Beroepsopdracht 5, deel 1
Basistechnische handelingen
Werkproces: 1.3 Voert verpleegtechnische handelingen uit
1 Beroepsopdracht 5 2014
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................. 3 Toetsing / Examinering .......................................................................................................... 4
Basistechnische handelingen, Beroepsopdracht 5, deel 1
Overzicht vaardigheden......................................................................................................... 5 Opdrachten bij vaardigheden……………………………………………………………………….7
Verpleegtechnische handelingen, Beroepsopdracht 5, deel 2
Overzicht vaardigheden........................................................................................................12 Opdrachten bij vaardigheden………………………………………………………………………13 .
Voorbehouden handelingen, Beroepsopdracht 5, deel 3
Overzicht vaardigheden........................................................................................................16 Opdrachten bij vaardigheden………………………………………………………………………17
2 Beroepsopdracht 5 2014
Inleiding Tijdens beroepsopdracht 5 ga je aan de slag met de verpleegtechnische handelingen die horen bij het Verpleegkundig beroep. Het gaat hierbij om basistechnische -, verpleegtechnische – en voorbehouden handelingen. Je begint met de handelingen gericht op de basiszorg, naarmate je opleiding vordert, zal je steeds complexere handelingen gaan aanleren. Deze beroepsopdracht loopt door tijdens jouw gehele opleiding. In het eerste deel van beroepsopdracht 5 ga je je verdiepen in de basistechnische handelingen. Het gaat om vaardigheden die gericht zijn op persoonlijke basiszorg. Naast het aanleren van de vaardigheden is het natuurlijk belangrijk dat je je verdiept in de achtergrondinformatie over de vaardigheden. Het aanleren van de vaardigheden doe je over het algemeen eerst op school en daarna in de praktijk. Je gaat dan kijken of de aangeleerde vaardigheid op school overeenkomt met de uitvoering daarvan in de praktijk (transfer maken). Soms zal je zien dat de aangeleerde vaardigheid exact hetzelfde wordt uitgevoerd in de praktijk, bij andere vaardigheden zijn er mogelijk kleine verschillen. Het is goed om uit te zoeken wat de redenen van deze wijzigingen zijn en daar met je medestudenten, docenten en werkbegeleiders over te discussiëren. Soms kan het zijn dat het voor de afdeling waar je werkt handig is dat je al een vaardigheid in de praktijk gaat aanleren die nog niet op school aan bod is gekomen. Dit natuurlijk in goed overleg met je studieloopbaanbegeleider en opleidingsfunctionaris. Je gaat werken met de protocollen van Vilans www.vilans.nl Via de computers op school heb je toegang tot dit programma. Op de website van Vilans staan protocollen, maar ook achtergrondinformatie over de vaardigheden. Een ander digitaal hulpmiddel bij het aanleren van de vaardigheden is Verpleegtechniek in beeld’ www.verpleegtechniekinbeeld.nl In het open leercentrum (olc) kun je een voucher halen met een activeringscode. Ook in dit programma vind je achtergrondinformatie over de vaardigheden. Via ‘verpleegtechniek in beeld’ kun je de vaardigheden uitgebeeld in filmpjes terugzien.
3 Beroepsopdracht 5 2014
Toetsing en examinering: De vaardigheden worden op verschillende manieren getoetst:
Theorietoets. Vaardigheidstoets op school. Behalen van de vaardigheden in de praktijk.
Theorietoets Deze bestaat uit vragen over kennis en inzicht rondom de handelingen. Hierbij kun je denken aan indicaties voor de handeling, kritische momenten, complicaties en materiaal kennis. Vaardigheidstoets Na ieder deel van de beroepsopdracht volgt een vaardighedentoets De toets bestaat uit het uitvoeren van meerdere verpleegtechnische handelingen. De vaardigheidstoets wordt mogelijk afgenomen in de vorm van een rollenspel. De vaardigheidstoets duurt maximaal 45 minuten. Vervolgens laat je in de praktijk de vaardigheid aan je begeleider zien. Sommige vaardigheden mag je al snel zelfstandig gaan uitvoeren, andere vaardigheden zul je misschien 3x moeten laten zien voor je deze zonder direct toezicht van jouw begeleider mag uitvoeren. Laat vast leggen in de 2e kolom in de beroepsopdracht welke vaardigheden je mag uitvoeren zonder toezicht. Examen KE 6 Tijdens de introductieweek heb je de Bewijsmap KE 6 ontvangen. In de regel is het zo dat eerst de stappen die hierboven staan bij het onderdeel toetsing doorlopen worden, daarna kan examinering in de praktijk plaatsvinden. Tijdens de praktijkexamens kun je vaardigheden laten examineren. Maar ook op andere momenten kun je vragen of een begeleider jou wil beoordelen, als jij denkt dat je de handeling foutloos kunt uitvoeren. Laat een begeleider meekijken en als de handeling goed is gegaan laat je de begeleider op 2 plaatsen tekenen in de KE 6 Map: op de overzichtslijst in de Bewijsmap en op de betreffende lijst die hoort bij de vaardigheid. Het kan voorkomen dat je tijdens jouw stage vaardigheden niet kunt afronden. Bewaak zelf tijdens de opleiding de voortgang van de Bewijsmap! Mocht blijken dat je bepaalde handelingen echt niet kunt uitvoeren in de praktijk, dan is er in de laatste leerperiode van jouw opleiding gelegenheid om deze tijdens de skillslessen af te ronden. In dat geval wordt de lijst afgetekend door de skillsdocent.
De Bewijsmap KE 6 is een belangrijk document, het is een examendocument! Lever het origineel van de afgetekende Bewijsmap in bij de studentenadministratie aan het einde van de opleiding.
4 Beroepsopdracht 5 2014
Basistechnische vaardigheden De docent zet een handtekening bij de vaardigheid als je voldaan hebt aan de voorbereiding en je aanwezig bent geweest bij de behandeling van de vaardigheid. De tweede kolom kun je door jouw begeleider in de praktijk laten aftekenen om jouw voorbehouden studievoortgang te bewaken. Sommige vaardigheden worden niet in de skillsles gedemonstreerd maar alleen in theorie behandeld. Deze vaardigheden zijn cursief gedrukt. Basistechnische vaardigheden / / / / = rekenen deel 1 moet met een voldoende afgesloten zijn / / / / = rekenen deel 2 moet met een voldoende afgesloten zijn
Vaardigheid
Behandeld op school (handtekening docent)
Mag zelfstandig worden uitgevoerd in de praktijk (handtekening begeleider)
Handen wassen volgens voorschrift Het opmaken van een bed zonder zorgvrager Het opmaken van een bed met zorgvrager Het opmaken van een bed met hulpmiddelen Wassen van een zorgvrager Aan/ uitkleden van een zorgvrager Het verzorgen van het haar bij een zorgvrager Verzorging van een hoortoestel Droog en nat scheren van een zorgvrager Knippen van nagels bij een zorgvrager Poetsen van tanden/gebitsprothese van de zorgvrager Verzorgen van prothesen van een zorgvrager Het aantrekken van steunkousen bij een zorgvrager Zorgvrager helpen bij eten en/ of drinken Zorgvrager helpen bij uitscheiding Een condoomkatheter aanbrengen bij een zv
5 Beroepsopdracht 5 2014
Vaardigheid
Behandeld op school (handtekening docent)
Mag ik zelf uitvoeren in de praktijk (handtekening begeleider)
Toepassen van incontinentiemateriaal Een zorgvrager helpen bij het opgeven van sputum Een zorgvrager helpen die braakt, transpireert, menstrueert. Toepassen van verplaatsingstechnieken Toepassen van de actieve en passieve tillift Helpen bij het aannemen van een voor de zorgvrager gewenste lichaamshouding in bed Observeren, meten en registratie van de lichaamstemperatuur Observeren, tellen en registratie van de polsslag Observeren, tellen en registratie van de ademhaling Observeren en registratie van de pupilreactie Observeren met behulp van een saturatiemeter Observeren van de bloeddruk EHBO: Verbanden Mitella Stabiele zijligging Buikstoten (Heimlich) Bloedingen Warmte-, koudeletsels en vergiftigingen Reanimatie (AED) Medicatie: Orale medicatie Oogdruppels/ -zalf Oordruppels Neusdruppels Inhalatiemedicatie Rectale medicatie Transdermale medicatie (zalven/ pleisters) Dit deel van de beroepsopdracht wordt op school getoetst in Vaardigheden toets deel 1
6 Beroepsopdracht 5 2014
Opdrachten Onderdeel 1
Vaardigheden
2
3
4
Handen wassen volgens voorschrift Het opmaken van een bed zonder zorgvrager Het opmaken van een bed met zorgvrager Het opmaken van een bed met hulpmiddelen Wassen van een zorgvrager Aan/ uitkleden van een zorgvrager
Het verzorgen van het haar bij een zorgvrager Verzorging van een hoortoestel Droog en nat scheren van een zorgvrager Knippen van nagels bij een zorgvrager Poetsen van tanden/gebitsprothes e van de zorgvrager Verzorgen van prothesen van een zorgvrager Het aantrekken van steunkousen bij een zorgvrager
Zorgvrager helpen bij uitscheiding Een condoomkatheter aanbrengen bij een zorgvrager
Opdrachten:
Kijk op www.wip.nl Stichting Werkgroep Infectiepreventie (WIP) Lees daar de richtlijn handhygiëne medewerkers. (Documentatie-Pakketten-ziekenhuizenAlgemene voorzorgsmaatregelen) Noteer je vragen/ onduidelijkheden en neem die mee naar de begeleide les.
Beantwoord de volgende vragen: 1. Welke verschillende doelen heeft het wassen van het lichaam. 2. Welke observatiepunten zijn belangrijk tijdens het wassen. 3. Welke volgorde van aanuitkleden zou je hanteren bij een zorgvrager met een bewegingsbeperking. Beantwoord de volgende vragen: 1. Hoe kun je het haar wassen van een zorgvrager die bedlegerig is? 2. Wat is er aan de hand als een hoortoestel blijft ‘fluiten’ als je deze in het oor van de zorgvrager hebt geplaatst? 3. Wat zijn aandachtspunten bij het knippen van de nagels van een zorgvrager? 4. Bij welk type zorgvrager zou je voor het knippen van de nagels een pedicure aanraden? 5. In welke volgorde haal je een volledige gebitsprothese uit de mond van de zorgvrager? 6. In welke volgorde plaats je de volledige gebitsprothese terug? Beantwoord de volgende vragen: Urine en feces (ontlasting) kunnen o.a. geobserveerd worden op onderstaande punten. 7
Beroepsopdracht 5 2014
Toepassen van incontinentiemateriaal
Vul bij ieder punt de normale en afwijkende observaties in. 1. 2. 3. 4. 5.
5
6
Toepassen van verplaatsingstechniek en Toepassen van de actieve en passieve tillift Helpen bij het aannemen van een voor de zorgvrager gewenste lichaamshouding in bed Observeren, meten en registratie van de lichaamstemperatuur Observeren, tellen en registratie van de polsslag Observeren, tellen en registratie van de ademhaling Observeren en registratie van de pupilreactie Observeren met behulp van een saturatiemeter Observeren van de bloeddruk
frequentie hoeveelheid kleur geur consistentie
Twee studenten hebben een discussie over het hebben van een condoomkatheter of een verblijfskatheter. Student A geeft aan dat je beter een verblijfskatheter kan hebben dan een condoomkatheter. Beschrijf en motiveer of je het eens of oneens bent met student A. Van je docent krijg je de volgende boekjes: Verplaatsingstechnieken en bewegingsboekje. Neem de boekjes door en noteer vragen Observeer tijdens de stage hoe jou collega’s verplaatsingstechnieken toepassen. Neem je observaties mee naar de begeleide les. Beantwoord de volgende vragen: Temperatuur hoe vindt temperatuursregulatie plaats in het lichaam? wat is een normale temperatuur? wanneer heeft iemand koorts? wat is de functie van koorts? welke verschijnselen heeft iemand die koorts heeft? Is koorts gevaarlijk? Leg uit. hoe verpleeg je iemand met koorts? wanneer heeft iemand ondertemperatuur? wat is de functie van ondertemperatuur? welke verschijnselen heeft iemand die ondertemperatuur heeft? is ondertemperatuur gevaarlijk? Leg uit. hoe verpleeg je iemand met ondertemp? wat is een koude rilling? hoe ontstaat een koude rilling? welke verschijnselen vertoont iemand met een koude rilling? 8
Beroepsopdracht 5 2014
hoe verpleeg je iemand met een koude rilling? op welke manieren en plaatsen kan je de lichaamstemperatuur meten? Hartslag: beschrijf de anatomie en fysiologie van de circulatie. wat is de normale hartfrequentie?
onder welke omstandigheden gaat je hartfrequentie sneller/ langzamer? wat kunnen de gevolgen zijn van een te snelle/ te langzame hartactie? hoe kan je de hartfrequentie observeren? wat kan je nog meer aan de hartslag observeren? Leg per observatie uit waar die op kan duiden. Ademhaling: beschrijf de anatomie en fysiologie van de ademhalingsorganen. wat is de normale ademhalingsfrequentie? onder welke omstandigheden gaat je ademfrequentie sneller/ langzamer? wat kunnen de gevolgen zijn van een te snelle / te langzame ademhaling? hoe kan je de ademhaling observeren? wat kan je nog meer aan de ademhaling observeren, behalve de frequentie? Leg per observatie uit waar die op kan duiden. Bloeddruk wat is de bloeddruk en hoe komt deze tot stand? wat is een normale bloeddruk? onder welke omstandigheden gaat je bloeddruk omhoog/omlaag? wat kunnen de gevolgen zijn van een te hoge/ te lage bloeddruk? hoe kan je de bloeddruk observeren? wat kan je nog meer aan de bloeddruk observeren, behalve de hoogte ervan? Saturatie hoe en wat meet je bij de saturatie? wat is een normale saturatie? onder welke omstandigheden gaat je saturatie omhoog /omlaag? hoe kan je de saturatie observeren? 9 Beroepsopdracht 5 2014
7
8
9
Verbanden Mitella Stabiele zijligging Buikstoten (Heimlich) Bloedingen Warmte-, koudeletsels en vergiftigingen
Reanimatie AED
Orale medicatie Oogdruppels/ -zalf Oordruppels Neusdruppels Inhalatiemedicatie Rectale medicatie Transdermale medicatie (zalven/ pleisters)
Neem de antwoorden mee naar de skillsles. Leg het verschil uit tussen een wonddekverband en wonddrukverband. Wat is de functie van een mitella? Welke 3 punten observeer je na het aanbrengen van een mitella? Leg het verschil uit tussen een arteriële en een veneuze bloeding. Hoe pas je de wondverzorging daarop aan? Wanneer leg je een zorgvrager in de stabiele zijligging? Wat doe je als je een vergiftiging vermoedt bij een zorgvrager? Beantwoord de volgende vragen: 1. Wat betekent ‘reanimatie’? 2. Zoek de nu geldende richtlijnen op mbt reanimatie (via je werkplek of internet)? 3. Waarom wijzigen deze richtlijnen om de paar jaar? 4. Leg het begrip ‘Gasping’ uit? 5. Waar staan de letters ‘AED’ voor? 6. Wat is de functie van een AED? Beantwoord de volgende vragen: 1. Wat zijn de taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot medicatie van: - de arts - de verpleegkundige - de zorgvrager 1. Zoek de vijf belangrijkste regels op met betrekking tot het foutloos toedienen van medicijnen. 2. Werk 5 soorten medicijnen uit die voorkomen op je afdeling. Maak bij de uitwerking gebruik van de volgende punten: 1. naam van het medicijn 2. mogelijke toedieningsvormen 3. tijdstip van toediening 4. aandachtspunten bij de toediening 5. de werking van het medicijn 6. bijwerkingen van het medicijn
10 Beroepsopdracht 5 2014
Beroepsopdracht 5, Deel 2
Verpleegtechnische handelingen
Werkproces: Voert verpleegtechnische handelingen uit
11 Beroepsopdracht 5 2014
Verpleegtechnische handelingen
Na de handelingen gericht op basiszorg ga je een stapje verder, de zogenaamde verpleegtechnische vaardigheden. In het schema kun je zien welke vaardigheden aan bod gaan komen. / / / / = rekenen deel 1 moet met een voldoende afgesloten zijn / / / / = rekenen deel 2 moet met een voldoende afgesloten zijn
Vaardigheid
Behandeld op school (handtekening docent)
Afgesloten in examen bewijsmap KE 6 (overzicht voor student)
Rode wond verzorgen Gele wond verzorgen Zwarte wond verzorgen Wond met drain verzorgen Hechtingen verwijderen Ambulante Compressie Therapie VAC pomp Subcutaan injecteren (loodrecht en schuine huidplooi techniek) Intramusculair injecteren Bloedsuiker prikken Vleugelnaald inbrengen sc Steriele handschoenen aantrekken 1-malige katheter inbrengen Verblijfskatheter inbrengen Suprapubische katheter verzorgen en verwisselen Blaasspoeling uitvoeren Maagsonde inbrengen Sondevoeding toedienen Voedingspomp bedienen en PEG sonde verzorgen Zuurstof toedienen Tracheastoma verzorgen Tracheastoma met canule verzorgen Mond- en keelholte uitzuigen Stoma verzorgen Herhaling reanimatie
Dit deel van de beroepsopdracht wordt op school getoetst in Vaardigheden toets deel 2 Schuin gedrukte tekst wil zeggen dat dit in theorie behandeld wordt
12 Beroepsopdracht 5 2014
Opdrachten Verpleegtechnische vaardigheden
Vaardigheid 1.
Wond verzorging
Opdrachten: Beantwoord de volgende vragen: 1.Geef de definitie van een wond; 2.Welke indeling van wonden geeft de WCS? 3. Waar staan de letters TIME voor? 4. Wat is een nat / droog balans?
2.
Drain verzorging Hechtingen verwijderen
3.
Beantwoord de volgende vragen: 1.Tijdens het observeren van de observeren van de wond met drain let je onder andere op irritatie. Waardoor kan deze irritatie ontstaan? 2.Wat is de reden dat je een zorgvrager kunt laten zuchten bij het verwijderen van een wonddrain? 3. Waarom moet de hechting aan de kant waar het knoopje zit, net onder het knoopje worden doorgeknipt? 4. Wat is de reden van het om en om verwijderen van individueel geknoopte hechtingen? Beantwoord de volgende vragen:
Ambulante compressie
4.
Injecteren sc / im Bloedsuiker prikken
1 Er zijn twee vormen van ulcus cruris: de veneuze en de arteriële vorm. Het veneuze ulcus komt veel vaker voor dan het arteriële ulcus. Benoem de verschillen. 2 Beschrijf het doel van ambulant zwachtelen. 3 Beschrijf de begrippen hoge werkdruk en lage rustdruk. 4 Benoem waarom ambulant zwachtelen niet bij een arterieel ulcus mag worden toegepast? 5 Ga op zoek naar een illustratie voorbeeld van ambulante compressie therapie, neem die op in je werkmap 6 Beschrijf de gevaren en aandachtspunten bij ambulante compressietherapie Maak een subgroep. Bespreek met elkaar wat je al weet van het ziektebeeld Diabetes Mellitus en lees daarna onderstaande situaties: A. Mevrouw Peters (68 jaar), 7.30 uur en heeft nog niet gegeten: bloedsuikerwaarde van 15 mmol/l. B. Liselotte (8 jaar), ’s middags: bloedsuikerwaarde van 6 mmol/ l C. De heer Klaver (75 jaar), 11.00 uur: bloedsuikerwaarde van 3 mmol/ l Beantwoord met elkaar onderstaande vragen: 1. Is de waarde van de zorgvragers normaal of afwijkend? 2. Is er sprake van een hypo- of hyperglykemie? 3. Welke mogelijke verschijnselen kunnen optreden? 13
Beroepsopdracht 5 2014
5.
Katheteriseren Blaasspoelen
6.
Maagsonde inbrengen Peg katheter 7.
Sondevoeding Voedingspompen 8.
Zuurstof toedienen
9.
Tracheastoma verzorgen Uitzuigen mond keelholte 10 .
Stoma
4. Welk gevaar bestaat er bij afwijkende waarden? 5. Hoe moet jij handelen? Beantwoord de volgende vragen: 1. Wat zijn indicaties voor katheterisatie? 2. Wat zijn contra-indicaties voor een katheterisatie? 3. Bij welke ziektebeelden komt katheterisatie (vaak) voor? 4. Wat zijn complicaties van katheterisatie? 5. Wat zijn voor- en nadelen van een suprapubische katheter vergeleken met een verblijfskatheter? 6. Op welke wijze wordt een suprapubische katheter ingebracht, en door wie? 7. Er zijn 1weg-, 2-weg, en 3-wegkatheters. Beschrijf de kenmerken ervan en wanneer ze gebruikt worden. 8. Wat zou je voor een zorgvrager, die een katheter moet krijgen, kunnen doen die angstig en bang is? 9. Waarom is het zo belangrijk dat zorgvragers binnen acht uur na een operatie geplast hebben? 10.Waarom kan het zo zijn dat een zorgvrager na het verwijderen van een katheter moeite heeft met plassen? 1.Hoe controleer je of je de maagsonde juist hebt ingebracht? Waarom is controleren belangrijk? 2.Waar staan de letters van de ‘PEG’ sonde voor? 3.Wat is het voordeel van het plaatsen van een PEG sonde? Kun je ook een nadeel benoemen? Opdracht: Registreer je bij flocare en doe de online training voor de bediening van de flocare infinity. Voeg het certificaat toe aan je portfolio. Indien de link nog werkt: http://www.nutriciaflocare.com/old_site/training.php?PHPSESSID=f9 421db98c7e6788cb087add56306ff4 -Welke toedieningssystemen ken je m.b.t. zuurstof? -Benoem 3 complicaties van zuurstof toediening -Welke veiligheidsadviezen zijn belangrijk bij het gebruik van zuurstof? Noem er 3. -Wat is de reden van het bevochtigen van de toe te dienen zuurstof? Moet dit altijd? Er zijn verschillende indicaties voor het plaatsen van een tracheacanule. -Geef het verschil aan tussen een tijdelijk en blijvend tracheastoma? -Kan een zorgvrager met een tracheastoma zwemmen? -Waarom houd je een korte pauze als je verschillende keren gaat uitzuigen? -Waarom spreek je een stopteken af als je gaat uitzuigen? Op welke plaatsen kan een zorgvrager een stoma krijgen? Welke voedings- en leefregels krijgen zorgvragers met een stoma? Welke patiëntenverenigingen zijn er voor zorgvragers met stoma?
14 Beroepsopdracht 5 2014
Beroepsopdracht 5, deel 3 Voorbehouden handelingen
15 Beroepsopdracht 5 2014
Voorbehouden handelingen Je bent bij het laatste onderdeel van de Verpleegkunde Opleiding aangekomen: de voorbehouden handelingen. In het schema hieronder kun je zien welke onderwerpen we gaan behandelen. / / / / = rekenen deel 1 moet met een voldoende afgesloten zijn / / / / = rekenen deel 2 moet met een voldoende afgesloten zijn / / / / = rekenen deel 3 moet met een voldoende afgesloten zijn Vaardigheid
Behandeld op school (handtekening docent)
Afgesloten in examen bewijsmap KE 6 (overzicht voor student)
Vena punctie Inbrengen van een perifere canule Ontluchten van een toedieningssysteem Intraveneuze medicatie toediening Per bolus M.b.v perfusor M.b.v zijlijn M.b.v volume pomp Aanprikken van een port a cath Verzorgen van een centrale lijn en epiduraal katheter Hielprik afnemen Toedienen van bloed en bloedproducten. Herhalen reanimatie
Dit deel van de beroepsopdracht wordt op school getoetst in Vaardigheden toets deel 3 Schuin gedrukte tekst wil zeggen dat dit in theorie behandeld wordt
16 Beroepsopdracht 5 2014
Opdrachten Onderdeel 1
Vaardigheden Vena punctie
2
Inbrengen van een perifere canule Ontluchten van een toedieningssysteem Intraveneuze medicatie toediening
3
4
5
Aanprikken van een port a cath
6
Verzorgen van een centrale lijn en epiduraal katheter
7
Hielprik uitvoeren
8
Toedienen van bloed en bloedproducten.
Opdracht Maak de opdracht; venapunctie Maak de opdracht; perifere canule Maak de opdracht; ontluchten van een toedieningssysteem Maak de opdracht; intraveneuze medicatie toediening Maak de opdracht; aanprikken van een port a cath Maak de opdracht; verzorgen van een centrale lijn en epiduraal katheter Maak de opdracht: Hielprik Maak de opdracht; toedienen van bloed en bloedproducten
17 Beroepsopdracht 5 2014
Opdracht 1
Vena punctie
Het uitvoeren van een vena punctie is een voorbehouden handeling, dat betekent dat de handeling alleen door de wet benoemde, bevoegde beroepsbeoefenaren mag worden uitgevoerd. Opdracht: A Ga na op de afdeling/ ziekenhuis wat de regels zijn voor het uitvoeren van voorbehouden handelingen. Verdiep je onder andere in de volgende vragen en verwerk dit in een kort verslag: Wie mogen er voorbehouden handelingen uitvoeren op afdeling? Mag je als leerling voorbehouden handelingen onder begeleiding uitvoeren? Moet je als gediplomeerde nog regelmatig getoetst worden op de voorbehouden handelingen? Zo ja wie neemt die toets dan af? Waar kun je bijscholingen over voorbehouden handelingen volgen? Zijn die verplicht om te volgen?
18 Beroepsopdracht 5 2014
B Vul het onderstaande schema in laat deze nakijken door de docent of instructeur. Voorbereiding op de vena punctie Doel van de handeling
Indicatie
Contra-indicatie
Potentiële complicaties
Aandachtspunten/ interventies zorgverlener
19 Beroepsopdracht 5 2014
Opdracht 2 Perifere canule
In het verleden was alleen het assisteren van een arts bij het inbrengen van een perifere canule een taak van de verpleegkundige. T egenwoordig heeft het inbrengen van een perifere canule een standaard plaats gekregen binnen de opleiding van verpleegkundige. Deze canule inbrengen mag je als verpleegkundige nadat de arts op de juiste wijze de opdracht hiertoe heeft gegeven. Het is niet alleen van belang dat je de handeling op een correcte manier uitvoert ook dien je goed theoretisch op de hoogte te zijn. Opdracht A Maak met je subgroepje een artikel over het inbrengen van een perifere canule. Hier moeten minimaal de volgende punten aan bod komen: - Indicaties/ doel van de handeling, en mogelijke contra indicaties. - Op welke plaatsen wordt de canule ingebracht en welke venen zijn geschikt. - Mogelijke complicaties (benoem minimaal de vormen van flebitis) - Behandeling van flebitis. - Waneer gebruik je welke maat/ kleur canule. - Wat is stuwen en hoe stuw je op de juiste manier. - Geef tips over bijv bij rollende venen of slecht opkomende venen. Bekijk en vergelijk minstens 3 verschillende protocollen. Discuseer met je subgroepje over de verschillen in de protocollen. Kies met je subgroepje het beste werkbare protocol pas deze eventueel aan zodat er een perfect protocol ontstaat. Voeg deze toe als bijlage in jullie artikel. B Je gaat oefenen op een infuusarm om een perifere canule in te brengen. Volg hiervoor de lessen waarin de docent demonstreert hoe je vena punctie uitvoert. Maak ook gebruik van jullie gekozen protocol. Laat van de handeling een scorelijst invullen!
20 Beroepsopdracht 5 2014
Opdracht 3
Ontluchten van een toedieningsysteem
Het ontluchten van een toedieningssysteem is een handeling die weinig tot niet in een protocol stap voor stap wordt beschreven. Toch is het een handeling die zorgvuldig moet worden uitgevoerd. Bij onzorgvuldig ontluchten loopt de zorgvrager risico’s. Tijdens deze opdracht ga je je verdiepen in het ontluchten van een toedieningssysteem.
Opdracht A Beantwoord de volgende vragen: 1. Waarom moet je het infuussysteem ontluchten? 2. Welke risico’s/ complicaties zijn er als je dit niet goed doet? 3. Waar let je op tijdens het ontluchten welke aandachtspunten zijn er? B Je gaat oefenen met behulp van de scorelijst met het ontluchten van het toedieningssysteem. Laat van de handeling een scorelijst invullen!
21 Beroepsopdracht 5 2014
Opdracht 4
Intraveneuze medicatie toediening
Opdracht Maak bij deze opdracht gebruik van het handboek parenteralia en het farmaceutisch kompas. A Er bestaan veel verschillende soorten en merken pompen. In deze opdracht maken we gebruik van 2 soorten namelijk de volumepomp en de spuitpomp. Zoek van beide pompen informatie en een gebruiksaanwijzing en bestudeer deze. Ook zijn er verschillende soorten toedieningsvormen waarin je je met behulp van de vragen gaat verdiepen. Beantwoord de volgende vragen: 1. Wat is een volume pomp? 2. Wat is een spuit pomp? 3. Wat is het verschil tussen deze pompen? 4. Wat betekent medicatie toediening via continusysteem? 5. Wat betekent medicatie toediening via de spuitpomp? 6. Wat betekent medicatie toediening via een bolus? 7. Wat betekent medicatie toediening via als kortlopend infuus met behulp van een zijlijn? B Voor deze opdracht heb je het handboek parenteralia nodig. Zoek de medicijnen op in het handboek en vul onderstaand schema in: Naam medicijn
FarmacoToedienings vorm therapeutische groep
ml oplosmiddel en/of ml medicijn
Tijd van toediening
Houdbaarheid na bereiden
Voorbeeld Piperaciline 4gr
Penicilline
ml oplosmid: 50-100ml nacl0,9% of gluc 5% ml medicijn: 4mg ml oplosmid :
30 min
Max 12 uur
Sotalol 40mg
Kortlope nd infuus
Bolus
ml medicijn:
22 Beroepsopdracht 5 2014
Paracetamol 1 gr
Kortlope nd infuus
Chloorpromazine 25 mg
Bolus
Flecainide 6mg per uur
Spuitenpomp
ml oplosmid :
ml medicijn: ml oplosmid : ml medicijn: mloplosmid: ml medicijn:
Methylthionine
Spuitenpomp
mloplosmid: ml medicijn:
C Je gaat oefenen met behulp van je gevonden protocollen met het klaarmaken en toedienen van: Medicijnen via continusysteem. Medicatie via spuitpomp. Medicatie via bolus Medicatie via zijlijn/ kortlopend infuus. Laat van elke handeling een scorelijst invullen!
23 Beroepsopdracht 5 2014
Opdracht 5
Aanprikken van de port a cath
Een port-a-cath is een volledig implanteerbaar intraveneus toedieningsysteem dat bestaat uit een aanprikpoort met een siliconen membraan en een katheter die in een groot bloedvat geschoven wordt. Dit systeem wordt gebruikt als een zorgvrager langdurig of veel intraveneuze medicatie nodig heeft. Het systeem bestaat uit een membraan en een reservoir die verbonden worden met een katheter. Deze worden beide volledig onder de huid worden ingebracht. De injectiekamer ligt vlak onder de huid en is dus makkelijk voelbaar. Hierdoor kan de port-a- cath eenvoudig aangeprikt worden waardoor het gevaar op infecties verminderd.
Opdracht A Voorbereiding op deze opdracht: Verzamel verschillende soorten patiëntenfolders (over verschillende onderzoeken) om inzicht te krijgen in hoe een patiëntenfolder in elkaar steekt. Ga op het OLC na hoe je op de computer een folder kan maken. Maak samen met je subgroep een algemene patiëntenfolder voor zorgvragers die een port- a-cath gaan krijgen. In de folder moeten minimaal de volgende punten aan bod komen: -
Wat is een port-a-cath? Wanneer krijgt iemand een port-a-cath? Hoe en door wie wordt de port-a-cath ingebracht? Hoe en door wie wordt de port-a-cath aangeprikt en verzorgd? Kan een zorgvrager met een port-a-cath naar huis? Wanneer, hoe en door wie wordt de port-a-cath verwijderd?
B Je gaat oefenen op een fantoom om een port-a-cath aan te prikken. Volg hiervoor de lessen waarin de docent demonstreert hoe je een port-a-cath aanprikt. Laat van de handeling een scorelijst invullen! 24 Beroepsopdracht 5 2014
Opdracht 6
Verzorgen van de centrale lijn en een epiduraal katheter
Een centraal veneuze katheter een dun slangetje die in de vena subclavia of in de vena jugularis wordt ingebracht. Bij het verplegen van zorgvragers met een centraal veneuze katheter neemt de zorg rondom deze katheter een zeer belangrijke plaats in.
Een epiduraal katheter is een dun flexibel kunststof slangetje dat de anesthesioloog in de rug tussen de wervels inbrengt tot in de zogenaamde epidurale ruimte.
25 Beroepsopdracht 5 2014
Ter voorbereiding op de opdracht ga je je verdiepen in de verzorging rondom de centraal veneuze katheter en epiduraal katheter. Opdracht: A) Maak met je subgroep een instructieblad/ flap waarop je duidelijk maakt door middel van tekst, plaatjes of foto’s hoe je een centraal veneuze katheter en de epiduraal katheter verzorgd. B) Je gaat oefenen met het verzorgen van de centraal veneuze katheter en de epiduraal katheter. Volg hiervoor de lessen waarin de docent dit demonstreert. Laat van de handelingen een scorelijst invullen!
26 Beroepsopdracht 5 2014
Opdracht 7 Hielprik uitvoeren
De hielprik wordt uitgevoerd bij een pasgeborene.
Beantwoord de volgende vragen: 1. 2. 3. 4. 5.
Waarom wordt een hielprik gedaan? Wanneer wordt een hielprik gedaan? Hoe weet een ouder of de uitslag van de hielprik goed is? Hoe bereid je de ouder(s) voor op de handeling? Wat zou een reden kunnen zijn dat ouders niet mee willen werken aan een hielprik? Wat zou jij dan doen?
27 Beroepsopdracht 5 2014
Opdracht 8
Bloed en bloedproducten.
In Nederland krijgen zo'n 300.000 patiënten per jaar een bloedproduct. Dit kan verschillende oorzaken hebben bijvoorbeeld na een operatie, een trauma of een ziekte. Als verpleegkundige moet je weten hoe je bloed en bloedproducten bij patiënten moet toedienen.
Opdracht A
Vul in onderstaand schema in welke bloedgroepen met elkaar verenigbaar zijn. A-
A+
B-
B+
AB-
AB+
O-
O+
Gever
Ontvanger AA+ BB+ ABAB+ OO+
B
28 Beroepsopdracht 5 2014
Toedienen van bloed of bloedproducten. Doel van de handeling: Indicatie:
Mogelijke complicatie s: Toedieningswijze : Aandachtpunten:
C Maak een werkstuk over bloed en bloedproducten en de toediening daarvan. Verwerk daarin de volgende punten: 1. Wat zijn bloedgroepen? 2. Wat is een rhesus factor? 3. 3 bloedproducten en houdbaarheid 4. Korte beschrijving van bloedproduct/ medicijn. 5. Welke controles zijn bij het toedienen van bloedproducten belangrijk? 6. Beschrijf de procedure van het toedienen van bloedproducten vanaf het halen bij het laboratorium tot en met het afronden van de toediening. 7. Wat kan een reden zijn dat een zorgvrager bloedproducten weigert?
29 Beroepsopdracht 5 2014
De vaardigheden die horen bij het beroep van Verpleegkundige zijn behandeld. Na afname van de 3e vaardigheidstoets op school, blijven skillslessen voor de groep terugkomen. In de lessen is er gelegenheid om vaardigheden van de Bewijsmap KE 6 af te tekenen op school. Je kunt de lessen ook gebruiken om vaardigheden op te frissen. Je kunt met de skillsdocent bespreken hoe dit opfrissen eruit ziet; heb je behoefte aan een nieuwe demonstratie van een vaardigheid of ga je in groepjes zelf oefenen. Geef zelf aan hoe en wat je nog wil leren. Probeer zoveel mogelijk vaardigheden op de werkplek te behalen. Lukt dit niet, maak samen met jouw medestudenten en de docent een planning van wanneer je welke vaardigheid op school laat aftoetsen. De Bewijsmap KE 6 is een examendocument! Lever het origineel van de afgetekende Bewijsmap in bij de studentenadministratie aan het einde van de opleiding.
30 Beroepsopdracht 5 2014