Beschrijving vernieuwend onderwijsconcept Blink 2013 - 2015
Inhoud Hoofdstuk 1: Onderwijsbeschrijving van Blink basisonderwijs 1.1 Missie van Blink 1.2 Visie van Blink (waarom deze missie?)
3 3 4
Hoofdstuk 2: Concept Levensecht Leren 2.1 Theoretische achtergrond 2.2 De Vijf Vernieuwingen 2.3 Onderwijsmodel
10 10 13 15
Hoofdstuk 3: Sociocratie 3.1 Beschrijving dagelijkse praktijk op Blink
18
2
Hoofdstuk 1: Onderwijsbeschrijving van Blink basisonderwijs
Blink is een bekostigde basisschool voor levensecht, algemeen bijzonder, sociocratisch onderwijs.In dit hoofdstuk zal verder uitgelegd worden wat hieronder verstaan wordt. Levensecht Levensecht betekent dat we veel ruimte willen geven aan wat spontaan en vanuit het kind zelf ontstaat. Dit betekent dat we respect hebben voor de eigenheid van kinderen en dat we hun spontane belangstelling en eigen initiatieven goed observeren en verder stimuleren. Levensecht Leren omvat ook dat de leerkrachten de lesstof op een ervaringsgerichte manier aanbieden. Dit betekent vooral doen! Het concept Levensecht Leren is bij Blink gestoeld op 3 pijlers. Deze pijlers worden uitgelegd in hoofdstuk 2. Denominatie Algemeen bijzonder Algemeen: Alle geloofs- en levensovertuigingen zijn op Blink welkom. Bijzonder: We zijn niet ontstaan vanuit overheidsinitiatief, maar omdat een groep mensen dit zelf wilde. Zij hebben een stichting opgericht, net zoals dat gebeurde bij de oprichting van bijvoorbeeld een Vrije School, of een Islamitische School, of een Katholieke, een Protestants-Christelijke, een School met de Bijbel etc. Sociocratisch Sociocratisch (zie hoofdstuk 3) betekent dat we verder gaan dan democratie. Leerlingen participeren in hoge mate in wat er iedere dag op school gebeurt. Hiervoor gebruikt Blink een sociocratische bestuursvorm. Dit betekent dat alle leerlingen inspraak hebben op hun leeromgeving middels diverse kringen (voor uitleg over sociocratie en de kringen zie hoofdstuk 3). Net als op andere “democratische scholen”, scholen met een sociocratische bestuursvorm, komen schoolkring, bemiddelingskring, coach- en wensgesprekken met de leerlingen wekelijks of met vaste regelmaat terug. Een “sociocratische school” gaat verder dan de huidige democratie: niet alleen de meeste stemmen gelden bij beslissingen, maar altijd álle stemmen! Dat betekent dat op Blink dat elk besluit pas genomen is na “consent”, dit is wanneer niemand beargumenteerd overwegend bezwaar heeft. 1.1 Missie van Blink De gezamenlijke missie van Blink is gebaseerd op de volgende kernwaarden: - vertrouwen - gelijke waarde - veilig - authentiek - vrij in verbinding - inspiratie
- lef
Blink wil graag bijdragen aan de ontwikkeling van een gezonde, geheelde samenleving, waarin mensen – kinderen zowel als volwassenen – de ruimte krijgen om in vertrouwen en in gelijke waarde te groeien. Onze missie is om kinderen zich te laten ontwikkelen tot creatieve, vrijdenkende personen in een toekomst gerichte samenleving. Zij blijven daarin ondernemer van hun eigen leven: ze weten wie ze zijn en wat hun waarde is en hebben geleerd autonome keuzes te maken in relatie met hun omgeving. Wij willen kinderen vrijheid in verbinding geven om dat ontwikkelingsproces op een zoveel mogelijk eigen wijze te doorlopen. Bij ons hoef je niemand te worden, maar mag je ten volle beleven wie je al bent, met al je mogelijk- en moeilijkheden. Wij begeleiden leerlingen in het zich bewust worden en verder ontwikkelen van hun eigen talenten. Altijd in relatie en dialoog met de samenleving. Aan de hand van het bovengenoemde heeft Blink de volgende doelstellingen geformuleerd: Blink heeft als doel de kinderen te begeleiden naar mensen die: in goede relatie met elkaar en ook onafhankelijk, voor zichzelf denkend, met vaardigheden, kennis, inzichten en attitudes naar capaciteiten (dus competent) op niveau en met veel creativiteit de vervolgstappen in de maatschappij kunnen zetten. De eerste vervolgstap is in eerste instantie vervolgonderwijs op niveau naar capaciteiten. Op cognitief gebied laten we ons leiden door de kerndoelen die gesteld zijn door het wettelijk kader voor alle bekostigde basisscholen, volgens de Wet Primair Onderwijs (WPO). 1.2 Visie van Blink (waarom deze missie?) De gezamenlijke visie van Blink is gebaseerd op de volgende kernkwaliteiten: verantwoordelijkheid nemen compassie aandachtig creatief avontuurlijk Wij willen gezamenlijk werken met de kinderen aan hun toekomstmogelijkheden met als doel dat wij zij vervolgstappen kunnen nemen als verantwoordelijke mensen: - die weten wat ze willen en daar hun talenten bij gebruiken. - die met liefde en (com)passie hun vervolgopleiding/werk gaan doen - die intrinsiek gemotiveerd zijn - die samen kunnen werken 4
Deze visie komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. De meeste reguliere basisscholen zijn gebaseerd op het oude schoolsysteem (Kennisnet, 2011)welke is opgericht aan het begin van de 20e eeuw, onder invloed van de industriële revolutie. Dit is zichtbaar door de manier waarop scholen zijn ingericht. Nog altijd werken de meeste reguliere scholen met het zogenaamde klassensysteem, waarbij alle kinderen van dezelfde leeftijd dezelfde lesstof aangeboden krijgen en deze blijven herhalen zodat alle kinderen aan het eind van hun schoolperiode min of meer dezelfde kennis hebben. Aan het begin van de 20e eeuw hadden kinderen baat bij dit schoolsysteem, aangezien de maatschappij op dat moment een toenemende behoefte had aan geschoolde arbeid. (Kennisnet, 2011) Wereldwijd zijn er onderzoeken opgestart om te onderzoeken wat er nodig is aan skills in de 21e eeuw. In de discussienota 21st century skills (Joke Voogt, 2010) staat vermeld dat in de industriële samenleving de belangrijkste focus van het onderwijs is het bijdragen tot de ontwikkeling van feitelijke en procedurele kennis. Op dit moment wordt in de kennissamenleving de ontwikkeling van conceptuele en meta-cognitieve kennis in toenemende mate van belang geacht (Anderson 2008). In deze discussienota (Joke Voogt 2010) staat een literatuurstudie welke is uitgevoerd aan de hand van de beschikbare onderzoeksmodellen voor 21st century skills, te weten het Partnership for 21st Century Skills (P21), EnGauge, Assessment and Teaching of 21st century skills (ATCS), National Educational Technology Standards (NETS/ISTE), en National Assessment for Educational Progress (NAEP). In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de diverse argumenten die worden aangevoerd in de modellen.
P21 Economische, technologische, informationele, demografische en politeke krachten veranderen de manier waarop mensen werken en leven.
Scholen moeten het gat dichten tussen hoe leerlingen leven en leren.
Alle leerlingen moeten gelijke toegang hebben tot technologische ontwikkelingen, ongeacht hun economische achtergrond.
Wetenschappelijk inzichten uit onderwijsonderzoek moet leidend zijn voor de inrichting van het onderwijsleerproces.
EnGauge Gegeven het hoge tempo van veranderingen, de gigantische hoeveelheid informatie die verwerkt moet worden en de invloed van technologie op het leven in het algemeen, moeten leerlingen zowel beschikken over competenties die op dit moment van belang worden geacht, als over nieuwe competenties die van belang zijn om te kunnen functioneren in een veranderende maatschappij. Om gelijkheid te kunnen realiseren is een hoog niveau van ICTgeletterdheid vereist, zodat innovatief gebruik van ICT voor alle lagen van de bevolking gewaarborgd is. Resultaten van onderwijsonderzoek laten zien dat leerresultaten significant toenemen als leerlingen leren aan de hand van authentieke, levensechte ervaringen.
ATCS Veranderingen in ontwikkelde economiën.
ICT verandert de manier waarop gewerkt wordt en de betekenis van sociale relaties.
Gedecentraliseerde besluitvorming, het delen van informatie, teamwerk en innovatie zijn alomtegenwoordig in de huidige maatschappij.
EU
OESO
De behoefte aan economische competitie: - internationalisering / globalisering - Het snelle tempo waarin veranderingen plaatsvinden en de continue technologische ontwikkelingen.
Competenties moeten bruikbaar zijn in een wereld waar: - technologie snel en continu verandert en waarin aanpassingsvermo gen nodig is om met deze veranderingen te kunnen omgaan. - Gemeenschappe n meer divers en gecompartimalise erd worden. - Globalisering nieuwe vormen van wederzijdse afhankelijkheid veroorzaakt.
De behoefte om vakspecifieke vaardigheden bij te houden, maar ook te kunnen beschikken over generieke vaardigheden om met de veranderingen om te kunnen gaan.
Kerncompetenties moeten: - Bijdragen aan zinvolle resultaten voor de samenleving en het individu. - Individuen in staat stellen om in belangrijke maatschappelijke behoefte te voorzien. - Niet alleen belangrijk zijn voor specialisten, maar voor iedereen.
Zoals de meeste modellen beweren heeft de verandering van industriële samenleving naar kennismaatschappij gevolgen voor ons onderwijs. Sommige modellen beklemtonen ook de veranderingen in de economie en de arbeidsmarkt als gevolg van globalisering en internationalisering als één van de belangrijke drijvende krachten voor de noodzaak van 21st century skills. Dit is met name het geval in de rapporten van de EU en de OESO. De noodzaak om zich flexibel aan te kunnen passen aan een veranderende samenleving (ATCS, P21 en de EU), alsmede de noodzaak van duurzame democratische ontwikkeling (OESO) worden in een aantal modellen expliciet genoemd. 6
Samengevat: tengevolge van technologische ontwikkelingen zijn er omvangrijke economische en sociale veranderingen in onze maatschappij die invloed hebben op de werk- en leefomgeving van het individu. Deze ontwikkelingen gelden als de belangrijkste drijvende kracht voor 21st century skills. De bevindingen van wetenschappelijk onderzoek aangaande een leerlinggeoriënteerde didactiek met als doel het leerproces van leerlingen te bevorderen zijn in overeenstemming met de doelen die met een aantal 21st century skills worden nagestreefd. Onderstaande tabel geeft een overzicht van didactische strategieën in een industriële- versus een kennissamenleving (Voogt, 2003) Aspect
Minder (didactiek kenmerkend voor de industriële samenleving)
Meer (didactiek kenmerkend voor de kennissamenleving)
Actief
- Activiteiten voorgeschreven door de docent - Frontale instructie - Weinig variatie in activiteiten - Tempo bepaald door het programma
- Activiteiten bepaald door van de leerling - Kleine groepen - Veel verschillende activiteiten - Tempo bepaald door de leerling
Collaboratief
- Individueel - Homogene groepen - Iedereen voor zichzelf
- Werken in teams - Heterogene groepen - Elkaar ondersteunen
Creatief
- Reproductief leren - Toepassen van bekende oplossingsstrategieën
- Productief leren - Zoeken naar nieuwe oplossingsstrategieën
Integratief
- Geen koppeling tussen theorie en praktijk - Monodisciplinair - Afzonderlijke vakken - Individuele docenten
- Integratie van theorie en praktijk - Interdisciplinair - Thematisch - Teams van docenten
Evaluatief
- Vanuit de docent - Summiteit
- Vanuit de leerling - Diagnostisch
Zoals ook gebleken is uit andere studies die verschillende modellen voor 21st century skills met elkaar vergelijken (Trier, 2002; Anderson, 2008; Dede, 2010), zijn er sterke overeenkomsten in de behoefte aan onderstaande competenties. Deze worden vrijwel door alle modellen gezien als prioriteit voor de 21ste eeuw. • samenwerken • communicatie • ICT-geletterdheid • creativiteit • kritisch denken • probleemoplossend vermogen • sociale- en culturele vaardigheden
In onderstaande tabel staat de onderbouwing van de overeenkomsten en verschillen van de competenties van de verschillende onderzoeksmodellen (Voogt 2010): Alle modellen
Vermeld in P21, EnGauge, ATCS en NETS/ ISTE
Vemeld in twee modellen
Vermeld in een model
- Samenwerking - Communicatie - ICT-geletterdheid - Sociale en/of culturele vaardigheden; burgerschap
- Creativiteit - Kritisch denken - Probleem oplosvaardigheden
- Leren om te leren (ATCS, EU) - Zelfsturing (P21, EnGauge, OESO) - Plannen (EnGauge, OESO) - Flexibiliteit en aanpassingsvermogen (P21, EnGauge)
- Risico’s nemen (EnGauge) - Metacoginitie (ATCS) - Beheersen en oplossen van problemen (OESO) - Gevoel voor initiatief en ondernemerschap (EU)
- Kernvakken: Wiskunde, communicatie in de moedertaal; communicatie in vreemde talen; natuurwetenschappen en technologie (EU, P21)
- Interdisciplinaire thema’s (P21) - Kernvakken: Kunst, economie, aardrijkskunde, geschiedenis en maatschappijleer (P21)
Deze vaardigheden worden tot op heden nog niet genoemd in de kerndoelen die zijn vastgesteld voor het bekostigd primair onderwijs door het ministerie van OCW. Het huidig curriculum wordt hoofdzakelijk georganiseerd rondom vakken waarbij de vakken taal- en rekenen dominant zijn. Als we kijken naar wat de kinderen op dit moment op de meeste huidige reguliere scholen wordt geleerd aan de hand van de vastgestelde kerndoelen, kun je concluderen dat we onze kinderen over het algemeen niet goed genoeg voorbereiden op de maatschappij waarin zij terechtkomen. Het is dus van belang om als school naast de gestelde kerndoelen ook inhoud te geven aan bovengenoemde vaardigheden. Joke Voogt geeft in haar discussienota de aanbeveling: “Zoals voorgesteld in verschillende modellen, is het wenselijk dat 21st century skills geïntegreerd worden binnen de kernvakken. Het gewicht van 21st century skills in het curriculum en binnen het gehele onderwijs moeten worden gespecificeerd in termen van bekwaamheidsniveaus voor elke vaardigheid en voor verschillende niveaus and fases. (....) Strategieën moeten worden ontwikkeld om de koppeling te maken tussen wat geleerd wordt in en buiten de school. ICT moet worden beschouwd als een krachtig leermiddel dat de verwerving van 21st century skills kan ondersteunen. Voldoende en kwalitatief hoogwaardige ICT- voorzieningen moeten beschikbaar worden binnen scholen om gebruik van ICT in de klas te garanderen.” Ook de Europese Unie onderschrijft dat de digitale competenties (e-Skills) belangrijker worden. De door de Europese Unie gestelde ICT competenties zijn: 8
- Mogelijkheden om informatie te zoeken, te verzamelenen en te verwerken. De informatie dient op een kritische manier gebruikt te worden. - Mogelijkheden om toegang te krijgen tot het internet en deze te doorzoeken en te gebruiken. - Vaardigheden om gereedschappen te gebruiken om complexe informatie te produceren, presenteren en te begrijpen. - Gebruik van ICT om kritisch te denken, creativiteit en innovaties te ondersteunen. Deze e-Skills zijn samengevat in de “Copenhagen Declaration”, welke is ondertekend op 30 maart 2012 door de Europese overheid, industrie en wetenschap te Kopenhagen, om de handen ineen te slaan om het verwerven van ICT-geletterdheid door de burgers van Europa te bevorderen. Blink speelt in op de meeste van bovengenoemde competenties van de 21st century skills, met name: samenwerken, communicatie, creativiteit, sociale- en culturele vaardigheden en in toenemende mate ICT-geletterdheid. Om dit te verwezenlijken heeft Blink een aantal vernieuwingen ingevoerd die vernieuwend zijn ten opzichte van de meeste reguliere en traditioneel vernieuwende scholen in Nederland, zie hoofdstuk 2.
Hoofdstuk 2: Concept Levensecht Leren Het is van belang om te weten dat Blink werkt met het model adaptief onderwijs (Stevens, 2002). Adaptief onderwijs is onderwijs dat voldoet aan de een drietal basisbehoeften van leerlingen: relatie, competentie en autonomie. − autonomie: betekent zelfbeschikking, zelf kunnen bepalen wat je doet en hoe je het doet. − competentie: De behoefte aan competentie laat zich het beste samenvatten als 'een aangeboren streven om bekwaam te zijn'. (Evelijn, 2005) − relatie: Dit betekent relaties hebben, samen met anderen doen. De behoefte aan 'relatie' verwijst naar het streven om een positieve relatie met en betrokkenheid op anderen te ervaren. De werkwijze op Blink heet Levensecht Leren. De definitie van Levensecht Leren is: Er wordt veel ruimte gegeven aan wat spontaan en vanuit het kind zelf ontstaat. Dit betekent dat we respect hebben voor de eigenheid van kinderen en dat we hun spontane belangstelling en eigen initiatieven goed observeren en verder stimuleren. Levensecht Leren omvat ook dat de leerkrachten de lesstof op een ervaringsgerichte manier aanbieden. Dit betekent vooral doen! Deze definitie wordt onderbouwd in de volgende paragrafen. 2.1 Theoretische achtergrond Bij de vormgeving van de dagelijkse praktijk maken we gebruik van een aantal inspiratiebronnen. Ideeën van een aantal psychologen en pedagogen over onderwijs en opvoeding geven mede richting aan ons handelen in de school. Voor de leerbereidheid gebruiken wij de theorie van Luc Stevens, adaptief onderwijs; leerbereidheid door Autonomie, Competentie en Relatie (Stevens, 2002): Volgens Stevens willen kinderen natuurlijkerwijs leren. Ze zijn nieuwsgierig en willen verder ontdekken. Wat nodig is om dit leren op persoonlijk niveau, wat wij leerbereidheid noemen, plaats te laten vinden is door de wetenschap onderzocht. Intrinsieke motivatie komt voort uit de aangeboren menselijke behoeften aan relatie, autonomie en competentie. Maslow gaf met zijn behoeftepiramide als één van de eersten een kader waarmee (psychologische) basisbehoeftes van mensen verklaard konden worden (Maslow, 1954). Deze behoeftes zijn te ordenen in een hiërarchie. Aan de basis bevinden zich de lichamelijke behoeftes, de behoefte aan veiligheid en de behoefte om ergens bij te horen. Bovenaan de piramide plaatst Maslow het streven naar piekervaringen en zelfrealisatie (zelfontwikkeling). Volgens Maslow streven alle mensen naar 10
zelfrealisatie, maar pas als de daaronder gelegen behoeftes zijn vervuld. Uit onderzoek,(Ryan, 2000), blijkt ook dat dit streven naar zelfontwikkeling (hoger gelegen behoefte) pas plaatsvindt als de mens een gevoel van welbevinden en evenwicht heeft (lager gelegen behoefte). Uit dit onderzoek blijkt dat drie basale behoeftes in de omgeving van de mens moeten zijn vervuld, wil een mens zich welbevinden én vanuit dat welbevinden kunnen groeien. Hierbij verschillen mensen in hun behoeftes. Deze drie basisbehoeftes zijn autonomie, competentie en relatie (ook wel 'verbondenheid' genoemd). − autonomie: betekent zelfbeschikking, zelf kunnen bepalen wat je doet en hoe je het doet. Het verwijst naar wilskracht: het natuurlijke verlangen van de mens om ervaringen en gedrag zelf te organiseren, en om activiteiten uit te voeren die overeenstemmen met het eigen zelfbesef. Centraal bij het ervaren van autonomie staat de eigen wil, het maken van duidelijke keuzes vanuit het bewustzijn van de eigen waarden en het nemen van verantwoordelijkheid voor de eigen keuzes. (Stevens, 2004) − competentie: De behoefte aan competentie laat zich het beste samenvatten als “een aangeboren streven om bekwaam te zijn” (Evelijn, 2005). Dit zet mensen ertoe aan om uitdagingen te zoeken die optimaal zijn voor de ontwikkeling van hun capaciteiten, en vastberaden te proberen deze vaardigheden en capaciteiten te behouden en te vergroten. − relatie: Dit betekent relaties hebben, samen met anderen doen. De behoefte aan 'relatie' verwijst naar het streven om een positieve relatie met en betrokkenheid op anderen te ervaren. Het duidt op de tendens van mensen om te verlangen in verbinding te staan met anderen, daarmee een geheel te vormen en door andere mensen geaccepteerd te worden. (Stevens, 2004) Factoren die hiertoe bijdragen zijn onder andere 'zich begrepen en gewaardeerd voelen', 'communicatie over voor de persoon belangrijke zaken', 'participatie in gemeenschappelijke activiteiten' en 'deelnemen aan plezierige activiteiten'. (Reis et al., 2000) Alle drie basisbehoeftes zijn volgens Stevens aangeboren, universeel en onmisbaar. Dit laatste houdt in, dat pas als aan deze drie behoeftes is voldaan, de mens een gevoel van evenwicht (balans) en welbevinden ervaart. In het verlengde daarvan is het mogelijk om als persoon te groeien, ergens interesse voor te krijgen, te leren, of zich zelf te ontwikkelen. Als de balans niet in evenwicht is omdat een van de behoeftes onvoldoende wordt vervuld, ontstaat het gevoel van crisis, gebrek aan bezieling en op den duur stilstand (van Eekelen, Oosten, 2002). Blink werkt aan leerbereidheid door voorwaarden te creëren zodat er een gezonde balans tussen autonomie, competentie en relatie kan ontstaan.
Blink heeft bewust gekozen voor het adaptief onderwijs zoals Stevens heeft beschreven omdat Blink gelooft dat als in alle basisbehoeftes van een kind worden voorzien, dat het kind automatisch tot leren op zijn eigen niveau komt. De meningen over hoe je adaptief onderwijs in kunt vullen zijn zeer verdeeld. Definitie van adaptief onderwijs is (Houtveen, Reezigt, 2010): een onderwijskundig middel dat scholen en leerkrachten inzetten om bepaalde doelen bij kinderen (die van elkaar verschillen in kenmerken die voor het onderwijs belangrijk zijn) te bereiken. . Houtveen en Reezigt geven aan dat adaptief onderwijs niet meer maar ook niet minder dan een middel is om een doel te bereiken. In Nederland is de term adaptief onderwijs volgens hen nogal opgerekt en van alles gaan betekenen, zoals adaptief onderwijs als pedagogisch begrip, als middel tot schoolontwikkeling, als geïndividualiseerd onderwijs en als kindgericht onderwijs. Ook Blink geeft inderdaad een andere betekenis aan adaptief onderwijs dan bovengenoemde definitie, namelijk als pedagogisch begrip om kindgericht onderwijs te geven waarbij een van de doelen is de kinderen te voorzien in hun basisbehoeftes om tot leren te komen. Rekening houden met de basisbehoeftes is een noodzakelijke, maar nog niet voldoende voorwaarde voor verdere ontwikkeling (Houtveen, Reezigt, 2010). Om ontwikkeling ook echt tot stand te brengen, zijn onderwijskundige activiteiten nodig, zoals aanpassen van instructie, leerstof en leertijd.Je kunt per vak adaptief onderwijs kunt invoeren, echter niet voor alle vakken tegelijk. Blink heeft gekozen om adaptief onderwijs in te vullen door te streven naar verschillende doelen voor alle kinderen (dit betekent dat er niet persé gestreefd wordt naar dezelfde doelen voor alle kinderen). Het gevaar volgens Houtveen en Reezigt is dat de verschillen tussen kinderen langzamerhand als vaststaand worden gezien en niet als door het onderwijs of de leerkracht veranderbare verschillen. Hierdoor zullen leerkrachten niet zo snel de noodzaak voelen om iedereen op een bepaald niveau te krijgen en dat brengt het risico met zich mee dat sommige leerlingen op een heel laag niveau blijven hangen. Deze stelling van Houtveen en Reezigt is op Blink in zekere zin van toepassing. De leerkrachten/begeleiders van Blink zijn zeker van mening dat er verschillen tussen kinderen mogen zijn en blijven, ook in niveau. Voor kinderen die op een zeer laag niveau functioneren is er zeker veel extra aandacht om te kijken wat er aan de hand is om dit kind naar een hoger niveau te tillen. Dit wordt ook ingevuld door het feit dat elke bekostigde basisschool dient te voldoen aan de zogenaamde 1zorgroute, waarbij op groeps-, school- en bovenschools niveau het onderwijs passend gemaakt dient te worden aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen. Hierin wordt een minimum niveau van kinderen gesteld. Aangezien Blink pas 5 jaar bestaat, is zij nog steeds in ontwikkeling wat betreft de pedagogische en onderwijskundige inhoud van Levensecht Leren. Ondanks dat de basisbehoeftes van de kinderen voorop blijven staan en als pedagogisch uitgangspunt blijven dienen, is Blink ook bezig met het doorontwikkelen van de onderwijskundige inhoud. In het jaar 2012 is een evaluatie geschreven over de 12
dagelijkse praktijk op Blink van de afgelopen 2 jaar. Hieruit blijkt dat de kinderen de verbinding tussen autonomie en competentie onvoldoende maken. Dit blijkt uit het feit dat ongeveer een derde van alle kinderen te weinig workshops volgen die aangeboden worden. Dit betekent dat een derde van de kinderen op dit moment een achterstand oploopt in de zaakvakken die gesteld worden in de kerndoelen. In het 5e schooljaar is Blink een ander dagritme en ander coachingsmodel gaan hanteren om te zorgen dat deze achterstand wordt ingelopen en de motivatie voor het volgen van workshops bij de kinderen wordt verhoogd. Ook is toen besloten dat kinderen verplicht een keuze moeten maken in de aangeboden workshops. 2.2 De Vijf Vernieuwingen Vanuit bovengenoemde theoretische achtergrond, wil Blink leerlingen begeleiden in het zich bewust worden en ontwikkelen van hun talenten, binnen een duidelijke werkwijze, die een ritme en structuur neerzet. Ieder kind wordt individueel door een coach/begeleider, in dialoog met de ouders, geholpen om zijn eigen keuzes te maken. Zo zal het kind op een authentieke, creatieve en zelfstandige manier vorm kunnen geven aan zijn of haar leven en aan het samenleven met de mensen op zich heen. Steeds is de verbindende factor: respect voor de eigenheid van het kind, het eigen initiatief (autonomie) en het stimuleren van de spontane belangstelling (competentie) van kinderen in verbinding met zijn omgeving (relatie). Om het bovengenoemde vorm te kunnen geven is er gebruik gemaakt van een vijftal vernieuwingen op het gebied van autonomie en relatie, ten opzichte van het regulier en ten dele ook het traditioneel vernieuwend onderwijs in Nederland. Deze vernieuwingen zijn ingevoerd door het particuliere Iederwijs onderwijs in Nederland in 2002. Deze vernieuwingen zijn tot stand gekomen door twee leerkrachten uit het reguliere onderwijs, tezamen met een onderwijskundige, waarbij zij zich lieten inspireren door o.a. Arnold Cornelis, De Sudbury Valley School, De Pestalozzi-school, Thomas Gordon en Reggio Emilia. (Iederwijs Nederland, 2002) Aangezien Blink is ontstaan vanuit Iederwijs Betuwe, is besloten om de bekostigde basisschool Blink in te richten conform de vijf vernieuwingen. Dit gezien de positieve ervaringen op Iederwijs Betuwe van de vijf bestaansjaren. De Vijf Vernieuwingen: 1. De school bestaat uit één groep van verschillende leeftijden. (relatie) De dynamiek tussen kinderen van verschillende leeftijden die met en van elkaar leren, van menselijke relaties tot wiskunde, is één van de grootste krachten van een school voor Levensecht Leren. De kinderen en volwassenen met hun achtergronden, kennis, inzichten en ideeën bieden door hun
Op deze manier leer je dat je van iedereen kunt leren binnen de school en dat je met iedereen een relatie kunt opbouwen. Als een kind van school gaat ziet de maatschappij er ook zo uit. Iedereen kan iemand anders iets leren, iedereen blijft leerling. Leeftijden hebben daar niets mee te maken. 2.
Kinderen kiezen mede vanuit hun eigen interesse wat, hoe, met wie en op welk moment ze willen leren (autonomie, competentie en relatie) Kinderen willen kunnen functioneren in de omgevingen waarin ze zich bevinden. Ze kiezen datgene wat ze aan kunnen en aan willen gaan, wat hun het meeste oplevert. Hierbij is hun eigen gevoel een belangrijke bron van kennis, die bewust en onbewust de informatie uit de omgeving, zichzelf en het verleden integreert. Leren vindt plaats in formele en informele situaties, in kleine en grote groepen en individueel. Volwassenen hebben de taak om naast de activiteiten van de kinderen een actief aanbod te doen in verschillende leergebieden, conform de gestelde kerndoelen. Zij hebben tevens de taak zicht te houden op de ontwikkeling van kinderen. Zowel op het gebied van competentie, maar ook in relatie en in het neerzetten van de eigen autonomie. Kinderen worden voor het vergroten van hun competentie niet gemotiveerd door dwang of het opleggen of het motiveren vanuit een vaststaand systeem, maar vanuit de zorg om te zien wat het kind werkelijk nodig heeft om in deze maatschappij te kunnen functioneren. Iedere begeleider is competent in het zien en aanbieden van leerlijnen zoals we die in onze maatschappij hebben afgesproken met elkaar (de kerndoelen). Leerkrachten organiseren een zo divers aanbod dat dit aanbod de kerntaken die de maatschappij van ons vraagt dekt. In samenspraak met het kind, de begeleiders en de ouders wordt ervoor gezorgd dat alle kinderen toekomen aan het, naar capaciteit, bereiken van de kerndoelen.
3.
De inrichting van de school verandert mee met de behoeftes van de kinderen (autonomie) Er zijn verschillende ruimtes voor verschillende activiteiten: een ruimte voor creatieve ontwikkeling, een studieruimte, een keuken, een ruimte voor de jongere kinderen, en meer ruimtes die kunnen ontstaan. De inrichting van de school wordt met elkaar vormgegeven, zodat de omgeving aangepast is en uitnodigend blijft voor de behoeftes van de kinderen. Wij vinden het van belang dat kinderen zoveel mogelijk kunnen participeren in hun eigen leeromgeving om aan de behoefte van “autonomie” te kunnen voldoen.
4.
De activiteiten ontstaan mede vanuit het initiatief van kinderen en/of begeleiders (autonomie, competentie en relatie) De school bestaat uit diverse activiteiten. Begeleiders bieden een actief aanbod in de basisvaardigheden als lezen, schrijven en rekenen en 14
maatschappelijke vorming. Kinderen ontwikkelen hun eigen activiteiten, begeleiders bieden daarnaast een actief aanbod waar kinderen uit kunnen kiezen, zie vernieuwing 2. Op deze manier stimuleer je het gevoel van zelfbeschikking, worden kinderen gehoord en gezien waardoor ze een relatie opbouwen met hun omgeving en leren vanuit intrinsieke motivatie wat ze graag zouden willen leren. Hierdoor blijft leren op een natuurlijke manier gevoed. 5.
De school wordt vormgegeven door kinderen en begeleiders waarbij sociocratie een belangrijke pijler in ons systeem is. Zo komen we tot besluiten (autonomie en relatie). De bedoeling van Blink is om kinderen te ondersteunen in het vormgeven van hun eigen leven en hierin mogelijkheden te creëren. De wekelijkse schoolbijeenkomst is een vorm hierin. De schoolbijeenkomst is een ontmoetingsplek waar grotere onderwerpen gezamenlijk bekeken en besproken kunnen worden, op basis van alle stemmen gelden, zie hoofdstuk 3. Op Blink vinden wij het belangrijk dat kinderen opgroeien in een omgeving waarin zij op een gelijkwaardige manier kunnen participeren in hun eigen leerweg. Op die manier kunnen wij voldoen aan de behoefte “relatie”, zodat een kind zich gehoord en gezien voelt. Aangezien sociocratie een bestuursvorm is die uitgaat van de gelijkwaardigheid van alle mensen binnen een organisatie, is er gekozen voor deze vernieuwing binnen het concept Levensecht Leren.
2.3 Onderwijsmodel Om het concept levensecht leren voor het bekostigde onderwijs toepasbaar te maken is gekozen voor een nieuwe onderwijskundige systematiek. In onderstaand model, figuur 2, staan alle relevante aspecten van het onderwijs van Blink en hoe die zich tot elkaar verhouden. Aan de hand van dit model, wordt de dagelijkse praktijk verder uiteengezet.
Figuur 2: Onderwijsmodel Levensecht Leren op Blink
De pijlen in figuur 2 geven aan of er sprake is van eenrichtingsverkeer of interactie met het leerlingvolgsysteem; oftewel de informatie uit het leerlingvolgsysteem wordt soms alleen opgeslagen, maar in veel gevallen ook gebruikt voor interventies bij leerlingen. Bovengenoemd model, figuur 2, uitgelegd: Wanneer een leerling instroomt in de school begint de fase van analyse en leerbereidheid. Hier wordt de beginsituatie van de leerling vastgesteld. Wat zijn de kenmerken van deze leerling op het gebied van autonomie, relatie en competentie? Is de leerling gemotiveerd? Is er een handelingsplan nodig? Deze analyse wordt gedaan aan de hand van het onderwijskundigrapport van de eventueel vorige basisschool, het afnemen van Citotoetsen op het gebied van taal- en rekenen, coachgesprekken met de leerling en observaties van de leerling in de school. Wanneer er een duidelijk beeld is van een leerling, dan zijn er drie vormen waarop geleerd wordt; 1. de spontane leeractiviteiten, waarbij leerlingen uit eigen initiatief activiteiten ondernemen. 2. het lesaanbod, een interactief onderwijsaanbod waarbij allerlei lesvormen worden toegepast. 3. gestuurd aanbod, dit wordt door de school ingezet wanneer een leerling niet voldoende profiteert van het geboden aanbod. Wanneer een leerling zich niet volgens de verwachte ontwikkelingslijn ontwikkelt wordt er een ondersteuningsplan opgesteld. Gestuurd aanbod wordt meestal pas ingezet als een leerling niet of nauwelijks meedoet aan de aangeboden workshops. Dit kan resulteren in het feit dat een 16
leerling door een begeleider verplicht wordt gesteld om een workshop te gaan volgen. De registratie van de ontwikkeling van de leerlingen in het leerlingvolgsysteem ParnasSys vormt de spil van het model. Begeleiders hebben zicht op de ontwikkeling van leerlingen, kunnen waar nodig op basis van de registraties interventies plegen en kunnen verantwoording afleggen over het gerealiseerde onderwijs. In het vervolg van de tekst worden de verschillende facetten van het model wat betreft aanbod nauwkeuriger beschreven. Blink biedt met een leerrijke omgeving, georganiseerde lessen en gestuurd aanbod een onderwijsaanbod waarin de kerndoelen leidend zijn voor de inhoud van het onderwijs. - Spontane leeractiviteiten Het spontane leren ontstaat vanuit de leerlingen zelf. De leeromgeving is zo ingericht dat leerlingen in hun spontane leren een zo ruim mogelijk aanbod tot zich kunnen nemen. Deze leeractiviteiten betreffen vaak activiteiten die passen binnen de ontwikkelings-gebieden die in de kerndoelen omschreven zijn. De beschikbare leerbronnen zijn afgestemd op deze ontwikkelingsgebieden. Dit lesaanbod bestaat met name uit leren door kenniscreatie. - Lesaanbod Lesaanbod, in de vorm van georganiseerde activiteiten, wordt door de begeleiders georganiseerd en per periode in een rooster vastgelegd. Dit houdt in dat er elk schooljaar gewerkt wordt met 5 periodes van 6 tot 7 weken. Binnen deze periodes zijn er verplichte lessen (zoals taal- en rekenen) en vrijwillige lessen, deze worden door Blink workshops genoemd. Deze vrijwillige lessen ontstaan doordat de begeleiders lessen aan bieden welke in de kerndoelen omschreven zijn in combinatie met de wensen van de kinderen en in combinatie met de door ons beschreven leerlijnen (paspoorten). Vrijwillig betekent niet dat leerlingen niet hoeven te kiezen. Zij dienen een keuze te maken uit de 4 a 5 verschillende workshops die hen wordt aangeboden. Aan het eind van elke periode wordt het lesaanbod geëvalueerd door de begeleiders en de kinderen en de nieuwe wensen geïnventariseerd. Mede aan de hand hiervan wordt het lesaanbod voor de komende periode vastgesteld. In het algemeen wordt er gewerkt in kleine groepen in de workshops (5-20 leerlingen).Ook worden er externe experts ingezet voor specifieke vragen van leerlingen, welke de begeleiders niet kunnen vervullen. Er worden niet alleen methode gebonden lessen/workshops aangeboden maar ook andere vormen van aanbod zoals projecten, klussen, onderzoeksvragen en de schoolkring (sociocratie). - Gestuurd aanbod Het gestuurde aanbod biedt de waarborg voor het aanbieden van minimumdoelen uit de Wet Primair Onderwijs. De keuze voor gestuurd aanbod
wordt gemaakt op basis van de informatie uit het leerlingvolgsysteem. Wanneer blijkt dat het aanbod uit het lesaanbod en de spontane leeractiviteiten voor een leerling niet toereikend is wordt voor deze vorm gekozen.
18
Hoofdstuk 3: Sociocratie Blink is een “democratische school”. Op een democratische school wordt onderwijs ingericht door de leerlingen zelf in samenwerking met de begeleiders (leerkrachten) en directie. Aan de hand van activiteiten die je onderneemt, ontwikkel je inzicht, kennis en vaardigheden en leer je alles wat je nodig hebt en belangrijk vindt. Twee kenmerken van democratisch onderwijs zijn: • Gelijkwaardigheid in besluitvorming • Vrije keuze om dagelijkse activiteiten te kiezen, ofwel zelf kiezen hoe, wat, wanneer en met wie je activiteiten onderneemt. Elke democratische school draagt een heel eigen karakter. Dit hangt af van de leerlingen/studenten en de stafleden die samen de school vormgeven. In Nederland zijn er democratische Sudbury-scholen en democratische scholen die werken volgens de Sociocratische Kringorganisatie Methode (SKM), (Endenburg, 1998): de sociocratie. In Nederland hebben de democratische scholen zich verenigd via het Platform Democratische Scholen (www.democratischescholen.nl). In Europa is de European Democratic Education Community (EUDEC) actief in het ondersteunen van Democratisch Onderwijs. Blink heeft gekozen om een sociocratische bestuursvorm te hanteren, aangezien deze goed past bij het concept “Levensecht Leren”. Binnen deze bestuursvorm kan de participatie pedagogiek vormgegeven worden.
Sociocratie Sociocratie is een bestuursvorm die uitgaat van de gelijkwaardigheid van alle mensen binnen deze organisatie. Die gelijkwaardigheid komt niet tot uiting door “de meeste stemmen gelden” zoals wij gewend zijn binnen onze democratische rechtstaat maar er kan in principe alleen een besluit worden genomen wanneer alle aanwezigen geen overwegend beargumenteerd bezwaar hebben tegen een besluit. Dit principe wordt hetconsentbeginsel genoemd. Binnen deze bestuursvorm worden er een aantal kringen samengesteld die allen hun eigen verantwoordelijkheden hebben. Deze kringen zijn met elkaar verbonden door middel van een koppeling. Dit houdt in dat er altijd iemand vanuit een kring ook zitting heeft in een andere kring. Zo heeft elke kring een plek voor de gezichtspunten en argumenten die binnen de gehele organisatie leven. Een kring is een aantal personen met een gemeenschappelijk doel, volgens Gerard Endenburg Binnen de vergaderingen van alle kringen zijn grondregels die elke kring dient te aanvaarden. •De belangen van iedere deelnemer in de kring dient gelijkwaardig behandeld te worden. •Waar het belang van de deelnemer persoonlijk ingaat tegen dat van het geheel, moet het persoonlijk belang (ego) van de deelnemer daarbij worden achtergesteld. •Op elk terrein moet gezocht worden naar een oplossing waarmee allen zich kunnen verenigen. De consequentie hiervan is dat alleen wanneer overeenstemming wordt bereikt gezamenlijk gehandeld kan worden. Iedereen moet zich houden aan de afspraken die met elkaar gemaakt zijn, • zolang deze van kracht zijn. Voor Blink betekent dit, dat wij een drietal kernkringen hebben ingericht, waarin een dubbele koppeling plaatsvindt (zie bovenstaand kader). Daarnaast zijn er twee organen vanuit de wettelijke verplichting ingericht, te weten de Raad van Toezicht en de medezeggenschapsraad (=MR-kring). De ouderkring is een advieskring die geen recht heeft om beslissingen te nemen. Uiteraard worden de adviezen vanuit de ouderkring serieus genomen.
20
Hieronder het organogram van Blink, figuur 1:
figuur 1: Organogram Blink
Directieberaad:
bestaat uit alle schoolleiders en de directeur-bestuurder van de stichting Lek en IJssel Begeleiderskring: bestaat uit begeleiders incl. schoolleider + afgevaardigde van de schoolkring (Blink telt 5 fte’s, verdeeld over 7 begeleiders en 1 onderwijsassistent) Schoolkring: bestaat uit leerlingen en begeleiders (Blink telt op dit moment 63 leerlingen) MR-kring: bestaat uit begeleiders en ouders (1 begeleider en 1 ouder) Ouderkring bestaat uitsluitend uit ouders (alle ouders van de 63 leerlingen) Raad van Toezicht bestaat uitsluitend uit leden van de Raad van Toezicht. (Bij de stichting Lek en IJssel bestaat het bestuur uit 2 delen: uitvoerend deel = directeur-bestuurder en toezichthoudend deel (overige bestuursleden). Elke kring heeft een domeinbeschrijving waarin de taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd. Het directieberaad, begeleiderskring en schoolkring leggen verantwoording af aan elkaar. De directeur-bestuurder legt verantwoording af aan de Raad van Toezicht . De directeur van Blink (lid van het directieberaad) legt verantwoording af aan de MR (pijlen zie figuur 1). De begeleiderskring en de directeur van Blink leggen verantwoording af binnen hun eigen domein aan de ouderkring. De ouderkring zelf heeft alleen een adviserende functie.
3.1 Beschrijving dagelijkse praktijk op Blink Wij werken als democratische school met het Sociocratisch Kringen Model. Binnen het Sociocratisch Kringen Model (zie hoofdstuk 3.3.) dient er in elke kring een afgevaardigde te zijn van de overlappende kringen. Om de school volledig sociocratisch te laten draaien is het goed functioneren van de schoolkring belangrijk. Doordat sociocratie de gelijkwaardigheid van iedereen binnen de organisatie voorop stelt, is Blink van mening dat als iedereen gelijkwaardig is aan elkaar dit de relatie (basisbehoefte adaptief onderwijs) bevordert en de kinderen leren om met elkaar samen te werken ondanks dat iedereen anders is. Blink gaat er op dit moment vanuit dat de schoolkring een middel is om aan de basisbehoefte relatie van alle kinderen in de school te waarborgen. Stevens geeft als aanbeveling: om een goede relatie te bevorderen, dien je kinderen mee te laten denken en inspraak te geven bij de inrichting van het lokaal, de organisatie van het werk, groeperingsvormen en groepssamenstellingen. Op dit moment komt de schoolkring 1 x per week bij elkaar. Elk kind, elke begeleider en schoolleider mag in de week voorafgaand aan de schoolkringbijeenkomst, zijn probleem/onderwerp mededelen op het daarvoor bestemde bord. Deze issues worden besproken in de schoolkring met de kinderen en docenten die geïnteresseerd zijn om mee te praten en/of beslissen over dat onderwerp. Deze bijeenkomsten vinden plaats elke donderdagmiddag op een vast tijdstip en duren ongeveer 1 uur. De schoolkring heeft ook een budget waarover de kinderen beschikking hebben. Dit is € 50,-- per schoolweek. De kinderen, begeleider/leerkrachten mogen zelf beslissen wat zij met deze € 50,-- per week kunnen doen. Echter aan het eind van een schooljaar dient het budget volledig benut te zijn. De budgetten worden niet overgeheveld naar een volgend schooljaar. De beslissingen die genomen worden in de schoolkring worden genotuleerd en in de dagstart van vrijdag aan alle kinderen in de school medegedeeld. Op dat moment geldt het genomen besluit voor iedereen in de school. Taken en verantwoordelijkheden binnen de schoolkring: Binnen Blink is de schoolkring het centrale orgaan. Leerlingen, begeleiders en directie maken samen afspraken en regels over hoe je met elkaar, de spullen en de omgeving omgaat. De schoolkring dient er voor te zorgen dat iedereen op school veilig en prettig kan leren, spelen, leven en werken op basis van gelijkwaardigheid. De schoolkring regelt de dagelijkse gang van zaken. Alle genomen besluiten gelden voor de hele school. Daarnaast kun je in de schoolkring projecten opstarten en kijken of er mensen zijn 22
die met je mee willen doen. Tevens wordt er besluit genomen over het budget dat specifiek voor de schoolkring beschikbaar is gesteld. Er mogen geen regels gemaakt worden die in overtreding zijn met de Nederlandse Wet of wijziging van het concept “Levensecht Leren”. Wanneer kinderen, begeleiders of directie een wijziging in het concept willen aanbrengen, dient hiervan een voorstel gestuurd te worden naar de bestuurskring.