Preek over Handelingen 5:1-11 Orde van dienst Zingen: Psalm 63:1 Votum en groet Zingen: Psalm 99:1,2,9 Geloofsbelijdenis Zingen: Psalm 103:3,5 (N) Gebed om de opening van het Woord Schriftlezing: Handelingen 4:32-5:11 Zingen: Psalm 139:1,2,14 Verkondiging Zingen: Psalm 86:1,2,4 (N) Dankgebed Collecten Zingen: Gezang 437 Zegen Preek Gemeente van Christus, Er zijn bijbelgedeeltes waar je het liefste snel aan voorbij loopt. Passages die zó heftig zijn, dat je er niet goed raad mee weet. Voor mijzelf is Handelingen 5 ook zo’n gedeelte. Twee leden van de eerste christelijke gemeente vinden de dood. En alles wijst erop dat dat niet zomaar toeval is… Een heftig verhaal. Waarom gebeurt dit? Wat zegt het over God? En wat moeten wij ermee? Het is belangrijk om te zien dat de geschiedenis van Ananias en Saffira een spiegelverhaal is. Het sluit aan bij het vorige gedeelte, het slot van Handelingen 4. Daar gaat het over een volgeling van Jezus die Barnabas heet. Wat hij doet, doen Ananias en Saffira ook. En uiteindelijk doen ze het toch niet, maar precies het tegenovergestelde. Laten we daarom eerst wat preciezer kijken naar Barnabas. Lukas vertelt in hoofdstuk 4 dat allerlei gemeenteleden die onroerend goed hadden dat verkochten. Een stuk grond, een huis een akker... En de opbrengst brachten ze naar de apostelen, die weer zorgden voor verdeling - op zo’n manier dat niemand gebrek had. “Aan ieder werd uitgedeeld naar dat men nodig had.” (4:35) Het is een ontroerend plaatje van de eerste christelijke gemeente. Prachtig, die diaconale bewogenheid met elkaar. Eén persoon krijgt een aparte vermelding: Joses (Jozef). Hij krijgt ook een bijnaam: Barnabas. “Zoon van vertroosting” of: “zoon van vermaning”. Ook verderop in Handelingen speelt Barnabas een rol. Waarom wordt Barnabas hier apart genoemd? Hij is niet de enige geweest die bezit verkocht en het geld aan de voeten van de apostelen legde. Waarom wordt hij eruit gelicht? Misschien heeft het ermee te maken dat hij uit Cyprus komt. Dat wil zeggen dat hij een Jood uit de verstrooiing was. Een Jood die buiten Israël woonde. Dat zou dan ook kunnen verklaren waarom hij een stuk grond bezat. Het kwam vaak voor dat Joden die buiten Israël woonden een stuk grond in Jeruzalem kochten om daar begraven te kunnen worden. Dat had te maken met het geloof dat de Messias zou terugkomen in Jeruzalem en dat dan de opstanding van de doden zou plaatsvinden.
1
Begraven liggen in Jeruzalem betekende dus dat je direct zou opstaan bij de komst van de Messias en direct bij Hem zijn. Als dat ook zo was bij Barnabas, dan betekende het verkopen van dat stuk grond dus wel heel veel. Hij gaf er de garantie voor een goede plek bij de opstanding mee op. Zijn verzekering voor de toekomst. Waarom zou hij dat hebben gedaan? Omdat hij geloofde dat de Messias al gekomen was in Jezus! Hij was een volgeling van Jezus geworden en hoorde nu al bij Hem. Hoe dat zou gaan als hij zou sterven, en hoe het dan zou gaan met opstaan uit de dood - dat wist hij misschien ook niet precies meer, maar het ging er om om bij Jezus te horen. Alle andere vragen gaf hij in vertrouwen aan Jezus over. Het gaat hier dus om een daad van groot vertrouwen. Je geeft je zekerheden op, en geeft je over aan Jezus. Kome wat komt. In vertrouwen dat Jezus weg weet met de dood. Ook met je eigen dood. Er zou ook nog iets heel anders aan de hand kunnen zijn. Lukas vermeldt dat Barnabas een Leviet was. Een lid van de stam van Levi, die verantwoordelijk was voor de dienst in de tempel. In de wet van God stond dat een Leviet geen grond mocht bezitten. Hij moest zijn onderhoud krijgen uit de inkomsten van de tempel. Een Leviet moest niet in zijn eigen onderhoud voorzien en dus ook geen grond bezitten, omdat God voor z’n onderhoud zou zorgen. Misschien was het dus zo dat Barnabas in tegenstelling tot Gods aanwijzingen toch een akker bezat. Op safe spelen, zouden wij dat noemen. Een appeltje voor de dorst achterhouden. Dat voelt veiliger dan helemaal afhankelijk te zijn van God en de regelingen van God. Dat Barnabas nu als volgeling van Jezus z’n grond verkoopt, betekent dan dat zijn georganiseerde zekerheid aan de kant zet. Hij geeft zich helemaal over aan God. Dat past trouwens ook goed bij de manier waarop Lukas schrijft over bezit en materiële welvaart. Lukas geeft in zijn evangelie veel woorden van Jezus over welvaart en bezit door. En waar op andere plaatsen in de Bijbel welvaart ook wel als zegen wordt gezien, Lukas is vooral kritisch. Hij benadrukt het gevaar dat welvaart of bezit er voor zorgt dat je het vertrouwen in God opzegt. Barnabas zet de ultieme stap. Hij schuift z’n bezit aan de kant en volgt Jezus. Met z’n hele hebben en houden geeft hij zich over aan God. Barnabas houdt ons zo een spiegel voor. De spiegel of wij God op de eerste plaats zetten. Of we Hem werkelijk, ongedeeld, vertrouwen. En of we daarom ook ruim durven te delen van wat we ontvingen. In het vertrouwen dat God voor ons zorgt. Dan komt er een zekere Ananias in beeld. Als je het leest denk je: weer zo iemand vol vertrouwen op God. Het geloof betekent alles voor Hem. Dat kun je wel zien, want ook hij doet afstand van een groot bezit. Hij, en zijn vrouw, Saffira, verkopen een stuk land. Ze hebben er samen goed over nagedacht. Een deel van de opbrengst brengen ze bij de apostelen. Een ander deel houden ze voor zichzelf. Nu staat er niet met zoveel woorden bij wat hun motivatie was. Maar het lijkt er toch op dat ze vooral op waardering uit zijn. Ze hebben de mensen in Jeruzalem met waardering over Barnabas horen spreken. “Die heeft veel over voor het volgen van Jezus! Prachtig, wat een gebaar van geloof!” Het zou wel heel mooi zijn als de mensen dat ook van hen zeggen:
2
“Tsjonge, heb je het al gehoord? Ananias en Saffira hebben ook al een akker verkocht! Wat een fijne, vrome, meelevende mensen zijn dat toch.” Petrus is trouwens heel duidelijk als Ananias voor hem staat: er was geen enkele verplichting om het geld weg te geven. Kijk maar in vers 4. Als die akker niet verkocht was? Geen probleem! En toen jullie hem verkocht hadden? Je kon met de opbrengst doen wat je wilde! Maar het bedrog is zo pijnlijk, het maakt zoveel stuk. Als mensen publiekelijk hun vroomheid etaleren – kijk mij eens een goede christen zijn – maar het blijft alleen bij woorden. Verschrikkelijk, als mensen belijden dat ze God helemaal vertrouwen, maar hun leven spoort er volstrekt niet mee. En meestal blijft dat ook niet verborgen - dat komt aan het licht. Het is de slechtste reclame voor Jezus die je je kunt voorstellen. Daar zijn heel wat verhalen over te vertellen. Over kerkmensen met een vroom gezicht, die ondertussen dingen doen die lijnrecht ingaan tegen wat God wil. Die met de mond liefde preken en intussen medemensen beschadigen. Die opgeven van hun christelijkheid en ondertussen met hun manier van leven de schepping kapot maken of armen duperen. Zulke mensen laten in hun handel en wandel zien dat de boodschap van Jezus blijkbaar niet waar is. Verschrikkelijk is dat. Petrus spreekt Ananias scherp aan op zijn gedrag. Hij doet het in vragende vorm, maar eigenlijk zijn het geen vragen. Het zijn eerder verwijten in vraagvorm. Het heeft iets van een rechtszaak. “Ananias, waarom heeft de satan je hart vervuld?” Satan, dat betekent: tegenspreker, lasteraar, beschuldiger. Ananias heeft zich opengesteld voor hem. En daar wordt hij scherp op aangesproken. Hij wordt zelf verantwoordelijk gesteld voor zijn daad. Aan een zondige daad gaat vrijwel altijd eerst een verkeerde gedachte of een zondig verlangen vooraf. Maar toen Ananias dit plan bedacht, heeft hij zijn streven naar roem en eer niet de kop ingedrukt. En ook Saffira heeft haar man niet gestopt op de weg van het kwaad. Degene die wantrouwen zaait tussen mensen onderling en vooral tussen mensen en God. “Waarom heb je deze daad voorgenomen in je hart? Waarom doe je of je de opbrengst helemaal beschikbaar stelt? Waarom heb je tegen de Heilige Geest gelogen?” Petrus spreekt hier niet namens zichzelf. Hoe kon hij anders weten wat Ananias en Saffira in het diepste geheim hadden bedacht. Uiteindelijk is hier niet Petrus aan het woord, maar de Heilige Geest. De Geest van God weet wat in het hart van een mens leeft. Hij kent en doorgrondt ons. Nog voordat Ananias kan antwoorden valt hij dood neer. Net als Saffira, een paar uur later. Zij krijgt nog gelegenheid om de leugen op te biechten, maar ze doet het niet. En ook zij valt dood neer. Verschrikkelijk wat hier gebeurt. En je kunt je indenken wat een impact dat heeft gehad op die christenen in Jeruzalem. Dat staat ook tot twee keer toe in Handelingen 5. In vs 5 en vs 11: “er kwam grote vrees over allen die dit hoorden.” We voelen allemaal wel aan hoe onvoorstelbaar heftig dit is. Het boezemt ontzag in.
3
Maar… gaat het niet erg ver?? Is dit niet een erg rigoureuze straf van God? Had het niet met een waarschuwing afgekund? Ik denk dat we zulke vragen allemaal herkennen. Vanuit het OT weten we van het oordeel van God. Van Zijn boosheid over de zonde. En soms lezen we ook heel direct over zijn straf. Maar in het NT is dat toch iets anders. Aan het kruis op Golgotha draagt Jezus de straf. Hij draagt Gods oordeel over de zonden. En daarom hoeven wij dat oordeel niet te dragen. Er is vergeving voor ieder die gelooft. En voor mensen die niet geloven is het tijd om zich te bekeren. Gods oordeel wordt uitgesteld. Ja, door het zo te zeggen hebben we het mooi in een theologisch schema gepast. Alleen… Handelingen 5 breekt daar dwars doorheen. God voltrekt ook na de kruisiging en opstanding van Jezus heel direct een oordeel. Wat zegt ons dat? Wat zegt dit over God? Het woord dat zich aan me opdringt bij deze geschiedenis is het woord heiligheid. God is heilig. Hij is groot, geweldig in luister, in majesteit en heerlijkheid. Hij is God en geen mens. Volstrekt anders dan wij. Hij is volmaakte liefde. Een stralend licht. Groot – indrukwekkend – majestueus. Dag in dag uit zingen de engelen het Hem toe: “Heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen!” Je zou denken: dat maakt God ongenaakbaar. Als iemand zó heilig is, dan is er geen contact mogelijk. Maar dat is het bijzondere van onze God. Hij zoekt juist wel contact. Hij zoekt ons op. Hij wil bij mensen wonen. Dat deed Hij in het OT in de tabernakel, later in de tempel. De grote heilige God woont bij mensen in een tent, in een tempel. En nog later komt de heilige God zelfs in een Mens tot ons. In Jezus Christus komt God bij ons wonen. Heel dichtbij dus. Nu de Geest is uitgestort woont de Heilige God in de gemeente. Ja, nog een stap dichterbij: Hij wil zelfs in ons wonen. Maar als God zó dichtbij komt, wordt Hij niet minder heilig. Gods heiligheid verdraagt geen onheiligheid. “Wees heilig, want Ik ben heilig,” klinkt het in Leviticus 19. En dat geldt nog steeds. Ook na de komst van Christus. Ik las ergens de volgende zin, die het volgens mij goed samenvat. “In de gemeente bevindt men zich in Gods tegenwoordigheid en daar is geen ruimte voor leugen.” Veel uitleggers verwijzen bij Handelingen 5 naar Leviticus 10. In dat gedeelte lezen we dat de tabernakel net klaar is. De mobiele tempel, gemaakt voor de reis door de woestijn. God woont bij zijn volk. Maar 2 zonen van Aäron brengen verkeerd reukwerk op het altaar. “Vreemd vuur, wat Hij hun niet geboden had.” We weten niet helemaal precies waarover dat ging, maar de reactie van God is verschrikkelijk. Plotseling komt een felle vlam uit de hemel. “Toen ging een vuur uit van het aangezicht van de HEERE en verteerde hen, zodat zij stierven.” Ook in Leviticus 10 volgt een snelle begrafenis.
4
In beide geschiedenissen gaat het om eenmalig ingrijpen van God. Niet voortdurend regent God vuur uit de hemel. Niet voortdurend vallen mensen in de gemeente dood neer bij een leugen - dan zou het ook wel heel stil zijn hier in de kerk… Waarom grijpt God zo heftig in? Iemand schreef: “de eerste kras op iets wat gaaf is, brengt een felle reactie teweeg bij God. Daaruit laat zich aflezen hoezeer dat wat bekrast wordt Hem ter harte gaat.” De eerste kras is het ergst, zeggen we wel eens. Ja, God geeft iets onvoorstelbaars: de Geest woont in mensen. Hij komt wonen in de christelijke gemeente. En wat is het goed, daarin Jeruzalem. Gods Geest werkte met grote kracht. Er was eenheid, verbondenheid met elkaar. Zó moet God het hebben bedoeld. Maar als mensen dan de Heilige Geest bedriegen… Als er een eerste kras komt op dat geweldig mooie… Dan maakt God duidelijk: Ik ben heilig. Ik laat niet met me spotten. De zonde blijft niet onbestraft. En eerbiedig kijken we toe naar het oordeel dat zich voltrekt. Er wordt hier trouwens geen uitspraak gedaan over de vraag of Ananias en Saffira definitief verloren zijn gegaan. Misschien dat de naam van Ananias een hint geeft. De HEERE is genadig, betekent die naam. Hoe dan ook: wat hier gebeurt is verschrikkelijk. Er kwam grote vrees over de gemeente. Herken jij dat? Zijn wij eigenlijk wel eens geschrokken van God? Diep onder de indruk geraakt van zijn grootheid? Of denken we: God vergeeft wel. Ik kan altijd bij Hem terecht. Maar intussen lopen we over Hem heen, gaan we onze eigen gang. Handelingen 5 leert ons: dat is echt spelen met vuur. God laat geen loopje met zich nemen. Je kunt de Heilige Geest niet voor de gek houden. God ziet ons zoals we zijn. Misschien houd jij wel een christelijk image op. Van buiten klopt het allemaal. Het ziet er mooi uit. Maar wat zit eronder? Waar is je hart vol van? God weet ervan - alles ligt open voor Hem. Je hoeft het voor Hem niet te verzwijgen. Doe dat dan ook niet. Denk niet: een paar zonden zijn niet zo erg. Gods heiligheid verdraagt de zonde niet. Leg het open. Zeg het tegen Hem. Want alleen zo kan Hij vergeven. Vernieuwen. Ook in deze dienst klopt Hij aan uw hart. Hij vraagt toegang tot je leven. Niet voor een stukje, maar helemaal. Denk aan Barnabas: Hij vertrouwde helemaal op God. Is dat je verlangen? Dat de Heilige Geest je hele leven regeert? Of… herken je je meer in Ananias en Saffira?
5
Zij waren niet echt toegewijd. Ze wilden van twee walletjes eten. God en het geld. God en de eer van mensen. Zijn er stukken in je hart waar staat: Verboden toegang voor de Heilige Geest? Daarachter liggen de dingen waar we niet mee willen breken. Je eigen image… Het geld dat je nog moet verdienen… Die verslaving aan porno… En hoe is dat met onze gemeente? “In de gemeente bevinden we ons in Gods tegenwoordigheid en daar is geen ruimte voor leugen.” Kan de Geest zijn werk doen in ons midden? Of zijn er belemmeringen? Is er leugen misschien, bedrog? Zoeken naar eigen eer? Laat het ons gebed zijn dat God ons de ogen opent. Doorgrond mijn hart, en ken mijn weg, o Heer. Beproef m’en zie wat niet is tot uw eer. Is soms de weg, die 'k ga niet goed voor mij? Leid m’op de eeuw'ge weg, Heer, maak mij vrij! God is heilig. De zonde kan voor Hem niet bestaan. Laten we Hem daarom bidden om vergeving. En vragen om een nieuw begin. Heilige Geest, vul mijn hart. Vervul onze gemeente. Tot eer van Uw Naam. Amen
6