverschillen). Niet werken werken (vb. schoolverlaters, herintreders)
___________________________________
Loon-prijsspiraal: lonen en prijzen die elkaar opjagen. Prijzen stijgen koopkracht daalt meer looneisen kosten werkgever stijgen doorberekenen in prijs etc.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Vragen maken Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
SUCCES!
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
13
___________________________________
Sparen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
S= Sparen S= Y – C – B
___________________________________ ___________________________________
Wie sparen? •Gezinnen ; deel van het besteedbaar inkomen dat niet wordt geconsumeerd. •Bedrijven; deel van de winst dat niet wordt uitgekeerd aan eigenaren van het bedrijf, ‘ingehouden winst’. •Overheid; spaart als ze een financieringsoverschot heeft.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Sparen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
Inkomsten -Directe belastingen; op winst, inkomen en vermogen. -Indirecte belastingen; alle belasting die wordt afgedragen door bedrijven, uitgezonderd winstbelasting. -Niet-belastingontvangsten.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Uitgaven -Overdrachtsuitgaven: Rijk krijgt er niks voor terug. -Bestedingen: Rijk krijgt er iets voor terug. Begrotingssaldo: Inkomsten - uitgaven Financieringssaldo: Begrotingssaldo – aflossingen staatsschuld
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Staatsschuld Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
14
___________________________________
Vermogensmarkt Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Geldmarkt – korter dan 1 jaar Kapitaalmarkt – langer dan 1 jaar Rente: uitgedrukt in jaarlijks % van het geleende bedrag. Lenen: rente betalen, sparen: rente ontvangen
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Rente Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Gevolg rente Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Gevolg lage reële rente: -Sparen wordt minder aantrekkelijk. -Geld lenen wordt aantrekkelijker.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
15
___________________________________
Indexcijfers Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Pensioen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
-Welvaartsvast -Waardevast
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Jaarrekening Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
-Balans van het eind van het jaar: Overzicht bezittingen, schulden, eigen vermogen.
___________________________________ ___________________________________
-Resultatenrekening van dat jaar (Winst- en verliesrekening): Weergave van verkoopopbrengsten, kosten, winst van een onderneming. -Accountantsverklaring: Controle & toelichting
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
16
___________________________________
Balans Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Bezittingen (activa)
Schulden (passiva)
-kas -bank -giro Tekstvrak -debiteuren groot -voorraden
-crediteuren -langlopende leningen
Vaste activa
Eigen vermogen
-fabriek -machines
-ingehouden winst -aandelen -reserves
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Resultaten rekening Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Kosten / lasten
Opbrengsten / baten
-Productiekosten -Afschrijvingen
Omzet / verkoop
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Winst / verlies
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Opdrachten maken Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
SUCCES!
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
17
___________________________________
Welvaart Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
Welvaart:
___________________________________ ___________________________________
-In enge zin: Reëel nationaal inkomen, koopkracht van een land, individu. -In ruime zin: mate van behoeftebevrediging, subjectief, materieel en immaterieel. Reëel inkomen gecorrigeerd voor externe effecten
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Goederen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
-Individueel goed: voor 1 individu, makkelijk wie er gebruik maakt, te verhandelen via markt, prijs te bepalen.
___________________________________ ___________________________________
-Overheidsgoederen: -Collectief: bestemd voor veel mensen, niet te verhandelen op een markt, geen uitsluiting mogelijk, geen prijs te bepalen (vb. straatverlichting) -Quasi-collectief of bemoeigoederen: individueel goed, geproduceerd door de overheid
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Gevangenen dilemma Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
Gevangen dilemma: Laat zien dat bij samenwerken een gunstigere uitkomst voor beide partijen van toepassing is.
___________________________________
Het individueel belang najagen is dus niet altijd goed voor jezelf en kan het totale resultaat negatief beïnvloeden.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
18
___________________________________
Uitgangspunten Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
-Spelers moeten bekennen of ontkennen over schuld bij een overval. -Spelers bewegen simultaan -Spel wordt niet herhaald -Spelers hebben een dominante strategie -Spelers beschikken over dezelfde info -Er zijn maar 2 spelers
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nash evenwicht Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Strategie waar je op uitkomt. Je kan het niet voor jezelf verbeteren Je volgt de dominante strategie
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Samenwerken Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
Samenwerken wordt bevorderd door: -Overheid (wetten, besturen, bindend verklaren cao, collectieve goederen aanbieden)
___________________________________
-Sociale normen (aanspreken op asociaal gedrag) -Afsluiten contract (beide partijen weten wat te verwachten en hoe te handelen bij niet nakomen van afspraken) -Zelfbinding (duurzaam produceren, rekening met milieu effect)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
19
___________________________________
CAO Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
Voordelen: -Werknemer: samen sta je sterk -Werkgever: niet met elke individu onderhandelen
___________________________________ ___________________________________
Nadelen: -Werknemer: individuele kracht, talent kan je niet uitbuiten -Werkgever: bedrijf kan niet concurreren met bijv. loon om de beste werknemer te krijgen
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Arbeidsvoorwaarden Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Afspraken over: -Primaire arbeidsvoorwaarden: loon, vakantiegeld, etc.
___________________________________
-Secundaire arbeidsvoorwaarden: middagpauzes, reiskostenvergoeding, kinderopvang
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Loonstijging Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
Soorten loonstijgingen: -Prijscompensatie -Initieel: verhoging v.h. reële loon die geldt voor een groep werknemers (loonsverhoging bovenop prijscompensatie) -Incidenteel: verhoging v.h. reële loon voor individu (bv. Promotie, staat niet in cao)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
20
___________________________________
Loonkosten Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
•Sociale premies voor rekening werkgever •Brutoloon –Loonheffing •Sociale premies werknemer •Loonbelasting –Nettoloon
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Wig: Verschil tussen loonkosten van werkgever en nettoloon
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Europese Unie Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
Doel Europese Unie:
___________________________________
-Vrij verkeer van goederen -Vrij verkeer van diensten
___________________________________
-Vrij verkeer van personen -Vrij verkeer van kapitaal
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Vragen maken Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
SUCCES!
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
21
___________________________________
Informatie Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Informatie: -Symmetrische: alle partijen dezelfde info -Asymmetrische: partijen niet dezelfde info
___________________________________ Vb. asymmetrisch: verzekeringsmaatschappij. Verzekering: risico overdragen tegen betaling.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Partijen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
-Verzekeraar: -Risico’s: -Asymmetrische informatie -Averechtse selectie -Moreel wangedrag -Fraude
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Partijen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
-Verzekerde: -Motieven: -Risicomijding -Inschatten risico. -Financieel gevolg gebeurtenis afwegen tegen premie.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Premie: bedrag per tijdseenheid om verzekerd te zijn. Hoogte hangt af van: risico, mogelijke financiële schade, profiel deelnemers
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
22
___________________________________
Verzorgingsstaat Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Sociale uitkeringen: -Overheidsdeel -Volksverzekering (AOW) -Werknemersverzekering (WW)
___________________________________
-Particulier deel vb. VUT, verzorgd door verzekeringsmaatschappij
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Sociale zekerheid Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
-Omslagstelsel: werkenden van nu betalen voor degene die nu een uitkering ontvangen
___________________________________
-Kapitaaldekkingsstelsel: zelf sparen voor eigen uitkering
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Ondernemingen Markt
Ruilen over tijd
Soort onderneming
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Eenmans VOF zaak
BV
Hoofdelijk aansprakelijk?
Ja
Ja
Nee
Nee
Scheiding eigenaar/ directie?
Nee
Nee
Soms
Ja
Rechtspersoon? Nee
Nee
Ja
Ja
Goede en slechte tijden
___________________________________
NV
___________________________________
kenmerken
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
23
___________________________________
Opdrachten maken Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
SUCCES!
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Welvaart Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Nationaal inkomen = nationaal product; Y = W Y = (C+I+O+E) – M Oftewel W+M = C+I+O+E S-I = particulier spaarsaldo B-O = begrotingssaldo E-M = lopende rekening, saldo buitenland (S-I)+(B-O)=(E-M)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Welvaart Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
24
___________________________________
Inkomensverdeling Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
Personele inkomensverdeling Primair inkomen Secundair inkomen Tertiaire inkomen
___________________________________ ___________________________________
Categoriale inkomensverdeling Arbeidsinkomen Overige of vermogensinkomen Arbeidsinkomensquote: Totale arbeidsinkomen verdiend in een jaar/nationale inkomen Hoge arbeidsinkomensquote slecht voor investeringsklimaat
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Lorenzcurve Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________
Nivelleren: Lorenzcurve beweegt naar de midden lijn toe door: -Progressieve belasting: hoe hoger je inkomen hoe hoger het % belasting -Sociale uitkeringen
___________________________________
Denivelleren: Lorenzcurve beweegt van de midden lijn af door: -Degressieve belasting: hoe hoger je inkomen hoe lager % belasting -Aftrekposten: relatieve voordeel voor hoge inkomens
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nederlands belastingsstelsel Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
-Draagkrachtprincipe: sterke schouders, zware lasten
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
-Profijtbeginsel: betalen als men aanwijsbaar gebruik maakt van overheidsvoorzieningen Box 1 en Box 3
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
25
___________________________________
Box 1 Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Vaststellen totale inkomen (arbeidsinkomen en eigen huis) Aftrekposten Belastbaar inkomen Schijvensysteem toepassen Heffingskortingen Te betalen belasting
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Box 3 Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Vaststellen vermogen: bezittingen – schulden Heffingsvrijstelling Belastbaar deel van het vermogen
-
___________________________________ 1,2 % belasting betalen
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Opdrachten maken Markt
Ruilen over tijd
onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
SUCCES!
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
26
___________________________________
Inflatie Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
Inflatie: gemiddelde percentuele prijsstijging in een bepaalde periode
___________________________________ ___________________________________
Binnenlands Kosteninflatie: prijs stijgt door hoge kosten Bestedingsinflatie: prijs stijgt door hoge vraag naar goederen Winstinflatie: prijs stijgt door vergroten winstmarge
___________________________________
Buitenlands Importinflatie: prijs van geïmporteerde producten stijgt Deflatie
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Gevolgen inflatie Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
-Lonen (loonprijsspiraal) -Koopkracht
___________________________________
-Internationale concurrentiepositie (Relatief!)
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Prijzen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Prijsrigiditeit: Prijzen dalen niet (vanwege kosten werkgever) dus minder verkopen Prijsflexibiliteit: Prijzen passen makkelijk aan altijd maximale prijs bij maximaal haalbare productie productiecapaciteit maximaal benut
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
27
___________________________________
Bestrijding inflatie Ruilen over tijd
Markt
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
- Belastingen omhoog bestedingen omlaag bestedingsinflatie neemt af
___________________________________
- Overheidsuitgaven omlaag bestedingen omlaag bestedingsinflatie neemt af -
___________________________________
Rente omhoog sparen aantrekkelijker, lenen duurder bestedingen omlaag bestedingsinflatie neemt af
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Betalingsbalans Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Lopende rekening (goederenrekening, dienstenrekening, inkomensrekening); E-M, Kapitaal- of vermogensrekening
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Valuta prijs Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Vraagfactoren: export en kapitaal import Aanbodfactoren: import en kapitaal export Wisselkoersen: -Zwevend: hoogte koers bepaald door vraag en aanbod. -Vast: hoogte bepaald door afspraak centrale banken.
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
28
___________________________________
Wisselkoersen Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
Zwevend: -Voordeel: betalingsbalansevenwicht -Nadeel: onzekerheid -Appreciatie: waardestijging, depreciatie: waardedaling
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Vast: -Voordeel: zekerheid -Nadeel: betalingsbalansonevenwicht -Revaluatie: waardestijging, devaluatie: waardedaling
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Economische kringloop Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
-Productiecapaciteit: Maximaal haalbare productie
___________________________________ ___________________________________
-Bezettingsgraad: (Productie/productiecapaciteit) x 100% -Investeringen: -Breedte: Meer‘dezelfde’machines erbij, verhouding kapitaal/arbeid blijft gelijk -Diepte: Mensen vervangen door machines, in verhouding meer kapitaal dan arbeid
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Conjunctuur Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
-Laagconjunctuur: te weinig vraag om een bedrijf op volle toeren te laten werken. Onderbesteding. Werkloosheid, lage bezettingsgraad, deflatie. -Hoogconjunctuur: er wordt meer gevraagd dan er kan worden geproduceerd. Overbesteding. Veel werk, hoge bezettingsgraad, inflatie (bestedingsinflatie)
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
29
___________________________________
Stagflatie Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
Stagflatie: periode van onderbesteding (laagconjunctuur) maar toch inflatie.
___________________________________
hogere kosten prijzen stijgen
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Anticyclisch begrotingsbeleid Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
-Onderbesteding: Belasting omlaag, overheidsbestedingen omhoog
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
-Overbesteding: Belasting omhoog, overheidsbestedingen omlaag
___________________________________
-Maatregel Centrale Bank: -Onderbesteding: Rente omlaag (meer lenen, minder sparen) -Overbesteding: Rente omhoog
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Opdrachten maken Markt
Ruilen over tijd
Onderhandel
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede en slechte tijden
___________________________________ ___________________________________
SUCCES!
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
30
Evaluatie
___________________________________ ___________________________________
Laat ons weten wat je van de training vond:
___________________________________
www.examentraining.nl/evaluatie
___________________________________ Enthousiast na deze training? Kijk op www.examentraining.nl voor al je andere vakken
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
SUCCES MET HET EXAMEN
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
31
Markt
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
32
Naar een toekomst die werkt De Nederlandse bevolking vergrijst. Dit kan leiden tot een aanbodtekort op de arbeidsmarkt waardoor de economische groei stagneert. Vandaar dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoek heeft laten doen naar maatregelen die genomen moeten worden om de werking van de Nederlandse arbeidsmarkt te verbeteren en de deelname aan betaalde arbeid te verhogen. Het resultaat van dit onderzoek staat in het rapport ‘Naar een toekomst die werkt’. In dit rapport wordt de potentiële beroepsbevolking gevormd door alle inwoners van Nederland in de leeftijdsgroep 20 tot 65 jaar. Uit dit rapport komen de twee tekstfragmenten van bron 1 die de ontwikkelingen van de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid in Nederland voorspellen. Gebruik bron 1 Vraag 1 In welk van beide tekstfragmenten, A of B, wordt een voorspelling gedaan over de ontwikkeling van de vraag naar arbeid? Verklaar het antwoord. Bron 1:
Onderstaande tekst is een selectie van conclusies uit dit rapport. Vraag 2 Maak van deze tekst een juiste economische redenering. “Door vergrijzing neemt de potentiële beroepsbevolking …(1)…, waardoor de arbeidsmarkt zal verkrappen. Daardoor zal de sociale premiedruk voor de werkzame beroepsbevolking stijgen, want de AOWuitkeringen worden grotendeels gefinancierd via het …(2)…. Een hogere premiedruk kan leiden tot hogere looneisen. Dit kan voor de Nederlandse bedrijven aanleiding zijn om de verkoopprijzen te …(3)…, waardoor de internationale concurrentiepositie …(4)…. Dit heeft tot gevolg dat de Nederlandse …(5)… afneemt, waardoor de economische groei stagneert.” Kies uit: bij (1) af/toe bij (2) kapitaaldekkingsstelsel/omslagstelsel bij (3) verhogen/verlagen bij (4) verbetert/verslechtert bij (5) export/import
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
33
Een leraar economie bespreekt in zijn klas de conclusies van dit rapport en toont daarbij bron 2. Uit bron 2 blijkt dat in Nederland 73% van de potentiële beroepsbevolking deelneemt aan de arbeidsmarkt: dit noemen we de participatiegraad Vervolgens bespreekt de leraar met de leerlingen mogelijke maatregelen om de participatiegraad van ouderen te verhogen. Enkele suggesties van leerlingen. − Simon: “Verhoog de pensioenleeftijd van 65 naar 67.” − Edith: “Stimuleer dat ouderen tussen 55 en 65 jaar meer in deeltijd gaan werken.” Bron 2: samenstelling van de potentiele beroepsbevolking (20-65 jaar) in Nederland in miljoen (mln) personen (afgeronde getallen)
Combineer bron 1 en bron 2. Vraag 3 Laat met een berekening zien dat naar verwachting de participatiegraad in Nederland in 2015 hoger zal zijn dan 73%. Vraag 4 Leg uit dat de oplossing van Edith wel de participatiegraad verhoogt, maar niet het probleem van de verkrapping op de arbeidsmarkt oplost. Tot slot laat de leraar bron 3 zien. Hij vraagt de leerlingen in dit schema aan te geven bij welke pijl de suggesties van Simon en Edith behoren. Bovendien komt de leraar zelf met een mogelijke oplossing om de participatie van ouderen te verhogen: “Verlaag de pensioenuitkeringen in de eerste jaren van pensionering.” Gebruik bron 3. Vraag 5 Van welke pijl (A, B, C, D of E) zou de bijbehorende omvang in personen veranderen bij het
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
34
uitvoeren van de suggestie van Simon? Verklaar het antwoord. Vraag 6 Beschrijf de redenering achter de oplossing die de leraar voorstelt.
Bron 3: instroom en uitstroom op de arbeidsmarkt
Horeca uitgerookt? De Nederlandse overheid probeert de consumptie van rookwaren, zoals sigaretten, shag en sigaren, te beïnvloeden. Zo mogen jongeren geen rookwaren kopen en bestaat er een reclameverbod. Ook heft de overheid accijnzen, die worden doorberekend en daardoor leiden tot hogere consumentenprijzen voor rookwaren. Het laatste wapenfeit is de invoering van een rookverbod in de horeca dat is ingegaan op 1 juli 2008. Dit rookverbod is een beleidsmaatregel om werknemers een gezonde werkplek te bieden; de consumptie van rookwaren te verminderen en de volksgezondheid te bevorderen. De minister van Volksgezondheid heeft toegezegd dat het rookverbod een jaar na invoering geëvalueerd zal worden en dat hij van de bevindingen verslag zal doen aan de Tweede Kamer. Om deze maatregel te onderbouwen, heeft de minister door een economisch onderzoeksbureau een kosten-batenanalyse laten opstellen met betrekking tot het rookverbod in de horeca. Enkele conclusies van dit onderzoek zijn in bron 4 weergegeven.
Bron 4: kosten-batenanalyse van een rookverbod in de horeca: een selectie van enkele effecten en de bedragen
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
35
De leerlingen in een havo 5 klas discussiëren over het overheidsbeleid dat probeert het roken te verminderen. De volgende opmerkingen worden gemaakt: − Eva: “Als de overheid de accijns op alle rookwaren met hetzelfde percentage verhoogt, zal de gevraagde hoeveelheid van een pakje sigaretten sterker afnemen dan die van een pakje shag.” − Steffie: “Als de consumentenprijzen van rookwaren stijgen, treedt er een substitutie-effect op tussen de vraag naar een pakje sigaretten en de vraag naar een pakje shag.” − Victor: “De vermindering van de gevraagde hoeveelheid sigaretten als gevolg van het rookverbod in de horeca, kan de overheid óók bereiken door te zorgen dat de prijs van een pakje sigaretten 40% hoger wordt.” Gebruik bron 5 Vraag 7 Geef met behulp van bron 5 een argument voor de bewering van Eva. Vraag 8 Leg met behulp van bron 5 de bewering van Steffie uit. Bron 5: gegevens over de vraag naar enkele rookwaren (in de uitgangssituatie)
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
36
Combineer bronnen 5 en 6 Vraag 9 Laat met behulp van een berekening zien dat Victor gelijk heeft.
Bron 6: vraag en aanbod van pakjes sigaretten
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
37
Bron 7: vier leerlingantwoorden voor de afname van het consumentensurplus
De prijs van voetbal Uit een krant: Het Brabantse Deurne stond op zijn kop toen bleek dat de amateurvoetballers van SV Deurne tijdens de loting van de KNVB-beker gekoppeld werden aan de profvoetballers van Feyenoord. De voorzitter van SV Deurne: “Dit is een droom die uitkomt, en we spelen ook nog thuis. Gezien de verwachte vraag naar kaartjes voor deze wedstrijd moeten we uitwijken naar het stadion van Helmond Sport. De tribune op ons sportpark is te klein.” Het bestuur van SV Deurne discussieert over de hoogte van de prijs per toegangskaartje, uitgaande van de verwachte vraag naar kaartjes. De secretaris, de penningmeester en de voorzitter komen ieder met een eigen voorstel. Gebruik bronnen 8 en 9 Vraag 10 Zullen alle kaartjes verkocht worden bij uitvoering van het voorstel van de secretaris? Verklaar het antwoord. Vraag 11 Is er sprake van een consumentensurplus bij uitvoering van het voorstel van de secretaris? Verklaar het antwoord. Vraag 12 Bereken de prijs van een toegangskaartje bij het voorstel van de voorzitter.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
38
Bron 8: het stadion en de invulling van de plaatsen
Bron 9: de verwachte vraag en voorstellen van het bestuur van SV Deurne
Uiteindelijk wordt de prijs vastgesteld op basis van het voorstel van de voorzitter. Toch verloopt de voorverkoop van de kaartjes moeizaam. De penningmeester heeft daar een verklaring voor: “Bij de oorspronkelijke vraagvergelijking uit bron 9, die ik naar aanleiding van een enquête heb opgesteld, ben ik ervan uitgegaan dat de wedstrijd niet zou worden uitgezonden op tv. Nu blijkt dat de wedstrijd live op tv wordt uitgezonden. Dat verandert de betalingsbereidheid van de supporters”. In bron 10 zijn, naast de oorspronkelijke vraaglijn a, twee alternatieve vraaglijnen b1 en b2 weergegeven. Vraag 13 Welk van beide vraaglijnen, b1 of b2, geeft de veranderde betalingsbereidheid weer volgens de penningmeester? Verklaar de keuze.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
39
Bron 10: collectieve vraag naar toegangskaartjes en twee alternatieven
Vervoer met nederlandse schepen In 1999 is het totale vervoer met Nederlandse schepen gegroeid tot 320 miljoen ton goederen. Daarvan betreft 96 miljoen ton goederen binnenlands vervoer. In tabel 1 staan gegevens over het vervoer met Nederlandse schepen in 1999. De cijfersbetreffen veranderingen ten opzichte van 1998. Tabel 1:
Vraag 14 Bereken de internationaal vervoerde hoeveelheid goederen in 1998. Vraag 15 Is de afstand waarover de lading bij het binnenlandse vervoer is verscheept in 1999 ten opzichte van 1998 gedaald of gestegen? Licht het antwoord toe. De heer Peters is eigenaar en schipper van een vrachtschip waarmee cement wordt vervoerd. Voor 1999 gelden de volgende gegevens voor het bedrijf van Peters: Bron 11:
Vraag 16 Bereken de break-even afzet van het bedrijf van Peters in ton-kilometers.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
40
Peters verwacht dat na het jaar 2000 de opbrengst van een ton-kilometer 2,25 euro bedraagt. Doordat de kostengegevens niet veranderen, wordt het bedrijf van Peters bij iedere productieomvang verliesgevend. Dit verlies is minimaal als de productie maximaal is. Vraag 17 Bereken het minimale jaarlijkse verlies van het bedrijf van Peters na 2000. Om uit de verliezen te komen, overweegt Peters zijn schip te vervangen door een nieuw schip. De productiecapaciteit van het nieuwe schip is drie keer zo groot als de huidige productiecapaciteit, terwijl de personeelsbezetting gelijk blijft. De variabele kosten pertonkilometer zijn in vergelijking met het huidige schip 28% lager. De constante kosten bedragen na de investering in het nieuwe schip 1.000.000 euro per jaar. Vraag 18 Betreft de investering van Peters een breedte-investering of een diepte-investering? Verklaar het antwoord. Vraag 19 Bereken de winst die Peters met zijn nieuwe schip per jaar maakt bij volledige benutting van de productiecapaciteit.
Vitaminen voor de Nieuw-Zeelandse economie Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw produceert en exporteert Nieuw-Zeeland met wisselend succes kiwi’s. Europa is één van de belangrijkste afnemers op de wereldmarkt van deze vitaminerijke vrucht. In de jaren zeventig krijgen de Nieuw-Zeelandse kiwiproducenten te maken met toenemende concurrentie op de wereldmarkt. Daarnaast wordt in NieuwZeeland het protest tegen de schadelijke gevolgen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij de kiwiproductie steeds sterker. De Nieuw-Zeelandse kiwiproducenten besluiten de krachten te bundelen. Met steun van de Nieuw-Zeelandse overheid richten de kiwiproducenten een nieuwe onderneming op met de naam Zespri. Zespri probeert de buitenlandse concurrentie te beperken door een nieuw soort kiwi te ontwikkelen: de Zespri Gold. Om het imago van Nieuw-Zeelandse kiwi’s in binnen- en buitenland te verbeteren, stelt Zespri hoge eisen aan de kwaliteit van de Zespri Gold en wordt het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij de kiwiproductie afgeremd. Dit heeft echter tot gevolg dat de productie van de Zespri Gold arbeidsintensiever is dan de vroegere kiwiproductie. De NieuwZeelandse kiwiproducenten schakelen massaal over op de productie van de Zespri Gold. De kiwiproducenten verkopen de geproduceerde Zespri Gold kiwi’s aan de nieuwe onderneming Zespri. De winst van Zespri wordt onder de kiwiproducenten verdeeld. Hieronder staan drie mogelijke doelstellingen van Zespri: 1 Het bevorderen van een duurzame productiewijze van kiwi’s. 2 Een zo groot mogelijke bijdrage leveren aan de ontvangstenkant van de lopende rekening van de betalingsbalans van Nieuw-Zeeland. 3 Een zo groot mogelijke winst in het introductiejaar van de Zespri Gold. De directie van Zespri moet een beslissing nemen over de prijs van de Zespri Gold in het introductiejaar in Europa. Stel dat een keuze moet worden gemaakt uit twee prijzen: € 0,50 of € 0,60 per kilogram. De variabele kosten van Zespri bestaan uitsluitend uit inkoopkosten van de Zespri Gold en bedragen € 0,25 per kilogram. De totale constante kosten van Zespri
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
41
bedragen € 4 miljoen per jaar. Verder geldt het volgende verband tussen prijs en afzet in Europa van de Zespri Gold in het introductiejaar: Qv = 80 − 100P
De symbolen hebben de volgende betekenis: Qv = de naar Europa geëxporteerde hoeveelheid in miljoenen kilogrammen P = de prijs in euro’s per kilogram
Vraag 20 Citeer de zin uit het bovenstaande tekstgedeelte waaruit blijkt dat het nastreven van doelstelling 1 tot hogere inkoopkosten voor Zespri kan leiden. Verklaar het antwoord. Vraag 21 Toon met behulp van een berekening aan dat Zespri doelstelling 2 beter bereikt bij een prijs van € 0,50 per kilogram dan bij een prijs van € 0,60 per kilogram. Vraag 22 Welke prijs moet Zespri kiezen als doelstelling 3 wordt nagestreefd: € 0,50 of € 0,60 per kilogram? Licht het antwoord toe met een berekening. Een marketingdeskundige adviseert Zespri om een introductieprijs te kiezen die lager ligt dan bij het nastreven van doelstelling 3. Volgens deze deskundige is deze lagere prijs noodzakelijk om maximale winst op lange termijn te realiseren. Vraag 23 Geef een verklaring voor het advies van de marketingdeskundige.
Parkeren tegen elke prijs? Stedelijke gemeenten staan voor de uitdaging verantwoord om te gaan met een groeiende vraag naar mobiliteit in een dichtbevolkt gebied. Parkeerbeleid is een onderdeel van goed mobiliteitsbeleid. Gemeente Biltsche Venen heeft naast het vernieuwde winkel- en kantorencentrum een parkeerterrein aangelegd. Voor de exploitatie van dit parkeerterrein wil de gemeente het alleenrecht geven aan het particuliere bedrijf €Park. De gemeente heeft een marktonderzoek laten uitvoeren naar de vraag naar parkeerruimte van winkelpubliek en van personeel dat gaat werken in de winkels en kantoren. Daarnaast is er een schatting gemaakt van de kosten voor de exploitatie door €Park. Gebruik bron 12 Vraag 24 Maak van de volgende zinnen juiste economische beweringen die betrekking hebben op de marktsituatie voor €Park: -Om break-even te bereiken moet €Park minimaal …(1)… bezette parkeerplaatsen per uur realiseren. -Bij een prijs van 100 cent per uur zal de totale winst …(2)… maximaal zijn. -Bij een prijs die maximale bezetting van het parkeerterrein oplevert, zal €Park …(3)… maken. Kies uit:
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
42
bij (1) 40 / 100 / 150 / 160 bij (2) niet / wel bij (3) verlies / winst €Park overweegt als prijs per uur één van de volgende alternatieven: 100, 135 of 145 cent. Vraag 25 Welke prijs moet €Park kiezen om maximale totale omzet te halen? Verklaar de keuze met een berekening. Vraag 26 Arceer in de uitwerkbijlage de maximale totale winst die €Park kan behalen. Bron 12: marktonderzoek gemeente en exploitatiekosten €Park
Bron 13: Voorstel van Paul Boos ten aanzien van €Park De bewoners van een naastgelegen woonwijk, die voorheen gratis konden parkeren op het stukje grond, zijn het niet eens met de plannen van de gemeente. “Klinkklare diefstal, parkeren gaat ons veel geld kosten”, aldus Paul Boos, woordvoerder van de bewoners. “En buiten de openingstijden van winkels en kantoren zal een deel van het parkeerterrein leeg blijven. Zonde van de schaarse ruimte en dus een vorm van welvaartsverlies.” Paul Boos doet namens alle wijkbewoners een voorstel aan €Park, zoals te lezen is hieronder. Hij noemt zijn voorstel een vorm van prijsdiscriminatie.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
43
Voorstel Paul Boos aan €Park, in drie onderdelen: a. Stel een apart parkeertarief in voor de wijkbewoners, dat alleen geldig is buiten de openingstijden van de winkels en kantoren. b. Houd rekening met de relatief lage betalingsbereidheid van deze wijkbewoners c. Registreer elke wijkbewoner via het kenteken van de auto en gebruik dit om de wijkbewoners toegang tot het parkeerterrein te verlenen buiten de openingstijden van winkels en kantoren. Gebruik bron 13 Vraag 27 Leg uit dat het voorstel van Paul Boos gezien kan worden als een voorbeeld van prijsdiscriminatie. Vraag 28 Leg uit hoe uitvoering van het voorstel van Paul Boos kan bijdragen aan beperking van het welvaartsverlies.
- De productie (Q) is het aantal bezette parkeerplaatsen per uur. De beheerskosten (onderhoud, surveillance, gemeentelijke heffingen) komen volledig voor rekening van €Park en zijn onderdeel van de constante kosten van €Park. -Het parkeerterrein heeft een capaciteit van 180 parkeerplaatsen.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
44
Ruilen over tijd
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
45
Een eigen huis als spaarvarken “De aankoop van een eigen huis is nog altijd een beter spaarvarken dan sparen bij de bank”, zegt de voorzitter van de Vereniging Ons Eigen Huis (VOEH) in februari 2008. “In 2007 behoorden de Nederlandse huizenprijzen tot de hoogste in Europa. Er worden te weinig nieuwe huizen gebouwd. De overheid zou dit meer moeten stimuleren. Tegelijkertijd willen steeds meer mensen een eigen huis kopen. Ik verwacht dus dat in 2008 de huizenprijzen zullen blijven stijgen.” Vraag 29 Citeer de twee zinnen uit bovenstaande tekst, waarop de voorzitter zijn verwachting baseert. Tussen augustus 2007 en februari 2008 daalde bij veel banken de hypotheekrente. Vraag 30 Verklaar dat een daling van de hypotheekrente kan leiden tot een verdere stijging van de huizenprijzen. Hanneke en Kees overwogen in augustus 2007 een huis te kopen in Maartenszeil. De plaatselijke makelaar kwam met een voorstel: zie bron 14. Hanneke en Kees wilden hun spaargeld gebruiken om een deel van de aankoop te financieren. Voor de hypothecaire lening kozen zij voor de bank met het laagste rentetarief in bron 16. Hanneke en Kees dachten er over eerst nog een grote reis te maken en in dat geval pas een half jaar later, in februari 2008, een huis te kopen.
Gebruik de bronnen 14, 15 en 16 Vraag 31 Bereken het jaarlijkse hypotheekrentevoordeel dat Hanneke en Kees zouden hebben, als ze in augustus 2007 hadden besloten de koop en financiering van dit huis uit te stellen tot februari 2008. Bron 14: Voorstel makelaar
Bron 15: de financiering
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
46
Bron 16: overzicht tarieven hypotheekrente bij verschillende banken
Vraag 32 Beschrijf twee risico’s die Hanneke en Kees zouden lopen, indien zij in augustus 2007 besloten de koop en financiering van dit huis uit te stellen tot februari 2008. Net als de voorzitter van de VOEH, denkt ook Kees dat op de lange termijn een eigen huis een beter spaarvarken zou zijn dan een spaarrekening bij de bank. Beiden gaan ervan uit dat in het algemeen de rente op spaarrekeningen aan de lage kant is vergeleken met andere vormen van rendement op vermogen. In hun redenering kunnen ook de onderstaande zinnen gebruikt worden: 1 Huizenprijzen die sterker stijgen dan de inflatie verhogen/verlagen het reële vermogen van huiseigenaren. 2 Door inflatie daalt/stijgt de reële hypotheekschuld. Vraag 33 Kies in elk van beide zinnen van de twee woorden waar een schuine streept tussenstaat de juiste. Gebruik deze zinnen vervolgens in een redenering die het standpunt van de voorzitter van VOEH en Kees onderbouwt. Gebruik voor de totale redenering maximaal 50 woorden.
Nederlandse staatsschuld op de helling Na vele jaren van een financieringstekort had de Nederlandse overheid in 2000 voor het eerst een financieringsoverschot. Volgens de Miljoenennota ging het om een bedrag van €3 miljard. Naast dit positieve financieringssaldo had Nederland in 2000 te maken met een sterke economische groei en een daling van de staatsschuldquote. Figuur 1 geeft informatie over de overheidsfinanciën in enkele Europese landen in het jaar 2000. Het financieringssaldo is uitgedrukt in procenten van het Bruto Binnenlands Product (BBP). De staatsschuldquote is de staatsschuld aan het einde van 2000 uitgedrukt in procenten van het BBP.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
47
Figuur 1:
Jos ziet in figuur 1 de bevestiging van zijn stelling dat een daling van de staatsschuld een bijdrage kan leveren aan een positief financieringssaldo. Bas kijkt anders tegen figuur 1 aan. Volgens Bas is de sterke economische groei in een land er de oorzaak van dat een positief financieringssaldo samenvalt met een dalende staatsschuldquote. Bas zegt: “Door economische groei stijgen de belastingontvangsten van de overheid. Deze extra ontvangsten kunnen worden gebruikt voor extra aflossing op de staatsschuld.” Carina gaat verder dan Bas. Carina beweert: “Zelfs als de staatsschuld gelijk blijft, daalt de staatsschuldquote door economische groei.” Vraag 34 Leidt een positief financieringssaldo van de overheid van een land tot afname of tot toename van de staatsschuld van dat land? Verklaar het antwoord. Vraag 35 Leg uit dat door economische groei de belastingontvangsten van de overheid kunnen toenemen. Betrek in het antwoord zowel de directe als de indirecte belastingen. Vraag 36 Bereken de omvang van de Nederlandse staatsschuld aan het einde van het jaar 2000. Vraag 37 Leg de stelling van Jos uit. Vraag 38 Leg de bewering van Carina uit
Inflatie: wat zeggen de cijfers? In de westerse landen zijn de officiële inflatiecijfers (gemeten inflatie) doorgaans laag. Strak monetair beleid en globalisering van de wereldeconomie hebben daaraan bijgedragen. Maar de ‘gevoelsinflatie’ kan afwijken van de gemeten inflatie. De gevoelsinflatie geeft weer hoe de consument denkt dat het gemiddelde prijspeil zich ontwikkelt. Het niveau waarop de consumenten de inflatie ‘voelen’ kan bepalend zijn voor hun bestedingen. Vraag 39 Leg uit dat consumentenbestedingen kunnen worden versneld als de gevoelsinflatie hoog is.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
48
Vraag 40 Leg uit dat consumentenbestedingen ook kunnen worden afgeremd als de gevoelsinflatie hoog is. Gebruik in het antwoord het begrip koopkracht. In de Verenigde Staten van Amerika (VS) gebruiken statistische bureaus twee officiële inflatiecijfers: - Consumentenprijsindex (CPI): dit meest bekende inflatiecijfer wordt in de VS op dezelfde manier berekend als het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het inflatiecijfer in Nederland berekent. De prijsontwikkeling van de in de VS geconsumeerde goederen en diensten is de basis. -Producentenprijsindex (PPI), ook wel bekend als bbp-deflator: de prijsontwikkeling van de in de VS geproduceerde goederen en diensten is de basis. De optelsom van alle toegevoegde waardes in een jaar vormt het bruto binnenlands product (bbp). De index voor deze inflatie wordt gemeten met de formule: (index waardestijging bbp)/(index volumestijging bbp)x100 (beide stijgingen worden gemeten van jaar tot jaar) Vraag 41 Maak van onderstaande tekst een economisch juiste redenering. De CPI is een …(1)… en gewogen prijsindexcijfer. Een verandering van het consumptiepatroon kan een aanleiding zijn om in de berekening van de CPI de …(2)… aan te passen. De PPI is in het geval van inflatie …(3)… dan 100 omdat de stijging van het bbp uitgedrukt in …(4)… groter is dan de stijging van het bbp uitgedrukt in …(5)…. Kies uit: bij (1) enkelvoudig/partieel/samengesteld bij (2) partiële prijsindexcijfers/wegingsfactoren bij (3) groter/kleiner bij (4) geld/hoeveelheid goederen en diensten bij (5) geld/hoeveelheid goederen en diensten In bron 17 is de gemeten inflatie in de VS weergegeven. In vrijwel elk jaar is er een verschil tussen de hoogte van de inflatie gemeten op basis van de CPI en de hoogte van de inflatie gemeten op basis van de PPI. Er zijn periodes waarin dit verschil erg groot is, zoals tussen 1978 en 1982. Toen beperkten de Arabische landen de export van olie naar de VS en Europa. De VS en Europa waren in die tijd sterk afhankelijk van olie uit de Arabische landen.
Gebruik bron 17 bij de vragen 42 en 43. Vraag 42 Bereken de CPI in de VS van 1980 met 1978 als basisjaar. De wegingsfactor van olie en brandstoffen is in de VS bij de CPI hoger dan bij de PPI. Vraag 43 Voor het verklaren van het verschil tussen de CPI en de PPI in de VS in de periode 19781980 kunnen vier van de volgende zeven denkstappen worden gebruikt. Kies de juiste vier denkstappen en zet deze in de juiste volgorde. Start met denkstap 1. (1) Arabische landen beperken de export van olie naar de VS. (2) De prijzen van olie en brandstoffen in de VS dalen.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
49
(3) De prijzen van olie en brandstoffen in de VS stijgen. (4) In de VS ontstaat een aanbodtekort van olie. (5) In de VS ontstaat een vraagtekort naar olie. (6) Inflatie op basis van de CPI stijgt sterker dan op basis van de PPI. (7) Inflatie op basis van de PPI stijgt sterker dan op basis van de CPI.
Bron 17: inflatieontwikkelingen in de VS: 1965-2008
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
50
Samenwerken en onderhandelen
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
51
Te huur: ‘gratis’ schoolboeken! In een land is Boekhuur monopolist op de markt van schoolboekenverhuur. Dit bedrijf levert huurboeken aan veel middelbare scholen. De andere scholen kopen de boekenpakketten rechtstreeks bij uitgeverijen. Alle scholen krijgen van de overheid een vergoeding van € 210 per leerling per schooljaar. De scholen stellen de boekenpakketten gratis ter beschikking van de leerlingen. Elke leerling ontvangt per schooljaar één boekenpakket. De directie van scholengemeenschap Avantis moet kiezen: de boekenpakketten zelf kopen of de boekenpakketten huren bij Boekhuur. De directie stelt twee eisen. De kosten per leerling: − moeten zo laag mogelijk zijn; − mogen niet hoger worden dan de vergoeding per leerling die de overheid aan de school verstrekt.
Gebruik bron 18. Vraag 44 Welke keuze zal Avantis maken: kopen of huren? Onderbouw het antwoord met een berekening en houd rekening met de twee eisen. Boekhuur wil zijn winst vergroten door een verlaging van zijn inkoopprijs. Boekhuur gaat daarom in onderhandeling met de drie grootste uitgeverijen: Eduboek, Meulenberg en Schola. Zij stellen dat Boekhuur de oude prijs moet betalen. Zowel Boekhuur als de drie grote uitgeverijen samen menen een sterke uitgangspositie te hebben en gaan met vertrouwen de prijsonderhandelingen in.
Gebruik bron 19 bij de vragen 45 en 46. Vraag 45 Geef een argument voor Boekhuur om zich sterk te voelen in de prijsonderhandelingen met de uitgeverijen. Vraag 46 Geef een argument voor de drie grootste uitgeverijen samen om zich sterk te voelen in de prijsonderhandelingen met Boekhuur.
Bron 18: Avantis: schoolboeken kopen of huren
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
52
Bron 19: kenmerken van de markt voor schoolboeken (middelbare scholen)
Eduboek wil minder afhankelijk zijn van Boekhuur en start een eigen verhuurbedrijf voor boekenpakketten: Rent-A-Book (RAB). RAB gaat met Boekhuur concurreren op de markt voor schoolboekenverhuur. RAB overweegt twee prijsalternatieven, zoals te zien is in bron 20. Boekhuur is van de plannen op de hoogte en heroverweegt haar prijsbeleid. Zowel Boekhuur als RAB streven naar een zo hoog mogelijke winst. Gebruik bron 20 Vraag 47 Welke prijs per pakket zal Boekhuur vragen nu RAB ook boekenpakketten verhuurt? Verklaar het antwoord. Vraag 48 Leg uit dat in de gegeven situatie Boekhuur en RAB hun winst zouden kunnen vergroten door het maken van een prijsafspraak. Bron 20: prijsconcurrentie en winstverwachtingen
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
53
Duitse minimalisten Nederland kent vanaf 1974 een wettelijk minimumloon. Alle werknemers van 15 tot 65 jaar die betaalde arbeid verrichten, hebben recht op een bepaald minimumloon per gewerkt uur. Dit minimumloon vormt de basis voor loonafspraken in de collectieve arbeidsovereenkomsten (cao) die in Nederland worden afgesloten. In Duitsland is er géén algemene wettelijke minimumloonregeling. Een mogelijke invoering van zo’n wettelijk minimumloon is bij onze oosterburen een politiek en maatschappelijk gevoelig thema. Vraag 49 Leg uit dat het afsluiten van cao’s kan leiden tot meeliftgedrag van werknemers. Jasper is leerling in een 5 Havo klas van een school in Oldenzaal. Hij kent leeftijdgenoten die in Duitsland in een Aldi supermarkt werken en voor hetzelfde werk minder per uur verdienen dan hij verdient bij Aldi in Oldenzaal. “Hoe kan dat”, vraagt hij zich af. Zijn leraar economie vertelt dat dit te maken kan hebben met het feit dat er in Duitsland geen minimumloonregeling is. Om dit uit te leggen, toont hij een modelmatige weergave van de Duitse arbeidsmarkt (bron 21) en stelt: “In deze grafiek wordt de arbeidsmarkt van Duitsland voorgesteld als een markt van volkomen concurrentie met een evenwichtsloon van 9 euro per uur. In werkelijkheid voldoet een arbeidsmarkt van een land niet aan alle kenmerken van deze marktvorm, maar deze modelmatige weergave kan je helpen om de werking van de arbeidsmarkt en het effect van een minimumloon te begrijpen.” Bron 21: modelmatige weergave van de arbeidsmarkt in Duitsland
Alle werkenden en werkzoekenden samen zijn het aanbod van arbeid. Zij worden in dit model kortweg ‘werknemers’ genoemd. De vraag naar arbeid komt van de groep ‘werkgevers’. In dit model wordt de vraag naar arbeid gelijkgesteld aan de werkgelegenheid in Duitsland.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
54
Bron 22: werkgeverssurplus, werknemerssurplus en de gevolgen van de invoering van een minimumloon
Legenda: A = 122,5 B = 35 C = 35 D = 122,5 E = 2,5 F = 2,5 (x miljoen euro’s)
Vraag 50 Noem twee kenmerken van de marktvorm volkomen concurrentie en licht toe waarom een arbeidsmarkt van een land niet aan deze kenmerken voldoet. De leraar vervolgt: “Bij een loon van 9 euro per uur is het totaal van werknemerssurplus plus werkgeverssurplus maximaal. Stel dat de Duitse regering een wettelijk minimumloon invoert van 10 euro per uur. Het totale surplus zal kleiner worden. Er zijn in Duitsland voor- en tegenstanders van invoering van een wettelijk minimumloon. Werknemersorganisaties zullen blij zijn en beredeneren dat dit de welvaart van hun leden zal verhogen. Economen echter waarschuwen dat invoering van een wettelijk minimumloon ten koste zal gaan van werkgelegenheid en uiteindelijk kan leiden tot welvaartsverlies in Duitsland.” Gebruik bron 21. Vraag 51 Laat met een berekening zien hoeveel werkgelegenheid er in Duitsland zou verdwijnen door invoering van een minimumloon van 10 euro per uur. Leerlingen krijgen de opdracht om de bewering van de economen, dat invoering van een wettelijk minimumloon uiteindelijk kan leiden tot welvaartsverlies in Duitsland, te illustreren met behulp van de grafiek van bron 22. Enkele leerlingantwoorden staan hieronder. Eén van deze antwoorden is juist.
Jasper “Het werkgeverssurplus zal toenemen met 35 miljoen (B) en het werknemerssurplus neemt af met 37,5 miljoen (B + E), dus de welvaart zal dalen met 2,5 miljoen.”
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
55
Yamina “Het werkgeverssurplus zal afnemen met 37,5 miljoen (B + E) en het werknemerssurplus neemt toe met 32,5 miljoen (B − F), dus de welvaart zal dalen met 5 miljoen.”
Pieter “Het werkgeverssurplus zal afnemen met 35 miljoen (B) en het werknemerssurplus neemt toe met 37,5 miljoen (B + E), dus de welvaart zal dalen met 2,5 miljoen.” Gebruik bron 22. Vraag 52 Welk van deze drie leerlingantwoorden is de juiste? Verklaar het antwoord.
Prijzenslag Veranderingen in de hoogte van de algemene prijsindex van de gezinsconsumptie (API), zijn opgebouwd uit een aantal onderdelen. Het statistisch bureau van een land onderscheidt de volgende onderdelen: • verandering in de invoerkosten; • verandering in de loonkosten; • verandering van de tarieven van de indirecte belastingen en van de prijzen van kwartaire diensten; • verandering van de winstmarge van bedrijven. In figuur 4 wordt dit voor de periode 1998-2003 in beeld gebracht. Figuur 2:
Het statistisch bureau gebruikt figuur 2 in een verslag, waaruit de volgende citaten genomen zijn: “In de periode 1998-2003 wordt de stijging van de API vooral bepaald door prijsstijgingen van kwartaire diensten en door belastingmaatregelen van de overheid. Deze twee factoren zijn tevens de belangrijkste verklarende factoren voor de loonkostenstijgingen. Wij komen tot de volgende conclusie: blijkbaar was de marktsector in de meeste jaren niet in
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
56
staat de hogere kosten volledig door te berekenen in de verkoopprijzen, hetgeen de stijging van de API enigszins afgeremd heeft.” Vraag 53 Noem een economische activiteit die tot de kwartaire sector wordt gerekend. Vraag 54 Bereken met hoeveel procent de API in 2000 is veranderd ten opzichte van 1998 (in tenminste twee decimalen nauwkeurig). Vraag 55 Leg uit hoe een verhoging van de indirecte belastingen een verklarende factor kan zijn voor een stijging van de loonkosten. Vraag 56 Leg uit dat de conclusie van het statistisch bureau kan worden afgeleid uit figuur 2.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
57
Risico en informatie
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
58
Vergrijzing brengt oudedagsvoorzieningen in gevaar In de loop van de 21ste eeuw wordt in de rijke landen een steeds verdere vergrijzing van de bevolking verwacht. Deze vergrijzing kan problemen opleveren bij de financiering van oudedagsvoorzieningen als die gebaseerd is op het omslagstelsel. Hoe groot dit probleem is, kan worden weergegeven met de “grijze druk”. De grijze druk is in deze opgave het aantal 65-plussers uitgedrukt als percentage van de bevolking van 20 tot en met 64 jaar. Tabel 2: De Grijze Druk
Bron 23: bevolkingsopbouw in Nederland
Sommige politici pleiten ervoor de verwachte financieringsproblemen van oudedagsvoorzieningen te verlichten door over te stappen op het kapitaaldekkingsstelsel. Vraag 57 Wat wordt verstaan onder het kapitaaldekkingsstelsel? Vraag 58 Toon met behulp van een berekening aan dat de mutatie van de grijze druk in Nederland in procentpunten tussen 2000 en 2050 kleiner is dan in Duitsland en België.
Uit de gegevens leidt Peter de volgende stelling af: als de oudedagsvoorzieningen zowel in België als Duitsland gefinancierd worden volgens het omslagstelsel, is het premiepercentage dat hiervoor in 2000 moet worden betaald in België hoger dan in Duitsland. Immers, de grijze druk is in België hoger dan in Duitsland. Ria beweert dat de stelling van Peter onjuist is, omdat er behalve de grijze druk andere factoren zijn die de hoogte van dit premiepercentage bepalen. Vraag 59 Noem zo’n factor. Licht het antwoord toe. Betaalbare Zorg of Zorg om Betaalbaarheid?
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
59
Bron 24: Betaalbare zorg of zorg om betaalbaarheid?
Vraag 60 Gaat dit onderzoek over de categoriale inkomensverdeling of over de personele inkomensverdeling? Licht het antwoord toe. Onderzoeker Johnson stelt dat de inkomensverdeling door de werkgeversbijdrage niet is veranderd. Als bewijs voor deze stelling maakt hij een tabel waarmee de lorenzcurve getekend kan worden die ontstaat na het meetellen van de werkgeversbijdrage. Gebruik de uitwerkbijlage (antwoordenboek). Vraag 61 Onderzoek de juistheid van de stelling van Johnson. Doe dit als volgt: − Vul op de uitwerkbijlage de kolommen (3) en (4) van de tabel in. − Teken op de uitwerkbijlage de nieuwe lorenzcurve. − Schrijf op de uitwerkbijlage jouw conclusie op. Onderzoeker Jackson stelt dat de groep werknemers in de laagste inkomensklasse minder profiteert van deze werkgeversbijdrage dan de groepen werknemers in sommige hogere inkomensklassen. Om dit aan te tonen, gebruikt Jackson bron 25. Jackson concludeert dat er wél sprake is van een schevere inkomensverdeling. Gebruik bron 25. Vraag 62 Beargumenteer de conclusie van Jackson.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
60
Bron 25: Werkgeversbijdragen aan ziektekostenpremie in 2005
Een kritische econoom in de VS wijst op het zeer hoge niveau van de totale kosten van de gezondheidszorg in de VS. Met 17% van het bbp liggen deze kosten veel hoger dan in de meeste andere westerse landen. Een stelsel als Medicaid in combinatie met werkgeversbijdragen gaat gepaard met meer moreel wangedrag onder zorggebruikers dan bij ziektekostenverzekeringen in andere westerse landen, aldus de econoom. Hij pleit voor meer marktwerking in de gezondheidszorg. De Amerikaanse overheid ziet nadelen in meer marktwerking bij een elementaire basisvoorziening als gezondheidzorg, zeker in een samenleving die toch al wordt gekenmerkt door een groot verschil tussen arm en rijk. Vraag 63 Leg uit hoe dit verzekeringsstelsel kan leiden tot relatief hoge kosten van de gezondheidszorg in de VS. Verwerk in het antwoord het verband tussen het stelsel en méér moreel wangedrag. Gebruik bron 28. Vraag 64 Beschrijf met behulp van de cartoon welk nadeel meer marktwerking in de gezondheidszorg kan hebben. Bron 26: Medicaid
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
61
Bron 27: gegevens Amerikaans onderzoek (2005; vereenvoudigd)
Bron 28: cartoon over meer marktwerking in de gezondheidszorrg
Studeren is investeren Studeren in het hoger onderwijs is investeren in jezelf. Door asymmetrische informatie zijn commerciële banken niet altijd bereid een lening voor deze investering te verstrekken aan studenten. Als studenten niet kunnen lenen voor hun studie kan de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in gevaar komen. Vandaar dat de Nederlandse overheid subsidies verschaft via studiebeurzen (zie bron 29). De subsidies worden betaald uit de algemene middelen. Een andere reden voor het verschaffen van subsidies is gelegen in de positieve externe effecten van onderwijs. Vraag 65 Leg uit dat door asymmetrische informatie commerciële banken niet altijd bereid zijn een studielening te verstrekken aan studenten.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
62
Gebruik bron 29. Vraag 66 Maak van de onderstaande tekst een economisch juiste redenering. De huidige financiering van het hoger onderwijs in Nederland is gebaseerd op …(1)…. De positieve externe effecten van onderwijs …(2)… de welvaart in Nederland. Een voorbeeld daarvan is een toenemend(e) …(3)… met als gevolg dat de internationale concurrentiepositie van Nederland …(4)…. Kies uit: bij (1) het kapitaaldekkingsstelsel/verplichte solidariteit bij (2) verhogen/verlagen bij (3) gemiddelde arbeidsproductiviteit/consumentensurplus bij (4) verbetert/verslechtert In 2012 zijn de Nederlandse regeringspartijen het er over eens: het huidige studiebeursstelsel moet per 1 september 2014 worden omgezet in een sociaal leenstelsel (zie bron 30). Een student in het hoger onderwijs kost de overheid ruim € 8.000 per jaar, terwijl het volgen van een opleiding in het hoger onderwijs de student een flink particulier rendement kan opleveren. Volgens de regeringspartijen levert het sociaal leenstelsel naast een overheidsbesparing van € 1,6 miljard een kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs op. Tegenstanders wijzen erop dat de overheid op deze manier studieschulden afdwingt bij studenten met leenaversie. De regeringspartijen spreken dat tegen door te verwijzen naar de voorwaarden. Vraag 67 Leg uit dat er bij het sociaal leenstelsel sprake is van ruilen over de tijd. Gebruik bron 30. Vraag 68 Welk kenmerk van het sociaal leenstelsel kan de leenaversie bij studenten verminderen? Verklaar het antwoord.
Bron 29: huidig studiebeursstelsel hoger onderwijs (2012)
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
63
Bron 30: kenmerken sociaal leenstelsel hoger onderwijs per 1 september 2014
Bij het sociaal leenstelsel is er een risico-opslag verwerkt in de rente. Hiermee worden de tekorten gefinancierd die ontstaan indien studenten hun lening niet (volledig) aflossen. De overheid had ook kunnen besluiten om deze tekorten vanuit de algemene middelen (belastingen) te financieren. Vraag 69 Leg uit dat het financieren van de tekorten vanuit de algemene middelen kan leiden tot moral hazard (risico op moreel wangedrag) van studenten. Nu studeren door het sociaal leenstelsel voor studenten duurder dreigt te worden en de kans op een baan na de studie door de economische crisis afneemt, gaan steeds meer studenten op zoek naar een alternatieve financiering voor hun studie. Gebruik bron 31. Vraag 70 Maak van de onderstaande tekst een economisch juiste redenering. De € 50 waarvoor Paul de Haas een IOU uitgeeft, is een voorbeeld van een …(1)…. Het geld dat hij krijgt wil hij investeren in ...(2).... Houders van IOU’s krijgen in ruil een half uur van Pauls tijd. Als zij hun keuze laten afhangen van Pauls toenemende ...(3)… zullen de IOU-houders de tijd van Paul zo ...(4)... mogelijk inzetten. Kies uit: bij (1) stroomgrootheid/voorraadgrootheid bij (2) kapitaalgoederen/menselijk kapitaal bij (3) consumptiebehoefte/verdiencapaciteit bij (4) laat/vroeg Bron 31: uit een krant
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
64
Welvaart en groei
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
65
Belastingen aangepast
In Nederland worden de bedragen die aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen moeten worden betaald, berekend met behulp van het schijventarief. De belasting en de premies moeten aan de fiscus worden afgedragen. Ieder jaar worden met ingang van 1 januari het schijventarief en de heffingskortingen gewijzigd. In tabel 3 staan de bedragen en percentages van het schijventarief zoals die voor twee achtereenvolgende jaren gelden. In de laatste tabel van tabel 3 staan de belangrijkste heffingskortingen. Met behulp van de gegevens in t kan worden onderzocht of de belastingdruk in jaar 2 ten opzichte van jaar 1 is gewijzigd. Onder de belastingdruk wordt in deze opgave verstaan: de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen in procenten van het belastbaar inkomen. In tabel 2 is de belastingdruk in jaar 1 en 2 berekend. Bij deze berekening is uitgegaan van personen jonger dan 57 jaar die in beide jaren naast de algemene heffingskorting uitsluitend recht hebben op de arbeidskorting van personen jonger dan 57 jaar. Tabel 2:
Vraag 71 Toon met behulp van een berekening aan dat voor een persoon met een belastbaar inkomen van € 40.000 in jaar 2 de belastingdruk 30,0% is. In jaar 2 is het prijspeil ten opzichte van jaar 1 met 3,6% gestegen. Bij één van de aanpassingen van de heffingskortingen in jaar 2 in tabel 3 is niet alleen rekening gehouden met deze inflatie, maar ook met de beperkte draagkracht van een groep belastingbetalers. Vraag 72 Welke groep belastingbetalers wordt hier bedoeld? Verklaar het antwoord. De AOW wordt gefinancierd volgens het omslagstelsel. Dit houdt in dat wanneer de uitgaven voor de AOW stijgen, de premie-inkomsten voor de AOW ook moeten stijgen. Eén van de aanpassingen van de gegevens in jaar 2 in tabel 3 kan het gevolg zijn van overheidsbeleid om de premie-inkomsten voor de AOW in jaar 2 ten opzichte van jaar 1 te vergroten. Vraag 73 Welke aanpassing wordt hier bedoeld?
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
66
Tabel 3:
Verschillende inkomens, verschil in inkomen De lorenzcurve wordt gebruikt om inkomensverschillen te laten zien. In onderstaande figuur – secundaire inkomensverdeling 1999 is de lorenzcurve van de secundaire inkomens van huishoudens in 1999 weergegeven. Hierbij zijn de huishoudens in Nederland verdeeld in 10%-groepen (decielen).
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
67
Aansluitend op bovenstaande figuur staat in de onderstaande tabel het gemiddelde secundaire inkomen in euro’s per deciel huishoudens. Voor elk deciel is dit bedrag uitgesplitst in winstinkomen, looninkomen en overig inkomen, na heffing van de directe belastingen en de sociale premies.
Vraag 74 Noem twee voorbeelden van vormen van inkomen in deze tabel die tot overig inkomen worden gerekend. Arnold doet naar aanleiding van de figuur en de tabel de volgende beweringen. 1 De twee decielen huishoudens met het hoogste secundaire inkomen ontvangen samen meer dan de helft van het totale secundaire inkomen in 1999. 2 Het totale bedrag aan overig inkomen dat het tweede deciel huishoudens ontvangt, is in 1999 hoger dan dat van het tiende deciel huishoudens.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
68
Vraag 75 Is bewering 1 van Arnold juist? Verklaar het antwoord. Vraag 76 Is bewering 2 van Arnold juist? Verklaar het antwoord.
Bij het vergelijken van hoge met lage inkomens wordt het inkomen van de 20% huishoudens in het negende en tiende deciel vaak vergeleken met het inkomen van de 20% huishoudens in het tweede en derde deciel. In 1991 ontvingen het tweede en het derde deciel huishoudens samen 9,2% van het totale secundaire inkomen. Het negende en tiende deciel huishoudens ontvingen in 1991 samen 40,8% van het totale secundaire inkomen. De verhouding tussen het gemiddelde inkomen van huishoudens in het negende en tiende deciel en het gemiddelde inkomen van huishoudens in het tweede en derde deciel is afgerond 4,4 (40,8% gedeeld door 9,2%). Als dit verhoudingsgetal stijgt, wijst dit op een toenemende ongelijkheid van de secundaire inkomensverdeling. Vraag 77 Is dit verhoudingsgetal in 1999 ten opzichte van 1991 gedaald of gestegen? Verklaar het antwoord met behulp van een berekening. Winsten bedrijven stijgen licht In 2004 is de arbeidsinkomensquote bij bedrijven in Nederland gedaald. De arbeidsinkomensquote is het aandeel van het primaire arbeidsinkomen in de toegevoegde waarde. Het aandeel van de overige primaire inkomens in de toegevoegde waarde van bedrijven nam toe van 19,6% in 2003 tot 20% in 2004. Deze stijging kan er op wijzen dat de winsten van bedrijven in 2004 licht zijn gestegen. De ontwikkeling van de arbeidsinkomensquote is niet voor alle bedrijven gelijk.
In de economische theorie wordt aangenomen dat een daling van de arbeidsinkomensquote kan leiden tot een stijging van de investeringen.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
69
Vraag 78 Noem, naast inkomen uit arbeid, twee andere vormen van primair inkomen. Vraag 79 Leg uit hoe een daling van de arbeidsinkomensquote kan leiden tot een stijging van de investeringen. In 2001 bedroeg de toegevoegde waarde van industriële bedrijven € 58,7 miljard. Met behulp van de figuur kan worden bepaald dat deze toegevoegde waarde als volgt is verdeeld: € 43,5 miljard voor het primaire arbeidsinkomen en € 15,2 miljard voor de overige primaire inkomens. In 2004 bedroeg de toegevoegde waarde van industriële bedrijven € 60,9 miljard. Vraag 80 Is het primaire arbeidsinkomen bij industriële bedrijven in 2004 ten opzichte van 2001 gedaald of gestegen? Verklaar het antwoord met behulp van een berekening in euro’s. De loonkosten per arbeidsuur zijn bij industriële bedrijven hoger dan bij bedrijven in de financiële en zakelijke dienstverlening. De arbeidsinkomensquote is bij industriële bedrijven echter lager dan bij bedrijven in de financiële en zakelijke dienstverlening. Een verklaring hiervoor kan gevonden worden in het verschil in arbeidsintensiteit in de beide soorten bedrijven. Vraag 81 In welk soort bedrijven is de productie blijkbaar het meest arbeidsintensief? Verklaar het antwoord.
Nieuwe crisis en een oud model
Mieke en Eef verwerken voor een praktische opdracht gegevens van de Nederlandse economie van 2009 in een vereenvoudigde weergave van de geldkringloop, geïnspireerd door het Tableau Economique. Om deze geldkringloop, zoals weergegeven in bron 31, kloppend te maken, moeten er nog enkele gegevens worden uitgerekend en dient de richting van sommige pijlen nog bepaald te worden. Op basis van deze kringloop kan het nationaal inkomen bepaald worden.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
70
Vraag 82 Leg uit dat het nationaal inkomen gelijk is aan de som van de toegevoegde waarden. De geldkringloop uit bron 32 is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Zo gaat in werkelijkheid een deel van alle overheidsbestedingen niet naar bedrijven maar naar gezinnen of naar het buitenland. Vraag 83 Geef een voorbeeld van een overheidsbesteding die een geldstroom naar het buitenland weergeeft. De richting van de pijl tussen overheid en financiële instellingen is afhankelijk van het saldo van de overheidsfinanciën. Gebruik bron 32 bij de vragen 84, 85 en 86. Vraag 84 Toon met een berekening aan dat het tekort van de overheid 20 (miljard euro) is. Vraag 85 Leg uit wat deze uitkomst betekent voor de richting van de pijl. Vraag 86 Bereken het bedrag van de particuliere investeringen in miljarden euro’s. Na bestudering van de cijfers in de kringloop van 2009 komen Mieke en Eef tot de conclusie dat Nederlandse gezinnen en bedrijven samen voor een particulier spaaroverschot zorgen. Ze zijn erg benieuwd of de kredietcrisis invloed zal hebben op het nationaal spaaroverschot. Daartoe hebben ze krantenkoppen verzameld die ten tijde van de kredietcrisis zijn verschenen (bron 33). Gebruik bron 32. Vraag 87 Bereken het nationaal spaaroverschot van 2009 in miljarden euro’s.
Gebruik bron 32 en bron 33. Vraag 88 Maak, met behulp van twee van de vier krantenkoppen in bron 33, van onderstaande tekst een juiste redenering met betrekking tot de Nederlandse economie.Het particulier spaaroverschot kan verder toenemen, want:“Uit …(1)… zou kunnen volgen dat gezinnen meer gaan sparen. Bovendien mag op basis van …(2)… verwacht worden dat bedrijven …(3)… gaan investeren.” Kies uit: bij (1) kop 1/kop 2/kop 3/kop 4 bij (2) kop 1/ kop 2/kop 3/kop 4 bij (3) meer/minder
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
71
Bron 32: vereenvoudigde kringloop voor Nederland in 2009
Bron 33: krantenkoppen over de Nederlandse economie in 2009
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
72
Goede tijden, slechte tijden
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
73
Nederland handelsland
De concurrentiepositie van een land in het internationale handelsverkeer wordt onder andere beïnvloed door de ontwikkeling van het prijspeil en de wisselkoers van de valuta van dat land.
Vraag 89 Leg uit hoe een stijging van het invoerprijspeil van een land kan leiden tot een stijging van het uitvoerprijspeil van dat land. Vraag 90 Worden de invoerprijzen in euro’s in Nederland hoger of lager door een koersdaling van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar? Verklaar het antwoord. In 2000 hebben de Verenigde Staten van Amerika (VS) voor import uit Nederland € 11,5 miljard betaald. Omgerekend in dollars was met deze import $ 10,58 miljard gemoeid. Stel dat de VS in 2001 hetzelfde importpakket uit Nederland koopt. Vraag 91 Bereken hoeveel Amerikaanse dollars de VS voor dit importpakket in 2001 moet betalen.
In de draaimolen van de conjunctuur
Twee belangrijke kengetallen in de economie zijn de inflatie en de reële productiegroei. Een figuur met deze beide kengetallen elk op één van de assen levert vier fases op. Dit proces is weergegeven in onderstaande figuur 3. Vanuit een hoogconjunctuur komt een economie terecht in een fase van stagflatie: een combinatie van stagnerende groei en hoge inflatie, die tot oplopende werkloosheid leidt. Dan volgt een fase van laagconjunctuur die vervolgens overgaat in een fase van ‘economische opbloei’.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
74
Figuur 3
In bovenstaande figuur zijn vijf situaties waarin de economie zich op een bepaald moment kan bevinden, aangeduid met de letters A tot en met E. Vraag 92 Beschrijf twee andere economische verschillen tussen een hoogconjunctuur en een laagconjunctuur, dan de verschillen in inflatie en reële productiegroei. Vraag 93 Leg uit hoe, in een fase van hoogconjunctuur, vanuit situatie A situatie B kan ontstaan. Vraag 94 Leg uit hoe, via een loon-prijsspiraal, vanuit situatie B situatie C kan ontstaan. Vraag 95 Leg uit hoe, in een open economie, situatie D over kan gaan in situatie E. Vraag 96 Leg uit waardoor, in een overgang van situatie D naar situatie E, de groei van de productiecapaciteit lager kan zijn dan de reële productiegroei.
Uit een krant (januari 2005): Euro Duro? Veel burgers hebben de indruk dat door de invoering van de euro het leven duurder is geworden. Ondernemers zouden zich er niet aan gehouden hebben bij de omrekening van de prijzen elke gulden om te zetten in 0,45378 euro. Consumenten klagen over spectaculaire prijsverhogingen. Met name in de horeca zouden de prijzen sterk zijn verhoogd. Als voorbeeld wordt een discotheek genoemd die het tarief voor de garderobe heeft omgezet van 1 gulden in 1 euro. Volgens de Nederlandse overheid moet dit euro-effect niet worden overschat. Zij wijst erop dat uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de stijging van de consumentenprijsindex (CPI) in het begin van deze eeuw beperkt is gebleven. Om in te kunnen schatten of de prijsstijgingen in de horeca bijzonder zijn, staan in onderstaande tabel enkele gegevens over de ontwikkeling van de CPI.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
75
Tabel 4
Vraag 97 Bereken in één decimaal nauwkeurig met hoeveel procent de discotheek het tarief voor de garderobe heeft verhoogd. Vraag 98 Bereken in één decimaal nauwkeurig met hoeveel procent het prijspeil van de artikelgroep horeca in 2001 ten opzichte van 2000 is gestegen.
Ton doet twee beweringen: Bewering 1 Een relatief hoge prijsstijging van een bepaalde artikelgroep kan op langere termijn leiden tot een verlaging van de wegingsfactor van deze artikelgroep bij de berekening van de CPI. Bewering 2 Studenten zijn slechter af door de prijsstijgingen in de horeca dan de gemiddelde Nederlander. Vraag 99 Leg bewering 1 uit. Vraag 100 Wat kan uit bewering 2 van Ton worden geconcludeerd over het uitgavenpatroon van studenten? Licht het antwoord toe. ‘Peso Doble’ crisis
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
76
Vraag 101 Bereken de officiële koers van de peso (ARS) in dollars (USD). Havoleerlinge Saskia besluit, naar aanleiding van het krantenbericht, een profielwerkstuk te maken met als onderzoeksvraag: ‘Wat zijn de oorzaken van en oplossingen voor de pesocrisis in 2012?’ Tijdens haar bronnenonderzoek stuit ze op twee krantenberichten uit 1991 en 2001, over een vorige crisis:
Saskia gaat op zoek naar gebeurtenissen in Argentinië in de tussenliggende tien jaar. In een krantenarchief vindt ze vier krantenberichten.
Gebruik bron 34. Vraag 102 Zet de krantenkoppen in een economisch juiste volgorde. Begin met kop 1. Bron 34: krantenkoppen over Argentijnse crisis van 1991 tot eind 2001
Nu wil Saskia weten wat er in de periode tussen 2002 en 2012 is gebeurd met de peso en welke maatregelen er zijn genomen om een verdere koersdaling te voorkomen. Na een literatuuronderzoek schrijft ze de volgende passage:
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
77
Vraag 103 Leg uit dat een koersdaling van de peso kan leiden tot een verbetering van het saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans van Argentinië. Vraag 104 Leg uit dat een koersdaling van de peso kan leiden tot toenemende inflatie in Argentinië. Om verdere koersdaling van de peso te voorkomen had de Argentijnse regering ook andere maatregelen kunnen nemen. Volgens Saskia kan de regering de centrale bank de volgende opdrachten geven: -renteaanpassing; -aan- en verkooptransacties op de valutamarkt. Vraag 105 Kies één van de twee maatregelen en leg uit hoe deze maatregel uitgevoerd moet worden om verdere koersdaling van de peso te voorkomen.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
78
Antwoorden economie HAVO Markt Naar een toekomst die werkt 1. maximumscore 2 B Uit de verklaring moet blijken dat de groei van het aantal banen (werkgelegenheid) ontstaat door de vraag van werkgevers. 2. maximumscore 2 bij (1) af bij (2) omslagstelsel bij (3) verhogen bij (4) verslechtert bij (5) export Indien (1) en (2) juist 1 Indien (3), (4) en (5) juist 1 3. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: (7,3 +0,225)/(10,0-0,1)× 100% = 76% 4. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat deze maatregel er toe kan leiden dat meer personen actief worden/blijven op de arbeidsmarkt, maar dat de totale hoeveelheid gewerkte uren niet groter wordt, waardoor de verkrapping (gemeten in hoeveelheid werk dat gevraagd is) niet wordt verminderd. 5. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − pijl C Uit de verklaring moet blijken dat een verhoging van de pensioenleeftijd de uittreding uit het arbeidsproces (tijdelijk) zal verminderen. − pijl E Een verklaring waaruit blijkt dat een verhoging van de pensioenleeftijd in zware beroepen kan leiden tot meer arbeidsongeschiktheid onder oudere werknemers. 6. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat een verlaging van de pensioenen (in de eerste jaren) zal leiden tot een grotere terugval in inkomen bij pensionering, waardoor oudere werknemers eerder zullen kiezen voor langer doorwerken. Horeca uitgerookt 7.Een antwoord waaruit blijkt dat door deze accijnsverhoging de prijs van rookwaren zal stijgen en dat de prijselasticiteit van de vraag bij een pakje sigaretten groter is dan bij een pakje shag. 8. Een antwoord waaruit blijkt dat bij prijsstijging sommige rokers die eerst sigaretten uit een pakje kochten, overstappen op relatief goedkope shag. 9. -4/20 x 100% = -20% ( hoeveelheidsverandering) -20%/-0.5 = 40% (prijs verandering)
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
79
Uit de toelichting moet blijken dat de prijsverhoging met 40% van 5 euro naar 7 euro zal leiden tot een verkleining van de driehoek die het consumentensurplus vormt. De prijs van voetbal 10. Ja, een voorbeeld van een juiste verklaring is: bij een prijs van 25 euro is de vraag naar kaartjes, Qv= -50x25+5000= 3750, terwijl er maar 3500 kaartjes in de vrije verkoop gaan.11. 11.Ja,uit het antwoord moet blijken dat de maximale betalingsbereidheid voor een kaartje voor deze wedstrijd bijna 100 euro is, terwij de voorgestelde prijs slechts 25 euro is, dit betekent dat er veel vragen zijn die bereid waren meer dan 25 euro te betalen voor een kaartje. 12.Een voorbeeld van een juiste verklaring is: ( maximaal 3.500 toegangskaartjes in de vrije verkoop). 3500= -50P + 5000 50P = 1.500 p = 30 (euro) 13. b2, een voorbeeld van een juiste verklaring is: Een verklaring waaruit blijkt dat, als gevolg van de live uitzending van de wedstrijd, bij iedere prijs de bereidheid van de consument om een kaartje te kopen kleiner wordt, waardoor de vraaglijn naar links is verschoven. Vervoer met nederlandse schepen 14. Het internationale vervoer in 1999 bedroeg 320- 96 = 224miljoen ton Het internationale vervoer in 1998 bedroeg 224/1.12 = 200 miljoen ton 15. gestegen Een toelichting waaruit blijkt dat de vervoersprestatie in ton-kilometers (procentueel) sterker isgestegen dan de vervoerde hoeveelheid goederen. 16. 2.75Q = 2Q + 525.00 0,75Q= 525.000 Q = 700.000 ton-kilometer 17. Totale kosten = 2x 800.000 + 525.000 = 2.125.000 totale opbrengst = 2.25 x 800.000 = 1.800.000 minimale verlies= 325.000 18. een diepte-investering • Een verklaring waaruit blijkt dat een grotere productie met een gelijk blijvende personeelsbezetting wordt gerealiseerd waardoor de arbeidsproductiviteit stijgt. • Een verklaring waaruit blijkt dat de investering gepaard gaat met een gelijk blijvende personeelsbezetting waardoor de verhouding kapitaal: arbeid toeneemt. 19. aantal ton-kilometers 3 x 800.000 = 2.400.000 totale opbrengst = 2.400.000 x 2.25 = 5.400.000 euro totale kosten = 0.72 x 2 x 2.400.000 + 1.000.000 = 4.456.000 totale winst = 944.000
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
80
Vitamine voor de Nieuw-Zeelandse economie 20. Dit heeft echter tot gevolg dat de productie van de Zespri Gold arbeidsintensiever is dan de vroegere kiwiproductie. Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Een verklaring waaruit blijkt dat hogere arbeidskosten bij de productie van de Zespri Gold tot een hogere inkoopprijs voor Zespri kan leiden. 21. Een voorbeeld van een juiste berekening is: P= 0.50 Qv = 80 – (100x 0.50) = 30 exportopbrengst 0.50 x 30.000.000= 15.000.000 p=0.60 Qv = 80 – (100x 0.60) = 20 exportopbrengst 0.60 x 20.000.000= 12.000.000 22. 0.50 Een voorbeeld van een juiste berekening is : bij p = 0.50 is de winst 15.000.000 – 30.000.000 x 0.25 – 4.000.000 = 3.500.000 bij p = 0.60 is de winst 12.000.000 – 30.000.000 x 0.25 – 4.000.000 = 3.000.000 23. Voorbeelden van juiste verklaring zijn: - een verklaring waaruit blijkt dat Zespri wil voorkomen dat het voor potentiële concurrenten aantrekkelijk is een soortgelijk product op de markt te brengen. - Een verklaring waaruit blijkt dat Zespri snel een groot marktaandeel op de kiwimarkt wil veroveren. Parkeren tegen elke prijs? 24. maximumscore 2 bij (1) 40 bij (2) niet bij (3) verlies indien (1) juist 1 indien (2) en (3) juist 25 maximumscore 2 135 (cent) Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − omzet is maximaal als de marginale omzet nul is: 2.5Q = 270 Q = 108 p = -1.25 x 108 +207 = 135 − een berekening van de totale omzet P × Q bij de gegeven prijzen,waaruit blijkt dat de omzet het hoogst is bij 135
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
81
27. maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat in dit voorstel de buurtbewoners voor een zelfde product een andere prijs betalen, omdat ze buiten de openingstijden van winkels en kantoren tegen een lager tarief mogen parkeren dan andere gebruikers. 28. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat uitvoering van dit voorstel betekent dat er toch wordt voorzien in (een deel van) de behoefte aan parkeerruimte door wijkbewoners zonder dat dit (volledig) ten koste gaat van de behoeftebevrediging van andere/nieuwe gebruikers van het parkeerterrein. Ruilen over tijd Een eigen huis als spaarvarken 29 maximumscore 2 • Er worden te weinig nieuwe huizen gebouwd 1 • Tegelijkertijd willen steeds meer mensen een eigen huis kopen 1 30. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Als de hypothecaire financiering goedkoper wordt,
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
82
kunnen huizenkopers meer lenen bij hetzelfde inkomen en dus kunnen ze meer betalen voor een huis. Dat stimuleert de vraag naar (duurdere) huizen, waardoor de gemiddelde prijzen zullen stijgen. 31. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: • bedrag van de lening: 1,08 × € 615.000 − € 50.000 = € 614.200 1 • rentevoordeel bij uitstel: (0,053 − 0,044) × € 614.200 = € 5.572,80 1 32. maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − Een antwoord waaruit blijkt dat een half jaar later dit specifieke huis al verkocht blijkt te zijn. − Een antwoord waaruit blijkt dat een half jaar later de trend van stijgende huizenprijzen ook van invloed is geweest op de vraagprijs voor dit huis (en deze dus door de makelaar is verhoogd). − Een antwoord waaruit blijkt dat de wereldreis duurder uitgevallen is dan ze hadden gedacht en ze daarvoor een deel van hun spaargeld hebben moeten aanspreken, waardoor het te lenen bedrag is gestegen. Per juist antwoord 1 punt toekennen. 33. maximumscore 3 • bij 1: verhogen; bij 2: daalt 1 • Een voorbeeld van een juiste redenering is: Huizenprijzen die sterker stijgen dan het gemiddelde prijspeil verhogen het reële vermogen van huiseigenaren en deze stijging overtreft doorgaans de reële renteopbrengst van spaartegoeden (zelfs bij rente over rente). Door inflatie daalt de reële hypotheekschuld en dat geldt dan ook voor de reële waarde van een tegoed op de spaarrekening. Dus, in reële termen is een eigen huis het beste spaarvarken De Nederlandse staatsschuld op de helling 34. maximumscore 2 afname Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Een verklaring waaruit blijkt dat de aflossing op de staatsschuld groter is dan het begrotingstekort. 35. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: • Een antwoord waaruit blijkt dat door toenemende omzetten bij bedrijven de ontvangsten aanindirecte belastingen zoals de BTW kunnen toenemen • en door stijgende inkomens de ontvangsten aan directe belastingen zoals de inkomstenbelasting kunnen toenemen 36. maximumscore 3 Een voorbeeld van een juiste berekening is: • Het BBP in 2000 bedraagt € 3 miljard/0,01 = € 300 miljard • De staatsschuld eind 2000 bedraagt 0,6 × € 300 miljard = € 180 miljard 37. maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat de rentelasten voor de overheid dalen. 38. maximumscore 2
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
83
Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat de noemer van de staatsschuldquote stijgt door economische groei/toename van het BBP. Inflatie, wat zeggen de cijfers? 39. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat consumenten (bepaalde) aankopen naar voren halen, wanneer ze een hoge/hogere inflatie in de komende periode verwachten. 40. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat consumenten bij een hoge gevoelsinflatie hun koopkracht te laag inschatten en daardoor minder gaan besteden. Opmerking Als niet uit de formulering blijkt dat het gaat om een beleving/inschatting maximaal 1 scorepunt toekennen. 41. maximumscore 2 bij (1) samengesteld bij (2) wegingsfactoren bij (3) groter bij (4) geld bij (5) hoeveelheid goederen en diensten indien (1) en (2) juist 1 indien (3), (4) en (5) juist 1 42. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: (1,118 × 1,13) × 100 = 126,3 43. maximumscore 2 1-4-3–6 Samenwerken en onderhandelen Te huur ‘gratis’ schoolboeken. 44. maximumscore 3 huren, voorbeeld van een juiste berekening is: - kosten per leerling bij kopen : 100+ 120.000/1.000 = 220 - kosten per leerling bij huren: 1.2 x 170 = 204 - deze laatste prijs per leerling voldoet aan de eis, dat de kosten niet hoger worden dan de vergoeding die de school van de overheid ontvangt. 45. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: -Een antwoord waaruit blijkt dat het grote marktaandeel van Boekhuur op de totale markt voor schoolboeken 75% het voor de uitgeverijen noodzakelijk maakt tot een overeenkomst te komen met deze grote aanbieder. -Een antwoord waaruit blijkt dat het grote marktaandeel van Boekhuur op de totale markt voor schoolboeken (75%) het voor de uitgeverijen efficient maakt om met deze partij te onderhandelen en tot een overeenkomst te komen. 46. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist argument is:
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
84
Een antwoord waaruit blijkt dat het marktaandeel van deze drie uitgeverijen samen zo groot is, dat boekhuur niet in staat zal zijn zonder de levering van deze uitgeverijen een volwaardig huurpakket voor schoolboeken aan te bieden. 47. maximum score 2 195 euro Uit de verklaring moet blijken dat, ongeacht de prijs die RAB zal kiezen, Boekhuur de hoogste totale winst behaald bij een eigen prijs van 195. 48. maximum score 2 Een voorbeeld van een juist antwoord: -Boekhuur en Rent A Book is de keuze voor 195 de dominante strategie. -dus zou de prijsafspraak nodig zijn om te bereiken dat beiden een hogere winst realiseren bij een prijs van 204 euro Duitse minimalisten 49. Bij afgesloten cao’s hebben ook werknemers die géén lid zijn van een vakbond recht op de overeengekomen arbeidsvoorwaarden. 50. Twee van onderstaande kenmerken: - Vrije prijsvorming. Loonvorming op de arbeidsmarkt wordt vaak gereguleerd door overheid (bijvoorbeeld minimumloon) en werkgevers- en werknemers organisaties (loonafspraken). - Homogeen ‘product’. Arbeid is niet homogeen, want er zijn verschillen in scholing, ervaring, vaardigheid e.d. - Vrije toetreding. Arbeidskrachten kunnen niet vrij toe- en uittreden, omdat ze gebonden zijn aan de woonplaats of kwalificaties en/of werkvergunningen nodig hebben om toe te treden. - Transparantie. Niemand beschikt over volledige informatie over wie, wat, waar en wanneer vraagt en aanbiedt op de arbeidsmarkt. 51. Vraag naar arbeid in de evenwichtssituatie minus vraag naar arbeid bij minimumloon: 40 − 35 = 5 (mln personen) 52. Yamina. Het welvaartsverlies bestaat uit E + F (‘Harberger-driehoek’). - In de evenwichtssituatie bestaat het totaal van werkgeverssurplus (A + B + E) en werknemerssurplus (C + D + F) uit alle delen A + B + C + D + E + F. Na invoering van het minimumloon bestaat het totaal van werkgeverssurplus (A) en werknemerssurplus (B + C + D) uit de delen A + B + C + D. De delen E + F vallen af. Dat is een totaal welvaartsverlies van 2,5 + 2,5 = 5 mln. Prijzenslag 53. maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat het gaat om een voorbeeld van niet-commerciële dienstverlening. 54. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: (100 × 1,022 × 1,014) − 100 = 3,63% Indien is geantwoord: 2,2 + 1,4 = 3,6% 55. maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat een verhoging van indirecte belastingen leidt tot koopkrachtverlies van looninkomens, hetgeen kan leiden tot hogere looneisen om dit te compenseren. 56. maximumscore 2
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
85
Voorbeelden van een juist antwoord zijn: • Een antwoord waaruit blijkt dat er in de meeste jaren / vrijwel alle jaren sprake was van eenverslechtering van de winstmarge. • Een antwoord waaruit blijkt dat in de jaren 1998, 1999, 2000, 2002 en 2003 de totalestijging van de API lager uitkomt dan op basis van de drie positieve onderdelen zouresulteren. Vergrijzing brengt de oudedagsvoorziening in gevaar maximumscore 2 57. Uit het antwoord moet blijken dat er door (individuele) premiebetaling vermogen is gevormd voor de financiering van (individuele) uitkeringen in de toekomst. maximumscore 2 58. Een voorbeeld van een juiste berekening is: In 2000: 2.154/9831 x 100% = 21.9% In 2050: 3.822/9.603 x 100% = 39.8% De toename in Nederland is 39,8 − 21,9 = 17,9 procentpunten en dat is lager dan in België(19,9) en Duitsland (25,6). 59. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: • Een antwoord waaruit blijkt dat de uitkeringen in België lager zijn waardoor een lager premiepercentage kan volstaan om de benodigde uitkeringen op te brengen. • Een antwoord waaruit blijkt dat in België het draagvlak groter/(premie)inkomen hoger is, waardoor een lager premiepercentage kan volstaan om de benodigde uitkeringen op te brengen Betaalbare zorg of zorg om betaalbaarheid? 60. maximumscore 2 personele inkomensverdeling Voorbeelden van een juiste toelichting zijn: − Het gaat om de verdeling van de inkomens over de groep van inkomenstrekkers / personen / werknemers. − Het gaat niet om de verdeling van het (nationale) inkomen over de productiefactoren 61. maximumscore 3
• De lorenzcurve is een doorgetrokken lijn die de coördinaten (0;0),(25;4,2), (50;16,0), (75;40,2) en (100;100) verbindt 1 • Uit de conclusie moet blijken dat de stelling van Johnson niet juist is als je zuiver naar de getallen kijkt, maar dat de verschillen tussen de percentages in de kolommen (3) en (4) zo
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
86
klein zijn / de nieuwe lorenzcurve zodanig (vrijwel) samenvalt met de curve van de verdeling vóór de werkgeversbijdrage, dat de inkomensverdeling eigenlijk niet(substantieel) veranderd is 62. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat de laagste inkomensklasse weliswaar de procentueel grootste bijdrage ontvangt (20%), maar dat deze bijdrage door een beperkt deel van de totale groep wordt ontvangen (22%), zodat de inkomensgroep als totaal een relatief lagere inkomensverhoging realiseert dan de inkomensklassen II en III. Opmerking Een onderbouwing van dit antwoord met een berekening van de naar verhouding door de gehele inkomensklasse ontvangen bijdrage (0,20 × 22; 0,097 × 56; etc) ook goed rekenen. 63. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat de door overheid of werkgevers gefinancierde zorg/ziektekostenverzekering de noodzakelijke prijsprikkels wegneemt bij inwoners van de VS, waardoor zij meer dan nodig is/oneigenlijk gebruikmaken van de gezondheidszorg. 64. maximumscore 2 Dat de kwaliteit ten onder gaat aan de kwantiteit. Studeren is investeren 65. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat een commerciële bank niets weet over het wanbetalingsrisico van een individuele student. 66. maximumscore 2 bij (1) verplichte solidariteit bij (2) verhogen bij (3) gemiddelde arbeidsproductiviteit bij (4) verbetert indien (1) en (2) juist 1 indien (3) en (4) juist 1 67. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − Een antwoord waaruit blijkt dat de student bestedingsruimte die in de toekomst wordt verworven naar voren haalt. − Een antwoord waaruit blijkt dat het sociaal leenstelsel gepaard gaat met de verplichting rente te betalen over het geleende bedrag. Rentebetalingen zijn een vergoeding voor het naar voren halen van bestedingen en dus voor ruilen over de tijd. 68. maximumscore 2 Na afloop van de studie kan de lening naar draagkracht worden afgelost. Een verklaring waaruit blijkt dat deze voorwaarde de aversie tegen lenen bij de student vermindert, omdat de lening bij onvoldoende inkomen niet of nauwelijks afgelost hoeft te worden. 69 maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat studenten minder gemotiveerd zijn direct een juiste studiekeuze te maken of de studie af te maken indien het niet kunnen terugbetalen van de studielening wordt afgewenteld op de algemene middelen.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
87
70. Maximumscore 2 bij (1) stroomgrootheid bij (2) kapitaalgoederen bij (3)consumptiebehoefte bij (4) laat Welvaart en groei Belastingen aangepast 71.
72. maximumscore 2. Personen met kinderen en een inkomen lager dan € 27.438 Een voorbeeld van een juiste verklaring is: De aanvullende kinderkorting voor deze groep is meer gestegen dan de inflatie van 3,6%. 73. maximumscore 2. Uit het antwoord moet blijken dat het tarief van de premie volksverzekeringen stijgt van 29,40% naar 31,20%.
Verschillende inkomens, verschil in inkomen 74. maximumscore 2 twee van de volgende voorbeelden van juiste antwoorden: − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om rente/interest (na directe belastingen en sociale premies). − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om pacht/huur (na directe belastingen en sociale premies). − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om een sociale uitkering (na directe belastingen en sociale premies). − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om een pensioenuitkering (na directe belastingen en sociale premies). 75. maximumscore 2 Nee Uit de verklaring moet blijken dat de twee decielen huishoudens met het hoogste secundaire inkomen samen 100% − 58,5% = 41,5% van het secundaire inkomen ontvangen. 76. maximumscore 2 Nee Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
88
Een verklaring waaruit blijkt dat het tweede deciel huishoudens gemiddeld 0,71 × € 9.100 = € 6.461 aan overig secundair inkomen ontvangt en het tiende deciel huishoudens gemiddeld 0,15 × € 57.800 = € 8.670. 77. maximumscore 2 Gestegen Een voorbeeld van een juiste berekening is: In 1999 bedraagt het inkomensaandeel van het 2e en 3e deciel samen: 9,9% − 0,6% = 9,3%. In 1999 bedraagt het inkomensaandeel van het 9e en 10e deciel samen: 100% − 58,5% = 41,5%. De verhouding tussen de inkomensaandelen van beide groepen is in 1999: 41,5%/9,3% = 4,5. Winsten bedrijven stijgen licht 78. maximumscore 2 Twee van de onderstaande voorbeelden van juiste antwoorden: − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om rente. − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om winst. − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om pacht/huur. 79. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat winst een motief/een financieringsbron voor investeringen is, waardoor een stijging van de winst(quote) tot een stijging van de investeringen kan leiden. 80. maximumscore 2 Gestegen Een voorbeeld van een juiste berekening is: 0,737 × € 60,9 miljard = € 44,88 miljard 81. maximumscore 2 De bedrijven in de financiële en zakelijke dienstverlening. Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Een verklaring waaruit blijkt dat er in relatief arbeidsintensieve productieprocessen naar verhouding veel arbeid wordt ingezet, waardoor − ondanks de lagere loonkosten per uur − de arbeidskosten een relatief groot deel van de totale toegevoegde waarde vormen. Nieuwe crisis en een oud model 82. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Het nationaal inkomen wordt gevormd door de nationale productie, hetgeen staat voor waarde toevoegen aan ingekochte goederen en diensten. Het totaal van alle toegevoegde waarden vormt het nationaal product. 83. maximumscore 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − De overheid koopt militaire vliegtuigen in het buitenland. − De overheid betaalt salarissen aan ambassadepersoneel in het buitenland. Opmerking Antwoorden die betrekking hebben op overdrachtsuitgaven van de overheid niet goed
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
89
rekenen. 84. maximumscore 1 Een voorbeeld van een juiste berekening is: belastingen = 620 − 290 − 170 = 160 (miljard euro) → overheidstekort is 180 − 160 = 20 (miljard euro) 85. maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat een tekort betekent dat er een geldstroom van financiële instellingen naar overheid vereist is om dit verschil aan te vullen en de pijl dus omhoog wijst. 86. maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste berekening zijn: − inkomende geldstromen bedrijven: 180 + 290 + 480 = 950 uitgaande geldstromen bedrijven: 620 + 430 = 1.050 particuliere investeringen: 1.050 − 950 = 100 − inkomende geldstromen financiële instellingen: 170 uitgaande geldstromen financiële instellingen: 20 + (480 − 430) = 70 particuliere investeringen: 170 − 70 = 100 87. maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste berekening zijn: − (besparingen − investeringen) + (belastingen − overheidsbestedingen) = (170 − 100) + (160 − 180) = 50 − export − import = 480 − 430 = 50 88. maximumscore 2 bij (1) kop 4 bij (2) kop 2 bij (3) minder indien alle drie goed 2 indien twee van de drie goed 1 indien één of geen van de drie goed 0 Nederland handelsland 89. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat duurdere importproducten via doorberekening in de kostprijs kunnen leiden tot een hogere prijs van exportproducten. 90. maximumscore 2 Hoger Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Een verklaring waaruit blijkt dat er meer euro’s voor een dollar moeten worden betaald waardoor ingevoerde producten (die in dollars worden afgerekend) duurder worden. 91. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: € 11,5 miljard × 1,018 × $ 0,88 = $ 10,30 miljard Opmerking • Voor het achterwege laten van de prijsstijging In de draaimolen van de conjunctuur
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
90
92. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − Een antwoord waaruit blijkt dat de relatief hoge productiegroei in situatie A kan leiden tot een stijgende vraag naar producten die de (groei van de) productiecapaciteit overtreft, hetgeen leidt tot een hogere (bestedings)inflatie. − Een antwoord waaruit blijkt dat de relatief hoge productiegroei in situatie A via een verkrapping van de arbeidsmarkt kan leiden tot stijgende loonkosten per eenheid product, hetgeen kan leiden tot een hogere (kosten)inflatie. 93. maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord zijn: − Een antwoord waaruit blijkt dat in een situatie van hoge inflatie de opeenvolging van loonsverhogingen en prijsverhogingen zal leiden tot een situatie van blijvend hoge inflatie, hetgeen de investeringsbereidheid van bedrijven en daarmee de productiegroei kan afremmen. 94. maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is − Een antwoord waaruit blijkt dat in een situatie van hoge inflatie de opeenvolging van loonsverhogingen en prijsverhogingen zal leiden tot een situatie van blijvend hoge inflatie, hetgeen de internationale concurrentiepositie van bedrijven kan verslechteren, waardoor de exportgroei en daarmee de productiegroei kan worden afgeremd. 95. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat de lage inflatie de internationale concurrentiepositie zal verbeteren, hetgeen de export zal vergroten, waardoor de productiegroei toeneemt. 96. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat in de voorgaande fase van laagconjunctuur sprake kan zijn van onderbenutting van de productiecapaciteit, hetgeen betekent dat productiegroei in een fase van ‘economische opbloei’ (deels) gerealiseerd kan worden door een stijging van de bezettingsgraad. Euro duro? 97. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: (1- 0,45378)/0,45378 × 100% = 120,4% 98. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: (117,7/111,2) × 100 = 105,8 → een stijging van 5,8% 99. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat door een prijsstijging van een artikelgroep het aandeel van de uitgaven aan deze artikelgroep in de totale uitgaven kan zijn afgenomen. 100. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat studenten een groter deel van hun budget uitgeven in de horeca dan de gemiddelde Nederlander.
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
91
‘peso doble’ crisis 101. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: • 1 USD = 4,5 ARS (4,70 − 0,20) • 1 ARS = 1/4,5 = 0,22 USD 102. maximumscore 2 kop 1 – kop 4 – kop 3 – kop 2 Opmerking Uitsluitend 2 of 0 scorepunten toekennen. 103. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat door een koersdaling van de peso de internationale concurrentiepositie van Argentinië verbetert, waardoor de export toeneemt / import afneemt. 104. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − Een antwoord waaruit blijkt dat door een koersdaling van de peso geïmporteerde grondstoffen/goederen relatief duur worden. Als deze hoge importprijzen worden doorberekend in de consumentenprijzen ontstaat er (geïmporteerde kosten)inflatie. − Een antwoord waaruit blijkt dat door een koersdaling van de peso geëxporteerde grondstoffen/goederen relatief goedkoop worden. Als door deze toenemende vraag de productiecapaciteit wordt overschreden, ontstaat er bestedingsinflatie. 105. maximumscore 2 − rente verhogen Een voorbeeld van een juiste uitleg is: Een uitleg waaruit blijkt dat door een renteverhoging buitenlandse beleggers/spaarders worden aangetrokken, waardoor de vraag naar de peso’s toeneemt en de koers zal stijgen. − aan- en verkooptransacties op de valutamarkt Een voorbeeld van een juiste uitleg is: Een uitleg waaruit blijkt dat op de valutamarkt peso’s gekocht moeten worden met dollars, waardoor de koers van de peso gaat stijgen
Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2015
92